Canon MF211 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Belangrijke veiligheidsinstructies 6
Installatie
7
Elektrische aansluiting
9
Hantering
10
Onderhoud en inspecties
12
Verbruiksartikelen
13
Basishandelingen
15
Onderdelen en de bijbehorende functies
17
Voorzijde
18
Achterzijde
19
Binnenzijde
20
Sleuf voor handmatige invoer
21
Papierlade
22
Bedieningspaneel
23
Display
27
Het bedieningspaneel gebruiken
30
Tekst invoeren
32
Documenten plaatsen
34
Papier plaatsen
35
Papier in de papierlade plaatsen
37
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
40
Enveloppen plaatsen
42
Voorbedrukt papier plaatsen
44
Het type en formaat papier opgeven
45
Een aangepast papierformaat registreren
47
De stille modus inschakelen
49
De slaapstand instellen
51
De automatische uitschakeltijd instellen
52
Kopiëren
53
Basisbewerkingen voor kopiëren
54
Kopiëren annuleren
56
Verschillende kopieerinstellingen
58
Vergroten of verkleinen
59
Documenttype selecteren
60
Dichtheid aanpassen
61
Scherpte aanpassen
62
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
63
De toets [Paper Save Copy] gebruiken (MF211)
64
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
65
Kopieën sorteren per pagina
66
De standaardinstellingen wijzigen
67
De machine als printer gebruiken
68
Afdrukken vanaf een computer
69
Een document afdrukken
70
Afdrukken annuleren
72
De afdrukstatus controleren
74
Verschillende afdrukinstellingen
75
Vergroten of verkleinen
76
Afdrukken sorteren per pagina
78
㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Meerdere pagina's op één vel afdrukken 79
Posters afdrukken
80
Randen afdrukken
81
Datums en paginanummers afdrukken
82
Afdrukken met watermerk
83
Documenttype selecteren
85
Toner besparen
86
Meerdere documenten combineren en afdrukken
87
De gewenste afdrukinstellingen configureren
90
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
91
De standaardinstellingen wijzigen
93
AirPrint gebruiken (MF212w)
94
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
99
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
102
Sleutelparen genereren
103
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
108
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
111
De machine als scanner gebruiken
113
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden (MF212w)
114
Scannen vanaf het apparaat
115
Scannen met de toets [Scan -> PC]
117
Scannen vanaf een computer
120
Scannen met MF Toolbox
121
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
127
Scannen vanuit een programma
132
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
133
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
134
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
136
Netwerk (MF212w)
147
Verbinding maken met een netwerk
148
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
150
Verbinding maken met een bekabeld LAN
151
Verbinding maken met een draadloos LAN
152
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
154
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
156
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
158
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
160
De SSID en de netwerksleutel controleren
163
IP-adressen instellen
165
IPv4-adres instellen
166
IPv6-adres instellen
168
Netwerkinstellingen weergeven
171
Het apparaat configureren voor afdrukken vanaf een computer
173
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
174
Printerpoorten configureren
177
Een printserver instellen
180
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
183
Ethernet-instellingen configureren
184
De maximale verzendeenheid wijzigen
186
㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk 187
DNS configureren
188
De machine bewaken en bedienen met SNMP
192
Beveiliging
195
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
196
De pincode van de systeembeheerder instellen
197
Communicatie beperken door firewalls in te stellen (MF212w)
198
IP-adressen opgeven voor firewallregels
199
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
202
Poortnummers wijzigen(MF212w)
204
Een proxy instellen (MF212w)
205
De functies van de machine beperken (MF212w)
207
HTTP-communicatie uitschakelen
208
De UI op afstand uitschakelen
209
De UI op afstand gebruiken (MF212w)
210
De UI op afstand starten
211
Schermen van de UI op afstand
213
Documenten beheren en de status van de machine controleren
215
Menuopties instellen via de UI op afstand
218
Overzicht van menuopties
220
Netwerkinstellingen (MF212w)
221
Uitvoerrapport
228
Voorkeuren
229
Tijdklokinstellingen
232
Kopieerinstellingen
236
Scaninstellingen
237
Printerinstellingen
238
Aanpassing/onderhoud
240
Instellingen Systeembeheer
245
Menu initialiseren
251
Problemen oplossen
252
Papierstoringen verhelpen
253
Er wordt een foutbericht weergegeven
257
Veelvoorkomende problemen
261
Problemen met installatie/instellingen
262
Problemen bij het kopiëren
264
Problemen bij het afdrukken
265
Als u niet goed kunt afdrukken
266
Het afdrukresultaat is niet goed
267
Het papier krult om of is gekreukeld
271
Papier wordt niet goed ingevoerd
272
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
273
Onderhoud
274
Het apparaat reinigen
275
Behuizing
276
Glasplaat
277
Fixeereenheid
278
De binnenkant van het apparaat
279
Tonercartridges vervangen
281
㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Voordat u de tonercartridge vervangt 283
Tonercartridges vervangen
285
De machine verplaatsen
287
Aantal afdrukken weergeven
288
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
289
Menu initialiseren
290
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
291
Alle gegevens/instellingen initialiseren
292
Bijlage
293
Handige functies
294
Milieubesparing levert geld op
295
Efficiënter werken
296
Digitaal is beter
298
Ongekende mogelijkheden
300
Technische specificaties
302
Apparaatspecificaties
303
Specificaties draadloos LAN (MF212w)
304
Documenttype
305
Scangebied
306
Papier
307
Specificaties van de kopieerfunctie
309
Specificaties van de scannerfunctie
310
Specificaties van de afdrukfunctie
311
Verbruiksartikelen
312
Meegeleverde documentatie
313
De e-Handleiding gebruiken
314
De e-Handleiding installeren
315
De e-Handleiding verwijderen
319
Lay-out van de e-Handleiding
321
De e-Handleiding raadplegen
326
Overige
327
Basisbewerkingen in Windows
328
Voor Mac OS-gebruikers
333
Kennisgeving
334
Contact opnemen
338
㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-000
Belangrijke veiligheidsinstructies
De informatie in dit hoofdstuk is bedoeld om beschadiging van eigendommen te voorkomen, evenals lichamelijk letsel van gebruikers van
het apparaat en anderen in de buurt van het apparaat. Lees deze informatie zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en
volg de instructies om het apparaat op de juiste manier te gebruiken. U mag alleen handelingen uitvoeren die in deze handleiding worden
beschreven. Canon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die het gevolg is van het gebruiken van het apparaat op
een manier die niet wordt beschreven in deze handleiding, onjuist gebruik of reparaties/aanpassingen die niet zijn uitgevoerd door Canon
of een hiervoor door Canon aangewezen partij.
㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-001
Installatie
U kunt dit apparaat alleen veilig en prettig gebruiken als u de volgende voorschriften volgt en het apparaat op een geschikte locatie
installeert. (In deze handleiding worden de aanduidingen "apparaat" en "machine" door elkaar gebruikt om naar het product te
verwijzen.)
Plaats het apparaat niet op een locatie die brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben
Een plek waar de ventilatieopeningen worden geblokkeerd
(te dicht bij muren of op een bed, hoogpolig tapijt of soortgelijke plaatsen)
Een vochtige of stoffige locatie
Een locatie die wordt blootgesteld aan direct zonlicht of buiten
Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen
Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur
In de buurt van alcohol, spiritus of andere brandbare stoffen
Overige waarschuwingen
Sluit alleen goedgekeurde kabels op dit apparaat aan. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van brand of
een elektrische schok.
Plaats geen kettingen of andere metalen voorwerpen of met vloeistof gevulde houders op het apparaat. Als vreemde
voorwerpen in aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Bij het installeren en verwijderen van de optionele accessoires moet het apparaat zijn uitgeschakeld, moet de stekker uit het
stopcontact zijn gehaald en moeten alle aansluitkabels en het netsnoer van het apparaat zijn losgekoppeld. Als u dit niet doet,
kunnen het netsnoer en/of de aansluitkabels beschadigd raken, wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Gebruik het apparaat niet in de buurt van medische apparatuur. Door dit apparaat gegenereerde radiogolven kunnen medische
apparatuur verstoren, wat zeer ernstige gevolgen kan hebben.
Als vreemde voorwerpen in het apparaat vallen, haalt u de stekker uit het stopcontact en neemt u contact op met uw Canon-
dealer.
Plaats het apparaat niet op de volgende locaties
Het apparaat kan dan vallen, met beschadiging en/of lichamelijk letsel als gevolg.
Een wankel oppervlak
Een plek die wordt blootgesteld aan trillingen
Andere belangrijke aandachtspunten
Volg de instructies in deze handleiding wanneer u het apparaat gaat dragen. Als u het apparaat niet op de juiste manier
draagt, kan het vallen en beschadiging of lichamelijk letsel veroorzaken.
Let er bij het installeren van het apparaat op dat uw handen niet bekneld raken tussen het apparaat en de vloer of een muur,
of tussen de papierladen. Dit kan namelijk lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Plaats het apparaat niet op de volgende locaties waar beschadiging kan ontstaan
Een locatie met grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid
Een locatie in de buurt van apparatuur die magnetische of elektromagnetische golven
genereert
Een laboratorium of locatie waar zich chemische reacties voordoen
Een locatie die wordt blootgesteld aan bijtende gassen of giftige gassen
Een ondergrond, zoals een tapijt, die kan verbuigen door het gewicht van het apparaat
of waar het apparaat in kan wegzakken
㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Voorkom slecht geventileerde locaties
Dit apparaat genereert bij normaal gebruik een hele kleine hoeveelheid ozon, enzovoort. Hoewel de gevoeligheid voor ozon,
enzovoort kan variëren, zijn deze hoeveelheden niet schadelijk. De aanwezigheid van ozon, enzovoort kan beter merkbaar zijn bij
langer gebruik of tijdens lange productieruns, met name in slecht geventileerde ruimtes. Het is raadzaam dat de ruimte waarin
het apparaat wordt gebruikt, afdoende wordt geventileerd voor het in stand houden van een comfortabele werkomgeving. Vermijd
ook plaatsen waar mensen bloot zouden staan aan de uitstoot van het apparaat.
Plaats het apparaat niet op een locatie waar sprake is van condensvorming
Als de ruimte waarin het apparaat is opgesteld, zeer snel wordt verwarmd of als het apparaat wordt overgebracht van een koele
of droge locatie naar een warme of vochtige locatie, kunnen zich waterdruppels in de machine vormen (condensvorming).
Wanneer u het apparaat in deze omstandigheden gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of
beschadiging van het apparaat. Laat het apparaat minimaal 2 uur ongebruikt in de ruimte staan om geleidelijk te wennen aan de
omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid.
Bij gebruik van een draadloos LAN (MF212w)
Plaats het apparaat maximaal 50 m van de draadloze LAN-router.
Plaats het apparaat niet op een locatie waar voorwerpen de draadloze communicatie blokkeren. Het signaal kan worden
verzwakt door muren of vloeren.
Plaats het apparaat zo ver mogelijk uit de buurt van draadloze digitale telefoons, magnetrons of andere apparatuur die
radiogolven uitzendt.
Op een hoogte van 3.000 meter of meer boven zeeniveau
Machines met een vaste schijf kunnen op een hoogte van 3.000 meter boven zeeniveau of hoger onjuist functioneren.
㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-002
Elektrische aansluiting
Dit apparaat kan worden gebruikt met een spanning tussen 220-240 V, en een elektrische frequentie van 50/60 Hz.
Gebruik alleen een voeding die voldoet aan de aangegeven spanningsvereisten. Als u dat niet doet, kan dit brand of een
elektrische schok tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat bij het apparaat is geleverd, om brand of een elektrische schok te voorkomen.
Het is niet toegestaan het netsnoer aan te passen, aan het snoer zelf te trekken, het snoer met kracht te verbuigen of andere
handelingen uit te voeren waardoor het netsnoer beschadigd kan raken. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer. Als
het netsnoer beschadigd raakt, loopt u het risico van brand of een elektrische schok.
Zorg dat u droge handen hebt wanneer u het netsnoer aansluit of loskoppelt. Als uw handen vochtig zijn, loopt u het risico
van een elektrische schok.
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen met dit apparaat. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van
brand of een elektrische schok.
Rol het netsnoer tijdens het gebruik niet op en zorg ervoor dat er geen knopen in komen. Dit kan namelijk brand of een
elektrische schok veroorzaken.
Steek de stekker van het netsnoer volledig in het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand of een elektrische schok tot
gevolg hebben.
Haal bij onweer de stekker uit het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand, een elektrische schok of beschadiging van
het apparaat tot gevolg hebben.
Zorg dat het stopcontact waarop dit apparaat is aangesloten, vrij toegankelijk is, zodat u de stekker in noodgevallen snel uit het
stopcontact kunt verwijderen.
Stroomvoorziening
Sluit het apparaat niet aan op een noodstroomvoorziening.
Als u het apparaat aansluit op een stekkerdoos met meerdere stopcontacten, laat de andere stopcontacten dan leeg.
Steek het netsnoer niet in de netsnoeraansluiting van een computer.
Overige voorzorgsmaatregelen
Elektrische ruis kan tot gevolg hebben dat dit apparaat niet goed werkt of dat er gegevens verloren gaan.
㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-003
Hantering
Haal direct de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een erkend Canon-
dealer als het apparaat vreemde geluiden maakt, rook of een vreemde geur verspreidt
of extreem heet wordt. Als u het apparaat onder die omstandigheden blijft gebruiken,
kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of aan te passen. Het binnenwerk
van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan,
wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Kies een locatie waarbij kinderen niet in contact kunnen komen met het netsnoer, andere kabels, de binnenkant of
elektrische onderdelen van het apparaat. Als u dat niet doet, bestaat de kans op lichamelijk letsel.
Gebruik geen spuitbussen met ontvlambare stoffen in de buurt van het apparaat. Als deze stoffen in aanraking komen met
elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Als u het apparaat gaat verplaatsen, moet u eerst de stroomtoevoer van het apparaat en van uw computer uitschakelen en
vervolgens het netsnoer en de aansluitkabels losmaken. Als u dit niet doet, kunnen de kabels of het snoer beschadigd raken,
wat kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als u een USB-kabel aansluit of loskoppelt terwijl de stekker van het apparaat in een stopcontact zit, mag u het metalen
deel van de USB-poort niet aanraken, aangezien dit een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Als u een pacemaker gebruikt
Dit apparaat veroorzaakt een geringe magnetische flux. Als u een pacemaker gebruikt en u zich niet goed voelt, houd dan afstand
van dit apparaat en neem direct contact op met uw arts.
Leg geen zware voorwerpen op het apparaat. Het voorwerp of het apparaat kan dan vallen, met mogelijk lichamelijk letsel tot
gevolg.
Haal uit veiligheidsoverwegingen de stekker uit het stopcontact als het apparaat langere tijd niet wordt gebruikt.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van kleppen en deksels, zodat u uw handen niet bezeert.
Houd uw handen en kleding uit de buurt van de rollen in het uitvoergebied. Als uw handen of kleding tussen de rollen bekneld
raken, kunt u verwond raken.
Tijdens en onmiddellijk na gebruik zijn het binnenwerk van het apparaat en de uitvoersleuf extreem heet. Raak deze gebieden
niet aan, om brandwonden te voorkomen. Bedrukt papier kan direct na uitvoer ook heet zijn; ga hiermee dus voorzichtig om.
Als u dat niet doet, bestaat de kans op brandwonden.
Als u een dik boek wilt kopiëren via de glasplaat, moet u niet te hard drukken op de klep van de glasplaat. Hierdoor kan de
glasplaat beschadigd raken, met lichamelijk letsel als gevolg.
Voorkom dat er zware voorwerpen, zoals een woordenboek, op de glasplaat vallen. Hierdoor kan de glasplaat beschadigd
raken, met lichamelijk letsel als gevolg.
Laserstraal
Dit apparaat is geclassificeerd als Klasse 1 Laser volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007. De laserstraal kan
schadelijk zijn voor het menselijk lichaam. De laserstraal wordt in de eenheid van de laserscanner afgedekt met een klep en er is
dus geen gevaar dat de laserstraal ontsnapt bij een normale werking van het apparaat. Lees de volgende opmerkingen en
instructies voor een veilig gebruik.
Open alleen de kleppen die expliciet in deze handleiding worden genoemd.
Het waarschuwingsetiket op de klep van de laserscanner mag u niet verwijderen.
Als u dit apparaat niet gebruikt volgens de procedures die in deze handleiding worden
beschreven, kan dit blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Als de laserstraal onverhoopt toch vrijkomt en u in de straal kijkt, kan dit oogbeschadiging
tot gevolg hebben.
㻝㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Informatie over de laserdiode
golflengte: 785-800 nm
maximaal vermogen: 6 mW
Bij het transporteren van het apparaat
Voer de volgende stappen uit om te voorkomen dat het apparaat tijdens het vervoer wordt beschadigd.
Verwijder de tonercartridges.
Gebruik de originele doos met verpakkingsmaterialen om het apparaat goed in te pakken.
Overige voorzorgsmaatregelen
Volg de instructies die staan vermeld op het waarschuwingsetiket dat op het apparaat is bevestigd.
Voorkom dat het apparaat wordt blootgesteld aan schudden of schokken.
Gebruik geen kracht om deuren, kleppen en andere onderdelen te openen en te sluiten. Hierdoor kan het apparaat beschadigd
raken.
Raak de contactpunten (
) niet aan. Hierdoor kan het apparaat beschadigd raken.
Schakel het apparaat tijdens het afdrukken niet uit. Ook dient u tijdens het afdrukken niet de klep te openen of sluiten, of
papier te verwijderen of plaatsen. Hierdoor kan papier vast komen te zitten.
㻝㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-004
Onderhoud en inspecties
Reinig het apparaat regelmatig. Als er sprake is van stofvorming, werkt de machine mogelijk niet goed. Let op de volgende punten als u
de machine gaat reinigen. Zie
Problemen oplossen als er tijdens gebruik een probleem optreedt. Zie Wanneer een probleem
niet kan worden opgelost als u het probleem niet kunt oplossen of wanneer u van mening bent dat de machine moet worden
geïnspecteerd.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u gaat reinigen. Als u dat niet doet, kan dit brand of
een elektrische schok tot gevolg hebben.
Koppel het netsnoer regelmatig los en wrijf het snoer schoon met een droge doek. Als er sprake is van stofophoping, kan er
vocht worden opgenomen uit de lucht, met brand als gevolg wanneer dit vocht in aanraking komt met elektriciteit.
Reinig het apparaat met een vochtige, goed uitgewrongen doek. Bevochtig reinigingsdoeken alleen met water. Gebruik geen
alcohol, benzeen, spiritus of andere ontvlambare stoffen. Gebruik geen tissues of keukenpapier. Als deze materialen in
aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit statische elektriciteit veroorzaken of brand of een
elektrische schok tot gevolg hebben.
Controleer regelmatig of het netsnoer en de stekker niet beschadigd zijn. Controleer het apparaat op roest, deuken, krassen,
scheuren of overmatige warmteontwikkeling. Bij gebruik van slecht onderhouden apparatuur loopt u het risico van brand of een
elektrische schok.
Het binnenwerk van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan. Als u deze onderdelen
aanraakt, kunt u brandwonden oplopen. Raak geen onderdelen van het apparaat aan die niet in de handleiding worden
beschreven.
Let erop dat u bij het plaatsen van papier of het verwijderen van vastgelopen papier uw handen niet snijdt aan de randen van
het papier.
Als u vastgelopen papier verwijdert of tonercartridges vervangt, let er dan op dat er geen toner op uw handen of kleding komt.
Als uw handen of kleding in aanraking komen met toner, moet u deze er onmiddellijk met koud water afwassen. Als u warm
water gebruikt, kan de toner zich hechten, waardoor u de tonervlekken niet meer kunt verwijderen.
㻝㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-005
Verbruiksartikelen
Gooi lege tonercartridges niet in open vuur. Bewaar tonercartridges of papier niet op een plek die wordt blootgesteld aan open
vuur. Hierdoor kan de toner ontbranden, met brandwonden of brand als gevolg.
Als u per ongeluk toner morst, veeg het tonerpoeder dan op met een zachte, vochtige doek zonder het in te ademen. Gebruik
nooit een stofzuiger zonder bescherming tegen stofexplosies om de gemorste toner op te ruimen. Anders kan de stofzuiger
beschadigd raken of er kan een stofexplosie ontstaan door de statische ontlading.
Als u een pacemaker gebruikt
Tonercartridges veroorzaken een geringe magnetische flux. Als u een pacemaker gebruikt en u zich niet goed voelt, houd dan
afstand van tonercartridges en neem direct contact op met uw arts.
Voorkom dat u toner inademt. Als dat toch gebeurt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Voorkom dat u toner in uw ogen of uw mond krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u uw ogen of mond direct spoelen met koud
water en een arts raadplegen.
Voorkom dat u toner op uw huid krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u de toner verwijderen met zeep en koud water. Als uw
huid gaat jeuken, neem dan direct contact op met een arts.
Zorg ervoor dat tonercartridges en andere verbruiksartikelen buiten het bereik van kinderen worden gehouden. Raadpleeg bij
inslikken van toner onmiddellijk een arts of het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Haal tonercartridges nooit uit elkaar. Het is evenmin toegestaan cartridges aan te passen. Hierdoor kan de toner zich namelijk
zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen.
Verwijder de afdichtingstape van de tonercartridge zonder veel kracht uit te oefenen. Als u te veel kracht gebruikt, kan de
toner zich namelijk zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen.
Gebruiksinstructies voor tonercartridges
Houd de tonercartridge correct vast (zie afbeelding). U dient de cartridge niet op zijn kant neer te zetten of ondersteboven te
draaien.
Raak het geheugen van de tonercartridge ( ) of de elektrische contactpunten ( ) niet aan.
Voorkom krassen op het oppervlak van de drum ( ). De drum mag ook niet aan licht worden blootgesteld.
㻝㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Verwijder de tonercartridge niet onnodig uit het apparaat of uit de verpakking.
De tonercartridge is een magnetisch product. Houd de cartridge uit de buurt van floppy's, schijfstations en andere apparaten
die kunnen worden aangetast door magnetische velden. Als u dat niet doet, bestaat de kans op gegevensverlies.
Tonercartridge bewaren
Bewaar tonercartridges onder de volgende omstandigheden om een veilige werking en een goed resultaat te garanderen.
Geschikt temperatuurbereik voor opslag: 0 tot 35 °C
Geschikt luchtvochtigheidsbereik voor opslag: 35 tot 85% relatieve luchtvochtigheid (geen condensvorming)
Bewaar tonercartridges gesloten totdat deze in het apparaat worden geplaatst.
Wanneer u de tonercartridge verwijdert uit het apparaat en langere tijd niet gaat gebruiken, moet u de cartridge direct in de
originele beschermende verpakking plaatsen of in een doek wikkelen.
Bewaar de tonercartridge niet staand of ondersteboven. De toner wordt dan hard en kan zelfs door te schudden niet meer in
de oorspronkelijke toestand worden teruggebracht.
Zelfs als de toner wordt bewaard in een ruimte met een acceptabele luchtvochtigheid, kunnen er in de cartridge waterdruppels (condensvorming)
ontstaan als er binnen en buiten de tonercartridge sprake is van temperatuurverschil. Condensvorming heeft een nadelig effect op de afdrukkwaliteit
van tonercartridges.
Bewaar tonercartridges niet op de volgende locaties
Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur
Een locatie die gedurende vijf minuten of meer wordt blootgesteld aan direct zonlicht of ander fel licht
Een locatie die wordt blootgesteld aan lucht met een zeer hoog zoutgehalte
Een locatie met corrosieve gassen, zoals uit spuitbussen of ammoniak
Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid
Een locatie die wordt blootgesteld aan plotselinge veranderingen in temperatuur en/of luchtvochtigheid en waar
condensvorming kan optreden
Een locatie met grote hoeveelheden stof
Een locatie die toegankelijk is voor kinderen
Let op vervalsingen
Houd er rekening mee dat er Canon-namaaktonercartridges in omloop zijn. Het gebruik van imitatie-tonercartridges kan
resulteren in slechte afdrukkwaliteit of prestatie van de machine. Canon is niet verantwoordelijk voor eventuele storingen,
ongelukken of schade als gevolg van het gebruik van imitatie-tonercartridges.
Zie canon.com/counterfeit voor meer informatie.
Beschikbaarheidsperiode van vervangende onderdelen en tonercartridges
Tot een periode van ten minste zeven (7) jaar nadat dit apparaatmodel uit productie is genomen, zullen er vervangende
onderdelen en tonercartridges leverbaar zijn.
Verpakkingsmateriaal van tonercartridges
Bewaar de beschermende verpakking voor de tonercartridge. U hebt deze nodig als u het apparaat gaat vervoeren.
De verpakkingsmaterialen kunnen worden gewijzigd in vorm of plaatsing, of kunnen zonder kennisgeving worden toegevoegd
of verwijderd.
Gooi de verwijderde afdichtingstape weg volgens de lokale milieuvoorschriften.
Afvoeren van gebruikte tonercartridges
Plaats de tonercontainer in de originele verpakking om te voorkomen dat er toner lekt, en gooi de tonercartridge vervolgens weg
volgens de lokale milieuvoorschriften.
*
*
㻝㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-006
Basishandelingen
In dit hoofdstuk worden de basishandelingen beschreven, zoals het gebruiken van het bedieningspaneel of het plaatsen van het papier en
de documenten. Het gaat hier om handelingen die vaak worden uitgevoerd om de functies van het apparaat te gebruiken.
Onderdelen en de bijbehorende functies
In dit gedeelte wordt aandacht besteed aan de externe en interne onderdelen van het apparaat en hun functie. Daarnaast wordt uitgelegd
hoe u de toetsen op het bedieningspaneel en het display gebruikt.
Onderdelen en de bijbehorende functies
Het bedieningspaneel gebruiken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u tussen weergaven schakelt en items selecteert. Het bedieningspaneel gebruiken
Documenten plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u documenten op de glasplaat moet plaatsen. Documenten plaatsen
Papier plaatsen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het papier in de papierlade en in de sleuf voor handmatige invoer plaatst. Papier plaatsen
De stille modus inschakelen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat in de stille modus zet om te zorgen dat het tijdens gebruik minder geluid maakt.
De stille modus inschakelen
De slaapstand instellen
㻝㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de slaapstand instelt. De slaapstand instellen
De automatische uitschakeltijd instellen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de instelling <Automatische uitschakeltijd> kunt inschakelen. De automatische uitschakeltijd
instellen
㻝㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-007
Onderdelen en de bijbehorende functies
In dit gedeelte worden de onderdelen van de machine beschreven (buitenzijde, voorzijde, achterzijde en binnenzijde), evenals de functie
die ze hebben. Naast de onderdelen van de machine die nodig zijn voor het uitvoeren van basishandelingen zoals het plaatsen van
documenten, het laden van papier en het vervangen van tonercartridges, wordt hier ook aandacht besteed aan de toetsen op het
bedieningspaneel en het display. Lees dit gedeelte door om bekend te raken met de belangrijkste functies van de machine.
Voorzijde
Achterzijde
Binnenzijde
Sleuf voor handmatige invoer
Papierlade
Bedieningspaneel
㻝㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-008
Voorzijde
Deksel van glasplaat
Open dit deksel om documenten op de glasplaat te plaatsen.
Documenten plaatsen
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel bevat toetsen zoals de numerieke toetsen en de [Start]-toets, een display en statuslampjes. U kunt hier alle
bewerkingen uitvoeren en instellingen opgeven. U kunt het omhoog of omlaag zetten, zodat het makkelijker te bedienen
is.
Bedieningspaneel Display
Uitvoerlade
Afdrukken worden uitgevoerd via de uitvoerlade.
Handgrepen
Pak de machine vast bij deze handgrepen als u de machine gaat verplaatsen.
De machine verplaatsen
Hoofdschakelaar
Hiermee schakelt u de machine in of uit. Als u de machine opnieuw wilt opstarten, zet u de machine uit, wacht u minimaal 10
seconden en zet u de machine weer aan.
Papierstop
Voorkomt dat uitgevoerd papier na afdrukken uit de lade valt.
Sleuf voor handmatige invoer
Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer wanneer u tijdelijk een andere papiersoort wilt gebruiken dan het papier dat
in de papierlade is geplaatst.
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Papierlade
Gebruik de papierlade voor het laden van de papiersoort die u het meest gebruikt.
Papier in de papierlade plaatsen
Glasplaat
Hierop legt u documenten die u wilt kopiëren of scannen.
Documenten plaatsen
㻝㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-009
Achterzijde
Etiket stroomverbruik
Dit etiket vermeldt onder andere het serienummer. Dit nummer hebt u nodig als u vragen of problemen hebt.
Wanneer een
probleem niet kan worden opgelost
USB-poort
Hier kunt u een USB-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een computer. Raadpleeg "Aan de slag" voor
verbindingsinstructies.
Meegeleverde documentatie
LAN-poort (MF212w)
Hier kunt u een LAN-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een bekabelde LAN-router, etc. Raadpleeg "Aan de slag"
voor verbindingsinstructies.
Meegeleverde documentatie
Netstroomaansluiting
Hier sluit u het netsnoer aan. Raadpleeg "Aan de slag" voor verbindingsinstructies.
Meegeleverde documentatie
㻝㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00A
Binnenzijde
Bedieningspaneel
Open dit paneel wanneer u de tonercartridges vervangt of papierstoringen verhelpt.
Tonercartridges
vervangen
Papierstoringen verhelpen
Tonerklep
Open deze klep wanneer u de tonercartridges vervangt of papierstoringen verhelpt.
Tonercartridges
vervangen
Papierstoringen verhelpen
Papieruitvoergeleider
Open deze klep als u papierstoringen wilt verhelpen.
Papierstoringen verhelpen
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
㻞㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00C
Sleuf voor handmatige invoer
Klep van sleuf voor handmatige invoer
Open deze klep om papier in de sleuf voor handmatige invoer te plaatsen.
Papiergeleiders
Stel de papiergeleiders exact af op de breedte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in de machine wordt gevoerd.
KOPPELINGEN
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
㻞㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00E
Papierlade
Stofklep
Open deze klep om papier in de papierlade te plaatsen.
Papiergeleiders
Stel de papiergeleiders exact af op de grootte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in het apparaat wordt gevoerd.
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
㻞㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00F
Bedieningspaneel
MF212w
MF211
[Menu]-toets
Druk hierop als u vele instellingen wilt gaan opgeven, zoals <Tijdklokinstellingen> of <Voorkeuren>.
Overzicht van
menuopties
[COPY/SCAN]-toets
Druk op deze toets om over te schakelen naar de modus voor kopiëren of scannen.
[ID-kaart kopie]-toets
Als u hierop drukt, wordt een modus geactiveerd waarin u de voor- en achterkant van een rijbewijs of andere identiteitskaart op
ware grootte op dezelfde zijde van een vel papier kunt kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
Display
Hier ziet u de bedienings- en statusschermen voor kopiëren en andere functies, evenals de status van de machine en
foutinformatie. Het display gebruikt u ook wanneer u instellingen gaat opgeven.
[Reset]-toets
Druk op deze toets om de wijzigingen te annuleren en de eerder opgegeven instellingen te herstellen.
[ ]-toets
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om terug te gaan naar het vorige scherm.
Druk tijdens het invoeren van tekst op deze toets om de cursor naar links te verplaatsen.
Druk op de toets om de waarde voor een instelling te verlagen, zoals de dichtheid voor scannen, kopiëren, enzovoort.
[ ]-toets
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om het item boven het geselecteerde item te kiezen.
Druk tijdens het wijzigen van de waarde voor een instelling op deze toets om de waarde te verhogen.
[ ]-toets
㻞㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om naar het volgende scherm te gaan.
Druk tijdens het invoeren van tekst op deze toets om de cursor naar rechts te verplaatsen.
Druk op de toets om de waarde voor een instelling te verhogen, zoals de dichtheid voor scannen, kopiëren, enzovoort.
[ ]-toets
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om het item onder het geselecteerde item te kiezen.
Druk tijdens het wijzigen van de waarde voor een instelling op deze toets om de waarde te verlagen.
[Wissen]-toets
Druk hierop om de ingevoerde cijfers en tekst te wissen.
[Terug]-toets
Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige scherm. Als u deze toets bijvoorbeeld indrukt tijdens het opgeven van
instellingen, worden de instellingen niet opgeslagen en keert u terug naar het vorige scherm.
[OK]-toets
Druk hierop om de gekozen instellingen of opgegeven gegevens te bevestigen.
[Statusmonitor]-toets
Druk op deze toets om de status van een afdruk- of kopieerbewerking te controleren, of om de gebruiksgeschiedenis te bekijken.
Met deze toets kunt u ook de status van het apparaat controleren, zoals de resterende hoeveelheid papier en toner, en kijken of
er fouten zijn opgetreden.
Display
[Papierinstellingen]-toets
Druk op deze toets om het papier te selecteren dat u wilt gebruiken, of om het formaat en het type papier in te stellen dat in de
papierbron is geladen.
Het type en formaat papier opgeven
Numerieke toetsen (toetsen [0]-[9])
Druk hierop om cijfers en tekst in te voeren.
Tekst invoeren
[Stop]-toets
Druk op deze toets om het kopiëren, scannen en andere bewerkingen te annuleren.
[Energiebesparing]-toets
Druk hierop om de machine in de slaapstand te plaatsen. De toets brandt groen wanneer de slaapstand actief is. Druk nogmaals
op de toets om de slaapstand te verlaten.
De slaapstand instellen
Toetsen [Scan -> PC1]/[Scan -> PC2]
Druk hierop om de gescande documenten te versturen naar de computer die voor elke toets is geregistreerd.
Scannen met de
toets [Scan -> PC]
[Stille modus]-toets
Druk hierop om de machine in de stille modus te zetten. Wanneer de stille modus actief is, brandt deze toets groen. Druk
nogmaals op de toets om de stille modus uit te schakelen.
De stille modus inschakelen
[Fout]-lampje
Dit lampje knippert of brandt als er sprake is van een fout, zoals een papierstoring.
Wi-Fi-lampje
Dit lampje brandt wanneer de machine is verbonden met een draadloos LAN.
[Verwerken/gegevens]-lampje
Dit lampje knippert tijdens bewerkingen zoals het verzenden van gegevens of afdrukken. Het lampje brandt continu als er
documenten wachten op verwerking.
[Start]-toets
Druk hierop om documenten te scannen of kopiëren.
[#]-toets
Druk op deze toets om symbolen in te voeren, zoals "@" of "/".
[*]-toets
Druk op deze toets om te schakelen tussen het type tekst dat wordt ingevoerd.
㻞㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Menu]-toets
Druk hierop als u vele instellingen wilt gaan opgeven, zoals <Tijdklokinstellingen> of <Voorkeuren>.
Overzicht van
menuopties
[COPY/SCAN]-toets
Druk op deze toets om over te schakelen naar de modus voor kopiëren of scannen.
[ID-kaart kopie]-toets
Als u hierop drukt, wordt een modus geactiveerd waarin u de voor- en achterkant van een rijbewijs of andere identiteitskaart op
ware grootte op dezelfde zijde van een vel papier kunt kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
Display
Hier ziet u de bedienings- en statusschermen voor kopiëren en andere functies, evenals de status van de machine en
foutinformatie. Het display gebruikt u ook wanneer u instellingen gaat opgeven.
[Reset]-toets
Druk op deze toets om de wijzigingen te annuleren en de eerder opgegeven instellingen te herstellen.
[ ]-toets
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om terug te gaan naar het vorige scherm.
Druk tijdens het invoeren van tekst op deze toets om de cursor naar links te verplaatsen.
Druk op de toets om de waarde voor een instelling te verlagen, zoals de dichtheid voor scannen, kopiëren, enzovoort.
[ ]-toets
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om het item boven het geselecteerde item te kiezen.
Druk tijdens het wijzigen van de waarde voor een instelling op deze toets om de waarde te verhogen.
[ ]-toets
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om naar het volgende scherm te gaan.
Druk tijdens het invoeren van tekst op deze toets om de cursor naar rechts te verplaatsen.
Druk op de toets om de waarde voor een instelling te verhogen, zoals de dichtheid voor scannen, kopiëren, enzovoort.
[ ]-toets
Druk tijdens het opgeven van instellingen op deze toets om het item onder het geselecteerde item te kiezen.
Druk tijdens het wijzigen van de waarde voor een instelling op deze toets om de waarde te verlagen.
[Wissen]-toets
Druk hierop om de ingevoerde cijfers en tekst te wissen.
[Terug]-toets
㻞㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige scherm. Als u deze toets bijvoorbeeld indrukt tijdens het opgeven van
instellingen, worden de instellingen niet opgeslagen en keert u terug naar het vorige scherm.
[OK]-toets
Druk hierop om de gekozen instellingen of opgegeven gegevens te bevestigen.
[Statusmonitor]-toets
Druk op deze toets om de status van een afdruk- of kopieerbewerking te controleren, of om de gebruiksgeschiedenis te bekijken.
Met deze toets kunt u ook de status van het apparaat controleren, zoals de resterende hoeveelheid papier en toner, en kijken of
er fouten zijn opgetreden.
Display
[Papierinstellingen]-toets
Druk op deze toets om het papier te selecteren dat u wilt gebruiken, of om het formaat en het type papier in te stellen dat in de
papierbron is geladen.
Het type en formaat papier opgeven
Numerieke toetsen (toetsen [0]-[9])
Druk hierop om cijfers en tekst in te voeren.
Tekst invoeren
[Stop]-toets
Druk op deze toets om het kopiëren, scannen en andere bewerkingen te annuleren.
[Energiebesparing]-toets
Druk hierop om de machine in de slaapstand te plaatsen. De toets brandt groen wanneer de slaapstand actief is. Druk nogmaals
op de toets om de slaapstand te verlaten.
De slaapstand instellen
[Scan -> PC]-toets
Druk hierop om de gescande documenten te versturen naar de computer die is geregistreerd.
Scannen met de toets [Scan ->
PC]
[Paper Save Copy]-toets
Druk hierop om de modus voor papierbesparing in te schakelen. In deze modus worden meerdere pagina's verkleind op één vel
papier afgedrukt.
De toets [Paper Save Copy] gebruiken (MF211)
[Stille modus]-toets
Druk hierop om de machine in de stille modus te zetten. Wanneer de stille modus actief is, brandt deze toets groen. Druk
nogmaals op de toets om de stille modus uit te schakelen.
De stille modus inschakelen
[Fout]-lampje
Dit lampje knippert of brandt als er sprake is van een fout, zoals een papierstoring.
[Verwerken/gegevens]-lampje
Dit lampje knippert tijdens bewerkingen zoals het verzenden van gegevens of afdrukken. Het lampje brandt continu als er
documenten wachten op verwerking.
[Start]-toets
Druk hierop om documenten te scannen of kopiëren.
[#]-toets
Druk op deze toets om symbolen in te voeren, zoals "@" of "/".
[*]-toets
Druk op deze toets om te schakelen tussen het type tekst dat wordt ingevoerd.
KOPPELINGEN
Het bedieningspaneel gebruiken
㻞㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00H
Display
Op het display worden schermen weergegeven voor kopiëren, scannen en andere functies, plus de schermen voor het opgeven van
instellingen voor deze functies. U kunt het display ook gebruiken om foutberichten en de communicatiestatus van het apparaat te
bekijken.
Hoofdscherm
Wanneer u op (COPY/SCAN) drukt, verschijnt het hoofdscherm voor de geselecteerde functie. Hieronder ziet u bijvoorbeeld het
hoofdscherm van de kopieerfunctie.
Basisbewerkingen voor kopiëren
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden (MF212w)
Scherm <Papierinstellingen>
Als u op (Papierinstellingen) drukt om het papier te selecteren waarop u wilt kopiëren of afdrukken, wordt het scherm
<Papierinstellingen> weergegeven. Selecteer het papier op het scherm. U kunt deze toets ook gebruiken om de papierinstellingen te
wijzigen wanneer u papier laadt met een ander formaat dan het papier dat u hiervoor hebt gebruikt. Het geladen papier wordt alleen
juist ingevoerd als de papierinstellingen juist zijn.
De papierlade selecteren
Hiermee kunt u het papier voor elke lade selecteren.
Het type en formaat papier opgeven
<Veelgebruikte papierformaten selecteren>
U kunt het apparaat zodanig instellen dat alleen veelgebruikte papierformaten op het selectiescherm worden weergegeven.
Scherm <Menu>
Wanneer u op drukt, wordt het scherm <Menu> weergegeven. Via dit scherm kunt u algemene instellingen opgeven voor het
apparaat, zoals <Voorkeuren> of <Tijdklokinstellingen>. Daarnaast kunt u het scherm gebruiken om vele instellingen op te geven
voor de verschillende functies, zoals kopiëren en scannen.
Overzicht van menuopties
Het scherm <Statusmonitor>
Wanneer u op drukt, verschijnt er een scherm waarmee u de status kunt controleren van documenten die worden afgedrukt of
gekopieerd. Ook kunt hier de status van de machine zien, bijvoorbeeld hoeveel toner er nog in de cartridges zit of welke papiersoort
is geplaatst.
㻞㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
<Foutgegevens/melding>
Hiermee kunt u gegevens bekijken van fouten die zijn opgetreden.
Er wordt een foutbericht weergegeven
<Apparaatstatus>
Hiermee kunt u de status van de machine weergeven, zoals de resterende hoeveelheid papier of toner.
<Papierinformatie>
Druk hierop om informatie weer te geven over de verschillende papierbronnen.
<Cartridgeniveau>
Hiermee wordt de resterende hoeveelheid toner aangegeven. Afhankelijk van de omgeving waarin uw apparaat staat, moeten
andere interne onderdelen mogelijk worden vervangen voordat de toner op is.
<Controleer tellerstand>
Hiermee kunt u de totalen voor afdrukken weergeven.
Aantal afdrukken weergeven
Status van kopieer-/afdruktaken
Hiermee geeft u de huidige status van het geselecteerde item weer. Hieronder ziet u het scherm <Status kopieeropdracht> als
voorbeeld.
<Netwerkinformatie> (MF212w)
Geeft de netwerkinstellingen zoals het IP-adres van het apparaat weer en de status zoals de staat van de draadloze LAN-
communicatie.
Netwerkinstellingen weergeven
Er wordt een bericht weergegeven
In bepaalde situaties, bijvoorbeeld wanneer de toner bijna op is of een klep niet is gesloten, worden boven aan het scherm berichten
weergegeven. Het display toont dan afwisselend het gewone scherm en het bericht.
Er wordt een foutbericht weergegeven
㻞㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Er treedt een fout op
Als er een fout optreedt, worden er soms instructies weergegeven voor het oplossen van de fout. Volg in dat geval de aanwijzingen
op het scherm om het probleem op te lossen. Hieronder ziet u bijvoorbeeld het scherm dat verschijnt als er papier is vastgelopen
(
Er wordt een foutbericht weergegeven).
KOPPELINGEN
Het bedieningspaneel gebruiken
㻞㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00J
Het bedieningspaneel gebruiken
Gebruik de onderstaande toetsen om instellingen op te geven en waarden aan te passen.
De toetsen /
Door het scherm bladeren
Aan de rechterkant van het scherm ziet u een schuifbalk als niet alle informatie op één scherm past. Als de schuifbalk wordt
weergegeven, gebruikt u
/ om omhoog en omlaag te bladeren. De tekst- en achtergrondkleuren van een item worden
omgekeerd wanneer u deze toetsen selecteert.
De waarde van een instelling wijzigen
Gebruik / als u cijfers gaat invoeren. U kunt de waarde ook rechtstreeks invoeren met de numerieke toetsen, maar alleen als
in de linkerbovenhoek van het scherm het pictogram voor numerieke invoer wordt weergegeven (zie ook de afbeelding hieronder).
Tekst invoeren
De cijfers tussen haakjes onder het invoerveld geven het bereik aan waaruit u een waarde kunt invoeren.
De toetsen /
Het volgende of vorige scherm weergeven
Druk op om naar het volgende scherm te gaan. Druk op om terug te gaan naar het vorige scherm.
U kunt ook naar het volgende scherm gaan door op te drukken. Met gaat u terug naar het vorige scherm.
De waarde van een instelling wijzigen
Gebruik / wanneer u een waarde op een schaal wilt wijzigen.
㻟㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
gebruiken
Druk op om een instelling toe te passen.
Met behulp van de numerieke toetsen
Gebruik de numerieke toetsen voor het invoeren van tekst en cijfers. Tekst invoeren
U kunt verschillende instellingen wijzigen voor het display, zoals de bladersnelheid of de weergavetaal:
Weergave-instellingen
Als u het scherm wilt wijzigen dat automatisch wordt weergegeven wanneer het apparaat een bepaalde tijd inactief is,
raadpleegt u:
Functie na automatische reset
㻟㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00K
Tekst invoeren
Gebruik de numerieke toetsen om tekst en waarden in te voeren.
Een ander type tekst kiezen
Druk op om te schakelen tussen het type tekst dat wordt ingevoerd. Het geselecteerde type tekst wordt aangegeven door "aA" of
"12" bij <Invoermodus>.
U kunt ook <Invoermodus> selecteren en op drukken om het type tekst te wijzigen.
Typen tekst die u kunt invoeren
In de onderstaande tabel ziet u welke tekst u kunt invoeren met de numerieke toetsen en .
Toets aA 12
@ . - _ /
1
ABCabc 2
DEFdef 3
GHIghi 4
JKLjkl 5
MNOmno 6
PQRSpqrs 7
TUVtuv 8
WXYZwxyz 9
(niet beschikbaar) 0
(spatie) - . * # ! ” , ; : ^ ` _ = / | ’ ? $ @ % & + \ ~ ( ) [ ] { } < > (niet beschikbaar)
㻟㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Als u een scherm voor het selecteren van symbolen wilt weergeven wanneer de invoermodus aA actief is, drukt u op , of
selecteert u <Symbool> en drukt u op
. Gebruik de toetsen / / / om het in te voeren symbool te selecteren en
druk op
.
Tekst wissen
Telkens als u op drukt, wordt er één teken gewist. U kunt alle ingevoerde tekst wissen door langer ingedrukt te houden.
De cursor verplaatsen (een spatie invoeren)
Druk op of om de cursor te verplaatsen. Als u een spatie wilt invoeren, verplaatst u de cursor naar het einde van de tekst en
drukt u op
.
Voorbeeld van het invoeren van tekst en cijfers
Voorbeeld: "Canon-1"
1
Druk herhaaldelijk op totdat <aA> is geselecteerd.
2
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "C" is geselecteerd.
3
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "a" is geselecteerd.
4
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd.
5
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "o" is geselecteerd.
6
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd.
7
Druk herhaaldelijk op totdat het symbool "-" is geselecteerd.
8
Druk herhaaldelijk op totdat <12> is geselecteerd.
9
Druk op .
10
Druk op / om <Toepassen> te selecteren en druk vervolgens op .
㻟㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00L
Documenten plaatsen
Plaats documenten op de glasplaat. Raadpleeg Documenttype of Scangebied voor informatie over de soorten documenten die u op
de glasplaat kunt plaatsen en voor informatie over het scanbare gebied van een document.
Gebruik documenten die helemaal droog zijn
Als u documenten gaat plaatsen, zorg er dan voor dat eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op de documenten goed is
opgedroogd.
Open de klep van de glasplaat.
Leg het document met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
Leg het document in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
Om transparante documenten (bijvoorbeeld calqueerpapier of transparanten) te scannen, bedekt u deze met een vel normaal, wit
papier.
Sluit de klep van de glasplaat voorzichtig.
Het apparaat is gereed om het document te scannen.
Als het scannen is voltooid, haalt u het document van de glasplaat.
1
2
3
㻟㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00R
Papier plaatsen
U kunt het papier plaatsen in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer. Gebruik de papierlade voor het laden van de
papiersoort die u het meest gebruikt. De papierlade is handig wanneer u grote hoeveelheden papier gebruikt. Gebruik de sleuf voor
handmatige invoer wanneer u tijdelijk een formaat of type papier wilt gebruiken dat niet in de papierlade is geplaatst. Raadpleeg
Papier voor beschikbare papierformaten.
