b) Gebruik het apparaat alleen in goed geventileerde
werkruimten.
c) Drijf geen bevestigingselementen in ondergrond-
materiaal dat ongeschikt is. Materiaal dat te hard
is, zoals gelast staal en gietstaal. Materiaal dat te
zacht is, zoals hout en gipskarton. Materiaal dat te
bros is, zoals glas en tegels. Het indrijven in deze
materialen kan elementbreuken, afsplinteringen of
doordringingen veroorzaken.
d) Verzeker u er voordat u bevestigingselementen
aanbrengt van dat zich niemand achter of onder
de werkplek bevindt.
e) Houd uw werkgebied in orde. Houd de werkom-
geving vrij van voorwerpen waaraan u zich kunt
verwonden. Ongeordendheid in uw werkgebied kan
leiden tot ongevallen.
f) Houd de handgrepen droog, schoon en vrij van
olie en vet.
g) Draag niet-slippend schoeisel.
h) Houd rekening met omgevingsinvloeden. Stel het
apparaat niet bloot aan neerslag en gebruik het
niet in een omgeving die vochtig of nat is. Gebruik
het apparaat niet in een omgeving waar brand- of
explosiegevaar bestaat.
5.1.4 Mechanische veiligheidsmaatregelen
a) Kies de juiste combinatie van boutgeleidings-
en bevestigingselementen. Wanneernietdejuiste
combinatie wordt gebruikt, kan het apparaat bescha-
digd en/of de bevestigingskwaliteit nadelig beïnvloed
worden.
b) Gebruik alleen bevestigingselementen die voor
het apparaat bestemd en goedgekeurd zijn.
c) Voer geen bevestigingselementen in het maga-
zijn in wanneer dit niet juist op het apparaat ge-
monteerd is. De bevestigingselementen kunnen
er uitgeslingerd worden.
5.1.5 Thermische veiligheidsmaatregelen
a) Indien het apparaat oververhit is, dient u het af te
laten koelen. Overschrijd de maximale indrijffre-
quentie niet.
b) Draag beslist werkhandschoenen wanneer u on-
derhoudswerkzaamheden dient uit te voeren zon-
der dat het apparaat van tevoren is afgekoeld.
5.1.6 Gassen
Vloeibaar gas onder druk:
Neem de waarschuwingen en eerste hulp instructies
op de gascel en de gebruiksaanwijzing in acht.
Het gas is uiterst licht ontvlambaar (bevat: isobutaan,
propeen).
De gascel mag niet worden nagevuld.
a) Geen beschadigde gascellen gebruiken.
b) Niet proberen om een gascel met geweld te ope-
nen, te verhitten, samen te drukken of voor enig
ander doel te gebruiken dan waarvoor deze is
bestemd
c) Nooit gas spuiten in de richting van personen en
andere levende wezens.
d) Houd het gas ver verwijderd van alle ontstekings-
bronnen zoals open vuur, vonken, ontstekings-
vlammen, statische ontladingen en zeer warme
oppervlakken.
e) Niet roken tijdens het gebruik van de apparatuur.
5.1.6.1 Opslag
a) Geen gascellen bewaren in een bewoonde ruimte
of in een ruimte, die in verbinding staat met een
bewoonde ruimte.
b) Bewaar de gascellen alleen in goed geventileerde
en droge ruimten.
c) Bewaar de gascellen buiten het bereik van kinde-
ren.
d) Stel de gascellen niet bloot aan direct zonlicht of
aan temperaturen boven 50 °C (122 °F).
e) Aanbevolen opslagtemperatuur 5 °C tot 25 °C
(41 °F tot 77 °F).
5.1.6.2 Eerste hulp
Neem het gegevensblad materiaalveiligheid voor ge-
bruik, onderhoud en eerste hulp maatregelen in acht.
a)
Direct contact met vloeibaar gas kan vorstbuilen
of zware brandwonden tot gevolg hebben.
b) Als een persoon gas heeft ingeademd, brengt u
deze persoon naar buiten en laat u hem of haar in
een comfortabele positie plaatsnemen.
c) Als een persoon bewusteloos is, leg hem of haar
dan in de stabiele zijligging. Als de persoon niet
ademt, pas dan mond-op-mond beademing toe
en maak zo nodig gebruik van zuurstof.
d) Wanneer de ogen met gas in contact zijn geko-
men, spoel de geopende ogen dan gedurende
meerdere minuten met stromend water.
e) Wanneer de huid met gas in contact is gekomen,
reinig de betreffende plekken dan zorgvuldig met
zeep en warm water. Breng daarna een huidcreme
op.
f) Neem zo nodig contact op met een arts.
5.1.7 Veiligheidsinrichting
Gebruik het apparaat nooit wanneer beschermende
voorzieningen beschadigd of verwijderd zijn.
nl
32
Printed: 28.11.2013 | Doc-Nr: PUB / 5125221 / 000 / 01