Documenttranscriptie
VOORWOORD
Geachte klant,
Emak S.p.A. is een onderneming met een uitstekende reputatie in Europa en daarbuiten als fabrikant
van machines en accessoires van hoge kwaliteit voor het onderhoud van gazons. Wij danken u voor uw
aanschaf van deze tractormaaier.
Deze gebruikershandleiding bevat instructies voor het veilig monteren, gebruiken en onderhouden van
uw machine.
Bestudeer deze gebruiker shandleiding aandachtig. Volg de instructies in deze
gebruikershandleiding nauwgezet op voor een eenvoudiger bediening, optimaal gebruik en
een lange levensduur. Gebruik de machine pas als u volledig bekend bent met alle
instructies, beperkingen en aanbevelingen in deze gebruikershandleiding.
Bewaar de gebruikershandleiding zodat u deze later ook nog kunt raadplegen. Deze
gebruikershandleiding moet worden beschouwd als onderdeel van de tractormaaier en moet
daarom bij de tractor worden geleverd als u deze verkoopt.
Als er iets niet duidelijk is of als u vragen hebt, neem dan contact op met een van de meer officiële,
professioneel uitgeruste servicecentra die overal in Europa zijn gevestigd, waar opgeleide en geteste
experts klaarstaan om u te assisteren.
SYMBOLEN DIE IN DEZE HANDLEIDING WORDEN GEBRUIKT
SYMBOOL
BETEKENIS
Deze symbolen betekenen “ATTENTIE“ en „WAARSCHUWING“, zij geven u informatie
over mogelijke oorzaken van beschadiging van uw machine en/of van verwondingen van
de gebruiker.
Dit symbool wijst op een belangrijke instructie, eigenschap, procedure of aangelegenheid
waar u goed op moet letten en waar u zich aan moet houden tijdens de montage, de
bediening en het onderhoud van de machine.
Dit symbool duidt op bruikbare informatie met betrekking tot de machine of de
accessoires.
Dit symbool ver wijst naar een af beelding in het voor ste gedeelte van de
gebruikershandleiding. Er staat altijd een nummer van de afbeelding bij vermeld.
Dit s ymb o ol i s e e n ve r wijzing naar e e n ande r ho of d s t uk of e e n ande r e
gebruikershandleiding en wordt meestal getoond met het nummer van het hoofdstuk
waarnaar het verwijst.
VERWIJZINGEN NAAR RICHTINGEN
Linker- en rechterzijde
L
Voor- en achterzijde
R
A
L = linkerzijde, R = rechterzijde
V
A = Achterzijde, V = Voorzijde
171
1 TECHNISCHE INFORMATIE
1.1 GEBRUIK
De machine van het model 92 EVO of 92 EVO 4x4 met de merknaam Apache - Tuareg is een
tractormaaier die is ontworpen voor het het maaien van onderhouden en niet-onderhouden met
gras begroeide vlakke en hellende terreinen met een helling van maximaal 10° (20°), vrij van
losse voorwerpen (stenen, gevallen takken, botten, harde voorwerpen, enz.). De machine kan worden
gebruikt voor het maaien van meerjarige vegetatie en divers ander onkruid.
Ieder gebruik van deze tractormaaier, dat niet wordt beschreven in deze
gebruikershandleiding en dat verder gaat dan het gebruik dat hier wordt
beschreven, wordt beschouwd in strijd te zijn met het beoogde doel of gebruik.
De fabrikant van de machine is niet verantwoordelijk voor schade die uit een dergelijk
gebruik voortvloeit; het risico wordt gedragen door de gebruiker. De gebruiker is er ook
verantwoordelijk voor dat de condities in acht worden genomen, die door de fabrikant worden
voorgeschreven voor de bediening, het onderhoud en de reparaties van deze machine, die
alleen mag worden gebruikt, onderhouden en gerepareerd door personen die van
deze condities op de hoogte zijn en die zijn geïnformeerd over mogelijke gevaren.
Alleen accessoires die zijn goedgekeurd door de fabrikant, mogen op de machine
worden aangesloten. Het gebruik van andere accessoires zal tot gevolg hebben dat
de garantie onmiddellijk komt te vervallen.
Bedenk dat de accessoires letsel kunnen veroorzaken als ze oneigenlijk gebruikt worden of
als de gebruiker niet begrijpt hoe hij ze correct moet laten werken. Let altijd op tijdens hun
gebruik.
1.2 HOOFDONDERDELEN VAN DE GAZONMAAIER
Modellen van de gazonmaaier 92 EVO or 92 EVO 4x4 bestaan uit de volgende basisonderdelen:
(1) Kap met opslagruimte
De kap is een combinatie van kunststoffen en metalen afdekkingen voor de opslagruimte
van de accu.
(2) Frame met een bumper
Het frame met de bumper dient als een draagelement voor de meeste van de hoofdonderdelen
van de machine.
(3) Vooras met wielen inclusief stuurinrichting*
De vooras maakt dat de wielen kunnen draaien. De wielen worden gedraaid door middel
van het stuurwiel en een mechanisme met een vertanding.
1.2
De 92 EVO 4x4 is voorzien van voorwielaandrijving. Aandrijving van alle wielen
wordt automatisch ingeschakeld en het vermogen wordt afhankelijk van de actuele
tractieomstandigheden en de rijrichting (vooruit of achteruit), over de individuele assen
verdeeld.
(4) Maaimechanisme
Het maaimechanisme maait het gras. Het bevindt zich onder de machine. Het
maaimechanisme bestaat uit een kap, een hoofdplaat en maaimeshouders en twee
enorme maaimessen. Het maaimechanisme wordt aangedreven door middel van een
elektromagnetische koppeling en een V-snaar.
(5) Motor, versnellingsbak, met aandrijving van de achterwielen door middel van
een by-pass.
De viertakt-benzinemotor is op het frame gemonteerd aan de achterzijde van de machine.
De versnellingsbak met hydrostatische overbrenging van het vermogen is bedoeld voor het
overschakelen tussen de versnellingen tijdens het rijden. De by-passhendel bevindt zich
op de achterplaat van de machine. Deze dient om de versnellingsbak te activeren of uit te
schakelen voor de achterwielen.
172
(6) Het opklapframe van de machine
Het opklapframe is bedoeld om te voorkomen dat de machine 180° omrolt, als de machine
kantelt en opzij rolt.
1.2
(7) Plaats van de bestuurder
Gezeten in de comfortabele stoel heeft de bestuurder gemakkelijk toegang tot alle
bedieningselementen van de machine. De stoel die wordt gebruikt, garandeert een veilige
en comfortabele bediening.
ATTENTIE: Op het model 92 EVO 4x4 van de machine is om constructietechnische
redenen de ontkoppeling van de aandrijving van de vooras niet mogelijk – het
hydraulische systeem is niet voorzien van een by-passklep en dat beperkt de mogelijkheden
de machine te verplaatsen aanzienlijk, wanneer de motor niet loopt. Als de machine dan
wordt verplaatst, wordt de vooras aanzienlijk overbelast en dat kan leiden tot beschadiging.
De by-passhendel op deze machine wordt voornamelijk gebruikt om het hydrostatische
systeem te ontluchten. De machine mag niet worden gebruikt (in de versnelling) als de bypasshendel in de uitgeschakelde stand staat - er is dan gevaar dat de overbrenging wordt
beschadigd!!
1.3 P
RODUCTIDENTIFICATIELABEL
EN
ANDERE
LABELS
SYMBOLEN, DIE OP DE MACHINE WORDEN GEBRUIKT
MET
1.3.1 PRODUCTIDENTIFICATIELABEL
Iedere tractormaaier is voorzien van een productidentificatielabel, dat zich onder de zitting van de
stoel bevindt. U kunt erbij komen door de stoel op te tillen.
1. Model machine
2. Model motor
3. Jaar van productie
4. Gewicht
1.3.1
5. 5. Naam en adres van de fabrikant
6. EC-codes ter beoordeling van naleving van voorschriften voor het product
7. Merkteken van naleving van het product
8. Logo van de fabrikant
9. Gegarandeerd geluidsniveau volgens bepaling 2000/14/EG
De verkoper zal het serienummer noteren aan de binnenzijde van de voorpagina van deze
handleiding, wanneer de machine wordt overgedragen.
1.3.2 ANDERE LABELS EN HUN BETEKENIS
De volgende labels en stickers zijn op de machine bevestigd:
u Labels op het maaimechanisme:
1.3.2a
Gevaar
Niet op staan
Roterende
messen
Gegarandeerd
geluidsniveau
100
dB
173
u Labels op de carrosserie onder de zitting van de stoel:
Gevaar
Niet aanraken
tijdens gebruik
Voor iedere schoonmaakbeurt of
reparatie de motor stoppen en de
bougie-aansluiting
loskoppelen.
Stap niet van de
machine tijdens het
rijden.
Voorzichtig,
verbogen
voorwerpen
Lees de handleiding
Maai niet in de
nabijheid van
mensen
Neem geen
passagiers mee
Maai in stijgende
en dalende richting,
maar niet overdwars
1.3.2b
Houd onbevoegden
op een veilige
afstand
MAX
10
o
Maximale
helling
u Labels aan de achterzijde van de maaier:
Voorzichtig
Heet oppervlak
1.3.2c
Gevaar voor
brandwonden
u Labels van de hendel voor de rijrichting:
Choke
Cruise-control
0
Cruise-control gedeactiveerd
1
Cruise-control geactiveerd
Snel
1.3.2d
Langzaam
F
Vooruit
N
Vrij
R
Achteruit
Het is streng verboden labels en symbolen die op de accessoire zijn bevestigd, te
verwijderen of te beschadigen. Neem, als de label beschadigd is of onleesbaar, contact
met de leverancier of fabrikant van de machine en vraag om een vervangende label.
174
1.4 TECHNISCHE PARAMETERS
BASISPARAMETERS
Afmetingen van de machine
(lengte x breedte x hoogte)
UNITS
92 EVO
92 EVO 4x4
[mm]
2310 x 1010 x 1510
2310 x 1050 x 1510
814
814
780
790
[kg]
317
350
[km/h]
0-8,5 / 0-4,5
0-9 / 0-5
Voor
Wielbasis
[mm]
Achter
Gewicht van de machine
Snelheid vooruit / achteruit
Maaihoogte
[mm]
50-100
Maaibreedte
[mm]
920
Voor
Wielafmetingen
16x6,5-8
16x6,5-8
20x10,0-8
20x10,0-8
["]
Achter
Capaciteit brandstoftank
[l]
12
Brandstoftype
---
Loodvrije benzine Octaan 95
Gegarandeerd emissieniveau van
akoestisch vermogen LWA
[dB]
<100
Verklaard van akoestische de
plaats van gebruik LpAd volgens EN
ISO 11201
[dB]
<100
Type accu
---
* - zie de tabel op de volgende pagina voor de specifieke waarden.
175
12V 24aH
12V 32aH
Motor
Toeren
±100
(min-1)
Verklaard van akoestische de plaats
van gebruik LpAd volgens
EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3
EN ISO 11201
Vibratie totaalvalue (m.s-2)
volgens EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3
stoel
stuurwiel
totale vibratie av
volgens EN 1032
vibratie overgedragen
aan de arm ahv
volgens EN 1033
BS21
3000
82+2
0,7+0,3
2,7+1,3
BS23
3000
87+4
1,5+0,6
<2,5
EMAK
K2400
2900
85+2
1,0+0,4
2,9+1,5
176
2. VEILIGHEID EN GEZONDHEID TIJDENS HET WERK
Tractormaaiers van de modellen 92 EVO en 92 EVO 4x4 onder de merknaam Apache - Tuareg worden
geproduceerd in overeenstemming met de geldende Europese veiligheidsnormen. De fabrikant bevestigt
dit in de Verklaring van overeenkomst die is bijgesloten aan het eind van deze gebruikershandleiding
(
10).
Als deze machine op juiste wijze en volgens de gebruikershandleiding wordt gebruikt, is de machine
zeer veilig.
In het geval dat geen gevolg wordt gegeven aan de veiligheidsvoorschriften en
niet alle waarschuwingen in deze gebruikershandleiding in acht worden genomen,
kan deze tractormaaier handen of benen afhakken en voorwerpen wegslingeren,
wat kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of een ongeval met dodelijke
afloop, schade of beschadiging van de machine of van een van de onderdelen of
accessoires ervan.
2.1 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
De persoon die primair verantwoordelijk is voor eigen veiligheid en die van anderen tijdens het
gebruik van de tractormaaier, is de gebruiker. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
letsel van personen of schade aan de machine en ecologische schade, die voortvloeit uit gebruik en
bediening van de machinedie niet in overeenstemming is met alle veiligheidsvoorschriften die in deze
gebruikershandleiding zijn opgenomen.
2.1.1 ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
! De machine mag alleen worden bestuurd door een persoon ouder dan 18 jaar die deze
gebruikershandleiding heeft gelezen.
! De gebruiker van de machine is verantwoordelijk voor de veiligheid van personen in de buurt van het
werkterrein van de machine.
! Het is niet toegestaan technische modificaties aan de machine en haar accessoires. Ongeautoriseerde
modificaties kunnen leiden tot gevaarlijke werkcondities en maken de garantie ongeldig.
! Neem alle eisen die worden gesteld met betrekking tot brandveiligheid in acht (
2.4).
! Verwijder de veiligheidsstickers en -labels niet van de machine.
! Blijf niet staan in de buurt van de machine of onder de machine, als deze wordt opgetild en als deze
opgetild niet voldoende is geborgd tegen vallen of omvallen.
! Schakel het maaimechanisme en de motor altijd uit en verwijder de sleutel uit het contact wanneer u:
} de machine schoonmaakt
} gras dat zich heeft verzameld, uit het maaimechanisme verwijdert.
} over een onbekend voorwerp hebt gereden en het nodig is te controleren of de machine is beschadigd of
als het nodig is de schade te verhelpen
} de machine veel meer trilt dan anders en het nodig is de oorzaak van de trillingen vast te stellen
} u bezig bent de motor of andere bewegende onderdelen te repareren (maak ook de bougiekabels los)
2.1.2 VOORDAT U DE MACHINE IN GEBRUIK NEEMT
! Gebruik de tractormaaier niet als deze is beschadigd of als een van de elementen van de beschermende
beplating ontbreekt. Alle kappen en andere elementen van de beschermende beplating moeten op
hun plaats zitten. Verwijder daarom niet een van de elementen van de beschermende beplating van
de machine en stel niet een ervan buiten werking. Controleer regelmatig dat deze elementen goed
werken.
! Werk niet met de machine nadat u alcohol of drugs hebt gebruikt of medicijnen die uw waarneming
nadelig kunnen beïnvloeden.
! Werk niet met de machine als u lijdt aan duizeligheid of flauwte of als u op andere wijze verzwakt bent
of niet goed geconcentreerd.
177
! Leer, voordat u de machine in werking stelt, alles over de bedieningselementen en zorg ervoor dat
u ze zo kunt bedienen dat u, zo nodig, de motor onmiddellijk kunt stilzetten of uitzetten.
! Pas niet de stand aan van de motorregelaar of van de snelheidsbeperking.
! Voordat u begint met werken met de machine moet u van het oppervlak van het terrein dat u gaat
maaien, alle stenen, stukken hout, draad, botten, gevallen takken en andere items verwijderen, die
tijdens het maaien zouden kunnen worden weggeslingerd.
! Verhelp alle storingen voordat u de machine gaat gebruiken. Controleer, voor u aan de slag gaat, grondig
dat de snaren zijn gespannen, de messen scherp zijn en de ruimte binnen in het maaimechanisme vrij
is.
2.1.3 TIJDENS HET WERKEN MET DE MACHINE
! Deze machine is bedoeld voor het maaien van niet-onderhouden terreinen waar de gebruiker misschien
niet altijd volledig zicht heeft op en kennis van de conditie van het terrein dat wordt gemaaid (greppels
en gaten), en daarom is de machine voorzien van een opklapframe.
! Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 10° (17%) en wanneer u de 4x4-aandrijving
gebruikt op hellingen van meer dan 20° (32%).
! Transport van passagiers, dieren of vrachten direct op de machine is verboden. Transport van vrachten
is alleen toegestaan op aanhangwagens die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de machine.
! Zelfs als u de machine maar voor korte tijd alleen laat, moet u de sleutel uit het contact nemen.
! Als u met de machine wegrijdt van het werkterrein waar u gras maait, moet u altijd het maaimechanisme
uitschakelen en het omhoog brengen in de transportpositie.
! Maai niet in de buurt van hopen materiaal, gaten of oevers. De tractormaaier kan plotseling omver
rollen als het wiel over de rand van een gat of greppel komt of bij een rand die afkalft.
! Blijf tijdens het werken uit de buurt van betonnen ondersteuningen, boomstronken en randen van
borders en voetpaden, deze mogen niet in contact komen met de messen omdat dat kan leiden tot
beschadiging van het maaimechanisme en het mechanisme van de machine.
! Stop, als u op een massief voorwerp botst, en schakel het maaimechanisme en de motor uit en
inspecteer de gehele machine, vooral de stuurinrichting. Voer zo nodig reparaties uit voordat u de
motor weer start.
! Werk, als dat mogelijk is, niet met de machine in nat gras. Verminderde tractie kan slippen tot gevolg
hebben.
! Blijf uit de buurt van obstakels (bijv. een plotselinge verandering van de helling, greppels, enz.) waar
de machine zou kunnen kantelen.
! Als het maaimechanisme is uitgeschakeld moet het altijd in de transportpositie staan.
! Probeer niet de stabiliteit van de machine te verbeteren door de grond aan te stampen.
! Werk alleen met de machine bij daglicht of bij goed kunstlicht.
! Het is niet toegestaan met de machine op de openbare weg te rijden.
! Draag, wanneer u de machine bedient, geen losse kleding en een korte broek, draag stevig, volledig
gesloten schoeisel. Bedien de machine nooit terwijl uw sandalen draagt of blootsvoets.
! Laat de motor niet draaien in gesloten ruimten. De uitlaatgassen bevatten stoffen die reukloos zijn
maar giftig, en mogelijk dodelijk.
! Steek niet uw handen of benen onder de afdekking van het maaimechanisme. Breng nooit een deel
van uw lichaam in de buurt van de roterende of bewegende onderdelen van de machine.
! Start de motor nooit zonder een uitlaat.
! Gewoonlijk overschrijdt het geluid dat wordt geproduceerd tijdens het maaien niet de waarden voor
akoestische druk en voor akoestisch vermogen die worden opgegeven in deze gebruikershandleiding
1.4) Maar in bepaalde gevallen kunnen de lawaainiveaus onder bepaalde omstandigheden en als
(
gevolg van de conditie van het terrein korte tijd worden overschreden.
! De fabrikant van de machine adviseert u gehoorbescherming te gebruiken wanneer u met de machine
werkt omdat het belasten van het gehoororgaan met een uitzonderlijk hoog geluidsniveau of de
effecten van lawaai op de lange termijn kan/kunnen leiden tot permanente beschadiging van het
gehoor.
178
! Houd altijd uw aandacht volledig bij het rijden en bij de andere werkzaamheden die u met de
machine uitvoert. De meest voorkomende oorzaken van het verlies van controle over de machine zijn
bijvoorbeeld:
} Verlies van wieltractie.
} Veel te hoge snelheid, het niet aanpassen van de snelheid aan de actuele omstandigheden en kenmerken
van het terrein.
} Plotseling remmen waarbij de wielen blokkeren.
} De machine gebruiken voor doeleinden waarvoor zij niet is ontworpen.
2.1.4 NA HET VOLTOOIEN VAN DE WERKZAAMHEDEN MET DE MACHINE
! Houd de machine en de accessoires altijd goed schoon en in goede technische staat.
! De roterende messen zijn scherp en kunnen verwondingen veroorzaken. Draag altijd beschermende
handschoenen of omwikkel de messen, wanneer u de messen hanteert.
! Controleer regelmatig de moeren en bouten waarmee de messen vastzitten en controleer dat zij met
6.3.6).
het juiste hoeveelheid aanzetmoment zijn aangedraaid (
! Let er vooral op dat de borgmoeren goed vastzitten. Wanneer de moer voor een tweede keer wordt
losgedraaid, neemt de kracht van de bevestiging af en moet de moer worden vervangen door een
nieuwe.
! Inspecteer regelmatig alle componenten en vervang de componenten die volgens de aanbevelingen
van de fabrikant moeten worden vervangen.
2.2 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES VOOR HET WERKEN OP HELLINGEN
Hellingen zijn de voornaamste oorzaak van ongelukken, verlies van controle over de machine en de
daaropvolgende zijwaartse kanteling, die kunnen leiden tot ongevallen met ernstig letsel en dodelijke
afloop. Het maaien op hellingen vraagt altijd meer aandacht van de gebruiker. Als u niet zeker bent van
uzelf, of als het werk boven uw macht is, maai dan niet op hellingen.
! Tractormaaiers kunnen worden gebruikt op hellingen van maximaal 10° (17%) en wanneer de 4x4aandrijving wordt gebruikt, op hellingen van maximaal 20° (32%) , parallel aan de helling, d.w.z.
5.5.4.
omhoog en omlaag. Meer informatie
! Ga extra voorzichtig te werk wanneer u van richting verandert. Draai alleen op een helling als het
werkelijk niet anders kan.
! Kijk goed uit voor gaten, wortels en ongelijk terrein. Oneffen terrein kan ertoe leiden dat uw machine
omvalt. Hoog gras kan obstakels aan het zicht onttrekken. Verwijder daarom van tevoren alle
ongewenste voorwerpen uit het terrein dat u wilt maaien.
! Kies een zodanige snelheid dat u niet hoeft te stoppen op een heuvel.
! Wees zeer voorzichtig wanneer u aanhangers aan de machine vastmaakt. Aanhangers kunnen de
stabiliteit van de machine doen afnemen.
! Voer alle bewegingen op een helling langzaam en gelijkmatig uit. Verander niet plotseling van snelheid
of richting.
! Start of stop niet op een helling. Als de wielen tractie verliezen, stop dan de aandrijving van de
messen en rij langzaam van de helling.
! Begin op een helling zeer voorzichtig en langzaam te rijden zodat de machine niet wegspringt.
Verminder altijd de rijsnelheid van de machine voor de helling en breng vooral de snelheid tot een
minimum terug wanneer u naar beneden rijdt, zodat u kunt profiteren van het remmende effect van
de transmissie. Dit remeffect is aanzienlijk groter op de machine van het model 92 EVO 4x4.
2.3 KINDVEILIGHEID
Als de gebruiker niet alert is op de aanwezigheid van kinderen kan er een tragisch ongeluk plaatsvinden.
De beweging van een tractormaaier trekt de aandacht van kinderen. Ga er nooit van uit dat kinderen op
de plaats zullen blijven waar u ze het laatst zag.
! Laat geen kinderen toe zonder toezicht op terreinen waar u bezig bent met het maaien van het gras.
! Wees altijd voorbereid - zet de motor af als er kinderen naar u toe komen.
179
! Kijk voor en tijdens het achteruitrijden achter u en naar de grond.
! Vervoer geen kinderen, zij kunnen vallen en zich ernstig verwonden of er kan een gevaarlijke situatie
ontstaan als zij de bediening van de tractormaaier verhinderen. Laat nooit kinderen de maaier
bedienen.
! Wees extra voorzichtig op plaatsen met beperkt zicht (bij bomen, struiken, muren, enz.).
2.4. BRANDVEILIGHEID
Wanneer aandrijving u fundamentele regels en voorschriften voor werkveiligheid
brandbeveiliging die gelden voor de werkzaamheden met dit type machine, in acht nemen.
en
! Verwijder regelmatig brandbare materialen (droog gras, bladeren, enz.) uit het gebied rond de uitlaat,
de motor, de accu en overal waar zij in contact kunnen komen met benzine of olie, en vervolgens
kunnen vlam vatten en de machine in brand kunnen zetten.
! Laat de motor van de tractormaaier afkoelen voordat u de machine parkeert in een gesloten ruimte.
! Wees extra voorzichtig met benzine, olie of andere brandbare stoffen. Dit zijn zeer brandbare stoffen
en de dampen ervan zijn explosief. Rook niet tijdens deze werkzaamheden. Draai nooit de dop van de
benzinetank los en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt, de motor heet is of de machine in
een gesloten ruimte staat.
! Controleer voor gebruik de benzineleidingen en vul geen benzine bij tot in de hals van tank. De hitte
die wordt gegenereerd door de motor en door de zon en het uitzetten van de brandstof kunnen ertoe
leiden dat de benzine overloopt en er brand ontstaat.
! Gebruik voor het opslaan van brandbare stoffen tanks die speciaal voor dat doel zijn ontworpen.
Bewaar nooit een tank met benzine en parkeer nooit de machine in een gebouw in de buurt van een
warmtebron.
! Wees extra voorzichtig wanneer u met de accu werkt. Het gas in de accu is zeer explosief, rook
daarom niet in de buurt van de accu en gebruik geen open vuur, zodat ernstige verwondingen kunnen
worden voorkomen.
180
3. DE MACHINE KLAAR MAKEN VOOR GEBRUIK
3.1 UITPAKKEN EN INSPECTEREN
De tractormaaier wordt geleverd verpakt in een krat. Sommige van de machines worden ten behoeve
van het transport in de productiefaciliteit gedemonteerd en daarom kunt u deze machines pas in gebruik
nemen wanneer u bepaalde onderdelen hebt geïnstalleerd. Het uitpakken en gereedmaken voor gebruik
wordt uitgevoerd door de verkoper in het kader van de servicewerkzaamheden voorafgaand aan de
aflevering.
Inspecteer de verpakte machine onmiddellijk na aflevering op beschadigingen. Informeer de
vervoerder als u beschadigingen vindt. Als de klacht niet op tijd wordt ingediend, kan geen
schadevergoeding worden geëist.
Controleer dat het model van de machine het model is dat u hebt besteld. Pak, in het geval
van een onregelmatigheid, de machine niet uit en breng de leverancier onmiddellijk hiervan
op de hoogte.
3.1
1.
2.
3.
4.
5.
Verpakking van de krat
Stoel
Opklapframe
Stuurwiel
Documentatie (geplaatst onder de kap)
Verwijder met een geschikt stuk gereedschap (bijv. een breekijzer of hamer, enz.) de krat (1) en pak de
machine uit.
Voer een visuele inspectie uit van de machine en de losse onderdelen en kijk naar beschadigingen die
tijdens het vervoer kunnen zijn opgetreden. Pak alle afzonderlijk verpakte onderdelen uit en inspecteer
ze.
De verpakking bevat:
} Tractormaaier
} Stoel (2)
} Opklapframe ingevouwen (3)
} Stuurwiel (4)
} Documentatie (5) (lijst van verpakte onderdelen, gebruikershandleiding voor de tractormaaier,
gebruikershandleiding voor de motor, gebruikershandleiding voor de accu, servicelogboek)
3.2 VERWERKING VAN DE VERPAKKING
Na het uitpakken van de machine is het belangrijk dat het verpakkingsmateriaal
goed bij het afval wordt verwerkt of wordt gerecycled. De verwerking moet worden
uitgevoerd in overeenstemming met de in het land van de gebruiker geldende
wetten voor afvalverwerking.
De verwerking kan worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf.
3.3 MONTAGE VAN DE AFZONDERLIJK VERPAKTE LOSSE ONDERDELEN
Omdat het hier werkzaamheden van technische aard betreft wordt deze machine voorbereid
voor gebruik door de verkoper van de tractormaaier (volgens onderstaande instructies).
Verwijder, voordat u met de installatie begint, alle verpakkings-, beschermings- en
bevestigingsmaterialen.
181
a) Installeren van de veren van de stoel:
} Kantel de stoel.
}
Schroef de bouten los die de veer van de zitting onder de beugel vasthouden.
Installeer vervolgens de veren zo dat zij boven de beugel zitten.
3.3a
} Stel de afstand in van de stoel tot het stuurwiel door de hendel in te drukken die de
stoel op zijn plaats houdt en die onderdeel uitmaakt van de stoel.
U mag beslist niet op de stoel gaan zitten voordat de veren van de stoel zijn geïnstalleerd!
Anders kan er een botsing met de kap plaatsvinden en kan deze worden beschadigd.
b) Installeren van het stuurwiel:
} Sla met een hamer en een geschikte doorslag de pen (2) uit, die in het gat van de as
is geplaatst (1).
} Het stuurwiel kan op twee hoogten worden ingesteld door middel van twee gaten in
de stuurwielas. Kies de optimale positie voor het stuurwiel, bevestig het op de as (1)
en draai totdat de gaten in het stuurwiel en de as tegenover elkaar uitkomen.
3.3b
} Plaats de pen weer in het gat en sla de pen vast met een hamer.
c) Stel het inklapframe in op de juiste positie:
} Stel met de hendels van de snelkoppeling het opklapframe in de verticale positie.
3.3c
d) Aansluiten van de accu:
} Open de bergruimte in de kap en draai de bouten op de polen van de accu los.
} Zwarte draad Plaats deze op de (+)-pool van de accu en zet de draad vast met de
bout.
3.3d
} Bruine draad Plaats deze op de (-)-pool van de accu en zet de draad vast met de
bout.
Wanneer u de draden anders vastzet dan hierboven wordt beschreven, zal dat beschadiging
van de machine tot gevolg hebben.
Wanneer u de accu loskoppelt, maak dan eerst de negatieve (–)-pool los van de accu.
Wanneer u de accu in gebruik neemt en wanneer u onderhoudswerkzaamheden aan de accu
uitvoert, ga dan te werk volgens de instructies in de gebruikershandleiding voor de accu.
Houd u ook aan alle veiligheidsinstructies die hierin staan.
Maak nu de machine klaar voor gebruik volgens de aanwijzingen in het volgende hoofdstuk.
3.4 CONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN
Omdat het hier werkzaamheden van technische aard betreft wordt deze machine voorbereid voor
gebruik door de verkoper van de tractormaaier (volgens de instructies van de fabrikant).
3.4.1 HET OLIEPEIL CONTROLEREN
U kunt pas het oliepeil controleren als de tractor horizontaal staat. De dop van de vulopening bevindt
zich op de motorbeplating aan de achterzijde van de machine. Draai de peilstok los, veeg deze droog,
plaats de peilstok weer en draai vast. Draai de peilstok weer uit en lees het oliepeil af.
Oliepeil op de peilstok:
(1) - (ADD) laag oliepeil
(2) - (FULL) maximum oliepeil
Het oliepeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. Zo niet, voeg dan motorolie
toe totdat de “FULL” markering wordt bereikt. Het type van de motorolie wordt vermeld in de
gebruikershandleiding van de motor.
182
U moet steeds voordat u gras gaat maaien het oliepeil controleren.
3.4.2 DE ACCU CONTROLEREN
Controleer het laadniveau van de accu volgens de instructies in de gebruikershandleiding van de accu.
3.4.3 DE BRANDSTOFTANK VULLEN MET BRANDSTOF
Om veiligheidsredenen wordt de tractormaaiervervoerd zonder brandstof en daarom moet voorafgaand
aan het eerste opstarten brandstof in de tank worden gedaan. De brandstoftank bevindt zich aan de
achterzijde van de machine en heeft een capaciteit van 12 l.
Gebruik alleen benzine met het octaangetal dat wordt aangeduid in de gebruikershandleiding
van de motor, d.w.z. loodvrije benzine Octaan 95. Defecten die veroorzaakt worden door
een verkeerde brandstof vallen niet onder de garantie!
Vul de brandstoftank alleen wanneer de motor is uitgeschakeld en de motor koud is. Vul de
brandstoftank in een goed geventileerde ruimte.
Eet en rook niet en gebruik geen open vuur wanneer u met brandstoffen werkt.
Gebruik voor het vullen van de brandstoftank een geschikte trechter.
Let erop dat u bij het vullen van de tank geen brandstof morst. Gemorste brandstof kan
gemakkelijk vlam vatten. Als u brandstof morst, veeg de gemorste brandstof dan grondig
droog.
Bewaar brandstof buiten het bereik van kinderen.
Procedure voor het tanken van brandstof:
} Draai de tankdop los. Open de tanktop langzaam want er kan overdruk in
de brandstoftank heersen die wordt veroorzaakt door benzinedampen.
} Plaats een trechter in de opening van de brandstoftank en begin de
brandstof uit de voorraadtank te gieten.
} Veeg na het vullen van de brandstoftank altijd het gebied rond de opening
van de brandstoftank droog en ook de opening van de brandstoftank zelf.
U kunt het brandstofniveau aflezen aan de strepen.
3.4.4 DE BANDENSPANNING CONTROLEREN
Controleer de bandenspanning, voordat u de machine in gebruik neemt.
De spanning van de voorbanden moet zijn 150 kPa.
80 kPa
De spanning van de achterbanden moet zijn 80 kPa.
150 kPa
Het verschil in bandenspanning mag zijn ± 10 kPa.
Overschrijd niet de maximale bandenspanning die op de banden
staat vermeld.
3.4.5 H
ET OLIEPEIL IN HET HYDRAULISCH CIRCUIT CONTROLEREN (GELDT VOOR
MODEL 92 EVO 4X4)
De machine is voorzien van een hydraulisch circuit met een overlooptank met de voorgeschreven
hoeveelheid olie. Het oliepeil in de tank kan tijdens het transport dalen.
De overlooptank bevindt zich in het achterste gedeelte van de machine onder de motorkap
} Controleer dat het oliepeil tussen de twee merktekens op de peilstok van afsluitdop staat, vul, als dat
nodig is, de vereiste hoeveelheid van de voorgeschreven olie bij.
183
} Veeg het gebied rond de tankopening en de tankopening zelf schoon. Maak ook regelmatig de gehele
tank schoon, omdat vuil in de olie de levensduur van het oliefilter bekort en een defect tot gevolg kan
hebben.
Het systeem wordt volledig ontlucht tijdens de eerste paar uren dat u met de machine rijdt - wij
adviseren u de machine 1 tot 2 uur „in te rijden“ met een niet te zware belasting.
3.4.6 EEN LEKKAGETEST UITVOEREN OP HET HYDRAULISCH CIRCUIT
Voer een visuele controle uit op het hydraulisch circuit en kijk naar olielekkage, vooral op de plaatsen
waar aansluitingen zijn gemaakt op de transmissies Als u lekkage ontdekt, breng uw servicewerkplaats
daarvan dan op de hoogte.
3.5 DE MACHINE VAN DE PALLET AFRIJDEN
} Breng twee geschikte rijplanken in gereedheid en plaats ze naast de pallet
zodat de wielen van de machine ervan af kunnen rijden. Als u van de pallet
rijdt zonder rijplanken, bestaat het gevaar dat u de onderzijde van de
machine beschadigt!
} Breng het maaimechanisme omhoog in de transportstand door aan
de hendel voor het heffen van het maaimechanisme te trekken
4.2.1 (10)).
(
} Verplaats de gashendel
(
4.2.1 (5)).
} Trek de chokehendel uit (
van
positie
ongeveer
halverwege
4.2.1 (6)).
} Zet de by-passhendel in positie „1“ (
4.2.1 (11)).
} Start de machine door de sleutel in positie
rijd de machine langzaam van de pallet af.
(
4.2.1(1)) te zetten en
Nadere bijzonderheden over het starten en uitzetten van de motor worden gegeven in
5.3.
184
5.2 en
4. DE MACHINE BEDIENEN
4.1 PLAATS VAN DE BELANGRIJKSTE BEDIENINGSELEMENTEN
4.1
(1)
Hoofdschakelaar Aan/Uit
(2)
Deactivering van de ontkoppeling van het maaimechanisme voor achteruitrijden
(3)
Indicatielampje vrijstand versnelling
(4)
Teller van motoruren
(5)
Schakelaar activering maaimechanisme
(6)
Indicatielampje activering maaimechanisme en uitloop
(7)
Hendel parkeerrem
(8)
Rempedaal
(9)
Vergrendelingspedaal differentieel
(10)
Hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme
(11)
Gashendel
(12)
Ontkoppelingshendel cruise-control
(13)
Rijhendel
(14)
Choke
(15)
Vrijloophendel
(16)
Bedieningshendels kantelframe
4.2 BESCHRIJVING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN
(1) HOOFDSCHAKELAAR AAN/UIT (MAIN)
Voor het starten / uitzetten van de motor. Deze schakelaar heeft de volgende 4 posities:
Contact uit / contact uitzetten
De koplampen op de kap inschakelen / uitschakelen
Contact aan, de motor loopt.
Motor starten - startpositie
185
(2) D
EACTIVERING VAN
ACHTERUITRIJDEN
DE
ONTKOPPELING
VAN
HET
MAAIMECHANISME
VOOR
Schakelaar R dient om de functie van de automatische ontkoppeling van het maaimechanisme bij
achteruitrijden uit te schakelen (
5.5.1).
De schakelaar moet worden ingedrukt wanneer het maaimechanisme
al automatisch is ontkoppeld maar de bladen nog niet zijn gestopt met
draaien (ongev. 4 seconden) of wanneer het maaimechanisme wordt
gestart onmiddellijk voordat het achteruitrijpedaal wordt ingetrapt.
Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van
achteruit naar vooruit de ontkoppeling van het maaimechanisme weer
geactiveerd.
(3) INDICATIELAMPJE VRIJSTAND VERSNELLING
Het indicatielampje laat zien dat de rijhendel in de vrijstand staat.
Brandt niet – de rijhendel staat in de stand F (Forward -Vooruit) of R
(Reverse - Achteruit)
Brandt groen – de rijhendel staat in de stand N (Neutral - Vrij)
(4) URENTELLER VAN DE MOTOR
De urenteller van de motor laat het totaalaantal uren zien
dat de motor heeft gedraaid. Door op de knop Mode te
drukken kunt u geleidelijk overschakelen tussen de volgende
onderhoudsfuncties:
TMR 1
- ritteller. U kunt de waarde resetten door de
knop Mode 6 seconden ingedrukt te houden.
OIL CHG
-O
lie verversen. Deze functie heeft twee
tijdsaanduidingen voor olie verversen. De
eerste is na 5 uur (olie verversen nadat
de motor is ingereden) en wordt slechts
eenmaal getoond. De tweede is na 25 uur
(standaardtijd voor olie verversen).
AIRFILTER SVC - reinigen of vervangen van het luchtfilter. De
tijdsaanduiding is ingesteld op 50 uur.
Twee uur voordat de ingestelde tijd is verstreken, verschijnt er
gedurende 10 seconden een melding in de display.
Wanneer de ingestelde tijd is verstreken, verschijnt de melding
NOW (NU) in de display.
U kunt de hierboven genoemde alarmmeldingen resetten door
de knop Mode 6 seconden ingedrukt te houden.
Knoeien aan de teller zal de garantie doen vervallen – de aansluiting van de teller van de
motoruren is voorzien van een verzegeling.
Neem onmiddellijk contact op met het servicewerkplaats als de teller van de motoruren niet
goed werkt.
186
(5) SCHAKELAAR ACTIVERING MAAIMECHANISME
Wanneer u op het gedeelte met het symbool drukt, wordt het maaimechanisme ingeschakeld. Wanneer
u op het gedeelte zonder het symbool drukt, wordt het maaimechanisme uitgeschakeld.
UITGESCHAKELD
Het maaimechanisme uitschakelen / het
maaimechanisme is uitgeschakeld.
INGESCHAKELD
Het maaimechanisme inschakelen
(6) INDICATIELAMPJE ACTIVERING MAAIMECHANISME EN UITLOOP
Deze indicator geeft aan dat het maaimechanisme is ingeschakeld en omlaag staat.
Lampje brandt
Knippert
Het maaimechanisme is ingeschakeld
Het maaimechanisme is uitgeschakeld, maar de messen draaien
nog (de indicator knippert ongeveer 10 seconden)
(7) HENDEL PARKEERREM
2
1
De hendel van de parkeerrem heeft twee posities. In positie (1) is de rem niet
ingeschakeld, wanneer u de hendel in positie (2) hebt gezet en het rempedaal
indrukt, wordt de parkeerrem ingeschakeld (remt).
Wanneer u op het rempedaal drukt, wordt de parkeerrem uitgeschakeld en
wordt de hendel automatisch vrijgegeven en in positie (1) gezet.
(8) REMPEDAAL
De tractormaaier gaat langzamer rijden wanneer u het rempedaal indrukt.
Gebruik de rem nooit tegelijkertijd met de functie voor de rijrichting - het
gevaar bestaat dat u dan de transmissie beschadigt.
(9) VERGRENDELINGSPEDAAL DIFFERENTIEEL
Het pedaal wordt alleen gebruikt als dat nodig is en wanneer u recht vooruit rijdt. De hendel heeft twee
posities:
Wanneer u het pedaal indrukt, wordt de vergrendeling ingeschakeld.
Wanneer u het
uitgeschakeld.
pedaal
loslaat,
187
wordt
de
vergrendeling
automatisch
Gebruik de vergrendeling alleen wanneer u het recht vooruit rijdt en alleen als
het nodig is (bij verlies van tractie). Gebruik de vergrendeling van het differentieel
nooit wanneer u van rijrichting verandert. U zou dan de transmissie ernstig kunnen
beschadigen!
(10) HENDEL VOOR DE HOOGTEAFSTELLING VAN HET MAAIMECHANISME
Met deze hendel stelt u de hoogte af van het maaimechanisme tot de grond.
De hendel heeft 4 werkposities (50 - 60 - 75 – 100 mm), met een
maaihoogte van 5 tot 10 cm. Hoe hoger het getal van de positie
van de hendel, des te hoger is de hoogte van de vegetatie die na het
maaien blijft staan.
Er is ook 1 transportpositie, op 120 mm boven de grond. Wanneer
de hendel in de transportpositie staat, kunt u het maaimechanisme
niet inschakelen omdat in deze stand een veiligheidsschakelaar is
ingebouwd.
Wanneer u rijdt zonder te maaien, moet de hendel in de transportpositie staan!
De mulch-functie kan worden verbeterd door middel van een speciaal accessoire, een
zogeheten “mulch-set”, die wordt geleverd als een speciaal accessoire voor het maaien van
goed onderhouden gazons.
(11) GASHENDEL
Voor het regelen van de snelheid van de motor. Deze hendel heeft de volgende drie posities:
MAX
Maximumsnelheid van de motor
MIN
Minimumsnelheid van de motor (stationair)
(12) UITSCHAKELING CRUISE CONTROL
Deze hendel schakelt de mechanische cruise-controlfunctie uit zodat het heel nauwkeurig rijden met de
machine bij een lage snelheid mogelijk wordt.
Schakel de cruise-control niet uit wanneer u op hoge snelheid rijdt.
0
Cruise-control is uitgeschakeld
1
Cruise-control is ingeschakeld
188
(13) HENDEL RIJRICHTING
Regelt het vermogen dat op de achterwielen wordt overgebracht en de snelheid van de machine in
beide richtingen. In de basisinstelling is er een mechanische cruise-controlfunctie, die automatisch
wordt uitgeschakeld wanneer het rempedaal wordt ingedrukt.
F
Rijrichting
vooruit
De hendel dichter naar de letter F verplaatsen geeft
een hogere snelheid en vice versa.
N
Vrij
De machine staat stil
R
Rijrichting
achteruit
De hendel dichter naar de letter R verplaatsen geeft
een hogere snelheid en vice versa.
U kunt de rijrichting pas veranderen van vooruit in achteruit of van achteruit in
vooruit als u de machine hebt stilgezet. Wanneer u op het rempedaal trapt, wordt
de versnellingspook automatisch in de stand “N“ gezet.
(14) CHOKE
Voor het starten van een koude motor:
CHOKE
Een koude motor starten:
(15) BY-PASSHENDEL – VRIJE BEWEGING VAN DE ACHTERWIELEN
De functie van de by-passhendel is het uitschakelen van de transmissie naar de achterwielen en maakt
het mogelijk de machine te verplaatsen zonder de aandrijving van de motor. De hendel bevindt zich aan
de achterzijde van de machine en heeft de volgende twee posities:
Positie
Aandrijving van
de achterwielen
(0)
UITGESCHAKELD
(1)
INGESCHAKELD
Gebruik
Hendel is uitgetrokken - u kunt de
machine duwen
Hendel is ingeduwd - u kunt met de
machine rijden
ATTENTIE: Op de machine van het model 92 EVO 4x4 wordt de hendel voornamelijk
gebruikt om het hydrostatische systeem te ontluchten. Laat deze procedure uitvoeren door
een gespecialiseerde servicewerkplaats, omdat hierbij hoge eisen worden gesteld aan de
apparatuur.
De machine mag niet worden gebruikt (in de versnelling) als de by-passhendel in de
uitgeschakelde stand staat - er is dan gevaar dat de transmissie wordt beschadigd!
189
(16) BEDIENINGSHENDELS KANTELFRAME
Het opklapframe is bedoeld om te voorkomen dat de machine 180° omrolt, als de machine kantelt
en opzij rolt. Onder geen enkele omstandigheid werkt het beschermende frame als veiligheids-/
beveiligingsfunctie voor de gebruiker! Het opklapframe heeft drie posities:
1. Werk
2. Onderhoud
3. Hulpfunctie voor het hanteren van de machine
De afzonderlijke posities worden ingesteld door middel van de hendels voor de snelkoppeling aan de
zijkanten van het frame.
190
5. BEDIENEN VAN EN WERKEN MET DE MACHINE
Wat u moet weten voordat u de tractormaaier de eerste keer aanzet:
} De tractormaaier is voorzien van veiligheidscontacten, die zijn aangesloten door middel
van een schakelaar onder de stoel.
} De motor stopt automatisch als de gebruiker opstaat van de stoel verlaat en de machine
niet is vastgezet met de parkeerrem.
} De motor kan kan alleen worden gestart wanneer het maaimechanisme is uitgeschakeld
en de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme in de transportpositie
staat.
5.1 C
ONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN VAN DE
MACHINE
Controleer voordat u de tractormaaier gaat starten, het volgende:
} Oliepeil in de motor (
3.4.1)
} Laadniveau van de accu (
} Het brandstofniveau (
} Bandenspanning (
3.4.2)
3.4.3)
3.4.4)
} Dat de by-passhendel in de stand „1“ staat
5.2 DE MOTOR STARTEN
De machine is voorzien van een functie die voorkomt dat de motor wordt gestart als niet aan de
volgende veiligheidscondities wordt voldaan:
} De aandrijving van het maaimechanisme is ontkoppeld (het indicatielampje maaimechanisme
ingeschakeld brandt niet)
} De rijhendel staat in de tand N (Neutral - Vrij)
} De berijder zit in de stoel van de machine
Start, wanneer u aan de beschreven condities hebt voldaan, de motor als volgt:
a) Zet de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme in de transportpositie.
b) Zet de aan/uit-schakelaar voor het maaimechanisme in de stand „DEACTIVATED“ (UITGESCHAKELD).
c) Zet de hendel voor de rijrichting in de stand „N“.
d) Zet gashendel in de stand voor het maximale toerental van de motor.
e) Trek de choke uit.
f) Start de motor door de contactsleutel in de stand „Start engine“ (Motor starten) te zetten. Laat de
sleutel los wanneer de motor is gestart. De sleutel keert automatisch terug in de stand „Ignition on“
(Contact aan).
Laat de contactsleutel los zodra de motor start. Het starten van de motor mag niet
langer dan 10 seconden duren, omdat anders het gevaar bestaat dat de schakelaar
wordt beschadigd!
Gebruik nooit vaste externe starters voor het starten van de machine. Hierdoor
zou de elektrische bedrading beschadigd kunnen raken. Er kan een 12V-accu met
een hogere capaciteit worden aangesloten.
g) Duw de choke terug.
h) Verplaats de gashendel langzaam naar de stand voor stationair (verminder het toerental van de
motor).
Laat de motor een aantal minuten draaien voordat u het maaimechanisme inschakelt.
191
Laat de motor nooit draaien in een afgesloten of slecht geventileerde ruimte. Uitlaatgassen
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor uw gezondheid.
Houd uw handen, benen en kleding weg bij de draaiende onderdelen en de uitlaat.
5.3 DE MOTOR UITSCHAKELEN
a) Zet de gashendel in de stand „MIN“.
b) Schakel het maaimechanisme, als dat is ingeschakeld, uit door de schakelaar omlaag te drukken.
c) Zet de motor uit door de sleutel in de stand „STOP“ te draaien en neem de sleutel uit het contact.
Laat de motor, als deze zeer heet is, enige tijd op het minimum toerental draaien.
Stop de motor nooit door alleen maar uit de stoel op te staan, terwijl u de sleutel
in het contact laat zitten in de stand „ON“, omdat dit tot een elektrische storing
kan leiden.
Zet de sleutel altijd in de stand „OFF“ en haal de sleutel uit het contact. Zo voorkomt
u dat de machine wordt gestart door onbevoegden of door kinderen.
Zet voordat u het contract uitschakelt het toerental in de stand langzaam zodat
zelfontbranding wordt voorkomen. Als u geen gevolg geeft aan deze instructie, kan dat
leiden tot beschadiging van de motor en van de uitlaat.
Maak nooit de accukabels los terwijl de motor draait! Hierdoor zou uit de
regelmechanisme van de motor beschadigd kunnen raken.
5.4 HET MAAIMECHANISME INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN
5.4.1 HET MAAIMECHANISME INSCHAKELEN
} Zet de gashendel in de stand „MAX“.
} Stel met de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme het maaimechanisme af en
daarbij de maaihoogte in.
} Zet de aan/uit-schakelaar voor het maaimechanisme in de stand „ACTIVATED“ (INGESCHAKELD).
Condities voor het inschakelen van het maaimechanisme:
- de berijder zit in de stoel van de machine
- de hendel voor de hoogte-afstelling van het is niet maaimechanisme staat in de transportpositie.
5.4.2 HET MAAIMECHANISME UITSCHAKELEN
} Schakel het maaimechanisme uit door de aan/uit-schakelaar omlaag te duwen.
Als de berijder uit de stoel opstaat, wordt de motor automatisch uitgezet en daarbij ook de
rotatie van de maaimessen stilgezet.
Maar u mag nooit het maaimechanisme uitschakelen door gewoon uit de stoel op te staan.
Als u niet de sleutel in het contact uit de stand „ON“ in de stand „STOP“ draait, blijft
een gedeelte van de elektrische installatie onder spanning staan en dat kan leiden tot
beschadiging. Ook blijft de urenteller van de motor ingeschakeld.
5.4.3 DE HOOGTE VAN HET MAAIMECHANISME INSTELLEN VOOR HET MAAIEN
} Als u het maaimechanisme hoger van de grond wilt afstellen, verplaats dan de
hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar boven in de stand
4. Deze stand is bedoeld voor het maaien van hoge en natte vegetatie tot een
hoogte van 10 cm.
192
} Als u het maaimechanisme dichter bij de grond wilt afstellen, verplaats dan
de hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar beneden in
de stand 1. Deze stand is bedoeld voor het maaien van vlakke en onderhouden
terreinen tot een hoogte van 5 cm.
5.5 DE MACHINE BERIJDEN
Algemene waarschuwingen voordat u gaat rijden:
} Controleer dat de parkeerrem is uitgeschakeld. De parkeerrem mag niet in stand „2“ blijven staan
4.2.1 (3)). Wanneer u op de parkeerrem trapt, wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
(
} De by-passhendel moet in stand „1“ staan, d.w.z. de by-pass van de aandrijving moet ingeschakeld
zijn.
} Wanneer u onderweg bent naar het terrein dat u gaat maaien, moethet maaimechanisme
uitgeschakeld zijn en in de transportstand staan.
} Wanneer over obstakels rijdt die hoger zijn dan 8 cm (trottoirbanden, enz.), moet u rijplanken
gebruiken zodat u het maaimechanisme en de versnellingsbak niet beschadigt.
} Voorkom dat de voorwielen hard stoten tegen massieve obstakels, omdat anders de vooras zou
kunnen beschadigen, vooral wanneer u op hoge snelheid rijdt.
5.5.1 VOORUIT- / ACHTERUITRIJDEN
} Verplaats, terwijl u langzaam gaat rijden, de versnellingshendel in in de gewenste rijrichting, d.w.z. in
de stand „F“ als u vooruit wilt rijden en in de stand „R“ als u achteruit wilt rijden.
} Als u uw rijsnelheid wilt verlagen, verplaatst u de versnellingshendel minder ver in de rijrichting. Als
u de rijsnelheid wilt verhogen, verplaatst u de versnellingshendel verder in de rijrichting.
U kunt de rijrichting pas wijzigen als u de versnellingshendel in de stand “N”
hebt gezet en de hendel even in deze stand is blijven staan. Als u dit doet terwijl de
machine rijdt, bestaat het gevaar dat u de transmissie beschadigt.
Gebruik nooit de hendel voor de rijrichting en de rem tegelijkertijd – hierdoor kan de
transmissie beschadigen.
Het systeem is voorzien van een functie automatische ontkoppeling van het maaimechanisme
voor achteruitrijden bij een snelheid van meer dan 0,3 mtr/s (ongev. 1 km/uur).
Bij opzettelijk en gecontroleerd achteruitrijden met het maaimechanisme ingeschakeld, kunt u
deze veiligheidsfunctie uitschakelen door te drukken op de knop R die zich naast het stuur bevindt
(
4.2 (2)). Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar
vooruit de ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd.
Let, wanneer u de ontkoppeling van de functie met de knop R gebruikt, uitzonderlijk
goed op het gebied achter de machine wanneer u achteruitrijdt.
5.5.2 STOPPEN
U stopt de machine terwijl deze in voorwaartse / achterwaartse richting rijdt, door op het rempedaal
te trappen. De versnellingspook keert automatisch terug in de stand „N“. De remafstand is minder
dan 1,5 m.
Wanneer u op het rempedaal trapt en de cruise-control is ingeschakeld, wordt deze
automatisch in de neutrale stand gezet. De remafstand is minder dan 2 m.
De machine kan alleen worden gestopt door de hendel voor de rijrichting geleidelijk naar de
stand “N“ te verplaatsen en geleidelijk het rempedaal in te trappen.
Gebruik nooit de hendel voor de rijrichting en de rem tegelijkertijd – hierdoor kan de
transmissie beschadigen.
193
5.5.3 RIJSNELHEID EN GRASMAAIEN
} Over het algemeen geldt dat hoe natter, hoger en dichter het gras is, des te lager de rijsnelheid
moet zijn. Wanneer de machine te snel rijdt en er hogere eisen aan de machine worden gesteld,
neemt de rotatiesnelheid van de messen af en ook de kwaliteit van het maaien. Stel onder dergelijke
omstandigheden de motor in op maximaal vermogen.
} Als het gras erg hoog is, moet het enkele malen worden gemaaid. Maai eerst op maximale
hoogte en met een kleinere maaibreedte, als dat nodig is. De tweede maal kan dan het gras op de
gewenste hoogte worden gemaaid.
} Wij adviseren u te maaien in parallelle. Wanneer u een oppervlak maait dat u al eerder met de
machine hebt bestreken, neemt de effectiviteit van de messen toe en zal het gemaaide terrein er
beter uitzien.
} Wanneer u rijdt over ongelijk terrein, kan de rijsnelheid wisselen.
5.5.4 RIJDEN OP EEN HELLING
Tractormaaiers van het model 92 EVO kunnen werken op
hellingen van maximaal 10° (17%).
Goed
P
Met de machine van het model 92 EVO 4x4 kunt u omhoog
en omlaag rijden maar niet dwars op de helling, over lokaal
ongelijk terrein met een helling van maximaal 20°.
Wanneer werkt op een helling, moet u zich houden aan de
volgende beginselen:
} Let extra goed op wanneer u op een helling rijdt.
} Rijd altijd op een lagere snelheid en regel de snelheid met
de hendel voor de rijrichting
} Rijd alleen omhoog of omlaag. U kunt dwars op de helling
rijden maar let extra goed op en doe het alleen wanneer
u de machine keert. Rijd, als dat mogelijk is, niet dwars op
de helling.
92 EVO
Max 10o
(17%)
92 EVO 4x4
Max 20
(32%)
o
Fout
} Let er bij het keren vooral op dat er niet een wiel over een
verhoogd obstakel (steen, boomwortel, enz.) rijdt.
} Rijd langzamer wanneer u van een helling of over obstakels
rijdt. Let vooral goed op bij het keren en het keren op
hellingen.
} Gebruik altijd de parkeerrem wanneer u stopt op een
helling.
Wanneer u de machine overbelast door te rijden op hellingen van meer dan 10° (20°), bestaat
het risico dat u de versnellingsbak ernstig beschadigt. De fabrikant is niet aansprakelijk
voor schade die zo ontstaat.
194
6. ONDERHOUD EN AFSTELLING
Op juiste wijze regelmatig uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden en inspecties dragen ertoe bij de
probleemloze levensduur van de tractormaaier te verlengen. Versleten of beschadigde onderdelen
moeten op tijd worden vervangen. Wanneer u onderdelen vervangt, gebruik dan alleen originele
reserveonderdelen. Wanneer niet-originele onderdelen worden gebruikt kan de machine beschadigd
raken, de gezondheid van de bestuurder of van andere personen gevaar lopen en in de garantieperiode
zal de garantie komen te vervallen. U kunt reserveonderdelen bestellen wanneer u contact opneemt
met de fabrikant van de machine of een geautoriseerde servicewerkplaats.
6.1 OVERZICHT VAN INSPECTIES EN ONDERHOUD
SERVICEPERIODE
ONDERDEEL.
OPMERKING
Voor elk gebruik
Na 50 uur gebruik
of 1 jaar
Steeds na 100 uur
of 1 jaar
ACCU
---
Controleer het niveau
van de elektrolyt.
---
Controleer de
aansluiting
BRANDSTOFFILTER
---
---
Vervanging
---
MESHOUDER
Controle
---
---
---
ELEKTRISCH CIRCUIT
Controleer veiligheid
schakelaars
Controleer kabel
bundels
---
---
HYDRAULISCH CIRCUIT
Controleer op
lekkages
---
---
---
MOTORKOELING
Verwijder gras uit het
rooster van de motor
en van de uitlaat
Schoonmaken
---
---
V-SNAAR VAN DE
AANDRIJVING
Controleer op
slijtage, controleer de
spanning
---
---
---
V-SNAAR
MAAIMECHANISME
Controleer op
slijtage, controleer de
spanning
---
---
---
MOTOROLIE
Controleer het
niveau, vul bij
Olie verversen
---
---
SPANMECHANISME
V-SNAAR
Controleer op
werking
Controleer conditie
---
---
OLIE IN HET
HYDRAULISCH CIRCUIT
---
---
---
Vervanging na
200 uur gebruik
OLIEFILTER
---
---
Vervanging
OLIEFILTER VAN DE
TRANSMISSIE
---
---
---
PARKEERREM
Controleer op
werking
Controleer
mechanisme
---
BANDEN
Controleer
bandenspanning en
staat van de banden
---
---
Voor 150kpa
Achter 80kpa
BEDIENINGSELEMENTEN
---
Controleer
---
---
RUBBEREN KAPPEN
Controleer conditie
---
---
---
VOORSTE AANDRIJFAS
(VOOR MODEL
92 EVO 4x4)
Controleer de
conditie en de
bevestiging van alle
kogelscharnieren
en controleer de
aandrijfstang van het
stuurmechanisme
---
---
De kogelgewrichten
moeten een minimale
speling hebben
De aandrijfstang
mag geen tekenen
van beschadiging
vertonen (scheurtjes)
VOORAS
Controleer de
conditie van
scharnieren en wielen
Smering van verticale
scharnieren
---
---
195
Vervanging na
200 uur gebruik
SERVICEPERIODE
ONDERDEEL.
OPMERKING
Voor elk gebruik
Na 50 uur gebruik
of 1 jaar
Steeds na 100 uur
of 1 jaar
VERSNELLINGSBAK
Controleer op
lekkages
Controleer de
conditie van de poelie
Controleer oliepeil
Olie SAE 10w-40
5w-50 (4x4)
VERSNELLINGSPOOK
Controleer op
werking
Controleer de
spanning van de
snaar
---
---
STUURMECHANISME
---
Controleer op
werking
---
---
BOUGIES
---
---
Reinig en stel af of
vervang
---
VENTILATOR,
RADIATORVINNEN VAN
DE MOTOR
---
---
Schoonmaken
---
ALLE POELIES
Controleer conditie
en de werking
---
---
---
MAAIHOOGTE
Controleer, smering
van pennen
---
---
---
Schoonmaken
Vervanging
Afhankelijk van de
aard van gebruik vaker
LUCHTFILTER
MAAIMESSEN
Controleer conditie
en bevestiging
---
---
---
MAAIMECHANISME
Controleer conditie
en bevestiging
---
---
---
Neem, voor vervanging van alle onderdelen en voor reparaties waarvoor de machine moet
worden gedemonteerd en die niet worden beschreven in deze gebruikershandleiding, contact
op met uw leverancier of een geautoriseerde servicewerkplaats. Neem ook contact op met
uw leverancier voor de volgende afstellingen en onderhoudswerkzaamheden:
• afstelling van de elektromagnetische koppeling
• afstelling van de rem
• afstelling van de motor
• vervanging van de V-snaren
• ontluchten van het hydraulisch circuit (voor model 92 EVO 4x4)
• ontluchten van de voorste aandrijfas (voor model 92 EVO 4x4)
• andere problemen met het hydraulisch circuit (voor model 92 EVO 4x4)
• als er zich andere moeilijkheden voordoen
196
6.2 DAGELIJKSE INSPECTIES EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zorg er, voordat u begint met onderhouds- of reparatiewerkzaamheden, voor dat
volledig bekend bent met alle instructies, beperkingen en aanbevelingen in deze
gebruikershandleiding.
Haal altijd de sleutel uit het contact en neem de bougiekabels los, voordat u schoonmaak-,
onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoert.
Draag tijdens het werk geschikte werkkleding en werkschoenen. Draag geschikte
handschoenen wanneer u een maaimes hanteert of bij werkzaamheden waarbij u het risico
loopt van snijwonden.
Zorg ervoor dat u geen brandstof, olie of andere gevaarlijke stoffen morst.
Voer geen grote reparaties uit als u niet het noodzakelijke gereedschap en niet de
juiste kennis hebt van de reparatie van verbrandingsmotoren.
Houd u bij het verwerken van gebruikte olie, brandstof of andere gevaarlijke stoffen altijd
aan de geldende milieuvoorschriften.
6.2.1 VOOR U AAN DE SLAG GAAT
u CONTROLEER DE BANDENSPANNING
Let er op dat de banden de voorgeschreven spanning hebben en controleer de bandenspanning
regelmatig. Het behoud van de voorgeschreven bandenspanning is van belang voor een gelijkmatig
maairesultaat. Verschillende bandenspanningen kunnen moeilijkheden veroorzaken bij het rijden en
kunnen zelfs leiden tot verlies van controle over de machine.
Bandenspanning voor: 150 kPa
Bandenspanning achter: 80 kPa
Het verschil in bandenspanning van de afzonderlijke banden mag zijn ± 10 KPa.
u CONTROLEER HET OLIEPEIL IN DE MOTOR
Parkeer de tractormaaier op een horizontaal oppervlak. Open de motorkap en draai de dop van de
vulopening los. Draai de peilstok los, veeg deze droog, plaats de peilstok weer en draai vast. Draai de
peilstok weer uit en lees het oliepeil af.
Het oliepeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. Zo niet, voeg dan motorolie toe
totdat de “FULL” markering wordt bereikt.
Nadere bijzonderheden over het controleren en bijvullen van olie vindt u in de aparte
gebruikershandleiding die door de fabrikant van de motor wordt geleverd.
u CONTROLEER KABELS EN BEVESTIGING VAN BOUTEN
Controleer de status van de kabels (visueel) en of de bouten strak zijn aangedraaid (met de hand).
u CONTROLEER DE CONDITIE VAN DE REMMEN
Controleer dat de remmen goed werken. Doe dit als volgt:
} Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en schakel de motor uit.
} Druk het rempedaal in en schakel de parkeerrem in.
} Schakel met behulp van de by-passhendel de aandrijving van de achterwielen uit.
} Probeer de machine naar voren te duwen. Als de achterwielen draaien, moeten de remmen worden
nagezien. Neem contact op met een geautoriseerde servicewerkplaats en laat de remmen afstellen.
6.2.2 NA DE WERKZAAMHEDEN
u DE MACHINE INSTALLEREN
Breng na het voltooien van de maaiwerkzaamheden het maaimechanisme omhoog in de hoogste stand
en schakel de aandrijving van de maaimessen uit.
Schakel het contact uit, trap het rempedaal in en zet de machine vast met de parkeerrem.
197
u DE MACHINE SCHOONMAKEN
} Verwijder alle vuil en grasresten van het oppervlak van de tractor.
} Verwijder ook gras, stof en andere brandbare materialen van de rand van de uitlaat.
u HET MAAIMECHANISME SCHOONMAKEN
Het maaimechanisme moet na ieder gebruik zorgvuldig worden schoongemaakt, vooral de binnenzijde
van het mechanisme. Gebruik voor de schoonmaakwerkzaamheden een schrapper, een spatel of
stromend water. Het juiste onderhoud en de juiste behandeling van het maaimechanisme verbeteren
het werkresultaat en verlengen de levensduur. Ga als volgt te werk:
} Zet de machine vast zodat deze niet kan rijden.
} Breng het maaimechanisme omhoog naar de transportstand.
} Til (kantel) de metalen beschermingskap aan de rechterzijde omhoog. Maak het gehele gebied van
het maaimechanisme schoon.
} Controleer tijdens het schoonmaken ook de conditie van de messen (
6.3.6).
u WASSEN VAN DE MACHINE
U kunt de machine beter niet met een hogedrukreiniger schoonmaken! Als u dit
toch doet, zorg er dan voor dat er geen water in de carburateur, luchtfilter, ontsteking,
uitlaat, accu en andere elektrische componenten doordringt.
Richt de waterstraal nooit direct op de kogellagers (lagers in de meshouder, wielen) of op
onderdelen waar olie in zit (oliefilter, vulopening, enz.)
Parkeer de machine, voor u gaat wassen, op een geschikte vlakke ondergrond.
} Kunststof onderdelen van de machine:
- reinig deze met een spons en water met een zeepoplossing.
6.3 REGELMATIGE CONTROLES, ONDERHOUD EN AFSTELLING
6.3.1 ACCU
Wanneer u de accu goed en regelmatig onderhoudt, zal deze langer meegaan. Controleer daarom
regelmatig de conditie van de accu in overeenstemming met de instructies in de handleiding van de
fabrikant.
} Houd de polen van de accu schoon. Als er zich vuil op verzamelt, of zij worden roestig, maak ze
dan schoon volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de accu. Onderbreking van het circuit
die wordt veroorzaakt door oxidatie van de contacten, kan ertoe leiden dat de accu niet meer wordt
opgeladen door de motor!
} Controleer regelmatig de conditie van de electrolyt. Het niveau moet staan
in het bereik MIN - MAX. Gebruik alleen gedistilleerd water wanneer u de
elektrolyt bijvult.
} Een lege accu moet zo snel mogelijk worden opgeladen, anders worden de cellen onherstelbaar
beschadigd.
} De accu moet altijd worden opgeladen:
- voorafgaand aan de eerste ingebruikname
- wanneer u de accu lange tijd niet zult gebruiken
- voorafgaand aan het opstarten na een langere onderbreking
} Gebruik, als de accu moet worden vervangen, altijd een accu van hetzelfde formaat en type.
Nadere bijzonderheden over het controleren en onderhouden van accu’s vindt u in de aparte
gebruikershandleiding die door de fabrikant van de accu wordt geleverd.
198
6.3.2 MOTOR
u OLIE VERVERSEN
Neem een lege container van tenminste 2 liter wanneer u olie gaat
verversen. Om ervoor te zorgen dat alle olie uit de motor loopt,
kunt u het beste de machine laten overhellen naar de zijde van de
aftrapschroef door er aan de zijde er tegenover bijv. houten blokken
onder te zetten. Tap de olie af wanneer deze nog warm is.
} Schroef de vulopening van de olie los, zodat de olie beter en sneller
uit het motorblok loopt.
} Verwijder de aftapschroef en laat alle olie lopen in de container die
u hebt klaargezet.
} Schroef de aftapschroef weer in en vul het motorblok met de juiste
Gebruikershandleiding voor de
hoeveelheid aanbevolen olie (
motor) en sluit de olievuldop.
} Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok. Vul olie bij tot het
juiste niveau, als dat nodig is.
Nadere bijzonderheden over het verversen van olie en ook over het soort olie en de
hoeveelheid, vindt u in de aparte gebruikershandleiding die door de fabrikant van de motor
wordt geleverd.
Wij adviseren u uw handen grondig te wassen met water en zeep als uw handen in contact
zijn gekomen met gebruikte olie.
Verwerk de gebruikte olie in overeenstemming met de voorschriften van de milieuwetgeving.
Lever de olie in een gesloten container in bij een inzamelpunt voor gebruikte olie. U mag
onder geen enkele omstandigheid de gebruikte olie wegdoen bij het huishoudelijk afval of
de gebruikte olie door de afvoer of in de grond gieten.
u ONDERHOUD VAN HET LUCHTFILTER
Laat de motor nooit draaien zonder een luchtfilter. De motor zal dan snel slijten.
Onderhoud het luchtfilter volgens de instructies in de gebruikershandleiding die door de
fabrikant van de motor is geleverd.
u ONDERHOUD VAN DE BOUGIE
De motor kan alleen perfect lopen als de bougie op de juiste wijze is afgesteld en vrij is van
verontreiniging.
Gebruik alleen de bougie die door de fabrikant van de motor wordt opgegeven!
Als u de motor kort voor de inspectie of vervanging van de bougie laat lopen, is de bougie
heel erg heet. Wees dus voorzichtig en brand u niet.
} Neem de bougiekabel los en verwijder de bougie met behulp van een
steeksleutel.
} Inspecteer het uiterlijk van de bougie. Als de bougie zichtbaar ernstig
versleten is of als de isolator is gebarsten of er zijn stukken van afgebroken,
moet u de bougie vervangen.
} Als de bougie vuil is en slechts een beetje versleten, moet de bougie
voorzichtig worden gereinigd met een (koperen) draadborstel.
} Stel met behulp van een voeler de afstand van de elektroden in
Gebruikershandleiding voor de motor).
(
} Zet de bougie na het uitvoeren onderhoud of zet de nieuwe bougie stevig
vast. Een bougie die niet goed is vastgezet, kan heel heet worden en dat
kan ernstige beschadiging van het motorblok tot gevolg hebben.
Controleer, onderhoud en vervang de bougies volgens de instructies
gebruikershandleiding voor de motor die door de fabrikant is geleverd.
199
in
de
u VERVANGING VAN HET BRANDSTOFFILTER
Laat de motor nooit draaien zonder een brandstoffilter. De motor zal dan snel slijten.
Vervang het brandstoffilter volgens de instructies in de gebruikershandleiding voor de motor
die door de fabrikant is geleverd.
u ONDERHOUD VAN HET KOELSYSTEEM VAN DE MOTOR
Controleer, iedere keer voordat u aan het werk gaat en steeds tijdens de werkzaamheden dat het
rooster op de motor niet verstopt raakt met grasresten of andere voorwerpen. Maak het rooster schoon
als dat nodig is!
Verwijder na 100 werkuren of eens per jaar de afdekking van de ventilator en maak vervuilde en
verstopte plekken en de koelvinnen van de motor schoon. Zo voorkomt u dat de motor te heet wordt of
beschadigd raakt. Maak vaker schoon als dat nodig is.
6.3.3 LAMPEN VERVANGEN
De lampen zitten in een houder en zijn bereikbaar wanneer u de kap optilt.
} Draai de roterende vergrendeling die voorste kap omlaag houdt, schuif de lamp uit de houder, bijv.
met een schroevendraaier, en zet weer een lamp in. Zet de deksel van de kap terug.
Het type en de specificaties van de lamp worden genoemd in de op catalogus van de
reserveonderdelen.
6.3.4 EEN ZEKERING VERVANGEN
Als een zekering doorslaat, slaat de motor onmiddellijk af,
het maaimechanisme stopt en alle indicatorlampjes op het
instrumentenpaneel zullen uitgaan. U moet in dat geval uitzoeken
welke zekering is doorgeslagen en deze vervangen door een nieuwe.
U mag in geen geval een doorgeslagen zekering vervangen door een
zekering die een hogere specificatie heeft!
} Draai de schroef los die de voorste kap omlaag houdt, til de kap op
en verwijder de afdekking van het verzekeringenkastje.
} Verwijder de zekering en vervang deze door een zekering van
hetzelfde type als de eerste zekering, bijv., 15A of 5A.
Als de motor of het maaimechanisme nog niet werkt, als u de zekering hebt vervangen,
neem dan contact op met een geautoriseerde servicewerkplaats.
U mag onder geen omstandigheden proberen de regelunit van het elektrische
systeem te verwijderen!
6.3.5 DE MACHINE OPTILLEN
Als u de tractormaaier wilt optillen, gebruik dan een krik en steunen.
Ga als volgt te werk:
} Plaats de krik onder de versnellingsbak op de achteras en krik het achterste gedeelte van de machine
op.
} Plaats twee steunen onder de uiteinden van de assen aan de binnenzijde van de achterwielen.
} Til de voorkant van de machine en plaats een steun onder onder ieder uiteinde van de assen van de
voorwielen.
Laat de machine nooit kantelen naar de zijde van de carburator. Er zou dan olie in het
luchtfilter kunnen komen!
200
6.3.6 MAAIMECHANISME – CONTROLE EN ONDERHOUD VAN DE MAAIMESSEN
Controleer, voordat u met de tractormaaier aan de slag gaat, de conditie van de messen (beschadiging,
conditie van de snijrand). Als de messen bot, verbogen of afgebroken zijn, heeft dat een negatieve
uitwerking op het maairesultaat. Beschadigde messen zijn zeer gevaarlijk.
Er kan een deel van het materiaal afbreken en uit het werkgebied van de machine worden weggeslingerd.
Draag altijd zware werkhandschoenen wanneer u met de maaimessen werkt.
u MESSEN VERVANGEN
Als door frequent gebruik de messen versleten zijn of beschadigd, kunnen zij niet goed worden
uitgebalanceerd of geslepen en moeten zij onmiddellijk worden vervangen.
De messen zijn aan beide kanten geslepen, dus als een zijde bot is, kan een mes worden
omgedraaid.
Vervang altijd beide messen en zet ze vast met nieuwe M16-bouten. Dan is gewaarborgd dat
het maaimechanisme gebalanceerd is en dat de messen stevig zijn vastgezet. Ga als volgt te werk:
} Schakel de motor uit en neem de sleutel uit het contact.
} Zet de machine vast zodat deze niet kan rijden.
} Breng
het
maaimechanisme
transportstand.
omhoog
naar
de
} Open de metalen beplating aan de rechterzijde van de
ruimte van het maaimechanisme.
} Schroef M16-vergrendelingsmoer los.
70 + 10 Nm
} Neem de bevestigingsbout, de O-ring en het mes los.
Plaats een nieuw of geslepen mes en ga daartoe in
omgekeerde volgorde te werk.
} Gebruik nieuwe, ongebruikte M16vergrendelingsmoeren.
} Draai, voordat u het tweede mes vervangt, de meshouder
180° met de hand.
275 + 25 Nm
Vervang het tweede mes volgens dezelfde procedure
als die voor de vervanging van het eerste mes.
Zorg ervoor dat, wanneer u de messen weer plaatst, zij
goed op hun plaats worden bevestigd en geborgd!
u DE MESSEN SLIJPEN
De maaimessen moeten scherp zijn, gebalanceerd en recht. Wanneer u werkt met niet goed geslepen
of beschadigde maaimessen, wordt gras uit de grond getrokken, worden gazons beschadigd en wordt
het gemaaide gras niet goed in de grasopvang verzameld.
Als de mensen alleen maar bot zijn en geen andere beschadigingen te zien geven, kunnen ze worden
geslepen. Na het slijpen moeten de twee messen worden uitgebalanceerd. Uitbalanceren is bedoeld om
trillingen in het maaimechanisme te voorkomen. Het verschil in gewicht tussen de beide bladen
mag niet meer dan 2 gram zijn. Controleer bij de vervanging altijd de slijtage van de tussenstukken
en de montagebouten, zodat u zeker weet dat zij in perfecte conditie zijn Als u ernstige beschadiging van
het maaimechanisme ontdekt, moet de machine grondig worden geïnspecteerd in een geautoriseerde
servicewerkplaats.
Gebruik altijd een nieuwe, ongebruikte M16-vergrendelingsmoer.. Gebruik nooit
een vergrendelingsmoer die al is gebruikt, omdat veilige bevestiging van het mes
niet kan worden gegarandeerd!
Repareer niet een mes dat is verbogen of op een andere manier is beschadigd,
vervang het onmiddellijk.
Draag altijd zware werkhandschoenen wanneer u met de maaimessen werkt.
201
Procedure voor het slijpen:
} Schakel de motor uit en neem de sleutel uit het
contact.
} Zet de machine vast zodat deze niet kan rijden.
} Breng het maaimechanisme
transportstand.
omhoog
naar
de
} Open de metalen beplating aan de rechterzijde van de
ruimte van het maaimechanisme.
} Schroef M16-vergrendelingsmoer los.
} Neem de bevestigingsbout, het tussenstuk en het mes
los.
} Verwijder het tweede mes op dezelfde wijze als het
eerste.
} Maak de beide messen schoon.
} Slijp eerst de messen met een slijptol en daarna met
een vijl.
Slijp de messen nooit terwijl zij nog aan het maaimechanisme vastzitten.
Plaats het geslepen mes en ga daarbij in omgekeerde volgorde te werk.
} Gebruik nieuwe, ongebruikte M16-borgmoeren.
} Draai, voordat u het tweede mes vervangt, de meshouder 180° met de hand.
6.3.7 M
AAIMECHANISME
CONTROLEREN
6.3.7
-
DE
AANDRIJFPOELIE
VAN
HET
MECHANISME
De poelie van de aandrijfriem van het maaimechanisme en de riem zijn veilig weggeborgen
onder een kunststof kap. U kunt voor reinigings-, inspectie- en afstelwerkzaamheden deze
kap verwijderen door de twee schroeven aan de zijkanten los te schroeven.
Controleer steeds voordat u de machine
gebruikt, de bevestigingbout van de poelie.
De bout moet worden aangedraaid met
een aanzetmoment van 80 Nm.
De poelie is bereikbaar wanneer u het
maaimechanisme in de laagste stand zet.
80 Nm
6.3.8 CONTROLE EN AFSTELLING VAN DE AANDRIJFSNAAR
Wanneer u aan de diverse onderdelen van de aandrijving van de machine werkt, zet de
motor dan altijd uit en neem de sleutel uit het contact.
202
Controleer regelmatig de slijtage en de spanning van
de V-snaren en het spanmechanisme.
A
B
De V-snaren van de aandrijving (rijden en maaien)
worden automatisch op spanning gehouden door een
veer en een poelie. Controleer, voordat u aan het
werk gaat of ten minste steeds na 50 bedrijfsuren
de slijtage van de V-snaren en de werking van het
spanmechanisme.
Pas de positie van het spanpoelie van de aandrijfsnaar
aan met de stelmoeren.
Afstand A = 60 ±2 mm.
Afstand B = 78 mm (zet de hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme op de op een na
laatste stand)
Let, wanneer u een nieuwe snaar opzet, vooral goed op de werking van de machine, omdat
de snaar nog niet voldoende is ingelopen.
6.3.9 SNAREN VERVANGEN
Het vervangen van de aandrijfsnaar en is een betrekkelijk veeleisend karwei dat moet worden uitgevoerd
door een geautoriseerde servicewerkplaats.
6.3.10 DE CRUISE-CONTROLHENDEL AFSTELLEN
Als de cruise- control is geactiveerd en de hendel van de aandrijving keert vanzelf terug in de stand
“N”, moet de cruise-controlhendel worden afgesteld. Laat deze taak uitvoeren bij een gespecialiseerd
servicecentrum.
6.3.11 WIELEN WISSELEN
Parkeer, voordat u één van de wielen wisselt, de tractor op een stevige vlakke ondergrond, zet de motor
uit en neem de sleutel uit het contact. Zet de machine vast zodat deze niet kan rijden. Wissel niet een
wiel als de machine niet voldoende stevig staat in de verhoogde stand!
Ga voor het wisselen van het wiel als volgt te werk:
Cambiare la ruota attenendosi alla seguente procedura:
} Plaats de krik onder de voor- of achterbumper in de buurt van het wiel
dat u wilt wisselen. Voor model 92 EVO 4x4 – plaats de krik altijd tegen
het frame - laat de krik niet de transmissie raken, deze zou daardoor
beschadigd kunnen raken!
} Breng de machine omhoog totdat het wiel dat u wilt wisselen vrij is van de
grond.
} Verwijder de beschermkap van het wiel.
} Verwijder met behulp van een geschikte schroevendraaier de borgring en
de tussenring.
} Trek het wiel van de as.
Ga in omgekeerde volgorde te werk voor het weer bevestigen van het wiel. Reinig, voordat u het wiel
plaatst, alle onderdelen en smeer de as licht met een smeermiddel voor kunststof. Vooral voor de
wielen op de achteras is deze smering van groot belang voor het weer afnemen van de wielen.
Als u deze smering niet toepast, zal het misschien zeer moeilijk zijn de wielen weer op de as
te bevestigen.
Let bij het bevestigen van een achterwiel goed op de onderlinge uitlijning van de pen op de as en de
groef op het wiel.
Controleer tenslotte de bandenspanning.
203
6.3.12 EEN LEKKE BAND REPAREREN
De machine is voorzien van banden zonder binnenband. Laat een lekke band repareren door een
gespecialiseerd bandencentrum of bij een geautoriseerde servicewerkplaats voor machines.
6.3.13 ONDERHOUD VAN DE HYDROSTATISCHE TRANSMISSIE
De transmissie kan alleen betrouwbaar zijn werk doen als het juiste oliepeil gehandhaafd
blijft. Roep, in het geval van problemen met de transmissie, onmiddellijk de hulp in van
een geautoriseerde servicewerkplaats, omdat anders het risico bestaat dat de transmissie
ernstig beschadigd raakt.
Model machine
Olietype
92 EVO
SAE 10W-40, API CD
92 EVO 4x4
SAE 5W-50 synthetische olie
6.4
Oliepeil
Ten minste halverwege de overlooptank
Tussen de merktekens op de peilstok in
de tanktop (totale hoeveelheid olie in het
hydraulisch systeem is 6 liters).
Roep, in het geval van problemen met de transmissie, onmiddellijk de hulp in van een
geautoriseerde servicewerkplaats, omdat anders het risico bestaat van ernstige
beschadiging.
6.3.14 OVERZICHT VAN HET AANZETMOMENT VAN BEVESTIGINGEN VAN BOUTEN
Stuurmechanisme:
Aanzetmoment
92 - 132 Nm
M14-moer van stuurcomponent
M14-moeren van de hoekpennen op het stuurmechanisme
60 - 83 Nm
Borging van pennen op de vooras SC 2x4
40 - 50 Nm
Motor:
60 - 70 Nm
Bout van de elektromagnetische koppeling
Maaien:
M10-moer van de spanpoelie voor het maaimechanisme
33 - 48 Nm
M20-moer van de meshouder
250 - 300 Nm
M16-moer waarmee de messen in de meshouder vastzitten
150 - 200 Nm
M12x30-bout op de poelie van het maaimechanisme
60 - 80 Nm
Aandrijffuncties:
M10-moer op de aandrijfpoelie SC 2x4
24 - 30 Nm
M10-moer op de aandrijfpoelie SC 4x4
35 - 45 Nm
Wanneer u borgmoeren losneemt, moeten zij worden vervangen door nieuwe.
6.4 SMERING
Smeer de machine volgens het onderstaande smeerschema.
Kogellagers van de spanpoelies, geleidepoelies en lagers op het maaimechanisme zijn zelfsmerend.
Smeer, voordat u de machine voor langere tijd buiten gebruik stelt, grondig alle punten die in het
schema worden getoond. Te weten, de halve as van de voor- en achteras (hiervoor moeten de
achterwielen worden verwijderd).
204
Symbool
Uitleg
Smeermiddel voor
kunststof A00
6.4
Olie SAE 30
Interval in uren
Smeermiddel voor kunststof wordt gebruikt voor de smering van:
} stuurcomponent - met een smeernippel
} wielrotatiepen - met smeernippels
} hefarmen maaimechanisme - met een smeernippel
} spanwiel - losnemen en smeren
} centrale fuseepen vooras - met een smeernippel (model 92 EVO 4x4 is voorzien van zelfsmerende
glijkoppelingen)
} hoekverbindingen van de stuurtrekstangen - verwijderen, smeren
} halve assen voorwiel – op maaimachine van het model 92 EVO 4x4 is de interval 10 uur!
Draaipunten worden gesmeerd met olie:
} vergrendelingspedaal differentieel
} rempedaal
} rijhendels
} halve assen achterwiel - de interval is 10 uur
205
7. STORINGEN EN GEBREKEN HERSTELLEN
Voer geen reparaties uit als u niet de geschikte technische apparatuur en kwalificaties hebt. De
reparaties die hieronder worden genoemd, kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd. Wanneer de
gebruiker reparaties uitvoert die niet hier worden genoemd, zal de garantie komen te vervallen. De
fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die ontstaat door door de gebruiker slecht
uitgevoerde, niet-goedgekeurde reparaties.
Storing, gebrek
Oplossing
} Verwijder gras dat zich heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme.
Het
maaimechanisme
maait ongelijkmatig
Bij het maaien blijft
soms vegetatie
staan
} Let er vooral op dat de messen scherp zijn en niet vervormd of beschadigd.
} Controleer dat de messen goed zijn vastgezet.
} Controleer de assen van de messen en de zittingen van de lagers. Vervang deze als zij zijn beschadigd
of al te zeer ingesleten.
} Controleer de behuizingen van de lagers op beschadiging. Voer een inspectie uit en besluit tot reparatie
of vervanging. Wanneer u dik gras maait of gras dat te nat is, zal misschien een strook blijven staan.
Pas de rijsnelheid aan aan de condities van het te maaien terrein door de juiste versnelling te kiezen.
De motor mag niet lopen met de gaskraan half open.
} Controleer dat de messen scherp zijn en onbeschadigd. Vervang de messen als dat nodig is.
} Controleer de spanning en de conditie van de V-snaar van de aandrijving van het maaimechanisme
} Als de aandrijfsnaar uit de poelie springt terwijl de machine rijdt, zal de snaar misschien beschadigd
zijn. Als de snaar ook loskomt nadat u aan de hand van de volgende stappen een controle hebt
uitgevoerd, moet de snaar worden vervangen.
} Controleer de spanning van de snaar (
6.3.7). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
} Controleer de snaarpoelies.
De aandrijfsnaar
van het
maaimechanisme
stopt tijdens het
werken
} Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is.
} Controleer of de snaar misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder
dit dan, als dat het geval is.
} Controleer alle snaren opnieuw. Gedeukte of gescheurde poelies kunnen problemen veroorzaken.
Vervang deze, als dat nodig is.
} Controleer het oppervlak aan de binnenzijde van de poelie van de motor. Als het oppervlak ruw is of
gescheurd, moet de poelie worden vervangen.
} Controleer de onderdelen van het spanmechanisme op slijtage, vervang de versleten onderdelen, als
dat nodig is.
} Kies een andere rijsnelheid (ga bijv. langzamer rijden)
} Breng het maaimechanisme naar een hogere stand
} Als het gras te hoog is of nat, kan de aandrijfsnaar van het maaimechanisme slippen. Controleer dat
de snaar niet versleten is. Vervang de snaar als dat wel zo is.
De aandrijfsnaar
van het
maaimechanisme
slipt
} Ga langzamer rijden met de machine.
} Vergroot de maaihoogte.
} Controleer de spanning van de snaar. Pas de spanning aan, als dat nodig is.
} Controleer het spanmechanism (veer, poelie). Vervang de veer als deze te ver is uitgerekt of
beschadigd.
} Controleer de snaarpoelies.
De aandrijfsnaar
van het
maaimechanisme
slijt uitzonderlijk
veel
} Controleer of de snaar misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder
dit dan, als dat het geval is.
} Controleer poelies en vervang ze als ze beschadigd zijn.
} Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is.
} Controleer de spanning van de snaar (
6.3.7). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
} Controleer dat de snaar niet versleten en niet beschadigd is. Vervang de snaar als dat wel zo is. Span
de snaar als deze te los is.
} Controleer de veer van het spanmechanism. Vervang de veer als deze gebarsten of beschadigd is.
Het
maaimechanisme
wil niet starten
} Controleer of de snaar misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder
dit dan, als dat het geval is.
} Controleer de stand van de hendel voor de maaihoogte. De veiligheidsschakelaar voorkomt dat de
elektromagnetische koppeling wordt ingeschakeld in de transportstand. Beweeg de hendel naar de
werkstand.
} Controleer de instelling van de schakelaar van het maaimechanisme.
206
Storing, gebrek
Oplossing
} Controleer dat de messen niet verbogen of krom zijn, controleer ook dat ze zijn uitgebalanceerd.
Vervang ze, als ze verbogen zijn.
} Controleer dat er geen brandplekken of onregelmatigheden op de snaar zitten, omdat deze de trillingen
zouden kunnen veroorzaken. Vervang de snaar, als deze beschadigd is.
} Controleer dat de messen niet versleten en niet beschadigd zijn. Vervang ze als dat nodig is.
De snaar trilt heel
erg wanneer het
maaimechanisme
inschakelt
} Controleer dat de elektromagnetische koppeling goed overschakelt. Laat de koppeling, als deze niet
goed werkt, vervangen of repareren in een geautoriseerde servicewerkplaats.
} Controleer het oppervlak aan de binnenzijde van de poelie van de motor. Als het oppervlak ruw is of
gescheurd, moet de poelie worden vervangen.
} Verwijder gras dat zich heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme. Dit gras moet
worden verwijderd.
} Controleer dat het defect niet in de bevestiging van de motor zit. Zet de bouten vast en vervang ze, als
dat nodig is.
} Controleer de spanning van de snaar (
De aandrijfsnaar
voor het rijden van
de machine slipt.
6.3.7). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
} Controleer de spanning van de aandrijfsnaar (
Controleer ook de spanveer, en vervang deze als dat nodig is.
} Controleer dat de snaar niet beschadigd of versleten is.
} Controleer of het koppelingsmechanisme misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een
voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is.
} Controleer de motorpoelie of de transmissiepoelie op beschadigingen. Vervang deze, als dat nodig is.
} Controleer de spanning van de snaar.
De aandrijfsnaar
van het rijden slijt
uitzonderlijk snel
} Controleer het spanmechanisme, vervang de beschadigde veer
} Controleer of er misschien een voorwerp de beweging van de snaar belemmert. Verwijder dit, als dat
het geval is.
} Controleer de conditie van de poelies - vervang de poelies als dat nodig is.
De machine komt niet
in beweging wanneer
u in de versnelling
de koppeling laat
opkomen.
De machine maakt
uitzonderlijk veel
lawaai wanneer
u in de versnelling
de koppeling laat
opkomen
Het vermogen van
de machine neemt
af wanneer u een
heuvel oprijdt
} Controleer het schakelmechanisme - bevestiging van de trekbalk van de hendel voor de rijrichting.
} controleer het oliepeil in de overlooptank
} Controleer het oliepeil in de overlooptank en vul olie bij als dat nodig is.
} Er zit lucht in het hydraulisch circuit - rijd de machine enkele minuten heen en weer op een vlakke
ondergrond. Neem contact op met uw servicewerkplaats.
} Wanneer de machine zwaar wordt belast en de omgevingstemperatuur is hoog, is het mogelijk dat de
maximale werkttemperatuur van de olie wordt overschreden. Stel minder hoge eisen aan de machine.
} Controleer of er poelies zijn die zijn beschadigd of vervormd. Vervang ze als dat nodig is.
De machine trilt
hevig tijdens het
rijden
} Controleer of er brandplekken of andere onregelmatigheden op de snaar zitten. Vervang de snaar als
dat nodig is.
} Controleer de spanning van de aandrijfsnaar (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
} Controleer dat de maaimessen zijn uitgebalanceerd. Balanceren of vervang ze als dat nodig is.
Het
stuurmechanisme
slipt of zit los
} Controleer dat er niet te veel ruimte zit in de vertanding. Stel het vertande element af, als dat het
geval is. Controleer op slijtage van de kogelgewrichten. Vervang de gewrichten als dat nodig is.
} Controleer of er wel benzine in de benzinetank zit.
} Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor wel is gevolgd
5.2)
(
} Controleer de zekering. Vervang deze, als dat nodig is.
De motor loopt niet
} Controleer of er wel 12 V spanning op de polen van de accu staat. Controleer op een nieuwe machine
of de accu wel is geactiveerd en opgeladen. Vervang op nieuwe machines de bougie en controleer of er
zich geen olie heeft verzameld in de cilinder als gevolg van onjuiste handelingen.
} Controleer dat alle draden goed zijn aangesloten en dat de schakelaars van het elektrische systeem
werken.
} Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de
fabrikant van de motor. Laat het elektrisch systeem controleren in een gespecialiseerde werkplaats.
} Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor is gevolgd (
Controleer dat de benzine in de benzinetank schoon is.
De motor draait wel
rond maar start niet
5.2).
} Controleer dat het brandstoffilter niet verstopt is.
} Ga na of de gashendel wel in de stand „CHOKE“ staat.
} Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de
fabrikant van de motor. Laat de kabels en schakelaars controleren in een gespecialiseerde werkplaats.
207
7.1 RESERVEONDERDELEN BESTELLEN
Wij adviseren u uitsluitend oorspronkelijke reserveonderdelen te gebruiken, zodat veiligheid en
geschiktheid zijn gegarandeerd. Bestel reserveonderdelen altijd bij een geautoriseerde distributeur of
service-organisatie, die op de hoogte is van de actuele technische wijzigingen die worden uitgevoerd op
de producten tijdens de fabricage.
Wanneer u bij uw bestelling het serienummer opgeeft dat op de kaft van deze publicatie staat, kan
gemakkelijk en snel worden vastgesteld wat de juiste reserveonderdelen zijn. Vermeld ook het jaar van
fabricage dat staat op het productidentificatielabel onder de zitting van de stoel.
7.2 GARANTIEBEWIJS
Dit apparaat is ontworpen en gerealiseerd met de
modernste productietechnieken. De fabrikant
geeft een garantie van 24 maanden vanaf de
aankoopdatum op de eigen producten voor privé-/
hobbygebruik. De garantie is beperkt tot 12
maanden bij professioneel gebruik.
Algemene garantievoorwaarden
1) De garantie geldt vanaf de aankoopdatum. De
fabrikant vervangt gratis de onderdelen met
defecten in materiaal, afwerking en productie
via het verkoopnetwerk en de technische
servicedienst. De garantie ontneemt de
gebruiker niet de wettelijke rechten van het
burgerlijk wetboek tegen de consequenties
van de defecten of fouten veroorzaakt door
het verkochte voorwerp.
2) Het technische personeel zal de defecte
onderdelen zo snel als organisatorisch
mogelijk is repareren.
3)O m e e n a a n v r a a g t o t t e c h n i s c h e
assistentie onder garantie in te dienen,
dient u aan het bevoegde personeel het
onderstaande garantiecertificaat te
tonen, voorzien van het stempel van de
leverancier, volledig ingevuld en met de
aankoopfactuur of bon met de
aankoopdatum aangehecht.
4) De garantie vervalt in de volgende gevallen:
- Duidelijk gebrek aan onderhoud,
- Onjuist gebruik van het product of geknoei
aan het product,
- Gebruik van ongeschikte smeermiddelen of
brandstoffen,
- Gebruik
van
niet-originele
reserveonderdelen of accessoires,
- Re p a r a t i e s d i e u i t g e v o e r d z i j n d o o r
onbevoegd personeel.
5) De fabrikant sluit verbruiksmaterialen en
onderdelen die aan normale werkingsslijtage
onderhevig zijn, uit van de garantie.
6) Onder de garantie vallen geen aanpassingen
en verbeteringen van het product.
7) Onder de garantie vallen geen afstellingen en
onderhoudswerkzaamheden die nodig zouden
kunnen zijn tijdens de garantieperiode.
8) Eventuele schade die veroorzaakt is tijdens
het transport moet onmiddellijk gemeld
worden aan de transporteur, anders vervalt de
garantie.
9) Voor de motoren van andere merken (Briggs &
Stratton, Subaru, Honda, Lombardini, Kohler,
enz.) die op onze machines zijn gemonteerd
geldt de garantie die door de fabrikant van de
motor is gegeven.
10) De garantie dekt geen eventuele directe of
indirecte schade, die veroorzaakt is bij
personen of voorwerpen door storingen in het
apparaat of die voortvloeit uit het langdurig
niet gebruiken van het apparaat.
MODELL
DATUM
SERIENUMMER
LEVERANCIER
KÄUFER GEKOCHT DOOR DHR./MEVR.
Niet opsturen! Alleen een eventueel verzoek om technische
garantie aanhechten.
208
8. O
NDERHOUD NA AFLOOP VAN HET SEIZOEN, DE
MACHINE BUITEN BEDRIJF STELLEN
Aan het eind van het seizoen of als u uw tractormaaier langer dan 30 dagen niet gaat gebruiken, is het
belangrijk dat u de machine zo spoedig mogelijk gereedgemaakt voor de stalling. Als brandstof langer
dan 30 dagen achterblijft in de tank, kan zich een kleverige neerslag vormen, die een negatieve invloed
op de carburateur en maakt dat de motor slecht loopt. Daarom moet de benzinetank leeg worden
gemaakt.
Stal de tractormaaier nooit met een volle benzinetank in gebouwen of op
slecht geventileerde plaatsen, in een ruimte met brandstofdampen, open vuur,
vonken of vlammen, ovens, centrale verwarming, droge lappen, enz. Hanteer
brandstoffen en smeermiddelen met voorzichtigheid, ze zijn uiterst brandbaar en
onvoorzichtigheid kan leiden tot ernstige brandwonden of materiële schade.
Maak de benzinetank alleen leeg in de buitenlucht, verwijderd van open vuur en
gebruik goedgekeurde containers.
Aanbevolen procedure voor het voorbereiden van de tractormaaier op de stalling:
} Maak de hele machine volledig schoon, vooral de binnenzijde van het maaimechanisme (
6.2.2).
Maak nooit schoon met benzine. Gebruik ontvettingsmiddelen en warm water.
} Repareer en lak gedeukte plekken zodat corrosie wordt voorkomen.
} Vervang kapotte of versleten onderdelen en zet alle moeren en bouten die los zijn, vast.
} Maak de motor klaar voor de stalling volgens de gebruikershandleiding voor de bediening en het
onderhoud van de motor.
} Smeer alle plaatsen die moeten worden gesmeerd en volg daarbij het schema voor de smering
6.4.)
(
} Neem de accu uit, maak deze schoon, vul gedistilleerd water bij tot aan de onderste gedeelten van de
ringen van de vulopeningen en laad de accu volledig op. Een accu die niet is opgeladen kan bevriezen
en openbarsten. Berg de accu op op een koele, droge plaats, als dat nodig is Laad de accu iedere 30
dagen op en controleer regelmatig de spanning.
} Stal de tractormaaier toegedekt en in een schone en droge omgeving.
De beste manier om er zeker van te zijn dat de tractormaaier het volgend seizoen weer in
een optimale gebruiksconditie is, is de machine ieder jaar laten nazien en afstellen in een
geautoriseerde servicewerkplaats.
8.1 AANDRIJFRIEMEN
Het is niet nodig de riemen los te zetten wanneer de machine voor langere tijd buiten bedrijf wordt
gesteld. Wanneer de machine weer wordt opgestart om te worden gebruikt, adviseren wij u ten
zeerste de aandrijfriemen ten minste 5 minuten onbelast te laten draaien. Zo zullen trillingen
worden voorkomen en het zorgt ervoor dat de riemen na langere tijd niet te zijn gebruikt in de juiste
positie voor de werkzaamheden zullen komen.
9. DE MACHINE NAAR DE SLOOP BRENGEN
Als de operationele levensduur van de machine voorbij is, is de eigenaar van de machine
verantwoordelijk voor de sloop.
Bied de machine aan bij een gespecialiseerde onderneming (slopersbedrijf, inzamelpunt
van afvalmaterialen, enz.). U ontvangt een gedocumenteerde bevestiging van het
aanbieden voor verwerking.
209
10. VERKLARING VAN NALEVING
volgens:
Richtlijn Nr. 2006/42/EC van de Raad
Richtlijn Nr. 2014/30/EU van de Raad
Richtlijn Nr. 2000/14/EC van de Raad
A. Wij: Emak spa - via Fermi, 4 - 42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy
publiceren de volgende verklaring:
B. Mechanische apparatuur
- naam:
Zitmaaier
- model:
Oleo-Mac Apache 92 EVO - Apache 92 EVO 4x4
Efco Tuareg 92 EVO - Tuareg 92 EVO 4x4
- serienummer: AC 00001÷99999
C. Wetgeving die de basis vormt voor de beoordeling van naleving:
EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3 - EN ISO 14982
D. Beoordeling van naleving werd uitgevoerd volgens de aangewezen procedure in:
- Richtlijn van de Raad Nr. 2006/42/EC, Artikel 5
- Richtlijn van de Raad Nr. 2014/30/EU, Bijl. II
- Richtlijn van de Raad Nr. 2000/14/EC, Bijl. VIII
onder de supervisie van een Notified Person van
SZS Praha, NB 1016
Třanovského 622/11
163 04 Praha 6, ČR
E. Type maaisysteem: draaiend mes.
Maaibreedte: 92 cm
F. Wij bevestigen dat:
- deze mechanische apparatuur die hierboven wordt gedefinieerd, voldoet aan de eisen die worden gesteld
in de hierboven vermelde technische voorschriften en onder normale bedrijfscondities v e i l i g is.
-
maatregelen zijn genomen om naleving van alle producten die op de markt worden gebracht, te
garanderen, met de technische documentatie en de eisen die in de techische voorschriften worden
vermeld.
- gegarandeerd emissieniveau van akoestisch vermogen LWA G is 100 dB(A)
Gemeten gemiddele waarden van akoestische vermogen afhankelijk van de gebruikte motor:
Motor
Gemeten niveau van akoestisch vermogen LWA [dB(A)]
BRIGGS & STRATTON 21 HP VANGUARD
98
BRIGGS & STRATTON 23 PS VANGUARD
98
EMAK K2400
98
Uitgebreide technische documentatie, vereist volgens bijlage VII bij voorschrift 2006/42/EG en bijlage VIII bij
voorschrift 2000/14/EG, wordt door de fabrikant bewaard op het volgende adres.
Bagnolo in Piano (RE) Italy 1.07.2016
s.p.a.
Fausto Bellamico - President
Emak S.p.A. streeft naar voortdurende ontwikkeling en verbetering van alle machines van de onderneming.
Daardoor kunnen er enkele technische verschillen in terminologie in deze handleiding verschijnen, vergeleken
bij het werkelijke product. Dit kan geen reden zijn vorderingen in te stellen. Afdrukken, kopiëren, publiceren en
vertalen mag niet worden uitgevoerd (ook niet gedeeltelijk) zonder de schriftelijke toestemming van de Emak
S.p.A. De fabrikant behoudt het recht voor technische parameters van het product te wijzigen, zonder afnemers
vooraf daarvan in kennis te stellen.
210
GB WARNING! – This owner’s manual must stay with the machine for all its life.
D
ACHTUNG! - Dieses Anweisungsheft muß das Gerät während seiner gesamten Lebensdauer begleiten.
F
ATTENTION! – Le manuel doit accompagner la machine pour toute sa vie.
I
ATTENZIONE! – Questo manuale deve accompagnare la macchina durante tutta la sua vita.
NL LET OP! - Dit handboek moet voor de gehele levensduur bij de machine blijven.
E
¡ATENCIÓN! - Este manual debe acompañar a la máquina durante toda su vida útil.
Mod. 3056432 rev.1- Set/2020
PL UWAGA! - Niniejsza instrukcja powinna towarzyszyć urządzeniu przez cały okres jego eksploatacji.
EMAK S.p.A.
42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy
www.myemak.com