Papiersoorten en bijbehorende instellingen
Raadpleeg de onderstaande tabel om de papierinstellingen op te geven op basis van het type papier en het gewicht van het papier in
de papierbron. Zie
Het type en formaat papier opgeven voor meer informatie over het opgeven van de papierinstellingen op het
apparaat. Zie
Papier voor de hoeveelheid papier die u in elke papierbron kunt laden.
Papiersoort Papiergewicht
Papierinstelling
op het apparaat
Normaal papier 60 tot 90 g/m²
<Normaal (60-90 g/m²)>
<Normaal L (60-90 g/m²)>
Gerecycled
papier
60 tot 90 g/m² <Gerecycled>
Gekleurd papier 60 tot 90 g/m² <Kleur>
Dik papier
90 tot 120 g/m² <Dik 1 (90-120 g/m²)>
120 tot 163 g/m² <Dik 2 (120-163 g/m²)>
Bond-papier
60 tot 90 g/m² <Bond 1 (60-90 g/m²)>
90 tot 120 g/m² <Bond 2 (90-120 g/m²)>
120 tot 163 g/m² <Bond 3 (120-163 g/m²)>
Envelop
<Envelop>
Transparanten
<Transparant>
Etiketten
<Etiketten>
Als de instelling <Normaal> gekrulde afdrukken oplevert, geeft u <Normaal L> en drukt u opnieuw af.
De volgende papiersoorten mag u niet gebruiken:
Gekreukeld of gevouwen papier
Gekruld of opgerold papier
Gescheurd papier
Vochtig papier
Zeer dun papier
Papier dat is afgedrukt met een thermal-transferprinter
Papier met een grove structuur
Glanzend papier
Behandeling en opslag van papier
Bewaar het papier op een vlak oppervlak.
Bewaar het papier in de originele verpakking om het te beschermen tegen vocht of droogte.
*
*
㻟㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Bewaar het papier niet op een manier waardoor het kan krullen of vouwen.
Bewaar het papier niet verticaal of plaatst niet te veel papier opeen.
Bewaar het papier niet in direct zonlicht, op een plaats die onderhevig is aan hoge vochtigheid of droogte of op een plaats
met grote verschillen in temperatuur of luchtvochtigheid.
Als u gaat afdrukken op papier dat vochtig is geworden
Er kan stoom vrijkomen in het uitvoergebied van het apparaat of er kunnen zich waterdruppels vormen op de achterzijde van
het bedieningspaneel of in het uitvoergebied. Dit is normaal. Het vocht in het papier verdampt op het moment dat er warmte
wordt gegeneerd tijdens het fixeren van de toner (dit gebeurt meestal als de omgevingstemperatuur laag is).
KOPPELINGEN
Een aangepast papierformaat registreren
㻟㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00S
Papier in de papierlade plaatsen
Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt. Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de
papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer.
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Plaats het papier met de korte zijde naar voren
U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Plaats het papier met de korte zijde naar voren.
Open de stofkap.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Formaatafkortingen op de papiergeleiders
De afkortingen op de papiergeleiders in de papierlade verwijzen naar de volgende papierformaten:
LGL: Legal
LTR: Letter
STMT: Statement
EXEC: Executive
Plaats het papier in de papierlade totdat u weerstand voelt.
Waaier de papierstapel uit en tik met de onderkant op een vlak oppervlak om de vellen papier mooi gelijk te leggen.
1
2
3
㻟㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Zorg dat de stapel de markering voor het maximale aantal vellen niet overschrijdt bij het plaatsen van papier
Zorg ervoor dat de papierstapel niet hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen (
). Als u te veel papier plaatst,
kan dit papierstoringen veroorzaken.
Zie Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo.
Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier.
Stel de papiergeleiders in op de breedte van het papier.
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen ontstaan.
Sluit de stofkap.
Als papier van het formaat Legal is geladen
De papiergeleiders aan de achterkant van het papier worden uitgeschoven. Open het uitschuifblad van de stofkap en zet de stofkap
omlaag.
Trek de papierstop uit.
Ga verder met Het type en formaat papier opgeven
Als u papier van een ander formaat of type gaat gebruiken
De standaardinstellingen voor papierformaat en papiersoort zijn respectievelijk <A4> en <Normaal (60-90 g/m²)>. Als u papier
van een ander formaat of type in de machine plaatst, moet u de instellingen dus aanpassen. Als u dat niet doet, kan er niet goed
worden afgedrukt.
4
5
6
»
㻟㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier (handmatig dubbelzijdig afdrukken)
U kunt afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier. Strijk het bedrukte papier glad en leg het in de sleuf voor handmatige
invoer (
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer), met de bedrukte zijde naar beneden.
Plaats één vel tegelijk per afdruk.
U kunt alleen papier gebruiken dat met dit apparaat is bedrukt.
U kunt niet afdrukken op de zijde die eerder is bedrukt.
Als u papier van A5-formaat gebruikt, werkt dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet goed.
KOPPELINGEN
Papier
㻟㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00U
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer.
Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt.
Papier in de papierlade plaatsen
Plaats het papier met de korte zijde naar voren
U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Plaats het papier met de korte zijde naar voren.
Open de klep van de sleuf voor handmatige invoer.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer totdat u weerstand voelt.
Plaats het papier met de korte zijde naar voren, met de afdrukzijde naar boven. U kunt papier niet laden met de lange zijde naar
voren.
Zie Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo.
Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier.
Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het papier zitten.
1
2
3
4
㻠㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen ontstaan.
Trek de papierstop uit.
Ga verder met Het type en formaat papier opgeven
5
»
㻠㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00W
Enveloppen plaatsen
Strijk de enveloppen glad voordat u ze gaat laden. Let ook op de invoerrichting van de enveloppen en welke kant naar boven wijst.
Voordat u enveloppen gaat laden
Plaatsingsrichting
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u enveloppen in de gewenste richting laadt. Daarnaast worden de stappen besproken die u
moet uitvoeren voordat u enveloppen gaat laden. Raadpleeg
Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de sleuf
voor handmatige invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van enveloppen in de papierlade of
sleuf voor handmatige invoer.
Volg de onderstaande procedure om de enveloppen voor te bereiden voor afdrukken.
U kunt slechts één envelop tegelijk laden in de sleuf voor handmatige invoer. Voer stap 1 - 4 in de onderstaande procedure uit
om de envelop voor te bereiden.
Sluit de flap van de enveloppen.
Strijk de enveloppen glad om alle resterende lucht eruit te persen en de randen plat te drukken.
Maak de enveloppen aan de hoeken los en strijk oneffenheden weg.
Lijn de randen van de enveloppen uit op een vlak oppervlak.
Voordat u enveloppen gaat laden
1
2
3
4
㻠㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Plaats de enveloppen met de korte zijde naar voren en met de kant zonder lijm (de voorzijde) naar boven.
De richting waarin u enveloppen plaatst, is hetzelfde voor de papierlade en de sleuf voor handmatige invoer.
Plaats de enveloppen met de sluitklep aan de linkerkant.
Plaatsingsrichting
㻠㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00X
Voorbedrukt papier plaatsen
Als u papier gebruikt waarop vooraf een logo is afgedrukt, let u bij het plaatsen op de invoerrichting van het papier. Zorg dat het papier
goed is geplaatst zodat er op de juiste kant van het papier met een logo wordt afgedrukt.
Afdrukken op papier met logo's
In dit gedeelte wordt voornamelijk aandacht besteed aan het op de juiste manier laden van voorbedrukt papier, dus met de juiste
afdrukrichting en afdrukzijde. Raadpleeg
Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de sleuf voor handmatige
invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van papier in de papierlade of sleuf voor handmatige
invoer.
Laad het papier met de kant van het logo (de afdrukzijde) naar boven.
Plaats altijd maar één vel papier in de sleuf voor handmatige invoer als u gaat afdrukken.
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Staand
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Liggend
Afdrukken op papier met logo's
㻠㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-00Y
Het type en formaat papier opgeven
U moet ervoor zorgen dat de instellingen voor het type en formaat papier overeenkomen met het papier dat is geladen. Vergeet dus niet
de papierinstellingen aan te passen wanneer u papier gaat laden dat afwijkt van het eerder gebruikte papier.
Als de instellingen onjuist zijn, kan het papier vastlopen of kan er een afdrukfout optreden.
Druk op (Papierinstellingen).
Druk op / om <Papierlade> of <Lade 1> te selecteren en druk vervolgens op .
Selecteer het formaat van het geplaatste papier en druk op .
Als het formaat van het geplaatste papier niet zichtbaar is, gebruikt u / om <Overige formaten> te selecteren en drukt u
op
.
Selecteer het type van het geplaatste papier en druk op .
Wanneer een veelgebruikt papierformaat bekend is
U kunt het apparaat zodanig instellen dat alleen veelgebruikte papierformaten op het selectiescherm worden weergegeven.
1
Druk op (Papierinstellingen).
2
Selecteer <Veelgebruikte papierformaten selecteren> en druk op .
1
2
3
4
㻠㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
3
Selecteer <Multifunctionele lade> of <Lade 1> en druk op .
4
Selecteer een veelgebruikt papierformaat en druk op om het corresponderende selectievakje in te
schakelen.
Niet-ingeschakelde papierformaten worden weergeven op het scherm <Overige formaten>.
5
Selecteer <Toepassen> en druk op .
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
Papier
㻠㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-010
Een aangepast papierformaat registreren
Zowel voor de papierlade als voor de sleuf voor handmatige invoer kunt u één veelgebruikt aangepast papierformaat registreren.
Druk op (Papierinstellingen).
Druk op / om <Papierlade> of <Lade 1> te selecteren en druk vervolgens op .
Selecteer <Aangepast> en druk op .
Geef het papierformaat op.
1
Geef de lengte van de zijde <X> op (de korte zijde).
Selecteer <X> en druk op
.
Geef de lengte van de zijde <X> op met
/ , gebruik / om de cursor naar cijfers vóór en achter het
decimaalteken te verplaatsen, en druk op
.
2
Geef de lengte van de zijde <Y> op (de lange zijde).
Selecteer <Y> en druk op
.
Geef de lengte van de zijde <Y> op en druk op
.
3
Selecteer <Toepassen> en druk op .
Selecteer het papiertype en druk op .
1
2
3
4
5
㻠㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
㻠㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-011
De stille modus inschakelen
In de stille modus maakt het apparaat tijdens gebruik minder geluid. Druk bijvoorbeeld op op het bedieningspaneel wanneer u het
apparaat's nachts gebruikt. Dit is alles wat u hoeft te doen om het apparaat stiller te laten werken. U kunt ook de tijd opgeven waarop
het apparaat automatisch in de stille modus moet worden gezet.
In de stille modus
Het lampje brandt groen als de stille modus actief is.
Wanneer de stille modus wordt ingeschakeld
Functies gaan trager werken.
Wanneer de stille modus niet kan worden ingeschakeld voor het apparaat
Het apparaat bevindt zich in de speciale modus
Er is een bepaald papierformaat of een bepaald papiertype opgegeven
Een tijd voor het inschakelen van de stille modus opgeven
U kunt opgeven hoe laat de stille modus voor het apparaat automatisch moet worden in- of uitgeschakeld. Dit is bijvoorbeeld handig
als u het apparaat alleen's nachts stiller wilt laten werken.
<Tijdklokinstellingen> <Tijd stille modus> geef elke instelling op <Toepassen>
<Begintijd>
Hiermee kunt u de tijd voor het inschakelen van de stille modus opgeven. Selecteer <Aan> en geef de tijd op.
<Eindtijd>
Hiermee kunt u de tijd voor het uitschakelen van de stille modus opgeven. Selecteer <Aan> en geef de tijd op.
㻠㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
De stille modus uitschakelen
Druk op om de stille modus uit te schakelen.
㻡㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-012
De slaapstand instellen
In de slaapstand wordt het stroomverbruik verlaagd door de stroomtoevoer naar het bedieningspaneel te onderbreken. Als er gedurende
bepaalde tijd geen bewerkingen worden uitgevoerd op de machine, zoals tijdens de lunchpauze, kunt u energie besparen door op
op
het bedieningspaneel te drukken. U kunt ook de instelling Automatische sluimertijd gebruiken om de machine automatisch in de
slaapstand te zetten als deze gedurende de opgegeven tijd inactief is.
Wanneer de slaapmodus is ingeschakeld
Het lampje brandt groen als de slaapstand actief is.
Situaties waarin de slaapstand niet wordt geactiveerd
Wanneer het apparaat bezig is
Wanneer het lampje [Verwerken/gegevens] brandt of knippert
Wanneer het apparaat een bewerking uitvoert zoals aanpassen of reinigen
In het geval van een papierstoring
Wanneer het menuscherm wordt weergegeven
Wanneer er een foutbericht wordt weergegeven op het scherm (er zijn enkele uitzonderingen: bij bepaalde foutberichten wordt
de slaapstand wel geactiveerd)
Automatische sluimertijd instellen
Hieronder ziet u de standaardinstellingen voor de periode van inactiviteit waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt
geplaatst. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen. Volg de onderstaande procedure om de periode
van inactiviteit te wijzigen waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt geplaatst.
5 minuten (het instellingsbereik is 5 t/m 30 minuten)
<Tijdklokinstellingen> <Automatische sluimertijd> de periode van inactiviteit waarna de machine
automatisch in de slaapstand wordt geplaatst
De slaapstand verlaten
Druk op . U kunt ook op een andere toets dan drukken om de slaapstand te verlaten.
㻡㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-013
De automatische uitschakeltijd instellen
Door deze instelling in te schakelen, kunt u de machine zodanig instellen dat deze automatisch wordt uitgezet. De machine wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de opgegeven periode van inactiviteit is verstreken sinds het activeren van de slaapstand. U kunt
instellen dat de stroomtoevoer automatisch wordt uitgeschakeld als u vergeet het apparaat uit te schakelen, bijvoorbeeld's nachts of in
vakanties.
<Tijdklokinstellingen> <Automatische uitschakeltijd> stel de periode in
BELANGRIJK
Voordat u <Automatische uitschakeltijd> instelt (MF212w)
Wanneer de instelling <Automatische uitschakeltijd> is ingeschakeld, wordt de machine mogelijk automatisch uitgezet zelfs als
u deze gebruikt via de UI op afstand of de Instel-tool Zendfunctie. Er kan een storing optreden, vooral als de machine wordt
uitgeschakeld terwijl gegevens worden geïmporteerd. Stel <Automatische uitschakeltijd> vooraf in op <0> (uit) wanneer u
gegevens importeert met de UI op afstand of de Instel-tool Zendfunctie.
OPMERKINGEN
De standaardinstelling is 4 uur.
MF212w-gebruikers: Als een item van de [Tijdklokinstellingen] via de UI op afstand wordt gewijzigd terwijl de machine in
de slaapstand staat, wordt de tijdklok voor de instelling <Automatische uitschakeltijd> opnieuw gestart. De machine wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de opgegeven periode van inactiviteit is verstreken sinds de tijdklok opnieuw is gestart.
㻡㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-014
Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan basisbewerkingen voor kopiëren en worden verschillende andere handige functies
beschreven, zoals het kopiëren van meerdere pagina's op één vel papier.
Basishandelingen gebruiken
Basisbewerkingen voor kopiëren
Kopiëren annuleren
De gewenste kopieerinstellingen gebruiken
Vergroten of verkleinen Kopieën sorteren per pagina Documenttype selecteren
Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen Meerdere documenten op één vel
kopiëren (2 op 1/4 op 1)
Beide zijden van een
identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
De toets [Paper Save Copy]
gebruiken (MF211)
Veelgebruikte kopieerbewerkingen eenvoudiger uitvoeren
De standaardinstellingen wijzigen
㻡㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-015
Basisbewerkingen voor kopiëren
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op (COPY/SCAN) om over te schakelen naar het scherm voor de kopieermodus.
Gebruik de numerieke toetsen om het gewenste aantal kopieën in te voeren.
U kunt een waarde invoeren van 1 tot 99.
Druk op
om het ingevoerde aantal te annuleren.
Geef de gewenste kopieerinstellingen op.
Gebruik / om de instellingen te selecteren. Verschillende kopieerinstellingen
Druk op .
Het kopiëren wordt gestart.
Als u het kopiëren wilt annuleren, drukt u op
<Ja> . Kopiëren annuleren
Wanneer u sorteert of meerdere pagina's op één vel afdrukt
Als voor <N op 1> een andere instelling dan <Uit> is opgegeven of als <Sorteren> op <Aan> is ingesteld, moet u eerst
het hele document scannen voordat u het kopieerproces start.
1
Leg het volgende document op de glasplaat en druk op .
Herhaal deze stap totdat het volledige document is gescand.
2
Selecteer <Start kopiëren> en druk op .
1
2
3
4
5
㻡㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Wanneer het bericht <Frm past niet bij inst> wordt weergegeven.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als u documenten gaat kopiëren met tekst of afbeeldingen die doorlopen tot de randen van de pagina
De kans bestaat dat de randen van het document niet worden gekopieerd. Zie Scangebied voor meer informatie over de
scanmarges.
Als u altijd dezelfde kopieerinstellingen wilt gebruiken:
De standaardinstellingen wijzigen
㻡㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-016
Kopiëren annuleren
Als u de kopieerbewerking wilt annuleren direct nadat u op hebt gedrukt, selecteert u <Annuleren> of drukt u op op het
bedieningspaneel. U kunt het kopiëren ook annuleren nadat u de kopieerstatus hebt gecontroleerd.
Annuleren op het scherm dat wordt weergegeven tijdens het kopiëren
<Annuleren> <Ja>
Druk op om te annuleren
<Ja>
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt
De documenten zijn gescand en wachten om te worden afgedrukt. Selecteer het document waarvoor u het kopiëren wilt annuleren.
Selecteer de te annuleren taak
<Ja>
Druk op om te annuleren
<Status kopieeropdracht> <Annuleren> <Ja>
㻡㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
<Annuleren>
Hiermee annuleert u het kopiëren.
Kopieerdetails
Hier ziet u het aantal kopieën, de gekozen instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder het
kopiëren te annuleren, drukt u op
om terug te gaan naar het hoofdscherm van de kopieerfunctie.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻡㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-017
Verschillende kopieerinstellingen
U kunt kiezen uit een groot aantal instellingen om zo op de gewenste manier kopieën te maken. Zo zijn er instellingen om papier te
besparen maar ook om uw documenten beter leesbaar te maken.
Vergroten of verkleinen Documenttype selecteren Dichtheid aanpassen
Scherpte aanpassen Meerdere documenten op één vel
kopiëren (2 op 1/4 op 1)
Beide zijden van een
identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
Kopieën sorteren per pagina De toets [Paper Save Copy]
gebruiken (MF211)
㻡㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-018
Vergroten of verkleinen
U kunt kopieën vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage te gebruiken zoals <A5-
>A4> of door in stappen van 1% een aangepast zoompercentage in te stellen.
(COPY/SCAN) <Zoompercentage> selecteer het zoompercentage
<Aangepast percentage>
Druk op
/ of de numerieke toetsen om het zoompercentage in te voeren en druk vervolgens op . U kunt in stappen van
1% een zoompercentage instellen tussen 25 en 400%.
Vooraf ingesteld zoompercentage
Selecteer een zoompercentage.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻡㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-019
Documenttype selecteren
U kunt de optische beeldkwaliteit voor de kopie selecteren op basis van het documenttype, zoals documenten
met alleen tekst, documenten met grafieken en tabellen of documenten met tijdschriftfoto's.
(COPY/SCAN) <Type origineel> selecteer het documenttype
<Tekst>
Selecteer deze optie voor het kopiëren van documenten met alleen tekst.
<Tekst/foto (snel)>
Selecteer deze optie als u documenten gaat kopiëren die tekst en foto's bevatten. De afdruksnelheid krijgt een hogere prioriteit
dan de beeldkwaliteit.
<Tekst/Foto>
Selecteer deze optie als u documenten gaat kopiëren die tekst en foto's bevatten.
<Foto>
Deze optie is bedoeld voor het kopiëren van documenten met gedrukte foto's, zoals tijdschriften of folders.
Als u <Tekst/foto (snel)>, <Tekst/Foto> of <Foto> selecteert en <Densiteit> op <Auto densit.> is ingesteld, verandert dit in
<Handm. densiteit>.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻢㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01A
Dichtheid aanpassen
U kunt de dichtheid van de kopie aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker
zijn. U kunt ook automatisch een optimale dichtheid voor een document laten instellen.
(COPY/SCAN) <Densiteit> wijzig de dichtheid
<Auto densit.>
Er wordt automatisch een optimale dichtheid voor het document ingesteld.
<Type origineel> wordt automatisch ingesteld op <Tekst>. (
Documenttype selecteren)
<Handm. densiteit>
Wijzig de dichtheid met
/ .
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Scherpte aanpassen
Densiteit corrigeren
㻢㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01C
Scherpte aanpassen
U kunt de scherpte van de gekopieerde afbeelding aanpassen. Stel de scherpte hoger in om onscherpe teksten
en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te verbeteren.
(COPY/SCAN) <Scherpte> pas de beeldscherpte aan
<->: Druk op
Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is.
Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren
<+>: Druk op
Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding.
Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Dichtheid aanpassen
㻢㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01E
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
U kunt twee of vier documenten verkleind kopiëren op één vel papier. Hierdoor neemt het aantal pagina's af
en kunt u eenvoudig papier besparen.
Als u <2 op 1>/<4 op 1> gebruikt, wordt de kopieerverhouding automatisch verkleind (de kopieerverhouding wordt
weergegeven op het scherm). U kunt de kopieerverhouding vergroten of verder verkleinen voordat u op
drukt, maar de
randen van het document worden mogelijk niet gekopieerd als u de verhouding vergroot.
<2 op 1>/<4 op 1> is niet beschikbaar als u <ID-kaart kopie> gebruikt.
Wanneer u meerdere documenten op één pagina kopieert, worden er mogelijk marges toegevoegd aan de kopie.
(COPY/SCAN) <N op 1> selecteer <2 op 1> of <4 op 1> selecteer het documentformaat op het
scherm <Scanformaat>
<2 op 1>/<4 op 1>
Selecteer <2 op 1> om twee pagina's van documenten op één vel te kopiëren of selecteer <4 op 1> om vier pagina's van
documenten op één vel te kopiëren.
<Selecteer lay-out>
Geef op hoe u de documenten op de pagina wilt plaatsen.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻢㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01F
De toets [Paper Save Copy] gebruiken
Als u op de toets drukt, wordt de machine in de modus voor papierbesparing gezet. In deze modus
worden meerdere documentpagina's op één vel gekopieerd, waardoor u papier bespaart.
Als u <Paper Save Copy> gebruikt, wordt de kopieerverhouding automatisch verkleind (de kopieerverhouding wordt
weergegeven op het scherm). U kunt de kopieerverhouding vergroten of verder verkleinen voordat u op
drukt, maar de
randen van het document worden mogelijk niet gekopieerd als u de verhouding vergroot.
<Paper Save Copy> is niet beschikbaar als u <2 op 1>/<4 op 1> of <ID-kaart kopie> gebruikt.
Wanneer u meerdere documenten op één pagina kopieert, worden er mogelijk marges toegevoegd aan de kopie.
Selecteer de kopieerinstelling voor papierbesparing Selecteer het documentformaat op het scherm
<Scanformaat>
Kopieerinstellingen voor papierbesparing
Selecteer één van de vier beschikbare combinaties van instellingen.
Origineel (staand) Kopiëren
<2 op 1 1->1-
zijdig>
<4 op 1 1->1-
zijdig>
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
㻢㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01H
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
Gebruik <ID-kaart kopie> om de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs op dezelfde zijde van een pagina te
kopiëren. Deze functie is handig als u bijvoorbeeld een rijbewijs of paspoort gaat kopiëren.
<ID-kaart kopie> is beschikbaar met papier van het formaat A4/Letter of groter.
<Zoompercentage> wordt automatisch ingesteld op <100%>.
Als <2 op 1>/<4 op 1> is ingesteld, wordt de machine niet in de modus ID-kaart kopie gezet wanneer u op
(ID-kaart
kopie) drukt. Stel <N op 1> in dat geval op <Uit> in of wijzig het in <ID-kaart kopie>.
Plaats de kaart
(ID-kaart kopie) draai de kaart om
De kaart plaatsen
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻢㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01J
Kopieën sorteren per pagina
Als u meerdere kopieën wilt gaan maken van documenten met meerdere pagina's, kunt u <Sorteren> op <Aan>
zetten om de kopieën op volgorde te sorteren. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-outs voor
vergaderingen of presentaties.
(COPY/SCAN) <Sorteren> <Aan>
<Uit>
De kopieën worden per pagina gegroepeerd en worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document
dat uit vijf pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5.
<Aan>
De kopieën worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf
pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻢㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01K
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze
standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde
instellingen hoeft te configureren als u gaat kopiëren.
<Kopieerinstellingen> <Wijzig standaardinstellingen> selecteer de instelling wijzig de
standaardwaarde van het geselecteerde item
<Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Verschillende kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen
㻢㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01L
De machine als printer gebruiken
Er zijn verschillende manieren om de machine als printer te gebruiken. U kunt documenten op uw computer afdrukken via het
printerstuurprogramma, of afdrukken vanaf draagbare apparaten met AirPrint. Kies in elke situatie de afdrukfunctie die het best aansluit
bij uw wensen.
Afdrukken vanaf een computer
Een document dat u op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Afdrukken vanaf een
computer
Afdrukken vanaf een smartphone/tablet
U kunt documenten afdrukken die u via een iPhone/iPad of Android-terminal op uw smartphone of tablet hebt gemaakt.
AirPrint gebruiken
U kunt afdrukken zonder een printerstuurprogramma te gebruiken door afdrukgegevens draadloos te versturen vanaf Apple-
apparaten.
AirPrint gebruiken (MF212w)
Afdrukken met de mobiele toepassing van Canon
Met een smartphone of tablet kunt u vanaf de machine afdrukken. Zie de Canon-website voor meer informatie over deze functie.
Deze machine ondersteunt ook Mopria . Met Mopria kunt u via één stuurprogramma afdrukken, zelfs als u een printer van
een ander merk gebruikt; bovendien kunt u afdrukken met veelgebruikte bewerkingen en instellingen voor elke printer. Ga
naar http://www.mopria.org voor informatie over ondersteunde modellen en besturingssystemen.
TM TM
㻢㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01R
Afdrukken vanaf een computer
Documenten die u met een programma op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Het
printerstuurprogramma heeft een aantal handige instellingen, zoals vergroten/verkleinen, waarmee u uw documenten op verschillende
manieren kunt afdrukken. U kunt de afdrukfunctie van de machine pas gebruiken nadat u enkele procedures hebt doorlopen, zoals het
installeren van het printerstuurprogramma op uw computer. Zie MF Driver Installation Guide voor meer informatie.
Help-informatie van het printerstuurprogramma
Als u in het scherm van het printerstuurprogramma op [Help] klikt, ziet u het scherm van de ingebouwde Help-functie van het
printerstuurprogramma. Gebruik dit scherm om gedetailleerde informatie te raadplegen die niet is opgenomen in de e-
Handleiding.
Macintosh-gebruikers: zie MF Driver Installation Guide voor informatie over het installeren van de printerstuurprogramma's, en
Help in het printerstuurprogramma voor informatie over het gebruik van afdrukfuncties (
Voor Mac OS-gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en het type en de versie van het printerstuurprogramma dat u gebruikt, kunnen de
schermen van het printerstuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
㻢㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01S
Een document afdrukken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een document op uw computer afdrukt via het printerstuurprogramma.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Preferences] (Voorkeuren) (of
[Properties] (Eigenschappen)).
Het scherm dat wordt weergegeven, verschilt afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
Geef de afdrukinstellingen op, zoals het aantal exemplaren en de afdrukstand, en klik op [OK].
Tabbladen
Klik op een tabblad om de bijbehorende afdrukinstellingen weer te geven en pas de instellingen waar nodig aan.
Verschillende afdrukinstellingen
[Aantal exemplaren]
Hiermee geeft u het aantal kopieën op.
[Afdrukstand]
Geef de afdrukstand op ([Staand] of [Liggend]). De afdrukstand die in het programma is opgegeven voor het document wordt
meestal automatisch overgenomen in het printerstuurprogramma.
U kunt de instellingen die u hebt opgegeven in deze stap opslaan als een "profiel" en dit profiel laden wanneer u gaat afdrukken.
Op deze manier hoeft u niet steeds dezelfde instellingen op te geven als u gaat afdrukken.
Combinaties van veelgebruikte
afdrukinstellingen opslaan
1
2
3
㻣㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Klikbare UI
Op de voorbeeldafbeelding kunt u gemakkelijk, op intuïtieve wijze, instellingen zoals de paginalay-out en inbindpositie
opgeven. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma.
Klik op [Afdrukken] (of op [OK]).
Het afdrukken wordt gestart. In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm.
Als u het afdrukken wilt annuleren, klikt u op [Annuleren] als het bovenstaande scherm wordt weergegeven. Nadat het scherm
verdwijnt of als het scherm niet wordt weergegeven, kunt u het afdrukken op andere manieren annuleren.
Afdrukken
annuleren
Raak afgedrukte pagina's niet aan
Raak pas afgedrukte vellen niet aan met uw vingers of een doek. Hierdoor kunnen uw vingers of de doek vuil worden en kunnen
tonervlekken ontstaan. Bovendien kunt u de toner van het papier vegen.
Als u in Windows 8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2 afdrukt vanuit de app Windows Store
Volg de onderstaande procedure.
Windows 8/Server 2012
Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten)
de printer die u gebruikt
[Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde afdrukfuncties opgeven.
Windows 8.1/Server 2012 R2
Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten)
[Print] (Afdrukken) de
printer die u gebruikt
[Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde
afdrukfuncties opgeven.
Als het bericht [The printer requires your attention. Go to the desktop to take care of it.] (Er is iets met de printer. Ga naar
het bureaublad om dit op te lossen.) wordt weergegeven, gaat u naar het bureaublad en volgt u de instructies in het
dialoogvenster. Dit bericht verschijnt als de machine zodanig is ingesteld dat de gebruikersnaam wordt weergegeven tijdens
taken zoals afdrukken.
KOPPELINGEN
De afdrukstatus controleren
4
㻣㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01U
Afdrukken annuleren
U kunt het afdrukken annuleren vanaf uw computer of vanaf het bedieningspaneel van de machine.
Vanaf een computer
Vanaf het bedieningspaneel
U annuleert het afdrukken vanaf het pictogram van de printer dat wordt weergegeven in het systeemvak van het bureaublad.
Dubbelklik op het printerpictogram.
Als het printerpictogram niet wordt weergegeven
Open de printermap (
De printermap weergeven), klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op
[Afdruktaken weergeven] (of dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma voor het apparaat).
Selecteer het document dat u wilt annuleren en klik op [Document] [Annuleren].
Klik op [Ja].
Het afdrukken van het geselecteerde document wordt geannuleerd.
Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd.
Annuleren vanuit de UI op afstand (MF212w)
U kunt het afdrukken annuleren vanuit de pagina [Opdrachtstatus] van de UI op afstand: De huidige status van afdruktaken
controleren
Annuleren vanuit een programma
In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm. U kunt het afdrukken annuleren door te klikken op [Cancel]
(Annuleren).
Vanaf een computer
1
2
3
㻣㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Annuleer het afdrukken met of .
Druk op om te annuleren
<Ja>
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt
Selecteer het document dat u wilt annuleren.
Selecteer de te annuleren taak
<Ja>
Druk op om te annuleren
<Status afdrukopdracht> selecteer het document op het scherm <Status afdrukopdracht>
<Annuleren> <Ja>
Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
De afdrukstatus controleren
Vanaf het bedieningspaneel
㻣㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01W
De afdrukstatus controleren
U kunt de huidige afdrukstatussen controleren.
Handig in de volgende situaties
Als het erg lang duurt voordat uw documenten worden afgedrukt, kunt u de wachtrij bekijken met de documenten die nog niet
zijn afgedrukt.
Als u de afdrukken niet kunt vinden die nu toch echt klaar hadden moeten zijn, kunt u controleren of er een fout is
opgetreden.
Druk op .
Druk op / om <Status afdrukopdracht> te selecteren en druk vervolgens op .
Selecteer het document waarvan u de status wilt controleren en druk op .
<Status afdrukopdracht>
Hier ziet u een lijst met de documenten die worden verwerkt of op verwerking wachten.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Afdrukken annuleren
1
2
3
㻣㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01X
Verschillende afdrukinstellingen
Er zijn verschillende afdrukinstellingen die u kunt kiezen, zoals vergroot/verkleind afdrukken.
Vergroten of verkleinen Afdrukken sorteren per pagina Meerdere pagina's op één vel
afdrukken
Posters afdrukken Randen afdrukken Datums en paginanummers
afdrukken
Afdrukken met watermerk Documenttype selecteren Toner besparen
Meerdere documenten
combineren en afdrukken
㻣㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-01Y
Vergroten of verkleinen
U kunt afdrukken vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage voor afdrukken te
selecteren, zoals A5 naar A4. U kunt ook zelf een aangepast zoompercentage kiezen, dat u kunt verhogen of
verlagen in stappen van 1%.
Het zoompercentage voor afdrukken instellen door het formaat van het origineel en het papier op te geven
(vaste schaal)
Het zoompercentage voor afdrukken wordt automatisch ingesteld op basis van het formaat van het origineel en van het papier dat u
hebt opgegeven.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer het documentformaat bij [Paginaformaat] selecteer het papierformaat bij
[Uitvoerformaat]
[OK]
Zoompercentage voor afdrukken opgeven in stappen van 1%
tabblad [Algemene instellingen] schakel het selectievakje [Handmatig schalen] in geef het zoompercentage voor
afdrukken op bij [Schaling]
[OK]
Afhankelijk van het geselecteerde papierformaat, kunt u mogelijk niet het optimale zoompercentage voor afdrukken instellen.
Dit kan zich uiten in grote lege vlakken op de afdruk of delen van het document die ontbreken.
㻣㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
De instellingen voor vergroten/verkleinen in bepaalde programma's hebben prioriteit boven de desbetreffende instellingen in
het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻣㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-020
Afdrukken sorteren per pagina
Als u afdrukken wilt maken van documenten met meerdere pagina's, selecteert u [Sorteren] om complete sets op
volgorde af te drukken. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-outs voor vergaderingen of
presentaties.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer [Sorteren] of [Groeperen] bij [Afwerking] [OK]
[Afwerking]
Geef de sorteermethode van de afdrukken op wanneer u documenten met meerdere pagina's afdrukt.
[Sorteren]
De afdrukken worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf
pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5.
[Groeperen]
De afdrukken worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf pagina's bestaat,
worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5.
Als u [Uit] selecteert, bepaalt de relevante instelling in het programma of de afdrukken al dan niet worden gesorteerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻣㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-021
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
U kunt meerdere pagina's afdrukken op één vel papier. Zo kunt u vier of negen pagina's afdrukken op één vel
door [4 op 1] of [9 op 1] te gebruiken. Gebruik deze functie als u papier wilt besparen of een document wilt
bekijken als miniaturen.
Tabblad [Algemene instellingen]
selecteer bij [Pagina-opmaak] het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken
selecteer bij [Pagina-opmaak] de indeling van de pagina-opmaak [OK]
[Pagina-opmaak]
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken. U kunt een waarde kiezen in het bereik van [1 op 1] tot en met [16
op 1]. Als u bijvoorbeeld 16 pagina's op één vel wilt afdrukken, selecteert u [16 op 1].
Zie Posters afdrukken voor opties zoals [Poster [2 x 2]].
Het afdrukken verloopt mogelijk niet goed als u deze instelling combineert met een instelling in het programma voor het
sorteren van afdrukken.
[Paginavolgorde]
Selecteer een indeling voor de pagina-opmaak. Als u bijvoorbeeld [Horizontaal vanaf linkerzijde] selecteert, wordt de eerste pagina
links bovenaan afgedrukt en vervolgens worden de volgende pagina's rechts daarvan geplaatst.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻣㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-022
Posters afdrukken
U kunt één pagina van een document verspreid over meerdere pagina's afdrukken. Als u een document met één
pagina van het formaat A4 bijvoorbeeld negen keer zo groot maakt, hebt u een poster van 3x3 vellen A4-
formaat nadat u het document hebt afgedrukt en de vellen aan elkaar hebt geplakt.
tabblad [Basisinstellingen]
selecteer bij [Pagina-opmaak] de afmetingen van de poster (bijvoorbeeld [Poster [2 x 2]])
[OK]
U kunt kiezen uit vier posterinstellingen: [Poster [1 x 2]], [Poster [2 x 2]], [Poster [3 x 3]] en [Poster [4 x 4]].
Schakel het selectievakje [Afdrukrand] in om randen af te drukken. Randen zijn handig als u de afdrukken aan elkaar wilt
plakken of de marges wilt wegsnijden.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Vergroten of verkleinen
㻤㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-023
Randen afdrukken
U kunt randen, zoals stippellijnen of dubbele ononderbroken lijnen, toevoegen aan de marges van afdrukken.
tabblad [Pagina-instelling]
klik op [Pagina opties] selecteer het type rand bij [Kader] [OK] [OK]
[Kader]
Selecteer hier het type rand.
Voorbeeld
Hier ziet u een voorbeeld met de geselecteerde rand.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Datums en paginanummers afdrukken
Afdrukken met watermerk
㻤㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-024
Datums en paginanummers afdrukken
U kunt de informatie zoals datums of paginanummers afdrukken. Daarnaast kunt u aangeven waar in het
document u deze informatie wilt afdrukken (linksboven, rechtsonder, enzovoort).
Tabblad [Pagina-instelling]
klik op [Pagina opties] selecteer de afdrukpositie van de afdrukdatum, de gebruikersnaam of
het paginanummer
[OK] [OK]
[Afdrukdatum]
Geef de positie aan voor het afdrukken van de afdrukdatum.
[Gebruikersnaam afdrukken]
Geef de positie aan voor het afdrukken van de gebruikersnaam (aanmeldingsnaam) voor de computer waarmee het document
wordt afgedrukt.
[Paginanummer afdrukken]
Geef de positie aan voor het afdrukken van het paginanummer.
De afdrukindeling van datums en paginanummers wijzigen
Als u datums, aanmeldingsnamen of paginanummers gaat afdrukken, kunt u opmaakinstellingen wijzigen zoals het lettertype en
de tekengrootte. Klik op het scherm Pagina-opties hierboven op [Indelingsinstellingen] om de opmaakinstellingen op te geven.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Randen afdrukken
Afdrukken met watermerk
㻤㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-025
Afdrukken met watermerk
U kunt een watermerk zoals "KOPIE" of "VERTROUWELIJK" afdrukken over het document. U kunt nieuwe
watermerken maken of vooraf geregistreerde watermerken gebruiken.
Tabblad [Pagina-instelling]
schakel het selectievakje [Watermerk] in selecteer een watermerk in [Watermerknaam]
[OK]
[Watermerk]/[Watermerknaam]
Schakel het selectievakje [Watermerk] in om de beschikbare watermerken weer te geven in de vervolgkeuzelijst
[Watermerknaam]. Selecteer een watermerk in de lijst.
[Watermerk bewerken]
Hiermee geeft u het scherm weer voor het maken of bewerken van watermerken.
KOPPELINGEN
[Toevoegen]
Klik hierop om een nieuw watermerk te maken. U kunt maximaal 50 watermerken opslaan.
[Naam]
Voer een naam in voor het nieuwe watermerk.
[Kenmerken]/[Uitlijning]/[Afdrukstijl]
Klik op deze tabbladen om de tekst, kleur of afdrukpositie van het watermerk op te geven. Klik voor meer informatie
op [Help] in het printerstuurprogramma.
㻤㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Een document afdrukken
Randen afdrukken
Datums en paginanummers afdrukken
㻤㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-026
Documenttype selecteren
U kunt het type document opgeven om zo een optimale beeldkwaliteit te garanderen. Er zijn verschillende
instellingen voor fotodocumenten, documenten met grafieken en tabellen, en documenten met CAD-
tekeningen met zeer dunne lijntjes.
tabblad [Kwaliteit]
selecteer het type document bij [Doel] [OK]
[Doel]
Selecteer een optie die het best past bij het type document of het doel van de afdruk. Selecteer bijvoorbeeld [Algemeen] voor
algemeen gebruik of selecteer [Foto's] wanneer u foto's met de best mogelijke kwaliteit wilt afdrukken.
[Algemeen]
Een veelzijdige optie die geschikt is voor het afdrukken van vrijwel alle documenten.
[Publicaties]
Selecteer deze optie als u documenten gaat afdrukken met een mix van foto's, grafieken en tabellen.
[Illustraties]
Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met grafieken of tabellen.
[Foto's]
Selecteer deze optie als u foto's gaat afdrukken.
[Ontwerpen [CAD]]
Deze optie is bedoeld voor het afdrukken van ontwerptekeningen met heel veel dunne lijntjes.
[Tekst met hoge definitie]
Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met kleine tekens.
Als u gedetailleerde instellingen wilt opgeven voor de items die u hebt geselecteerd bij [Doel], klikt u op [Geavanceerde
instellingen]. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻤㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-027
Toner besparen
U kunt in het printerstuurprogramma instellen dat documenten met minder toner worden afgedrukt.
Als de tonerspaarstand is ingeschakeld, bestaat de kans dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag worden.
tabblad [Kwaliteit]
selecteer het type document bij [Doel] klik op [Geavanceerde instellingen] selecteer
[Tonerspaarstand] op het scherm [Geavanceerde instellingen]
selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst [OK] [OK]
[Doel] Documenttype selecteren
Selecteer het type document waarvoor u de tonerspaarstand wilt inschakelen.
[Geavanceerde instellingen]
Er verschijnt een scherm met instellingen. Klik op [Tonerspaarstand] en selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst onder aan het
scherm.
U kunt aangeven of u de tonerspaarstand wilt inschakelen voor ieder documenttype. Schakel voor elk documenttype dat wordt
vermeld bij [Doel] al dan niet de tonerspaarstand in.
Op het scherm [Geavanceerde instellingen] kunt u verschillende andere afdrukinstellingen opgeven. Klik voor meer informatie
op [Help] in het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻤㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-028
Meerdere documenten combineren en afdrukken
Met behulp van Canon PageComposer kunt u meerdere documenten samenvoegen tot één afdruktaak en de
taak afdrukken met de opgegeven afdrukinstellingen. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld documenten
combineren die met verschillende programma's zijn gemaakt en alle pagina's op hetzelfde papierformaat
afdrukken.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Preferences] (Voorkeuren) (of
[Properties] (Eigenschappen)).
Selecteer [Bewerken/Voorbeeld] bij [Uitvoermodus].
Klik op [OK] in het scherm [Informatie].
Klik op [OK] onder aan het scherm.
Klik op [Afdrukken] (of op [OK]).
Canon PageComposer wordt gestart. Het afdrukken wordt nog niet gestart.
1
2
3
4
㻤㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Herhaal stappen 1 - 4 voor de documenten die u wilt combineren.
De documenten worden toegevoegd aan Canon PageComposer.
Selecteer in de lijst [Document Name] (Documentnaam) de documenten die u wilt combineren en klik op .
U selecteert meerdere documenten door op de documenten te klikken terwijl u de toets [Shift] of [Ctrl] ingedrukt houdt.
Wijzig de instellingen desgewenst en klik op [Combineren].
De documenten die zijn geselecteerd in stap 6 worden gecombineerd.
[Afdrukvoorbeeld]
U ziet een voorbeeld van het document zoals dat wordt afgedrukt.
[Documentlijst]/[Afdrukinstellingen]
Klik op het tabblad [Documentlijst] om de documenten weer te geven die u hebt toegevoegd in stappen 1 - 4. U kunt
documenten verwijderen door deze te selecteren in de lijst en op [Verwijderen uit lijst] te klikken.
Klik op het tabblad [Afdrukinstellingen] om het scherm voor het opgeven van afdrukinstellingen (zoals het aantal kopieën) te
openen. De instellingen in dit scherm worden voor de volledige afdruktaak gebruikt.
Klik voor meer informatie op [Help] in Canon PageComposer.
5
6
7
㻤㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Details]
Hiermee geeft u het scherm met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma weer. Er zijn minder instellingen
beschikbaar dan bij gewoon afdrukken.
Selecteer in de lijst [Document Name] (Documentnaam) de gecombineerde afdruktaak die u wilt afdrukken
en klik op .
Het afdrukken wordt gestart.
Raadpleeg
Afdrukken annuleren voor instructies voor het annuleren van het afdrukken.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
8
㻤㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-029
De gewenste afdrukinstellingen configureren
U kunt combinaties van instellingen opslaan als "profielen" om uw diverse afdrukdoelen te realiseren. U kunt de instellingen die u vaak
gebruikt, ook opslaan als de standaardinstellingen. Wanneer de standaardinstellingen zijn opgeslagen, worden ze automatisch op het
scherm van het printerstuurprogramma weergegeven, zodat u ze niet speciaal hoeft op te geven en meteen kunt beginnen met
afdrukken.
Stel "STRENG GEHEIM" als watermerk in en sla het op in "profielen". Vervolgens kunt
u dit watermerk wanneer u het maar nodig hebt uit profielen selecteren.
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
Geef [2 op 1] als standaardinstelling in het printerstuurprogramma op. Vanaf de
volgende afdruktaak worden op elk vel 2 pagina's van het document afgedrukt.
De
standaardinstellingen wijzigen
㻥㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02A
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
Als u bij elke afdruktaak instellingen moet opgeven om bijvoorbeeld "af te drukken op A4-papier in de afdrukstand Liggend, met de
tonerspaarstand ingeschakeld", wordt dit tijdrovend en vervelend. Als u uw veelgebruikte combinaties van afdrukinstellingen echter
opslaat als een "profiel", kunt u de gewenste afdrukinstellingen eenvoudig opgeven door het bijbehorende profiel te selecteren. In dit
gedeelte wordt uitgelegd hoe u profielen opslaat en kunt afdrukken met profielen.
Een profiel opslaan
Een profiel selecteren
Geef de instellingen op die u wilt opslaan in een profiel en klik op [Toevoegen].
Definieer de gewenste afdrukinstellingen op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking] en [Kwaliteit].
Verschillende afdrukinstellingen
Typ een naam voor het profiel bij [Naam], selecteer een pictogram en klik op [OK].
Typ desgewenst een toelichting van het profiel bij [Opmerking].
Klik op [Instellingen weergeven] om de instellingen te zien die in het profiel worden opgeslagen.
Een profiel bewerken
Als u de naam, het pictogram of de opmerking van eerder opgeslagen profielen wilt wijzigen, klikt u in het scherm uit stap 1 op
[Bewerken] rechts van [Profiel]. De standaardprofielen kunt u echter niet wijzigen.
Selecteer eenvoudig het gewenste profiel en klik op [OK].
Een profiel opslaan
Een profiel selecteren
1
2
㻥㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
De instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen
U kunt de instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen. Desgewenst kunt u de gewijzigde instellingen opslaan als een ander
profiel.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
De standaardinstellingen wijzigen
㻥㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02C
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven als u het scherm met afdrukinstellingen van het
printerstuurprogramma opent. U kunt deze instellingen wijzigen in de instellingen die u het meest gebruikt. Als u bijvoorbeeld altijd 2
documentpagina's per vel wilt afdrukken, geeft u [2 op 1] op als de standaardinstelling voor de paginalay-out. Vanaf de volgende keer
dat u het scherm van het printerstuurprogramma opent, is de instelling altijd [2 op 1], zodat u deze instelling niet voor elke afdruktaak
hoeft op te geven.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de machine en klik op [Printing preferences]
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Wijzig de instellingen op het scherm met voorkeursinstellingen en klik op [OK].
