ESAB Air 160, Air 160, Air 190 Fresh air unit, Air 190 Fresh air unit Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de ESAB Air 160 Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
NL
1. INTRODUCTIE
De ESAB Air 160/Air 190 systemen zijn motoraangedreven ademhalingssystemen voor gebruik met Eye-Tech
en Albatross lashelmen om ademhalingsbescherming tijdens het lassen te bieden.
De uitrusting bestaat uit:
Air 160 of Air 190 motoraangedreven ademhalingssystemen
• Batterij en batterijlader
• Draagriem en comfortkussen.
• Eye-Tech of Albatross lashelm
• Luchtslang
• Filter / voorfilter
2. GOEDKEURINGEN
Air 160
Het systeem voldoet aan de norm prEN146rev:1996 als het met de Eye-Tech lashelm of Albatross lashelm
wordt gebruikt. Het biedt een klasse TH2PSL beveiliging tegen stof en rook met een nominale beschermings-
factor van 50.
Air 190
Het systeem voldoet aan de norm EN12941:1998 als het met de Eye-Tech lashelm of Albatross lashelm wordt
gebruikt. Het biedt een klasse TH2PSL beveiliging tegen stof en rook met een nominale beschermingsfactor
van 50.
CE-keur door FIOSH
Fins Instituut van Bedrijfsgezondheid en veiligheid, Afdeling Natuurkunde aangewezen door het Ministerie van
Sociale Zaken en Gezondheid krachtens 0403 subsidies.
3. MOTORAANGEDREVEN ADEMHALINGSSYSTEMEN
Air 160:
Uw motoraangedreven ademhalingssysteem bestaat uit: een frisse lucht turbosysteem compleet met batterij,
TH3PSL filter en voorfilter, batterijlader, comfortkussen, draagriem en luchtstroomindicator.
Air 190:
Uw motoraangedreven ademhalingssysteem bestaat uit: een frisse lucht turbosysteem met alarmen voor een
zwakke batterij en een verstopte filter, compleet met batterij, TH3PSL filter en voorfilter, batterijlader, com-
fortkussen en draagriem.
Zie de bijgesloten tekening voor reserveonderdelen.
4. SYMBOLEN
Zie gebruiksaanwijzing.
Bevat nikkel metaal hydride.
Plastic materiaal is opnieuw bruikbaar.
Mag niet als huishoudelijk afval worden verwijderd maar moet in overeenstemming met de plaat
selijke voorschriften met betrekking tot afvalmateriaal worden afgevoerd.
Houdbaarheidsdatum
CE-keur
Ni-Mh
87
NL
5. TOEPASSINGEN, BEPERKINGEN EN GEBRUIK
Voordat u het systeem gebruikt dient u deze aanwijzingen aandachtig door te lezen en na te gaan of u de
juiste uitrusting heeft gekozen. Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de gebruiksbeperkingen van de
uitrusting en controleer of de uitrusting geschikt is voor de te verrichten werkzaamheden.
Dit systeem werd ontworpen om de gebruiker tegen lasstof en lasrook te beschermen zoals vermeld in de
sectie Goedkeuringen hierboven. Het systeem mag niet gebruikt worden in omgevingen met concentraties van
gasvormige contaminanten boven de arbeidshygiënische blootstellingsgrens.
Sommige landen vereisen het gebruik van een toegekende beschermingsfactor in plaats van een nominale
beschermingsfactor. Informatie over toekenning is te vinden in de norm EN 529 “Ademhalingsbescher-
mingsmiddelen. Aanbevelingen voor keuze, gebruik, verzorging en onderhoud. Richtlijn” of in uw plaatselijke
voorschriften.
Het systeem is uitsluitend aanbevolen voor gebruik bij een temperatuurbereik van -5°C tot +55°C en in een
omgeving waar de relatieve vochtigheid niet hoger is dan 90% (<90% RH).
Waarschuwing!
• Het kan zijn dat het systeem geen bescherming biedt conform de norm prEN146rev/EN12941 als deze aan
wijzingen niet worden opgevolgd of als het systeem onoordeelkundig wordt gebruikt.
• De hoofdkap biedt geen ademhalingsbescherming als de stroom uitvalt en hierdoor kan tevens een snelle
ophoping van CO2 en zuurstofdepletie ontstaan. Dit is een abnormale situatie.
• De pasvorm van de hoofdkap moet voor het gebruik worden gecontroleerd. Raadpleeg de met de hoofdkap
meegeleverde gebruiksaanwijzing voor een optimale pasvorm en de onderhoudsvoorschriften.
• Bij een hoger werktempo kan een onderdruk in de hoofdkap ontstaan tijdens piekademhaling.
• Het systeem mag niet gebruikt worden in een zuurstofarme of zuurstofrijke atmosfeer.
• Het systeem mag niet gebruikt worden op plaatsen waar acuut gezondheids- of levensgevaar bestaat.
