AL-KO T 16-102.6 HD V2 Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding
Hersteller siehe Typenschild
Manufacturer: see nameplate
Constructeur voir plaquette signalétique
Produttore: v. targhetta dati tecnici
Fabrikant zie typeplaatje
D
NL
GB
F
I
NL 9
NL
Vóór de montage en ingebruikneming
absoluut de handleiding lezen en opvolgen.
Geachte klant!
U hebt een voor de volle 100% gecontroleerd kwaliteitsproduct gekocht.
Als u toch reden tot reclame hebt, wendt u dan aan onze vakhandelaar
onder vermelding van het artikel- en serienummer (zie typeplaatje).
INHOUDSOPGAVE
Fabrikant
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 9
Gebruik in overeenstemming met de voorschriften . . . . . . .NL 9
Betekenis van de symbolen op het apparaat . . . . . . . . . . .NL 9
Veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 10
Gazontractor uitpakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 11
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 12
Eerste ingebruikneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 14
Besturingselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 14
Inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 16
Onderhoud en service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 18
Startaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 20
Opslag in de winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 21
Schema voor opzoeken fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 22
Garantiekarte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 23
INLEIDING
Geachte klant,
U heeft een nieuw apparaat aangeschaft. Wij bedanken u voor het
vertrouwen dat u in onze kwaliteitsproducten heeft en wensen u veel
plezier bij het werken met uw nieuwe apparaat.
Stelt u zich voordat u het apparaat voor de eerste maal in gebruik
neemt absoluut op de hoogte van de inhoud van deze handleiding!
Desondanks kunnen er van het apparaat gevaren uitgaan als het
ondeskundig of tegen de voorschriften in wordt gebruikt door
onvoldoende geschoold personeel.
De voorschriften ter voorkoming van ongevallen dienen te worden
nageleefd.
Neem a.u.b. de veiligheidsinstructies in deze handleiding en de
veiligheidsinstructies op het apparaat zelf in acht.
Op grond van voortdurende verbeteringen aan het product zijn de in dit
handboek aanwezige gegevens onderhevig aan veranderingen, maar de
fabrikant heeft niet de verplichting deze te melden of te actualiseren,
tenzij de wezenlijke eigenschappen voor veiligheid en gebruikswijze
veranderen. Schroom in geval van twijfel niet om uw leverancier in te
schakelen.
GEBRUIK IN OVEREENSTEMMING MET DE
VOORSCHRIFTEN
De gazontractor is geschikt voor het maaien van privé tuinen met een
helling van max. 10° (18%) (niet voor openbare parken, sportvelden,
land- en bosbouw) Andere toepassingen zijn alleen toegestaan met
originele accessoires.
Iedere andere verandering wordt beschouwd als onttrekking aan het
eigenlijke gebruik en heeft tot gevolg dat de garantie vervalt en dat de
fabrikant iedere verantwoordelijkheid voor schades bij de gebruiker of bij
derden afwijst.
Bedrijfstijden voor gazonmaaiers
(volgens de Emissiewet van de Bondsrepubliek)
Maandag tot zaterdag: 7 tot 12 uur en 15 tot 19 uur.
Gebruik op zon- en feestdagen niet toegestaan!
Neem a.u.b. ook de gemeentelijke voorschriften in acht.
BETEKENIS VAN DE SYMBOLEN OP HET
APPARAAT
Voor ingebruikneming deze
handleiding lezen!
Houdt derden weg uit de
gevarenzone!
Voor onderhouds- en reparatiewerk-
zaamheden de contactsleutel eraf
trekken!
Niet rijden op hellingen van meer
dan 10° (18 %) !
Attentie gevaar!
Handen en voeten uit de buurt van
de maaigereedschappen houden
Tijdens het maaien dient men
andere personen, en vooral
kinderen en dieren uit de buurt te
houden!
Gevaar: Dit niet betreden!
NL 10
NL
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1. Algemene instructies
1.1 Handleiding zorgvuldig doorlezen. Maak u vertrouwd met de juiste
manier om het apparaat te gebruiken.
1.2 Kinderen onder 16 jaar of personen die de handleiding niet kennen
mogen het apparaat niet gebruiken.
1.3 De gebruiker van het apparaat moet erop letten dat er geen
andere personen en vooral kinderen en dieren in het werkbereik
zijn. De gebruiker is verantwoordelijk tegenover derden in het
werkbereik van het apparaat.
1.4 De gebruiker van het apparaat is verantwoordelijk voor ongevallen
met andere personen of hun eigendom.
1.5 Bewaar deze handleiding om haar later te gebruiken.
1.6 De gazontractor heeft geen vergunning volgens het wegenver-
keersreglement. Het rijden op openbare wegen en straten is
daarom niet toegestaan.
1.7 Niet maaien op hellingen met een helling van meer dan 10°(18 %)!
1.8 Er mogen geen passagiers op het apparaat worden meegenomen.
2. Voorbereidende maatregelen
2.1 Tijdens het maaien moet men altijd stevige schoenen en een
lange broek dragen. Nooit op blote voeten of met open sandalen
maaien.
2.2 Controleer het volledige terrein waar de maaier wordt ingezet, en
verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde
voorwerpen. Ook tijdens het maaien moet men letten op vreemde
voorwerpen.
2.3 Benzine moet vóór het starten van de motor bijgevuld worden.
WAARSCHUWING! Benzine is zeer licht ontvlambaar!
- Sla benzine alleen maar in de daarvoor geschikte tanks op
- Tank alleen maar in de openlucht en rook tijdens het vullen niet
- Als de motor loopt of als de machine heet is mag de tankdop
niet geopend worden of mag er geen benzine bijgevuld worden.
- Als er benzine overgelopen is, mag de motor niet gestart
worden. Het apparaat moet van de met benzine vervuilde plaats
worden verwijderd, en de gemorste benzine moet van de motor
en de behuizing worden afgezogen of afgeveegd met een lap.
Iederestartpoging moet worden voorkomen totdat de
benzinedampen vervluchtigd zijn.
- Gebruik voor het voltanken een bijpassende trechter of een
vulpijp zodat er geen brandstof op de motor en de behuizing
resp. op het gazon kan terechtkomen.
- Om veiligheidsredenen moeten de benzinetank en de
tanksluiting bij beschadiging worden vervangen.
2.4 De uitlaat en het gebied rondom de uitlaat kunnen temperaturen
van 80 °C en hoger bereiken. ATTENTIE: Gevaar voor
verbranding! Beschadigde uitlaatdempers vervangen!
2.5 Vóór het gebruik moet altijd d.m.v. een visuele controle worden
gecontroleerd of het maaimes, de bevestigingsbouten en de
gehele maaiunit versleten of beschadigd zijn. Om te vorkomen dat
het apparaat niet in evenwicht verkeert moeten versleten of
beschadigde messen worden vervangen door nieuwe.
2.6 Let erop dat bij het maaien met meerdere maaimessen de
beweging van één maaimes de overige maaimessen kan
aanzetten tot draaien.
2.7 Deze controle door een vakman is nodig als de maaier b.v.
doordat hij tegen een hindernis is gebotst tot stilstand komt
(schades aan de motorassen, verbogen messen enz.)
3. Instructies m.b.t. het gebruik
3.1 De verbrandingsmotor mag niet in gesloten ruimtes lopen waarin
gevaarlijke uitlaatgassen zich kunnen ophopen
- Gevaar voor vergiftiging!
3.2 Maai alleen maar bij daglicht of bij een goede verlichting. Let ook
op de door de gemeente toegestane gebruikstijden (zie
gebruikstijden voor gazontractor).
3.3 Vóór het starten van de motor de maaivoorziening uitschakelen,
de rijaandrijving vrijzetten en de handrem gebruiken.
3.4 Let erop dat er geen "veilige" helling bestaat. Er is speciale
aandacht vereist voor het rijden op hellingen met gazon. Ter
bescherming tegen omvallen moet u:
- niet stoppen of plotseling starten als u langs de helling omhoog
of omlaag rijdt,
- langzaam koppelen, de motor gekoppeld laten, vooral als u een
helling af rijdt,
- de rijsnelheid op hellingen en tijdens nauwe bochten laag
houden;
- aandachtig op heuvels, afdalingen en andere niet zichtbare
gevaren letten;
- nooit dwars op de helling maaien als deze meer dan 10° helt
3.5 Let op autoverkeer als u een straat oversteekt of in de buurt van
de straat werkt.
3.6 Let tijdens het rijden op laaghangende hindernissen (boomtakken,
waslijnen, ), die de chauffeur kunnen verwonden.
3.7 Bij het rijden buiten het gazon moet de maaivoorziening worden
uitgeschakeld en in de hoogste maaistand worden gezet.
3.8 Gebruik nooit gazontractoren met beschadigde behuizing of
beschadigde beveiligingsvoorzieningen (b.v. grasopvangbak, ).
3.9 Voordat u de chauffeursstoel verlaat:
- Schakel de maaivoorziening uit en wacht af tot de messen
stilstaan.
- Zet de motor uit en trek de sleutel uit het contact.
3.10 Aandrijving ontkoppelen, de motor afzetten en bougiestekker resp.
sleutel wegnemen
- voordat u blokkeringen of een verstopping in het uitvoerkanaal
verwijdert
- voordat u de machine controleert, reinigt of eraan werkt;
- als men op een vreemd object is gestoten. Zoek naar
beschadigingen aan de machine en laat de vereiste reparaties
uitvoeren voordat u opnieuw start;
- als de machine ongewoon sterk begint te trillen, moet
onmiddellijk een controle plaatshebben;
- als het apparaat wordt achtergelaten of getransporteerd;
- vóór het bijvullen;
- vóórdat u de grasopvangvoorziening wegneemt
3.11 De basisafstelling van de motor is door de fabriek correct afgesteld
en mag niet worden veranderd.
3.12 Start of gebruik de startschakelaar voorzichtig (zie hoofdstuk
,,Starten van de motor"). Let erop dat er voldoende afstand is
tussen uw voeten en het maaimes.
3.13 Bij het starten of aangooien van de motor mag de gazontractor
niet omgekiept zijn.
3.14 De motor mag niet worden gestart als er zich derden vóór de
uitworpopening bevinden.
3.15 Breng nooit handen of voeten in het bereik van het roterende
maaimes. Als het maaimes roteert moeten derden uit de buurt van
de uitworpopening blijven.
3.16 Maai met een gazonmaaier met achteruitworp nooit zonder
grasopvangvoorziening of zwadaflegger.
NL 11
NL
4. Onderhouds- en opslaginstructies
4.1 Let erop dat moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten.
4.2 Wees voorzichtig bij afstelwerkzaamheden - gevaar voor
verwondingen! Klem geen vingers tussen de behuizing en het
maaimes. Draag veiligheidshandschoenen!
4.3 Sla de gazontractor met benzine in de tank nooit op binnen in een
gebouw waarin eventueel benzinedampen met open vuur of met
vonken in contact kunnen komen.
- Explosiegevaar!
4.4 Het leegmaken van de benzinetank moet in de openlucht
plaatshebben.
4.5 Laat de motor afkoelen alvorens deze in een gesloten ruimte wordt
weggezet.
4.6 Om brandgevaar te vermijden moet de motor en de uitlaat niet met
gras, bladen en naar buiten lopend vet (olie) in aanraking kunnen
komen.
4.7 Er moet regelmatig worden gecontroleerd of de grasopvangbak in
perfecte staat verkeert.
4.8 Versleten of beschadigde onderdelen moeten onmiddellijk worden
vervangen.
4.9 Vervangende maaimessen en hulpapparaten mogen alleen maar
volgens opgave van de fabrikant in de daarvoor bedoelde
gazontractoren worden gemonteerd. Alleen op deze wijze blijft de
veiligheid en het vermogen van uw gazontractor behouden.
4.10 Laat onderhoudswerkzaamheden zoals de controle van en het
bijslijpen van het mes alleen maar door de bevoegde
vakhandelaar uitvoeren.
4.11 Gebruik uitsluitend originele onderdelen en origineel toebehoren.
Wij maken u erop attent dat wij volgens de wet op de productaan-
sprakelijkheid niet aansprakelijk
zijn voor schades die door ons
apparaat zijn veroorzaakt bij:
a) ondeskundige reparaties die niet zijn uitgevoerd door onze
geautoriseerde servicepunten,
b) of als bij een vervanging van onderdelen geen
ORIGINELE RESERVEONDERDELEN worden gebruikt!
Voor accessoires gelden dezelfde bepalingen. Een serviceschrift
met adressen van onze geautoriseerde serviceplaatsen is
bijgevoegd bij elk apparaat
GAZONTRACTOR UITPAKKEN
De gazontractor wordt op een stevige houten pallet geleverd.
Plaats de pallet op een horizontale ondergrond om de verpakking
te verwijderen.
Houdt u aan de volgorde van uitpakken en de betreffende
wielvergrendelingen.
De getallen die links van de tekst staan, zoals hier b.v. ,
verwijzen naar de afbeeldingen in het voorste deel van deze
handleiding.
Open de kartonverpakking aan de bovenkant.
Verwijder de nietjes en til de kartonverpakking eraf.