Definieer de gewenste afdrukinstellingen op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking] en [Kwaliteit].
Verschillende afdrukinstellingen
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
1
2
3
㻥㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02E
AirPrint gebruiken
U hebt niet altijd een computer nodig voor het afdrukken van foto's, e-mails, webpagina's en andere documenten. Met
AirPrint kunt u draadloos afdrukken vanaf Apple-apparaten zoals een iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh zonder dat u
het printerstuurprogramma hoeft te gebruiken.
Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
Afdrukken vanaf een Mac
Afdrukken via AirPrint annuleren
AirPrint-instellingen wijzigen
Problemen oplossen bij het afdrukken met AirPrint
Overige
Systeemvereisten
U kunt AirPrint gebruiken als u een van de volgende apparaten hebt en de meest recente versie van iOS is geïnstalleerd op het
apparaat:
iPad (alle modellen)
iPhone (3GS of hoger)
iPod touch (derde generatie of hoger)
Als u een Macintosh gebruikt, is OS X v10.7 of hoger vereist.
Netwerkomgeving
Het Apple-apparaat (iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh) en de machine moeten via hetzelfde LAN met elkaar zijn verbonden.
Als u beveiligingsfunctionaliteit in AirPrint wilt installeren, moet u een sleutelpaar en een digitaal certificaat instellen voordat u TLS
gebruikt.
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Instellingen configureren voor sleutelparen en
digitale certificaten
Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met het LAN.
Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies. Meegeleverde documentatie
Tik in het programma op het Apple-apparaat op om de menuopties weer te geven.
Hoe het pictogram eruitziet, is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Tik op [Print] (Druk af) in de vervolgkeuzelijst.
Selecteer dit apparaat bij [Printer] in [Printer Options] (Printeropties).
De printers in het netwerk worden weergegeven. Selecteer dit apparaat.
[Printer Options] (Printeropties) wordt niet weergegeven in programma's die geen ondersteuning bieden voor AirPrint. U kunt dan
ook niet draadloos afdrukken vanuit deze programma's.
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
1
2
3
4
5
㻥㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Aantal kopieën
Tik op [+] of [-] rechts van [1 kopie] om het aantal kopieën in te stellen.
[Range] (Bereik)
Tik op [Range] (Bereik) en [All Pages] (Alle pagina's) of geef het bereik op van de pagina's die u wilt afdrukken als u een
document met meerdere pagina's afdrukt.
De beschikbare instellingen in [Printer Options] (Printeropties) verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
De beschikbare papierformaten verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
Tik op [Print] (Druk af).
Het afdrukken wordt gestart.
Het afdrukken annuleren
Afdrukken via AirPrint annuleren
De afdrukstatus controleren
Tijdens het afdrukken, wordt het pictogram [Print Center] (Afdrukcentrum) weergegeven in de lijst met onlangs gebruikte
programma's op het Apple-apparaat. Gebruik dit pictogram om de afdrukstatus te controleren. De lijst met onlangs gebruikte
programma's geeft u weer door tweemaal op de knop [Home] te drukken.
Als u beveiligingsfunctionaliteit in AirPrint wilt installeren, moet u een sleutelpaar en een digitaal certificaat instellen voordat u TLS
gebruikt.
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Instellingen configureren voor sleutelparen en
digitale certificaten
Voeg de machine aan uw Macintosh toe met [System Preferences] (Systeemvoorkeuren) [Print & Scan]
(Afdrukken en scannen).
Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met het LAN.
Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies. Meegeleverde documentatie
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer deze machine in het afdrukvenster.
De printers die zijn verbonden met uw Mac worden weergegeven. Selecteer deze machine.
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
[Presets] (Voorinstellingen)
Geef de afdrukinstellingen op door een voorinstelling te selecteren in de vervolgkeuzelijst.
[Copies] (Aantal exemplaren)
Hiermee geeft u het aantal kopieën op.
[Pages] (Pagina's)
Geef het bereik van pagina's op dat u wilt afdrukken als het document meerdere pagina's bevat.
De beschikbare instellingen verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
Klik op [Print] (Druk af).
Het afdrukken wordt gestart.
Het afdrukken annuleren
Afdrukken via AirPrint annuleren
U kunt het afdrukken op twee manieren annuleren. U kunt het afdrukken annuleren vanaf het bedieningspaneel van de machine
(
Afdrukken annuleren) of vanaf een Apple-apparaat. In het laatste geval volgt u deze procedure.
Afdrukken vanaf een Mac
Afdrukken via AirPrint annuleren
6
1
2
3
4
5
6
㻥㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Annuleren vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
Druk tweemaal op de knop [Home].
Tik op [Print Center] (Afdrukcentrum) om de lijst weer te geven met de documenten die moeten worden
afgedrukt.
Tik op het document dat u wilt annuleren en tik op [Cancel Printing] (Annuleer afdrukken).
Annuleren vanaf een Mac
Klik op het printerpictogram dat wordt weergegeven in het Dock op het bureaublad.
Klik op het document dat u wilt annuleren.
Klik op de knop [Delete] (Verwijder).
U kunt gegevens registreren die worden gebruikt voor het identificeren van de machine, zoals de naam van de machine en de
installatielocatie. U kunt ook het afdrukken via AirPrint uitschakelen op de machine. U gebruikt de UI op afstand om deze instellingen te
wijzigen.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Afhankelijk van uw browser, kan de procedure voor het starten van de UI op afstand afwijken. Raadpleeg de Help van de
browser die u gebruikt.
Klik op [Instellingen/registratie].
Als u een mobiel apparaat gebruikt, zoals een iPad, iPhone of iPod touch, moet u "klikken" hieronder lezen als "tikken".
Klik op [Netwerkinstellingen] [AirPrint-instellingen].
AirPrint-instellingen wijzigen
1
2
3
1
2
3
1
2
3
㻥㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Klik op [Bewerken...].
Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[AirPrint gebruiken]
Schakel dit selectievakje in om afdrukken via AirPrint mogelijk te maken. Schakel het selectievakje uit om AirPrint uit te schakelen.
[Printernaam]/[Locatie]/[Breedtegraad]/[Lengtegraad]
Voer de naam en de installatielocatie in om dit apparaat eenvoudig te herkennen vanaf uw Apple-apparaat. Deze informatie is
handig als u meerdere AirPrint-printers gebruikt.
[AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit]
Selecteer [Snelheidsprioriteit] of [Prioriteit beeldkwaliteit] als kwaliteitsmodus voor het afdrukken met AirPrint. Deze functie is
alleen beschikbaar bij het afdrukken van een PDF-bestand.
Als u [Printernaam] wijzigt
Als de ingestelde [Printernaam] wordt gewijzigd, kunt u mogelijk niet meer afdrukken vanaf de Macintosh die u gebruikt. Dat komt
omdat <mDNS-naam> (
DNS configureren) voor IPv4 ook wordt gewijzigd. Voeg in dit geval deze machine weer aan de
Macintosh toe.
Naam en locatie van de printer
[Printernaam] en [Locatie] komen terug in respectievelijk de volgende instellingen:
[Printernaam] kan ook worden ingesteld in <mDNS-naam> (
IPv4-instellingen).
[Locatie] kan ook worden ingesteld in <Locatie> (
Instellingen Apparaatinformatie ).
U kunt niet afdrukken met AirPrint.
Controleer of de machine is ingeschakeld. Als dat het geval is, start u de machine opnieuw op en kijkt u of het probleem is
opgelost.
Controleer of er papier in de machine is geladen en of er nog voldoende toner is.
Papier plaatsen Tonercartridges
vervangen
Controleer of er geen foutberichten worden weergegeven op het display van de machine.
Zorg ervoor dat het Apple-apparaat (iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh) en de machine via hetzelfde LAN met elkaar zijn
verbonden. Als u de machine inschakelt, kan het enkele minuten duren voordat de machine klaar is voor communicatie.
Zorg ervoor dat Bonjour is ingeschakeld op Apple-apparaten.
Verbruiksartikelen controleren op de Mac
Problemen oplossen bij het afdrukken met AirPrint
Overige
4
5
㻥㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
U kunt het scherm van AirPrint weergeven om toegang te krijgen tot de verschillende AirPrint-instellingen, maar ook om gegevens van
verbruiksartikelen te bekijken, zoals papier en toner.
Klik op [System Preferences] (Systeemvoorkeuren) in het Dock op het bureaublad [Print & Scan]
(Afdrukken en scannen).
Selecteer uw printer en klik op [Options & Supplies] (Opties en toebehoren).
Klik op [Show Printer Webpage] (Geef webpagina van printer weer).
Meld u in de systeembeheerdersmodus aan bij de UI op afstand.
Om de status van de machine of toebehoren te controleren, kunt u zich ook aanmelden in de eindgebruikersmodus.
Handelsmerken
Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Macintosh, Mac OS en OS X zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en
andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
1
2
3
4
㻥㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02F
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
Bevoegde gebruikers kunnen worden benadeeld door aanvallen van kwaadwillende personen, bijvoorbeeld door sniffing, spoofing en het
manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden. Om uw belangrijke en kostbare gegevens te beschermen tegen deze
aanvallen, kunt u AirPrint op deze machine gebruiken om de communicatie tussen de machine en een Apple-apparaat te coderen met TLS
(Transport Layer Security). TLS biedt de mogelijkheid om gegevens te coderen en via het netwerk te verzenden of ontvangen. Als u TLS
wilt gebruiken, moet u een sleutelpaar opgeven en de TLS-functie inschakelen. Genereer of installeer het sleutelpaar voor TLS voordat u
TLS inschakelt (
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten).
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Sleutel en certificaat...] in [TLS-instellingen].
Klik op [Registreer standaardsleutel] naast het sleutelpaar dat u wilt gebruiken.
1
2
3
4
5
㻥㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Details van een certificaat weergeven
U kunt de details van het certificaat controleren of het certificaat verifiëren door op de juiste tekstkoppeling onder [Sleutelnaam]
te klikken of op het pictogram van het certificaat.
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Schakel TLS in voor de UI op afstand.
1
Klik op [Netwerkinstellingen] [AirPrint-beveiligingsinstellingen].
2
Klik op [Bewerken...].
3
Schakel het selectievakje [Gebruik TLS] in, geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[Gebruik authenticatie]
Bij gebruik van AirPrint kunt u authenticatie (ofwel verificatie) gebruiken. Dit doet u door het selectievakje in te schakelen
en een [Gebruikersnaam] op te geven.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Geef een wachtwoord voor verificatie op. Dit doet u door het selectievakje in te schakelen en het wachtwoord te typen in
de vakken [Wachtwoord] en [Bevestigen].
6
㻝㻜㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
KOPPELINGEN
AirPrint gebruiken (MF212w)
Sleutelparen genereren
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
㻝㻜㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02H
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
Om de communicatie te coderen met een extern apparaat, moet vooraf een coderingssleutel worden verzonden en ontvangen via een
onbeveiligd netwerk. Dit probleem wordt opgelost door cryptografie met openbare sleutels. Cryptografie met openbare sleutels
garandeert een veilige uitwisseling door belangrijke en waardevolle gegevens te beschermen tegen aanvallen, zoals sniffing, spoofing en
het manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden.
Sleutelpaar
Een sleutelpaar bestaat uit een openbare sleutel en een geheime sleutel. Beide sleutels zijn nodig voor het coderen of
decoderen van gegevens. Aangezien gegevens die zijn gecodeerd met een van de sleutels uit het sleutelpaar niet
kunnen worden hersteld zonder de andere sleutel, kan met dit type cryptografie een veilige uitwisseling van gegevens
over het netwerk worden gegarandeerd. U kunt maximaal drie sleutelparen opslaan (
Door een CA uitgegeven
sleutelparen en digitale certificaten gebruiken). Op deze machine kunt u ook de bewerkingen
[Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken] en [Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken] uitvoeren
(
Sleutelparen genereren).
CA-certificaat
Digitale certificaten zoals CA-certificaten zijn vergelijkbaar met andere vormen van identificatie, zoals een rijbewijs.
Een digitaal certificaat bevat een digitale handtekening en stelt het apparaat in staat spoofing of het manipuleren van
gegevens te detecteren. Het is extreem moeilijk voor derden om digitale certificaten te misbruiken. Een digitaal
certificaat dat een openbare sleutel van een certificeringsinstantie (CA) bevat, wordt een CA-certificaat genoemd. CA-
certificaten dienen om functies zoals afdrukken met AirPrint te verifiëren op het apparaat waarmee de machine
communiceert. U kunt maximaal drie CA-certificaten opslaan (
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale
certificaten gebruiken).
Vereisten voor sleutels en certificaten
Het certificaat in een sleutelpaar dat is gegenereerd met het apparaat voldoet aan X.509v3. Als u een sleutelpaar of een CA-certificaat
installeert vanaf een computer, zorg er dan voor dat het onderdeel voldoet aan deze vereisten:
Indeling
Sleutelpaar: PKCS#12
CA-certificaat: X.509v1 of X.509v3, DER (gecodeerd binair)
Bestandsextensie
Sleutelpaar: ".p12", ".pfx" of ".cer"
CA-certificaat: ".p12", ".pfx" of ".cer"
Algoritme openbare sleutel
(en sleutellengte)
RSA (512 bits, 1024 bits, 2048 bits of 4096 bits)
Algoritme voor handtekening certificaat SHA1-RSA, SHA256-RSA, SHA384-RSA , SHA512-RSA
Algoritme voor vingerafdruk certificaat SHA1
De vereisten voor het certificaat in een sleutelpaar komen overeen met die voor CA-certificaten.
SHA384-RSA en SHA512-RSA zijn alleen beschikbaar wanneer de RSA-sleutel 1024 bits of langer is.
Het apparaat biedt geen ondersteuning voor het gebruik van een certificaatintrekkingslijst (CRL).
*1
*2 *2
*1
*2
㻝㻜㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02J
Sleutelparen genereren
U kunt een sleutelpaar genereren met de machine als dit nodig is voor gecodeerde communicatie via TLS (Transport Layer Security). U
kunt TLS gebruiken wanneer u de machine vanaf een Apple-apparaat oproept om AirPrint te gebruiken. U kunt maximaal drie
sleutelparen opslaan op de machine.
Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek
(CSR) aanmaken
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutel aanmaken...].
Een sleutelpaar verwijderen
Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen
klik op [OK].
Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen.
In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen.
Selecteer [Netwerkcommunicatie] en klik op [OK].
Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken
1
2
3
4
5
㻝㻜㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat.
[Sleutelinstellingen]
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt
terugvinden in lijsten.
[Handtekeningalgoritme]
Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst.
[Sleutelalgoritme]
RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het
aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger.
[512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd bij
[Handtekeningalgoritme].
[Certificaatinstellingen]
[Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)]
Voer de begindatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2099.
[Einddatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)]
Voer de einddatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2099. U kunt hier geen
datum opgeven die voorafgaat aan [Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)].
[Land/Regio]
Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het
keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland.
[Staat]/[Plaats]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie.
[Organisatie]/[Afdeling]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie.
[Standaardnaam]
Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name"
wordt vaak afgekort tot "CN".
Klik op [OK].
Het genereren van sleutels voor netwerkcommunicatie kan 10 tot 15 minuten duren.
Het gegenereerde sleutelpaar wordt automatisch opgeslagen op de machine.
6
7
㻝㻜㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutel aanmaken...].
Een sleutelpaar verwijderen
Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen
klik op [OK].
Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen.
In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen.
Selecteer [Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR)] en klik op [OK].
Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken
1
2
3
4
5
㻝㻜㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat.
[Sleutelinstellingen]
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt
terugvinden in lijsten.
[Handtekeningalgoritme]
Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst.
[Sleutelalgoritme]
RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het
aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger.
OPMERKING:
[512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd bij
[Handtekeningalgoritme].
[Instellingen certificaatondertekeningsverzoek (CSR)]
[Land/Regio]
Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het
keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland.
[Staat]/[Plaats]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie.
[Organisatie]/[Afdeling]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie.
[Standaardnaam]
Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name"
wordt vaak afgekort tot "CN".
Klik op [OK].
Het genereren van een sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) kan ongeveer 10 tot 15 minuten duren.
Klik op [Opslaan in bestand].
6
7
8
㻝㻜㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Als er een bevestigingsvenster wordt weergegeven, klikt u op [Opslaan] om het bestand op te slaan.
Klik op [Certificaat registreren...].
Klik op [Bestand kiezen], geef het bestand voor het certificaatondertekeningsverzoek op en klik op
[Registreren].
KOPPELINGEN
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
9
10
㻝㻜㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02K
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
Sleutelparen en digitale certificaten voor gebruik met het apparaat zijn verkrijgbaar bij een certificeringsinstantie (CA). U kunt deze
bestanden opslaan en vervolgens registreren via de UI op afstand. Zorg ervoor dat het sleutelpaar en het certificaat voldoen aan de
vereisten van het apparaat (
Vereisten voor sleutels en certificaten). U kunt maximaal drie sleutelparen en drie CA-certificaten
opslaan.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] (voor sleutelparen) of [Instellingen
CA-certificaat] (voor CA-certificaten).
Klik op [Sleutel en certificaat registreren] of [Registreer CA-certificaat].
Een geregistreerd sleutelpaar of CA-certificaat verwijderen
Klik op [Verwijderen] naast het sleutelpaar of CA-certificaat dat u wilt verwijderen
en klik vervolgens op [OK]. De vooraf
geïnstalleerde CA-certificaten kunt u niet verwijderen.
Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen.
In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen.
1
2
3
4
㻝㻜㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
De vooraf geïnstalleerde CA-certificaten uit- of inschakelen
Klik op [Uitschakelen] naast het vooraf geïnstalleerde CA-certificaat dat u wilt uitschakelen. Als u het certificaat weer wilt
inschakelen, klikt u nogmaals op [Inschakelen] naast het certificaat.
Klik op [Installeren...].
Een sleutelpaar of CA-certificaat verwijderen
Klik op [Verwijderen] naast het bestand dat u wilt verwijderen en klik vervolgens op [OK].
Klik op [Bestand kiezen], selecteer het bestand dat u wilt installeren en klik op [Start installatie].
Het sleutelpaar of CA-certificaat is geïnstalleerd op het apparaat.
Registreer het sleutelpaar of CA-certificaat.
Een sleutelpaar registreren
1
Klik op [Registreren] naast het sleutelpaar dat u wilt opslaan.
2
Voer de naam van het sleutelpaar en het wachtwoord in en klik op [OK].
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar dat u wilt opslaan.
[Wachtwoord]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor het wachtwoord van de privésleutel die is ingesteld voor het bestand dat
u wilt opslaan.
Een CA-certificaat registreren
Klik op [Registreren] naast het CA-certificaat dat u wilt opslaan.
5
6
7
㻝㻜㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
KOPPELINGEN
Sleutelparen genereren
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
㻝㻝㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02L
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Als u sleutelparen en CA-certificaten hebt geregistreerd, kunt u de gegevens van deze onderdelen bekijken of hun geldigheid en
handtekening controleren.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] (voor sleutelparen) of [Instellingen
CA-certificaat] (voor CA-certificaten).
Klik op het pictogram voor het sleutelpaar of certificaat dat u wilt controleren.
De certificaatgegevens kunt u bekijken op dit scherm.
Klik op [Certificaatverificatie].
1
2
3
4
5
㻝㻝㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Het resultaat van het verifiëren van het certificaat wordt zoals hieronder weergegeven.
KOPPELINGEN
Sleutelparen genereren
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
㻝㻝㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02R
De machine als scanner gebruiken
U kunt originele documenten scannen door het bedieningspaneel van het apparaat of een programma op een computer te gebruiken.
Welke manier u ook gebruikt, de gescande documenten worden geconverteerd naar elektronische bestandsindelingen zoals PDF-
bestanden. Gebruik de scanfunctie om omvangrijke papieren documenten te converteren naar bestanden zodat u deze gemakkelijk kunt
ordenen.
Om dit apparaat als een scanner te gebruiken, moet u voor gebruik de nodige voorbereidingen treffen, inclusief het installeren
van de software op een computer. Als u een netwerkverbinding gebruikt, moet u het apparaat registreren met "MF Network
Scan Utility".
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden (MF212w)
Zie de volgende documentatie als u een Macintosh-gebruiker bent: MF Driver Installation Guide voor informatie over het
installeren van de software, en Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding voor informatie over het gebruik van scanfuncties
(
Voor Mac OS-gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en de versie van het scannerstuurprogramma of de programma's die u gebruikt, kunnen
de schermen van het stuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
Scannen vanaf het apparaat
U kunt documenten scannen en opslaan op een computer via het bedieningspaneel van het apparaat. Scannen vanaf het apparaat
Scannen vanaf een computer
U kunt documenten die op het apparaat zijn geplaatst, scannen vanaf een computer. De gescande documenten worden opgeslagen op de
computer. U kunt scannen met behulp van MF Toolbox (geleverd bij het apparaat) of met behulp van andere toepassingen zoals een
beeldbewerkings- of tekstverwerkingsprogramma.
Scannen vanaf een computer
Scannen met de mobiele toepassing van Canon
U kunt een op het apparaat geplaatst origineel scannen met een smartphone of tablet. Zie de Canon-website voor meer informatie over
deze functie.
㻝㻝㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02S
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
Zorg ervoor dat het apparaat en uw computer met elkaar verbonden zijn en dat alle software is geïnstalleerd. Raadpleeg "Aan de slag"
voor instructies (
Meegeleverde documentatie). Om verbinding te maken via een draadloze of bekabelde LAN, moet u dit apparaat
registreren in MF Network Scan Utility (MF Netwerkscanprogramma). Registreer het apparaat volgens de onderstaande procedure. Deze
procedure is niet vereist als het apparaat en uw computer verbonden zijn via USB.
De scanfunctie is niet beschikbaar als het apparaat en uw computer verbonden zijn in een IPv6-omgeving. U moet IPv4 of USB
gebruiken.
Klik op in het systeemvak.
Schakel het selectievakje voor het apparaat in en klik op [OK].
In een netwerk kunnen maximaal tien computers tegelijk met één product (scanner) verbinding hebben.
1
2
㻝㻝㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02U
Scannen vanaf het apparaat
De volgorde van het scannen van een document en het opslaan op een computer kan alleen worden
uitgevoerd wanneer vanaf het apparaat wordt gescand. Voer de scan uit terwijl u opgeeft op welke computer
de documenten worden opgeslagen, geef op of de documenten in kleur of in zwart-wit worden gescand, of de
documenten worden opgeslagen als PDF- of JPEG-bestanden en geef de overige instellingen op.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op (COPY/SCAN) om over te schakelen naar het scherm voor de scanmodus.
Druk op .
Gebruik / om de doelcomputer te selecteren en druk op .
Dit scherm wordt niet weergegeven als een computer via USB met het apparaat verbonden is.
Selecteer type Scan.
Type scan Kleur Resolutie Bestandsindeling
<Kleurenscan> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Hoog compressieniveau
<Zwart-
witscan>
Zwart-wit 300 dpi TIFF
<Aangepast 1> Kleur 300 dpi JPEG/Exif
<Aangepast 2> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Standaardcompressieniveau
Een PDF-indeling waarbij de tekens op het document als tekstgegevens worden gescand en waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp
van een computer.
Documenten worden alleen in zwart en wit gescand, dus zonder tussenliggende grijstinten.
*1
*2
*1
*1
*2
1
2
3
4
5
㻝㻝㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Instellingen wijzigen
U kunt instellingen wijzigen vanaf MF Toolbox.
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
Druk op .
Het scannen wordt gestart.
Om te annuleren drukt u op
<Ja> .
U kunt niet scannen als het instelscherm van MF Toolbox wordt weergegeven. Sluit het
scherm voordat u gaat scannen.
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
Selecteer <Scannen voltooien> en druk op .
De doelmap voor de opslag wordt op de computer weergegeven.
Informatie over de doelmap voor opslag
De gescande gegevens worden standaard opgeslagen in de map [Pictures] (Afbeeldingen) of [My Pictures] (Mijn afbeeldingen).
Er wordt een submap gemaakt met de naam van de gescande gegevens en de gegevens worden opgeslagen in die map.
Raadpleeg
Opslaginstellingen configureren als u de doellocatie voor de opslag wilt wijzigen.
Gemakkelijker scannen vanaf het apparaat
Als u voorkeuren hebt die u regelmatig gebruikt, zoals scannen in kleur of in zwart-wit of een vooraf ingestelde computer waarop
gescande documenten worden opgeslagen, kan het vervelend zijn als u deze instellingen telkens moet instellen als u scant. Sla
deze instellingen op in een [Scan -> PC]-toets, zodat u met één druk op de toets kunt scannen.
Scannen met de toets [Scan
-> PC]
6
7
8
㻝㻝㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02W
Scannen met de toets [Scan -> PC]
Plaats een document op het apparaat en druk op of (bij gebruik van de MF211 drukt u op
). Het scannen wordt onmiddellijk gestart. Het type scan (kleur of zwart-wit), de doelmap voor de opslag van
het document en andere instellingen kunnen in een knop worden opgeslagen en documenten kunnen worden
gescand met deze instellingen. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u instellingen kunt opslaan in een knop
en hoe u met deze instellingen kunt scannen.
Uw instellingen opslaan in de toets [Scan -> PC]
De toets [Scan -> PC] gebruiken
MF211-gebruikers:
De enige sneltoets die beschikbaar is, is . De optie Netwerkverbinding en het scherm voor het selecteren van een
doelcomputer worden niet weergegeven.
Registreer de computer die als opslaglocatie dient, en het type scan in
of (bij gebruik van de MF211 drukt u op ).
Druk op .
Druk op / om <Scaninstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Selecteer <Sneltoetsinstellingen> <Registreren>.
Selecteer een sneltoets en druk op .
Selecteer de toets waarin u instellingen wilt opslaan.
Als u de MF211 gebruikt, drukt u gewoon op
.
Selecteer het type verbinding dat wordt gebruikt tussen het apparaat en de computer, en druk op .
<Uit>
Uw instellingen opslaan in de toets [Scan -> PC]
1
2
3
4
5
㻝㻝㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Selecteer deze instelling om opgeslagen instellingen te wissen.
<USB-verbinding>
Selecteer deze instelling als het apparaat en de computer via USB verbonden zijn.
<Netwerkverbinding> (MF212w)
Selecteer deze instelling als het apparaat en de computer via een netwerk verbonden zijn.
Selecteer de doelcomputer en druk op .
Dit scherm wordt niet weergegeven als u <USB-verbinding> selecteert in stap 5.
Selecteer het scantype en druk op .
Type scan Kleur Resolutie Bestandsindeling
<Kleurenscan> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Hoog compressieniveau
<Zwart-
witscan>
Zwart-wit 300 dpi TIFF
<Aangepast 1> Kleur 300 dpi JPEG/Exif
<Aangepast 2> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Standaardcompressieniveau
Een PDF-indeling waarbij de tekens op het document als tekstgegevens worden gescand en waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp
van een computer.
Documenten worden alleen in zwart en wit gescand, dus zonder tussenliggende grijstinten.
Instellingen wijzigen
U kunt instellingen wijzigen vanaf MF Toolbox.
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
De opgeslagen instellingen controleren
<Scaninstellingen> <Sneltoetsinstellingen> <Bevestig bestemming> selecteer sneltoets
Naam van doelcomputer
Hier ziet u de naam van de computer die is geregistreerd als de bestemming van scans die met deze toets worden gemaakt.
Type scan
Hier ziet u het type scan dat is ingesteld.
*1
*2
*1
*1
*2
6
7
㻝㻝㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op of (bij gebruik van de MF211 drukt u op ).
Raadpleeg De opgeslagen instellingen controleren om de instellingen die in de toets zijn opgeslagen, te controleren.
Het scannen wordt gestart.
Om te annuleren drukt u op
<Ja> .
U kunt niet scannen als het instelscherm van MF Toolbox wordt weergegeven. Sluit het
scherm voordat u gaat scannen.
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
Druk op / om <Scannen voltooien> te selecteren en druk vervolgens op .
De doelmap voor de opslag wordt op de computer weergegeven.
Informatie over de doelmap voor opslag
De gescande gegevens worden standaard opgeslagen in de map [Pictures] (Afbeeldingen) of [My Pictures] (Mijn afbeeldingen).
Er wordt een submap gemaakt met de naam van de gescande gegevens en de gegevens worden opgeslagen in die map.
Raadpleeg
Opslaginstellingen configureren als u de doellocatie voor de opslag wilt wijzigen.
KOPPELINGEN
Scannen vanaf het apparaat
De toets [Scan -> PC] gebruiken
1
2
3
4
㻝㻝㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02X
Scannen vanaf een computer
Er zijn twee manieren om te scannen vanaf een computer: met behulp van MF Toolbox en met behulp van een toepassing zoals een
beeldbewerkings- of tekstverwerkingsprogramma.
Scannen met MF Toolbox
MF Toolbox is een programma dat bij het apparaat wordt geleverd en waarmee u documenten of
afbeeldingen naar een computer kunt scannen. U kunt de gescande gegevens doorsturen naar een
opgegeven programma of deze toevoegen aan een e-mailbericht.
Scannen met een programma
U kunt afbeeldingen scannen door een toepassing zoals een beeldbewerkings- of
tekstverwerkingsprogramma te gebruiken en de afbeeldingen rechtstreeks naar het programma laden. U
hoeft geen ander programma te starten om te scannen.
㻝㻞㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-02Y
Scannen met MF Toolbox
U kunt gescande documenten opslaan op een computer, ze doorsturen naar een opgegeven programma om ze
te bewerken of ze toevoegen aan een e-mailbericht. MF Toolbox bevat voorinstellingen voor alle doeleinden,
inclusief het converteren naar PDF en het scannen van kleurendocumenten. U kunt gemakkelijk scannen door
een voorinstelling te selecteren.
Als <Autom. online voor scannen op afstand> op Uit is ingesteld
Instellingen Systeembeheer
Voer de volgende stappen uit om het apparaat online te zetten voordat u er gebruik van maakt.
(COPY/SCAN) selecteer <Scanner op afstand>
In de volgende situaties kunt u niet scannen.
Tijdens afdrukken, kopiëren enzovoort
Tijdens het reinigen van de fixeereenheid
Als de tonerklep openstaat
Wacht met scannen totdat de betreffende bewerkingen is voltooid of het probleem in kwestie is verholpen.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram [Canon MF Toolbox].
MF Toolbox wordt gestart.
Selecteer type Scan.
Klik op het pictogram voor het type scan dat u wilt uitvoeren.
[E-mail]
Het gescande document wordt als een e-mailbijlage verzonden. U kunt het document ook opslaan op de computer en het later
handmatig toevoegen aan een e-mailbericht.
[OCR]
Tekens in het document worden geëxtraheerd als tekstgegevens via OCR (Optical Character Recognition). U kunt de
geëxtraheerde gegevens bewerken met behulp van OCR-software. Geef de OCR-software vooraf op.
[Opslaan]
Het gescande document wordt opgeslagen op de computer.
[PDF]
Het gescande document wordt geconverteerd naar een PDF-bestand. U kunt het ook doorsturen naar een programma. Het
gescande document wordt standaard geconverteerd naar een doorzoekbaar PDF-bestand waarbij naar de tekst kan worden
gezocht met behulp van een computer.
[Kl.scan]/[Z/W-scan]/[Aangep.1]/[Aangep.2]
U kunt veelgebruikte instellingen vooraf opslaan (
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox). U kunt ook een
programma opgeven als doorstuurbestemming. Wanneer u scant met behulp van het bedieningspaneel, worden de instellingen
toegepast die hier worden opgeslagen (
Scannen vanaf het apparaat Scannen met de toets [Scan -> PC]).
1
2
3
㻝㻞㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Naar een andere scanner omschakelen
Als er twee of meer apparaten geïnstalleerd zijn en u wilt overschakelen naar een ander apparaat, klikt u op [Instellingen] en
selecteert u het apparaat.
Instellingen voor MF Toolbox en de scanner configureren
Configureer de scaninstellingen. Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
Klik op [Starten].
Het scannen wordt gestart.
Klik op [Annuleren] om te annuleren.
Als u meerdere documenten scant
Als de scanresultaten niet naar wens zijn
Als de verwachte scanresultaten niet worden bereikt, bijvoorbeeld als de afbeelding te donker is of de kleur anders is dan het
origineel, kunt u geavanceerde scaninstellingen configureren met ScanGear MF. Plaats het document opnieuw, schakel het
selectievakje [Scannerstuurprogramma weergeven] in op het scherm in stap 6 en klik op [Starten] om ScanGear MF te starten.
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Als het onderstaande scherm wordt weergegeven, kunt u doorgaan met het scannen van documenten. (Als u slechts één
pagina tegelijk kunt scannen, zoals wanneer de JPEG-indeling is opgegeven, wordt dit scherm niet weergegeven.)
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op [Volgende].
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Klik op [Voltooien].
Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op een computer of
doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven
voor het doorsturen van gescande gegevens
4
5
㻝㻞㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Gescande afbeeldingen eerst bekijken en dan pas een bestandsindeling en opslagbestemming opgeven
U kunt een voorbeeld van de gescande afbeeldingen weergeven voordat u de bestandsindeling en de opslagbestemming opgeeft. Deze
procedure is niet beschikbaar wanneer [OCR] is geselecteerd in stap 5. Plaats het document, start MF Toolbox en ga verder met deze
procedure.
Selecteer type Scan.
Klik op een ander pictogram dan het pictogram [OCR].
Schakel het selectievakje [Bevestiging van de gescande afbeelding en Exif-instellingen] in.
Als u [PDF] hebt geselecteerd in stap 1, schakelt u het selectievakje [Gescande afbeelding bevestigen] in.
Klik op [Starten].
Het scannen wordt gestart.
Klik op [Annuleren] om te annuleren.
De gescande afbeeldingen worden als miniaturen weergegeven op het scherm [Gescande afbeelding].
Als u meerdere documenten scant
Het onderstaande scherm wordt weergegeven.
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op [Volgende].
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Klik op [Voltooien].
Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op de computer of
doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven
voor het doorsturen van gescande gegevens
Stel de bestandsindeling en de opslagbestemming in.
1
2
3
4
㻝㻞㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand
Geef een bestaand PDF-bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als extra
pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd. Plaats het document, start MF Toolbox en ga verder met deze procedure. Het PDF-
bestand dat u selecteert, moet gemaakt zijn met MF Toolbox. Nieuw gescande documentgegevens kunnen niet worden toegevoegd aan
PDF-bestanden die met andere programma's zijn gemaakt.
[Opslaan als type]
Selecteer hier een bestandsindeling, zoals PDF of JPEG. Het type scan dat u hebt geselecteerd in stap 1 bepaalt
welke indelingen er beschikbaar zijn.
Opmerkingen toevoegen aan een JPEG-bestand
Als u de bestandsindeling [JPEG/Exif] selecteert, kunt u informatie zoals de datum of opmerkingen toevoegen aan
JPEG-bestanden wanneer u deze gaat opslaan. Selecteer de gescande afbeelding, klik op [Exif-instellingen] en typ
de opmerkingen in het weergegeven scherm.
[Gescande afbeelding opslaan in]
Geef een doelmap voor de opslag op. Als u het selectievakje [Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum
van vandaag] inschakelt, wordt in de opgegeven map een submap gemaakt met de scandatum als naam en
worden de gegevens hierin opgeslagen.
Als u [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij [Opslaan als type] ( ), wordt [Gescande afbeelding opslaan in]
veranderd in [PDF-bestand maken op basis van]. In dit geval klikt u op [Bladeren] en geeft u een bestaand PDF-
bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als extra
pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd.
Klik op [Opslaan] of [Volgende].
De gescande gegevens worden opgeslagen in een map op een computer of doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande
gegevens
Selecteer type Scan.
Klik op het pictogram [E-mail], [Opslaan] of [PDF].
Selecteer [PDF (pagina toevoegen)] bij [Opslaan als type].
5
1
2
㻝㻞㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
U kunt naar een andere scanner overschakelen door de knop [Instellingen] te gebruiken. U kunt ook instellingen, zoals de naam van de
computer, configureren om documenten op te slaan.
Klik op [PDF-instellingen] en configureer de gewenste scaninstellingen. Opslaginstellingen configureren
Klik op [Bladeren] en selecteer het PDF-bestand waaraan u de pagina's wilt toevoegen.
De zojuist gescande documentgegevens worden toegevoegd aan het PDF-bestand dat u selecteert.
Klik op [Starten].
Het scannen wordt gestart.
Klik op [Annuleren] om te annuleren.
Als u meerdere documenten scant
Het onderstaande scherm wordt weergegeven.
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op [Volgende].
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Klik op [Voltooien].
Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op de computer of
doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven
voor het doorsturen van gescande gegevens
Instellingen voor MF Toolbox en de scanner configureren
3
4
㻝㻞㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Scanner selecteren]
Selecteer de scanner (apparaat) die u wilt gebruiken met MF Toolbox.
[Computernaam]
Als u scant met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat, is er een procedure om een opslagbestemming voor het
gescande document op te geven (
Scannen vanaf het apparaat). U kunt de computernaam bewerken die verschijnt op het
display van het apparaat tijdens deze procedure.
[Opmerking]
U kunt een opmerking invoeren voor elk type scan. Bewerk de opmerking indien nodig.
[Toolbox sluiten na het scannen wanneer geopend op het apparaat]
Als u scant met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat, start MF Toolbox op. U kunt opgeven of u het MF Toolbox-
scherm automatisch wilt sluiten nadat u het scannen hebt voltooid.
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
㻝㻞㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-030
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
U kunt de voorinstellingen, zoals het type scan (kleur of zwart-wit), de bestandsindeling en de resolutie, wijzigen volgens het beoogde
gebruik. U kunt ook een opslagbestemming voor het gescande document opgeven, een programma als doorstuurbestemming en andere
instellingen opgeven.
Niet alle Macintosh-gebruikers beschikken over dezelfde functies.
Voor Mac OS-gebruikers
Scaninstellingen configureren
Opslaginstellingen configureren
Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens
Configureer de scaninstellingen zoals het originele documentformaat, de kleurenmodus en de resolutie.
[Bron selecteren]
Selecteer de locatie waar u het document hebt geplaatst. Selecteer [Glasplaat].
Scaninstellingen configureren
㻝㻞㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Papierformaat]
Selecteer het formaat van het document. Als u een optie selecteert voor een aangepast formaat, wordt het scherm [Instellingen
van papierformaat] geopend. U kunt vervolgens een aangepast formaat invoeren.
[Scanmodus]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen. De beschikbare items zijn afhankelijk van het type scan, zoals [E-mail]
of [PDF].
[Zwart-wit]
Het document wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus zonder
tussenliggende grijstinten).
[Zwart-wit
(OCR)]
Het document wordt gescand als een zwart-witafbeelding die is geoptimaliseerd voor verwerking door
OCR-software (Optical Character Recognition).
[Grijswaarden]
Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met tussenliggende
grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
[Kleur] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Kleur
(tijdschrift)]
Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding. De kleuroneffenheden en het moiré-effect die
kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte materiaal, worden hierbij verminderd. Het scannen met
deze instelling duurt langer dan het scannen met de instelling [Kleur].
[Bovengrens van bijgevoegd bestand]
Dit item wordt weergegeven als [E-mail] is geselecteerd als het type scan (
Scannen met MF Toolbox). De kwaliteit van de
gescande afbeelding wordt automatisch aangepast zodat de bestandsgrootte niet de maximumlimiet overschrijdt die u hier opgeeft.
[Beeldkwaliteit]
Selecteer de resolutie van de gescande afbeelding die het best aansluit bij het beoogde gebruik.
Welke resoluties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de bestandsindeling (PDF/JPEG).
Een resolutie van 75 dpi is een goede richtlijn voor het weergeven van de gescande afbeelding op een computer en 300 dpi
voor het afdrukken of het maken van een doorzoekbare PDF.
Als u de uitvoerresolutie verdubbelt, neemt de grootte van het afbeeldingsbestand toe met een factor 4. Als het bestand te
groot is, kan er een geheugenfout of andere fout optreden. Kies de resolutie die minimaal vereist is voor het beoogde gebruik.
[Scannerstuurprogramma weergeven]
Schakel dit selectievakje in om u in staat te stellen geavanceerde scaninstellingen te configureren met ScanGear MF. Om ScanGear
MF te starten klikt u op [Starten] (
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF). Dit item wordt niet weergegeven als
[OCR] is geselecteerd voor het type scan.
Geef instellingen op voor de gescande gegevens, zoals de bestandsnaam, de bestandsindeling (PDF, JPEG, enzovoort) en de
opslagbestemming.
Opslaginstellingen configureren
㻝㻞㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Bestandsnaam]
Voer hier een naam in voor het gescande afbeeldingsbestand.
Als op de opslagbestemming al een bestand met dezelfde naam bestaat, wordt er een uniek getal van vier opeenvolgende cijfers
(bijvoorbeeld "0001") toegevoegd aan de bestandsnaam.
[Opslaan als type]
Selecteer de bestandsindeling.
[BMP] Het gescande document wordt geconverteerd naar een bitmapafbeelding.
[JPEG/Exif]
Het gescande document wordt geconverteerd naar een JPEG/Exif-afbeelding. Deze instelling is
beschikbaar als [Grijswaarden], [Kleur] of [Kleur (tijdschrift)] is geselecteerd bij [Scanmodus]
(
Scaninstellingen configureren).
[TIFF] Het gescande document wordt geconverteerd naar een TIFF-afbeelding.
[PDF]
Er wordt een PDF-bestand gemaakt. Als u een document met meerdere pagina's scant, worden
deze pagina's samengevoegd in één PDF-bestand.
[PDF (één pagina)]
Er wordt voor elke pagina van het gescande document een PDF-bestand van één pagina
gemaakt. Als u bijvoorbeeld een document met drie pagina's scant, worden er drie afzonderlijke
PDF-bestanden van één pagina gemaakt.
[PDF (meerdere
pagina's)]
Er wordt één PDF-bestand gemaakt van verschillende documenten. Als u bijvoorbeeld een
document met drie pagina's scant, wordt er één PDF-bestand van drie pagina's gemaakt.
[PDF (pagina toevoegen)]
Zojuist gescande documentgegevens worden als extra pagina's toegevoegd aan een bestaand
PDF-bestand dat u opgeeft.
Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand
Beschikbare bestandsindelingen voor elk type scan
Als er een bericht verschijnt om aan te geven dat het afbeeldingsformaat te groot is
Verlaag de waarde van [Beeldkwaliteit].
Scaninstellingen configureren
[PDF-instellingen]
Als u [PDF], [PDF (één pagina)], [PDF (meerdere pagina's)] of [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij [Opslaan als type] (
),
kunt u geavanceerde instellingen configureren voor PDF-bestanden.
Type scan BMP JPEG/Exif TIFF PDF
PDF (één pagina)
PDF (meerdere pagina's)
PDF (pagina toevoegen)
[E-mail]
[OCR]
[Opslaan]
[PDF]
[Kl.scan]
[ZW-scan]
[Aangep.1]
[Aangep.2]
Niet beschikbaar als [Scanmodus] is ingesteld op [Zwart-wit] of [Zwart-wit (OCR)]. Scaninstellingen configureren
*
*
*
*
*
*
㻝㻞㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Doorzoekbare PDF maken]
Geef op of u het gescande document wilt converteren naar een doorzoekbare PDF. Tekens in het gescande document worden
geconverteerd naar tekstgegevens en er kan naar de tekst worden gezocht met een computer. Tekst kan ook worden bewerkt
met een tekstverwerkingsprogramma. Om een doorzoekbare PDF te maken, selecteert u [300 dpi] voor [Beeldkwaliteit]
(
Scaninstellingen configureren).
[Taal van tekst]
Selecteer de taal die overeenkomt met het document.
[PDF-compressie]
Selecteer het niveau van gegevenscompressie. Als u [Hoog] selecteert, wordt het gegevensformaat van afbeeldingen zoals
foto's of illustraties nog meer verlaagd dan als u [Standaard] selecteert. De beeldkwaliteit kan echter achteruit gaan afhankelijk
van het documenttype.
[Gescande afbeelding opslaan in]
Klik op [Bladeren] en geef de opslagbestemming voor de gescande gegevens op. Als u [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij
[Opslaan als type] (
), wordt [Gescande afbeelding opslaan in] veranderd in [PDF-bestand maken op basis van]. Geef in dit
geval een bestaand PDF-bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als
extra pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd (
Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand).
[Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum van vandaag]
Als u het selectievakje [Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum van vandaag] inschakelt, wordt in de map die is
opgegeven in [Gescande afbeelding opslaan in] (
) een submap gemaakt met de scandatum als naam en worden de gegevens
hierin opgeslagen.
Als u een programma opgeeft waarnaar u de gescande gegevens wilt doorsturen, wordt het opgegeven programma automatisch gestart
wanneer het scannen is voltooid. U kunt bijvoorbeeld Adobe Photoshop of een ander beeldbewerkingsprogramma opgeven. Als u [E-mail]
selecteert voor het type scan en een e-mailprogramma opgeeft, worden de gescande gegevens automatisch als bijlage toegevoegd aan
een nieuw e-mailbericht. Als u wilt scannen terwijl [OCR] is geselecteerd, moet u OCR-software opgeven.
[Verwijderen]
Als u het gescande document niet wilt doorsturen naar een programma, zoals wanneer u het opslaat, klikt u op deze knop.
[Instellen]
Klik op deze knop en selecteer een programma. Of geef een programma op door het pictogram ervan hiernaartoe te slepen als dit
geen e-mailprogramma is.
Ondersteunde e-mailprogramma's
Microsoft Outlook Express
Microsoft Outlook
Microsoft Exchange
EUDORA
Netscape Messenger
Windows Mail
Becky! Ver.2
Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens
㻝㻟㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Mozilla Thunderbird
KOPPELINGEN
Scannen met MF Toolbox
㻝㻟㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-031
Scannen vanuit een programma
Scan het document door een programma te gebruiken. U kunt Adobe Photoshop, Microsoft Office Word of
andere beeldbewerkings- en tekstverwerkingsprogramma's gebruiken. De gescande afbeelding wordt
rechtstreeks in het programma geladen waardoor u de afbeelding onmiddellijk kunt bewerken of verwerken. De
volgende procedure verschilt afhankelijk van het programma.
Het programma moet compatibel zijn met TWAIN of WIA . Raadpleeg voor meer informatie de Help van uw programma.
* TWAIN is een standaard voor het verbinden van beeldinvoerapparaten, zoals scanners, met computers. WIA is een functie die een geïntegreerde
standaard is in Windows.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
De tweede of daaropvolgende documenten worden mogelijk niet gescand of er verschijnt mogelijk een foutbericht afhankelijk van
het programma. In dit geval plaatst en scant u één document tegelijk.
Selecteer in het programma de optie voor het starten van het scannen.
De procedure voor het selecteren van de optie voor het starten van het scannen verschilt per programma. Raadpleeg voor meer
informatie de Help van uw programma.
Selecteer het scannerstuurprogramma voor de machine.
Selecteer ScanGear MF of WIA. Als u ScanGear MF selecteert, kunt u geavanceerde scaninstellingen configureren.
Configureer de scaninstellingen.
Raadpleeg Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus of Scaninstellingen configureren in de
geavanceerde modus voor meer informatie over ScanGear MF-scaninstellingen.
Klik op [Scannen].
Het scannen wordt gestart.
Als het scannen is voltooid, wordt de gescande afbeelding doorgestuurd naar een programma.
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
*
1
2
3
4
5
㻝㻟㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-032
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
ScanGear MF is een scannerstuurprogramma dat bij het apparaat wordt geleverd. U kunt ScanGear MF als
volgt gebruiken.
Starten vanuit MF Toolbox
Als u scant vanuit MF Toolbox, kunt u ScanGear MF oproepen en geavanceerde scaninstellingen configureren. Schakel het
selectievakje [Scannerstuurprogramma weergeven] in en klik op [Starten] in MF Toolbox om ScanGear MF te starten.
