Documenttranscriptie
Inhoud
Voorzorgsmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Identificatie van onderdelen en bedieningselementen . . . . . . . . . . . 5
Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6
Stap 1: De monitor aansluiten op uw computer . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Stap 2: Het netsnoer aansluiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Stap 3: De monitor en de computer aanzetten . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Universal Serial Bus (USB) compatibele randapparatuur
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
De taal van de schermmenu’s selecteren (LANG) . . . . . . . . . . . . . . 8
Het ingangssignaal selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Beeldgrootte en –centrering automatisch regelen (AUTO). . . . . . . . 9
De monitor instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
• Trinitron is een geregistreerd
handelsmerk van Sony Corporation.
• Macintosh is een handelsmerk waarvan
de licentie behoort aan Apple
Computer, Inc., geregistreerd in de
U.S.A. en andere landen.
• Windows en MS-DOS zijn
geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en in andere landen.
• IBM PC/AT en VGA zijn geregistreerde
handelsmerken van IBM Corporation in
de U.S.A.
• VESA en DDC zijn handelsmerken
van de Video Electronics Standard
Association.
• ENERGY STAR is een in de U.S.
geregistreerd handelsmerk.
• Alle andere in deze documentatie
genoemde productnamen zijn de
handelsmerken of de geregistreerde
handelsmerken van de respectievelijke
bedrijven.
• De aanduidingen “” en “” worden in
deze gebruiksaanwijzing niet altijd
aangegeven.
Het menu gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
De helderheid en het contrast instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
De afmeting instellen (AFM.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
De centrering van het beeld instellen (CENTR.). . . . . . . . . . . . . . . 12
Het beeld vergroten of verkleinen (ZOOM). . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
De beeldvorm instellen (GEOM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
De convergentie instellen (CONV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
De beeldkwaliteit regelen (SCHERM). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
De beeldkleur regelen (KLEUR) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Extra instellingen (OPTIES) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
De instellingen resetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16
Fabrieks- en gebruikersinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Functie voor energiebesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
NL
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
Indien er dunne lijnen op uw scherm verschijnen
(dempingsdraden). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Schermberichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Foutsymptomen en oplossingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Zelfdiagnosefunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
Appendix. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i
Preset mode timing table . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .i
TCO’99 Eco-document . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .i
3
Voorzorgsmaatregelen
Waarschuwing bij aansluiting op het net
• Gebruik het bijgeleverde netsnoer. Indien u een ander netsnoer
gebruikt, dient u er zeker van te zijn dat dit compatibel is met
het elektriciteitsnet ter plaatse.
Voor klanten in het Verenigd Koninkrijk
Indien u de monitor in het Verenigd Koninkrijk gebruikt, dient
u het bijgeleverde Engelse netsnoer te gebruiken.
Transport
Wanneer u deze monitor transporteert voor reparatie of
verzending, dient u de oorspronkelijke doos en
verpakkingsmaterialen te gebruiken.
Gebruik van de draai/kantelvoet
Deze monitor kan binnen de hieronder getoonde hoeken worden
ingesteld. Hou de monitor met beide handen vast aan de
onderkant om hem verticaal of horizontaal te draaien.
Voorbeeld van stekkertypes
90°
15°
90°
voor 100 tot 120 V AC
voor 200 tot 240 V AC alleen voor 240 V AC
5°
• Alvorens het netsnoer af te koppelen dient u nadat u de stroom heeft
uitgeschakeld tenminste 30 seconden te wachten, zodat de statische
elektriciteit van het schermoppervlak kan worden ontladen.
• Nadat de stroom is ingeschakeld, wordt het scherm gedurende
ongeveer 3 seconden gedemagnetiseerd. Dit genereert een sterk
magnetisch veld rond het scherm, dat data op magnetische
tapes en diskettes in de buurt van de monitor kan aantasten.
Zorg ervoor dat u magnetische opname-apparatuur, tapes en
diskettes uit de buurt van de monitor houdt.
Het apparaat moet in de buurt van een gemakkelijk
toegankelijk stopcontact worden geïnstalleerd.
Installatie
De monitor mag niet op de volgende plaatsen worden
geïnstalleerd:
• op oppervlakken (kleed, dekens, etc.) of in de buurt van
materialen (gordijnen, lamellen, etc.) die de ventilatieopeningen kunnen afsluiten
• in de buurt van warmtebronnen zoals radiatoren of luchtkanalen,
of op een plaats die is blootgesteld aan direct zonlicht
• op een plaats die is blootgesteld aan sterke
temperatuurschommelingen
• op een plaats die is blootgesteld aan mechanische trillingen of
schokken
• op een onstabiel oppervlak
• in de buurt van apparaten die magnetische velden genereren,
zoals een transformator of hoogspanningsleidingen
• in de buurt van of op elektrisch geladen metalen oppervlakken
Onderhoud
• Maak het scherm schoon met een zachte doek. Als u een
reinigingsmiddel voor glas gebruikt, mag u geen middelen
gebruiken die een antistatische oplossing of soortgelijke
toevoeging bevatten, aangezien dit krassen op de laag van het
scherm kunnen veroorzaken.
• Kom niet met scherpe of schurende voorwerpen, zoals
bijvoorbeeld een ballpoint of een schroevendraaier, aan het
schermoppervlak. Dit kan namelijk krassen op de beeldbuis
veroorzaken.
• Maak de behuizing, de beeldbuis en de bedieningsknoppen
schoon met een zachte doek die licht bevochtigd is met een
mild reinigende oplossing. Gebruik geen schuursponsjes,
schuurpoeder of oplosmiddel, zoals bijvoorbeeld alcohol of
benzeen.
4
Identificatie van onderdelen en
bedieningselementen
Zie de tussen haakjes aangegeven pagina's voor nadere
informatie.
Voorzijde
Achterzijde
voorkant
voorkant
achterkant
achterkant
AC IN
R
G
B
RESET
ASC
INPUT
HD15
BNC
HD
VD
2
1
(BNC)
(HD15)
MENU
1 RESET (terugstel) knop (pagina 16)
Met deze knop herstelt u de fabrieksinstellingen.
9 Video-ingang 1 connector (HD15) (pagina 6)
Deze connector verstuurt RGB videosignalen (0.700 Vp-p,
positief) en sync signalen.
2 ASC (auto sizing & centering) toets (pagina 9)
Met deze toets worden formaat en centrering van het beeld
automatisch geregeld.
3 INPUT toets and HD15 / BNC indicatoren (pagina 9)
Met deze toets wordt het HD15 of BNC video-ingangssignaal
gekozen. Bij elke druk op deze toets wisselen het
ingangssignaal en de betreffende indicator elkaar af.
4 Joystick (pagina 11)
Met de joystick kan het menu worden opgeroepen en kan de
monitor worden ingesteld, met inbegrip van helderheid en
constrast.
5 1 (aan/uit) schakelaar en indicator
(pagina’s 7, 16, 20)
Met deze knop zet u de monitor aan en uit. De spanningsindicator licht groen op wanneer de monitor is ingeschakeld
en knippert afwisselend groen en oranje, of licht oranje op
wanneer de monitor in de energiebesparende stand staat.
6 Netsnoeraansluiting AC IN (pagina 7)
Voor het aansluiten van de netspanning op de monitor.
7 Voorliggende USB (universal serial bus) aansluiting
(pagina 8)
Gebruik deze aansluiting om de monitor aan te sluiten op een
USB compatibele computer.
8 Achterliggende USB (universal serial bus)
aansluitingen (pagina 8)
Gebruik deze aansluitingen om USB randapparatuur aan te
sluiten op de monitor.
5 4 3 2 1
10 9 8 7 6
15 14 13 12 11
Pin nr.
Signaal
1
Rood
2
Groen
(Composite Sync on Green)
3
Blauw
4
ID (Massa)
5
DDC Massa*
6
Rood Massa
7
Groen Massa
8
Blauw Massa
9
DDC + 5V*
10
Massa
11
ID (Massa)
12
Bi-directionele data (SDA)*
13
H. Sync
14
V. Sync
15
Dataklok (SCL)*
NL
* DDC (Display Data Channel) is een VESA standaard.
q; Video ingang 2 connector (BNC) (pagina 6)
Deze connector verstuurt RGB videosignalen (0.700 Vp-p,
positief) en sync signalen.
5
x Aansluiting op een Macintosh computer
Installatie
Gebruik de meegeleverde G3 adapter (voor blauw/wit-systeem).
Alvorens de monitor in gebruik te nemen, dient u te controleren
of de volgende accessoires in de doos zitten:
• Netsnoer (1)
• HD15 videosignaalkabel (1)
• USB kabel (1)
• G3 adapter (voor Macintosh blauw/wit-systeem) (1)
• Setup disk (1)
• Garantiekaart (1)
• Informatie over het schoonmaken van het schermoppervlak (1)
• Deze gebruiksaanwijzing (1)
AC IN
R
G
B
HD
VD
2
1
(BNC)
(HD15)
naar HD 15
Stap 1: De monitor aansluiten op
uw computer
G3 adapter (voor blauw/
wit-systeem) (meegeleverd)*
Schakel de monitor en de computer uit voordat u ze gaat
aansluiten.
Opmerkingen
• Raak de pinnen van de videokabelconnector niet aan, om de pinnen niet
te verbuigen.
• Controleer bij het aansluiten van de videosignaalkabel of de HD15
connector goed zit. Forceer de connector niet om te voorkomen dat de
pennen worden verbogen.
x Aansluiting op een IBM PC/AT of
AC IN
R
1
G
B
HD
Power Macintosh G3
* Sluit de meegeleverde Macintosh adapter aan op de computer alvorens
de kabel aan te sluiten. Deze adapter is compatibel met de Power
Macintosh G3 computer met drie pinrijen. Voor aansluiting op een
andere versie van de Power Macintosh G3 met twee pinrijen of andere
modellen is een andere adapter (los verkrijgbaar) vereist.
compatibele computer
(HD15)
HD 15
videosignaalkabel
(meegeleverd)
naar videouitgang
x Aansluiting op de vijf BNC connectors
VD
2
(BNC)
AC IN
R
G
1
(HD15)
B
HD
VD
2
(BNC)
naar HD 15
naar video-uitgang
IBM PC/AT of
compatibele computer
HD 15 videosignaalkabel
(meegeleverd)
naar VIDEO IN R/G/B
naar SYNC IN
HD/VD
Sluit uw computer aan op basis
van de bovenstaande
voorbeelden.
videosignaalkabel
(SMF-400, niet
meegeleverd)*
* Sluit de kabels van links naar rechts aan in deze volgorde: Rood-GroenBlauw-HD-VD.
Opmerking
Plug & Play (DDC) geldt niet voor de vijf BNC connectors. Voor Plug &
Play moet u uw computer met behulp van de meegeleverde
videosignaalkabel aansluiten op de HD15 connector.
6
Stap 2: Het netsnoer aansluiten
Schakel de monitor en de computer uit (wanneer deze nog niet
zijn uitgeschakeld). Sluit vervolgens het netsnoer aan op de
monitor en steek daarna de stekker van het snoer in een
stopcontact.
AC IN
R
1
(HD15)
G
B
HD
VD
2
(BNC)
Indien er geen beeld op het scherm verschijnt
• Controleer of de monitor op correcte wijze is aangesloten op de
computer.
• Probeer, indien de melding GEEN INPUT SIGNAAL op het
scherm verschijnt, het ingangssignaal te veranderen (pagina 9),
en controleer of de grafische kaart van de computer volledig in
de juiste busconnector is gestoken.
• Indien u een oude monitor vervangt door dit model en de
melding BUITEN SCAN BEREIK op het scherm verschijnt,
dient u de oude monitor opnieuw aan te sluiten. Stel vervolgens
de grafische kaart van de computer zodanig in dat de
horizontale frequentie tussen 30 – 121kHz ligt, en de verticale
frequentie tussen 48 – 160 Hz.
Voor meer informatie over de meldingen op het scherm, zie
“Foutsymptomen en oplossingen” op pagina 18.
naar
AC IN
naar een stopcontact
netsnoer (bijgeleverd)
Stap 3: De monitor en de computer
aanzetten
Zet eerst de monitor aan en vervolgens de computer.
De installatie van uw monitor is nu voltooid.
Gebruik zo nodig de bedieningsknoppen van de monitor om het
beeld bij te stellen.
Installatie voor diverse besturingssystemen
Deze monitor beantwoordt aan de “DDC” Plug & Play norm en detecteert
automatisch alle monitorinformatie met de Windows Plug & Play functie.
Er hoeven geen specifieke drivers te worden geïnstalleerd.
Als u de monitor aansluit op uw PC en die voor de eerste maal
aanschakelt, kan de Setup Wizard op het scherm verschijnen. Klik dan
herhaaldelijk op “Next” afhankelijk van de instructies van de Wizard tot
de Plug & Play Monitor automatisch wordt geselecteerd zodat u deze
monitor kunt gebruiken.
Als uw PC/grafische kaart problemen heeft om met deze monitor te
communiceren, moet u de meegeleverde Setup Disk gebruiken.
Raadpleeg het “Read Me” bestand op de disk voor de installatieprocedure.
U kunt deze informatie ook ophalen van de web site van de fabrikant van
de grafische kaart.
Voor gebruikers van Windows NT4.0
Bij het installeren van de monitor onder Windows NT4.0 wordt geen
schermdriver gebruikt. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van Windows
NT4.0 voor meer informatie over resolutie, refresh rate en aantal kleuren.
NL
7
Universal Serial Bus (USB)
compatibele randapparatuur
aansluiten
Uw monitor is uitgerust met twee voorliggende en vier
achterliggende USB aansluitingen. Hiermee kan snel en
makkelijk USB compatibele randapparatuur (zoals toetsenbord,
muis, printers en scanners) op uw computer worden aangesloten
met behulp van een gestandaardiseerde USB kabel.
Om uw monitor te gebruiken als hub voor randapparatuur,
verbindt u de USB’s zoals hieronder afgebeeld.
De taal van de schermmenu’s
selecteren (LANG)
Er zijn Engelse, Franse, Duitse, Spaanse, Italiaanse, Nederlandse,
Zweedse, Russische en Japanse uitvoeringen van de
schermmenu's beschikbaar. De standaardinstelling is Engels.
1 Druk op de joystick.
Zie pagina 11 voor meer informatie over het gebruik van de
joystick.
MENU
b
2 Beweeg de joystick om
OK
MENU
SCHERM
CENTR.
CONV
GEOM
UIT
KLEUR
LANG
AFM.