• De gebruiker moet ervoor zorgen dat de aard van het gevaar bekend is en dat het systeem een toereikend
beschermingsniveau biedt.
• Het systeem mag niet gebruikt worden als de aard van het gevaar onbekend is.
• Het systeem is NIET intrinsiekveilig en mag daarom niet in een explosieve atmosfeer worden gebruikt. De
gebruiker moet het systeem in een schone omgeving samenbouwen, onderhouden en aandoen.
• Houd er rekening mee dat de slang uit de achterkant van de hoofdkap steekt en pas op dat u niet ergens
aan blijft haken.
• Het kan zijn dat de aangenomen beschermingsniveaus niet bereikt worden bij hoge windsnelheden.
6. VOORBEREIDINGEN VOOR GEBRUIK
Alle voorbereidingen en onderhoudswerkzaamheden moeten in een schone omgeving worden uitgevoerd.
Batterij
Het turbosysteem is uitgerust met een NiMH (Nikkel Metaal Hydride) oplaadbaar batterijpakket dat voor
gebruik opgeladen moet worden.
Er zijn twee batterijopties beschikbaar:
Onderdeelnummer Afmetingen Standaard duur met Air160 Standaard duur met Air 190
0700 002 013 Kleine batterij (“4 uur”) 8 uur 5 uur
0700 002 014 Grote batterij (“8 uur”) 16 uur 9 uur
Opmerking: Voor beide ademhalingssystemen geldt een minimum ontwerpduur van 4 uur. De juiste duur
hangt af van een aantal factoren zoals de toestand van de filter, de motor en de batterij etc. De werking van
alle oplaadbare batterijen wordt na verloop van tijd minder en de batterijen moeten vervangen worden als ze
de vereiste duur niet halen. De batterijen hebben een verwachte levensduur van ongeveer 500 opladingen
wanneer de batterijen in overeenstemming met deze voorschriften worden opgeladen.
De batterijen worden ongeladen geleverd, en moeten voor het gebruik worden opgeladen.
De batterijen moeten met de juiste batterijlader worden opgeladen. Het opladen met een ongeschikte batteri-
jlader beschadigt zowel de batterij als de lader. De batterijlader kan losse of geplaatste batterijen opladen.
88
NL
Batterijlader
Laadtijd Batterijlader Omschrijving Gebruik Geschikt voor Maximum
Onderdeelnr. batterijlader laadtijd
14 uur 0700 002 044 Kleine Britse lader alleen in VK 0700 002 013 16 uur
14 uur 0700 002 020 Kleine Europese lader in Europa 0700 002 013 16 uur
14 uur 0700 002 045 Grote Britse lader alleen in VK 0700 002 014 16 uur
14 uur 0700 002 031 Grote Europese lader Europa 0700 002 014 16 uur
** 0701 416 203 Intelligente lader VK & Europa Alle batterijen Onbepaald*
** 0701 416 136 Lader met (5) VK & Europa Alle batterijen Onbepaald*
laadstations
** De laadtijd wordt bepaald door de restlading in de batterij.
* (Alleen) de intelligente batterijlader / batterijlader met meervoudige laadstations mag voor onbepaalde tijd
worden opgeladen aangezien de batterijlader automatisch overschakelt op de onderhoudslading zodra deze
vaststelt dat de batterij volledig is opgeladen.
Belangrijk: Nooit een batterij opladen in een explosieve of potentieel explosieve atmosfeer.
Aanwijzingen voor standaard batterijladers (0700 002 044/ 020/045/031)
Steek de stekker van het juiste model batterijlader in een geschikt stopcontact.
Sluit de batterijlader aan op het laadcontact van het batterijpakket. Het laadlampje gaat branden als het laad-
circuit werkt.
De batterijen moeten tot 16 uur worden opgeladen. Het overladen van de batterij verslechtert de capaciteit
van de batterij en kan tevens de batterijlader beschadigen. Hierdoor vervalt uw garantie.
Aanwijzingen voor intelligente batterijlader (0701 416 203)
Om van de Europese naar de Britse/andere stekker en omgekeerd te wisselen, moet u de stekker van de bat-
terijlader uit het stopcontact verwijderen en de schakelaar aangeduid door “Open” in the richting van de pijl
naar boven duwen. De stekker moet er hierna uitschieten. Steek de vervangingsstekker in de batterijlader en
duw stevig tegen de stekker totdat deze
"vastklikt".
De batterijen moeten binnen bij een omgevingstemperatuur tussen 10°C en 30°C worden opgeladen. De bat-
terijlader niet afdekken.
Belangrijk: In buitengewoon koude of warme omgevingen kan de batterijlader de laadstroom beperken tot
stand-by bedrijf zodat de batterij niet wordt opgeladen.
Gebruik: Steek de stekker van de batterijlader in het geschikte stopcontact (100 – 240V AC – 50-60 HZ).