Scannen
met MF Toolbox
Starten vanuit een programma
U kunt ScanGear MF gebruiken om de gescande afbeelding te laden naar Adobe Photoshop, Microsoft Office Word of andere
beeldbewerkings- en tekstverwerkingsprogramma's. Selecteer ScanGear MF vanaf de scanopties.
Scannen vanuit een programma
U kunt het volgende doen wanneer u ScanGear MF gebruikt:
Een voorbeeld van de afbeelding weergeven voordat u begint te scannen
Het scangebied opgeven
De gedetailleerde beeldkwaliteit aanpassen
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
㻝㻟㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-033
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Eenvoudige modus is een verzameling van basisscaninstellingen in ScanGear MF die zijn ontworpen voor een gemakkelijke bediening. Dit
betekent dat Eenvoudige modus een gecomprimeerde versie is van ScanGear MF. Configureer instellingen in de volgorde die is
opgegeven van
tot en met op het scherm en klik op [Scannen]. Hierdoor kunt u de basisinstellingen configureren en het scannen
starten.
Voorbeeldgebied
U kunt een voorbeeld weergeven van het document dat op de glasplaat is geplaatst. Als u op [Voorbeeld] klikt, wordt een
voorbeeldafbeelding weergegeven in dit gebied en wordt het bijsnijdkader weergegeven met een stippellijn.
Werkbalk
Bewerk de afbeelding in het voorbeeldgebied.
(Automatisch bijsnijden)
Het bijsnijdkader dat past voor de gescande afbeelding wordt automatisch ingesteld. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt
het bijsnijdkader verkleind. U kunt het kader verplaatsen of de grootte ervan wijzigen met uw muis.
Meerdere scangebieden handmatig instellen
U kunt bijsnijdkaders handmatig toevoegen. U kunt ook bijsnijdkaders in het document opgeven, zodat elk van deze kaders als
een afzonderlijke afbeelding kan worden gescand. Sleep de bijsnijdkaders om de gebieden op te geven die u wilt scannen. U
kunt maximaal tien gebieden opgeven. Klik op [Scannen] om de gebieden in de bijsnijdkaders als afzonderlijke afbeeldingen te
scannen.
(Bijsnijdkader wissen)
Wist het geselecteerde bijsnijdkader.
(Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien)
Hiermee draait u het voorbeeld 90 graden naar links of naar rechts.
(Informatie)
Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van het
scangebied.
[Bron selecteren]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen.
[Foto (kleur/glasplaat)] De foto wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Tijdschrift
(kleur/glasplaat)]
Afdrukmateriaal, zoals een tijdschrift, wordt gescand als een kleurenafbeelding. De
kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte
afbeeldingen worden hierbij verminderd.
[Krant (zwart-
wit/glasplaat)]
Het tekstdocument of de lijntekening wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart
en wit, dus zonder tussenliggende grijstinten).
[Doc.
(grijswrden/glasplaat)]
Het tekstdocument of de foto wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit,
met tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
[Doel selecteren]
Selecteer een instelling op basis van het beoogde gebruik van de gescande afbeelding.
[Afdrukken (300 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding afdrukt.
㻝㻟㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Afbeeldingsweergave (150 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding wilt weergeven op een computer.
[OCR (300 dpi)]
Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding gaat gebruiken met OCR-software
(Optical Character Recognition).
[Uitvoerformaat]
Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een computer. Als u
bijvoorbeeld een afbeelding wilt uitvoeren die geschikt is voor het afdrukken op A4-papier, selecteert u [A4], en [Afdrukken
(300 dpi)] voor [Doel selecteren] (
).
Klik op
om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer [Aanpasbaar] is
geselecteerd.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde formaten
verwijderen.
Selecteer [Aanpasbaar] om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep het gebied dat u wilt scannen op
de voorbeeldafbeelding.
[Afbeeldingscorrectie]
Schakel het selectievakje [Correctie van vervaging] in om vervaagde kleuren op een oude foto of andere afbeeldingen te corrigeren
naar levendige kleuren. Deze instelling is beschikbaar wanneer een voorbeeldafbeelding wordt weergegeven en u [Foto
(kleur/glasplaat)] of [Tijdschrift (kleur/glasplaat)] hebt geselecteerd bij [Bron selecteren] (
).
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Scannen met MF Toolbox
Scannen vanuit een programma
㻝㻟㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-034
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Als u op het tabblad [Geavanceerde modus] op het ScanGear MF-scherm klikt, kunt u meer geavanceerde aanpassingen in de
beeldkwaliteit maken dan mogelijk is in de Eenvoudige modus. U kunt aangepaste instellingen ook opslaan als favoriete instellingen. Klik
op het pictogram
naast het onderwerp voor meer details.
Voorbeeldafbeeldingen beheren
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus
Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven
Beeldkwaliteit aanpassen
Helderheid en kleur aanpassen
Overige instellingen opgeven
Veelgebruikte instellingen opslaan
Als u het document op de glasplaat legt en op [Voorbeeld] klikt, wordt er een voorbeeld weergegeven. U kunt het gebied dat u wilt
scannen opgeven en de effecten van afbeeldingsaanpassingen controleren op het voorbeeld.
Voorbeeldafbeeldingen beheren
(Wissen)
Wist de voorbeeldafbeelding.
(Bijsnijden)
Geeft het gedeelte dat moet worden bijgesneden op met het bijsnijdkader. Klik en sleep het gebied dat u wilt
bijsnijden. Het bijsnijdgebied wordt aangegeven met een stippellijn. U kunt het bijsnijdkader verplaatsen of de grootte
ervan wijzigen met uw muis.
Meerdere scangebieden instellen
U kunt bijsnijdkaders in het document opgeven, zodat elk van deze kaders als een afzonderlijke afbeelding kan worden
gescand. Sleep het bijsnijdkader om de gebieden op te geven die u wilt scannen. U kunt maximaal tien gebieden
opgeven. Klik op [Scannen] om de gebieden in de bijsnijdkaders als afzonderlijke afbeeldingen te scannen.
(De afbeelding verplaatsen)
Sleept de afbeelding om het zichtbare gedeelte van de afbeelding te verplaatsen wanneer een voorbeeld wordt
vergroot.
(Zoomen)
Vergroot de volledige voorbeeldafbeelding. Klik met de linkermuisknop om in te zoomen. Klik met de rechtermuisknop
㻝㻟㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Geef de documentinvoermethode, het documentformaat, de kleurenmodus en andere instellingen op.
op de vergrote afbeelding om uit te zoomen. Als u een gedeelte van de afbeelding wilt vergroten om details te
bekijken, gebruikt u [Zoomen] (
).
(Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien)
Hiermee draait u de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links of naar rechts.
(Informatie)
Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van
het scangebied.
(Automatisch bijsnijden)
Stelt het bijsnijdkader dat op het gescande document past, automatisch in. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt
het bijsnijdkader verkleind.
(Bijsnijdkader wissen)
Wist het geselecteerde bijsnijdkader.
[Alle bijsnijdbew. select.]
Selecteert alle bijsnijdkaders op de afbeelding.
[Zoomen]
Vergroot de afbeelding in het bijsnijdkader. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe groter de afbeelding wordt weergegeven.
U kunt de details die moeilijk te zien zijn, bekijken met
( ). Klik opnieuw op deze knop om het originele formaat
van de afbeelding te herstellen.
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus
[Invoermethode origineel]
Selecteer [Glasplaat].
[Invoergrootte]
Geef de grootte van het scangebied op. In normale gevallen selecteert u hetzelfde formaat als het document. Om het
formaat op te geven met waarden, selecteert u een eenheid en voert u de waarden voor de breedte en de hoogte in.
Om de verhouding tussen de breedte en de hoogte van de afbeelding te vergrendelen, klikt u op
.
Het afbeeldingsformaat dat kan worden gescand, is bij sommige programma's beperkt.
[Kleurenmodus]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen.
[Zwart-wit]
Het document wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus
zonder tussenliggende grijstinten). U kunt de drempel die tekst scheidt in het document
wijzigen of de afbeelding wijzigen naar zwart-wit met [Drempel] (
Helderheid en kleur
aanpassen).
[Grijswaarden]
Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met
tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
[Kleur] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Tekstverbetering]
Het document wordt gescand als een zwart-witafbeelding die is geoptimaliseerd voor
verwerking door OCR-software (Optical Character Recognition).
㻝㻟㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Geef de uitvoerresolutie en het uitvoerformaat op.
Configureer instellingen om de beeldkwaliteit te verbeteren, zoals het corrigeren van krassen of vervaagde kleuren op een foto. Deze
instellingen zijn beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor documenten
en kleurenmodus).
Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven
[Uitvoerresolutie]
Selecteer de resolutie van de gescande afbeelding die het best aansluit bij het beoogde gebruik.
Informatie over de uitvoerresolutie
Een resolutie van 75 dpi is een goede richtlijn voor het weergeven van de gescande afbeelding op een computer
en 300 dpi voor het afdrukken of het maken van een doorzoekbare PDF.
Als u de uitvoerresolutie verdubbelt, neemt de grootte van het afbeeldingsbestand toe met een factor 4. Als het
bestand te groot is, kan er een geheugenfout of andere fout optreden. Kies de resolutie die minimaal vereist is
voor het beoogde gebruik.
[Uitvoerformaat]
Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een
computer.
Klik op
om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer
[Aanpasbaar] is geselecteerd.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde
formaten verwijderen.
Selecteer [Aanpasbaar] om het uitvoerformaat en de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep
het gebied dat u wilt scannen op de voorbeeldafbeelding of voer waarden voor de breedte en de hoogte in. Als u
het vergrotingspercentage opgeeft in het [%]-invoerveld aan de rechterkant van de invoervelden voor de breedte
en de hoogte, wordt het document vergroot of verkleind voor het scannen.
[Gegevensgrootte]
Geeft de gegevensgrootte van de afbeelding weer wanneer deze wordt gescand met de ingestelde [Uitvoerresolutie] en
[Uitvoerformaat].
Beeldkwaliteit aanpassen
㻝㻟㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Configureer kleurinstellingen zoals helderheid, contrast en kleur. De weergegeven items zijn afhankelijk van de instellingen die zijn
geselecteerd bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus). Als [Tekstverbetering] is
geselecteerd, kunt u deze instellingen niet configureren.
[Automatisch kleur aanpassen]
Met deze optie wordt automatisch de kleur van de afbeelding aangepast.
[Stof en krassen reduceren]
Zorgt ervoor dat stof of krassen op het document minder zichtbaar zijn. [Hoog] kan grote krassen en stof minder
zichtbaar maken, maar kan ook de details op de afbeelding teniet doen.
[Correctie van vervaging]
De instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus]. Corrigeert vervaagde kleuren op het document
of verbetert de kleurverzadiging van documenten met doffe kleuren. Met [Hoog] worden de vervaagde kleuren enorm
gecorrigeerd, maar de kleur van de volledige afbeelding kan ook worden gewijzigd.
[Correctie van korreligheid]
Hiermee wordt de korreligheid minder scherp zodat een mooiere kleurtint ontstaat bij het scannen van foto's met een
hoge ISO-waarde. Met [Hoog] wordt de korreligheid enorm gecorrigeerd, maar de scherpte of de beeldkwaliteit kan
hierdoor verminderen.
[Beeld verscherpen gebruiken]
Hiermee worden de randen en lijnen in de afbeelding benadrukt om zo de afbeelding als geheel scherper te maken.
[Moiré-reductie gebruiken]
Hiermee worden de kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte
afbeeldingen verminderd.
Helderheid en kleur aanpassen
(Helderheid/contrast)
Past de helderheid en het contrast (het verschil tussen de lichte en donkere delen) van de afbeelding aan. Klik op
in
de rechterbovenhoek van het scherm om de aanpassing uit te voeren terwijl u deze op een grafiek controleert.
㻝㻟㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
[Helderheid]
Schuif met
of voer een waarde in.
[Contrast]
Schuif met
of voer een waarde in. Als u het contrast verlaagt, wordt het verschil tussen de lichte en donkere
delen van de afbeelding kleiner om de afbeelding als geheel minder scherp te maken. Als u het contrast verhoogt,
wordt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding groter om de afbeelding als geheel
opvallender te maken.
(Histogram)
Een histogram is een grafiek waarin de verdeling van helderheid binnen een afbeelding wordt
uitgezet. U kunt de afbeelding aanpassen met behulp van de voorbeeldafbeelding en het
histogram. Geef het deel van de afbeelding op dat u het lichtst (of het donkerst) wilt maken in
de voorbeeldafbeelding, zodat de helderheid van de originele afbeelding automatisch wordt
aangepast aan het opgegeven deel, dat als gemiddelde dient. U kunt op dezelfde manier ook
de balans aanpassen met de helderheid van de middelste kleurtint als het gemiddelde.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
(Pipet voor zwartpunt)/ (Pipet voor middenpunt)/ (Pipet voor witpunt)
Klik op de delen van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) die u wilt opgeven als het donkerst, het
middelst en het lichtst. Schuif met
, of . Of voer een waarde in.
(Pipet voor grijsbalans)
Klik op een deel van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) dat u wilt renderen als een achromatische kleur
(zwart, grijs of wit) die geen kleurdiepte heeft. De kleurtint op de rest van de afbeelding wordt aangepast en
daarbij is het deel waarop is geklikt, het gemiddelde. Als de sneeuw op een foto bijvoorbeeld een blauwe zweem
heeft, klikt u op dit deel omdat u dit deel voornamelijk als wit wilt renderen. Als u op dit deel klikt, heeft de
sneeuw niet langer een blauwe zweem en wordt de volledige afbeelding aangepast zodat deze natuurlijkere
kleuren bevat. Klik stukje voor stukje op de verschillende delen en controleer tegelijk de voorbeeldafbeelding om
de kleurtint te optimaliseren.
(Tintcurve-instellingen)
De tintcurve is een gebogen lijn die de niveaus van helderheid en contrast van de afbeelding
aangeeft vóór en na correctie. Selecteer een opgeslagen tintcurve om de helderheid en het
contrast van de afbeelding aan te passen.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
[Tintcurve selecteren]
Maak een keuze uit de onderstaande items.
[Geen correctie] Er wordt geen correctie uitgevoerd.
[Overbelichting] Maakt de volledige afbeelding lichter.
[Onderbelichting] Maakt de volledige afbeelding donkerder.
㻝㻠㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Klik op [Voorkeuren] om verschillende instellingen te configureren, zoals de bediening tijdens het scannen.
[Veel contrast] Benadrukt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding.
[Negatief/positief
beeld omkeren]
Keert de lichte en donkere delen van de afbeelding om.
(Laatste controle)
De resultaten van alle aanpassingen aan de helderheid, het contrast ( ), het histogram ( )
en de tintcurve-instellingen (
) worden in een tintcurve weergegeven als numerieke waarden.
Voer een laatste controle van de kleurinstellingen uit.
(Drempel)
Pas de waarde voor de drempel voor zwart-witafbeeldingen aan. U kunt de weergave van
tekst verbeteren of de zichtbaarheid verlagen van tekst of afbeeldingen op de achterzijde van
een halfdoorzichtig document, zoals een krant. De instelling is beschikbaar als u [Zwart-wit]
selecteert bij [Kleurenmodus].
De drempelwaarde is de grens die bepaalt of een kleur wordt weergegeven als zwart of als wit. Kleuren onder
een bepaald dichtheidsniveau worden als wit weergegeven en de kleuren daarboven als zwart.
[Drempelniveau]
Schuif met
of voer een waarde in. Om meer delen als zwart te renderen, schuift u met naar rechts of
voert u een hogere waarde in.
Instellingen opslaan of oproepen
Roep opgeslagen helderheids- of kleurinstellingen op voor
tot en . Veelgebruikte instellingen opslaan
*
*
Overige instellingen opgeven
Het tabblad [Voorbeeld]
Configureer de bewerkingen voor het voorbeeld en automatisch bijsnijden.
㻝㻠㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Voorbeeld bij starten van ScanGear]
Selecteer de voorbeeldbewerking wanneer u ScanGear MF start.
[Voorbeeld automatisch uitvoeren]
Het scannen van de voorbeeldafbeelding wordt automatisch gestart bij het starten van ScanGear MF.
[Opgeslagen voorbeeldafbeelding weergeven]
De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en de laatst opgeslagen voorbeeldafbeelding wordt
weergegeven.
[Geen]
De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en er wordt geen voorbeeldafbeelding weergegeven.
[Bijsnijdkader op voorbeeldafbeeldingen]
Selecteer hoe het bijsnijdkader (
Voorbeeldafbeeldingen beheren) wordt weergegeven op de
voorbeeldafbeelding.
[Voorbeeldafbeeldingen automatisch bijsnijden]
Automatisch bijsnijden wordt uitgevoerd op basis van het gescande document.
[Het laatste kader op voorbeeldafbeeldingen weergeven]
Automatisch bijsnijden wordt niet uitgevoerd en het laatst ingestelde bijsnijdkader wordt weergegeven.
[Geen]
Afbeeldingen worden niet automatisch bijgesneden en er wordt geen bijsnijdkader weergegeven.
Het tabblad [Scannen]
Configureer de instellingen die worden toegepast wanneer u een document scant
met behulp van een programma en configureer de instellingen voor ScanGear MF-
bewerkingen.
[Scannen zonder het ScanGear-venster te gebruiken]
Wanneer u het document scant met behulp van OCR-software of een ander programma, wordt het ScanGear MF-
scherm mogelijk niet weergegeven. In dit geval wordt het document gescand met de instelling van het programma
dat wordt toegepast. Als het programma echter niet over de volgende instellingen beschikt, kunt u deze hier
inschakelen, zodat deze instellingen worden toegepast voor het scannen.
[Kleurenmodus (tekst en tabel)]
Als in het programma is opgegeven dat documenten in kleur moeten worden gescand, worden deze
instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op
[Kleurenmodus (tekst en tabel)].
[Tekstverbetering]
Als in het programma is opgegeven dat documenten in zwart-wit moeten worden gescand, worden deze
instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op
[Tekstverbetering].
[ScanGear na het scannen automatisch afsluiten]
Het scherm [ScanGear MF] wordt automatisch gesloten zodra het scannen is voltooid. Het scherm wordt bij
sommige programma's mogelijk automatisch gesloten ongeacht deze instelling.
Het tabblad [Kleurinstellingen]
Configureer geavanceerde kleur- en helderheidsinstellingen, zoals kleurafstemming
en gammacorrectie.
㻝㻠㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Het kan vervelend zijn om de kleurenmodus, de beeldkwaliteit of andere instellingen telkens als u scant te moeten instellen. Als u
[Kleurcorrectie]
Selecteer de kleurcorrectiemethode.
[Aanbevolen]
De kleuren worden helder gereproduceerd op een computerscherm. Deze instelling is geschikt voor de
meeste kleurcorrecties.
[Kleurafstemming]
De kleur wordt aangepast zodat de kleurtint op het scherm dichter bij het afgedrukte resultaat ligt. Deze
instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor
documenten en kleurenmodus).
Als [Kleurafstemming] is ingeschakeld, worden de instelling [Correctie van vervaging] ( Beeldkwaliteit aanpassen)
en de knoppen voor de helderheids- en kleurinstellingen (
Helderheid en kleur aanpassen) uitgeschakeld.
[Altijd automatisch tint aanpassen]
De kleurtint wordt automatisch aangepast. Deze instelling is beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert
bij [Kleurenmodus].
[Monitorgamma]
U kunt het document weergeven met de juiste helderheid door de gammawaarde op te geven van het
computerscherm waarop het gescande beeld wordt weergegeven. Deze instelling wordt toegepast als u [Kleur] of
[Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus].
Het tabblad [Scanner]
Configureer de tijdelijke opslagbestemming van bestanden, het afspelen van
audiobestanden en andere instellingen.
[Map voor tijdelijke bestanden]
Klik op [Bladeren] om de map voor het tijdelijk opslaan van een afbeelding, te wijzigen.
[Geluidsinstellingen]
U kunt aangeven welke muziek of geluiden het apparaat moet afspelen tijdens het scannen of wanneer het
scannen is voltooid. Klik op [Bladeren] om een bestand dat moet worden afgespeeld, op te geven. De volgende
bestandsindelingen (extensies) worden ondersteund:
MIDI-bestanden (.mid/.rmi/.midi)
Audiobestanden (.wav/.aif/.aiff)
MP3-bestanden (.mp3)
[Muziek afspelen tijdens scannen]
Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld tijdens het scannen.
[Geluidssignaal na voltooiing scan]
Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld wanneer het scannen is voltooid.
[Scanner testen]
U kunt testen of de scanfunctie van het apparaat goed werkt. Klik op [Starten] als het scherm [Scannerdiagnose]
wordt geopend.
Veelgebruikte instellingen opslaan
㻝㻠㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
veelgebruikte instellingen opslaat als favoriete instellingen, kunt u de opgeslagen instellingen gemakkelijk oproepen wanneer u scant.
De volgende instellingen kunt u niet opslaan in [Voorkeursinstellingen].
Breedtes en hoogtes bij [Instellingen voor invoer] en [Instellingen voor uitvoer]
De knop
aan of uit (om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te vergrendelen) in [Instellingen voor invoer]
Het vergrotingspercentage (%) in [Instellingen voor uitvoer]
Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld].
Wijzig de scaninstellingen.
Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan.
Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in [Voorkeursinstellingen].
Het scherm [Favoriete instellingen toevoegen/verwijderen] wordt weergegeven.
[Toevoegen/verwijderen] is beschikbaar wanneer de voorbeeldafbeelding wordt weergegeven.
Voer een naam in in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan].
Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden
is in de vervolgkeuzelijst.
Opgeslagen favoriete instellingen oproepen
Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst.
1
2
3
4
㻝㻠㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
De helderheid of kleurinstelling opslaan
Als u alleen de helderheid, het contrast, het histogram, de kleurtint of de drempelinstelling wilt opslaan, volgt u de
onderstaande procedure.
Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld].
Pas de helderheid of de kleur aan.
Helderheid en kleur aanpassen
Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan.
Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in de vervolgkeuzelijst.
Het scherm [Tintcurve-instellingen toevoegen/verwijderen] of [Drempelinstellingen toevoegen/verwijderen] wordt
weergegeven.
Typ een naam in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan].
Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden
is in de vervolgkeuzelijst.
De opgeslagen instelling oproepen
Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst.
1
2
3
4
㻝㻠㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Scannen met MF Toolbox
Scannen vanuit een programma
㻝㻠㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-035
Netwerk
De machine is ontworpen voor flexibel gebruik binnen verschillende omgevingen. Dit betekent dat de machine naast verschillende
standaardfuncties voor netwerkgebruik, ook geavanceerde technologieën ondersteunt. Gelukkig hoeft u geen netwerkexpert te zijn om
deze functies te kunnen gebruiken, bij het ontwerpen van de machine is immers ook rekening is gehouden met het gebruiksgemak. Voer
de configuratiestappen voor de netwerkfuncties één voor één uit door de instructies zorgvuldig op te volgen.
Verbinding maken met een computer/de netwerkinstellingen van de machine bekijken
Verbinding maken met een netwerk Netwerkinstellingen weergeven
Afdrukken en scannen configureren of voorbereiden
Het apparaat configureren voor afdrukken vanaf een computer
De machine aanpassen voor een nog betere netwerkervaring
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
㻝㻠㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-036
Verbinding maken met een netwerk
Als u het apparaat verbindt met een bekabeld of draadloos lokaal netwerk (LAN), moet u een IP-adres instellen dat uniek is voor het
geselecteerde netwerk. Kies voor "bedraad" of "draadloos", afhankelijk van de communicatieomgeving en netwerkapparatuur. Raadpleeg
"Aan de slag" (
Meegeleverde documentatie) voor stappen om het apparaat te verbinden en een IP-adres in te stellen. Als u
specifieke vragen hebt over de instellingen van het IP-adres van het apparaat, neemt u contact op met uw internetprovider of de
netwerkbeheerder.
Als het apparaat is verbonden met een onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden.
U kunt het apparaat niet tegelijkertijd verbinden met een bekabeld LAN en een draadloos LAN.
Er wordt geen LAN-kabel of router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor deze onderdelen.
Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
Voordat u begint
Voer deze stappen uit om de machine te verbinden met een netwerk.
Controleer de instellingen op de computer.
Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is verbonden met het netwerk. Raadpleeg voor meer
informatie de handleidingen van de netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
Zorg ervoor dat de netwerkinstellingen juist zijn geconfigureerd op de computer. Als het netwerk niet goed is
geconfigureerd, kunt u het apparaat niet gebruiken in het netwerk, zelfs niet als u de rest van de procedure
hieronder uitvoert.
Afhankelijk van het netwerk, moet u misschien instellingen wijzigen voor de communicatiemethode (half
duplex/full duplex) of het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) (
Ethernet-instellingen
configureren). Neem voor meer informatie contact op met uw internetprovider of de netwerkbeheerder.
Om het MAC-adres van het apparaat te controleren, raadpleegt u
Het MAC-adres weergeven.
Kies voor een bekabeld of draadloos LAN.
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
Maak verbinding met een bekabeld of draadloos LAN.
Ga verder met het gedeelte dat overeenkomt met de instelling die u in stap 2 hebt geselecteerd.
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Verbinding maken met een draadloos LAN
㻝㻠㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Stel zo nodig het IP-adres in.
Deze stap is vereist wanneer u een specifiek IP-adres wilt toewijzen aan het apparaat of niet de
standaardinstelling DHCP wilt gebruiken voor het dynamisch toewijzen van IP-adressen.
IP-adressen instellen
㻝㻠㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-037
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
Als u een beslissing hebt genomen ten aanzien van een bekabelde of draadloze verbinding tussen het apparaat en de computer,
selecteert u Bedraad LAN of Draadloos LAN op het bedieningspaneel. Raadpleeg "Aan de slag" (
Meegeleverde documentatie) voor
verbindingsinstructies en informatie over het opgeven van instellingen voor een bedraad/draadloos LAN. Als u de instelling verandert van
<Bedraad LAN> in <Draadloos LAN> of omgekeerd, moet u MF-stuurprogramma's verwijderen die op uw computer zijn geïnstalleerd en
deze opnieuw installeren (MF Driver Installation Guide).
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Selecteer bedraad/draadloos LAN> en druk op .
Selecteer <Bedraad LAN> of <Draadloos LAN> en druk op .
Druk op .
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Verbinding maken met een draadloos LAN
1
2
3
4
5
㻝㻡㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-038
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Sluit de machine via een router aan op een computer. Sluit de machine met een LAN-kabel aan op de router.
Sluit een LAN-kabel aan.
Sluit de machine met een LAN-kabel aan op een router.
U hoort een klik als de connector van de kabel op zijn plaats klikt.
Wacht ongeveer twee minuten.
Dit is de tijd die nodig is om het IP-adres automatisch in te stellen.
U kunt het IP-adres ook handmatig instellen. IP-adressen instellen
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
1
2
㻝㻡㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-039
Verbinding maken met een draadloos LAN
Als u een draadloze router (of een toegangspunt) gebruikt, loopt de verbinding tussen de machine en een computer via radiogolven. Als
uw draadloze router ondersteuning biedt voor Wi-Fi Protected Setup (WPS), kunt u het netwerk automatisch en dus eenvoudig
configureren. Als uw netwerkapparaten geen ondersteuning bieden voor automatische configuratie, of als u gedetailleerde instellingen
voor verificatie en codering wilt opgeven, moet u de verbinding handmatig instellen. Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is
verbonden met het netwerk.
Verbinding configureren via WPS
Verbinding handmatig instellen
Risico van gegevensdiefstal
Als u een draadloze LAN-verbinding gebruikt, doet u dit volledig op eigen risico. Als het apparaat is verbonden met een
onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden omdat de radiogolven die worden gebruikt
bij draadloze communicatie relatief eenvoudig kunnen worden onderschept.
Beveiliging van draadloos LAN
Het draadloze LAN van het apparaat ondersteunt de onderstaande beveiligingsnormen. Informatie over de beveiligingsnormen van
uw draadloze router kunt u vinden in de handleiding of opvragen bij de fabrikant.
128 (104)/64 (40)-bits WEP
WPA-PSK (TKIP/AES-CCMP)
WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP)
Benodigde apparaten voor verbinding met draadloos LAN
Er wordt geen draadloze router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor een router.
De draadloze router moet voldoen aan IEEE 802.11b/g/n en kunnen communiceren op de 2,4 GHz-frequentieband. Meer
informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
Als WPS wordt ondersteund, kunt u kiezen uit twee manieren: de drukknop-modus en de PIN-modus.
Drukknop-modus
Kijk of op de verpakking of behuizing van uw draadloze router het onderstaande WPS-merkteken staat. Controleer ook of het
netwerkapparaat een WPS-knop heeft.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
PIN-modus
Sommige WPS-routers bieden geen ondersteuning voor de zogenaamde drukknop-modus. Als op de verpakking of in de documentatie van
het netwerkapparaat over WPS en pincodes wordt gesproken, moet u de verbinding instellen door een pincode in te voeren.
De
verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Verbinding configureren via WPS
㻝㻡㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Als de draadloze router is ingesteld voor WEP-verificatie, kunt u mogelijk geen verbinding instellen via WPS.
Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, kunt u een draadloze router selecteren of zelf de benodigde gegevens invoeren.
Ongeacht de methode, moet u beschikken over de benodigde gegevens, zoals de SSID en netwerksleutel (
De SSID en de
netwerksleutel controleren).
Een draadloze router selecteren
Kies voor deze methode als u de verbinding handmatig moet instellen, maar u dit zo eenvoudig mogelijk wilt doen. De verbinding
instellen door een draadloze router te selecteren
Handmatig gegevens invoeren voor de verbinding
Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven, zoals instellingen voor verificatie en codering, voert u handmatig de SSID en
netwerksleutel in om de verbinding in te stellen.
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
Verbinding handmatig instellen
㻝㻡㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03A
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de drukknop-modus van WPS, kunt u eenvoudig een verbinding configureren via de
WPS-knop.
De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp.
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op
. De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen draadloos LAN> en druk op .
Als het bericht <Draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, selecteert u <Ja> en drukt u op .
Lees het bericht dat wordt weergegeven en druk op .
Selecteer <WPS-drukknopmethode> en druk op .
Selecteer <Ja> en druk op .
Druk de WPS-knop op de draadloze router in en houdt de knop ingedrukt.
U moet de knop binnen 2 minuten na het indrukken van in stap 6 indrukken.
Afhankelijk van het netwerkapparaat, moet u de knop 2 seconden of langer ingedrukt houden. Raadpleeg de handleiding van de
router voor hulp.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Druk op
en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
1
2
3
4
5
6
7
8
㻝㻡㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN
㻝㻡㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03C
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de WPS PIN-modus, genereert u een pincode met de machine en registreert u deze
code op het netwerkapparaat.
De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp.
Vanaf een computer
Ga in een browser naar de instellingen van de draadloze router en geef het scherm weer voor het invoeren
van een WPS PIN-code.
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de router.
Vanaf het bedieningspaneel
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen draadloos LAN> en druk op .
Als het bericht <Draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, selecteert u <Ja> en drukt u op .
Lees het bericht dat wordt weergegeven en druk op .
Selecteer <WPS-pincodemodus> en druk op .
Selecteer <Ja> en druk op .
Er wordt een pincode gegenereerd.
Vanaf een computer
Registreer de gegenereerde pincode op de draadloze router.
Registreer de pincode in het installatiescherm zoals weergegeven in stap 1.
U moet de pincode binnen 10 minuten na het indrukken van
in stap 7 registreren.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Druk op
en ga terug naar stap 6.
Vanaf het bedieningspaneel
1
2
3
4
5
6
7
8
㻝㻡㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN
9
㻝㻡㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03E
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
U kunt de beschikbare draadloze routers (of toegangspunten) zoeken en een keuze maken uit de display van het apparaat. Geef voor de
netwerksleutel een WEP-sleutel op of TKIP. Controleer en noteer de benodigde configuratiegegevens, zoals de SSID en netwerksleutel
(
De SSID en de netwerksleutel controleren) voordat u een draadloze router selecteert.
Beveiligingsinstellingen
Als u de draadloze verbinding instelt door een draadloze router te selecteren, wordt de WEP-verificatiemethode ingesteld op
<Open systeem> of de WPA/WPA2-coderingsmethode op <Automatisch> (AES-CCMP of TKIP). Als u <Gedeelde sleutel> wilt
selecteren voor WEP-verificatie of <AES-CCMP> voor codering met WPA/WPA2, moet u de verbinding handmatig instellen (
De
verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven).
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op
. De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen draadloos LAN> en druk op .
Als het bericht <Draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, selecteert u <Ja> en drukt u op .
Lees het bericht dat wordt weergegeven en druk op .
Selecteer <SSID-instellingen> en druk op .
Selecteer <Selecteer toegangspunt> en druk op .
De machine gaat zoeken naar beschikbare draadloze routers.
Als <Kan toegangspunt niet vinden.> wordt weergegeven
Zie
Er wordt een foutbericht weergegeven.
Selecteer een draadloze LAN-router en druk op .
Selecteer de router waarvan de SSID overeenkomt met de SSID die u hebt opgeschreven.
Als uw draadloze router niet wordt gevonden
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met
installatie/instellingen
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
1
2
3
4
5
6
7
8
㻝㻡㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen, selecteer <Toepassen> en druk op .
Tekst invoeren
WEP
WPA-PSK of WPA2-PSK
Selecteer <Ja> en druk op .
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Druk op
, controleer of de netwerksleutel juist is en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN
9
10
㻝㻡㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03F
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven of geen draadloze verbinding tot stand kunt brengen via de andere procedures,
kunt u alle benodigde gegevens voor de draadloze verbinding ook zelf invoeren. Controleer en noteer de benodigde gegevens voordat u
de instellingen gaat opgeven. Het betreft hier gegevens zoals de SSID, de netwerksleutel en protocollen voor draadloze beveiliging (
De
SSID en de netwerksleutel controleren).
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen draadloos LAN> en druk op .
Als het bericht <Draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, selecteert u <Ja> en drukt u op .
Lees het bericht dat wordt weergegeven en druk op .
Selecteer <SSID-instellingen> <Handmatig invoeren>.
Voer de SSID in die u hebt genoteerd.
Voer de SSID in met de numerieke toetsen, selecteer <Toepassen> en druk op . Tekst invoeren
Geef de beveiligingsinstellingen op aan de hand van de gegevens die u hebt genoteerd.
Als u geen beveiligingsinstellingen hoeft op te geven, selecteert u <Geen> en drukt u op .
WEP gebruiken
1
Selecteer <WEP> en druk op .
2
Selecteer een verificatiemethode en druk op .
<Open systeem>
Hiermee stelt u de verificatiemethode in op Open systeem, ook wel "open verificatie" genoemd.
<Gedeelde sleutel>
Gebruik de WEP-sleutel als wachtwoord.
Als u <Open systeem> selecteert
Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, treedt er op het apparaat een verificatiefout op als op de
draadloze router verificatie met een gedeelde sleutel is ingeschakeld. In dat geval wordt de instelling automatisch
gewijzigd in <Gedeelde sleutel> en wordt er opnieuw geprobeerd verbinding te maken.
3
Selecteer <WEP-sleutel bewerken> en druk op .
1
2
3
4
5
6
7
㻝㻢㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
WPA-PSK of WPA2-PSK gebruiken
Selecteer <Ja> en druk op .
4
Selecteer de WEP-sleutel (1 tot 4) die u wilt wijzigen en druk op .
U kunt maximaal vier WEP-sleutels opslaan.
5
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen, selecteer <Toepassen> en druk op
. Tekst
invoeren
6
Selecteer <Selecteer WEP-sleutel> en druk op .
7
Selecteer de WEP-sleutel die u hebt bewerkt en druk op .
1
Selecteer <WPA/WPA2-PSK> en druk op .
2
Selecteer de coderingsmethode en druk op .
<Automatisch>
Hiermee wordt automatisch AES-CCMP of TKIP geselecteerd, afhankelijk van de instelling van de draadloze
router.
<AES-CCMP>
Hiermee wordt AES-CCMP ingesteld als de coderingsmethode.
3
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen, selecteer <Toepassen> en druk op
. Tekst
invoeren
8
㻝㻢㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Druk op
, controleer of de opgegeven instellingen juist zijn en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN
9
㻝㻢㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03H
De SSID en de netwerksleutel controleren
Wanneer u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, moet u de SSID en netwerksleutel van de draadloze router opgeven. De
SSID en de netwerksleutel worden mogelijk aangegeven op de router. Controleer het apparaat en noteer de benodigde gegevens voordat
u de verbinding gaat instellen. Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
SSID
SSID staat voor Service Set Identifier en is de naam die binnen een bepaald draadloos LAN wordt gebruikt
om een apparaat uniek aan te duiden. Een SSID wordt ook wel een "netwerknaam" genoemd.
Netwerksleutel
Een trefwoord of wachtwoord dat wordt gebruikt voor het coderen (versleutelen) van gegevens of het
verifiëren van een netwerk. Een netwerksleutel wordt ook "coderingssleutel", "WEP-sleutel", "WPA/WPA2-
wachtzin" en "vooraf gedeelde sleutel (PSK)" genoemd.
Protocollen voor
draadloze beveiliging
(verificatie/codering)
Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen door gedetailleerde instellingen op te geven, moet
u beveiligingsinstellingen opgeven. Controleer de volgende gegevens:
Beveiligingstypen (WEP/WPA-PSK/WPA2-PSK)
Verificatiemethode (Open systeem/Gedeelde sleutel)
Coderingsmethode (TKIP/AES-CCMP)
De SSID en netwerksleutel controleren vanaf een computer
De SSID of de netwerksleutel is mogelijk gewijzigd. Als u de SSID of de netwerksleutel niet weet, kunt u deze gegevens opvragen via
het programma Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen) op de User Software and
Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen). U kunt Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBP-
assistent draadloze verbinding instellen) gebruiken op een computer die is verbonden met een draadloos LAN.
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cd-
rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Klik op [Start programma's].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen]
weergeven
Klik op [Starten] voor [Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen].
1
2
3
㻝㻢㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Yes] (Ja) om akkoord te gaan.
Controleer de gegevens die worden weergegeven voor de draadloze router.
Noteer de benodigde gegevens. Als u niet weet welke gegevens u nodig hebt, noteert u alle weergegeven gegevens.
Als er geen draadloze routers worden gevonden
Klik op [Vernieuwen]. Als er niets gebeurt, controleert u of de instellingen goed zijn geconfigureerd op de computer en op de
draadloze router.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
4
5
㻝㻢㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03J
IP-adressen instellen
Als u de machine wilt gebruiken in een netwerk, hebt u een uniek IP-adres nodig. Er zijn twee versies van IP-adressen beschikbaar: IPv4
en IPv6. Configureer het IP-adres afhankelijk van de netwerkomgeving. Als u IPv6-adressen wilt gebruiken, moet u de IPv4-
adresinstellingen op de juiste manier configureren.
㻝㻢㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03K
IPv4-adres instellen
Het IPv4-adres van het apparaat kan automatisch worden toegewezen via een speciaal protocol zoals DHCP of
het kan handmatig worden ingevoerd. Als u het apparaat verbindt met een bekabeld LAN, zorg er dan voor
dat de stekker van de LAN-kabel stevig in de aansluiting zit (
Verbinding maken met een bekabeld LAN).
U kunt de netwerkverbinding indien nodig testen.
IPv4-adres instellen
De netwerkverbinding testen
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <Instellingen IP-adres>.
Configureer de instellingen van het IP-adres.
<Automatisch verkrijgen>
Selecteer deze optie om automatisch een IP-adres toe te wijzen via een protocol zoals DHCP. Als <Automatisch verkrijgen:
Aan> wordt weergegeven, wordt automatische adressen ingeschakeld.
<Handmatig verkrijgen>
Selecteer deze optie om de instellingen van het IP-adres te configureren door handmatig een IP-adres in te voeren. U kunt
deze optie alleen selecteren als <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
<Controleer instellingen>
Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het IP-adres weer te geven.
Automatisch een IP-adres toewijzen
1
Selecteer <Automatisch verkrijgen> <Selecteer protocol>.
2
Selecteer <DHCP>, <BOOTP> of <RARP> en druk op .
Als u DHCP/BOOTP/RARP niet wilt gebruiken om een IP-adres toe te wijzen
Selecteer <Uit>. Als u <DHCP>, <BOOTP> of <RARP> selecteert terwijl deze services niet beschikbaar zijn, zal het
apparaat tijd en communicatiebronnen verspillen door in het netwerk te zoeken naar deze services.
3
Controleer of <Auto IP> is ingesteld op <Aan>.
Als <Uit> is geselecteerd, verandert u dit in <Aan>.
4
Selecteer <Toepassen> en druk op .
IPv4-adres instellen
1
2
3
4
㻝㻢㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Controleer of <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
Als <Aan> wordt weergegeven, selecteert u <Automatisch verkrijgen> en stelt u zowel <Selecteer protocol> als <Auto
IP> in op <Uit>.
2
Selecteer <Handmatig verkrijgen> en druk op .
3
Geef het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres (of de standaardgateway).
Geef de instellingen in de volgende volgorde op: <IP-adres>
<Subnetmasker> <Gateway-adres>.
Voer elke waarde in met de numerieke toetsen en druk op
in elk scherm.
Controleren of de instellingen juist zijn
Controleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven met uw computer ( De UI op afstand starten). Als er
geen computer beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met behulp van het bedieningspaneel (
De netwerkverbinding
testen).
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <PING-opdracht>.
Voer het IPv4-adres in van een ander apparaat in het netwerk en druk op .
Als een werkende verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht uit het derde scherm hierboven.
KOPPELINGEN
IPv6-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
De netwerkverbinding testen
1
2
3
4
㻝㻢㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03L
IPv6-adres instellen
De IPv6-adressen van het apparaat kunnen worden geconfigureerd via de UI op afstand. Controleer voordat u
IPv6-adressen gaat instellen de instellingen van het IPv4-adres (
IPv4-instellingen weergeven). U moet
de juiste IPv4-instellingen opgeven om te kunnen werken met IPv6-adressen. De scanfunctie die
gebruikmaakt van het scannerstuurprogramma of MF Toolbox is niet beschikbaar in een IPv6-omgeving. Het
apparaat kan maximaal negen van de onderstaande IPv6-adressen gebruiken:
Type
Maximumaantal
beschikbaar
Beschrijving
Link-local adres
1
Een adres dat alleen geldig is binnen een subnet of koppeling en dat niet kan worden
gebruikt voor communicatie met apparaten achter een router. Er wordt automatisch een link-
local adres ingesteld op het moment dat de IPv6-functie van het apparaat wordt
ingeschakeld.
Handmatig
adres
1
Een adres dat handmatig wordt ingevoerd. Als u dit type adres gebruikt, geeft u de lengte
van het prefix (voorvoegsel) en het standaardrouteradres op.
Stateless adres
6
Een adres dat automatisch wordt gegenereerd op basis van het MAC-adres van het apparaat
en het netwerkprefix dat wordt gepubliceerd door de router. Stateless adressen worden
gewist wanneer het apparaat opnieuw wordt opgestart (of wordt ingeschakeld).
Stateful adres
1
Een adres dat via DHCPv6 wordt verkregen van een DHCP-server.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken...] in [IPv6-instellingen].
1
2
3
4
㻝㻢㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Schakel het selectievakje [Gebruik IPv6] in en configureer de vereiste instellingen.
[Gebruik IPv6]
Schakel dit selectievakje in om IPv6 te activeren op het apparaat. Als u IPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
[Stateless adres]
Schakel dit selectievakje in als u een stateless adres gebruikt. Als u geen stateless adres gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik handmatig adres]
Wanneer u handmatig een IPv6-adres wilt invoeren, schakelt u dit selectievakje in en gebruikt u de daarvoor bestemde vakken om
het IP-adres, de prefixlengte en het standaardrouteradres in te voeren.
[IP-adres]
Voer hier een IPv6-adres in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen).
[Prefixlengte]
Voer een waarde in voor het aantal bits dat beschikbaar is voor het netwerkadres.
[Standaard routeradres]
Geef indien nodig het IPv6-adres van de standaardrouter op. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-
adressen).
[Gebruik DHCPv6]
Schakel dit selectievakje in als u een stateful adres gebruikt. Als u DHCPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
Klik op [OK].
Controleren of de instellingen juist zijn
5
6
㻝㻢㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Controleer of het scherm UI op afstand kan worden weergegeven op uw computer door het IPv6-adres van het apparaat te
gebruiken.
De UI op afstand starten
Het bedieningspaneel gebruiken
De IPv6-instellingen zijn ook bereikbaar via het scherm <Menu>. IPv6-instellingen
KOPPELINGEN
IPv4-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
㻝㻣㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03R
Netwerkinstellingen weergeven
IPv4-instellingen weergeven
IPv6-instellingen weergeven
Het MAC-adres weergeven
Instellingen en informatie weergeven voor het draadloze LAN
Het IP-adres is niet goed geconfigureerd als dit wordt weergegeven als "0.0.0.0".
Als u het apparaat aansluit op een switching hub of bridge, kan er sprake zijn van een verbindingsfout, zelfs wanneer het IP-
adres goed is geconfigureerd. Dit probleem kunt u oplossen door een bepaald vertragingsinterval in te stellen waarna het
apparaat mag gaan communiceren.
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
U kunt een lijst afdrukken met de huidige netwerkinstellingen.
Uitvoerrapport
<Netwerkinformatie> <IPv4> selecteer de instelling die u wilt weergeven
<Netwerkinformatie> <IPv6> selecteer de instelling die u wilt weergeven
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op
. De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen Ethernet-stuurprogramma> en druk op .
IPv4-instellingen weergeven
IPv6-instellingen weergeven
Het MAC-adres weergeven
1
2
3
㻝㻣㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen draadloos LAN> en druk op .
Als het bericht <Draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, selecteert u <Ja> en drukt u op .
Lees het bericht dat wordt weergegeven en druk op .
Selecteer <Gegevens draadloos LAN> en druk op .
Selecteer de instelling die u wilt bekijken en druk op .
Informatie over WEP en WPA/WPA2-PSK weergeven
1
Selecteer <Beveiligingsinstellingen> en druk op .
2
Controleer en selecteer de huidige beveiligingsinstelling en druk op .
Als de beveiligingsinstellingen niet zijn geconfigureerd, wordt <Geen> weergegeven.
3
Selecteer de instelling die u wilt bekijken en druk op .
WEP
WPA/WPA2-PSK
<Status draadloos LAN> en <Nieuwste foutgegevens> kunt u weergeven vanuit . Druk op <Netwerkinformatie>
<Gegevens draadloos LAN> en selecteer de instelling die u wilt weergeven.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN
IPv4-adres instellen
IPv6-adres instellen
DNS configureren
Instellingen en informatie weergeven voor het draadloze LAN
1
2
3
4
5
6
㻝㻣㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03S
Het apparaat configureren voor afdrukken vanaf een computer
Als u het apparaat gebruikt als een netwerkprinter, kunt u de protocollen en poorten configureren die u wilt gebruiken voor afdrukken en
een printserver instellen voor het apparaat. Ga het apparaat pas configureren voor afdrukken vanaf een computer nadat u de
basisprocedures hebt uitgevoerd, zoals het installeren van het printerstuurprogramma (MF Driver Installation Guide).
Afdrukprotocollen zijn regels die moeten worden gevolgd om documentgegevens die zijn gemaakt op een computer af te
leveren op het apparaat. U kunt een afdrukprotocol selecteren op basis van het doel van de afdruktaak of de
netwerkomgeving.
Poorten zijn gateways om documentgegevens door te geven van een computer naar de printer. Als het niet lukt documenten af
te drukken vanaf een netwerkcomputer, wordt dit vaak veroorzaakt door onjuiste poortinstellingen.
㻝㻣㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03U
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Configureer de protocollen die worden gebruikt voor het afdrukken van documenten vanaf een netwerkcomputer. De ondersteunde
protocollen zijn LPD, RAW en WSD (Web Services on Devices).