Verwijder bijliggende onderdelen en verpakkingsmateriaal.
Verwijder de houten beugels.
Verwijder de voorste latten.
Verwijder de houten blokken.
Verwijder alle spijkers uit de palet.
Breng het maaimechanisme in de hoogste stand.
Zie handleiding bij:
>> Ingebruikneming - Instellen maaihoogte <<
Til de gazontractor aan de achterkant op en schuif hem van
de palet.
Verwijder de palet en het verpakkingsmateriaal zoals
voorgeschreven.
Beveilig de maaier voor de wielvergrendelingen tegen
wegrollen!
Nu kan met de montage van het apparaat worden begonnen.
5
1
2
3
4
5
NL 12
NL
MONTAGE
De volgende montagewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd
vóór de eerste ingebruikneming.
1. Montage van de wielen
2. Montage van het stuurwiel
3. Montage van de chauffeursstoel
4. Montage van de grasopvangbak
5. Montage van de grasopvangbak aan de gazontractor
Attentie !
Een ingebruikneming (ook een proefrit) zonder volledige montage
is ten strengste verboden - gevaar voor ongevallen!
De richtingaanduidingen, (rechts, links, boven …) voor dit apparaat
verwijzen naarde rijrichting gezien vanuit de chauffeursstoel.
Men dient de volgorde van de montagestappen aan te houden,
omdat anders niet gegarandeerd is dat alles zonder fouten
functioneert.
Let a.u.b. op:
De links naast de tekst aangeduide cijfers, zoals hier b.v.
verwijzen naar de afbeeldingen in het eerste deel van de
afbeelding.
Voorwielen:
Montage voorwielen
Alleen bij 13"- wielen noodzakelijk!
Beide voorwielen vergrendelen.
Til de gazontractor aan de bumper een beetje op en trek
deze naar het voorwiel.
Schuif het onderlegplaatje naar de velg.
Breng de borgring voor het onderlegplaatje in de sleuf aan
en druk hem aan.
2x borgring Ø15x29x1,5 - in schroevenzakje.
Breng de afdekkap aan.
Achterwielen:
Beide achterwielen vergrendelen.
Schuif de gazontractor naar het achterwiel tot het achterwiel
hoorbaar in de astap klikt.
De wielas zit iets buiten de velg.
O-ring Ø11 x 2,6 is af fabriek gemonteerd -
(borging van de spieën).
O-ring verwijderen - geen hergebruik
Breng steeds een onderlegplaatje
1x Ø 19 x Ø 26 en
1x Ø 20 x Ø 42
op de as aan - eerst Ø 19 x Ø 26 !
Breng de borgring in de sleuf van de as aan en druk hem
aan.
Breng de afdekkap aan.
Montage stuurwiel
De voorwielen (a) in een rechte positie overeenkomstig de
rijrichting plaatsen.
Bevestigingsmof (b) op de stuurkolom plaatsen.
Stuurwiel (c) op de bevestigingsmof plaatsen.
Positie in acht nemen: de spaak van het stuurwiel dient in
de richting van de bestuurder te wijzen.
Schijf (d) plaatsen.
Tandveerring (e) op de zeskantbout (f) schuiven.
Stuurwiel met de zeskantbout bevestigen.
Aandraaimoment: 20Nm.
Afdekking (g) plaatsen.
Montage van de chauffeursstoel
Chauffeursstoel volgens afbeelding op de opklapconsole
schroeven.
Inbusschroef M8 x 20 (2 x)
Waaierschijf Ø 8,4 x Ø 15 (2 x)
Schijf Ø 8,4 x Ø 24 (2 x)
Afstandsbus Ø 8,2 x Ø 14 (2 x)
Inbusschroef /
Vleugelbout M8 x 20 (2 x)
Waaierschijf Ø 8,4 x Ø 15 (2 x)
Zitting in de gewenste stand schuiven en schroeven via
bijgevoegde stiftsleutel (inbussleutel) SW 6 vastdraaien!
De zitting kan in de lengterichting met 75 mm worden
versteld door de schroef los te draaien .
5
17
18
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
NL 13
NL
Montage grasopvangbak
Ondergedeelte frame op een geschikte ondergrond (b.v.
tafel) leggen.
Aan beide zijden het boven- en het ondergedeelte van het
raamwerk aan elkaar vastschroeven.
Inbusschroef M 6 x 35 (4 x)
Schijf Ø 6 x Ø 18 (4 x)
Schijf Ø 6 x Ø 12 (4 x)
Zelfborgende moer M6 (4 x)
Attentie !
Draai de moeren vanwege de onderstaande fixering van
het boxtextiel alleen maar handmatig vast.
Monteer de schijf Ø 6 x Ø 18 onder de schroefkop!
Dwarsbuis vastschroeven op raam van bak.
Inbusschroef M 6 x 45 (2 x)
Schijf Ø 6 x Ø 12 (4 x)
Gebogen Schijf Ø 6 (2 x)
Zelfborgende moer M6 (2 x)
Zet het raamwerk op de onderkant van de bak met de
textielzak
Attentie !
De ribben van de onderkant van de bak naar boven.
Klik de textiel zak in het raamwerk van de bak.
Verwijder de schroeven van het bovenste raamwerk en
schroef de bevestigingslap van de textiel zak aan de boven-
en onderkant van het raamwerk van de bak.
Monteer de schijf Ø 6 x Ø 18 onder de schroefkop!
Deze werkwijze aan beide zijden uitvoeren!
Handgreep bak aan "kap links" en "kap rechts "
vastschroeven.
Schroef M 8 x 60 (2 x)
Schijf Ø 8 x Ø 15 (2 x)
Schijf (2 x)
Attentie !
De aansluitcontouren van de twee kappenmoeten
overeenkomen met de buitencontour van het deksel van
de bak!
Schroef de handgreep van de bak vast aan het deksel van
de bak.
Schroef M 6 x 20 (2 x)
Schijf Ø 6 x Ø 12 (2 x)
Schijf Ø 6 x Ø 18 (2 x)
zelfborgende moer M6 (2 x)
Deksel bak erop plaatsen en vastschroeven aan het
raamwerk van de bak.
Inbusschroef M 6 x 40 (5 x)
Schijf Ø 6 x Ø 18 (5 x)
Schijf Ø 6 x Ø 12 (5 x)
zelfborgende moer M6 (5 x)
houder (2 x)
Attentie !
Monteer de schijf Ø 6 x 18 onder de schroefkop!
Steunstang van bak (Ø 8 mm) door de onderzijde van de
bak en het onderstuk van het raamwerk schuiven.
Attentie !
De steunstang van de bak moet aan beide kanten van
de bak even ver vooruit steken.
Gasveer in de weergegeven volgorde op de steunstang van
de bak rijgen en vastschroeven. Deze werkwijze aan beide
zijden uitvoeren!
Afstandsbus Ø 12 x 13 (2 x)
Gasdrukveer (2 x)
Schijf Ø 8 x Ø15 (2 x)
zelfborgende dopmoer M8 (2 x)
Attentie !
Dopmoer zo ver vastdraaien dat de gasdrukveer nog
kan worden gezwenkt.
Montage van de grasopvangbak aan de
gazontractor
Grasopvangbak met één hand aan de handgreep van de
bak vasthouden. Met de andere hand - onder lichte druk op
het deksel van de bak - het bovengedeelte van het
raamwerk wegnemen en naar voren schuiven, totdat de
grasopvangbak in de lagerpunten vastzit.
Attentie !
De pijlen op het deksel van de bak en op de
stoelconsole moeten overeenkomen.
Als de gleuf tussen het deksel van de bak en de
stoelconsole te groot uitvalt, dan kunnen, door de schroeven
los te draaien, de armen van de bakhouder worden
bijgesteld in de aangegeven richting.
Gaffelkop van de gasdrukveer over de bevestingingsstrip
van de achterwand schuiven, tot de uitboringen in één
lijn liggen.
Borgbouten door gaffelkop en strip schuiven en
vastzetten.
Deze werkwijze aan beide zijden uitvoeren!
19
21
20
26
27
22
23
24
25
28
29
30
31
NL 14
NL
DE EERSTE INGEBRUIKNEMING
De gazontractor mag pas in gebruik worden genomen
als de montage volledig is uitgevoerd.
Veiligheidssystemen
De gazontractor is uitgerust met 3 veiligheidscontacten, die door
a) de chauffeurstoel
b) de grasvangbak en
c) het voetpedaal
worden gebruikt.
De motor kan alleen maar worde gestart als
de chauffeur op de chauffeursstoel zit, de rem wordt gebruikt en
het maaimes uitgeschakeld is.
De motor wordt automatisch uitgeschakeld als
a) de chauffeur eraf gaat als de rem niet wordt gebruikt,
b) de chauffeur eraf gaat als het maaimes nog loopt,
c) terwijl het maaimes ingeschakeld is de grasopvangbak wordt
geopend of eruit wordt genomen.
Het vullen met motorolie en brandstof
Motorkap openen:
1. In de ventilatiegleuf van de motorkap grijpen.
2. Motorkap licht in de richting van het stuurwiel trekken en
omhoog klappen totdat deze tegen de verbindingsstang
ligt.
Vóór de eerste ingebruikneming vullen met motorolie
- zie handleiding van de fabrikant van de motor.
Oliepeil regelmatig controleren.
Brandstof: Normale benzine -loodvrij
WEES VOORZICHTIG TIJDENS HET VULLEN MET
BRANDSTOF
Benzinetank alleen maar in open lucht vullen! Niet roken!
Niet tanken terwijl de motor loopt of warm is!
Voor het tanken een geschikte trechter of een vulbuis
gebruiken zodat er geen brandstof op de motor, de
behuizing of op het gazon kan worden gemorst. Als er
benzine over is gelopen, dan mag de motor niet worden
gestart. Het apparaat moet van de met benzine
verontreinigde plek worden verwijderd en de gemorste
benzine moet met een lap van de motor en de behuizing
worden gezogen of afgeveegd. Men dient iedere startpoging
te vermijden totdat de benzinedampen vervluchtigd zijn.
Bandenspanning
De bandenspanning met regelmatige tussenpozen controleren.
De exacte luchtdruk op de banden aflezen.
1 PSI = 0,07 bar
Met een in de handel gebruikelijke voetpomp kan de bandenspanning
zonder problemen worden gecontroleerd.
Startaccu
In principe is de startaccu af fabriek opgeladen. Als er toch
startproblemen ontstaan, dan moet de accu vóór de eerste
ingebruikneming van de gazontractor worden opgeladen.
De startaccu wordt tijdens het gebruik van de motor opgeladen. Onder
normale omstandigheden zal het daarom pas na langere stilstand
(langer dan 3 maanden) nodig zijn de accu te herladen.
Laden van de startaccu: zie onder onderhoud en service.
Wij adviseren om deze onderhoudsvrije en gasdichte startaccu met
een speciaal daarvoor geschikt oplaadapparaat op te laden (te
koop bij de vakhandelaar).
Bij gebruik van een ander oplaadapparaat mag de lapstroom niet
hoger zijn dan 5 A en mag de oplaadspanning max. 14,4 V zijn. Bij
een hogere oplaadspanning bestaat het gevaar dat de accu
explodeert!!!
De startaccu kan worden gerecycled.
Opgebruikte en defecte startaccu's mogen niet met het huisvuil
worden meegegeven. De deskundige verwijdering van deze
accu's wordt uitgevoerd door de vakhandelaar of de fabrikant
van het apparaat, of door de plaatselijke accuverzamelpunten
(let hiervoor op de plaatselijke, gemeentelijke bepalingen).
BEDIENINGSELEMENTEN
Gashendel
Via de gashendel wordt het toerental van de motor
geregeld. Om zo effectief mogelijk te kunnen maaien moet
de gashendel open worden gedraaid.
Lichtschakelaar
Voor het inschakelen van de schijnwerpers de
lichtschakelaar gebruiken.
Contactslot
Voor het starten van de motor de contactsleutel in het
contactslot doen en naar rechts naar stand ,,II' draaien.
Zodra de motor loopt de contactsleutel loslaten
(contactsleutel gaat terug naar stand ,,I").
Voor het uitschakelen van de motor de gashendel open
zetten, dan de contactsleutel in stand ,,0" draaien.
Schakelaar maaimes
Met deze tuimelschakelaar wordt het maaimes in werking
gesteld.
Schakelaarstand - Maaimes ingeschakeld
Schakelaarstand - Maimes uitgeschakeld
32
33
34
39
NL 15
NL
Betekenis van de symbolen op het
voetpedaal
koppeling
rem
Voetpedaal rechts: "Koppeling/rem"
Als het pedaal half wordt ingedrukt, wordt er ontkoppeld.
Als men het pedaal volledig intrapt dan wordt er
ontkoppeld en wordt de schijfremmvan de aandrijving
gebruikt.
Als het voetpedaal volledig is ingedrukt, kan door de
blokkeerhendel in te drukken (met de hak van de
schoen) (naar links het voetpedaal in de functie "rem"
worden vastgezet.
Door het voetpedaal opnieuw in te drukken wordt de
vergrendeling opgeheven - de vergrendelhendel gaat terug
naar de beginstand.