Schakel het turbosysteem uit als u de batterij oplaadt terwijl deze op het turbosysteem is aangesloten.
Steek de laadstekker in het contact op de achterkant van het batterijpakket.
Het RODE laadlampje knippert gedurende enkele seconden om aan te geven dat de batterijlader de status
van het batterijpakket controleert. Het RODE lampje moet hierna continu gaan branden om aan te geven dat
de batterij wordt opgeladen. (NIET OP DE GELE TOETS DRUKKEN (INDIEN AANWEZIG) – ZIE DE SECTIE
ONTLADEN HIERONDER).
Het RODE lampje gaat uit en het GROENE lampje gaat branden als de batterij volledig is opgeladen. De bat-
terij staat nu in de “onderhoudslading” stand; hierdoor blijft de batterijlading op hetzelfde peil. De batterij kan
permanent aangesloten blijven totdat deze gebruikt moet worden.
Opmerking: De batterijlader kan in de veiligheidsstand gaan staan bij het opladen van een nieuwe batterij,
een batterij die gedurende een lange periode niet werd gebruikt of een batterij die te diep ontladen* is.
Bij het opladen van een dergelijke batterij knippert het RODE lampje langer dan 10 seconden. Dit betekent dat
de batterijlader één van de hierboven beschreven batterijen of een defecte batterij ontdekt.
Onderbreek het opladen niet want de batterijlader probeert de batterij tot een aanvaardbaar vooraf ingesteld
niveau op te laden voordat begonnen wordt met het volledig opladen van de batterij (het RODE lampje blijft
branden – de laadprocedure kan meerdere uren in beslag nemen). Als de batterijlader de batterij niet oplaadt
dan kan de batterij defect zijn – neem contact op met uw leverancier voor verdere hulp en bijstand.
Het is mogelijk dat een batterij in deze toestand verschillende keren opgeladen moet worden om de batterij
volledig op te laden.
89
NL
*Het is niet aanbevolen om een batterij diep te ontladen door het ademhalingssysteem te gebruiken totdat de
batterij volledig ontladen is. Hierdoor kan de batterij permanent worden beschadigd.
Ontladen: Voor de intelligente batterij (0701 416 203) die met een ontlaadfunctie is uitgerust.
De ontlaadfunctie kan ingeschakeld worden door de GELE toets ingedrukt te houden totdat het RODE lampje
begint te knipperen. Dit duidt aan dat de batterij wordt ontladen. Na het ontladen schakelt de batterijlader over
op normale lading en hierna op onderhoudslading. Het ontladen kan meer dan 24 uur in beslag nemen
afhankelijk van de batterij en de laadtoestand. Daarom raden wij u aan de batterij elke 3 maanden te ontladen
zodat de batterij in optimale toestand verkeert.
De batterij moet uit het turbosysteem worden verwijderd als het turbosysteem langer dan 3 maanden wordt
opgeslagen.
Hoofdfilter
WAARSCHUWING Dit turbosysteem biedt GEEN bescherming zonder hoofdfilter.
Oppassen bij het hanteren van de filters.
Raak het filtermedium van de vouwfilter niet aan.
Gebruik geen filters met een beschadigd filtermedium van papier.
Gebruik geen filters na de vervaldatum.
Gebruik geen filters zonder filterafdichting of met een beschadigde filterafdichting.
De hoofdfilter moet worden vervangen, zoals hieronder beschreven, als de luchtstroomindicator of de elektron-
ische waarschuwingsinrichting nog steeds een laag debiet aangeeft na het vervangen van de voorfilter.
De filters moeten als volgt worden geďnstalleerd. :
Verwijder het voordeksel door de rechterkant te openen.
Installeer de filter rechtop in het turbosysteem.
Plaats de voorfilter over de filter (indien gebruikt).
Sluit het deksel over de filter door op het midden van het deksel te drukken totdat dit vastklikt. Oppassen dat
het deksel niet tijdens het sluiten in aanraking komt met het filtermedium.
Probeer niet om de filters schoon te maken. Volle filters moeten worden vervangen.
Leverbare filters:
Onderdeelnr. Omschrijving Gebruik
0700 002 018 TH2PSL filter Verwijdering van fijne stof-/rookdeeltjes.
0700 002 024 TH3PSL filter Verwijdering van fijne stof-/rookdeeltjes. (hoge efficiency)
0700 002 041 TH2PSL anti-reukfilter Verwijdering van fijne stof-/rookdeeltjes en onaangename reuk.
Voorfilters
De voorfilter is verkrijgbaar als optioneel onderdeel. De voorfilter wordt voor de hoofdfilter gemonteerd en ver-
wijdert grof stof. De anti-reukvoorfilter verwijdert ook onaangename reuk.
Het vaak vervangen van de voorfilter maximaliseert de levensduur van de hoofdfilter.
De voorfilter moet regelmatig worden vervangen en onmiddellijk als de luchtstroomindicator een laag debiet
aangeeft.
Leverbare voorfilters:
Onderdeelnr. Omschrijving Kleur Gebruik
0700 002 023 Standaard voorfilter (5 stuks) Wit Verwijdering van grove stofdeeltjes.
0700 002 040 Anti-reukvoorfilter (10 stuks) Zwart Verwijdering van grove stofdeeltjes en
onaangename reuk.
7. LUCHTSTROOMTEST
Air 160:
Het turbosysteem is ontworpen om de vereisten van de norm prEN146rev:1995 te overtreffen en levert een
debiet van minstens 120 liter/min gedurende minstens 4 uur onder alle omstandigheden bij gebruik met het
Albatross
90
NL
lasschild of 140 l/min bij gebruik met het automatische Eye-Tech lasschild en een volledig opgeladen batterij. Het typische
luchtdebiet van het systeem is 160 l/min maar varieert afhankelijk van de batterijlading en de filtertoestand.
Het luchtdebiet moet altijd voor het gebruik worden gecontroleerd en wanneer u een ontoereikend luchtdebiet vermoedt.
Het luchtdebiet van de turbosystemen wordt met een geďnstalleerde filter (en voorfilter
, indien gebruikt), een opge-
laden batterijpakket en ingeschakeld systeem gecontroleerd.
Werkingsprincipe
De luchtstroomindicator is ontworpen om in het midden van de gefiltreerde luchtstroom te worden geďnstalleerd. De indicator
stijgt evenredig aan de luchtstroom wanneer de luchtstroom de indicator passeert.
De gemeten luchtstroom kan hierna afgelezen worden op een verdeelschaal die zich op het huis van de indicator bevindt.
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
Om de optimale nauwkeurigheid van uw luchtstroomindicator te garanderen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen
worden getroffen: -
Als de indicator niet wordt gebruikt, moet de indicator in de volgende omstandigheden worden opgeslagen om fysieke
beschadiging te voorkomen:
• +5°C tot 35°C bij een relatieve vochtigheid van <90%.
• uit de buurt van direct zonlicht.
• De indicator moet schoon en vrij van verontreiniging zijn.
• De indicator mag niet worden versteld, omgebouwd of voorzien worden van aanvullende merktekens.
Gebruiksmethode
Voor het gebruik:
Inspecteer de luchtstroomindicator met het blote oog op tekenen van beschadiging, verontreiniging of vervorming.
Controleer of het batterijpakket in goede staat verkeert en volledig is opgeladen.
Controleer of de filter is geďnstalleerd. (en de voorfilter, indien gebruikt).
Plaats het turbosysteem verticaal om dit te testen. (Zie schema I).
Maak de uitlaatring (zie schema I) los en verwijder de luchtslang (indien aangesloten), controleer of de uitlaatring zich te allen
tijde tijdens de luchtstroomtest in de ONTGRENDELDE stand bevindt.
Schakel het systeem in en laat dit minstens 10 seconden draaien.
Plaats de luchtstroomindicator in de uitlaatring met de letters van de verdeelschaal in de verticale stand en tegenover de
voorkant van het systeem.
Observeer het luchtdebiet dat op de verdeelschaal is weergegeven (zie schema II, III of IV). Zorg ervoor dat uw oog zich op
de hoogte van de bovenkant van de uitlaatring bevindt wanneer u de schaal leest.
Opmerking: Het is mogelijk dat het luchtdebiet van het ademhalingssysteem, indien dit uitgerust is met een volledig opge-
laden batterijpakket en een nieuwe of bruikbare filter/voorfilter, de in de uitlaatring geďnstalleerde luchtstroomindicator (zie
schema I) uitstoot.
Dit is geen foutconditie maar een aanduiding dat het luchtdebiet zich boven de ontwerplimiet van de indicator bevindt; het
duidt een toereikend luchtdebiet aan.
Als u de filter heeft vervangen en de batterij volledig heeft opgeladen en lijn B is nog steeds niet zichtbaar, dan moeten het
systeem en de batterij aan de leverancier worden geretourneerd.
INSTALLATIE VAN LUCHTSTROOMINDICATOR
Lijn B is volledig zichtbaar
Het luchtdebiet van het systeem is toereikend.
Lijn Ais volledig zichtbaar, B is niet zichtbaar
De batterij is minder dan 50% opgeladen
(met nieuwe filter).
Filter verstopt (met volledig opgeladen batterij).
Lijn
A is niet zichtbaar
Batterij leeg of verstopte filter.
Vervang de filter om te controleren of de batterij
ontladen is en test opnieuw. Laad de batterij op
om te controleren of de filter verstopt is en test
opnieuw.
91
NL
Na het opladen van de batterij en het installeren van de filter moet het luchtdebiet voor elk gebruik worden
gecontroleerd en als er een verandering of vermoede verandering in het luchtdebiet wordt geconstateerd.
Air 190:
Het turbosysteem is ontworpen om de vereisten van de norm EN 12941 te overtreffen en levert een luchtdebi-
et van minstens 140 liter/min gedurende minstens 4 uur in alle omstandigheden met een volledig opgeladen
batterij. (Minimum ontwerpduur = 4 uur). Het standaard luchtdebiet van het systeem is 190 l/min.
Het turbosysteem is voorzien van een akoestisch en visueel alarm dat in werking treedt wanneer het luchtde-
biet beneden het ontwerpdebiet daalt door verstopping van de filter of wanneer de batterijspanning tot een
niveau daalt waar het turbosysteem niet veilig van stroom voorzien kan worden. Indien één van deze
omstandigheden zich voordoet, laat het alarm een vaak herhaalde hoorbare pieptoon horen. Bovendien gaat
het gele lampje bovenop het turbosysteem knipperen als de filter verstopt is en het rode lampje gaat branden
als de batterij zwak is.
Indien één van deze alarmsituaties zich tijdens het gebruik voordoet, moet de drager de besmette zone
onmiddellijk verlaten en de filter vervangen of de batterij opladen.
Na het inschakelen van het systeem treedt het akoestische alarm in werking (pieptoon) om aan te geven dat
het alarm en het elektronische controlesysteem naar behoren werken. Als het akoestische alarm na enkele
seconden uitschakelt, dan is het luchtdebiet toereikend om het systeem te gebruiken.
8. VOORBEREIDINGEN VOOR GEBRUIK VAN TURBOSYSTEEM
Controleer of het turbosysteem, de luchttoevoerslang en de hoofdkap niet beschadigd zijn en of de batterij
naar behoren in het turbosysteem is geplaatst.
Slang aansluiten
Controleer de slang voor het gebruik op eventuele scheuren en beschadiging. Controleer of de O-ring op de
bajonetsluiting aan beide uiteinden van de slang intact is en in goede staat verkeert. De slang kan tijdens het
bedrijf worden beschermd door het installeren van een slangmof.
Eye-Tech: Duw de bajonetsluiting in de achterkant van het luchtkanaal en draai deze 45 graden naar rechts
om de slang op het luchtkanaal aan te sluiten.
Albatross: Zie de gebruiksaanwijzing meegeleverd met het Albatross systeem.
Draai de uitlaatring bovenop het turbosysteem naar links zodat deze in de onvergrendelde stand staat om de
slang op het ademhalingssysteem aan te sluiten (zie schema I). Duw de bajonetsluiting in de uitlaat van het
turbosysteem. De bajonetsluiting NIET draaien. Draai de borgring naar rechts om de bajonetsluiting op de
juiste plaats te vergrendelen.
Schakel het turbosysteem in en bevestig de draagriem rondom uw middel door de gespen aan de voorkant
vast te maken.
9. MONTAGE VAN HOOFDKAP
Raadpleeg de met de hoofdkap meegeleverde gebruiksaanwijzing voor het monteren, verstellen en gebruiken
van het lasvizier. Zorg ervoor dat de gelaatsafdichting diep onder de kin is bevestigd en dat de gelaatsafdicht-
ing voor een goede pasvorm zorgt.
10. INSTALLATIE VAN RESERVEONDERDELEN
Klittenband op de binnenkant van de lashelm aanbrengen.
Voor het aanbrengen
Controleer of alle oppervlakken schoon zijn en vrij van verontreiniging.
Controleer of het klittenband plat is en zonder rimpels of lussen.
Breng de stukken klittenband 1 & 2 aan (Figuur A).
Breng de stukken 3, 4 & 5 in deze volgorde aan (Figuur B).
Doe hetzelfde met stukken 6, 7 & 8 (Figuur C). Opmerking: Zorg ervoor dat de arm (9) het klittenband niet
gedeeltelijk bedekt.
De stukken klittenband zijn te herkennen aan het nummer dat op het etiket van het klittenband is vermeld. Op
het etiket staat ook een pijl om aan te geven met welke kant naar boven het klittenband aangebracht moet
worden – de pijl moet altijd naar boven zijn gericht.
92
NL
Gelaatsafdichting aanbrengen
A) Vind het midden van het klittenband op de gelaatsafdichting en maak dit onder het midden van de lasruit
aan het klittenband vast.
B) Werk naar buiten toe om de volledige lengte van het klittenband op de gelaatsafdichting op de lashelm te
passen.
C) Duw de beschermband van de gelaatsafdichting door de bovenste gleuf in het gedeelte van het hoofdhar-
nas op de plaats waar dit aan de helmschaal wordt bevestigd, zoals getoond in Figuur D. Zorg ervoor dat de
D-ring zich op de buitenkant van de gelaatsafdichting bevindt.