Om de poortnummers van protocollen te wijzigen, raadpleegt u Poortnummers wijzigen(MF212w).
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Configureer afdrukprotocollen.
LPD of RAW configureren
1
Klik op [Bewerken...] bij [Instellingen LPD-afdrukken] of [Instellingen RAW-afdrukken].
2
Configureer de instellingen.
1
2
3
4
㻝㻣㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Gebruik LPD-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via LPD. Als u niet afdrukt via LPD, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik RAW-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via RAW. Als u RAW niet gebruikt om af te drukken, schakelt u het
selectievakje uit.
3
Klik op [OK].
WSD configureren
1
Klik op [Bewerken...] in [WSD-instellingen].
2
Configureer de instellingen.
[Gebruik WSD-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via WSD. Als u niet afdrukt via WSD, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik WSD-bladeren]
Schakel dit selectievakje in om via WSD informatie over het apparaat op te halen van een computer. Dit selectieve wordt
automatisch ingeschakeld wanneer u het selectievakje [Gebruik WSD-afdrukken] inschakelt.
[Gebruik WSD-scannen]
WSD-bladeren is beschikbaar voor Windows Vista/7/8/8.1 en maakt het mogelijk om documenten naar een computer te
scannen zonder dat u een scannerstuurprogramma hoeft te installeren. Schakel het selectievakje in om documenten te
scannen via WSD. Als u WSD niet gebruikt voor scantaken, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik Scannen naar computer]
Schakel dit selectievakje in om te scannen met WSD via het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt dit selectievakje
alleen inschakelen als het selectievakje [Gebruik WSD-scannen] ingeschakeld is. Om scans uit te voeren, drukt u op
(COPY/SCAN) en geeft u als scanbestemming een computer op die via WSD is verbonden ( Scannen vanaf het
apparaat).
[Gebruik Multicast Discovery]
Schakel dit selectievakje in als het apparaat moet reageren op multicast-discovery-opdrachten. Als het selectievakje is
uitgeschakeld, blijft de slaapstand van het apparaat actief, zelfs als er multicast-discovery-berichten worden verstuurd in
㻝㻣㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
het netwerk.
3
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het bedieningspaneel gebruiken
De instellingen voor LPD, RAW en WSD zijn ook bereikbaar via het scherm <Menu>.
Instellingen LPD-afdrukken
Instellingen RAW-afdrukken
WSD-instellingen
WSD-netwerkapparaten instellen op Windows Vista/7/8/8.1
De WSD-printer en -scanner kunnen worden toegevoegd vanuit de printermap. Open de printermap ( De printermap
weergeven)
klik op [Add a device] (Een apparaat toevoegen) of [Add a printer] (Een printer toevoegen) en volg de
aanwijzingen op het scherm. Zie MF Driver Installation Guide voor meer informatie over het installeren van MF-stuurprogramma's
voor de WSD-netwerkprinter.
KOPPELINGEN
Printerpoorten configureren
5
㻝㻣㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03W
Printerpoorten configureren
Er kunnen afdrukfouten optreden wanneer het IP-adres van de machine is gewijzigd of wanneer er een printer is toegevoegd via de
printermap van Windows. Deze fouten zijn meestal het gevolg van onjuiste printerpoortinstellingen. Zo kan er een onjuist poortnummer
of type poort zijn opgegeven. In dergelijke situaties mislukt het afdrukken omdat de documentgegevens niet aankomen op de machine. U
kunt dit type probleem oplossen door de printerpoortinstellingen te configureren op de computer.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Klik op het tabblad [Ports] (Poorten) en configureer de vereiste instellingen.
Een poort toevoegen
Als het IP-adres van de machine is gewijzigd, voegt u een nieuwe poort toe. Dit is ook een goede oplossing als er tijdens het
installeren van het printerstuurprogramma een onjuist poorttype is geselecteerd in de Windows-printermap.
1
Klik op [Add Port] (Poort toevoegen).
2
Selecteer [Canon MFNP Port] (Canon MFNP-poort) bij [Available port types] (Beschikbare poorttypen)
en klik op [New Port] (Nieuwe poort).
1
2
3
㻝㻣㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Het type poort of het poortnummer wijzigen
Als de afdrukprotocollen ( Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren) of poortnummers ( Poortnummers
wijzigen(MF212w)) zijn gewijzigd op het apparaat, moeten de bijbehorende instellingen op de computer eveneens worden
aangepast. Dit geldt overigens alleen voor LPR- of RAW-poorten.
Klik op [Close] (Sluiten).
3
Klik op [Auto Detect] (Autom. detectie), selecteer het apparaat als dit is gevonden en klik op [Next]
(Volgende).
Als het apparaat niet wordt gevonden
Klik op [Refresh] (Vernieuwen). Als het probleem blijft optreden, klikt u op [IP address] (IP-adres) of [MAC
address] (MAC-adres), voert u het IP-adres of MAC-adres van het apparaat
Netwerkinstellingen weergeven
in en klikt u op [Next] (Volgende).
4
Klik op [Add] (Toevoegen) [Finish] (Voltooien).
5
Klik op [Close] (Sluiten).
1
Klik op [Configure Port] (Poort configureren).
2
Selecteer het keuzerondje [LPR] of [RAW] bij [Protocol Type] (Protocoltype), wijzig indien nodig het
nummer in het tekstvak [Port Number] (Poortnummer) en klik op [OK].
4
㻝㻣㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
KOPPELINGEN
Een printserver instellen
㻝㻣㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03X
Een printserver instellen
Het installeren van een printserver (afdrukserver) betekent dat u de computer kunt ontlasten die u gebruikt om af te drukken. Een ander
voordeel is dat de computers de MF-stuurprogramma's via het netwerk kunnen installeren en dat u dit dus niet per computer hoeft te
doen vanaf de dvd-rom. Als u een computer in het netwerk wilt instellen als een printserver, moet u de instellingen voor het delen van
de printer configureren.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Afhankelijk van het besturingssysteem en de bitarchitectuur (32-bits of 64-bits) van de printserver en de clientcomputers, is
het misschien niet mogelijk stuurprogramma's via het netwerk te installeren.
Overleg met uw netwerkbeheerder als u een printserver wilt implementeren in een domeinomgeving.
Apparaatgegevens ophalen tijdens gebruik van een printserver
In dat geval moet u Canon Driver Information Assist Service toevoegen tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. MF
Driver Installation Guide
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Open het tabblad [Sharing] (Delen), selecteer [Share this printer] (Deze printer delen) en voer de share-
naam van de machine in.
Als [Change sharing options] (Opties voor delen wijzigen) wordt weergegeven
1
2
3
㻝㻤㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Klik op [Change sharing options] (Opties voor delen wijzigen). Als het dialoogvenster [User Account Control]
(Gebruikersaccountbeheer) verschijnt, klikt u op [Yes] (Ja) of [Continue] (Doorgaan).
Installeer eventueel aanvullende stuurprogramma's.
Deze bewerking is noodzakelijk als u via de printserver MF-stuurprogramma's wilt installeren op computers met een andere
bitarchitectuur.
Klik op [OK].
1
Klik op [Additional drivers] (Extra stuurprogramma's).
2
Schakel het selectievakje in van de bitarchitectuur van andere computers en klik op [OK].
Selecteer extra stuurprogramma's uit de volgende opties in overeenstemming met het besturingssysteem van
de afdrukserver.
Afdrukserver Schakel het selectievakje in voor
32-bits
besturingssystemen
[x64]
64-bits
besturingssystemen
Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2
[Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003, and Server 2003 R2] (Windows
2000, Windows XP, Windows Server 2003 en Server 2003 R2) onder [Version]
(Versie)
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server
2012 R2
[x86] onder [Processor]
Als u niet weet of uw Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 een 32-
bits of 64-bits besturingssysteem is, raadpleegt u
De bitarchitectuur controleren.
3
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het
dvd-rom-station van de computer, klik op [Browse] (Bladeren) om de map met MF-stuurprogramma's
op te geven en klik op [OK].
Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 32-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS]
[32bit] [Driver] in de meegeleverde dvd-rom.
Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 64-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS]
[x64] [Driver] in de meegeleverde dvd-rom.
4
Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren.
4
5
㻝㻤㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
MF-stuurprogramma's via de printserver installeren op een computer
KOPPELINGEN
Afdrukken vanaf een computer
Zoek de gedeelde printer op de printserver. Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver
Dubbelklik op de gedeelde printer.
Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren.
1
2
3
㻝㻤㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-03Y
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
De configuratie van een netwerk varieert naargelang de functie van het netwerk. Geef de juiste instellingen voor uw netwerkomgeving
op.
㻝㻤㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-040
Ethernet-instellingen configureren
Ethernet is een standaard voor het uitwisselen van gegevens in een lokaal netwerk (LAN). U kunt de communicatiemodus (Half
duplex/Full duplex) en het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) instellen. Over het algemeen is het zo dat u het apparaat kunt
gebruiken zonder dat u de standaardinstellingen hoeft te wijzigen (
Instellingen Ethernet-stuurprogramma), maar u kunt de
instellingen wijzigen om deze beter af te stemmen op uw netwerkomgeving.
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen Ethernet-stuurprogramma> <Auto detect.>.
Geef aan of u de Ethernet-instellingen automatisch of handmatig wilt configureren.
Ethernet-instellingen automatisch configureren
Selecteer <Aan> en druk op . Het apparaat detecteert en registreert automatisch de communicatiemodus en het type
Ethernet.
Ethernet-instellingen handmatig configureren
1
Selecteer <Uit> en druk op .
2
Selecteer de communicatiemodus.
Selecteer <Communicatiemodus>
selecteer <Half-duplex> of <Full-duplex> .
<Half-duplex>
In deze modus worden er afwisselend gegevens verzonden en ontvangen. Selecteer deze modus als het apparaat is
aangesloten op een netwerkapparaat dat half duplex gebruikt.
<Full-duplex>
In deze modus worden gegevens tegelijkertijd verzonden en ontvangen. Deze instelling kunt u voor de meeste
omgevingen gebruiken.
3
Selecteer het type Ethernet.
Selecteer <Type Ethernet>
selecteer <10BASE-T> of <100BASE-TX> .
4
Selecteer <Toepassen> en druk op .
Druk op .
KOPPELINGEN
1
2
3
4
5
㻝㻤㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
De maximale verzendeenheid wijzigen
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
㻝㻤㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-041
De maximale verzendeenheid wijzigen
In de meeste Ethernet-netwerken is 1500 bytes de maximale grootte van een gegevenspakket dat kan worden verzonden. Een pakket is
het blok met gegevens waarin de oorspronkelijke gegevens worden opgedeeld voordat ze worden verzonden. De maximale
verzendeenheid (MTU) kan per netwerk verschillen. Wijzig de instellingen van het apparaat indien nodig. Neem voor meer informatie
contact op met de netwerkbeheerder.
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op
. De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <MTU-grootte>.
Selecteer de MTU en druk op .
Druk op .
KOPPELINGEN
Ethernet-instellingen configureren
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
1
2
3
4
5
㻝㻤㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-042
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
Als in een netwerk redundante connectiviteit wordt aangeboden door de aanwezigheid van verschillende switching hubs of bridges, moet
er een mechanisme zijn om te voorkomen dat pakketten in een oneindige lus terechtkomen. Een efficiënte oplossing is dus om voor elke
switch-poort een bepaalde rol te definiëren. Dan is het echter nog steeds mogelijk dat de communicatie gedurende enkele tienden van
een seconde wordt onderbroken nadat u de manier hebt gewijzigd waarop netwerkapparaten met elkaar zijn verbonden of wanneer u een
nieuw apparaat toevoegt. Als dit type probleem optreedt, stelt u een wachttijd in voor verbinding met het netwerk.
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Wachttijd voor verbinding bij opstart> en druk op .
Voer het aantal seconden voor de wachttijd in en druk op .
Gebruik / of de numerieke toetsen om de wachttijd in te voeren.
Druk op .
KOPPELINGEN
Ethernet-instellingen configureren
De maximale verzendeenheid wijzigen
1
2
3
4
5
㻝㻤㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-043
DNS configureren
DNS (Domain Name System) is een service voor naamomzetting waarmee de naam van een host (of domein) wordt gekoppeld aan een
IP-adres. Configureer de benodigde instellingen voor DNS, mDNS of DHCP. De procedures voor het configureren van DNS zijn
verschillend voor IPv4 en IPv6.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Configureer de DNS-instellingen.
IPv4 DNS configureren
1
Klik op [Bewerken...] in [IPv4-instellingen].
2
Configureer de DNS-instellingen van IPv4.
1
2
3
4
㻝㻤㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[DNS-instellingen]
[Adres primaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een DNS-server in.
[Adres secundaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar.
[Hostnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNS-
server.
[Domeinnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals
"voorbeeld.com".
[DNS Dynamic Update]
Schakel dit selectievakje in om de DNS-records dynamisch bij te werken wanneer het IP-adres van het apparaat
verandert. Als u een interval wilt instellen tussen updates, typt u het aantal uren in het vak [DNS Dynamic Update
interval].
[mDNS-instellingen]
[Gebruik mDNS]
mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan
een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel dit selectievakje in om mDNS in te schakelen en voer de mDNS-naam
in in het vak [mDNS-naam].
[Instellingen DHCP-opties]
[Hostnaam verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in om Optie 12 in te schakelen en de hostnaam te verkrijgen van de DHCP-server.
[DNS Dynamic Update]
Schakel dit selectievakje in om Optie 81 in te schakelen en de DNS-records dynamisch bij te werken via de DHCP-
server.
3
Klik op [OK].
IPv6 DNS configureren
1
Klik op [Bewerken...] in [IPv6-instellingen].
㻝㻤㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
2
Configureer de DNS-instellingen van IPv6.
Het selectievakje [Gebruik IPv6] moet zijn ingeschakeld om de instellingen te configureren.
IPv6-adres instellen
[DNS-instellingen]
[Adres primaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een DNS-server in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen).
[Adres secundaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar. U kunt geen adressen invoeren die beginnen
met "ff" (multicast-adressen).
[Gebruik dezelfde hostnaam/domeinnaam als IPv4]
Schakel het selectievakje in als u de host- en domeinnamen van IPv4 wilt gebruiken.
[Hostnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNS-
server.
[Domeinnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals
"voorbeeld.com".
[DNS Dynamic Update]
Schakel dit selectievakje in om de DNS-records dynamisch bij te werken wanneer het IP-adres van het apparaat
verandert. Als u één of meer adrestypen wilt opgeven die u wilt registreren op de DNS-server, schakelt u het
selectievakje [Registreer handmatig adres], [Registreer stateful adres] of [Registreer stateless adres] in. Als u een
interval wilt instellen tussen updates, typt u het aantal uren in het vak [DNS Dynamic Update interval].
[mDNS-instellingen]
[Gebruik mDNS]
mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan
een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel het selectievakje in als u mDNS wilt gebruiken.
[Gebruik zelfde mDNS-naam als IPv4]
Schakel het selectievakje in als u dezelfde mDNS-naam wilt gebruiken als in IPv4. Als u een andere naam wilt instellen,
schakelt u het selectievakje uit en typt u de mDNS-naam in het vak [mDNS-naam].
3
Klik op [OK].
㻝㻥㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Het bedieningspaneel gebruiken
De DNS-instellingen zijn ook bereikbaar via het scherm <Menu>. IPv4-instellingen IPv6-instellingen
KOPPELINGEN
IPv4-adres instellen
IPv6-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
㻝㻥㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-044
De machine bewaken en bedienen met SNMP
SNMP (Simple Network Management Protocol) is een protocol voor het bewaken en aansturen van communicatieapparaten in een netwerk
dat werkt met MIB (Management Information Base). Het apparaat ondersteunt SNMPv1. U kunt de status van de machine controleren
vanaf een computer wanneer u documenten afdrukt of de UI op afstand gebruikt.
Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de functie van SNMP voor het versturen van trap-meldingen.
Om het poortnummer van SNMP te wijzigen, raadpleegt u
Poortnummers wijzigen(MF212w).
Als er SNMP-beheersoftware is geïnstalleerd op een computer in het netwerk, kunt u het apparaat extern vanaf die computer
configureren, bewaken en bedienen. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de beheersoftware.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [SNMP-instellingen].
Klik op [Bewerken...].
1
2
3
4
㻝㻥㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Geef instellingen voor SNMPv1 op.
[Gebruik SNMPv1]
Schakel dit selectievakje in om SNMPv1 in te schakelen. De overige instellingen voor SNMPv1 kunt u alleen opgeven als dit
selectievakje is ingeschakeld.
[Gebruik community-naam 1]/[Gebruik community-naam 2]
Schakel het selectievakje in om een Community-naam op te geven. Als u geen Community-naam hoeft op te geven, schakelt u
het selectievakje uit.
[Community-naam]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de community.
[MIB-toegangspermissie]
Selecteer voor elke community [Lezen/schrijven] of [Alleen lezen] om de toegangsrechten voor MIB-objecten te bepalen.
[Lezen/schrijven] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.
[Alleen lezen] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.
[Gebruik speciale community]
De speciale community is een vooraf gedefinieerde community die uitsluitend is bedoeld voor beheerders die met Canon-software
werken. Schakel het selectievakje in als u de speciale community wilt gebruiken. Als u de speciale community niet wilt gebruiken,
schakelt u het selectievakje uit.
SNMPv1 inschakelen
1
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv1] in.
2
Schakel het selectievakje [Gebruik community-naam 1] of [Gebruik community-naam 2] in, typ de
naam van de community in het tekstvak [Community-naam] en geef de instelling [MIB-
toegangspermissie] op.
U kunt maximaal twee Community-namen opslaan.
3
Schakel het selectievakje [Gebruik speciale community] in en geef een instelling op voor [MIB-
toegangspermissie].
5
㻝㻥㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
SNMPv1 uitschakelen
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv1] uit.
Geef instellingen op voor het verkrijgen van informatie voor het beheren van printers.
Met SNMP kunt u gegevens voor het beheren van printers, zoals afdrukprotocollen en printerpoorten, controleren en periodiek
opvragen bij een computer in het netwerk.
[Printerbeheerinformatie verkrijgen van host]
Schakel het selectievakje in om via SNMP de gegevens voor printerbeheer van het apparaat te bewaken. Als u geen
printerbeheerinformatie wilt bewaken, schakelt u het selectievakje uit.
Klik op [OK].
SNMPv1 uitschakelen
Bepaalde functies van het apparaat zijn niet langer beschikbaar, zoals het opvragen van apparaatgegevens via het
printerstuurprogramma.
Het bedieningspaneel gebruiken
De SNMPv1-instellingen zijn ook bereikbaar via het scherm <Menu>. SNMP-instellingen
6
7
㻝㻥㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-045
Beveiliging
De realiteit is dat overal en altijd vertrouwelijke gegevens worden verwerkt door informatieapparaten, waaronder computers en printers.
Het vervelende is dat elk van deze apparaten het doelwit kan worden van kwaadwillende derden. Aanvallers kunnen ongeoorloofde
toegang krijgen tot uw apparaten of indirect voordeel halen uit slordigheid. Hoe het ook zij, u kunt geconfronteerd worden met
onverwachte verliezen als uw vertrouwelijke gegevens worden onderschept. Om deze risico's tegen te gaan, is het apparaat uitgerust met
verschillende beveiligingsfuncties. Bepaal afhankelijk van de netwerkomgeving de juiste configuratie.
Basisvoorzieningen voor het beveiligen van informatie
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
Inspelen op risico's als gevolg van slordigheid of onjuist gebruik
De functies van de machine beperken (MF212w)
㻝㻥㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-046
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
Voorkom dat onbevoegden toegang krijgen tot de machine en deze kunnen gebruiken. U kunt verschillende beveiligingsmaatregelen
treffen, zoals het instellen van firewalls en het aanpassen van poortnummers.
㻝㻥㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-047
De pincode van de systeembeheerder instellen
Stel een pincode in die uitsluitend voor systeembeheerders is bedoeld. U hebt alleen toegang tot <Netwerkinstellingen>, <Instellingen
Systeembeheer> enzovoort u wanneer de pincode correct hebt ingevoerd. Alleen beheerders dienen op de hoogte te zijn van de pincode.
Druk op .
Druk op / om <Instellingen Systeembeheer> te selecteren en druk vervolgens op .
Selecteer <Instellingen Systeembeheerderinformatie> <Pincode systeembeheerder>.
Geef de pincode van de systeembeheerder op.
Voer met de numerieke toetsen een pincode in van maximaal zeven cijfers en druk op .
Als <Pin (bevestigen)> wordt weergegeven, voert u de pincode nogmaals in om deze te bevestigen.
U kunt geen pincode registreren die alleen uit nullen bestaat, zoals "00" of "0000000".
Als u de pincode wilt uitschakelen, drukt u op
om de pincode te wissen (het tekstvak moet leeg zijn). Druk vervolgens op
.
Naam van systeembeheerder instellen
Instellingen configureren via de UI op afstand (MF212w)
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie] [Systeembeheer]
[Bewerken...] en geef de gewenste instellingen op.
Via de UI op afstand kunt u verschillende gegevens opslaan, zoals contactgegevens, opmerkingen van de beheerder, de
installatielocatie van het apparaat en de instellingen die u kunt opslaan via het bedieningspaneel. De opgeslagen gegevens
kunt u bekijken op de pagina [Apparaatinformatie] van de UI op afstand.
Gegevens van systeembeheerder controleren
Als de pincode van de systeembeheerder is ingesteld
Als u probeert toegang te verkrijgen tot <Netwerkinstellingen>, <Instellingen
Systeembeheer> enzovoort, ziet u het volgende scherm. Voer de ingestelde pincode in.
U moet ook een pincode invoeren wanneer u zich in de UI op afstand aanmeldt in de
systeembeheerdersmodus.
De UI op afstand starten
1
Selecteer <Naam systeembeheerder> en druk op .
2
Typ maximaal 32 tekens voor de naam van de systeembeheerder, selecteer <Toepassen> en druk op
. Tekst invoeren
1
2
3
4
㻝㻥㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-048
Communicatie beperken door firewalls in te stellen
Zonder goede beveiliging kunnen onbevoegden toegang krijgen tot computers en andere communicatieapparaten die op een netwerk zijn
aangesloten. Om deze ongewenste toegang te voorkomen, kunt u instellingen opgeven voor het filteren van gegevenspakketten. Op deze
manier wordt de communicatie beperkt tot apparaten met bepaalde IP-adressen of MAC-adressen.
㻝㻥㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-049
IP-adressen opgeven voor firewallregels
U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde IP-adressen of apparaten met specifieke IP-adressen blokkeren
maar andere communicatie toestaan. U kunt een afzonderlijk IP-adres opgeven of een bereik van IP-adressen.
U kunt maximaal 4 IP-adressen (of bereiken van IP-adressen) opgeven voor zowel IPv4 als IPv6.
De hier beschreven pakketfilters besturen de communicatie over TCP, UDP en ICMP.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [IP-adresfilter].
Klik op [Bewerken...] voor het type filter dat u wilt gebruiken.
[IPv4-adres: Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv4-adressen op te
geven.
1
2
3
4
㻝㻥㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[IPv6-adres: Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv6-adressen op te
geven.
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
[Geblokkeerde adressen]
Registreer te blokkeren adressen en controleer of verwijder geregistreerde geblokkeerde adressen.
[Toegestane adressen]
Registreer adressen die moeten worden toegestaan, en controleer of verwijder geregistreerde toegestane adressen.
1
Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in.
Schakel het selectievakje in om de communicatie te beperken. Schakel het selectievakje uit om de beperking op te
heffen.
2
Geef het adres op.
Typ het IP-adres (of het bereik van IP-adressen) in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen].
Geregistreerd
adres
Result.
[Geblokkeerde
adressen]
Blokkeert communicatie (inkomend) met apparaten waarvan het IP-adres is ingevoerd bij [Te
registreren adres]. Er kan alleen worden gecommuniceerd met apparaten met andere IP-adressen.
[Toegestane
adressen]
Staat alleen communicatie (inkomend) toe met apparaten waarvan het IP-adres is ingevoerd bij
[Te registreren adres], en blokkeert de communicatie met apparaten met andere IP-adressen.
Geregistreerd
als geblokkeerd
en toegestaan
Staat alleen communicatie (inkomend) toe met apparaten waarvan het IP-adres is geregistreerd in
[Toegestane adressen], en blokkeert de communicatie met apparaten met andere IP-adressen.
Communicatie van IP-adressen die ook geregistreerd zijn in [Geblokkeerde adressen], wordt
echter geblokkeerd.
Controleer op typefouten
Als u IP-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te
lossen, moet u <IPv4-adresfilter> of <IPv6-adresfilter> instellen op <Uit>.
IPv4-adresfilter IPv6-adresfilter
Invoernotatie voor IP-adressen
Beschrijving Voorbeeld
Een specifiek
adres invoeren
IPv4:
Gebruik een punt als scheidingsteken.
192.168.0.10
IPv6:
Gebruik een dubbele punt als scheidingsteken tussen alfanumerieke
tekens.
fe80::10
5
㻞㻜㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Een bereik van
adressen
opgeven
Plaats een afbreekstreepje tussen de adressen.
IPv4:
192.168.0.10-
192.168.0.20
IPv6:
fe80::10-fe80::20
Een bereik van
adressen
opgeven met
een voorvoegsel
(alleen IPv6)
Typ het adres, gevolgd door een schuine streep en een getal dat de
lengte van het voorvoegsel aangeeft.
fe80::1234/64
Een IP-adres verwijderen uit de uitzonderingen
Selecteer een IP-adres en klik op [Verwijderen].
3
Klik op [OK].
U kunt de instellingen voor IP-adresfilters in- of uitschakelen vanaf <Menu>. IPv4-adresfilter IPv6-adresfilter
KOPPELINGEN
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
㻞㻜㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04A
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde MAC-adressen of apparaten met specifieke MAC-adressen blokkeren
maar andere communicatie toestaan. U kunt maximaal 10 MAC-adressen opgeven.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer het apparaat is verbonden met een draadloos LAN.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [MAC-adresfilter].
Klik op [Bewerken...].
[Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door MAC-adressen op te
geven.
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
1
2
3
4
5
㻞㻜㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
1
Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in.
Schakel het selectievakje in om de communicatie te beperken. Schakel het selectievakje uit om de beperking op te
heffen.
2
Geef het adres op.
Typ het MAC-adres in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen]. Staat alleen communicatie (inkomend) toe
met apparaten met een geregistreerd MAC-adres, en blokkeert de communicatie met apparaten met andere MAC-
adressen.
U hoeft geen afbreekstreepjes of dubbelepunten te gebruiken in het adres.
Controleer op typefouten
Als u MAC-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te
lossen, moet u <MAC-adresfilter> instellen op <Uit>.
MAC-adresfilter
Een MAC-adres verwijderen uit de uitzonderingen
Selecteer een MAC-adres en klik op [Verwijderen].
3
Klik op [OK].
U kunt de instellingen voor IP-adresfilters in- of uitschakelen vanaf <Menu>. MAC-adresfilter
KOPPELINGEN
IP-adressen opgeven voor firewallregels
㻞㻜㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04C
Poortnummers wijzigen
Poorten vormen het eindpunt van het communicatietraject tussen apparaten. Belangrijke protocollen maken meestal gebruik van vaste
poortnummers. Een nadeel hiervan is dat apparaten met deze poortnummers kwetsbaar zijn voor aanvallen, iedereen weet de
poortnummers namelijk. De netwerkbeheerder kan de beveiliging verder verbeteren door andere poortnummers te gebruiken. Als u een
poortnummer hebt gewijzigd, moet u het nieuwe nummer doorgeven aan de communicerende apparaten, zoals computers en servers.
Configureer de instellingen voor poortnummers afhankelijk van de netwerkomgeving.
Als u het poortnummer voor de proxyserver wilt wijzigen, raadpleegt u Een proxy instellen (MF212w).
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Instellingen poortnummer>.
Selecteer een poort en druk op .
Meer informatie over poorten
<LPD>/<RAW>/<WSD Multicast Discovery>
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
<HTTP>
HTTP-communicatie uitschakelen
<SNMP>
De machine bewaken en bedienen met SNMP
Voer het poortnummer in met de numerieke toetsen en druk op .
KOPPELINGEN
Printerpoorten configureren
1
2
3
4
5
㻞㻜㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04E
Een proxy instellen
Een proxy (of HTTP-proxyserver) verwijst naar een computer of software die HTTP-communicatie uitvoert voor andere apparaten, met
name bij communicatie met bronnen buiten het netwerk, zoals bij het browsen op websites. De clientapparaten maken via de proxyserver
verbinding met het externe netwerk en communiceren niet rechtstreeks met de externe bronnen. Het instellen van een proxy maakt het
niet alleen mogelijk het gegevensverkeer tussen interne en externe netwerken te beheren, maar blokkeert ook onbevoegde toegang en
integreert de aanwezige antivirusbescherming voor een nog betere beveiliging. Als u een proxy instelt, moet u beschikken over de
benodigde gegevens, zoals het IP-adres, het poortnummer, en een gebruikersnaam en wachtwoord voor verificatie.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken...] in [Proxy-instellingen].
Schakel het selectievakje [Gebruik proxy] in en geef de benodigde instellingen op.
1
2
3
4
5
㻞㻜㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Gebruik proxy]
Schakel het selectievakje in om de opgegeven proxyserver te gebruiken voor communicatie met een HTTP-server.
[Adres HTTP-proxyserver]
Voer het adres van de proxyserver in. Geef het IP-adres op of de hostnaam, afhankelijk van de omgeving.
[Poortnummer HTTP-proxyserver]
Wijzig eventueel het poortnummer. Voer een nummer in tussen 1 en 65535.
[Gebruik proxy binnen zelfde domein]
Schakel dit selectievakje in om gebruik te maken van een proxyserver die in hetzelfde domein is opgegeven.
[Gebruik proxy-authenticatie]
Als de proxyserver verificatie moet uitvoeren, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens voor de
gebruikersnaam in het vak [Gebruikersnaam].
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord voor proxyverificatie wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens
voor het nieuwe wachtwoord in het vak [Wachtwoord].
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
6
7
㻞㻜㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04F
De functies van de machine beperken
De kans bestaat dat sommige functies van de machine bijna nooit worden gebruikt of aanleiding geven voor misbruik. Uit
veiligheidsoverwegingen kunt u de functionaliteit van de machine beperken door deze functies geheel of gedeeltelijk uit te schakelen.
Communicatie via HTTP en extern beheer uitschakelen
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
㻞㻜㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04H
HTTP-communicatie uitschakelen
HTTP wordt gebruikt voor communicatie via het netwerk, bijvoorbeeld wanneer u het apparaat bedient via de UI op afstand. Als u een
USB-verbinding gebruikt of HTTP om een andere reden niet nodig hebt, kunt u het protocol uitschakelen om aanvallen van kwaadwillende
gebruikers via de ongebruikte HTTP-poort te voorkomen.
Als u HTTP uitschakelt, zijn bepaalde netwerkfuncties niet meer beschikbaar, zoals de UI op afstand en afdrukken via WSD.
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Gebruik HTTP>.
Selecteer <Uit> en druk op .
<Uit>
Selecteer deze optie om HTTP-communicatie uit te schakelen.
<Aan>
Selecteer deze optie om HTTP-communicatie in te schakelen.
KOPPELINGEN
De UI op afstand gebruiken (MF212w)
Poortnummers wijzigen(MF212w)
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
1
2
3
4
㻞㻜㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04J
De UI op afstand uitschakelen
De UI op afstand is handig omdat u dan instellingen voor de machine kunt opgeven via een webbrowser op een computer. U kunt de UI
op afstand alleen gebruiken als de machine via het netwerk is verbonden met een computer. Als u de UI op afstand niet nodig hebt, kunt
u de interface uitschakelen om het risico te verkleinen dat de machine door kwaadwillende gebruikers op afstand wordt bediend via het
netwerk.
Druk op .
Druk op / om <Instellingen Systeembeheer> te selecteren en druk vervolgens op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen externe UI> <Externe UI gebruiken>.
Selecteer <Uit> en druk op .
<Uit>
Selecteer deze optie om de UI op afstand uit te schakelen.
<Aan>
Selecteer deze optie om de UI op afstand in te schakelen.
KOPPELINGEN
De UI op afstand gebruiken (MF212w)
HTTP-communicatie uitschakelen
1
2
3
4
㻞㻜㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04K
De UI op afstand gebruiken
Als u een webbrowser gebruikt om het apparaat op afstand te bedienen, kunt u de documenten die wachten om te worden afgedrukt, of
de status van het apparaat controleren. U kunt ook enkele instellingen opgeven, bijvoorbeeld voor beveiliging. U hoeft uw bureau dus
niet te verlaten om systeembeheertaken uit te voeren.
Functies van de UI op afstand
Documenten beheren en de status van de machine controleren
Menuopties instellen via de UI op afstand
Basisbeginselen van de UI op afstand
De UI op afstand starten
Schermen van de UI op afstand
Systeemvereisten
U kunt de UI op afstand gebruiken in de volgende omgeving. Stel de webbrowser bovendien zo in dat cookies zijn ingeschakeld.
Windows
Windows XP/Vista/7/8/8.1
Microsoft Internet Explorer 7.0 of hoger
Macintosh
Mac OS 10.4.9 of hoger (met uitzondering van de Classic environment)
Safari 3.2.1 of hoger
㻞㻝㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04L
De UI op afstand starten
Om het apparaat op afstand te bedienen, moet u het IP-adres van het apparaat in een webbrowser invoeren en de UI op afstand
opstarten. Controleer vooraf het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld (
Netwerkinstellingen weergeven). Als u vragen hebt,
neemt u contact op met de netwerkbeheerder.
Start de webbrowser.
Typ "http://(het IP-adres van de machine)/" in het adresveld en druk op [Enter].
Als u een IPv6-adres wilt gebruiken, typt u dit adres tussen haakjes (voorbeeld: http://[fe80::2e9e:fcff:fe4e:dbce]/).
Als er een waarschuwing wordt weergegeven
Het kan gebeuren dat een waarschuwingsbericht wordt weergegeven als de communicatie met een Apple-apparaat gecodeerd is
(
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS). Als de certificaatinstellingen of TLS-instellingen geen fouten
bevatten, bladert u verder op de website.
Meld u aan op de UI op afstand.
Als geen pincode voor de systeembeheerder is ingesteld
Selecteer [Systeembeheerder-modus] of [Eindgebruiker-modus].
[Systeembeheerder-modus]
U kunt alle bewerkingen en instellingen van de UI op afstand uitvoeren. Als geen pincode voor de systeembeheerder is ingesteld
(standaardinstellingen), hoeft u niets in te voeren.
[Eindgebruiker-modus]
U kunt de status van documenten of van de machine controleren. Daarnaast kunt u enkele instellingen aanpassen. Als u
afdrukdocumenten wilt verwijderen, typt u de gebruikersnaam van de documenten in het vak [Gebruikersnaam]. De
gebruikersnaam wordt automatisch ingesteld om documenten af te drukken op basis van gegevens zoals uw computernaam of
aanmeldingsnaam voor de computer.
Als een pincode voor de systeembeheerder is ingesteld
Voer de geregistreerde [Pincode systeembeheerder] in. ( De pincode van de systeembeheerder instellen)
Klik op [Aanmelden].
De portaalpagina (hoofdpagina) wordt weergegeven. Schermen van de UI op afstand
1
2
3
4
㻞㻝㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
㻞㻝㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04R
Schermen van de UI op afstand
In dit gedeelte worden de belangrijkste schermen van de UI op afstand beschreven.
Portaalpagina (hoofdpagina)
Pagina [Statusmonitor/annuleren]
Pagina [Instellingen/registratie]
[Afmelden]
Hiermee meldt u zich af bij de UI op afstand. UI staat trouwens voor User Interface, ofwel gebruikersinterface in het Nederlands.
De aanmeldingspagina wordt vervolgens weergegeven.
[E-mail naar systeembeheerder]
Hiermee opent u een venster waarmee u een e-mail kunt opstellen voor de systeembeheerder die is opgegeven bij
[Systeembeheerderinformatie] onder [Systeembeheer].
Pictogram Vernieuwen
Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina.
Basisgegevens over het apparaat
Hier ziet u de huidige status van de machine en foutgegevens. Als er een fout is opgetreden, wordt er een koppeling weergegeven
naar de pagina Foutgegevens.
Informatie over verbruikseenheden
Hier ziet u informatie over het papier en de resterende hoeveelheid toner.
Klik op [Details verbruiksartikelen controleren] om het scherm voor het controleren van verbruiksartikelen weer te geven.
Verbruiksartikelen controleren
Ondersteuningskoppeling
Hier ziet u de koppeling voor ondersteuning die is opgegeven bij [Apparaatinformatie] onder [Systeembeheer].
[Statusmonitor/annuleren]
Hiermee geeft u de status weer van de huidige afdruktaken en de geschiedenis van afdruk- en kopieertaken. U kunt ook de status
van de machine controleren.
[Instellingen/registratie]
Geeft de pagina [Instellingen/registratie] weer. Wanneer u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus, kunt u de
instellingen van de opties wijzigen en de geregistreerde gegevens opslaan/laden.
Menuopties instellen via de UI op afstand
Portaalpagina (hoofdpagina)
Pagina [Statusmonitor/annuleren]
㻞㻝㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Naar portal]
Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina).
Menu
Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina.
Documenten beheren en de status van de machine
controleren
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Pictogram Vernieuwen
Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
[Naar portal]
Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina).
Menu
Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina.
Menuopties instellen via de UI op afstand
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
Bewerken
Hiermee kunt u apparaatinstellingen registreren of wijzigen.
Menuopties instellen via de UI op afstand
Systeembeheer instellingen
U kunt alleen [Instellingen Systeembeheer] opgeven als u bent aangemeld in de systeembeheerdersmodus.
Als u zich hebt aangemeld in de eindgebruikersmodus, wordt alleen de optie [Systeembeheer] weergegeven.
Pagina [Instellingen/registratie]
㻞㻝㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04S
Documenten beheren en de status van de machine controleren
De huidige status van afdruktaken controleren
Foutgegevens controleren
Verbruiksartikelen controleren
De maximale afdruksnelheid controleren
Gegevens van systeembeheerder controleren
Totaal aantal afdrukken controleren
De bestandsnaam van het document geeft slechts 255 tekens weer. De afgedrukte toepassingsnaam kan aan de bestandsnaam
worden toegevoegd.
U kunt een lijst weergeven met de documenten die worden afgedrukt of die wachten om te worden afgedrukt.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Opdrachtstatus]
U kunt een afdruktaak verwijderen door op [Annuleren] te klikken.
Als u in de systeembeheerdersmodus bent aangemeld, ziet u alle lopende afdruktaken en alle afdruktaken in de wachtlijst.
Als u een gebruikersnaam hebt ingevoerd tijdens het aanmelden in de eindgebruikersmodus, wordt uw gebruikersnaam
alleen weergegeven op de documenten die u hebt afgedrukt.
Klik op [Opdrachtnummer] op de gepauzeerde documenten om gedetailleerde informatie weer te geven. U kunt de
gebruikersnaam en de paginatelling van het afgedrukte document controleren.
Als er een fout optreedt, kunt u deze pagina weergeven door op de portaalpagina (hoofdpagina) op het bericht te klikken onder
[Foutgegevens].
Portaalpagina (hoofdpagina)
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Foutgegevens]
De huidige status van afdruktaken controleren
Foutgegevens controleren
㻞㻝㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
U kunt een scherm met het papierformaat en papiertype voor de papierbron, het serienummer van de tonercartridge, en andere
informatie weergeven.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Verbruiksartikelen]
U kunt ook op [Details verbruiksartikelen controleren] op de portaalpagina (hoofdpagina) klikken om het scherm voor het controleren
van verbruiksartikelen te openen.
Klik op [Verbruiksartikelen kopen] om de pagina voor het kopen van verbruiksartikelen weer te geven.
[Verbruiksartikelen kopen] weergeven
Stel <Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)> in op <Aan> op het display.
Instellingen Systeembeheer
U kunt de maximale afdruksnelheid weergeven.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatfuncties]
Verbruiksartikelen controleren
De maximale afdruksnelheid controleren
Gegevens van systeembeheerder controleren
㻞㻝㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
U kunt informatie over het apparaat en de systeembeheerder weergeven. Deze informatie is ingesteld bij [Systeembeheer] op de pagina
[Instellingen/registratie].
Instellingen Systeembeheer
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatinformatie]
U kunt controleren hoeveel pagina's er in totaal zijn afgedrukt en gekopieerd.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Controleer tellerstand]
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
Totaal aantal afdrukken controleren
㻞㻝㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04U
Menuopties instellen via de UI op afstand
U kunt verschillende instellingen van de machine wijzigen met de UI op afstand. De meeste instellingen kunnen ook via het
bedieningspaneel van de machine worden gewijzigd, maar sommige instellingen kunt u alleen wijzigen via de UI op afstand.
U kunt de instellingen alleen wijzigen als u zich aanmeldt in de systeembeheerdersmodus.
Start de UI op afstand. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op de menuoptie die u wilt instellen.
Raadpleeg de onderstaande items voor meer informatie over het instellingenmenu
Menu-items Referenten
Voorkeuren
Papierinstellingen
Het type en formaat papier opgeven
Weergave-instellingen
Voorkeuren
Tijdklokinstellingen
Tijdklokinstellingen
Functie-instellingen
Kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen
Printerinstellingen
Printerinstellingen
Instellingen Systeembeheer
Systeembeheer
Instellingen Systeembeheer
Netwerkinstellingen
Netwerk (MF212w)
Beveiligingsinstellingen
Beveiliging
1
2
3
㻞㻝㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Instellingsgegevens
initialiseren
Menu initialiseren
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
㻞㻝㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04W
Overzicht van menuopties
Er zijn verschillende instellingen in dit apparaat. U kunt alle opties uitgebreid aanpassen. Druk op om toegang te krijgen tot de opties.
U kunt een lijst afdrukken met alle instellingen om de huidige instellingen te controleren:
Uitvoerrapport
㻞㻞㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04X
Netwerkinstellingen
Alle instellingen voor het netwerk worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer bedraad/draadloos LAN
Instellingen draadloos LAN
TCP/IP-instellingen
SNMP-instellingen
Instellingen speciale poort
Wachttijd voor verbinding bij opstart
Instellingen Ethernet-stuurprogramma
Initialiseer Netwerkinstellingen
Als u het apparaat omschakelt van draadloos LAN naar bekabeld LAN, moet u de instelling opgeven. Omgekeerd moet u deze instelling
niet omgeven wanneer u het apparaat omschakelt van bekabeld LAN naar draadloos LAN. (U kunt omschakelen met behulp van de
volgende <Instellingen draadloos LAN>.)
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
Bedraad LAN
Draadloos LAN
Geef instellingen op voor het verbinden van de machine met een draadloos LAN. U kunt ook de huidige instellingen bekijken of de
instelling voor energiebesparing in- of uitschakelen. Raadpleeg 'Aan de slag'
Meegeleverde documentatie.
WPS-drukknopmethode
Selecteer deze optie om automatisch een draadloze verbinding te configureren door op de WPS-knop op de draadloze router te
drukken.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
WPS-pincodemodus
Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door een pincode in te voeren voor een draadloze router met WPS.
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
SSID-instellingen
Selecteer deze instelling om een draadloze verbinding te configureren door handmatig via het bedieningspaneel informatie op te
geven zoals een SSID of een netwerksleutel.
Selecteer toegangspunt
Draadloze LAN-routers die toegang hebben tot het apparaat, worden automatisch geladen en u kunt deze dus selecteren in de
lijst. U moet handmatig een netwerksleutel invoeren, zoals een WEP-sleutel of een PSK.
De verbinding instellen door een
draadloze router te selecteren
Handmatig invoeren
Selecteer bedraad/draadloos LAN
Instellingen draadloos LAN
㻞㻞㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door handmatig een SSID in te voeren. Als u deze methode
gebruikt, kunt u gedetailleerde instellingen opgeven voor verificatie en codering.
De verbinding instellen door gedetailleerde
instellingen op te geven
Beveiligingsinstell.
Geen
WEP
Open systeem
Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4
WEP-sleutel bewerken
Gedeelde sleutel
Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4
WEP-sleutel bewerken
WPA/WPA2-PSK
Automatisch
AES-CCMP
Energiebesparingsmodus
Geef aan of de slaapstand van de machine moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de draadloze router worden
ontvangen.
Uit
Aan
Gegevens draadloos LAN
Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het draadloze LAN weer te geven. Netwerkinstellingen weergeven
MAC-adres
Status draadloos LAN
Nieuwste foutgegevens
Kanaal
SSID-instellingen
Beveiligingsinstellingen
Energiebesparingsmodus
Hiermee kunt u instellingen opgeven om de machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerk, zoals instellingen voor het IP-adres.
IPv4-instellingen
Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv4-netwerk.
Instellingen IP-adres
Configureer het IP-adres dat wordt gebruikt voor het identificeren van apparaten, zoals computers en printers, in een TCP/IP-
netwerk.
IPv4-adres instellen
Automatisch verkrijgen
Selecteer protocol
Uit
DHCP
BOOTP
RARP
Auto IP
Uit
Aan
Handmatig verkrijgen
IP-adres: 0.0.0.0
Subnetmasker: 0.0.0.0
<Netwerkinstellingen> <Instellingen draadloos LAN> lees het weergegeven bericht
<Energiebesparingsmodus> selecteer <Uit> of <Aan>
TCP/IP-instellingen
㻞㻞㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Gateway-adres: 0.0.0.0
Controleer instellingen
Automatisch verkrijgen
IP-adres
Subnetmasker
Gateway-adres
PING-opdracht
Selecteer deze optie om te controleren of de machine via een netwerk is verbonden met een computer. De netwerkverbinding
testen
DNS-instellingen
Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van
hostnamen in IP-adressen.
DNS configureren
DNS-serverinstellingen
Primaire DNS-server: 0.0.0.0
Secundaire DNS-server: 0.0.0.0
Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam
Hostnaam
Domeinnaam
Instellingen DNS Dynamic Update
Uit
Aan
DNS dynamisch update-interval
0 t/m 24
t/m 48 (uur)
mDNS-instellingen
Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren
Uit
Aan
mDNS-naam
Instellingen DHCP-opties
Geef aan of u de hostnaam automatisch wilt verkrijgen en of de gegevens dynamisch moeten worden bijgewerkt als DHCP is
ingeschakeld.
DNS configureren
Hostnaam verkrijgen
Uit
Aan
DNS Dynamic Update
Uit
Aan
IPv6-instellingen
Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv6-netwerk.
Gebruik IPv6
Hiermee kunt u IPv6 in- of uitschakelen op het apparaat. U kunt met deze optie ook de huidige instellingen bekijken. IPv6-
adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Instellingen stateless adres
Kies deze instelling om het werken met stateless adressen in of uit te schakelen. IPv6-adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Gebruik DHCPv6
Hiermee kunt u het stateful adres in- of uitschakelen dat wordt verkregen via DHCPv6. IPv6-adres instellen
Uit
Aan
㻞㻞㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Controleer instellingen
Stateful adres
Prefixlengte
DNS-instellingen
Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van
hostnamen in IP-adressen.
DNS configureren
Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam
Gebr. IPv4-host/domein
Uit
Hostnaam
Domeinnaam
Aan
Instellingen DNS Dynamic Update
Uit
Aan
Registreer handmatig adres
Uit
Aan
Registreer stateful adres
Uit
Aan
Registreer stateless adres
Uit
Aan
DNS dynamisch update-interval
0 t/m 24
t/m 48 (uur)
mDNS-instellingen
Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren
Uit
Aan
Gebr IPv4-naam v. mDNS
Uit
mDNS-naam
Aan
Instellingen LPD-afdrukken
Met deze optie kunt u LPD in- of uitschakelen. LPD is een afdrukprotocol dat op ieder hardwareplatform of in ieder besturingssysteem
kan worden gebruikt.