Bedieningselementen voor de rijaandrijving
per type:
1. met handschakelhendel (voor hydrostaataandrijving)
2. met voetpedaal (voor hydrostaataandrijving)
3. met 5 versnellingsbak
Handschakelhendel (voor hydrostaa-
taandrijving)
Instelbare standen van de versnellingsbak
Vooruit rijden - traploos instelbare,
achteruit rijden - traploos instelbaar en een stand met
onbelaste loop.
Om veiligheidsredenen moet de schakelhendel bij het laten
opkomen van de koppeling van de rijaandrijving altijd in de
vrijstand staan.
Voetpedaal (voor hydrostaataandrijving)
Instelbare standen van de versnellingsbak:
Vooruit rijden: - traploos instelbaar,
Achteruit rijden: - traploos instelbaar
en een stand met automatische vrij- loop.
Schakelhendel (voor transmissie met 5
versnellingen)
Met de schakelhendel kunnen:
5 versnellingen vooruit,
1 versnelling achteruit en
1 stand met onbelaste loop worden ingeschakeld.
Instelhendel voor
Maaihoogteomzetting
Met de instelhendel wordt het maaimes opgetild of
neergelaten.
Er zijn zes standen beschikbaar. Om van een hogere in een
lagere stand te komen, moet bij het ontgrendelen de
drukknop op het uiteinde van de hendel worden ingedrukt.
Om in een hogere stand te komen moet u de hendel alleen
maar naar boven de gewenste stand in te trekken.
35
35
36a
36b
38
39
NL 16
NL
INGEBRUIKNEMING
Het starten van de motor
Attentie !
Controleer het oliepeil elke keer voordat u de machine gebruikt!
Uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos
en dodelijk gas. Start daarom de motor niet in slecht geventileerde
of gesloten ruimten.
Neem plaats op de chauffeursstoel.
Trap het rechter voetpedaal (koppeling/rem) volledig in
- eventueel met vergrendelhendel vastzetten.
- Het maaimes mag niet zijn ingeschakeld!
Bij koude start de gashendel op CHOK zetten.
Type: 18 PS / 20 PS
CHOKE - knop uittrekken.
Bij een warme motor de gashendel op SNEL zetten.
Contactsleutel in contactslot steken.
Contactsleutel naar rechts naar stand "II" (start) draaien.
Als de motor loopt, contactsleutel loslaten. (De contactsleutel
springt automatisch naar stand "I" terug.)
Een startpoging mag slechts ong. 5 sec. duren, zodat de startaccu
niet onnodig wordt belast.
Zodra de motor loopt, de gashendel in een stand tussen
en zetten.
Type: 18 PS / 20 PS
CHOKE - knop terugschuiven tot deze hoorbaar vastklikt.
Als de chokeknop met lopende motor in de uitgetrokken stand
blijft, levert de motor geen optimaal vermogen (motor rookt,
bougies komen onder het roet, verhoogd benzineverbruik).
Hydrostaataandrijving
s’Winters – bij temperaturen beneden 0°C
Koppeling/rempedaal loslaten.
Motor starten en de schakelhendel voor de hydrostaataandrijving
ca. 30 seconden in de vrijloop zetten – Optimalisering viscositeit
van de transmissieolie
Pas dan gaan rijden.
Voordat het aaimes wordt ingeschakeld, moet de motor enkele
minuten warmlopen.
Het afzetten van de motor
Schakel het maaimes uit.
Gashendel openzetten .
Rempedaal helemaal indrukken - indien nodig rempedaal
vastzetten.
Contactsleutel naar links in stand "0" zetten.
Als de gazontractor niet gebruikt wordt of zonder toezicht is, de
contactsleutel uit het slot halen en rempedaal vastzetten!
Het rijden met de gazontractor
Trap het rechter voetpedaal (koppeling/rem) volledig in
- eventueel met vergrendelhendel vastzetten.
- Het maaimes mag niet zijn ingeschakeld!
Motor starten.
met transmissie met 5 versnellingsbak:
Als de motor loopt, de bijpassende voor- of achteruitversnelling
gebruiken.
Als de gazontractor voor de eerste maal wordt gebruikt, is het aan
te bevelen alleen de 1ste versnelling te gebruiken.
Om te beginnen met rijden het koppelings-/rempedaal langzaam
omhoog komentappen.
De transmissie met 5 versnellingen niet tijdens het
rijden schakelen!
Bij het omzetten naar een andere versnelling moet de
gazontractor stilstaan.
met hydrost
aataandrijving / met handschakelhendel:
Als de motor loopt de rem loslaten - (de voet van het koppeling-
/rempedaal nemen).
Door middel van de schakelhendel de rijrichting (voor- of
achterwaarts) bepalen.
Als de gazontractor voor de eerste maal wordt gebruikt, is het aan
te raden alleen met minimale snelheid te rijden.
met hydrost
aataandrijving / met voetpedaal:
Als de motor loopt de rem loslaten - (de voet van het koppeling-
/rempedaal nemen).
Door middel van het respectievelijke pedaal de rijrichting (voor- of
achterwaarts) bepalen.
Als de gazontractor voor de eerste maal wordt gebruikt, is het aan
te raden alleen met minimale snelheid te rijden.
Het remmen
Om te remmen het rechter voetpedaal
geheel indrukken.
Het inschakelen van het maaimes
Het maaimes alleen maar inschakelen als de motor loopt.
Gashendel in stand zetten.
Maaimesschakelaar in stand zetten.
Gewenste maaihoogte instellen.
Attentie !
Voor het bijzetten van het maaimes de motor ca. 1 minuut laten
warmlopen!
Bij het inschakelen van het maaimes mag de gazonmaaier niet in
hoog gras staan. Het maaidek op de hoogste maaihoogte instellen.
NL 17
NL
Het uitschakelen van het maaimes
Maaimesschakelaar in stand zetten.
Het maaimes kan zowel bij stilstand maar ook tijdens het rijden
worden uitgeschakeld.
Attentie !
Een draaiend / uitlopend maaimes kan handen en voeten
stuksnijden. Houdt daarom handen en voeten uit de buurt van de
maaigereedschappen.
Afstellen van de maaihoogte
Met de instelhendel , rechts naast de chauffeursstoel,
wordt het maaidek opgetild resp. neergelaten.
Er zijn 6 hoogteafstellingen mogelijk, tussen 30 en 90 mm
maaihoogte.
De instelhendel in de dan gewenste hoogteafstelling laten
inklikken.
Het omzetten van de maaihoogte kan zowel tijdens stilstand
als tijdens het rijden worden uitgevoerd.
Attentie !
Hoogste maaihoogte instellen:
Vóór inschakeling van het maaimes
Tijdens het rijden zonder te maaien
Het rijden zonder rijaandrijving (duwen)
Attentie !
Alleen maar bij uitgeschakelde motor en met stilstaand maaimes!
a). Bij transmissie met 5 versnellingen:
1. Schakelhendel in stand 0 zetten.
2. Rem loszetten.
b) Bij hydrostaataandrijving met handschakelhendel:
1. De grasopvangbak wegnemen resp. Omhoog
klappen.
2. Bypasshendel uittrekken en naar beneden
inkliken.
3. Rem loszetten.
De gazontractor kan nu zonder problemen worden geduwd.
c) Bij hydrostaataandrijving met voetpedaal:
1. De grasopvangbak wegnemen resp. omhoog
klappen.
2. Bypasshendel inschuiven en naar beneden inklikken.
De gazontractor kan nu zonder problemen worden geduwd.
Het rijden en het maaien
Om een mooi maairesultaat te verkrijgen moet de rijsnelheid
aangepast worden aan de gazonomstandigheden.
a) Hendel-/pedaalstand bij hydrostaataandrijving:
- hoog/dicht gras en vochtig gras: 0 - ¼
- normaal gras, wekelijks maaien: 1/2 - 2/3
De hendel-/ pedaalposities 2/3 - 1/1 zijn bedoeld om te
rijden zonder te maaien.
b) Hendelstand bij transmissie met 5 versnellingen:
- hoog/dicht gras en vochtig gras: 1e versnelling
- normaal gras, wekelijks maaien: 2e - 3e versnelling
De 4e en 5e versnelling zijn bedoeld om te rijden zonder te
maaien.
Normaal gesproken bedraagt de maaihoogte 4 - 5 cm. Dit komt overeen
met de 2e/3e inkeping in de hoogteafstelling. Bij vochtig en nat gras met
een hogere maaihoogte maaien.
Bij zeer hoog gras is het zinvol in twee keer te maaien. Bij de eerste
maaibeurt de max. maaihoogte afstellen, bij de tweede vervolgens de
gewenste hoogte instellen.
39
40a
40b
37
38
NL 18
NL
Het rijden op hellingen
Bij het rijden op hellingen moet men bijzonder voorzichtig zijn. Neem de
onderstaande instructies a.u.b. in acht:
- Niet rijden op hellingen van meer dan 10° (18 %).
- Niet schokkend beginnen te rijden.
- De rijsnelheid laag houden.
- Niet stoppen of hevig versnellen.
- Niet ontkoppelen als men een helling afrijdt.
Het leegmaken van de grasopvangbak
Het leegmaken van de grasopvangbak kan gebeuren vanaf de
chauffeursstoel.
Attentie !
Als de grasopvangbak gevuld is, gaat er een akoestisch signaal.
Nu moet de bak op zijn laatst worden leeggemaakt.
Maaimes uitschakelen - akoestisch signaal verstomt.
Grasopvangbak leegmaken:
Druk op de vergrendelingsknop van de bak.
Schuif de vergrendelingsknop van de bak naar
achteren, totdat deze inklikt.
Grasopvangbak met de hand naar boven trekken.
Om de grasopvangbak volledig leeg te maken meerdere
malen schudden.
Als de grasopvangbak wordt omhoog geklapt resp. eruit
gehaald terwijl het maaimes is ingeschakeld, dan slaat
de motor af.
Het sluiten van de grasopvangbak.
1. Druk op de vergrendelingsknop van de bak.
2. Schuif de vergrendelingsknop van de bak naar voren,
totdat deze weer naar boven gaat.
3. Grasopvangbak met de hand naar beneden duwen, tot
deze in de onderste blokkering inklikt.
Attentie !
Als de grasopvangbak niet op de juiste wijze is
ingeklikt, kan het maaimes niet worden ingeschakeld.
ONDERHOUD EN VERZORGING
Reiniging van de gazontractors
Om de gazontractor optimaal te laten functioneren moet hij regelmatig
worden gereinigd.
Ledere keer als de gazontractor en de grasopvangzak zijn gebruikt
moeten zij worden gereinigd van eraan plakkende vervuiling.
Grasopvangbak
Grasopvangbak van de gazontractor afhalen.
Om de grasopvangbak van de gazontractor af te halen moet
de gasveren losgemaakt worden.
De textiel zak van buiten met een straal water afsproeien.
Indien nodig ook de binnenzijde van de textiel zak met een
wasborstel reinigen.
Behuizing / motor / aandrijving
De motor en alle plaatse met lagers (wielen, aandrijving, meslagering, )
niet met water, en vooral niet met een hogedrukreiniger afsproeien.
Water dat in de ontsteking, de carburateur en in het luchtfilter
binnendringt kan storingen veroorzaken. Water dat in de plaatse met
lagers zit kan ertoe leiden dat de smering verloren gaat en hierdoor de
lagers verwoest worden.
Voor het verwijderen van vuil en grasresten en lap, handveger,
borstel met lange steel, gebruiken.
Elektrische installatie
De elektrische installatie niet met water reinigen.
Binnendringen van water in de elektrische installatie
(schakelaar, display, kabels, besturingselementen enz.)
kan leiden tot beschadiging ervan.
Uitworpkanaal
Door regelmatige reiniging wordt de lichte loop van de
maaihoogteomzetting gegarandeerd.
Het uitworpkanaal bestaat uit twee in elkaar geschoven
gedeelten.
Het onderste gedeelte is zit vast in de maaibehuizing.
Het bovenste gedeelte kan eruit worden getrokken om te
worden gereinigd.
Vóór het verwijderen van het uitworpkanaal moet de
grasopvangbak eraf worden gehaald.
Schroefbevestiging links en rechts op het uitworpkanaal
verwijderen.
Attentie !
Onder iedere schroef zit een onderlegring.
Uitworpkanaal door de achterwand naar achteren eruit
trekken. Bovenste en onderste uitworpkanaal grondig
reinigen.
De montage van het uitworpkanaal gebeurt in omgekeerde
volgorde.
Slijpen of vervangen van het maaimes
Slijp het maaimes altijd aan het einde van het maaiseizoen of vervang
het indien nodig.
Laat het maaimes altijd door een klantenservicewerkplaats slijpen of
vervangen (meting van de onbalans).
Niet-uitgebalanceerde messen leiden tot sterke trillingen van de
maaier. Gevaar voor ongevallen!
41
42
27
NL 19
NL
Maaisysteem
Op het maaidek bevinden zich één aansluitning voor een ½"
waterslangkoppeling.
Door een waterslang aan te sluiten kan het maaisysteem
worden gereinigd.
Tijdens het reinigingsproces moet de grasopvangbak of
een geschikte accessoire gemonteerd zijn.
1. Maaidek tot op laagste hoogte laten zakken.
2. Motor starten - afstellen op middelste motortoerental
3. Schakel het maaimes in.
4. Waterslang aansluiten en water opendraaien.
Na enkele minuten is het maaisysteem gereinigd.
5. Maaisysteem nog enkele minuten laten lopen om het
water eruit te slingeren.
6. Grasopvangbak reinigen en laten drogen.
Controle door een deskundige is vereist
- nadat tegen een hindernis is aangereden
- bij defecte V-snaren
- als de motor onmiddellijk stilstaat
- als het remvermogen afneemt
- bij verbogen messen (niet uitrichten)
- bij het doorglijden van de aandrijfriem
- bij een verbogen motoras (niet uitrichten)
- bij een defect aan de meshouder
- bij schades aan de transmissie
43
ONDERHOUD EN SERVICE
Alle onderhouds-, service en reinigingswerkzaamheden mogen alleen maar worden uitgevoerd als de motor stilstaat en
afgekoeld is en de contactsleutel eraf gehaald is.
De onderstaande werkzaamheden mogen door de gebruiker zelf worden uitgevoerd. Alle overige onderhouds-, service- en
reparatiewerkzaamheden moeten bij een geautoriseerde servicewerkplaats worden uitgevoerd.
)* zie handleiding van de fabrikant van de motor
Bij sterke belasting en bij hoge temperaturen kunnen kortere onderhoudstussenpozen dan in de boven aangegeventabel nodig zijn.
Motoroliepeil controleren )* n
Motorolie verversen )* n n
Luchtfilter reinigen )* n
Luchtfilter vervangen )* n
Bougie controleren )* n
Rem controleren n
Bandenspanning controleren n
Maaimes controleren n
Controleren op losse onderdelen n n
V-snaar controleren n
Reiniging van de gazontractors n
Luchtaanzuigrooster op de motor reinigen n n
Gras- en maairestanten van transmissier reinigen n
Bij hydrostatische aandrijving:
ventilator voor koeling overbrenging reinigen n
Smeerschema è bladzijde NL 20
Iedere keer
vóór gebruik
Iedere keer na
gebruik
Na de eerste 5
uur
Om de 25
bedrijfsuren
Om de 50
bedrijfsuren
Iedere keer
vóór opslag
NL 20
NL
Smeerschema
Om te garanderen dat de bewegende delen licht blijven lopen,
adviseren wij na 10 bedrijfsuren de volgende plaatsen bij te
smeren.
Vooras:
Wielnaafas rechts en links (smeernippels):
- met multifunctioneel vet
Lagering van de vooras in het frame:
- met sproeiolie;
Besturing:
Tandwielgedeelte en stuurtandwieltje bij de
stuuraandrijving
- met multifunctioneel vet;
Voor- / achterwielen:
Rollager resp. naaf
- met multifunctioneel vet
De voor- en achterwielen moeten voor het smeren
van de assen worden gedemonteerd (zie wielvervanging).
Draaiende punten en lagerpunten:
Smering van alle bewegende draaiende punten en
lagerpunten
maar ook van de kabels:
- met sproeiolie;
Olieverversing
Zie handleiding van de fabrikant van de motor.
De olieverversing kan ook plaatshebben door via het aansluitpunt voor
de olievulling de olie af te zuigen (een bijpassend apparaat is te
verkrijgen via de vakhandelaar).
Attentie !
Afwerkte olie volgens de wettelijke bepalingen afvoeren.
Afgewerkte olie niet in de riolering of in de grond laten komen.
Vervuiling van het grondwater wordt streng bestraft. Depots voor
afgewerkte olie zijn alle tankstations of worden u door de
gemeentelijke overheid meegedeeld.
Luchtfilter en bougie
Zie handleiding van de fabrikant van de motor.
Schakeloverbrenging / hydrostatische
overbrenging
De overbrenging heeft geen onderhoud nodig omdat deze levenslang af
fabriek met olie is gevuld.
Om vuil en grasresten te verwijderen een lap, handveger, penseel met
lange steel, ...gebruiken.
Bandenspanning controleren
De bandenspanning met regelmatige tussenpozen controleren.
De exacte luchtdruk op de banden aflezen.
1 PSI = 0,07 bar
Met een in de handel gebruikelijke voetpomp kan de bandenspanning
zonder problemen worden gecontroleerd.
Vervanging van het wiel
Het vervangen van een wiel mag alleen maar worden
uitgevoerd op een egale en vaste ondergrond.
1. Gazontractor met blokkeerrem vastzetten en met er
onder te leggen wiggen beveiligen tegen wegrollen.
2. Aan de kant van het te verwisselen wiel de gazon-
tractor optillen en een geschikte steun (b.v. vierkant
gezaagdhout) onder een dragend element van het
rijonderstel zetten.
3. Beveiligingsschijf met schroevendraaier eraf duwen en
afstandsschijf eraf halen.
4. Wiel van de as aftreken.
Attentie !
De inlegspie bij het aftrekken van de achterwielen niet
verliezen!
Vet de assen in met in de handel gebruikelijk
multifunctioneel vet bij de hernieuwde montage.
STARTACCU
In het leveringsprogramma van de gazontractor is geen oplaadapparaat
voor de startaccu opgenomen.
Nauwkeurige accuaanduiding: zie accubehuizing.
De startaccu zit onder de motorkap.
In principe is de startaccu af fabriek opgeladen.
Verdere opladingen zijn nodig:
a) Vóór opslag voor de winterstop.
b) Als het apparaat langere tijd stilstaat (langer dan drie maanden).
Attentie !
Wij adviseren deze onderhoudsvrije en gasdichte startaccu op te
laden met een speciaal daarvoor geschikt oplaadapparaat (te
kopen via de vakhandel).
Attentie !
De oplaadstroom van het oplaadapparaat mag niet hoger zijn dan
5A en de laadspanning mag max. 14,4 V zijn. Bij een hogere
oplaadspanning bestaat het gevaar dat de accu explodeert!!!
44
NL 21
NL
Het laden van de startaccu
Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen
Vóór montage- en servicewerkzaamheden de gebruiksaanwijzing
van maaimachine en acculader in acht nemen!
Montage- en servicewerkzaamheden alleen bij uitgetrokken
contactsleutel en afgekoelde motor uitvoeren!
Acculader uitsluitend in droge ruimten gebruiken!
Montage
1. Contactsleutel eraf trekken!
2. Oplaadapparaat op het elektriciteitsnet aansluiten
en klemmen op de aansluitpolen van de accu zetten.
Let op de polariteit:
Rode klem = pluspool (+)
Zwarte klem = minpool (-)
Onderhoudsvoorschriften voor de startaccu
Voor opslag gedurende de winter de startaccu in een koele, droge
ruimte (10° - 15°C) opslaan.
Temperaturen beneden het vriespunt dienen bij de opslag te worden
vermeden.
Een lege startaccu niet gedurende een langere periode ongeladen laten.
Voor het opladen van de startaccu een geschikt oplaadapparaat
gebruiken.
De startaccu mag niet:
in de onmiddellijke nabijheid van open vuur opgeslagen,
verbrand en
op verwarmingen worden gezet.
EXPLOSIEGEVAAR
Verwoest de startaccu niet. De elektrolyt (zwavelzuur) veroorzaakt
brandwonden op de huid en tast kleding aan - onmiddellijk met veel
water afspoelen.
Aansluitpolen niet kortsluiten.
De startaccu schoon houden. Alleen maar met een droge doek afvegen.
Gebruik hiervoor geen water, benzine, verdunningsmiddel of iets
dergelijks!
Houdt de aansluitpolen schoon en vet deze in met poolvet.
Opslag in de winter
Reinig het apparaat grondig na afloop van het maaiseizoen.
De motor niet met water, vooral niet met een hogedrukreiniger
afspuiten!
Water dat in de ontsteking, de carburateur en in het luchtfilter
binnendringt kan storingen veroorzaken.
Voor het verwijderen van vuil en grasresten op de behuizing en op de
motor een lap, handveger, borstel met lange steel, gebruiken.
Het leegmaken van de brandstoftank.
Olieverversing uitvoeren en motor conserveren - zie handleiding van
de fabrikant van de motor.
Startaccu volledig opladen.
Het apparaat in een droge en vorstvrije ruimte opslaan. Bij gevaar
voor bevriezing startaccu demonteren en vorstvrij opslaan.
Als de startaccu gedurende langere tijd van stilstand (langer dan 1
maand) in het apparaat gemonteerd zit, dan moet de massakabel van
de accu losgemaakt worden.
Na een stilstand van langer dan 3 maanden de startaccu opladen.
Het is goed als u uw apparaat eens aan een winterinspectie onderwerpt.
Wendt u zich hiervoor tot uw vakhandelaar.
Transport van de gazontractor
Attentie!
Tijdens het transport van de gazontractor met transportapparatuur
(b.v. autoaanhangwagens) moet het maaidek ter ontlasting van de
Bowdenkabels gestut worden.
Opslag van de gazontractor
Attentie!
Het apparaat moet worden opgeslagen terwijl het beschermd is
tegen weersinvloeden, vooral vocht, regen en langdurige
zonnestralen
NL 22
NL
SCHEMA VOOR OPSPOREN DEFECTEN
OPHEFFING
Tank vullen, tankontluchting controleren,brandstoffilter
controleren
Gebruik altijd verse brandstof uit schone tanks,
carburateur reinigen (werkplaats)
Luchtfilter reinigen (zie ook bedieningsinstructies
motor)
Bougie reinigen, evtl. nieuwe plaatsen, bougiekabels
controleren, ontsteking controleren.
- Klantenservicewerkplaats
Bougie eruit draaien en afdrogen
Startaccu opladen
Op de juiste wijze op de chauffeursstoel gaan zitten
Rempedaal volledig indrukken
Schakel het maaimes uit
Controleren
Maaihoogte corrigeren, lucht verschaffen door even
terug te rijden
Uitworpkanaal/maaidek reinigen Motor afzetten en
bougiestekker lostrekken!
Luchtfilter reinigen (zie motorinstructies)
Afstelling laten controleren
Klantenservicewerkplaats
Messen vervangen - Gebruik alleen maar originele
vervangende messen! - Klantenservicewerkplaats
Rijsnelheid verminderen
Bypass-hendel in bedrijfsstand omzetten
[zie rijden zonder rijaandrijving (duwen)]
Mes vervangen of bijslijpen. Opnieuw geslepen
messen uitbalanceren! Gebruik alleen maar originele
vervangende messen! Klantenservicewerkplaats
Maaihoogte corrigeren
Motortoerental op max. zetten
Rijsnelheid verminderen
oppompen tot correcte spanning
- Bandenspanning zie technische gegevens
Maaihoogte corrigeren
Maaitijd uitstellen totdat het gazon is opgedrogd
Messen vervangen - Gebruik alleen maar originele
vervangende messen! - Klantenservicewerkplaats
Gras in 2x maaien
1. keer: max. maaihoogte
2. keer: gewenste maaihoogte
Textiel zak schoonmaken
Uitworpkanaal/maaidek reinigen
Maairesten op de hendel van de vulaanduiding
verwijderen- controleren of alles gemakkelijk loopt
Elektrische reparatiewerkzaamheden mogen alleen maar door een elektrovakman resp. een klantenservicewerkplaats worden
uitgevoerd!
DEFECT
Motor springt niet aan
Startmotor springt niet aan
Motorvermogen laat na
Gazontractor rijdt niet
Onzuiver maaien
Grasopvangbak vult niet
Vulaanduiding springt niet aan
Aandrijving, rem, koppeling en
maaimes
MOGELIJKE OORZAAK
Brandstoftekort
Slechte, vervuilde brandstof, oude brandstof in de tankl
Luchtfilter vervuild
Geen bougievonken
Door meerdere startpogingen ,, motor verzopen"
lege of zwakke startaccu
Veiligheidsschakelaar op de chauffeursstoel functioneert
niet
Veiligheidsschakelaar op het rempedaal functioneert niet
Maaimes ingeschakeld
Zekering (5A) op de (+) kabel van de startaccu
te hoog of te vochtig gras
Uitworpkanaal/maaidek verstopt
Luchtfilter vervuild
Carburateurafstelling klopt niet
Messen sterk afgesleten
Rijsnelheid te hoog
bij hydrost
atische aandrijving:
geen aandrijving
Messen versleten, bot
foutieve maaihoogte
te laag motortoerental
Rijsnelheid te hoog
Verschil in bandenspanning op de wielen
Maaihoogte te laag afgesteld
Gras is vochtig - is te zwaar om door de luchtstroming te
worden getransporteerd
Messen sterk afgesleten
Gras te hoog
Textiel zak verstopt - laat geen lucht door
Uitworpkanaal maaidek verstopt - restanten van de laatste
maaibeurt
Maairesten op de hendel van de vulaanduiding
regelmatig door klantenservicewerkplaats laten
controleren!
NL 23
NL
GARANTIE
Eventuele materiaal- of productiefouten in het apparaat verhelpen wij
tijdens de wettelijke garantietermijn naar onze eigen keuze door
reparatie of vervangende levering. De garantietermijn wordt telkens
bepaald volgens het recht van het land waarin het apparaat is gekocht.
Onze garantietoezegging geldt uitsluitend bij:
Deskundige behandeling van het apparaat.
Het opvolgen van de handleiding.
Het gebruik van originele rerserveonderdelen.
De garantie verbalt bij:
Pogingen het apparaat te repareren.
Technische veranderingen aan het apparaat.
Gebruik dat niet volgens de voorschriften is, b.v. industrieel of
gemeentelijk gebruik.
Van de garantie zijn uitgesloten:
Lakschade die veroorzaakt is door normale slijtage.
Aan slijtage onderhevige onderdelen die op de kaart met
reserveoderdelen aangegeven staan met een kader XXX XXX (X)
Verbrandingsmotoren - Hiervoor gelden de aparte
garantiebepalingen van de desbetreffende motorenfabrikant.
Ingeval van garantie wendt u zich a.u.b. met deze garantieverklaring en
het aankoopbewijs tot uw handelaar of tot de dichtstbijzijnde klantenser-
vicedienst.
Door deze garatietoezegging blijven de wettelijke garatnieaanspraken
van de koper den opzichte van de verkoper onaangetast.

Documenttranscriptie

D Hersteller siehe Typenschild GB Manufacturer: see nameplate F Constructeur voir plaquette signalétique I Produttore: v. targhetta dati tecnici NL Fabrikant zie typeplaatje NL Vóór de montage en ingebruikneming absoluut de handleiding lezen en opvolgen. BETEKENIS VAN DE SYMBOLEN OP HET APPARAAT Voor ingebruikneming deze handleiding lezen! Geachte klant! U hebt een voor de volle 100% gecontroleerd kwaliteitsproduct gekocht. Als u toch reden tot reclame hebt, wendt u dan aan onze vakhandelaar onder vermelding van het artikel- en serienummer (zie typeplaatje). INHOUDSOPGAVE Houdt derden weg uit de gevarenzone! Fabrikant Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 9 Gebruik in overeenstemming met de voorschriften . . . . . . .NL 9 Betekenis van de symbolen op het apparaat . . . . . . . . . . .NL 9 Veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 10 Gazontractor uitpakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 11 Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 12 Eerste ingebruikneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 14 Besturingselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 14 Inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 16 Onderhoud en service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 18 Startaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 20 Opslag in de winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 21 Schema voor opzoeken fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 22 Garantiekarte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 23 Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden de contactsleutel eraf trekken! Niet rijden op hellingen van meer dan 10° (18 %) ! INLEIDING Geachte klant, U heeft een nieuw apparaat aangeschaft. Wij bedanken u voor het vertrouwen dat u in onze kwaliteitsproducten heeft en wensen u veel plezier bij het werken met uw nieuwe apparaat. Stelt u zich voordat u het apparaat voor de eerste maal in gebruik neemt absoluut op de hoogte van de inhoud van deze handleiding! Desondanks kunnen er van het apparaat gevaren uitgaan als het ondeskundig of tegen de voorschriften in wordt gebruikt door onvoldoende geschoold personeel. De voorschriften ter voorkoming van ongevallen dienen te worden nageleefd. Neem a.u.b. de veiligheidsinstructies in deze handleiding en de veiligheidsinstructies op het apparaat zelf in acht. Attentie gevaar! Handen en voeten uit de buurt van de maaigereedschappen houden Tijdens het maaien dient men andere personen, en vooral kinderen en dieren uit de buurt te houden! Op grond van voortdurende verbeteringen aan het product zijn de in dit handboek aanwezige gegevens onderhevig aan veranderingen, maar de fabrikant heeft niet de verplichting deze te melden of te actualiseren, tenzij de wezenlijke eigenschappen voor veiligheid en gebruikswijze veranderen. Schroom in geval van twijfel niet om uw leverancier in te schakelen. Gevaar: Dit niet betreden! GEBRUIK IN OVEREENSTEMMING MET DE VOORSCHRIFTEN De gazontractor is geschikt voor het maaien van privé tuinen met een helling van max. 10° (18%) (niet voor openbare parken, sportvelden, land- en bosbouw) Andere toepassingen zijn alleen toegestaan met originele accessoires. Iedere andere verandering wordt beschouwd als onttrekking aan het eigenlijke gebruik en heeft tot gevolg dat de garantie vervalt en dat de fabrikant iedere verantwoordelijkheid voor schades bij de gebruiker of bij derden afwijst. Bedrijfstijden voor gazonmaaiers (volgens de Emissiewet van de Bondsrepubliek) Maandag tot zaterdag: 7 tot 12 uur en 15 tot 19 uur. Gebruik op zon- en feestdagen niet toegestaan! Neem a.u.b. ook de gemeentelijke voorschriften in acht. NL 9 NL VEILIGHEIDSINSTRUCTIES 1. Algemene instructies 1.1 1.7 1.8 Handleiding zorgvuldig doorlezen. Maak u vertrouwd met de juiste manier om het apparaat te gebruiken. Kinderen onder 16 jaar of personen die de handleiding niet kennen mogen het apparaat niet gebruiken. De gebruiker van het apparaat moet erop letten dat er geen andere personen en vooral kinderen en dieren in het werkbereik zijn. De gebruiker is verantwoordelijk tegenover derden in het werkbereik van het apparaat. De gebruiker van het apparaat is verantwoordelijk voor ongevallen met andere personen of hun eigendom. Bewaar deze handleiding om haar later te gebruiken. De gazontractor heeft geen vergunning volgens het wegenverkeersreglement. Het rijden op openbare wegen en straten is daarom niet toegestaan. Niet maaien op hellingen met een helling van meer dan 10°(18 %)! Er mogen geen passagiers op het apparaat worden meegenomen. 2. Voorbereidende maatregelen 2.1 Tijdens het maaien moet men altijd stevige schoenen en een lange broek dragen. Nooit op blote voeten of met open sandalen maaien. Controleer het volledige terrein waar de maaier wordt ingezet, en verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde voorwerpen. Ook tijdens het maaien moet men letten op vreemde voorwerpen. Benzine moet vóór het starten van de motor bijgevuld worden. WAARSCHUWING! Benzine is zeer licht ontvlambaar! - Sla benzine alleen maar in de daarvoor geschikte tanks op - Tank alleen maar in de openlucht en rook tijdens het vullen niet - Als de motor loopt of als de machine heet is mag de tankdop niet geopend worden of mag er geen benzine bijgevuld worden. - Als er benzine overgelopen is, mag de motor niet gestart worden. Het apparaat moet van de met benzine vervuilde plaats worden verwijderd, en de gemorste benzine moet van de motor en de behuizing worden afgezogen of afgeveegd met een lap. Iederestartpoging moet worden voorkomen totdat de benzinedampen vervluchtigd zijn. - Gebruik voor het voltanken een bijpassende trechter of een vulpijp zodat er geen brandstof op de motor en de behuizing resp. op het gazon kan terechtkomen. - Om veiligheidsredenen moeten de benzinetank en de tanksluiting bij beschadiging worden vervangen. De uitlaat en het gebied rondom de uitlaat kunnen temperaturen van 80 °C en hoger bereiken. ATTENTIE: Gevaar voor verbranding! Beschadigde uitlaatdempers vervangen! Vóór het gebruik moet altijd d.m.v. een visuele controle worden gecontroleerd of het maaimes, de bevestigingsbouten en de gehele maaiunit versleten of beschadigd zijn. Om te vorkomen dat het apparaat niet in evenwicht verkeert moeten versleten of beschadigde messen worden vervangen door nieuwe. Let erop dat bij het maaien met meerdere maaimessen de beweging van één maaimes de overige maaimessen kan aanzetten tot draaien. Deze controle door een vakman is nodig als de maaier b.v. doordat hij tegen een hindernis is gebotst tot stilstand komt (schades aan de motorassen, verbogen messen enz.) 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3. Instructies m.b.t. het gebruik 3.1 De verbrandingsmotor mag niet in gesloten ruimtes lopen waarin gevaarlijke uitlaatgassen zich kunnen ophopen - Gevaar voor vergiftiging! Maai alleen maar bij daglicht of bij een goede verlichting. Let ook op de door de gemeente toegestane gebruikstijden (zie gebruikstijden voor gazontractor). Vóór het starten van de motor de maaivoorziening uitschakelen, de rijaandrijving vrijzetten en de handrem gebruiken. Let erop dat er geen "veilige" helling bestaat. Er is speciale aandacht vereist voor het rijden op hellingen met gazon. Ter bescherming tegen omvallen moet u: - niet stoppen of plotseling starten als u langs de helling omhoog of omlaag rijdt, - langzaam koppelen, de motor gekoppeld laten, vooral als u een helling af rijdt, - de rijsnelheid op hellingen en tijdens nauwe bochten laag houden; - aandachtig op heuvels, afdalingen en andere niet zichtbare gevaren letten; - nooit dwars op de helling maaien als deze meer dan 10° helt Let op autoverkeer als u een straat oversteekt of in de buurt van de straat werkt. Let tijdens het rijden op laaghangende hindernissen (boomtakken, waslijnen, ), die de chauffeur kunnen verwonden. Bij het rijden buiten het gazon moet de maaivoorziening worden uitgeschakeld en in de hoogste maaistand worden gezet. Gebruik nooit gazontractoren met beschadigde behuizing of beschadigde beveiligingsvoorzieningen (b.v. grasopvangbak, ). Voordat u de chauffeursstoel verlaat: - Schakel de maaivoorziening uit en wacht af tot de messen stilstaan. - Zet de motor uit en trek de sleutel uit het contact. Aandrijving ontkoppelen, de motor afzetten en bougiestekker resp. sleutel wegnemen - voordat u blokkeringen of een verstopping in het uitvoerkanaal verwijdert - voordat u de machine controleert, reinigt of eraan werkt; - als men op een vreemd object is gestoten. Zoek naar beschadigingen aan de machine en laat de vereiste reparaties uitvoeren voordat u opnieuw start; - als de machine ongewoon sterk begint te trillen, moet onmiddellijk een controle plaatshebben; - als het apparaat wordt achtergelaten of getransporteerd; - vóór het bijvullen; - vóórdat u de grasopvangvoorziening wegneemt De basisafstelling van de motor is door de fabriek correct afgesteld en mag niet worden veranderd. Start of gebruik de startschakelaar voorzichtig (zie hoofdstuk ,,Starten van de motor"). Let erop dat er voldoende afstand is tussen uw voeten en het maaimes. Bij het starten of aangooien van de motor mag de gazontractor niet omgekiept zijn. De motor mag niet worden gestart als er zich derden vóór de uitworpopening bevinden. Breng nooit handen of voeten in het bereik van het roterende maaimes. Als het maaimes roteert moeten derden uit de buurt van de uitworpopening blijven. Maai met een gazonmaaier met achteruitworp nooit zonder grasopvangvoorziening of zwadaflegger. 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 NL 10 NL 4. Onderhouds- en opslaginstructies 4.1 4.2 GAZONTRACTOR UITPAKKEN Let erop dat moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten. Wees voorzichtig bij afstelwerkzaamheden - gevaar voor verwondingen! Klem geen vingers tussen de behuizing en het maaimes. Draag veiligheidshandschoenen! 4.3 Sla de gazontractor met benzine in de tank nooit op binnen in een gebouw waarin eventueel benzinedampen met open vuur of met vonken in contact kunnen komen. - Explosiegevaar! 4.4 Het leegmaken van de benzinetank moet in de openlucht plaatshebben. 4.5 Laat de motor afkoelen alvorens deze in een gesloten ruimte wordt weggezet. 4.6 Om brandgevaar te vermijden moet de motor en de uitlaat niet met gras, bladen en naar buiten lopend vet (olie) in aanraking kunnen komen. 4.7 Er moet regelmatig worden gecontroleerd of de grasopvangbak in perfecte staat verkeert. 4.8 Versleten of beschadigde onderdelen moeten onmiddellijk worden vervangen. 4.9 Vervangende maaimessen en hulpapparaten mogen alleen maar volgens opgave van de fabrikant in de daarvoor bedoelde gazontractoren worden gemonteerd. Alleen op deze wijze blijft de veiligheid en het vermogen van uw gazontractor behouden. 4.10 Laat onderhoudswerkzaamheden zoals de controle van en het bijslijpen van het mes alleen maar door de bevoegde vakhandelaar uitvoeren. 4.11 Gebruik uitsluitend originele onderdelen en origineel toebehoren. De gazontractor wordt op een stevige houten pallet geleverd. Plaats de pallet op een horizontale ondergrond om de verpakking te verwijderen. Houdt u aan de volgorde van uitpakken en de betreffende wielvergrendelingen. 5 De getallen die links van de tekst staan, zoals hier b.v. verwijzen naar de afbeeldingen in het voorste deel van deze handleiding. Open de kartonverpakking aan de bovenkant. Verwijder de nietjes en til de kartonverpakking eraf. 1 2 3 Wij maken u erop attent dat wij volgens de wet op de productaansprakelijkheid niet aansprakelijk zijn voor schades die door ons apparaat zijn veroorzaakt bij: a) b) , 4 ondeskundige reparaties die niet zijn uitgevoerd door onze geautoriseerde servicepunten, of als bij een vervanging van onderdelen geen ORIGINELE RESERVEONDERDELEN worden gebruikt! 5 Verwijder bijliggende onderdelen en verpakkingsmateriaal. Verwijder de houten beugels. Verwijder de voorste latten. Verwijder de houten blokken. Verwijder alle spijkers uit de palet. Breng het maaimechanisme in de hoogste stand. Zie handleiding bij: >> Ingebruikneming - Instellen maaihoogte << Voor accessoires gelden dezelfde bepalingen. Een serviceschrift met adressen van onze geautoriseerde serviceplaatsen is bijgevoegd bij elk apparaat Til de gazontractor aan de achterkant op en schuif hem van de palet. Verwijder de palet en het verpakkingsmateriaal zoals voorgeschreven. Beveilig de maaier voor de wielvergrendelingen tegen wegrollen! Nu kan met de montage van het apparaat worden begonnen. NL 11 NL 13 MONTAGE De volgende montagewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd vóór de eerste ingebruikneming. 1. Montage van de wielen 2. Montage van het stuurwiel 3. Montage van de chauffeursstoel 4. Montage van de grasopvangbak 5. Montage van de grasopvangbak aan de gazontractor Attentie ! Een ingebruikneming (ook een proefrit) zonder volledige montage is ten strengste verboden - gevaar voor ongevallen! 14 Breng steeds een onderlegplaatje 1x Ø 19 x Ø 26 en 1x Ø 20 x Ø 42 op de as aan - eerst Ø 19 x Ø 26 ! 15 Breng de borgring in de sleuf van de as aan en druk hem aan. 16 Breng de afdekkap aan. Montage stuurwiel 17 De richtingaanduidingen, (rechts, links, boven …) voor dit apparaat verwijzen naarde rijrichting gezien vanuit de chauffeursstoel. Men dient de volgorde van de montagestappen aan te houden, omdat anders niet gegarandeerd is dat alles zonder fouten functioneert. Let a.u.b. op: De links naast de tekst aangeduide cijfers, zoals hier b.v. verwijzen naar de afbeeldingen in het eerste deel van de afbeelding. 6 Til de gazontractor aan de bumper een beetje op en trek deze naar het voorwiel. 7 Schuif het onderlegplaatje naar de velg. 8 Breng de borgring voor het onderlegplaatje in de sleuf aan en druk hem aan. 2x borgring Ø15x29x1,5 - in schroevenzakje. 9 Breng de afdekkap aan. Tandveerring (e) op de zeskantbout (f) schuiven. Stuurwiel met de zeskantbout bevestigen. Aandraaimoment: 20Nm. Afdekking (g) plaatsen. Montage van de chauffeursstoel 18 De zitting kan in de lengterichting met 75 mm worden versteld door de schroef los te draaien . Beide achterwielen vergrendelen. Schuif de gazontractor naar het achterwiel tot het achterwiel hoorbaar in de astap klikt. 11 De wielas zit iets buiten de velg. 12 O-ring Ø11 x 2,6 is af fabriek gemonteerd (borging van de spieën). Chauffeursstoel volgens afbeelding op de opklapconsole schroeven. Œ Inbusschroef M8 x 20 (2 x) Waaierschijf Ø 8,4 x Ø 15 (2 x) Schijf Ø 8,4 x Ø 24 (2 x) Afstandsbus Ø 8,2 x Ø 14 (2 x)  Inbusschroef / Vleugelbout M8 x 20 (2 x) Waaierschijf Ø 8,4 x Ø 15 (2 x) Zitting in de gewenste stand schuiven en schroeven via bijgevoegde stiftsleutel (inbussleutel) SW 6 vastdraaien! Achterwielen: 10 Bevestigingsmof (b) op de stuurkolom plaatsen. Schijf (d) plaatsen. Voorwielen: Beide voorwielen vergrendelen. De voorwielen (a) in een rechte positie overeenkomstig de rijrichting plaatsen. Stuurwiel (c) op de bevestigingsmof plaatsen. Positie in acht nemen: de spaak van het stuurwiel dient in de richting van de bestuurder te wijzen. 5 Montage voorwielen Alleen bij 13"- wielen noodzakelijk! O-ring verwijderen - geen hergebruik NL 12 NL Montage grasopvangbak 19 20 Ondergedeelte frame op een geschikte ondergrond (b.v. tafel) leggen. Aan beide zijden het boven- en het ondergedeelte van het raamwerk aan elkaar vastschroeven. Inbusschroef M 6 x 35 (4 x) Schijf Ø 6 x Ø 18 (4 x) Schijf Ø 6 x Ø 12 (4 x) Zelfborgende moer M6 (4 x) 21 22 Zet het raamwerk op de onderkant van de bak met de textielzak 23 Verwijder de schroeven van het bovenste raamwerk en schroef de bevestigingslap van de textiel zak aan de bovenen onderkant van het raamwerk van de bak. Monteer de schijf Ø 6 x Ø 18 onder de schroefkop! Deze werkwijze aan beide zijden uitvoeren! 24 26 Deksel bak erop plaatsen en vastschroeven aan het raamwerk van de bak. Inbusschroef M 6 x 40 (5 x) Schijf Ø 6 x Ø 18 (5 x) Schijf Ø 6 x Ø 12 (5 x) zelfborgende moer M6 (5 x) houder (2 x) Attentie ! Monteer de schijf Ø 6 x 18 onder de schroefkop! Steunstang van bak (Ø 8 mm) door de onderzijde van de bak en het onderstuk van het raamwerk schuiven. Attentie ! De steunstang van de bak moet aan beide kanten van de bak even ver vooruit steken. 28 Attentie ! De ribben van de onderkant van de bak naar boven. Klik de textiel zak in het raamwerk van de bak. Handgreep bak Œ aan "kap links" vastschroeven. Schroef M 8 x 60 Schijf Ø 8 x Ø 15 Schijf Schroef de handgreep van de bak vast aan het deksel van de bak. Schroef M 6 x 20 (2 x) Schijf Ø 6 x Ø 12 (2 x) Schijf Ø 6 x Ø 18 (2 x) zelfborgende moer M6 (2 x) 27 Attentie ! Draai de moeren vanwege de onderstaande fixering van het boxtextiel alleen maar handmatig vast. Monteer de schijf Ø 6 x Ø 18 onder de schroefkop! Dwarsbuis  vastschroeven op raam van bak. Inbusschroef M 6 x 45 (2 x) Schijf Ø 6 x Ø 12 (4 x) Gebogen Schijf Ø 6 (2 x) Zelfborgende moer M6 (2 x) 25 Gasveer in de weergegeven volgorde op de steunstang van de bak rijgen en vastschroeven. Deze werkwijze aan beide zijden uitvoeren! Œ Afstandsbus Ø 12 x 13 (2 x)  Gasdrukveer (2 x) Ž Schijf Ø 8 x Ø15 (2 x)  zelfborgende dopmoer M8 (2 x) Attentie ! Dopmoer zo ver vastdraaien dat de gasdrukveer nog kan worden gezwenkt. Montage van de grasopvangbak aan de gazontractor  en "kap rechts " Ž 29 (2 x) (2 x) (2 x) Attentie ! De aansluitcontouren van de twee kappenmoeten overeenkomen met de buitencontour van het deksel van de bak! Grasopvangbak met één hand aan de handgreep van de bak vasthouden. Met de andere hand - onder lichte druk op het deksel van de bak - het bovengedeelte van het raamwerk wegnemen en naar voren schuiven, totdat de grasopvangbak in de lagerpunten vastzit. Attentie ! De pijlen op het deksel van de bak en op de stoelconsole moeten overeenkomen. 30 Als de gleuf tussen het deksel van de bak en de stoelconsole te groot uitvalt, dan kunnen, door de schroeven los te draaien, de armen van de bakhouder worden bijgesteld in de aangegeven richting. 31 Gaffelkop Œ van de gasdrukveer over de bevestingingsstrip  van de achterwand schuiven, tot de uitboringen in één lijn liggen. Borgbouten vastzetten. Ž door gaffelkop en strip schuiven en Deze werkwijze aan beide zijden uitvoeren! NL 13 NL DE EERSTE INGEBRUIKNEMING De gazontractor mag pas in gebruik worden genomen als de montage volledig is uitgevoerd. Veiligheidssystemen De gazontractor is uitgerust met 3 veiligheidscontacten, die door a) de chauffeurstoel b) de grasvangbak en c) het voetpedaal worden gebruikt. De motor kan alleen maar worde gestart als de chauffeur op de chauffeursstoel zit, de rem wordt gebruikt en het maaimes uitgeschakeld is. De motor wordt automatisch uitgeschakeld als a) de chauffeur eraf gaat als de rem niet wordt gebruikt, b) de chauffeur eraf gaat als het maaimes nog loopt, c) terwijl het maaimes ingeschakeld is de grasopvangbak wordt geopend of eruit wordt genomen. 32 33 Startaccu In principe is de startaccu af fabriek opgeladen. Als er toch startproblemen ontstaan, dan moet de accu vóór de eerste ingebruikneming van de gazontractor worden opgeladen. De startaccu wordt tijdens het gebruik van de motor opgeladen. Onder normale omstandigheden zal het daarom pas na langere stilstand (langer dan 3 maanden) nodig zijn de accu te herladen. Laden van de startaccu: zie onder onderhoud en service. Wij adviseren om deze onderhoudsvrije en gasdichte startaccu met een speciaal daarvoor geschikt oplaadapparaat op te laden (te koop bij de vakhandelaar). Bij gebruik van een ander oplaadapparaat mag de lapstroom niet hoger zijn dan 5 A en mag de oplaadspanning max. 14,4 V zijn. Bij een hogere oplaadspanning bestaat het gevaar dat de accu explodeert!!! De startaccu kan worden gerecycled. Opgebruikte en defecte startaccu's mogen niet met het huisvuil worden meegegeven. De deskundige verwijdering van deze accu's wordt uitgevoerd door de vakhandelaar of de fabrikant van het apparaat, of door de plaatselijke accuverzamelpunten (let hiervoor op de plaatselijke, gemeentelijke bepalingen). Het vullen met motorolie en brandstof Motorkap openen: 1. In de ventilatiegleuf van de motorkap grijpen. 2. Motorkap licht in de richting van het stuurwiel trekken en omhoog klappen totdat deze tegen de verbindingsstang ligt. BEDIENINGSELEMENTEN Œ Gashendel 34 Vóór de eerste ingebruikneming vullen met motorolie - zie handleiding van de fabrikant van de motor. Via de gashendel wordt het toerental van de motor geregeld. Om zo effectief mogelijk te kunnen maaien moet de gashendel open worden gedraaid.  Lichtschakelaar Ž Contactslot Voor het inschakelen van de schijnwerpers de lichtschakelaar gebruiken. Oliepeil regelmatig controleren. Brandstof: Normale benzine -loodvrij WEES VOORZICHTIG TIJDENS HET VULLEN MET BRANDSTOF Benzinetank alleen maar in open lucht vullen! Niet roken! Niet tanken terwijl de motor loopt of warm is! Voor het starten van de motor de contactsleutel in het contactslot doen en naar rechts naar stand ,,II' draaien. Voor het tanken een geschikte trechter of een vulbuis gebruiken zodat er geen brandstof op de motor, de behuizing of op het gazon kan worden gemorst. Als er benzine over is gelopen, dan mag de motor niet worden gestart. Het apparaat moet van de met benzine verontreinigde plek worden verwijderd en de gemorste benzine moet met een lap van de motor en de behuizing worden gezogen of afgeveegd. Men dient iedere startpoging te vermijden totdat de benzinedampen vervluchtigd zijn. Zodra de motor loopt de contactsleutel loslaten (contactsleutel gaat terug naar stand ,,I"). Voor het uitschakelen van de motor de gashendel open zetten, dan de contactsleutel in stand ,,0" draaien. 39 Bandenspanning De bandenspanning met regelmatige tussenpozen controleren. De exacte luchtdruk op de banden aflezen. 1 PSI = 0,07 bar Met een in de handel gebruikelijke voetpomp kan de bandenspanning zonder problemen worden gecontroleerd. NL 14 Schakelaar maaimes Œ Met deze tuimelschakelaar wordt het maaimes in werking gesteld. Schakelaarstand - Maaimes ingeschakeld Schakelaarstand - Maimes uitgeschakeld NL 35 Betekenis van de symbolen op het voetpedaal 38 Met de schakelhendel kunnen: koppeling 5 versnellingen vooruit, 1 versnelling achteruit en 1 stand met onbelaste loop worden ingeschakeld. rem 35 Voetpedaal rechts: "Koppeling/rem" Œ Als het pedaal half wordt ingedrukt, wordt er ontkoppeld. Als men het pedaal volledig intrapt dan wordt er ontkoppeld en wordt de schijfremmvan de aandrijving gebruikt.  Als het voetpedaal volledig is ingedrukt, kan door de blokkeerhendel in te drukken (met de hak van de schoen) (naar links het voetpedaal in de functie "rem" worden vastgezet. Bedieningselementen voor de rijaandrijving per type: 1. met handschakelhendel (voor hydrostaataandrijving) 2. met voetpedaal (voor hydrostaataandrijving) 3. met 5 versnellingsbak Handschakelhendel (voor hydrostaataandrijving) Instelbare standen van de versnellingsbak Vooruit rijden achteruit rijden onbelaste loop. - traploos instelbare, - traploos instelbaar en een stand met Om veiligheidsredenen moet de schakelhendel bij het laten opkomen van de koppeling van de rijaandrijving altijd in de vrijstand staan. 36b Voetpedaal (voor hydrostaataandrijving) Instelbare standen van de versnellingsbak: Œ  39 Instelhendel  voor Maaihoogteomzetting Met de instelhendel wordt het maaimes opgetild of neergelaten. Er zijn zes standen beschikbaar. Om van een hogere in een lagere stand te komen, moet bij het ontgrendelen de drukknop op het uiteinde van de hendel worden ingedrukt. Om in een hogere stand te komen moet u de hendel alleen maar naar boven de gewenste stand in te trekken. Door het voetpedaal opnieuw in te drukken wordt de vergrendeling opgeheven - de vergrendelhendel gaat terug naar de beginstand. 36a Schakelhendel (voor transmissie met 5 versnellingen) Vooruit rijden: - traploos instelbaar, Achteruit rijden: - traploos instelbaar en een stand met automatische vrij- loop. NL 15 NL Het rijden met de gazontractor INGEBRUIKNEMING Het starten van de motor Attentie ! Controleer het oliepeil elke keer voordat u de machine gebruikt! Uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos en dodelijk gas. Start daarom de motor niet in slecht geventileerde of gesloten ruimten. • Neem plaats op de chauffeursstoel. • Trap het rechter voetpedaal (koppeling/rem) volledig in - eventueel met vergrendelhendel vastzetten. - Het maaimes mag niet zijn ingeschakeld! • Bij koude start de gashendel op CHOK • Trap het rechter voetpedaal (koppeling/rem) volledig in - eventueel met vergrendelhendel vastzetten. - Het maaimes mag niet zijn ingeschakeld! • Motor starten. met transmissie met 5 versnellingsbak: • Als de motor loopt, de bijpassende voor- of achteruitversnelling gebruiken. Als de gazontractor voor de eerste maal wordt gebruikt, is het aan te bevelen alleen de 1ste versnelling te gebruiken. • zetten. De transmissie met 5 versnellingen niet tijdens het rijden schakelen! Bij het omzetten naar een andere versnelling moet de gazontractor stilstaan. Type: 18 PS / 20 PS CHOKE - knop uittrekken. • Bij een warme motor de gashendel op SNEL zetten. • Contactsleutel in contactslot steken. • Contactsleutel naar rechts naar stand "II" (start) draaien. • Als de motor loopt, contactsleutel loslaten. (De contactsleutel springt automatisch naar stand "I" terug.) • Een startpoging mag slechts ong. 5 sec. duren, zodat de startaccu niet onnodig wordt belast. • Zodra de motor loopt, de gashendel in een stand tussen en zetten. Type: 18 PS / 20 PS CHOKE - knop terugschuiven tot deze hoorbaar vastklikt. Als de chokeknop met lopende motor in de uitgetrokken stand blijft, levert de motor geen optimaal vermogen (motor rookt, bougies komen onder het roet, verhoogd benzineverbruik). Hydrostaataandrijving s’Winters – bij temperaturen beneden 0°C • Koppeling/rempedaal loslaten. • Motor starten en de schakelhendel voor de hydrostaataandrijving ca. 30 seconden in de vrijloop zetten – Optimalisering viscositeit van de transmissieolie • Pas dan gaan rijden. • met hydrostaataandrijving / met handschakelhendel: • Als de motor loopt de rem loslaten - (de voet van het koppeling/rempedaal nemen). • • Schakel het maaimes uit. • Gashendel openzetten • Rempedaal helemaal indrukken - indien nodig rempedaal vastzetten. • Contactsleutel naar links in stand "0" zetten. • Als de gazontractor niet gebruikt wordt of zonder toezicht is, de contactsleutel uit het slot halen en rempedaal vastzetten! . Door middel van de schakelhendel de rijrichting (voor- of achterwaarts) bepalen. Als de gazontractor voor de eerste maal wordt gebruikt, is het aan te raden alleen met minimale snelheid te rijden. met hydrostaataandrijving / met voetpedaal: • Als de motor loopt de rem loslaten - (de voet van het koppeling/rempedaal nemen). • Door middel van het respectievelijke pedaal de rijrichting (voor- of achterwaarts) bepalen. Als de gazontractor voor de eerste maal wordt gebruikt, is het aan te raden alleen met minimale snelheid te rijden. Het remmen • Voordat het aaimes wordt ingeschakeld, moet de motor enkele minuten warmlopen. Het afzetten van de motor Om te beginnen met rijden het koppelings-/rempedaal langzaam omhoog komentappen. Om te remmen het rechter voetpedaal geheel indrukken. Het inschakelen van het maaimes • Het maaimes alleen maar inschakelen als de motor loopt. • Gashendel in stand • Maaimesschakelaar in stand • Gewenste maaihoogte instellen. zetten. zetten. Attentie ! Voor het bijzetten van het maaimes de motor ca. 1 minuut laten warmlopen! Bij het inschakelen van het maaimes mag de gazonmaaier niet in hoog gras staan. Het maaidek op de hoogste maaihoogte instellen. NL 16 NL Het uitschakelen van het maaimes • Maaimesschakelaar in stand zetten. • Het maaimes kan zowel bij stilstand maar ook tijdens het rijden worden uitgeschakeld. Het rijden en het maaien Om een mooi maairesultaat te verkrijgen moet de rijsnelheid aangepast worden aan de gazonomstandigheden. 37 Attentie ! Een draaiend / uitlopend maaimes kan handen en voeten stuksnijden. Houdt daarom handen en voeten uit de buurt van de maaigereedschappen. 38 Met de instelhendel , rechts naast de chauffeursstoel, wordt het maaidek opgetild resp. neergelaten. Er zijn 6 hoogteafstellingen mogelijk, tussen 30 en 90 mm maaihoogte. De instelhendel in de dan gewenste hoogteafstelling laten inklikken. Het omzetten van de maaihoogte kan zowel tijdens stilstand als tijdens het rijden worden uitgevoerd. Attentie ! Hoogste maaihoogte instellen: • Vóór inschakeling van het maaimes • Tijdens het rijden zonder te maaien Bij zeer hoog gras is het zinvol in twee keer te maaien. Bij de eerste maaibeurt de max. maaihoogte afstellen, bij de tweede vervolgens de gewenste hoogte instellen. a). Bij transmissie met 5 versnellingen: 1. Schakelhendel in stand 0 zetten. 2. Rem loszetten. 40b c) Bij hydrostaataandrijving met voetpedaal: 1. De grasopvangbak wegnemen resp. omhoog klappen. 2. Bypasshendel inschuiven en naar beneden inklikken. De gazontractor kan nu zonder problemen worden geduwd. - hoog/dicht gras en vochtig gras: 1e versnelling - normaal gras, wekelijks maaien: 2e - 3e versnelling Normaal gesproken bedraagt de maaihoogte 4 - 5 cm. Dit komt overeen met de 2e/3e inkeping in de hoogteafstelling. Bij vochtig en nat gras met een hogere maaihoogte maaien. Attentie ! Alleen maar bij uitgeschakelde motor en met stilstaand maaimes! b) Bij hydrostaataandrijving met handschakelhendel: 1. De grasopvangbak wegnemen resp. Omhoog klappen. 2. Bypasshendel uittrekken Œ en naar beneden  inkliken. 3. Rem loszetten. De gazontractor kan nu zonder problemen worden geduwd. b) Hendelstand bij transmissie met 5 versnellingen: De 4e en 5e versnelling zijn bedoeld om te rijden zonder te maaien. Het rijden zonder rijaandrijving (duwen) 40a - hoog/dicht gras en vochtig gras: 0 - ¼ - normaal gras, wekelijks maaien: 1/2 - 2/3 De hendel-/ pedaalposities 2/3 - 1/1 zijn bedoeld om te rijden zonder te maaien. Afstellen van de maaihoogte 39 a) Hendel-/pedaalstand bij hydrostaataandrijving: NL 17 NL Het rijden op hellingen Grasopvangbak Bij het rijden op hellingen moet men bijzonder voorzichtig zijn. Neem de onderstaande instructies a.u.b. in acht: 27 Grasopvangbak van de gazontractor afhalen. Om de grasopvangbak van de gazontractor af te halen moet de gasveren losgemaakt worden. - Niet rijden op hellingen van meer dan 10° (18 %). - Niet schokkend beginnen te rijden. De textiel zak van buiten met een straal water afsproeien. - De rijsnelheid laag houden. - Niet stoppen of hevig versnellen. Indien nodig ook de binnenzijde van de textiel zak met een wasborstel reinigen. - Niet ontkoppelen als men een helling afrijdt. Behuizing / motor / aandrijving De motor en alle plaatse met lagers (wielen, aandrijving, meslagering, ) niet met water, en vooral niet met een hogedrukreiniger afsproeien. Het leegmaken van de grasopvangbak Water dat in de ontsteking, de carburateur en in het luchtfilter binnendringt kan storingen veroorzaken. Water dat in de plaatse met lagers zit kan ertoe leiden dat de smering verloren gaat en hierdoor de lagers verwoest worden. Het leegmaken van de grasopvangbak kan gebeuren vanaf de chauffeursstoel. Attentie ! Als de grasopvangbak gevuld is, gaat er een akoestisch signaal. Nu moet de bak op zijn laatst worden leeggemaakt. Voor het verwijderen van vuil en grasresten en lap, handveger, borstel met lange steel, gebruiken. Maaimes uitschakelen - akoestisch signaal verstomt. 41 Elektrische installatie Grasopvangbak leegmaken: Œ  Ž De elektrische installatie niet met water reinigen. Binnendringen van water in de elektrische installatie (schakelaar, display, kabels, besturingselementen enz.) kan leiden tot beschadiging ervan. Druk op de vergrendelingsknop van de bak. Schuif de vergrendelingsknop van de bak naar achteren, totdat deze inklikt. Grasopvangbak met de hand naar boven trekken. Om de grasopvangbak volledig leeg te maken meerdere malen schudden. Uitworpkanaal 42 Als de grasopvangbak wordt omhoog geklapt resp. eruit gehaald terwijl het maaimes is ingeschakeld, dan slaat de motor af. Het sluiten van de grasopvangbak. 1. Druk op de vergrendelingsknop van de bak. 2. Schuif de vergrendelingsknop van de bak naar voren, totdat deze weer naar boven gaat. 3. Grasopvangbak met de hand naar beneden duwen, tot deze in de onderste blokkering inklikt. Door regelmatige reiniging wordt de lichte loop van de maaihoogteomzetting gegarandeerd. Het uitworpkanaal bestaat uit twee in elkaar geschoven gedeelten. Het onderste gedeelte is zit vast in de maaibehuizing. Het bovenste gedeelte kan eruit worden getrokken om te worden gereinigd. Vóór het verwijderen van het uitworpkanaal moet de grasopvangbak eraf worden gehaald. Schroefbevestiging Œ links en rechts op het uitworpkanaal verwijderen. Attentie ! Onder iedere schroef zit een onderlegring. Attentie ! Als de grasopvangbak niet op de juiste wijze is ingeklikt, kan het maaimes niet worden ingeschakeld. Uitworpkanaal  door de achterwand naar achteren eruit trekken. Bovenste en onderste uitworpkanaal grondig reinigen. De montage van het uitworpkanaal gebeurt in omgekeerde volgorde. ONDERHOUD EN VERZORGING Reiniging van de gazontractors Om de gazontractor optimaal te laten functioneren moet hij regelmatig worden gereinigd. Ledere keer als de gazontractor en de grasopvangzak zijn gebruikt moeten zij worden gereinigd van eraan plakkende vervuiling. Slijpen of vervangen van het maaimes Slijp het maaimes altijd aan het einde van het maaiseizoen of vervang het indien nodig. Laat het maaimes altijd door een klantenservicewerkplaats slijpen of vervangen (meting van de onbalans). Niet-uitgebalanceerde messen leiden tot sterke trillingen van de maaier. Gevaar voor ongevallen! NL 18 NL 43 Maaisysteem Controle door een deskundige is vereist Op het maaidek bevinden zich één aansluitning voor een ½" waterslangkoppeling. - nadat tegen een hindernis is aangereden - als de motor onmiddellijk stilstaat - Door een waterslang aan te sluiten kan het maaisysteem worden gereinigd. Tijdens het reinigingsproces moet de grasopvangbak of een geschikte accessoire gemonteerd zijn. 1. Maaidek tot op laagste hoogte laten zakken. 2. Motor starten - afstellen op middelste motortoerental 3. Schakel het maaimes in. 4. Waterslang aansluiten en water opendraaien. - als het remvermogen afneemt - bij het doorglijden van de aandrijfriem - Na enkele minuten is het maaisysteem gereinigd. 5. Maaisysteem nog enkele minuten laten lopen om het water eruit te slingeren. 6. Grasopvangbak reinigen en laten drogen. bij defecte V-snaren bij verbogen messen (niet uitrichten) bij een verbogen motoras (niet uitrichten) bij een defect aan de meshouder bij schades aan de transmissie ONDERHOUD EN SERVICE Alle onderhouds-, service en reinigingswerkzaamheden mogen alleen maar worden uitgevoerd als de motor stilstaat en afgekoeld is en de contactsleutel eraf gehaald is. De onderstaande werkzaamheden mogen door de gebruiker zelf worden uitgevoerd. Alle overige onderhouds-, service- en reparatiewerkzaamheden moeten bij een geautoriseerde servicewerkplaats worden uitgevoerd. Iedere keer vóór gebruik Motoroliepeil controleren )* Iedere keer na gebruik Na de eerste 5 uur Om de 25 bedrijfsuren Om de 50 bedrijfsuren n Motorolie verversen )* n Luchtfilter reinigen )* n n Luchtfilter vervangen )* n Bougie controleren )* n Rem controleren n Bandenspanning controleren n Maaimes controleren n Controleren op losse onderdelen n n V-snaar controleren n Reiniging van de gazontractors Luchtaanzuigrooster op de motor reinigen n n n Gras- en maairestanten van transmissier reinigen Bij hydrostatische aandrijving: ventilator voor koeling overbrenging reinigen Iedere keer vóór opslag n n Smeerschema è bladzijde NL 20 )* zie handleiding van de fabrikant van de motor Bij sterke belasting en bij hoge temperaturen kunnen kortere onderhoudstussenpozen dan in de boven aangegeventabel nodig zijn. NL 19 NL Smeerschema Om te garanderen dat de bewegende delen licht blijven lopen, adviseren wij na 10 bedrijfsuren de volgende plaatsen bij te smeren. Vooras: Vervanging van het wiel 44 Wielnaafas rechts en links (smeernippels): - met multifunctioneel vet 4. Wiel van de as aftreken. Voor- / achterwielen: Rollager resp. naaf - met multifunctioneel vet Attentie ! De inlegspie bij het aftrekken van de achterwielen niet verliezen! Vet de assen in met in de handel gebruikelijk multifunctioneel vet bij de hernieuwde montage. De voor- en achterwielen moeten voor het smeren van de assen worden gedemonteerd (zie wielvervanging). Olieverversing Zie handleiding van de fabrikant van de motor. De olieverversing kan ook plaatshebben door via het aansluitpunt voor de olievulling de olie af te zuigen (een bijpassend apparaat is te verkrijgen via de vakhandelaar). Attentie ! Afwerkte olie volgens de wettelijke bepalingen afvoeren. Afgewerkte olie niet in de riolering of in de grond laten komen. Vervuiling van het grondwater wordt streng bestraft. Depots voor afgewerkte olie zijn alle tankstations of worden u door de gemeentelijke overheid meegedeeld. Luchtfilter en bougie Zie handleiding van de fabrikant van de motor. Gazontractor met blokkeerrem vastzetten en met er onder te leggen wiggen beveiligen tegen wegrollen. 3. Beveiligingsschijf met schroevendraaier eraf duwen en afstandsschijf eraf halen. Tandwielgedeelte en stuurtandwieltje bij de stuuraandrijving - met multifunctioneel vet; Draaiende punten en lagerpunten: Smering van alle bewegende draaiende punten en lagerpunten maar ook van de kabels: - met sproeiolie; 1. 2. Aan de kant van het te verwisselen wiel de gazontractor optillen en een geschikte steun (b.v. vierkant gezaagdhout) onder een dragend element van het rijonderstel zetten. Lagering van de vooras in het frame: - met sproeiolie; Besturing: Het vervangen van een wiel mag alleen maar worden uitgevoerd op een egale en vaste ondergrond. STARTACCU In het leveringsprogramma van de gazontractor is geen oplaadapparaat voor de startaccu opgenomen. Nauwkeurige accuaanduiding: zie accubehuizing. De startaccu zit onder de motorkap. In principe is de startaccu af fabriek opgeladen. Verdere opladingen zijn nodig: a) b) Vóór opslag voor de winterstop. Als het apparaat langere tijd stilstaat (langer dan drie maanden). Attentie ! Wij adviseren deze onderhoudsvrije en gasdichte startaccu op te laden met een speciaal daarvoor geschikt oplaadapparaat (te kopen via de vakhandel). Attentie ! De oplaadstroom van het oplaadapparaat mag niet hoger zijn dan 5A en de laadspanning mag max. 14,4 V zijn. Bij een hogere oplaadspanning bestaat het gevaar dat de accu explodeert!!! Schakeloverbrenging / hydrostatische overbrenging De overbrenging heeft geen onderhoud nodig omdat deze levenslang af fabriek met olie is gevuld. Om vuil en grasresten te verwijderen een lap, handveger, penseel met lange steel, ...gebruiken. Bandenspanning controleren De bandenspanning met regelmatige tussenpozen controleren. De exacte luchtdruk op de banden aflezen. 1 PSI = 0,07 bar Met een in de handel gebruikelijke voetpomp kan de bandenspanning zonder problemen worden gecontroleerd. NL 20 NL Het laden van de startaccu Opslag in de winter Reinig het apparaat grondig na afloop van het maaiseizoen. Veiligheidsaanwijzingen • Veiligheidsaanwijzingen • Vóór montage- en servicewerkzaamheden de gebruiksaanwijzing van maaimachine en acculader in acht nemen! • Montage- en servicewerkzaamheden alleen bij uitgetrokken contactsleutel en afgekoelde motor uitvoeren! • Acculader uitsluitend in droge ruimten gebruiken! De motor niet met water, vooral niet met een hogedrukreiniger afspuiten! Water dat in de ontsteking, de carburateur en in het luchtfilter binnendringt kan storingen veroorzaken. Voor het verwijderen van vuil en grasresten op de behuizing en op de motor een lap, handveger, borstel met lange steel, gebruiken. Het leegmaken van de brandstoftank. Olieverversing uitvoeren en motor conserveren - zie handleiding van de fabrikant van de motor. Montage Startaccu volledig opladen. 1. Contactsleutel eraf trekken! 2. Oplaadapparaat op het elektriciteitsnet aansluiten en klemmen op de aansluitpolen van de accu zetten. Let op de polariteit: Rode klem = pluspool (+) Zwarte klem = minpool (-) Het apparaat in een droge en vorstvrije ruimte opslaan. Bij gevaar voor bevriezing startaccu demonteren en vorstvrij opslaan. Als de startaccu gedurende langere tijd van stilstand (langer dan 1 maand) in het apparaat gemonteerd zit, dan moet de massakabel van de accu losgemaakt worden. Onderhoudsvoorschriften voor de startaccu Na een stilstand van langer dan 3 maanden de startaccu opladen. Het is goed als u uw apparaat eens aan een winterinspectie onderwerpt. Wendt u zich hiervoor tot uw vakhandelaar. Voor opslag gedurende de winter de startaccu in een koele, droge ruimte (10° - 15°C) opslaan. Temperaturen beneden het vriespunt dienen bij de opslag te worden vermeden. Een lege startaccu niet gedurende een langere periode ongeladen laten. Voor het opladen van de startaccu een geschikt oplaadapparaat gebruiken. De startaccu mag niet: • in de onmiddellijke nabijheid van open vuur opgeslagen, • verbrand en • op verwarmingen worden gezet. EXPLOSIEGEVAAR Verwoest de startaccu niet. De elektrolyt (zwavelzuur) veroorzaakt brandwonden op de huid en tast kleding aan - onmiddellijk met veel water afspoelen. Transport van de gazontractor Attentie! Tijdens het transport van de gazontractor met transportapparatuur (b.v. autoaanhangwagens) moet het maaidek ter ontlasting van de Bowdenkabels gestut worden. Opslag van de gazontractor Attentie! Het apparaat moet worden opgeslagen terwijl het beschermd is tegen weersinvloeden, vooral vocht, regen en langdurige zonnestralen Aansluitpolen niet kortsluiten. De startaccu schoon houden. Alleen maar met een droge doek afvegen. Gebruik hiervoor geen water, benzine, verdunningsmiddel of iets dergelijks! Houdt de aansluitpolen schoon en vet deze in met poolvet. NL 21 NL SCHEMA VOOR OPSPOREN DEFECTEN DEFECT Motor springt niet aan OPHEFFING MOGELIJKE OORZAAK Brandstoftekort Slechte, vervuilde brandstof, oude brandstof in de tankl Geen bougievonken Door meerdere startpogingen ,, motor verzopen" lege of zwakke startaccu Veiligheidsschakelaar op de chauffeursstoel functioneert niet te hoog of te vochtig gras Maaihoogte corrigeren, lucht verschaffen door even terug te rijden Luchtfilter reinigen (zie motorinstructies) Afstelling laten controleren Klantenservicewerkplaats Messen vervangen - Gebruik alleen maar originele vervangende messen! - Klantenservicewerkplaats Rijsnelheid verminderen Rijsnelheid te hoog Bypass-hendel in bedrijfsstand omzetten [zie rijden zonder rijaandrijving (duwen)] bij hydrostatische aandrijving: geen aandrijving Mes vervangen of bijslijpen. Opnieuw geslepen messen uitbalanceren! Gebruik alleen maar originele vervangende messen! Klantenservicewerkplaats Messen versleten, bot Maaihoogte corrigeren foutieve maaihoogte Motortoerental op max. zetten te laag motortoerental Rijsnelheid te hoog Verschil in bandenspanning op de wielen Maaihoogte te laag afgesteld Gras is vochtig - is te zwaar om door de luchtstroming te worden getransporteerd Messen sterk afgesleten Gras te hoog Textiel zak verstopt - laat geen lucht door Aandrijving, rem, koppeling en maaimes Schakel het maaimes uit Uitworpkanaal/maaidek reinigen Motor afzetten en bougiestekker lostrekken! Messen sterk afgesleten Vulaanduiding springt niet aan Op de juiste wijze op de chauffeursstoel gaan zitten Controleren Carburateurafstelling klopt niet Grasopvangbak vult niet Startaccu opladen Zekering (5A) op de (+) kabel van de startaccu Luchtfilter vervuild Onzuiver maaien Bougie eruit draaien en afdrogen Rempedaal volledig indrukken Uitworpkanaal/maaidek verstopt Gazontractor rijdt niet Bougie reinigen, evtl. nieuwe plaatsen, bougiekabels controleren, ontsteking controleren. - Klantenservicewerkplaats Veiligheidsschakelaar op het rempedaal functioneert niet Maaimes ingeschakeld Motorvermogen laat na Gebruik altijd verse brandstof uit schone tanks, carburateur reinigen (werkplaats) Luchtfilter reinigen (zie ook bedieningsinstructies motor) Luchtfilter vervuild Startmotor springt niet aan Tank vullen, tankontluchting controleren,brandstoffilter controleren Rijsnelheid verminderen oppompen tot correcte spanning - Bandenspanning zie technische gegevens Maaihoogte corrigeren Maaitijd uitstellen totdat het gazon is opgedrogd Messen vervangen - Gebruik alleen maar originele vervangende messen! - Klantenservicewerkplaats Gras in 2x maaien 1. keer: max. maaihoogte 2. keer: gewenste maaihoogte Textiel zak schoonmaken Uitworpkanaal maaidek verstopt - restanten van de laatste Uitworpkanaal/maaidek reinigen maaibeurt Maairesten op de hendel van de vulaanduiding regelmatig door klantenservicewerkplaats laten controleren! Maairesten op de hendel van de vulaanduiding verwijderen- controleren of alles gemakkelijk loopt Elektrische reparatiewerkzaamheden mogen alleen maar door een elektrovakman resp. een klantenservicewerkplaats worden uitgevoerd! NL 22 NL GARANTIE Eventuele materiaal- of productiefouten in het apparaat verhelpen wij tijdens de wettelijke garantietermijn naar onze eigen keuze door reparatie of vervangende levering. De garantietermijn wordt telkens bepaald volgens het recht van het land waarin het apparaat is gekocht. Onze garantietoezegging geldt uitsluitend bij: Ÿ Ÿ Ÿ Deskundige behandeling van het apparaat. Het opvolgen van de handleiding. Het gebruik van originele rerserveonderdelen. De garantie verbalt bij: Ÿ Ÿ Ÿ Van de garantie zijn uitgesloten: Ÿ Ÿ Ÿ Lakschade die veroorzaakt is door normale slijtage. Aan slijtage onderhevige onderdelen die op de kaart met reserveoderdelen aangegeven staan met een kader XXX XXX (X) Verbrandingsmotoren - Hiervoor gelden de aparte garantiebepalingen van de desbetreffende motorenfabrikant. Ingeval van garantie wendt u zich a.u.b. met deze garantieverklaring en het aankoopbewijs tot uw handelaar of tot de dichtstbijzijnde klantenservicedienst. Door deze garatietoezegging blijven de wettelijke garatnieaanspraken van de koper den opzichte van de verkoper onaangetast. Pogingen het apparaat te repareren. Technische veranderingen aan het apparaat. Gebruik dat niet volgens de voorschriften is, b.v. industrieel of gemeentelijk gebruik. NL 23
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83

AL-KO T 16-102.6 HD V2 Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding