AL-KO T 853-A S Comfort Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de AL-KO T 853-A S Comfort Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
Hersteller siehe Typenschild
Manufacturer: see nameplate
Constructeur voir plaquette signalétique
Produttore: v. targhetta dati tecnici
Fabrikant zie typeplaatje
D
NL
GB
F
I
NL8
NL
Vóór de montage en ingebruikneming
absoluut de handleiding lezen en opvolgen.
Geachte klant!
U hebt een voor de volle 100% gecontroleerd kwaliteitsproduct gekocht.
Als u toch reden tot reclame hebt, wendt u dan aan onze vakhandelaar
onder vermelding van het artikel- en serienummer (zie typeplaatje).
INHOUDSOPGAVE
Fabrikant
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 8
Gebruik in overeenstemming met de voorschriften . . . . . . .NL 8
Toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 8
Betekenis van de symbolen op het apparaat . . . . . . . . . . .NL 8
Veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 9
Gazontractor uitpakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 10
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 11
Eerste ingebruikneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 12
Besturingselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 13
Inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 14
Onderhoud en service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 15
Startaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 17
Opslag in de winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 18
Schema voor opzoeken fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 19
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL 20
INLEIDING
Geachte klant,
U heeft een nieuw apparaat aangeschaft. Wij bedanken u voor het
vertrouwen dat u in onze kwaliteitsproducten heeft en wensen u veel
plezier bij het werken met uw nieuwe apparaat.
Stelt u zich voordat u het apparaat voor de eerste maal in gebruik
neemt absoluut op de hoogte van de inhoud van deze handleiding!
Desondanks kunnen er van het apparaat gevaren uitgaan als het
ondeskundig of tegen de voorschriften in wordt gebruikt door
onvoldoende geschoold personeel.
De voorschriften ter voorkoming van ongevallen dienen te worden
nageleefd.
Neem a.u.b. de veiligheidsinstructies in deze handleiding en de
veiligheidsinstructies op het apparaat zelf in acht.
Op grond van voortdurende verbeteringen aan het product zijn de in dit
handboek aanwezige gegevens onderhevig aan veranderingen, maar de
fabrikant heeft niet de verplichting deze te melden of te actualiseren,
tenzij de wezenlijke eigenschappen voor veiligheid en gebruikswijze
veranderen. Schroom in geval van twijfel niet om uw leverancier in te
schakelen.
GEBRUIK IN OVEREENSTEMMING MET DE
VOORSCHRIFTEN
De gazontractor is geschikt voor het maaien van privé tuinen met een
helling van max. 10° (18%) (niet voor openbare parken, sportvelden,
land- en bosbouw) Andere toepassingen zijn alleen toegestaan met
originele accessoires.
Iedere andere verandering wordt beschouwd als onttrekking aan het
eigenlijke gebruik en heeft tot gevolg dat de garantie vervalt en dat de
fabrikant iedere verantwoordelijkheid voor schades bij de gebruiker of bij
derden afwijst.
Bedrijfstijden voor gazonmaaiers
(volgens de Emissiewet van de Bondsrepubliek)
Maandag tot zaterdag: 7 tot 12 uur en 15 tot 19 uur.
Gebruik op zon- en feestdagen niet toegestaan!
Neem a.u.b. ook de gemeentelijke voorschriften in acht.
TOEPASSING
Deze gazontractor is een tractor met zij-uitworp en hij kan door middel
van een mulchkit (afhankelijk van model in het leveringsprogramma
opgenomen of leverbaar als accessoire) worden omgebouwd tot
mulchmaaier.
Wat is mulchen?
Bij het mulchen wordt het gras in één bewerking gemaaid, gehakseld en
als natuurmest weer teruggeplaatst in de grasnerf.
Mulchmaaien is bijzonder aan te bevelen in de zomermaanden!
Aanwijzingen bij het mulchmaaien:
- regelmatig terugmaaien met max. 2 cm van 6 cm op 4 cm grashoogte
- gebruik een scherp maaimes
- maai geen nat gras
- max. motortoerental instellen
- Rijsnelheid Î normaal gras / wekelijks maaien (Zie bij "Rijden en
maaien"
- Mulchsluiting, binnenkant maaidek en maaimessen regelmatig
reinigen
BETEKENIS VAN DE SYMBOLEN OP HET
APPARAAT
Voor ingebruikneming deze handleiding
lezen!
Houdt derden weg uit de gevarenzone!
Voor onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden de contactsleutel
eraf trekken!
Niet rijden op hellingen van meer dan
10° (18 %) !
Attentie gevaar!
Handen en voeten uit de buurt van de
maaigereedschappen houden
Tijdens het maaien dient men andere
personen, en vooral kinderen en dieren uit
de buurt te houden!
Gevaar: Dit niet betreden!
NL9
NL
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1. Algemene instructies
1.1 Handleiding zorgvuldig doorlezen. Maak u vertrouwd met de juiste
manier om het apparaat te gebruiken.
1.2 Kinderen onder 16 jaar of personen die de handleiding niet kennen
mogen het apparaat niet gebruiken.
1.3 De gebruiker van het apparaat moet erop letten dat er geen
andere personen en vooral kinderen en dieren in het werkbereik
zijn. De gebruiker is verantwoordelijk tegenover derden in het
werkbereik van het apparaat.
1.4 De gebruiker van het apparaat is verantwoordelijk voor ongevallen
met andere personen of hun eigendom.
1.5 Bewaar deze handleiding om haar later te gebruiken.
1.6 De gazontractor heeft geen vergunning volgens het
wegenverkeersreglement. Het rijden op openbare wegen en
straten is daarom niet toegestaan.
1.7 Niet maaien op hellingen met een helling van meer dan 10°(18 %)!
1.8 Er mogen geen passagiers op het apparaat worden meegenomen.
2. Voorbereidende maatregelen
2.1 Tijdens het maaien moet men altijd stevige schoenen en een
lange broek dragen. Nooit op blote voeten of met open sandalen
maaien.
2.2 Controleer het volledige terrein waar de maaier wordt ingezet, en
verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde
voorwerpen. Ook tijdens het maaien moet men letten op vreemde
voorwerpen.
2.3 Benzine moet vóór het starten van de motor bijgevuld worden.
WAARSCHUWING! Benzine is zeer licht ontvlambaar!
- Sla benzine alleen maar in de daarvoor geschikte tanks op
- Tank alleen maar in de openlucht en rook tijdens het vullen niet
- Als de motor loopt of als de machine heet is mag de tankdop
niet geopend worden of mag er geen benzine bijgevuld worden.
- Als er benzine overgelopen is, mag de motor niet gestart
worden. Het apparaat moet van de met benzine vervuilde plaats
worden verwijderd, en de gemorste benzine moet van de motor
en de behuizing worden afgezogen of afgeveegd met een lap.
Iederestartpoging moet worden voorkomen totdat de
benzinedampen vervluchtigd zijn.
- Gebruik voor het voltanken een bijpassende trechter of een
vulpijp zodat er geen brandstof op de motor en de behuizing
resp. op het gazon kan terechtkomen.
- Om veiligheidsredenen moeten de benzinetank en de
tanksluiting bij beschadiging worden vervangen.
2.4 De uitlaat en het gebied rondom de uitlaat kunnen temperaturen
van 80 °C en hoger bereiken. ATTENTIE: Gevaar voor
verbranding! Beschadigde uitlaatdempers vervangen!
2.5 Vóór het gebruik moet altijd d.m.v. een visuele controle worden
gecontroleerd of het maaimes, de bevestigingsbouten en de
gehele maaiunit versleten of beschadigd zijn. Om te vorkomen dat
het apparaat niet in evenwicht verkeert moeten versleten of
beschadigde messen worden vervangen door nieuwe.
2.6 Let erop dat bij het maaien met meerdere maaimessen de
beweging van één maaimes de overige maaimessen kan
aanzetten tot draaien.
2.7 Deze controle door een vakman is nodig als de maaier b.v.
doordat hij tegen een hindernis is gebotst tot stilstand komt
(schades aan de motorassen, verbogen messen enz.)
3. Instructies m.b.t. het gebruik
3.1 De verbrandingsmotor mag niet in gesloten ruimtes lopen waarin
gevaarlijke uitlaatgassen zich kunnen ophopen
- Gevaar voor vergiftiging!
3.2 Maai alleen maar bij daglicht of bij een goede verlichting. Let ook
op de door de gemeente toegestane gebruikstijden (zie
gebruikstijden voor gazontractor).
3.3 Vóór het starten van de motor de maaivoorziening uitschakelen,
de rijaandrijving vrijzetten en de handrem gebruiken.
3.4 Let erop dat er geen "veilige" helling bestaat. Er is speciale
aandacht vereist voor het rijden op hellingen met gazon. Ter
bescherming tegen omvallen moet u:
- niet stoppen of plotseling starten als u langs de helling omhoog
of omlaag rijdt,
- langzaam koppelen, de motor gekoppeld laten, vooral als u een
helling af rijdt,
- de rijsnelheid op hellingen en tijdens nauwe bochten laag
houden;
- aandachtig op heuvels, afdalingen en andere niet zichtbare
gevaren letten;
- nooit dwars op de helling maaien als deze meer dan 10° helt
3.5 Let op autoverkeer als u een straat oversteekt of in de buurt van
de straat werkt.
3.6 Let tijdens het rijden op laaghangende hindernissen (boomtakken,
waslijnen, ), die de chauffeur kunnen verwonden.
3.7 Bij het rijden buiten het gazon moet de maaivoorziening worden
uitgeschakeld en in de hoogste maaistand worden gezet.
3.8 Gebruik nooit gazontractoren met beschadigde behuizing of
beschadigde beveiligingsvoorzieningen.
3.9 Voordat u de chauffeursstoel verlaat:
- Schakel de maaivoorziening uit en wacht af tot de messen
stilstaan.
- Zet de motor uit en trek de sleutel uit het contact.
3.10 Aandrijving ontkoppelen, de motor afzetten en bougiestekker resp.
sleutel wegnemen
- voordat u blokkeringen of een verstopping in het uitvoerkanaal
verwijdert
- voordat u de machine controleert, reinigt of eraan werkt;
- als men op een vreemd object is gestoten. Zoek naar
beschadigingen aan de machine en laat de vereiste reparaties
uitvoeren voordat u opnieuw start;
- als de machine ongewoon sterk begint te trillen, moet
onmiddellijk een controle plaatshebben;
- als het apparaat wordt achtergelaten of getransporteerd;
- vóór het bijvullen;
- vóórdat u de grasopvangvoorziening wegneemt
3.11 De basisafstelling van de motor is door de fabriek correct afgesteld
en mag niet worden veranderd.
3.12 Start of gebruik de startschakelaar voorzichtig (zie hoofdstuk
,,Starten van de motor"). Let erop dat er voldoende afstand is
tussen uw voeten en het maaimes.
3.13 Bij het starten of aangooien van de motor mag de gazontractor
niet omgekiept zijn.
3.14 De motor mag niet worden gestart als er zich derden vóór de
uitworpopening bevinden.
3.15 Breng nooit handen of voeten in het bereik van het roterende
maaimes. Als het maaimes roteert moeten derden uit de buurt van
de uitworpopening blijven.
NL10
NL
4. Onderhouds- en opslaginstructies
4.1 Let erop dat moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten.
4.2 Wees voorzichtig bij afstelwerkzaamheden - gevaar voor
verwondingen! Klem geen vingers tussen de behuizing en het
maaimes. Draag veiligheidshandschoenen!
4.3 Sla de gazontractor met benzine in de tank nooit op binnen in een
gebouw waarin eventueel benzinedampen met open vuur of met
vonken in contact kunnen komen.
- Explosiegevaar!
4.4 Het leegmaken van de benzinetank moet in de openlucht
plaatshebben.
4.5 Laat de motor afkoelen alvorens deze in een gesloten ruimte wordt
weggezet.
4.6 Om brandgevaar te vermijden moet de motor en de uitlaat niet met
gras, bladen en naar buiten lopend vet (olie) in aanraking kunnen
komen.
4.7 Er moet regelmatig worden gecontroleerd of de grasopvangbak in
perfecte staat verkeert.
4.8 Versleten of beschadigde onderdelen moeten onmiddellijk worden
vervangen.
4.9 Vervangende maaimessen en hulpapparaten mogen alleen maar
volgens opgave van de fabrikant in de daarvoor bedoelde
gazontractoren worden gemonteerd. Alleen op deze wijze blijft de
veiligheid en het vermogen van uw gazontractor behouden.
4.10 Laat onderhoudswerkzaamheden zoals de controle van en het
bijslijpen van het mes alleen maar door de bevoegde
vakhandelaar uitvoeren.
4.11 Gebruik uitsluitend originele onderdelen en origineel toebehoren.
Wij maken u erop attent dat wij volgens de wet op de
productaansprakelijkheid niet aansprakelijk
zijn voor schades die
door ons apparaat zijn veroorzaakt bij:
a) ondeskundige reparaties die niet zijn uitgevoerd door onze
geautoriseerde servicepunten,
b) of als bij een vervanging van onderdelen geen
ORIGINELE RESERVEONDERDELEN worden gebruikt!
Voor accessoires gelden dezelfde bepalingen. Een serviceschrift
met adressen van onze geautoriseerde serviceplaatsen is
bijgevoegd bij elk apparaat
GAZONTRACTOR UITPAKKEN
De gazontractor wordt op een stevige houten pallet geleverd.
Plaats de pallet op een horizont
ale ondergrond om de verpakking
te verwijderen.
Houdt u aan de volgorde van uitpakken en de betreffende
wielvergrendelingen.
De getallen die links van de tekst staan, zoals hier b.v. ,
verwijzen naar de afbeeldingen in het voorste deel van deze
handleiding.
Open de kartonverpakking aan de bovenkant.
Verwijder de nietjes en til de kartonverpakking eraf.
Verwijder bijliggende onderdelen en verpakkingsmateriaal.
Verwijder de houten beugels.
Verwijder de voorste latten.
Verwijder de houten blokken.
Verwijder alle spijkers uit de palet.
Breng het maaimechanisme in de hoogste stand.
Zie handleiding bij:
>> Ingebruikneming - Instellen maaihoogte <<
Til de gazontractor aan de achterkant op en schuif hem van
de palet.
Verwijder de palet en het verpakkingsmateriaal zoals
voorgeschreven.
Beveilig de maaier voor de wielvergrendelingen tegen
wegrollen!
Nu kan met de montage van het apparaat worden begonnen.
5
1
2
3
4
5
NL11
NL
MONTAGE
De volgende montagewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd
vóór de eerste ingebruikneming.
1. Montage van de wielen
2. Montage van het stuurwiel
3. Montage van de chauffeursstoel
4. Montage uitworpklep op maaidek
Attentie !
Een ingebruikneming (ook een proefrit) zonder volledige montage
is ten strengste verboden - gevaar voor ongevallen!
De richtingaanduidingen, (rechts, links, boven …) voor dit apparaat
verwijzen naarde rijrichting gezien vanuit de chauffeursstoel.
Men dient de volgorde van de montagestappen aan te houden,
omdat anders niet gegarandeerd is dat alles zonder fouten
functioneert.
Let a.u.b. op:
De links naast de tekst aangeduide cijfers, zoals hier b.v.
verwijzen naar de afbeeldingen in het eerste deel van de
afbeelding.
Voorwielen:
Beide voorwielen vergrendelen.
Til de gazontractor aan de bumper een beetje op en trek
deze naar het voorwiel.
Schuif het onderlegplaatje naar de velg.
Breng de borgring voor het onderlegplaatje in de sleuf aan
en druk hem aan.
2x borgring Ø15x29x1,5 - in schroevenzakje.
Breng de afdekkap aan.
Achterwielen:
Beide achterwielen vergrendelen.
Schuif de gazontractor naar het achterwiel tot het achterwiel
hoorbaar in de astap klikt.
De wielas zit iets buiten de velg.
O-ring Ø11 x 2,6 is af fabriek gemonteerd -
(borging van de spieën).
O-ring verwijderen - geen hergebruik
Breng steeds een onderlegplaatje
1x Ø 19 x Ø 26 en
1x Ø 20 x Ø 42
op de as aan - eerst Ø 19 x Ø 26 !
Breng de borgring in de sleuf van de as aan en druk hem
aan.
Breng de afdekkap aan.
Montage stuurwiel
De voorwielen (a) in een rechte positie overeenkomstig de
rijrichting plaatsen.
Bevestigingsmof (b) op de stuurkolom plaatsen.
Stuurwiel (c) op de bevestigingsmof plaatsen.
Positie in acht nemen: de spaak van het stuurwiel dient in
de richting van de bestuurder te wijzen.
Schijf (d) plaatsen.
Tandveerring (e) op de zeskantbout (f) schuiven.
Stuurwiel met de zeskantbout bevestigen.
Aandraaimoment: 20Nm.
Afdekking (g) plaatsen.
Montage van de chauffeursstoel
Chauffeursstoel volgens afbeelding op de opklapconsole
schroeven.
n Inbusschroef M8 x 20 (2 x)
Waaierschijf Ø 8,4 x Ø 15 (2 x)
Schijf Ø 8,4 x Ø 24 (2 x)
Afstandsbus Ø 8,2 x Ø 14 (2 x)
o Inbusschroef /
Vleugelbout M8 x 20 (2 x)
Waaierschijf Ø 8,4 x Ø 15 (2 x)
Zitting in de gewenste stand schuiven en schroeven via
bijgevoegde stiftsleutel (inbussleutel) SW 6 vastdraaien!
De zitting kan in de lengterichting met 75 mm worden
versteld door de schroef los te draaien
o.
5
6
7
8
9
10
11
12
17
18
13
14
15
16
NL12
NL
Gebruik als maaier met zij-uitworp
Montage uitworpkanaal op maaidek
Alleen maar bij uitgeschakelde motor en met stilstaand
maaimes!
Uitworpopening op het maaidek
Uitworpkanaal op het maaidek plaatsen
Uitworpkanaal vastschroeven op het maaidek
Zeskantige schroef M6 x 16 (3x)
Veerring Ø 6 (3x)
Schijf Ø 6 (3x)
Gebruik als mulchmaaier
Montage mulchsluiting op maaidek
Alleen maar bij uitgeschakelde motor en met stilstaand
maaimes!
De hiervoor nodige mulchkit is afhankelijk van model
opgenomen in het leveringsprogramma - anders leverbaar
als accessoire.
Uitworpkanaal voor de zij-uitworp van het maaidek
afschroeven -
(zeskantige schroeven, veerringen en schijven opnieuw
gebruiken).
Mulchsluiting op het maaidek plaatsen
Mulchsluiting vastschroeven op het maaidek
Zeskantige schroef M6 x 16 (3x)
Veerring Ø 6 (3x)
Schijf Ø 6 (3x)
De gazontractor mag uitsluitend in bedrijf worden
genomen, als het uitworpkanaal / de mulchsluiting
correct gemonteerd is.
Een defect uitworpkanaal / mulchslot moet direct
worden vervangen- uitsluitend originele onderdelen
gebruiken!
DE EERSTE INGEBRUIKNEMING
De gazontractor mag pas in gebruik worden genomen
als de montage volledig is uitgevoerd.
Veiligheidssystemen
De gazontractor is uitgerust met 2 veiligheidscontacten, die door
a) de chauffeurstoel
b) het voetpedaalworden gebruikt.
De motor kan alleen maar worde gestart als
de chauffeur op de chauffeursstoel zit, de rem wordt gebruikt en het
maaimes uitgeschakeld is.
De motor wordt automatisch uitgeschakeld als
a) de chauffeur eraf gaat als de rem niet wordt gebruikt,
b) de chauffeur eraf gaat als het maaimes nog loopt,
Het vullen met motorolie en brandstof
Motorkap openen:
1. In de ventilatiegleuf van de motorkap grijpen.
2. Motorkap licht in de richting van het stuurwiel trekken en
omhoog klappen totdat deze tegen de verbindingsstang
ligt.
Vóór de eerste ingebruikneming vullen met motorolie
- zie handleiding van de fabrikant van de motor.
Oliepeil regelmatig controleren.
Brandstof: Normale benzine -loodvrij
WEES VOORZICHTIG TIJDENS HET VULLEN MET
BRANDSTOF
Benzinetank alleen maar in open lucht vullen! Niet roken!
Niet tanken terwijl de motor loopt of warm is!
Voor het tanken een geschikte trechter of een vulbuis
gebruiken zodat er geen brandstof op de motor, de
behuizing of op het gazon kan worden gemorst. Als er
benzine over is gelopen, dan mag de motor niet worden
gestart. Het apparaat moet van de met benzine
verontreinigde plek worden verwijderd en de gemorste
benzine moet met een lap van de motor en de behuizing
worden gezogen of afgeveegd. Men dient iedere startpoging
te vermijden totdat de benzinedampen vervluchtigd zijn.
Bandenspanning
De bandenspanning met regelmatige tussenpozen controleren.
De exacte luchtdruk op de banden aflezen.
1 PSI = 0,07 bar
Met een in de handel gebruikelijke voetpomp kan de bandenspanning
zonder problemen worden gecontroleerd.
Startaccu
In principe is de startaccu af fabriek opgeladen. Als er toch
startproblemen ontstaan, dan moet de accu vóór de eerste
ingebruikneming van de gazontractor worden opgeladen.
De startaccu wordt tijdens het gebruik van de motor opgeladen. Onder
normale omstandigheden zal het daarom pas na langere stilstand
(langer dan 3 maanden) nodig zijn de accu te herladen.
Laden van de startaccu: zie onder onderhoud en service.
Wij adviseren om deze onderhoudsvrije en gasdichte startaccu met
een speciaal daarvoor geschikt oplaadapparaat op te laden (te
koop bij de vakhandelaar).
Bij gebruik van een ander oplaadapparaat mag de lapstroom niet
hoger zijn dan 5 A en mag de oplaadspanning max. 14,4 V zijn. Bij
een hogere oplaadspanning bestaat het gevaar dat de accu
explodeert!!!
De startaccu kan worden gerecycled.
Opgebruikte en defecte startaccu's mogen niet met het huisvuil
worden meegegeven. De deskundige verwijdering van deze
accu's wordt uitgevoerd door de vakhandelaar of de fabrikant
van het apparaat, of door de plaatselijke accuverzamelpunten
(let hiervoor op de plaatselijke, gemeentelijke bepalingen).
19
20
21
22
23
24
25
26
NL13
NL
BEDIENINGSELEMENTEN
n Gashendel
Via de gashendel wordt het toerental van de motor
geregeld. Om zo effectief mogelijk te kunnen maaien moet
de gashendel open worden gedraaid.
o Lichtschakelaar
(afhankelijk van model)
Voor het inschakelen van de schijnwerpers de
lichtschakelaar gebruiken.
p Contactslot
Voor het starten van de motor de contactsleutel in het
contactslot doen en naar rechts naar stand ,,II' draaien.
Zodra de motor loopt de contactsleutel loslaten
(contactsleutel gaat terug naar stand ,,I").
Voor het uitschakelen van de motor de gashendel open
zetten, dan de contactsleutel in stand ,,0" draaien.
Betekenis van de symbolen op de
foetpedalen
voetpedaal links: maaiwerk inschakelen
voetpedaal rechts: koppeling
rem
Voetpedaal links: "maaiwerk"
Het maaiwerk wordt door neerdrukken van het linker
voetpedaal ingeschakeld.
De voet kan dan van het pedaal genomen worden, omdat
deze in de neergedrukte positie blijft.
Wordt het voetpedaal opnieuw neergedrukt, wordt de
arrêteerhefboom ontkoppeld.
Voetpedaal rechts: "Koppeling/rem"
n Als het pedaal half wordt ingedrukt, wordt er ontkoppeld.
Als men het pedaal volledig intrapt dan wordt er
ontkoppeld en wordt de schijfremmvan de aandrijving
gebruikt.
o Als het voetpedaal volledig is ingedrukt, kan door de
blokkeerhendel in te drukken (met de hak van de
schoen) (naar links het voetpedaal in de functie "rem"
worden vastgezet.
Door het voetpedaal opnieuw in te drukken wordt de
vergrendeling opgeheven - de vergrendelhendel gaat terug
naar de beginstand.
Schakelhendel (voor
hydrostaataandrijving)
Instelbare standen van de versnellingsbak
Vooruit rijden - traploos instelbare,
achteruit rijden - traploos instelbaar en een stand met
onbelaste loop.
Om veiligheidsredenen moet de schakelhendel bij het laten
opkomen van de koppeling van de rijaandrijving altijd in de
vrijstand staan.
Schakelhendel (voor transmissie met 5
versnellingen)
Met de schakelhendel kunnen:
5 versnellingen vooruit,
1 versnelling achteruit en
1 stand met onbelaste loop worden ingeschakeld.
Instelhendel
voorMaaihoogteomzetting
Met de instelhendel wordt het maaimes opgetild of
neergelaten.
Er zijn zes standen beschikbaar. Om van een hogere in een
lagere stand te komen, moet bij het ontgrendelen de
drukknop op het uiteinde van de hendel worden ingedrukt.
Om in een hogere stand te komen moet u de hendel alleen
maar naar boven de gewenste stand in te trekken.
27
28
29
30
32
33
NL14
NL
INGEBRUIKNEMING
Het starten van de motor
Attentie !
Controleer het oliepeil elke keer voordat u de machine gebruikt!
Uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos
en dodelijk gas. Start daarom de motor niet in slecht geventileerde
of gesloten ruimten.
Neem plaats op de chauffeursstoel.
Trap het rechter voetpedaal (koppeling/rem) volledig in
- eventueel met vergrendelhendel vastzetten.
- Het maaimes mag niet zijn ingeschakeld!
Bij koude start de gashendel op CHOK zetten.
Type: 18 PS / 20 PS
CHOKE - knop uittrekken.
Bij een warme motor de gashendel op SNEL zetten.
Contactsleutel in contactslot steken.
Contactsleutel naar rechts naar stand "II" (start) draaien.
Als de motor loopt, contactsleutel loslaten. (De contactsleutel
springt automatisch naar stand "I" terug.)
Een startpoging mag slechts ong. 5 sec. duren, zodat de startaccu
niet onnodig wordt belast.
Zodra de motor loopt, de gashendel in een stand tussen
en zetten.
Type: 18 PS / 20 PS
CHOKE - knop terugschuiven tot deze hoorbaar vastklikt.
Als de chokeknop met lopende motor in de uitgetrokken stand
blijft, levert de motor geen optimaal vermogen (motor rookt,
bougies komen onder het roet, verhoogd benzineverbruik).
Hydrostaataandrijving
s’Winters – bij temperaturen beneden 0°C
Koppeling/rempedaal loslaten.
Motor starten en de schakelhendel voor de hydrostaataandrijving
ca. 30 seconden in de vrijloop zetten – Optimalisering viscositeit
van de transmissieolie
Pas dan gaan rijden.
Voordat het aaimes wordt ingeschakeld, moet de motor enkele
minuten warmlopen.
Het afzetten van de motor
Schakel het maaimes uit.
Gashendel openzetten .
Rempedaal helemaal indrukken - indien nodig rempedaal
vastzetten.
Contactsleutel naar links in stand "0" zetten.
Als de gazontractor niet gebruikt wordt of zonder toezicht is, de
contactsleutel uit het slot halen en rempedaal vastzetten!
Het rijden met de gazontractor
Trap het rechter voetpedaal (koppeling/rem) volledig in
- eventueel met vergrendelhendel vastzetten.
- Het maaimes mag niet zijn ingeschakeld!
Motor starten.
Als de motor loopt, de bijpassende voor- of achteruitversnelling
gebruiken. Bij de hydrostatische overbrenging de bijpassende
stand in de transmissie vooruit of achteruit slecteren. Als de
gazontractor voor de eerste maal wordt gebruikt is het aan te
bevelen aleen de 1e versnelling te gebruiken of de hydrostatische
transmissie op MIN te zetten.
Om te beginnen met rijden het koppelings-/rempedaal langzaam
omhoog komentappen.
Attentie !
De transmissie met 5 versnellingen niet tijdens het rijden schakelen!
Bij het omzetten naar een andere versnelling moet de gazontractor
stilstaan.
Het remmen
Om te remmen het rechter voetpedaal
geheel indrukken.
Het inschakelen van het maaimes
Het maaimes alleen maar inschakelen als de motor loopt.
Gashendel in stand zetten.
Linker voetpedaal langzaam indrukken, zodat de motor door
de nu optredende riemspanning niet afslaat. Al naar behoefte
voetpedaal vastzetten.
Gewenste maaihoogte instellen.
Attentie !
Bij het inschakelen van het maaimes mag de gazonmaaier niet in
hoog gras staan. Het maaidek op de hoogste maaihoogte instellen.
Het uitschakelen van het maaimes
Is het voetpedaal vastgezet, moet het opnieuw neergedrukt
worden om de arrêteerhefboom te ontkoppelen. Daarna voet van
het pedaal nemen.
Het maaimes kan zowel bij stilstand maar ook tijdens het rijden
worden uitgeschakeld.
Attentie !
Een draaiend / uitlopend maaimes kan handen en voeten
stuksnijden. Houdt daarom handen en voeten uit de buurt van de
maaigereedschappen.
NL15
NL
Afstellen van de maaihoogte
Met de instelhendel, rechts naast de chauffeursstoel, wordt
het maaidek opgetild resp. neergelaten.
Er zijn 6 hoogteafstellingen mogelijk, tussen 30 en 90 mm
maaihoogte.
De instelhendel in de dan gewenste hoogteafstelling laten
inklikken.
Het omzetten van de maaihoogte kan zowel tijdens stilstand
als tijdens het rijden worden uitgevoerd.
Attentie !
Hoogste maaihoogte instellen:
Vóór inschakeling van het maaimes
Tijdens het rijden zonder te maaien
Het rijden zonder rijaandrijving (duwen)
Attentie !
Alleen maar bij uitgeschakelde motor en met stilstaand maaimes!
a). Bij transmissie met 5 versnellingen:
1. Schakelhendel in stand 0 zetten.
2. Rem loszetten.
b) Bij hydrostatische aandrijving:
1. Bypasshendel uittrekken
n en naar beneden o
inkliken.
2. Rem loszetten.
De gazontractor kan nu zonder problemen worden geduwd.
Het rijden en het maaien
Om een mooi maairesultaat te verkrijgen moet de rijsnelheid
aangepast worden aan de gazonomstandigheden.
a) Hendelstand bij hydrostatische aandrijving:
- hoog/dicht gras en vochtig gras: 0 - ¼
- normaal gras, wekelijks maaien: 1/2 - 2/3
De hendelstanden 2/3 - 1/1 zijn bedoeld om te rijden zonder
te maaien.
b) Hendelstand bij transmissie met 5 versnellingen:
- hoog/dicht gras en vochtig gras: 1e versnelling
- normaal gras, wekelijks maaien: 2e - 3e versnelling
De 4e en 5e versnelling zijn bedoeld om te rijden zonder te
maaien.
Normaal gesproken bedraagt de maaihoogte 4 - 5 cm. Dit komt overeen
met de 2e/3e inkeping in de hoogteafstelling. Bij vochtig en nat gras met
een hogere maaihoogte maaien.
Bij zeer hoog gras is het zinvol in twee keer te maaien. Bij de eerste
maaibeurt de max. maaihoogte afstellen, bij de tweede vervolgens de
gewenste hoogte instellen.
Het rijden op hellingen
Bij het rijden op hellingen moet men bijzonder voorzichtig zijn. Neem de
onderstaande instructies a.u.b. in acht:
- Niet rijden op hellingen van meer dan 10° (18 %).
- Niet schokkend beginnen te rijden.
- De rijsnelheid laag houden.
- Niet stoppen of hevig versnellen.
- Niet ontkoppelen als men een helling afrijdt.
ONDERHOUD EN VERZORGING
Reiniging van de gazontractors
Om de gazontractor optimaal te laten functioneren moet hij regelmatig
worden gereinigd.
Iedere keer als de gazontractor zijn gebruikt moeten zij worden
gereinigd van eraan plakkende vervuiling.
Behuizing / motor / aandrijving
De motor en alle plaatse met lagers (wielen, aandrijving, meslagering, )
niet met water, en vooral niet met een hogedrukreiniger afsproeien.
Water dat in de ontsteking, de carburateur en in het luchtfilter
binnendringt kan storingen veroorzaken. Water dat in de plaatse met
lagers zit kan ertoe leiden dat de smering verloren gaat en hierdoor de
lagers verwoest worden.
Voor het verwijderen van vuil en grasresten en lap, handveger,
borstel met lange steel, gebruiken.
Elektrische installatie
De elektrische installatie niet met water reinigen.
Binnendringen van water in de elektrische installatie
(schakelaar, display, kabels, besturingselementen enz.)
kan leiden tot beschadiging ervan.
Slijpen of vervangen van het maaimes
Slijp het maaimes altijd aan het einde van het maaiseizoen of vervang
het indien nodig.
Laat het maaimes altijd door een klantenservicewerkplaats slijpen of
vervangen (meting van de onbalans).
Niet-uitgebalanceerde messen leiden tot sterke trillingen van de
maaier. Gevaar voor ongevallen!
33
34
31
32
32
NL16
NL
Maaisysteem
Op het maaidek bevinden zich één aansluitning voor een ½"
waterslangkoppeling.
Door een waterslang aan te sluiten kan het maaisysteem
worden gereinigd.
1. Maaidek tot op laagste hoogte laten zakken.
2. Motor starten - afstellen op middelste motortoerental
3. Schakel het maaimes in.
4. Waterslang aansluiten en water opendraaien.
Na enkele minuten is het maaisysteem gereinigd.
5. Maaisysteem nog enkele minuten laten lopen om het
water eruit te slingeren.
Controle door een deskundige is vereist
- nadat tegen een hindernis is aangereden
- bij defecte V-snaren
- als de motor onmiddellijk stilstaat
- als het remvermogen afneemt
- bij verbogen messen (niet uitrichten)
- bij het doorglijden van de aandrijfriem
- bij een verbogen motoras (niet uitrichten)
- bij een defect aan de meshouder
- bij schades aan de transmissie
35
ONDERHOUD EN SERVICE
Alle onderhouds-, service en reinigingswerkzaamheden mogen alleen maar worden uitgevoerd als de motor stilstaat en
afgekoeld is en de contactsleutel eraf gehaald is.
De onderstaande werkzaamheden mogen door de gebruiker zelf worden uitgevoerd. Alle overige onderhouds-, service- en
reparatiewerkzaamheden moeten bij een geautoriseerde servicewerkplaats worden uitgevoerd.
)* zie handleiding van de fabrikant van de motor
Bij sterke belasting en bij hoge temperaturen kunnen kortere onderhoudstussenpozen dan in de boven aangegeventabel nodig zijn.
Motoroliepeil controleren )*
Motorolie verversen )* 
Luchtfilter reinigen )*
Luchtfilter vervangen )*
Bougie controleren )*
Rem controleren
Bandenspanning controleren
Maaimes controleren
Controleren op losse onderdelen
V-snaar controleren
Reiniging van de gazontractors
Luchtaanzuigrooster op de motor reinigen
Gras- en maairestanten van transmissier reinigen
Bij hydrostatische aandrijving:
ventilator voor koeling overbrenging reinigen
Smeerschema Î bladzijde NL 17
Iedere keer
vóór gebruik
Iedere keer na
gebruik
Na de eerste 5
uur
Om de 25
bedrijfsuren
Om de 50
bedrijfsuren
Iedere keer
vóór opslag
NL17
NL
Smeerschema
Om te garanderen dat de bewegende delen licht blijven lopen,
adviseren wij na 10 bedrijfsuren de volgende plaatsen bij te
smeren.
V
ooras:
Wielnaafas rechts en links (smeernippels):
- met multifunctioneel vet
Lagering van de vooras in het frame:
- met sproeiolie;
Besturing:
Tandwielgedeelte en stuurtandwieltje bij de
stuuraandrijving
- met multifunctioneel vet;
V
oor- / achterwielen:
Rollager resp. naaf
- met multifunctioneel vet
De voor- en achterwielen moeten voor het smeren
van de assen worden gedemonteerd (zie wielvervanging).
Draaiende punten en lagerpunten:
Smering van alle bewegende draaiende punten en
lagerpunten
maar ook van de kabels:
- met sproeiolie;
Olieverversing
Zie handleiding van de fabrikant van de motor.
De olieverversing kan ook plaatshebben door via het aansluitpunt voor
de olievulling de olie af te zuigen (een bijpassend apparaat is te
verkrijgen via de vakhandelaar).
Attentie !
Afwerkte olie volgens de wettelijke bepalingen afvoeren.
Afgewerkte olie niet in de riolering of in de grond laten komen.
Vervuiling van het grondwater wordt streng bestraft. Depots voor
afgewerkte olie zijn alle tankstations of worden u door de
gemeentelijke overheid meegedeeld.
Luchtfilter en bougie
Zie handleiding van de fabrikant van de motor.
Schakeloverbrenging / hydrostatische
overbrenging
De overbrenging heeft geen onderhoud nodig omdat deze levenslang af
fabriek met olie is gevuld.
Om vuil en grasresten te verwijderen een lap, handveger, penseel met
lange steel, ...gebruiken.
Bandenspanning controleren
De bandenspanning met regelmatige tussenpozen controleren.
De exacte luchtdruk op de banden aflezen.
1 PSI = 0,07 bar
Met een in de handel gebruikelijke voetpomp kan de bandenspanning
zonder problemen worden gecontroleerd.
Vervanging van het wiel
Het vervangen van een wiel mag alleen maar worden
uitgevoerd op een egale en vaste ondergrond.
1. Gazontractor met blokkeerrem vastzetten en met er
onder te leggen wiggen beveiligen tegen wegrollen.
2. Aan de kant van het te verwisselen wiel de gazon-
tractor optillen en een geschikte steun (b.v. vierkant
gezaagdhout) onder een dragend element van het
rijonderstel zetten.
3. Beveiligingsschijf met schroevendraaier eraf duwen en
afstandsschijf eraf halen.
4. Wiel van de as aftreken.
Attentie !
De inlegspie bij het aftrekken van de achterwielen niet
verliezen! Vet de assen in met in de handel gebruikelijk
multifunctioneel vet bij de hernieuwde montage.
STARTACCU
In het leveringsprogramma van de gazontractor is geen oplaadapparaat
voor de startaccu opgenomen.
Nauwkeurige accuaanduiding: zie accubehuizing.
De startaccu zit onder de motorkap.
In principe is de startaccu af fabriek opgeladen.
Verdere opladingen zijn nodig:
a) Vóór opslag voor de winterstop.
b) Als het apparaat langere tijd stilstaat (langer dan drie maanden).
Attentie !
Wij adviseren deze onderhoudsvrije en gasdichte startaccu op te
laden met een speciaal daarvoor geschikt oplaadapparaat (te
kopen via de vakhandel).
Attentie !
De oplaadstroom van het oplaadapparaat mag niet hoger zijn dan
5A en de laadspanning mag max. 14,4 V zijn. Bij een hogere
oplaadspanning bestaat het gevaar dat de accu explodeert!!!
36
NL18
NL
Het laden van de startaccu
Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen
Vóór montage- en servicewerkzaamheden de gebruiksaanwijzing
van maaimachine en acculader in acht nemen!
Montage- en servicewerkzaamheden alleen bij uitgetrokken
contactsleutel en afgekoelde motor uitvoeren!
Acculader uitsluitend in droge ruimten gebruiken!
Montage
1. Contactsleutel eraf trekken!
2. Oplaadapparaat op het elektriciteitsnet aansluiten
en klemmen op de aansluitpolen van de accu zetten.
Let op de polariteit:
Rode klem = pluspool (+)
Zwarte klem = minpool (-)
Toebehoren acculader CTEK XS800
Contactsleutel eraf trekken!
Montagekit door de opening van de bekleding voeren.
Aansluitbus stevig in de houder vastklikken.
Aansluitkabel op de accu aansluiten.
Let op de polariteit:
Rode klem = pluspool (+)
Zwarte klem = minpool (-)
Onderhoudsvoorschriften voor de startaccu
Voor opslag gedurende de winter de startaccu in een koele, droge
ruimte (10° - 15°C) opslaan.
Temperaturen beneden het vriespunt dienen bij de opslag te worden
vermeden.
Een lege startaccu niet gedurende een langere periode ongeladen laten.
Voor het opladen van de startaccu een geschikt oplaadapparaat
gebruiken.
De startaccu mag niet:
in de onmiddellijke nabijheid van open vuur opgeslagen,
verbrand en
op verwarmingen worden gezet.
EXPLOSIEGEVAAR
Verwoest de startaccu niet. De elektrolyt (zwavelzuur) veroorzaakt
brandwonden op de huid en tast kleding aan - onmiddellijk met veel
water afspoelen.
Aansluitpolen niet kortsluiten.
De startaccu schoon houden. Alleen maar met een droge doek afvegen.
Gebruik hiervoor geen water, benzine, verdunningsmiddel of iets
dergelijks!
Houdt de aansluitpolen schoon en vet deze in met poolvet.
Opslag in de winter
Reinig het apparaat grondig na afloop van het maaiseizoen.
De motor niet met water, vooral niet met een hogedrukreiniger
afspuiten!
Water dat in de ontsteking, de carburateur en in het luchtfilter
binnendringt kan storingen veroorzaken.
Voor het verwijderen van vuil en grasresten op de behuizing en op de
motor een lap, handveger, borstel met lange steel, gebruiken.
Het leegmaken van de brandstoftank.
Olieverversing uitvoeren en motor conserveren - zie handleiding van
de fabrikant van de motor.
Startaccu volledig opladen.
Het apparaat in een droge en vorstvrije ruimte opslaan. Bij gevaar
voor bevriezing startaccu demonteren en vorstvrij opslaan.
Als de startaccu gedurende langere tijd van stilstand (langer dan 1
maand) in het apparaat gemonteerd zit, dan moet de massakabel van
de accu losgemaakt worden.
Na een stilstand van langer dan 3 maanden de startaccu opladen.
Het is goed als u uw apparaat eens aan een winterinspectie onderwerpt.
Wendt u zich hiervoor tot uw vakhandelaar.
Transport van de gazontractor
Attentie!
Tijdens het transport van de gazontractor met transportapparatuur
(b.v. autoaanhangwagens) moet het maaidek ter ontlasting van de
Bowdenkabels gestut worden.
Opslag van de gazontractor
Attentie!
Het apparaat moet worden opgeslagen terwijl het beschermd is
tegen weersinvloeden, vooral vocht, regen en langdurige
zonnestralen
37
38
39
40
NL19
NL
SCHEMA VOOR OPSPOREN DEFECTEN
OPHEFFING
Tank vullen, tankontluchting controleren,brandstoffilter
controleren
Gebruik altijd verse brandstof uit schone tanks,
carburateur reinigen (werkplaats)
Luchtfilter reinigen (zie ook bedieningsinstructies
motor)
Bougie reinigen, evtl. nieuwe plaatsen, bougiekabels
controleren, ontsteking controleren.
- Klantenservicewerkplaats
Bougie eruit draaien en afdrogen
Startaccu opladen
Op de juiste wijze op de chauffeursstoel gaan zitten
Rempedaal volledig indrukken
Schakel het maaimes uit
Controleren
Maaihoogte corrigeren, lucht verschaffen door even
terug te rijden
Uitworpkanaal/maaidek reinigen Motor afzetten en
bougiestekker lostrekken!
Luchtfilter reinigen (zie motorinstructies)
Afstelling laten controleren
Klantenservicewerkplaats
Messen vervangen - Gebruik alleen maar originele
vervangende messen! - Klantenservicewerkplaats
Rijsnelheid verminderen
Bypass-hendel naar beneden in bedrijfsstand omzetten
(zie rijden zonder aandrijving)
Mes vervangen of bijslijpen. Opnieuw geslepen
messen uitbalanceren! Gebruik alleen maar originele
vervangende messen! Klantenservicewerkplaats
Maaihoogte corrigeren
Motortoerental op max. zetten
Rijsnelheid verminderen
oppompen tot correcte spanning
- Bandenspanning zie technische gegevens
Elektrische reparatiewerkzaamheden mogen alleen maar door een elektrovakman resp. een klantenservicewerkplaats worden
uitgevoerd!
DEFECT
Motor springt niet aan
Startmotor springt niet aan
Motorvermogen laat na
Gazontractor rijdt niet
Onzuiver maaien
Aandrijving, rem, koppeling en
maaimes
MOGELIJKE OORZAAK
Brandstoftekort
Slechte, vervuilde brandstof, oude brandstof in de tankl
Luchtfilter vervuild
Geen bougievonken
Door meerdere startpogingen ,, motor verzopen"
lege of zwakke startaccu
Veiligheidsschakelaar op de chauffeursstoel functioneert
niet
Veiligheidsschakelaar op het rempedaal functioneert niet
Maaimes ingeschakeld
Zekering (5A) op de (+) kabel van de startaccu
te hoog of te vochtig gras
Uitworpkanaal/maaidek verstopt
Luchtfilter vervuild
Carburateurafstelling klopt niet
Messen sterk afgesleten
Rijsnelheid te hoog
bij hydrost
atische aandrijving:
geen aandrijving
Messen versleten, bot
foutieve maaihoogte
te laag motortoerental
Rijsnelheid te hoog
Verschil in bandenspanning op de wielen
regelmatig door klantenservicewerkplaats laten
controleren!
NL20
NL
GARANTIE
Eventuele materiaal- of productiefouten in het apparaat verhelpen wij
tijdens de wettelijke garantietermijn naar onze eigen keuze door
reparatie of vervangende levering. De garantietermijn wordt telkens
bepaald volgens het recht van het land waarin het apparaat is gekocht.
Onze garantietoezegging geldt uitsluitend bij:
y Deskundige behandeling van het apparaat.
y Het opvolgen van de handleiding.
y Het gebruik van originele rerserveonderdelen.
De garantie verbalt bij:
y Pogingen het apparaat te repareren.
y Technische veranderingen aan het apparaat.
y Gebruik dat niet volgens de voorschriften is, b.v. industrieel of
gemeentelijk gebruik.
Van de garantie zijn uitgesloten:
y Lakschade die veroorzaakt is door normale slijtage.
y Aan slijtage onderhevige onderdelen die op de kaart met
reserveoderdelen aangegeven staan met een kader XXX XXX (X)
y Verbrandingsmotoren - Hiervoor gelden de aparte
garantiebepalingen van de desbetreffende motorenfabrikant.
Ingeval van garantie wendt u zich a.u.b. met deze garantieverklaring en
het aankoopbewijs tot uw handelaar of tot de dichtstbijzijnde
klantenservicedienst.
Door deze garatietoezegging blijven de wettelijke garatnieaanspraken
van de koper den opzichte van de verkoper onaangetast.
1/72