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Uit
Aan
Instellingen RAW-afdrukken
Schakel RAW, een afdrukprotocol van Windows, in of uit. Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Uit
Aan
WSD-instellingen
Schakel automatisch bladeren en verkrijgen van informatie voor de printer of scanner in of uit door het WSD-protocol te gebruiken
dat beschikbaar is op Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2.
Afdrukprotocollen en
WSD-functies configureren
Instellingen WSD-afdrukken
Gebruik WSD-afdrukken
Uit
Aan
Gebruik WSD-bladeren
Uit
Aan
Instellingen WSD-scannen
Gebruik WSD-scannen
Uit
Aan
Gebruik Scan n. comp.
㻞㻞㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Uit
Aan
Gebruik Multicast Discovery
Uit
Aan
Gebruik HTTP
Hiermee kunt u HTTP in- of uitschakelen. HTTP is een protocol dat vereist is voor communicatie met een computer, bijvoorbeeld
wanneer u de UI op afstand gaat gebruiken of gaat afdrukken via WSD.
HTTP-communicatie uitschakelen
Uit
Aan
Instellingen poortnummer
Kies deze optie om de standaardpoortnummers voor protocollen te wijzigen voor uw netwerkomgeving. Poortnummers
wijzigen(MF212w)
LPD
1 t/m 515
t/m 65535
RAW
1 t/m 9100
t/m 65535
WSD Multicast Discovery
1 t/m 3702
t/m 65535
HTTP
1 t/m 80
t/m 65535
SNMP
1 t/m 161
t/m 65535
MTU-grootte
Selecteer de maximumgrootte van pakketten die de machine kan verzenden of ontvangen. De maximale verzendeenheid
wijzigen
1300
1400
1500
Kies deze optie om de instellingen op te geven voor het bewaken en bedienen van de machine vanaf een computer met SNMP-
compatibele software.
De machine bewaken en bedienen met SNMP
SNMPv1-instellingen
Hiermee kunt u SNMPv1 in- of uitschakelen. Als u SNMPv1 inschakelt, geeft u een communitynaam en toegangsmachtigingen op voor
MIB-objecten (Management Information Base).
Uit
Aan
Instellingen community-naam 1
Uit
Aan
Instellingen community-naam 2
Uit
Aan
Instellingen speciale community
Uit
Aan
SNMP-instellingen
㻞㻞㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Printerbeheerinformatie verkrijgen van host
Selecteer deze optie om het bewaken van printerbeheerinformatie vanaf een netwerkcomputer met SNMP-compatibele software in of
uit te schakelen.
Uit
Aan
Hiermee kunt u de speciale poort in- of uitschakelen. De speciale poort wordt gebruikt voor het afdrukken of scannen met MF Toolbox en
wanneer u instellingen voor het apparaat wilt opvragen of opgeven via het netwerk.
Uit
Aan
Kies deze optie om de wachttijd in te stellen waarna verbinding wordt gemaakt met het netwerk. Selecteer de tijd afhankelijk van de
netwerkomgeving.
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
0
t/m 300 (sec.)
Hiermee selecteert u de communicatiemodus van Ethernet (Half duplex/Full duplex) en het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX). U
kunt met deze optie ook het MAC-adres van het apparaat opvragen.
Auto detect.
Geef aan of u de communicatiemodus en het type Ethernet automatisch wilt vaststellen of handmatig wilt selecteren. Ethernet-
instellingen configureren
Uit
<Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> <SNMPv1-instellingen>
<SNMPv1-instellingen> selecteer <Uit> of <Aan> geef instellingen op als <Aan> is
geselecteerd
<Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> <Printerbeheerinformatie verkrijgen van
host>
selecteer <Uit> of <Aan>
Instellingen speciale poort
<Netwerkinstellingen> <Instellingen speciale poort> selecteer <Uit> of <Aan>
Wachttijd voor verbinding bij opstart
Instellingen Ethernet-stuurprogramma
㻞㻞㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Communicatiemodus
Half-duplex
Full-duplex
Type Ethernet
10BASE-T
100BASE-TX
Aan
MAC-adres
Controleer het MAC-adres van het apparaat. Dit is een nummer dat uniek is voor elk communicatieapparaat. Het MAC-adres
weergeven
Selecteer deze optie om de standaardwaarden van de netwerkinstellingen te herstellen.
Systeembeheerinstellingen initialiseren
Initialiseer Netwerkinstellingen
㻞㻞㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-04Y
Uitvoerrapport
U kunt de lijst met instellingen en de inhoud die op het apparaat is opgeslagen, controleren door een
lijst met gebruikersgegevens af te drukken.
Rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter.
Papier plaatsen
<Uitvoerrapport> <Lijst met gebruikersgegevens> controleer of het papierformaat op het scherm
overeenkomt met het papier dat in de machine is geplaatst
<Ja>
Voorbeeld:
Lijst gebruikersgegevens
㻞㻞㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-050
Voorkeuren
Alle instellingen voor het display worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en druk op . De pincode van de systeembeheerder instellen
Sterretjes (*)
Opties die met een sterretje (*) zijn gemarkeerd, hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Taal
Kies deze optie om de taal te selecteren voor het bedieningspaneel, rapporten en lijsten.
Arabic, Bulgarian, Catalan, Croatian, Czech, Danish, Dutch, English
, Estonian, Finnish, French, German, Greek, Hungarian, Italian,
Latvian, Lithuanian, Norwegian, Polish, Portuguese, Romanian, Russian, Slovak, Slovene, Spanish, Swedish, Turkish
Taal externe UI
Hiermee selecteert u de taal voor de schermen van de UI op afstand.
Czech, Danish, Dutch, English , Finnish, French, German, Hungarian, Italian, Norwegian, Polish, Portuguese, Russian, Spanish,
Swedish, Turkish
Contrast
U kunt de helderheid van het scherm aanpassen aan de gebruikslocatie van de machine.
Vijf niveaus
Weergave-instellingen
*
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Taal> selecteer een taal
*
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Taal externe UI> selecteer een
taal
㻞㻞㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Schermkleuren inverteren
Selecteer <Aan> om de schermkleuren om te wisselen. Selecteer <Aan> als het scherm lastig te lezen is, zelfs nadat u de helderheid
hebt aangepast met de optie <Contrast>.
Uit
Aan
Millimeter/inch invoerschak.
Selecteer de maateenheid.
Millimeter
Inch
Duur berichtweergave
Als er twee berichten worden weergegeven op het scherm, bepaalt deze optie hoelang elk bericht wordt weergegeven voordat het
volgende bericht opnieuw wordt weergegeven.
1 t/m 2
t/m 5 (sec.)
Schuifsnelheid
Selecteer deze optie om de snelheid voor het scrollen (bladeren) op het scherm in te stellen op één van de drie niveaus.
Langzaam
Standaard
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Contrast> druk op / om de
helderheid aan te passen
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Schermkleuren inverteren>
selecteer <Aan> of <Uit>
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Millimeter/inch invoerschak.>
selecteer <Millimeter> of <Inch>
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Duur berichtweergave> voer een
waarde in voor het interval
㻞㻟㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Snel
Cursorverplaatsing
Met deze optie kunt u instellen hoe de cursor wordt verplaatst nadat u een teken hebt ingevoerd op het scherm. Selecteer
<Automatisch> als de cursor automatisch achter het ingevoerde teken moet worden geplaatst. Selecteer <Handmatig> als u de
cursor zelf achter het ingevoerde teken wilt plaatsen.
Automatisch
Handmatig
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Schuifsnelheid> selecteer de
snelheid
<Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Cursorverplaatsing> selecteer
<Automatisch> of <Handmatig>
㻞㻟㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-051
Tijdklokinstellingen
Alle instellingen voor de timer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
OPMERKINGEN
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " zijn mogelijk niet beschikbaar of hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF212w.
Tijd stille modus
Instellingen Datum en tijd
Automat. sluimertijd
Automatische resettijd
Functie na automatische reset
Automatische offline tijd
Auto uitschakeltijd
U kunt zorgen dat het apparaat tijdens gebruik minder geluid maakt als u het stiller wilt laten werken (stille modus). Stel een tijd in
voor automatische inschakeling van de stille modus. U kunt het apparaat ook altijd in de stille modus laten werken.
De stille modus
inschakelen
Begintijd
Uit
Aan
Tijd voor het inschakelen van de stille modus
Eindtijd
Uit
Aan
Tijd voor het uitschakelen van de stille modus
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor de datum en tijd, zoals de datumnotatie en 12- of 24-uurs notatie voor de tijd.
Datumnotatie
Selecteer de datumnotatie (volgorde van jaar, maand en dag).
JJJJ MM/DD
MM/DD/JJJJ
DD/MM JJJJ
*
*1
*2
Tijd stille modus
*2
Instellingen Datum en tijd
*2
*1
<Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Datumnotatie> selecteer de
datumnotatie
㻞㻟㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Tijdnotatie
Selecteer de 12- of 24-uurs tijdnotatie.
12 uur (AM/PM)
24 uur
Huidige datum/tijd instellen
Hiermee stelt u de huidige datum en tijd in. Druk op / om de cursor te verplaatsen en op / om de datum en tijd op te
geven of om te schakelen tussen <AM>/<PM>.
De huidige datum en tijd kunt u gedurende 1 uur niet aanpassen als de zomertijd is ingegaan.
Zomertijdinstellingen
Hiermee kunt u de zomertijd in- of uitschakelen. Als u de zomertijd inschakelt, geeft u de periode aan voor de zomertijd.
Uit
Aan
Start: Maand, Week, Dag
Einde: Maand, Week, Dag
<Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Tijdnotatie> selecteer de
weergave-instelling
<Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Huidige datum/tijd instellen>
stel de datum en tijd in
*1
<Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Zomertijdinstellingen>
selecteer een beginmaand en -dag <Toepassen> selecteer een eindmaand en -dag <Toepassen>
Automat. sluimertijd
㻞㻟㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Als het apparaat gedurende een bepaalde periode niet is gebruikt of geen gegevens heeft verwerkt, wordt de slaapstand (sluimerstand)
geactiveerd om energie te besparen. Geef de periode op waarna de automatische sluimertijd ingaat. De automatische sluimerstand wordt
niet geactiveerd als het instellingenmenu wordt weergegeven. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen.
De slaapstand instellen
5
t/m 30 (min.)
Als er gedurende een bepaalde tijd geen toets wordt ingedrukt op het bedieningspaneel, wordt er een zogenaamde automatische reset
uitgevoerd en wordt het standaardscherm weergegeven. Geef het interval op waarop automatisch resetten wordt uitgevoerd. Selecteer
<0> als u het apparaat niet automatisch wilt resetten. In de volgende situaties wordt er geen automatische reset uitgevoerd:
Het instellingenmenu wordt weergegeven.
Het apparaat is bezig met het verwerken van gegevens, zoals bij het afdrukken van documenten.
Er wordt een foutbericht weergegeven en het foutlampje knippert. Er wordt wel een automatische reset uitgevoerd als de fout zodanig
is dat de gebruiker het apparaat kan blijven gebruiken.
0 (geen automatische reset)
1 t/m 2
t/m 9 (min.)
Het scherm dat wordt weergegeven na een automatische reset kunt u selecteren bij <Functie na automatische reset>.
Geef aan of na een automatische reset het standaardscherm moet worden weergegeven. Als <Standaardfunctie> is geselecteerd, wordt
het hoofdscherm van de kopieermodus weergegeven op het display. Als <Geselecteerde functie> is geselecteerd, wordt op het display
het hoofdscherm weergegeven van de functie die geselecteerd is.
Standaardfunctie
Geselecteerde functie
Als het onderstaande scherm wordt weergegeven (de machine is online voor scanbewerkingen) en vervolgens gedurende bepaalde tijd
geen toets wordt ingedrukt, wordt de machine automatisch offline geschakeld. Geef de periode op waarna de machine offline moet gaan.
U kunt ook instellen dat de machine altijd online moet blijven.
Automatische resettijd
<Tijdklokinstellingen> <Automatische resettijd> stel de tijd voor een automatische
reset in
Functie na automatische reset
<Tijdklokinstellingen> <Functie na automatische reset> selecteer <Standaardfunctie>
of <Geselecteerde functie>
Automatische offline tijd
㻞㻟㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0 (de machine blijft online)
1 t/m 5
t/m 60 (min.)
U kunt een timer instellen om de machine automatisch uit te schakelen zodra de opgegeven periode van inactiviteit is verstreken na
activering van de slaapstand.
De automatische uitschakeltijd instellen
0 (de machine wordt niet automatisch uitgeschakeld)
1 t/m 4
t/m 8 (uur)
<Tijdklokinstellingen> <Automat. offline tijd> stel de periode in
Auto uitschakeltijd
㻞㻟㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-052
Kopieerinstellingen
Alle instellingen voor het kopiëren worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Wijzig standaardinstellingen
Densiteit corrigeren
U kunt de standaardinstellingen voor kopiëren wijzigen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor
de kopieerfunctie.
De standaardinstellingen wijzigen
Aantal kopieën
1 t/m 99
Densiteit
-4 t/m 0
t/m +4
Auto densit.
Type origineel
Tekst
Tekst/foto (snel)
Tekst/Foto
Foto
Zoompercentage
Aangepast percentage
100% (1:1)
400% (Max)
200%
141% A5->A4
70% A4->A5
50%
25% (Min)
N op 1
Uit
2 op 1
4 op 1
ID-kaart kopie
Selecteer lay-out
Sorteren
Uit
Aan
Scherpte
Zeven niveaus
Hiermee kunt u een basisinstelling voor de kopieerdichtheid opgeven. U kunt de kopieerdichtheid ook tijdelijk wijzigen.
Dichtheid
aanpassen
-4 t/m 0
t/m +4
Wijzig standaardinstellingen
Densiteit corrigeren
<Kopieerinstellingen> <Densiteit corrigeren> pas de dichtheid aan
㻞㻟㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-053
Scaninstellingen
Alle instellingen voor het scannen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Sla de scaninstellingen op voor de toetsen
en (op de MF211 doet u dit voor de toets ). De instellingen bestaan uit de
computer waarop gescande afbeeldingen worden opgeslagen, het type scan (kleur of zwart-wit) en de bestandsindeling (PDF of JPEG).
Als u deze instellingen koppelt aan een knop, kunt u documenten snel naar een bepaalde computer scannen door op de desbetreffende
knop te drukken. U kunt de geregistreerde instellingen bekijken door <Bevestig bestemming> te selecteren.
Scannen met de toets
[Scan -> PC]
Registreren
Scan -> PC1
Uit
USB-verbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Netwerkverbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Scan -> PC2
Uit
USB-verbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Netwerkverbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Bevestig bestemming
Scan -> PC1
Scan -> PC2
Registreren
Scan -> PC
Uit
USB-verbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Bevestig bestemming
Scan -> PC
Sneltoetsinstellingen
㻞㻟㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-054
Printerinstellingen
Alle instellingen voor de printer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Actie wanneer papierformaat niet overeenkomt
Halftonen mobiel afdrukken *
AirPrint-prioriteit snelheid/beeldkwaliteit *
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met een sterretje ( ) zijn alleen beschikbaar voor de MF212w.
Hiermee kunt u aangeven of het afdrukken moet doorgaan als het papierformaat dat is geselecteerd, afwijkt van het papier in de
papierbron. U kunt er ook voor kiezen om dergelijke afdruktaken te annuleren en in plaats hiervan een waarschuwingsbericht op de
machine weer te geven (
Er wordt een foutbericht weergegeven).
Uitvoer forceren
Fout weergeven
U kunt opgeven welk type beeldverwerking moet worden gebuikt bij het afdrukken vanaf een mobiel apparaat met AirPrint, Mopria
enzovoort. Voor optimale afdrukkwaliteit kunt u het beste <Gradatie> selecteren voor foto's en afbeeldingen, en <Foutdiffusie> voor
documenten met voornamelijk tekst.
Gradatie
Foutdiffusie
*
*
Actie wanneer papierformaat niet overeenkomt
<Printerinstellingen> <Actie wanneer papierfmt niet overeenkomt> selecteer <Uitvoer
forceren> of <Fout weergeven>
Halftonen mobiel afdrukken *
TM
<Printerinstellingen> <Halftonen mobiel afdrukken> selecteer <Gradatie> of
<Foutdiffusie>
AirPrint-prioriteit snelheid/beeldkwaliteit *
㻞㻟㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
U kunt opgeven of bij gebruik van AirPrint prioriteit moet worden gegeven aan de afdruksnelheid of de afdrukkwaliteit.
Snelheidsprioriteit
Prioriteit beeldkwaliteit
<Printerinstellingen> <AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit> selecteer
<Snelheidsprioriteit> of <Prioriteit beeldkwaliteit>
㻞㻟㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-055
Aanpassing/onderhoud
Alle instellingen voor de afstelling en het onderhoud van het apparaat worden kort toegelicht.
Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (
).
Tonerbesparing
Speciale verwerking
Fixeereenheid reinigen
Selecteer deze optie om tijdens het kopiëren de functie voor tonerbesparing in of uit te schakelen.
Kopiëren
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld.
Het kan gebeuren dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag worden.
Als de afdrukresultaten op speciale papiersoorten niet naar wens zijn, kunt u de volgende instellingen proberen om de kwaliteit van de
afdrukken te verbeteren.
Speciale modus U
Als er tonerspatten zichtbaar zijn rond tekst en patronen op afdrukken, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
De afdrukkwaliteit kan worden beïnvloed door het type papier (vooral lichtgewicht papier) en de afdrukomgeving (vooral hoge
Tonerbesparing
<Aanpassing/onderhoud> <Tonerbesparing> <Kopiëren> <Aan>
Speciale verwerking
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus U>
<Aan>
㻞㻠㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
luchtvochtigheid).
Speciale modus V
Wijzig deze instelling als gekrulde of gekreukelde afdrukken worden uitgevoerd.
Uit
Modus 1
Modus 2
Modus 3
De instelling activeren
Deze instelling wordt in de volgende omstandigheden geactiveerd.
Het papierformaat is ingesteld op <B5>, <A5>, <STMT> of <EXEC>.
<Type papier> is ingesteld op <Normaal>, <Normaal L>, <Gerecycled>, <Kleur> of <Envelop>.
Nadat de instelling is geactiveerd
De afdruksnelheid is lager.
Speciale modus Z
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen.
Uit
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Modus 4
Nadat de instelling is gewijzigd
Als u <Uit> of <Modus 1> opgeeft, krijgt u mogelijk afdrukken met strepen. <Modus 3> of <Modus 4> kan resulteren in vage
contouren, of afbeeldingen die er wat korrelig uitzien. <Uit> geeft de donkerste afdrukdichtheid, <Modus 4> de lichtste.
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus V>
selecteer de modus
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus Z>
selecteer de modus
㻞㻠㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Na het afdrukken vanaf een smartphone of tablet
Als er strepen op afdrukken zichtbaar zijn, wijzigt u de instelling met <Speciale modus Z>.
Speciale modus B
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen nadat u de tonercartridge hebt vervangen of wanneer u voor het eerst na
lange tijd afdrukt.
Uit
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Nadat de instelling is geactiveerd
De afdruksnelheid is lager.
Speciale modus C
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen.
Uit
Aan
Nadat de instelling is geactiveerd
Als <Aan> is opgegeven, heeft deze instelling prioriteit ten opzichte van de instelling voor <Speciale modus Z>.
Deze modus heeft een sterker effect dan <Speciale modus Z>, maar de afdruksnelheid is lager.
Speciale modus D
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen.
Kopiëren
Uit
Aan
Afdrukken
Uit
Aan
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus B>
selecteer de modus
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus C>
<Aan>
㻞㻠㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Nadat de instelling is geactiveerd
Als <Aan> is opgegeven, heeft deze instelling prioriteit ten opzichte van de instelling voor <Speciale modus Z>.
Deze modus heeft een sterker effect dan <Speciale modus Z>, maar de afdruksnelheid is lager.
Na het afdrukken vanaf een smartphone of tablet
Als er strepen op afdrukken zichtbaar zijn, wijzigt u de instelling met <Speciale modus D>
<Kopiëren>.
Speciale modus I
Selecteer alleen <Aan> als papier vaak vastloopt tijdens afdrukken op lichtgewicht of gekruld papier.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
Er kunnen witte vlekken verschijnen in afbeeldingen die zijn afgedrukt op papier dat niet lichtgewicht is.
Speciale modus J
Als dunne lijnen en vage afbeeldingen ongelijkmatig worden afgedrukt, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
De volgende problemen kunnen zich voordoen.
Afdrukken zijn minder scherp.
Bij gebruik van een nieuwe tonercartridge komt er toner op niet-bedrukbare gebieden terecht.
Toner raakt sneller op.
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus D>
selecteer <Kopiëren> of <Afdrukken> <Aan>
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus I>
<Aan>
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus J>
<Aan>
㻞㻠㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Speciale modus K
Als toner niet goed hecht en afdrukken flets zijn, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
De afdruksnelheid is lager.
Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten.
Fixeereenheid
<Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus K>
<Aan>
Fixeereenheid reinigen
㻞㻠㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-056
Instellingen Systeembeheer
Alle instellingen voor systeembeheerinstellingen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden
aangegeven met een dolksymbool (
).
OPMERKINGEN
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF212w.
Opties gemarkeerd met " " hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Netwerkinstellingen
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
Beveiligingsinstellingen
Selecteer land/regio
Instellingen externe UI
Autom. online voor scannen op afstand
Gebruik als USB-apparaat
Product Extended Survey Program inschak.
Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)
PDL-selectie (Plug and Play)
Update firmware
Systeembeheerinstellingen initialiseren
Initialiseer alle gegevens/instellingen
Zie
Netwerkinstellingen (MF212w).
Kies deze optie om de pincode voor beheerders in te stellen waarmee toegang kan worden verkregen tot <Netwerkinstellingen> en
<Instellingen Systeembeheer>. U kunt de pincode instellen met <Pincode systeembeheerder>. U kunt ook de naam van een beheerder
registreren.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Pincode systeembeheerder
Typ maximaal zeven cijfers voor de pincode voor de systeembeheerder.
Naam systeembeheerder
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de beheerder.
Typ maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam en de installatielocatie om de machine te identificeren.
Apparaatnaam
Locatie
*
*1
*2
Netwerkinstellingen
*1
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
㻞㻠㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten op IP- of MAC-adressen.
IPv4-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met
opgegeven IPv4-adressen.
IP-adressen opgeven voor firewallregels
Uit
Aan
IPv6-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met
opgegeven IPv6-adressen.
IP-adressen opgeven voor firewallregels
Uit
Aan
MAC-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met
opgegeven MAC-adressen.
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
Uit
Aan
<Instellingen Systeembeheer> <Instellingen Apparaatinformatie> selecteer
<Apparaatnaam> of <Locatie>
voer een waarde in voor <Apparaatnaam> of <Locatie> ( Tekst
invoeren)
<Toepassen>
Beveiligingsinstellingen
*1
<Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <IPv4-adresfilter>
<Infilter> selecteer <Uit> of <Aan>
<Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <IPv6-adresfilter>
<Infilter> selecteer <Uit> of <Aan>
㻞㻠㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Geef het land of de regio op waarin de machine wordt gebruikt. De standaardinstelling kan verschillen, aangezien deze wordt bepaald op
het moment dat de machine de eerste keer wordt ingeschakeld.
Oostenrijk (AT)
Wit-Rusland (BY)
België (BE)
Tsjechië (CZ)
Denemarken (DK)
Egypte (EG)
Finland (FI)
Frankrijk (FR)
Duitsland (DE)
Griekenland (GR)
Hongarije (HU)
Ierland (IE)
Italië (IT)
Jordanië (JO)
Luxemburg (LU)
Nederland (NL)
Noorwegen (NO)
Polen (PL)
Portugal (PT)
Rusland (RU)
Saudi-Arabië (SA)
Slovenië (SI)
Zuid-Afrika (ZA)
Spanje (ES)
Zweden (SE)
Zwitserland (CH)
Oekraïne (UA)
Groot-Brittannië (GB)
Overige
Geef aan of u gebruik wilt maken van de UI op afstand, een functie waarmee u via een browser instellingen kunt opgeven voor de
machine.
De UI op afstand uitschakelen
Externe UI gebruiken
Uit
Aan
Met deze functie kunt u aangeven of u automatisch (zonder het bedieningspaneel te gebruiken) online wilt gaan om op afstand te
scannen.
Uit
Aan
<Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <MAC-adresfilter>
<Infilter> selecteer <Uit> of <Aan>
Selecteer land/regio
*2
<Instellingen Systeembeheer> <Selecteer land/regio> selecteer een land of regio
Instellingen externe UI
*1
Autom. online voor scannen op afstand
<Instellingen Systeembeheer> <Autom. online voor scannen op afstand> selecteer
<Aan> of <Uit>
㻞㻠㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen waarmee de machine kan worden verbonden met een computer.
Uit
Aan
Hiermee kunt u Product Extended Survey Program in- of uitschakelen (een programma voor het verzamelen van gebruiksgegevens van
de machine).
Uit
Aan
Geef aan of u een knop aan de UI op afstand wilt toevoegen, waarmee de website voor het kopen van tonercartridges kan worden
weergegeven. U kunt ook opgeven of u Toner Status wilt gebruiken.
Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)
Uit
Aan
Instellingen Toner Status
Uit
Aan
Knop Kopen weergeven
Uit
Aan
Gebruik als USB-apparaat
<Instellingen Systeembeheer> <Gebruik als USB-apparaat> selecteer <Uit> of <Aan>
start het apparaat opnieuw op
Product Extended Survey Program inschak.
<Instellingen Systeembeheer> <Product Extended Survey Program inschak.> selecteer
<Uit> of <Aan>
Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)
*1
<Instellingen Systeembeheer> <Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)> selecteer
<Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)> of <Instellingen Toner Status>
selecteer <Uit> of
<Aan>
Als u <Aan> hebt geselecteerd voor <Instellingen Toner Status>, dient u <Aan> of <Uit> te selecteren voor <Knop
Kopen weergeven>.
*1
㻞㻠㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer
de machine via Plug and Play wordt aangesloten op een computer. MF Driver Installation Guide
Netwerk
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal
wanneer de machine wordt gedetecteerd via het netwerk.
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
USB
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal
wanneer de machine via USB wordt aangesloten op een computer.
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
Als u USB selecteert, wordt deze instelling geactiveerd de volgende keer dat de machine wordt ingeschakeld met de aan/uit-
schakelaar.
Bepaal aan de hand van de omgeving waarin de machine wordt gebruikt hoe u de update van de firmware wilt installeren.
<Via pc>
Selecteer deze optie om de firmware-update op de website van Canon zelf handmatig te installeren. Raadpleeg de handleiding op
de website voor installatie-instructies. Als het apparaat een draadloze LAN gebruikt, werkt u deze bij met <Via internet> onderaan
of gebruikt u een USB-kabel om verbinding te maken.
<Via internet>
Selecteer deze optie om de firmware-update automatisch te installeren zonder een computer te gebruiken. Volg de aanwijzingen
op het scherm om de update uit te voeren. De machine moet verbinding hebben met internet voor deze procedure.
<Versie-informatie>
Selecteer deze optie om gegevens voor de huidige firmware controleren.
Via pc
Via internet
Versie-informatie
PDL-selectie (Plug and Play)
*1
<Instellingen Systeembeheer> <PDL-selectie (Plug and Play)> selecteer <Netwerk> of
<USB>
selecteer een paginabeschrijvingstaal
<UFRII LT>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer.
<UFRII LT (XPS)>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer die compatibel is met XPS (XML Paper
Specification).
Update firmware
*1
㻞㻠㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Selecteer deze optie om de standaardwaarden voor systeembeheer te herstellen. U kunt alle systeembeheerinstellingen in één keer
herstellen.
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
Netwerkinstellingen
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
Beveiligingsinstellingen
Instellingen externe UI
Autom. online voor scannen op afstand
Gebruik als USB-apparaat
Product Extended Survey Program inschak.
Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)
PDL-selectie (Plug and Play)
Alles initialiseren
Selecteer deze optie om alle gegevens van de machine te verwijderen en de standaardinstellingen terug te zetten.
Systeembeheerinstellingen initialiseren
*1
*1
*1
Initialiseer alle gegevens/instellingen
<Initialiseer alle gegevens/instellingen> <Ja> <Ja> start de machine
opnieuw op
㻞㻡㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-057
Menu initialiseren
Selecteer deze optie om voor de onderstaande instellingen de standaardwaarden te herstellen. U kunt
alle instellingen in één keer herstellen of alleen bepaalde instellingen.
Menu initialiseren
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
Voorkeuren
Tijdklokinstellingen
Kopieerinstellingen
Scaninstellingen
Printerinstellingen
Aanpassing/onderhoud
Alles initialiseren
㻞㻡㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-058
Problemen oplossen
Als er een probleem optreedt, raadpleegt u dit hoofdstuk om oplossingen te zoeken voordat u contact opneemt met Canon.
Papierstoringen
Als een document of papier vastloopt, raadpleegt u Papierstoringen verhelpen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Er wordt een bericht weergegeven
Als er een bericht op het scherm verschijnt, raadpleegt u het volgende gedeelte.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Veelvoorkomende problemen
Als u denkt dat het apparaat niet goed werkt, raadpleegt u de volgende gedeeltes voordat u contact opneemt met Canon.
Veelvoorkomende problemen
Problemen met installatie/instellingen
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het afdrukken
Afdrukresultaat is niet goed
Raadpleeg Als u niet goed kunt afdrukken als het afdrukresultaat niet naar wens is.
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Als een probleem blijft optreden, leest u Wanneer een probleem niet kan worden opgelost voor contactgegevens.
㻞㻡㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-059
Papierstoringen verhelpen
Als het papier is vastgelopen, wordt <Papier vastgelopen.> weergegeven op het scherm. Druk op <Volgende> om eenvoudige
oplossingen weer te geven. Als u de procedures op het scherm niet goed begrijpt, raadpleegt u de volgende gedeeltes om storingen te
verhelpen.
Als u het vastgelopen papier gaat verwijderen, moet u het apparaat niet uitschakelen
Als u dat doet, gaan de afdrukgegevens namelijk verloren.
Als het papier scheurt
Zorg dat u alle papierresten verwijdert om te voorkomen dat het apparaat opnieuw vastloopt.
Als zich herhaaldelijk papierstoringen voordoen
Controleer of het papier en verpakkingsmateriaal volledig zijn verwijderd.
Waaier de papierstapel uit en tik de uiteinden op een vlak oppervlak om het papier uit te lijnen voordat u het in het apparaat
plaatst.
Controleer of het papier wel geschikt is voor het apparaat.
Papier
Controleer of er geen papierresten zijn achtergebleven in het apparaat.
Trek het vastgelopen document of papier niet hardhandig uit het apparaat
Hierdoor kunnen inwendige onderdelen beschadigd raken. Als u het papier niet kunt verwijderen, neemt u contact op met uw
Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Verwijder de tonercartridge.
1
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Het bedieningspaneel kan alleen worden geopend als de klep van de glasplaat volledig gesloten is. Als u het
bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken.
1
㻞㻡㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
2
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
3
Verwijder de tonercartridge.
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
Controleer of er papier in de documentuitvoerklep vastzit.
1
Trek naar u toe terwijl u de knop ( ) ingedrukt houdt om de uitvoerklep te openen.
2
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
3
Sluit de uitvoerklep.
Controleer of er papier in het apparaat vastzit.
1
Als er papier tussen de fixeereenheid ( ) en de rol ( ) zit, trekt u dit voorzichtig naar u toe tot u de rand van
het papier ziet.
2
3
4
㻞㻡㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
2
Zodra de rand van het papier zichtbaar is, trekt u het langzaam uit het apparaat.
Controleer of er papier vastzit in de sleuf voor handmatige invoer of de papierlade.
1
Trek vastgelopen papier uit de sleuf voor handmatige invoer.
2
Open de papierklep en verwijder eventueel papier.
3
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
4
Plaats papier en sluit de papierklep.
Installeer de tonercartridge.
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
5
6
㻞㻡㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
7
㻞㻡㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05A
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als u geen verbinding met het netwerk kunt maken, het geheugen vol is of als er bedieningsproblemen zijn, verschijnt er een bericht op
het scherm. In de volgende lijst worden deze foutberichten toegelicht.
Auth. met gedeelde sleutel mislukt. Contr. WEP-instell.
De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is
niet goed ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te
wijzigen in <Open systeem>.
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op
"Open systeem".
Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg
voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
De verbinding met de pc is verbroken. Controleer de verbinding.
De verbinding met de computer is verbroken tijdens het scannen.
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer.
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden (MF212w)
Frm past niet bij inst
Het papierformaat dat op het bedieningspaneel is geselecteerd, komt niet overeen met het geladen
papierformaat.
Zorg ervoor dat het formaat papier dat is opgegeven bij <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het
geladen papier.
Het geladen papier gebruiken
Zorg ervoor dat <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het geladen papier.
Het type en formaat papier opgeven
Als u afdrukt vanaf een computer, controleer dan of het papierformaat dat is opgegeven in het printerstuurprogramma
overeenkomt met het geladen papierformaat.
Papier laden zonder de instellingen te wijzigen
Laad het papier met het formaat dat is opgegeven bij <Papierinstellingen>.
Papier plaatsen
Geen papier: XXXX*
* <Lade 1> of <Papierlade> wordt weergegeven voor XXXX.
㻞㻡㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Er is geen papier geplaatst in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer.
Hier plaatst u het papier.
Papier plaatsen
Er is geen papier geladen waarop rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt.
Rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter. Laad papier van het formaat A4
of Letter en stel dit formaat in.
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Geen respons van host.
De machine is niet op de juiste manier verbonden met een netwerk.
Controleer de instellingen van de machine en het netwerk, en maak opnieuw verbinding.
Verbinding maken met een netwerk
Geheugen is vol. Scannen wordt geannul. Afdrukken?
Het scannen van een document is mislukt vanwege onvoldoende geheugenruimte.
Geef aan of u wilt afdrukken tot de gescande pagina's of annuleer het scannen. In het laatste geval deelt u het
document op in kleinere delen die u vervolgens scant. U kunt ook de scaninstellingen wijzigen.
Inkt in cart. kan niet corr. worden weergeg.
De tonercartridge is niet goed geïnstalleerd of er is een probleem met de tonercartridge.
Verwijder de tonercartridge en plaats deze opnieuw. Als het bericht aanhoudt nadat u dit een paar keer hebt gedaan, is
de tonercartridge mogelijk defect. Neem contact op met de winkel waar u de machine hebt gekocht, of met de
klantenservice van Canon.
Tonercartridges vervangen
De gebruikte cartridge is misschien geen originele Canon-cartridge.
Gebruik bij vervanging van tonercartridges bij voorkeur originele Canon-tonercartridges.
Verbruiksartikelen
Kan geen verbinding maken. Controleer de PSK-instellingen.
De netwerksleutel (PSK) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is niet goed
ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (PSK) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als het probleem ook blijft optreden nadat u de netwerksleutel hebt gecontroleerd, controleert u of het apparaat goed
is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
㻞㻡㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Kan geen verbinding maken via draadloos LAN.
De verbinding is mislukt vanwege een fout tijdens het instellen van de draadloze LAN-verbinding.
Start de machine opnieuw op en geef de instellingen nogmaals op.
Als het probleem ook blijft optreden nadat u het apparaat opnieuw hebt opgestart, controleert u of het apparaat goed
is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de draadloze LAN-verbinding hebt gecontroleerd, controleert u de
beveiligingsinstellingen van de draadloze router.
Kan geen verbinding maken via WPS.
Tijdens het automatisch instellen met WPS, is de verbinding door een fout mislukt.
Wacht even en probeer het daarna opnieuw. Als het probleem blijft optreden, controleert u of de draadloze router wel
ondersteuning biedt voor WPS.
Als WPS wordt ondersteund:
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als WPS niet wordt ondersteund:
Stel het apparaat in met behulp van een andere verbindingsmethode.
Verbinding maken met een draadloos LAN
Kan toegangspunt niet vinden.
Tijdens het automatisch instellen met WPS, is binnen de ingestelde periode geen draadloze router gevonden.
Maak opnieuw verbinding en houd hierbij rekening met de tijdslimiet.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Er is handmatig een SSID of netwerksleutel van een draadloze router ingevoerd, maar de invoer is onjuist.
Controleer de SSID en de netwerksleutel en voer de juiste waarden nogmaals in.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De draadloze router is niet gevonden als gevolg van onjuiste instellingen van het netwerk.
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als het probleem blijft optreden, controleert u de beveiligingsinstellingen van de draadloze router.
Onjuist aantal tekens/ongeldige tekens ingevoerd.
De netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van een draadloze router is niet goed ingevoerd.
Controleer de netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw
in op de machine. Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op
met de fabrikant.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
㻞㻡㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Papier vastgelopen.
Er is papier vastgelopen.
Verwijder het vastgelopen papier of document, en druk opnieuw af (mogelijk wordt het afdrukken automatisch verder
uitgevoerd).
Papierstoringen verhelpen
Reinigen mislukt.
Er is papier vastgelopen tijdens het reinigen.
Verwijder het vastgelopen papier, plaats het papier op de juiste manier en voer de reinigingsprocedure nogmaals uit.
Papierstoringen verhelpen
Fixeereenheid
Er is onvoldoende toner beschikbaar voor het reinigen van de fixeereenheid.
Er wordt namelijk toner verbruikt tijdens het reinigen. Vervang de tonercartridge en voer de reinigingsprocedure
nogmaals uit.
Tonercartridges vervangen
WEP-sleutel is niet correct ingesteld. Contr. WEP-instell.
De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is
niet goed ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op
"Open systeem".
Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te
wijzigen in <Open systeem>.
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg
voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
㻞㻢㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05C
Veelvoorkomende problemen
Als er problemen ontstaan tijdens het gebruiken van de machine, controleer dan de tips in dit gedeelte voordat u contact met ons
opneemt. Als u een probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Is de machine ingeschakeld? Is het netsnoer aangesloten?
Als het apparaat is ingeschakeld maar niet reageert, zet u het apparaat uit, controleert u of het netsnoer goed is aangesloten en
zet u het apparaat weer aan. Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies.
Meegeleverde documentatie
Zijn de LAN-kabel en de USB-kabel goed aangesloten?
Controleer of deze kabels goed zijn aangesloten.
Onderdelen en de bijbehorende functies
Is de slaapstand geactiveerd?
Als u het apparaat gedurende bepaalde tijd niet gebruikt, wordt de slaapstand geactiveerd om stroom te besparen. U kunt dan
geen bewerkingen uitvoeren.
Als u de slaapstand wilt uitschakelen, drukt u op
.
Wordt er een bericht weergegeven op het scherm?
Als er sprake is van een probleem, wordt er een bericht weergegeven.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als het probleem blijft optreden
Klik op de koppeling die overeenkomt met het probleem.
Problemen met installatie/instellingen
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het afdrukken
Controleer de volgende punten
㻞㻢㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05E
Problemen met installatie/instellingen
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Pictogrammen in de beschrijving
Probleem met de draadloze LAN-verbinding
Probleem met de bekabelde LAN-verbinding
Probleem met de USB-verbinding
De machine kan niet tegelijkertijd via een draadloos LAN, een bekabeld LAN en een USB-kabel met een computer
worden verbonden.
Het is niet mogelijk om de drie verschillende verbindingstypen tegelijkertijd te gebruiken. De volgende combinaties zijn wel
mogelijk: USB-kabel en een bekabeld LAN of een USB-kabel en een draadloos LAN.
De UI op afstand wordt niet weergegeven.
Zijn <Gebruik HTTP> en <Externe UI gebruiken> ingesteld op <Aan>?
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
Als het apparaat is verbonden met een bekabeld LAN, controleert u of de kabel goed is aangesloten en of het IP-adres juist is
ingesteld. Start de UI op afstand vervolgens opnieuw.
Raadpleeg "Aan de slag"
Meegeleverde documentatie of Netwerkinstellingen weergeven voor instructies.
Als het apparaat is verbonden met een draadloos LAN, controleert u of de instellingen goed zijn opgegeven en start u de UI op
afstand opnieuw.
Raadpleeg "Aan de slag"
Meegeleverde documentatie of Verbinding maken met een draadloos LAN voor instructies.
Er kan geen verbinding met het netwerk worden gemaakt.
Het IP-adres is mogelijk niet goed ingesteld. Stel het IP-adres nogmaals in.
IP-adressen instellen
Als u het apparaat op een computer aansluit via een draadloze LAN, controleert u of het apparaat correct is geïnstalleerd en
klaar is voor verbinding met het netwerk.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met de draadloze LAN
U weet niet zeker welk IP-adres is ingesteld.
Netwerkinstellingen weergeven
U kunt niet afwisselend de verbindingsmethode bekabeld LAN en draadloos LAN gebruiken.
Hebt u op het bedieningspaneel van het apparaat ook gekozen voor Bekabeld LAN of Draadloos LAN? Dat is noodzakelijk om het
apparaat te laten overschakelen naar uw selectie.
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
U weet niet wat de SSID of netwerksleutel is van de draadloze router waarmee u verbinding wilt maken. De SSID wordt
niet op het scherm weergegeven.
Kijk of de SSID wordt vermeld op de draadloze router zelf of op de verpakking.
Controleer de SSID of de netwerksleutel van de draadloze LAN-router met behulp van “Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant”
(Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen).
De SSID en de netwerksleutel controleren
De SSID van de draadloze router die moet worden aangesloten, wordt niet weergegeven in de lijst met
toegangspunten.
Controleer of de SSID juist is.
De SSID en de netwerksleutel controleren
Als de SSID van de draadloze router verborgen is (met behulp van een stealth-modus ), stelt u de SSID zo in dat deze zichtbaar
is op de draadloze router.
Een modus die de automatische SSID-detectie van andere apparaten uitschakelt.
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met de draadloze LAN
De machine belt in naar een onbedoelde bestemming (als er een inbelrouter is aangesloten op het netwerk).
Als een inbelrouter geen broadcast-pakketten hoeft door te geven, stelt u de router zo in dat deze pakketten niet worden
*
*
㻞㻢㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
doorgegeven. Als de inbelrouter broadcast-pakketten moet doorgeven, controleert u of de instellingen juist zijn.
Als er een DNS-server is opgesteld in een extern netwerk, stelt u het IP-adres in voor de verbinding en niet de hostnaam, zelfs
niet als er verbinding wordt gemaakt met de apparaten die deel uitmaken van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten.
Als er een DNS-server is opgesteld in een netwerk waarvan het apparaat deel uitmaakt en de gegevens van de apparaten die
zijn verbonden met een extern netwerk zijn geregistreerd op de DNS-server, controleert u of de instellingen juist zijn.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met de draadloze LAN
Controleer de status van uw computer.
Zijn de instellingen van de computer en de draadloze router voltooid?
Zijn de kabels van de draadloze router (inclusief het netsnoer en de LAN-kabel) goed aangesloten?
Is de draadloze router ingeschakeld?
Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de bovenstaande items hebt gecontroleerd:
Schakel de apparaten uit en schakel ze vervolgens opnieuw in.
Wacht enkele ogenblikken en probeer opnieuw verbinding te maken met het netwerk.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Als het apparaat is ingeschakeld, schakelt u het uit en vervolgens weer in.
Controleer de plek van de installatie van het apparaat en de draadloze router.
Bevindt het apparaat zich te ver van de draadloze router?
Zijn er obstakels zoals muren tussen het apparaat en de draadloze router?
Zijn er toestellen zoals magnetrons of digitale draadloze telefoons die radiogolven uitzenden in de buurt van
het apparaat?
Voer een van de volgende instellingen opnieuw uit.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als u de verbinding handmatig moet instellen
Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, voert u de vereiste informatie voor de verbinding van de
draadloze LAN handmatig in (
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven).
ELKE verbindingsweigering wordt geactiveerd.
De WEP-sleutel die automatisch is gegenereerd (hexadecimaal) wordt geselecteerd.
De stealth-modus wordt geactiveerd.
Een functie waarbij de draadloze router de verbinding weigert als de SSID op het apparaat dat moet worden aangesloten, is ingesteld op "ELKE"
of leeg is.
Als u de instellingen van de draadloze router moet wijzigen
Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, wijzigt u de instellingen van de router.
Het filteren van gegevenspakketten op MAC-adres is ingesteld.
Als alleen IEEE 802.11n wordt gebruikt voor de draadloze communicatie, wordt WEP geselecteerd of de WPA/WPA2-
encryptiemethode wordt ingesteld op TKIP.
*
*
㻞㻢㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05F
Problemen bij het kopiëren
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Het afdrukresultaat is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om.
Als u niet goed kunt afdrukken
㻞㻢㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05H
Problemen bij het afdrukken
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Het afdrukresultaat is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om.
Als u niet goed kunt afdrukken
U kunt niet afdrukken.
Is er een printerstuurprogramma op uw computer geïnstalleerd en werkt dit programma goed?
MF Driver Installation Guide
㻞㻢㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05J
Als u niet goed kunt afdrukken
Probeer de volgende oplossingen als het afdrukresultaat te wensen overlaat, of als het papier gekreukeld is of omkrult. Als u een
probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Vlekken aan de rand van
afdrukken
Strepen op afdrukken Witte strepen
Vlekken en spetters Afdrukken zijn vaag Afdrukken vertonen witte stippen
Een gedeelte van de pagina is
niet afgedrukt
De printdichtheid is onregelmatig De afdrukken zijn grijsachtig
Kan een afgedrukte
streepjescode niet scannen
Gekreukeld papier Gekruld papier
Afdrukken zijn
scheef
Afdrukken zijn scheef Papier wordt niet ingevoerd of
twee of meer vellen tegelijk
㻞㻢㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05K
Het afdrukresultaat is niet goed
Als het apparaat van binnen vies is, kan dit gevolgen hebben voor het afdrukresultaat. Reinig het apparaat zorgvuldig.
Het apparaat reinigen
Vlekken aan de rand van afdrukken
Drukt u gegevens af zonder marges?
Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of
minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare
gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn.
Tabblad [Afwerking]
[Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] [Uit]
Strepen op afdrukken
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Als het probleem blijft optreden zelfs wanneer u geschikt papier gebruikt, wijzigt u de instelling van <Speciale modus
Z>, <Speciale modus C> of <Speciale modus D>.
Speciale verwerking
Wijzig de instelling voor [Speciale afdrukaanpassing] in het printerstuurprogramma als u vanaf een computer wilt
afdrukken.
[Modus 1] heeft het minste effect en [Modus 4] het meeste. Probeer de instellingen een voor een uit, beginnend bij
[Modus 1]. Hoe groter het effect, des te lichter de afdrukdichtheid is. Bovendien kunnen de hogere modi resulteren in
vage contouren, of afbeeldingen die er wat korrelig uitzien.
Hebt u de tonercartridge pas vervangen? Hebt u de printer lange tijd niet gebruikt?
Controleer de instelling voor <Speciale modus B>.
Speciale verwerking
Witte strepen
㻞㻢㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Vlekken en spetters
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Controleer de instelling voor <Speciale modus U>.
Speciale verwerking
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Afdrukken zijn vaag
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat
en type papier goed op.
Papier
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Gebruikt u het apparaat in een speciale omgeving (met name een omgeving met lage
temperatuursomstandigheden)?
Het kan gebeuren dat toner niet goed hecht, waardoor afdrukken er flets uitzien. Controleer de instelling voor
<Speciale modus K>.
Speciale verwerking
㻞㻢㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Afdrukken vertonen witte stippen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Is de drum in de tonercartridge niet meer goed?
Vervang de tonercartridge door een nieuwe.
Tonercartridges vervangen
Drukt u een document hoog contrast af?
Wijzig de instelling voor [Modus Speciaal afdrukken] in het printerstuurprogramma.
[Speciale instellingen 2] geeft een lichtere afdrukdichtheid dan [Uit] of [Speciale instellingen 1]. Ook kunnen tekst en
lijnen er vaag uitzien.
Een gedeelte van de pagina is niet afgedrukt
Drukt u gegevens af zonder marges?
Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of
minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare
gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn.