OPTIES
LANG en druk nogmaals
op de joystick.
naar een USB
compatibele computer
naar USB compatibele
randapparatuur
L ANGUAGE
naar USB compatibele
randapparatuur
1 Zet de monitor en de computer aan.
b
b
ENGL I SH
FRANÇA I S
DEUT SCH
ESPAÑOL
I T A L I ANO
NEDER L ANDS
SVENSKA
2 Sluit uw computer aan op de vierkante voorliggende
aansluiting met behulp van de meegeleverde
USB kabel.
Voor Windows gebruikers
Als er een bericht op uw scherm verschijnt, volg dan de instructies en
kies Generic USB Hub als standaard instelling.
3 Sluit USB compatibele randapparatuur aan op de
rechthoekige achterliggende
aansluitingen.
USB
Opmerkingen
• Niet alle computers en/of besturingssystemen ondersteunen USB
configuraties. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw computer om
na te gaan of er USB apparatuur op kan worden aangesloten.
• USB driver software dient meestal op de host computer te worden
geïnstalleerd. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de randapparatuur
voor meer details.
• De monitor werkt als USB hub zolang de monitor op “on” of in de
stroomspaarstand staat.
• Wanneer u een toetsenbord of muis aansluit op de USB aansluitingen
en u vervolgens de computer voor het eerst start, kan de randapparatuur
eventueel niet functioneren. Sluit eerst het toetsenbord en de muis
rechtstreeks aan op de computer en stel de USB compatibele apparatuur
in. Sluit ze vervolgens aan op deze monitor.
• Steun niet op de monitor bij het aansluiten van de USB kabels. De
monitor kan plots verschuiven en verwondingen veroorzaken.
8
3 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om een taal
te kiezen en druk nogmaals op de joystick.
• ENGLISH: Engels
• FRANÇAIS: Frans
• DEUTSCH: Duits
• ESPAÑOL: Spaans
• ITALIANO: Italiaans
• NEDERLANDS
• SVENSKA: Zweeds
•
: Russisch
•
: Japans
Het menu sluiten
Druk eenmaal op de joystick om terug te keren naar het hoofdmenu en
druk er tweemaal op om het normale beeld te herstellen. Wanneer geen
toetsen worden ingedrukt, sluit het menu automatisch na ongeveer
30 seconden.
Om de instelling Engels opnieuw in te stellen
Druk op de RESET knop terwijl het LANGUAGE menu op het scherm
wordt weergegeven.
Het ingangssignaal selecteren
Op deze monitor kunnen twee computers worden aangesloten via
HD15 en BNC. Kies één van beide computers met behulp van de
INPUT schakelaar.
x Met behulp van het schermmenu.
1 Druk op de joystick om het hoofd-MENU op het
scherm te doen verschijnen.
MENU
Druk op de INPUT toets.
b
Bij elke druk op deze toets wisselen het ingangssignaal en de
betreffende indicator elkaar af.
Wanneer de toets is ingedrukt, wordt BNC geselecteerd en
wanneer de toets niet is ingedrukt, wordt HD15 geselecteerd.
OK
MENU
SCHERM
CENTR.
CONV
GEOM
UIT
KLEUR
LANG
AFM.
OPTIES
HD15
2 Beweeg de joystick om
INPUT
BNC
De geselecteerde aansluiting verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
“HD15” of “BNC” verschijnt op het scherm.
Opmerking
Indien de geselecteerde ingang geen signaal krijgt, verschijnt de melding
GEEN INPUT SIGNAAL op het scherm. Na een aantal seconden schakelt
de monitor in de energiebesparende stand. Als dit gebeurt, moet u
omschakelen naar de andere connector.
Beeldgrootte en –centrering
automatisch regelen (AUTO)
U kunt het beeld makkelijk het scherm laten vullen door op de
ASC (auto sizing & centering) toets te drukken of via het
schermmenu.
x Gebruik van de ASC toets
CENTR. of
AFM. te
laten oplichten en druk nogmaals op de joystick.
AFM . / CENTR .
b
b
26
3 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om
(AUTO) te selecteren.
AFM . / CENTR .
b
AUTO
AAN
4 Beweeg de joystick naar rechts ,.
Het beeld vult automatisch het scherm.
Druk op de ASC toets.
Het beeld vult automatisch het scherm.
NL
ASC
Opmerkingen
• Deze functie is bedoeld voor computers die draaien onder Windows of
een soortgelijke grafische gebruikersinterface met schermvullend
beeld. Ze kan eventueel niet naar behoren werken bij een donkere
achtergrond of wanneer het scherm niet volledig door het beeld wordt
gevuld (bijvoorbeeld een MS-DOS prompt).
• Beelden met een breedte/hoogte-verhouding van 5:4 (resolutie: 1280 ×
1024, 1800 × 1440) verschijnen met de effectieve resolutie en vullen
het scherm niet volledig.
• Het weergavebeeld beweegt enkele seconden terwijl deze handeling
wordt verricht. Dat wijst niet op een defect.
9
De monitor instellen
Met behulp van de schermmenu's kunt u veel instellingen van de
monitor veranderen.
Het menu gebruiken
Druk op de joystick om het hoofd-MENU op het scherm te laten
verschijnen. Zie pagina 11 voor meer informatie over het gebruik
van de joystick.
MENU
b
OK
MENU
SCHERM
CENTR.
CONV
GEOM
UIT
KLEUR
LANG
AFM.
OPTIES
Gebruik de joystick om één van de volgende menu's te selecteren.
1 CENTR. (pagina 12)
Selecteer het CENTR. menu om
beeldcentrering, -formaat of -zoom
te regelen.
10
TOP
BOT
26
7 LANG (pagina 8)
Selecteer het LANG menu om de
schermmenutaal te kiezen.
L ANGUAGE
ENGL I SH
FRANÇA I S
DEUT SCH
ESPAÑOL
I T A L I ANO
NEDER L ANDS
SVENSKA
8 OPTIES (pagina 15)
Selecteer het OPTIES menu om de
monitoropties in te stellen.
Mogelijke opties zijn:
• demagnetiseren van het scherm
• veranderen van de positie van het
schermmenu
• vergrendelen van de bedieningen
OPT I E S
DEGAUS S
AAN
9 UIT
Selecteer UIT om het menu te
sluiten.
x Het huidige ingangssignaal weergeven
De horizontale en verticale frequenties van het huidige
ingangssignaal worden weergegeven in het hoofd-MENU. Indien
het signaal overeenkomt met één van de fabrieksinstellingen van
deze monitor, wordt ook de resolutie weergegeven.
26
AFM . / CENTR .
MENU
OK
MENU
SCHERM
CENTR.
CONV
GEOM
UIT
KLEUR
LANG
AFM.
OPTIES
26
3 GEOM (pagina 12)
Selecteer het GEOM menu voor het
instellen van de rotatie en vorm van
het beeld.
GEOMETR I E
de resolutie van
het huidige
ingangssignaal
26
K L EUREN
BAS I S
5 SCHERM (pagina 13)
Kies het SCHERM menu om de
beeldkwaliteit te regelen. U kunt het
landing- en moiré-annuleereffect
regelen.
CONVERGENT I E
AFM . / CENTR .
2 AFM. (pagina 11)
Selecteer het AFM. menu om
beeldformaat, -centrering of -zoom
te regelen.
4 KLEUR (pagina 13)
Selecteer het KLEUR menu
voor het instellen van de
kleurtemperatuur van het
beeld. U kunt dit menu
gebruiken om de kleuren van
de monitor af te stemmen op
de kleuren van een geprinte
afbeelding.
6 CONV (pagina 12)
Selecteer het CONV menu voor het
instellen van de horizontale en
verticale convergentie van het beeld.
GEAVANC .
5 0 0 0K
6 5 0 0K
K L EUR
HERS T E L
s RG B
9 3 0 0K
5 0 0 0K
AAN
SCHERM
L AND I NG
26
68 . 7kHz / 85Hz
1024 768
de horizontale
en verticale
frequenties
van het huidige
ingangssignaal
x Met de joystick
1 Toon het hoofd-MENU en kies het menu dat u wilt
instellen.
Druk eenmaal op de joystick om het hoofd-MENU te laten
verschijnen. Beweeg de joystick vervolgens omhoog, omlaag,
naar links of naar rechts om het gewenste menu te laten
oplichten. Druk op de joystick om het menu item te kiezen.
De helderheid en het contrast
instellen
De instellingen van helderheid en contrast worden uitgevoerd in
een apart HELDERHEID/CONTRAST menu.
Deze instellingen worden gememoriseerd voor de signalen via de
momenteel gekozen ingangsconnector.
1 Beweeg de joystick in om het even welke richting.
b
b
Het HELDERHEID/CONTRAST menu verschijnt op het
scherm.
HE L DERHE I D / CONTRAS T
26
26
2 Regel het menu.
Beweeg de joystick omhoog, omlaag, naar links of naar rechts
om de instelling te verrichten.
2 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om de
helderheid ( ) te regelen en naar links of naar
rechts om het contrast (6) te regelen.
In de sRGB mode
Wanneer u de sRGB mode in het KLEUREN menu kiest,
verschijnt het volgende HELDERHEID/CONTRAST menu op
het scherm.
HE L DERHE I D / CONTRAS T
3 Sluit het menu.
Druk eenmaal op de joystick om terug te keren naar het
hoofdmenu en tweemaal om terug te keren naar normale
weergave. Als er geen enkele toets wordt ingedrukt, sluit het
menu automatisch na ongeveer 30 seconden.
56
s RGB
76
:
56
76
Voor meer informatie over het gebruik van de sRGB mode, zie
“De beeldkleur regelen (KLEUR)” op pagina 13.
Het menu zal na ongeveer 3 seconden automatisch van het scherm
verdwijnen.
De afmeting instellen (AFM.)
x Terugstellen van de instellingen
Druk op de RESET knop. Zie pagina 16 voor meer informatie
over het terugstellen van de instellingen.
Deze instelling wordt in het geheugen opgeslagen voor het
huidige ingangssignaal.
NL
1 Druk op de joystick.
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
2 Beweeg de joystick om
RESET
AFM. te laten oplichten
en druk nogmaals op de joystick.
Het AFM./CENTR. menu verschijnt op het scherm.
3 Beweeg eerst de joystick omhoog of omlaag om
te kiezen voor horizontale instelling of
voor
verticale instelling. Beweeg de joystick vervolgens
naar links of naar rechts om het formaat te kiezen.
11
De centrering van het beeld
instellen (CENTR.)
Deze instelling wordt in het geheugen opgeslagen voor het
huidige ingangssignaal.
3 Beweeg de joystick eerst omhoog of omlaag om het
gewenste item te selecteren. Beweeg de joystick
vervolgens naar links of naar rechts om de
instelling te verrichten.
Kies
het beeld te roteren
1 Druk op de joystick.
de zijden van het beeld te doen uitzetten of te
doen inkrimpen
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
2 Beweeg de joystick om
CENTR. te laten
oplichten en druk nogmaals op de joystick.
Het AFM./CENTR. menu verschijnt op het scherm.
de zijden van het beeld naar links of rechts te
verschuiven
de breedte van het beeld aan de bovenkant van het
scherm aan te passen
3 Beweeg eerst de joystick omhoog of omlaag om
het beeld naar links of rechts te verschuiven aan
de bovenkant van het scherm
te kiezen voor horizontale instelling of
voor
verticale instelling. Beweeg de joystick vervolgens
naar links of naar rechts om het beeld te centreren.
Het beeld vergroten of verkleinen
(ZOOM)
Deze instelling wordt in het geheugen opgeslagen voor het
huidige ingangssignaal.
1 Druk op de joystick.
Om
De convergentie instellen (CONV)
Met de CONV instellingen kunt u de kwaliteit van het beeld aanpassen
door de convergentie te regelen. De convergentie heeft betrekking op
de uitlijning van de rode, groene en blauwe kleursignalen.
Indien u rode of blauwe schaduwen rond letters of lijnen ziet,
moet u de convergentie bijstellen.
Deze instellingen worden in het geheugen opgeslagen voor alle
ingangssignalen.
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
1 Druk op de joystick.
2 Beweeg de joystick om
AFM. of
CENTR. te
laten oplichten en druk nogmaals op de joystick.
Het AFM./CENTR. menu verschijnt op het scherm.
3 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om
(zoom) te selecteren en beweeg de joystick naar
links of naar rechts om het beeld te vergroten of te
verkleinen.
Opmerking
Het instellen stopt op het moment dat de horizontale of verticale afmeting
de maximale of minimale waarde bereikt heeft.
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
2 Beweeg de joystick om
CONV te laten oplichten
en druk nogmaals op de joystick.
Het CONVERGENTIE menu verschijnt op het scherm.
3 Beweeg de joystick eerst omhoog of omlaag om het
gewenste item te selecteren. Beweeg de joystick
vervolgens naar links of naar rechts om de
instelling te verrichten.
Kies
rode of blauwe schaduwen
horizontaal te verschuiven
De beeldvorm instellen (GEOM)
Met de GEOM instellingen kunt u de rotatie en vorm van het
beeld bijstellen.
De
(rotatie) instelling wordt in het geheugen opgeslagen voor
alle ingangssignalen. Alle andere instellingen worden in het
geheugen opgeslagen voor het huidige ingangssignaal.
1 Druk op de joystick.
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
2 Beweeg de joystick om
GEOM te laten oplichten
en druk nogmaals op de joystick.
Het GEOMETRIE menu verschijnt op het scherm.
12
Om
rode of blauwe schaduwen verticaal
te verschuiven
TOP
V CONV. BOVEN
rode of blauwe schaduwen bovenaan
het scherm verticaal te verschuiven
BOT
V CONV. ONDER
rode of blauwe schaduwen onderaan
het scherm verticaal te verschuiven
De beeldkwaliteit regelen
(SCHERM)
Met de SCHERM instellingen kan de beeldkwaliteit worden
geregeld door moiré en landing in te stellen.
• Regel de landing wanneer de kleur in de hoeken van het scherm
ongelijkmatig is.
• Annuleer de moiré wanneer ellips- of golfvormige patronen op
het scherm verschijnen.
De ONDERDRUK MOIRE en MOIRE CORRECTIE
instellingen worden gememoriseerd voor het huidige
ingangssignaal. Alle andere instellingen worden voor alle
ingangssignalen gememoriseerd.
1 Druk op de joystick.
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
2 Beweeg de joystick om
SCHERM te laten
oplichten en druk nogmaals op de joystick.
Het SCHERM menu verschijnt op het scherm.
3 Beweeg de joystick eerst omhoog of omlaag om het
gewenste item te selecteren. Beweeg de joystick
vervolgens naar links of naar rechts om de
instelling te verrichten.
De beeldkleur regelen (KLEUR)
Met de KLEUR instellingen kunt u de beeldkleurtemperatuur
regelen door het kleurniveau van het witte kleurveld te
veranderen. De kleuren hebben een rode tint bij lage temperatuur
en een blauwe tint bij hoge temperatuur. Deze regeling is handig
om de monitorkleuren af te stemmen op drukkleuren.
1 Druk op de joystick.
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
2 Beweeg de joystick om
KLEUR te laten oplichten
en druk nogmaals op de joystick.
Het KLEUREN menu verschijnt op het scherm.
3 Beweeg de joystick naar links of naar rechts om de
regelstand te kiezen.
Er is keuze uit drie instelmodes: BASIS, GEAVANC. en
sRGB.
4 Beweeg de joystick eerst omhoog of omlaag om het
gewenste item te selecteren. Beweeg de joystick
vervolgens naar links of naar rechts om de
instelling te verrichten.
Voer de regeling uit als volgt.
BASIS mode
Kies
Om
LANDING
kleuronregelmatigheden in de linker
bovenhoek van het scherm te
minimaliseren.
LANDING
kleuronregelmatigheden in de rechter
bovenhoek van het scherm te
minimaliseren.
LANDING
kleuronregelmatigheden in de linker
benedenhoek van het scherm te
minimaliseren.
LANDING
kleuronregelmatigheden in de rechter
benedenhoek van het scherm te
minimaliseren.
ONDERDRUK
MOIRE*
de moiré-annuleerfunctie AAN of
UIT te zetten.
(MOIRE CORRECTIE)
verschijnt in het menu wanneer u
AAN kiest.
het moiré-annuleereffect te
MOIRE CORRECTIE minimaliseren.
* Moiré is een natuurlijke storing die zachte, golvende lijnen op het
scherm doet verschijnen. Dit fenomeen ontstaat door de interferentie
tussen het patroon van het beeld op het scherm en het fosforpatroon van
de monitor.
Voorbeeld van moiré
K L EUREN
BAS I S
5 0 0 0K
GEAVANC .
6 5 0 0K
K L EUR
HERS T E L
s RG B
9 3 0 0K
5 0 0 0K
AAN
1 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om
kleurtemperatuurrij 1 te selecteren. Beweeg de
joystick vervolgens naar links of naar rechts om een
kleurtemperatuur te selecteren.
De vooringestelde kleurtemperaturen zijn 5000K, 6500K en
9300K. De standaard instelling is 9300K, zodat wit van
blauwachtig verandert in roodachtig wanneer de temperatuur
wordt verlaagd tot 6500K en 5000K.
2 Regel de kleurtemperatuur eventueel fijn.
Beweeg de joystick omhoog of omlaag om
kleurtemperatuurrij 2 te selecteren. Beweeg de
joystick vervolgens naar links of naar rechts om de
kleurtemperatuur fijn te regelen.
Als u de kleurtemperatuur bijregelt, worden de nieuwe
instellingen voor elk van de drie kleurtemperaturen
gememoriseerd en verandert item 1 van het schermmenu als
volgt.
• [5000K]t[ 1]
• [6500K]t[ 2]
• [9300K]t[ 3]
Opmerking
Het beeld kan wazig zijn wanneer ONDERDRUK MOIRE op AAN staat.
(wordt vervolgd)
13
NL
GEAVANC. mode
De kleur kan nog nauwkeuriger worden geregeld via de
GEAVANC. mode.
K L EUREN
BAS I S
GEAVANC .
5 0 0 0K
6 5 0 0K
R B I AS
G B I AS
B B I AS
R GA I N
G GA I N
B GA I N
De kleurtemperatuur voor elk van de videoingangen regelen
In de BASIS of GEAVANC. mode kan de kleurtemperatuur voor
elk van de video-ingangen (HD15 en BNC) nauwkeurig worden
geregeld.
s RG B
9 3 0 0K
50
50
50
50
50
50
1 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om
kleurtemperatuurrij 1 te selecteren. Beweeg de
joystick vervolgens naar links of naar rechts om een
kleurtemperatuur te selecteren.
1 Kies in het KLEUREN menu dezelfde regelstand en
kleurtemperatuur voor HD15 en BNC.
2 Regel de kleurtemperatuur in elk menu bij voor
HD15 en BNC.
De instellingen worden gememoriseerd voor elk van de HD15
en BNC connectors.
Zie pagina 9 voor meer informatie omtrent de connectorkeuze.
sRGB mode
2 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om
regelitem 2 te selecteren. Beweeg de joystick
vervolgens naar links of naar rechts om BIAS
(zwartniveau) te regelen.
Hiermee worden de donkere zones van een beeld geregeld.
3 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om
regelitem 3 te selecteren. Beweeg de joystick
vervolgens naar links of naar rechts om GAIN
(witniveau) te regelen.
Hiermee worden de lichte zones van een beeld geregeld.
Bij de regelpunten 2 en 3 kan de R (rode), G (groene) en
B (blauwe) component van het ingangssignaal worden
geregeld.
Als u de kleurtemperatuur bijregelt, worden de nieuwe
instellingen voor elk van de drie kleurtemperaturen
gememoriseerd en verandert item 1 van het schermmenu als
volgt.
• [5000K]t[ 1]
• [6500K]t[ 2]
• [9300K]t[ 3]
14
De kleurinstelling sRGB is een gestandaardiseerd kleurprotocol
om de beeld- en drukkleuren van sRGB compatibele
computerapparatuur te harmoniseren. Om de kleuren te regelen
volgens het sRGB profiel, kiest u gewoon sRGB in het
KLEUREN menu. Om sRGB kleuren echter correct weer te
geven (γ=2,2, 6500K), moet u uw computer instellen op het sRGB
profiel en de helderheid (
) en het contrast (6) instellen zoals
aangegeven in het menu. Zie pagina 11 voor informatie over het
instellen van helderheid (
) en contrast (6).
Opmerking
Uw computer en andere aangesloten apparatuur (zoals bijvoorbeeld een
printer) moeten compatibel zijn met sRGB.
K L EUREN
BAS I S
: 56
GEAVANC .
s RG B
: 7 6 VOOR s RG B
K L EUR
HERS T E L
AAN
De kleur van de BASIS of sRGB menu’s herstellen
De kleuren van de meeste computermonitors vertonen de neiging
om na jarenlang gebruik aan helderheid in te boeten. Met de
KLEUR HERSTEL functie via het BASIS en sRGB menu kunt u de
originele kleur herstellen. Hoe dat kan via het BASIS menu, leest u
hieronder.
1 Beweeg de joystick naar links of naar rechts om
BASIS of sRGB mode te selecteren.
2 Beweeg eerst de joystick omhoog of omlaag om
(KLEUR HERSTEL) te selecteren. Beweeg de
joystick vervolgens naar rechts.
Het beeld verdwijnt terwijl de kleur wordt hersteld (ongeveer
2 seconden). Wanneer de kleur is hersteld, verschijnt het
beeld weer op het scherm.
Opmerkingen
• Alvorens deze functie te gebruiken, moet de monitor minstens
30 minuten in de normale stand hebben gewerkt (groen
controlelampje). Wanneer de monitor is overgeschakeld naar de
stroomspaarstand, moet u hem eerst weer in de normale werkingsstand
brengen en 30 minuten wachten. Eventueel dienen de
stroomspaarinstellingen van uw computer te worden aangepast om de
monitor gedurende 30 minuten in de normale werkingsstand te houden.
Wanneer de monitor niet klaar is, verschijnt het volgende bericht.
K L EUREN
BAS I S
5 0 0 0K
GEAVANC .
6 5 0 0K
s RG B
9 3 0 0K
5 0 0 0K
K L EUR
HERS T E L
BESCH I KBAAR
NA OPWARMEN
• Deze functie kan na verloop van tijd minder effectief worden door de
natuurlijke veroudering van de beeldbuis.
Extra instellingen (OPTIES)
De monitor kan handmatig worden gedemagnetiseerd (degaussfunctie). Wijzig de menupositie en vergrendel de
bedieningselementen.
1 Druk op de joystick.
Het hoofd-MENU verschijnt op het scherm.
2 Beweeg de joystick om
OPTIES te laten
oplichten en druk nogmaals op de joystick.
Het OPTIES menu verschijnt op het scherm.
3 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om het
gewenste regelitem te selecteren.
Stel de gewenste optie in aan de hand van onderstaande
instructies.
Het scherm demagnetiseren
De monitor wordt automatisch gedemagnetiseerd wanneer de
stroom wordt ingeschakeld.
Om de monitor handmatig te demagnetiseren, beweegt
u de joystick eerst omhoog of omlaag om
(DEGAUSS) te selecteren. Beweeg de joystick
vervolgens naar rechts.
Het scherm wordt gedurende ongeveer 2 seconden
gedemagnetiseerd. Indien er een tweede demagnetiseringscyclus
nodig is, dient u voor het beste resultaat 20 minuten te wachten.
De positie van het menu veranderen
Als het menu een afbeelding op het scherm in de weg zit, kunt u
de positie ervan veranderen.
Om het menu op het scherm te verplaatsen beweegt u
de joystick eerst omhoog of omlaag om
(H POSITIE
OSD) te selecteren voor horizontale afstelling of
(V
POSITIE OSD) voor verticale afstelling. Beweeg de
joystick vervolgens naar links of naar rechts om het
menu op het scherm te verplaatsen.
De bedieningen vergrendelen
Om de instelgegevens te beveiligen door de regelingen
te vergrendelen, beweegt u de joystick eerst omhoog of
omlaag om
(TOETSEN SLOT) te selecteren.
Beweeg de joystick vervolgens naar rechts om AAN te
selecteren.
Alleen de 1 (aan/uit) schakelaar, UIT en
(TOETSEN
SLOT) van het
OPTIES menu zullen werken. Indien er andere
punten worden geselecteerd, verschijnt het
teken op het
scherm.
De vergrendeling van de bedieningen opheffen
Herhaal bovenstaande procedure en stel
(TOETSEN SLOT) in op UIT.
15
NL
De instellingen resetten
Deze monitor heeft de volgende drie methodes voor het resetten.
Gebruik de RESET knop om de instellingen te resetten.
RESET
Een afzonderlijke optie resetten
Gebruik de joystick om het gewenste item in te stellen en druk op
de RESET toets.
Alle instelgegevens voor het huidige
ingangssignaal resetten.
Druk op de RESET knop wanneer er geen menu op het scherm
wordt weergegeven.
De volgende instellingen kunnen met deze methode niet gereset
worden:
• taal van het schermmenu (pagina 8)
• Instelmode in het KLEUREN menu (BASIS, GEAVANC.,
sRGB) (pagina 13)
• positie van het schermmenu (pagina 15)
• vergrendeling van de bedieningen (pagina 15)
Alle instelgegevens voor alle ingangssignalen
resetten.
Druk de RESET knop in en houd hem langer dan 2 seconden
ingedrukt.
Opmerkingen
De RESET knop werkt niet wanneer
ingesteld op AAN.
(TOETSEN SLOT) is
Technische kenmerken
Fabrieks- en gebruikersinstellingen
Wanneer de monitor een ingangssignaal ontvangt, stemt deze dit
signaal automatisch af op één van de fabrieksinstellingen die in
het geheugen van de monitor zijn opgeslagen, om een beeld van
hoge kwaliteit in het midden van het scherm te verkrijgen. (Zie
Appendix voor een lijst van de fabrieksinstellingen.) Voor
ingangssignalen die niet overeenkomen met één van de in de
fabriek ingestelde standen, garandeert de Digitale Multiscantechnologie van deze monitor dat er een helder beeld op het
scherm verschijnt voor elke instelling in het frequentiebereik van
de monitor (horizontaal: 30 – 121 kHz, verticaal: 48 – 160 Hz).
Indien het beeld wordt bijgesteld, worden de instelgegevens
opgeslagen als gebruikersinstelling en automatisch weer
opgeroepen op het moment dat hetzelfde ingangssignaal wordt
ontvangen.
Opmerking voor Windows gebruikers
Windowsgebruikers moeten de handleiding van de gebruikte
videokaart of het stuurprogramma van de video kaart raadplegen
en de hoogst beschikbare verversingfrequentie selecteren voor
een optimale monitorprestatie.
Functie voor energiebesparing
Deze monitor voldoet aan de richtlijnen voor energiebesparing
die zijn opgesteld door VESA, ENERGY STAR en NUTEK.
Indien de monitor is aangesloten op een computer of grafische
videokaart die voldoet aan DPMS (Display Power Management
Signaling), zal de monitor het energieverbruik automatisch in drie
stappen verminderen, zoals hieronder beschreven.
Energie-stand
Energieverbruik* 1 (aan/uit)
indicator
normaal bedrijf
≤ 145 W
groen
1 standby
≤ 15 W
groen en oranje
afwisselend
2 sluimer
(onderbreking)**
≤ 15 W
groen en oranje
afwisselend
3 diepe sluimer*** ≤ 1 W
(actief uit)**
oranje
uitgeschakeld
uit
*
0W
De cijfers geven het stroomverbruik aan wanneer er geen USB
compatibele randapparatuur is aangesloten op de monitor.
** “Sluimer” en “diepe sluimer” zijn energiebesparende instellingen die
zijn gedefinieerd door de Environmental Protection Agency.
*** Wanneer uw computer overschakelt naar de stroomspaarstand, wordt
het ingangssignaal onderbroken en verschijnt GEEN INPUT
SIGNAAL op het scherm. Na enkele seconden schakelt de monitor
over naar de stroomspaarstand.
16
Problemen oplossen
Lees dit gedeelte door voordat u contact opneemt met uw dealer
of de klantenservice.
Indien BUITEN SCAN BEREIK verschijnt op het
scherm
I NFORMA T I E
MON I TOR FUN CT I ONEERT
BNC
: 1 3 0 . 0 kHz / 7 5H z
BU I T EN SCAN BERE I K
W I J Z I G S I GNAA L T I M I NG
Indien er dunne lijnen op uw scherm
verschijnen (dempingsdraden)
De lijnen die u op uw scherm ziet zijn normaal voor de Trinitron
monitor en duiden niet op een storing. Het zijn schaduwen van de
dempingsdraden die gebruikt worden om het apertuurrooster te
stabiliseren en deze zijn het beste zichtbaar wanneer de
achtergrond van het scherm licht van kleur is (meestal wit). Het
apertuurrooster is het fundamentele element dat een Trinitron
beeldbuis onderscheidt van alle anderen, doordat er meer licht bij
het scherm kan komen, hetgeen resulteert in een contrastrijker,
meer gedetailleerd beeld.
Dempingsdraden
Schermberichten
Als er iets fout is met het ingangssignaal, verschijnt één van de
volgende berichten op het scherm.
Indien GEEN INPUT SIGNAAL verschijnt op het
scherm
I NFORMA T I E
MON I TOR FUNCT I ONEERT
HD 1 5
:
GEEN I NPUT S I GNAA L
WH I T E
RED
GREEN
B L UE
1 Gekozen connector
Dit bericht geeft aan welke connector (HD15 of BNC)
momenteel is gekozen.
2 Ingangssignaaltoestand
GEEN INPUT SINGAAL
Dit geeft aan dat er geen signaal wordt ingevoerd of dat er
geen signaal via de gekozen connector wordt ingevoerd.
WH I T E
RED
GREEN
B L UE
1 Gekozen connector en de frequenties van het
huidige ingangssignaal
Dit bericht geeft aan welke connector (HD15 of BNC)
momenteel is gekozen. Als de monitor de frequenties van het
huidige ingangssignaal herkent, verschijnen ook de
horizontale en verticale frequenties.
2 Ingangssignaaltoestand
BUITEN SCAN BEREIK
Geeft aan dat het ingangssignaal niet door de monitor kan
worden verwerkt.
3 Oplossingen
WIJZIG SIGNAALTIMING verschijnt op het scherm.
Wanneer u een bestaande monitor vervangt, moet u de oude
monitor opnieuw aansluiten. Stel vervolgens de videokaart
van de monitor zo in dat de horizontale frequentie tussen 30
en 121 kHz, en de verticale frequentie tussen 48 en 160 Hz
ligt.
Voor meer informatie, zie “Foutsymptomen en oplossingen” op
pagina 18.
Weergave van de naam van de monitor, het
serienummer en de productiedatum.
Als de monitor een videosignaal ontvangt, moet u de joystick
meer dan drie seconden ingedrukt houden om de informatiebox
van deze monitor te laten verschijnen.
Voorbeeld
b
INFORMATIE
MODEL : GDM F500R
SER NO : 1234567
MANUFACTURED : 1999-52
Indien het probleem niet opgelost kan worden, belt u uw erkende
Sony dealer en geeft u de volgende informatie door.
• Modelnaam: GDM-F500R
• Serienummer
• Naam en specificaties van uw computer en grafische kaart.
17
NL
Foutsymptomen en oplossingen
Indien het probleem wordt veroorzaakt door de aangesloten computer of door andere apparatuur, dient u de betreffende
instructiehandleiding te raadplegen.
Gebruik de zelfdiagnosefunctie (pagina 20) wanneer u het probleem met de volgende aanwijzingen niet op kunt lossen.
Symptoom
Controleer de volgende punten
Geen beeld
Indien de 1 (aan/uit) indicator niet
verlicht is
• Controleer of het netsnoer goed is aangesloten.
• Controleer of de 1 (aan/uit) schakelaar in de stand “aan” staat.
Indien de melding GEEN INPUT
SIGNAAL op het scherm verschijnt,
of indien de 1 (aan/uit) indicator
oranje of afwisselend groen en
oranje is
• Controleer of de videosignaalkabel goed is aangesloten en alle stekkers goed vastzitten.
Indien u de vijf BNC connectors gebruikt, moet u die in de juiste volgorde aansluiten (van
links naar rechts: Rood-Groen-Blauw-HD-VD) (pagina 6).
• Controleer of de INPUT schakelaar instelling correct is (pagina 9).
• Controleer of de pinnen van de HD15 video-ingangsconnector niet verbogen of naar
binnen gedrukt zijn.
xProblemen veroorzaakt door de aangesloten computer of andere apparatuur
• De computer staat in de energiespaarstand. Probeer een willekeurige toets op het
toetsenbord van de computer in te drukken.
• Controleer of de stroom van de computer “aan” is.
• Controleer of de grafische kaart volledig in de correcte busconector zit.
Indien de melding BUITEN SCAN
BEREIK op het scherm verschijnt
xProblemen veroorzaakt door de aangesloten computer of andere apparatuur
• Controleer of het videofrequentiebereik binnen de monitorspecificaties valt. Indien u een
oude monitor door deze monitor heeft vervangen, sluit de oude monitor weer aan en stel
het frequentiebereik op de volgende waarden in.
Horizontaal: 30 – 121kHz
Verticaal: 48 – 160 Hz
Indien er geen melding wordt
gegeven en de 1 (aan/uit) indicator
groen is of oranje knippert
• Gebruik de zelfdiagnosefunctie (pagina 20).
Indien u Windows 95/98 gebruikt
• Wanneer u een bestaande monitor vervangt, moet u de oude monitor opnieuw aansluiten en als
volgt tewerk gaan. Installeer de meegeleverde Setup Disk (pagina 7) en kies deze monitor
(“GDM-F500R”) uit de Sony monitors in het Windows 95/98 monitorkeuzescherm. Opteert u
voor “Plug and Play”, dan moet de computer worden aangesloten met de HD15
videosignaalkabel. De BNC connectors kunnen niet worden gebruikt.
Indien u een Macintosh systeem
gebruikt
• Bij aansluiting op een Power Macintosh G3 computer met drie pinrijen, moet u
controleren of de meegeleverde G3 adapter en de videosignaalkabel goed zijn aangesloten
(pagina 6).
• Voor de Power Macintosh G3 of andere modellen met twee pinrijen is een andere adapter
vereist die los verkrijgbaar is.
Het beeld flikkert, springt,
oscilleert of is vervormd
• Isoleer en elimineer alle potentiële bronnen van elektrische of magnetische velden zoals
andere monitoren, laserprinters, elektrische ventilatoren, tl-lichtlampen of televisies.
• Plaats de monitor uit de buurt van netsnoeren of plaats een magnetische afscherming bij
de buurt van de monitor.
• Probeer de monitor aan te sluiten op een ander stopcontact, bij voorkeur op een ander circuit.
• Probeer de monitor 90° naar links of naar rechts te draaien.
xProblemen veroorzaakt door de aangesloten computer of andere apparatuur.
• Controleer de handleiding van uw grafische kaart voor de juiste instelling van de monitor.
• Ga na of de grafische mode (VESA, Macintosh 21" Color, etc.) en de frequentie van het
ingangssignaal ondersteund worden door deze monitor (Appendix). Ook wanneer de
frequentie binnen het juiste bereik ligt, is het mogelijk dat bepaalde videokaarten een sync
puls hebben die zo smal is dat de monitor niet correct kan synchroniseren.
• Pas de verversingsfrequentie van de computer aan (verticale frequentie) om een optimaal
beeld te verkrijgen.
Het beeld is wazig
18
• Stel de helderheid en het contrast bij (pagina 11).
• Demagnetiseer de monitor* (pagina 15).
• Wanneer ONDERDRUK MOIRE op AAN staat, kan het beeld wazig zijn. Verminder dan het
moiré-annuleereffect of zet ONDERDRUK MOIRE op UIT (pagina 13).
Symptoom
Controleer de volgende punten
Echobeeld (ghosting)
• Gebruik geen videoverlengkabels en/of videoschakeldozen.
• Controleer of alle aansluitingen goed vastzitten.
Het beeld is niet gecentreerd of
heeft niet de juiste afmetingen
• Verricht de AUTO functie (pagina 9).
• Stel de afmetingen in (pagina 11) of centreer het beeld (pagina 12). Denk eraan dat
sommige video instellingen het scherm niet tot aan de randen vullen.
De hoeken van het beeld zijn krom • Stel de vorm van het beeld in (pagina 12).
Golvend of elliptisch patroon
(moire)
• Zet ONDERDRUK MOIRE op AAN en minimaliseer het moiré-annuleereffect (pagina
13).
xProblemen veroorzaakt door de aangesloten computer of andere apparatuur.
• Verander uw desktoppatroon.
De kleur is niet gelijkmatig
• Demagnetiseer de monitor* (pagina 15). Indien u apparatuur die een magnetisch veld
genereert, bijvoorbeeld een speaker, in de buurt van de monitor opstelt, of wanneer u de
richting van de monitor verandert, is het mogelijk dat de kleuren niet meer gelijkmatig
zijn.
• Regel de landing (pagina 13).
Onzuivere witweergave.
• Stel de kleurtemperatuur bij (pagina 13).
• Controleer of de vijf BNC connectors in de juiste volgorde zijn aangesloten (van links
naar rechts: Rood-Groen-Blauw-HD-VD) (pagina 6).
Letters en regels hebben rode of
blauwe schaduwen aan de hoeken
• Stel de convergentie bij (pagina 12).
De knoppen van de monitor
werken niet
(
verschijnt op het scherm)
• Indien de vergrendeling van de bedieningen op AAN staat, moet u deze op UIT zetten
(pagina 15).
KLEUR HERSTEL werkt niet
• Alvorens deze functie te gebruiken, moet de monitor minstens 30 minuten in de normale
stand hebben gewerkt (groen controlelampje). Meer over het gebruik van de KLEUR
HERSTEL functie leest u op pagina 15.
• Stel de stroomspaarfunctie van de computer zo in dat de monitor langer dan 30 minuten in
de normale werkingsstand blijft.
• Deze functie kan na verloop van tijd minder effectief worden door de natuurlijke
veroudering van de beeldbuis.
K L EUREN
BAS I S
5 0 0 0K
GEAVANC .
6 5 0 0K
s RG B
9 3 0 0K
5 0 0 0K
K L EUR
HERS T E L
BESCH I KBAAR
NA OPWARMEN
USB-randapparatuur werkt niet
• Controleer of de geschikte USB connectors goed zijn aangesloten (pagina 8).
• Controleer of de 1 (aan/uit) schakelaar op “aan” staat.
xProblemen veroorzaakt door de aangesloten computer of andere apparatuur
• Controleer of autonome USB compatibele randapparatuur is aangeschakeld.
• Installeer de meest recente versie van de device driver op uw computer. Raadpleeg de
fabrikant van de apparatuur voor meer informatie over de geschikte device driver.
• Indien uw USB compatibel toetsenbord of muis niet werkt, sluit ze dan rechtstreeks aan
op uw computer, start uw computer opnieuw en verricht de nodige USB afstellingen. Sluit
dan het toetsenbord of de muis weer aan op de monitor.
• Voor Windows 95 gebruikers
1. Klik met de rechter muisknop op Deze computer en kies Eigenschappen.
2. Klik op het tabblad Apparaatbeheer. Scroll omlaag en kies Universal Serial Bus
Controller.
,Als Universal Serial Bus Controller niet verschijnt, moet u een USB supplement disk
laden. Raadpleeg de fabrikant van uw computer voor meer informatie over het
bekomen van een USB supplement disk.
3. Kies Generic USB Device uit de USB controllerlijst en klik op Eigenschappen.
4. Indien de box naast “Uitschakelen in dit hardwareprofiel” is aangevinkt, verwijder dit
dan.
5. Klik op vernieuwen.
U hoort een brommend geluid
direct na het inschakelen van de
monitor
• Dit is het geluid van de zelf-demagnetiserende cyclus. Wanneer de monitor wordt
aangezet, wordt hij automatisch gedurende drie seconden gedemagnetiseerd.
* Indien een tweede demagnetiseringscyclus nodig is, dient u voor het beste resultaat eerst 20 minuten te wachten. Het is mogelijk dat er gebrom klinkt,
maar dit is geen storing.
19
NL
Zelfdiagnosefunctie
Specificaties
Deze monitor heeft een zelfdiagnosefunctie. Indien er een
probleem met de monitor of computer is, zal het scherm leeg
worden en zal de 1 (aan/uit) indicator groen oplichten of oranje
knipperen. Indien de 1 (aan/uit) indicator oranje oplicht, bevindt
de computer zich in de energiebesparende stand. Probeer een
willekeurige toets op het toetsenbord in te drukken.
CRT
Zichtbare grootte
Resolutie
Maximaal
RESET
ASC
INPUT
HD15
BNC
MENU
Aanbevolen
1 (aan/uit) indicator
Standaard beeldomvang
Indien de 1 (aan/uit) indicator groen is
Afbuigingsfrequentie*
1 Verwijder de stekker uit videoingang 1 en
Ingangswisselstroom/
Energieverbruik
videoingang 2, of schakel de aangesloten
computer(s) uit.
2 Druk tweemaal op de 1 (aan/uit) schakelaar om de
Bedrijfstemperatuar
Afmetingen
monitor uit en weer aan te zetten.
3 Beweeg de joystick gedurende 2 seconden naar
rechts , voor hij overschakelt naar de
stroomspaarstand.
Als alle vier de kleurbalken verschijnen (wit, rood, groen, blauw),
betekent dit dat de monitor goed werkt. Sluit de videoingangskabel weer aan en controleer de instelling van uw
computer.
Indien de kleurbalken niet verschijnen, gaat het mogelijk om een
defect van de monitor. Informeer uw erkende Sony dealer over het
probleem.
Indien de 1 (aan/uit) indicator oranje knippert
Druk tweemaal op de 1 (aan/uit) schakelaar om de
monitor uit en weer aan te zetten.
Indien de 1 (aan/uit) indicator groen oplicht, betekent dit dat de
monitor goed werkt.
Indien de 1 (aan/uit) indicator nog steeds knippert, gaat het
mogelijk om een defect van de monitor. Tel het aantal seconden
tussen het oranje aanflitsen van de 1 (aan/uit) indicator en neem
contact op met uw erkende Sony dealer over het probleem.
Vergeet niet de modelnaam en het serienummer van de monitor
op te schrijven. Noteer ook bouwtype en model van uw computer
en videokaart.
20
Gewicht
Plug and Play
Bijgeleverde accessoires
0,22 mm apertuurrooster pitch
21 inch diagonaal gemeten
afbuiging van 90 graden
FD Trinitron
Ongeveer 403,8 × 302,2 mm (b/h)
19,8" zichtbaar beeld
Horizontaal: 2048 punten
Verticaal: 1536 lijnen
Horizontaal: 1600 punten
Verticaal: 1200 lijnen
Ong. 388 × 291 mm (b/h)
of
Ong. 364 × 291 mm (b/h)
Horizontaal: 30 tot 121 kHz
Verticaal: 48 tot 160 Hz
100 tot 240 V, 50 – 60 Hz, 2,0 – 1,0 A
Ong. 145 W
(zonder USB apparatuur aangesloten)
10°C tot 40°C
Ongeveer 502 × 511 × 480,3 mm
(b/h/d)
Ongeveer 33 kg
DDC1/DDC2B/DDC2Bi, GTF**
Zie pagina 6
* Aanbevolen horizontale en verticale synchronisatie-conditie
• Horizontale synchronisatiebreedte moet meer dan 4,8% van
de totale horizontale tijd zijn of 0,8 µsec., naargelang van
wat het grootst is.
• Horizontale onderdrukkingsbreedte moet meer dan 2,3 µsec.
zijn
• Verticale onderdrukkingsbreedte moet meer dan 450 µsec.
zijn
** Indien het ingangssignaal compatibel is met Generalized
Timing Formula (GTF), zorgt de GTF-functie van de monitor
automatisch voor een optimaal beeld op het scherm.
Ontwerp en specificaties kunnen zonder voorafgaande
kennisgeving gewijzigd worden.