Schuimrubberen hoofdafdichting bevestigen
A) Duw het midden van de schuimrubberen hoofdafdichting in de schaal en pas dit samen met het klittenband
(1) boven de lasruit.
B) Werk vanaf het midden naar buiten toe en pas de hoofdafdichting samen met de buitenrand van het klitten-
band (stukken 3, 5, 6 & 8) op de helm. Controleer of er overlap bestaat tussen de bovenkant van de gelaat-
safdichting en de onderkant van de hoofdafdichting.
Steunband en luchtkanaal bevestigen
A) Duw de inlaat van het luchtkanaal door de gleuf in de steunband van het luchtkanaal en draai de beugel 45
graden zoals getoond in schema E. Plaats de beugel op de instelknop op de hoofdband en steek hier beide
uiteinden van de beugel in, zoals getoond in schema E.
B) Het luchtkanaal moet met de twee meegeleverde kwartslagbouten op de voorkant van het hoofdharnas
worden bevestigd. Zie Figuur F. Verwijder de zweetband. Steek de bouten door de gaten op de voorkant van
het harnas en hierna door de gaten in het luchtkanaal naast de luchtuitlaat. Gebruik een schroevendraaier om
de bouten een kwartslag te draaien. Bevestig de zweetband op het hoofdharnas.
C) Herhaal deze procedure in de omgekeerde volgorde om het luchtkanaal te verwijderen.
11. ONDERHOUD
Het routineonderhoud is beperkt tot het schoonmaken van de uitrusting en de vervanging van de filters en de
hoofd-/gelaatsafdichting.
12. REINIGING EN OPSLAG
• Vermijd het inademen van stof tijdens het reinigen.
• Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen of organische oplosmiddelen om het ademhalingssysteem of de
slang te reinigen. Reinig alle onderdelen door deze met een vochtig doekje met warm zeepwater af te vegen.
Droog de onderdelen met een zacht, schoon doekje. Probeer niet om de filters te reinigen. Volle filters
moeten worden vervangen.
• Dompel het turbosysteem niet in water onder en zorg ervoor dat het water niet via de luchtuitlaat of –inlaat
het systeem binnendringt.
• Raadpleeg de afzonderlijke gebruiksaanwijzing van de hoofdkap voor de reinigingsvoorschriften.
• De uitrusting moet in een schone, droge omgeving (R.V. < 90%) bij een temperatuurbereik van -5°C tot
+55°C worden opgeslagen. Het mag niet aan direct zonlicht worden blootgesteld of aan materiaal dat plastic
beschadigt zoals benzine en oplosmiddeldampen.
• De uitrusting moet in de oorspronkelijke verpakking worden vervoerd. De levensduur van de uitrusting is 5
jaar als deze volgens de voorschriften wordt opgeslagen.
93
NL
Eye-Tech reserveonderdelen
1 Eye-Tech hoofdafdichting met klittenband 0700 002 012
2 Eye-Tech luchtkanaal 0700 002 002
3 Eye-Tech schroeven (2 stuks) 0700 002 028
4 Eye-Tech gelaatsafdichting 0700 002 019
5 Eye-Tech buigzame luchtslang 0468 127 011
6 Eye-Tech klittenband 0700 002 015
14 Montagebeugel van luchtkanaal 0700 002 029
Air 160 / Air 190 reserveonderdelen
7 Klein comfortkussen 0700 002 021
8 Air 160 motoraggregaat 0700 002 042
8 Air 190 motoraggregaat 0700 002 043
9 P2 filter 0700 002 018
9 P2 anti-reukfilter 0700 002 041
9 P3 filter 0700 002 024
10 Voorfilter 0700 002 023
10 Anti-reukvoorfilter 0700 002 040
11 Kleine NiMH-batterij 0700 002 013
12 Kleine batterijlader VK 0700 002 044
12 Kleine batterijlader Europa 0700 002 020
12 Grote batterijlader VK 0700 002 045
12 Grote batterijlader Europa 0700 002 031
12 Universele intelligente batterijlader 0701 416 203
12 Lader met (5) laadstations 0701 416 136
13 Draagriem 0700 002 027
15 Grote NiMH-batterij 0700 002 014
16 Groot comfortkussen 0700 002 022
17 Vlamvertragende slangmof. 0349 501 071
18 Luchtstroomindicator (uitsluitend Air 160) 0700 002 046
94
NL
13. RICHTLIJNEN VOOR HET OPSPOREN EN VERHELPEN VAN PROBLEMEN
Deze richtlijnen beschrijven algemene gebreken en acties.
De ademhalingssystemen en het toebehoren zijn onderhoudsarm.
Het onderhoud is doorgaans beperkt tot het vervangen van de filter en het opladen van de batterij.
AIR160/190 ademhalingssystemen
Symptoom: - Het ademhalingssysteem schakelt NIET in (geen luchtdebiet)
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Schakelaar defect Mechanische fout Vervangen
Batterij ontladen Defecte batterij of batterijlader. Batterij of batterijlader testen
Batterij maakt geen elektrisch contact Beschadigde of vuile contacten op Contacten schoonmaken of
batterij of ademhalingssysteem vervangen
Motor defect. Lagerfout Ademhalingssysteem
vervangen
Motorventilator los Mechanische fout. Ademhalingssysteem
vervangen
Motorventilator vastgelopen Vreemd voorwerp in ventilatorhuis Voorwerp verwijderen
Batterij niet aangesloten Eindgebruiker training vereist Opgeladen batterij
aansluiten
Batterij defect Onoordeelkundig gebruik of Batterij testen/vervangen
open cellen
Symptoom: - Ontoereikend (laag) luchtdebiet/vizier beslagen
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Batterij maakt geen goed contact. Beschadigde of vuile contacten op Contacten schoonmaken of
batterij of ademhalingssysteem batterij vervangen
Batterij defect Onoordeelkundig gebruik of open Batterij testen/vervangen
circuit
Batterij ontladen Defecte batterij of batterijlader. Batterij testen/vervangen
Motor defect. Lagerfout/ elektrische fout Systeem vervangen
Motorventilator los Mechanische fout Systeem vervangen.
Filter/ voorfilter verstopt Overmatige verontreiniging Filter/voorfilter vervangen
Luchtinlaatgaten in deur verstopt Overmatige verontreiniging Gaten schoonmaken.
Luchtuitlaat verstopt. Vreemd voorwerp in uitlaat Voorwerp uit uitlaat
verwijderen
Elektronica op printplaat defect Elektronische/mechanische fout Systeem vervangen
(uitsluitend AIR 190 systeem)
Luchtstroomindicator beschadigd Onoordeelkundig gebruik of Luchtstroomindicator vervangen
(uitsluitend AIR 160 systeem) beschadiging
Symptoom: - Systeem schakelt niet UIT
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Defecte schakelaar Mechanische storing Systeem vervangen.
Interne elektrische kortsluiting of Mechanische of elektrische storing. Systeem vervangen.
printplaat fout
95
NL
Symptoom: - Vergrendelen van uitlaatring niet mogelijk
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Borgring gebarsten of gespleten Mechanische fout of Ring vervangen
onoordeelkundig gebruik
Borgring vervormd Onoordeelkundig gebruik of blootstelling Ring vervangen.
aan hoge temperaturen Eindgebruiker herscholing.
Bajonetsluiting op slang niet Verkeerd gebruik
juist in uitlaat geïnstalleerd
Buitensporige verontreiniging Buitensporige verontreiniging Met warm zeepwater reinigen
onder borgring op de werkplek
Symptoom: - Deur sluit/vergrendelt niet
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Deur vervormd of beschadigd Buitengewone warmte of Systeem vervangen
onoordeelkundig gebruik/misbruik
Huis vervormd Buitengewone warmte of Systeem vervangen
onoordeelkundig gebruik/misbruik
Voorfilter verkeerd geïnstalleerd Voorfilter zit klem in deur Voorfilter juist installeren
Filter verkeerd geïnstalleerd Filter juist installeren
Filterframe vervormd Buitengewone warmte of Filter vervangen
onoordeelkundig gebruik/misbruik
Symptoom: - Ademhalingssysteem maakt lawaai tijdens het stoppen, starten of tijdens het bedrijf
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Slijtage van motorlager of collector Slijtage Ademhalingssysteem vervangen
Indringing van verontreiniging
Ventilator zit los Mechanische fout. Onoordeelkundig Ademhalingssysteem vervangen.
gebruik. Slijtage
Vreemd voorwerp in ventilatorhuis Onoordeelkundig gebruik Vreemd voorwerp verwijderen
Symptoom: - Geur of smaak van verontreiniging in lashelm
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Gelaatsafdichting beschadigd Slijtage of gaten door lasspatten of scheuren Gelaatsafdichting vervangen
Slechte pasvorm van gelaatsafdichting Onoordeelkundig gebruik door klant of Herscholing van eindgebruiker
onvoldoende training van klant
Slang niet aangesloten Gebroken bajonetpennen Slang vervangen
Gat in slang Lasspatten Slang vervangen
Ademhalingssysteem niet ingeschakeld Onvoldoende training van klant Ademhalingssysteem inschakelen
Geen filter geïnstalleerd Onvoldoende training van klant Filter installeren
Filter beschadigd Persluchtreiniging Filter vervangen
Lasspatten
Hoge omgevingsconcentratie Geen plaatselijke luchtafzuiging Verhoog afzuiging en/of
van verontreiniging reduceer
verontreinigingsconcentratie
Uitsluitend Air 190 ademhalingssysteem
Symptoom: - Batterij zwak alarm (ROOD LED-LAMPJE) knippert/werkt constant
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Batterijpakket ontladen Defecte batterijlader of batterij Batterijlader vervangen
Batterij opladen
Batterijpakket defect Onoordeelkundig gebruik/misbruik Batterij vervangen
of open circuit
Batterij zwak kalibratie veranderd Elektromechanische fout of Ademhalingssysteem vervangen
onoordeelkundig gebruik/misbruik
Defecte elektronica Elektromechanische fout of Ademhalingssysteem vervangen
onoordeelkundig gebruik/misbruik
96
NL
Symptoom: - Laag debiet alarm (ORANJE LED-LAMPJE) knippert/werkt constant
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Filter verstopt. Defecte batterijlader of batterij Batterijlader vervangen.
Batterij opladen
Batterijpakket defect Onoordeelkundig gebruik/misbruik of open circuit Batterij vervangen
Batterij zwak kalibratie Elektromechanische fout of onoordeelkundig Ademhalingssysteem vervangen
veranderd gebruik/misbruik
Defecte elektronica Elektromechanische fout of onoordeelkundig Ademhalingssysteem vervangen
gebruik/misbruik
Symptoom: - Laag debiet alarm (ORANJE LED-LAMPJE) knippert/werkt constant
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Filter verstopt Filter niet vaak genoeg vervangen en/of hoge Filter vervangen
verontreinigingsconcentraties
Voorfilter verstopt Voorfilter niet vaak genoeg vervangen en/of Voorfilter vervangen
hoge verontreinigingsconcentraties
Luchtinlaatgaten van deur van 1. Onoordeelkundig gebruik/misbruik 1.Verstopping/blokkering
ademhalingssysteem 2.Hoge verontreinigingsconcentraties verwijderen
verstopt/geblokkeerd 2. Luchtafzuiging verhogen,
concentratie verlagen
Motor defect Lagerfout/elektrische fout Ademhalingssysteem vervangen
Motor/ventilator vastgelopen Mechanische fout Ademhalingssysteem vervangen
Motorventilator los Mechanische fout Ademhalingssysteem vervangen
Laag debiet alarm kalibratie Onoordeelkundig gebruik/misbruik of Ademhalingssysteem vervangen
veranderd elektronische fout
Defecte elektronica Onoordeelkundig gebruik/misbruik Ademhalingssysteem vervangen
Elektronische fout
Luchtuitlaat verstopt Vreemd voorwerp in uitlaat Voorwerp verwijderen
Slangproblemen
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Barsten in slang Onoordeelkundig gebruik/misbruik Slang vervangen
Aantasting door oplosmiddel
Gaten in slang Lasspatten. Aantasting door oplosmiddel Slang vervangen
Gescheurde slang Onoordeelkundig gebruik/misbruik Slang vervangen
O-ringen van bajonetsluiting Verloren O-ringen vervangen
ontbreken
O-ring van bajonetsluiting Slijtage of onoordeelkundig gebruik/misbruik O-ringen vervangen
beschadigd
Pennen van bajonetsluiting Onoordeelkundig gebruik/misbruik Slang vervangen
gebroken
Batterijproblemen
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
Huis gebarsten 1. Onoordeelkundig gebruik/misbruik (gevallen) Batterij vervangen
2. Slechte naadlas
Cellen zitten los Onoordeelkundig gebruik/misbruik of oververhitting Batterij vervangen
tijdens het opladen
Kan niet in huis van Afsluitmechanisme van batterij ontbreekt/defect. Batterij vervangen
ademhalingssysteem worden
vergrendeld
Zit vast in huis van Afsluitmechanisme van batterij defect Batterij vervangen
ademhalingssysteem Intern open elektrisch circuit of defecte cellen Batterij vervangen
Laadt niet op
Los contact Onoordeelkundig gebruik/misbruik Batterij vervangen
Onderbroken contact Beschadigde of vuile contacten op batterij of Contacten schoonmaken
ademhalingssysteem
Verminderde capaciteit 1. Buitensporige overlading 1. Batterij vervangen
2.Ouderdom 2. Batterij vervangen
3. Verkeerde batterijlader gebruikt (onderlading) 3.Juiste batterijlader gebruiken
97
NL
Batterijlader problemen
Mogelijke reden Mogelijke oorzaak Actie
LED-lampjes branden niet 1. Batterij defect 1. Batterij vervangen
2. Batterijlader defect 2. Batterijlader vervangen
3. Geen stroomtoevoer 3. Stroomtoevoer herstellen
Beschadigde stekker Onoordeelkundig gebruik /misbruik Batterijlader vervangen
Beschadigd huis of beschadigde pennen Onoordeelkundig gebruik /misbruik of Batterijlader vervangen
buitengewone oververhitting
Beschadigd snoer Onoordeelkundig gebruik /misbruik Batterijlader vervangen
98
/