Tabblad [Afwerking]
[Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] [Uit]
De printdichtheid is onregelmatig
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Worden dunne lijnen soms ongelijkmatig afgedrukt?
Controleer de instelling voor <Speciale modus J>.
Speciale verwerking
㻞㻢㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
De afdrukken zijn grijsachtig
Is <Densiteit corrigeren> bij <Kopieerinstellingen> te donker ingesteld?
Wijzig de instelling zodat de dichtheid lichter is.
Overzicht van menuopties
Staat de printer bloot aan direct zonlicht of een sterke lichtbron?
Installeer de printer op een geschikte locatie.
Installatie
De machine verplaatsen
Is de tonercartridge lange tijd blootgesteld aan direct zonlicht?
Bewaar de tonercartridge twee à drie uur op een geschikte locatie en probeer opnieuw af te drukken. Hiermee is het
probleem vaak verholpen. Als het probleem zich blijft voordoen, vervangt u de tonercartridge.
Tonercartridges vervangen
Kan een afgedrukte streepjescode niet scannen
Probeert u een streepjescode te scannen die met standaardinstellingen (fabrieksinstellingen) is afgedrukt?
Geef in het printerstuurprogramma [Speciale instellingen 1] op bij [Modus Speciaal afdrukken].
Tonercartridges vervangen
[Speciale instellingen 1] geeft een lichtere afdrukdichtheid dan [Uit]. Ook kunnen tekst en lijnen er vaag uitzien.
Als deze functie op [Aan] is ingesteld, kunnen er witte stippen verschijnen in afbeeldingen die zijn afgedrukt op
papier dat niet lichtgewicht is.
㻞㻣㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05L
Het papier krult om of is gekreukeld
Gekreukeld papier
Is het papier goed geladen?
Als de stapel papier hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen of schuin in de lade ligt, kunnen er
kreukels of vouwen ontstaan.
Papier plaatsen
Gebruikt u papier dat vochtig is geweest?
Gebruik nieuw papier dat helemaal droog is.
Papier plaatsen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Als het probleem zelfs bij gebruik van het juiste papier aanhoudt, wijzigt u de setting voor <Speciale modus V>.
Speciale verwerking
Gekruld papier
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat
en type papier goed op.
Papier
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Als u normaal papier (60 tot 90 g/m²) gebruikt, kunt u het probleem mogelijk verhelpen door de volgende wijziging
aan te brengen in het printerstuurprogramma.
Tabblad [Pagina-instelling]
[Papiersoort] [Normaal L].
Als het probleem blijft optreden wanneer u geschikt papier gebruikt, wijzigt u de instelling voor <Speciale modus V>.
Speciale verwerking
㻞㻣㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05R
Papier wordt niet goed ingevoerd
Afdrukken zijn scheef
Zijn de papiergeleiders afgesteld op de randen van het papier?
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, zijn de afdrukken scheef.
Papier plaatsen
Wordt het papier ingevoerd via de sleuf voor handmatige invoer?
Plaats het papier in de papierlade.
Papier in de papierlade plaatsen
Drukt u af op omgekrulde enveloppen?
Strijk de enveloppen glad en druk opnieuw af.
Enveloppen plaatsen
Papier wordt niet ingevoerd of twee of meer vellen tegelijk
Is het papier goed geladen?
Waaier de papierstapel goed uit, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
Controleer of het papier goed is geplaatst.
Papier plaatsen
Controleer of het aantal vellen papier dat is geladen, geschikt is en of het juiste papier wordt gebruikt.
Papier
Papier plaatsen
Controleer of er verschillende formaten en soorten papier door elkaar zijn geladen.
㻞㻣㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05S
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Als u door het raadplegen van de informatie in dit hoofdstuk een probleem nog steeds niet kunt oplossen, neemt u contact op met de
dichtstbijzijnde Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
BELANGRIJK
Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of te repareren.
Als u dat wel doet, bestaat de kans dat de garantie vervalt.
Als u contact opneemt met Canon
Zorg dat u over de volgende gegevens beschikt als u contact met ons gaat opnemen:
De productnaam (MF212w / MF211)
De naam en gegevens van de dealer waar u het apparaat hebt gekocht
Details van het probleem (bijvoorbeeld welke bewerking u hebt uitgevoerd en wat het resultaat is)
Het serienummer (acht alfanumerieke tekens op de achterzijde van het apparaat)
㻞㻣㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05U
Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt het onderhoud van de machine beschreven, inclusief het reinigen van de machine en het initialiseren van
instellingen.
Standaardreiniging Het apparaat reinigen
Het apparaat wordt vuil Behuizing
Vlekken op originelen of afdrukken
Glasplaat
Strepen op afdrukken
Fixeereenheid
De binnenkant van het apparaat wordt vuil
De binnenkant van het apparaat
Tonercartridges vervangen
Als u het resterende tonerniveau wilt controleren Tonercartridges vervangen
Tonercartridges vervangen
Tonercartridges vervangen
De machine verplaatsen
Het apparaat verplaatsen voor onderhoud of door een interne verhuizing De machine verplaatsen
Het totale aantal afgedrukte pagina's controleren
Als u het totale pagina-aantal van de afdrukken wilt controleren Aantal afdrukken weergeven
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
Als u de instellingen wilt herstellen Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
㻞㻣㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05W
Het apparaat reinigen
Maak de machine regelmatig schoon om te voorkomen dat de afdrukkwaliteit afneemt en om de machine veilig en prettig te kunnen
gebruiken. Lees eerst de veiligheidsinstructies door voordat u aan de slag gaat.
Onderhoud en inspecties
Onderdelen die u moet reinigen
buitenkant van het apparaat
Behuizing
Binnenkant van het apparaat en fixeereenheid
Fixeereenheid
De binnenkant van het apparaat
Glasplaat en de onderzijde van de klep van de glasplaat
Glasplaat
㻞㻣㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05X
Behuizing
Wrijf de behuizing van het apparaat regelmatig schoon om het apparaat in goede conditie te houden.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd.
Ga als volgt te werk om de behuizing van het apparaat te reinigen.
Gebruik een zachte doek die heel iets is bevochtigd met water of een mild reinigingsmiddel dat is verdund met water.
Wacht tot de behuizing van het apparaat helemaal droog is.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
1
2
3
4
㻞㻣㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-05Y
Glasplaat
Verwijder regelmatig stof van de glasplaat en de onderzijde van de klep van de glasplaat om vlekken op documenten of afdrukken te
voorkomen.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd.
Open de klep van de glasplaat.
Reinig de glasplaat en de onderzijde van de klep van de glasplaat.
Gebruik een doek die iets met water is bevochtigd om de gebieden schoon te maken. Wrijf de gebieden vervolgens droog met
een zachte, droge doek.
Wacht tot de gebieden helemaal droog zijn.
Sluit de klep van de glasplaat voorzichtig.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
1
2
3
4
5
6
㻞㻣㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-060
Fixeereenheid
Er kan zich vuil verzamelen op de fixeereenheid in het apparaat, met zwarte strepen op afdrukken als gevolg. Voer de onderstaande
procedure uit om de fixeereenheid te reinigen. U kunt de fixeereenheid niet reinigen als de wachtrij van het apparaat documenten bevat
die nog moeten worden afgedrukt. Voor het reinigen van de fixeereenheid hebt u papier nodig dat groter is dan normaal A4- of Letter-
formaat. Leg het papier in de papierlade of de sleuf voor handmatige invoer (
Papier in de papierlade plaatsen Papier laden in
de sleuf voor handmatige invoer) voordat u de volgende procedure gaat uitvoeren.
Er wordt namelijk toner verbruikt tijdens het reinigen. Controleer vooraf of er voldoende toner over is.
Het kost ongeveer 90 seconden om de fixeereenheid te reinigen.
Het tonerniveau controleren
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Druk op .
Druk op / om <Aanpassing/onderhoud> te selecteren en druk vervolgens op .
Selecteer <Fixeereenheid reinigen> en druk op .
Plaats papier (A4/LTR of groter) in de sleuf voor handmatige invoer en druk op .
Wanneer het reinigingsproces is voltooid en het bericht <Voltooid.> wordt weergegeven, drukt u op om terug te gaan naar
het scherm van de kopieermodus.
1
2
3
4
㻞㻣㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-061
De binnenkant van het apparaat
Reinig de binnenkant van het apparaat regelmatig, zodat zich geen tonerpoeder of papierstof in het apparaat ophoopt.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd.
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten
Zorg dat de klep van glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt, verwijdert u dit. Als
u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken.
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
Trek de tonercartridge uit het apparaat.
Verwijder tonerpoeder/papierstof uit de binnenkant van het apparaat met een schone, zachte, droge,
pluisvrije doek.
Installeer de tonercartridge.
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
1
2
3
4
5
6
㻞㻣㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
7
8
㻞㻤㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-062
Tonercartridges vervangen
U ziet een bericht op het display van de machine als een tonercartridge bijna leeg is. De afdrukkwaliteit neemt flink af als u dan gewoon
blijft afdrukken zonder actie te ondernemen. U kunt het resterende tonerniveau controleren op het display.
Er wordt een bericht weergegeven
Afdrukken zijn van slechte kwaliteit
Het tonerniveau controleren
Er wordt een bericht weergegeven
Het weergegeven bericht bepaalt of u een vervangende tonercartridge moet voorbereiden of de cartridge moet vervangen. Voordat u
de tonercartridge vervangt
Tonercartridges vervangen
<Aanbevolen wordt een cart. voor te bereiden>
Dit bericht betekent dat de tonercartridge met de aangegeven kleur binnenkort moet worden vervangen. Schud de tonercartridge om
de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Vervang de tonercartridge als u dit bericht ziet net voordat u een grote taak wilt
gaan afdrukken.
U kunt blijven afdrukken als dit bericht wordt weergegeven, maar de afdrukkwaliteit neemt dan waarschijnlijk wel af.
Afdrukken zijn van slechte kwaliteit
Als uw afdrukken één van de onderstaande kenmerken gaat vertonen, is één van de tonercartridges bijna leeg. Vervang de bijna lege
tonercartridge ook als er geen bericht wordt weergegeven.
Voordat u de tonercartridge vervangt
Tonercartridges vervangen
Witte strepen Vage afdruk Ongelijke dichtheid
Vlekken en spetters Witruimte op het origineel is grijs op de afdruk
Het tonerniveau controleren
U kunt het resterende tonerniveau op ieder gewenst moment als volgt controleren. Het is raadzaam dit altijd te doen voordat u een grote
taak wilt gaan afdrukken.
<Apparaatstatus> <Cartridgeniveau> controleer het tonerniveau
㻞㻤㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Tonerniveau
Hiermee wordt de resterende hoeveelheid toner aangegeven. Afhankelijk van de omgeving waarin uw apparaat staat, moeten
andere interne onderdelen mogelijk worden vervangen voordat de toner op is.
KOPPELINGEN
Verbruiksartikelen
㻞㻤㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-063
Voordat u de tonercartridge vervangt
Voer de volgende procedure uit voordat u de tonercartridge vervangt. Misschien wordt het bericht hierna niet meer weergegeven of is de
afdrukkwaliteit beter. Lees vóór u begint de instructies en waarschuwingen voor het hanteren van de tonercartridge.
Onderhoud en
inspecties
Verbruiksartikelen
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten
Zorg dat de klep van glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt, verwijdert u dit. Als
u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken.
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
Trek de tonercartridge uit het apparaat.
Schud de tonercartridge 5 of 6 keer (zie onderstaande afbeelding) om de toner binnenin de cartridge
gelijkmatig te verdelen.
Installeer de tonercartridge.
1
2
3
4
5
㻞㻤㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht.
Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
6
㻞㻤㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-064
Tonercartridges vervangen
Lees de veiligheidsvoorschriften in Onderhoud en inspecties en Verbruiksartikelen voordat u tonercartridges gaat vervangen.
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten
Zorg dat de klep van glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt, verwijdert u dit. Als
u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken.
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
Trek de tonercartridge uit het apparaat.
Haal de nieuwe tonercartridge uit de beschermende verpakking.
Schud de tonercartridge 5 of 6 keer heen en weer zoals hieronder aangegeven om de toner in de cartridge
gelijkmatig te verdelen. Leg de cartridge vervolgens op een vlakke ondergrond.
1
2
3
4
5
㻞㻤㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Trek de afdichtingstape recht uit de cartridge.
De afdichtingstape is ongeveer 50 cm lang.
Het uittrekken van de afdichtingstape
Als er tape achterblijft in een tonercartridge, kan dit gevolgen hebben voor de kwaliteit van afdrukken.
Trek de afdichtingstape niet schuin of onder een hoek uit de cartridge. Als de tape scheurt, kunt u misschien niet meer alle tape
verwijderen.
Als de tape vast komt te zitten tijdens het verwijderen, blijf dan trekken aan de tape tot deze volledig is verwijderd.
Installeer de tonercartridge.
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
KOPPELINGEN
Voordat u de tonercartridge vervangt
6
7
8
㻞㻤㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-065
De machine verplaatsen
Het apparaat is zwaar. Volg altijd de onderstaande procedures als u het apparaat gaat verplaatsen om lichamelijk letsel te voorkomen.
Lees ook altijd de veiligheidsvoorschriften voordat u aan de slag gaat.
Belangrijke veiligheidsinstructies
Schakel het apparaat en de computer uit.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd.
Koppel de kabels en het netsnoer van het apparaat los in de numerieke volgorde zoals weergegeven in de
onderstaande afbeelding.
De kabels gemarkeerd met "*" zijn niet in alle configuraties van toepassing.
Stekker
Netsnoer
USB-kabel
LAN-kabel
Verwijder de tonercartridges als u de machine over een grotere afstand gaat transporteren. Tonercartridges
vervangen
Open de papierklep en verwijder eventueel papier.
Als de papiergeleiders zijn uitgeschoven, duw ze dan terug zodat ze in de papierlade passen.
Sluit alle geopende kleppen en breng het apparaat naar de nieuwe gebruikslocatie.
Controleer hoe zwaar het apparaat is en draag het zonder uzelf te overbelasten. Apparaatspecificaties
Til het apparaat op aan de handgrepen op de voorkant.
Zet het apparaat voorzichtig neer op de nieuwe gebruikslocatie.
Raadpleeg "Aan de slag" voor installatie-instructies. Meegeleverde documentatie
*
*
1
2
3
4
5
6
㻞㻤㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-066
Aantal afdrukken weergeven
U kunt nagaan hoeveel pagina's in totaal voor afdrukken zijn gebruikt. Het totaal omvat lijsten, plus kopieën en afdrukken van gegevens
vanaf computers.
<Apparaatstatus> <Controleer tellerstand>
㻞㻤㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-067
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
U kunt de volgende instellingen herstellen (initialiseren):
Menu initialiseren
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
Alle gegevens/instellingen initialiseren
㻞㻤㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-068
Menu initialiseren
U kunt de instellingen van de machine ( Overzicht van menuopties) terugzetten op de standaardwaarden.
Als u de instellingen in <Netwerkinstellingen> en <Instellingen Systeembeheer> wilt herstellen, raadpleegt u Instellingen
voor systeembeheer initialiseren.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op
.
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Menu initialiseren> selecteer het item waarvan u de standaardwaarde wilt herstellen <Ja>
Instellingen voor initialisatie
Kies de instelling die u wilt herstellen.
<Alles initialiseren>
Hiermee kunt u alle instellingen herstellen.
㻞㻥㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-069
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
U kunt de instellingen van de machine ( Overzicht van menuopties) terugzetten op de standaardwaarden. Bij bepaalde instellingen
moet de machine opnieuw worden opgestart om de standaardwaarden te herstellen.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Instellingen Systeembeheer> <Systeembeheerinstellingen initialiseren> selecteer het item dat u
wilt initialiseren
<Ja> start de machine indien nodig opnieuw op.
Instellingen voor initialisatie
Kies de instelling die u wilt herstellen.
<Alles initialiseren>
Hiermee kunt u alle instellingen herstellen.
(MF212w)
Als u de instellingen in <Netwerkinstellingen> wilt initialiseren, kunt u ook drukken op <Netwerkinstellingen>
<Initialiseer Netwerkinstellingen> <Ja> .
㻞㻥㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06A
Alle gegevens/instellingen initialiseren
Als u alle geregistreerde gegevens en instellingen in één keer wilt wijzigen, bijvoorbeeld wanneer u de installatielocatie van het apparaat
verandert, kunt u geregistreerde gegevens verwijderen en alle instellingen (
Overzicht van menuopties) tegelijk initialiseren. Nadat u
alle gegevens/instellingen hebt geïnitialiseerd, moet u het apparaat opnieuw opstarten.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op .
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Instellingen Systeembeheer> <Initialiseer alle gegevens/instellingen> <Ja> <Ja>
start de machine opnieuw op.
㻞㻥㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06C
Bijlage
Dit hoofdstuk bevat de technische specificaties van dit apparaat, instructies voor het gebruik van de e-Handleiding, disclaimers,
auteursrechtinformatie en andere belangrijke informatie voor klanten.
㻞㻥㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06E
Handige functies
Het is zeker de moeite waard om de functies uit te proberen die in dit hoofdstuk worden beschreven. De functies zijn onderverdeeld in
vier categorieën: "Milieubesparing levert geld op", "Efficiënter werken", "Digitaal is beter" en "Ongekende mogelijkheden".
㻞㻥㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06F
Milieubesparing levert geld op
Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken
Slaapstand
Toner besparen
Als u pas echt papier wilt besparen, drukt u meerdere pagina's af op één vel. Zo kunt u 2 of 4 pagina's kopiëren op één
vel papier en maximaal 16 pagina's als u afdruktaken verstuurt vanaf uw computer.
Meerdere pagina's van een document op één vel papier kopiëren: Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op
1/4 op 1)
Papier besparen tijdens het kopiëren:
De toets [Paper Save Copy] gebruiken (MF211)
Meerdere pagina's van een document op één vel papier afdrukken:
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
Als u energie en geld wilt besparen, is een zogenaamde slaapstand een onmisbare functie. De stroomtoevoer naar de
machine wordt dan uitgeschakeld als er gedurende bepaalde tijd geen activiteit is waargenomen. De slaapstand kan
automatisch worden geactiveerd, maar ook handmatig. Druk op
om de machine in de slaapstand te plaatsen. Druk
nogmaals op de toets om de machine weer te activeren.
Zie De slaapstand instellen voor meer informatie over deze functie.
Wilt u documenten of concepten afdrukken, maar is de afdrukkwaliteit niet zo belangrijk?
U kunt dan een instelling kiezen die minder toner gebruikt. Kijk eens hoe dat bevalt en u kunt eenvoudig toner en geld
besparen.
Zie Toner besparen voor meer informatie over deze functie.
㻞㻥㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06H
Efficiënter werken
Sneltoetsen voor het scannen
Beheer op afstand met de UI op afstand (MF212w)
Afdrukinstellingen snel opgeven op intuïtieve wijze
Maak gebruik van de sneltoetsen op het bedieningspaneel, zodat u niet steeds dezelfde instellingen hoeft te configureren.
Gebruik de toetsen
/ om automatisch te scannen naar vooraf ingestelde bestemmingen, scantypen en
bestandsindelingen. Plaats het document en druk op een van deze sneltoetsen om te scannen.
* Als u de MF211 gebruikt, de enige sneltoets die beschikbaar is, is .
Documenten eenvoudig scannen: Scannen met de toets [Scan -> PC]
*
Met de UI op afstand kunt u een heleboel dingen beheren vanaf uw computer, dus zonder dat u naar de machine hoeft te
lopen. Via een intuïtieve en gebruiksvriendelijke interface in een webbrowser kunt u eenvoudig instellingen configureren en
de status van de machine in de gaten houden. U kunt zo efficiënter werken omdat u niet steeds heen en weer hoeft te
lopen.
Zie De UI op afstand gebruiken (MF212w) voor meer informatie over deze functie.
Aan de hand van de voorbeeldafbeelding in het printerstuurprogramma kunt u gemakkelijk, op intuïtieve wijze, de
paginalay-out en inbindpositie opgeven, enzovoort. Door gewoon op items te klikken kunt u in een handomdraai
instellingen opgeven en tegelijk kijken hoe instellingen worden toegepast.
㻞㻥㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Voor meer informatie Een document afdrukken
㻞㻥㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06J
Digitaal is beter
Selectief scannen
Doorzoekbare PDF's
Tekst in gescande documenten converteren
Waarom zou je een hele pagina van een krant scannen als je eigenlijk alleen maar geïnteresseerd bent in een kop en de
bijbehorende foto? In zo'n situatie is ScanGear MF de ideale oplossing. Hiermee kunt u in een voorbeeld aangeven wat u
wilt scannen, waarna de scanner zijn werk doet. Dit is eenvoudiger dan met een speciaal programma alle overbodige
informatie te verwijderen.
Het gebruik van dit product voor het scannen, afdrukken of op andere wijze reproduceren kan voor bepaalde
documenten en afbeeldingen bij wet verboden zijn en kan leiden tot aansprakelijkheidstelling of strafrechtelijke
vervolging. Als u twijfelt of het bij wet verboden is een bepaald document met dit product te scannen, af te
drukken of op andere wijze te reproduceren en/of een gescande, afgedrukte of op andere wijze gereproduceerde
afbeelding te gebruiken, dient u vooraf een juridisch adviseur te raadplegen.
Zie Scaninstellingen configureren in ScanGear MF voor meer informatie over deze functie.
U kunt gescande documenten omzetten in gewone PDF-bestanden, maar u kunt ook een stapje verdergaan en de tekst in
het gescande document doorzoekbaar maken. Een doorzoekbaar PDF-bestand biedt namelijk veel meer mogelijkheden. U
maakt een PDF-bestand doorzoekbaar door "PDF" te kiezen als het scantype wanneer u gaat scannen met MF Toolbox.
U kunt geen doorzoekbare PDF maken in de Macintosh-omgeving.
Zie Scannen met MF Toolbox voor meer informatie over deze functie.
㻞㻥㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Afbeeldingen toevoegen aan een bestaand document
Tekst wordt standaard gescand als een afbeelding, maar u kunt deze afbeelding ook converteren naar tekst die vervolgens
kan worden bewerkt. Selecteer hiervoor "OCR" als het scantype wanneer u gaat scannen met MF Toolbox. De software die
bij deze machine wordt geleverd, kan alle tekst in de gescande afbeelding converteren naar tekstgegevens die u kunt
bewerken met een teksteditor.
Zie Scannen met MF Toolbox voor meer informatie over deze functie.
Bepaalde programma's maken het mogelijk om gescande afbeeldingen rechtstreeks te importeren in documenten waaraan
u werkt. Op deze manier hoeft u niet een afzonderlijk programma te openen voor het ontvangen van de gescande
afbeeldingen, waarna u deze exporteert naar het programma waarin u aan het werk bent.
Zie Scannen vanuit een programma voor meer informatie over deze functie.
㻞㻥㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06K
Ongekende mogelijkheden
Een smartphone/tablet gebruiken (MF212w)
Draadloos werken (MF212w)
Posters maken
Wanneer u op weg bent naar een vergadering en een tablet gebruikt, kunt u met deze functie een voorstel waaraan u
hebt gewerkt, foto's die met een smartphone zijn gemaakt, of handouts van een vergadering afdrukken of scannen.
Door Mopria te gebruiken kunt u bijvoorbeeld via één stuurprogramma afdrukken, zelfs als u met een printer van een
ander merk werkt; bovendien kunt u afdrukken met veelgebruikte bewerkingen en instellingen voor elke printer.
Zonder pc, snel en makkelijk! Een nog breder scala van mogelijkheden voor werk en ontspanning, met functionaliteit die
gemaakt is voor dit tijdperk van snelheid.
Zie de Canon-website voor meer informatie over handige functies met smartphones/tablets.
Ga naar http://www.mopria.org voor informatie over Mopria (inclusief gecertificeerde terminals).
Voor meer informatie
De machine als printer gebruiken
Voor meer informatie
De machine als scanner gebruiken
TM
TM
Geen kabels, snelle installatie, eenvoudig onderhoud. Als u beschikt over een draadloze LAN-router met WPS, hoeft u
helemaal geen instellingen op te geven en kunt u bijna meteen aan de slag. Geniet van een overzichtelijk en
gebruiksvriendelijk documentsysteem dat alleen mogelijk is met een draadloze oplossing. Het systeem is compatibel met
IEEE 802.11b/g/n en biedt ook ondersteuning voor WEP en WPA/WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP) voor een krachtige
beveiliging.
Zie Verbinding maken met een draadloos LAN voor meer informatie over deze functie.
U kunt een afdruk op één vel uitvergroten om zo een hele grote poster te maken. Een grote poster wordt afgedrukt op
negen vellen. Plak deze aan elkaar in een raster van 3x3 en het resultaat mag er zijn!
㻟㻜㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Zie Posters afdrukken voor meer informatie over deze functie.
㻟㻜㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06L
Technische specificaties
De technische specificaties van het apparaat kunnen bij verbeteringen van het apparaat zonder vooraankondiging worden gewijzigd.
Apparaatspecificaties
Specificaties draadloos LAN (MF212w)
Documenttype
Scangebied
Papier
Specificaties van de kopieerfunctie
Specificaties van de scannerfunctie
Specificaties van de afdrukfunctie
㻟㻜㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06R
Apparaatspecificaties
Type
Persoonlijke desktop
Elektrische aansluiting
220 tot 240 V, 50/60 Hz
(De netspanningsvereisten kunnen per land verschillen. Controleer de spanning van het land
waar u het apparaat hebt gekocht.)
Opgenomen vermogen
Maximaal
1270 W
Gemiddeld verbruik in de stand-bymodus
Ongeveer 5,4 W
Gemiddeld verbruik in de slaapstand
- MF212w
Ongeveer 1,6 W (via kabelverbinding)
Ongeveer 2,0 W (via draadloze verbinding)
- MF211
Ongeveer 1,6 W
Als het apparaat volledig is uitgeschakeld
0,5 W of minder
Opwarmtijd
- MF212w
maximaal 13,5 seconden
- MF211
maximaal 12,0 seconden
Gewicht
- MF212w
Ongeveer 10,8 kg
- MF211
Ongeveer 10,7 kg
Afmetingen
(B x L x H)
390 x 371 x 312 mm
Omgevingsomstandigheden
Temperatuur: 10 tot 30 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% (geen condensvorming)
Hostinterface
- MF212w
100BASE-TX
10BASE-T
Hi-Speed USB
IEEE 802.11b/g/n (infrastructuurmodus)
- MF211
Hi-Speed USB
Geschikte documenten
Ondersteunde documentsoorten
Geschikt papier
Papier
Afdrukgebied
Afdrukgebied
Scangebied
Scangebied
De verbruikswaarde die op het etiket wordt aangegeven is het gemiddelde stroomverbruik.
De opwarmtijd is de tijd tussen het inschakelen van het apparaat en het moment waarop het hoofdscherm op het display verschijnt. De opwarmtijd kan
variëren naargelang de gebruiksomstandigheden en de omgeving van het apparaat.
Het gewicht is inclusief gevulde tonercartridges.
*1
*2
*3
*1
*2
*3
㻟㻜㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06S
Specificaties draadloos LAN
Standaard
IEEE 802.11g, IEEE 802.11b, IEEE 802.11n
Frequentiebereik
2.412 t/m 2.472 MHz
Snelheid
gegevensverzending
IEEE 802.11g
6/9/12/18/24/36/48/54 Mbps
IEEE 802.11b
1/2/5,5/11 Mbps
IEEE 802.11n
SGI Invalidated 20 MHz: 6,5/13/19,5/26/39/52/58,5/65 Mbps
SGI Validated 20 MHz: 7,2/14,4/21,7/28,9/43,3/57,8/72,2 Mbps
Communicatiemodus
Infrastructuurmodus
Beveiliging
WEP 64/128 bit, WPA-PSK (TKIP/AES), WPA2-PSK (AES), 802.1x (LEAP, EAP-FAST, PEAP, EAP-TLS, EAP-
TTLS)
Verbindingsmethode
WPS (Wi-Fi Protected Setup), Handmatige configuratie
㻟㻜㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06U
Documenttype
Ondersteunde documentsoorten
Type
Normaal papier/Zwaar papier/Foto/Kleine documenten (zoals indexkaarten)/Speciale papiersoorten (zoals
calqueerpapier, transparanten, etc.)/Boekje (maximale dikte van 24 mm)
Formaat
(B x L)
Maximaal 216 x 297 mm
Gewicht
Maximaal 2 kg
Papiercapaciteit
1 vel
㻟㻜㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06W
Scangebied
De grijze gebieden in de onderstaande tabel geven het scangedeelte van het document aan. Zorg ervoor dat de tekst en afbeeldingen in
uw documenten binnen het grijze gebied passen. Het scangedeelte verschilt naargelang de gebruikte functie en de plaats van de
documenten.
Kopiëren
Het scangebied voor kopiëren kan verschillen van het afdrukgebied. Afdrukgebied
Scannen
㻟㻜㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06X
Papier
Ondersteunde papierformaten
Hieronder ziet u een overzicht van de papierformaten die u in de papierlade en de sleuf voor handmatige invoer kunt plaatsen.
A4 (210 x 297 mm)
B5 (182 x 257 mm)
A5 (148 x 210 mm)
Legal (216 x 356 mm)
Letter (216 x 279 mm)
Statement (140 x 216 mm)
Executive (184,0 x 266,7 mm)
Officio (216 x 318 mm)
B-Officio (216 x 355 mm)
M-Officio (216 x 341 mm)
Government - Letter (203 x 267 mm)
Government - Legal (203 x 330 mm)
Foolscap (216 x 330 mm)
Australian-foolscap (206 x 338 mm)
Indian Legal (215 x 345 mm)
Envelope COM10 (104,7 x 241,3 mm)
Envelop Monarch (98,4 x 190,5 mm)
Envelope C5 (162 x 229 mm)
Envelope DL (110 x 220 mm)
Indexkaarten (76 x 127 mm)
Aangepast papierformaat
U kunt enveloppen van het formaat Monarch en indexkaarten alleen in de sleuf voor handmatige invoer plaatsen.
U kunt aangepast papier met een breedte van 76,2 tot 216,0 mm en een lengte van 210 tot 356 mm in de papierlade plaatsen. Aangepast papier met
een breedte van 76,2 tot 216,0 mm en een lengte van 127 tot 356,0 mm kunt u in de sleuf voor handmatige invoer leggen.
Het papierformaat van het apparaat is standaard ingesteld op A4. Pas de papierinstelling aan als u papier van een ander
formaat gaat gebruiken.
Het type en formaat papier opgeven
Papiersoort en capaciteit per papierbron
In dit apparaat kan chloorvrij papier worden gebruikt.
Papiersoort
Papiercapaciteit voor
papierlade
Papiercapaciteit voor sleuf voor handmatige
invoer
Normaal papier
60 tot 80 g/m²
250 vellen 1 vel
80 tot 90 g/m²
170 vellen 1 vel
90 tot 105 g/m²
170 vellen 1 vel
*1
*1
*2
*1
*2
㻟㻜㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Dik papier
105 tot 163
g/m²
100 vellen 1 vel
Gerecycled
papier
60 tot 80 g/m²
250 vellen 1 vel
80 tot 90 g/m²
170 vellen 1 vel
Gekleurd papier
60 tot 80 g/m²
250 vellen 1 vel
80 tot 90 g/m²
170 vellen 1 vel
Bond-papier 60 tot 163 g/m²
100 vellen 1 vel
Transparanten
50 vellen 1 vel
Etiket
100 vellen 1 vel
Envelop
20 vellen 1 vel
Gebruik speciale transparanten voor laserprinters.
Papiersoorten en bijbehorende instellingen
Papier plaatsen
Afdrukgebied
De grijze gebieden in de onderstaande afbeelding geven het afdrukgebied van het document aan.
*1
*1
㻟㻜㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-06Y
Specificaties van de kopieerfunctie
Scanresolutie
Tekst/Foto (Snel)
300 x 600 dpi
Tekst/Foto, Foto, Tekst
600 x 600 dpi
Uitvoerresolutie
600 x 600 dpi
Zoompercentage
100% 1:1, Max. 400%, 200%, 141% A5->A4, 70% A4->A5, 50%, Min. 25%
Kopieersnelheid
(A4 Normaal 1:1)
23 kpm
Capaciteit
continu kopiëren
Maximaal 99 exemplaren
Tijd voor eerste
kopie
(A4)
maximaal 9 seconden
De kopieersnelheid op enkelzijdig bedrukt normaal papier van het formaat A4 wordt gemeten tijdens continu kopiëren. Kopieersnelheden kunnen variëren
afhankelijk van de uitvoerresolutie, de papiersoort, het formaat en de invoerrichting van het papier. De kopieersnelheid op kleinere papierformaten kan lager
zijn. Daarnaast kan de machine een continue kopieerbewerking tijdelijk onderbreken of de kopieersnelheid verlagen. Dit gebeurt om de temperatuur in de
machine aan te passen of de optimale afdrukkwaliteit te behouden.
*
*
㻟㻜㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-070
Specificaties van de scannerfunctie
Type
Kleurenscanner
Maximaal
scanformaat
Maximaal 216 x 297 mm
Scanresolutie
Optische resolutie
Tot 600 x 600 dpi
Softwarematige resolutie
9.600 x 9.600 dpi
Stuurprogramma
TWAIN
WIA 1.0 (Windows XP)
WIA 2.0 (Windows Vista/7/8)
㻟㻝㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-071
Specificaties van de afdrukfunctie
Capaciteit
opvangblad
(een stapel nieuw
papier van A4-
formaat)
Ongeveer 100 vellen (68 g/m²)
Afdruksnelheid
(A4 Normaal 1:1)
23 ppm
Tijd eerste
afdruk
(A4)
maximaal 6 seconden
Afdrukresolutie
600 dpi x 600 dpi (equivalent aan 1.200 dpi x 1.200 dpi)
Gradatie
256 gradaties
Tonercartridges
Verbruiksartikelen
Is afhankelijk van de installatieomgeving en de gebruikte papiersoort.
De afdruksnelheid op enkelzijdig bedrukt normaal papier van het formaat A4 wordt gemeten tijdens continu afdrukken. Afdruksnelheden kunnen variëren
afhankelijk van de uitvoerresolutie, de papiersoort, het formaat en de invoerrichting van het papier. De afdruksnelheid op kleinere papierformaten kan lager
zijn. Daarnaast kan de machine een continue afdrukbewerking tijdelijk onderbreken of de afdruksnelheid verlagen. Dit gebeurt om de temperatuur in de
machine aan te passen of de optimale afdrukkwaliteit te behouden.
Kan variëren al naar gelang de uitvoeromgeving.
*1
*2
*3
*1
*2
*3
㻟㻝㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-072
Verbruiksartikelen
Hier volgt een richtsnoer voor de geschatte levensduur van de verbruiksartikelen die in dit apparaat worden gebruikt. Schaf
verbruiksartikelen aan bij uw plaatselijke, erkende Canon-dealer. Neem voorzorgsmaatregelen voor gezondheid en veiligheid in acht
wanneer u verbruiksartikelen opslaat en hanteert (Verbruiksartikelen).
Afhankelijk van de installatieomgeving, het papierformaat of het documenttype moet u verbruiksartikelen misschien eerder dan
aangegeven vervangen.
Vervangende tonercartridges zijn anders dan de bijgeleverde tonercartridges, dus de capaciteit kan ook verschillen.
Tonercartridges
Meegeleverde tonercartridges
De gemiddelde capaciteit van de tonercartridge die bij de machine wordt geleverd, is 1.700 vellen.
De gemiddelde capaciteit is gebaseerd op de standaard "ISO/IEC 19752" (de wereldwijde standaard die door de ISO
(International Organization for Standardization) is uitgegeven met betrekking tot de methode voor het bepalen van het
verbruik van tonercartridges voor monochromatische elektrofotografische printers en multifunctionele apparaten die
printeronderdelen bevatten) bij het afdrukken op papier van A4-formaat met de standaardinstelling voor afdrukdichtheid.
Vervangende tonercartridges
Voor een optimale printkwaliteit worden originele tonercassettes van Canon aanbevolen.
Canon Genuine-tonercartridge Gemiddelde capaciteit van tonercartridge
Canon Cartridge 737
2.400 vellen
Bij het vervangen van tonercartridges Tonercartridges vervangen
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
*
*
*
㻟㻝㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-073
Meegeleverde documentatie
Het apparaat wordt geleverd met de volgende handleidingen. Raadpleeg deze handleidingen als u iets niet weet.
Aan de slag
Lees deze handleiding eerst. Er worden enkele basisprocedures beschreven, van het
verwijderen van het verpakkingsmateriaal tot het installeren van het apparaat.
e-Handleiding (deze
handleiding)
In deze handleiding worden alle functies van het apparaat beschreven. U kunt de
handleiding weergeven in een webbrowser. U kunt informatie bekijken per categorie
of een trefwoord invoeren om alleen pagina's over een bepaald onderwerp te
bekijken.
De e-Handleiding gebruiken
Installatiehandleiding
MF-stuurprogramma
Deze handleiding bevat instructies voor het installeren van de MF-stuurprogramma's,
MF Toolbox en de software op de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen).
㻟㻝㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-074
De e-Handleiding gebruiken
De e-Handleiding is een handleiding die u op uw computer kunt bekijken en die alle functies van het apparaat beschrijft. U kunt zoeken
op basis van uw bedoeld gebruik of een trefwoord invoeren om snel de pagina te vinden die u zoekt. U kunt de e-Handleiding gebruiken
door deze op uw computer te installeren of door de e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom te starten.
De e-Handleiding
installeren
De gewenste informatie opzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken.
Zoeken in de inhoud
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoud] aan de linkerkant van het scherm
en vervolgens het [Hoofdstukpictogram] naast het onderwerp te selecteren.
Bovenste pagina
Onderwerppagina
Zoeken op trefwoord
Voer een zoekopdracht uit door een trefwoord in te voeren, zoals "kopiëren" of "draadloze LAN" en de pagina's die het trefwoord
bevatten, worden vervolgens weergegeven. Daarna kunt u in deze lijst met resultaten zoeken naar de gewenste pagina. U kunt ook
zinnen opgeven zoals "verbinding maken met een netwerk". Het zoeken op trefwoord ondersteunt ook de booleaanse AND-functie om
te zoeken naar meerdere trefwoorden.
Het tabblad Zoeken
Zoeken in het siteoverzicht
Klik op [Siteoverzicht] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de e-Handleiding. Vanaf
hier kunt u zoeken naar het gewenste onderwerp.
Siteoverzicht
Systeemvereisten
Om de e-Handleiding te gebruiken, zijn de volgende webbrowsers vereist. De inhoud van de e-Handleiding wordt mogelijk niet
correct weergegeven als u een browser gebruikt die niet in de onderstaande lijst staat.
Windows: Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0, Firefox 24 ESR/F 26
Mac OS: Safari 7, Firefox 24 ESR/F 26
Deze cd/dvd bevat mogelijk handleidingen in PDF-indeling. Als u niet over Adobe Reader beschikt om de handleidingen in PDF-
indeling te bekijken, probeert u een ander programma zoals PDF Preview van Vivid Document Imaging Technologies.
Informatie over de meest recente e-Handleiding
Raadpleeg de website van Canon voor de meest recente e-Handleiding.
㻟㻝㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-075
De e-Handleiding installeren
Installeer de e-Handleiding op uw computer vanaf de dvd-rom die bij de machine is geleverd.
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cd-
rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet verschijnt, haalt u de dvd uit het station en plaatst u
deze opnieuw. Zie ook
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [Aangepaste installatie].
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Selecteer [USB-verbinding] zelfs wanneer u verbinding maakt via een netwerk.
Schakel alle selectievakjes uit behalve dat voor [Handleidingen] en klik op [Installeren].
1
2
3
4
㻟㻝㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Selecteer de map waarin u wilt installeren en klik op [Installeren].
De installatie wordt gestart.
U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren.
Klik op [Afsluiten].
5
6
7
㻟㻝㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Klik op [Volgende] [Afsluiten].
De e-Handleiding weergeven
Dubbelklik op het snelkoppelingspictogram van de e-Handleiding op het bureaublad.
Als er een beveiligingswaarschuwing wordt weergegeven
Klik op [Inhoud weergeven].
De e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom openen
1
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het
cd-rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet verschijnt, haalt u de dvd uit het
station en plaatst u deze opnieuw. Zie ook
Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
2
Klik op [Handleidingen].
3
Klik op [e-Handleiding].
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan er een beveiligingswaarschuwing worden weergegeven. Als dat het
8
㻟㻝㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
geval is, geef dan toestemming om de inhoud in de webbrowser weer te geven.
㻟㻝㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-076
De e-Handleiding verwijderen
U kunt de e-Handleiding desgewenst van de computer verwijderen.
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cd-
rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Klik op [Start programma's].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [Starten] voor [Handleiding verwijderen].
Klik op [Verwijderen].
De e-Handleiding wordt verwijderd.
U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren.
Klik op [Afsluiten].
1
2
3
4
5
㻟㻝㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Klik op [Terug] [Afsluiten].
6
㻟㻞㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-077
Lay-out van de e-Handleiding
De e-Handleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert.
Bovenste pagina
Deze pagina wordt weergegeven als u de e-Handleiding start.
Canon
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan.
Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken]
Klik hierop om te schakelen tussen de inhoudsopgave en de zoekfunctie.
Inhoudsopgave
De hoofdstuktitels worden weergegeven (
). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het
hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven.
[Boven]
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan.
[Siteoverzicht]
Klik hierop om alle onderwerpen van de e-Handleiding weer te geven.
[Help]
Klik hierop om informatie weer te geven over hoe u de e-Handleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en andere
㻟㻞㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
informatie.
[Afdrukken]
Klik hierop om de weergegeven inhoud af te drukken.
Handige functies
Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Klik op
/ / / om
praktijkvoorbeelden op categorie weer te geven. Klik op het bewegende beeld voor meer informatie over elke categorie. U kunt
het beeld stoppen door de aanwijzer erop te zetten.
Handige functies
[Beknopte Help]
Klik hierop als er onverwachts problemen zijn met het apparaat of als u dit wilt reinigen.
[Voor Mac OS-gebruikers]
Klik hierop om voorzorgsmaatregelen voor Mac OS-gebruikers weer te geven.
[Kennisgeving]
Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u het apparaat gaat gebruiken.
[Vestigingen]
Klik hierop om contactgegevens weer te geven voor vragen over het apparaat.
Handige functies
Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
/
Klik hierop om gedetailleerde informatie weer te geven. Klik opnieuw om het venster te sluiten.
Klik hierop om het desbetreffende onderwerp weer te geven.
Onderwerppagina
Deze pagina bevat informatie over het configureren en gebruiken van het apparaat.
㻟㻞㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Inhoudsopgave]
De hoofdstukpictogrammen en -titels worden weergegeven.
/
Het tabblad [Inhoudsopgave] kan breder of smaller worden gemaakt.
[Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen]
Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle
subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten.
Hoofdstukpictogrammen
Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren.
Onderwerppagina
Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om
de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten.
[Alles afdrukken]
Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig
worden afgedrukt.
Navigatie
Zie welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven.
Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op "Terug" in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige
pagina.
Klik hierop om de verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te
sluiten.
Het tabblad Zoeken
Bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken.
㻟㻞㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
[Voer hier trefwoord(en) in]
Typ hier een of meer trefwoorden en klik op
om de zoekresultaten weer te geven in het zoekvenster ( ).
[Zoekopties]
Klik hierop om zoekopties in te stellen zoals het bereik van de zoekopdracht en jokertekens. Om de opties weer te geven, klikt
u op deze knop wanneer die grijs is. Om de opties te verbergen, klikt u op deze knop wanneer die oranje is.
Zoekbereik selecteren
Hier kunt u het zoekbereik instellen. U kunt efficiënter zoeken naar informatie door het zoekbereik te beperken. Deze functie is
met name handig als u ongeveer weet waar het onderwerp zich bevindt dat u zoekt.
Zoekopties selecteren
Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters.
[Zoeken met volgende voorwaarden]
Klik hierop om zoekresultaten weer te geven die voldoen aan de voorwaarden die zijn opgegeven met
en .
Dialoogvenster met zoekresultaten
Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste
pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op
/ of een
paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven.
Siteoverzicht
Dit is de inhoudsopgave van de e-Handleiding.
Hoofdstukpictogrammen
Klik hierop om naar het onderwerp van het geselecteerde hoofdstuk te gaan.
㻟㻞㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Titel (Onderwerp)
Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan.
㻟㻞㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-078
De e-Handleiding raadplegen
Markeringen
Waarschuwingen met betrekking tot veiligheid, beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat,
nuttige tips en andere informatie worden weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen.
Geeft een waarschuwing aan voor handelingen die lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben als
de handelingen niet juist worden uitgevoerd. Let altijd goed op deze waarschuwingen zodat u het
apparaat veilig gebruikt.
Dit symbool vraagt om extra aandacht voor handelingen die, indien niet correct uitgevoerd,
lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben. Let altijd goed op deze waarschuwingen zodat u het
apparaat veilig gebruikt.
Geeft handelingen aan die u niet mag uitvoeren. Lees deze instructies zorgvuldig door en voer de
beschreven handelingen niet uit.
Hiermee worden vereisten en beperkingen voor de bediening aangeduid. Lees deze instructies
zorgvuldig door zodat u het apparaat op de juiste manier bedient en schade aan het apparaat of
eigendommen voorkomt.
Geeft een uitleg van een handeling, of bevat aanvullende informatie voor een procedure.
Geeft nuttige functies of tips voor het gebruiken van het apparaat aan.
Toetsen en knoppen in deze handleiding
Toetsen op het bedieningspaneel en knoppen op het computerscherm worden als volgt weergegeven:
Type Voorbeeld
Toetsen op het
bedieningspaneel
Instellingen
weergegeven op
het
bedieningspaneel
<Tijdklokinstellingen>
<Geef bestemming op.>
Knoppen en
andere
interface-
onderdelen die
op het
computerscherm
worden
weergegeven
[Preferences] (Voorkeuren)
De computerschermen in deze handleiding
Tenzij anders aangegeven, zijn de displays waarnaar wordt verwezen in de e-Handleiding afkomstig van de MF212w. Afhankelijk van
het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de werkelijke displays.
De weergave van stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie.
Illustraties in deze handleiding
Tenzij anders aangegeven, verwijzen de gebruikte illustraties in de e-Handleiding naar de MF212w. Als de verschillen erg groot zijn,
worden er meerdere illustraties gebruikt en worden deze toegelicht met de modelnaam van het apparaat, zoals "MFXXXX/MFXXXX".
㻟㻞㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-079
Overige
In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere
belangrijke informatie.
㻟㻞㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-07A
Basisbewerkingen in Windows
Het onderdeel [Computer] of [My Computer] (Deze computer) weergeven
Windows XP Professional/Server 2003/Server 2003 R2
[Start]
selecteer [My Computer] (Deze computer).
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Computer].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [File Explorer] (Verkenner) [Computer].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [File Explorer] (Verkenner) [Computer].
De printermap weergeven
Windows XP Professional/Server 2003/Server 2003 R2
[Start]
selecteer [Printers and Faxes] (Printers en faxapparaten).
Windows XP Home Edition
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [Printers and Other Hardware] (Printers en andere hardware) [Printers
and Faxes] (Printers en faxapparaten).
Windows Vista
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [Printer].
Windows 7/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Devices and Printers] (Apparaten en printers).
Windows Server 2008
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) dubbelklik op [Printers].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [View
devices and printers] (Apparaten en printers weergeven).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [View devices and printers] (Apparaten en
printers weergeven).
Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver
Open Windows Verkenner.
Windows XP/Vista/7/Server 2003/Server 2003 R2/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [All Programs] (Alle programma's) (of [Programs] (Programma's)) [Accessories] (Bureau-accessoires)
[Windows Explorer] (Windows Verkenner).
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [File Explorer] (Verkenner).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [File Explorer] (Verkenner).
Selecteer [Network] (Netwerk) of [My Network Places] (Mijn netwerklocaties) en dubbelklik op de computer
die is ingesteld als printserver.
Als u wilt zien welke computers in het netwerk zijn opgenomen, moet u mogelijk netwerkdetectie inschakelen of in het netwerk
zoeken naar computers.
Controleer of de gedeelde printer wordt weergegeven.
1
2
㻟㻞㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet automatisch wordt weergegeven nadat u de dvd hebt geplaatst,
volgt u de onderstaande procedure. De stationsnaam van de dvd-rom wordt aangeduid met "D:" in deze handleiding. De stationsletter
van het dvd-romstation kan verschillen afhankelijk van de computer die u gebruikt.
Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2
1
[Start] selecteer [Run] (Uitvoeren).
2
Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK].
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
1
Typ "D:\Minst.exe" in [Search programs and files] (Zoeken in programma's en bestanden) (of [Start Search]
(Zoekopdracht starten)) in het menu [Start].
2
Druk op de [Enter]-toets.
Windows 8/Server 2012
1
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm selecteer [Run] (Uitvoeren).
2
Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK].
Windows 8.1/Server 2012 R2
1
Klik met de rechtermuisknop op [Start] selecteer [Run] (Uitvoeren).
2
Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK].
Een testpagina afdrukken in Windows
U kunt controleren of het printerstuurprogramma werkt door een testpagina af te drukken in Windows.
Leg papier van A4-formaat in de sleuf voor handmatige invoer. Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
1
2
3
㻟㻞㻥㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Druk een testpagina af.
Klik op het tabblad [General] (Algemeen).
Klik op [Print Test Page] (Testpagina afdrukken) om een testpagina af te drukken.
De bitarchitectuur controleren
Als u niet zeker weet of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server
2012/Server 2012 R2 wordt uitgevoerd, volgt u de onderstaande procedure.
Open het onderdeel [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Open het onderdeel [System] (Systeem).
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
Klik op [System and Maintenance] (Systeem en onderhoud) of [System and Security] (Systeem en beveiliging)
[System]
(Systeem).
Windows Server 2008
Klik op [Systeem].
Controleer de bitarchitectuur.
Voor 32-bits versies
[32-bit Operating System] (32-bits besturingssysteem) wordt weergegeven.
Voor 64-bits versies
[64-bit Operating System] (64-bits besturingssysteem) wordt weergegeven.
4
1
2
3
㻟㻟㻜㻌㻛㻌㻟㻟㻤
De computernaam controleren
Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2
1
[Start] selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
2
Open het onderdeel [System] (Systeem).
Klik op [Performance and Maintenance] (Prestaties en onderhoud)
[System] (Systeem).
3
Klik op het tabblad [Computer Name] (Computernaam) (of [Network ID] (Netwerk-ID)).
4
Klik op [Change] (Wijzigen) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
1
Open het onderdeel [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm)
2
Open het onderdeel [System] (Systeem).
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
Klik op [System and Security] (Systeem en beveiliging) (of [System and Maintenance] (Systeem en onderhoud))
[System] (Systeem).
Windows Server 2008
Dubbelklik op [System] (Systeem).
De LPR-/RAW-printerpoort controleren
㻟㻟㻝㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Controleer de poortinstellingen.
Klik op het tabblad [Ports] (Poorten).
Zorg dat de juiste poort is geselecteerd voor de printer.
1
2
3
㻟㻟㻞㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-07C
Voor Mac OS-gebruikers
Afhankelijk van de aankoopdatum hebt u mogelijk geen stuurprogramma voor Mac OS bij uw apparaat ontvangen. De
stuurprogramma's worden naar de Canon-website geüpload wanneer ze nodig zijn. Controleer het besturingssysteem
van uw computer en download het juiste stuurprogramma van de Canon-website. Raadpleeg de MF Driver Installation
Guide voor informatie over het installeren en gebruiken van het stuurprogramma.
In de e-Handleiding en de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma worden methoden voor het werken in een Windows-omgeving
uitgelegd in de vorm van voorbeelden. Raadpleeg de volgende handleiding of Help-informatie voor informatie over het gebruik van het
stuur- en hulpprogramma voor Mac OS.
Functie Object Referentie
Afdrukfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
Elke functie gebruiken
Help bij stuurprogramma
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
Scanfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
Scannen
(De MF Toolbox of ScanGear MF instellen)
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
De handleiding voor het stuurprogramma weergeven
Dubbelklik op het volgende HTML-bestand in de map [Documents] (Documenten) op de dvd-rom.
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
[Documents] (Documenten)-[Print] (Afdrukken)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html]
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
[Documents] (Documenten)-[Scan] (Scannen)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html]
* Selecteer de gewenste taal voor [XXXXXX].
De Help voor het stuurprogramma weergeven
Klik op [ ] in het stuurprogramma.
㻟㻟㻟㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-07E
Kennisgeving
Services en software van derden
Software van derden (MF212w)
Software van derden (MF211)
EMC-voorwaarden van EU-richtlijn
Dit apparaat voldoet aan de essentiële EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn. Wij verklaren dat dit product voldoet aan de EMC-
voorwaarden van de EU-richtlijn bij een nominale netspanning van 230 V, 50 Hz hoewel de nominale spanning van dit product 220-240
V, 50/60 Hz is. Het gebruik van geïsoleerde kabels is vereist om te voldoen aan de EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn.
Laserveiligheid
Laserstralen kunnen gevaarlijk zijn voor het menselijk lichaam. Om deze reden is de laserstraling die in deze apparatuur wordt gebruikt
hermetisch afgesloten met een beschermende behuizing en een externe kap. Bij normaal gebruik van dit product kan geen straling
vrijkomen.
Dit apparaat is geclassificeerd als Klasse 1 Laser volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007.
Model 220-240 V
Het onderstaande etiket is aangebracht op de laserscaneenheid in het apparaat.
Dit apparaat is geclassificeerd volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007 en is conform de volgende categorieën:
CLASS 1 LASER PRODUCT
LASER KLASSE 1
APPAREIL À LASER DE CLASSE 1
APPARECCHIO LASER DI CLASSE 1
PRODUCTO LÁSER DE CLASE 1
APARELHO A LASER DE CLASSE 1
LUOKAN 1 LASER-TUOTE
LASERPRODUKT KLASS 1
Het gebruik van bedieningen, het maken van aanpassingen, of het uitvoeren van procedures anders dan omschreven in de
handleidingen voor dit apparaat, kan leiden tot gevaarlijke blootstelling aan straling.
AEEA-richtlijn
㻟㻟㻠㻌㻛㻌㻟㻟㻤
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG
betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het
normale huisvuil mag worden weggegooid.
Indien onder het hierboven getoonde symbool een chemisch symbool gedrukt staat, geeft dit in overeenstemming met de richtlijn
betreffende batterijen en accu's aan dat deze batterij of accu een zwaar metaal bevat (Hg = kwik, Cd = cadmium, Pb = lood) waarvan
de concentratie de toepasselijke drempelwaarde in overeenstemming met de genoemde richtlijn overschrijdt.
Dit product dient te worden ingeleverd bij een hiervoor aangewezen inzamelpunt, bijv. door dit in te leveren bij een hiertoe erkend
verkooppunt bij aankoop van een gelijksoortig product, of bij een officiële inzameldienst voor de recycling van elektrische en
elektronische apparatuur (EEA) en batterijen en accu's. Door de potentieel gevaarlijke stoffen die gewoonlijk gepaard gaan met EEA, kan
onjuiste verwerking van dit type afval mogelijk nadelige gevolgen hebben voor het milieu en de menselijke gezondheid. Uw medewerking
bij het op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij tot effectief gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw plaatselijke gemeente, afvaldienst, officiële dienst
voor klein chemisch afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht op
www.canon-europe.com/weee, of www.canon-europe.com/battery.
Internationaal ENERGY STAR-programma
Als partner van het ENERGY STAR -programma heeft Canon Inc. vastgesteld dat dit product voldoet aan het
ENERGY STAR-programma voor energiebesparing.
Het International ENERGY STAR Office Equipment Program is een internationaal programma ter bevordering van
energiebesparing bij computers en andere kantoorapparatuur.
Het programma ondersteunt de ontwikkeling en distributie van producten met functies die het energieverbruik
effectief verminderen. Het is een open systeem waaraan bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen.
Het programma richt zich op kantoorapparatuur, zoals computers, schermen, printers en fax- en kopieerapparaten.
De normen en logo's zijn in alle deelnemende landen gelijk.
IPv6 Ready-logo
De protocolstack van dit apparaat voldoet aan de eisen voor het IPv6 Ready Logo Phase 1, die door het IPv6-forum zijn
vastgesteld.
Voorgeschreven informatie over draadloos LAN
Regulatory information
Users in the European Union and other European countries
MF212w includes Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
This device complies with the essential requirements of the R&TTE Directive 1999/5/EC.
R&TTE Declaration of Conformity (Wireless LAN Module)



Dansk
[Danish]
Undertegnede CANON INC. erklærer herved, at AW-NM383 overholder de væsentlige krav og øvrige relevante
krav i direktiv 1999/5/EF.
Deutsch
[German]
Hiermit erklärt CANON INC., dass sich das Gerät AW-NM383 in Übereinstimmung mit den grundlegenden
Anforderungen und den übrigen einschlägigen Bestimmungen der Richtlinie 1999/5/EG befindet.
Eesti
[Estonian]
Käesolevaga kinnitab CANON INC. seadme AW-NM383 vastavust direktiivi 1999/5/EÜ olulistele nõuetele ja
muudele asjakohastele sätetele.
English
Hereby, CANON INC., declares that AW-NM383 is in compliance with the essential requirements and other
relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
Español
[Spanish]
Por medio de la presente CANON INC. declara que el AW-NM383 cumple con los requisitos esenciales y
cualesquiera otras disposiciones aplicables o exigibles de la Directiva 1999/5/CE.
®
㻟㻟㻡㻌㻛㻌㻟㻟㻤

[Greek]
¡¢£¤¥¡¦§¨£©£ª£¥«©©£¢¬§¡¢££«¥§¦
¡¡¥¡£ª¥¯ª¦¡±³´¦µ¶¡·
Français
[French]
Par la présente, CANON INC. déclare que l'appareil AW-NM383 est conforme aux exigences essentielles et aux
autres dispositions pertinentes de la directive 1999/5/CE.
Italiano
[Italian]
Con la presente CANON INC. dichiara che AW-NM383 è conforme ai requisiti essenziali ed alle altre disposizioni
pertinenti stabilite dalla direttiva 1999/5/CE.
Latviski
[Latvian]
¸¹º¼½¹¾¿¼¹¿
¼
ÂÃ
[Lithuanian]
Ä¹ÅÆÇÈºÉÅ
reikalavimus ir kitas josnuostatas.
Nederlands
[Dutch]
Hierbij verklaart CANON INC. dat AW-NM383 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere
relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG.
Malti
[Maltese]
ÊËÌÍÎÏÐ
Íº½
Magyar
[Hungarian]
ÈÈÌÑÒÓÔÔ
ÈÔ¹Ò
Polski [Polish]
ÕËÐÈËÈÖ
stosownymi postanowieniami Dyrektywy 1999/5/EC.
Português
[Portuguese]
Por este documento, a CANON INC. declara que o AW-NM383 está em conformidade com os requisitos essenciais
e outras disposições relevantes da Diretiva 1999/5/CE.

[Slovenian]
Družba CANON INC. izjavlja, da je tiskalnik AW-NM383 skladni z bistvenimi zahtevami in ostalimi relevantnimi

Slovensky
[Slovak]
ØÙÔÔ
1999/5/ES.
Suomi
[Finnish]
CANON INC. vakuuttaa täten, että AW-NM383 -laite on direktiivin 1999/5/ EY oleellisten vaatimusten ja sitä
koskevien direktiivin muiden ehtojen mukainen.
Svenska
[Swedish]
Härmed intygar CANON INC. att denna AW-NM383 står i överensstämmelse med de väsentliga egenskapskrav
och övriga relevanta bestämmelser som framgår av direktiv 1999/5/EG.
ÚÛÝ
[Romanian]
ÞÝÌÝßÌââã
alte prevederi relevante incluse în Directiva 1999/5/CE.
ìíðòô÷ùúû
ýþûú
[Bulgarian]
ÿôùýýúðô÷û÷ôýòô÷ôùíýùýûýûþûùúôûû÷òûý
÷ûðûû
ûþûùúôûôû÷ýúûôÿ
Íslenska
[Icelandic]
Hér með lýsir CANON INC. því yfir að AW-NM383 í samræmi við grunnkröfur og aðrar kröfur, sem gerðar eru
í tilskipun 1999/5/EC.
Norsk
[Norwegian]
CANON INC. erklærer herved at utstyret AW-NM383 er i samsvar med de grunnleggende krav og øvrige
relevante krav i direktiv 1999/5/EF.
Gaeilge [Irish]
Dearbhaíonn CANON INC. leis seo go gcloíonn AW-NM383 le ceanglais riachtanacha agus le forálacha ábhartha
eile na Treorach 1999/5/CE.
(Alleen voor Europa)
Canon Inc. / Canon Europa N.V.
Regulatory information for users in Jordan
MF212w includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
Contains Wireless LAN Module approved by TRC/SS/2014/38
Regulatory information for users in UAE
MF212w includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
TRA
REGISTERED No: ER0126617/14
DEALER No: DA0060877/11
Disclaimers
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE
ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID,
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR
㻟㻟㻢㻌㻛㻌㻟㻟㻤
ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS
RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL.
Copyright
Copyright CANON INC. 2014
Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal
of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch,
handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc.
Handelsmerken
Adobe, Acrobat, Reader en Photoshop zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Macintosh, Mac OS en OS X zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en
andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server, Internet Explorer, Word, Excel en Power Point zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Portions of this software are copyright © 2007 The FreeType Project (www.freetype.org). All rights reserved.
Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren.
㻟㻟㻣㻌㻛㻌㻟㻟㻤
0R11-07F
Contact opnemen
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
CANON MARKETING JAPAN INC.
16-6, Konan 2-chome, Minato-ku, Tokyo 108-8011, Japan
CANON U.S.A., INC.
One Canon Park, Melville, NY 11747, U.S.A.
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
CANON CHINA CO. LTD.
15F Jinbao Building No.89, Jinbao Street, Dongcheng District, Beijing 100005, PRC
CANON SINGAPORE PTE LTD.
1 HarbourFront Avenue, #04-01 Keppel Bay Tower, Singapore 098632
CANON AUSTRALIA PTY LTD
Building A, The Park Estate, 5 Talavera Road, Macquarie Park, NSW 2113, Australia
WERELDWIJDE WEBSITE VAN CANON
http://www.canon.com/
㻟㻟㻤㻌㻛㻌㻟㻟㻤
㻝㻌㻛㻌㻠㻤
Introductie 3
Informatie over de stuurprogramma's en de software
4
Ondersteunde besturingssystemen
5
Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd
6
Installeren
8
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
9
Installeren na downloaden van de Canon website
21
Installatie om WSD te gebruiken
28
Verwijderen
33
Problemen oplossen
37
Bijlage
38
De installatiehandleiding gebruiken
39
Schermconfiguratie van de installatiegids
40
De installatiehandleiding bekijken
43
Overige
44
Basisbewerkingen in Windows
45
Kennisgeving
48
㻞㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-000
Introductie
In deze Installatiehandleiding wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert en verwijdert.
Systeemvereisten voor het installeren van de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox ( Ondersteunde besturingssystemen).
Installeren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert, om het apparaat gereed te maken voor
afdrukken vanaf een computer.
Installeren
Verwijderen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox verwijdert. Verwijderen
Problemen oplossen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u problemen tijdens het installeren en verwijderen van de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox
oplost.
Problemen oplossen
Bijlage
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Installatiehandleiding gebruikt en basisbewerkingen in Windows uitvoert. Bijlage
㻟㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-001
Informatie over de stuurprogramma's en de software
Lees het volgende voordat u de MF-stuurprogramma's of andere software installeert. Het installatieproces varieert al naar gelang de
verbindingsmethode en omgeving.
MF-stuurprogramma's
Printerstuurprogramma
U kunt vanuit een toepassing afdrukken op het apparaat wanneer het printerstuurprogramma op uw
computer is geïnstalleerd.
Faxstuurprogramma
Als u het faxstuurprogramma op uw computer installeert, kunt u "Afdrukken" selecteren in een
toepassing, het Canon-faxstuurprogramma selecteren als printer en de uitvoerbestemming en -opties
opgeven. Het faxstuurprogramma converteert de gegevens naar een afbeelding die conform is met
de standaardfaxprotocollen, zodat de gegevens kunnen worden afgedrukt of opgeslagen met het
faxapparaat van de ontvanger.
Scannerstuurprogramma
U kunt het apparaat als scanner gebruiken wanneer het scannerstuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd.
Network Scan Utility
U hebt dit hulpprogramma nodig om het apparaat als netwerkscanner te kunnen gebruiken. Het
wordt automatisch samen met het scannerstuurprogramma geïnstalleerd.
MF Toolbox
MF Toolbox biedt een groep opdrachten waarmee u een gescande afbeelding in een toepassing kunt
openen, als e-mailbijlage kunt verzenden, op de vaste schijf kunt opslaan, enzovoort.
Toner Status
Op de computer waarop deze toepassing is geïnstalleerd, wordt via een pop-upvenster aangegeven
hoeveel toner is gebruikt. U kunt vanuit de toepassing ook rechtstreeks naar een website voor het
kopen van cartridges gaan.
Extra programma's
Address Book
Import/Export Tool
(Hulpprogramma
Adresboek
importeren/exporteren)
Met "Address Book Import/Export Tool" (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) kunt u
een adresboek dat op het apparaat is geregistreerd, importeren of exporteren.
"Address Book Import/Export Tool" (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) bevindt zich
in de map [AddressBookTool] op de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen).
Canon MF/LBP-assistent
draadloze verbinding
instellen
Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, kunt de SSID of netwerksleutel controleren
met behulp van “Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen”.
Presto! PageManager Met dit programma kunt u gescande afbeeldingen op allerlei manieren verwerken.
*1 Afhankelijk van het model dat u gebruikt, is er mogelijk geen faxstuurprogramma bijgeleverd.
*2 Afhankelijk van uw model of land of regio, wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd.
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, zijn enkele functies van de op de cd/dvd aanwezige
stuurprogrammasoftware mogelijk niet bruikbaar. De meest recente software is op de Canon website geplaatst. Controleer de
besturingsomgeving enzovoort en download indien nodig de juiste software.
*1
*2
*2
㻠㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-002
Ondersteunde besturingssystemen
Controleer aan de hand van de volgende tabel welke besturingssystemen ondersteuning bieden voor MF-stuurprogramma's en MF
Toolbox.
: Ondersteund
: Niet ondersteund
Windows
XP
Windows
Vista/7/8/8.1
Windows Server
2003/Server 2008
Windows Server 2008 R2/Server
2012/Server 2012 R2
Printerstuurprogramma
(UFRII LT)
Printerstuurprogramma
(UFRII LT (XPS))
Faxstuurprogramma
Scannerstuurprogramma
Network Scan Utility
MF Toolbox
Toner Status
Address Book
Import/Export Tool
(Hulpprogramma
Adresboek
importeren/exporteren)
Canon MF/LBP-assistent
draadloze verbinding
instellen
Presto! PageManager
*1 Alleen ondersteund via een netwerkverbinding.
*2 Alleen ondersteund met Windows Server 2008.
*3 Alleen ondersteund met 32-bits edities.
*4 Alleen via draadloze LAN-verbinding ondersteund.
*5 Afhankelijk van uw model of land of regio wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd.
*1 *1
*2
*5 *1 *1
*1 *1
*3
*5
*5
*4 *4 *4 *4
*3
㻡㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-003
Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd
Voordat u de MF-stuurprogramma's installeert, dient u op het apparaat op te geven welk methode voor verbinding met de computer
wordt gebruikt en welke soorten stuurprogramma's moeten worden gebruikt.
Een model met een faxfunctie gebruiken
Een model zonder faxfunctie gebruiken
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen (e-Handleiding)
Tik op <PDL-selectie (Plug and Play)>.
Tik op <Netwerk> of <USB>.
Selecteer het stuurprogramma dat u gebruikt.
Opties voor paginabeschrijvingstalen
Netwerk
Fax
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
USB
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
Start de machine opnieuw op.
Als u bij stap 4 <USB> hebt geselecteerd, zet u de machine uit. Vervolgens wacht u minstens 10 seconden en zet u de machine
weer aan.
Druk op .
Gebruik / om <Instellingen Systeembeheer> te selecteren en druk op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op [OK]. De
pincode van de systeembeheerder instellen (e-Handleiding)
Gebruik / om <PDL-selectie (Plug and Play)> te selecteren en druk op .
Een model met een faxfunctie gebruiken
Een model zonder faxfunctie gebruiken
1
2
3
4
5
6
1
2
3
㻢㻌㻛㻌㻠㻤
Gebruik / om <Netwerk> of <USB> te selecteren en druk op .
Gebruik / om het gebruikte stuurprogramma te selecteren en druk op .
Opties voor paginabeschrijvingstalen
Netwerk
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
USB
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
Start de machine opnieuw op.
Als u bij stap 4 <USB> hebt geselecteerd, zet u de machine uit. Vervolgens wacht u minstens 10 seconden en zet u de machine
weer aan.
4
5
6
㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-004
Installeren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert, om het apparaat gereed te maken voor
afdrukken vanaf een computer.
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
Installeer de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox vanaf de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen) die bij het apparaat is geleverd. Voer de instelprocedure uit om het apparaat met uw computer te
verbinden en de stuurprogramma's te installeren.
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
Installeren na downloaden van de Canon website
De nieuwste versies van de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox kunnen worden gedownload van de Canon-website. U moet de MF-
stuurprogramma's of MF Toolbox bijvoorbeeld downloaden als de stuurprogramma's op de cd/dvd geen ondersteuning bieden voor het
besturingssysteem van uw computer.
Installeren na downloaden van de Canon website
Een WSD-netwerkprinter toevoegen
Als u Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, kunt u een netwerkprinter
toevoegen met behulp van WSD (Web Services on Devices).
Installatie om WSD te gebruiken
㻤㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-005
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
Bij gebruik van Eenvoudige installatie moet u de stappen in de volgende volgorde uitvoeren: "Installeer de stuurprogramma's"
"Installeer de software vanaf de bijgeleverde cd/dvd" "Installeer de e-Handleiding". Raadpleeg vóór u begint "Aan de slag" voor meer
informatie over het verbinden van het apparaat en de computer.
U kunt ervoor kiezen standaardsoftware en de e-Handleiding met [Eenvoudige installatie] te installeren, of u kunt met [Aangepaste
installatie] opgeven welke software en handleidingen u wilt installeren.
Installeren met [Eenvoudige installatie]
Installeren met [Aangepaste installatie]
De resultaten van de installatie controleren
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer verbindt, dient u de software te installeren voordat u de kabel aansluit.
Het apparaat wordt geleverd zonder USB-kabel. Zorg dat u er een bij de hand heeft.
Het hangt af van uw land of regio welke opties worden weergegeven.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen)
in het computerstation.
Klik op [Eenvoudige installatie].
Als u de e-Handleiding niet op uw computer wilt installeren of als u geïnstalleerde software wilt aanpassen, klikt u op
[Aangepaste installatie].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom]
weergeven.
Indien [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klik op [Uitvoeren Mlnst.exe].
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Installeren met [Eenvoudige installatie]
1
2
3
4
㻥㻌㻛㻌㻠㻤
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de
volgende procedure.
Klik op [Installeren].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
5
6
㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Volgende].
Als u het apparaat via een netwerk met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 8.
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 10.
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Klik in het volgende scherm op [Ja].
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
7
8
㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻤
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (e-
Handleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op
[Zoeken op IP-adres]
typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK].
Controleer de instellingen en klik op [Starten].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Klik op [Afsluiten].
In Windows Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt MF Toolbox niet geïnstalleerd. Ga naar
stap 13.
Klik op [Starten].
De installatie van MF Toolbox wordt gestart.
Klik op [Afsluiten].
Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren.
9
10
11
12
13
㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻤
Volg de instructies op het scherm om de e-Handleiding te installeren.
Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op
[Volgende].
Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd.
Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de
installatie en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook
geen persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen.
Product
Extended Survey Program verwijderen
Klik op [Volgende].
Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten]
nadat u de cd/dvd hebt verwijderd.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen)
in het computerstation.
Klik op [Aangepaste installatie].
Installeren met [Aangepaste installatie]
14
15
16
17
1
2
3
㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻤
Als u standaardsoftware en de e-Handleiding op de computer wilt installeren, klikt u op [Eenvoudige installatie].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom]
weergeven.
Als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klikt u op [MInst.exe uitvoeren].
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de
volgende procedure.
Schakel het selectievakje naast de te installeren toepassing in en klik op [Installeren].
4
5
㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻤
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Klik op [Volgende].
Als u het apparaat via een netwerk met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 8.
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 13.
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Klik in het volgende scherm op [Ja].
6
7
㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻤
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (e-
Handleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op
[Zoeken op IP-adres]
typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK].
Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een printserver
Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in.
Geef informatie voor elk stuurprogramma op.
8
9
10
㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻤
[Printernaam]/[Naam faxapparaat]
Wijzig de naam zo nodig.
[Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax]
Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als printserver uitvoert). Een
printserver instellen (e-Handleiding)
[Gedeelde naam]
Wijzig de gedeelde naam zo nodig.
[Toe te voegen stuurprogramma's]
Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u met deze knop zo
nodig extra stuurprogramma's installeren.
Selecteer het besturingssysteem en klik op [OK] om extra stuurprogramma's te installeren.
Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk.
Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op
[Volgende].
Als u een testpagina wilt afdrukken, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende].
Klik op [Afsluiten].
In Windows Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt MF Toolbox niet geïnstalleerd. Ga naar
stap 19.
Klik op [Volgende].
11
12
13
14
㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻤
Geef de doelmap voor het installatieproces op en klik op [Volgende].
Geef op aan welke map u een pictogram wilt toevoegen en klik op [Volgende].
Klik op [Starten].
De installatie van MF Toolbox wordt gestart.
Klik op [Afsluiten].
Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren.
Volg de instructies op het scherm om Presto! PageManager en de e-Handleiding te installeren.
Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op
[Volgende].
Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd.
Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de
installatie en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook
geen persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen.
Product
Extended Survey Program verwijderen
Klik op [Volgende].
Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten]
nadat u de cd/dvd hebt verwijderd.
15
16
17
18
19
20
21
22
23
㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻤
Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's, MF Toolbox, de e-Handleiding enzovoort goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de
pictogrammen worden weergegeven.
Printerstuurprogramma
Als het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in de
printermap (
De printermap weergeven).
Faxstuurprogramma
Als het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat in de
printermap (
De printermap weergeven).
Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
Scannerstuurprogramma (USB-verbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
MF Toolbox
Als MF Toolbox goed is geïnstalleerd, verschijnt het MF Toolbox-pictogram op het bureaublad.
Network
Scan Utility
Als Network Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scan Utility-pictogram op de taakbalk.
e-Handleiding
Als de e-Handleiding goed is geïnstalleerd, verschijnt het pictogram van de e-Handleiding op het bureaublad.
Als u de e-Handleiding met [Aangepaste installatie] installeert, wordt het pictogram niet weergegeven.
Toner Status
Als Toner Status goed is geïnstalleerd, verschijnt het Toner Status-pictogram op de taakbalk.
De resultaten van de installatie controleren
㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻤
Als het pictogram niet wordt weergegeven
Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de instelprocedure vanaf het begin.
Andere software
U kunt Presto! PageManager met [Aangepaste installatie] installeren. Als Presto! PageManager goed is geïnstalleerd, verschijnt het
Presto! PageManager-pictogram op het bureaublad.
㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-006
Installeren na downloaden van de Canon website
Installeer de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox nadat u de nieuwste versie van de Canon-website hebt gedownload.
MF-stuurprogramma's installeren
MF Toolbox installeren
De resultaten van de installatie controleren
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer verbindt, dient u de software te installeren voordat u de kabel aansluit.
Het apparaat wordt geleverd zonder USB-kabel. Zorg dat u er een bij de hand heeft.
Als er al een oudere versie is geïnstalleerd, ziet u bij het installeren van de nieuwe versie het volgende of een soortgelijk scherm
en wordt de installatie geannuleerd. Verwijder de oude versie voordat u de nieuwe installeert.
Verwijderen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Download de stuurprogramma's van de Canon-website (http://www.canon.com/).
Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van de
stuurprogramma's.
Pak het gedownloade bestand uit.
Als u een verbinding via een bedraad of draadloos LAN gebruikt, verbindt u het apparaat met de computer.
Configureer de netwerkinstellingen voordat u de stuurprogramma's gaat installeren. Raadpleeg "Aan de slag" voor meer
informatie over het configureren van netwerkinstellingen.
Zet de printer uit als u een USB-verbinding tot stand brengt.
Open de map waarin de stuurprogramma's zijn opgeslagen.
32-bits besturingssysteem
[dutch]
[32bit]-mappen van het gedownloade bestand
64-bits besturingssysteem
[dutch]
[x64]-mappen van het gedownloade bestand
Raadpleeg De bitarchitectuur controleren als u niet weet of u de 32-bits of de 64-bits versie voor Windows Vista/7/8/Server
2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 moet opgeven.
Dubbelklik op "Setup.exe".
MF-stuurprogramma's installeren
1
2
3
4
5
6
7
㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Volgende].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. Ga naar stap 17.
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
8
9
10
㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻤
Klik in het volgende scherm op [Ja].
In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de
volgende procedure.
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (e-
Handleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op
[Zoeken op IP-adres]
typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK].
Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Als u niet [Printer] hebt geselecteerd, gaat u naar stap 14.
Als u niet [Printer] of [Fax] hebt geselecteerd, gaat u naar stap 15.
11
12
㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻤
Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een printserver
Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in.
Selecteer de printerstuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Geef informatie voor elk stuurprogramma op.
13
14
㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻤
[Printernaam]/[Naam faxapparaat]
Wijzig de naam zo nodig.
[Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax]
Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als printserver uitvoert). Een
printserver instellen (e-Handleiding)
[Gedeelde naam]
Wijzig de gedeelde naam zo nodig.
[Toe te voegen stuurprogramma's]
Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u met deze knop zo
nodig extra stuurprogramma's installeren.
Selecteer het besturingssysteem en klik op [OK] om extra stuurprogramma's te installeren.
Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk.
Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op
[Volgende].
Als u een testpagina wilt afdrukken, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende].
Klik op [Opnieuw opstarten].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Download MF Toolbox van de Canon-website (http://www.canon.com/).
Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van MF Toolbox.
Unzip het gedownloade bestand.
Open de map waarin MF Toolbox is opgeslagen.
Dubbelklik op "Setup.exe".
MF Toolbox installeren
15
16
17
1
2
3
4
5
㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Volgende].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Geef de doelmap voor het installatieproces op en klik op [Volgende].
Geef op aan welke map u een pictogram wilt toevoegen en klik op [Volgende].
Klik op [Starten].
Klik op [Afsluiten].
Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de pictogrammen worden weergegeven.
Printerstuurprogramma
Als het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in de
printermap (
De printermap weergeven).
Faxstuurprogramma
Als het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat in de
printermap (
De printermap weergeven).
Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
Scannerstuurprogramma (USB-verbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
MF Toolbox
Als MF Toolbox goed is geïnstalleerd, verschijnt het MF Toolbox-pictogram op het bureaublad.
Network
Scan Utility
Als Network Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scan Utility-pictogram op de taakbalk.
De resultaten van de installatie controleren
6
7
8
9
10
11
㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻤
Als het pictogram niet wordt weergegeven
Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de installatieprocedure vanaf het begin.
㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-007
Installatie om WSD te gebruiken
Als u Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, kunt u afdrukken met het WSD-protocol
(Web Services on Devices). Als u WSD wilt gebruiken, installeert u eerst het printerstuurprogramma en voegt u vervolgens een
netwerkprinter toe.
MF-stuurprogramma's installeren
Een netwerkprinter toevoegen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open de printermap.
De printermap weergeven
Klik op [Een printer toevoegen] of [Printer toevoegen].
Klik op [Een lokale printer toevoegen].
Controleer of [LPT1] is geselecteerd onder [Bestaande poort gebruiken] en klik op [Volgende].
Klik op [Bladeren].
MF-stuurprogramma's installeren
1
2
3
4
5
6
㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Bladeren].
Geef de map op waarin de stuurprogramma's zijn opgeslagen, selecteer het INF-bestand en klik op
[Openen].
Geef de map op waarin het printerstuurprogramma als volgt is opgenomen.
32-bits besturingssysteem
Geef [dutch] op
[32bit] [Driver]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand.
64-bits besturingssysteem
Geef [dutch] op
[x64] [Driver]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand.
Als u niet weet of u de 32-bit versie of de 64-bit versie moet opgeven De bitarchitectuur controleren
Klik op [OK].
Selecteer uw printer en klik op [Volgende].
7
8
9
10
㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻤
Wijzig de printernaam zo nodig en klik op [Volgende].
De installatie wordt gestart.
Selecteer [Deze printer niet delen] en klik op [Volgende].
Als u de printer wilt delen, geeft u instellingen voor delen op voor de printer die is toegevoegd met Een netwerkprinter
toevoegen. (Een printserver instellen (e-Handleiding))
Klik op [Voltooien].
In de printermap wordt een pictogram voor de geïnstalleerde printer weergegeven.
11
12
13
㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻤
Open de netwerkmap.
Windows Vista/Server 2008
[Starten]
selecteer [Netwerk].
Windows 7/Server 2008 R2
[Starten]
[Computer] selecteer [Netwerk].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Verkenner] selecteer [Netwerk].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Verkenner] selecteer [Netwerk].
Klik met de rechtermuisknop op het nieuw toegevoegde printerpictogram en klik op [Installeren].
De installatie voor het gebruiken van WSD is voltooid als een pictogram voor de printer wordt toegevoegd aan de printermap.
Overbodige printerpictogrammen verwijderen
Wanneer u klaar bent met het installeren van de netwerkprinter, hebt u het pictogram dat in stap 13 van MF-
stuurprogramma's installeren is toegevoegd, niet langer nodig. Als u het pictogram wilt verwijderen, klikt u erop met de
Een netwerkprinter toevoegen
1
2
㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻤
rechtermuisknop en selecteert u [Apparaat verwijderen] of [Verwijderen] klik op [Ja].
㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-008
Verwijderen
Als u geïnstalleerde MF-stuurprogramma's, MF Toolbox of Product Extended Survey Program niet langer nodig hebt, kunt u deze software
van uw computer verwijderen.
De MF-stuurprogramma's verwijderen
MF Toolbox verwijderen
Product Extended Survey Program verwijderen
Toner Status verwijderen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Selecteer de MF-stuurprogramma's die u wilt verwijderen, en klik op [Verwijderen/wijzigen] of
[Wijzigen/Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Als u de te verwijderen stuurprogramma's niet kunt vinden
De MF-stuurprogramma's verwijderen
Start het verwijderprogramma vanaf de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware
en handleidingen) of vanuit het MF-stuurprogrammabestand dat u hebt gedownload.
1
Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en
handleidingen) in het computerstation.
Als u het verwijderprogramma wilt starten vanuit het gedownloade MF-stuurprogrammabestand, voert u de
volgende stap uit.
2
Open de map waarin het verwijderprogramma is opgeslagen.
32-bits besturingssysteem
[dutch]
[32bit] [misc]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand
64-bits besturingssysteem
[dutch] [x64] [misc]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand
Raadpleeg De bitarchitectuur controleren als u niet weet of u de 32-bits of de 64-bits versie voor Windows
Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 moet opgeven.
3
Dubbelklik op "DelDrv.exe".
1
2
3
㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op de knop [Verwijderen].
Klik op [Ja].
De software wordt verwijderd.
Klik op [Afsluiten].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
MF Toolbox verwijderen
4
5
6
1
2
㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻤
Selecteer MF Toolbox en klik op [Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Klik op [Verwijderen].
Klik op [Opnieuw opstarten].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Geef [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen] weer.
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Selecteer [Canon Laser Printer/Scanner/Fax Extended Survey Program] en klik op [Verwijderen].
Het verwijderprogramma start.
Klik op [OK].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Selecteer [Toner Status] en klik op [Verwijderen].
Product Extended Survey Program verwijderen
Toner Status verwijderen
3
4
5
1
2
3
4
1
2
3
㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻤
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Klik op [Verwijderen].
Klik op [OK].
4
5
㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-009
Problemen oplossen
Het kan gebeuren dat er zich bij het installeren of verwijderen van de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox problemen voordoen. Lees in
dat geval de volgende gedeelten voordat u contact met Canon opneemt.
Problemen bij het installeren
Problemen bij het verwijderen van software
Problemen na het upgraden van het besturingssysteem
Ik kan de software niet installeren
Wanneer u zich in een IPv6-omgeving bevindt, verschijnt het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen]
mogelijk niet en kunt u de MF-stuurprogramma's niet installeren. Installeer de stuurprogramma's met behulp van de WSD-
poort.
MF-stuurprogramma's installeren
Als er een fout optreedt tijdens de installatie, verwijdert u de software, start u de computer opnieuw op en installeert u de
software opnieuw.
De MF-stuurprogramma's verwijderen
MF-stuurprogramma's installeren
Sluit alle actieve toepassingen en installeer de software opnieuw.
Toepassingen die zijn geïnstalleerd vanaf de bijgeleverde User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen) worden niet goed geregistreerd in MF Toolbox
Toepassingen worden automatisch naar MF Toolbox opgeslagen zodra ze zijn geïnstalleerd. Dat gebeurt echter niet als ze
worden geïnstalleerd terwijl MF Toolbox is geopend. Als u deze toepassingen vanuit de toolbox wilt openen, moet u ze
handmatig in de toolbox opslaan.
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox (e-Handleiding)
Het verwijderen van de MF-stuurprogramma's duurt te lang (Windows XP)
Sluit alle actieve toepassingen (inclusief antivirusprogramma's) voordat u de software gaat verwijderen.
De map [Canon] verdwijnt niet uit het menu Start nadat de software is verwijderd
Verwijder eerst MF Toolbox voordat u de MF-stuurprogramma's verwijdert. Als u eerst de MF-stuurprogramma's verwijdert, blijft
de map [Canon] staan nadat MF Toolbox is verwijderd. Volg in dat geval de stappen in onderstaande procedure voordat u de
map verwijdert.
Windows XP
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Verkenner] [Alle gebruikers] [Menu Start] [Programma's]
verwijder de map [Canon].
Windows Vista
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Verkenner Alle gebruikers] [Programma's] in [Menu Start] verwijder
de map [Canon].
Windows 7
[Start]
selecteer [Alle programma's] verwijder de map [Canon].
Ik kan de software niet gebruiken nadat ik een upgrade van het besturingssysteem heb uitgevoerd
Verwijder de software en installeer de software opnieuw.
Verwijderen
Installeren
Problemen bij het installeren
Problemen bij het verwijderen van software
Problemen na het upgraden van het besturingssysteem
㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00A
Bijlage
De Bijlage bevat informatie die u moet weten, bijvoorbeeld hoe u de Installatiehandleiding moet gebruiken, disclaimers en
auteursrechtinformatie.
㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00C
De installatiehandleiding gebruiken
De Installatiehandleiding is een handleiding die u op de computer kunt doornemen. Hierin wordt informatie over het installeren van
stuurprogramma's gegeven. U kunt snel naar een bepaalde pagina gaan door de gewenste informatie te zoeken of trefwoorden in te
voeren.
De gewenste informatie opzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken.
De inhoud doorzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoudsopgave] aan de linkerkant van
het scherm en vervolgens het hoofdstukpictogram naast het onderwerp te selecteren.
Bovenste pagina
Onderwerppagina
Zoeken op trefwoord
U kunt zoeken door trefwoorden zoals "USB" of "omgeving" in te voeren. Vervolgens krijgt u de pagina's te zien waarop die
trefwoorden voorkomen. U kunt ook woordgroepen opgeven, zoals "de MF-stuurprogramma's installeren". Er wordt dan gezocht
naar onderwerpen met alle woorden in de woordgroep (zoeken met AND (en)).
Het tabblad Zoeken
Sitemap doorzoeken
Klik op [Sitemap] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de installatiehandleiding.
Vanaf hier kunt u zoeken naar het gewenste onderwerp.
Sitemap
Systeemvereisten
Om de Installatiehandleiding te kunnen gebruiken, hebt u een van de volgende webbrowsers nodig. De inhoud van de
Installatiehandleiding wordt mogelijk niet correct weergegeven als u een browser gebruikt die niet in de onderstaande lijst staat.
Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0, Firefox 24 ESR/F 26
㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00E
Schermconfiguratie van de installatiegids
De installatiehandleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert.
Bovenste pagina
Deze pagina wordt weergegeven als u de installatiehandleiding start.
Canon-logo
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina.
Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken]
Klik hierop om te schakelen tussen het tabblad [Inhoudsopgave] en het tabblad [Zoeken].
Inhoudsopgave
De hoofdstuktitels worden weergegeven (
). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het
hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven.
[Boven]
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina.
[Sitemap]
Klik hierop om alle onderwerpen van de installatiehandleiding weer te geven.
[Help]
Klik hierop om informatie weer te geven over hoe u de installatiehandleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en
andere informatie.
[Afdrukken]
Klik hierop om het momenteel weergegeven onderwerp af te drukken.
[Kennisgeving]
Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u de printer gaat gebruiken.
Onderwerppagina
Onderwerppagina’s bevatten informatie over het installeren van stuurprogramma's.
㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻤
[Inhoudsopgave]
Hoofdstukpictogrammen en onderwerptitels worden weergegeven op dit tabblad.
/
Het tabblad [Inhoudsopgave] kan breder of smaller worden gemaakt.
[Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen]
Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle
subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten.
Hoofdstukpictogrammen
Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren.
Onderwerpen
Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om
de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten.
[Alles afdrukken]
Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig
worden afgedrukt.
Navigatie
Dit toont aan welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven.
Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op [Terug] in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige
pagina.
Klik hierop om verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te
sluiten.
Het tabblad Zoeken
Dit tabblad bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken.
㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻤
[Voer hier trefwoord(en) in]
Voer één of meerdere trefwoorden in en klik op
om de zoekresultaten weer te geven in een resultatenlijst. U kunt een zin
invoeren om pagina's te zoeken die alle woorden van de zin bevatten. Zet de zin tussen aanhalingstekens om de exacte zin te
vinden.
[Zoekopties]
Klik om de zoekvoorwaarden te specificeren zoals het bereik van de zoekopdracht en hoofdlettergevoeligheid.
Zoekbereik selecteren
U kunt dit gebruiken om de individuele hoofdstukken te selecteren om te doorzoeken. Hierdoor kunt u efficiënter zoeken als u
de hoofdstukken kunt voorspellen met het onderwerp waarnaar u zoekt.
Zoekopties selecteren
Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters.
[Zoeken met volgende voorwaarden]
en specificeer de voorwaarden. Druk er na instelling op om de zoekopdracht uit te voeren en de resultaten weer te geven
in de lijst [Resultaat].
Resultatenlijst
Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste
pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op
/ of een
paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven.
Sitemap
Op deze pagina worden de titels van alle onderwerpen in de installatiehandleiding weergegeven.
Hoofdstukpictogrammen
Klik hierop om naar de inhoudsopgave van het geselecteerde hoofdstuk te gaan.
Onderwerptitels
Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan.
㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00F
De installatiehandleiding bekijken
Markeringen
Beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat, nuttige tips en andere informatie worden
weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen.
Hiermee worden bedieningsvereisten en -beperkingen aangeduid. Lees deze punten zorgvuldig door voor een
juiste bediening van de printer en om schade aan de printer of eigendom te voorkomen.
Hiermee wordt een uitleg van een handeling gegeven. Het kan ook extra informatie over een procedure
bevatten.
Knoppen
Toetsen op het computerscherm worden als volgt weergegeven:
Voorbeeld van de installatiehandleiding: [Volgende]
Computerschermen
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de
displays die u werkelijk ziet. De weergave van MF-stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie.
㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00H
Overige
In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere
belangrijke informatie.
㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00J
Basisbewerkingen in Windows
De printermap weergeven
Inschakelen [Netwerk detecteren]
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] weergeven
De bitarchitectuur controleren
Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave [Apparaatbeheer]
De printermap weergeven
Windows XP Professional/Server 2003
[Starten]
selecteer [Printers en faxapparaten].
Windows XP Home Edition
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [Printers en andere hardware] [Printers en faxapparaten].
Windows Vista
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [Printer].
Windows 7/Server 2008 R2
[Starten]
selecteer [Apparaten en printers].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm] [Apparaten en printers
weergeven].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescherm] [Apparaten en printers weergeven].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Printers].
Inschakelen [Netwerk detecteren]
Als u Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, schakelt u [Netwerk detecteren] in om
te zien welke computers zich op uw netwerk bevinden.
Windows Vista
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [View network status and tasks] onder [Netwerk detecteren] en selecteer
[Netwerkdetectie inschakelen].
Windows 7/Server 2008 R2
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [View network status and tasks] [Change advanced sharing settings] onder [Netwerk
detecteren] en selecteer [Netwerkdetectie inschakelen].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkstatus en -taken
weergeven]
[Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen] selecteer [Netwerkdetectie inschakelen] onder [Netwerk detecteren].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkstatus en -taken weergeven] [Geavanceerde
instellingen voor delen wijzigen], selecteer [Netwerkdetectie inschakelen] onder [Netwerk detecteren].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Network and Sharing Center] oder [Netwerk detecteren] en selecteer
[Netwerkdetectie inschakelen].
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] weergeven
Als het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] niet wordt weergegeven nadat u de cd/dvd hebt geplaatst, volgt u de onderstaande
procedure. In het voorbeeld dat volgt wordt de drive aangeduid met 'D:'. De stationsletter van uw cd-rom-station kan verschillen
afhankelijk van de computer die u gebruikt.
Windows XP/Server 2003
[Starten]
selecteer [Uitvoeren] voer "D:\MInst.exe" in klik op [OK].
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻤
[Start] typ "D:\MInst.exe" in [Programma's en bestanden zoeken] of [Zoekopdracht starten] druk op [ENTER] op het toetsenbord.
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" klik op [OK].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" klik op [OK].
De bitarchitectuur controleren
Als u niet zeker weet of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows wordt uitgevoerd, volgt u de onderstaande procedure.
Open het onderdeel [Configuratiescherm].
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescherm].
Open het onderdeel [Systeem].
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
Klik op [Systeem en beveiliging] of [Systeem en onderhoud]
[Systeem].
Windows Server 2008
Dubbelklik op [Systeem].
Controleer de bitarchitectuur.
32-bit besturingssystemen
[32-bits besturingssysteem] wordt weergegeven.
64-bit besturingssystemen
[64-bits besturingssysteem] wordt weergegeven.
Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Windows XP/Server 2003
[Starten]
[Configuratiescherm] selecteer [Programma's installeren of verwijderen].
Windows Vista/7/Server 2008 R2
[Starten]
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma verwijderen].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma
verwijderen].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma verwijderen].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Programma's en onderdelen].
1
2
3
㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻤
Weergave [Apparaatbeheer]
Windows XP
[Starten]
[Configuratiescherm] [Prestaties en onderhoud] [Systeem] [Hardware] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows Vista/7/Server 2008 R2
[Starten]
[Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] of [Hardware] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] selecteer
[Apparaatbeheer].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows Server 2003
[Starten]
[Configuratiescherm] [Systeem] [Hardware] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Apparaatbeheer].
㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00K
Kennisgeving
Disclaimer
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE
ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID,
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR
ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS
RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL.
Copyright
Copyright CANON INC. 2014
Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal
of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch,
handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc.
Handelsmerken
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server en Internet Explorer zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren.
㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻤
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386

Canon MF211 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor