D-66
MthlO: Selecteert MathO of LineO. MathO geeft de invoer en de
berekeningsresultaten weer in dezelfde weergave zoals ze op papier zouden
worden geschreven. LineO geeft de invoer net zo weer als MathO, maar de
berekeningsresultaten worden in de lineaire weergave weergegeven.
Bij Lineaire weergave (LineIO) worden
breuken en andere expressies op één regel
weergegeven.
Let op: • De calculator schakelt automatisch naar Lineaire weergave als u
de STAT-modus activeert. • In deze handleiding geeft het symbool
de Natuurlijke weergave (MathO) aan als het naast een voorbeeldbewerking
staat. Het 1 symbool geeft de Lineaire weergave aan.
Deg Rad Gra Specificeert graden, radialen of gradiënten
als de hoekeenheid voor de invoer van waarden en weergave van
berekeningsresultaten.
Let op: In deze handleiding geeft het B symbool naast een
voorbeeldbewerking graden aan en het * symbool geeft radialen aan.
Fix Sci Norm Specificeert het aantal cijfers dat bij een
berekeningsresultaat wordt weergegeven.
Fix: De waarde die u specificeert (van 0 tot 9) geeft het aantal decimalen
aan voor weergegeven berekeningsresultaten. Berekeningsresultaten
worden afgerond op het aantal gespecificeerde cijfers voordat ze worden
weergegeven.
Voorbeeld: 1 100 ÷ 7 = 14,286 (Fix 3)
14,29 (Fix 2) 14,29 (Fix 2)14,29 (Fix 2) (Fix 2)(Fix 2)
Sci: De waarde die u specificeert (van 1 tot 10) geeft het aantal significante
cijfers aan voor weergegeven berekeningsresultaten. Berekeningsresultaten
worden afgerond op het aantal gespecificeerde cijfers voordat ze worden
weergegeven.
Voorbeeld: 1 1 ÷ 7 = 1,4286 s 10
–1
(Sci 5)
1,429 s 10
–1
(Sci 4)
Norm: Het selecteren van één van de twee beschikbare instellingen (Norm 1,
Norm 2) bepaalt het bereik waarbinnen resultaten in een niet-exponentieel
formaat worden weergegeven. Buiten het gespecificeerde bereik worden
resultaten door middel van een exponentieel formaat weergegeven.
Norm 1: 10
–2
|x|, |x| > 10
10
Norm 2: 10
–9
|x|, |x| > 10
10
Voorbeeld: 1 1 ÷ 200 = 5 s 10
–3
(Norm 1)
0,005 (Norm 2)
Aab/c A d/c Specificeert echte breuken (ab/c) of onechte
breuken (d/c) als weergave voor breuken van berekeningsresultaten.
ASTAT ON ; OFF Specificeert of er wel of geen FREQ
(frequentie) kolom in de Stat Editor van de STAT-modus weergegeven
moet worden.
A Disp Dot ; Comma Specificeert of er een punt of
een komma moet worden weergegeven voor de decimale plaats van
berekeningsresultaten. Bij invoer wordt er altijd een punt weergegeven.
Let op: Als de punt is geselecteerd voor de decimale plaats, is de komma het
scheidingsteken voor meerdere resultaten (,). Als de komma is geselecteerd,
wordt de puntkomma het scheidingsteken (;).
A;CONT Regelt het contrast van het display. Zie “Bijstellen van
het contrast in de display” voor details.