Canon i-SENSYS MF623Cn Handleiding

Categorie
Afdrukken
Type
Handleiding
㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Belangrijke veiligheidsinstructies 10
Installatie
11
Elektrische aansluiting
13
Hantering
14
Onderhoud en inspecties
16
Verbruiksartikelen
17
Basishandelingen
19
Onderdelen en de bijbehorende functies
21
Voorzijde
22
Achterzijde
24
Binnenzijde
25
Sleuf voor handmatige invoer
26
Papierlade
27
Bedieningspaneel
28
Display
30
Het scherm <Start> aanpassen
33
Het display gebruiken
37
Tekst invoeren
40
Aanmelden bij de machine
42
Documenten plaatsen
45
Papier plaatsen
48
Papier in de papierlade plaatsen
51
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
54
Enveloppen plaatsen
58
Voorbedrukt papier plaatsen
60
Het type en formaat papier opgeven
62
Het type en formaat papier opgeven dat in de papierlade is geplaatst
63
Het type en formaat papier opgeven dat in de sleuf voor handmatige invoer is geladen
64
Standaardpapierinstellingen vastleggen voor de sleuf voor handmatige invoer
66
Een aangepast papierformaat registreren
68
De papierformaten die worden weergegeven, beperken
71
Registreren in het adresboek
72
Bestemmingen opslaan in het adresboek
73
Bestemmingen opslaan als favorieten
76
Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen
78
Het volume aanpassen
80
De slaapstand instellen
82
De automatische uitschakeltijd instellen(MF724Cdw / MF623Cn)
84
Kopiëren
85
Basisbewerkingen voor kopiëren
86
Kopieerpapier selecteren
88
Kopiëren annuleren
89
Verschillende kopieerinstellingen
91
Vergroten of verkleinen
92
Documenttype selecteren
93
Dichtheid aanpassen
94
Kleurbalans aanpassen
96
Scherpte aanpassen
98
Dubbelzijdig kopiëren (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
99
㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) 101
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
102
Donkere randen en kaderlijnen wissen (Kader wissen)
103
Kopieën sorteren per pagina
104
De gewenste kopieerinstellingen configureren
105
De standaardinstellingen wijzigen
106
Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
107
Faxen
109
Begininstellingen configureren voor faxfuncties(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
111
Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken
112
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
113
De ontvangstmodus selecteren
115
De telefoonlijn aansluiten
117
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
119
Geregistreerde bestemmingen opgeven
123
Opgeven vanuit het adresboek (fax)
124
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren (Fax)
126
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven (fax)
128
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (fax)
130
Verschillende faxinstellingen
133
Resolutie aanpassen
134
Dichtheid aanpassen
135
Scherpte aanpassen
136
Dubbelzijdige documenten scannen (MF729Cx / MF728Cdw)
137
De gewenste faxinstellingen configureren
138
De standaardinstellingen wijzigen
139
Veelgebruikte faxinstellingen opslaan
140
Het verzenden van faxen annuleren
143
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
144
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
147
Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden)
148
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
149
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
151
Ontvangen faxen doorsturen
154
Een document selecteren om door te sturen
155
Alle ontvangen documenten automatisch doorsturen
156
Verzonden faxen archiveren
159
Faxinformatiediensten ontvangen
160
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
162
Faxen versturen vanaf uw computer (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
164
Faxen verzenden vanaf een computer
165
Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een pc
168
Het adresboek gebruiken voor faxverzending via de pc
171
Bestemmingen opslaan
172
Opgeslagen bestemmingen gebruiken
176
Adresboekgegevens importeren en exporteren via het faxstuurprogramma
178
Internet Fax (I-Fax) gebruiken
183
I-Faxen verzenden
184
I-Faxen ontvangen
189
㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De machine als printer gebruiken 190
Afdrukken vanaf een computer
191
Een document afdrukken
193
Afdrukken annuleren
196
Afdrukstatus en logboeken controleren
198
Verschillende afdrukinstellingen
200
Vergroten of verkleinen
201
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
203
Afdrukken sorteren per pagina
205
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
206
Posters afdrukken
207
Boekje afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
208
Randen afdrukken
210
Datums en paginanummers afdrukken
211
Afdrukken met watermerk
212
Kleurenmodus instellen
214
Bepaalde pagina's afdrukken op ander papier
216
Documenttype selecteren
217
Toner besparen
218
Meerdere documenten combineren en afdrukken
219
Printerinstellingen configureren op het apparaat
222
Een document afdrukken dat is beveiligd met een pincode (beveiligd afdrukken) (MF729Cx /
MF728Cdw / MF724Cdw)
223
Instellingen configureren voor beveiligd afdrukken
224
Documenten beveiligd afdrukken
225
De gewenste afdrukinstellingen configureren
229
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
230
De standaardinstellingen wijzigen
232
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
233
De standaardinstellingen voor afdrukken wijzigen
243
De machine als scanner gebruiken
244
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
245
Scannen vanaf het apparaat
246
Scannen vanaf een computer
249
Scannen vanuit een programma
250
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
251
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
252
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
254
Eenvoudig scannen met een apparaatgebaseerde bewerking
265
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
266
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
269
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
275
Het verzenden van documenten annuleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
277
Gedetailleerde instellingen opgeven
279
Een scanformaat opgeven
280
Een bestandsindeling selecteren
281
Dichtheid aanpassen
284
De afdrukstand van het document opgeven
285
Documenttype selecteren
286
㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Dubbelzijdige documenten scannen (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw) 287
Scherpte aanpassen
288
De juiste balans tussen bestandsgrootte en beeldkwaliteit kiezen
289
Gammawaarden instellen
290
Verzenden met geregistreerde bestemmingen (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
291
Opgeven vanuit het adresboek
292
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren
295
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven
297
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (E-mail/I-Fax)
298
De gewenste scaninstellingen configureren
301
De standaardinstellingen wijzigen
302
Veelgebruikte scaninstellingen registreren (E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-server)
304
Het logboek voor verzonden documenten controleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
307
Kan handig worden toegepast met een mobiel toestel
308
Afdrukken/Scannen via Canon Mobile Application en Plug-in
310
Afdrukken door met een mobiel toestel het apparaat aan te raken (NFC)(MF729Cx)
311
Een eenvoudige draadloze verbinding tot stand brengen met Direct Connection (stand
Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
312
UI op afstand gebruiken vanaf een mobiel toestel
314
AirPrint gebruiken
315
Afdrukken met AirPrint
318
Scannen met AirPrint
320
Faxen met AirPrint (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
322
Als AirPrint gebruiken niet mogelijk is
323
Google Cloudprinter gebruiken
324
Afdrukken met Google Cloudprinter
325
Netwerk
328
Verbinding maken met een netwerk
329
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
331
Verbinding maken met een bekabeld LAN
332
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
333
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
335
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
337
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
339
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
342
De SSID en de netwerksleutel controleren
345
IP-adressen instellen
347
IPv4-adres instellen
348
IPv6-adres instellen
351
Netwerkinstellingen weergeven
354
De instellingen configureren voor Directe Verbinding (Stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw
/ MF724Cdw / MF628Cw)
357
De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer
358
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
359
Printerpoorten configureren
362
Een printserver instellen
365
Scaninstellingen configureren (E-mail/I-faxen/Gedeelde mappen/FTP-server)
368
Scan-instellingen configureren (E-mail verzenden, I-Faxes verzenden & ontvangen)
369
Basisinstellingen voor e-mail configureren
370
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
374
㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De machine configureren voor het scannen naar gedeelde mappen 377
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
378
Het apparaat configureren voor het scannen naar de FTP-server
382
FTP PASV-stand configureren
383
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
385
Ethernet-instellingen configureren
386
De maximale verzendeenheid wijzigen
388
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
389
DNS configureren
390
SMB configureren
394
WINS configureren
396
LDAP-servers registreren
398
SNTP configureren
403
De machine bewaken en bedienen met SNMP
405
Instellingen voor software voor apparaatbeheer configureren
409
Beveiliging
413
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
414
Onbevoegde toegang voorkomen
415
Toegangsmachtigingen instellen
417
De systeembeheerders-id instellen
418
Afdeling-ID beheer configureren
420
Een pincode instellen voor UI op afstand
426
LDAP-Server-authenticatie
428
Communicatie beperken door firewalls in te stellen
432
IP-adressen opgeven voor firewallregels
433
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
436
Poortnummers wijzigen
439
Een proxy instellen
440
De functies van de machine beperken
442
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
443
Een pincode instellen voor het adresboek
444
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
445
Faxen via de pc uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
446
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
447
Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten
448
Groepsverzending uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
450
Beperkingen instellen voor USB-functies
451
HTTP-communicatie uitschakelen
453
De UI op afstand uitschakelen
454
Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren
455
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand
456
IPSec-instellingen configureren
459
IEEE 802.1X-verificatie configureren
466
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
470
Sleutelparen genereren
471
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
477
Een handtekeningsleutel voor het apparaat genereren (MF729Cx)
480
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
482
De UI op afstand gebruiken
484
㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De UI op afstand starten 485
Schermen van de UI op afstand
487
Documenten beheren en de status van de machine controleren
490
Menuopties instellen via de UI op afstand
494
Geregistreerde gegevens opslaan/laden
496
Gegevens van Instellingen opslaan
497
Instelgegevens laden
499
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
501
Overzicht van menuopties
504
Netwerkinstellingen
505
Voorkeuren
514
Tijdklokinstellingen
518
Algemene instellingen
522
Kopieerinstellingen
525
Faxinstellingen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
527
Scaninstellingen
537
Afdrukinstellingen geheugenmedia
544
Printerinstellingen
548
Aanpassing/onderhoud
578
Instellingen Systeembeheer
583
Problemen oplossen
594
Papierstoringen verhelpen
595
Er wordt een foutbericht weergegeven
603
Er wordt een foutcode weergegeven
617
Veelvoorkomende problemen
627
Problemen met installatie/instellingen
628
Problemen bij het kopiëren
631
Problemen bij het afdrukken
632
Problemen bij het faxen of met de telefoon (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
633
Als u niet goed kunt afdrukken
634
Het afdrukresultaat is niet goed
635
Het papier krult om of is gekreukeld
638
Papier wordt niet goed ingevoerd
639
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
640
Onderhoud
641
Het apparaat reinigen
642
Behuizing
643
Glasplaat
644
Documentinvoer
645
Fixeereenheid
647
Transfer-band
648
Tonercartridges vervangen
649
Tonercartridges vervangen
651
De machine verplaatsen
653
Afdrukkwaliteit handhaven en verbeteren
655
De gradatie corrigeren
656
Onjuiste afdrukkleuren corrigeren
660
Waarden aanpassen voor reproduceerbaarheid van tekstkleur in kleurendocumenten
661
Rapporten en lijsten afdrukken
662
㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
TX-resultaatrapport 663
Communicatiebeheerrapport
665
RX-resultaatrapport
666
Afdelings-ID beheerrapport
667
Adresboeklijst
668
Lijst gebruikersgegevens / Gegevenslijst systeembeheer
669
IPSec-beleidslijst
670
Statusrapport verbruiksartikelen
671
PCL-lettertypelijst(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
672
PS-lettertypelijst(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
673
Aantal afdrukken weergeven
674
Een USB-geheugenapparaat gebruiken voor het exporteren/importeren van geregistreerde
gegevens
675
Geregistreerde gegevens exporteren naar een USB-geheugenapparaat
676
Geregistreerde gegevens importeren van een USB-geheugenapparaat
678
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
680
Menu initialiseren
681
Sleutels en certificaten initialiseren
683
Het adresboek initialiseren
684
Bijlage
685
Handige functies
686
Milieubesparing levert geld op
687
Efficiënter werken
689
Digitaal is beter
691
Ongekende mogelijkheden
693
Technische specificaties
696
Apparaatspecificaties
697
Specificaties draadloos LAN(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
699
Documenttype
700
Scangebied
701
Papier
702
Specificaties van de kopieerfunctie
705
Specificaties van de faxfunctie(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
706
Specificaties van de scannerfunctie
707
Specificaties van de afdrukfunctie
708
Specificaties voor het verzenden van e-mail
709
Specificaties voor het scannen naar gedeelde mappen
710
Verbruiksartikelen
711
Als optie verkrijgbare items
713
Meegeleverde documentatie
716
gebruiken e-Handleiding
717
Installeren e-Handleiding
718
Installatie ongedaan maken e-Handleiding
721
Lay-out van het scherm e-Handleiding
723
Kijken e-Handleiding
728
Overige
729
Basisbewerkingen in Windows
730
Voor Mac OS-gebruikers
735
Kennisgeving
736
㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Contact opnemen 740
㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-000
Belangrijke veiligheidsinstructies
De informatie in dit hoofdstuk is bedoeld om beschadiging van eigendommen te voorkomen, evenals lichamelijk letsel van gebruikers van
het apparaat en anderen in de buurt van het apparaat. Lees deze informatie zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en
volg de instructies om het apparaat op de juiste manier te gebruiken. U mag alleen handelingen uitvoeren die in deze handleiding worden
beschreven. Canon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die het gevolg is van het gebruiken van het apparaat op
een manier die niet wordt beschreven in deze handleiding, onjuist gebruik of reparaties/aanpassingen die niet zijn uitgevoerd door Canon
of een hiervoor door Canon aangewezen partij.
㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-001
Installatie
U kunt dit apparaat alleen veilig en prettig gebruiken als u de volgende voorschriften volgt en het apparaat op een geschikte locatie
installeert. (In deze handleiding worden de aanduidingen "apparaat" en "machine" door elkaar gebruikt om naar het product te
verwijzen.)
Plaats het apparaat niet op een locatie die brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben
Een plek waar de ventilatieopeningen worden geblokkeerd
(te dicht bij muren of op een bed, hoogpolig tapijt of soortgelijke plaatsen)
Een vochtige of stoffige locatie
Een locatie die wordt blootgesteld aan direct zonlicht of buiten
Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen
Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur
In de buurt van alcohol, spiritus of andere brandbare stoffen
Overige waarschuwingen
Sluit alleen goedgekeurde kabels op dit apparaat aan. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van brand of
een elektrische schok.
Plaats geen kettingen of andere metalen voorwerpen of met vloeistof gevulde houders op het apparaat. Als vreemde
voorwerpen in aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Bij het installeren en verwijderen van de optionele accessoires moet het apparaat zijn uitgeschakeld, moet de stekker uit het
stopcontact zijn gehaald en moeten alle aansluitkabels en het netsnoer van het apparaat zijn losgekoppeld. Als u dit niet doet,
kunnen het netsnoer en/of de aansluitkabels beschadigd raken, wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Gebruik het apparaat niet in de buurt van medische apparatuur. Door dit apparaat gegenereerde radiogolven kunnen medische
apparatuur verstoren, wat zeer ernstige gevolgen kan hebben.
Als vreemde voorwerpen in het apparaat vallen, haalt u de stekker uit het stopcontact en neemt u contact op met uw Canon-
dealer.
Plaats het apparaat niet op de volgende locaties
Het apparaat kan dan vallen, met beschadiging en/of lichamelijk letsel als gevolg.
Een wankel oppervlak
Een plek die wordt blootgesteld aan trillingen
Andere belangrijke aandachtspunten
Volg de instructies in deze handleiding wanneer u het apparaat gaat dragen. Als u het apparaat niet op de juiste manier
draagt, kan het vallen en beschadiging of lichamelijk letsel veroorzaken.
Let er bij het installeren van het apparaat op dat uw handen niet bekneld raken tussen het apparaat en de vloer of een muur,
of tussen de papierladen. Dit kan namelijk lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Plaats het apparaat niet op de volgende locaties waar beschadiging kan ontstaan
Een locatie met grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid
Een locatie in de buurt van apparatuur die magnetische of elektromagnetische golven
genereert
Een laboratorium of locatie waar zich chemische reacties voordoen
Een locatie die wordt blootgesteld aan bijtende gassen of giftige gassen
Een ondergrond, zoals een tapijt, die kan verbuigen door het gewicht van het apparaat
of waar het apparaat in kan wegzakken
㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Voorkom slecht geventileerde locaties
Dit apparaat genereert bij normaal gebruik een hele kleine hoeveelheid ozon, enzovoort. Hoewel de gevoeligheid voor ozon,
enzovoort kan variëren, zijn deze hoeveelheden niet schadelijk. De aanwezigheid van ozon, enzovoort kan beter merkbaar zijn
bij langer gebruik of tijdens lange productieruns, met name in slecht geventileerde ruimtes. Het is raadzaam dat de ruimte
waarin het apparaat wordt gebruikt, afdoende wordt geventileerd voor het in stand houden van een comfortabele
werkomgeving. Vermijd ook plaatsen waar mensen bloot zouden staan aan de uitstoot van het apparaat.
Plaats het apparaat niet op een locatie waar sprake is van condensvorming
Als de ruimte waarin het apparaat is opgesteld, zeer snel wordt verwarmd of als het apparaat wordt overgebracht van een
koele of droge locatie naar een warme of vochtige locatie, kunnen zich waterdruppels in de machine vormen
(condensvorming). Wanneer u het apparaat in deze omstandigheden gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen, een slechte
afdrukkwaliteit of beschadiging van het apparaat. Laat het apparaat minimaal 2 uur ongebruikt in de ruimte staan om
geleidelijk te wennen aan de omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid.
Bij gebruik van een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Plaats het apparaat maximaal 50 m van de draadloze LAN-router.
Plaats het apparaat niet op een locatie waar voorwerpen de draadloze communicatie blokkeren. Het signaal kan worden
verzwakt door muren of vloeren.
Plaats het apparaat zo ver mogelijk uit de buurt van draadloze digitale telefoons, magnetrons of andere apparatuur die
radiogolven uitzendt.
De telefoonlijn aansluiten
U kunt het apparaat alleen aansluiten op een openbaar geschakeld telefoonnetwerk (PSTN).
Sluit u het apparaat aan op een digitale telefoonlijn of een speciale telefoonlijn, dan kan dat de juiste werking van het
apparaat verhinderen en beschadiging van het apparaat veroorzaken. Let vooral goed op welk type telefoonlijn wordt gebruikt,
voordat u het apparaat aansluit.
Neem contact op met de provider van uw glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn als u het apparaat op dergelijke telefoonlijnen
wilt aansluiten.
Op een hoogte van 3.000 meter of meer boven zeeniveau
Machines met een vaste schijf kunnen op een hoogte van 3.000 meter boven zeeniveau of hoger onjuist functioneren.
㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-002
Elektrische aansluiting
Dit apparaat kan worden gebruikt met een spanning tussen 220 tot 240 V, en een elektrische frequentie van 50/60 Hz.
Gebruik alleen een voeding die voldoet aan de aangegeven spanningsvereisten. Als u dat niet doet, kan dit brand of een
elektrische schok tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat bij het apparaat is geleverd, om brand of een elektrische schok te voorkomen.
Het geleverde netsnoer is bedoeld voor gebruik met deze machine. Sluit het netsnoer niet op andere toestellen aan.
Het is niet toegestaan het netsnoer aan te passen, aan het snoer zelf te trekken, het snoer met kracht te verbuigen of andere
handelingen uit te voeren waardoor het netsnoer beschadigd kan raken. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer. Als
het netsnoer beschadigd raakt, loopt u het risico van brand of een elektrische schok.
Zorg dat u droge handen hebt wanneer u het netsnoer aansluit of loskoppelt. Als uw handen vochtig zijn, loopt u het risico
van een elektrische schok.
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen met dit apparaat. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van
brand of een elektrische schok.
Rol het netsnoer tijdens het gebruik niet op en zorg ervoor dat er geen knopen in komen. Dit kan namelijk brand of een
elektrische schok veroorzaken.
Steek de stekker van het netsnoer volledig in het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand of een elektrische schok tot
gevolg hebben.
Haal bij onweer de stekker uit het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand, een elektrische schok of beschadiging van
het apparaat tot gevolg hebben.
Installeer dit apparaat in de buurt van het stopcontact en laat voldoende ruimte rond de stekker vrij, zodat u deze in geval van
nood gemakkelijk uit het stopcontact kunt trekken.
Stroomvoorziening
Sluit het apparaat niet aan op een noodstroomvoorziening.
Als u het apparaat aansluit op een stekkerdoos met meerdere stopcontacten, laat de andere stopcontacten dan leeg.
Steek het netsnoer niet in de netsnoeraansluiting van een computer.
Overige voorzorgsmaatregelen
Elektrische ruis kan tot gevolg hebben dat dit apparaat niet goed werkt of dat er gegevens verloren gaan.
㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-003
Hantering
Haal direct de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een erkend Canon-
dealer als het apparaat vreemde geluiden maakt, rook of een vreemde geur verspreidt
of extreem heet wordt. Als u het apparaat onder die omstandigheden blijft gebruiken,
kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of aan te passen. Het binnenwerk
van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan,
wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Kies een locatie waarbij kinderen niet in contact kunnen komen met het netsnoer, andere kabels, de binnenkant of
elektrische onderdelen van het apparaat. Als u dat niet doet, bestaat de kans op lichamelijk letsel.
Gebruik geen spuitbussen met ontvlambare stoffen in de buurt van het apparaat. Als deze stoffen in aanraking komen met
elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Als u het apparaat gaat verplaatsen, moet u eerst de stroomtoevoer van het apparaat en van uw computer uitschakelen en
vervolgens het netsnoer en de aansluitkabels losmaken. Als u dit niet doet, kunnen de kabels of het snoer beschadigd raken,
wat kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als u een USB-kabel aansluit of loskoppelt terwijl de stekker van het apparaat in een stopcontact zit, mag u het metalen
deel van de USB-poort niet aanraken, aangezien dit een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Als u een pacemaker gebruikt
Dit apparaat veroorzaakt een geringe magnetische flux. Als u een pacemaker gebruikt en u zich niet goed voelt, houd dan
afstand van dit apparaat en neem direct contact op met uw arts.
Leg geen zware voorwerpen op het apparaat. Het voorwerp of het apparaat kan dan vallen, met mogelijk lichamelijk letsel tot
gevolg.
Haal uit veiligheidsoverwegingen de stekker uit het stopcontact als het apparaat langere tijd niet wordt gebruikt.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van kleppen en deksels, zodat u uw handen niet bezeert.
Houd uw handen en kleding uit de buurt van de rollen in het uitvoergebied. Als uw handen of kleding tussen de rollen bekneld
raken, kunt u verwond raken.
Tijdens en onmiddellijk na gebruik zijn het binnenwerk van het apparaat en de uitvoersleuf extreem heet. Raak deze gebieden
niet aan, om brandwonden te voorkomen. Bedrukt papier kan direct na uitvoer ook heet zijn; ga hiermee dus voorzichtig om.
Als u dat niet doet, bestaat de kans op brandwonden.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
MF628Cw / MF623Cn
Als u een dik boek wilt kopiëren via de glasplaat, moet u geen druk uitoefenen op de documentinvoer. Hierdoor kan de
glasplaat beschadigd raken, met lichamelijk letsel als gevolg.
Voorkom dat er zware voorwerpen, zoals een woordenboek, op de glasplaat vallen. Hierdoor kan de glasplaat beschadigd
raken, met lichamelijk letsel als gevolg.
Verplaats het apparaat niet met de papierladen of de optionele papierlade geïnstalleerd.
De papierlade kan dan namelijk vallen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Laserstraal
㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Dit apparaat is geclassificeerd als een Klasse 1 Laserproduct volgens IEC60825-1: 2007, EN60825-1: 2007. De laserstraal kan
schadelijk zijn voor het menselijk lichaam. De laserstraal wordt binnen de laserscanner gehouden door een kap, er is dus geen
gevaar dat de laserstraal ontsnapt tijdens de normale werking van het apparaat. Lees de volgende opmerkingen en instructies
door voor uw veiligheid.
Open alleen de kleppen die expliciet in deze handleiding worden genoemd.
Het waarschuwingsetiket op de klep van de laserscanner mag u niet verwijderen.
Als u dit apparaat niet gebruikt volgens de procedures die in deze handleiding worden
beschreven, kan dit blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Als de laserstraal onverhoopt toch vrijkomt en u in de straal kijkt, kan dit oogbeschadiging
tot gevolg hebben.
Bij het transporteren van het apparaat
Voer de volgende stappen uit om te voorkomen dat het apparaat tijdens het vervoer wordt beschadigd.
Verwijder de tonercartridges.
Gebruik de originele doos met verpakkingsmaterialen om het apparaat goed in te pakken.
Als u last hebt van het geluid van het apparaat
Afhankelijk van het gebruik, de omgeving en de bedrijfsstand, wordt u geadviseerd, als u last hebt het geluid van het
apparaat, het apparaat op een plaats buiten uw kantoor te installeren.
Overige voorzorgsmaatregelen
Volg de instructies die staan vermeld op het waarschuwingsetiket dat op het apparaat is bevestigd.
Voorkom dat het apparaat wordt blootgesteld aan schudden of schokken.
Gebruik geen kracht om deuren, kleppen en andere onderdelen te openen en te sluiten. Hierdoor kan het apparaat beschadigd
raken.
Raak de contactpunten van de tonercartridge (
) niet aan. Hierdoor kan het apparaat beschadigd raken.
Om papierstoringen te voorkomen, mag u het apparaat tijdens het afdrukken niet in-/uitschakelen, het bedieningspaneel of de
klep openen/sluiten of papier laden/verwijderen.
Gebruik een telefoonsnoer met een lengte van maximaal 3 m.
Het display is een aanraakscherm. Druk er zachtjes op om het te bedienen. Druk er niet op met puntige voorwerpen zoals een
vulpotlood of balpen. Hierdoor kunt u het schermoppervlak krassen of beschadigen.
㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-004
Onderhoud en inspecties
Reinig het apparaat regelmatig. Als er sprake is van stofvorming, werkt de machine mogelijk niet goed. Let op de volgende punten als u
de machine gaat reinigen. Zie
Problemen oplossen als er tijdens gebruik een probleem optreedt. Zie Wanneer een probleem
niet kan worden opgelost als u het probleem niet kunt oplossen of wanneer u van mening bent dat de machine moet worden
geïnspecteerd.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u gaat reinigen. Als u dat niet doet, kan dit brand of
een elektrische schok tot gevolg hebben.
Koppel het netsnoer regelmatig los en wrijf het snoer schoon met een droge doek. Als er sprake is van stofophoping, kan er
vocht worden opgenomen uit de lucht, met brand als gevolg wanneer dit vocht in aanraking komt met elektriciteit.
Reinig het apparaat met een vochtige, goed uitgewrongen doek. Bevochtig reinigingsdoeken alleen met water. Gebruik geen
alcohol, benzeen, spiritus of andere ontvlambare stoffen. Gebruik geen tissues of keukenpapier. Als deze materialen in
aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit statische elektriciteit veroorzaken of brand of een
elektrische schok tot gevolg hebben.
Controleer regelmatig of het netsnoer en de stekker niet beschadigd zijn. Controleer het apparaat op roest, deuken, krassen,
scheuren of overmatige warmteontwikkeling. Bij gebruik van slecht onderhouden apparatuur loopt u het risico van brand of een
elektrische schok.
Het binnenwerk van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan. Als u deze onderdelen
aanraakt, kunt u brandwonden oplopen. Raak geen onderdelen van het apparaat aan die niet in de handleiding worden
beschreven.
Let erop dat u bij het laden van papier of het verwijderen van vastgelopen documenten of papier uw handen niet snijdt aan de
randen van het papier.
Als u vastgelopen papier verwijdert of tonercartridges vervangt, let er dan op dat er geen toner op uw handen of kleding komt.
Als uw handen of kleding in aanraking komen met toner, moet u deze er onmiddellijk met koud water afwassen.
㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-005
Verbruiksartikelen
Gooi lege tonercartridges niet in open vuur. Bewaar tonercartridges of papier niet op een plek die wordt blootgesteld aan open
vuur. Hierdoor kan de toner ontbranden, met brandwonden of brand als gevolg.
Als u per ongeluk toner morst, ruim het dan op met een zachte, vochtige doek zodat de deeltjes niet worden ingeademd.
Gebruik nooit een stofzuiger zonder bescherming tegen stofexplosies om de gemorste toner op te ruimen. Anders kan de
stofzuiger kapot gaan of er kan een stofexplosie ontstaan door de statische ontlading.
Voorkom dat u toner inademt. Als dat toch gebeurt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Voorkom dat u toner in uw ogen of uw mond krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u uw ogen of mond direct spoelen met koud
water en een arts raadplegen.
Voorkom dat u toner op uw huid krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u de toner verwijderen met zeep en koud water. Als uw
huid gaat jeuken, neem dan direct contact op met een arts.
Zorg ervoor dat tonercartridges en andere verbruiksartikelen buiten het bereik van kinderen worden gehouden. Raadpleeg bij
inslikken van toner onmiddellijk een arts of het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Haal tonercartridges nooit uit elkaar. Het is evenmin toegestaan cartridges aan te passen. Hierdoor kan de toner zich namelijk
zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen.
Verwijder de afdichtingstape van de tonercartridge zonder veel kracht uit te oefenen. Als u te veel kracht gebruikt, kan de
toner zich namelijk zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen.
Gebruiksinstructies voor tonercartridges
Pak een tonercartridge altijd bij de handgreep vast en raak het oppervlak van de drum niet aan ( ).
Raak het geheugen van de tonercartridge ( ) of de elektrische contactpunten ( ) niet aan.
Voorkom krassen op het oppervlak van de drum ( ). De drum mag ook niet aan licht worden blootgesteld.
Verwijder de tonercartridge niet onnodig uit het apparaat of uit de verpakking.
Tonercartridge bewaren
㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Bewaar tonercartridges onder de volgende omstandigheden om een veilige werking en een goed resultaat te garanderen.
Geschikt temperatuurbereik voor opslag: 0 tot 35°C
Geschikt luchtvochtigheidsbereik voor opslag: 35 tot 85% relatieve luchtvochtigheid (geen condensvorming)
Bewaar tonercartridges gesloten totdat deze in het apparaat worden geplaatst.
Als u de tonercartridge verwijdert uit het apparaat en langere tijd niet gaat gebruiken, moet u de beschermklep van de drum
plaatsen en de tonercartridge vervolgens in de originele verpakking bewaren of omwikkelen met een dikke doek.
Bewaar de tonercartridge niet staand of ondersteboven. De toner wordt dan hard en kan zelfs door te schudden niet meer in
de oorspronkelijke toestand worden teruggebracht.
Zelfs als de toner wordt bewaard in een ruimte met een acceptabele luchtvochtigheid, kunnen er in de cartridge waterdruppels (condensvorming)
ontstaan als er binnen en buiten de tonercartridge sprake is van temperatuurverschil. Condensvorming heeft een nadelig effect op de afdrukkwaliteit
van tonercartridges.
Bewaar tonercartridges niet op de volgende locaties
Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur
Een locatie die gedurende vijf minuten of meer wordt blootgesteld aan direct zonlicht of ander fel licht
Een locatie die wordt blootgesteld aan lucht met een zeer hoog zoutgehalte
Een locatie met corrosieve gassen, zoals uit spuitbussen of ammoniak
Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid
Een locatie die wordt blootgesteld aan plotselinge veranderingen in temperatuur en/of luchtvochtigheid en waar
condensvorming kan optreden
Een locatie met grote hoeveelheden stof
Een locatie die toegankelijk is voor kinderen
Let op vervalsingen
Houd er rekening mee dat er Canon-namaaktonercartridges in omloop zijn. Het gebruik van namaak-tonercartridges kan
resulteren in slechte afdrukkwaliteit of prestatie van het apparaat. Canon is niet verantwoordelijk voor eventuele storingen,
ongelukken of schade als gevolg van het gebruik van een namaak-tonercartridge en -drumeenheid.
Zie voor meer informatie canon.com/counterfeit.
Beschikbaarheidsperiode van vervangende onderdelen en tonercartridges
Tot een periode van ten minste zeven (7) jaar nadat dit apparaatmodel uit productie is genomen, zullen er vervangende
onderdelen en tonercartridges leverbaar zijn.
Verpakkingsmateriaal van tonercartridges
Bewaar het verpakkingsmateriaal van de tonercartridge en de beschermklep van de drum. U hebt deze nodig als u het
apparaat gaat vervoeren.
De verpakkingsmaterialen kunnen worden gewijzigd in vorm of plaatsing, of kunnen zonder kennisgeving worden toegevoegd
of verwijderd.
Gooi de verwijderde afdichtingstape weg volgens de lokale milieuvoorschriften.
Afvoeren van gebruikte tonercartridges
Als u een gebruikte tonercartridge wilt weggooien, plaatst u beschermklep van de drum en doet u de tonercontainer in de
originele verpakking om te voorkomen dat er toner lekt. Vervolgens gooit u de tonercartridge weg volgens de lokale
milieuvoorschriften.
*
*
㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-006
Basishandelingen
In dit hoofdstuk worden de basishandelingen beschreven, zoals het gebruiken van het bedieningspaneel of het plaatsen van het papier en
de documenten. Het gaat hier om handelingen die vaak worden uitgevoerd om de functies van het apparaat te gebruiken.
Onderdelen en de bijbehorende functies
In dit gedeelte wordt aandacht besteed aan de externe en interne onderdelen van het apparaat en hun functie. Daarnaast wordt uitgelegd
hoe u de toetsen op het bedieningspaneel en het display gebruikt.
Onderdelen en de bijbehorende functies
Het display gebruiken
De display die op deze machine wordt gebruikt is een display met een aanraakpaneel. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met de
display taken kunt uitvoeren, zoals items selecteren en instellingen aanpassen.
Het display gebruiken
Tekst invoeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met letters en cijfers bestemmingen in het adresboek registreert of faxen verzendt. Tekst
invoeren
Aanmelden bij het apparaat
Dit gedeelte beschrijft hoe u kunt inloggen wanneer een inlogscherm wordt weergegeven. Aanmelden bij de machine
Documenten plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u documenten op de glasplaat en in de documentinvoer plaatst. Documenten plaatsen
㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Papier plaatsen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het papier in de papierlade en in de sleuf voor handmatige invoer plaatst. Papier plaatsen
Opslaan in het adresboek
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen opslaat voor het verzenden van faxen of gescande documenten. Registreren in
het adresboek
Het volume aanpassen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het volume van de verschillende systeemgeluiden kunt aanpassen, bijvoorbeeld van het geluid dat
u hoort als het verzenden van een fax is voltooid of als er een fout is opgetreden.
Het volume aanpassen
De slaapstand instellen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de slaapstand instelt. De slaapstand instellen
De automatische uitschakeltijd instellen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de instelling <Automatische uitschakeltijd> kunt inschakelen. De automatische uitschakeltijd
instellen(MF724Cdw / MF623Cn)
㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-007
Onderdelen en de bijbehorende functies
In dit gedeelte worden de onderdelen van de machine beschreven (buitenzijde, voorzijde, achterzijde en binnenzijde), evenals de functie
die ze hebben. Naast de onderdelen van de machine die nodig zijn voor het uitvoeren van basishandelingen zoals het plaatsen van
documenten, het laden van papier en het vervangen van tonercartridges, wordt hier ook aandacht besteed aan de toetsen op het
bedieningspaneel en het display. Lees dit gedeelte door om bekend te raken met de belangrijkste functies van de machine.
Voorzijde
Achterzijde
Binnenzijde
Sleuf voor handmatige invoer
Papierlade
Bedieningspaneel
㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-008
Voorzijde
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
MF628Cw / MF623Cn
Documentinvoer
Hiermee worden documenten automatisch in de machine gevoerd om te worden gescand. Als u twee of meer vellen in de invoer
plaatst, worden deze achter elkaar gescand.
Documenten plaatsen
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel bevat toetsen zoals de numerieke toetsen en de [Start]-toets, een display en statuslampjes. U kunt hier alle
bewerkingen uitvoeren en instellingen opgeven.
Bedieningspaneel Display
Klep aan de voorzijde
Open de klep aan de voorzijde als u een tonercartridge wilt vervangen of een papierstoring wilt verhelpen.
Tonercartridges
vervangen
Papierstoringen verhelpen
Papierlade
Gebruik de papierlade voor het laden van de papiersoort die u het meest gebruikt.
Papier in de papierlade plaatsen
Hoofdschakelaar
Hiermee schakelt u de machine in of uit. Als u de machine opnieuw wilt opstarten, zet u de machine uit, wacht u minimaal 10
seconden en zet u de machine weer aan.
Ventilatieopeningen
Warme lucht wordt door deze openingen afgevoerd om de binnenzijde van de machine af te koelen. Een goede ventilatie is niet
mogelijk als u voorwerpen voor de ventilatieopeningen plaatst.
Installatie
Luidspreker
Hier worden geluiden uitgevoerd die de machine produceert, zoals faxtonen en waarschuwingssignalen.
Handgrepen
Pak de machine vast bij deze handgrepen als u de machine gaat verplaatsen.
De machine verplaatsen
Scangebied
Documenten in de invoer worden automatisch doorgevoerd naar het scangebied om daar te worden gescand.
Uitvoerlade
Afdrukken worden uitgevoerd via de uitvoerlade.
㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Transportgeleider voor handmatige invoer
Laat de transportgeleider voor handmatige invoer zakken wanneer er papier is vastgelopen in de sleuf voor handmatige invoer.
Papierstoringen verhelpen
Glasplaat
Leg documenten die u wilt scannen op de glasplaat. Gebruik de glasplaat ook voor dikke of ingebonden documenten, zoals boeken,
als deze niet in de invoer passen.
Documenten plaatsen
USB-poort (USB2.0)
U kunt op deze poort een USB-geheugenapparaat of USB-toetsenbord van een andere fabrikant aansluiten. Wanneer u een USB-
geheugenapparaat aansluit, kunt u gegevens uit het geheugenapparaat afdrukken of gescande documenten op het
geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via
geheugenapparaten)
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Sleuf voor handmatige invoer
Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer wanneer u tijdelijk een andere papiersoort wilt gebruiken dan het papier dat
in de papierlade is geplaatst.
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-009
Achterzijde
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
MF628Cw / MF623Cn
USB-poort (USB2.0)
Hier kunt u een USB-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een computer.
LAN-poort
Hier kunt u een LAN-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een bekabelde LAN-router, etc.
Verbinding maken met
een bekabeld LAN
USB-poort ( USB1.1) (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Sluit op deze poort apparaten zoals een USB-toetsenbord van een andere fabrikant aan.
Telefoonaansluiting (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Hier kunt u een telefoonkabel aansluiten om de machine te verbinden met een telefoonlijn.
De telefoonlijn aansluiten
Externe telefoonaansluiting (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Hier kunt u een telefoon of antwoordapparaat aansluiten.
De telefoonlijn aansluiten
Aansluiting voor handset (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Hier sluit u de optionele handset aan.
Klep aan de achterzijde
Open deze klep als u papierstoringen gaat verhelpen.
Papierstoringen verhelpen
Etiket stroomverbruik
Dit etiket vermeldt onder andere het serienummer. Dit nummer hebt u nodig als u vragen of problemen hebt.
Wanneer een
probleem niet kan worden opgelost
Ventilatieopeningen
Warme lucht wordt door deze openingen afgevoerd om de binnenzijde van de machine af te koelen. Een goede ventilatie is niet
mogelijk als u voorwerpen voor de ventilatieopeningen plaatst.
Installatie
Netstroomaansluiting
Hier sluit u het netsnoer aan.
㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00A
Binnenzijde
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
MF628Cw / MF623Cn
Lade met tonercartridges
Hier installeert u de tonercartridges. Plaats de gele (Y), magenta (M), cyaan (C) en zwarte (K) tonercartridges in de sleuven in de
lade, waarbij u achteraan begint.
Tonercartridges vervangen
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00C
Sleuf voor handmatige invoer
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
MF628Cw / MF623Cn
Papiergeleiders
Stel de papiergeleiders exact af op de breedte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in de machine wordt gevoerd.
Papierlade (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Trek de papierlade uit als u papier gaat plaatsen.
Uitschuifblad (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Open het uitschuifstuk van de lade als u groot papier gaat plaatsen.
KOPPELINGEN
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00E
Papierlade
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
MF628Cw / MF623Cn
Papiergeleiders
Stel de papiergeleiders exact af op de grootte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in het apparaat wordt gevoerd.
Druk op de ontgrendelingspallen die in de afbeeldingen met pijlen worden aangegeven om de geleiders te ontgrendelen, zodat u
deze kunt verschuiven.
Ontgrendelingspal (voor het uitschuiven van de papierlade)
Als u papier van het formaat Legal gaat plaatsen, moet u de papierlade uitschuiven. Druk deze pal in om de papierlade te
ontgrendelen en uit te schuiven.
Als papier van het formaat Legal is geladen
De voorzijde van de papierlade loopt niet mooi gelijk met de voorkant van de machine wanneer de papierlade is
uitgeschoven.
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00F
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel dat hierboven wordt getoond is voor de MF729Cx. Welke toetsen of functies beschikbaar zijn hangt
af van het model
[Start]-toets
Druk hierop zodat het <Start>-scherm wordt weergegeven, dat toegang geeft tot het instellingenmenu en functies, zoals kopiëren
en scannen.
Het scherm <Start> aanpassen
Display
Hierop wordt de voortgang van taken zoals kopiëren, faxen en meer, en foutstatussen worden weergegeven. De display is een
aanraakscherm, zodat u instellingen kunt opgeven door het scherm direct aan te raken.
Display Het display gebruiken
[*]-toets
Druk op deze toets om te schakelen tussen het type tekst dat wordt ingevoerd.
Druk hierop om toonkiezen te gebruiken, bijvoorbeeld bij het ontvangen van faxinformatiediensten.
Faxinformatiediensten
ontvangen
Numerieke toetsen (toetsen [0]-[9])
Druk hierop om cijfers en tekst in te voeren.
Tekst invoeren
[#]-toets
Druk op deze toets om symbolen in te voeren, zoals "@" of "/".
[Energiebesparing]-toets
Druk hierop om de machine in de slaapstand te plaatsen. De toets brandt groen wanneer de slaapstand actief is. Druk nogmaals
op de toets om de slaapstand te verlaten.
De slaapstand instellen
Geluidsvolume toets
Hiermee kunt u het volume aanpassen.
Het volume aanpassen
NFC (Near Field Communication) merkteken (MF729Cx)
U kunt ook functies gebruiken, zoals afdrukken, door met een smartphone of vergelijkbaar toestel waar op Canon Mobile
Application is geïnstalleerd, over dit merkteken te bewegen.
Afdrukken door met een mobiel toestel het apparaat aan te
raken (NFC)(MF729Cx)
Tellercontrole toets (MF729Cx)
Door hierop te drukken kunt u de tellerwaarden zien van afdrukken en ook de lijst van als optie verkrijgbare apparatuur die
beschikbaar is.
Aantal afdrukken weergeven Display
[Stop]-toets
Druk op deze toets om het kopiëren, faxen en andere bewerkingen te annuleren.
[Wissen]-toets
Druk hierop om de ingevoerde cijfers en tekst te wissen.
[Start] (Kleur)-toets
Druk hierop om documenten in kleur te scannen of te kopiëren. Als u op deze toets drukt wanneer u afbeeldingen gaat afdrukken
vanaf een USB-geheugenapparaat, worden er kleurenafdrukken gemaakt.
㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[ID]-toets
Druk hierop nadat u een ID en pincode hebt ingevoerd om u aan te melden wanneer Afdeling-ID beheer is ingeschakeld. Als u de
machine niet meer nodig hebt, drukt u nogmaals op deze toets om u af te melden.
Aanmelden bij de machine
[Start] (Zwart-wit)-toets
Druk hierop om documenten in zwart-wit te scannen of te kopiëren. Als u op deze toets drukt wanneer u afbeeldingen gaat
afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat, worden er zwart-witafdrukken gemaakt.
[Reset]-toets
Druk op deze toets om de wijzigingen te annuleren en de eerder opgegeven instellingen te herstellen.
[Statusmonitor]-toets
Druk hierop als u de status van het afdrukken of faxen wilt zien, de gebruiksgeschiedenis wilt zien of de netwerkinstellingen zoals
het IP-adres van het apparaat wilt bekijken. Met deze toets kunt u ook de status van het apparaat controleren, zoals de
resterende hoeveelheid papier en hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit, en zien of er fouten zijn opgetreden.
Display
[Fout]-lampje
Dit lampje knippert of brandt als er sprake is van een fout, zoals een papierstoring.
Wi-Fi lampje (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Dit lampje brandt wanneer de machine is verbonden met een draadloos LAN.
[Verwerken/gegevens]-lampje
Dit lampje knippert tijdens bewerkingen zoals het verzenden van gegevens of afdrukken. Het lampje brandt continu als er
documenten wachten op verwerking.
[Snelle naslaggids]-toets
Druk hierop voor bedieningsinstructies en oorzaken van/oplossingen voor fouten.
[Terug]-toets
Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige scherm. Als u deze toets bijvoorbeeld indrukt tijdens het opgeven van
instellingen, worden de instellingen niet opgeslagen en keert u terug naar het vorige scherm.
KOPPELINGEN
Het display gebruiken
㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00H
Display
Het <Start>-scherm of het instellingenscherm wordt op de display weergegeven, zodat u kunt beginnen met functies zoals kopiëren en
scannen. U kunt ook met de display informatie controleren, zoals foutmeldingen en de bedieningsstatus van het apparaat. Het scherm is
ook een aanraakpaneel, dus u kunt bedieningshandelingen uitvoeren door het scherm direct aan te raken.
Het scherm <Start>
Het scherm <Start> wordt weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt door op het bedieningspaneel op te drukken. Via dit
scherm kunt u instellingen opgeven en functies registreren.
<Kopiëren>
Start kopiëren met deze knop.
Kopiëren
<Faxen> (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Zend met deze knop een fax vanuit het apparaat.
Faxen
<Scannen>
Scant een document en converteert het in een elektronisch bestand. U kunt gescande bestanden op uw
computer opslaan en ze via e-mail verzenden.
De machine als scanner gebruiken
<Geheugen- media afdr.>
Druk bestanden af die op een USB-geheugenmedium zijn opgeslagen.
Afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Knop voor het kiezen van een andere pagina
Kies hiermee een andere pagina in het <Start>-scherm. Dit werkt op dezelfde manier als het vegen
naar links/rechts.
<Adresboek>
Registreer of bewerk hiermee de bestemmingen voor e-mailberichten en faxen. U kunt ook een
geregistreerde bestemming weergeven wanneer u een e-mailbericht of fax verzendt.
Registreren in
het adresboek
<Menu>
<Tijdklokinstellingen>, <Voorkeuren> en vele andere instellingen van het apparaat zijn toegankelijk
met deze knop.
Overzicht van menuopties
<Beveiligde afdruk> (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Print met deze functie een beveiligd document.
Een document afdrukken dat is beveiligd met
een pincode (beveiligd afdrukken) (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
<Papierinst.>
Met deze knop kunt u ook het formaat en type opgeven van het papier dat in de papierlade en sleuf
voor handmatige invoer is geplaatst.
Het type en formaat papier opgeven
<Instell. startscherm>
Hiermee kunt u de knoppen op het scherm <Start> in een andere volgorde weergeven.
Het scherm
<Start> aanpassen
<ID-kaart kopie>
Er zijn vooraf geregistreerde instellingen waarmee u de voor- en achterkant van een rijbewijs of
andere identiteitskaart op ware grootte op dezelfde zijde van een vel papier kunt kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
<Directe verbinding> (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Breng hiermee een directe draadloze verbinding met een mobiel toestel tot stand.
De instellingen
configureren voor Directe Verbinding (Stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw / MF628Cw)
Knoppen voor snelkoppelingen
Toon "Favoriete Instellingen" geregistreerd bij Kopiëren, Faxen en scannen.
Knoppen toevoegen
aan het scherm <Start>
Het scherm <Statusmonitor>
Wanneer u op drukt, wordt er een scherm weergegeven waar in u de voortgang kunt controleren van documenten die worden
afgedrukt, verzonden of ontvangen, en ook de status van het apparaat (resterende hoeveelheid in de tonercartridge, enz.) en
netwerkinstellingen, zoals het IP-adres van het apparaat.
㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<Foutgegevens/melding>
Hiermee kunt u gegevens bekijken van fouten die zijn opgetreden.
Er wordt een foutbericht weergegeven
<Apparaatstatus>
Hiermee kunt u de status van de machine weergeven, zoals de hoeveelheid papier of de hoeveelheid toner die nog in de
tonercartridges zit.
<Papierinformatie>
Druk hierop om informatie weer te geven over de verschillende papierbronnen.
<Resterende inhoud in cartridge>
Hiermee wordt weergegeven hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit. Andere interne onderdelen kunnen versleten raken
voordat de toner opraakt.
<Geheugenmedium verwijderen>
Hiermee kunt u op een veilige manier een USB-geheugenapparaat loskoppelen.
Afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-
geheugen
<Controleer tellerstand> (MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw / MF623Cn)
Kies deze optie om de afzonderlijke totalen voor zwart-witafdrukken en kleurenafdrukken weer te geven.
Aantal afdrukken
weergeven
<Geheugengebruik beveiligde afdruk> (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Hiermee kunt u controleren hoeveel geheugen er wordt gebruikt voor het opslaan van beveiligde documenten.
Een
document afdrukken dat is beveiligd met een pincode (beveiligd afdrukken) (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
<Versiegegevens>
Toont informatie over de firmware-versie.
<Serienummer>
Toont het serienummer.
Status van kopieer-, afdruk-, verzend- en ontvangsttaken
Hiermee geeft u de huidige status van het geselecteerde item weer. Hieronder ziet u het scherm <Status kopieer-
/afdrukopdracht> als voorbeeld.
<Netwerkinformatie>
Geeft de netwerkinstellingen zoals het IP-adres van het apparaat weer en de status zoals de staat van de draadloze LAN-
communicatie.
Netwerkinstellingen weergeven
㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Controleer tellerstand> Het scherm (MF729Cx)
Wanneer u drukt op ( ), wordt het scherm <Controleer tellerstand> weergegeven. In dit scherm kunt u de tellerwaarden van
afdrukken zien, en ook het serienummer van het apparaat en de configuratie van het apparaat.
<Apparaatconfiguratie controleren>
Toont het serienummer van het apparaat en de lijst van apparatuur die is aangesloten of ingeschakeld.
Tellers
Selecteer de teller waarvan u de waarde wilt controleren. Items hebben verschillende standaardwaarden, afhankelijk van het land
of de geografische locatie van de aankoop.
Aantal afdrukken weergeven
Er wordt een bericht weergegeven
Berichten worden boven aan het scherm weergegeven, bijvoorbeeld als het papier op is of de tonercartridges opraken. De display
toont dan afwisselend het gewone scherm en het bericht.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Wanneer wordt weergegeven
Tik op om de melding te bekijken.
Er treedt een fout op
In sommige gevallen worden, wanneer er een fout optreedt, instructies weergegeven over hoe u moet reageren. Volg de aanwijzingen
op het scherm voor het oplossen van het probleem. Het scherm dat wordt weergegeven wanneer er zich een papierstoring voordoet,
wordt hieronder getoond als voorbeeld.
Er wordt een foutbericht weergegeven
KOPPELINGEN
Het scherm <Start> aanpassen
Het display gebruiken
㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00J
Het scherm <Start> aanpassen
U kunt knoppen voor snelkoppelingen die worden weergegeven in het scherm <Start> toevoegen/wissen naar eigen toepassing of u kunt
ze rangschikken naar eigen voorkeur. U kunt de volgorde waarin zij worden weergegeven, wijzigen.
Knoppen toevoegen aan het scherm <Start>
Knoppen anders rangschikken
Een ruimte invoeren
U kunt knoppen toevoegen aan het <Start>-scherm voor snelkoppelingen van vaak gebruikte functies, zoals <Kopiëren>, <Faxen> en
<Scannen>. Bijvoorbeeld, u kunt taken sneller en efficiënter uitvoeren door een reeks instellingen toe te wijzen (bijv. "Scan beide zijden
van een document, sla het op als een zeer gecomprimeerd PDF-bestand en verstuur het via e-mail") aan een enkele knop.
De instellingen die moeten worden toegevoegd als een knop van een snelkoppeling moeten van tevoren worden geregistreerd
als Favoriete Instellingen.
Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
Veelgebruikte faxinstellingen opslaan
Veelgebruikte scaninstellingen registreren (E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-server)
U kunt maximaal 11 knoppen voor snelkoppelingen registreren.
Druk op en tik op <Instell. startscherm>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Selecteer weer te geven knop>.
Selecteer de functie die u als knop wilt toevoegen bij de Favoriete Instellingen.
Schakel de selectievakjes in voor alle instellingen die op het scherm <Start> moeten worden weergegeven
en tik op <Toepassen>.
Knoppen toevoegen aan het scherm <Start>
1
2
3
4
㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
U kunt een geregistreerde knop verwijderen door het selectievakje voor de instellingen in de knop uit te schakelen en te tikken
op <Toepassen>. Wanneer u een geregistreerde knop hebt verwijderd, verschijnt een spatie waar de knop werd weergegeven
in het <Start>-scherm. Als het nodig is, kunt u de wissen.
Een ruimte invoeren
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Er wordt een knop voor de pas geselecteerde instellingen toegevoegd aan het <Start>-scherm.
Als het <Start>-scherm voor is en er geen instellingen meer kunnen worden geregistreerd, wis dan geregistreerde knoppen en
spaties in <Instell. startscherm>.
U kunt het gebruik van de knoppen gemakkelijker maken door de knoppen naar eigen inzicht te rangschikken. Bijvoorbeeld u kunt de
functies die u het meest gebruikt vooraan zetten, of de functieknoppen samen rangschikken met knoppen voor snelkoppelingen voor
Favoriete Instellingen.
Druk op en tik op <Instell. startscherm>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Stel weergavevolgorde in>.
Selecteer de knop die u wilt verplaatsen.
De geselecteerde knop wordt geaccentueerd weergegeven. U kunt de selectie van de knop ongedaan maken door er nogmaals op
te tikken.
Knoppen anders rangschikken
5
1
2
3
㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op <Vorige> of <Volgende>.
De knop wordt zo vaak verplaatst als u op het scherm tikt.
Houd uw vinger op de knop <Vorige>/<Volgende> als u deze wilt blijven verplaatsen.
Tik op <Toepassen>.
U kunt het <Start>-scherm overzichtelijker maken, door spaties in plaats van knoppen in te voeren.
Druk op en tik op <Instell. startscherm>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Invoegen en lege wissen>.
Selecteer de knop waar u een spatie wilt invoeren en tik op <Invoegen>.
Er wordt een ingevoegd voor de geselecteerde knop.
Spaties wissen
U kunt een spatie wissen door de spatie die u wilt wissen te selecteren en te tikken op <Verwijd.>.
Tik op <Toepassen>.
Een ruimte invoeren
4
5
1
2
3
4
㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Display
㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00K
Het display gebruiken
Het display is een aanraakscherm: u bedient het door het aan te raken.
Vermijd de volgende handelingen.
Hierdoor kunnen zich storingen voordoen of kan het display beschadigd raken.
Hard drukken
Drukken met puntige voorwerpen (vingernagel, balpen, potlood enzovoort)
Aanraken met vochtige/vuile handen
Het display gebruiken terwijl er een voorwerp op staat
Tikken
Raak het scherm zachtjes even aan. Deze handeling dient om items te selecteren of te bevestigen.
Vasthouden
Houd de vinger op het scherm. Wanneer tekst niet volledig op een regel kan worden weergegeven ("…" verschijnt), houd uw vinger
dan op de regel en blader door naar de rest van de tekst. U kunt ook door uw vinger op het scherm te houden cijfers laten toenemen
of afnemen, zoals voor de vergrotingsfactor voor het kopiëren.
Vegen
Veeg met de vinger over de display. Welk effect het vegen over het scherm heeft, hangt af van het scherm. Bijvoorbeeld, vegen in
het <Start>-scherm geplaatst u een pagina in de richting van het vegen, terwijl vegen in het <Kopiëren>-scherm het scherm bladert
in overeenstemming met de veegbeweging.
Items selecteren
Tik op een itemnaam of knop om een selectie te maken.
㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u een item per ongeluk aanraakt
Schuif uw vinger weg en laat los om de selectie te annuleren.
Teruggaan naar het vorige scherm
Druk op om terug te gaan naar het vorige scherm.
Door het scherm bladeren
De bladerbalk verschijnt op het scherm wanneer er nog informatie is die niet wordt weergegeven. Wordt de bladerbalk weergegeven,
dan kunt u bladeren door in de gewenste richting te vegen. NB. De bladeren balk wordt alleen weergegeven zolang u het scherm
aanraakt.
Waarden en instellingen wijzigen
Waarden wijzigen
Tik op / om waarden in te voeren. Als een pictogram zoals hieronder in de linkerbovenhoek van het scherm wordt weergegeven,
kunt u waarden rechtstreeks met de numerieke toetsen invoeren.
De cursor verplaatsen
Wanneer / wordt weergegeven, tikt u erop om de cursor te verplaatsen.
Waardebereik
Tussen haakjes ( ) weergegeven waarden onder het invoervak duiden het waardebereik aan.
De waarde van instellingen wijzigen
㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op / en u kunt de instelling van de schaal aanpassen. U kunt ook een instelling aanpassen door de schuifbalk naar links of
naar rechts te vegen.
U kunt verschillende instellingen wijzigen voor het display, zoals de bladersnelheid of de weergavetaal:
Weergave-instellingen
Als u het scherm wilt wijzigen dat automatisch wordt weergegeven wanneer het apparaat een bepaalde tijd inactief is,
raadpleegt u:
Functie na automatische reset
㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00L
Tekst invoeren
Voer met de display en de numerieke toetsen tekst en waarden in.
Een ander type tekst kiezen
Tik op <A/a/12> als u een ander type tekst wilt invoeren. Welk type tekst op dat moment is geselecteerd, wordt aangeduid door de
"A", "a" of "12" weergegeven boven en rechts van het tekstinvoerveld.
U kunt ook op drukken om het type tekst te wijzigen.
Typen tekst die u kunt invoeren
Hieronder wordt vermeld welke tekst u kunt invoeren.
Toets A a 12
@ . - _ / 1
ABC abc 2
DEF def 3
GHI ghi 4
JKL jkl 5
MNO mno 6
PQRS pqrs 7
TUV tuv 8
WXYZ wxyz 9
(niet beschikbaar) 0
(spatie) -.*#!",;:^`_=/|'?$@%&+\ ()[]{}<> (niet beschikbaar)
Druk op of tik op <#> wanneer het type tekst dat wordt ingevoerd is <A> of <a> wanneer u symbolen op het scherm
wilt weergeven die u kunt invoeren. Tik op symbolen die u wilt invoeren.
Tekst wissen
Telkens als u op drukt, wordt er één teken gewist. U kunt alle ingevoerde tekst wissen door langer ingedrukt te houden.
~
㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De cursor verplaatsen (een spatie invoeren)
Tik op of om de cursor te verplaatsen. Als u een spatie wilt invoeren, verplaatst u de cursor naar het einde van de tekst en
tikt u op
.
Voorbeeld van het invoeren van tekst en cijfers
Voorbeeld: "Canon-1"
1
Tik herhaaldelijk op <A/a/12> tot <A> is geselecteerd.
2
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "C" is geselecteerd.
3
Tik herhaaldelijk op <A/a/12> tot <a> is geselecteerd.
4
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "a" is geselecteerd.
5
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd.
6
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "o" is geselecteerd.
7
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd.
8
Druk herhaaldelijk op totdat het symbool "-" is geselecteerd.
9
Tik herhaaldelijk op <A/a/12> tot <12> is geselecteerd.
10
Druk op .
11
Tik op <Toepassen>.
Tekens invoeren met een USB-toetsenbord
Wanneer op het scherm wordt weergegeven, kunt u een toetsenbord op de USB-poort voor USB-apparaten op de Achterzijde en
tekst met het toetsenbord invoeren. Wanneer u een toetsenbord gebruikt, kunt u nog wel het numerieke toetsenblok gebruiken.
Sommige toetsen op het USB-toetsenbord, zoals de toetsen [Backspace], [Home] en [End] kunnen niet worden gebruikt.
Wanneer u op toetsen drukt die niet kunnen worden gebruikt, wordt er niets ingevoerd en verandert er niets.
U kunt tekst wissen door op de [Delete]-toets te drukken.
Met een druk op de [RETURN/ENTER]-toets voltooit u de tekstinvoer op dezelfde manier als wanneer u klikt op <Toepassen>.
U kunt het type toetsenbordlay-out opgeven (US-lay-out of UK-lay-out).
Engelse toetsenbordindeling
U kunt te allen tijde het toetsenbord loskoppelen van het apparaat. U hoeft niet iets speciaal te doen voor het loskoppelen.
Afhankelijk van de schermtaal, zult u misschien sommige tekens niet goed kunnen invoeren.
Afhankelijk van het type toetsenbord zal het USB-toetsenbord misschien niet goed werken.
㻠㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00R
Aanmelden bij de machine
Als Afdelings-ID-beheer is ingeschakeld of er zijn Systeembeheerders-ID's geactiveerd, kunt u het apparaat pas gebruiken wanneer u
hebt ingelogd. U moet ook inloggen als er beperkingen zijn ingesteld voor het gebruik van de fax- en scanfuncties.
Inlog Afdelings-ID beheer
Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Wanneer het aanmeldingsscherm wordt weergegeven, volg dan onderstaande procedure en voer de Afdelings-ID en pincode in.
Als een scherm wordt weergegeven waarin u wordt gevraagd een controlekaart in te steken, zie
dan
Als optie verkrijgbare items.
Voer een ID in.
1
Tik op <Afdelings-ID> of <Systeembeheerder-ID>.
2
Voer de ID in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Als er geen pincode is geregistreerd, gaat u verder met stap 3.
Voer de pincode in.
1
Tik op <Pincode>.
2
Voer de ID in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Druk op .
Het aanmeldingsscherm verandert in het <Start>-scherm.
Als u klaar bent, drukt u nogmaals op
om het aanmeldingsscherm weer te geven.
Als de autorisatie-instelling Zend-functie (
LDAP-Server-authenticatie ) is ingeschakeld, wordt het inlogscherm Geautoriseerd Zenden
Inlog Afdelings-ID beheer
Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
1
2
3
㻠㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
weergegeven wanneer de fax- of scanfunctie wordt gebruikt.
Voer uw gebruikersnaam in.
1
Tik op <Gebruikersnaam>.
2
Voer uw gebruikersnaam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Voer het wachtwoord in.
1
Tik op <Wachtwoord>.
2
Voer het wachtwoord in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Servernaam>, en selecteer de server voor uw legitimatie.
Selecteer de LDAP-server waar uw gebruikersnaam en wachtwoord zijn geregistreerd.
Druk op .
Het aanmeldingsscherm schakelt over naar het <Start>-scherm van de fax- of scanfunctie.
Als u klaar bent, drukt u nogmaals op
om het aanmeldingsscherm weer te geven.
Als het scherm voor de selecteren van het uitloggen wordt weergegeven
Als u bent ingelogd op zowel Geautoriseerd Zenden als Afdelings-ID-Beheer, wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u
de items kunt selecteren waarvan u wilt uitloggen.
<Uitloggen bij alle geauthenticeerde functies>
Selecteer deze optie als u tegelijkertijd wilt uitloggen van Geautoriseerd Verzenden (fax- of scanfunctie) en Afdelings-
ID-beheer.
<Uitloggen bij geauthenticeerde verzending>
Selecteer deze optie als u alleen wilt uitloggen van Geautoriseerd Verzenden (fax- of scanfunctie). U bent nog wel
ingelogd voor Afdelings-ID-beheer. Wanneer u uw werkzaamheden met het apparaat hebt voltooid, logt u weer uit van
Afdelings-ID-beheer door op
te drukken.
1
2
3
4
㻠㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Afdeling-ID beheer configureren
De systeembeheerders-id instellen
㻠㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00S
Documenten plaatsen
Leg documenten op de glasplaat of in de documentinvoer. Gebruik de glasplaat voor het scannen van dikke of ingebonden documenten,
zoals boeken. U kunt twee of meer vellen van documenten in de documentinvoer plaatsen zodat deze continu kunnen worden gescand.
Raadpleeg
Documenttype of Scangebied voor informatie over de soorten documenten die u op de glasplaat of in de
documentinvoer kunt plaatsen en voor informatie over het scanbare gebied van een document.
Documenten op de glasplaat plaatsen
Documenten in de documentinvoer plaatsen
Gebruik documenten die helemaal droog zijn
Als u documenten gaat plaatsen, zorg er dan voor dat eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op de documenten goed is
opgedroogd.
Papierstoringen voorkomen
Plaats de volgende soorten documenten niet in de documentinvoer omdat dit papierstoringen kan veroorzaken:
Gekreukeld of gevouwen papier
Carbonpapier
Gekruld of opgerold papier
Gecoat papier
Gescheurd papier
Zeer dun papier
Documenten met nietjes of paperclips
Papier dat is afgedrukt met een thermal-transferprinter
Transparanten
Documenten nauwkeuriger scannen
Documenten in de invoer worden gescand terwijl ze in het apparaat worden gevoerd. Als u echter de glasplaat gebruikt,
bewegen de documenten niet terwijl ze worden gescand. U krijgt dan ook de beste scanresultaten als u documenten op de
glasplaat legt.
Calqueerpapier of transparanten scannen
Om transparante documenten (bijvoorbeeld calqueerpapier of transparanten) te scannen, plaatst u deze op de glasplaat.
Open de documentinvoer.
Documenten op de glasplaat plaatsen
1
㻠㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Leg het document met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
Leg het document in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
Om transparante documenten (bijvoorbeeld calqueerpapier of transparanten) te scannen, bedekt u deze met een vel normaal,
wit papier.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Het apparaat is gereed om het document te scannen.
Als het scannen is voltooid, haalt u het document van de glasplaat.
Duw de documentgeleiders naar de zijkant.
Schuif de documentgeleiders naar de zijkant totdat de tussenruimte iets breder is dan de werkelijke breedte van het document.
Trek het Uitschuifblad naar buiten wanneer u grote documenten gaat laden. U voorkomt zo dat ze over de rand van de invoer
hangen.
Waaier de documentstapel uit en maak er een rechte stapel van.
Waaier de documentstapel in delen uit en tik een paar keer op een vlak oppervlak om de stapel mooi recht te maken.
Leg documenten met de afdrukzijde naar boven in de invoer.
Zorg ervoor dat de stapel documenten niet hoger is dan de markeringen voor het maximale aantal vellen ( ).
Plaats nooit papier van verschillende formaten tegelijk in het blad.
Plaats maximaal 50 vellen tegelijk. Als u meer vellen in de invoer legt, kan het scannen stoppen of kan het papier vastlopen.
Documenten in de documentinvoer plaatsen
2
3
1
2
3
㻠㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Schuif de documentgeleiders stevig tegen de randen van het document.
Schuif de documentgeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het document zitten.
De machine is gereed om het document te scannen.
Schuif de documentgeleiders stevig tegen de randen van het document
Als de documentgeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen
ontstaan.
Tijdens het scannen van documenten
Voeg geen documenten toe en verwijder er ook geen.
Wanneer het scannen is voltooid
Haal de gescande documenten uit de documentinvoer om papierstoringen te voorkomen.
4
㻠㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00U
Papier plaatsen
U kunt het papier plaatsen in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer. Gebruik de papierlade voor het laden van de
papiersoort die u het meest gebruikt. De papierlade is handig wanneer u grote hoeveelheden papier gebruikt. Gebruik de sleuf voor
handmatige invoer wanneer u tijdelijk een formaat of type papier wilt gebruiken dat niet in de papierlade is geplaatst. Raadpleeg
Papier voor beschikbare papierformaten.
Papiersoorten en bijbehorende instellingen
Raadpleeg de onderstaande tabel om de papierinstellingen op te geven op basis van het type papier en het gewicht van het papier in
de papierbron. Zie
Het type en formaat papier opgeven voor meer informatie over het opgeven van de papierinstellingen op het
apparaat. Zie
Papier voor de hoeveelheid papier die u in elke papierbron kunt laden.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Papiersoort Papiergewicht
Papierinstelling
op het apparaat
Normaal papier
60 tot 74 g/m² <Normaal 1>
70 tot 84 g/m² <Normaal 2>
75 tot 90 g/m² <Normaal 3>
Gerecycled
papier
60 tot 74 g/m² <Gerecycled>
Gekleurd papier 60 tot 74 g/m² <Kleur>
Dik papier
86 tot 119 g/m² <Dik 1>
120 tot 128 g/m² <Dik 2>
129 tot 163 g/m² <Dik 3>
Enveloppen
<Envelop>
Gecoat papier
100 tot 110 g/m² <Gecoat 1>
120 tot 130 g/m² <Gecoat 2>
155 tot 165 g/m² <Gecoat 3>
210 tot 220 g/m² <Gecoat 4>
Transparanten
<Transparant>
Etiketten
<Etiketten>
U kunt <Normaal 1> of <Normaal 2> opgeven als het papiertype voor papier van 70 tot 74 g/m². Als een van de volgende problemen optreedt nadat u
een van deze twee instellingen hebt opgegeven, gebruikt u de andere instelling.
Het uitgevoerde papier krult om.
Het lege gebied bevat zogenaamde nabeelden.
De toner is niet volledig gefixeerd en de afdrukken zijn vaag.
U kunt <Normaal 2> of <Normaal 3> opgeven als het papiertype voor papier van 75 tot 84 g/m². Als een van de volgende problemen optreedt nadat u
een van deze twee instellingen hebt opgegeven, gebruikt u de andere instelling.
Het uitgevoerde papier krult om.
Het lege gebied bevat zogenaamde nabeelden.
De toner is niet volledig gefixeerd en de afdrukken zijn vaag.
MF628Cw / MF623Cn
*1
*1 *2
*2
*1
*2
㻠㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Papiersoort Papiergewicht
Papierinstelling
op het apparaat
Normaal papier
60 tot 74 g/m² <Normaal 1>
70 tot 84 g/m² <Normaal 2>
75 tot 90 g/m² <Normaal 3>
Gerecycled
papier
60 tot 74 g/m² <Gerecycled>
Gekleurd papier 60 tot 74 g/m² <Kleur>
Dik papier
85 tot 120 g/m² <Dik 1>
121 tot 163 g/m² <Dik 2>
Indexkaarten
<Dik 2>
Enveloppen
<Envelop>
Gecoat papier
100 tot 110 g/m² <Gecoat 1>
111 tot 130 g/m² <Gecoat 2>
131 tot 160 g/m² <Gecoat 3>
161 tot 220 g/m² <Gecoat 4>
Transparanten
<Transparant>
Etiketten
<Etiketten>
Dun papier 60 g/m² <Dun>
U kunt <Normaal 1> of <Normaal 2> opgeven als het papiertype voor papier van 70 tot 74 g/m². Als een van de volgende problemen optreedt nadat u
een van deze twee instellingen hebt opgegeven, gebruikt u de andere instelling.
Het uitgevoerde papier krult om.
Het lege gebied bevat zogenaamde nabeelden.
De toner is niet volledig gefixeerd en de afdrukken zijn vaag.
U kunt <Normaal 2> of <Normaal 3> opgeven als het papiertype voor papier van 75 tot 84 g/m². Als een van de volgende problemen optreedt nadat u
een van deze twee instellingen hebt opgegeven, gebruikt u de andere instelling.
Het uitgevoerde papier krult om.
Het lege gebied bevat zogenaamde nabeelden.
De toner is niet volledig gefixeerd en de afdrukken zijn vaag.
U kunt ook <Normaal 1>, <Normaal 2>, <Normaal 3>, <Gerecycled>, <Kleur>, <Dik 1>, <Envelop> of <Dun> opgeven als het papiertype voor
indexkaarten.
De volgende papiersoorten mag u niet gebruiken:
Gekreukeld of gevouwen papier
Gekruld of opgerold papier
Gescheurd papier
Vochtig papier
Zeer dun papier
Papier dat is afgedrukt met een thermal-transferprinter
Papier met een grove structuur
Glanzend papier
Behandeling en opslag van papier
Bewaar het papier op een vlak oppervlak.
Bewaar het papier in de originele verpakking om het te beschermen tegen vocht of droogte.
Bewaar het papier niet op een manier waardoor het kan krullen of vouwen.
*1
*1 *2
*2
*3
*1
*2
*3
㻠㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Bewaar het papier niet verticaal of plaatst niet te veel papier opeen.
Bewaar het papier niet in direct zonlicht, op een plaats die onderhevig is aan hoge vochtigheid of droogte of op een plaats
met grote verschillen in temperatuur of luchtvochtigheid.
Als u gaat afdrukken op papier dat vochtig is geworden
Er kan stoom vrijkomen in het uitvoergebied van het apparaat of er kunnen zich waterdruppels vormen op de achterzijde
van het bedieningspaneel of in het uitvoergebied. Dit is normaal. Het vocht in het papier verdampt op het moment dat er
warmte wordt gegeneerd tijdens het fixeren van de toner (dit gebeurt meestal als de omgevingstemperatuur laag is).
KOPPELINGEN
Een aangepast papierformaat registreren
㻡㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00W
Papier in de papierlade plaatsen
Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt. Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de
papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer.
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Plaats het papier met de korte zijde naar voren
U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Zorg ervoor dat u het papier laadt met de korte zijde naar voren,
zoals in de afbeeldingen hieronder.
Volg de onderstaande procedure als u papier gaat plaatsen in de optionele papierlade (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw).
Trek de papierlade uit.
Houd de papierlade met twee handen vast en trek deze voorzichtig uit het apparaat. Als u dat niet doet, kan de lade
beschadigd raken wanneer u deze laat vallen omdat de lade te snel naar buiten schuift.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Druk op de ontgrendelingspal om de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade te schuiven. De MF628Cw / MF623Cn
heeft geen ontgrendelingspal voor de papiergeleiders aan de zijkant.
Wanneer u papier van formaat Legal plaatst
Druk op de ontgrendelingspal en schuif de papierlade uit.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw MF628Cw / MF623Cn
1
2
㻡㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Leg het papier zo dat de rand van de papierstapel net de achterzijde van de papierlade raakt.
Plaats het papier met de korte zijde naar voren, met de afdrukzijde naar boven. U kunt papier niet laden met de lange zijde naar
voren.
Waaier de papierstapel uit en tik met de onderkant op een vlak oppervlak om de vellen papier mooi gelijk te leggen.
Stapel het papier niet hoger dan de markering voor het maximale aantal vellen
Zorg ervoor dat de stapel papier niet hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen (
). Als u te veel papier
plaatst, kan dit papierstoringen veroorzaken.
Zie Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo.
Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier.
Druk op de ontgrendelingspal en schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het papier zitten.
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen
ontstaan.
Schuif de papierlade in de machine.
Als papier van het formaat Legal is geladen
De voorzijde van de papierlade loopt niet mooi gelijk met de voorkant van de machine wanneer de papierlade is uitgeschoven.
Ga verder met Het type en formaat papier opgeven dat in de papierlade is geplaatst
Wanneer u papier van een ander formaat of soort gaat gebruiken
De standaardinstellingen voor papierformaat en papiersoort zijn respectievelijk <A4> en <Normaal 2>. Als u papier van een
ander formaat of type in de machine plaatst, moet u de instellingen dus aanpassen. Als u dat niet doet, kan er niet goed
worden afgedrukt.
Afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier (handmatig dubbelzijdig afdrukken)
U kunt afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier. Strijk het bedrukte papier glad en leg het in de papierlade of de sleuf
voor handmatige invoer (
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer), met de bedrukte zijde naar beneden.
Als u de sleuf voor handmatige invoer gebruikt, plaats dan steeds één vel papier tegelijk.
U kunt alleen papier gebruiken dat met dit apparaat is bedrukt.
U kunt niet afdrukken op de zijde die eerder is bedrukt.
Als de afdrukken vaag zijn, selecteert u <Aan> voor <Lade 1>, <Lade 2> of <Multifunctionele lade>, afhankelijk van de
papierbron die u gebruikt, bij <Handmatige instellingen achterkant (alleen voor 2-zijdig)>.
Speciale verwerking
Als u papier van A5-formaat gebruikt, werkt dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet goed.
3
4
5
»
㻡㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Papier
Melden om papierinstellingen te controleren
㻡㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00X
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer.
Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt.
Papier in de papierlade plaatsen
Voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Voor de MF628Cw / MF623Cn
Plaats het papier met de korte zijde naar voren
U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Zorg ervoor dat u het papier laadt met de korte zijde naar voren,
zoals in de afbeeldingen hieronder.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw MF628Cw / MF623Cn
Zorg ervoor dat u de papierlade plaatst
Het apparaat drukt alleen af als de papierlade is geplaatst, zelfs als er papier is geladen in de sleuf voor handmatige invoer. Er
verschijnt een foutbericht als u probeert af te drukken zonder papierlade.
Open de klep.
Pak de klep aan de bovenzijde vast om deze te openen.
Trek de papierlade en het uitschuifstuk naar buiten.
Open het uitschuifstuk van de lade als u groot papier gaat plaatsen.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
1
2
3
㻡㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer totdat u weerstand voelt.
Plaats het papier met de korte zijde naar voren, met de afdrukzijde naar boven. U kunt papier niet laden met de lange zijde naar
voren.
Waaier de papierstapel uit en tik met de onderkant op een vlak oppervlak om de vellen papier mooi gelijk te leggen.
Stapel het papier niet hoger dan de markering voor het maximale aantal vellen
Zorg ervoor dat de stapel papier niet hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen (
). Als u te veel papier
plaatst, kan dit papierstoringen veroorzaken.
Zie Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo.
Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier.
Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het papier zitten.
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen
ontstaan.
Ga verder met Het type en formaat papier opgeven dat in de sleuf voor handmatige invoer is geladen
Afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier (handmatig dubbelzijdig afdrukken)
U kunt afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier. Strijk het bedrukte papier glad en leg het in de papierlade ( Papier in
de papierlade plaatsen) of de sleuf voor handmatige invoer (met de eerder bedrukte zijde naar beneden).
Als u de sleuf voor handmatige invoer gebruikt, plaats dan steeds één vel papier tegelijk.
U kunt alleen papier gebruiken dat met dit apparaat is bedrukt.
U kunt niet afdrukken op de zijde die eerder is bedrukt.
Als de afdrukken vaag zijn, selecteert u <Aan> voor <Lade 1>, <Lade 2> of <Multifunctionele lade>, afhankelijk van de
papierbron die u gebruikt, bij <Handmatige instellingen achterkant (alleen voor 2-zijdig)>.
Speciale verwerking
Als u papier van A5-formaat gebruikt, werkt dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet goed.
4
5
»
㻡㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Zorg ervoor dat u de papierlade plaatst
Het apparaat drukt alleen af als de papierlade is geplaatst, zelfs als er papier is geladen in de sleuf voor handmatige invoer. Er
verschijnt een foutbericht als u probeert af te drukken zonder papierlade.
Plaats maar één vel papier tegelijk
U kunt steeds maar één vel papier laden.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Plaats het papier en schuif de papiergeleiders tegen de breedte van het papier.
Plaats het papier met de korte zijde naar voren, met de afdrukzijde naar boven. U kunt papier niet laden met de lange zijde naar
voren.
Duw het papier 10 tot 20 mm in de sleuf voor handmatige invoer en schuif de geleiders vervolgens naar binnen totdat ze stevig
tegen de randen van het papier zitten.
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen
ontstaan.
Duw het papier langzaam in de sleuf voor handmatige invoer.
Het papier wordt iets in de machine getrokken.
Zie Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo.
Ga verder met Het type en formaat papier opgeven dat in de sleuf voor handmatige invoer is geladen
Afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier (handmatig dubbelzijdig afdrukken)
U kunt afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier. Strijk het bedrukte papier glad en leg het in de papierlade ( Papier in
de papierlade plaatsen) of de sleuf voor handmatige invoer (met de eerder bedrukte zijde naar beneden).
Als u de sleuf voor handmatige invoer gebruikt, plaats dan steeds één vel papier tegelijk.
Voor de MF628Cw / MF623Cn
1
2
3
»
㻡㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
U kunt alleen papier gebruiken dat met dit apparaat is bedrukt.
U kunt niet afdrukken op de zijde die eerder is bedrukt.
Als de afdrukken vaag zijn, selecteert u <Aan> voor <Lade 1>, <Lade 2> of <Multifunctionele lade>, afhankelijk van de
papierbron die u gebruikt, bij <Handmatige instellingen achterkant (alleen voor 2-zijdig)>.
Speciale verwerking
Als u papier van A5-formaat gebruikt, werkt dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet goed.
KOPPELINGEN
Papier
㻡㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-00Y
Enveloppen plaatsen
Strijk de enveloppen glad voordat u ze gaat laden. Let ook op de invoerrichting van de enveloppen en welke kant naar boven wijst.
Voordat u enveloppen gaat laden
In de papierlade
In de sleuf voor handmatige invoer
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u enveloppen in de gewenste richting laadt. Daarnaast worden de stappen besproken die u
moet uitvoeren voordat u enveloppen gaat laden. Raadpleeg
Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de
sleuf voor handmatige invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van enveloppen in de
papierlade of sleuf voor handmatige invoer.
Volg de onderstaande procedure om de enveloppen voor te bereiden voor afdrukken.
In het geval van de MF628Cw / MF623Cn kunt u maar één envelop tegelijk laden in de sleuf voor handmatige invoer. Voer
stappen 1 - 3 uit de onderstaande procedure uit om de envelop voor te bereiden.
Sluit de flap van de enveloppen.
Strijk de enveloppen glad om alle resterende lucht eruit te persen en de randen plat te drukken.
Maak de enveloppen aan de hoeken los en strijk oneffenheden weg.
Lijn de randen van de enveloppen uit op een vlak oppervlak.
Voordat u enveloppen gaat laden
1
2
3
4
㻡㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Laad enveloppen van het formaat Monarch (MF628Cw / MF623Cn), COM10, DL of ISO-C5 met de korte zijde naar voren en met de kant
zonder lijm (de voorzijde) naar boven. U kunt niet afdrukken op de achterzijde van enveloppen.
Enveloppen van het formaat Monarch kunt u niet plaatsen in de papierlade van de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw. Gebruik
in dat geval de sleuf voor handmatige invoer.
Plaats de enveloppen zo dat de rand met de flap aan de linkerkant zit, zoals in de afbeelding.
Laad enveloppen van het formaat Monarch, COM10, DL of ISO-C5 met de korte zijde naar voren en met de kant zonder lijm (de
voorzijde) naar boven. U kunt niet afdrukken op de achterzijde van enveloppen.
Plaats voor de MF628Cw / MF623Cn altijd maar één envelop als u gaat afdrukken.
Plaats de enveloppen zo dat de rand met de flap aan de linkerkant zit, zoals in de afbeelding.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw MF628Cw / MF623Cn
In de papierlade
In de sleuf voor handmatige invoer
㻡㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-010
Voorbedrukt papier plaatsen
Als u papier gebruikt waarop vooraf een logo is afgedrukt, let u bij het plaatsen op de invoerrichting van het papier. Zorg dat het papier
goed is geplaatst zodat er op de juiste kant van het papier met een logo wordt afgedrukt.
Enkelzijdig afdrukken op papier met logo's
Dubbelzijdig afdrukken op papier met logo's(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
In dit gedeelte wordt voornamelijk aandacht besteed aan het op de juiste manier laden van voorbedrukt papier, dus met de
juiste afdrukrichting en afdrukzijde. Raadpleeg
Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de sleuf voor
handmatige invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van papier in de papierlade of sleuf voor
handmatige invoer.
Laad het papier met de kant van het logo (de afdrukzijde) naar boven.
Plaats altijd maar één vel papier in de sleuf voor handmatige invoer van de MF628Cw / MF623Cn als u gaat afdrukken.
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Staand
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Liggend
Laad het papier met de voorzijde van het bedrukte papier (de zijde voor de eerste pagina van het document) naar beneden.
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Staand
Enkelzijdig afdrukken op papier met logo's
Dubbelzijdig afdrukken op papier met logo's(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
㻢㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Liggend
De instelling <Invoermethode papier schakelen> (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Wanneer u afdrukt op voorbedrukt papier, moet u de afdrukzijde van het geladen papier wijzigen als u enkelzijdig of
dubbelzijdig gaat afdrukken. Als <Invoermethode papier schakelen> echter is ingesteld op <Prioriteit afdrukzijde>, kunt u de
afdrukzijde die u gebruikt voor het laden van voorbedrukt papier voor dubbelzijdig afdrukken (met de logokant naar beneden)
ook gebruiken voor enkelzijdig afdrukken. Deze instelling is vooral handig als u regelmatig zowel enkelzijdig als dubbelzijdig
afdrukt.
Invoermethode papier schakelen
㻢㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-011
Het type en formaat papier opgeven
U moet ervoor zorgen dat de instellingen voor het type en formaat papier overeenkomen met het papier dat is geladen. Vergeet dus niet
de papierinstellingen aan te passen wanneer u papier gaat laden dat afwijkt van het eerder gebruikte papier.
Als de instellingen onjuist zijn, kan het papier vastlopen of kan er een afdrukfout optreden.
㻢㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-012
Het type en formaat papier opgeven dat in de papierlade is geplaatst
Druk op en tik op <Papierinst.>.
Tik op <Lade 1> of <Lade 2>.
<Lade 2> wordt alleen weergegeven wanneer de optionele papierlade (lade 2) is geïnstalleerd. (MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw)
Selecteer het papierformaat.
Als het formaat van het geplaatste papier niet zichtbaar is, tikt u op <Overige frmt.>.
Selecteer het papiertype.
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
De papierformaten die worden weergegeven, beperken
Papier
Melden om papierinstellingen te controleren
1
2
3
4
㻢㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-013
Het type en formaat papier opgeven dat in de sleuf voor handmatige invoer is
geladen
Het onderstaande scherm wordt weergegeven als er papier is geladen in de sleuf voor handmatige invoer. Volg de aanwijzingen op het
scherm om instellingen op te geven voor het formaat en type papier dat is geladen.
Het bovenstaande scherm wordt niet weergegeven als papier wordt geladen
Als u altijd hetzelfde papier gebruikt in de sleuf voor handmatige invoer, kunt u het opgeven van de papierinstellingen
overslaan door het formaat en type papier vast te leggen als de standaardinstelling. In dat geval wordt het bovenstaande
scherm niet meer weergegeven. Als u het scherm wel wilt weergeven, selecteert u <Uit> voor <Registreer standaardinstell.>
(
Standaardpapierinstellingen vastleggen voor de sleuf voor handmatige invoer).
Selecteer het papierformaat.
Als het formaat van het geplaatste papier niet zichtbaar is, tikt u op <Overige frmt.>.
Wanneer u papier met een aangepast formaat gaat plaatsen
1
Tik op <Aangepast>.
2
Geef de lengte van de zijde <X> op (de korte zijde).
Tik op <X>.
Voer de lengte van de zijde <X> in met
/ of de numerieke toetsen, en tik op <Toepassen>.
3
Geef de lengte van de zijde <Y> op (de lange zijde).
Tik op <Y>.
Geef de lengte van de zijde <Y> op en tik op <Toepassen>.
1
㻢㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer het papiertype.
KOPPELINGEN
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
De papierformaten die worden weergegeven, beperken
Papier
4
Tik op <Toepassen>.
2
㻢㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-014
Standaardpapierinstellingen vastleggen voor de sleuf voor handmatige invoer
U kunt standaardpapierinstellingen opslaan voor de sleuf voor handmatige invoer. Hierdoor hoeft u niet steeds instellingen in te voeren
wanneer u altijd hetzelfde papier gebruikt in de sleuf voor handmatige invoer.
Als u standaardpapierinstellingen hebt opgegeven, wordt het scherm met papierinstellingen niet meer weergegeven wanneer u
papier laadt. U gebruikt dan altijd dezelfde instellingen. Als u papier van een ander formaat of type plaatst zonder de
papierinstellingen aan te passen, wordt er mogelijk niet goed afgedrukt. U kunt dit probleem voorkomen door de
standaardinstelling uit te schakelen door in stap 3 <Uit> te selecteren en dan pas het papier te laden.
Druk op en tik op <Papierinst.>.
Tik op <Multifunctionele lade>.
Tik op <Aan>.
Selecteer het papierformaat.
Als het formaat van het geplaatste papier niet zichtbaar is, tikt u op <Overige frmt.>.
Een aangepast papierformaat registreren
1
Tik op <Aangepast>.
Geef de lengte van de zijde <X> op (de korte zijde).
1
2
3
4
㻢㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer het papiertype.
KOPPELINGEN
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
De papierformaten die worden weergegeven, beperken
Papier
2
Tik op <X>.
Voer de lengte van de zijde <X> in met
/ of de numerieke toetsen, en tik op <Toepassen>.
3
Geef de lengte van de zijde <Y> op (de lange zijde).
Tik op <Y>.
Geef de lengte van de zijde <Y> op en tik op <Toepassen>.
4
Tik op <Toepassen>.
5
㻢㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-015
Een aangepast papierformaat registreren
U kunt maximaal drie aangepaste papierformaten opslaan die u regelmatig gebruikt.
Druk op en tik op <Papierinst.>.
Tik op <Gebruikerspapier registreren>.
Tik op <Niet geregistr.>.
Als de papierformaten <1> tot en met <3> al zijn ingesteld, kunt u een instelling wijzigen of verwijderen om door te gaan. De
procedures hiervoor worden hierna beschreven.
Een instelling wijzigen
1
Selecteer het geregistreerde formaat dat u wilt wijzigen.
2
Tik op <Bewerken>, en ga verder naar stap 4.
Een instelling verwijderen
1
Selecteer het geregistreerde formaat dat u wilt wissen.
2
Tik op <Verwijderen>.
3
Tik op <Ja>.
1
2
3
㻢㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef het papierformaat op.
1
Geef de lengte van de zijde <X> op (de korte zijde).
Tik op <X>.
Voer de lengte van de zijde <X> in met
/ of de numerieke toetsen, en tik op <Toepassen>.
2
Geef de lengte van de zijde <Y> op (de lange zijde).
Tik op <Y>.
Geef de lengte van de zijde <Y> op en tik op <Toepassen>.
3
Tik op <Toepassen>.
Selecteer het papiertype.
Opgeslagen instellingen voor afwijkend papier selecteren
De papierformaten die u met de bovenstaande procedure registreert, worden weergegeven in het scherm voor het selecteren van het
papierformaat.
Het papierformaat voor de papierlade selecteren
Op het scherm waarop u het papierformaat kunt opgeven dat in de papierladen is geplaatst, ziet u de opgeslagen papierformaten.
Het type en formaat papier opgeven dat in de papierlade is geplaatst
U ziet alleen de opgeslagen papierformaten die in de papierlade kunnen worden geplaatst. Papier
Het papierformaat voor de sleuf voor handmatige invoer selecteren
Als er papier wordt geladen in de sleuf voor handmatige invoer, verschijnt het scherm voor het selecteren van het papierformaat
voor de sleuf voor handmatige invoer. Dit scherm bevat de geregistreerde papierformaten.
Het type en formaat papier
opgeven dat in de sleuf voor handmatige invoer is geladen
4
5
㻢㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De opgeslagen papierformaten worden weergegeven wanneer u de standaardpapierinstellingen voor de sleuf voor handmatige
invoer opgeeft. In het scherm kunt u één van de weergegeven formaten selecteren als het standaardpapierformaat voor de
sleuf voor handmatige invoer.
Standaardpapierinstellingen vastleggen voor de sleuf voor handmatige invoer
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
㻣㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-016
De papierformaten die worden weergegeven, beperken
U kunt ervoor zorgen dat alleen papierformaten die u vaak gebruikt, worden getoond in het scherm voor het selecteren van de instelling
van het papierformaat.
Druk op en tik op <Papierinst.>.
Tik op <Veelgebruikte papierformaten selecteren>.
Tik op <Multifunctionele lade>, <Lade 1> of <Lade 2>.
<Lade 2> wordt alleen weergegeven wanneer de optionele papierlade (lade 2) is geïnstalleerd. (MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw)
Schakel de selectievakjes uit voor papierformaten die u niet wilt weergeven.
Controleer dat alleen de selectievakjes voor papierformaten die u vaak gebruikt, worden weergegeven.
U kunt de papierformaten die niet zijn geselecteerd, zien door te tikken op <Overige frmt.> in het selectiescherm voor de
instellingen van het papierformaat.
Tik op <Toepassen>.
KOPPELINGEN
Het type en formaat papier opgeven dat in de papierlade is geplaatst
Het type en formaat papier opgeven dat in de sleuf voor handmatige invoer is geladen
Standaardpapierinstellingen vastleggen voor de sleuf voor handmatige invoer
1
2
3
4
5
㻣㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-017
Registreren in het adresboek
U kunt bestemmingen in het Adresboek die u veel gebruikt, registreren en ze gemakkelijk selecteren wanneer
u ze nodig hebt. U kunt maximaal 300 bestemmingen in het adresboek registreren. U kunt naar
bestemmingen zoeken op alfabet, uit lijsten in het Adresboek of door driecijferige nummers in te voeren
(nummers voor verkort kiezen). U kunt ook bestemmingen sneller opgeven door middel van de volgende
functies.
Favorieten
Als u heel veel adressen opslaat in het adresboek, wordt het lastig de gewenste bestemming te vinden. U kunt veelgebruikte bestemming
daarom ook opslaan als favorieten. Bestemmingen die u hebt opgeslagen in uw favorieten kunt u zoeken via de favorietenlijst (het
tabblad <
> in het adresboek). U kunt maximaal 19 bestemmingen registreren als favorieten. Bestemmingen opslaan als
favorieten
Groepskiezen
U kunt meerdere bestemmingen selecteren die al zijn opgeslagen en deze registreren als een groep. Op deze manier kunt u tegelijkertijd
faxen of e-mails sturen naar verschillende bestemmingen. U kunt maximaal 299 bestemmingen (100 voor e-mails) registreren voor een
groep. U kunt een groep ook toevoegen aan uw favorieten.
Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen
Gebruik de Instel-tool Zendfunctie of de UI op afstand wanneer u een gedeelde map of FTP-server wilt registreren als de
bestemming voor scans.
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
U kunt het adresboek als een bestand opslaan op uw computer (maar u kunt het adresboek niet bewerken op de computer).
Het is ook mogelijk om een opgeslagen adresboek te importeren van de computer naar het apparaat.
Geregistreerde
gegevens opslaan/laden
U kunt een lijst afdrukken met de bestemmingen in het adresboek.
Adresboeklijst
Als in uw kantooromgeving een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u bestemmingen opslaan die u op die server hebt gevonden.
U moet de instellingen voor de verbinding met een LDAP-server vooraf opgeven.
LDAP-servers registreren
㻣㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-018
Bestemmingen opslaan in het adresboek
U kunt maximaal 281 bestemmingen als codes voor verkort kiezen in het adresboek registreren. U kunt bestemmingen die u hebt
geregistreerd, bewerken of wissen.
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op <Registr. best.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Selecteer <Kiescode> Selecteer het type adres dat u wilt registeren.
Selecteer, afhankelijk van het adres dat u wilt registreren, <Fax>/<E-mail>/<I-fax>.
De soorten bestemmingen die u kunt selecteren, verschillen per model.
Bestemmingen registreren die zijn opgeslagen op een LDAP-server
Als in uw kantooromgeving een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u bestemmingen opslaan die u op die server hebt gevonden.
U moet de instellingen voor de verbinding met een LDAP-server vooraf opgeven.
LDAP-servers registreren
Tik op <Naam>.
Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming
alfabetisch zoeken.
Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Faxnummer>, <E-mailadres> of <I-faxadres>.
Voer het nummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Gedetailleerde instellingen invoeren (alleen wanneer geregistreerd voor fax)
1
Tik op <LDAP-server>.
2
Zoek de bestemming die u wilt registreren.
Zie stappen 3 - 8 in
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (fax) voor de procedure.
Afhankelijk van de inhoud die is opgeslagen op de LDAP-server, worden automatisch de gebruikersnaam en het
faxnummer/e-mailadres ingevoerd van de bestemming die is geregistreerd op de LDAP-server
3
Selecteer een bestemming.
4
Ga naar stap 8.
Wanneer u op <Details> tikt, ziet u het volgende of een soortgelijk scherm.
1
2
3
4
5
6
7
㻣㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op <Toepassen>.
Er wordt automatisch een code van drie cijfers toegewezen aan bestemming. Deze code kunt u achteraf aanpassen als u dat wilt.
De inhoud van opgeslagen bestemmingen wijzigen
Na het registreren van bestemmingen kunt u een ander type kiezen zodat een nummer dat is geregistreerd voor fax kan worden
gebruikt voor e-mail, kunt u automatisch ingestelde nummers voor verkort kiezen wijzigen en ook namen, typen en nummers voor
verkort kiezen wijzigen.
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer het tabblad met de bestemming die u wilt bewerken, en selecteer de bestemming.
Tik op <Bewerken>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Selecteer het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>.
<ECM TX>
Als deze instelling <Aan> is en er tijdens verzending een fout in een afbeelding optreedt, wordt de fout gecontroleerd
en gecorrigeerd om te voorkomen dat een onjuiste afbeelding wordt verzonden.
<TX-snelheid>
Als het even duurt voordat een verzending begint, bijvoorbeeld vanwege een slechte telefoonverbinding, kunt u de
transmissiestartsnelheid stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps.
<Interlokaal>
Geef bij het opslaan van buitenlandse faxnummers <Internationaal (1)> t/m <Internationaal (3)> op, al naar gelang
de verzendomstandigheden.
U kunt <ECM TX> en <TX-snelheid> opgeven vanuit <Menu> <Faxinstellingen>. De instellingen vanuit
<Adresboek> worden echter ingeschakeld voor de gedetailleerde instellingen van bestemmingen die zijn
geregistreerd in het Adresboek.
8
1
2
3
4
5
㻣㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een opgeslagen bestemming verwijderen
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer het tabblad met de bestemming die u wilt wissen, en selecteer de bestemming.
Tik op <Verwijderen>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Ja>.
1
2
3
4
5
㻣㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-019
Bestemmingen opslaan als favorieten
Veelgebruikte bestemmingen kunt u als favorieten opslaan in het adresboek. De bestemmingen kunt u achteraf altijd wijzigen of
verwijderen. U kunt maximaal 19 bestemmingen registreren in uw favorieten.
Er worden geen codes voor verkort kiezen toegewezen aan favorieten.
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op <Registr. best.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Favorieten>.
Selecteer het type adres dat u wilt registeren.
Selecteer, afhankelijk van het adres dat u wilt registreren, <Fax>/<E-mail>/<I-fax>.
De soorten bestemmingen die u kunt selecteren, verschillen per model.
Bestemmingen registreren die zijn opgeslagen op een LDAP-server
Als in uw kantooromgeving een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u bestemmingen opslaan die u op die server hebt gevonden.
U moet de instellingen voor de verbinding met een LDAP-server vooraf opgeven.
LDAP-servers registreren
Tik op <Naam>.
Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming
alfabetisch zoeken.
Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Faxnummer>, <E-mailadres> of <I-faxadres>.
Voer het nummer of adres in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
1
Tik op <LDAP-server>.
2
Zoek de bestemming die u wilt registreren.
Zie stappen 3 - 8 in
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (fax) voor de procedure.
Afhankelijk van de inhoud die is opgeslagen op de LDAP-server, worden automatisch de gebruikersnaam en het
faxnummer/e-mailadres van de bestemming op de LDAP-server ingevoerd.
3
Selecteer een bestemming.
4
Ga naar stap 9.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
㻣㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De inhoud van opgeslagen bestemmingen in de favorietenlijst wijzigen
U kunt de inhoud van een opgeslagen bestemming altijd wijzigen. Het gaat hierbij om gegevens zoals nummers, namen en typen.
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op < >.
Tik op <Details/Bew.>, en tik op de bestemming die u wilt bewerken.
Tik op <Bewerken>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
Een opgeslagen bestemming verwijderen
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op < >.
Tik op <Details/Bew.>, en tik op de bestemming die u wilt bewerken.
Tik op <Verwijderen>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Ja>.
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
㻣㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01A
Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen
U kunt meerdere bestemmingen samenvoegen in groepen. U kunt maximaal 299 bestemmingen (100 bestemmingen voor e-mail) voor
een groep registreren. Wanneer een groep is geregistreerd kunt u bestemmingen eraan toevoegen of eruit wissen.
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op <Registr. best.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Kiescode>.
U kunt groepen ook registreren onder Favorieten. Registreer de groep als Favoriet door op <Favorieten> de tikken.
Tik op <Groep>.
Tik op <Naam>.
Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming
alfabetisch zoeken.
Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Aantal bestemmingen>.
Tik op <Toevoegen>.
Selecteer het tabblad en selecteer een bestemming die u wilt registreren.
Herhaal stap 8 en 9 totdat u alle gewenste bestemmingen hebt opgeslagen en tik vervolgens op
<Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
㻣㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De inhoud van opgeslagen groepen wijzigen
U kunt de inhoud van een opgeslagen groep altijd wijzigen. Het gaat hierbij om gegevens zoals namen, bestemmingen en codes voor
verkort kiezen.
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Tik op < > en selecteer de bestemming die u wilt wijzigen.
Tik op <Bewerken>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Selecteer het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
Een groep verwijderen
Druk op en tik op <Adresboek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Tik op < > en selecteer de groep die u wilt wissen.
Tik op <Verwijderen>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Ja>.
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
㻣㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01C
Het volume aanpassen
De machine produceert in verschillende situaties geluidssignalen, bijvoorbeeld om aan te geven dat het versturen van een fax is voltooid
of dat er papier is vastgelopen. U kunt het volume van deze geluiden afzonderlijk instellen.
<Faxvolume> aanpassen
Druk op de toets ( ).
Wilt u <Faxvolume> wijzigen, tik dan op / en tik op <Toepassen>.
U kunt ook het volume aanpassen door de schuifbalk te vegen.
Tik op en verplaats de cursor naar uiterst links om het geluid uit te schakelen.
<Ander volume> aanpassen
Druk op de toets ( ).
Tik voor MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw op <Ander volume>.
Selecteer een instelling.
Optie Beschrijving Procedure
<Belsignaal> Geluid om een binnenkomende fax aan te geven
Ga naar stap 3.
<TX gereed signaal>
Geluid om aan te geven dat het versturen van een fax is
voltooid
<Signaal RX gereed>
Geluid om aan te geven dat het ontvangen van een fax is
voltooid
<Scan gereed signaal>
Geluid om aan te geven dat het scannen van een fax is
voltooid
<Invoersignaal>
Bevestigingssignaal telkens wanneer op een toets op het
bedieningspaneel of een knop op het display wordt
gedrukt
Selecteer <Aan> (signaal
produceren) of <Uit> (geen signaal
produceren).
<Signaal invoerfout>
Geluid bij het indrukken van een ongeldige toets, zoals bij
het invoeren van een cijfer buiten het toegestane bereik
<Toonvoorraad
aanvullen>
Geluid om aan te geven dat een tonercartridge bijna leeg
is
<Waarschuwingssignaal> Geluid bij een papierstoring of andere fout
<Opdracht gereed-
signaal>
Geluid om aan te geven dat een bewerking zoals kopiëren
of scannen is voltooid
<Waarschuwing
energiebesparing>
Geluid om aan te geven dat de slaapstand van de
machine wordt geactiveerd of verlaten
*
*
*
*
1
2
1
2
㻤㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<Detectietoon voor
origineel in invoer>
Geluid om aan te geven dat een origineel in de
documentinvoer is geplaatst
Wordt alleen weergegeven voor MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw
Stel het volume in met / en tik op <Toepassen>.
Tik op en verplaats de cursor naar uiterst links om het geluid uit te schakelen.
Geluid alleen bij fout uitschakelen
Tik op <Alleen b. fout> <Aan> <Toepassen>.
*
3
㻤㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01E
De slaapstand instellen
In de slaapstand wordt het stroomverbruik verlaagd door de stroomtoevoer naar het bedieningspaneel te onderbreken. Als er gedurende
bepaalde tijd geen bewerkingen worden uitgevoerd op de machine, zoals tijdens de lunchpauze, kunt u energie besparen door op
op
het bedieningspaneel te drukken. U kunt ook de instelling Automatische sluimertijd gebruiken om de machine automatisch in de
slaapstand te zetten als deze gedurende de opgegeven tijd inactief is.
Wanneer de slaapmodus is ingeschakeld
Het lampje brandt groen als de slaapstand actief is.
Situaties waarin de slaapstand niet wordt geactiveerd
Wanneer het apparaat bezig is
Wanneer het lampje [Verwerken/gegevens] brandt of knippert
Wanneer het apparaat een bewerking uitvoert zoals aanpassen of reinigen
In het geval van een papierstoring
Wanneer de hoorn van de optionele handset of van een externe telefoon van de haak is
Wanneer het menuscherm wordt weergegeven
Wanneer een taak wacht op scannen naar een USB-geheugenapparaat of een computer
Wanneer er een foutbericht wordt weergegeven op het scherm (er zijn enkele uitzonderingen: bij bepaalde foutberichten wordt
de slaapstand wel geactiveerd.)
Wanneer het apparaat communiceert met een LDAP-server, enz.
Wanneer het SSID/netwerksleutel-scherm voor Directe verbinding wordt weergegeven. (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw /
MF628Cw)
Automatische sluimertijd instellen
Hieronder ziet u de standaardinstellingen voor de periode van inactiviteit waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt
geplaatst. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen. Volg de onderstaande procedure om de periode
van inactiviteit te wijzigen waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt geplaatst.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw: 10 minuten (instelbereik 10 tot 60)
MF628Cw / MF623Cn: 20 minuten (instelbereik 20 tot 60)
<Menu>
<Tijdklokinstellingen> <Automatische sluimertijd> Stel in na hoeveel tijd het apparaat automatisch
overgaat in de slaapstand
<Toepassen>
De slaapstand verlaten
Druk op . U kunt ook op het display tikken of op een andere toets dan drukken om de slaapstand te verlaten.
㻤㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als er een optionele handset of een externe telefoon is aangesloten op het apparaat, wordt de slaapstand verlaten wanneer
u de handset van de haak neemt.
㻤㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01F
De automatische uitschakeltijd instellen
Door deze instelling in te schakelen, kunt u de machine zodanig instellen dat deze automatisch wordt uitgezet. De machine wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de opgegeven periode van inactiviteit is verstreken sinds het activeren van de slaapstand. U kunt
instellen dat de stroomtoevoer automatisch wordt uitgeschakeld als u vergeet het apparaat uit te schakelen, bijvoorbeeld 's nachts of in
vakanties.
<Menu>
<Tijdklokinstellingen> <Automatische uitschakeltijd> Stel de tijdsperiode in <Toepassen>
Voordat u <Automatische uitschakeltijd> instelt
Wanneer de instelling <Automatische uitschakeltijd> is ingeschakeld, wordt de machine mogelijk automatisch uitgezet zelfs als
u deze gebruikt via de UI op afstand of de Instel-tool Zendfunctie. Er kan een storing optreden, vooral als de machine wordt
uitgeschakeld terwijl gegevens worden geïmporteerd. Stel <Automatische uitschakeltijd> vooraf in op <0> (uit) wanneer u
gegevens importeert met de UI op afstand of de Instel-tool Zendfunctie.
De standaardinstelling is 4 uur.
Als een item van de [Tijdklokinstellingen] via de UI op afstand wordt gewijzigd terwijl de machine in de slaapstand staat,
wordt de tijdklok voor de instelling <Automatische uitschakeltijd> opnieuw gestart. De machine wordt automatisch
uitgeschakeld zodra de opgegeven periode van inactiviteit is verstreken sinds de tijdklok opnieuw is gestart.
㻤㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01H
Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan basisbewerkingen voor kopiëren en worden verschillende andere handige functies
beschreven, zoals dubbelzijdig kopiëren en beide zijden van een identiteitsbewijs kopiëren op één pagina.
Basishandelingen gebruiken
Basisbewerkingen voor kopiëren
Kopiëren annuleren
Kopieerpapier selecteren
De gewenste kopieerinstellingen gebruiken
Vergroten of verkleinen Donkere randen en kaderlijnen
wissen (Kader wissen)
Kopieën sorteren per pagina
Documenttype selecteren Dichtheid aanpassen Kleurbalans aanpassen
Scherpte aanpassen Dubbelzijdig kopiëren (MF729Cx
/ MF728Cdw / MF724Cdw)
Meerdere documenten op één vel
kopiëren (2 op 1/4 op 1)
Beide zijden van een
identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
Veelgebruikte kopieerbewerkingen eenvoudiger uitvoeren
De standaardinstellingen wijzigen
Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
㻤㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01J
Basisbewerkingen voor kopiëren
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Kopiëren>.
Gebruik de numerieke toetsen om het gewenste aantal kopieën in te voeren.
U kunt een waarde invoeren van 1 tot 999.
Druk op
om het ingevoerde aantal te annuleren.
Geef de gewenste kopieerinstellingen op.
Tik op de menuoptie die u wilt instellen. Verschillende kopieerinstellingen
Druk op .
Het kopiëren wordt gestart.
Als u het kopiëren wilt annuleren, tikt u op <Annuleren>
<Ja>. Kopiëren annuleren
Wanneer u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
Het document wordt automatisch gescand.
Wanneer u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Afhankelijk van de gekozen kopieerinstellingen wordt het scherm voor het selecteren van het documentformaat en de
papierbron weergegeven wanneer u meerdere documenten gaat kopiëren. Volg de onderstaande procedure.
1
2
3
4
5
㻤㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Wanneer het bericht <Pap.form. past niet bij inst.> of <Geheugen is vol. Scannen wordt geannuleerd. Wilt u afdrukken?>
wordt weergegeven op het display.
Er wordt een foutbericht weergegeven
U kunt de kopieerhistorie bekijken, bijvoorbeeld wanneer u kopieën hebt gemaakt of hoe veel. Druk op
<Kopieer-
/afdrukopdracht>
<Log kopieeropdracht> Selecteer het gekopieerde document dat u wilt bekijken.
Als u documenten gaat kopiëren met tekst of afbeeldingen die doorlopen tot de randen van de pagina
De kans bestaat dat de randen van het document niet worden gekopieerd. Zie Scangebied voor meer informatie over de
scanmarges.
Als u altijd dezelfde kopieerinstellingen wilt gebruiken:
De standaardinstellingen wijzigen
Als u een combinatie van instellingen wilt opslaan voor eenvoudig gebruik:
Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
1
Selecteer het formaat van het document.
2
Selecteer de papierbron the het papier bevat dat u wilt gebruiken.
Als dit scherm niet wordt weergegeven, gaat u naar stap 3.
3
Leg het volgende document op de glasplaat en druk op .
Herhaal deze stap totdat het volledige document is gescand.
4
Tik op <Start kopiëren>.
㻤㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01K
Kopieerpapier selecteren
Geef aan welke papierbron het papier bevat dat u wilt gebruiken voor het afdrukken van kopieën.
U moet eerst het formaat en type papier opgeven dat in de papierbron is geladen.
Het type en formaat papier opgeven
Papier plaatsen
<Kopiëren>
<Papier> Selecteer de papierbron ( , , )
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
MF628Cw / MF623Cn
< >
Hiermee selecteert u het papier dat in de sleuf voor handmatige invoer is geladen.
< >
Hiermee selecteert u het papier dat in de papierlade is geplaatst.
< > (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Hiermee selecteert u het papier dat in de optionele papierlade is geplaatst.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻤㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01L
Kopiëren annuleren
Als u de kopieerbewerking wilt annuleren direct nadat u op hebt gedrukt, tikt u op <Annuleren> op het scherm of drukt u op op
het bedieningspaneel. U kunt het kopiëren ook annuleren nadat u de kopieerstatus hebt gecontroleerd.
Tik op <Annuleren> op het scherm dat wordt weergegeven tijdens het kopiëren
Druk op om te annuleren
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt
De documenten zijn gescand en wachten om te worden afgedrukt. Selecteer het document waarvoor u het kopiëren wilt annuleren.
Controleer de status van de kopieertaak voordat u deze annuleert
<Kopieer-/afdrukopdracht> <Opdrachtstatus> Selecteer het te kopiëren document op het scherm <Status
kopieer-/afdrukopdracht>
<Annuleren> <Ja>
Kopieerdetails
Hier ziet u het aantal kopieën, de gekozen instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder het
kopiëren te annuleren, drukt u op
om terug te gaan naar het hoofdscherm van de kopieerfunctie.
<Annuleren>
Hiermee annuleert u het kopiëren.
㻤㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻥㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01R
Verschillende kopieerinstellingen
U kunt kiezen uit een groot aantal instellingen om zo op de gewenste manier kopieën te maken. Zo zijn er instellingen om papier te
besparen maar ook om uw documenten beter leesbaar te maken.
Vergroten of verkleinen Documenttype selecteren Dichtheid aanpassen
Kleurbalans aanpassen Scherpte aanpassen Dubbelzijdig kopiëren (MF729Cx
/ MF728Cdw / MF724Cdw)
Meerdere documenten op één vel
kopiëren (2 op 1/4 op 1)
Beide zijden van een
identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
Donkere randen en kaderlijnen
wissen (Kader wissen)
Kopieën sorteren per pagina
㻥㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01S
Vergroten of verkleinen
U kunt kopieën vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage te gebruiken zoals <A5-
>A4> of door in stappen van 1% een aangepast zoompercentage in te stellen.
Kopiëren>
<Zoompercentage> selecteer het zoompercentage
<Aangepast percentage>
Tik op
/ of voer met de numerieke toetsen de kopieerverhouding in en tik op <Toepassen>. U kunt iedere kopieerverhouding
instellen van 25% tot 400% in stappen van 1%.
Vooraf ingesteld zoompercentage
Selecteer een zoompercentage.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻥㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01U
Documenttype selecteren
U kunt de optische beeldkwaliteit voor de kopie selecteren op basis van het documenttype, zoals documenten
met alleen tekst, documenten met grafieken en tabellen of documenten met tijdschriftfoto's.
<Kopiëren>
<Type origineel> selecteer het documenttype
<Tekst/Foto/Kaart>
Deze optie is geschikt voor het kopiëren van documenten die zowel tekst als foto's bevatten of voor documenten die gedetailleerde
lijnen bevatten, zoals kaarten. U kunt ook aangeven of u de afdruksnelheid of de beeldkwaliteit belangrijker vindt.
<Drukwerkafbeelding>
Deze optie is bedoeld voor het kopiëren van documenten met gedrukte foto's, zoals tijdschriften of folders.
<Tekst>
Selecteer deze optie voor het kopiëren van documenten met alleen tekst.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
<Tekst/Foto/Kaart (Snel)>
De afdruksnelheid krijgt een hogere prioriteit dan de beeldkwaliteit. Deze instelling wordt alleen gebruikt wanneer deze
is geselecteerd voor kleurenkopieën.
<Tekst/Foto/Kaart (Kwaliteit)>
Deze instelling geeft beeldkwaliteit prioriteit boven snelheid. U kunt ook aanpassen hoeveel prioriteit wordt gegeven
aan de kwaliteit van de tekst of de foto's. Tik op
/ wanneer u de instelling wilt aanpassen en tik op <Toepassen>.
㻥㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01W
Dichtheid aanpassen
U kunt de dichtheid van de kopie aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker
zijn. U kunt ook de achtergrond aanpassen om de achtergrondkleur te verwijderen wanneer de pagina's van
een document licht gekleurd zijn of vergeeld.
Als u een document gaat kopiëren dat op dun papier is afgedrukt, zoals de pagina van een krant, moet u zowel de dichtheid
als de achtergrond zo aanpassen dat de tekst en afbeeldingen op de andere zijde van de pagina niet zichtbaar zijn in de kopie.
<Kopiëren>
<Densiteit> De dichtheid aanpassen <Toepassen>
<->
Hiermee verlaagt u de dichtheid.
<+>
Hiermee verhoogt u de dichtheid.
De achtergrondkleur aanpassen
<Kopiëren> <Densiteit> <Achtergrond> <Achtergrond: Handmatig> Pas de achtergrondkleur aan <Toepassen>
<->
Hiermee maakt u de achtergrondkleur lichter.
<+>
Hiermee maakt u de achtergrondkleur donkerder.
<Aanp. op kleur>
Hiermee kunt u de kleuren in de achtergrond afzonderlijk aanpassen.
<Aanpassen op kleur> Selecteer de kleur Pas de dichtheid aan <Toepassen> <Toepassen>
㻥㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Kleurbalans aanpassen
Scherpte aanpassen
㻥㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01X
Kleurbalans aanpassen
Pas de kleurbalans aan om de individuele niveaus geel, magenta, cyaan of zwart te bepalen.
<Kopiëren>
<Kleurbalans> Selecteer de kleur Pas het kleurniveau aan <Toepassen> <Toepassen>
<->
Hiermee maakt u de geselecteerde kleur lichter.
<+>
Hiermee maakt u de geselecteerde kleur donkerder.
<Fijnaanpassing>
Stel de kleuren nauwkeurig af door de niveaus van de 3 dichtheidsgebieden voor elke kleur aan te passen.
Voorbeeld: als u een kopie wilt maken met kleuren die beter overeenkomen met het origineel
Voorbeeld: als u een kopie wilt maken met kleuren die lichter zijn dan het origineel
<Fijnaanpassing> Selecteer de kleur Selecteer het dichtheidgebied Pas het kleurniveau aan
<Toepassen> <Toepassen> <Toepassen>
㻥㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Dichtheid aanpassen
Scherpte aanpassen
㻥㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-01Y
Scherpte aanpassen
U kunt de scherpte van de gekopieerde afbeelding aanpassen. Stel de scherpte hoger in om onscherpe teksten
en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te verbeteren.
<Kopiëren>
<Scherpte> pas de scherpte aan <Toepassen>
<->
Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is.
Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren
<+>
Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding.
Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Dichtheid aanpassen
Kleurbalans aanpassen
㻥㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-020
Dubbelzijdig kopiëren
U kunt twee pagina's van een document op beide zijden van het papier kopiëren. U kunt ook een dubbelzijdig
document op beide zijden van het papier kopiëren, of op twee afzonderlijke pagina's.
<2-zijdig> is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Papier
<2-zijdig> is niet beschikbaar wanneer u <ID-kaart kopie> gebruikt.
<Kopiëren>
<2-zijdig> selecteer het type dubbelzijdig kopiëren
Manieren van dubbelzijdig kopiëren
De onderstaande afbeelding geeft de manieren van dubbelzijdig kopiëren weer.
1-Zijdig->2-Zijdig 2-Zijdig->2-Zijdig 2-Zijdig->1-Zijdig
<Origineel/type afwerking>
Geef aan of u de binding wilt wijzigen, bijvoorbeeld wanneer u documenten met de instelling Type boek wilt kopiëren in de stand
Type kalender.
1-Zijdig->2-Zijdig
2-Zijdig->2-Zijdig
Als u staande documenten wilt kopiëren in de stand Type kalender (inbinden langs de korte kant)
<Origineel/type afwerking> <1-zijdig->2-zijdig> <Staand> <Type kalender>
Als u liggende documenten wilt kopiëren in de indeling Type boek (inbinden langs de korte kant)
<Origineel/type afwerking> <1-zijdig->2-zijdig> <Liggend> <Type boek>
㻥㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
2-Zijdig->1-Zijdig
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
Als u kopieën wilt maken met een ander type inbinding dan het origineel
<Origineel/type afwerking> <2-zijdig->2-zijdig> selecteer de afdrukrichting van het origineel selecteer
het type binding van het origineel
selecteer het type binding voor de kopie, een ander type dan bij het
origineel
Met deze instelling kunt u de richting van het uitvoerpapier uitlijnen.
Wanneer een dubbelzijdig document de afdrukrichting Staand heeft en de indeling Type kalender (inbinden langs de
korte kant)
<Origineel/type afwerking> <2-zijdig->1-zijdig> <Staand> <Type kalender>
Wanneer een dubbelzijdig document de afdrukrichting Liggend heeft en de indeling Type boek (inbinden langs de korte
kant)
<Origineel/type afwerking> <2-zijdig->1-zijdig> <Liggend> <Type boek>
㻝㻜㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-021
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
U kunt twee of vier documenten verkleind kopiëren op één vel papier. Hierdoor neemt het aantal pagina's af
en kunt u eenvoudig papier besparen.
Als u <2 op 1>/<4 op 1> gebruikt, wordt de kopieerverhouding automatisch verkleind (de kopieerverhouding wordt
weergegeven op het scherm). U kunt de kopieerverhouding vergroten of verder verkleinen voordat u op
drukt, maar de
randen van het document worden mogelijk niet gekopieerd als u de verhouding vergroot.
<2 op 1>/<4 op 1> is niet beschikbaar als u <Rand wissen> of <ID-kaart kopie> gebruikt.
Wanneer u meerdere documenten op één pagina kopieert, worden er mogelijk marges toegevoegd aan de kopie.
<Kopiëren>
<N op 1> Selecteer <2 op 1> of <4 op 1> Selecteer het formaat van het document op <Scanformaat>
Selecteer op het scherm <Uitvoerformaat> de papierbron waarin het papier ligt, dat u wilt gebruiken
<2 op 1>/<4 op 1>
Selecteer <2 op 1> om twee pagina's van documenten op één vel te kopiëren of selecteer <4 op 1> om vier pagina's van
documenten op één vel te kopiëren.
<Selecteer lay-out>
Geef op hoe u de documenten op de pagina wilt plaatsen.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Dubbelzijdig kopiëren (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
㻝㻜㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-022
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
Gebruik <ID-kaart kopie> om de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs op dezelfde zijde van een
pagina te kopiëren. Deze functie is handig als u bijvoorbeeld een rijbewijs of paspoort gaat kopiëren.
<ID-kaart kopie> is beschikbaar met papier van het formaat A4/Letter of groter.
<Zoompercentage> wordt automatisch ingesteld op <100%>.
<ID-kaart kopie> is niet beschikbaar wanneer u <Rand wissen>, <2-zijdig> of <2 op 1>/<4 op 1> gebruikt.
Plaats de kaart
<ID-kaart kopie> Draai de kaart om
De kaart plaatsen
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻝㻜㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-023
Donkere randen en kaderlijnen wissen (Kader wissen)
Als u documenten kopieert die kleiner zijn dan het uitvoerpapierformaat, verschijnen er mogelijk kaderlijnen
rond de randen in de gekopieerde afbeelding. Als u tegenover elkaar liggende pagina's van een dik boek
kopieert, verschijnen er mogelijk donkere randen. <Rand wissen> stelt u in staat om deze kaderlijnen en
donkere randen te wissen.
De breedte van het kader dat moet worden gewist, neemt relatief toe of af ten opzichte van de instelling <Zoompercentage>.
<Rand wissen> is niet beschikbaar wanneer u <2 op 1>/<4 op 1> of <ID-kaart kopie> gebruikt.
<Kopiëren>
<Rand wissen> <Aan> Geef de breedte op van het te wissen kader <Toepassen> Selecteer het
documentformaat op het scherm <Scanformaat>
Breedte van kader
Tik op
/ of de numerieke toetsen wanneer u de kaderbreedte wilt invoeren (1 tot 50 mm) en tik op <Toepassen>.
Voorbeeld: Als u de donkere randen en kaderlijnen wilt wissen
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻝㻜㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-024
Kopieën sorteren per pagina
Als u meerdere kopieën wilt gaan maken van documenten met meerdere pagina's, kunt u <Sorteren> op
<Aan> zetten om de kopieën op volgorde te sorteren. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-
outs voor vergaderingen of presentaties.
<Kopiëren>
<Sorteren> <Aan>
<Uit>
De kopieën worden per pagina gegroepeerd en worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document
dat uit vijf pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5.
<Aan>
De kopieën worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf
pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻝㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-025
De gewenste kopieerinstellingen configureren
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u vaak
dezelfde instellingen gebruikt bij het kopiëren, kunt u deze opslaan als standaardinstellingen en hoeft u niet steeds dezelfde instellingen
te configureren. Daarnaast kunt u combinaties van verschillende kopieerinstellingen opslaan en oproepen wanneer u ze nodig hebt.
Het apparaat is vooraf geconfigureerd met de standaardinstellingen ( Overzicht van menuopties). U kunt deze
standaardinstellingen naar behoefte wijzigen en opslaan.
Verander het zoompercentage in 95% en sla dit percentage op als de
standaardinstelling. Vanaf nu kunt u kopieën maken zonder dat u de
kopieerverhouding moet wijzigen.
De standaardinstellingen wijzigen
Ga naar <Favoriete instellingen> en sla de combinatie van <2-zijdig> en <Aan> voor
<Sorteren> op. U kunt deze combinatie van instellingen dan altijd eenvoudig
oproepen.
Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
㻝㻜㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-026
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze
standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde
instellingen hoeft te configureren als u gaat kopiëren.
<Menu>
<Kopieerinstellingen> <Wijzig standaardinstellingen> Selecteer de instelling Wijzig de standaardwaarde
van het geselecteerde item
<Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Verschillende kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen
㻝㻜㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-027
Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
U kunt tot wel vier veelgebruikte combinaties van kopieerinstellingen registreren. Wanneer u gewoon een geregistreerde combinatie van
instellingen selecteert wanneer u die nodig hebt, hoeft u niet steeds dezelfde instellingen uit te voeren voor het maken van kopieën,
bijvoorbeeld als u vaak het aantal kopieën instelt op 5, stel dan <Rand wissen> in op <Aan> en laat de scherpte toenemen bij het
kopiëren. U kunt ook instellingen weergeven als knoppen met snelkoppelingen in het scherm <Start>.
Favoriete instellingen registreren
Favoriete instellingen weer oproepen
Druk op en tik op <Kopiëren>.
Tik op <Favoriete instellingen> <Registr./bew.>.
Selecteer waar u de instellingen wilt registreren.
Wijzig de waarden voor de instellingen die u wilt registreren en tik op <Toepassen>. Verschillende
kopieerinstellingen
U kunt de bestemming van de registratie een andere naam geven door te tikken op <Naam wijzigen>. Tekst invoeren
Tik op <Ja>.
Selecteer of u de instellingen wilt registreren als een knop voor een snelkoppeling.
Favoriete instellingen registreren
1
2
3
4
5
6
㻝㻜㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u <Ja> selecteert, wordt een bericht weergegeven. Bekijk de melding en tik vervolgens op <OK>. De geregistreerde
combinatie van instellingen wordt toegevoegd aan het <Start>-scherm als een knop voor een snelkoppeling.
Als het scherm <Start> vol is en de knop voor de snelkoppeling kan niet worden toegevoegd, wis dan met <Instell.
startscherm> geregistreerde knoppen of spaties.
Het scherm <Start> aanpassen
Geregistreerde instellingen worden ook bewaard wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
U kunt geregistreerde instellingen bewerken door de te bewerken combinatie van instellingen te selecteren in stap 3 en dan de
instellingen te bewerken.
Als u een geregistreerde instelling wilt wissen, tikt u op <Kopiëren>
<Favoriete instellingen> <Verwijderen> Selecteer de
instellingen
<Ja> <Ja>.
Selecteer gewoon de combinatie van instellingen die u wilt gaan gebruiken, uit de favoriete instellingen.
<Kopiëren>
<Favoriete instellingen> Selecteer de combinatie van instellingen die u weer wilt oproepen
Wanneer u de combinatie van instellingen weer hebt opgeroepen, kunt u ook de instellingen voor het kopiëren wijzigen, als
dat nodig is.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Favoriete instellingen weer oproepen
㻝㻜㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-028
Faxen
In dit hoofdstuk worden faxinstellingen, basishandelingen voor het faxen en verschillende andere nuttige functies beschreven, zoals
Faxen via pc voor het rechtstreeks vanaf een computer verzenden van documenten, Adresboek voor het gemakkelijk opgeven van
bestemmingen en Doorsturen zodat u faxen kunt ontvangen, ook wanneer u niet op kantoor bent.
Faxfuncties zijn alleen beschikbaar op de MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw.
U moet enkele procedures doorlopen voordat u de faxfuncties kunt gebruiken.
Begininstellingen configureren voor
faxfuncties(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken.
Registreren in het adresboek
Basishandelingen gebruiken
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Het verzenden van faxen annuleren
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Scaninstellingen opgeven
Resolutie aanpassen Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen
Dubbelzijdige documenten
scannen (MF729Cx / MF728Cdw)
Eenvoudig en snel bestemmingen opgeven
Opgeven vanuit het adresboek
(fax)
Bestemmingen rechtstreeks
selecteren door codes voor
verkort kiezen in te voeren (Fax)
Eerder gebruikte bestemmingen
opgeven (fax)
Bestemmingen op een LDAP-
㻝㻜㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
server opgeven (fax)
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt
Eerst een gesprek tot stand
brengen en dan een fax versturen
(handmatig verzenden)
Faxen gelijktijdig naar meerdere
bestemmingen verzenden
(groepsverzending)
Ontvangen faxen in het geheugen
opslaan (ontvangst in geheugen)
Ontvangen faxen doorsturen Verzonden faxen archiveren Faxinformatiediensten ontvangen
Faxen rechtstreeks vanaf uw computer versturen
Faxen versturen vanaf uw
computer (MF729Cx / MF728Cdw
/ MF628Cw)
Faxen verzenden en ontvangen via internet
Internet Fax (I-Fax) gebruiken
Faxen met AirPrint
In Mac OS biedt AirPrint een eenvoudige manier om faxen te verzenden zonder gebruik van een stuurprogramma. Faxen
met AirPrint (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
㻝㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-029
Begininstellingen configureren voor faxfuncties
Volg stappen 1 - 4 hieronder om de faxinstellingen te configureren. Bepaal eerst welke ontvangstmodus het best aansluit bij uw situatie
en volg dan de aanwijzingen op het scherm om de bijbehorende instellingen te configureren. Als u meer wilt weten over een bepaalde
stap, klikt u op de koppeling om naar het desbetreffende gedeelte te gaan.
Stap 1
Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken
Stap 2
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
Stap 3
De ontvangstmodus selecteren
Stap 4
De telefoonlijn aansluiten
㻝㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02A
Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken
U kunt de faxinstellingen pas configureren als u hebt bepaald welke ontvangstmodus het best aansluit bij het beoogde gebruik.
Beoogd gebruik Ontvangstmodus
Alleen fax
gebruiken/nooit
telefoon
gebruiken
<Automatisch>
Kies deze instelling als u het apparaat uitsluitend wilt gebruiken voor het ontvangen van faxen en u de telefoon
of optionele handset niet gaat gebruiken.
Meestal de
telefoon
gebruiken/bijna
nooit de fax
gebruiken
<Handmatig>
Sluit uw telefoon of handset aan op het apparaat. Kies deze instelling als u meestal de telefoonfunctie gebruikt.
Binnenkomende faxen kunt u handmatig ontvangen.
Zowel fax als
telefoon
gebruiken
Antwoordapparaat
gebruiken
<Antwoordapparaat>
Sluit uw antwoordapparaat aan. Bellers kunnen een bericht inspreken als u de
telefoon niet opneemt. Binnenkomende faxen worden automatisch ontvangen.
Telefoon of als optie
verkrijgbare handset
gebruiken
<Fax/tel automatisch schakelen>
Sluit uw telefoon of handset aan. Binnenkomende faxen worden automatisch
ontvangen en de telefoon gaat over voor binnenkomende oproepen.
Afhankelijk van het type telefoon dat op het apparaat is aangesloten, kunnen faxen mogelijk niet goed worden verzonden of
ontvangen.
Het is mogelijk dat u handmatig een andere ontvangstmodus dan de bovenstaande kunt instellen, maar dit verschilt per land
of regio.
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Ga verder met Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
»
㻝㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02C
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
Registreer het faxnummer en de naam van het apparaat. Deze gegevens worden afgedrukt aan het begin van pagina's die u verstuurt.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Faxinstellingen> <Faxinstallatiegids>.
Tik op <Nu installeren>.
Tik op <Volgende>.
Voer het faxnummer in met de numerieke toetsen ( Tekst invoeren ) en tik op <Toepassen>.
Tik op <Volgende>.
1
2
3
4
5
6
㻝㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Voer de naam van het apparaat in (zoals een gebruikersnaam of bedrijfsnaam) ( Tekst invoeren ) en tik op
<Toepassen>.
Gebruik een naam van maximaal 24 alfanumerieke tekens.
Tik op <A/a/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
Ga verder met De ontvangstmodus selecteren
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
7
»
㻝㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02E
De ontvangstmodus selecteren
Selecteer vooraf de ontvangstmodus die het best aansluit bij het beoogde gebruik ( Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt
gebruiken).
Tik op <Volgende>.
Het onderstaande scherm wordt weergegeven nadat u een naam voor het apparaat hebt geregistreerd ( Het faxnummer en
de naam van het apparaat registreren).
Selecteer de ontvangstmodus die het best aansluit bij het beoogde gebruik.
Selecteer de ontvangstmodus door op <Ja> of <Nee> te tikken.
Het is mogelijk dat u handmatig een andere ontvangstmodus dan hieronder kunt instellen, maar dit verschilt per land of regio.
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Automatisch>
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Fax/tel automatisch schakelen>
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Antwoordapparaat>
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Handmatig>
Tik op <Toepassen>.
Is het apparaat ingesteld op <Antwoordapparaat>, tik dan op <Volgende>.
Ga verder met De telefoonlijn aansluiten
1
2
3
»
㻝㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
㻝㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02F
De telefoonlijn aansluiten
Sluit de telefoonlijn aan op het apparaat.
Tik op <Volgende>.
Een van de onderstaande schermen wordt weergegeven nadat de ontvangstmodus is ingesteld ( De ontvangstmodus
selecteren).
Sluit de telefoonlijn aan op het apparaat.
Sluit het telefoonsnoer aan op de telefoonaansluiting ( ) van het apparaat en op de wanddoos.
Als u een telefoon of antwoordapparaat gebruikt, moet u de aansluiting voor een externe telefoon (
) van het apparaat
gebruiken.
Als u een optionele handset gebruikt, moet u de aansluiting voor de handset (
) van het apparaat gebruiken.
Als u een externe telefoon met faxfuncties aansluit, moet u de telefoon instellen voor het handmatig ontvangen van faxen.
Belangrijke informatie voor het aansluiten van de telefoonlijn
Het apparaat wordt geleverd met een telefoonsnoer en een adapter om de telefoonlijn aan te sluiten. Afhankelijk van uw
land of regio, moet u mogelijk de adapter gebruiken om de telefoonlijn te verbinden met de telefoonaansluiting in de
muur. Als u de bijgeleverde adapter gebruikt, volg dan de onderstaande instructies om deze juist aan te sluiten.
Als u de bijgeleverde adapter gaat gebruiken, gebruik dan het telefoonsnoer met 6 contactpunten uit het pakket met
de adapter.
Het telefoonsnoer met 2 contactpunten mag u niet aansluiten op de adapter. Als u dat doet, bestaat de kans dat dit
product of de aangesloten telefoon niet goed werkt.
De te gebruiken adapter verschilt per land of regio. Selecteer het type adapter dat u meestal gebruikt.
1
2
㻝㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op <Volgende> als u de telefoonlijn hebt aangesloten.
Tik op <Ja>.
Tik op <OK>.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Als u de machine opnieuw opstart, wordt het type telefoonlijn automatisch ingesteld.
Als het type telefoonlijn niet automatisch wordt ingesteld
Volg de onderstaande procedure om het type telefoonlijn in te stellen. Als u niet zeker weet welk type telefoonlijn u gebruikt, neem
dan contact op met uw telefoonaanbieder. <Selecteer type lijn> is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land waarin u de
machine gebruikt.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Selecteer type lijn> <Handmatig> Selecteer het type
telefoonlijn
KOPPELINGEN
Installatie
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
3
4
5
6
㻝㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02H
Faxen verzenden
U moet enkele procedures doorlopen voordat u de faxfuncties kunt gebruiken. Begininstellingen configureren voor
faxfuncties(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Druk op .
Als de bestemmingen die zijn ingesteld door de vorige gebruiker, nog zijn geselecteerd, kan dit transmissiefouten geven. Reset
altijd de instellingen voordat u faxen verstuurt.
Voer de bestemming in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Als uw apparaat is aangesloten op een telefooncentrale, tikt u op <R> voordat u de bestemming invoert. Als <R> niet
beschikbaar is, moet u de instellingen voor de R-toets opgeven.
R-toets instelling
Druk op
als u de verkeerde tekens invoert. (Druk steeds op de toets zodat u het laatst ingevoerde teken wist. Houd de toets
ingedrukt als u alle ingevoerde tekens wilt wissen.)
Snel bestemmingen opgeven met het Adresboek. Geregistreerde bestemmingen opgeven
Als een bevestigingsscherm wordt weergegeven
Wanneer <Bevestig ingevoerd faxnummer> is ingesteld op <Aan>, wordt weer het invoerscherm weergegeven waarin u de
bestemming kunt bevestigen (
Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten).Voer de bestemming
opnieuw in.
Een bestemming toevoegen
U kunt een tweede of daaropvolgende bestemming invoeren door te tikken op <Bestemming>
<Gebruik numerieke toetsen
opgeven>. U kunt tot 10 bestemmingen opgeven.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
1
2
3
4
㻝㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een fax naar het buitenland sturen
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u tikt op <Bestemming> in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
Voer de internationale toegangscode, het landnummer, het kengetal en het faxnummer in om de bestemming op te geven.
1
Voer de internationale toegangscode in.
2
Tik op <Onderbreken>.
<p> (pauze) wordt ingevoegd tussen cijfers. In dit geval wordt 012 eerst gedraaid en 4 seconden later wordt
het volgende nummer gedraaid.
Het invoeren van pauzes is niet verplicht, maar als u opeenvolgende nummers invoert zonder pauzes, bestaat
de kans dat de nummers niet goed worden herkend.
Pauzes kunnen continu worden ingevoegd.
Eén pauze komt overeen met een wachttijd van 4 seconden. Deze tijd kunt u desgewenst aanpassen.
Stel
pauzeduur in
3
Voer de landcode, het netnummer en het faxnummer in.
㻝㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Tik op de menuoptie die u wilt instellen. Verschillende faxinstellingen
Druk op (Zwart-wit) om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Als u het verzenden wilt annuleren, tikt u op <Annuleren>
<Ja>.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
De faxen worden verzonden zodra het scannen is voltooid.
Wanneer u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
4
Tik op <Onderbreken> om eventueel een pauze aan het einde van het faxnummer toe te voegen.
De wachttijd die hier wordt ingevoegd, is standaard ingesteld op 10 seconden. Deze wachttijd kunt u niet
aanpassen.
5
Tik op <Toepassen>.
Volg de onderstaande procedures.
1
Selecteer het formaat van het document.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met stap 3.
2
Leg het volgende document op de glasplaat en druk op (Zwart-wit).
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
3
Tik op <Verz. starten>.
De faxen worden verzonden.
5
6
㻝㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u faxen altijd met dezelfde instellingen wilt verzenden:
De standaardinstellingen wijzigen
Als u een combinatie van instellingen wilt opslaan voor eenvoudig gebruik:
Veelgebruikte faxinstellingen opslaan
Als u een geluid wilt horen als de handset van de haak is:
Alarm Handset van haak
KOPPELINGEN
Het verzenden van faxen annuleren
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02J
Geregistreerde bestemmingen opgeven
U kunt bestemmingen opgeven door ze uit het Adresboek te selecteren of met nummers voor verkort kiezen, maar u kunt het ook doen
met de numerieke toetsen. U kunt Het Adresboek of de nummers voor verkort kiezen pas gebruiken wanneer u van tevoren
bestemmingen hebt geregistreerd. Als er op uw kantoor een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u ook bestemmingen opgeven in de
server.
Opgeven vanuit het adresboek
(fax)
Bestemmingen rechtstreeks
selecteren door codes voor
verkort kiezen in te voeren (Fax)
Eerder gebruikte bestemmingen
opgeven (fax)
Bestemmingen op een LDAP-
server opgeven (fax)
TIPS voor het verbeteren van de veiligheid
Als u de beschikbaarheid van bestemmingen wilt beperken tot het adresboek, een LDAP-server of eerder opgegeven
bestemmingen:
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Als eerder gebruikte bestemmingen niet opnieuw mogen worden gekozen:
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Registreren in het adresboek
LDAP-servers registreren
㻝㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02K
Opgeven vanuit het adresboek (fax)
U kunt een bestemming opgeven via het adresboek door een keuze te maken in de lijst met opgeslagen
bestemmingen of door op naam van ontvanger te zoeken naar bestemmingen.
U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken. Registreren in het adresboek
Druk op en tik op <Adresboek>.
U kunt ook tikken op <Faxen> <Bestemming> <Opgeven uit adresboek>.
Tik op / en selecteer een tabblad.
<Alles>
Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen. De symbolen of pictogrammen naast bestemmingen
worden hieronder toegelicht.
<
>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen als favorieten.
<A-Z>/<0-9>/<ABC> - <YZ>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven met namen van ontvangers waarvan de eerste tekens overeenkomen met de
tekens op het geselecteerde tabblad.
<
>
Druk hierop om bestemmingen voor faxen weer te geven.
<
>
Druk hierop om bestemmingen voor e-mails weer te geven. Zie
Opgeven vanuit het adresboek als u bestemmingen wilt
opgeven via dit tabblad.
<
>
Toont bestemmingen voor I-fax. Zie voor het opgeven van bestemmingen met dit tabblad
Opgeven vanuit het adresboek .
<
>
Geeft bestemmingen weer voor gedeelde mappen en FTP-servers. Zie
Opgeven vanuit het adresboek als u bestemmingen
wilt opgeven met dit tabblad.
<
>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen met de functie Groepskiezen.
Selecteer een bestemming.
1
2
3
㻝㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven
Herhaal de volgende stappen. U kunt tot 300 bestemmingen opgeven.
<Bestemming>
<Opgeven uit adresboek> Selecteer een tabblad Selecteer een bestemming.
Als u meer bestemmingen wilt opgeven met de numerieke toetsen, tikt u op <Bestemming>
<Gebruik numerieke toetsen
opgeven>.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op
<Bestemming> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u tikt op <Bestemming> in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
㻝㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02L
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te
voeren (Fax)
Getallen van drie cijfers (codes voor verkort kiezen) worden aan adressen in het Adresboek toegewezen. Als u
een adres wilt opgeven hoeft u alleen maar de code voor verkort kiezen in te voeren.
Als u verkort kiezen met code wilt gebruiken moet de bestemming van tevoren in het Adresboek zijn geregistreerd.
Bestemmingen opslaan in het adresboek
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingsscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden.
Tik op <Bestemming> <Aangeven via kiescode>.
Voer de code van drie cijfers (001 tot 281) in met de numerieke toetsen.
Druk op als u de verkeerde tekens invoert. (Druk steeds op de toets zodat u het laatst ingevoerde teken wist. Houd de toets
ingedrukt als u alle ingevoerde tekens wilt wissen.)
Als er bevestigingsscherm verschijnt
Wanneer <Bevestiging TX-kiescode> is ingesteld op <Aan>, verschijnt er een scherm met de bestemming en de naam voor de
code. (In het geval van een code voor groepskiezen ziet u de naam van de bestemming en het aantal bestemmingen.)
Controleer of alles in orde is en tik op <Aan>. Tik als u een andere bestemming wilt opgeven op <Annuleren> en voer de
driecijferige code voor verkort kiezen nogmaals in.
Bestemmingen in het adresboek weergeven
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven
Herhaal de volgende stappen. U kunt maximaal 281 bestemmingen opgeven.
<Bestemming>
<Aangeven via kiescode> Voer een nummer in.
Als u meer bestemmingen wilt opgeven met de numerieke toetsen, tikt u op <Bestemming>
<Gebruik numerieke toetsen
opgeven>.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
1
2
3
㻝㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal
bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u tikt op <Bestemming> in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
㻝㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02R
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven (fax)
U kunt een bestemming selecteren uit de drie laatst gebruikte bestemmingen. Als u een eerder gebruikte
bestemming opgeeft, worden ook de laatst gebruikte faxinstellingen, zoals de dichtheid, voor die bestemming
geselecteerd.
Als <Beperk opn. verz. vanuit log> is ingesteld op <Aan>, kunt u deze functie niet gebruiken. Eerder gebruikte
bestemmingen blokkeren
Als u het apparaat uitschakelt of <Beperk nieuwe bestemmingen> instelt op <Aan>, worden de eerder gebruikte
bestemmingen verwijderd en is deze functie niet beschikbaar.
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
De bestemmingen in Handmatig verzenden zijn niet beschikbaar voor deze functie.
Eerst een gesprek tot stand brengen
en dan een fax versturen (handmatig verzenden)
Wanneer u een bestemming opgeeft met deze functie, worden eerder opgegeven bestemmingen verwijderd.
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Selecteer <Bestemming> <Inst. oproepen>.
Selecteer een bestemming.
Als u een logboek met opeenvolgende verzendingen gebruikt, wordt alleen het adres voor de eerste verzending weergegeven,
maar alle bestemmingen worden opgegeven.
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden
(groepsverzending)
.
De geselecteerde bestemming en de faxinstellingen die toen is gebruikt, worden opgeven. U kunt ook de instellingen wijzigen
voordat u verzendt.
Bestemmingen verwijderen
Als u logboek met opeenvolgende bestemmingen hebt gebruikt, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
2
3
㻝㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal
bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u tikt op <Bestemming> in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
㻝㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02S
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (fax)
Als in uw kantooromgeving een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u ook bestemmingen opgeven die op die
server zijn vastgelegd. Hiervoor opent u vanaf het apparaat het adresboek op een LDAP-server en zoekt u de
bestemming.
U moet de instellingen voor verbinding met een LDAP-server vooraf opgeven. LDAP-servers registreren
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <Bestemming> <Opgeven via LDAP-server>.
Selecteer de LDAP-server die u gebruikt.
Selecteer de zoekcriteria.
Namen van personen, faxnummers, e-mailadressen, namen van bedrijven en namen van bedrijfsunits zijn de criteria die
beschikbaar zijn voor het zoeken van bestemmingen. U kunt meerdere zoekcriteria tegelijkertijd opgeven.
Geef de zoekcriteria op met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
In het onderstaande scherm ziet u een voorbeeld waarin <Naam> is geselecteerd in stap 4 om te zoeken op eigennaam.
1
2
3
4
5
㻝㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Door te tikken op <A/a/12> kunt u overschakelen tussen de verschillende invoerstanden (behalve voor het zoeken op
faxnummer).
Als u meerdere zoekcriteria wilt opgeven, herhaalt u stappen 4 en 5.
Tik op <Zoekmethode>.
Selecteer de zoekmethode.
<Alle onderstaande voorwaarden gebruiken>
Er worden alleen bestemmingen gevonden en weergegeven die voldoen aan alle zoekcriteria uit stappen 4 en 5.
<Enkele van onderstaande voorwaarden gebruiken>
De zoekresultaten bestaan uit alle bestemmingen die voldoen aan één of meer van de opgegeven zoekcriteria uit stappen 4 en
5.
Tik op <Zoeken starten>.
U ziet de bestemmingen die voldoen aan de opgegeven zoekcriteria.
Als er een verificatiescherm verschijnt wanneer u op <Zoeken starten> tikt, voert u de gebruikersnaam van het apparaat en
het bijbehorende wachtwoord in die zijn geregistreerd op de LDAP-server en tikt u vervolgens op <Toepassen>.
LDAP-
servers registreren
Selecteer een bestemming en tik op <Toepassen>.
U kunt maximaal 10 bestemmingen opgeven.
Als u met andere zoekcriteria naar een bestemming wilt zoeken, herhaalt u stappen 2 - 9.
Het maximum aantal bestemmingen dat u kunt opgeven door de numerieke toetsen te gebruiken in combinatie met een LDAP-
server is 10. Als u bijvoorbeeld zeven bestemmingen hebt opgegeven met de numerieke toetsen, kunt u nog maximaal drie
bestemmingen opgeven via een LDAP-server.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
6
7
8
9
㻝㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u tikt op <Bestemming> in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
㻝㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02U
Verschillende faxinstellingen
U kunt kiezen tussen verschillende nuttige instellingen, bijvoorbeeld als u de dichtheid wilt aanpassen of de helderheid van een afbeelding
wilt verbeteren.
Resolutie aanpassen Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen
Dubbelzijdige documenten
scannen (MF729Cx / MF728Cdw)
㻝㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02W
Resolutie aanpassen
U kunt de resolutie selecteren die het beste past bij uw documenttype. Hoe hoger de resolutie, des te
scherper de afbeelding, maar des te langer het duurt om de fax te verzenden.
<Faxen>
<Resolutie> selecteer de resolutie
<200 x 100 dpi (Normaal)>
Selecteer deze optie voor documenten met alleen tekst.
<200 x 200 dpi (Fijn)>
Selecteer deze optie voor documenten met kleine letters.
<200 x 200 dpi (Foto)>
Deze optie is geschikt voor documenten met foto's.
<200 x 400 dpi (Superfijn)>
Kies deze optie voor een nog fijnere resolutie dan (Fijn).
<400 x 400 dpi (zeer fijn)>
Kies deze optie voor een nog fijnere resolutie dan (Superfijn).
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
㻝㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02X
Dichtheid aanpassen
U kunt de dichtheid van de fax aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker
zijn.
<Faxen>
<Densiteit> De dichtheid aanpassen <Toepassen>
<->
Hiermee verlaagt u de dichtheid.
<+>
Hiermee verhoogt u de dichtheid.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Scherpte aanpassen
㻝㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-02Y
Scherpte aanpassen
U kunt de scherpte van de afbeelding aanpassen voordat u deze verzendt. Stel de scherpte hoger in om
onscherpe teksten en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te
verbeteren.
<Faxen>
<Scherpte> pas de scherpte aan <Toepassen>
<->
Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is.
Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren
<+>
Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding.
Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Dichtheid aanpassen
㻝㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-030
Dubbelzijdige documenten scannen
Het apparaat kan automatisch de voor- en achterzijde scannen van documenten in de invoer.
U moet de documenten dan wel in de invoer leggen. Het apparaat kan de beide zijden van documenten namelijk niet
automatisch scannen wanneer u de documenten op de glasplaat legt of wanneer Handmatig verzenden is ingeschakeld.
<Faxen>
<2-zijdig origineel> selecteer <Type boek> of <Type kalender>
<Type boek>
Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde dezelfde afdrukrichting hebben.
<Type kalender>
Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde niet dezelfde afdrukrichting hebben.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden)
㻝㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-031
De gewenste faxinstellingen configureren
De standaardinstellingen zijn de instellingen die steeds worden weergegeven wanneer u het apparaat aanzet of wanneer u drukt op .
Als u de instellingen die u vaak gebruikt, registreert als standaardinstellingen, hoeft u niet steeds dezelfde instellingen op te geven
wanneer u een fax verstuurt. Daarnaast kunt u combinaties van meerdere faxinstellingen registreren en deze gebruiken wanneer u ze
maar nodig hebt.
Het apparaat is vooraf geconfigureerd met de standaardinstellingen ( Overzicht van menuopties). U kunt deze
standaardinstellingen naar behoefte wijzigen en opslaan.
Verhoog de dichtheid en registreer dit als standaardinstelling. Van nu af aan kunt u
faxen versturen zonder dat u de dichtheid hoeft te wijzigen.
De
standaardinstellingen wijzigen
Registreer de combinatie van dubbelzijdig scannen en de opgegeven ontvangers in
<Favoriete instellingen>. U kunt dan gemakkelijk deze combinatie van instellingen
gebruiken wanneer u deze nodig hebt.
Veelgebruikte faxinstellingen opslaan
㻝㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-032
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze
standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde
instellingen hoeft te configureren als u gaat faxen.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Wijzig standaardinstellingen> Take op de instelling
Wijzig de standaardwaarde van het geselecteerde item <Toepassen>
Instellingen
Tik op het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Verschillende faxinstellingen
Faxinstellingen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
㻝㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-033
Veelgebruikte faxinstellingen opslaan
U kunt tot wel 18 veelgebruikte combinaties van faxinstellingen registreren. U kunt geregistreerde instellingen snel weergeven, wanneer
dat nodig is, zodat u niet iedere keer instellingen hoeft te maken, zoals "een tweezijdig origineel scannen, verzenden naar 5
bestemmingen, scherpte instellen". U kunt ook instellingen weergeven als knoppen met snelkoppelingen in het scherm <Start>.
Favoriete instellingen registreren
Favoriete instellingen weer oproepen
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingsscherm verschijnt, voer dan met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Selecteer vervolgens de authenticatie-server en druk op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Wijzig de waarden voor de instellingen die u wilt registreren. Verschillende faxinstellingen
U kunt ook de bestemming in een favoriete faxinstelling opnemen door de bestemming die u wilt registreren, in te
voeren.
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Tik op <Favoriete instellingen> <Registreren>.
Bekijk de melding en tik op <OK>.
Selecteer waar u de instellingen wilt registreren.
Favoriete instellingen registreren
1
2
3
4
5
㻝㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Controleer de details van de instellingen die u wilt registreren en tik op <Toepassen>. Verschillende
faxinstellingen
Tik op een te registreren instelling als u de waarde ervan wilt wijzigen.
U kunt de bestemming van de registratie een andere naam geven door te tikken op <Naam wijzigen>.
Tekst invoeren
Selecteer of u de instellingen wilt registreren als een knop voor een snelkoppeling.
Als u <Ja> selecteert, wordt een bericht weergegeven. Bekijk de melding en tik vervolgens op <OK>. De geregistreerde
combinatie van instellingen wordt toegevoegd aan het <Start>-scherm als een knop voor een snelkoppeling.
Als het <Start>-scherm vol is en u kunt de knop niet toevoegen, wis dan met <Instell. startscherm> geregistreerde knoppen of
spaties.
Het scherm <Start> aanpassen
Opgeslagen instellingen worden ook behouden wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Ga, als u geregistreerde instellingen wilt bewerken of wissen naar <Faxen>
<Favoriete instellingen> <Bewerk/verwijd>
<Bewerken> of <Verwijderen> en volg dan onderstaande stappen.
Een instelling bewerken:
Selecteer de instelling die moet worden bewerkt
Wijzig de instelling en tik op <Toepassen> <Ja>.
Een instelling wissen:
Selecteer de instelling die moet worden gewist
tik op <Ja>.
U kunt bestemmingen niet meer wijzigen wanneer de instellingen zijn geregistreerd. Wis de instellingen, als u een bestemming
wilt wijzigen, en registreer de instellingen opnieuw.
Als u een bestemming hebt geregistreerd die u had opgegeven vanuit het Adresboek, en u wist vervolgens de bestemming uit
het Adresboek, dan wordt de bestemming ook gewist uit de favoriete faxinstellingen.
U hoeft alleen maar de combinatie van instellingen, die het best geschikt is voor uw doeleinden, te selecteren uit de favoriete instellingen.
<Fax>
<Favoriete instellingen> Selecteer de combinatie van instellingen die u weer wilt oproepen
Favoriete instellingen weer oproepen
6
7
㻝㻠㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Wanneer u de combinatie van instellingen weer hebt opgeroepen, kunt u, zo nodig, ook de faxinstellingen wijzigen.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
㻝㻠㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-034
Het verzenden van faxen annuleren
Als u het verzenden van faxberichten wilt annuleren, onmiddellijk nadat u drukt op (Zwart-wit), tik dan op <Annuleren> op de display
of druk op
op het bedieningspaneel. U kunt het verzenden van faxberichten ook annuleren na het controleren van de faxstatus.
Tik op <Annuleren> op het scherm tijdens de verzending van de fax
Druk op om te annuleren
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt als u op hebt gedrukt
De documenten zijn gescand en wachten op verwerking. Selecteer het document dat u wilt annuleren.
De verzendstatus controleren voordat u annuleert
<TX-opdracht> <Opdrachtstatus> Selecteer het document op het scherm <Status TX-opdracht> <Annuleren>
<Ja>
Faxdetails
Hier ziet u het aantal te verzenden documenten, de instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder
de documenten te verzenden, drukt u op
om terug te gaan naar het hoofdscherm van de faxfunctie.
<Annuleren>
Annuleert het verzenden.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻠㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-035
Faxen ontvangen
In dit gedeelte worden de methoden beschreven voor het ontvangen van faxen. Er wordt ook uitgelegd hoe u de machine configureert
voor het ontvangen van faxen. U moet enkele procedures uitvoeren met betrekking tot de faxfuncties voordat u de ontvangstinstellingen
gaat opgeven.
Begininstellingen configureren voor faxfuncties(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Het apparaat kan ontvangen faxdocumenten afdrukken op papier van het formaat A4 of Letter. Als u ontvangen
faxdocumenten afdrukt op een ander papierformaat, is het mogelijk dat een deel van de pagina niet wordt afgedrukt of dat
een pagina op twee vellen papier wordt afgedrukt.
Methoden voor het ontvangen van faxen
Het apparaat ondersteunt de volgende ontvangstmethoden. Selecteer de methode die het best aansluit bij de manier waarop u werkt en
stel deze methode in door in
De machine instellen voor het ontvangen van faxen de bijbehorende procedure uit te voeren.
<Automatisch>
Ingesteld op het ontvangen van faxberichten
Faxen worden automatisch ontvangen. Zelfs als iemand u bent, kunt u niet praten met de beller.
<Fax/tel automatisch
schakelen>
Wanneer de oproep een fax is
Het apparaat ontvangt de fax automatisch.
Wanneer de oproep een telefoongesprek is
U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op en beantwoord de oproep.
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
<Handmatig>
Wanneer de oproep een fax is
U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op. Als u een pieptoon hoort,
tik dan op <Faxen>
<Start ontvangst> zodat u een fax kunt ontvangen.
Wanneer de oproep een telefoongesprek is
U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op. Als u geen pieptoon hoort,
kunt u een gesprek voeren.
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
U kunt instellen dat faxen automatisch moeten worden ontvangen als een binnenkomende oproep
een bepaalde tijd overgaat.
Omschakelen naar Auto RX
<Antwoordapparaat>
Wanneer de oproep een fax is
De fax wordt automatisch ontvangen nadat u een signaal voor een binnenkomende oproep hebt
gehoord.
Wanneer de oproep een telefoongesprek is
Het antwoordapparaat wordt ingeschakeld, zodat de beller een bericht kan inspreken. Als u de handset
opneemt voordat de beller een bericht heeft ingesproken, kunt u het gesprek gewoon aannemen.
U moet vooraf een antwoordapparaat aansluiten op het apparaat.
Stel het antwoordapparaat zodanig in dat de oproep na een aantal belsignalen wordt geaccepteerd.
Het is verstandig het bericht te beginnen met een stilte van ongeveer 4 seconden of de maximale
opnametijd in te stellen op 20 seconden.
<Netwerkomschakelaar>
Het apparaat maakt onderscheid tussen faxen en telefoongesprekken. Deze modus is alleen
beschikbaar voor bepaalde landen en hiervoor is een abonnement op een netwerkschakeldienst vereist.
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
Afhankelijk van het type telefoon dat op het apparaat is aangesloten, kunnen faxen mogelijk niet goed worden verzonden of
ontvangen.
Als u een externe telefoon met faxfuncties aansluit, moet u de telefoon instellen voor het handmatig ontvangen van faxen.
㻝㻠㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u de handset van de telefoon oppakt en een pieptoon hoort, weet u dat het een binnenkomende fax is. U kunt de fax dan
ontvangen door op de telefoon een bepaalde code in te voeren.
Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand)
De machine instellen voor het ontvangen van faxen
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <RX-modus>.
Selecteer de ontvangstmethode.
Als u <Fax/tel (automat. schakelen)> kiest
Als u ontvangen documenten op beide zijden van het papier wilt afdrukken: Afdrukken op beide zijden
Als u aan de onderzijde van ontvangen documenten gegevens wilt afdrukken zoals de datum en het tijdstip van ontvangst:
Geef desgewenst de drie volgende instellingen op. Tik op <Toepassen> als u klaar bent.
<Starttijd beltoon>
Hier kunt u de periode opgeven waarin de machine bepaalt of een binnenkomende oproep een fax is of een
telefoongesprek. (bereik: 5 - 30 seconden; standaardinstelling: 8 seconden)
<Duur inkomende beltoon>
Hier kunt u aangeven hoe lang u een signaal moet horen voor een binnenkomend telefoongesprek. (bereik: 15 - 300
seconden; standaardinstelling: 22 seconden)
<Na beltoon>
Hier kunt u aangeven wat de machine moet doen als u de handset niet opneemt bij een binnenkomend
telefoongesprek. Selecteer <Einde> om de oproep te beëindigen of <Ontvangen> om een binnenkomende fax te
ontvangen (standaardinstelling: <Ontvangen>).
1
2
3
㻝㻠㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Voettekst RX-pagina
Als u wilt blijven afdrukken wanneer de toner bijna op is:
Doorgaan met afdrukken als cartridge bijna leeg is
Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand)
Wanneer u de telefoon opneemt en een faxsignaal hoort, hoeft u niet naar de machine te lopen om de fax te ontvangen. Gebruik de
telefoon om een bepaalde code in te voeren (standaard is dit 25) en de fax wordt dan ontvangen.
Wanneer het telefoontoestel niet rechtstreeks op het apparaat is aangesloten, werkt de functie voor ontvangst op afstand niet.
Als u het signaal van een binnenkomende oproep hoort, neemt u de handset van de telefoon op.
Als u een pieptoon hoort, voert u met de toetsen van de telefoon de code voor ontvangst op afstand in.
Deze code is standaard ingesteld op 25. U kunt deze code desgewenst wijzigen. RX op afstand
Leg de handset op de haak.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
1
2
3
㻝㻠㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-036
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt
Naast de standaardmethoden voor het verzenden en ontvangen van faxen, zijn er verschillende andere manieren die aansluiten bij de
manier waarop u werkt.
Eerst een gesprek tot stand
brengen en dan een fax versturen
(handmatig verzenden)
Faxen gelijktijdig naar meerdere
bestemmingen verzenden
(groepsverzending)
Ontvangen faxen in het geheugen
opslaan (ontvangst in geheugen)
Ontvangen faxen doorsturen Verzonden faxen archiveren Faxinformatiediensten ontvangen
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻠㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-037
Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig
verzenden)
U kunt faxen handmatig versturen aan het einde van een telefoongesprek. Wanneer u een pieptoon hoort
over de telefoon, betekent dit dat de ontvanger probeert uw fax te ontvangen. Druk op
(Zwart-wit) om de
fax te verzenden.
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
De machine kan niet automatisch beide zijden van de documenten scannen bij handmatig verzenden.
Wanneer u het document op de glasplaat legt, kunt u maar één pagina verzenden.
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Druk op .
Als de bestemmingen die zijn ingesteld door de vorige gebruiker, nog zijn geselecteerd, kan dit transmissiefouten geven. Reset
altijd de instellingen voordat u faxen verstuurt.
Geef de gewenste scaninstellingen op. Verschillende faxinstellingen
Kies het faxnummer van de ontvanger.
Vraag de ontvanger om zijn of haar faxapparaat in te stellen op het ontvangen van uw faxberichten.
Als u een pieptoon hoort, gaat u verder naar stap 7.
Druk op (Zwart-wit) en leg de handset op de houder.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Het verzenden van faxen annuleren
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
1
2
3
4
5
6
7
㻝㻠㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-038
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden
(groepsverzending)
U kunt faxberichten versturen naar 310 bestemmingen tegelijk. Geef met de numerieke toetsen of het
Adresboek meerdere bestemmingen op. Als er in uw kantoor een LDAP-server is geïnstalleerd.
Het maximumaantal bestemmingen dat u kunt opgeven wanneer u een LDAP-server of de numerieke toetsen gebruikt, is 10.
Als u de numerieke toetsen gebruikt in combinatie met een LDAP-server, kunt u een totaal van 10 bestemmingen opgeven. Als
u bijvoorbeeld zeven bestemmingen hebt opgegeven met de numerieke toetsen, kunt u nog maximaal drie bestemmingen
opgeven uit het adresboek van een LDAP-server.
Als <Beperk groepsverzending> is ingesteld op <Weiger groepsverzending>, kunt u deze functie niet gebruiken.
Groepsverzending uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken. Registreren in het adresboek
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Druk op .
Als de bestemmingen die zijn ingesteld door de vorige gebruiker, nog zijn geselecteerd, kan dit transmissiefouten geven. Reset
altijd de instellingen voordat u faxen verstuurt.
Geef de bestemming op.
Als u dit wilt doen met de numerieke toetsen, voert u het faxnummer in en tikt u op <Toepassen>. Als u bestemmingen wilt
toevoegen, selecteert u <Bestemming>
<Gebruik numerieke toetsen opgeven> voordat u dezelfde procedure herhaalt.
Als u bestemmingen wilt opgeven vanuit het adresboek, zie dan Opgeven vanuit het adresboek (fax).
Als u bestemmingen wilt opgeven met codes voor verkort kiezen, zie dan
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door
codes voor verkort kiezen in te voeren (Fax).
Als u bestemmingen wilt opgeven vanaf een LDAP-server, zie dan
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (fax).
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Tik op het instellingen die u wilt opgeven. Verschillende faxinstellingen
*
*
*
1
2
3
4
5
㻝㻠㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Druk op (Zwart-wit) om het verzenden te starten.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Het verzenden van faxen annuleren
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
6
㻝㻡㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-039
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
U kunt ontvangen faxberichten in het geheugen opslaan en ze later afdrukken. Met deze functie kan worden
voorkomen dat onbevoegde personen onbedoeld vertrouwelijke documenten kunnen inzien.
Documenten opslaan in het geheugen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
De documenten in het geheugen kunt u ook doorsturen. Een document selecteren om door te sturen
Om ontvangen documenten in het geheugen op te slaan, stelt u <Instellingen geheugenslot> in op <Aan>. U kunt ook optionele
instellingen opgeven, zoals het instellen van een wachtwoord om de functie te ontgrendelen. Ook kunt u de periode instellen waarbinnen
ontvangen documenten in het geheugen moeten worden opgeslagen.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Instellingen geheugenslot> <Aan> Geef alle
instellingen op
<Toepassen>
<Pincode geheugenslot>
Hiermee kunt u een wachtwoord van maximaal zeven cijfers instellen. Als u een wachtwoord wilt opslaan, gebruikt u de numerieke
toetsen om het wachtwoord in te voeren en tikt u op <Toepassen>. Voer ter bevestiging hetzelfde wachtwoord nogmaals in en tik
op <Toepassen>. Dit wachtwoord is nodig om de instellingen van de functie te wijzigen of om de functie uit te schakelen wanneer
u alle opgeslagen documenten gaat afdrukken. Als u geen wachtwoord wilt instellen, tikt u op <Toepassen> zonder iets in te
voeren.
Wachtwoorden met uitsluitend nullen, zoals "00" of "0000000", zijn niet toegestaan.
<Rapport afdrukken>
Schakel deze optie in als u RX-resultaatrapporten wilt afdrukken wanneer er documenten in het geheugen worden opgeslagen. Tik
op <Aan> om rapporten af te drukken. U moet ook <RX-resultaatrapport> instellen op <Aan>.
RX-resultaatrapport
<Geheugenslottijd>
Geef een periode op waarbinnen ontvangen documenten in het geheugen moeten worden opgeslagen. Als u geen periode instelt,
worden alle documenten in het geheugen opgeslagen wanneer de functie voor ontvangst in het geheugen is ingeschakeld.
Om ontvangen documenten in het geheugen af te drukken, stelt u <Instellingen geheugenslot> in op <Uit>. Alle documenten in het
geheugen worden afgedrukt.
U kunt niet alleen een bepaald document in het geheugen afdrukken.
Als er een tijdstip is opgegeven voor het uitschakelen van de functie, worden de documenten automatisch op dat tijdstip
afgedrukt.
Documenten opslaan in het geheugen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
㻝㻡㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Instellingen geheugenslot> <Uit>
U kunt gedetailleerde gegevens bekijken van de documenten die in het geheugen zijn opgeslagen, zoals faxnummers van afzenders en
het aantal verzonden pagina's, en vervolgens overbodige documenten verwijderen.
Druk op .
Tik op <RX-opdracht>.
Tik op <Opdrachtstatus>.
Selecteer het document dat u wilt controleren.
Het gecontroleerde document verwijderen
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
1
Tik op <Verwijderen>.
2
Tik op <Ja>.
1
2
3
4
㻝㻡㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻡㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03A
Ontvangen faxen doorsturen
U kunt ontvangen documenten doorsturen naar andere bestemmingen. U kunt een document selecteren uit de
documenten die in het geheugen zijn ontvangen, en het doorsturen, of u kunt het apparaat zo instellen dat
het automatisch ieder ontvangen document doorstuurt naar opgegeven bestemmingen. U kunt faxnummers,
maar ook e-mailadressen, I-Fax, gedeelde mappen in computers en een FTP-server opgegeven als
bestemmingen voor het doorsturen.
Alleen bestemmingen in het adresboek kunnen worden gebruikt voor doorsturen. Als er geen bestemmingen zijn opgeslagen,
voegt u bestemmingen toe aan het adresboek voordat u deze functie gaat gebruiken.
Registreren in het adresboek
Als e-mailadressen, gedeelde mappen in computers of een FTP-server is/zijn opgegeven, wordt het document geconverteerd
naar het PDF-formaat en verstuurd. Als I-Faxen zijn opgegeven als bestemmingen voor het doorsturen, wordt het document
geconverteerd naar TIFF-formaat en verstuurd.
㻝㻡㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03C
Een document selecteren om door te sturen
De machine stuurt het document door dat u selecteert uit alle documenten die in het geheugen zijn ontvangen. Als u deze functie wilt
gebruiken, moet u eerst de functie voor ontvangst in het geheugen activeren.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan
(ontvangst in geheugen)
Zo lang de functie voor ontvangst in het geheugen is ingeschakeld, worden de documenten in het geheugen niet verwijderd,
ook niet nadat ze zijn doorgestuurd. Dit betekent dat u een document verschillende keren kunt doorsturen.
Druk op .
Tik op <RX-opdracht>.
Tik op <Opdrachtstatus>.
Selecteer het document dat u wilt doorsturen.
Tik op <Doorzenden>.
Selecteer een bestemming in het adresboek.
Zie Opgeven vanuit het adresboek (fax) voor informatie over het werken met het adresboek.
Het document wordt doorgestuurd naar de opgegeven bestemming.
1
2
3
4
5
6
㻝㻡㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03E
Alle ontvangen documenten automatisch doorsturen
U kunt instellen dat alle ontvangen documenten worden doorgestuurd naar bepaalde bestemmingen. U kunt zo altijd en overal faxen
ontvangen, ook als u niet op kantoor bent.
Instellingen opgeven voor documenten die automatisch moeten worden doorgestuurd
Doorgestuurde documenten afdrukken
Documenten afdrukken, opnieuw verzenden of verwijderen waarvan het doorsturen is mislukt
Als de doorstuurfunctie is ingeschakeld, worden alle ontvangen documenten automatisch doorgestuurd.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Instellingen voor doorsturen> <Instellingen voor doorzenden inschakelen> <Aan>
Selecteer de bestemming voor het doorsturen uit het Adresboek
Zie Opgeven vanuit het adresboek (fax) voor informatie over het werken met het adresboek.
Als u de doorgestuurde documenten ook zelf wilt bekijken, kunt u instellen dat doorgestuurde documenten ook worden afgedrukt. U kunt
ook alleen de documenten afdrukken waarvan het doorsturen is mislukt.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Instellingen voor doorsturen> <Afbeeldingen afdrukken> Selecteer <Aan> of <Alleen
bij fout>
<Aan>
Hiermee worden alle doorgestuurde documenten afgedrukt.
<Alleen bij fout>
Hiermee worden alleen de documenten afgedrukt waarvan het doorsturen is mislukt.
U kunt documenten waarvan het doorsturen is mislukt, opslaan in het geheugen en op een later tijdstip afdrukken, opnieuw verzenden of
verwijderen.
Instellingen opgeven voor documenten die automatisch moeten worden doorgestuurd
Doorgestuurde documenten afdrukken
Documenten afdrukken, opnieuw verzenden of verwijderen waarvan het doorsturen is mislukt
㻝㻡㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Documenten waarvan het doorsturen is mislukt, opslaan in het geheugen
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor doorsturen> <Afbeeldingen in geheugen opslaan> <Alleen bij fout>
Documenten in het geheugen afdrukken, opnieuw verzenden of verwijderen
Druk op .
Tik op <Fouten bij fax doorsturen>.
Selecteer het document dat u wilt controleren.
Het gecontroleerde document afdrukken
1
Tik op <Afdr./doorz.>.
2
Tik op <Afdrukken>.
3
Tik op <Ja>.
1
2
3
㻝㻡㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het gecontroleerde document opnieuw verzenden
Het gecontroleerde document verwijderen
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
1
Tik op <Afdr./doorz.>.
2
Tik op <Doorzenden>.
3
Selecteer een bestemming in het adresboek.
Zie
Opgeven vanuit het adresboek (fax) voor informatie over het werken met het adresboek.
1
Tik op <Verwijderen>.
2
Tik op <Ja>.
㻝㻡㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03F
Verzonden faxen archiveren
U kunt een fax verzenden naar een opgegeven adres, maar u kunt gefaxte documenten ook verzenden naar
een vooraf ingesteld adres voor opslag. Zo kunt u gemakkelijk een logboek bijhouden van wat u hebt
verstuurd. U kunt als adres voor opslag een faxnummer opgeven, een e-mailadres, een gedeelde map op de
computer, een FTP-server of een I-Fax.
Alleen bestemmingen in het Adresboek kunnen worden opgegeven als opslagadres. Als u het Adresboek wilt gebruiken, moet
de bestemming daar van tevoren in worden geregistreerd.
Registreren in het adresboek
<Menu>
<Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <TX-document archiveren>
<Aan> De opslagbestemming uit het Adresboek selecteren
Zie Opgeven vanuit het adresboek (fax) voor informatie over het werken met het adresboek.
㻝㻡㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03H
Faxinformatiediensten ontvangen
Via faxinformatiediensten kunt u op een eenvoudige manier in het bezit komen van nuttige informatie van
bedrijven en organisaties. In dit gedeelte wordt een doorsnee procedure beschreven voor het ontvangen van
deze diensten.
Afhankelijk van de dienst, kunnen de procedures in werkelijkheid iets andere zijn. Volg de procedures voor de dienst die u
gebruikt.
Druk op en tik op <Faxen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <Haak>.
Als er een externe telefoon of optionele handset op de machine is aangesloten, kunt u de handset opnemen in plaats van op
<Haak> te tikken.
Wanneer u een kiestoon hoort, belt u de informatiedienst.
Wanneer u het ingesproken bericht van de informatiedienst antwoordt, drukt u op .
Deze stap is niet nodig als de machine een lijn voor toonkiezen gebruikt.
Gebruik de numerieke toetsen om het nummer in te voeren voor de informatie die u wilt ontvangen.
U kunt ook de toetsen van de telefoon gebruiken om het nummer in te voeren.
1
2
3
4
5
㻝㻢㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op <Start ontvangst>.
Als u de handset hebt opgenomen, legt u deze nu neer.
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
6
㻝㻢㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03J
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
De statuswaarden en communicatielogboeken voor verzonden en ontvangen fax- en I-Faxdocumenten kunt u afzonderlijk controleren
voor verzonden en ontvangen faxen. U kunt gedetailleerde gegevens bekijken van de faxen, zoals bestemmingen en het aantal pagina's,
en u kunt overbodige documenten verwijderen.
Wanneer <Weergave opdrachtlog> is ingesteld op <Uit>, kunt u de communicatielogboeken niet inzien. Weergave
opdrachtlog
De bestemmingen in Handmatig verzenden kunnen niet worden gecontroleerd omdat ze niet worden weergegeven.
Druk op .
Tik op <TX-opdracht> of <RX-opdracht>.
Controleer de status en communicatielogboeken voor verzonden en ontvangen documenten.
De status controleren van verzonden en ontvangen documenten
1
Tik op <Opdrachtstatus>.
2
Selecteer het document waarvoor u de status wilt controleren.
<Status TX-opdracht>/<Status RX-opdracht>
Hier ziet u een lijst met de documenten die worden verzonden of ontvangen, of die wachten op verwerking.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd. Als u meerdere bestemmingen
hebt opgegeven, wordt het aantal opgegeven bestemmingen op het scherm weergegeven. U kunt de gegevens van
opgegeven meerdere bestemmingen controleren door te tikken op <Bestemming>. Als u een document vindt dat u niet
meer wilt bewaren tikt u op <Annuleren> of <Verwijderen> en tikt u op <Ja>.
De communicatielogboeken controleren voor verzonden en ontvangen documenten
1
Tik op <Opdrachtlog>.
1
2
3
㻝㻢㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
2
Selecteer het document waarvan u het logboek wilt controleren.
<Log verzendopdracht>/<RX-opdrachtlog>
Hier ziet u een lijst met de documenten die zijn verzonden en ontvangen. <OK> geeft aan dat een document zonder
problemen is verzonden of ontvangen, en <Fout> betekent dat een document niet is verzonden of ontvangen omdat de
bewerking is geannuleerd of omdat er een fout is opgetreden.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd.
Als de kolom <Resultaat> een code van drie cijfers bevat
Deze code vertegenwoordigt een foutcode.
Er wordt een foutcode weergegeven
KOPPELINGEN
TX-resultaatrapport
Communicatiebeheerrapport
RX-resultaatrapport
㻝㻢㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03K
Faxen versturen vanaf uw computer
U kunt faxdocumenten die u met uw computerapplicatie hebt gemaakt, rechtstreeks vanaf de computer faxen. U hoeft de documenten
dan niet eerst af te drukken en u kunt zo toner en papier besparen. U moet enkele procedures uitvoeren voordat u deze functie kunt
gebruiken, zoals het opgeven van de basisinstellingen voor de faxfunctie (
Begininstellingen configureren voor
faxfuncties(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)) en Installatiehandleiding MF-stuurprogramma raadplegen voor het installeren van
het faxstuurprogramma op uw computer.
Help-informatie van het faxstuurprogramma
Wanneer u op [Help] klikt in het scherm van het faxstuurprogramma, verschijnt het Help-scherm. Op dit scherm ziet u
informatie die niet in de e-Handleiding staat, waaronder informatie over functies van het stuurprogramma zoals het opslaan
van veelgebruikte instellingen en hoe u deze functies kunt configureren.
Als u een Mac-gebruiker bent, zie dan Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor het installeren van het
faxstuurprogramma en de Help van het Faxstuurprogramma voor het gebruik van faxfuncties (
Voor Mac OS-gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en de versie van het faxstuurprogramma die u gebruikt, kunnen de schermen van het
faxstuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
㻝㻢㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03L
Faxen verzenden vanaf een computer
Wanneer <Toestaan faxstuurprogramma TX> op het apparaat is ingesteld op <Uit>, kunt u geen faxen versturen vanaf een
computer.
Faxen via de pc uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
U moet Afdeling ID beheer inschakelen in het faxstuurprogramma dat u gebruikt als deze functie is ingeschakeld op het
apparaat. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
Afdeling-ID beheer configureren
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het faxstuurprogramma voor uw apparaat en klik op [Afdrukken].
Wanneer u in Windows 8/Server 2012 verzendt vanuit de Windows Store-app
Geef de tekens aan de rechterzijde van het scherm weer en volg onderstaande procedure.
Windows 8/Server 2012
[Apparaten]
Uw printer Tik of klik op [Afdrukken].
Windows 8.1/Server 2012 R2
[Apparaten]
[Afdrukken] Uw printer Tik of klik op [Afdrukken].
Als u faxen verzendt volgens deze methode, is er slechts een beperkt aantal faxfuncties beschikbaar.
Als het bericht [Er is iets met de printer. Ga naar het bureaublad om dit op te lossen.] wordt weergegeven, gaat u naar het
bureaublad en voert u stap 3 uit. Dit bericht verschijnt wanneer het apparaat zo is ingesteld dat tijdens taken zoals afdrukken
de gebruikersnaam wordt weergegeven.
Geef de bestemming op.
Slechts één bestemming opgeven
Meerdere bestemmingen tegelijk opgeven
1
Klik op het tabblad [Bestemming invoeren].
2
Stel de communicatiestand in of het faxnummer (of URL).
1
2
3
㻝㻢㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u een nummer moet opgeven om een buitenlijn te kiezen, selecteert u [Gedetailleerde instellingen] [Prefix voor buitenlijn
toevoegen aan G3/IP-faxnummer] en typt u het nummer bij [Prefix voor buitenlijn]. Het opgegeven nummer wordt tijdens het
kiezen toegevoegd aan het begin van het faxnummer.
Als u bestemmingen eenvoudiger wilt invoeren via het adresboek, raadpleegt u
Opgeslagen bestemmingen gebruiken.
Als u [Verzonden faxgegevens en afbeelding opslaan] selecteert, kunt u de logboeken voor verzonden documenten opslaan en
gedetailleerde informatie over een verzonden document controleren, zoals de faxafbeelding, de bestemmingen en het aantal
pagina's. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
[Voorkeuren] in het dialoogvenster voor afdrukken Als u [Faxnummer/URI bevestigen bij instellen bestemming] hebt
geselecteerd in het dialoogvenster dat wordt geopend na het aanklikken van [Beveiligingsinstellingen] op het tabblad [Speciaal],
moet u ook een nummer invoeren bij [Faxnummer bevestigen] of [URI bevestigen]. Klik voor meer informatie op [Help] in het
scherm van het faxstuurprogramma.
Voeg indien nodig een voorblad toe aan het document. Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een
pc
1
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren].
2
Klik op [Bestemming toevoegen].
3
Stel de communicatiestand in of het faxnummer (of URL).
4
Herhaal de stappen 2 en 3 als u bestemmingen erbij wilt opgeven.
4
㻝㻢㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Verzenden] om het document te verzenden.
5
㻝㻢㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03R
Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een pc
U kunt een voorblad toevoegen aan het document dat u wilt versturen. Selecteer één van de drie kant-en-klare voorbladen in het
faxstuurprogramma of maak zelf een voorblad. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het faxstuurprogramma voor uw apparaat en klik op [Afdrukken].
Klik op de knop [Voorblad] en geef elke instelling op.
[Bijlage voorblad]
Selecteer [Ander blad voor elke bestemming] of [Hetzelfde blad voor alle bestemmingen].
[Stijl]
Selecteer één van de drie vooraf gedefinieerde voorbladen (Sjabloon 1 - 3). De indeling van het geselecteerde voorblad ziet u in
de afbeelding aan de linkerkant.
[Toe te voegen items]
De items die u wilt toevoegen aan het voorblad. Klik op [Instellingen] om de items die moeten worden opgenomen, te wijzigen.
1
2
3
㻝㻢㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tabblad [Afzender]
Selecteer de informatie die u wilt meesturen over de afzender en geef deze informatie op.
Tabblad [Bestemming]
Selecteer de informatie die u wilt meesturen over de bestemming en geef deze informatie op. De namen van
bestemmingen, het bedrijf en de afdeling, plus het faxnummer, die zijn opgegeven op het tabblad [Bestemming
selecteren]/[Bestemming invoeren] (
Faxen verzenden vanaf een computer) worden opgenomen op het voorblad.
Tabblad [Logo]/Tabblad [Handtekening]
Geef elke instelling op. Hieronder ziet u een voorbeeld van een scherm met het tabblad [Logo] geselecteerd.
Met/zonder logo's of handtekeningen
Selecteer [Afdrukken met logo] of [Afdrukken met handtekening] om een logo of handtekening op het voorblad op
te nemen. De bitmapbestanden met het logo of de handtekening moeten al wel beschikbaar zijn.
Locatie van bestanden met logo of handtekening
Geef de locatie op van de bestanden met het logo of de handtekening. Klik op [Bladeren] om het bestand te
zoeken dat een logo of handtekening bevat.
Grootte en positie van de opgegeven logo's of handtekeningen
Pas de grootte en de positie van de opgegeven logo's of handtekeningen aan terwijl u het resultaat aan de
linkerkant bekijkt.
㻝㻢㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u een notitie wilt toevoegen, selecteert u [Notitie toevoegen] en kiest u een notitie in de
vervolgkeuzelijst [Notitie].
U kunt kiezen uit notities zoals "Urgent" en "Vertrouwelijk". U kunt ook tekst typen in het veld [Notitie] in plaats van een
standaardnotitie te selecteren in de lijst.
U kunt ook opmerkingen typen in [Toe te voegen opmerking].
Klik op [Voorbeeld] om de inhoud van het voorblad te controleren en klik op [OK] als u tevreden bent.
Als u de inhoud wilt wijzigen, voert u de procedure opnieuw uit vanaf stap 3.
Het opgegeven voorblad wordt aan de fax toegevoegd als deze wordt verzonden.
Tabblad [Details]
[Aantal te verzenden vellen vermelden]
Schakel dit selectievakje in als u het aantal pagina's dat u gaat verzenden, wilt vermelden op het voorblad. Typ
vervolgens het aantal pagina's bij [Aantal te verzenden vellen]. Het aantal te verzenden vellen wordt niet
automatisch geteld. De waarde die u hier opgeeft, wordt op het voorblad vermeld.
[Titel invoegen]
Schakel dit selectievakje in als u een titel wilt toevoegen aan het voorblad. Typ vervolgens een titel bij [Titel].
4
5
㻝㻣㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03S
Het adresboek gebruiken voor faxverzending via de pc
Nadat u veelgebruikte bestemmingen voor faxen die u vanaf de pc stuurt aan het adresboek hebt
toegevoegd, kunt u deze bestemmingen eenvoudig opgeven wanneer u vanaf uw pc een fax gaat versturen. U
kunt ook adresboekgegevens in de indeling CSV uit andere programma's importeren op het apparaat, zoals uit
Microsoft Excel. Omgekeerd kunt u het adresboek ook exporteren naar een bestand voor gebruik op andere
faxapparaten of in andere programma's.
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als
een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan
van adresboekgegevens wijzigen
㻝㻣㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03U
Bestemmingen opslaan
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestemmingen kunt opslaan in het adresboek die u wilt gebruiken als u faxen rechtstreeks vanaf
uw computer gaat versturen. U kunt verschillende bestemmingen in het adresboek selecteren en deze opslaan als een groepsbestemming
(groepskiezen). Dit is handig wanneer u een fax naar meerdere bestemmingen tegelijk wilt sturen.
Bestemmingen opslaan
Meerdere bestemmingen opslaan als één bestemming (groepskiezen)
In totaal kunnen er 6.000 bestemmingen worden opgeslagen: 3.000 gewone bestemmingen en 3.000 groepsbestemmingen.
U kunt opgeslagen groepsbestemmingen selecteren en combineren en vervolgens opslaan als afzonderlijke
groepsbestemmingen.
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als
een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan
van adresboekgegevens wijzigen
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het faxstuurprogramma voor uw apparaat en klik op
[Voorkeursinstellingen voor afdrukken].
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Persoon toevoegen].
Bestemmingen opslaan
1
2
3
4
㻝㻣㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u opgeslagen bestemmingen wilt wijzigen of verwijderen, selecteert u een bestemming bij [Adresboek] en klikt u op
[Bewerken] of [Verwijderen].
Geef de gewenste instellingen op en klik op [OK].
Adres
Voer de naam van de ontvanger, het bedrijf en de afdeling in.
[Notities]
Voer desgewenst opmerkingen in.
Faxnummer
Voer een of meer faxnummers in. Typ desgewenst een afbreekstreepje tussen nummers. Als u een toelichting wilt geven voor
een faxnummer, zoals "Thuis" of "Kantoor", typt u deze bij [Beschrijving].
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het faxstuurprogramma voor uw apparaat en klik op
[Voorkeursinstellingen voor afdrukken].
Meerdere bestemmingen opslaan als één bestemming (groepskiezen)
5
1
2
㻝㻣㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Groep toevoegen].
Als u opgeslagen bestemmingen wilt wijzigen of verwijderen, selecteert u een bestemming bij [Adresboek] en klikt u op
[Bewerken] of [Verwijderen].
Geef de gewenste instellingen op en klik op [OK].
[Groepsnaam]
Voer een groepsnaam in zoals "Verkoopafdeling 1".
[Weergeven]
3
4
5
㻝㻣㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer het type bestemmingen dat u wilt weergeven bij [Beschikbare bestemmingen], waaruit u de bestemmingen kunt
selecteren die u voor groepskiezen wilt opslaan.
[Persoon]
afzonderlijke bestemmingen weergeven.
[Groeperen]
groepsbestemmingen weergeven.
[Alle]
Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen.
[Beschikbare bestemmingen]
Selecteer de bestemmingen die u wilt opslaan voor groepskiezen en klik op [Toevoegen]. De geselecteerde bestemmingen
worden weergegeven bij [Huidige groepsleden].
U selecteert meerdere bestemmingen door op de bestemmingen te klikken terwijl u de toets [SHIFT] of [CTRL] ingedrukt
houdt.
Als u een bestemming wilt verwijderen uit [Huidige groepsleden], selecteert u een bestemming en klikt u op [Verwijderen].
[Notities]
Voer desgewenst opmerkingen in.
㻝㻣㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03W
Opgeslagen bestemmingen gebruiken
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestemmingen opvraagt die in het adresboek zijn opgeslagen. Bestemmingen opslaan
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als
een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan
van adresboekgegevens wijzigen
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het pictogram van het faxstuurprogramma voor uw apparaat, en klik op [Afdrukken].
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] selecteer het adresboek in [Lijst adresboek].
Selecteer een bestemming en klik op [Toevoegen aan bestemmingenlijst].
Herhaal stap 4 als u meerdere bestemmingen wilt opgeven.
1
2
3
4
㻝㻣㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Met [Adreslijst] kunt u naar bestemmingen zoeken.
Wanneer u op [Adresboek bewerken] klikt, kunt u het adresboek bewerken.
㻝㻣㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03X
Adresboekgegevens importeren en exporteren via het faxstuurprogramma
U kunt adresboekgegevens in de indeling CSV uit andere programma's importeren op de machine, zoals uit Microsoft Excel. Omgekeerd
kunt u het adresboek ook exporteren naar een bestand voor gebruik op andere faxapparaten of in andere programma's. De machine
ondersteunt twee bestandsindelingen: CSV-bestanden (*.csv) en Canon Address Book-bestanden (*.abk).
Adresboekgegevens importeren
Adresboekgegevens exporteren
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als
een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan
van adresboekgegevens wijzigen
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het faxstuurprogramma voor uw apparaat en klik op
[Voorkeursinstellingen voor afdrukken].
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Importeren].
Adresboekgegevens importeren
1
2
3
4
㻝㻣㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer het bestand dat u wilt importeren en klik op [Openen].
In het geval van een CSV-bestand geeft u de scheidingstekens op die in het bestand worden gebruikt.
De bestemmingen die uit het bestand worden geïmporteerd, kunt u nu kiezen in [Adresboek].
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het faxstuurprogramma voor uw apparaat en klik op
[Voorkeursinstellingen voor afdrukken].
Adresboekgegevens exporteren
5
1
2
㻝㻣㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Exporteren].
Als u de [Beveiligen met een wachtwoord bij export van de adreslijst] hebt geselecteerd in het dialoogvenster dat verschijnt als
u op het tabblad [Speciaal] op [Beveiligingsinstellingen] klikt, wordt er een dialoogvenster weergegeven voor het invoeren van
een wachtwoord als u op [Exporteren] klikt. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
Geef de locatie op voor het opslaan van het bestand, de bestandsnaam en de bestandsindeling. Klik
vervolgens op [Opslaan].
In het geval van een CSV-bestand geeft u de scheidingstekens op die in het bestand worden gebruikt.
3
4
5
㻝㻤㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De gegevens in het adresboek worden naar de opgegeven locatie geëxporteerd.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het faxstuurprogramma voor uw apparaat en klik op
[Voorkeursinstellingen voor afdrukken].
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Map opgeven].
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
1
2
3
4
㻝㻤㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de locatie op voor het opslaan van de adresboekgegevens en klik op [OK].
Sla de adresboekgegevens op in een map waarvoor u schrijfbevoegdheden hebt, zoals de map [Mijn documenten].
Als u een adresboek wilt maken, klikt u op [Nieuw]. Als u het bestaande adresboek naar de opgegeven map
wilt kopiëren, klikt u op [Kopiëren].
Het adresboek wordt gemaakt of gekopieerd.
Als de map uit stap 4 al een adresboek bevat, wordt het volgende bericht weergegeven. Als u het bestaande adresboek wilt
gebruiken, klikt u op [Zo gebruiken]. Als u het adresboek van het faxstuurprogramma wilt gebruiken, klikt u op
[Overschrijven].
5
6
㻝㻤㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-03Y
Internet Fax (I-Fax) gebruiken
De functie Internet Fax (I-Fax) biedt u de mogelijkheid faxen te verzenden en te ontvangen over internet. De oorspronkelijke te faxen
documenten worden als TIFF- beeldbestanden aan e-mailberichten gehecht. Omdat er geen telefoonverbinding wordt gebruikt, kunt u
faxberichten versturen naar verre bestemmingen en documenten van vele pagina's versturen zonder dat u zich zorgen hoeft te maken
over de kosten van de communicatie. U moet wel enkele voorbereidingen treffen, bijvoorbeeld de instellingen van de mail-server
opgeven.
Scan-instellingen configureren (E-mail verzenden, I-Faxes verzenden & ontvangen)
㻝㻤㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-040
I-Faxen verzenden
Als u een fax wilt versturen naar een computer of een ander toestel dat geschikt is voor I-Fax, geeft u niet een faxnummer op als de
bestemming, maar een e-mailadres. Verstuurt u een I-Fax naar een computer, dan wordt deze verstuurt als een e-mail-attachment in
TIFF-formaat. En op dezelfde wijze als u een e-mailbericht verstuurd naar een computer, kunt u meerdere bestemmingen en ook Cc- en
Bcc-bestemmingen opgeven.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <I-fax>.
Voer de bestemming in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <A/a/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
Druk op
als u de verkeerde tekens invoert. (Druk steeds op de toets zodat u het laatst ingevoerde teken wist. Houd de toets
ingedrukt als u alle ingevoerde tekens wilt wissen.)
Als u wilt weten hoe u bestemmingen eenvoudiger kunt invoeren met andere methoden, zoals het adresboek, raadpleegt u
Verzenden met geregistreerde bestemmingen (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server) .
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven
U kunt alleen verzenden naar uw eigen to e-mailadres. Wilt u verzenden naar andere bestemmingen, dan moet de
authenticatie-instellingen van de zendfunctie configureren, zodat e-mailverzending niet wordt beperkt. Neem contact op met uw
netwerkbeheerder voor details.
LDAP-Server-authenticatie .
Geef indien nodig meerdere bestemmingen op, zoals Cc- en Bcc-bestemmingen.
Tik op <Bestemming>, selecteer de methode voor het opgeven van bestemmingen en geef vervolgens de bestemming op.
Als u <Opgeven via LDAP-server> of <Mezelf opgeven als bestemming> hebt geselecteerd, wordt de bestemming geselecteerd
in het <Aan>-veld.
<Cc> en <Bcc>-adressen kunnen alleen worden geselecteerd met <Opgeven uit adresboek> of <Aangeven via kiescode>.
1
2
3
4
5
㻝㻤㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Tik op de menuoptie die u wilt instellen.
<Scanformaat> Een scanformaat opgeven
<Densiteit>
Dichtheid aanpassen
<Type origineel>
Documenttype selecteren
<2-zijdig origineel>(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Dubbelzijdige documenten scannen (MF729Cx / MF728Cdw
/ MF724Cdw)
<Scherpte>
Scherpte aanpassen
De bestandsnaam van een gescand document wordt automatisch toegewezen op basis van de volgende indeling: nummer voor
communicatiebeheer (vier cijfers)_datum en tijdstip van verzenden_documentnummer (drie cijfers).tif.
Voorbeeld van de bestandsnamen: Alleen een document van één pagina verzenden op 17 oktober 17 2015 om 07:00:05 VM.
0045_151017190005_001.tif
U kunt niet zelf bestandsnamen opgeven.
Geef het onderwerp, de tekst en het antwoordadres van de e-mail op.
Het onderwerp is standaard op "Attached Image" ingesteld.
Er wordt standaard geen berichttekst ingevoerd. Typ desgewenst zelf de tekst van het e-mailbericht. Als u geen tekst invoert,
worden alleen de gescande documenten verstuurd.
Het antwoordadres is niet standaard ingesteld. Als u een e-mail-antwoordadres wilt opgeven dat anders is dan het e-mailadres
van het apparaat, geef dat adres dan op uit de adressen die zijn geregistreerd in het Adresboek. Zie
Registreren in het
adresboek , als er geen bestemming is geregistreerd in het adresboek.
Een onderwerp/berichttekst opgeven
1
Tik op <Onderwerp/bericht>.
2
Tik op <Onderwerp>
6
7
㻝㻤㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het antwoordadres opgeven
3
Voer het onderwerp in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <A/a/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
4
Tik op <Bericht>.
5
Voer de tekst van het bericht in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <A/a/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
6
Tik op <Toepassen>.
1
Tik op <Antwoord aan>.
2
Tik op <Opgeven uit adresboek>.
3
Tik op een antwoordadres uit het Adresboek.
Zie
Opgeven vanuit het adresboek voor informatie over het werken met het adresboek.
㻝㻤㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Druk op (Zwart-wit) om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Wanneer het SMTP-authenticatiescherm wordt weergegeven, voer dan met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het
wachtwoord in en tik vervolgens op <Toepassen>.
Als u het verzenden wilt annuleren, tikt u op <Annuleren>
<Ja>.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
De I-fax worden verzonden wanneer het scannen is voltooid.
Wanneer u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Als een verzendfout optreedt
Foutmeldingen worden soms verstuurd naar het e-mailadres dat is ingesteld op het apparaat. U kunt de postbus op de server
leegmaken vanaf de Remote UI.
De postbus leegmaken
Volg de onderstaande procedures wanneer het scannen is voltooid.
1
Als u extra pagina's van documenten wilt scannen, plaatst u het volgende document op de glasplaat en
drukt u op
(Zwart-wit).
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Tik op <Verz. starten>.
De I-Fax wordt verzonden.
1
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
2
Klik op [Instellingen/registratie].
3
Klik op [Netwerkinstellingen] [E-mail-/I-faxinstellingen].
Klik op [Wissen] in [Postbus wissen].
8
㻝㻤㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u altijd wilt verzenden met dezelfde instellingen: De standaardinstellingen wijzigen
Als u een combinatie van instellingen wilt opslaan voor eenvoudig gebruik:
Veelgebruikte scaninstellingen registreren
(E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-server)
Als u de naam van de afzender van de I-fax wilt opgeven:
Registreer apparaatnaam (e-mail/I-fax)
KOPPELINGEN
Het verzenden van documenten annuleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
Het logboek voor verzonden documenten controleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
4
5
Lees de melding die wordt weergegeven en klik op [OK].
E-mail wordt gewist uit de postbus.
Wanneer de postbus is leeggemaakt
Wanneer u eenmaal op [OK] hebt geklikt in het berichtenvenster, wordt alle e-mail in de postbus van de server
gewist. Als het apparaat niet een speciale e-mailaccount heeft, kunt u het beste controleren of er e-mailberichten
in de postbus bewaard moeten blijven.
㻝㻤㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-041
I-Faxen ontvangen
Wanneer een I-Fax binnenkomt
Wanneer een I-Fax binnenkomt, knippert het lampje [Verwerken/gegevens] op het bedieningspaneel. Wanneer een I-Fax volledig is
ontvangen, wordt het document automatisch afgedrukt gaat het lampje uit.
U kunt de ontvangst annuleren door te drukken op <RX-opdracht> <Opdrachtstatus> Selecteer het document op het
<Status RX-opdracht>-scherm
<Verwijderen> <Ja>
I-Faxen handmatig ontvangen
Als u verbinding wilt maken met de server voordat u I-Faxen automatisch ontvangt, of als u het apparaat zo wilt configureren dat het
niet automatisch I-Faxen ontvangt, kunt u I-Faxen als volgt handmatig ontvangen.
<RX-opdracht> <Controleer I-fax RX>
Maak verbinding met de server. Als er een document op de server staat, begint het afdrukken.
Afdrukpapier
Binnenkomende I-faxen worden ongeacht het formaat van het ontvangen document afgedrukt op het formaat dat is opgegeven in <RX-
afdrukformaat>. Als er geen papier van het formaat dat is opgegeven in <RX-afdrukformaat>, in de papierlade is geplaatst, treedt er
een fout op.
RX-afdrukformaat
Als u ontvangen documenten op beide zijden van het papier wilt afdrukken: Afdrukken op beide zijden
Als u het formaat van het afdruk papier wilt opgeven:
RX-afdrukformaat
KOPPELINGEN
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻤㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-042
De machine als printer gebruiken
Er zijn tal van manieren om het apparaat als printer te gebruiken. U kunt documenten op uw computer afdrukken met behulp van het
printerstuurprogramma of afbeeldingsbestanden afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat. Maak afhankelijk van uw wensen volledig
gebruik van de afdrukfuncties.
Afdrukken vanaf een computer
Een document dat u op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Afdrukken vanaf een
computer
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
U kunt JPEG-, TIFF- en PDF -bestanden die zijn opgeslagen op een USB-geheugenapparaat, afdrukken door het geheugen rechtstreeks
op het apparaat aan te sluiten. Deze functie stelt u in staat af te drukken zonder gebruik te maken van een computer.
Afdrukken
vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Alleen MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Afdrukken vanaf mobiele apparaten
Door mobiele apparaten zoals smartphones of tablets op dit apparaat aan te sluiten kunt u snel en gemakkelijk foto's en
webpagina's afdrukken. Het apparaat is ook geschikt voor AirPrint en Google Cloud Print™.
Kan handig worden toegepast met een mobiel toestel
Afdrukken met AirPrint
Google Cloudprinter gebruiken
*
*
㻝㻥㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-043
Afdrukken vanaf een computer
Documenten die u met een programma op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Het
printerstuurprogramma heeft een aantal handige instellingen, zoals vergroten/verkleinen en dubbelzijdig afdrukken, waarmee u uw
documenten op verschillende manieren kunt afdrukken. U kunt de afdrukfunctie van de machine pas gebruiken nadat u enkele procedures
hebt doorlopen, zoals het installeren van het printerstuurprogramma op uw computer. Zie de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
voor meer informatie.
Help-informatie van het printerstuurprogramma
Wanneer u op [Help] klikt in het scherm van het printerstuurprogramma, verschijnt het Help-scherm. In dit scherm ziet u de
gedetailleerde beschrijvingen die niet in de e-Handleiding staan.
Als u een Mac OS-gebruiker bent, zie dan Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor het installeren van het
printerstuurprogramma en de Help van het Printerstuurprogramma voor het gebruik van afdrukfuncties (
Voor Mac OS-
gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en het type en de versie van het printerstuurprogramma dat u gebruikt, kunnen de
schermen van het printerstuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
Als u werkt met de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw, kunt u niet alleen het printerstuurprogramma UFRII LT gebruiken,
maar ook PCL5c en PCL6. De beschikbare afdrukinstellingen verschillen per printerstuurprogramma. Klik voor meer informatie
op [Help] in een scherm van het printerstuurprogramma.
Als u de optionele papierlade wilt gebruiken
Als de optionele papierlade (lade 2) is bevestigd aan het apparaat, voert u de volgende bewerking uit in het printerstuurprogramma.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap (
De printermap weergeven) Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram
[Eigenschappen van printer] (of [Eigenschappen]) Tabblad [Apparaatinstellingen] Schakel het selectievakje [Lade voor
250 vel] in
[OK]
㻝㻥㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
㻝㻥㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-044
Een document afdrukken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een document op uw computer afdrukt via het printerstuurprogramma.
Ga pas afdrukken nadat u het formaat en het type papier hebt opgegeven dat is geladen in de papierbron.
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Controleer dat het papierformaat en de papiersoort die zijn geselecteerd in het printerstuurprogramma, overeenkomen met het
formaat en de soort die zijn geplaatst.
Door <Prioriteit stuurprogramma-instellingen bij afdrukken> in te stellen op <Aan> kunt u de instellingen voor papierformaat
en papiersoort van het printerstuurprogramma prioriteit geven, ongeacht welk papier er is geplaatst. Maar instellingen van het
stuurprogramma die niet overeenkomen met het formaat van het geplaatste papier, kunnen tonervlekken in het apparaat
geven en de afdrukresultaten nadelig beïnvloeden.
Prioriteit stuurprogramma-instellingen bij afdrukken
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het printerstuurprogramma voor dit apparaat en klik op [Voorkeursinstellingen] of
[Eigenschappen].
Het scherm dat wordt weergegeven, verschilt afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
Geef het papierformaat op.
[Paginaformaat]
Selecteer het formaat van het document dat in de toepassing is gemaakt.
1
2
3
㻝㻥㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Uitvoerformaat]
Selecteer het formaat van het papier waarop het document zal worden afgedrukt. Als het geselecteerde formaat verschilt van
het formaat dat is opgegeven in [Paginaformaat], wordt het document automatisch vergroot/verkleind afgedrukt op het
geselecteerde formaat.
Vergroten of verkleinen
Klikbare UI
Op de voorbeeldafbeelding kunt u gemakkelijk, op intuïtieve wijze, instellingen zoals de paginalay-out en inbindpositie
opgeven. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma.
Klik op het tabblad [Papierbron] en geef de papierbron en de papiersoort op.
[Papierbron]
Selecteer de papierbron vanwaaruit het papier wordt aangevoerd.
Instelwaarde Papierbron
Auto
De papierbron wordt automatisch geselecteerd uitgaande van het opgegeven formaat en de
opgegeven papiersoort voor het afdrukken en de instellingen die zijn geconfigureerd in het apparaat.
Multifunctionele
invoer
Papier wordt ingevoerd via de sleuf voor handmatige invoer.
Lade 1 Papier wordt ingevoerd via de papierlade van het apparaat.
Lade 2 Papier wordt ingevoerd via de als optie verkrijgbare papierlade.
[Papiersoort]
Geef de instelling op uitgaande van de papiersoort en het basisgewicht van het papier. Papier plaatsen
Geef zo nodig andere afdrukinstellingen op. Verschillende afdrukinstellingen
U kunt de instellingen die u hebt opgegeven in deze stap opslaan als een "profiel" en dit profiel laden wanneer u gaat
afdrukken. Op deze manier hoeft u niet steeds dezelfde instellingen op te geven als u gaat afdrukken.
Combinaties van
veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
Klik op [OK].
4
5
6
㻝㻥㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Afdrukken] of op [OK].
Het afdrukken wordt gestart. In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm.
Als u het afdrukken wilt annuleren, klikt u op [Annuleren] als het bovenstaande scherm wordt weergegeven. Nadat het scherm
verdwijnt of als het scherm niet wordt weergegeven, kunt u het afdrukken op andere manieren annuleren.
Afdrukken
annuleren
Als u in Windows 8/Server 2012 afdrukt vanuit de app Windows Store
Geef de symbolen aan de rechterzijde van het scherm weer en volg de hieronder getoonde procedure. Drukt u af met deze
methode, dan is slechts een beperkt aantal afdrukinstellingen beschikbaar.
Windows 8/Server 2012
[Apparaten]
De printer die u gebruikt Tik of klik op [Afdrukken]
Windows 8.1/Server 2012 R2
[Apparaten]
[Afdrukken] De printer die u gebruikt Tik of klik op [Afdrukken]
Als het bericht [Er is iets met de printer. Ga naar het bureaublad om dit op te lossen.] wordt weergegeven, gaat u naar het
bureaublad en volgt u de instructies in het dialoogvenster. Dit bericht verschijnt wanneer u afdrukt via Beveiligd afdrukken en
in sommige andere gevallen.
KOPPELINGEN
Documenten beheren en de status van de machine controleren
7
㻝㻥㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-045
Afdrukken annuleren
U kunt het afdrukken annuleren vanaf uw computer of vanaf het bedieningspaneel van de machine.
Vanaf een computer
Vanaf het bedieningspaneel
U annuleert het afdrukken vanaf het pictogram van de printer dat wordt weergegeven in het systeemvak van het bureaublad.
Dubbelklik op het printerpictogram.
Wanneer het printerpictogram niet wordt weergegeven
Open de printermap (
De printermap weergeven), klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op
[Afdruktaken weergeven] (of dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma voor het apparaat).
Selecteer het document dat u wilt annuleren en klik op [Document] [Annuleren].
Klik op [Ja].
Het afdrukken van het geselecteerde document wordt geannuleerd.
Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd.
Annuleren vanuit de UI op afstand
U kunt het afdrukken annuleren vanuit de pagina [Opdrachtstatus] van de UI op afstand: De huidige status van
afdruktaken controleren
Annuleren vanuit een programma
In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm. U kunt het afdrukken annuleren door te klikken op
[Annuleren].
Vanaf een computer
1
2
3
㻝㻥㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Annuleer het afdrukken met of .
Druk op om te annuleren
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt
Tik op het document dat u wilt annuleren.
Kijk wat de status van de afdruktaak is, voordat u annuleert
<Kopieer-/afdrukopdracht> <Opdrachtstatus> Selecteer het document op het scherm <Status kopieer-
/afdrukopdracht>
<Annuleren> <Ja>
Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Afdrukstatus en logboeken controleren
Vanaf het bedieningspaneel
㻝㻥㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-046
Afdrukstatus en logboeken controleren
U kunt de actuele afdrukstatus en de logboeken voor afgedrukte documenten controleren.
Handig in de volgende situaties
Als het erg lang duurt voordat uw documenten worden afgedrukt, kunt u de wachtrij bekijken met de documenten die nog niet
zijn afgedrukt.
Als u de afdrukken niet kunt vinden die nu toch echt klaar hadden moeten zijn, kunt u controleren of er een fout is
opgetreden.
Druk op .
Tik op <Kopieer-/afdrukopdracht>.
Controleer de afdrukstatus of logboeken.
De afdrukstatus controleren
1
Tik op <Opdrachtstatus>.
2
Tik op het document waarvoor u de status wilt controleren.
<Status kopieer-/afdrukopdracht>
Hier ziet u een lijst met de documenten die worden verwerkt, die worden afgedrukt of die wachten op verwerking.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd.
De afdruklogboeken controleren
1
Tik op <Opdrachtlog afdrukken>.
2
Tik op het document waarvan u het logboek wilt controleren.
1
2
3
㻝㻥㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<Opdrachtlog afdrukken>
Hier ziet u een lijst met de documenten die zijn afgedrukt. <OK> geeft aan dat een document zonder problemen is
afgedrukt, en <Fout> betekent dat een document niet is afgedrukt omdat de bewerking is geannuleerd of omdat er een
fout is opgetreden.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd. De weergegeven
documentnaam of gebruikersnaam komt mogelijk niet overeen met de werkelijke document- of gebruikersnaam.
Als de kolom <Resultaat> een code van drie cijfers bevat
Deze code vertegenwoordigt een foutcode.
Er wordt een foutcode weergegeven
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Afdrukken annuleren
㻝㻥㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-047
Verschillende afdrukinstellingen
Er zijn verschillende afdrukinstellingen die u kunt kiezen, zoals vergroot/verkleind afdrukken en dubbelzijdig afdrukken.
Vergroten of verkleinen Schakelen tussen enkelzijdig en
dubbelzijdig afdrukken (MF729Cx
/ MF728Cdw / MF724Cdw)
Afdrukken sorteren per pagina
Meerdere pagina's op één vel
afdrukken
Posters afdrukken Boekje afdrukken (MF729Cx /
MF728Cdw / MF724Cdw)
Randen afdrukken Datums en paginanummers
afdrukken
Afdrukken met watermerk
Kleurenmodus instellen Bepaalde pagina's afdrukken op
ander papier
Documenttype selecteren
Toner besparen Meerdere documenten
combineren en afdrukken
㻞㻜㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-048
Vergroten of verkleinen
U kunt afdrukken vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage voor afdrukken te
selecteren, zoals A5 naar A4. U kunt ook zelf een aangepast zoompercentage kiezen, dat u kunt verhogen of
verlagen in stappen van 1%.
Het zoompercentage voor afdrukken instellen door het formaat van het origineel en het papier op te geven
(vaste schaal)
Het zoompercentage voor afdrukken wordt automatisch ingesteld op basis van het formaat van het origineel en van het papier dat u
hebt opgegeven.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer het documentformaat bij [Paginaformaat] selecteer het papierformaat bij
[Uitvoerformaat]
[OK]
Zoompercentage voor afdrukken opgeven in stappen van 1%
tabblad [Algemene instellingen] schakel het selectievakje [Handmatig schalen] in geef het zoompercentage voor
afdrukken op bij [Schaling]
[OK]
Afhankelijk van het geselecteerde papierformaat, kunt u mogelijk niet het optimale zoompercentage voor afdrukken instellen.
Dit kan zich uiten in grote lege vlakken op de afdruk of delen van het document die ontbreken.
㻞㻜㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De instellingen voor vergroten/verkleinen in bepaalde programma's hebben prioriteit boven de desbetreffende instellingen in
het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻞㻜㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-049
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken
Als u werkt met de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw, kunt u enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken. De
standaardinstelling is [Dubbelzijdig afdrukken]. Pas de instelling desgewenst aan.
Dubbelzijdig afdrukken is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Papier
Tabblad [Algemene instellingen]
selecteer [Enkelzijdig afdrukken] of [Dubbelzijdig afdrukken] bij
[Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken]
selecteer de inbindpositie bij [Inbindlocatie] [OK]
[Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken]
Selecteer [Enkelzijdig afdrukken] of [Dubbelzijdig afdrukken].
Zie Boekje afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw) voor [Boekje afdrukken].
[Inbindlocatie]
Geef de positie aan waar u de afdrukken wilt inbinden, bijvoorbeeld met een nietapparaat. De afdrukstand verandert als dat nodig
is voor de opgegeven inbindlocatie. Klik op [Rugmarge] om de margebreedte voor de inbindpositie op te geven.
[Lange zijde [links]]
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze horizontaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
[Korte zijde [boven]]
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze verticaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
[Rugmarge]
Kies deze optie om een bindmarge op te geven.
㻞㻜㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
Boekje afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
㻞㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04A
Afdrukken sorteren per pagina
Als u afdrukken wilt maken van documenten met meerdere pagina's, selecteert u [Sorteren] om complete sets
op volgorde af te drukken. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-outs voor vergaderingen of
presentaties.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer [Sorteren] of [Groeperen] bij [Sorteren/groeperen] [OK]
[Sorteren/groeperen]
Geef de sorteermethode van de afdrukken op wanneer u documenten met meerdere pagina's afdrukt.
[Sorteren]
De afdrukken worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf
pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5.
[Groeperen]
De afdrukken worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf pagina's bestaat,
worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5.
Als u [Uit] selecteert, bepaalt de relevante instelling in het programma of de afdrukken al dan niet worden gesorteerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻞㻜㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04C
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
U kunt meerdere pagina's afdrukken op één vel papier. Zo kunt u vier of negen pagina's afdrukken op één vel
door [4 op 1] of [9 op 1] te gebruiken. Gebruik deze functie als u papier wilt besparen of een document wilt
bekijken als miniaturen.
U kunt nog meer papier besparen door deze instelling te combineren met dubbelzijdig afdrukken. Schakelen tussen
enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Tabblad [Algemene instellingen]
selecteer bij [Pagina-opmaak] het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken
selecteer bij [Paginavolgorde] de indeling van de pagina-opmaak [OK]
[Pagina-opmaak]
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken. U kunt een waarde kiezen in het bereik van [1 op 1] tot en met [16
op 1]. Als u bijvoorbeeld 16 pagina's op één vel wilt afdrukken, selecteert u [16 op 1].
Zie Posters afdrukken voor opties zoals [Poster [2 x 2]].
Het afdrukken verloopt mogelijk niet goed als u deze instelling combineert met een instelling in het programma voor het
sorteren van afdrukken.
[Paginavolgorde]
Selecteer een indeling voor de pagina-opmaak. Als u bijvoorbeeld [Horizontaal vanaf linkerzijde] selecteert, wordt de eerste pagina
links bovenaan afgedrukt en vervolgens worden de volgende pagina's rechts daarvan geplaatst.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
㻞㻜㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04E
Posters afdrukken
U kunt één pagina van een document verspreid over meerdere pagina's afdrukken. Als u een document met
één pagina van het formaat A4 bijvoorbeeld negen keer zo groot maakt, hebt u een poster van 3x3 vellen
A4-formaat nadat u het document hebt afgedrukt en de vellen aan elkaar hebt geplakt.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer bij [Pagina-opmaak] de afmetingen van de poster (bijvoorbeeld [Poster [2 x
2]])
[OK]
U kunt kiezen uit vier posterinstellingen: [Poster [1 x 2]], [Poster [2 x 2]], [Poster [3 x 3]] en [Poster [4 x 4]].
U kunt geen instellingen voor het afdrukken van een poster selecteren als dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld. Selecteer
[Enkelzijdig afdrukken] bij [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] en kies vervolgens een instelling voor het afdrukken
van een poster.
Schakel het selectievakje [Afdrukrand] in om randen af te drukken. Randen zijn handig als u de afdrukken aan elkaar wilt
plakken of de marges wilt wegsnijden.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Vergroten of verkleinen
㻞㻜㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04F
Boekje afdrukken
U kunt twee pagina's van een document op beide zijden van één vel papier afdrukken en dan de bedrukte
pagina's dubbelvouwen om een boekje te maken. Het printerstuurprogramma regelt de afdrukvolgorde, zodat
de paginanummers kloppen.
Boekje afdrukken is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Het papier dat beschikbaar is voor
dubbelzijdig afdrukken, is ook beschikbaar voor boekje afdrukken. Zie
Papier.
Tabblad [Algemene instellingen]
selecteer [Boekje afdrukken] bij [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] klik op
[Boekje] om eventueel gedetailleerde instellingen op te geven
[OK] [OK]
[Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken]
Selecteer [Boekje afdrukken].
Zie Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw) voor [Enkelzijdig
afdrukken] en [Dubbelzijdig afdrukken].
[Boekje]
Dit scherm wordt weergegeven.
[Methode voor afdrukken van boekje]
[Alle pagina's tegelijk]: alle pagina's worden tegelijk als één bundel afgedrukt, zodat u een boekje kunt maken door de
bedrukte pagina's dubbel te vouwen.
[Onderverdelen in sets]: kies deze optie om meerdere bundels af te drukken, met in elke bundel het aantal pagina's dat is
opgegeven bij [Vellen per set]. Bind vervolgens de bundels in en voeg deze samen tot één boekje. Selecteer deze optie
wanneer het document zo veel pagina's heeft dat u deze niet allemaal in één boekje kunt inbinden.
[Geef Rugmarge boekje op]
Als u een nietmachine of een ander inbindgereedschap gebruikt, geeft u de breedte van de rugmarge op voor het inbinden van
het boekje. Schakel het selectievakje [Geef Rugmarge boekje op] in en geef de breedte van de marge op bij [Rugmarge
㻞㻜㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
boekje].
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻞㻜㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04H
Randen afdrukken
U kunt randen, zoals stippellijnen of dubbele ononderbroken lijnen, toevoegen aan de marges van afdrukken.
tabblad [Pagina-instelling]
klik op [Pagina opties] selecteer het type rand bij [Kader] [OK] [OK]
[Kader]
Selecteer hier het type rand.
Voorbeeld
Hier ziet u een voorbeeld met de geselecteerde rand.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Datums en paginanummers afdrukken
Afdrukken met watermerk
㻞㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04J
Datums en paginanummers afdrukken
U kunt de informatie zoals datums of paginanummers afdrukken. Daarnaast kunt u aangeven waar in het
document u deze informatie wilt afdrukken (linksboven, rechtsonder, enzovoort).
Tabblad [Pagina-instelling]
klik op [Pagina opties] selecteer de afdrukpositie van de afdrukdatum, de gebruikersnaam of
het paginanummer
[OK] [OK]
[Afdrukdatum]
Geef de positie aan voor het afdrukken van de afdrukdatum.
[Gebruikersnaam afdrukken]
Geef de positie aan voor het afdrukken van de gebruikersnaam (aanmeldingsnaam) voor de computer waarmee het document
wordt afgedrukt.
[Paginanummer afdrukken]
Geef de positie aan voor het afdrukken van het paginanummer.
De afdrukindeling van datums en paginanummers wijzigen
Als u datums, aanmeldingsnamen of paginanummers gaat afdrukken, kunt u opmaakinstellingen wijzigen zoals het lettertype
en de tekengrootte. Klik op het scherm Pagina-opties hierboven op [Indelingsinstellingen] om de opmaakinstellingen op te
geven.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Randen afdrukken
Afdrukken met watermerk
㻞㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04K
Afdrukken met watermerk
U kunt een watermerk zoals "KOPIE" of "VERTROUWELIJK" afdrukken over het document. U kunt nieuwe
watermerken maken of vooraf geregistreerde watermerken gebruiken.
Tabblad [Pagina-instelling]
schakel het selectievakje [Watermerk] in selecteer een watermerk in [Watermerknaam]
[OK]
[Watermerk]/[Watermerknaam]
Schakel het selectievakje [Watermerk] in om de beschikbare watermerken weer te geven in de vervolgkeuzelijst
[Watermerknaam]. Selecteer een watermerk in de lijst.
[Watermerk bewerken]
Hiermee geeft u het scherm weer voor het maken of bewerken van watermerken.
[Toevoegen]
Klik hierop om een nieuw watermerk te maken. U kunt maximaal 50 watermerken opslaan.
[Naam]
Voer een naam in voor het nieuwe watermerk.
[Kenmerken]/[Uitlijning]/[Afdrukstijl]
Klik op deze tabbladen om de tekst, kleur of afdrukpositie van het watermerk op te geven. Klik voor meer informatie
op [Help] in het printerstuurprogramma.
㻞㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Randen afdrukken
Datums en paginanummers afdrukken
㻞㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04L
Kleurenmodus instellen
U kunt een kleurenmodus selecteren (kleur of zwart-wit). Als een document pagina's bevat in zowel kleur als
zwart-wit, kiest u de instelling Auto (Kleur/Z-W) om kleurenpagina's automatisch in kleur af te drukken en
zwart-witpagina's automatisch in zwart-wit.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer de kleurenmodus bij [Kleurenmodus] [OK]
[Kleurenmodus]
Selecteer [Zwart-wit] of [Kleur]. Als u [Auto [Kleur/Z-W]] selecteert, wordt
per pagina automatisch de juiste kleurenmodus geselecteerd.
Gedetailleerde kleurinstellingen opgeven
U kunt ook gedetailleerde kleurinstellingen opgeven, zoals kleurcorrectie en kleurafstemming.
tabblad [Kwaliteit]
schakel het selectievakje [Handmatige kleurinstellingen] in klik op [Kleurinstellingen] geef de
gewenste kleurinstellingen op
[OK] [OK]
[Kleuraanpassing]
Hier kunt u de tint, de helderheid en het contrast aanpassen.
[Afstemming]
Geef de instellingen voor kleurafstemming op (u kunt de instellingen bijvoorbeeld zo aanpassen dat de kleurtinten van
uw afdrukken overeenkomen met de kleurtinten op uw computerscherm).
㻞㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma.
㻞㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04R
Bepaalde pagina's afdrukken op ander papier
U kunt bepaalde pagina's van een document afdrukken, zoals wanneer u het voorblad van een boekje afdrukt op
gekleurd papier. Plaats in dit geval het gekleurde papier voor het voorblad in de sleuf voor handmatige invoer,
plaats normaal papier voor de middenpagina's in de papierlade en geef vervolgens de papierinstellingen op in het
printerstuurprogramma.
tabblad [Papierbron]
Selecteer de pagina's die u op ander papier wilt afdrukken en de papierbron waarin het papier is
geplaatst, bij [Papierselectie]
[OK]
[Papierselectie]
Geef op welke pagina's moeten worden afgedrukt op ander papier, en selecteer welke papierbron moet worden gebruikt voor
de aanvoer van papier voor de pagina's.
[Hetzelfde papier voor alle
pagina's]
Drukt alle pagina's af op hetzelfde papier en drukt niet bepaalde pagina's af op ander
papier. Alle pagina's worden afgedrukt op papier dat is opgegeven in [Papierbron].
[Verschillend voor eerste,
overige en laatste pagina's]
U kunt verschillend papier gebruiken voor de eerste pagina, de pagina's van de tekst en de
laatste pagina. Bijvoorbeeld, u kunt het papier opgeven in de sleuf voor handmatige invoer
voor [Eerste pagina], het papier in de papierlade voor [Overige pagina's] (pagina's van de
tekst) en het papier in de sleuf voor handmatige invoer voor [Laatste pagina]. Ook kunt u
door [Papiersoort] te selecteren in [Selecteren op], in plaats van de papierbron de
papiersoort opgeven die wordt gebruikt voor het afdrukken.
[Verschillend voor eerste,
tweede, overige en laatste
pagina's]
U kunt ook opgeven welk papier u wilt gebruiken voor de pagina die volgt op het voorblad
en het papier opgeven in [Verschillend voor eerste, overige en laatste pagina's]. Ook kunt
u door [Papiersoort] te selecteren in [Selecteren op], in plaats van de papierbron, de
papiersoort opgeven die u wilt gebruiken voor het afdrukken.
[Verschillend voor voorblad
en overige pagina's]
Instellingen opgeven voor afdrukken van boekjes (
Boekje afdrukken (MF729Cx /
MF728Cdw / MF724Cdw)). U kunt verschillende papier opgeven voor het voorblad en de
pagina's van de tekst. Bijvoorbeeld u kunt het papier in de sleuf voor handmatige invoer
opgeven voor [Voorblad] en het papier in de papierlade voor [Overige pagina's] (pagina's
van de tekst).
[Voorbladen gebruiken bij
transparanten]
Als u doorlopend afdrukt op transparanten, zullen de uitgevoerde transparanten misschien
aan elkaar plakken. U kunt dit voorkomen door afwisselend af te drukken op transparanten
en papier in de volgorde van Transparant, Papier, Transparant, Papier, enz. Het papier dat
tussen de transparanten wordt gevoegd, wordt "voorblad" genoemd. Let er vooral op dat u
zowel de papierbron waar de transparanten liggen als de lade met de voorbladen opgeeft.
Schakel het selectievakje [Afdrukken op voorbladen] in zodat u afdrukt op zowel
transparanten als voorbladen, in de volgorde van de geplaatste documenten.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻞㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04S
Documenttype selecteren
U kunt het type document opgeven om zo een optimale beeldkwaliteit te garanderen. Er zijn verschillende
instellingen voor fotodocumenten, documenten met grafieken en tabellen, en documenten met CAD-
tekeningen met zeer dunne lijntjes.
tabblad [Kwaliteit]
selecteer het type document bij [Doel] [OK]
[Doel]
Selecteer een optie die het best past bij het type document of het doel van de afdruk. Selecteer bijvoorbeeld [Algemeen] voor
algemeen gebruik of selecteer [Vivid Photo] wanneer u foto's met de best mogelijke kwaliteit wilt afdrukken.
[Algemeen]
Een veelzijdige optie die geschikt is voor het afdrukken van vrijwel alle documenten.
[Publicaties]
Selecteer deze optie als u documenten gaat afdrukken met een mix van foto's, grafieken en tabellen.
[Illustraties]
Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met grafieken of tabellen.
[Vivid Photo]
Selecteer deze optie als u foto's gaat afdrukken.
[Ontwerpen [CAD]]
Deze optie is bedoeld voor het afdrukken van ontwerptekeningen met heel veel dunne lijntjes.
[Tekst met hoge definitie]
Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met kleine tekens.
Als u gedetailleerde instellingen wilt opgeven voor de items die u hebt geselecteerd bij [Doel], klikt u op [Geavanceerde
instellingen]. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻞㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04U
Toner besparen
U kunt in het printerstuurprogramma instellen dat documenten met minder toner worden afgedrukt.
Als de tonerspaarstand is ingeschakeld, bestaat de kans dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag
worden.
tabblad [Kwaliteit]
selecteer het type document bij [Doel] klik op [Geavanceerde instellingen] selecteer
[Tonerspaarstand] op het scherm [Geavanceerde instellingen]
selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst [OK] [OK]
[Doel] Documenttype selecteren
Selecteer het type document waarvoor u de tonerspaarstand wilt inschakelen.
[Geavanceerde instellingen]
Er verschijnt een scherm met instellingen. Klik op [Tonerspaarstand] en selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst onder aan het
scherm.
U kunt aangeven of u de tonerspaarstand wilt inschakelen voor ieder documenttype. Schakel voor elk documenttype dat wordt
vermeld bij [Doel] al dan niet de tonerspaarstand in.
Op het scherm [Geavanceerde instellingen] kunt u verschillende andere afdrukinstellingen opgeven. Klik voor meer informatie
op [Help] in het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻞㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04W
Meerdere documenten combineren en afdrukken
Met behulp van Canon PageComposer kunt u meerdere documenten samenvoegen tot één afdruktaak en de
taak afdrukken met de opgegeven afdrukinstellingen. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld documenten
combineren die met verschillende programma's zijn gemaakt en alle pagina's op hetzelfde papierformaat
afdrukken.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Voorkeursinstellingen] of
[Eigenschappen].
Selecteer [Bewerken/Voorbeeld] bij [Uitvoermodus].
Klik op [OK] in het scherm [Informatie].
Klik op [OK] onder aan het scherm.
Klik op [Afdrukken] of op [OK].
Canon PageComposer wordt gestart. Het afdrukken wordt nog niet gestart.
1
2
3
4
㻞㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Herhaal stappen 1 - 4 voor de documenten die u wilt combineren.
De documenten worden toegevoegd aan Canon PageComposer.
Selecteer in de lijst [Documentnaam] de documenten die u wilt combineren en klik op .
U selecteert meerdere documenten door op de documenten te klikken terwijl u de toets [SHIFT] of [CTRL] ingedrukt houdt.
Wijzig de instellingen desgewenst en klik op [Combineren].
De documenten die zijn geselecteerd in stap 6 worden gecombineerd.
[Afdrukvoorbeeld]
U ziet een voorbeeld van het document zoals dat wordt afgedrukt.
[Documentenlijst]/[Afdrukinstellingen]
Klik op het tabblad [Documentenlijst] om de documenten weer te geven die u hebt toegevoegd in stappen 1 - 4. U kunt
documenten verwijderen door deze te selecteren in de lijst en op [Van lijst verwijderen] te klikken.
Klik op het tabblad [Afdrukinstellingen] om een scherm weer te geven voor het opgeven van afdrukinstellingen zoals het
aantal exemplaren of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken. De instellingen in dit scherm worden voor de volledige afdruktaak
gebruikt.
5
6
7
㻞㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik voor meer informatie op [Help] in Canon PageComposer.
[Details]
Hiermee geeft u het scherm met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma weer. Er zijn minder instellingen
beschikbaar dan bij gewoon afdrukken.
Selecteer in de lijst [Documentnaam] de gecombineerde afdruktaak die u wilt afdrukken en klik op .
Het afdrukken wordt gestart.
Raadpleeg
Afdrukken annuleren voor instructies voor het annuleren van het afdrukken.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
8
㻞㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04X
Printerinstellingen configureren op het apparaat
Wanneer u een document afdrukt vanaf een computer, kunt u verschillende afdrukinstellingen opgeven in het programma waarmee u het
document hebt gemaakt of in het printerstuurprogramma. Denk hierbij aan instellingen zoals het aantal exemplaren en de kleurenmodus.
De hieronder beschreven instelling <Papierformaat negeren> kan echter alleen op het apparaat worden opgegeven.
<Papierformaat negeren>
Geef aan of u wilt schakelen tussen papier van A4-formaat en het formaat Letter als een van deze papierformaten is geladen, maar het
andere formaat niet. Als u bijvoorbeeld een document van het formaat Letter afdrukt maar alleen A4-papier is geladen in het apparaat,
wordt het document afgedrukt op A4-papier.
<Menu>
<Printerinstellingen> <Papierformaat negeren> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Uit>
Kies deze optie als u niet automatisch wilt afdrukken op een ander papierformaat. Als het opgegeven papier op is, stopt de
machine dan met afdrukken en ziet u een foutmelding.
<Aan>
Selecteer deze optie om automatisch een ander papierformaat te gebruiken. Als er echter geen ander papier is geladen, is dit
uiteraard niet mogelijk.
Overige printerinstellingen
Er zijn andere printerinstellingen die u kunt opgeven op het bedieningspaneel van het apparaat. Deze instellingen worden alleen
toegepast voor PS/PCL-afdrukken.
Printerinstellingen
Prioriteit van instellingen
Wanneer een bepaalde instelling kan worden opgegeven op het apparaat, in een programma of in het printerstuurprogramma,
hebben de instellingen in het programma of het stuurprogramma prioriteit boven de instellingen die op het apparaat zijn
opgegeven.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Verschillende afdrukinstellingen
㻞㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-04Y
Een document afdrukken dat is beveiligd met een pincode (beveiligd
afdrukken)
Als u gaat afdrukken vanaf een computer, kunt u een pincode instellen voor een document. Het document blijft dan in het geheugen van
het apparaat staan en wordt pas afgedrukt nadat op het bedieningspaneel van het apparaat de juiste pincode is ingevoerd. Deze functie
wordt Beveiligd afdrukken genoemd en het document dat u beveiligt met een pincode wordt een beveiligd document genoemd. Gebruik
deze functie om te voorkomen dat vertrouwelijke documenten onbeheerd bij het apparaat blijven liggen. Voordat u deze functie kunt
gebruiken, moet u enkele procedures voltooien.
Instellingen configureren voor beveiligd afdrukken
㻞㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-050
Instellingen configureren voor beveiligd afdrukken
Zorg ervoor dat Beveiligd afdrukken is ingeschakeld in het printerstuurprogramma.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Eigenschappen van printer] of
[Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Apparaatinstellingen] en zorg ervoor dat het selectievakje [Gebruik van Beveiligd
afdrukken toestaan] is ingeschakeld.
Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, is Beveiligd afdrukken ingeschakeld.
Schakel het selectievakje in als dat niet het geval is en klik vervolgens op [OK].
KOPPELINGEN
Documenten beveiligd afdrukken
1
2
3
㻞㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-051
Documenten beveiligd afdrukken
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een document vanuit een programma kunt afdrukken als een beveiligd document. Er wordt eerst
beschreven hoe u een beveiligd document naar de machine stuurt en daarna kunt u lezen hoe u het beveiligde document kunt afdrukken.
Een beveiligd document van een computer naar de machine sturen
Beveiligde documenten afdrukken
De periode instellen waarna beveiligde documenten worden verwijderd
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Voorkeursinstellingen] of
[Eigenschappen].
Selecteer [Beveiligd afdrukken] bij [Uitvoermodus].
Klik op [Ja] of [Nee] in het scherm [Informatie].
Als u telkens opnieuw dezelfde gebruikersnaam en pincode wilt gebruiken, klikt u op [Ja]. Als u de gebruikersnaam en pincode
elke keer wilt wijzigen, klikt u op [Nee].
Als u [Ja] hebt geselecteerd
Een beveiligd document van een computer naar de machine sturen
Voer de gebruikersnaam voor [Gebruikersnaam] en de pincode voor [Pincode] in en klik op [OK].
De computernaam (aanmeldingsnaam) van uw computer wordt weergegeven in [Gebruikersnaam]. Als u de
gebruikersnaam wilt wijzigen, voert u maximaal 32 alfanumerieke tekens in voor een nieuwe gebruikersnaam.
Voer de pincode van maximaal zeven cijfers in.
1
2
3
㻞㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de afdrukinstellingen op en klik op [OK].
Klik op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking], [Papierbron] of [Kwaliteit] om indien nodig de
gewenste afdrukinstellingen op elk scherm op te geven.
Verschillende afdrukinstellingen
Klik op [Afdrukken] of op [OK].
Nadat het beveiligde document naar het apparaat is verzonden, blijft het document in het geheugen wachten om te worden
afgedrukt.
Als u [Nee] hebt geselecteerd in stap 3
Voer de [Documentnaam], [Gebruikersnaam] en [Pincode] in en klik op [OK].
De documentnaam wordt automatisch ingesteld op basis van de informatie uit het programma. Als u de
documentnaam wilt wijzigen, typt u maximaal 32 alfanumerieke tekens voor een nieuwe naam.
De naam van de computer of de inlognaam wordt weergegeven. Als u de gebruikersnaam wilt wijzigen, typt u
maximaal 32 alfanumerieke tekens voor een nieuwe gebruikersnaam.
Voor de pincode van maximaal zeven cijfers in. De ingevoerde pincode wordt weergegeven in symbolen.
4
5
㻞㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u een beveiligd document naar het apparaat hebt verstuurd, moet u het document binnen 30 minuten afdrukken. Als die tijd is
verstreken, wordt het document verwijderd uit het geheugen van het apparaat en kunt u het document niet meer afdrukken.
Als beveiligde documenten niet worden afgedrukt, nemen ze geheugenruimte in beslag en bestaat de kans dat gewone
(onbeveiligde) documenten niet kunnen worden afgedrukt. Zorg er daarom voordat u beveiligde documenten zo snel mogelijk
afdrukt.
U kunt controleren hoeveel geheugen er wordt gebruikt voor beveiligde documenten.
<Apparaatstatus> <Geheugengebruik beveil. afdruk>
U kunt de geldige periode wijzigen dat beveiligde documenten in het geheugen blijven staan.
De periode instellen waarna
beveiligde documenten worden verwijderd
Druk op en tik op <Beveiligde afdruk>.
U kunt niet doorgaan naar de volgende stap als het scherm <Scanner op afstand> dat hieronder wordt getoond, wordt
weergegeven. Druk, als dat het geval is, op
en sluit het scherm, en tik opnieuw op <Beveiligde afdruk>.
Selecteer het beveiligde document dat u wilt afdrukken.
Als het scherm <Selecteer gebruiker> wordt weergegeven
Als er beveiligde documenten van twee of meer gebruikers in het geheugen staan, wordt eerst het scherm <Selecteer
gebruiker> weergegeven en dan het scherm <Selecteer bestand>. Selecteer uw gebruikersnaam.
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Het afdrukken wordt gestart.
Tik, als u het afdrukken wilt annuleren, op <Annuleren>
<Ja>.
De standaardinstelling van het apparaat is dat beveiligde documenten 30 minuten na ontvangst in het geheugen worden verwijderd als
ze nog niet zijn afgedrukt. U kunt deze instelling echter wijzigen.
Beveiligde documenten afdrukken
De periode instellen waarna beveiligde documenten worden verwijderd
1
2
3
㻞㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen beveiligde afdruk>.
Tik op <Aan>.
Beveiligd afdrukken uitschakelen
Tik op <Uit> en start het apparaat opnieuw op.
Geef op hoe lang beveiligde documenten in het geheugen van het apparaat moeten blijven en tik op
<Toepassen>.
Tik met / of de numerieke toetsen de tijd in.
Het beveiligde document wordt uit het geheugen van de machine verwijderd wanneer de hier opgegeven tijd is verstreken.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
KOPPELINGEN
Instellingen configureren voor beveiligd afdrukken
Afdrukstatus en logboeken controleren
1
2
3
4
5
6
㻞㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-052
De gewenste afdrukinstellingen configureren
U kunt combinaties van instellingen opslaan als "Profielen" om te voldoen aan uw diverse afdrukbehoeften. U kunt de instellingen die u
vaak gebruikt ook opslaan als de standaardinstelling. Zodra de standaardinstelling is ingesteld, worden de opgeslagen instellingen
automatisch weergegeven op het scherm van het printerstuurprogramma en kunt u de handelingen overslaan om de afdrukinstellingen op
te geven en kunt u onmiddellijk afdrukken.
Sla de combinatie van de instellingen [2 op 1] en [Dubbelzijdig afdrukken] op als een
profiel en selecteer dit profiel wanneer u het nodig hebt.
Combinaties van
veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
Stel het afdrukken in zwart-wit in als de standaardinstelling in het
printerstuurprogramma. U hoeft de kleurenmodus dan niet steeds te wijzigen als u
gaat afdrukken.
De standaardinstellingen wijzigen
㻞㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-053
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
Als u bij elke afdruktaak instellingen moet opgeven om bijvoorbeeld "enkelzijdig af te drukken op A4-papier in de afdrukstand Liggend",
kan dit nogal tijdrovend en vervelend worden. Als u deze veelgebruikte combinaties van afdrukinstellingen echter opslaat als een
"profiel", kunt u de gewenste afdrukinstellingen eenvoudig opgeven door het bijbehorende profiel te laden. In dit gedeelte wordt
beschreven hoe u profielen opslaat en kunt afdrukken met profielen.
Een profiel opslaan
Een profiel selecteren
Geef de instellingen op die u wilt opslaan in een profiel en klik op [Toevoegen].
Klik op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking], [Papierbron] of [Kwaliteit] om indien nodig de
gewenste afdrukinstellingen op elke scherm op te geven.
Verschillende afdrukinstellingen
Typ een naam voor het profiel bij [Naam], selecteer een pictogram en klik op [OK].
Typ desgewenst een toelichting van het profiel bij [Opmerking].
Klik op [Instellingen weergeven] om de instellingen te zien die in het profiel worden opgeslagen.
Een profiel bewerken
Als u de naam, het pictogram of de opmerking wilt wijzigen van de profielen die u al hebt opgeslagen, klikt u in het scherm uit
stap 1 op [Bewerken] rechts van [Toevoegen]. De standaardprofielen kunt u niet wijzigen.
Selecteer het gewenste profiel en klik op [OK].
Een profiel opslaan
Een profiel selecteren
1
2
㻞㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen
U kunt de instellingen van een profiel wijzigen. Desgewenst kunt u de gewijzigde instellingen opslaan als een ander profiel.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻞㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-054
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven als u het scherm met afdrukinstellingen van het
printerstuurprogramma opent. U kunt deze instellingen echter wijzigen. Als u bijvoorbeeld alle documenten, dus ook documenten in kleur,
in zwart-wit wilt afdrukken, kunt u de standaardinstelling voor de kleurenmodus wijzigen in [Zwart-wit]. Als u de standaardinstellingen
wijzigt, is de instellingen altijd [Zwart-wit] wanneer u het scherm van het printerstuurprogramma opent en hoeft u niet steeds dezelfde
instellingen configureren telkens als u gaat afdrukken.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw apparaat en klik op [Voorkeursinstellingen voor
afdrukken].
Wijzig de instellingen in het scherm met afdrukinstellingen en klik op [OK].
Klik op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking], [Papierbron] of [Kwaliteit] om indien nodig de
gewenste afdrukinstellingen op elke scherm op te geven.
Verschillende afdrukinstellingen
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Verschillende afdrukinstellingen
1
2
3
㻞㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-055
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via
geheugenapparaten)
U kunt afbeeldingsbestanden die zijn opgeslagen op een USB-geheugenapparaat afdrukken door het USB-geheugenapparaat rechtstreeks
op het apparaat aan te sluiten. Als u deze functie gebruikt, kunt u afdrukken zonder een computer te gebruiken.
Ondersteunde bestandsindelingen
U kunt de volgende soorten afbeeldingsbestanden afdrukken.
JPEG (DCF/Exif 2.21 of eerder/JFIF)
TIFF (JPEG-/MH-/MR-/MMR-compressie)
PDF (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Voor JPEG- en de TIFF-bestanden is de maximale bestandsgrootte voor afdrukken 50 MB.
Voor TIFF-bestanden van meerdere pagina's geldt een maximale hoeveelheid gegevens per pagina.
Voor PDF-bestanden is de maximale bestandsgrootte voor afdrukken 2 GB.
De kans bestaat dat zelfs bestanden kleiner dan hierboven aangegeven niet goed worden afgedrukt.
Ondersteunde USB-geheugenapparaten
U kunt USB-geheugenapparaten met de volgende bestandssystemen gebruiken.
FAT16 (geheugencapaciteit: maximaal 2 GB)
FAT32 (geheugencapaciteit: maximaal 32 GB)
Gebruik geen niet-standaard USB-geheugenapparaten. U kunt de afbeeldingen mogelijk niet correct afdrukken in bepaalde
USB-geheugenapparaten.
Sluit alleen een USB-geheugenapparaat aan op het apparaat. USB-geheugenapparaten kunnen niet worden aangesloten via
een USB-hub of USB-verlengkabel.
Gebruik geen USB-geheugenapparaten met speciale functies zoals ingebouwde beveiligingsfuncties.
De USB-poort aan de voorzijde van het apparaat ondersteunt USB 2.0.
Als een map op een USB-geheugenapparaat veel bestanden bevat, duurt het scannen van afbeeldingsbestanden die
moeten worden afgedrukt, langer. Gebruik uw computer om overbodige bestanden te verwijderen van het USB-
geheugenapparaat of verplaats bestanden naar een andere map.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-poort (USB2.0).
Verwijder het USB-apparaat niet terwijl er gegevens worden gelezen of weggeschreven. Voorkom eveneens schudden of
*
*
1
㻞㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
schokken van het USB-apparaat of de machine. U mag het apparaat niet uitschakelen als er een bewerking wordt uitgevoerd.
Druk op en tik op <Geheugen- media afdr.>.
Tik op <Bestand selecteren en afdrukken>.
Index afdrukken
U kunt miniaturen afdrukken van de afbeeldingsbestanden (alleen JPEG) die zijn opgeslagen op een USB-geheugenapparaat. Als
u de afbeeldingen wilt afdrukken als miniaturen, selecteert u <Indexafdruk> in het scherm en gaat u verder met de volgende
stap.
Selecteer het af te drukken bestand.
U kunt meerdere bestanden selecteren.
Tik op een bestand als u de selectie ervan ongedaan wilt maken, (gemarkeerd als ).
U kunt de inhoud van een map weergeven door de map te selecteren en erop te tikken. Druk op
als u wilt terugkeren naar
de map op het hoogste niveau.
Mappen en bestanden die lager liggen dan het derde directoryniveau worden niet weergegeven.
Als u naar een andere map gaat, worden de eerdere bestandsselecties gewist.
Alle bestanden selecteren
1
Tik op <Alle items>.
2
Tik op <Alles selecteren>.
Als u alle selecties wilt opheffen, tikt u op <Alles wissen>.
3
Tik op <JPEG/TIFF> of <PDF>.
Alle bestanden in JPEG/TIFF- of PDF-indeling worden geselecteerd.
2
3
4
㻞㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u een bestand had geselecteerd voordat u op <Alle items> tikte, kunt u alleen bestanden met dezelfde indeling
selecteren.
Voorbeelden weergeven
U kunt de weergavemethode wijzigen van <Details> (voor bestandsnamen en wijzigingsdatums) in <Afbeeldingen> (voor
voorbeelden). Als u een voorbeeld van afbeeldingen weergeeft, kunt u de inhoud van bestanden controleren voordat u een bestand
gaat afdrukken.
Er worden geen voorbeelden weergegeven voor PDF-bestanden.
U kunt de standaardweergavemethode instellen op <Details> of <Afbeeldingen>.
Standaard weergave-instellingen
1
Tik op <Alle items>.
2
Tik op <Weergavemethode>.
3
Tik op de weergavemethode.
<Details>
Selecteer deze optie om bestandsnamen en datums weer te geven.
U kunt instellen dat bestandsnamen in verkorte vorm worden weergegeven. Weergavestijl
bestandsnaam
<Afbeeldingen>
Kies deze optie om voorbeelden weer te geven.
Tik op
/ of veeg een voorbeeld naar links of rechts.
Tik op
als u een voorbeeld groter wilt weergeven. Tik op als u naar de oorspronkelijke grootte van
het voorbeeld wilt terugkeren.
㻞㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De sorteervolgorde van bestanden wijzigen
U kunt de sorteervolgorde wijzigen van de bestanden op een USB-geheugenapparaat.
U kunt een instelling voor het sorteren opgeven, zoals <Naam (oplopend)> of <Datum/tijd (oplopend)> opgeven als de
standaardinstelling voor de sorteervolgorde van bestanden.
Standaardinstellingen bestandssortering
Tik op <Toepassen>.
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
Tik op de menuoptie die u wilt instellen.
1
Tik op <Alle items>.
2
Tik op <Bestanden sorteren>.
3
Tik op de criteria voor het sorteren van bestanden.
Wanneer u <Datum/tijd (oplopend)> of <Datum/tijd (aflopend)> selecteert, worden bestanden gesorteerd op
basis van de datum en tijd van wijziging van de bestanden.
5
6
㻞㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<Aantal kopieën>
<Papier>
<N op 1>
<N op 1> is niet beschikbaar voor het afdrukken van TIFF-bestanden.
<2-zijdig> (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Geef het aantal kopieën op van 1 tot 99. Tik op / of voer met de numerieke toetsen een hoeveelheid in en tik op
<Toepassen>.
Selecteer het papier waarop u wilt afdrukken.
U kunt twee of vier afbeeldingen op één vel papier afdrukken. Selecteer <2 op 1> of <4 op 1>.
<2 op 1>
Kies deze optie om twee documenten op één vel af te drukken.
<4 op 1>
Kies deze optie om vier documenten op één vel af te drukken.
U kunt dubbelzijdige afdrukken maken. Selecteer de inbindpositie.
<Type boek>
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze horizontaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
㻞㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<JPEG/TIFF-details instellen>
<Type kalender>
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze verticaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
<2-zijdig> is mogelijk niet voor alle formaten of soorten papier beschikbaar. Papier
Geef de standaardinstellingen op van de functie USB Afdrukken voor JPEG- en TIFF-bestanden.
<Datum afdrukken>
U kunt de wijzigingsdatum van het bestand onder elke afbeelding afdrukken. Tik op <Aan>.
Hoewel <Datum afdrukken> niet beschikbaar is voor het afdrukken van een index, wordt de wijzigingsdatum van het
bestand automatisch onder elk document afgedrukt.
<Bestandsnaam afdrukken>
U kunt de bestandsnaam onder elke afbeelding afdrukken. Tik op <Aan>.
Hoewel <Bestandsnaam afdrukken> niet beschikbaar is voor het afdrukken van een index, wordt de bestandsdatum
van het bestand automatisch onder elk document afgedrukt.
<Type origineel>
U kunt het type van het origineel selecteren, afhankelijk van de afbeelding die u gaat afdrukken. Selecteer
<Fotoprioriteit> of <Tekstprioriteit>.
<Fotoprioriteit>
Kies deze optie om prioriteit te geven aan het mooi afdrukken van foto's.
<Tekstprioriteit>
Kies deze optie om prioriteit te geven aan het scherp afdrukken van tekst.
㻞㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<PDF-details instellen> (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
<Helderheid>
U kunt de helderheid van afdrukken aanpassen. Tik op
/ wanneer u de helderheid wilt aanpassen en tik op
<Toepassen>.
<->
Hiermee worden documenten donkerder afgedrukt.
<+>
Hiermee worden documenten lichter afgedrukt.
U kunt de helderheid van TIFF-bestanden alleen aanpassen als deze via JPEG zijn gecomprimeerd.
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode selecteren voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en
donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit. Tik op <Gradatie> of <Foutdiffusie>.
<Gradatie>
Kies deze optie om beelden met een fijne gradatie, zoals beelden van een digitale camera, mooi gemaskeerd af te
drukken.
<Foutdiffusie>
Kies deze optie om beelden met kleine tekst of dunne lijnen scherp af te drukken.
Geef de standaardinstellingen op van de functie USB Afdrukken voor PDF-bestanden.
<Helderheid>
Deze instelling past de helderheid van het algehele beeld aan. Instellingen zijn mogelijk tussen 85% en 115% in stappen
van 5%. Pas de helderheid aan door op
/ te tikken en tik op <Toepassen>.
<->
Hiermee worden documenten donkerder afgedrukt.
<+>
Hiermee worden documenten lichter afgedrukt.
<Vergroten/verkleinen volgens papierformaat>
㻞㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Deze instelling vergroot of verkleint het originele document zodanig dat het in het afdrukvlak van het papierformaat past.
<Afdrukgebied vergroten>
Met deze instelling kunt u opgeven of het afdrukvlak op het papier moet worden vergroot.
<Uit>
Het gebied tot 4 mm vanaf de boven-, onder-, linker- en rechterrand van het papier kan niet worden bedrukt.
<Aan>
Het afdrukvlak wordt vergroot naar de boven-, onder-, linker- en rechterrand van het papier.
Als u <Aan> selecteert, worden afbeeldingen aan de rand van het papier mogelijk niet goed afgedrukt.
<Opmerkingen afdrukken>
Met deze instelling kunt u opgeven of aantekeningen in het PDF-bestand moeten worden afgedrukt.
<Wachtwoord om document te openen>
U kunt een door een wachtwoord beveiligd PDF-bestand afdrukken door het juiste wachtwoord in te voeren.
<Overige>
<Halftonen>
Geef de methode van gegevensverwerking op voor het reproduceren van halftinten.
Zie
Halftonenvoor de beschrijving van de instelling.
<Puur zwarte tekst>
Als het tekst voorwerp zwart is (R=G=B=0%, C=M=Y=100% of Bk=N%, C=M=Y=0% of Bk=100%), geeft deze
instelling op of de tekst wordt afgedrukt met alleen zwart.
Zie
Puur zwarte tekstvoor de beschrijving van de instelling.
<Zwarte overdruk>
Met deze instelling kunt u een specifieke manier voor het afdrukken van zwarte tekst kiezen wanneer zwarte tekst op
een gekleurde achtergrond of illustraties wordt afgedrukt.
Zie
Zwarte overdrukvoor de beschrijving van de instelling.
<RGB-bronprofiel>
Geef het bronprofiel op voor kleurafstemming voor het afdrukken van RGB-gegevens, voor de monitor die u gebruikt.
Zie
RGB-bronprofiel voor de beschrijving van de instelling.
<CMYK-simulatieprofiel>
Met deze instelling kunt u het simulatiedoel opgeven voor het afdrukken van CMYK-gegevens (Cyan Magenta Yellow
blacK).
Het apparaat converteert CMYK-gegevens naar het apparaatafhankelijke CMYK-kleurmodel op het simulatiedoel dat is
㻞㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Druk op .
Het afdrukken wordt gestart.
Tik, als u het afdrukken wilt annuleren, op <Annuleren>
<Ja>
Koppel het USB-geheugenapparaat los van de USB-poort (USB2.0).
Druk op .
geselecteerd in het CMYK Simulatieprofiel.
Zie
CMYK-simulatieprofielvoor de beschrijving van de instelling.
<Grijswaardenprofiel gebruiken>
Met deze instelling kunt u definiëren hoe apparaatafhankelijke grijstintgegevens worden verwerkt.
Zie
Grijswaardenprofiel gebruikenvoor de beschrijving van de instelling.
<Uitvoerprofiel>
Met deze instelling kunt u het profiel definiërende dat geschikt is voor de gegevens die u gaat afdrukken. Het wordt
toegepast op alle gegevens in de afdruktaak, dus controleer dat het geselecteerde profiel het juiste is voor de taak.
Zie
Uitvoerprofielvoor de beschrijving van de instelling.
<Afstemmethode>
Met deze instelling kunt u een methode opgeven voor het afdrukken wanneer het <RGB-bronprofiel> wordt toegepast.
Het apparaat is voorzien van een systeem voor kleurbeheer dat de volgende stijlen voor kleurweergave biedt.
Zie
Afstemmethodevoor de beschrijving van de instelling.
<Verwerking RGB puur zwart>
Met deze instelling kunt u opgeven hoe zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B
moeten worden verwerkt wanneer apparaatafhankelijke RGB-gegevens worden omgezet in CMYK-gegevens met het
<RGB-bronprofiel> van het apparaat.
Zie
Verwerking RGB puur zwartvoor de beschrijving van de instelling.
<Verwerking CMYK puur zwart>
Met deze instelling kunt opgeven hoe zwart-witgegevens (C=M=Y=0) moeten worden afgedrukt wanneer de
apparaatafhankelijke CMYK-gegevens worden verwerkt met het <CMYK-simulatieprofiel> van het apparaat.
Zie
Verwerking CMYK puur zwartvoor de beschrijving van de instelling.
<Samengestelde overdruk>
U kunt apparaatafhankelijke CMYK-gegevens als samengestelde uitvoer overdrukken.
Alle kleuren die voor gegevens worden gebruikt, worden boven op elkaar op één plaat afgedrukt, zodat u het
eindresultaat kunt bekijken zonder de kleuren te scheiden.
Zie
Samengestelde overdrukvoor de beschrijving van de instelling.
<Geavanceerd gladmaken>
Selecteer deze optie om aan te geven hoe rafelige randen van tekst en afbeeldingen moeten worden gecorrigeerd.
Selecteer <Gladmaken 2> om een krachtiger effect toe te passen dan met <Gladmaken 1>. U kunt deze instelling
afzonderlijk opgeven voor tekst en afbeeldingen.
Zie
Geavanceerd gladmakenvoor de beschrijving van de instelling.
<Grijswaardeconversie>
U kunt kiezen op welke manier kleurwaarden in een grijswaarde worden omgezet wanneer u kleurgegevens afdrukt.
Zie
Grijswaardeconversievoor de beschrijving van de instelling.
<Afdrukkwaliteit>
<Densiteit>(<Densiteit (fijnaanpassing)>)
Deze stand is niet beschikbaar als u <Tonerbesparing> instelt op <Aan>.
Deze instelling past de afdrukdichtheid aan.
Zie
Densiteit/ Densiteit (fijnaanpassing) voor de beschrijving van de instelling.
<Tonerbesparing>
Selecteer deze optie om de functie voor tonerbesparing in of uit te schakelen.
Zie
Tonerbesparing voor de beschrijving van de instelling.
<Speciale gladmaakmodus>
Kies deze optie om een modus te selecteren voor het vloeiend afdrukken van gradaties in documenten. Als u niet
tevreden bent over de afdrukresultaten van <Modus 1> (de standaardinstelling), probeert u een andere modus.
Zie
Speciale gladmaakmodus voor de beschrijving van de instelling.
<Lijnverwerking>
Selecteer de methode van gegevensverwerking voor het reproduceren van lijnen.
Zie
Lijnverwerking voor de beschrijving van de instelling.
7
8
㻞㻠㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
1
2
Druk op .
3
Tik op <Apparaatstatus>.
4
Tik op <Geheugenmedium verwijderen>.
Wacht totdat het bericht <Het geheugenmedium kan veilig worden verwijderd.> wordt weergegeven.
5
Verwijder het USB-geheugenapparaat.
Als u altijd dezelfde afdrukinstellingen wilt gebruiken: De standaardinstellingen voor afdrukken wijzigen
KOPPELINGEN
Afdrukinstellingen geheugenmedia
㻞㻠㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-056
De standaardinstellingen voor afdrukken wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze
standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde
instellingen hoeft op te geven als u gaat afdrukken.
<Menu>
<Afdrukinstellingen geheugenmedia> <Wijzig standaardinstellingen> Selecteer de instelling Wijzig de
standaardwaarde van het geselecteerde item
<Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
KOPPELINGEN
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Afdrukinstellingen geheugenmedia
㻞㻠㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-057
De machine als scanner gebruiken
U kunt originele documenten scannen door het bedieningspaneel van het apparaat of een programma op een computer te gebruiken.
Welke manier u ook gebruikt, de gescande documenten worden geconverteerd naar elektronische bestandsindelingen zoals PDF-
bestanden. Gebruik de scanfunctie om omvangrijke papieren documenten te converteren naar bestanden zodat u deze gemakkelijk kunt
ordenen.
Om dit apparaat als een scanner te gebruiken, moet u voor gebruik de nodige voorbereidingen treffen, inclusief het installeren
van de software op een computer.
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
Als u een Mac OS-gebruiker bent, zie dan Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor het installeren van de software en
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding voor het werken met scanfuncties (
Voor Mac OS-gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en de versie van het scannerstuurprogramma of de programma's die u gebruikt, kunnen
de schermen van het stuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
Scannen vanaf het apparaat
U kunt documenten scannen en opslaan op een computer via het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt ook documenten opslaan op
een USB-geheugenapparaat of ze als e-mailbijlagen versturen.
Scannen vanaf het apparaat
Eenvoudig scannen met een apparaatgebaseerde bewerking
Scannen vanaf een computer
U kunt documenten die op het apparaat zijn geplaatst vanaf een computer scannen. De gescande documenten worden op de computer
opgeslagen. U kunt scannen met MF Scan Utility (wordt geleverd bij het apparaat), of met andere applicaties, zoals een applicatie voor
beeldverwerking of tekstverwerking.
Scannen vanaf een computer
Scannen vanaf mobiele apparaten
Door mobiele apparaten zoals smartphones of tablets te koppelen aan dit apparaat kunt u gemakkelijk en snel documenten in
deze machine scannen. In Mac OS kunt u ook scannen met AirPrint.
Kan handig worden toegepast met een mobiel toestel
Scannen met AirPrint
㻞㻠㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-058
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
Zorg ervoor dat het apparaat en uw computer met elkaar verbonden zijn en dat alle software is geïnstalleerd. Wilt u verbinding maken
via een draadloos of bekabeld LAN, dan moet u dit apparaat registreren in MF Network Scanner Selector. Registreer het apparaat volgens
onderstaande procedure. Deze procedure is niet vereist als het apparaat op uw computer is aangesloten via USB.
De scanfunctie is niet beschikbaar als het apparaat en uw computer verbonden zijn in een IPv6-omgeving. U moet IPv4 of USB
gebruiken.
Klik op in het systeemvak.
Schakel het selectievakje voor het apparaat in en klik op [OK].
Er kunnen maximaal tien scanners op een netwerk op een computer worden geregistreerd.
1
2
㻞㻠㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-059
Scannen vanaf het apparaat
De volgorde van het scannen van een document en het opslaan op een computer kan alleen worden uitgevoerd
wanneer vanaf het apparaat wordt gescand. Voer de scan uit terwijl u opgeeft op welke computer de
documenten worden opgeslagen, geef op of de documenten in kleur of in zwart-wit worden gescand, of de
documenten worden opgeslagen als PDF- of JPEG-bestanden en geef de overige instellingen op.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <Computer>.
Selecteer de doelcomputer.
Dit scherm wordt niet weergegeven als een computer via USB met het apparaat verbonden is.
Maximaal 10 op het netwerk aangesloten computers kunnen worden weergegeven.
Selecteer type Scan.
Type scan Kleur Resolutie Bestandsindeling
<Kleurenscan> Kleur 300 dpi JPEG/Exif
<Zwart- PDF (doorzoekbaar) / Hoog
*2
1
2
3
4
5
㻞㻠㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
witscan>
Zwart-wit 300 dpi
compressieniveau
<Aangepast 1> Kleur 300 dpi JPEG/Exif
<Aangepast 2> Kleur 300 dpi JPEG/Exif
Documenten worden alleen in zwart en wit gescand, dus zonder tussenliggende grijstinten.
Een PDF-indeling waarbij de tekens op het document als tekstgegevens worden gescand en waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp
van een computer.
Instellingen wijzigen
U kunt instellingen wijzigen vanuit MF Scan Utility. Zie voor meer informatie [Instructies] in MF Scan Utility.
Zie, als u Mac-gebruiker bent, Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding.
Voor Mac OS-gebruikers
Druk op .
Het scannen wordt gestart.
Tik op <Annuleren>
<Ja> om te annuleren.
U kunt niet scannen als ScanGear MF wordt weergegeven. Sluit het scherm voordat u gaat
scannen.
Wanneer u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
Wanneer het scannen is voltooid, wordt de doelmap voor de opslag op de computer weergegeven.
Wanneer u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Informatie over de doelmap voor opslag
De gescande gegevens worden standaard opgeslagen in de map Mijn Documenten. Er wordt een submap gemaakt met de
naam van de gescande gegevens en de gegevens worden opgeslagen in die map.
U kunt de doelmap voor opslag wijzigen vanuit MF Scan Utility. Raadpleeg de help van MF Scan Utility voor nadere
bijzonderheden.
*1
*1
*2
Volg, wanneer het scannen is voltooid, onderstaande procedure (behalve als u JPEG als bestandsformaat hebt
geselecteerd).
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Tik op <Voltooien>.
De doelmap voor de opslag wordt op de computer weergegeven.
6
㻞㻠㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Gemakkelijker scannen vanaf het apparaat
Altijd met dezelfde instellingen scannen:
De standaardinstellingen wijzigen
Combinaties van scaninstellingen registreren en weergeven wanneer dat nodig is:
Veelgebruikte scaninstellingen registreren (E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-server)
Andere nuttige scanfuncties
U kunt gescande documenten opslaan op een USB-geheugenapparaat of ze als bijlagen van een e-mailbericht of een I-fax te
versturen. De documenten kunnen ook worden opgeslagen in gedeelde mappen/op een FTP-server. U kunt deze functies
rechtstreeks vanaf het apparaat uitvoeren.
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
㻞㻠㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05A
Scannen vanaf een computer
Er zijn twee manieren om te scannen vanaf een computer: met behulp van MF Scan Utility en met behulp van een toepassing voor
beeldbewerking of tekstverwerking.
Wanneer u het apparaat met een USB-verbinding gebruikt, sluit dan de slaapstand af voordat u gaat scannen. De
slaapstand instellen
Scannen met de MF Scan Utility
MF Scan Utility is een toepassing die bij het apparaat wordt geleverd en waarmee u documenten of
beelden kunt scannen naar een computer. U kunt de gescande gegevens doorsturen naar een opgegeven
applicatie, of aan een e-mailbericht hechten. Zie voor meer informatie [Instructies] in MF Scan Utility.
Zie, als u Mac-gebruiker bent, Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding. Voor Mac OS-gebruikers
Scannen met een programma
U kunt afbeeldingen scannen door een toepassing zoals een beeldbewerkings- of
tekstverwerkingsprogramma te gebruiken en de afbeeldingen rechtstreeks naar het programma laden. U
hoeft geen ander programma te starten om te scannen.
㻞㻠㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05C
Scannen vanuit een programma
U kunt documenten scannen vanuit applicaties zoals software voor beeldverwerking of tekstverwerking. De
gescande afbeelding wordt rechtstreeks in het programma geladen waardoor u de afbeelding onmiddellijk kunt
bewerken of verwerken. De volgende procedure verschilt afhankelijk van het programma.
Het programma moet compatibel zijn met TWAIN of WIA . Raadpleeg voor meer informatie de Help van uw programma.
TWAIN is een standaard voor het aansluiten van beeldinvoerapparatuur, zoals scanners, en computers. WIA is een functie die een geïntegreerde
standaard is in Windows.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
De tweede of daaropvolgende documenten worden mogelijk niet gescand of er verschijnt mogelijk een foutbericht afhankelijk
van het programma. In dit geval plaatst en scant u één document tegelijk.
Wanneer <Automatisch online voor scan op afstand> is ingesteld op <Uit>, moet u tikken op <Scannen>
<Scanner op
afstand> in het <Start>-scherm zodat het apparaat online komt.
Automatisch online voor scan op afstand
Selecteer in het programma de optie voor het starten van het scannen.
De procedure voor het selecteren van de optie voor het starten van het scannen verschilt per programma. Raadpleeg voor meer
informatie de Help van uw programma.
Selecteer het scannerstuurprogramma voor de machine.
Selecteer ScanGear MF of WIA. Als u ScanGear MF selecteert, kunt u geavanceerde scaninstellingen configureren.
Configureer de scaninstellingen.
Raadpleeg
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus of
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus voor meer informatie over ScanGear MF-scaninstellingen.
Klik op [Scannen].
Het scannen wordt gestart.
Als het scannen is voltooid, wordt de gescande afbeelding doorgestuurd naar een programma.
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
*
*
1
2
3
4
5
㻞㻡㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05E
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
ScanGear MF is een scannerstuurprogramma dat bij het apparaat wordt geleverd. U kunt ScanGear MF als
volgt gebruiken.
Beginnen vanuit MF Scan Utility
Wanneer u scant vanuit MF Scan Utility, kunt u ScanGear MF oproepen en geavanceerde scan-instellingen configureren. Klik op
[ScanGear] in MF Scan Utility en start ScanGear MF. Zie voor meer informatie [Instructies] in MF Scan Utility.
Zie, als u Mac OS-gebruiker bent, Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding. Voor Mac OS-gebruikers
Starten vanuit een programma
U kunt met ScanGear MF afbeeldingen importeren in software voor beeldverwerking of tekstverwerking. Selecteer ScanGear MF bij de
opdrachten voor beeldscannen.
Scannen vanuit een programma
U kunt het volgende doen wanneer u ScanGear MF gebruikt:
Een voorbeeld van de afbeelding weergeven voordat u begint te scannen
Het scangebied opgeven
De gedetailleerde beeldkwaliteit aanpassen
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
㻞㻡㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05F
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Eenvoudige modus is een verzameling van basisscaninstellingen in ScanGear MF die zijn ontworpen voor een gemakkelijke bediening. Dit
betekent dat Eenvoudige modus een gecomprimeerde versie is van ScanGear MF. Configureer instellingen in de volgorde die is
opgegeven van
tot en met op het scherm en klik op [Scannen]. Hierdoor kunt u de basisinstellingen configureren en het scannen
starten.
Voorbeeldgebied
U kunt een voorbeeld weergeven van het document dat op de glasplaat is geplaatst. Als u op [Voorbeeld] klikt, wordt een
voorbeeldafbeelding weergegeven in dit gebied en wordt het bijsnijdkader weergegeven met een stippellijn.
Werkbalk
Bewerk de afbeelding in het voorbeeldgebied.
(Automatisch bijsnijden)
Het bijsnijdkader dat past voor de gescande afbeelding wordt automatisch ingesteld. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt
het bijsnijdkader verkleind. U kunt het kader verplaatsen of de grootte ervan wijzigen met uw muis.
Handmatig meerdere scangebieden instellen
U kunt handmatig bijsnijdkaders toevoegen. U kunt ook bijsnijdvlakken in het document opgeven, zodat elk ervan kan
worden gescand als een aparte afbeelding. Geef de vlakken die u wilt scannen, op door de bijsnijdkaders te slepen. U kunt
maximaal 10 vlakken opgeven. Klik op [Scannen] als u de vlakken in de bijsnijdkaders als aparte afbeeldingen wilt scannen.
(Bijsnijdkader wissen)
Wist het geselecteerde bijsnijdkader.
(Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien)
Hiermee draait u het voorbeeld 90 graden naar links of naar rechts.
(Informatie)
Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van het
scangebied.
[Bron selecteren]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen. De beschikbare items zijn afhankelijk van de locatie van het document.
Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst
[Foto (kleur/glasplaat)] De foto wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Tijdschrift
(kleur/glasplaat)]
Afdrukmateriaal, zoals een tijdschrift, wordt gescand als een kleurenafbeelding. De
kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte
afbeeldingen worden hierbij verminderd.
[Krant (zwart-
wit/glasplaat)]
Het tekstdocument of de lijntekening wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in
zwart en wit, dus zonder tussenliggende grijstinten).
[Doc.
(grijswrden/glasplaat)]
Het tekstdocument of de foto wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en
wit, met tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
㻞㻡㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u het document in de documentinvoer hebt geplaatst
[Doc. (kleur/invoerlade)] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Doc.
(grijswrden/invoerlade)]
Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden.
[Doel selecteren]
Selecteer een instelling op basis van het beoogde gebruik van de gescande afbeelding.
[Afdrukken (300 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding afdrukt.
[Afbeeldingsweergave (150 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding wilt weergeven op een computer.
[OCR (300 dpi)]
Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding gaat gebruiken met OCR-software
(Optical Character Recognition).
[Uitvoerformaat]
Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een computer. Als u
bijvoorbeeld een afbeelding wilt uitvoeren die geschikt is voor het afdrukken op A4-papier, selecteert u [A4], en [Afdrukken
(300 dpi)] voor [Doel selecteren] (
).
Klik op
om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer [Aanpasbaar] is
geselecteerd.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde formaten
verwijderen.
Selecteer [Aanpasbaar] om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep het gebied dat u wilt scannen op
de voorbeeldafbeelding.
[Afbeeldingscorrectie]
Schakel het selectievakje [Correctie van vervaging] in om vervaagde kleuren op een oude foto of andere afbeeldingen te corrigeren
naar levendige kleuren. Deze instelling is beschikbaar wanneer een voorbeeldafbeelding wordt weergegeven en u [Foto
(kleur/glasplaat)] of [Tijdschrift (kleur/glasplaat)] hebt geselecteerd bij [Bron selecteren] (
).
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Scannen vanuit een programma
㻞㻡㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05H
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Als u op het tabblad [Geavanceerde modus] op het ScanGear MF-scherm klikt, kunt u meer geavanceerde aanpassingen in de
beeldkwaliteit maken dan mogelijk is in de Eenvoudige modus. U kunt aangepaste instellingen ook opslaan als favoriete instellingen. Klik
op het pictogram
naast het onderwerp voor meer details.
Voorbeeldafbeeldingen beheren
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus
Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven
Beeldkwaliteit aanpassen
Helderheid en kleur aanpassen
Overige instellingen opgeven
Veelgebruikte instellingen opslaan
Als u het document op de glasplaat legt en op [Voorbeeld] klikt, wordt er een voorbeeld weergegeven. U kunt het gebied dat u wilt
scannen opgeven en de effecten van afbeeldingsaanpassingen controleren op het voorbeeld.
Voorbeeldafbeeldingen beheren
(Wissen)
Wist de voorbeeldafbeelding.
(Bijsnijden)
Geeft het gedeelte dat moet worden bijgesneden op met het bijsnijdkader. Klik en sleep het gebied dat u wilt
bijsnijden. Het bijsnijdgebied wordt aangegeven met een stippellijn. U kunt het bijsnijdkader verplaatsen of de grootte
ervan wijzigen met uw muis.
Meerdere scangebieden instellen
U kunt bijsnijdvlakken in het document opgeven, zodat elk van deze vlakken als een afzonderlijke afbeelding kan
worden gescand. Geef aan welke vlakken u wilt scannen, door het bijsnijdkader te slepen. U kunt maximaal tien
vlakken opgeven. Klik op [Scannen] als u de vlakken in de bijsnijdkaders als afzonderlijke afbeeldingen wilt scannen.
㻞㻡㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de documentinvoermethode (glasplaat of documentinvoer), het documentformaat, de kleurenmodus en andere instellingen op.
(De afbeelding verplaatsen)
Sleept de afbeelding om het zichtbare gedeelte van de afbeelding te verplaatsen wanneer een voorbeeld wordt
vergroot.
(Zoomen)
Vergroot de volledige voorbeeldafbeelding. Klik met de linkermuisknop om in te zoomen. Klik met de rechtermuisknop
op de vergrote afbeelding om uit te zoomen. Als u een gedeelte van de afbeelding wilt vergroten om details te
bekijken, gebruikt u [Zoomen] (
).
(Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien)
Hiermee draait u de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links of naar rechts.
(Informatie)
Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van
het scangebied.
(Automatisch bijsnijden)
Stelt het bijsnijdkader dat op het gescande document past, automatisch in. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt
het bijsnijdkader verkleind.
(Bijsnijdkader wissen)
Wist het geselecteerde bijsnijdkader.
[Alle bijsnijdbew. select.]
Selecteert alle bijsnijdkaders op de afbeelding.
[Zoomen]
Vergroot de afbeelding in het bijsnijdkader. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe groter de afbeelding wordt weergegeven.
U kunt de details die moeilijk te zien zijn, bekijken met
( ). Klik opnieuw op deze knop om het originele formaat
van de afbeelding te herstellen.
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus
[Invoermethode origineel]
Selecteer een instelling die overeenkomt met de locatie van uw documenten (de glasplaat of de invoer).
[Glasplaat] Selecteer deze optie als u documenten op de glasplaat legt.
[Invoerlade (enkelzijdig)] Selecteer deze optie als u eenzijdige documenten in de documentinvoer plaatst.
[Invoerlade
(dubbelzijdig)] (MF729Cx
/ MF728Cdw /
MF724Cdw)
Selecteer deze optie als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst.
[Invoergrootte]
Geef de grootte van het scangebied op. In normale gevallen selecteert u hetzelfde formaat als het document. Om
het formaat op te geven met waarden, selecteert u een eenheid en voert u de waarden voor de breedte en de
hoogte in. Om de verhouding tussen de breedte en de hoogte van de afbeelding te vergrendelen, klikt u op
.
Als u [Invoerlade (dubbelzijdig)] hebt geselecteerd bij [Invoermethode origineel] ( ), kunt u het formaat niet
opgeven door de waarden in te voeren.
Het afbeeldingsformaat dat kan worden gescand, is bij sommige programma's beperkt.
Als u documenten in de documentinvoer plaatst, stelt u de afdrukstand van de documenten in in [Afdrukstand]. U
㻞㻡㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de uitvoerresolutie en het uitvoerformaat op.
kunt ook [Inbindlocatie] instellen als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst.
[Kleurenmodus]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen.
[Zwart-wit]
Het document wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus zonder
tussenliggende grijstinten). U kunt de drempel die tekst scheidt in het document wijzigen of
de afbeelding wijzigen naar zwart-wit met [Drempel] (
Helderheid en kleur aanpassen).
[Grijswaarden]
Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met
tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
[Kleur] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Tekstverbetering]
Het document wordt gescand als een zwart-witafbeelding die is geoptimaliseerd voor
verwerking door OCR-software (Optical Character Recognition).
Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven
[Uitvoerresolutie]
Selecteer de resolutie van de gescande afbeelding die het best aansluit bij het beoogde gebruik. Als u documenten in
de documentinvoer plaatst, is de maximale resolutie 300 dpi.
Over de uitvoerresolutie
Een resolutie van 75 dpi is een goede richtlijn voor het weergeven van de gescande afbeelding op een computer
en 300 dpi voor het afdrukken of het maken van een doorzoekbare PDF.
Als u de uitvoerresolutie verdubbelt, neemt de grootte van het afbeeldingsbestand toe met een factor 4. Als het
bestand te groot is, kan er een geheugenfout of andere fout optreden. Kies de resolutie die minimaal vereist is
voor het beoogde gebruik.
[Uitvoerformaat]
Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een
computer.
Klik op
om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer
[Aanpasbaar] is geselecteerd.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde
formaten verwijderen.
㻞㻡㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Configureer instellingen om de beeldkwaliteit te verbeteren, zoals het corrigeren van krassen of vervaagde kleuren op een foto. Deze
instellingen zijn beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor documenten
en kleurenmodus).
Selecteer [Aanpasbaar] om het uitvoerformaat en de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep
het gebied dat u wilt scannen op de voorbeeldafbeelding of voer waarden voor de breedte en de hoogte in. Als u
het vergrotingspercentage opgeeft in het [%]-invoerveld aan de rechterkant van de invoervelden voor de breedte
en de hoogte, wordt het document vergroot of verkleind voor het scannen.
[Gegevensgrootte]
Geeft de gegevensgrootte van de afbeelding weer wanneer deze wordt gescand met de ingestelde [Uitvoerresolutie] en
[Uitvoerformaat].
Beeldkwaliteit aanpassen
[Automatisch kleur aanpassen]
Met deze optie wordt automatisch de kleur van de afbeelding aangepast.
[Stof en krassen reduceren]
Zorgt ervoor dat stof of krassen op het document minder zichtbaar zijn. [Hoog] kan grote krassen en stof minder
zichtbaar maken, maar kan ook de details op de afbeelding teniet doen.
[Correctie van vervaging]
De instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus]. Corrigeert vervaagde kleuren op het document
of verbetert de kleurverzadiging van documenten met doffe kleuren. Met [Hoog] worden de vervaagde kleuren enorm
gecorrigeerd, maar de kleur van de volledige afbeelding kan ook worden gewijzigd.
[Correctie van korreligheid]
Hiermee wordt de korreligheid minder scherp zodat een mooiere kleurtint ontstaat bij het scannen van foto's met een
hoge ISO-waarde. Met [Hoog] wordt de korreligheid enorm gecorrigeerd, maar de scherpte of de beeldkwaliteit kan
hierdoor verminderen.
[Beeld verscherpen gebruiken]
Hiermee worden de randen en lijnen in de afbeelding benadrukt om zo de afbeelding als geheel scherper te maken.
[Moiré-reductie gebruiken]
Hiermee worden de kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte
afbeeldingen verminderd.
[Zwarte tekst corrigeren]
Selecteer deze optie om de contouren van zwarte tekst te benadrukken.
Helderheid en kleur aanpassen
㻞㻡㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Configureer kleurinstellingen zoals helderheid, contrast en kleur. De weergegeven items zijn afhankelijk van de instellingen die zijn
geselecteerd bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus). Als [Tekstverbetering] is
geselecteerd, kunt u deze instellingen niet configureren.
(Helderheid/contrast)
Past de helderheid en het contrast (het verschil tussen de lichte en donkere delen) van de afbeelding aan. Klik op
in
de rechterbovenhoek van het scherm om de aanpassing uit te voeren terwijl u deze op een grafiek controleert.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
[Helderheid]
Schuif met
of voer een waarde in.
[Contrast]
Schuif met
of voer een waarde in. Als u het contrast verlaagt, wordt het verschil tussen de lichte en donkere
delen van de afbeelding kleiner om de afbeelding als geheel minder scherp te maken. Als u het contrast verhoogt,
wordt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding groter om de afbeelding als geheel
opvallender te maken.
(Histogram)
Een histogram is een grafiek waarin de verdeling van helderheid binnen een afbeelding wordt
uitgezet. U kunt de afbeelding aanpassen met behulp van de voorbeeldafbeelding en het
histogram. Geef het deel van de afbeelding op dat u het lichtst (of het donkerst) wilt maken in
de voorbeeldafbeelding, zodat de helderheid van de originele afbeelding automatisch wordt
aangepast aan het opgegeven deel, dat als gemiddelde dient. U kunt op dezelfde manier ook
de balans aanpassen met de helderheid van de middelste kleurtint als het gemiddelde.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
(Pipet voor zwartpunt)/ (Pipet voor middenpunt)/ (Pipet voor witpunt)
Klik op de delen van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) die u wilt opgeven als het donkerst, het
middelst en het lichtst. Schuif met
, of . Of voer een waarde in.
㻞㻡㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
(Pipet voor grijsbalans)
Klik op een deel van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) dat u wilt renderen als een achromatische kleur
(zwart, grijs of wit) die geen kleurdiepte heeft. De kleurtint op de rest van de afbeelding wordt aangepast en
daarbij is het deel waarop is geklikt, het gemiddelde. Als de sneeuw op een foto bijvoorbeeld een blauwe zweem
heeft, klikt u op dit deel omdat u dit deel voornamelijk als wit wilt renderen. Als u op dit deel klikt, heeft de
sneeuw niet langer een blauwe zweem en wordt de volledige afbeelding aangepast zodat deze natuurlijkere
kleuren bevat. Klik stukje voor stukje op de verschillende delen en controleer tegelijk de voorbeeldafbeelding om
de kleurtint te optimaliseren.
(Tintcurve-instellingen)
De tintcurve is een gebogen lijn die de niveaus van helderheid en contrast van de afbeelding
aangeeft vóór en na correctie. Selecteer een opgeslagen tintcurve om de helderheid en het
contrast van de afbeelding aan te passen.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
[Tintcurve selecteren]
Maak een keuze uit de onderstaande items.
[Geen correctie] Er wordt geen correctie uitgevoerd.
[Overbelichting] Maakt de volledige afbeelding lichter.
[Onderbelichting] Maakt de volledige afbeelding donkerder.
[Veel contrast] Benadrukt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding.
[Negatief/positief
beeld omkeren]
Keert de lichte en donkere delen van de afbeelding om.
(Laatste controle)
De resultaten van alle aanpassingen aan de helderheid, het contrast ( ), het histogram ( )
en de tintcurve-instellingen (
) worden in een tintcurve weergegeven als numerieke waarden.
Voer een laatste controle van de kleurinstellingen uit.
(Drempel)
Pas de waarde voor de drempel voor zwart-witafbeeldingen aan. U kunt de weergave van
tekst verbeteren of de zichtbaarheid verlagen van tekst of afbeeldingen op de achterzijde van
een halfdoorzichtig document, zoals een krant. De instelling is beschikbaar als u [Zwart-wit]
selecteert bij [Kleurenmodus].
De drempelwaarde is de grens die bepaalt of een kleur wordt weergegeven als zwart of als wit. Kleuren onder
een bepaald dichtheidsniveau worden als wit weergegeven en de kleuren daarboven als zwart.
[Drempelniveau]
Schuif met
of voer een waarde in. Om meer delen als zwart te renderen, schuift u met naar rechts of
voert u een hogere waarde in.
*
*
㻞㻡㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Voorkeuren] om verschillende instellingen te configureren, zoals de bediening tijdens het scannen.
Instellingen opslaan of oproepen
Roep opgeslagen helderheids- of kleurinstellingen op voor
tot en . Veelgebruikte instellingen opslaan
Overige instellingen opgeven
Het tabblad [Voorbeeld]
Configureer de bewerkingen voor het voorbeeld en automatisch bijsnijden.
[Voorbeeld bij starten van ScanGear]
Selecteer de voorbeeldbewerking wanneer u ScanGear MF start.
[Voorbeeld automatisch uitvoeren]
Het scannen van de voorbeeldafbeelding wordt automatisch gestart bij het starten van ScanGear MF.
[Opgeslagen voorbeeldafbeelding weergeven]
De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en de laatst opgeslagen voorbeeldafbeelding wordt
weergegeven.
[Geen]
De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en er wordt geen voorbeeldafbeelding weergegeven.
[Bijsnijdkader op voorbeeldafbeeldingen]
Selecteer hoe het bijsnijdkader (
Voorbeeldafbeeldingen beheren) wordt weergegeven op de
voorbeeldafbeelding.
[Voorbeeldafbeeldingen automatisch bijsnijden]
Automatisch bijsnijden wordt uitgevoerd op basis van het gescande document.
[Het laatste kader op voorbeeldafbeeldingen weergeven]
Automatisch bijsnijden wordt niet uitgevoerd en het laatst ingestelde bijsnijdkader wordt weergegeven.
[Geen]
Afbeeldingen worden niet automatisch bijgesneden en er wordt geen bijsnijdkader weergegeven.
Het tabblad [Scannen]
Configureer de instellingen die worden toegepast wanneer u een document scant
met behulp van een programma en configureer de instellingen voor ScanGear MF-
bewerkingen.
㻞㻢㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Scannen zonder het ScanGear-venster te gebruiken]
Wanneer u het document scant met behulp van OCR-software of een ander programma, wordt het ScanGear MF-
scherm mogelijk niet weergegeven. In dit geval wordt het document gescand met de instelling van het programma
dat wordt toegepast. Als het programma echter niet over de volgende instellingen beschikt, kunt u deze hier
inschakelen, zodat deze instellingen worden toegepast voor het scannen.
[Kleurenmodus (tekst en tabel)]
Als in het programma is opgegeven dat documenten in kleur moeten worden gescand, worden deze
instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op
[Kleurenmodus (tekst en tabel)].
[Tekstverbetering]
Als in het programma is opgegeven dat documenten in zwart-wit moeten worden gescand, worden deze
instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op
[Tekstverbetering].
[ScanGear na het scannen automatisch afsluiten]
Het scherm [ScanGear MF] wordt automatisch gesloten zodra het scannen is voltooid. Het scherm wordt bij
sommige programma's mogelijk automatisch gesloten ongeacht deze instelling.
Het tabblad [Kleurinstellingen]
Configureer geavanceerde kleur- en helderheidsinstellingen, zoals kleurafstemming
en gammacorrectie.
[Kleurcorrectie]
Selecteer de kleurcorrectiemethode.
[Aanbevolen]
De kleuren worden helder gereproduceerd op een computerscherm. Deze instelling is geschikt voor de
meeste kleurcorrecties.
[Kleurafstemming]
De kleur wordt aangepast zodat de kleurtint op het scherm dichter bij het afgedrukte resultaat ligt. Deze
instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor
documenten en kleurenmodus).
Als [Kleurafstemming] is ingeschakeld, worden de instelling [Correctie van vervaging] ( Beeldkwaliteit aanpassen)
en de knoppen voor de helderheids- en kleurinstellingen (
Helderheid en kleur aanpassen) uitgeschakeld.
[Altijd automatisch tint aanpassen]
De kleurtint wordt automatisch aangepast. Deze instelling is beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert
bij [Kleurenmodus].
[Monitorgamma]
U kunt het document weergeven met de juiste helderheid door de gammawaarde op te geven van het
computerscherm waarop het gescande beeld wordt weergegeven. Deze instelling wordt toegepast als u [Kleur] of
[Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus].
Het tabblad [Scanner]
Configureer de tijdelijke opslagbestemming van bestanden, het afspelen van
audiobestanden en andere instellingen.
㻞㻢㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het kan vervelend zijn om de kleurenmodus, de beeldkwaliteit of andere instellingen telkens als u scant te moeten instellen. Als u
veelgebruikte instellingen opslaat als favoriete instellingen, kunt u de opgeslagen instellingen gemakkelijk oproepen wanneer u scant.
De volgende instellingen kunt u niet opslaan in [Voorkeursinstellingen].
Breedtes en hoogtes bij [Instellingen voor invoer] en [Instellingen voor uitvoer]
De knop
aan of uit (om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te vergrendelen) in [Instellingen voor invoer]
Het vergrotingspercentage (%) in [Instellingen voor uitvoer]
[Map voor tijdelijke bestanden]
Klik op [Bladeren] om de map voor het tijdelijk opslaan van een afbeelding, te wijzigen.
[Geluidsinstellingen]
U kunt aangeven welke muziek of geluiden het apparaat moet afspelen tijdens het scannen of wanneer het
scannen is voltooid. Klik op [Bladeren] om een bestand dat moet worden afgespeeld, op te geven. De volgende
bestandsindelingen (extensies) worden ondersteund:
MIDI-bestanden (.mid/.rmi/.midi)
Audiobestanden (.wav/.aif/.aiff)
MP3-bestanden (.mp3)
[Muziek afspelen tijdens scannen]
Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld tijdens het scannen.
[Geluidssignaal na voltooiing scan]
Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld wanneer het scannen is voltooid.
[Scanner testen]
U kunt testen of de scanfunctie van het apparaat goed werkt. Klik op [Starten] als het scherm [Scannerdiagnose]
wordt geopend.
Veelgebruikte instellingen opslaan
Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld].
Wijzig de scaninstellingen.
Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan.
1
2
㻞㻢㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in [Voorkeursinstellingen].
Het scherm [Favoriete instellingen toevoegen/verwijderen] wordt weergegeven.
[Toevoegen/verwijderen] is beschikbaar wanneer de voorbeeldafbeelding wordt weergegeven.
Voer een naam in in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan].
Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden
is in de vervolgkeuzelijst.
Opgeslagen favoriete instellingen oproepen
Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst.
De helderheid of kleurinstelling opslaan
Als u alleen de helderheid, het contrast, het histogram, de kleurtint of de drempelinstelling wilt opslaan, volgt u de
onderstaande procedure.
3
4
㻞㻢㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Scannen vanuit een programma
Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld].
Pas de helderheid of de kleur aan.
Helderheid en kleur aanpassen
Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan.
Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in de vervolgkeuzelijst.
Het scherm [Tintcurve-instellingen toevoegen/verwijderen] of [Drempelinstellingen toevoegen/verwijderen] wordt
weergegeven.
Voer een naam in in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan].
Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden
is in de vervolgkeuzelijst.
De opgeslagen instelling oproepen
Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst.
1
2
3
4
㻞㻢㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05J
Eenvoudig scannen met een apparaatgebaseerde bewerking
Het apparaat kan originele documenten converteren naar elektronische bestandsindelingen zoals PDF zonder een computer te gebruiken.
Het digitaliseren van documenten heeft veel voordelen. U kunt kiezen tussen verschillende nuttige instellingen.
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Eén manier om deze functie te gebruiken is door documenten rechtstreeks naar een USB-geheugenapparaat te scannen en het USB-
geheugenapparaat mee te nemen naar uw afspraak of vergadering. U kunt vervolgens het USB-geheugenapparaat aansluiten op een
computer die verbonden is met een projector en uw documenten projecteren op de projector.
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
U kunt gescande documenten opslaan als JPEG-afbeeldingen, PDF-bestanden en andere digitale bestandsformaten en ze rechtstreeks
vanaf het apparaat verzenden als e-mailbijlagen. U kunt efficiënter werken omdat deze functie maakt dat u niet uw computer nodig
hebt voor het verzenden van gescande documenten. U kunt deze functie pas gebruiken nadat u enkele procedures hebt uitgevoerd,
zoals het opgeven van de instellingen van de e-mailserver. Zie
Scan-instellingen configureren (E-mail verzenden, I-Faxes
verzenden & ontvangen) voor meer informatie.
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
U kunt gescande documenten opslaan als JPEG-afbeeldingen, PDF-bestanden of andere digitale bestandsformaten en ze opslaan in
gedeelde mappen of op een FTP-server op computers. Deze functie is nuttig voor het digitaliseren van papieren documenten die
moeten worden gedeeld. U kunt deze functie pas gebruiken wanneer u enkele procedures hebt uitgevoerd, zoals het opgeven van de
locatie voor het opslaan van gescande documenten. Zie
De machine configureren voor het scannen naar gedeelde mappen of
Het apparaat configureren voor het scannen naar de FTP-server voor meer informatie.
㻞㻢㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05K
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Dit gedeelte beschrijft hoe u documenten kunt scannen en deze rechtstreeks opslaan op een USB-geheugenapparaat dat op het apparaat
is aangesloten. U kunt de gescande documenten opslaan als JPEG-afbeeldingen en PDF-bestanden of in andere digitale bestandsformaten.
Ondersteunde USB-geheugenapparaten
U kunt USB-geheugenapparaten met de volgende bestandssystemen gebruiken.
FAT16 (geheugencapaciteit: maximaal 2 GB)
FAT32 (geheugencapaciteit: maximaal 32 GB)
Gebruik geen niet-standaard USB-geheugenapparaten. U kunt gegevens mogelijk niet correct opslaan in bepaalde USB-
geheugenapparaten.
Sluit alleen een USB-geheugenapparaat aan op het apparaat. USB-geheugenapparaten kunnen niet worden aangesloten via
een USB-hub of USB-verlengkabel.
Gebruik geen USB-geheugenapparaten met speciale functies zoals ingebouwde beveiligingsfuncties.
De USB-poort aan de voorzijde van het apparaat ondersteunt USB 2.0.
Als een map op een USB-geheugenapparaat veel bestanden bevat, duurt het opslaan van gescande gegevens langer.
Gebruik uw computer om overbodige bestanden te verwijderen van het USB-geheugenapparaat of verplaats bestanden
naar een andere map.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-poort (USB2.0).
Verwijder het USB-apparaat niet terwijl er gegevens worden gelezen of weggeschreven. Voorkom eveneens schudden of
schokken van het USB-apparaat of de machine. U mag het apparaat niet uitschakelen als er een bewerking wordt uitgevoerd.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingsscherm wordt weergegeven, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord
in. Selecteer vervolgens de authenticatie-server en druk op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden.
Tik op <USB-geheugen>.
1
2
3
4
㻞㻢㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Selecteer de instellingen. Gedetailleerde instellingen opgeven
Druk op .
Het scannen wordt gestart.
Tik, als u het scannen wilt annuleren, op <Annuleren>
<Ja>.
Wanneer u in stap 2 documenten in de documentinvoer plaatst
Als het scannen is voltooid, worden de gescande gegevens opgeslagen op het USB-geheugenapparaat.
Als u in stap 2 documenten op de glasplaat legt
Dit zijn de namen van de mappen waarin gescande gegevens en bestanden worden opgeslagen
Wanneer het scannen is voltooid, wordt op het USB-geheugenapparaat automatisch een map aangemaakt voor het opslaan van
de gescande gegevens. Mappen en bestanden krijgen de volgende namen.
Mapnaam
De map "SCAN_00" wordt gemaakt en er worden maximaal 100 bestanden in de map opgeslagen. De mappen
"SCAN_01" tot en met "SCAN_99" worden gemaakt wanneer de huidige map 100 bestanden bevat.
Bestandsnaam
De bestanden met scangegevens krijgen namen van "SCAN0000.XXX" tot en met "SCAN9999.XXX" (waarbij
"XXX" de extensie voor de bestandsindeling is, bijvoorbeeld "JPG"). De eerste twee cijfers komen overeen met
die van het mapnummer waarin de bestanden zijn opgeslagen. Het vijfde JPEG-bestand, bijvoorbeeld, dat
wordt opgeslagen in de map "SCAN_01" krijgt de naam "SCAN0105.JPG".
Tik op <Lukk>.
Koppel het USB-geheugenapparaat los van de USB-poort (USB2.0).
1
Druk op .
2
Druk op .
3
Tik op <Apparaatstatus>.
Als het scannen is voltooid, volgt u de onderstaande procedures (behalve als u in stap 5 JPEG als de bestandsindeling
hebt geselecteerd).
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Tik op <Voltooien>.
De gescande gegevens worden op het USB-geheugen opgeslagen.
5
6
7
8
㻞㻢㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
4
Tik op <Geheugenmedium verwijderen>.
Wacht totdat het bericht <Het geheugenmedium kan veilig worden verwijderd.> wordt weergegeven.
5
Verwijder het USB-geheugenapparaat.
Als u altijd dezelfde scaninstellingen wilt gebruiken: De standaardinstellingen wijzigen
㻞㻢㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05L
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
U kunt meerdere bestemmingen opgeven, waaronder Cc- of Bcc-bestemmingen, net als bij het versturen van e-mails met een e-
mailprogramma.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingsscherm wordt weergegeven, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord
in. Selecteer vervolgens de authenticatie-server en druk op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden.
Tik op <E-mail>.
Voer de bestemming in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <A/a/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op
. (Druk eenmaal op de toets om het laatst ingevoerde teken te wissen. Houd de
toets langer ingedrukt om alle ingevoerde tekens te wissen.)
Als u wilt weten hoe u bestemmingen eenvoudiger kunt invoeren met andere methoden, zoals het adresboek, raadpleegt u
Verzenden met geregistreerde bestemmingen (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server) .
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven
U kunt alleen versturen naar uw eigen e-mailadres. Als u naar andere bestemmingen wilt versturen, moet u eerst de
authenticatie-instellingen van de zendfunctie configureren, zodat de e-mailverzending niet wordt beperkt.
LDAP-Server-
authenticatie .
Geef indien nodig meerdere bestemmingen op, zoals Cc- en Bcc-bestemmingen.
Tik op <Bestemming>, en selecteer de methode voor het opgeven van bestemmingen.
Als u tikt op <Opgeven via LDAP-server> of <Mezelf opgeven als bestemming>, wordt de bestemming geselecteerd als de
<Aan>-bestemming.
Als u bestemmingen wilt opgeven voor <Cc> en <Bcc>, moet u de <Opgeven uit adresboek> of <Aangeven via kiescode>
gebruiken.
1
2
3
4
5
㻞㻢㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Tik op de instellingen. Gedetailleerde instellingen opgeven
De bestandsnaam van een gescand document wordt automatisch toegewezen op basis van de volgende indeling: nummer voor
communicatiebeheer (vier cijfers)_datum en tijdstip van verzenden_documentnummer (drie cijfers).bestandsextensie.
Voorbeeld van bestandsnamen: Als een document van één pagina wordt geconverteerd tot een PDF-bestand en verzonden
op 17 oktober 2015 om 19:00:05 uur.
0045_151017190005_001.pdf
U kunt niet zelf bestandsnamen opgeven.
Geef het onderwerp, de tekst, het antwoordadres en de prioriteit van de e-mail op.
Het onderwerp en de prioriteit worden standaard ingesteld op respectievelijk "Attached Image" en "Standaard".
Er wordt standaard geen berichttekst ingevoerd. Typ desgewenst zelf de tekst van het e-mailbericht. Als u geen tekst invoert,
worden alleen de gescande documenten verstuurd.
Er wordt standaard ook geen antwoordadres ingevoerd. Als u het antwoordadres wilt weergeven dat verschilt van het adres van
het apparaat, kiest u een adres dat is opgeslagen in het adresboek. Als er geen bestemming is opgeslagen in het adresboek,
raadpleegt u
Registreren in het adresboek .
Een onderwerp/berichttekst opgeven
1
Tik op <Onderwerp/bericht>.
2
Tik op <Onderwerp>.
3
Voer het onderwerp in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <A/a/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
6
7
㻞㻣㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het antwoordadres opgeven
Prioriteit instellen
4
Tik op <Bericht>.
5
Voer de tekst van het bericht in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <A/a/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
6
Tik op <Toepassen>.
1
Tik op <Antwoord aan>.
2
Tik op <Opgeven uit adresboek>.
3
Tik op een antwoordadres uit het Adresboek.
Zie
Opgeven vanuit het adresboek voor informatie over het werken met het adresboek.
㻞㻣㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Druk op om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Wanneer het SMTP-authenticatiescherm wordt weergegeven, voer dan met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het
wachtwoord in en tik vervolgens op <Toepassen>.
Als u het verzenden wilt annuleren, tikt u op <Annuleren>
<Ja>.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
De e-mail wordt verzonden zodra het scannen is voltooid.
Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Als een verzendfout optreedt
Foutmeldingen worden soms verstuurd naar het e-mailadres dat is ingesteld op het apparaat. U kunt de postbus op de server
leegmaken vanaf de Remote UI.
De postbus leegmaken
1
Tik op <Prioriteit>.
2
Selecteer een prioriteitsniveau.
Volg de onderstaande procedures wanneer het scannen is voltooid.
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Tik op <Verz. starten>.
De e-mail wordt verzonden.
1
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
2
Klik op [Instellingen/registratie].
8
㻞㻣㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
3
Klik op [Netwerkinstellingen] [E-mail-/I-faxinstellingen].
4
Klik op [Wissen] in [Postbus wissen].
5
Lees de melding die wordt weergegeven en klik op [OK].
E-mail wordt gewist uit de postbus.
Wanneer de postbus is leeggemaakt
Wanneer u eenmaal op [OK] hebt geklikt in het berichtenvenster, wordt alle e-mail in de postbus van de server
gewist. Als het apparaat niet een speciale e-mailaccount heeft, kunt u het beste controleren of er e-mailberichten
in de postbus bewaard moeten blijven.
㻞㻣㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u altijd dezelfde scaninstellingen wilt gebruiken: De standaardinstellingen wijzigen
Als u een combinatie van instellingen wilt opslaan voor eenvoudig gebruik:
Veelgebruikte scaninstellingen registreren
(E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-server)
Als u de naam van de afzender van de e-mail wilt opgeven:
Registreer apparaatnaam (e-mail/I-fax)
KOPPELINGEN
Het verzenden van documenten annuleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
Het logboek voor verzonden documenten controleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
㻞㻣㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05R
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Alleen bestemmingen in het adresboek kunnen worden gebruikt voor scannen naar gedeelde mappen. Als er geen
bestemmingen zijn opgeslagen in het adresboek, moet u dat doen voordat u documenten kunt gaan scannen naar gedeelde
mappen.
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingsscherm wordt weergegeven, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord
in. Selecteer vervolgens de authenticatie-server en druk op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden.
Tik op <Bestand>.
Selecteer een bestemming in het adresboek.
Zie Opgeven vanuit het adresboek voor informatie over het werken met het adresboek.
Bestemmingen direct selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren. U kunt ook eerder gebruikte bestemmingen
opgeven.
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren Eerder gebruikte
bestemmingen opgeven
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven
U kunt alleen versturen naar een gedeelde map of een FTP-server. Als u naar andere bestemmingen wilt versturen, moet u de
authenticatie-instellingen van de zendfunctie configureren zodat de bestemmingen niet beperkt zijn.
LDAP-Server-
authenticatie
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Tik op de instellingen. Gedetailleerde instellingen opgeven
1
2
3
4
5
㻞㻣㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De eerste naam van een gescand document wordt automatisch toegewezen op basis van de volgende indeling: nummer voor
communicatiebeheer (vier cijfers)_datum en tijdstip van verzenden_documentnummer (drie cijfers).bestandsnaamextensie.
Voorbeeld van bestandsnamen: Als een document van één pagina wordt geconverteerd tot een PDF-bestand en verzonden
op 17 oktober 2015 om 19:00:05 uur.
0045_151010191005_001.pdf
U kunt niet zelf bestandsnamen opgeven.
Druk op om het scannen te starten.
Het scannen wordt gestart.
Wanneer het scherm voor Bestandsauthenticatie wordt weergegeven, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en
het wachtwoord in en tikt u op <Toepassen>.
Als u het scannen wilt annuleren, drukt u op
<Ja>.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
Wanneer het scannen is voltooid, worden de documenten gescand en in de gedeelde map op de FTP-server opgeslagen.
Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Als u altijd dezelfde scaninstellingen wilt gebruiken: De standaardinstellingen wijzigen
Als u een combinatie van instellingen wilt opslaan voor eenvoudig gebruik:
Veelgebruikte scaninstellingen registreren
(E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-server)
KOPPELINGEN
Het verzenden van documenten annuleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
Het logboek voor verzonden documenten controleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
Als het scannen is voltooid, volgt u de onderstaande procedures (behalve als u in stap 5 JPEG als de bestandsindeling
hebt geselecteerd).
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Tik op <Verz. starten>.
De documenten worden gescand en in de gedeelde map of op de FTP-server opgeslagen.
6
㻞㻣㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05S
Het verzenden van documenten annuleren (E-mail/I-Fax/Gedeelde
map/FTP-server)
Als u het verzenden van documenten wilt annuleren, onmiddellijk nadat u drukt op , tik dan op <Annuleren> op de display of druk
op
. U kunt het verzenden van faxberichten ook annuleren na het controleren van de status van de verzending.
Tik op <Annuleren> om te annuleren
Druk op om te annuleren
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt als u op hebt gedrukt
De documenten zijn gescand en wachten op verwerking. Selecteer het document dat u wilt annuleren.
De verzendstatus controleren voordat u annuleert
<TX-opdracht> <Opdrachtstatus> selecteer het document <Annuleren> <Ja>
Details
Hier ziet u het aantal te verzenden documenten, de instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder
de documenten te verzenden, gaat u terug naar het hoofdscherm van de scanfunctie door op
te drukken.
<Annuleren>
Annuleert het verzenden.
㻞㻣㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
㻞㻣㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05U
Gedetailleerde instellingen opgeven
In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die u kunt kiezen als u documenten gaat scannen. Deze instellingen bevatten het
opgeven van de bestandsindeling waarnaar documenten worden geconverteerd, het aanpassen van de dichtheid om de weergave van
gescande documenten te verbeteren en ook de basisinstellingen zoals het opgeven van de afdrukstand of het scanformaat.
Een scanformaat opgeven Een bestandsindeling selecteren Dichtheid aanpassen
De afdrukstand van het
document opgeven
Documenttype selecteren Dubbelzijdige documenten
scannen (MF729Cx / MF728Cdw
/ MF724Cdw)
Scherpte aanpassen De juiste balans tussen
bestandsgrootte en
beeldkwaliteit kiezen
Gammawaarden instellen
㻞㻣㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05W
Een scanformaat opgeven
U kunt het scanformaat van documenten opgeven.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<I-fax>/<Bestand> wanneer u bestemmingen wilt opgeven.
<Scanformaat> Selecteer het formaat van het document
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
I-Faxen verzenden
㻞㻤㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05X
Een bestandsindeling selecteren
U kunt selecteren in welk bestandformaat documenten worden gescand. Kies uit PDF/JPEG/TIFF. Met PDF kunt
u kiezen uit Compact PDF met een kleiner gegevensomvang of uit OCR (optical character recognition) PDF,
dat het mogelijk maakt tekst te doorzoeken. Met <PDF-details instellen> kunt u uw PDF-beveiliging
verbeteren.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<Bestand> en geef bestemmingen op <Bestandsindeling>
Selecteer een bestandsformaat
<PDF>
Converteert een gescand document tot een PDF-bestand zonder reductie van de bestandsgrootte.
<PDF (Compact)>
Converteert een gescand document tot een PDF-bestand met reductie van de bestandsgrootte ten opzichte van <PDF>.
<PDF (Compact/OCR)>
Converteert een gescand document tot doorzoekbaar PDF-bestand met reductie van de bestandsgrootte ten opzichte van <PDF>.
Het PDF-bestand omvat tekstgegevens, onttrokken aan de tekens in het gescande document met OCR, en u kunt de tekst
doorzoeken met behulp van een computer.
<PDF (OCR)>
Converteert een gescand document tot een op tekst doorzoekbaar PDF-bestand, als <PDF (Compact/OCR)>, zonder reductie van
de bestandsgrootte.
<PDF-details instellen>
Selecteer dit wanneer u de instellingen wilt opgeven voor het genereren van een versleuteld PDF-bestand met een digitale
handtekening.
Alleen beschikbaar voor de MF729Cx waarop de als optie verkrijgbare Send PDF Security Feature Set is ingeschakeld.
*
*
<PDF-details instellen> Selecteer het type PDF-formaat Geef de instellingen op voor versleuteling en de
digitale handtekening
<Toepassen>
Het niveau van versleuteling opgeven
Selecteer het niveau van versleuteling naar behoefte, en stel vervolgens het wachtwoord voor versleuteling in dat
vereist is voor het openen van het PDF-bestand. De opties voor versleuteling zijn de volgende:
<Geen>
Het PDF-bestand is niet versleuteld.
<Acrobat 7.0 of later/128-bits AES>
Genereer een PDF-bestand dat geschikt is voor Adobe Acrobat/Adobe Reader/Adobe Acrobat Reader 7.0 of later.
㻞㻤㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<JPEG>
Het gescande document wordt geconverteerd tot JPEG-bestand.
<TIFF>
Het gescande document wordt geconverteerd tot TIFF-bestand.
Als u JPEG selecteert in <Bestandsindeling> en probeert een document te scannen van de glasplaat, kunt u slechts een pagina
scannen. U kunt een document van meerdere pagina's in één keer scannen met behulp van de invoer. Iedere pagina van het
document wordt als een apart bestand opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, kunt u documenten van meerdere pagina's
scannen van de glasplaat of met behulp van de invoer en wordt het gehele gescande document als één bestand opgeslagen.
<PDF (Compact)> en <PDF (Compact/OCR)> comprimeren foto's en illustraties op documenten meer dan <PDF> en <PDF
(OCR)>. Het bestand wordt kleiner, maar de beeldkwaliteit van sommige documenten of het aantal documenten dat kan
worden gescand zal misschien lager zijn. Als u <PDF (Compact)> of <PDF (Compact/OCR)> selecteert, kunt u het
compressieniveau opgeven.
Raadpleeg
Specificaties voor het scannen naar gedeelde mappen voor de resoluties van elke bestandsindeling.
Selecteert u <PDF-details instellen>, dan kunt u de PDF-opties van versleuteling en digitale handtekeningen opgeven voor
<PDF (Compact)>, <PDF>, <PDF (Compact/OCR)> of <PDF (OCR)>.
In <PDF (Compact/OCR)> en <PDF (OCR)> kunt u de instellingen configureren zodat het apparaat tijdens het scannen
automatisch de richting van het document detecteert, op basis van de richting van de tekst die wordt gelezen door de OCR-
functie.
OCR-instellingen (doorzoekbare tekst)
Beeldkwaliteitinstellingen voor <PDF (Compact)> en <PDF (Compact/OCR)>
<Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES>
Genereer een PDF-bestand dat geschikt is voor Adobe Acrobat/Adobe Reader/Adobe Acrobat Reader 9.0 of later.
<Acrobat 10.0 of equivalent/256-bits AES>
Genereer een PDF-bestand dat geschikt is voor Adobe Acrobat/Adobe Reader/Adobe Acrobat Reader 10 of later.
Slechts <Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES> ofwel <Acrobat 10.0 of equivalent/256-bits AES> verschijnt op de
display als optie voor het genereren van een volgens 256-bit AES versleutelde PDF.
Instellingen 256-bits AES
voor PDF met encryptie
Een digitale handtekening toevoegen
Selecteer <Linksboven> wanneer u een digitale handtekening aan een PDF-bestand wilt toevoegen. Evenals de
handtekening, wordt informatie als de naam van het model en het serienummer van het apparaat toegevoegd aan het
PDF-bestand.
Bereid een sleutel en certificaat voor als u een digitale handtekening wilt toevoegen. Sleutelparen genereren
<Menu> <Scaninstellingen> <Beeldinstellingen uitvoerbestand> <Beeldkwaliteitsniveau PDF (Compact)>
Selecteer het type van uw documenten Geef de instellingen op
<Beeldniveau in Tekst/Foto-modus of Fotomodus>
Selecteer deze optie als u documenten gaat scannen die foto's bevatten.
<Beeldniveau in tekstmodus>
Selecteer deze optie als u documenten gaat scannen die alleen tekst bevatten.
<Prioriteit bestandsgrootte>
De gegevensgrootte wordt sterk gecomprimeerd en verkleind, maar de beeldkwaliteit is laag.
<Normaal>
De compressieverhouding en de beeldkwaliteit worden ingesteld op een waarde halverwege <Prioriteit
bestandsgrootte> en <Prioriteit beeldkwaliteit>.
㻞㻤㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
<Prioriteit beeldkwaliteit>
De beeldkwaliteit verbetert, maar het compressieniveau vermindert en de gegevensgrootte is groot.
㻞㻤㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-05Y
Dichtheid aanpassen
U kunt de dichtheid van de scan aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker
zijn.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<I-fax>/<Bestand> wanneer u bestemmingen wilt opgeven.
<Densiteit> Adjust the density <Toepassen>
<->
Hiermee verlaagt u de dichtheid.
<+>
Hiermee verhoogt u de dichtheid.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Scherpte aanpassen
㻞㻤㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-060
De afdrukstand van het document opgeven
U kunt de afdrukstand instellen op Staand of Liggend.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<Bestand> wanneer u bestemmingen wilt opgeven. <Type
origineel>
Selecteer het documenttype
<Staand>
Selecteer deze optie voor documenten met de afdrukstand Staand.
<Liggend>
Selecteer deze optie voor documenten met de afdrukstand Liggend.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
㻞㻤㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-061
Documenttype selecteren
U kunt de beeldkwaliteit voor de scan selecteren op basis van het documenttype, zoals documenten met
alleen tekst, documenten met grafieken en tabellen of documenten met tijdschriftfoto's.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<I-fax>/<Bestand> wanneer u bestemmingen wilt opgeven. <Type
origineel>
Selecteer het documenttype
<Tekst>
Selecteer deze optie als u documenten gaat scannen die alleen tekst bevatten.
<Tekst/Foto>
Selecteer deze optie als u documenten gaat scannen die tekst en foto's bevatten.
<Foto>
Deze optie is bedoeld voor het scannen van documenten met gedrukte foto's, zoals tijdschriften of folders.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
㻞㻤㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-062
Dubbelzijdige documenten scannen
Het apparaat kan automatisch de voor- en achterzijde scannen van documenten in de invoer.
Het apparaat kan de beide zijden van documenten niet automatisch scannen wanneer u de documenten op de glasplaat legt.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<I-fax>/<Bestand> wanneer u bestemmingen wilt opgeven. <2-
zijdig origineel>
Selecteer <Type boek> of <Type kalender>
<Type boek>
Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde dezelfde afdrukrichting hebben.
<Type kalender>
Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde niet dezelfde afdrukrichting hebben.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
㻞㻤㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-063
Scherpte aanpassen
U kunt de scherpte van de afbeelding aanpassen voordat u deze verzendt. Stel de scherpte hoger in om
onscherpe teksten en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te
verbeteren.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<I-fax>/<Bestand> wanneer u bestemmingen wilt opgeven.
<Scherpte> Pas de scherpte <Toepassen>
<->
Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is.
Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren
<+>
Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding.
Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Dichtheid aanpassen
㻞㻤㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-064
De juiste balans tussen bestandsgrootte en beeldkwaliteit kiezen
De gescande documenten worden geconverteerd naar de opgegeven bestandsindelingen. Op dat moment kunt
u het compressieniveau van het bestand opgeven. Als u <Klein: Geheugenprioriteit> selecteert, wordt een
hogere compressieverhouding gebruikt dan normaal en is het resultaat een kleiner bestand met een lagere
beeldkwaliteit. Als u echter <Groot: Prioriteit beeldkwaliteit> selecteert, wordt een lagere
compressieverhouding gebruikt dan normaal en is het resultaat een groter bestand met een hogere
beeldkwaliteit.
<Scannen>
Tik op <USB-geheugen> of <E-mail>/<I-fax>/<Bestand> wanneer u bestemmingen wilt opgeven. Geef de
gewenste
<Klein: Geheugenprioriteit>
De gegevensgrootte wordt sterk gecomprimeerd en verkleind, maar de beeldkwaliteit wordt verminderd.
<Standaard>
De compressieverhouding en de beeldkwaliteit worden ingesteld op een waarde halverwege <Klein: Geheugenprioriteit> en
<Groot: Prioriteit beeldkwaliteit>.
<Groot: Prioriteit beeldkwaliteit>
De beeldkwaliteit verbetert, maar het compressieniveau vermindert en de gegevensgrootte wordt groter.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Een bestandsindeling selecteren
㻞㻤㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-065
Gammawaarden instellen
De gescande documenten worden geconverteerd naar de opgegeven bestandsindelingen. Op dat moment kunt
u de gammawaarden opgeven die op de documenten moeten worden toegepast. U kunt de gammawaarde
opgeven van de monitor die wordt gebruikt om de geconverteerde bestanden te bekijken, zodat de bestanden
worden weergegeven met de helderheid van de originele documenten.
Raadpleeg de handleiding van de monitor om de gammawaarde te bepalen.
<Menu>
<Scaninstellingen> <Beeldinstellingen uitvoerbestand> <Waarde YCbCr TX-gamma> Selecteer de
gammawaarde
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Een bestandsindeling selecteren
㻞㻥㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-066
Verzenden met geregistreerde bestemmingen (E-mail/I-Fax/Gedeelde
map/FTP-server)
U kunt bestemmingen opgeven door deze in het adresboek te selecteren en door de numerieke toetsen te gebruiken. Als u het adresboek
wilt gebruiken, moet u eerst bestemmingen opslaan in het adresboek. U kunt ook eerder gebruikte bestemmingen opgeven. Als in uw
kantooromgeving een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u ook bestemmingen op de server opgeven.
Opgeven vanuit het adresboek Bestemmingen rechtstreeks
selecteren door codes voor
verkort kiezen in te voeren
Eerder gebruikte bestemmingen
opgeven
Bestemmingen op een LDAP-
server opgeven (E-mail/I-Fax)
Als u bestemmingen opgeeft voor e-mails
U kunt meerdere bestemmingen opgeven, waaronder Cc- of Bcc-bestemmingen, net als bij het versturen van e-mails met een
e-mailprogramma. Dit kan via het adresboek of een LDAP-server. Als u een bestemming wilt opgeven als een Cc- of Bcc-adres,
moet u het adresboek gebruiken.
Wanneer u bestemmingen opgeeft voor gedeelde mappen en een FTP-server
U kunt geen bestemmingen opgeven met behulp van de numerieke toetsen of een LDAP-server. U kunt ook maar één
bestemming tegelijk opgeven.
TIPS voor het verbeteren van de veiligheid
Als u de beschikbaarheid van bestemmingen wilt beperken tot het adresboek, een LDAP-server of eerder opgegeven
bestemmingen:
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Als eerder gebruikte bestemmingen niet opnieuw mogen worden gekozen:
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Registreren in het adresboek
LDAP-servers registreren
㻞㻥㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-067
Opgeven vanuit het adresboek
U kunt een bestemming opgeven via het adresboek door een keuze te maken in de lijst met opgeslagen
bestemmingen of door op naam van ontvanger te zoeken naar bestemmingen.
U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken.
Registreren in het adresboek
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Selecteer <E-mail>, <I-fax> of <Bestand>.
Als u <Bestand> selecteert, gaat u verder met stap 4.
Tik op <Bestemming> <Opgeven uit adresboek>.
Verschijnt het scherm <Type>, selecteer dan <Aan>, <Cc> of <Bcc> als type bestemming.
Selecteer een tabblad met / .
<Alles>
Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen. De symbolen of pictogrammen naast bestemmingen
worden hieronder toegelicht.
<
>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen als favorieten.
<A-Z>/<0-9>/<ABC> - <YZ>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven met namen van ontvangers waarvan de eerste tekens overeenkomen met de
1
2
3
4
㻞㻥㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
tekens op het geselecteerde tabblad.
<
>
Druk hierop om bestemmingen voor faxen weer te geven. Zie
Opgeven vanuit het adresboek (fax) als u bestemmingen
wilt opgeven via dit tabblad.
<
>
Druk hierop om bestemmingen voor e-mails weer te geven.
<
>
Toont bestemmingen voor I-Faxen.
<
>
Toont bestemmingen voor gedeelde mappen/FTP-server.
<
>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen met de functie Groepskiezen. Deze functie is niet beschikbaar
bij het scannen van documenten die worden opgeslagen in gedeelde mappen/op een FTP-server.
Selecteer een bestemming.
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven (e-mail/I-Fax)
Herhaal stappen 3 tot en met 5. U kunt maximaal 100 bestemmingen opgeven.
Als u bestemmingen wilt wissen (e-mail/I-Fax)
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
Als u bestemmingen hebt opgegeven in Groepskiezen in stap 2, wordt <Aantal bestemmingen> op het scherm
weergegeven. Wanneer u dit item selecteert, worden gedetailleerde bestemmingen in Groepskiezen
weergegeven.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
5
㻞㻥㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
te geven
Voordat u <Bevest./Bewerk> selecteert in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de
bestemmingen die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
㻞㻥㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-068
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te
voeren
Als u de 3-cijferige code (code voor verkort kiezen) weet die aan de bestemming is toegewezen, kunt u de
bestemming opgeven door die code direct op te geven.
Als u verkort kiezen met code wilt gebruiken moet de bestemming van tevoren in het Adresboek zijn geregistreerd.
Bestemmingen opslaan in het adresboek
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <Bestemming> <Aangeven via kiescode>.
Verschijnt het scherm <Type>, selecteer dan <Aan>, <Cc> of <Bcc> als type bestemming.
Voer de code van drie cijfers (001 tot 281) in met de numerieke toetsen.
Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op . (Druk eenmaal op de toets als u het laatst ingevoerde teken wilt wissen. Houd
de toets langer ingedrukt als u alle ingevoerde tekens wilt wissen.)
Als er bevestigingsscherm verschijnt
Wanneer <Bevestiging TX-kiescode> is ingesteld op <Aan>, wordt een scherm weergegeven dat de bestemming en de naam
voor het nummer toont. (Voor Groepskiezen worden de naam van de bestemming en het aantal bestemmingen getoond.)
Bekijk de inhoud en tik, als alles juist is, op <OK>. U kunt een andere bestemming opgeven door te tikken op <Annuleren> en
vervolgens de driecijferige code voor verkort kiezen op te geven.
Bestemmingen in het adresboek weergeven
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven (e-mail/I-Fax)
Herhaal stappen 2 en 3. U kunt maximaal 100 bestemmingen opgeven.
Als u bestemmingen wilt wissen (e-mail/I-Fax)
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
1
2
3
㻞㻥㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
Als u bestemmingen hebt opgegeven in Groepskiezen in stap 2, wordt <Aantal bestemmingen: > op het
scherm weergegeven. Wanneer u dit item selecteert, worden gedetailleerde bestemmingen in Groepskiezen
weergegeven.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u <Bevest./Bewerk> selecteert in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de
bestemmingen die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
㻞㻥㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-069
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven
U kunt een bestemming selecteren uit de drie laatst gebruikte bestemmingen. Als u een eerder gebruikte
bestemming opgeeft, worden ook de laatst gebruikte scaninstellingen, zoals de dichtheid, voor die bestemming
geselecteerd.
Als <Beperk opn. verz. vanuit log> is ingesteld op <Aan>, kunt u deze functie niet gebruiken. Eerder gebruikte
bestemmingen blokkeren
Als u het apparaat uitschakelt of <Beperk nieuwe bestemmingen> instelt op <Aan>, worden de eerder gebruikte
bestemmingen verwijderd en is deze functie niet beschikbaar.
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Wanneer u een bestemming opgeeft met deze functie, worden eerder opgegeven bestemmingen verwijderd.
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <Bestemming> <Inst. oproepen>.
Selecteer een bestemming.
De geselecteerde bestemming en de scaninstellingen ervan worden opgegeven. U kunt voorafgaand aan het verzenden de
instellingen ook wijzigen.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
1
2
3
㻞㻥㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06A
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (E-mail/I-Fax)
Als in uw kantooromgeving een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u ook bestemmingen opgeven die op die
server zijn vastgelegd. Hiervoor opent u vanaf het apparaat het adresboek op een LDAP-server en zoekt u de
bestemming.
U moet de instellingen voor verbinding met een LDAP-server vooraf opgeven. LDAP-servers registreren
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Tik op <Bestemming> <Opgeven via LDAP-server>.
Selecteer de LDAP-server die u gebruikt.
Selecteer de zoekcriteria.
Namen van personen, faxnummers, e-mailadressen, namen van bedrijven en namen van bedrijfsunits zijn de criteria die
beschikbaar zijn voor het zoeken van bestemmingen. U kunt meerdere zoekcriteria tegelijkertijd opgeven.
Geef de zoekcriteria op met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
In het onderstaande scherm ziet u een voorbeeld waarin <Naam> is geselecteerd in stap 4 om te zoeken op eigennaam.
1
2
3
4
5
㻞㻥㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Door te tikken op <A/a/12> kunt u overschakelen tussen de verschillende invoerstanden (behalve voor het zoeken op
faxnummer).
Als u meerdere zoekcriteria wilt opgeven, herhaalt u stappen 4 en 5.
Tik op <Zoekmethode>.
Geef de zoekmethode op.
<Alle onderstaande voorwaarden gebruiken>
Er worden alleen bestemmingen gevonden en weergegeven die voldoen aan alle zoekcriteria uit stappen 4 en 5.
<Enkele van onderstaande voorwaarden gebruiken>
De zoekresultaten bestaan uit alle bestemmingen die voldoen aan één of meer van de opgegeven zoekcriteria uit stappen 4 en
5.
Tik op <Zoeken starten>.
U ziet de bestemmingen die voldoen aan de opgegeven zoekcriteria.
Als er een verificatiescherm verschijnt wanneer u op <Zoeken starten> tikt, voert u de gebruikersnaam van het apparaat en
het bijbehorende wachtwoord in die zijn geregistreerd op de LDAP-server en tikt u vervolgens op <Toepassen>.
LDAP-
servers registreren
Selecteer een bestemming en tik op <Toepassen>.
U kunt maximaal 10 bestemmingen opgeven.
Als u met andere zoekcriteria naar een bestemming wilt zoeken, herhaalt u stappen 2 - 9.
Als u al een bestemming hebt opgegeven met de numerieke toetsen, kunt u nog maximaal negen bestemming opgeven via een
LDAP-server.
U kunt de geselecteerde bestemmingen niet opgeven als Cc- of Bcc-adressen.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
Tik op <Bestemming> <Bevest./Bewerk>.
6
7
8
9
㻞㻥㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen>.
4
Tik op <Ja>.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u <Bevest./Bewerk> selecteert in stap 1, kunt u tikken op / en overschakelen tussen de
bestemmingen die u hebt opgegeven. Geef een bestemming op die u wilt wissen en druk op
.
㻟㻜㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06C
De gewenste scaninstellingen configureren
De standaardinstellingen zijn de instellingen die steeds worden weergegeven wanneer u het apparaat aanzet of wanneer u drukt op .
Als u de scaninstellingen die u vaak gebruikt, registreert als standaardinstellingen, hoeft u niet steeds dezelfde instellingen op te geven
wanneer u kopieën maakt. Daarnaast kunt u ook combinaties van bestemmingen en scaninstellingen registreren en gebruiken wanneer u
deze maar nodig hebt (E-mail/I-Fax/gedeelde mappen/FTP-server).
Het apparaat is vooraf geconfigureerd met de standaardinstellingen ( Overzicht van menuopties). U kunt deze
standaardinstellingen naar behoefte wijzigen en opslaan.
Geef <PDF (Compact)> op als de standaardbestandsindeling en registreer dit als de
standaardinstelling. Vanaf nu hoeft u de bestandindeling niet meer te wijzigen wanneer u
scant.
De standaardinstellingen wijzigen
Geef het e-mailadres op van uw client <Kleur> en <JPEG> voor scaninstellingen en
registreer het adres en de instellingen als een combinatie in <Favoriete instellingen>.U
kunt dan gemakkelijk deze combinatie van instellingen gebruiken, wanneer u deze nodig
hebt.
Veelgebruikte scaninstellingen registreren (E-mail/I-fax/Gedeelde
map/FTP-server)
㻟㻜㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06E
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze
standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde
instellingen hoeft op te geven als u gaat scannen.
USB-geheugen
<Menu> <Scaninstellingen> <Instellingen USB-geheugen> <Wijzig standaardinstellingen> Selecteer de instelling
Wijzig de standaardwaarde van het geselecteerde item <Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
E-mail
<Menu> <Scaninstellingen> <E-mailinstellingen> <Wijzig standaardinstellingen> Selecteer de instelling Wijzig
de standaardwaarde van het geselecteerde item
<Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
I-Faxinstellingen
<Menu> <Scaninstellingen> <I-faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Wijzig standaardinstellingen>
Selecteer de instelling Wijzig de standaardwaarde van het geselecteerde item <Toepassen>
㻟㻜㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
Bestandsinstellingen
<Menu> <Scaninstellingen> <Bestandsinstellingen> <Wijzig standaardinstellingen> Selecteer de instelling Wijzig
de standaardwaarde van het geselecteerde item
<Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
I-Faxen verzenden
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Gedetailleerde instellingen opgeven
Scaninstellingen
㻟㻜㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06F
Veelgebruikte scaninstellingen registreren (E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-
server)
U kunt tot wel 18 combinaties van scaninstellingen die u vaak gebruikt, registreren. Omdat u naar wens geregistreerde instellingen kunt
weergeven, zijn er niet steeds ingewikkelde procedures nodig (bijv. het documenttype instellen, compacte PDF opgeven als
bestandsformaat en het bestand naar alle interne personeel sturen). U kunt ook combinaties van geregistreerde instellingen toewijzen
aan een knop voor een snelkoppeling die wordt weergegeven op het <Start>-scherm.
Favoriete instellingen registreren
Favoriete instellingen weer oproepen
Druk op en tik op <Scannen>.
Wanneer het aanmeldingscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Vervolgens selecteert u de authenticatie-server en drukt u op
. Inloggen op Geautoriseerd Verzenden
Selecteer <E-mail>, <I-fax> of <Bestand>.
Wijzig de waarden voor de instellingen die u wilt registreren.
Gedetailleerde instellingen opgeven
U kunt ook een bestemming in een favoriete scaninstelling opnemen door de bestemming die u wilt registreren, in te voeren.
Verzenden met geregistreerde bestemmingen (E-mail/I-Fax/Gedeelde map/FTP-server)
Tik op <Favoriete instellingen> <Registreren>.
Bekijk de melding en tik op <OK>.
Favoriete instellingen registreren
1
2
3
4
5
㻟㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer waar u de instellingen wilt registreren.
Controleer de details van de instellingen die u wilt registreren en tik op <Toepassen>. Gedetailleerde
instellingen opgeven
Tik op een te registreren instelling als u de waarde ervan wilt wijzigen.
U kunt de bestemming van de registratie een andere naam geven door te tikken op <Naam wijzigen>.
Tekst invoeren
Selecteer of u de instellingen wilt registreren als een knop voor een snelkoppeling.
Als u <Ja> selecteert, wordt een bericht weergegeven. Bekijk de melding en tik vervolgens op <OK>. De geregistreerde
combinatie van instellingen wordt toegevoegd aan het <Start>-scherm als een knop voor een snelkoppeling.
Als het <Start>-scherm vol is en u kunt de knop niet toevoegen, wis dan met <Instell. startscherm> geregistreerde knoppen of
spaties.
Het scherm <Start> aanpassen
Geregistreerde instellingen worden ook bewaard wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Ga, als u geregistreerde instellingen wilt bewerken of wissen naar <Scannen>
<Favoriete instellingen> <Bewerk/verwijd>
<Bewerken> of <Verwijderen> en volg dan onderstaande stappen.
Een instelling bewerken:
Selecteer de instelling die moet worden bewerkt
Wijzig de instelling en tik op <Toepassen> <Ja>.
Een instelling wissen:
Selecteer de instelling die moet worden gewist
tik op <Ja>.
6
7
8
㻟㻜㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
U kunt bestemmingen niet meer wijzigen wanneer de instellingen zijn geregistreerd. Wis de instellingen, als u een bestemming
wilt wijzigen, en registreer de instellingen opnieuw.
Als u een bestemming hebt geregistreerd die u had opgegeven vanuit het Adresboek, en u wist vervolgens de bestemming uit
het Adresboek, dan wordt de bestemming ook gewist uit de favoriete scaninstellingen.
U hoeft alleen maar de combinatie van instellingen, die het best geschikt is voor uw doeleinden, te selecteren uit de favoriete instellingen.
<Scannen>
<Favoriete instellingen> Selecteer de combinatie van instellingen die u weer wilt oproepen
Wanneer u de combinatie van instellingen weer hebt opgeroepen, kunt u, als u dat wilt ook de scaninstellingen wijzigen.
KOPPELINGEN
Eenvoudig scannen met een apparaatgebaseerde bewerking
Favoriete instellingen weer oproepen
㻟㻜㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06H
Het logboek voor verzonden documenten controleren (E-mail/I-
Fax/Gedeelde map/FTP-server)
U kunt het logboek voor gescande documenten die direct vanuit het apparaat zijn verzonden, inzien als lijst.
Wanneer <Weergave opdrachtlog> is ingesteld op <Uit>, kunt u de logboeken voor verzonden documenten niet inzien.
Weergave opdrachtlog
Druk op .
Tik op <TX-opdracht>.
Tik op <Opdrachtlog>.
U ziet een lijst met de documenten die zijn verzonden.
Tik op het document waarvoor u gedetailleerde informatie wilt controleren.
Controleer de details van het geselecteerde document.
KOPPELINGEN
TX-resultaatrapport
Communicatiebeheerrapport
1
2
3
4
5
㻟㻜㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06J
Kan handig worden toegepast met een mobiel toestel
Door het apparaat te gebruiken in combinatie met een mobiel toestel, zoals een smartphone of tablet, kunt u gemakkelijk afdrukken of
scannen. Het apparaat is geschikt voor AirPrint, en daarmee kan rechtstreeks worden afgedrukt vanaf een iPhone/iPad, en met Google
Cloud Print™, en kunt u afdrukken terwijl u onderweg bent. Door deze en diverse andere functies te benutten kunt u het apparaat
inzetten voor een uiteenlopende reeks van doeleinden.
Het apparaat gebruiken vanaf een Smartphone/Tablet
U kunt met Canon Mobile Application gemakkelijk printen of scannen vanaf een mobiel toestel. Als uw mobiele toestel geschikt is voor
NFC, kunt u afdrukken door gewoon het apparaat met het toestel aan te raken. verder kunt u de verbinding met het apparaat tot stand
brengen zonder een draadloze LAN-router en kunt u de "UI op afstand" gebruiken, waarmee u het apparaat op afstand kunt bedienen en
de instellingen van het apparaat op afstand kunt wijzigen.
Afdrukken/Scannen via Canon Mobile Application en Plug-in
Afdrukken door met een mobiel toestel het apparaat aan te raken (NFC)(MF729Cx)
Een eenvoudige draadloze verbinding tot stand brengen met Direct Connection (stand Toegangspunt)(MF729Cx /
MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
UI op afstand gebruiken vanaf een mobiel toestel
AirPrint gebruiken
U kunt afdrukken, scannen of faxen zonder een printerstuurprogramma, u verzendt afdrukgegevens draadloos vanaf Apple-apparaten.
AirPrint gebruiken
Google Cloudprinter gebruiken
U kunt afdrukken zonder printerstuurprogramma door programma's of services te gebruiken op computers of andere mobiele toestellen
die geschikt zijn voor Google Cloud Print.
Google Cloudprinter gebruiken
Het apparaat is ook geschikt voor Mopria™. Met Mopria™ kunt u afdrukken met printers van verschillende fabrikanten via
hetzelfde printerstuurprogramma. dit is handig omdat u kunt afdrukken met dezelfde bedieningshandelingen en dezelfde
instellingen op diverse modellen van printers. Zie voor details over de modellen die geschikt zijn voor Mopria™ en de
systeemeisen, http://www.mopria.org.
Mopria™-instellingen bekijken
Meld u aan op de UI op afstand in de stand Systeembeheerder ( De UI op afstand starten)
[Instellingen/registratie] [Netwerkinstellingen] [Mopria-instellingen] [Bewerken] Controleren
dat het selectievakje [Mopria gebruiken] is geselecteerd
[OK]
㻟㻜㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
㻟㻜㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06K
Afdrukken/Scannen via Canon Mobile Application en Plug-in
U kunt gegevens afdrukken die op een smartphone/tablet staan die met dit apparaat is verbonden, en documenten die met het apparaat
zijn gescand, naar de smartphone/tablet verzenden, die met het apparaat is verbonden. Ga voor geschikte besturingssystemen, de
gedetailleerde procedure voor instellingen en bediening, naar de Canon website: http://www.canon.com/.
㻟㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06L
Afdrukken door met een mobiel toestel het apparaat aan te raken (NFC)
Dit apparaat is geschikt voor de NFC (Near Field Communication)-standaarden. Door met een mobiel toestel dat geschikt is voor NFC het
NFC-merkteken het bedieningspaneel van het apparaat aan te raken, kunt u foto's en documenten die op dat mobiele toestel staan,
afdrukken.
Zie Bedieningspaneel voor de plaats waar u het apparaat met het mobiele toestel moet aanraken.
Het mobiele toestel instellen
Schakel op het mobiele toestel de NFC-functie in. Zie voor meer informatie de instructiehandleidingen voor uw mobiele toestel of
neem contact op met de fabrikant.
Installeer Canon Mobile Application op uw mobiele toestel. Zie voor meer informatie de Canon-website: http://www.canon.com/.
Canon Mobile Application starten.
Vereiste instelling op het apparaat
Geef de volgende instellingen op als u van voor NFC geschikte toestellen wilt afdrukken.
Stel <NFC inschakelen> in op <Aan>.
NFC inschakelen
Stel het IP-adres in IPv4-formaat.
IPv4-adres instellen
U kunt de applicatie-software gratis downloaden, maar er zijn kosten verbonden aan de Internet-verbinding.
Als het afdrukken niet wordt gestart, kies dan een andere positie waar u het apparaat met het mobiele toestel aanraakt.
Het kan even duren voordat de verbinding tot stand is gebracht.
Mogelijk zal dit niet goed werken, afhankelijk van het mobiele toestel.
㻟㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06R
Een eenvoudige draadloze verbinding tot stand brengen met Direct
Connection (stand Toegangspunt)
Zelfs op een locatie zonder toegangspunten of draadloze LAN-routers kunt u een directe verbinding tot stand brengen tussen het
apparaat en uw mobiele toestel. U kunt dan afdrukken vanaf uw mobiele toestel wanneer u maar wilt, zonder moeilijke instellingen voor
verbinding.
U kunt dit apparaat gebruiken als een toegangspunt. Stel daartoe <Directe verbinding inschakelen> vooraf in op <Aan>. De
instellingen configureren voor Directe Verbinding (Stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
<Directe verbinding>
Breng de verbinding tot stand vanaf het mobiele toestel met de weergegeven SSID en
netwerksleutel.
Het Direct Connection-scherm wordt weergegeven.
<Verbind. info.>
Op het Direct Connection-scherm kunt u de informatie over de voortgang zien.
<Verb. verbrek.>
Stopt de Direct Connection-procedure.
In Direct Connection zult u afhankelijk van uw mobiele toestel misschien geen verbinding met Internet kunnen krijgen.
Direct Connection is alleen mogelijk als een één-op-één verbinding tussen het apparaat en een enkel mobiel toestel. U kunt
niet 2 of meer mobiele toestellen tegelijkertijd met het apparaat verbinden.
Als de draadloze verbinding vanaf het mobiele toestel niet tot stand wordt gebracht binnen 5 minuten terwijl de SSID en de
netwerksleutel worden weergegeven, wordt de wachttijd voor de verbinding beëindigd.
Als tijdens de communicatie door middel van Direct Connection er gedurende enige tijd geen gegevens worden verzonden
tussen het apparaat en het mobiele toestel, zal de communicatie mogelijk worden beëindigd.
De SSID en netwerksleutel van het apparaat worden steeds wanneer een Direct Connection-procedure wordt gestart, gewijzigd.
In de stand Directe verbinding is de sluimermodus niet zo effectief in het besparen van energie.
Als zowel <Directe verbinding inschakelen> als <NFC inschakelen> zijn ingesteld op <Aan>, is de sluimermodus niet zo
effectief in het besparen van energie, zelfs niet in de stand Directe verbinding.
De instellingen configureren voor Directe Verbinding (Stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
/ MF628Cw)
NFC inschakelen
Als u de directe verbinding gebruikt, moet u niet het IP-adres handmatig instellen op het mobiele apparaat. Wanneer u dat
doet zal een goede communicatie misschien niet mogelijk zijn, na gebruik van de directe verbinding.
NFC gebruiken in combinatie met Access Point Mode
U kunt NFC en Access Point Mode combineren. U hoeft maar met uw mobiele toestel het NFC-merkteken op het
bedieningspaneel van het apparaat aan te raken, en u kunt de SSID en netwerksleutel automatisch uitlezen.
Afdrukken
door met een mobiel toestel het apparaat aan te raken (NFC)(MF729Cx)
Het apparaat in Direct Connection (in stand Toegangspunt)
㻟㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
㻟㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06S
UI op afstand gebruiken vanaf een mobiel toestel
U kunt de UI op afstand gebruiken vanuit een webbrowser die op uw mobiele toestel is geïnstalleerd. Zo kunt u de status van het
apparaat controleren en instellingen van het apparaat opgeven vanaf uw mobiele toestel.
Geschikte browsers
De volgende browsers zijn geschikt voor de UI op afstand van mobiele toestellen.
Voor Android OS
Chrome
Voor iOS
Safari
Voer het IP adres van het apparaat in de webbrowser in en start de UI op afstand. Controleer vooraf het IP-adres dat op het apparaat is
ingesteld (
Netwerkinstellingen weergeven). Als u vragen hebt, neem dan contact op met de netwerkbeheerder.
Start de webbrowser op uw smartphone of tablet.
Voer "http://(het IP-adres van het apparaat)/" in het adresveld.
Als u een IPv6-adres wilt gebruiken, typt u dit adres tussen haakjes (voorbeeld: http://[fe80::2e9e:fcff:fe4e:dbce]/).
Er zijn enkele items van de UI op afstand, die niet worden weergegeven in de "Smartphone-versie". Zie de "PC-versie" als u
alle items wilt inzien.
KOPPELINGEN
De UI op afstand gebruiken
UI op afstand starten met een mobiel toestel
1
2
㻟㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06U
AirPrint gebruiken
U kunt afdrukken, scannen of faxen zonder een printerstuurprogramma, u verzendt afdrukgegevens draadloos vanaf Apple-apparaten.
AirPrint instellen
AirPrint-instellingen configureren
Het scherm voor AirPrint weergeven
Functies van AirPrint
Afdrukken met AirPrint
Scannen met AirPrint
Faxen met AirPrint (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Problemen oplossen
Als AirPrint gebruiken niet mogelijk is
U kunt gegevens registreren die worden gebruikt voor het identificeren van de machine, zoals de naam van de machine en de
installatielocatie. U kunt ook het afdrukken via AirPrint uitschakelen op de machine. U gebruikt de UI op afstand om deze instellingen te
wijzigen.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Afhankelijk van uw browser, kan de procedure voor het starten van de UI op afstand afwijken. Raadpleeg de Help van de browser
die u gebruikt.
Klik op [Instellingen/registratie].
Als u een mobiel apparaat gebruikt, zoals een iPad, iPhone of iPod touch, moet u "klikken" hieronder lezen als "tikken".
Klik op [Netwerkinstellingen] [AirPrint-instellingen].
AirPrint-instellingen configureren
1
2
3
㻟㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Bewerken].
Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[AirPrint gebruiken]
Schakel dit selectievakje in als u wilt afdrukken met AirPrint. Schakel het selectievakje uit als u AirPrint wilt uitschakelen.
[Printernaam]/[Locatie]/[Breedtegraad]/[Lengtegraad]
Voer de naam en de installatielocatie in om dit apparaat eenvoudig te herkennen vanaf uw Apple-apparaat. Deze informatie is
handig als u meerdere AirPrint-printers gebruikt.
Als u [Printernaam] wijzigt
Als u [Printernaam] wijzigt, die u eerder hebt opgegeven, zult u misschien niet meer kunnen afdrukken vanaf de Mac die u tot
dan voor het afdrukken hebt kunnen gebruiken. Dit verschijnsel doet zich voor omdat <mDNS-naam> (
DNS configureren) van
IPv4 ook automatisch wordt gewijzigd. U moet in dit geval het apparaat weer aan de Mac toevoegen.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het scherm voor AirPrint weergeven
4
5
6
㻟㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
U kunt het scherm van AirPrint weergeven en zo niet alleen toegang krijgen tot de verschillende AirPrint-instellingen, maar ook gegevens
van verbruiksartikelen bekijken, zoals papier en tonercartridges. (
IEEE 802.1X-verificatie configureren).
Klik op [Systeemvoorkeuren] in het Dock op het bureaublad [Printers en scanners].
Selecteer uw printer en klik op [Opties en toebehoren].
Klik op [Geef webpagina van printer weer].
Meld u aan op de UI op afstand.
Wilt u AirPrint-instellingen wijzigen, dan moet u zich aanmelden in de stand Systeembeheerder.
Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Mac, Mac OS en Mac OS X zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en
andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
Handelsmerken
1
2
3
4
㻟㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06W
Afdrukken met AirPrint
U hebt niet altijd een computer nodig voor het afdrukken van e-mailberichten, foto's, webpagina's en andere documenten. Met AirPrint
kunt u direct afdrukken vanaf Apple-apparaten zoals iPad, iPhone, iPod touch.
Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
Afdrukken vanaf Mac
Systeemvereisten
Voor het afdrukken met AirPrint hebt u een van de volgende Apple-toestellen nodig.
iPad (alle modellen)
iPhone (3GS of hoger)
iPod touch (derde generatie of hoger)
Mac (Mac OS X 10.7 of later)
Mac OS X 10.9 of later met een USB-verbinding.
Netwerkomgeving
U hebt een van de volgende omgevingen nodig.
Het Apple-toestel en het apparaat hebben verbinding met hetzelfde LAN.
Het Apple-toestel en het apparaat staan in de stand voor Direct Connection.
De Mac en het apparaat zijn op elkaar aangesloten via USB.
Wanneer u USB-aansluiting gebruikt
Stel <Select. OS v. USB verbonden pc> in op <Mac OS>.
Melden om papierinstellingen te controleren
Controleer dat het apparaat is ingeschakeld en is verbonden met uw Apple-toestel.
Zie "Aan de slag" als u wilt weten hoe u kunt nagaan of het Apple-toestel en het apparaat met elkaar zijn verbonden via een
bedraad/draadloos LAN.
Meegeleverde documentatie
Zie
Een eenvoudige draadloze verbinding tot stand brengen met Direct Connection (stand Toegangspunt)(MF729Cx
/ MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw) als u wilt weten hoe u kunt nagaan of het Apple-toestel en het apparaat met elkaar
zijn verbonden via Direct Connection.
Tik in de applicatie op uw Apple-toestel op zodat de menuopties worden weergegeven.
Tik op [Druk af] in de vervolgkeuzelijst.
Selecteer dit apparaat bij [Printer] in [Printeropties].
De printers in het netwerk worden weergegeven. Selecteer dit apparaat.
[Printeropties] wordt niet weergegeven in programma's die geen ondersteuning bieden voor AirPrint. U kunt dan ook niet
draadloos afdrukken vanuit deze programma's.
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
De beschikbare instellingen en papierformaten verschillen afhankelijk van de applicatie die u gebruikt.
*
*
Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
1
2
3
4
5
㻟㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op [Druk af].
Het afdrukken wordt gestart.
De afdrukstatus controleren
Druk tijdens het afdrukken twee keer op de Home-knop van het Apple-toestel
tik op [Druk af].
Controleer dat het apparaat is ingeschakeld en verbinding heeft met uw Mac.
Zie "Aan de slag", als u wilt weten hoe u dit kunt nagaan. Meegeleverde documentatie
Voeg het apparaat toe aan de Mac vanuit [Systeemvoorkeuren] [Printers en scanners].
Deze bedieningshandeling is niet nodig als de registratie al is uitgevoerd voor scannen of faxen.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer deze machine in het afdrukvenster.
De printers die verbinding hebben met de Mac, worden weergegeven. Selecteer dit apparaat in deze stap.
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
De beschikbare instellingen en papierformaten verschillen afhankelijk van de applicatie die u gebruikt.
Klik op [Druk af].
Het afdrukken wordt gestart.
Afdrukken vanaf Mac
6
1
2
3
4
5
6
㻟㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06X
Scannen met AirPrint
U kunt met AirPrint de gegevens die door het apparaat zijn gescand, direct overzenden naar een Mac.
Systeemvereisten
Als u wilt scannen met AirPrint hebt u een Mac nodig met daarop Mac OS X 10.9 of later geïnstalleerd.
Netwerkomgeving
U hebt een van de volgende omgevingen nodig.
De Mac en het apparaat zijn verbonden met dezelfde LAN.
De Mac en het apparaat zijn op elkaar aangesloten via USB.
Wanneer u USB-aansluiting gebruikt
Stel <Select. OS v. USB verbonden pc> in op <Mac OS>.
Melden om papierinstellingen te controleren
Vereiste instelling op het apparaat
Stel <Network Link Scan gebruiken> in op <Aan>.
Network Link Scan-instellingen configureren
Controleer dat het apparaat is ingeschakeld en verbinding heeft met de Mac.
Zie "Aan de slag", als u wilt weten hoe u dit kunt nagaan. Meegeleverde documentatie
Voeg het apparaat toe aan uw Mac vanuit [Systeemvoorkeuren] [Printers en scanners].
Deze bedieningshandelingen is niet nodig als de registratie al is uitgevoerd voor afdrukken of faxen.
Selecteer dit apparaat uit de lijst van printers in [Printers en scanners].
Klik op [Scannen].
Klik op [Open scanner].
Het [Scanner]-wordt weergegeven.
Configureer de scaninstellingen.
Klik op [Scan].
Het scannen wordt gestart en de gescande gegevens worden weergegeven.
<Menu> <Netwerkinstellingen> <TCP/IP-instellingen> <Network Link Scan gebruiken> <Aan>
Scannen vanaf de Mac
1
2
3
4
5
6
7
㻟㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Wanneer <Automatisch online voor scan op afstand> is ingesteld op <Uit>, zet dan het apparaat eerst online door te tikken
op <Scannen>
<Scanner op afstand> in deze volgorde vanuit het <Start>-scherm, en start vervolgens de procedure voor
het scannen.
Instellingen externe UI
U kunt niet scannen terwijl instellingen voor afdrukken, kopiëren of faxen worden uitgevoerd, of het apparaat op welke manier
dan ook in bedrijf is.
㻟㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-06Y
Faxen met AirPrint
Met AirPrint kunt u faxen verzenden vanaf een Mac bijna zoals u afdrukt vanaf een Mac.
Systeemvereisten
Wilt u faxen verzenden met AirPrint, dan hebt u een Mac nodig met Mac OS X 10.9 of later daarop geïnstalleerd.
Netwerkomgeving
U hebt een van de volgende omgevingen nodig.
De Mac en het apparaat zijn verbonden met dezelfde LAN.
De Mac en het apparaat zijn op elkaar aangesloten via USB.
Wanneer u USB-aansluiting gebruikt
Stel <Select. OS v. USB verbonden pc> in op <Mac OS>.
Melden om papierinstellingen te controleren
Controleer dat het apparaat is ingeschakeld en verbinding heeft met de Mac.
Zie "Aan de slag", als u wilt weten hoe u dit kunt nagaan. Meegeleverde documentatie
Voeg het apparaat toe aan uw Mac vanuit [Systeemvoorkeuren] [Printers en scanners].
Deze bedieningshandeling is niet nodig als de registratie al is uitgevoerd voor printen of scannen.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer deze machine in het afdrukvenster.
De printers waarmee de Mac verbinding heeft, worden weergegeven. Selecteer het faxstuurprogramma van dit apparaat in deze
stap.
Geef de bestemming op.
Klik op [Fax].
Het verzenden van de fax wordt gestart.
Faxen vanuit Mac
1
2
3
4
5
6
㻟㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-070
Als AirPrint gebruiken niet mogelijk is
Als AirPrint gebruiken niet mogelijk is, probeer dan een van de volgende oplossingen.
Controleer dat het apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, schakel het dan eerst uit, wacht ten minste 10
seconden en zet het vervolgens weer aan en kijk of het probleem is verholpen.
Controleer of er geen foutberichten worden weergegeven op de machine.
Controleer dat Apple-toestellen en het apparaat met dezelfde LAN zijn verbonden. Als u het apparaat inschakelt, kan het enkele
minuten duren voordat het apparaat klaar is voor draadloze communicatie.
Controleer dat Bonjour op Apple-toestellen is ingeschakeld. Zie voor details de instructiehandleiding voor het toestel, of neem contact
op met de fabrikant.
Controleer dat het apparaat zo is geconfigureerd dat afdrukken/scannen/faxen vanaf een computer ook mogelijk is wanneer er geen
Afdelings-ID en wachtwoord worden ingevoerd.
Afdeling-ID beheer instellen voor afdrukken of faxen vanaf een computer
Controleer voor afdrukken dat er papier in het apparaat is geplaatst en dat er nog voldoende toner in de tonercartridge zit.
Papier
plaatsen
Tonercartridges vervangen
Controleer voor scannen dat de instelling van het apparaat voor Network Link Scan <Aan> is.
Network Link Scan-instellingen
configureren
Zie voor faxproblemen
Problemen bij het faxen of met de telefoon (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw).
㻟㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-071
Google Cloudprinter gebruiken
Google Cloudprinter is een service waarmee gebruikers met een Google-account kunnen afdrukken vanuit programma's zoals Google
Documenten™ of Gmail™ via een smartphone, tablet of computer die is verbonden met internet. In tegenstelling tot het traditionele
afdrukken vanaf een computer, is Google Cloudprinter een nieuwe technologie waarmee u kunt afdrukken door een printer rechtstreeks te
verbinden met het web. Als u bijvoorbeeld een e-mail wilt afdrukken of bestanden die zijn meegestuurd met een e-mail, kunt u dit doen
met Gmail op uw mobiele apparaat. De afdrukken liggen dan klaar als u bij de machine komt.
Als u het apparaat gaat registreren of wanneer u Google Cloudprinter gebruikt om documenten af te drukken, moet het
apparaat verbinding kunnen maken met internet. U bent ook verantwoordelijk voor alle kosten voor de internetverbinding.
Het is mogelijk dat deze functie niet is toegestaan in bepaalde landen of regio's.
㻟㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-072
Afdrukken met Google Cloudprinter
Als u wilt afdrukken met Google Cloudprinter, moet de machine zijn geregistreerd bij Google Cloudprinter.
De apparaatinstellingen controleren
De instellingen van Google Cloud Print wijzigen
De machine registreren bij Google Cloudprinter
U kunt Google Cloudprinter alleen gebruiken met een Google-account. Als u die nog niet hebt, gaat u naar de website van
Google en maakt u een account aan.
Controleer de volgende punten voordat u Google Cloudprinter gaat instellen:
Zorg dat er een IPv4-adres is toegewezen aan het apparaat en dat het apparaat via het netwerk is verbonden met een computer.
Verbinding maken met een bekabeld LAN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw / MF628Cw)
Zorg ervoor dat de datum, de tijd en de tijdzone juist zijn.
Instellingen datum en tijd
Als de functie Afdeling ID beheer is ingeschakeld, moet het apparaat zo zijn geconfigureerd dat afdrukken vanaf een computer ook
mogelijk is wanneer er geen afdelings-id en pincode worden ingevoerd.
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend
Schakel de functie Google Cloud Print functie van het apparaat in. U kunt de functie Google Cloud Print van het apparaat ook
uitschakelen.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Instellingen Google Cloudprinter> <Google Cloudprinter inschakelen>.
Tik op <Aan> of <Uit>.
Het apparaat registreren bij Google Cloud Print maakt dat u overal vandaan kunt afdrukken.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
De apparaatinstellingen controleren
De instellingen van Google Cloud Print wijzigen
De machine registreren bij Google Cloudprinter
1
2
3
4
1
2
㻟㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Netwerkinstellingen] [Instellingen Google Cloudprinter].
Klik op [Registreren] in [Registratiestatus].
Als [Registreren] niet beschikbaar is
U moet Google Cloud Print inschakelen. Klik op [Bewerken], schakel het selectievakje [Google Cloudprinter gebruiken] in en klik
op [OK].
Als u het apparaat opnieuw wilt registreren
Als u het apparaat opnieuw wilt registreren omdat de eigenaar van het apparaat is veranderd of vanwege andere redenen,
moet u de registratie van het apparaat eerst ongedaan maken en het apparaat vervolgens opnieuw registreren.
Klik op de URL bij [URL voor registratie].
3
4
5
㻟㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Volg de aanwijzingen op het scherm om de machine te registreren.
Wilt u afdrukken, start dan een applicatie die geschikt is voor Google Cloud Print, zoals Google Chrome™,
Gmail of Google Docs op een informatie-terminal zoals een computer of smartphone.
Ga naar de website van Google Cloudprinter voor informatie over de meest recente programma's die ondersteuning bieden voor
Google Cloudprinter.
Registreren vanaf een mobiel toestel of vanuit Google Chrome
U kunt het apparaat ook registreren vanaf een mobiel toestel of vanuit Google Chrome. De display van het apparaat toont het
volgende bevestigingsscherm voordat de registratie wordt voltooid. Tik op <Ja> en voltooi zo de registratie.
Zie voor de registratieprocedure de instructie hadden voor uw mobiele toestel of de website van Google Cloud Print.
6
7
㻟㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-073
Netwerk
Het apparaat is ontworpen voor flexibel gebruik binnen verschillende omgevingen. Dit betekent dat het apparaat naast verschillende
standaardfuncties voor netwerkgebruik, ook geavanceerde technologieën ondersteunt. Gelukkig hoeft u geen netwerkexpert te zijn om
deze functies te kunnen gebruiken, bij het ontwerpen van het apparaat is immers ook rekening is gehouden met het gebruiksgemak.
Voer de configuratiestappen voor de netwerkfuncties één voor één uit door de instructies zorgvuldig te volgen. Mobiele toestellen kunnen
ook draadloos en rechtstreeks met het apparaat worden verbonden, zonder een toegangspunt of draadloze LAN-router en ingewikkelde
netwerkinstellingen.
Verbinding maken met een computer/de netwerkinstellingen van de machine bekijken
Verbinding maken met een netwerk Netwerkinstellingen weergeven
Direct verbinding maken met mobiele apparaten
De instellingen configureren voor Directe Verbinding (Stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw /
MF628Cw)
Afdrukken, faxen vanaf een pc en scannen configureren of voorbereiden
De machine configureren voor afdrukken of faxen
vanaf een computer
Scaninstellingen configureren (E-mail/I-faxen/Gedeelde
mappen/FTP-server)
De machine aanpassen voor een nog betere netwerkervaring
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
㻟㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-074
Verbinding maken met een netwerk
Wanneer u de verbinding tot stand brengt van het apparaat met een bekabeld of draadloos lokaal netwerk (LAN), moet u een IP-adres
instellen dat uniek is voor het geselecteerde netwerk. Kies voor "bekabeld" of "draadloos", afhankelijk van de communicatie-omgeving en
netwerkapparatuur. Neem voor specifieke vragen over de instellingen van het IP-adres contact op met uw internetprovider of de
netwerkbeheerder.
Als het apparaat is verbonden met een onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden.
U kunt het apparaat niet tegelijkertijd verbinden met een bekabeld LAN en een draadloos LAN.
Er wordt geen LAN-kabel of router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor deze onderdelen.
Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
Voordat u begint
Voer deze stappen uit om de machine te verbinden met een netwerk.
Controleer de instellingen op de computer.
Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is verbonden met het netwerk. Raadpleeg voor meer
informatie de handleidingen van de netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
Zorg ervoor dat de netwerkinstellingen juist zijn geconfigureerd op de computer. Als het netwerk niet goed is
geconfigureerd, kunt u het apparaat niet gebruiken in het netwerk, zelfs niet als u de rest van de procedure
hieronder uitvoert.
Afhankelijk van het netwerk, moet u misschien instellingen wijzigen voor de communicatiemethode (half
duplex/full duplex) of het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) (
Ethernet-instellingen
configureren). Neem voor meer informatie contact op met uw internetprovider of de netwerkbeheerder.
Het MAC-adres van het apparaat controleren.
Het MAC-adres weergeven voor Bedraad LAN
Het MAC-adres en informatie weergeven voor Draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw / MF628Cw)
Om verbinding te maken met een IEEE 802.1X-netwerk, raadpleegt u
IEEE 802.1X-verificatie
configureren.
Kies voor een bekabeld of draadloos LAN.
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Maak verbinding met een bekabeld of draadloos LAN.
Ga verder met het gedeelte dat overeenkomt met de instelling die u in stap 2 hebt geselecteerd.
Verbinding maken met een bekabeld LAN
㻟㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Stel zo nodig het IP-adres in.
Op het tijdstip van aankoop is het apparaat zo ingesteld dat een IP adres automatisch wordt opgehaald. Wijzig
deze instelling als u een specifiek IP adres wilt gebruiken.
IP-adressen instellen
㻟㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-075
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
Wanneer u een besluit hebt genomen over de verbinding tussen het apparaat en de computer via een bedraad of een draadloos netwerk,
selecteert u bedraad of draadloos met het bedieningspaneel. NB als u de instelling wijzigt van <Bedraad LAN> in <Draadloos LAN> of
vice versa, zult u de installatie van MF-stuurprogramma's die op uw computer zijn geïnstalleerd, ongedaan moeten maken en ze
vervolgens opnieuw moeten installeren. Zie de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor nadere bijzonderheden.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Selecteer bedraad/draadloos LAN>.
Tik op <Bedraad LAN> of <Draadloos LAN>.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
1
2
3
4
㻟㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-076
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Sluit de machine via een router aan op een computer. Sluit de machine met een LAN-kabel aan op de router.
Sluit een LAN-kabel aan.
Sluit de machine met een LAN-kabel aan op een router.
U hoort een klik als de connector van de kabel op zijn plaats klikt.
Wacht ongeveer twee minuten.
Dit is de tijd die nodig is om het IP-adres automatisch in te stellen.
U kunt het IP-adres ook handmatig instellen. IP-adressen instellen
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
1
2
㻟㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-077
Verbinding maken met een draadloos LAN
Als u een draadloze router (of een toegangspunt) gebruikt, loopt de verbinding tussen de machine en een computer via radiogolven. Als
uw draadloze router ondersteuning biedt voor Wi-Fi Protected Setup (WPS), kunt u het netwerk automatisch en dus eenvoudig
configureren. Als uw netwerkapparaten geen ondersteuning bieden voor automatische configuratie, of als u gedetailleerde instellingen
voor verificatie en codering wilt opgeven, moet u de verbinding handmatig instellen. Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is
verbonden met het netwerk.
Verbinding configureren via WPS
Verbinding handmatig instellen
Risico van gegevensdiefstal
Als u een draadloze LAN-verbinding gebruikt, doet u dit volledig op eigen risico. Als het apparaat is verbonden met een
onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden omdat de radiogolven die worden
gebruikt bij draadloze communicatie relatief eenvoudig kunnen worden onderschept.
Beveiliging van draadloos LAN
Het draadloze LAN van het apparaat ondersteunt de onderstaande beveiligingsnormen. Informatie over de beveiligingsnormen
van uw draadloze router kunt u vinden in de handleiding of opvragen bij de fabrikant.
128 (104)/64 (40)-bits WEP
WPA-PSK (TKIP/AES-CCMP)
WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP)
Benodigde apparaten voor verbinding met draadloos LAN
Er wordt geen draadloze router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor een router.
De draadloze router moet voldoen aan IEEE 802.11b/g/n en kunnen communiceren op de 2,4 GHz-frequentieband. Meer
informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
Als WPS wordt ondersteund, kunt u kiezen uit twee manieren: de drukknop-modus en de PIN-modus.
Drukknop-modus
Kijk of op de verpakking of behuizing van uw draadloze router het onderstaande WPS-merkteken staat. Controleer ook of het
netwerkapparaat een WPS-knop heeft.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
PIN-modus
Sommige WPS-routers bieden geen ondersteuning voor de zogenaamde drukknop-modus. Als op de verpakking of in de documentatie van
het netwerkapparaat over WPS en pincodes wordt gesproken, moet u de verbinding instellen door een pincode in te voeren.
De
verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Verbinding configureren via WPS
㻟㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als de draadloze router is ingesteld voor WEP-verificatie, kunt u mogelijk geen verbinding instellen via WPS.
Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, kunt u een draadloze router selecteren of zelf de benodigde gegevens invoeren.
Ongeacht de methode, moet u beschikken over de benodigde gegevens, zoals de SSID en netwerksleutel (
De SSID en de
netwerksleutel controleren).
Een draadloze router selecteren
Kies voor deze methode als u de verbinding handmatig moet instellen, maar u dit zo eenvoudig mogelijk wilt doen. De verbinding
instellen door een draadloze router te selecteren
Handmatig gegevens invoeren voor de verbinding
Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven, zoals instellingen voor verificatie en codering, voert u handmatig de SSID en
netwerksleutel in om de verbinding in te stellen.
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Verbinding handmatig instellen
㻟㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-078
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de drukknop-modus van WPS, kunt u eenvoudig een verbinding configureren via de
WPS-knop.
De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <WPS-drukknopmethode>.
Tik op <Ja>.
Er wordt een pincode gegenereerd.
Druk de WPS-knop op de draadloze router in en houdt de knop ingedrukt.
U moet de knop binnen 2 minuten na het aantikken van <Ja> in stap 6 indrukken.
Afhankelijk van het netwerkapparaat, moet u de knop 2 seconden of langer ingedrukt houden. Raadpleeg de handleiding van de
router voor hulp.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het installeren
Tik op <Sluiten> en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje knippert wanneer er een draadloze router wordt gedetecteerd.
1
2
3
4
5
6
7
8
㻟㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Wanneer de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-
lampje branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
㻟㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-079
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de WPS PIN-modus, genereert u een pincode met de machine en registreert u deze
code op het netwerkapparaat.
De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp.
Vanaf een computer
Ga in een browser naar de instellingen van de draadloze router en geef het scherm weer voor het invoeren
van een WPS PIN-code.
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de router.
Vanaf het bedieningspaneel
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <WPS-pincodemethode>.
Tik op <Ja>.
Er wordt een pincode gegenereerd.
Vanaf een computer
Registreer de gegenereerde pincode op de draadloze router.
Registreer de pincode in het installatiescherm zoals weergegeven in stap 1.
U moet de pincode binnen 10 minuten na het aantikken van <Ja> in stap 7 registreren.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het installeren
Tik op <Sluiten> en ga terug naar stap 6.
1
2
3
4
5
6
7
8
㻟㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Vanaf het bedieningspaneel
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje knippert wanneer er een draadloze router wordt gedetecteerd.
Wanneer de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-
lampje branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
9
㻟㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07A
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
U kunt de beschikbare draadloze routers (of toegangspunten) zoeken en een keuze maken uit de display van het apparaat. Geef voor de
netwerksleutel een WEP-sleutel op of TKIP. Controleer en noteer de benodigde configuratiegegevens, zoals de SSID en netwerksleutel
(
De SSID en de netwerksleutel controleren) voordat u een draadloze router selecteert.
Beveiligingsinstellingen
Als u de draadloze verbinding instelt door een draadloze router te selecteren, wordt de WEP-verificatiemethode ingesteld op
<Open systeem> of de WPA/WPA2-coderingsmethode op <Automatisch> (AES-CCMP of TKIP). Als u <Gedeelde sleutel> wilt
selecteren voor WEP-verificatie of <AES-CCMP> voor codering met WPA/WPA2, moet u de verbinding handmatig instellen
(
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven).
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <SSID-instellingen>.
Tik op <Selecteer toegangspunt>.
De machine gaat zoeken naar beschikbare draadloze routers.
Als <Kan toegangspunt niet vinden.> wordt weergegeven
Zie
Er wordt een foutbericht weergegeven.
Selecteer een draadloze LAN-router.
Tik op de router waarvan de SSID overeenkomt met de SSID die u hebt opgeschreven.
De details van beveiligingsinstellingen weergeven
Tik op <Details> en selecteer een draadloze LAN-router. U kunt terugkeren naar het oorspronkelijke scherm door twee keer te
tikken op <Sluiten> en vervolgens te drukken op
.
1
2
3
4
5
6
7
㻟㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als uw draadloze router niet wordt gevonden
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met
installatie/instellingen
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tekst invoeren
WEP
WPA-PSK of WPA2-PSK
Tik op <Ja>.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het installeren
Tik op <Sluiten>, controleer of de netwerksleutel juist is en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje knippert wanneer er een draadloze router wordt gedetecteerd.
Wanneer de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-
lampje branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
8
9
10
㻟㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
㻟㻠㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07C
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven of geen draadloze verbinding tot stand kunt brengen via de andere procedures,
kunt u alle benodigde gegevens voor de draadloze verbinding ook zelf invoeren. Controleer en noteer de benodigde gegevens voordat u
de instellingen gaat opgeven. Het betreft hier gegevens zoals de SSID, de netwerksleutel en protocollen voor draadloze beveiliging (
De
SSID en de netwerksleutel controleren).
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Selecteer <SSID-instellingen> <Handmatig invoeren>.
Voer de SSID in die u hebt genoteerd.
Voer de SSID in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Tekst invoeren
Geef de beveiligingsinstellingen op aan de hand van de gegevens die u hebt genoteerd.
Als u geen beveiligingsinstellingen hoeft op te geven, tikt u op <Geen>.
WEP gebruiken
1
Tik op <WEP>.
2
Selecteer een verificatiemethode.
<Open systeem>
Hiermee stelt u de verificatiemethode in op Open systeem, ook wel "open verificatie" genoemd.
<Gedeelde sleutel>
Gebruik de WEP-sleutel als wachtwoord.
Wanneer <Open systeem> is geselecteerd
Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, treedt er op het apparaat een verificatiefout op als op de
draadloze router verificatie met een gedeelde sleutel is ingeschakeld. In dat geval wordt de instelling automatisch
gewijzigd in <Gedeelde sleutel> en wordt er opnieuw geprobeerd verbinding te maken.
1
2
3
4
5
6
7
㻟㻠㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
WPA-PSK of WPA2-PSK gebruiken
Tik op <Ja>.
3
Tik op <WEP-sleutel bewerken>.
4
Selecteer de WEP-sleutel (1 t/m 4) die u wilt wijzigen.
U kunt maximaal vier WEP-sleutels opslaan.
5
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tekst invoeren
6
Tik op <Selecteer WEP-sleutel>.
7
Tik op de WEP-sleutel die u hebt gewijzigd.
1
Tik op <WPA/WPA2-PSK>.
2
Selecteer een encryptiemethode.
<Automatisch>
Hiermee wordt automatisch AES-CCMP of TKIP geselecteerd, afhankelijk van de instelling van de draadloze
router.
<AES-CCMP>
Hiermee wordt AES-CCMP ingesteld als de coderingsmethode.
3
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tekst invoeren
㻟㻠㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het installeren
Tik op <Sluiten>, controleer of de opgegeven instellingen juist zijn en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje knippert wanneer er een draadloze router wordt gedetecteerd.
Wanneer de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-
lampje branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
8
9
㻟㻠㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07E
De SSID en de netwerksleutel controleren
Wanneer u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, moet u de SSID en netwerksleutel van de draadloze router opgeven. De
SSID en de netwerksleutel worden mogelijk aangegeven op de router. Controleer het apparaat en noteer de benodigde gegevens voordat
u de verbinding gaat instellen. Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
SSID
SSID staat voor Service Set Identifier en is de naam die binnen een bepaald draadloos LAN wordt gebruikt
om een apparaat uniek aan te duiden. Een SSID wordt ook wel een "netwerknaam" genoemd.
Netwerksleutel
Een trefwoord of wachtwoord dat wordt gebruikt voor het coderen (versleutelen) van gegevens of het
verifiëren van een netwerk. Een netwerksleutel wordt ook "coderingssleutel", "WEP-sleutel", "WPA/WPA2-
wachtzin" en "vooraf gedeelde sleutel (PSK)" genoemd.
Protocollen voor
draadloze beveiliging
(verificatie/codering)
Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen door gedetailleerde instellingen op te geven, moet
u beveiligingsinstellingen opgeven. Controleer de volgende gegevens:
Beveiligingstypen (WEP/WPA-PSK/WPA2-PSK)
Verificatiemethode (Open systeem/Gedeelde sleutel)
Coderingsmethode (TKIP/AES-CCMP)
De SSID en netwerksleutel controleren vanaf een computer
De SSID of de netwerksleutel is mogelijk gewijzigd. Als u de SSID of de netwerksleutel niet weet, kunt u deze gegevens opvragen via
het programma Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen) op de meegeleverde
dvd-rom. U kunt Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen) gebruiken op een
computer die is verbonden met een draadloos LAN.
Als u een Mac OS gebruikt
De dvd-rom die bij het apparaat wordt geleverd, bevat niet de Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant voor Mac OS. U kunt
deze verkrijgen door naar de volgende Canon Website te gaan:http://www.canon.com/
Plaats de meegeleverde dvd-rom in het dvd-rom-station van de computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Klik op [Programma's starten].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [MInst.exe uitvoeren], als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven.
Klik op [Starten] voor [Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen].
1
2
3
㻟㻠㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Yes] om akkoord te gaan.
Controleer de gegevens die worden weergegeven voor de draadloze router.
Noteer de benodigde gegevens. Als u niet weet welke gegevens u nodig hebt, noteert u alle weergegeven gegevens.
Als er geen draadloze routers worden gevonden
Klik op [Refresh]. Controleer, als er niets gebeurt, dat de instellingen goed zijn geconfigureerd op de computer en op de
draadloze router.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
4
5
㻟㻠㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07F
IP-adressen instellen
Als u de machine wilt gebruiken in een netwerk, hebt u een uniek IP-adres nodig. Er zijn twee versies van IP-adressen beschikbaar: IPv4
en IPv6. Configureer het IP-adres afhankelijk van de netwerkomgeving. Als u IPv6-adressen wilt gebruiken, moet u de IPv4-
adresinstellingen op de juiste manier configureren.
㻟㻠㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07H
IPv4-adres instellen
Het IPv4-adres van het apparaat kan automatisch worden toegewezen via een speciaal protocol zoals DHCP of
het kan handmatig worden ingevoerd. Als u het apparaat verbindt met een bekabeld LAN, zorg er dan voor
dat de stekker van de LAN-kabel stevig in de aansluiting zit (
Verbinding maken met een bekabeld LAN).
U kunt de netwerkverbinding indien nodig testen.
IPv4-adres instellen
De netwerkverbinding testen
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <Instellingen IP-adres>.
Configureer de instellingen van het IP-adres.
<Automatisch verkrijgen>
Selecteer deze optie als u automatisch een IP-adres wilt toewijzen via een DHCP-protocol. Wanneer <Automatisch verkrijgen:
Aan> wordt weergegeven, is automatische adressering ingeschakeld.
<Handmatig verkrijgen>
Selecteer deze optie om de instellingen van het IP-adres te configureren door handmatig een IP-adres in te voeren. U kunt
deze optie alleen selecteren als <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
<Controleer instellingen>
Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het IP-adres weer te geven.
Automatisch een IP-adres toewijzen
1
Selecteer <Automatisch verkrijgen> <Selecteer protocol>.
2
Tik op <DHCP>.
Als u niet met DHCP/BOOTP/RARP een IP-adres wilt toewijzen
Tik op <Uit>. Als u tikt op <DHCP> wanneer deze diensten niet beschikbaar zijn, zal het apparaat tijd en
communicatiemiddelen verspillen met het op het netwerk zoeken naar deze diensten.
3
Controleer of <Auto IP> is ingesteld op <Aan>.
IPv4-adres instellen
1
2
3
4
㻟㻠㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als <Uit> is geselecteerd, verandert u dit in <Aan>.
4
Tik op <Toepassen>.
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Controleer of <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
Als <Aan> wordt weergegeven, tikt u op <Automatisch verkrijgen> en stelt u zowel <Selecteer protocol> als <Auto
IP> in op <Uit>.
2
Tik op <Handmatig verkrijgen>.
3
Geef het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres (of de standaardgateway).
Geef de instellingen in de volgende volgorde op: <IP-adres>
<Subnetmasker> <Gatewayadres>.
Voer elke instelling in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Controleren of de instellingen juist zijn
Controleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven met uw computer ( De UI op afstand starten). Als
er geen computer beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met behulp van het bedieningspaneel (
De
netwerkverbinding testen).
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <PING-opdracht>.
Voer het IPv4-adres in van een ander apparaat in het netwerk en tik op <Toepassen>.
Als een werkende verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht uit het derde scherm hierboven.
De netwerkverbinding testen
5
1
2
3
4
㻟㻠㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
IPv6-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
WINS configureren
㻟㻡㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07J
IPv6-adres instellen
De IPv6-adressen van het apparaat kunnen worden geconfigureerd via de UI op afstand. Controleer voordat u
IPv6-adressen gaat instellen de instellingen van het IPv4-adres (
IPv4-instellingen weergeven). U kunt
de IPv6-adressen pas gebruiken wanneer u de juiste IPv4-instellingen hebt ingesteld. NB. De scanfunctie die
gebruikmaakt van het scannerstuurprogramma of MF Scan Utility is niet beschikbaar in een IPv6-omgeving.
Het apparaat kan maximaal negen van de onderstaande IPv6-adressen gebruiken:
Type
Maximumaantal
beschikbaar
Beschrijving
Link-local adres
1
Een adres dat alleen geldig is binnen een subnet of koppeling en dat niet kan worden
gebruikt voor communicatie met apparaten achter een router. Er wordt automatisch een
link-local adres ingesteld op het moment dat de IPv6-functie van het apparaat wordt
ingeschakeld.
Handmatig adres
1
Een adres dat handmatig wordt ingevoerd. Als u dit type adres gebruikt, geeft u de lengte
van het prefix (voorvoegsel) en het standaardrouteradres op.
Stateless adres
6
Een adres dat automatisch wordt gegenereerd op basis van het MAC-adres van het
apparaat en het netwerkprefix dat wordt gepubliceerd door de router. Stateless adressen
worden gewist wanneer het apparaat opnieuw wordt opgestart (of wordt ingeschakeld).
Stateful adres
1
Een adres dat via DHCPv6 wordt verkregen van een DHCP-server.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken] in [IPv6-instellingen].
1
2
3
4
㻟㻡㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Schakel het selectievakje [Gebruik IPv6] in en configureer de vereiste instellingen.
[Gebruik IPv6]
Schakel dit selectievakje in om IPv6 te activeren op het apparaat. Als u IPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
[Stateless adres]
Schakel dit selectievakje in als u een stateless adres gebruikt. Als u geen stateless adres gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik handmatig adres]
Wanneer u handmatig een IPv6-adres wilt invoeren, schakelt u dit selectievakje in en gebruikt u de daarvoor bestemde vakken om
het IP-adres, de prefixlengte en het standaardrouteradres in te voeren.
[IP-adres]
Voer hier een IPv6-adres in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen).
[Prefixlengte]
Voer een waarde in voor het aantal bits dat beschikbaar is voor het netwerkadres.
[Standaard routeradres]
Geef indien nodig het IPv6-adres van de standaardrouter op. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-
adressen).
[Gebruik DHCPv6]
Schakel dit selectievakje in als u een stateful adres gebruikt. Als u DHCPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Controleren of de instellingen juist zijn
Controleer of het scherm UI op afstand kan worden weergegeven op uw computer door het IPv6-adres van het apparaat te
gebruiken.
De UI op afstand starten
5
6
7
㻟㻡㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Instellingen selecteren vanaf het bedieningspaneel
De IPv6-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm <Start>. IPv6-instellingen
KOPPELINGEN
IPv4-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
㻟㻡㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07K
Netwerkinstellingen weergeven
IPv4-instellingen weergeven
IPv6-instellingen weergeven
Het MAC-adres weergeven voor Bedraad LAN
Het MAC-adres en informatie weergeven voor Draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Het IP-adres is niet goed geconfigureerd als dit wordt weergegeven als "0.0.0.0".
Als u het apparaat aansluit op een switching hub of bridge, kan er sprake zijn van een verbindingsfout, zelfs wanneer het IP-
adres goed is geconfigureerd. Dit probleem kunt u oplossen door een bepaald vertragingsinterval in te stellen waarna het
apparaat mag gaan communiceren.
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
U kunt een lijst afdrukken met de huidige netwerkinstellingen.
Lijst gebruikersgegevens / Gegevenslijst systeembeheer
<Netwerkinformatie> <IPv4> Selecteer de instelling die u wilt bekijken Controleer de instellingen
<Netwerkinformatie> <IPv6> Selecteer de instelling die u wilt bekijken Controleer de instellingen
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen Ethernet-stuurprogramma>.
IPv4-instellingen weergeven
IPv6-instellingen weergeven
Het MAC-adres weergeven voor Bedraad LAN
1
2
㻟㻡㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <Verbindingsinformatie>.
Selecteer de instelling die u wilt weergeven.
Informatie over WEP en WPA/WPA2-PSK weergeven
1
Tik op <Beveiligingsinstellingen>.
2
Controleer de huidige beveiligingsinstelling en tik erop.
Als de beveiligingsinstellingen niet zijn geconfigureerd, wordt <Geen> weergegeven.
3
Selecteer de instelling die u wilt weergeven.
WEP
WPA/WPA2-PSK
<Status draadloos LAN> en <Nieuwste foutgegevens> kunnen worden bekeken vanuit . Druk op <Netwerkinformatie>
<Netwerkverbindingsmethode> <Verbind. info.> en selecteer de instelling die u wilt bekijken.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
IPv4-adres instellen
IPv6-adres instellen
Het MAC-adres en informatie weergeven voor Draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw /
MF628Cw)
3
1
2
3
4
5
6
㻟㻡㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
DNS configureren
㻟㻡㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07L
De instellingen configureren voor Directe Verbinding (Stand Toegangspunt)
Maak met een mobiel toestel draadloos en rechtstreeks verbinding met het apparaat zonder draadloze LAN-router (of toegangspunt). Zie
voor hoe u kunt afdrukken met Directe Verbinding
Een eenvoudige draadloze verbinding tot stand brengen met Direct
Connection (stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw).
Wanneer u <Directe verbinding inschakelen> instelt op <Aan>, maakt u gebruik van een draadloze LAN of een andere
draadloze LAN dan Direct Connection overbodig.
In de stand Directe verbinding is de sluimermodus niet zo effectief in het besparen van energie.
Wanneer zowel <Directe verbinding inschakelen> als <NFC inschakelen> zijn ingesteld op <Aan>, is de sluimermodus niet zo
effectief in het besparen van energie, zelfs niet in de stand Directe verbinding.
NFC inschakelen
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de juiste combinatie van ID en pincode in. Druk
vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Directe verbinding inschakelen>.
Tik op <Aan>.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
1
2
3
4
5
㻟㻡㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07R
De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer
Wanneer u het apparaat gebruikt als een netwerkprinter of om faxen te versturen vanaf een computer, kunt u de protocollen en poorten
configureren die u wilt gebruiken voor afdrukken en een afdrukserver instellen voor het apparaat. Ga het apparaat pas configureren voor
afdrukken of faxen vanaf een computer nadat u de basisprocedures hebt uitgevoerd. Zie Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor
meer informatie.
Afdrukprotocollen zijn regels die moeten worden gevolgd om documentgegevens die zijn gemaakt op een computer af te
leveren op het apparaat. U kunt een afdrukprotocol selecteren op basis van het doel van de afdruktaak of de
netwerkomgeving.
Poorten zijn gateways om documentgegevens door te geven van een computer naar de printer. Als het niet lukt documenten af
te drukken vanaf een netwerkcomputer, wordt dit vaak veroorzaakt door onjuiste poortinstellingen.
㻟㻡㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07S
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Configureer de protocollen die worden gebruikt voor het afdrukken van documenten vanaf een netwerkcomputer. De ondersteunde
protocollen zijn LPD, RAW en WSD (Web Services on Devices).
Om de poortnummers van protocollen te wijzigen, raadpleegt u Poortnummers wijzigen.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Configureer afdrukprotocollen.
LPD of RAW configureren
1
Klik op [Bewerken] bij [LPD-instellingen] of [RAW-instellingen].
2
Configureer de instellingen.
1
2
3
4
㻟㻡㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Gebruik LPD-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via LPD. Als u niet afdrukt via LPD, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik RAW-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via RAW. Als u RAW niet gebruikt om af te drukken, schakelt u het
selectievakje uit.
[RX-time-out]
Stel een waarde in tussen 1 en 60 (minuten) als de herstart-wachttijd voor gegevensontvangst. Als de gegevensontvangst
niet binnen de ingestelde tijd wordt hervat, wordt het afdrukken geannuleerd.
3
Klik op [OK].
WSD configureren
1
Klik op [Bewerken] in [WSD-instellingen].
2
Configureer de instellingen.
[Gebruik WSD-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via WSD. Als u niet afdrukt via WSD, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik WSD-bladeren]
Schakel dit selectievakje in om via WSD informatie over het apparaat op te halen van een computer. Dit selectieve wordt
automatisch ingeschakeld wanneer u het selectievakje [Gebruik WSD-afdrukken] inschakelt.
[Gebruik WSD-scannen]
WSD-scannen is beschikbaar voor Windows Vista/7/8 en u kunt ermee documenten naar een computer scannen zonder
dat u een scannerstuurprogramma hoeft te installeren. Schakel het selectievakje in als u documenten wilt scannen via
WSD. Als u WSD niet gebruikt voor scantaken, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik Scannen naar computer]
Schakel dit selectievakje in om te scannen met WSD via het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt dit selectievakje
alleen inschakelen als het selectievakje [Gebruik WSD-scannen] ingeschakeld is. Om scans uit te voeren, tikt u op
<Scannen> en geeft u als scanbestemming een computer op die via WSD is verbonden. (
Scannen vanaf het
apparaat).
[Gebruik Multicast Discovery]
Schakel dit selectievakje in als het apparaat moet reageren op multicast-discovery-opdrachten. Als het selectievakje is
㻟㻢㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
uitgeschakeld, blijft de slaapstand van het apparaat actief, zelfs als er multicast-discovery-berichten worden verstuurd in
het netwerk.
3
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Instellingen selecteren vanaf het bedieningspaneel
De instellingen voor LPD, RAW en WSD zijn ook bereikbaar via <Menu> in het <Start>-scherm.
LPD-instellingen
RAW-instellingen
WSD-instellingen
WSD-netwerkapparaten instellen op Windows Vista/7/8
De WSD-printer en -scanner kunnen worden toegevoegd vanuit de printermap. Open de printermap ( De printermap
weergeven)
, klik op [Een apparaat toevoegen] of [Een printer toevoegen] en volg de aanwijzingen op het scherm. Zie
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor meer informatie over het installeren van MF-stuurprogramma's voor de WSD-
netwerkprinter.
KOPPELINGEN
Printerpoorten configureren
5
㻟㻢㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07U
Printerpoorten configureren
Er kunnen afdrukfouten optreden wanneer het IP-adres van de machine is gewijzigd of wanneer er een printer is toegevoegd via de
printermap van Windows. Deze fouten zijn meestal het gevolg van onjuiste printerpoortinstellingen. Zo kan er een onjuist poortnummer
of type poort zijn opgegeven. In dergelijke situaties mislukt het afdrukken omdat de documentgegevens niet aankomen op de machine. U
kunt dit type probleem oplossen door de printerpoortinstellingen te configureren op de computer.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Eigenschappen van printer] of
[Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Poorten] en configureer de vereiste instellingen.
Een poort toevoegen
Als het IP-adres van de machine is gewijzigd, voegt u een nieuwe poort toe. Dit is ook een goede oplossing als er tijdens het
installeren van het printerstuurprogramma een onjuist poorttype is geselecteerd in de Windows-printermap.
1
Klik op [Poort toevoegen].
2
Selecteer [Canon MFNP Port] bij [Beschikbare poorttypen] en klik op [Nieuwe poort].
1
2
3
㻟㻢㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het type poort of het poortnummer wijzigen
Als de afdrukprotocollen ( Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren) of poortnummers ( Poortnummers wijzigen)
zijn gewijzigd op het apparaat, moeten de bijbehorende instellingen op de computer eveneens worden aangepast. Dit geldt
overigens alleen voor LPR- of RAW-poorten.
Klik op [Sluiten].
3
Klik op [Automatisch detecteren], selecteer het apparaat als dit is gevonden en klik op [Volgende].
Als het apparaat niet wordt gevonden
Klik op [Vernieuwen]. Als het probleem blijft optreden, klikt u op [IP-adres] of [MAC-adres], voert u het IP-adres
of MAC-adres van het apparaat
Netwerkinstellingen weergeven in en klikt u op [Volgende].
4
Klik op [Toevoegen] [Voltooien].
5
Klik op [Sluiten].
1
Klik op [Poort configureren].
2
Selecteer het keuzerondje [LPR] of [RAW] bij [Protocoltype], wijzig indien nodig het nummer in het
tekstvak [Poortnummer] en klik op [OK].
4
㻟㻢㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Een printserver instellen
㻟㻢㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07W
Een printserver instellen
Wanneer u een afdrukserver installeert kunt u de belasting van de computer die u gebruikt om af te drukken, verminderen. Een ander
voordeel is dat de computers de MF-stuurprogramma's via het netwerk kunnen installeren en dat u dit dus niet per computer hoeft te
doen vanaf de meegeleverde dvd-rom. Als u een computer in het netwerk wilt instellen als afdrukserver, moet u de instellingen voor het
delen van de printer configureren.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Afhankelijk van het besturingssysteem en de bitarchitectuur (32-bits of 64-bits) van de printserver en de clientcomputers, is
het misschien niet mogelijk stuurprogramma's via het netwerk te installeren.
Overleg met uw netwerkbeheerder als u een printserver wilt implementeren in een domeinomgeving.
Afdeling ID beheer uitvoeren met een afdrukserver
In dat geval moet u Canon Driver Information Assist Service toevoegen tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Raadpleeg de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor nadere bijzonderheden.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Eigenschappen van printer] of
[Eigenschappen].
Open het tabblad [Delen], selecteer [Deze printer delen] en voer de share-naam van de machine in.
Wanneer [Opties voor delen wijzigen] wordt weergegeven
1
2
3
㻟㻢㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Opties voor delen wijzigen]. Als het dialoogvenster [Gebruikersaccountbeheer] wordt weergegeven, klik dan op [Ja] of
[Doorgaan].
Installeer eventueel aanvullende stuurprogramma's.
Deze bewerking is noodzakelijk als u via de printserver MF-stuurprogramma's wilt installeren op computers met een andere
bitarchitectuur.
Klik op [OK].
MF-stuurprogramma's via de printserver installeren op een computer
1
Klik op [Extra stuurprogramma's].
2
Schakel het selectievakje in van de bitarchitectuur van andere computers en klik op [OK].
Selecteer extra stuurprogramma's uit de volgende opties in overeenstemming met het besturingssysteem van
de afdrukserver.
Afdrukserver Schakel het selectievakje in voor
32-bits
besturingssystemen
[x64]
64-bits
besturingssystemen
Windows Server 2003
[Windows Server 2003] onder [Versie]
Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2012
[x86] onder [Processor]
Als u niet weet of uw Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2012 een 32-bits of 64-bits besturingssysteem is,
raadpleegt u
De bitarchitectuur controleren.
3
Plaats de meegeleverde dvd-rom in het dvd-rom-station van de computer, klik op [Bladeren], geef de
map op met de MF-stuurprogramma's en klik op [OK].
Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 32-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS]
[x64] [Driver] op de meegeleverde dvd-rom.
Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 64-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS]
[32bit] [Driver] op de meegeleverde dvd-rom.
4
Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren.
4
5
㻟㻢㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Afdrukken vanaf een computer
Zoek de gedeelde printer op de printserver. Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver
Dubbelklik op de gedeelde printer.
Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren.
1
2
3
㻟㻢㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07X
Scaninstellingen configureren (E-mail/I-faxen/Gedeelde mappen/FTP-
server)
U kunt gescande originele documenten alleen rechtstreeks per e-mail of I-Fax verzenden of opslaan in gedeelde mappen of op een FTP-
server als u het netwerk configureert. De Instel-tool Zendfunctie, een applicatie die bij het apparaat wordt geleverd, zal u helpen bij de
vereiste installatie. Voer de noodzakelijke configuratie uit afhankelijk van uw doel en van de netwerkomgeving.
Scannen naar e-mail of I-Fax
Scan-instellingen configureren (E-mail verzenden, I-Faxes verzenden & ontvangen)
Scannen naar gedeelde mappen
De machine configureren voor het scannen naar gedeelde mappen
Opslaan op een FTP-Server
Het apparaat configureren voor het scannen naar de FTP-server
KOPPELINGEN
Specificaties voor het verzenden van e-mail
Specificaties voor het scannen naar gedeelde mappen
㻟㻢㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-07Y
Scan-instellingen configureren (E-mail verzenden, I-Faxes verzenden &
ontvangen)
Controleer de onderstaande punten voordat u het apparaat gaat configureren voor het scannen naar e-mail.
Zorg ervoor dat de machine en de computer op de juiste manier met elkaar zijn verbonden.
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Zorg ervoor dat u over de volgende gegevens beschikt:
Het IP-adres van het apparaat. Netwerkinstellingen weergeven
Een e-mailadres dat als bestemming moet worden geregistreerd.
Informatie over de mailserver, zoals de naam van de SMTP-server, poortnummers, of verificatie is vereist,
en de gebruikersnaam en het wachtwoord voor verificatie.
Neem voor meer informatie over de instellingen van de mailserver contact op met uw internetprovider of
netwerkbeheerder.
Controleer dat de computer voldoet aan de volgende systeemvereisten voor de Instel-tool
Zendfunctie (E-mail verzenden):
Besturingssysteem
Windows Vista/7/8/Server 2003/Server 2008/Server 2012
Webbrowser
Microsoft Internet Explorer 7.0 of hoger
Scherm
SVGA-monitor (met een schermresolutie van minimaal 800 x 600 pixels) met ondersteuning voor minstens
256 kleuren
Controleer ook dat <Gebruik HTTP> en <Externe UI gebruiken> zijn ingesteld op <Aan>.
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
Configureer de machine.
E-mailberichten verzenden
Basisinstellingen voor e-mail configureren
I-Fax verzenden & ontvangen
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
㻟㻢㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-080
Basisinstellingen voor e-mail configureren
De Instel-tool Zendfunctie is een hulpmiddel voor het configureren van de e-mailinstellingen. Met dit programma kunt u ook e-
mailadressen opslaan in het adresboek.
U kunt meer gedetailleerde instellingen opgeven door de UI op afstand te gebruiken in plaats van de Instel-tool Zendfunctie
(
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren). De Instel-tool Zendfunctie is handig voor gebruikers die
de configuratie zo eenvoudig mogelijk willen uitvoeren.
Start de Instel-tool Zendfunctie.
Via een webbrowser
Typ "http://(het IP-adres van het apparaat)/sendsupport_login.html" in het adresveld van een webbrowser en druk vervolgens op
[ENTER].
De meegeleverde dvd-rom
1
Plaats de dvd-rom in het dvd-rom-station van de computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
2
Klik op [Programma's starten].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [MInst.exe uitvoeren], als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven.
3
Klik op [Starten] voor [Instelprogramma voor de zendfunctie].
4
Klik op [Volgende].
Als u de Gids Instelling Verzenden wilt raadplegen, klik dan op [Zo kunt u instellen].
1
㻟㻣㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als het onderstaande scherm verschijnt
Klik op [Ja].
5
Selecteer het apparaat in [Apparatenlijst] en klik op [Volgende].
Als het apparaat niet wordt weergegeven in [Apparatenlijst]
Klik op [Opnieuw zoeken]. Als het probleem blijft optreden, klikt u op [Zoeken op IP-adres], typt u het IP-adres van het
apparaat en klikt u op [OK].
6
Controleer de instellingen op en bevestig deze door op [OK] te klikken.
Klik op [Start].
Als het aanmeldingsscherm wordt weergegeven, typt u de juiste ID en pincode in de daarvoor bestemde tekstvakken en klikt u
op [Inloggen].
Klik op [Instellingen voor verzenden naar e-mail].
2
3
㻟㻣㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u wordt gevraagd een pincode voor het adresboek in te voeren, typt u de pincode voor het adresboek en klikt u op [OK].
Een pincode instellen voor het adresboek
Geef de vereiste instellingen op.
[Registratie]
[Favorietnummer]
Met de Instel-tool Zendfunctie kunt u een e-mailadres opslaan in het onderdeel <Favorieten> van het adresboek. Selecteer
een nummer in de vervolgkeuzelijst.
[Naam voor favorietnummer]
Voer een naam in voor de bestemming die u wilt opslaan. Kies een naam die u eenvoudig kunt terugvinden in het
adresboek.
[Instellingen voor verzendbestemming]
[E-mailadres bestemming]
Voer het e-mailadres in waarnaar gescande documenten moeten worden verstuurd.
[SMTP-serverinstellingen]
[SMTP-server]
Voer de naam van de SMTP-server in.
[SMTP-authenticatie]
Selecteer het keuzerondje [Niet ingesteld] of [Ingesteld], afhankelijk van de verificatie-instellingen van de SMTP-server. Als
u [Ingesteld] selecteert, typt u de gebruikersnaam in het vak [Gebruikersnaam] en het wachtwoord in het vak
[Wachtwoord].
Verificatiemethoden voor het verzenden van e-mails
Om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers het apparaat gebruiken om e-mail te verzenden, ondersteunt het apparaat SMTP-
verificatie (SMTP AUTH) en POP voor SMTP. Neem voor meer informatie over de gewenste verificatiemethode contact op met uw
internetprovider of netwerkbeheerder.
Verificatie via POP voor SMTP kan alleen worden geconfigureerd via de UI op afstand.
Communicatie-instellingen voor E-
mail/I-Fax configureren
Klik op [Volgende].
Controleer de instellingen op en bevestig deze door op [Registreren] te klikken.
4
5
㻟㻣㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Er kunnen extra instellingen nodig zijn, afhankelijk van het netwerk dat u gebruikt. Neem voor meer informatie contact op met uw
internetprovider of de netwerkbeheerder.
Zie voor het inschakelen van SSL voor e-mail
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren.
Om de poortnummers te wijzigen, raadpleegt u
Poortnummers wijzigen.
KOPPELINGEN
Scan-instellingen configureren (E-mail verzenden, I-Faxes verzenden & ontvangen)
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
Registreren in het adresboek
6
7
㻟㻣㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-081
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
Configureer met de UI op afstand de gedetailleerde instellingen voor het verzenden en ontvangen, zoals de instellingen voor het gebruik
van het apparaatvoor het verzenden en ontvangen van I-Faxen en de instellingen voor POP-verificatie en versleuteling, voordat u e-
mailberichten of I-Faxen verzendt. Neem contact op met uw provider of de netwerkbeheerder en vraag de instellingen die u nodig hebt.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [E-mail-/I-faxinstellingen].
Klik op [Bewerken].
Geef de vereiste instellingen op.
1
2
3
4
5
㻟㻣㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[SMTP-server]
Voer met maximaal 48 alfanumerieke tekens de naam van de SMTP-server in (of het IP-adres) voor het verzenden van e-mail en
I-Faxen.
[E-mailadres]
Gebruik maximaal 120 tekens voor het e-mailadres dat u wilt gebruiken voor het apparaat.
[POP-server]
Voeren met maximaal 48 alfanumerieke tekens de naam van de SMTP-server of het IP-adres in voor het verzenden van e-mail en
I-Faxen.
[Gebruikersnaam]
Voer met maximaal 64 alfanumerieke tekens de gebruikersnaam in voor de opgegeven e-mail-account wanneer een POP3-server
wordt gebruikt.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
U kunt het wachtwoord instellen of wijzigen wanneer een POP3-server wordt gebruikt, door dit selectievakje in te schakelen en
maximaal 32 alfanumerieke tekens in te voeren in [Wachtwoord].
De instellingen opgeven die nodig zijn voor I-Fax-ontvangst
Verificatie instellen voorafgaand aan verzenden en de versleutelde communicatie met de server
Door verificatie te configureren voor het verzenden voorkomt u dat onbevoegde gebruikers e-mailberichten en I-Faxen kunnen
versturen. Communicatie met de server kan worden versleuteld.
[POP RX]
Schakel het selectievakje in als u I-Faxen wilt ontvangen.
[POP-interval]
Hiermee stelt u de interval (in minuten) in voor automatische verbinding met de POP3-server. Als er I-Fax-
documenten op de server staan, worden die automatisch ontvangen en afgedrukt.
Automatische ontvangst uitschakelen
Stel [POP-interval] in op [0]. Wanneer [0] is ingesteld, ontvangt u I-Faxen hand matig.
I-Faxen handmatig
ontvangen
㻟㻣㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Afhankelijk van het netwerk dat u gebruikt, moet u mogelijk de instelling van de SMTP- of POP3-poort wijzigen
(
Poortnummers wijzigen). Neem voor meer informatie contact op met uw internetprovider of de netwerkbeheerder.
KOPPELINGEN
Scan-instellingen configureren (E-mail verzenden, I-Faxes verzenden & ontvangen)
Basisinstellingen voor e-mail configureren
Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten
Internet Fax (I-Fax) gebruiken
[Gebruik POP-authenticatie voor verzending]
Schakel het selectievakje in als u de POP3-server voor verificatie wilt gebruiken.
[Gebruik APOP-authenticatie]
Schakel het selectievakje in om het wachtwoord tijdens het verificatieproces te coderen met APOP.
[Gebruik SMTP-authenticatie (SMTP AUTH)]
Als u verificatie wilt inschakelen op de SMTP-server, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 64 tekens in
het vak [Gebruikersnaam].
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord wilt opgeven of wijzigen, typt u maximaal 32 tekens in het vak [Wachtwoord].
[Gebruik SSL voor SMTP]
Schakel het selectievakje in om alle communicatie met de SMTP-server te coderen met behulp van SSL. Schakel naar
behoefte het selectievakje in voor [Certificaat verifiëren] of [Voeg CN toe aan verificatie-items].
[Gebruik SSL voor POP]
Schakel dit selectievakje in als u communicatie met de POP-server wilt versleutelen met SSL. Schakel de selectievakjes
[Certificaat verifiëren] en [Voeg CN toe aan verificatie-items] in, als de nodig is.
6
7
㻟㻣㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-082
De machine configureren voor het scannen naar gedeelde mappen
Controleer de onderstaande punten voordat u het apparaat gaat configureren voor het scannen naar gedeelde mappen.
Zorg ervoor dat de machine en de computer op de juiste manier met elkaar zijn verbonden.
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Zorg ervoor dat u over de volgende gegevens beschikt:
Het IP-adres van het apparaat. Netwerkinstellingen weergeven
De naam van de computer waarop de gedeelde map staat.
De computernaam controleren
Het pad naar en de naam van de gedeelde map (als er toegangsbeperkingen zijn ingesteld voor de map,
moet u ook de gebruikersnaam en het wachtwoord weten).
Zie voor instructies voor het aanmaken van een nieuwe gedeelde map Gids Instelling Verzenden (staat op de
meegeleverde dvd-rom).
Zorg ervoor dat de computer voldoet aan de volgende systeemvereisten voor de Instel-tool
Zendfunctie:
Besturingssysteem
Windows Vista/7/8/Server 2003/Server 2008/Server 2012
Webbrowser
Microsoft Internet Explorer 7.0 of hoger
Scherm
SVGA-monitor (met een schermresolutie van minimaal 800 x 600 pixels) met ondersteuning voor minstens
256 kleuren
Controleer ook dat <Gebruik HTTP> en <Externe UI gebruiken> zijn ingesteld op <Aan>.
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
Configureer de machine. Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
㻟㻣㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-083
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
Het scannen naar gedeelde mappen wordt ook wel "scannen naar SMB" genoemd omdat de functie werkt met SMB (Server Message
Block), een technologie van Windows. SMB is een protocol voor het delen van bronnen, zoals bestanden en printers, met meerdere
apparaten in een netwerk (
SMB configureren ). Als u de machine wilt configureren voor het via SMB opslaan van gescande
documenten in een gedeelde map in het netwerk, gebruikt u de Instel-tool Zendfunctie om de locatie van de gedeelde map vanaf een
computer op te geven.
U kunt ook de UI op afstand gebruiken om de locatie van de gedeelde map op te geven door de map toe te voegen aan het
adresboek. De Instel-tool Zendfunctie is handig voor gebruikers die de configuratie zo eenvoudig mogelijk willen uitvoeren.
Start de Instel-tool Zendfunctie.
Via een webbrowser
Typ "http://(het IP-adres van het apparaat)/sendsupport_login.html" in het adresveld van een webbrowser en druk vervolgens op
[ENTER].
De meegeleverde dvd-rom
1
Plaats de dvd-rom in het dvd-rom-station van de computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
2
Klik op [Programma's starten].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [MInst.exe uitvoeren], als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven.
3
Klik op [Starten] voor [Instelprogramma voor de zendfunctie].
4
Klik op [Volgende].
Als u de Gids Instelling Verzenden wilt raadplegen, klik dan op [Zo kunt u instellen].
1
㻟㻣㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als het onderstaande scherm verschijnt
Klik op [Ja].
5
Selecteer het apparaat in [Apparatenlijst] en klik op [Volgende].
Als het apparaat niet wordt weergegeven in [Apparatenlijst]
Klik op [Opnieuw zoeken]. Als het probleem blijft optreden, klikt u op [Zoeken op IP-adres], typt u het IP-adres van het
apparaat en klikt u op [OK].
6
Controleer de instellingen op en bevestig deze door op [OK] te klikken.
Klik op [Start].
Als het aanmeldingsscherm wordt weergegeven, typt u de juiste ID en pincode in de daarvoor bestemde tekstvakken en klikt u
op [Inloggen].
Klik op [Instellingen voor opslaan in gedeelde map].
2
3
㻟㻣㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u wordt gevraagd een pincode voor het adresboek in te voeren, typt u de pincode voor het adresboek en klikt u op [OK].
Een pincode instellen voor het adresboek
Geef de vereiste instellingen op.
[Registratie]
[Favorietnummer]
Met de Instel-tool Zendfunctie kunt u een gedeelde map voor het opslaan van gescande documenten toevoegen aan het
onderdeel <Favorieten> van het adresboek. Selecteer een nummer in de vervolgkeuzelijst.
[Naam voor favorietnummer]
Voer een naam in voor de bestemming die u wilt opslaan. Kies een naam die u eenvoudig kunt terugvinden in het
adresboek.
[Instellingen voor de bestemming opslaan]
[Protocol]
Hier ziet u het protocol dat wordt gebruikt voor het verzenden van gescande documenten naar een gedeelde map.
[Computernaam van de bestemming voor opslag]
Voer hier de naam of het IP-adres in van de computer met de gedeelde map.
[Naam van gedeelde map op computer met opslagbestemming]
Voer de naam (of het pad) in van de gedeelde map. Als de gedeelde map bijvoorbeeld een submap is met de naam "share"
en is opgeslagen in de map [Openbaar] in het station C (pad: C:\users\public\share), voer "users\public\share" in.
[Status van instellingen voor gedeelde map]
4
㻟㻤㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Toegangsbeperking voor gedeelde map]
Selecteer het keuzerondje [Niet ingesteld] of [Ingesteld], afhankelijk van de toegangsinstellingen die zijn ingesteld voor de
gedeelde map. Als u [Ingesteld] selecteert, typt u de gebruikersnaam in het vak [Naam geregistreerde gebruiker] en het
wachtwoord in het vak [Wachtwoord voor toegang].
Klik op [Volgende].
Controleer de instellingen op en bevestig deze door op [Registreren] te klikken.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
KOPPELINGEN
De machine configureren voor het scannen naar gedeelde mappen
Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
5
6
7
㻟㻤㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-084
Het apparaat configureren voor het scannen naar de FTP-server
Controleer de onderstaande punten voordat u het apparaat gaat configureren voor het scannen naar een FTP-server.
Zorg ervoor dat de machine en de computer op de juiste manier met elkaar zijn verbonden.
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Zorg ervoor dat u over de volgende gegevens beschikt:
Het IP-adres van het apparaat. Netwerkinstellingen weergeven
FTP-servernaam.
Pad naar de FTP-server en de mapnaam.
Gebruikersnaam, wachtwoord (alleen als het is ingesteld).
Als u het pad, de mapnaam, de gebruikersnaam, het wachtwoord, enz. voor de FTP-server niet weet, neem
dan contact op met uw Netwerkbeheerder.
Ga na of u de PASV-stand moet gebruiken.
Als er een firewall is geïnstalleerd tussen het apparaat en de FTP-server, moet u de PASV-stand instellen.
FTP PASV-stand configureren
Controleer ook dat <Gebruik HTTP> en <Externe UI gebruiken> zijn ingesteld op <Aan>.
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
Registreer het adres van de FTP-server.
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
㻟㻤㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-085
FTP PASV-stand configureren
PASV is een FTP-communicatiestand die wordt gebruikt voor bestandsoverdracht. U kunt alleen verbinding
maken met een FTP-server via een firewall met de PASV-stand. Controleer eerst dat de PASV-stand is
ingesteld op de FTP-server.
Of de PASV-stand wordt gebruikt voor FTP hangt af van uw netwerkomgeving en de instellingen op de FTP-server waar
gegevens naartoe worden verzonden. Neem voor meer informatie contact op met uw Netwerkbeheerder.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken] in [Instellingen FTP PASV-modus].
1
2
3
4
㻟㻤㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Schakel het selectievakje [FTP PASV-modus gebruiken] in en klik op [OK].
[FTP PASV-modus gebruiken]
Selecteer het selectievakje voor het gebruik van de PASV-stand. Gebruikt u de PASV-stand niet, laat het selectievakje dan leeg.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
5
6
㻟㻤㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-086
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
De configuratie van een netwerk varieert naargelang de functie van het netwerk. Het apparaat is ontworpen voor compatibiliteit met zo
veel mogelijk netwerkconfiguraties en ondersteunt om die reden verschillende technologieën. Overleg met de netwerkbeheerder en kies
voor een configuratie die aansluit bij uw netwerkomgeving.
㻟㻤㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-087
Ethernet-instellingen configureren
Ethernet is een standaard voor het uitwisselen van gegevens in een lokaal netwerk (LAN). U kunt de
communicatiemodus (Half duplex/Full duplex) en het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) instellen. Over het
algemeen is het zo dat u het apparaat kunt gebruiken zonder dat u de standaardinstellingen hoeft te wijzigen
(
Instellingen Ethernet-stuurprogramma), maar u kunt de instellingen wijzigen om deze beter af te
stemmen op uw netwerkomgeving.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Instellingen Ethernet-stuurprogramma> <Automatische detectie>.
Geef aan of u de Ethernet-instellingen automatisch of handmatig wilt configureren.
Ethernet-instellingen automatisch configureren
Tik op <Aan>. Het apparaat detecteert en registreert automatisch de communicatiemodus en het type Ethernet.
Ethernet-instellingen handmatig configureren
1
Tik op <Uit>.
2
Selecteer de communicatiemodus.
Tik op <Communicatiemodus>
tik op <Half-duplex> of <Full-duplex>.
<Half-duplex>
In deze modus worden er afwisselend gegevens verzonden en ontvangen. Selecteer deze modus als het apparaat is
aangesloten op een netwerkapparaat dat half duplex gebruikt.
<Full-duplex>
In deze modus worden gegevens tegelijkertijd verzonden en ontvangen. Deze instelling kunt u voor de meeste
omgevingen gebruiken.
3
Selecteer het type Ethernet.
Tik op <Type Ethernet>
tik op <10BASE-T> of <100BASE-TX>.
4
Tik op <Toepassen>.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
1
2
3
4
5
㻟㻤㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
De maximale verzendeenheid wijzigen
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
㻟㻤㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-088
De maximale verzendeenheid wijzigen
In de meeste Ethernet-netwerken is 1500 bytes de maximale grootte van een gegevenspakket dat kan worden verzonden. Een pakket is
het blok met gegevens waarin de oorspronkelijke gegevens worden opgedeeld voordat ze worden verzonden. De maximale
verzendeenheid (MTU) kan per netwerk verschillen. Wijzig de instellingen van het apparaat indien nodig. Neem voor meer informatie
contact op met de netwerkbeheerder.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <MTU-grootte>.
Selecteer de MTU-grootte.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
KOPPELINGEN
Ethernet-instellingen configureren
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
1
2
3
4
5
㻟㻤㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-089
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
Als in een netwerk redundante connectiviteit wordt aangeboden door de aanwezigheid van verschillende switching hubs of bridges, moet
er een mechanisme zijn om te voorkomen dat pakketten in een oneindige lus terechtkomen. Een efficiënte oplossing is dus om voor elke
switch-poort een bepaalde rol te definiëren. Dan is het echter nog steeds mogelijk dat de communicatie gedurende enkele tienden van
een seconde wordt onderbroken nadat u de manier hebt gewijzigd waarop netwerkapparaten met elkaar zijn verbonden of wanneer u een
nieuw apparaat toevoegt. Als dit type probleem optreedt, stelt u een wachttijd in voor verbinding met het netwerk.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Wachttijd voor verbinding bij opstart>.
Voer het aantal seconden voor de wachttijd in en tik op <Toepassen>.
Gebruik / of de numerieke toetsen om de wachttijd in te voeren.
KOPPELINGEN
Ethernet-instellingen configureren
De maximale verzendeenheid wijzigen
1
2
3
4
㻟㻤㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08A
DNS configureren
DNS (Domain Name System) is een service voor naamomzetting waarmee de naam van een host (of domein) wordt gekoppeld aan een
IP-adres. Configureer de benodigde instellingen voor DNS, mDNS of DHCP. De procedures voor het configureren van DNS zijn
verschillend voor IPv4 en IPv6.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Configureer de DNS-instellingen.
IPv4 DNS configureren
1
Klik op [Bewerken] in [IPv4-instellingen].
2
Configureer de DNS-instellingen van IPv4.
1
2
3
4
㻟㻥㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[DNS-instellingen]
[Adres primaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een DNS-server in.
[Adres secundaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar.
[Hostnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNS-
server.
[Domeinnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals
"voorbeeld.com".
[DNS dynamische update]
Schakel dit selectievakje in als u de DNS-records dynamisch wilt bijwerken wanneer het IP-adres van het apparaat
verandert. Wanneer u een interval wilt instellen tussen updates, voert u de tijd in uren in het vak [DNS dynamisch
update-interval] in.
[mDNS-instellingen]
[Gebruik mDNS]
mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan
een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel dit selectievakje in om mDNS in te schakelen en voer de mDNS-naam
in het vak [mDNS-naam].
[Instellingen DHCP-opties]
[Hostnaam verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in om Optie 12 in te schakelen en de hostnaam te verkrijgen van de DHCP-server.
[DNS dynamische update]
Schakel dit selectievakje in om Optie 81 in te schakelen en de DNS-records dynamisch bij te werken via de DHCP-
server.
[DNS-serveradres verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in als u Optie 6 wilt inschakelen en een DNS-server wilt ophalen van de DHCP-server.
[Domeinnaam verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in als u Optie 15 wilt inschakelen en de domeinnaam wilt ophalen van te verkrijgen van de
DHCP-server.
[WINS-serveradres verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in als u Optie 44 wilt inschakelen en een WINS-serveradres wilt ophalen van de DHCP-server.
[SMTP-serveradres verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in als u Optie 69 wilt inschakelen en een SMTP-serveradres wilt ophalen van de DHCP-server.
[POP-serveradres verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in als u Optie 70 wilt inschakelen en een POP3-serveradres wilt ophalen van de DHCP-server.
3
Klik op [OK].
㻟㻥㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
IPv6 DNS configureren
1
Klik op [Bewerken] in [IPv6-instellingen].
2
Configureer de DNS-instellingen van IPv6.
Het selectievakje [Gebruik IPv6] moet zijn ingeschakeld om de instellingen te configureren.
IPv6-adres instellen
[DNS-instellingen]
[Adres primaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een DNS-server in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen).
[Adres secundaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar. U kunt geen adressen invoeren die beginnen
met "ff" (multicast-adressen).
[Gebruik dezelfde hostnaam/domeinnaam als IPv4]
Schakel het selectievakje in als u de host- en domeinnamen van IPv4 wilt gebruiken.
[Hostnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNS-
server.
[Domeinnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals
"voorbeeld.com".
[DNS dynamische update]
Schakel dit selectievakje in als u de DNS-records dynamisch wilt bijwerken, wanneer het IP-adres van het apparaat
verandert. Als u één of meer adrestypen wilt opgeven die u wilt registreren op de DNS-server, schakelt u het
selectievakje [Registreer handmatig adres], [Registreer stateful adres] of [Registreer stateless adres] in. Als u een
interval wilt instellen tussen updates, typt u het aantal uren in het tekstvak [DNS dynamisch update-interval].
[mDNS-instellingen]
[Gebruik mDNS]
㻟㻥㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan
een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel het selectievakje in als u mDNS wilt gebruiken.
[Gebruik zelfde mDNS-naam als IPv4]
Schakel het selectievakje in als u dezelfde mDNS-naam wilt gebruiken als in IPv4. Als u een andere naam wilt instellen,
schakelt u het selectievakje uit en typt u de mDNS-naam in het vak [mDNS-naam].
[Instellingen DHCP-opties]
[DNS-serveradres verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in als u Optie 23 wilt inschakelen en een DNS-serveradres wilt ophalen van de DHCP-server.
[Domeinnaam verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in als u Optie 24 wilt inschakelen en de domeinnaam wilt ophalen van de DHCP-server.
3
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Instellingen selecteren vanaf het bedieningspaneel
DNS-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm <Start> IPv4-instellingen IPv6-instellingen
KOPPELINGEN
IPv4-adres instellen
IPv6-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
5
㻟㻥㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08C
SMB configureren
SMB (Server Message Block) is een protocol voor het delen van bronnen, zoals bestanden en printers, met
meerdere apparaten in een netwerk. Het apparaat maakt gebruik van SMB om gescande documenten op te
slaan in een gedeelde map. Afhankelijk van het netwerk, moet u de NetBIOS-naam en een werkgroepnaam
instellen.
NetBIOS-naam
In een Windows-netwerk dat NetBIOS gebruikt, worden NetBIOS-namen gebruikt voor het identificeren van netwerkcomputers, maar
ook voor bestandsdeling en andere netwerkservices. De meeste computers gebruiken de computernaam als de NetBIOS-naam.
Werkgroepnaam
Een werkgroepnaam is een naam om meerdere computers te groeperen, zodat deze in een Windows-netwerk de beschikking krijgen
over eenvoudige netwerkfuncties, zoals bestandsdeling. Geef de werkgroepnaam op om aan te geven van welke groep de machine
deel uitmaakt.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [SMB-instellingen].
Klik op [Bewerken].
1
2
3
4
㻟㻥㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[NetBIOS-naam]
Gebruik maximaal 15 alfanumerieke tekens voor de NetBIOS-naam van het apparaat.
[Werkgroepnaam]
Gebruik maximaal 15 alfanumerieke tekens voor de naam van de werkgroep waarvan het apparaat deel uitmaakt.
NetBIOS-namen of werkgroepnamen die beginnen met een asterisk ( ) kunnen niet worden geregistreerd op een WINS-server.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
KOPPELINGEN
WINS configureren
*
5
6
㻟㻥㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08E
WINS configureren
WINS (Windows Internet Name Service) is een service voor naamomzetting waarmee een NetBIOS-naam (de naam van een computer of
printer in een SMB-netwerk) wordt gekoppeld aan een IP-adres. U moet de WINS-server opgeven om WINS in te schakelen.
Als u instellingen voor de WINS-server wilt opgeven, moeten de NetBIOS-naam en de werkgroepnaam zijn ingesteld. SMB
configureren
Deze functie is niet beschikbaar in een IPv6-netwerk.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken] in [WINS-instellingen].
Schakel het selectievakje [WINS-resolutie] in, geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
1
2
3
4
5
㻟㻥㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[WINS-resolutie]
Schakel dit selectievakje in als u WINS wilt gebruiken voor naamomzetting. Als u WINS niet gebruikt, schakelt u het selectievakje
uit.
[WINS-serveradres]
Voer het IP-adres van de WINS-server in.
Als het IP-adres van de WINS-server wordt verkregen van een DHCP-server, heeft het verkregen IP-adres prioriteit boven het
IP-adres dat is ingevoerd in het vak [WINS-serveradres].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Instellingen selecteren vanaf het bedieningspaneel
WINS-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het <Start>-scherm. WINS-instellingen
KOPPELINGEN
IPv4-adres instellen
6
㻟㻥㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08F
LDAP-servers registreren
Als er een LDAP-server is geïmplementeerd in het netwerk, kunt u faxnummers en e-mailadressen zoeken op
de server. Deze nummers en adressen kunt u vervolgens als bestemmingen opgeven of in het adresboek
opslaan. NB. als de authenticatie voor de zendfunctie (
LDAP-Server-authenticatie ) is ingeschakeld, moet
u de server die wordt gebruikt voor authenticatie, registreren. U kunt maximaal vijf LDAP-servers registreren
op het apparaat, elk voor zoeken en authenticatie. Registreer LDAP-servers via de UI op afstand.
LDAP-servers die worden ondersteund door het apparaat zijn Windows Server 2003/Server 2008/Server 2012 Active Directory.
Het apparaat communiceert met LDAP-servers via LDAPv3.
UTF-8 is de ondersteunde tekencodering die wordt gebruikt bij het uitwisselen van tekstgegevens tussen het apparaat en een
LDAP-server.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [LDAP-serverinstellingen].
Klik op [Nieuwe server registreren] voor [LDAP-server (voor zoeken)] of [LDAP-server (voor authenticatie)].
LDAP-serverregistratie wordt gescheiden, met registratie voor zoeken ofwel voor verifiëren. Als u een LDAP-server wilt gebruiken
voor het zoeken naar fax- en e-mailbestemmingen, register de server dan voor zoeken, en als u de server wilt gebruiken voor
het verifiëren van verzenden van e-mail of faxen, registreer de server dan voor verifiëren.
1
2
3
4
㻟㻥㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geregistreerde server-informatie bewerken
Klik op de tekstlink onder [Servernaam] voor het bewerkingsscherm.
Geregistreerde server-informatie wissen
Klik op [Verwijderen] rechts van de naam van de server die u wilt wissen
klik op [OK].
Registreer de LDAP-server.
Registreer de server die wordt gebruikt voor zoekopdrachten
Registreer de server voor het zoeken naar fax- en e-mail-bestemmingen.
[Servernaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de LDAP-server.
[Serveradres]
Typ het IP-adres van de LDAP-server of voer maximaal 47 alfanumerieke tekens in voor de hostnaam van de server
(voorbeeld: ldap.voorbeeld.com).
[Serveradres] en DNS
Let op de volgende punten om fouten te voorkomen bij het zoeken naar bestemmingen:
Als de hostnaam is opgegeven bij [Serveradres], moet er een DNS-server beschikbaar zijn in het netwerk.
Als het IP-adres is opgegeven bij [Serveradres], controleert u of de DNS-server alleen forward lookup ondersteunt.
Als dat het geval is, selecteert u [Niet gebruiken] of [Gebruik] bij [Inloggegevens]. Als u [Gebruik
(beveiligingsauthenticatie)] selecteert, controleer dan eerst of de DNS-server reverse lookup ondersteunt.
[Beginpositie voor zoeken]
Geef het knooppunt in de mapstructuur op waarbij u wilt beginnen met zoeken. Als u niets invoert, wordt er gezocht
vanaf een willekeurig knooppunt dat automatisch wordt geselecteerd.
Afhankelijk van het type tekens dat u gebruikt, kunt u maximaal 120 tekens invoeren.
Als u het knooppunt gaat opgeven, typt u "DC=", gevolgd door een hostnaam (een met punten gescheiden
tekenreeks in de Active Directory-domeinnaam). Plaats tussen de vermeldingen een komma. Als de domeinnaam
bijvoorbeeld "jan.voorbeeld.com" is, typt u "DC=jan,DC=voorbeeld,DC=com".
[Poortnummer]
Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server.
[Time-out bij zoeken]
5
㻟㻥㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De authenticatie-server registreren
Als het gebruik van de fax- en scanfuncties wordt beperkt, registreer dan de server die wordt gebruikt voor authenticatie.
Geef aan hoe lang het apparaat moet zoeken. Voer een waarde in tussen 30 en 300 seconden.
[Inloggegevens]
Selecteer [Niet gebruiken], [Gebruik] of [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)], afhankelijk van het type verificatie dat
wordt gebruikt door de LDAP-server. Als [Gebruik] of [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd, moet u een
gebruikersnaam en wachtwoord opgeven.
[Niet gebruiken]
Met deze optie wordt de machine niet geverifieerd met behulp van de
aanmeldingsgegevens.
[Gebruik]
Met deze optie wordt de machine geverifieerd met behulp van de
aanmeldingsgegevens.
[Gebruik
(beveiligingsauthenticatie)]
Selecteer deze optie om gegevens afkomstig van Kerberos, een
netwerkverificatieprotocol, te gebruiken voor het verificatiewachtwoord. Als deze
instelling is geselecteerd, moet de klok van de machine worden gesynchroniseerd met
die van de LDAP-server.
[Authenticatiescherm weergeven tijdens zoeken]
Selecteer het selectievakje en vraag de gebruiker de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren wanneer zoeken
wordt aangevraagd. Als het selectievakje [Dezelfde authenticatiegegevens als toen verzending werd gestart] is
geselecteerd, worden de gebruikersnaam en het wachtwoord die worden gebruikt voor authenticatie voor het
verzenden van faxen of scans, hier ook gebruikt. Als het selectievakje niet is uitgeschakeld, wordt voor de
authenticatie informatie gebruikt die is ingevoerd in [Gebruikersnaam].] en [Wachtwoord].
[Dezelfde authenticatiegegevens als toen verzending werd gestart]
Ingesteld of de authenticatie-informatie bij gebruik van de fax- of scanfunctie, ook wordt gebruik voor een
zoekopdracht. Dit selectievakje wordt gewoonlijk getoond als ingeschakeld; het geldt echter alleen wanneer het
selectievakje [Authenticatiescherm weergeven tijdens zoeken] is ingeschakeld.
[Gebruikersnaam]
Voer de gebruikersnaam in van het apparaat dat is geregistreerd op de LDAP-server. Afhankelijk van het type tekens
dat u gebruikt, kunt u maximaal 120 tekens invoeren.
Als [Gebruik] is geselecteerd bij [Inloggegevens], typt u de gebruikersnaam als "(domeinnaam)\(gebruikersnaam)".
(Voorbeeld: domein1\gebruiker1).
Als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd, typt u alleen de gebruikersnaam (bijvoorbeeld:
gebruiker1).
U hoeft niets in te voeren wanneer het selectievakje [Authenticatiescherm weergeven tijdens zoeken] is
ingeschakeld.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord wilt opgeven of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens in het
vak [Wachtwoord].
[Domeinnaam]
Als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd bij [Inloggegevens], typt u maximaal 120 alfanumerieke
tekens voor de mapnaam in de boomstructuur van Active Directory (bijvoorbeeld: voorbeeld.com).
[Servernaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de LDAP-server.
[Serveradres]
Typ het IP-adres van de LDAP-server of voer maximaal 47 alfanumerieke tekens in voor de hostnaam van de server
(voorbeeld: ldap.voorbeeld.com).
㻠㻜㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [OK].
[Serveradres] en DNS
Let op de volgende punten om fouten te voorkomen bij het zoeken naar bestemmingen:
Als de hostnaam is opgegeven bij [Serveradres], moet er een DNS-server beschikbaar zijn in het netwerk.
If the IP address is entered for [Serveradres], controleer dan of de DNS-server alleen voorwaarts zoeken
ondersteunt. Als de server alleen voorwaarts zoeken ondersteunt, selecteer dan [Gebruik] voor [Inloggegevens].
Selecteert u [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)], let er dan op dat de DNS-server achterwaarts zoeken moet
ondersteunen.
[Beginpositie voor zoeken]
Geef het knooppunt in de mapstructuur op waarbij u wilt beginnen met zoeken. Als u niets invoert, wordt er gezocht
vanaf een willekeurig knooppunt dat automatisch wordt geselecteerd.
Afhankelijk van het type tekens dat u gebruikt, kunt u maximaal 120 tekens invoeren.
Als u het knooppunt gaat opgeven, typt u "DC=", gevolgd door een hostnaam (een met punten gescheiden
tekenreeks in de Active Directory-domeinnaam). Plaats tussen de vermeldingen een komma. Als de domeinnaam
bijvoorbeeld "jan.voorbeeld.com" is, typt u "DC=jan,DC=voorbeeld,DC=com".
[Gebruik SSL]
Schakel dit selectievakje in als u communicatie met de LDAP-server wilt versleutelen met SSL.
Dit is alleen mogelijk wanneer [Gebruik] is geselecteerd in [Inloggegevens].
[Poortnummer]
Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server.
[Time-out voor authenticatie/ophalen van kenmerken]
Geef op hoe lang verificatie en het ophalen van attributen mag duren in een bereik van 15 tot 150 seconden.
[Kenmerk gebruikersnaam]
Voer de attribuutnaam in die moet worden vergeleken met een gebruikersnaam die is ingevoerd tijdens verificatie, van
maximaal 64 alfanumerieke tekens (Bijvoorbeeld: "sAMAccountNaam").
Niet vereist als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd in [Inlog-informatie].
[Kenmerk e-mailadres]
Voer de attribuutnaam in die moet worden gebruikt voor het verkrijgen van een e-mailadres van de verificatie-server,
van maximaal 64 alfanumerieke tekens. (Bijvoorbeeld: "mail").
[Inloggegevens]
Selecteer [Gebruik] of [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] afhankelijk van het type verificatie geïmplementeerd door
de LDAP-server.
[Gebruik]
Met deze optie wordt het apparaat geverifieerd met behulp van de Systeemmanager-
ID.
[Gebruik
(beveiligingsauthenticatie)]
Selecteer deze optie om gegevens afkomstig van Kerberos, een
netwerkverificatieprotocol, te gebruiken voor het verificatiewachtwoord. Als deze
instelling is geselecteerd, moet de klok van de machine worden gesynchroniseerd met
die van de LDAP-server.
[Systeembeheerder-ID gebruiken]
Als [Gebruik] is geselecteerd in [Inloggegevens], bepaalt dit of authenticatie met de systeembeheerders-ID wordt
gebruikt. Als u de systeembeheerders-ID wilt gebruiken, selecteert u het selectievakje en geeft u de gebruikersnaam
en het wachtwoord op voor authenticatie. Schakelt u dit selectievakje uit, dan is aanmelding anoniem (geen
gebruikersnaam).
[Gebruikersnaam]
Voer de gebruikersnaam in van het apparaat dat op de LDAP-server is geregistreerd, in de vorm
"(domeinnaam)\(gebruikersnaam)" (voorbeeld: domein1\gebuikersnaam1). Afhankelijk van het type tekens dat wordt
gebruikt kunnen tot wel 120 tekens worden ingevoerd.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord wilt opgeven of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens in het
vak [Wachtwoord].
[Domeinnaam]
Als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd bij [Inloggegevens], typt u maximaal 120 alfanumerieke
tekens voor de mapnaam in de boomstructuur van Active Directory (bijvoorbeeld: voorbeeld.com).
6
㻠㻜㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (fax)
Bestemmingen op een LDAP-server opgeven (E-mail/I-Fax)
SNTP configureren
LDAP-Server-authenticatie
㻠㻜㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08H
SNTP configureren
Met SNTP (Simple Network Time Protocol) kunt u de systeemklok synchroniseren met de tijdserver in het
netwerk. Het protocol wordt meestal gebruikt voor het synchroniseren van het apparaat en een server,
bijvoorbeeld wanneer het apparaat toegang nodig heeft tot een LDAP-server waarvoor verificatie is
ingeschakeld. De tijd wordt aangepast op basis van UTC (Coordinated Universal Time). Het is dus belangrijk
om de juiste tijdzone op te geven voordat u SNTP gaat configureren (
Instellingen datum en tijd). SNTP-
instellingen kunt u opgeven via de UI op afstand.
De SNTP van het apparaat ondersteunt zowel NTP- (versie 3) als SNTP-servers (versies 3 en 4).
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken] in [SNTP-instellingen].
1
2
3
4
㻠㻜㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Schakel het selectievakje [Gebruik SNTP] in en geef de benodigde instellingen op.
[Gebruik SNTP]
Schakel het selectievakje in als u SNTP wilt gebruiken voor synchronisatie. Als u SNTP niet wilt gebruiken, schakelt u het
selectievakje uit.
[NTP-servernaam]
Voer het IP-adres van de NTP- of de SNTP-server in. Als DNS beschikbaar is in het netwerk, kunt u een hostnaam (of FQDN) van
maximaal 255 alfanumerieke tekens invoeren. (Voorbeeld: ntp.example.com).
[Pollinginterval]
Geef het interval op tussen opeenvolgende synchronisaties. U kunt een interval opgeven van 1 tot 48 uur.
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Communicatie met de NTP-/SNTP-server testen
U kunt de status van de communicatie bij de geregistreerde server zien door te klikken op [Instellingen/registratie]
[Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen] en vervolgens te klikken op [Controleer NTP-server] in [SNTP-instellingen] dat
wordt weergegeven. Als een goede verbinding tot stand is gebracht, wordt het resultaat weergegeven, zoals dat hieronder
wordt getoond. NB Deze bedieningshandeling past de systeemklok niet aan.
KOPPELINGEN
LDAP-servers registreren
5
6
7
㻠㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08J
De machine bewaken en bedienen met SNMP
SNMP (Simple Network Management Protocol) is een protocol voor het bewaken en aansturen van communicatieapparaten in een netwerk
dat werkt met MIB (Management Information Base). De machine ondersteunt SNMPv1 en SNMPv3 met extra beveiliging. U kunt de status
van de machine controleren vanaf een computer wanneer u documenten afdrukt of de UI op afstand gebruikt. U kunt SNMPv1 of SNMPv3
inschakelen, of beide versies tegelijk. Geef voor elke versie de instellingen op die aansluiten bij de inrichting en functie van uw
netwerkomgeving.
SNMPv1
SNMPv1 maakt gebruik van informatie die "community" wordt gebruikt om het bereik van SNMP-communicatie te definiëren.
Aangezien deze informatie als ongecodeerde tekst beschikbaar is in het netwerk, betekent dit dat het netwerk kwetsbaar is voor
aanvallen. Als een goede netwerkbeveiliging essentieel is, schakelt u SNMPv1 uit en gebruikt u SNMPv3.
SNMPv3
Met SNMPv3 kunt u netwerkapparatuur beheren in een sterk beveiligde omgeving. U moet SSL inschakelen voor de UI op afstand
voordat u SNMPv3 gaat configureren (
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand).
Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de functie van SNMP voor het versturen van trap-meldingen.
Om het poortnummer van SNMP te wijzigen, raadpleegt u
Poortnummers wijzigen.
Als er SNMP-beheersoftware is geïnstalleerd op een computer in het netwerk, kunt u het apparaat extern vanaf die computer
configureren, bewaken en bedienen. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de beheersoftware.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [SNMP-instellingen].
1
2
3
㻠㻜㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Bewerken].
Geef instellingen voor SNMPv1 op.
Als u de SNMPv1-instellingen niet hoeft te wijzigen, gaat u verder met de volgende stap.
[Gebruik SNMPv1]
Schakel dit selectievakje in om SNMPv1 in te schakelen. De overige instellingen voor SNMPv1 kunt u alleen opgeven als dit
selectievakje is ingeschakeld.
[Gebruik community-naam 1]/[Gebruik community-naam 2]
Schakel het selectievakje in om een Community-naam op te geven. Als u geen Community-naam hoeft op te geven, schakelt u
het selectievakje uit.
[Community-naam]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de community.
[MIB-toegangspermissie]
Selecteer voor elke community [Lezen/schrijven] of [Alleen lezen] om de toegangsrechten voor MIB-objecten te bepalen.
[Lezen/schrijven] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.
[Alleen lezen] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.
4
5
㻠㻜㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Gebruik speciale community]
De speciale community is een vooraf-gedefinieerde community die uitsluitend is bedoeld voor beheerders die met Canon-software
werken, zoals iW Management Console. Schakel het selectievakje in als u de speciale community wilt gebruiken. Als u de speciale
community niet wilt gebruiken, schakelt u het selectievakje uit.
Geef instellingen voor SNMPv3 op.
Als u de SNMPv3-instellingen niet hoeft te wijzigen, gaat u verder met de volgende stap.
[Gebruik SNMPv3]
Schakel dit selectievakje in om SNMPv3 in te schakelen. De overige instellingen voor SNMPv3 kunt u alleen opgeven als dit
selectievakje is ingeschakeld.
[Gebruiker inschakelen]
Schakel dit selectievakje in om [Gebruikersinstellingen 1]/[Gebruikersinstellingen 2]/[Gebruikersinstellingen 3] in te schakelen.
Schakel een selectievakje uit om de desbetreffende gebruikersinstellingen uit te schakelen.
[Gebruikersnaam]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de gebruikersnaam.
[MIB-toegangspermissie]
Selecteer [Lezen/schrijven] of [Alleen lezen] om de toegangsrechten voor MIB-objecten te bepalen.
[Lezen/schrijven] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.
[Alleen lezen] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.
[Beveiligingsinstellingen]
Selecteer [Authenticatie aan/encryptie aan], [Authenticatie aan/encryptie uit] of [Authenticatie aan/encryptie uit] om de gewenste
combinatie van verificatie- en coderingsinstellingen te kiezen.
[Authenticatie-algoritme]
Klik op de [Authenticatie aan/encryptie aan] of [Authenticatie aan/encryptie uit] voor [Beveiligingsinstellingen] voor het algoritme
dat overeenkomt met uw omgeving.
[Encryptie-algoritme]
Klik op de [Authenticatie aan/encryptie aan] voor [Beveiligingsinstellingen] voor het algoritme dat overeenkomt met uw omgeving.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en voert u tussen 6 en 16 alfanumerieke tekens in
voor het wachtwoord in het vak [Authenticatie wachtwoord]/[Encryptiewachtwoord]. Voer het wachtwoord ter bevestiging in in het
vak [Bevestigen]. U kunt afzonderlijke wachtwoorden instellen voor authenticatie en voor versleutelingsalgoritmen.
[Contextnaam 1]/[Contextnaam 2]/[Contextnaam 3]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de contextnaam. U kunt maximaal drie contextnamen registreren.
Geef instellingen op voor het verkrijgen van informatie voor het beheren van printers.
Met SNMP kunt u gegevens voor het beheren van printers, zoals afdrukprotocollen en printerpoorten, controleren en periodiek
opvragen bij een computer in het netwerk.
[Printerbeheerinformatie verkrijgen van host]
Schakel het selectievakje in om via SNMP de gegevens voor printerbeheer van het apparaat te bewaken. Als u geen
printerbeheerinformatie wilt bewaken, schakelt u het selectievakje uit.
6
7
㻠㻜㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Zowel SNMPv1 als SNMPv3 uitschakelen
Als beide versies van SNMP zijn uitgeschakeld, zijn enkele functies van het apparaat niet beschikbaar, zoals het opvragen van
gegevens van het apparaat via het printerstuurprogramma.
Het bedieningspaneel gebruiken
U kunt de SNMP-instellingen in- of uitschakelen vanuit <Menu>. SNMP-instellingen
Zowel SNMPv1 als SNMPv3 inschakelen
Als beide versies van SNMP zijn ingeschakeld, is het raadzaam de MIB-toegangsmachtigingen in SNMPv1 in te stellen op
[Alleen lezen]. U kunt de toegangsmachtigingen voor MIB afzonderlijk instellen voor SNMPv1 en SNMPv3 (en voor elke
gebruiker in SNMPv3). Als u [Lezen/schrijven] (volledige toegang) selecteert in SNMPv1, heeft dit gevolgen voor de
beveiligingsfuncties van SNMPv3 omdat de meeste instellingen van het apparaat kunnen worden gewijzigd met SNMPv1.
KOPPELINGEN
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand
8
9
㻠㻜㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08K
Instellingen voor software voor apparaatbeheer configureren
U kunt het ophalen en het beheer van diverse informatie over apparaten in het netwerk gemakkelijker maken door software voor
apparaatbeheer te implementeren, zoals iW Management Console , in het netwerk. Informatie zoals apparaatinstellingen, Adresboeken en
foutlogboeken, wordt opgehaald en verdeeld via de server-computer. Als het apparaat op zo'n netwerk is aangesloten, zoekt software
voor apparaatbeheer op het netwerk naar het apparaat met protocollen als Service Location Protocol (SLP) en verzamelt informatie over
het apparaat. Dit gedeelte beschrijft de procedures van de SLP-instellingen en instellingen voor communicatie tussen het apparaat en
plug-ins voor iW Management Console. U kunt deze instellingen opgeven via de UI op afstand.
Neem voor meer informatie over iW Management Console contact op met de officiële Canon-dealer ter plaatse.
SLP-communicatie met software voor apparaatbeheer configureren
Instellingen configureren voor iW Management Console plug-ins
iW Management Console-plug-ins gebruiken
U moet de speciale poortinstelling en de SNMP-instelling (SNMPv1 of SNMPv3) inschakelen om te kunnen communiceren met
een iW Management Console-plug-in.
Apparaatinstellingenbeheer Aan/Uit
De machine bewaken en bedienen met SNMP
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
*
*
SLP-communicatie met software voor apparaatbeheer configureren
1
2
3
㻠㻜㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de SLP-instellingen op.
Instellingen voor Multicast Discovery opgeven
Software voor apparaatbeheer informeren over de status van de stroomvoorziening van het apparaat
1
Klik op [Bewerken] in [Instellingen Multicast Discovery].
2
Schakel het selectievakje [Reageren op Discovery] in en geef de benodigde instellingen op.
[Reageren op Discovery]
Schakel het selectievakje in als het apparaat moet reageren op pakketten voor Multicast Discovery van software
voor apparaatbeheer en u bewaking door software voor apparaatbeheer wilt inschakelen.
[Bereiknaam]
Als u het apparaat wilt toevoegen aan een bepaald bereik, typt u hier maximaal 32 tekens voor de naam van het
bereik.
3
Klik op [OK].
Als u het poortnummer wilt wijzigen voor Multicast Discovery, raadpleegt u Poortnummers wijzigen.
4
㻠㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
U kunt de instellingen opgeven die communicatie tussen het apparaat en de volgende plug-ins mogelijk maken, en daarmee kunt u het
Adresboek en de instelwaarde van het apparaat beheren.
iW Management Console Adresboekbeheer Plug-in
iW Management Console Toestelconfiguratiebeheer Plug-in
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
1
Klik op [Bewerken] in [Meldingsinstellingen sluimermodus].
2
Schakel het selectievakje [Melden] in en geef de benodigde instellingen op.
[Melden]
Schakel het selectievakje in als u Software voor apparaatbeheer wilt informeren over de status van de
stroomvoorziening van het apparaat. Als [Melden] is geselecteerd, wordt er niet onnodig gecommuniceerd tijdens
de slaapstand en wordt het totale stroomverbruik teruggebracht.
[Poortnummer]
Kies deze optie om het poortnummer voor deze functie te wijzigen voor uw netwerkomgeving.
[Aantal te passeren routers]
Geef aan hoeveel routers de pakketten met meldingen kunnen passeren. Voer een waarde in van 0 tot 254.
[Meldingsinterval]
Geef aan hoe vaak het apparaat informatie over de status van de stroomvoorziening moet verstrekken aan de
software voor apparaatbeheer. Geef het aantal seconden op tussen 60 en 65535.
3
Klik op [OK].
Instellingen configureren voor iW Management Console plug-ins
5
1
2
㻠㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Netwerkinstellingen] [Instellingen voor apparaatinstellingenbeheer].
Klik op [Bewerken].
Selecteer [Apparaatinstellingenbeheer gebruiken] [OK].
KOPPELINGEN
De slaapstand instellen
3
4
5
㻠㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08L
Beveiliging
De realiteit is dat overal en altijd vertrouwelijke gegevens worden verwerkt door informatieapparaten, waaronder computers en printers.
Het vervelende is dat elk van deze apparaten het doelwit kan worden van kwaadwillende derden. Aanvallers kunnen ongeoorloofde
toegang krijgen tot uw apparaten of indirect voordeel halen uit slordigheid. Hoe het ook zij, u kunt geconfronteerd worden met
onverwachte verliezen als uw vertrouwelijke gegevens worden onderschept. Om deze risico's tegen te gaan, is het apparaat uitgerust met
verschillende beveiligingsfuncties. Bepaal afhankelijk van de netwerkomgeving de juiste configuratie.
U kunt het beste beveiligingssysteem configureren door een omgeving op te bouwen die toegang tot printers in uw
thuisnetwerk via internet verhindert en een dergelijke omgeving te combineren met de beveiligingsfuncties van het apparaat.
Onbevoegde toegang voorkomen
Basisvoorzieningen voor het beveiligen van informatie
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
Inspelen op risico's als gevolg van slordigheid of onjuist gebruik
De functies van de machine
beperken
Een document afdrukken dat is beveiligd met een pincode (beveiligd
afdrukken) (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren
Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren
㻠㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08R
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
Voorkom dat onbevoegden toegang krijgen tot de machine en deze kunnen gebruiken. U kunt verschillende beveiligingsmaatregelen
treffen, zoals het beheren van toegangsmachtigingen, het instellen van firewalls en het aanpassen van poortnummers.
㻠㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08S
Onbevoegde toegang voorkomen
Dit gedeelte beschrijft de veiligheidsmaatregelen voor het voorkomen van onbevoegde toegang vanuit een extern netwerk. Dit moet
absoluut worden gelezen voor alle gebruikers en beheerders voordat zij het apparaat, andere printers en multifunctionele apparaten die
op het netwerk zijn aangesloten, gaan gebruiken. In de afgelopen jaren zijn printers/multifunctionele apparaten ontwikkeld die op het
netwerk worden aangesloten en die u een uiteenlopende reeks van nuttige functies kunnen bieden, zoals het afdrukken vanaf een
computer, bedienen vanaf een computer met de functie op afstand en het verzenden van gescande documenten via internet. Het is
daarentegen van essentieel belang dat u veiligheidsmaatregelen neemt om het veiligheidsrisico voor informatielekken te beperken, omdat
een printer/multifunctioneel apparaat meer blootstaat aan bedreigingen, zoals onbevoegde toegang en diefstal, wanneer het is
aangesloten op het netwerk. Dit gedeelte geeft uitleg over de noodzakelijke instellingen die u moet opgeven om onbevoegde toegang te
voorkomen voordat u een printer/multifunctioneel apparaat die/dat is aangesloten op het netwerk, gaat gebruiken.
Veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van onbevoegde toegang vanuit het externe netwerk
Een particulier IP-adres toewijzen
Transmissie beperken door middel van een firewall
SSL-gecodeerde communicatie opgeven
In de code instellen voor het beheer van informatie die is opgeslagen in het multifunctionele apparaat
Een IP-adres is een numeriek label dat wordt toegewezen aan elk toestel dat deel uitmaakt van een computernetwerk. Een "routeerbaar
IP-adres" (global IP address) wordt gebruikt voor de communicatieverbinding met internet en een "privé-IP-adres" (private IP address)
wordt gebruikt voor communicatie binnen een lokaal netwerk, zoals een LAN in het bedrijf. Als een routeerbaar IP-adres wordt
toegewezen, is uw printer/multifunctioneel apparaat vrij toegankelijk via internet. Daardoor neemt het risico van een informatielek als
gevolg van onbevoegde toegang vanuit een extern netwerk toe. Wordt daarentegen een privé-IP-adres toegewezen, dan is uw
printer/multifunctioneel apparaat gesloten binnen een lokaal netwerk en alleen toegankelijk voor gebruikers op uw lokaal netwerk, zoals
een LAN in het bedrijf.
Routeerbaar IP-adres
Toegankelijk voor gebruikers binnen een lokaal netwerk
Privé-IP-adres
Toegankelijk voor gebruikers binnen een lokaal netwerk
U moet een privé-IP-adres aan uw printer/multifunctioneel apparaat toewijzen. Het is belangrijk dat u vaststelt of het IP-adres, dat is
toegewezen aan de printer/het multifunctionele apparaat dat u gebruikt, een privé-IP-adres of niet. Een privé-IP-adres vindt u in een van
de volgende bereiken.
Bereiken voor privé-IP-adressen
Van 10.0.0.0 tot 10.255.255.255
Van 172.16.0.0 tot 172.31.255.255
Van 192.168.0.0 tot 192.168.255.255
Zie voor informatie over hoe u kunt vaststellen wat voor een IP-adres u heeft
IPv4-adres instellen.
Als een routeerbaar IP-adres is toegewezen aan een printer/multifunctioneel apparaat, kunt u een netwerkomgeving creëren
waarin het risico van onbevoegde toegang wordt beperkt, door veiligheidssoftware te installeren, zoals een firewall, die toegang
vanuit externe netwerken voorkomt. Als u een routeerbaar IP adres wil toewijzen aan een printer/multifunctioneel apparaat dat
u wilt gebruiken, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder.
Een firewall is een systeem dat onbevoegde toegang vanuit externe netwerken voorkomt en bescherming biedt tegen aanvallen
op/invallen in een lokaal netwerk. U kunt met een firewall op uw netwerkomgeving toegang vanuit het gevaarlijk lijkende externe
netwerk voorkomen, door communicatie vanaf het opgegeven IP-adres van het externe netwerk te beperken. Deze functie die is
geïnstalleerd op een Canon-printer/multifunctioneel apparaat, biedt u de mogelijkheid een IP-adresfilter op te zetten. Zie voor informatie
over hoe u een IP-adresfilter kunt opzetten
IP-adressen opgeven voor firewallregels.
Een particulier IP-adres toewijzen
Transmissie beperken door middel van een firewall
㻠㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Zie voor informatie over de SSL Encrypted Communication Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren, en zie over de
procedures die u moet opgeven
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand.
Als een kwaadwillende buitenstaander probeert onbevoegd toegang te krijgen tot een printer/multifunctioneel apparaat, beperkt het
instellen van een pincode voor informatie die is opgeslagen in het apparaat, het risico van een informatielek. Met de Canon printer/het
Canon multifunctionele apparaat kunt u diverse typen informatie beveiligen door een pincode in te stellen.
Een pincode instellen voor elk van de functies
Een pincode instellen voor UI op afstand
Zie voor meer informatie
Een pincode instellen voor UI op afstand.
Een pincode instellen voor Instellingen van de systeembeheerder
Zie voor meer informatie
De systeembeheerders-id instellen.
Pincode voor het adresboek
Zie voor meer informatie over het instellen van een pincode
Een pincode instellen voor het adresboek
Hierboven worden enkele voorbeelden genoemd van veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van onbevoegde toegang. Zie voor meer
informatie over andere veiligheidsmaatregelen
Beveiliging en neem de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van
onbevoegde toegang die past bij uw omgeving.
SSL-gecodeerde communicatie opgeven
In de code instellen voor het beheer van informatie die is opgeslagen in het multifunctionele apparaat
㻠㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08U
Toegangsmachtigingen instellen
Beveilig het apparaat tegen toegang door onbevoegden door alleen gebruikers met toegangsrechten toe te staan het apparaat te
gebruiken. Toegangsrechten worden apart ingesteld voor systeembeheerders, algemene gebruikers en de UI op afstand. Wanneer
toegangrechten zijn ingesteld, moet de gebruiker een ID en pincode invoeren als hij of zij wil afdrukken of instellingen wil wijzigen.
Afdelings-ID-accounts zijn er in twee typen: systeembeheerders-ID, die uitsluitend is bedoeld voor beheerders, en Afdelings-ID voor
gewone gebruikers. systeembeheerders-ID is een account met volledige toegangsrechten. Het gebruik van functies kan voor Afdelings-
ID's voor gebruikers worden beperkt, zoals kopiëren in kleur beperken voor de ene Afdelings-ID en faxen voor een andere. Hierdoor
ontstaan verscheidene Afdelings-ID's, wat het mogelijk maakt de veiligheid van het apparaat flexibel te beheren. En door een pincode
voor de UI op afstand in te stellen kunt u het gebruik van de UI op afstand beperken.
Systeembeheerder-ID
ID systeembeheerder is een account met maximale toegangsmachtigingen. Als er een ID systeembeheerder is ingesteld, moet u zich
aanmelden met de referenties van deze id om toegang te krijgen tot <Netwerkinstellingen> of <Instellingen Systeembeheer>. Stel de
ID systeembeheerder in wanneer er behoefte is aan verschillende niveaus van toegangsmachtigingen voor beheerders en gewone
gebruikers. Er kan maar één ID systeembeheerder worden geregistreerd.
De systeembeheerders-id instellen
Afdelings-id (Afdelings-ID beheer)
U kunt toegangsmachtigingen opgeven voor een gebruiker (of groep gebruikers) door een Afdeling ID te registreren. U kunt meerdere
Afdeling ID's registreren. Als een gebruiker probeert het apparaat te gebruiken terwijl Afdeling ID's zijn ingeschakeld, verschijnt er
een aanmeldingsscherm en moet de gebruiker zijn of haar Afdeling ID met bijbehorende pincode invoeren om toegang te krijgen tot
het apparaat. U kunt per Afdeling ID allerlei informatie weergeven, zoals het aantal pagina's dat is gekopieerd, afgedrukt of gescand
in zwart-wit of kleur.
Afdeling-ID beheer configureren
Pincode UI op afstand (Toegangspincode externe UI)
Er is een pincode voor het gebruik van de UI op afstand. Alleen gebruikers die de pincode weten hebben toegang tot de UI op
afstand.
Een pincode instellen voor UI op afstand
㻠㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08W
De systeembeheerders-id instellen
Er is een pincode voor het gebruik van de UI op afstand. Alleen gebruikers die de pincode weten hebben toegang tot de UI op afstand. U
kunt ook een pincode instellen voor de Systeembeheerder ID. Als deze pincode ingeschakeld hebt u <Netwerkinstellingen> en
<Instellingen Systeembeheer> alleen toegang wanneer de Systeembeheerder ID en de pincode goed zijn ingevoerd. De informatie over
instellingen voor de Systeembeheerde ID is van het allerhoogste belang voor de beveiliging van het apparaat, dus zorg er vooral voor
dat alleen Beheerders de Systembeheerder ID en de pincode weten.
Op de MF729Cx, zijn de systeembeheerders-ID en pincode "7654321". Aanbevolen wordt deze instelling te wijzigen voor
betere beveiliging.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als de Systeembeheerders-id al is ingesteld
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te
voeren. Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Instellingen Systeembeheerderinformatie> <Systeembeheerder-ID en pincode>.
Geef de systeembeheerders-id en pincode op.
Geef een waarde op voor <Systeembeheerder-ID> en typ vervolgens de pincode bij <Pincode systeembeheerder>.
Voer met de numerieke toetsen een pincode in van maximaal zeven cijfers en tik op <Toepassen>.
Als <Pin (bevestigen)> wordt weergegeven, voert u de pincode nogmaals in om deze te bevestigen.
U kunt geen ID of pincode registreren die alleen uit nullen bestaat, zoals "00" of "0000000".
U kunt de instellingen van Systeembeheerders-ID en de pincode annuleren door de informatie die hebt ingevoerd in
te
annuleren en te tikken op <Toepassen> terwijl de velden leeg zijn.
Naam van systeembeheerder instellen
1
Tik op <Naam systeembeheerder>.
2
Typ maximaal 32 tekens voor de naam van de systeembeheerder en tik op <Toepassen>. Tekst
invoeren
1
2
3
4
㻠㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Instellingen configureren via de UI op afstand
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie] [Systeembeheer]
[Bewerken] en geef de gewenste instellingen op.
Via de UI op afstand kunt u verschillende gegevens opslaan, zoals contactgegevens, opmerkingen van de beheerder, de
installatielocatie van het apparaat en de instellingen die u kunt opslaan via het bedieningspaneel. De opgeslagen gegevens
kunt u bekijken op de pagina [Apparaatinformatie] van de UI op afstand.
Gegevens van systeembeheerder controleren
Als u de pincode niet meer weet
Vergeet u pincode niet. Weet u uw pincode niet meer, neem dan contact op de officiële Canon-dealer of de Canon-help-lijn.
Aanmelden bij het apparaat
Als u <Netwerkinstellingen> of <Instellingen Systeembeheer> wilt gebruiken terwijl er een
Systeembeheerders-ID is ingesteld, wordt het volgende aanmeldingsscherm weergegeven:
U moet ook de Systeembeheerder-ID en de pincode opgeven als u wilt inloggen met de UI op
afstand in de stand Systeembeheerder.
De UI op afstand starten
KOPPELINGEN
Toegangsmachtigingen instellen
Afdeling-ID beheer configureren
㻠㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08X
Afdeling-ID beheer configureren
U kunt de toegang tot het apparaat beheren door meerdere ID's te gebruiken voor meerdere gebruikers of groepen. Als een gebruiker
probeert het apparaat te gebruiken terwijl Afdeling ID beheer is ingeschakeld, verschijnt er een aanmeldingsscherm en moet de gebruiker
zijn of haar Afdeling ID met bijbehorende pincode invoeren om toegang te krijgen tot het apparaat. Als Afdeling ID beheer is
ingeschakeld, wordt per Afdeling ID informatie bijgehouden over het gebruik van functies, zoals het kopiëren in kleur of het scannen in
zwart-wit. U kunt Afdeling ID beheer configureren door Afdeling ID's in te stellen en vervolgens de functie Afdeling ID beheer in te
schakelen. Er zijn extra instellingen nodig als u Afdeling ID beheer wilt inschakelen voor bewerkingen vanaf een computer, zoals
afdrukken of faxen.
Afdelings-id's en pincodes registreren en bewerken
Afdeling-ID beheer inschakelen
Afdeling-ID beheer instellen voor afdrukken of faxen vanaf een computer
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend
U kunt een afdelings-id registreren en hieraan een pincode toewijzen. U kunt ook functies uitschakelen per afdelings-id, zoals kopiëren in
zwart-wit of afdrukken in kleur. Er kunnen maximaal 300 afdelings-id's worden geregistreerd.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Afdelings-ID beheer] en registreer of bewerk Afdelings-ID's.
Een afdelings-id registreren
Klik op [Nieuwe afdeling registreren].
Afdelings-id's en pincodes registreren en bewerken
1
2
3
㻠㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
1
2
Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[Afdelings-ID]
Voer maximaal zeven cijfers voor de Afdelings-ID.
[Pincode instellen]
Als u een pincode wilt instellen, schakelt u het selectievakje in en voert u een code in van maximaal zeven cijfers in de
tekstvakken [Pincode] en [Bevestigen].
[Beperk functies]
Schakel het selectievakje in van de functie die u wilt uitschakelen voor de Afdeling ID.
Als het selectievakje [Scannen] is ingeschakeld, kunt u de functies Opslaan naar USB-geheugenapparaat, E-mail
Verzenden en Opslaan naar Gedeelde Map of FTP-server niet gebruiken. U kunt ook het gebruik van andere functies die
documenten scannen door ze op een computer te importeren, maar in dat geval kunt u niet de toegang blokkeren voor
iedere Afdelings-ID (
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend).
De instellingen van een opgeslagen afdelings-id bewerken
1
Klik op de overeenkomstige tekstkoppeling onder [Afdelings-ID] om bewerkingen uit te voeren.
2
Wijzig de instellingen en klik op [OK].
Een Afdelings-ID wissen
Klik op [Verwijderen] bij de afdelings-ID die u wilt verwijderen
klik op [OK].
[Paginatotaal afdelings-ID]
U kunt per Afdeling ID kijken hoeveel pagina's er zijn gekopieerd, afgedrukt, gescand of gefaxt.
Als u de aantallen op nul wilt zetten, klikt u op de overeenkomstige tekstkoppeling onder [Afdelings-ID] en klikt u op [Wis
teller]
[OK]. Als u de aantallen van alle Afdeling ID's op nul wilt zetten, klikt u op [Alle tellers wissen] [OK].
Controlekaarten gebruiken
Wanneer de als optie verkrijgbare Copy Card Reader-F1 op het apparaat is bevestigd, worden 300 op een volgende nummers
automatisch geregistreerd.
Bewerk of wis de Afdelings-ID's niet. De controlekaarten die corresponderen met de bewerkte of gewiste Afdelings-ID's zullen
niet beschikbaar zijn.
Nadat u het gewenste aantal afdelings-id's hebt geregistreerd, kunt u Afdeling-ID beheer inschakelen.
Afdeling-ID beheer inschakelen
㻠㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Afdelings-ID beheer] [Bewerken].
Schakel het selectievakje [Afdelings-ID beheer] in en klik op [OK].
[Afdelings-ID beheer]
Schakel het selectievakje in als u Afdelings-ID-beheer wilt activeren. Als u Afdelings-ID-beheer niet wilt gebruiken, schakel het
selectievakje dan uit.
Voor informatie over de selectievakjes [Afdrukopdrachten met onbekende ID's toestaan]/[Scanopdrachten met onbekende ID's
toestaan]/[Zwart-witkopieertaken toestaan] raadpleegt u
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend.
Het bedieningspaneel gebruiken
U kunt ook Afdelings-ID-Beheer In/Uit-schakelen vanuit <Menu> in het <Start>-scherm. Afdelings-ID-beheer Aan/Uit
Aanmelden bij het apparaat
Als u het apparaat wilt gebruiken terwijl Afdeling ID beheer is ingeschakeld, verschijnt het
volgende aanmeldingsscherm:
1
2
3
4
㻠㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u Afdeling-ID beheer wilt inschakelen voor afdrukken of faxen vanaf een computer, moet u instellingen opgeven met de
stuurprogramma's die u al op de computer hebt geïnstalleerd. Geef een afdeling-id op en eventueel de bijbehorende pincode.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printer- of faxpictogram en klik op [Eigenschappen van printer] of
[Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Apparaatinstellingen] en geef de gewenste instellingen op.
1
Schakel het selectievakje [Beheer afdelings-id gebruiken] in en klik op [Instellingen] naast het vakje.
Schakel voor het faxstuurprogramma ook het selectievakje [Pincode instellen toestaan] in om het invoeren van een
pincode mogelijk te maken.
2
Geef de gewenste instellingen op en klik op [OK].
Afdeling-ID beheer instellen voor afdrukken of faxen vanaf een computer
1
2
3
㻠㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Pincode instellen toestaan]
Schakel het selectievakje voor het gebruik van een pincode in.
[Afdelings-id]
Voer maximaal zeven cijfers voor de Afdelings-ID.
[Pincode]
Voer maximaal zeven cijfers voor de pincode als deze is ingesteld voor de Afdelings-ID.
[Verifiëren]
Klik hier als u wilt controleren of de juiste ID en pincode zijn ingevoerd. Deze functie is niet beschikbaar als het apparaat
en de computer via een USB- of een WSD-poort (Web Services on Devices) met elkaar zijn verbonden.
[Afdelings-id/pincode bevestigen bij afdrukken]/[Afdelings-id/pincode bevestigen tijdens verzending fax]
Selecteer het selectievakje voor het weergeven van het pop-upscherm [Afdelings-id/pincode bevestigen], steeds wanneer
u afdrukt of faxt vanaf een computer.
[Afdelings-id en pincode verifiëren op apparaat]
Schakel het selectievakje in als de aansluiting tussen het apparaat en de computer via een USB- of een WSD-poort tot
stand is gebracht.
3
Klik op [OK].
Aanmelden bij het apparaat
Als u vanaf een computer wilt afdrukken of faxen terwijl Afdeling ID beheer is ingeschakeld,
verschijnt het volgende scherm (tenzij het selectievakje [Afdelings-id/pincode bevestigen bij
afdrukken]/[Afdelings-id/pincode bevestigen tijdens verzending fax] is uitgeschakeld):
Als u de standaardinstellingen ongewijzigd laat, kan elke gebruiker afdrukken vanaf een computer, scannen (via <Computer> en
<Scanner op afstand>), een PC Fax verzenden vanaf een computer of kopieën in zwart-wit maken zonder dat een id en pincode hoeven
worden ingevoerd, zelfs als Afdeling-ID beheer is ingeschakeld voor de machine. U kunt de standaardinstellingen echter zo aanpassen
dat de machine alleen met een juiste id en pincode kan worden gebruikt voor deze functies.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Afdelings-ID beheer] [Bewerken].
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend
1
2
3
㻠㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Schakel selectievakjes uit en klik op [OK].
[Afdrukopdrachten met onbekende ID's toestaan]
Als u wilt afdrukken of faxen vanaf een computer terwijl Afdeling-ID-beheer is ingeschakeld, moet u de juiste ID en pincode
invoeren (
Afdeling-ID beheer instellen voor afdrukken of faxen vanaf een computer). Als het selectievakje voor deze
instelling is ingeschakeld, kunt u afdrukken of faxen zonder de ID en pincode in te voeren. Schakel het selectievakje uit als u wilt
instellen dat een ID en pincode moeten worden ingevoerd.
[Scanopdrachten met onbekende ID's toestaan]
Als het selectievakje is ingeschakeld, kunt u <Computer> of <Scanner op afstand> op het hoofdscherm selecteren en op elk
gewenst moment documenten scannen. Als het selectievakje is uitgeschakeld, kunt u geen documenten in de computer scannen
als Afdeling-ID-beheer is ingeschakeld. Het is niet mogelijk scannen van documenten in een computer voor individuele afdeling-
ID's te beperken.
[Zwart-witkopieertaken toestaan]
Als dit selectievakje is ingeschakeld terwijl Afdeling-ID-beheer is geactiveerd, kunt u kopiëren in zwart-wit zonder dat u een ID en
pincode hoeft in te voeren. Schakel het selectievakje uit als u wilt instellen dat er een ID en pincode moeten worden ingevoerd.
KOPPELINGEN
Toegangsmachtigingen instellen
De systeembeheerders-id instellen
4
㻠㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-08Y
Een pincode instellen voor UI op afstand
U kunt een pincode instellen voor toegang tot de UI op afstand. Alle gebruikers gebruiken een gewone pincode.
Wanneer Afdelings-ID beheer is ingeschakeld, is deze instelling niet vereist. Afdeling-ID beheer configureren
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen externe UI].
Klik op [Bewerken].
Schakel het selectievakje [Toegangspincode externe UI gebruiken] in en stel de pincode in.
1
2
3
4
5
㻠㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Toegangspincode externe UI gebruiken]
Als u dit selectievakje inschakelt, moet u voor toegang tot de UI op afstand een pincode invoeren.
[Instellen/Wijzigen pincode]
Als u een pincode wilt instellen, schakelt u het selectievakje in en voert u een code in van maximaal zeven cijfers in de
tekstvakken [Pincode] en [Bevestigen].
Klik op [OK].
Als u de pincode niet meer weet
Stel een nieuwe pincode voor toegang via UI op afstand in in het instellingenmenu op het bedieningspaneel. Instellingen
externe UI
Als de instellingen voor UI op afstand zijn geïnitialiseerd
De pincode voor toegang tot de UI op afstand wordt ook geïnitialiseerd. Reset de pincode na een initialisatie. Menu
initialiseren
KOPPELINGEN
Toegangsmachtigingen instellen
De systeembeheerders-id instellen
6
㻠㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-090
LDAP-Server-authenticatie
Als er op uw systeem een LDAP-server is geïnstalleerd, kunt u ervoor zorgen dat LDAP-server-authenticatie wordt uitgevoerd wanneer de
zendfunctie wordt gebruikt. Zo voorkomt u onbevoegd gebruik door derden en het lekken van informatie. Wanneer de instellingen voor
autorisatie zijn ingeschakeld, wordt het scherm voor Geautoriseerd Verzenden weergegeven bij gebruik van de fax- of scanfunctie en kan
de uitvoering ervan alleen doorgaan als deze naar behoren is geautoriseerd door de LDAP-server. Configureer met de instellingen die hier
worden beschreven de LDAP-server-authenticatie. Zie voor meer informatie over het registreren van de server die moet worden gebruikt
voor de authenticatie,
LDAP-servers registreren .
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Authenticatie-instellingen voor verzendfunctie].
Klik op [Bewerken].
Schakel het selectievakje [Authenticatiescherm weergeven wanneer verzending begint] in en selecteer of
een bevestigingsscherm moet worden weergegeven bij het afmelden.
1
2
3
4
5
㻠㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Authenticatiescherm weergeven wanneer verzending begint]
Schakel het selectievakje in als u het aanmeldingsscherm voor Geautoriseerd Verzenden wilt weergeven wanneer de fax- of
scanfunctie wordt gebruikt (LDAP-server-authenticatie).
[Bevestigingsscherm weergeven bij het afmelden]
Schakel dit selectievakje in als u een scherm wilt weergeven waarin u zich naar keuze kunt afmelden wanneer u bent aangemeld
voor zowel Geautoriseerd verzenden als Afdelings-ID-beheer. Als u dit selectievakje leegmaakt, wordt geen selectiescherm
weergegeven wanneer u zich afgemeld en wordt u afgemeld uit zowel Geautoriseerd verzenden als Afdelings-ID-beheer.
Geconfigureerde instellingen voor het verzenden van e-mail/I-Faxen.
[E-mailverzending]
Geef op of het verzenden van e-mail en I-Faxen wordt geblokkeerd.
[Niet toestaan]
Blokkeert uitgaande e-mail en I-Faxen. <E-mail>/<I-fax> kan in de scanfunctie niet meer worden
geselecteerd.
[Toestaan] Staat uitgaande e-mail en I-Faxen toe.
[Alleen
verzenden naar
mezelf
toestaan]
Blokkeert alle uitgaande e-mail en I-Faxen, behalve die naar gebruikers met geautoriseerde e-
mailadressen. De e-mailadressen van geautoriseerde gebruikers moeten worden geregistreerd op de
LDAP-server.
[Authenticatiemethode]
Wanneer [Toestaan] of [Alleen verzenden naar mezelf toestaan] is geselecteerd in [E-mailverzending], kunt u opgeven of het
authenticatiescherm op de SMTP-server wordt getoond wanneer een e-mail wordt verzonden.
[Het
authenticatiescherm
weergeven met
dezelfde
gebruikersnaam als
toen de
verzendbewerking
werd gestart]
Geeft het authenticatiescherm weer met daarin dezelfde gebruikersnaam en hetzelfde wachtwoord
dat is ingevoerd in het aanmeldingscherm Geautoriseerd Verzenden.
[Het
authenticatiescherm
weergeven zonder
authenticatiegegevens]
Geeft het authenticatiescherm weer met de velden van de gebruikersnaam en het wachtwoord niet
ingevuld.
[Apparaatspecifieke
authenticatiegegevens
gebruiken en het
authenticatiescherm
Er wordt geen authenticatiescherm weergegeven wanneer e-mail of een I-Fax wordt verzonden.
Autorisatie wordt op de SMTP-server uitgevoerd met de gebruikersnaam en het wachtwoord die zijn
ingesteld in [E-mail-/I-faxinstellingen]
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax
6
㻠㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
niet weergeven]
configureren.
[Bestemming authenticatiegebruiker als verzender opgeven]
Schakel dit selectievakje in wanneer het e-mailadres van een geautoriseerde gebruiker wordt ingesteld als verzender. De e-
mailadressen van geautoriseerde gebruikers moeten geregistreerd zijn op de LDAP-server. Schakelt u dit selectievakje uit, dan
wordt het e-mailadres dat is ingesteld in de [E-mail-/I-faxinstellingen], ingesteld als verzender.
Configureer de instellingen voor bestandsoverdracht (voor het opslaan in gedeelde mappen of op een FTP-
server).
[Bestandsverzending]
Stel in of u opslaan in gedeelde mappen of op bestandsservers wil toestaan.
[Niet toestaan]
Blokkeert het opslaan in gedeelde mappen of op FTP-servers. <Bestand> in de scanfunctie gebruiken is
niet langer mogelijk.
[Toestaan] Opslaan in gedeelde mappen of op FTP-servers wordt niet geblokkeerd.
[Alleen toestaan
naar mezelf of
opgegeven
map]
Blokkeert opslaan in alle gedeelde mappen of FTP-servers, die niet als mappen zijn opgegeven. De
gegevens worden opgeslagen in mappen die geregistreerd zijn op de LDAP-server of in de map die is
opgegeven in [Bestemmingsmap opgeven].
Wanneer [Toestaan] is opgegeven in [Bestandsverzending]
Wanneer [Alleen toestaan naar mezelf of opgegeven map] is opgegeven in [Bestandsverzending]
[Authenticatiemethode]
Maakt het u mogelijk op te geven of een authenticatiescherm wordt getoond op de server, bij het verzenden.
[Het
authenticatiescherm
weergeven met
dezelfde
authenticatiegegevens
als toen de
verzendbewerking
werd gestart]
Geeft het authenticatiescherm weer met daarin dezelfde gebruikersnaam en hetzelfde
wachtwoord dat is ingevoerd in het aanmeldingscherm Geautoriseerd Verzenden.
[Het
authenticatiescherm
weergeven zonder
authenticatiegegevens]
Geeft het authenticatiescherm weer met de velden van de gebruikersnaam en het
wachtwoord niet ingevuld.
[De
authenticatiegegevens
uit het adresboek
gebruiken en het
authenticatiescherm
niet weergeven]
Er wordt geen authenticatiescherm weergegeven wanneer e-mail of I-Faxen worden
verzonden. Authenticatie wordt op de server uitgevoerd met de gebruikersnaam en het
wachtwoord ingesteld in het Adresboek.
7
㻠㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Configureer de instellingen voor het verzenden van faxen.
[Faxverzending]
Selecteer of u het versturen van faxen wilt toestaan.
[Niet toestaan] Beperkt faxtransmissies.
[Toestaan] Beperkt faxtransmissies niet.
Klik op [OK].
KOPPELINGEN
LDAP-servers registreren
[Authenticatiemethode]
Maakt het u mogelijk op te geven of een authenticatiescherm wordt getoond op de server, bij het verzenden.
[Gebruik dezelfde
authenticatiegegevens
als toen de
verzendbewerking
werd gestart]
Voert autorisatie uit op de server met de gebruikersnaam en het wachtwoord ingevoerd in
het aanmeldingsscherm Geautoriseerd Verzenden. Schakelt u het selectievakje
[Authenticatiescherm weergeven tijdens verzending] in dan wordt het authenticatiescherm
weergegeven met daarin de gebruikersnaam en het wachtwoord al ingevoerd, wanneer u de
gegevens verzendt.
[Het
authenticatiescherm
weergeven zonder
authenticatiegegevens]
Geeft het authenticatiescherm weer met de velden van de gebruikersnaam en het
wachtwoord niet ingevuld.
[Bestemmingsmap opgeven]
Schakelt u dit selectievakje in, dan kunt u de map opgeven waar de gegevens worden opgeslagen. Als het selectievakje
niet is ingeschakeld, wordt de bestemming voor het opslaan ingesteld op basis van de geautoriseerde informatie over de
gebruiker die is geregistreerd op de LDAP-server.
[Hostnaam] Voer een hostnaam in voor de gedeelde map of FTP-server van maximaal 120 tekens lang.
[Mappad]
Voer een padnaam in voor de bestemmingsmap voor het opslaan van maximaal 120 tekens lang
(exclusief de hostnaam). Wanneer het selectievakje [Gebruikersnaam toevoegen] is ingeschakeld,
worden de gebruikersnaam en het pad dat wordt gebruikt voor de LDAP-authenticatie,
toegevoegd.
8
9
㻠㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-091
Communicatie beperken door firewalls in te stellen
Zonder goede beveiliging kunnen onbevoegden toegang krijgen tot computers en andere communicatieapparaten die op een netwerk zijn
aangesloten. Om deze ongewenste toegang te voorkomen, kunt u instellingen opgeven voor het filteren van gegevenspakketten. Op deze
manier wordt de communicatie beperkt tot apparaten met bepaalde IP-adressen of MAC-adressen.
㻠㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-092
IP-adressen opgeven voor firewallregels
U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde IP-adressen of apparaten met specifieke IP-adressen blokkeren
maar andere communicatie toestaan. U kunt een afzonderlijk IP-adres opgeven of een bereik van IP-adressen.
U kunt maximaal 16 IP-adressen (of bereiken van IP-adressen) opgeven voor zowel IPv4 als IPv6.
De hier beschreven pakketfilters besturen de communicatie over TCP, UDP en ICMP.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [IP-adresfilter].
Klik op [Bewerken] voor het type filter dat u wilt gebruiken.
[IPv4-adres: Uitfilter]
1
2
3
4
㻠㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer deze optie om het verzenden van gegevens vanaf het apparaat naar een computer te beperken door IPv4-adressen op
te geven.
[IPv4-adres: Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv4-adressen op te
geven.
[IPv6-adres: Uitfilter]
Selecteer deze optie om het verzenden van gegevens vanaf het apparaat naar een computer te beperken door IPv6-adressen op
te geven.
[IPv6-adres: Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv6-adressen op te
geven.
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
Selecteer het standaardbeleid om de communicatie van andere apparaten met het apparaat toe te staan of te weigeren en geef
vervolgens IP-adressen op voor uitzonderingen.
1
Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in en selecteer het keuzerondje [Weigeren] of [Toestaan] voor het
[Standaardbeleid].
[Gebruik filter]
Schakel het selectievakje in als u de communicatie wilt beperken. Schakel het selectievakje uit als u de beperking wilt
opheffen.
[Standaardbeleid]
Selecteer de voorwaarde voor het toestaan of weigeren van de communicatie van andere apparaten met het apparaat.
[Weigeren]
Selecteer deze optie om communicatiepakketten alleen door te geven wanneer deze bestemd zijn
voor of afkomstig zijn van apparaten waarvan de IP-adressen zijn opgegeven in
[Uitzonderingsadressen]. Communicatie met andere apparaten is niet mogelijk.
[Toestaan]
Selecteer deze optie om communicatiepakketten te blokkeren wanneer deze bestemd zijn voor of
afkomstig zijn van apparaten waarvan de IP-adressen zijn opgegeven in [Uitzonderingsadressen].
Communicatie met andere apparaten is mogelijk.
2
Geef de adresuitzonderingen op.
Typ het IP-adres (of het bereik van IP-adressen) in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen].
Controleer op invoerfouten
Als u IP-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te
lossen, moet u <IPv4-adresfilter> of <IPv6-adresfilter> instellen op <Uit>.
IPv4-adresfilter IPv6-adresfilter
Invoernotatie voor IP-adressen
Beschrijving Voorbeeld
Een specifiek
adres invoeren
IPv4:
Gebruik een punt als scheidingsteken.
192.168.0.10
IPv6:
Gebruik een dubbele punt als scheidingsteken tussen alfanumerieke
tekens.
fe80::10
5
㻠㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een bereik van
adressen
opgeven
Plaats een afbreekstreepje tussen de adressen.
192.168.0.10-
192.168.0.20
Een bereik van
adressen
opgeven met
een voorvoegsel
Typ het adres, gevolgd door een schuine streep en een getal dat de
lengte van het voorvoegsel aangeeft.
192.168.0.32/27
fe80::1234/64
Als [Weigeren] is geselecteerd voor een uitgaand filter
Uitgaande multicast- en broadcast-pakketten kunnen niet worden gefilterd.
Een IP-adres verwijderen uit de uitzonderingen
Selecteer een IP-adres en klik op [Verwijderen].
3
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het bedieningspaneel gebruiken
U kunt ook het filteren van IP-adressen inschakelen of uitschakelen vanuit <Menu> in het <Start>-scherm. IPv4-
adresfilter
IPv6-adresfilter
KOPPELINGEN
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
6
㻠㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-093
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde MAC-adressen of apparaten met specifieke MAC-adressen blokkeren
maar andere communicatie toestaan. U kunt maximaal 32 MAC-adressen opgeven.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer het apparaat is verbonden met een draadloos LAN.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [MAC-adresfilter].
Klik op [Bewerken] voor een filtertype.
[Uitfilter]
Selecteer deze optie om het verzenden van gegevens vanaf het apparaat naar een computer te beperken door MAC-adressen op te
geven.
[Infilter]
1
2
3
4
㻠㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door MAC-adressen op te
geven.
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
Selecteer de voorwaarde (het standaardbeleid) om de communicatie van andere apparaten met het apparaat toe te staan of te
weigeren en geef vervolgens MAC-adressen op voor uitzonderingen.
1
Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in en selecteer het keuzerondje [Weigeren] of [Toestaan] voor het
[Standaardbeleid].
[Gebruik filter]
Schakel het selectievakje in als u de communicatie wilt beperken. Schakel het selectievakje uit als u de beperking wilt
opheffen.
[Standaardbeleid]
Selecteer de voorwaarde om de communicatie van andere apparaten met het apparaat toe te staan of te weigeren.
[Weigeren]
Selecteer deze optie om communicatiepakketten alleen door te geven wanneer deze bestemd zijn
voor of afkomstig zijn van apparaten waarvan de MAC-adressen zijn opgegeven in
[Uitzonderingsadressen]. Communicatie met andere apparaten is niet mogelijk.
[Toestaan]
Selecteer deze optie om communicatiepakketten te blokkeren wanneer deze bestemd zijn voor of
afkomstig zijn van apparaten waarvan de MAC-adressen zijn opgegeven in
[Uitzonderingsadressen]. Communicatie met andere apparaten is mogelijk.
2
Geef de adresuitzonderingen op.
Typ het MAC-adres in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen].
U hoeft geen afbreekstreepjes of dubbelepunten te gebruiken in het adres.
Controleer op invoerfouten
Als u MAC-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te
lossen, moet u <MAC-adresfilter> instellen op <Uit>.
MAC-adresfilter
Als [Weigeren] is geselecteerd voor een uitgaand filter
Uitgaande multicast- en broadcast-pakketten kunnen niet worden gefilterd.
Een MAC-adres verwijderen uit de uitzonderingen
Selecteer een MAC-adres en klik op [Verwijderen].
3
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
5
6
㻠㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het bedieningspaneel gebruiken
U kunt ook het filteren van MAC-adressen inschakelen of uitschakelen vanuit <Menu> in het <Start>-scherm. MAC-
adresfilter
KOPPELINGEN
IP-adressen opgeven voor firewallregels
㻠㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-094
Poortnummers wijzigen
Poorten vormen het eindpunt van het communicatietraject tussen apparaten. Belangrijke protocollen maken meestal gebruik van vaste
poortnummers. Een nadeel hiervan is dat apparaten met deze poortnummers kwetsbaar zijn voor aanvallen, iedereen weet de
poortnummers namelijk. De netwerkbeheerder kan de beveiliging verder verbeteren door andere poortnummers te gebruiken. Als u een
poortnummer hebt gewijzigd, moet u het nieuwe nummer doorgeven aan de communicerende apparaten, zoals computers en servers.
Configureer de instellingen voor poortnummers afhankelijk van de netwerkomgeving.
Als u het poortnummer voor de proxyserver wilt wijzigen, raadpleegt u Een proxy instellen.
Als u het poortnummer voor de LDAP-server wilt wijzigen, raadpleegt u
LDAP-servers registreren .
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Instellingen poortnummer>.
Selecteer een poort.
Meer informatie over poorten
<LPD>/<RAW>/<WSD Multicast Discovery>
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
<HTTP>
HTTP-communicatie uitschakelen
<POP3>/<SMTP>
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
<SNMP>
De machine bewaken en bedienen met SNMP
<Multicast Discovery>
Instellingen voor software voor apparaatbeheer configureren
Voer het poortnummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
KOPPELINGEN
Printerpoorten configureren
1
2
3
4
5
6
㻠㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-095
Een proxy instellen
Een proxy (of HTTP-proxyserver) verwijst naar een computer of software die HTTP-communicatie uitvoert voor andere apparaten, met
name bij communicatie met bronnen buiten het netwerk, zoals bij het browsen op websites. De clientapparaten maken via de proxyserver
verbinding met het externe netwerk en communiceren niet rechtstreeks met de externe bronnen. Het instellen van een proxy maakt het
niet alleen mogelijk het gegevensverkeer tussen interne en externe netwerken te beheren, maar blokkeert ook onbevoegde toegang en
integreert de aanwezige antivirusbescherming voor een nog betere beveiliging. Wanneer u Google Cloudprinter gebruikt om af te drukken
via internet, kunt u de beveiliging verbeteren door een proxy in te stellen. Als u een proxy instelt, moet u beschikken over de benodigde
gegevens, zoals het IP-adres, het poortnummer, en een gebruikersnaam en wachtwoord voor verificatie.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken] in [Proxy-instellingen].
Schakel het selectievakje [Gebruik proxy] in en geef de benodigde instellingen op.
1
2
3
4
5
㻠㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Gebruik proxy]
Schakel het selectievakje in om de opgegeven proxyserver te gebruiken voor communicatie met een HTTP-server.
[Adres HTTP-proxyserver]
Voer het adres van de proxyserver in. Geef het IP-adres op of de hostnaam, afhankelijk van de omgeving.
[Poortnummer HTTP-proxyserver]
Wijzig eventueel het poortnummer. Voer een nummer in tussen 1 en 65535.
[Gebruik proxy binnen zelfde domein]
Schakel dit selectievakje in als u ook de opgegeven proxy-server wilt gebruiken voor communicatie met apparaten in hetzelfde
domein.
[Gebruik proxy-authenticatie]
Als de proxy-server verificatie moet uitvoeren, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens voor de
gebruikersnaam in het vak [Gebruikersnaam].
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord voor proxy-verificatie wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens
voor het nieuwe wachtwoord in het vak [Wachtwoord].
Klik op [OK].
KOPPELINGEN
Google Cloudprinter gebruiken
6
㻠㻠㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-096
De functies van de machine beperken
De kans bestaat dat sommige functies van de machine bijna nooit worden gebruikt of aanleiding geven voor misbruik. Uit
veiligheidsoverwegingen kunt u de functionaliteit van de machine beperken door deze functies geheel of gedeeltelijk uit te schakelen.
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
Beperkingen instellen voor USB-functies
Beperkingen instellen voor USB-functies
Communicatie via HTTP en extern beheer uitschakelen
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
㻠㻠㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-097
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
Bepaalde vormen van informatielekkage kunt u voorkomen door de beschikbare bestemmingen voor faxen en e-mails te beperken tot de
bestemmingen in het adresboek of op LDAP-servers. Een andere manier is om een pincode in te stellen voor het adresboek, zodat
onbevoegde gebruikers het adresboek niet kunnen aanpassen. U kunt voorkomen dat documenten bij de verkeerde ontvanger worden
bezorgd door in te stellen dat ingevoerde faxnummers altijd moeten worden bevestigd door deze nogmaals in te voeren.
㻠㻠㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-098
Een pincode instellen voor het adresboek
U kunt instellen dat gebruikers een pincode moeten invoeren om nieuwe vermeldingen toe te voegen aan het
adresboek of bestaande vermeldingen aan te passen. Als u een pincode instelt voor het adresboek, wordt de
kans kleiner dat documenten worden verstuurd naar verkeerde ontvangers omdat het adresboek alleen nog
kan worden gewijzigd door gebruikers die de pincode weten.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Beperk TX-functie> <Pincode adresboek>.
Stel de pincode in voor het wijzigen van het adresboek.
Voer met de numerieke toetsen een pincode in van maximaal zeven cijfers en tik op <Toepassen>.
Als <Pin (bevestigen)> wordt weergegeven, voert u de pincode nogmaals in om deze te bevestigen.
U kunt geen pincode registreren die alleen uit nullen bestaat, zoals "00" of "0000000".
U kunt een instelling van een pincode annuleren door de informatie die is ingevoerd in
weg te halen en te tikken op
<Toepassen> terwijl de velden leeg zijn.
Afgezien van het instellen van een pincode voor het adresboek, kunt u de beveiliging verder verbeteren door de volgende
bewerkingen uit te voeren:
Beperkingen instellen voor het toevoegen van nieuwe bestemmingen, zie
Beperkingen instellen voor beschikbare
bestemmingen.
Faxen vanaf een computer uitschakelen, zie
Faxen via de pc uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw).
KOPPELINGEN
Registreren in het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Basisinstellingen voor e-mail configureren
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
1
2
3
4
㻠㻠㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-099
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Door het aantal faxnummers dat bij het verzenden van documenten kan worden opgegeven, te beperken tot
de nummers die al in het adresboek zijn opgeslagen, de nummers die eerder zijn gebruikt of de nummers
waarnaar kan worden gezocht vanaf de LDAP-servers, verkleint u de kans op onjuiste bestemmingen en op
het lekken van informatie door gebruikers. Als deze functie is ingeschakeld, kunnen gebruikers geen
bestemmingen invoeren met de numerieke toetsen. Het is dan evenmin mogelijk om vermeldingen toe te
voegen aan het adresboek of om bestaande vermeldingen te wijzigen.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk nieuwe bestemmingen>.
Tik op <Aan>.
<Uit>
Hiermee worden de beperkingen voor nieuwe bestemmingen geannuleerd. Faxnummers en e-mailadressen kunnen nu weer op
iedere manier worden opgegeven.
<Aan>
Beperkt de invoer zodat de enige adressen die kunnen worden opgegeven, de adressen zijn die zijn geregistreerd in het
Adresboek, de adressen die eerder zijn gebruikt, of de adressen die op de LDAP-server zijn te vinden.
Deze functie is niet van toepassing op het faxen vanaf een pc. Faxen via de pc uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw /
MF628Cw)
KOPPELINGEN
Een pincode instellen voor het adresboek
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
Groepsverzending uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
1
2
3
4
㻠㻠㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09A
Faxen via de pc uitschakelen
U kunt instellen dat gebruikers geen faxen kunnen versturen vanaf een computer.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Faxinstellingen>.
Selecteer <Instellingen voor TX-functie> <Toestaan faxstuurprogramma TX>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om faxen vanaf een computer te blokkeren.
<Aan>
Selecteer deze optie om faxen vanaf een computer toe te staan.
KOPPELINGEN
Faxen versturen vanaf uw computer (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Afdeling-ID beheer instellen voor afdrukken of faxen vanaf een computer
Een pincode instellen voor het adresboek
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
1
2
3
4
㻠㻠㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09C
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
Verhindert het opgeven van bestemmingen uit de transmissiegegevens. Door middel van deze beperking voorkomt u dat bestemmingen
worden geselecteerd uit de transmissiegegevens voor "Fax verzenden", "Scannen en Verzenden als e-mail" en "Scannen en opslaan in
Gedeelde Map of op FTP-server".
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk opnieuw verzenden vanuit log>.
Tik op <Aan>.
<Uit>
Selecteer deze optie als eerder gebruikte bestemmingen mogen worden gebruikt.
<Aan>
Selecteer deze optie als eerder gebruikte bestemmingen niet mogen worden gebruikt.
KOPPELINGEN
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Groepsverzending uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven (fax)
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven
1
2
3
4
㻠㻠㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09E
Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten
Door het faxnummer twee keer in te voeren verkleint u de kans dat een document door onjuiste invoer naar een verkeerd nummer wordt
gestuurd. Gebruik functies die in dit gedeelte worden beschreven als u vertrouwelijke documenten verzendt.
Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Bestemmingen in het adresboek weergeven
U kunt instellen dat een faxnummer dat is ingevoerd met de numerieke toetsen ter bevestiging nogmaals moet worden ingevoerd. Op
deze manier verkleint u de kans dat een document door onjuiste invoer naar een verkeerd nummer wordt gestuurd.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Faxinstellingen>.
Selecteer <Instellingen voor TX-functie> <Bevestig ingevoerd faxnummer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Aan>.
<Uit>
Selecteer deze optie als u het scherm voor het bevestigen van faxnummers niet wilt weergeven.
<Aan>
Selecteer deze optie als u het scherm voor het bevestigen van faxnummers wel wilt weergeven.
Wanneer u codes voor verkort kiezen gebruikt om bestemmingen op te geven, moet u onthouden welke bestemming (of groep) aan een
code is gekoppeld. Als u niet alle codes weet, bestaat de kans dat u documenten naar verkeerde bestemmingen stuurt. U kunt dit
voorkomen door in te stellen dat de gegevens van de geselecteerde/ingevoerde code voor verkort kiezen worden weergegeven op het
apparaat voordat de documenten naar die bestemming worden verzonden.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Beperk TX-functie> <Bevestiging TX-kiescode>.
Tik op <Aan>.
Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Bestemmingen in het adresboek weergeven
1
2
3
4
1
2
3
4
㻠㻠㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<Uit>
Selecteer deze optie om de details van de ingevoerde code voor verkort kiezen niet weer te geven.
<Aan>
Selecteer deze optie om de details van de ingevoerde code voor verkort kiezen weer te geven.
KOPPELINGEN
Bestemmingen opslaan
Opgeven vanuit het adresboek (fax)
Opgeven vanuit het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
㻠㻠㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09F
Groepsverzending uitschakelen
Groepsverzending is een functie waarmee u achter elkaar faxen naar verschillende ontvangers kunt sturen. Deze functie kunt u
desgewenst uitschakelen.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Faxinstellingen>.
Tik op <Beperk TX-functie> <Beperk groepsverzending>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de juiste combinatie van ID en pincode in. Druk
vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <Bevestig groepsverzending> of <Weiger groepsverzending>.
<Uit>
Selecteer deze optie om groepsverzending toe te staan.
<Bevestig groepsverzending>
Selecteer deze optie om het bevestigingsscherm weer te geven als u een fax verstuurt met groepsverzending.
<Weiger groepsverzending>
Selecteer deze optie om groepsverzending te blokkeren.
KOPPELINGEN
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
1
2
3
4
㻠㻡㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09H
Beperkingen instellen voor USB-functies
USB is een handige manier om randapparatuur aan te sluiten en gegevens op te slaan of te verplaatsen. Bij een onjuist beheer kan USB
echter ook een bron van informatielekkage zijn. Wees voorzichtig wanneer u USB-geheugenapparaten gebruikt. Dit gedeelte beschrijft
hoe u de verbinding via de USB-poort van het apparaat kunt beperken en hoe u het gebruik van USB-geheugenapparaten kunt uitsluiten.
Beperkingen instellen voor de USB-verbinding met een computer
Beperkingen instellen voor het scannen naar USB
Beperkingen instellen voor het afdrukken via USB
U kunt de USB-poort voor de aansluiting van een computer aan de achterzijde van het apparaat uitschakelen. Als deze poort is
uitgeschakeld, kan het apparaat niet via USB communiceren met een computer. Deze instelling heeft geen invloed op de USB-poort aan
de voorzijde, die alleen bedoeld is voor het aansluiten van USB-geheugenapparaten.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Gebruik als USB-apparaat>.
Tik op <Uit>.
<Uit>
Schakelt de USB-poort voor de aansluiting van een computer aan de achterzijde van het apparaat uit.
<Aan>
Schakelt de USB-poort voor de aansluiting van een computer aan de achterzijde van het apparaat in.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
U kunt het opslaan van gegevens op een USB-geheugenapparaat uitschakelen. USB-geheugenapparaten worden aangesloten op de USB-
poort aan de voorzijde van het apparaat.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Beperkingen instellen voor de USB-verbinding met een computer
Beperkingen instellen voor het scannen naar USB
1
2
3
4
5
1
2
㻠㻡㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op <Opslaan in USB-geheugen>.
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om te voorkomen dat gegevens worden opgeslagen op een USB-geheugenapparaat. Gescande gegevens
kunnen niet worden opgeslagen op het USB-geheugenapparaat.
<Aan>
Selecteer deze optie als gegevens mogen worden opgeslagen op een USB-geheugenapparaat.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
U kunt het afdrukken van gegevens vanaf een USB-geheugenapparaat uitschakelen. De gegevens op het USB-geheugenapparaat kunnen
niet worden afgedrukt.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Geheugenmedia afdruk Aan/Uit>.
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om het lezen van gegevens vanaf een USB-geheugenapparaat te blokkeren. De gegevens op het USB-
geheugenapparaat kunnen niet worden afgedrukt.
<Aan>
Selecteer deze optie om het afdrukken van gegevens op een USB-geheugenapparaat toe te staan.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
KOPPELINGEN
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Beperkingen instellen voor het afdrukken via USB
3
4
5
1
2
3
4
5
㻠㻡㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09J
HTTP-communicatie uitschakelen
HTTP wordt gebruikt voor communicatie via het netwerk, bijvoorbeeld wanneer u het apparaat bedient via de UI op afstand. Als u een
USB-verbinding gebruikt of HTTP om een andere reden niet nodig hebt, kunt u het protocol uitschakelen om aanvallen van kwaadwillende
gebruikers via de ongebruikte HTTP-poort te voorkomen.
Als u HTTP uitschakelt, zijn bepaalde netwerkfuncties niet meer beschikbaar, zoals de UI op afstand, afdrukken via WSD en
afdrukken met Google Cloud Print.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Gebruik HTTP>.
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om HTTP-communicatie uit te schakelen.
<Aan>
Selecteer deze optie om HTTP-communicatie in te schakelen.
KOPPELINGEN
De UI op afstand gebruiken
Poortnummers wijzigen
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Google Cloudprinter gebruiken
1
2
3
4
㻠㻡㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09K
De UI op afstand uitschakelen
De UI op afstand is handig omdat u dan instellingen voor de machine kunt opgeven via een webbrowser op een computer. U kunt de UI
op afstand alleen gebruiken als de machine via het netwerk is verbonden met een computer. Als de machine via USB met een computer
is verbonden, of als u de UI op afstand niet nodig hebt, kunt u de interface uitschakelen om het risico te verkleinen dat de machine door
kwaadwillende gebruikers op afstand wordt bediend via het netwerk.
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen externe UI> <Externe UI gebruiken>.
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om de UI op afstand uit te schakelen.
<Aan>
Selecteer deze optie om de UI op afstand in te schakelen.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
KOPPELINGEN
De UI op afstand gebruiken
HTTP-communicatie uitschakelen
1
2
3
4
5
㻠㻡㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09L
Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren
Bevoegde gebruikers kunnen worden benadeeld door aanvallen van kwaadwillende personen, bijvoorbeeld door sniffing, spoofing en het
manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden. Om uw belangrijke en kostbare gegevens te beschermen tegen deze
aanvallen, ondersteunt de machine de volgende functies te verbetering van de veiligheid en beveiliging.
SSL-gecodeerde communicatie
SSL is een protocol voor het coderen (versleutelen) van gegevens die over een netwerk worden verstuurd en wordt vaak gebruikt
voor communicatie via een webbrowser of een e-mailprogramma. SSL maakt beveiligde netwerkcommunicatie mogelijk wanneer u het
apparaat vanaf een computer via de UI op afstand benadert.
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op
afstand
IPSec-communicatie
Terwijl SSL alleen de gegevens codeert die in een bepaald programma worden gebruikt, zoals een webbrowser of een e-
mailprogramma, worden met IPSec alle IP-pakketten (of payloads daarvan) gecodeerd. Dit betekent dat met IPSec een flexibelere
beveiliging kan worden gerealiseerd dan met SSL.
IPSec-instellingen configureren
Verificatie met IEEE 802.1X
IEEE 802.1X is een norm en tegelijkertijd een mechanisme voor het blokkeren van onbevoegde toegang tot het netwerk door het
centraal beheren van gegevens voor gebruikersverificatie. Als een apparaat probeert verbinding te maken met het 802.1X-netwerk,
moeten de gebruikersgegevens worden geverifieerd om er zeker van te zijn dat de verbinding tot stand wordt gebracht door een
bevoegde gebruiker. Hiertoe worden verificatiegegevens verzonden naar en gecontroleerd door een zogenaamde RADIUS-server, die
op basis van het verificatieresultaat communicatie met het netwerk toestaat of weigert. Als de verificatie mislukt, wordt de externe
toegang tot het netwerk geblokkeerd door een LAN-switch (of een toegangspunt). Het apparaat kan als een clientapparaat worden
aangesloten op een 802.1X-netwerk.
IEEE 802.1X-verificatie configureren
KOPPELINGEN
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
㻠㻡㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09R
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand
U kunt met behulp van SSL (Secure Sockets Layer) de communicatie coderen die plaatsvindt tussen het apparaat en een webbrowser op
de computer. SSL is een mechanisme voor het coderen van gegevens die over het netwerk worden verzonden of ontvangen. SSL moet
zijn ingeschakeld wanneer u de UI op afstand gebruikt voor het opgeven van instellingen voor IPSec (Methode gedeelde sleutel),
verificatie met IEEE 802.1X (TTLS/PEAP) of SNMPv3. Als u SSL wilt gebruiken voor de UI op afstand, moet u een sleutelpaar instellen en
de functie SSL inschakelen. Genereer of installeer het sleutelpaar voor SSL voordat u SSL inschakelt (
Instellingen configureren
voor sleutelparen en digitale certificaten).
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Sleutel en certificaat] in [SSL-instellingen].
Klik op [Registreer standaardsleutel] naast het sleutelpaar dat u wilt gebruiken.
1
2
3
4
㻠㻡㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Details bekijken van een certificaat
U kunt de details van het certificaat controleren of het certificaat verifiëren door op de gewenste tekstkoppeling onder
[Sleutelnaam] te klikken of op het pictogram van het certificaat.
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Schakel SSL in voor de UI op afstand.
1
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen externe UI].
2
Klik op [Bewerken].
3
Schakel het selectievakje [Gebruik SSL] in en klik op [OK].
5
6
㻠㻡㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het bedieningspaneel gebruiken
U kunt ook een met SSL versleutelde communicatie inschakelen of uitschakelen vanuit <Menu> in het <Start>-scherm.
Gebruik SSL
De UI op afstand starten met SSL
Als u probeert de UI op afstand te starten terwijl SSL is ingeschakeld, kan er een waarschuwing worden weergegeven met
betrekking tot het beveiligingscertificaat. Controleer in dat geval of de juiste URL is ingevoerd in het adresveld en ga dan
verder om het scherm van de UI op afstand weer te geven.
De UI op afstand starten
SSL inschakelen voor e-mail/I-Faxen
Als de SMTP-server en de POP3-server ondersteuning bieden voor SSL, kunt u SSL inschakelen voor communicatie met deze
servers (
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren). Neem voor meer informatie over de SMTP-server
en de POP3-server contact op met uw internetprovider of netwerkbeheerder.
KOPPELINGEN
Sleutelparen genereren
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
IPSec-instellingen configureren
IEEE 802.1X-verificatie configureren
De machine bewaken en bedienen met SNMP
LDAP-servers registreren
7
㻠㻡㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09S
IPSec-instellingen configureren
Internet Protocol Security (IPSec of IPsec) bestaat uit een verzameling protocollen voor het coderen van gegevens die worden
getransporteerd over een netwerk, inclusief internet-netwerken. Terwijl SSL alleen de gegevens codeert die in een bepaald programma
worden gebruikt, zoals een webbrowser of een e-mailprogramma, worden met IPSec complete IP-pakketten of de payloads daarvan
gecodeerd, waardoor met IPSec een flexibelere beveiliging kan worden gerealiseerd dan met SSL. De IPSec van de machine werkt in de
transportmodus, waarin de payloads van IP-pakketten worden gecodeerd. Met deze functie kan de machine direct worden verbonden met
een computer die zich in hetzelfde VPN (Virtual Private Network) bevindt. Controleer de systeemvereisten en stel de juiste configuratie in
op de computer voordat u de machine gaat configureren.
Systeemvereisten
Functionele beperkingen van IPSec
IPSec ondersteunt communicatie naar een unicast-adres (of een bepaald apparaat).
Het apparaat kan niet tegelijkertijd IPSec en DHCPv6 gebruiken.
IPSec is niet beschikbaar in netwerken waarin NAT of IP-masquerade is geïmplementeerd.
IPSec gebruiken met een IP-adresfilter
Instellingen voor IP-adresfilters worden toegepast vóór de beleidsinstellingen van IPSec. IP-adressen opgeven voor
firewallregels
IPSec op de machine werkt conform RFC2401, RFC2402, RFC2406 en RFC4305.
Besturingssysteem Windows Vista/7/8/Server 2003/Server 2008/Server 2012
Verbindingsmodus Transportmodus
Protocol voor uitwisselen
van sleutels
IKEv1 (hoofdmodus)
Verificatiemethode
Gedeelde sleutel
Digitale handtekening
Hash-algoritme
(en sleutellengte)
HMAC-SHA1-96
HMAC-SHA2 (256 bits of 384
bits)
Coderingsalgoritme
(en sleutellengte)
3DES-CBC
AES-CBC (128 bits, 192 bits of
256 bits)
Algoritme/groep voor uitwisselen van sleutel (en
sleutellengte)
Diffie-Hellman (DH)
Groep 1 (768 bits)
Groep 2 (1024 bits)
Groep 14 (2048 bits)
ESP
Hash-algoritme HMAC-SHA1-96
Coderingsalgoritme
(en sleutellengte)
3DES-CBC
AES-CBC (128 bits, 192 bits of
256 bits)
Hash-/coderingsalgoritme (en sleutellengte)
AES-GCM (128 bits, 192 bits of
256 bits)
AH Hash-algoritme HMAC-SHA1-96
㻠㻡㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
U kunt IPSec pas gebruiken voor gecodeerde communicatie als u beleidsinstellingen voor beveiliging hebt geregistreerd. Een dergelijke
beleidsinstelling bestaat uit de hieronder beschreven groepen met instellingen. U kunt maximaal 10 beleidsinstellingen registreren. Als u
klaar bent met de instellingen, geeft u de volgorde aan waarin u de beleidsinstellingen wilt toepassen.
Selector
De beleidsinstelling Selector definieert voorwaarden waaraan IP-pakketten moeten voldoen om met IPSec-communicatie te worden
uitgewisseld. Voorbeelden van voorwaarden zijn IP-adressen en poortnummers van de machine en van de apparaten waarmee wordt
gecommuniceerd.
IKE
De beleidsinstelling IKE configureert de IKEv1 die wordt gebruikt voor het protocol voor het uitwisselen van sleutels. De instructies
verschillen naargelang de geselecteerde verificatiemethode.
[Methode gedeelde sleutel]
U kunt een sleutel van maximaal 24 alfanumerieke tekens delen met de andere apparaten. Geef deze verificatiemethode pas op nadat
u SSL hebt ingeschakeld voor de UI op afstand (
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand).
[Methode digitale handtekening]
Het apparaat en de andere apparaten verifiëren elkaar door elkaars digitale handtekening te controleren. U moet het sleutelpaar
vooraf genereren of installeren (
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten).
AH/ESP
Geef de instellingen op voor AH/ESP, die tijdens IPSec-communicatie worden toegevoegd aan pakketten. AH en ESP kunnen
tegelijkertijd worden gebruikt. U kunt ook aangeven of u PFS wilt inschakelen voor een nog betere beveiliging.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [IPSec-instellingen].
IPSec-instellingen configureren
1
2
3
㻠㻢㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Bewerken].
Schakel het selectievakje [Gebruik IPSec] in en klik op [OK].
Als het apparaat alleen pakketten mag ontvangen die voldoen aan een van de beleidsinstellingen die u hieronder definieert,
schakelt u het selectievakje [Pakketten zonder beleid ontvangen] uit.
Klik op [Nieuw beleid registreren].
Geef de beleidsinstellingen op.
1
Typ in het vak [Beleidsnaam] maximaal 24 alfanumerieke tekens als naam voor de set met beleidsinstellingen.
2
Schakel het selectievakje [Beleid inschakelen] in.
Geef de instellingen voor het beleid Selector op.
4
5
6
7
8
㻠㻢㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Lokaal adres]
Selecteer het keuzerondje voor het type IP-adres van het apparaat waarop u het beleid wilt toepassen.
[Alle IP-
adressen]
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten.
[IPv4-adres]
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar het IPv4-adres van het
apparaat worden verstuurd.
[IPv6-adres]
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar het IPv6-adres van het
apparaat worden verstuurd.
[Extern adres]
Selecteer het keuzerondje voor het type IP-adres van de andere apparaten waarop u het beleid wilt toepassen.
[Alle IP-
adressen]
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten.
[Alle IPv4-
adressen]
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar IPv4-adressen van de
andere apparaten worden verstuurd.
[Alle IPv6-
adressen]
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar IPv6-adressen van de
andere apparaten worden verstuurd.
[Handmatige
IPv4-
instellingen]
Selecteer deze optie om een specifiek IPv4-adres of een bereik van IPv4-adressen op te geven waarvoor u
IPSec wilt gebruiken. Typ het IPv4-adres (of het bereik van adressen) in het vak [Adressen om handmatig
in te stellen].
[Handmatige
IPv6-
instellingen]
Selecteer deze optie om een specifiek IPv6-adres of een bereik van IPv6-adressen op te geven waarvoor u
IPSec wilt gebruiken. Typ het IPv6-adres (of het bereik van adressen) in het vak [Adressen om handmatig
in te stellen].
[Adressen om handmatig in te stellen]
Als [Handmatige IPv4-instellingen] of [Handmatige IPv6-instellingen] is geselecteerd bij [Extern adres], typt u het IP-adres
waarop het beleid moet worden toegepast. U kunt ook een bereik van adressen opgeven door een afbreekstreepje te typen tussen
de adressen.
IP-adressen invoeren
Beschrijving Voorbeeld
Een specifiek
adres invoeren
IPv4:
Gebruik een punt als scheidingsteken.
192.168.0.10
IPv6:
Gebruik een dubbele punt als scheidingsteken tussen alfanumerieke
tekens.
fe80::10
Een bereik van
adressen
opgeven
Plaats een afbreekstreepje tussen de adressen.
192.168.0.10-
192.168.0.20
[Subnetinstellingen]
㻠㻢㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u het IPv4-adres handmatig invoert, kunt u een bereik opgeven door het subnetmasker te gebruiken. Voer het subnetmasker
in en gebruik punten om getallen te scheiden (bijvoorbeeld:"255.255.255.240").
[Prefixlengte]
Door het bereik van IPv6-adressen handmatig op te geven kunt u ook het bereik opgeven met behulp van prefixes. voer een
bereik in tussen 0 en 128 als de prefix-lengte.
[Lokale poort]/[Externe poort]
Als u voor elk protocol afzonderlijke beleidsinstellingen wilt opgeven, bijvoorbeeld voor HTTP en SMTP, voert u hier het
poortnummer van het protocol in als daarvoor IPSec moet worden gebruikt.
IPSec wordt niet toegepast op de volgende pakketten
Loopback-, multicast- en broadcast-pakketten
IKE-pakketten (via UDP op poort 500)
Pakketten voor 'neighbor solicitation' en 'neighbor advertisement' van ICMPv6
Geef de IKE-instellingen op.
[IKE-modus]
Hier ziet u de modus die wordt gebruikt voor het protocol voor het uitwisselen van sleutels. Het apparaat ondersteunt de
hoofdmodus, niet de agressieve modus.
[Authenticatiemethode]
Selecteer [Methode gedeelde sleutel] of [Methode digitale handtekening] als methode voor het verifiëren van het apparaat.
Selecteer [Methode gedeelde sleutel] (
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand) pas nadat u
SSL hebt ingeschakeld voor de UI op afstand. Genereer of installeer een sleutelpaar voordat u [Methode digitale handtekening]
selecteert (
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten).
[Geldig voor]
Geef aan hoe lang een sessie duurt voor IKE SA (ISAKMP SA). Geef de tijd op in minuten.
[Authenticatie]/[Encryptie]/[DH-groep]
Selecteer een algoritme in de vervolgkeuzelijst. Alle algoritmen worden gebruikt bij het uitwisselen van de sleutels.
[Authenticatie] Selecteer het hash-algoritme.
[Encryptie] Selecteer het coderingsalgoritme.
[DH-groep] Selecteer de Diffie-Hellman-groep, die bepalend is voor de sterkte van de sleutel.
Een gedeelde sleutel gebruiken voor verificatie
1
Selecteer het keuzerondje [Methode gedeelde sleutel] bij [Authenticatiemethode] en klik op [Instellingen
gedeelde sleutel].
2
Typ maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de gedeelde sleutel en klik op [OK].
9
㻠㻢㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
3
Geef instellingen op voor [Geldig voor] en [Authenticatie]/[Encryptie]/[DH-groep].
Een sleutelpaar en vooraf geïnstalleerde CA-certificaten gebruiken voor verificatie
1
Selecteer het keuzerondje [Methode digitale handtekening] bij [Authenticatiemethode] en klik op [Sleutel en
certificaat].
2
Klik op [Registreer standaardsleutel] naast het sleutelpaar dat u wilt gebruiken.
Details weergeven van een sleutelpaar of certificaat
U kunt de details van het certificaat controleren of het certificaat verifiëren door op de gewenste tekstkoppeling onder
[Sleutelnaam] te klikken of op het pictogram van het certificaat.
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
3
Geef instellingen op voor [Geldig voor] en [Authenticatie]/[Encryptie]/[DH-groep].
Geef de IPSec-instellingen op.
[Gebruik PFS]
Schakel dit selectievakje in om PFS (Perfect Forward Secrecy) in te schakelen voor sleutels van IPSec-sessies. Als u PFS
inschakelt, wordt de beveiliging verbeterd maar wordt de communicatie ook extra belast. Zorg ervoor dat PFS ook is ingeschakeld
voor de andere apparaten.
[Geef tijd op]/[Geef formaat op]
Geef hier de voorwaarden op voor het beëindigen van een sessie voor IPSec SA. IPSec SA wordt gebruikt als een
communicatietunnel. Schakel beide selectievakjes in of één van de twee, naargelang de voorwaarden die u wilt instellen. Als u
beide selectievakjes inschakelt, wordt de IPSec SA-sessie beëindigd als aan één van de beide voorwaarden wordt voldaan.
[Geef tijd op] Typ het aantal minuten voor de tijdsduur van een sessie.
[Geef formaat
op]
Typ een grootte in MB om aan te geven hoeveel gegevens er in een sessie kunnen worden
getransporteerd.
[Selecteer algoritme]
Schakel het selectievakje [ESP], [ESP (AES-GCM)] en/of [AH (SHA1)] in, afhankelijk van de gebruikte IPSec-header en algoritme.
AES-GCM is een algoritme voor zowel verificatie als codering. Als [ESP] is geselecteerd, moet u ook algoritmen voor verificatie en
codering selecteren in de vervolgkeuzelijsten [ESP-authenticatie] en [ESP-encryptie].
[ESP-
authenticatie]
Als u ESP-verificatie wilt inschakelen, selecteert u [SHA1] als het hash-algoritme. Selecteer [Niet
gebruiken] als u ESP-verificatie wilt uitschakelen.
[ESP-encryptie]
Selecteer het coderingsalgoritme voor ESP. U kunt [NULL] selecteren als u het algoritme niet wilt opgeven
of selecteer [Niet gebruiken] als u ESP-codering wilt uitschakelen.
[Verbindingsmodus]
10
㻠㻢㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Hier wordt de verbindingsmodus van IPSec weergegeven. Het apparaat biedt ondersteuning voor de transportmodus, waarin de
payloads van IP-pakketten worden gecodeerd. De tunnelmodus is niet beschikbaar. In deze modus worden complete IP-pakketten
(headers en payloads) ingekapseld.
Klik op [OK].
Als u nog een beveiligingsbeleid wilt registreren, gaat u terug naar stap 6.
Bepaal de volgorde van de beleidsinstellingen onder [Geregistreerd IPSec-beleid].
De bovenste set met beleidsinstellingen (ook wel beleidslijnen genoemd) wordt als eerst toegepast, dan de volgende in de lijst,
enzovoort. Klik op [Omhoog] of [Omlaag] om een instelling één positie omhoog of omlaag te verplaatsen.
Een beleid bewerken
Klik op de bijbehorende tekstkoppeling onder [Beleidsnaam] voor het bewerkingsscherm.
Een beleid verwijderen
Klik op [Verwijderen] rechts van de beleidsnaam die u wilt wissen
klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het bedieningspaneel gebruiken
U kunt ook IPSec-communicatie inschakelen of uitschakelen vanuit <Menu> in het <Start>-scherm. Gebruik IPSec
KOPPELINGEN
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
IPSec-beleidslijst
11
12
13
㻠㻢㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09U
IEEE 802.1X-verificatie configureren
De machine kan als een clientapparaat worden aangesloten op een 802.1X-netwerk. Een doorsnee 802.1X-netwerk bestaat uit een
RADIUS-server (verificatieserver), een LAN-switch (authenticator) en clientapparaten met verificatiesoftware (supplicants). Als een
apparaat probeert verbinding te maken met het 802.1X-netwerk, moeten de gebruikersgegevens worden geverifieerd om er zeker van te
zijn dat de verbinding tot stand wordt gebracht door een bevoegde gebruiker. Hiertoe worden verificatiegegevens verzonden naar en
gecontroleerd door een zogenaamde RADIUS-server, die op basis van het verificatieresultaat communicatie met het netwerk toestaat of
weigert. Als de verificatie mislukt, wordt de externe toegang tot het netwerk geblokkeerd door een LAN-switch (of een toegangspunt).
Selecteer een verificatiemethode uit de onderstaande opties. Installeer of registreer indien nodig een sleutelpaar of CA-certificaat voordat
u verificatie met IEEE 802.1X gaat configureren (
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken).
TLS
De machine en de verificatieserver verifiëren elkaar door de wederzijdse certificaten te controleren. Een sleutelpaar uitgegeven door
een certificeringsinstantie (CA) is vereist voor de clientverificatie (voor het verifiëren van de machine). In het geval van de
serververificatie kan een CA-certificaat worden gebruikt dat is geïnstalleerd via de UI op afstand, samen met een CA-certificaat dat
vooraf op de machine is geïnstalleerd. De TLS-methode kan niet gelijktijdig worden gebruikt met TTLS of PEAP.
TTLS
Bij deze verificatiemethode wordt de clientverificatie uitgevoerd met een gebruikersnaam en wachtwoord, en de serververificatie met
een CA-certificaat. U kunt MSCHAPv2 of PAP selecteren als het interne protocol. TTLS kan gelijktijdig worden gebruikt met PEAP.
Configureer deze verificatiemethode pas nadat u SSL hebt ingeschakeld voor de UI op afstand (
Met SSL gecodeerde
communicatie inschakelen voor de UI op afstand).
PEAP
De vereiste instellingen zijn bijna gelijk aan die van TTLS. MS-CHAPv2 wordt gebruikt als het interne protocol. Configureer deze
verificatiemethode pas nadat u SSL hebt ingeschakeld voor de UI op afstand (
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen
voor de UI op afstand).
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [IEEE 802.1X-instellingen].
1
2
3
㻠㻢㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Bewerken].
Schakel het selectievakje [Gebruik IEEE 802.1X] in, typ de aanmeldingsnaam in het vak [Inlognaam] en geef
de vereiste instellingen op.
[Gebruik IEEE 802.1X]
Schakel dit selectievakje in om verificatie met IEEE 802.1X mogelijk te maken.
[Inlognaam]
Typ maximaal 24 alfanumerieke tekens als de naam (EAP-identiteit) die wordt gebruikt voor het identificeren van de gebruiker.
TLS instellen
1
Schakel het selectievakje [Gebruik TLS] in en klik op [Sleutel en certificaat].
2
Klik op [Registreer standaardsleutel] naast het sleutelpaar dat u wilt gebruiken voor de client-verificatie.
4
5
㻠㻢㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Details weergeven van een sleutelpaar of certificaat
U kunt de details van het certificaat controleren of het certificaat verifiëren door op de gewenste tekstkoppeling onder
[Sleutelnaam] te klikken of op het pictogram van het certificaat.
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
TTLS/PEAP instellen
1
Schakel het selectievakje [Gebruik TTLS] of [Gebruik PEAP] in.
Interne protocol voor TTLS
U kunt MSCHAPv2 of PAP selecteren. Als u PAP wilt gebruiken, klik dan op het keuzerondje [PAP].
2
Klik op [Wijzig gebruikersnaam/wachtwoord].
Als u een andere gebruikersnaam wilt opgeven dan de aanmeldingsnaam, schakelt u het selectievakje [Gebruik
inlognaam als gebruikersnaam] uit. Schakel het selectievakje in als u de aanmeldingsnaam wilt gebruiken als de
gebruikersnaam.
3
Stel de gebruikersnaam en het wachtwoord in en klik op [OK].
㻠㻢㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Gebruikersnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de gebruikersnaam.
[Wijzig wachtwoord]
Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens voor het
nieuwe wachtwoord in de vakken [Wachtwoord] en [Bevestigen].
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het bedieningspaneel gebruiken
U kunt ook IEEE 802.1X authenticatie inschakelen of uitschakelen vanuit <Menu> in het <Start>-scherm. IEEE 802.1X-
instellingen
KOPPELINGEN
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
6
7
㻠㻢㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09W
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
Om de communicatie te coderen met een extern apparaat, moet vooraf een coderingssleutel worden verzonden en ontvangen via een
onbeveiligd netwerk. Dit probleem wordt opgelost door cryptografie met openbare sleutels. Cryptografie met openbare sleutels
garandeert een veilige uitwisseling door belangrijke en waardevolle gegevens te beschermen tegen aanvallen, zoals sniffing, spoofing en
het manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden.
Sleutelpaar
Een sleutelpaar bestaat uit een openbare sleutel en een geheime sleutel. Beide sleutels zijn nodig voor het coderen of
decoderen van gegevens. Aangezien gegevens die zijn gecodeerd met een van de sleutels uit het sleutelpaar niet
kunnen worden hersteld zonder de andere sleutel, kan met dit type cryptografie een veilige uitwisseling van gegevens
over het netwerk worden gegarandeerd. U kunt maximaal vier sleutelparen genereren op het apparaat (
Door een
CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken). Voor SSL-gecodeerde communicatie kunt u een
sleutelpaar genereren voor het apparaat (
Sleutelparen genereren).
CA-certificaat
Digitale certificaten zoals CA-certificaten zijn vergelijkbaar met andere vormen van identificatie, zoals een rijbewijs.
Een digitaal certificaat bevat een digitale handtekening en stelt het apparaat in staat spoofing of het manipuleren van
gegevens te detecteren. Het is extreem moeilijk voor derden om digitale certificaten te misbruiken. Een digitaal
certificaat dat een openbare sleutel van een certificeringsinstantie (CA) bevat, wordt een CA-certificaat genoemd. CA-
certificaten worden gebruikt voor het verifiëren van het apparaat waarmee het apparaat communiceert voor functies
zoals afdrukken met Google Cloud Print of IEEE 802.1X-verificatie. U kunt maximaal 67 CA-certificaten registreren,
inclusief de 62 certificaten die vooraf zijn geïnstalleerd op het apparaat (
Door een CA uitgegeven sleutelparen
en digitale certificaten gebruiken).
Handtekeningsleutel en certificaat van het apparaat (MF729Cx)
Een handtekeningsleutel en certificaat van een toestel zijn een digitale certificering die laat zien dat een document is
gescand vanaf het apparaat. Het apparaat genereert deze certificering zelf. De certificering kan worden aangehecht
wanneer een gescand origineel wordt geconverteerd naar PDF-formaat (
Een handtekeningsleutel voor het
apparaat genereren (MF729Cx)). Gebruik met SSL versleutelde communicatie of IPsec digitale ondertekening is
niet mogelijk.
Een als optie verkrijgbare Send PDF Security Feature Set is vereist.
Vereisten voor sleutels en certificaten
Het certificaat in een sleutelpaar dat is gegenereerd met het apparaat voldoet aan X.509v3. Als u een sleutelpaar of een CA-certificaat
installeert vanaf een computer, zorg er dan voor dat het onderdeel voldoet aan deze vereisten:
Indeling
Sleutelpaar: PKCS#12
CA-certificaat: X.509v1 of X.509v3, DER (gecodeerd binair)
Bestandsextensie
Sleutelpaar: ".p12" of ".pfx"
CA-certificaat: ".cer"
Algoritme openbare sleutel
(en sleutellengte)
RSA (512 bits, 1024 bits, 2048 bits of 4096 bits)
Algoritme voor handtekening certificaat SHA1-RSA, SHA256-RSA, SHA384-RSA , SHA512-RSA , MD5-RSA of MD2-RSA
Algoritme voor vingerafdruk certificaat SHA1
De vereisten voor het certificaat in een sleutelpaar komen overeen met die voor CA-certificaten.
SHA384-RSA en SHA512-RSA zijn alleen beschikbaar wanneer de RSA-sleutel 1024 bits of langer is.
Het apparaat biedt geen ondersteuning voor het gebruik van een certificaatintrekkingslijst (CRL).
*1
*2 *2
*1
*2
㻠㻣㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09X
Sleutelparen genereren
Een sleutelpaar kan worden gegenereerd met het apparaat wanneer dat nodig is voor versleutelde communicatie via Secure Sockets
Layer (SSL). U kunt SSL gebruiken wanneer u toegang wenst tot het apparaat via de UI op afstand. Er kunnen maximaal vier
sleutelparen worden gegenereerd op het apparaat. Zelf-gesigneerde certificaten worden gebruikt met sleutelparen die zijn gegenereerd in
"Netwerkcommunicatie". Met een "Key and Certificate Signing Request (CSR)" kunt u een CA-uitgegeven digitaal certificaat voor het
sleutelpaar aanvragen, dat is gegenereerd door het apparaat.
Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken
Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutel aanmaken].
Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken
1
2
3
4
㻠㻣㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een geregistreerd sleutelpaar wissen
Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen
klik op [OK].
U kunt een sleutelpaar niet wissen als het op dat moment in gebruik is, bijvoorbeeld wanneer "[SSL]" of "[IEEE 802.1X]" wordt
weergegeven onder [Sleutelgebruik]. In dat geval kunt u het sleutelpaar pas wissen wanneer u de functie hebt uitgeschakeld of
het sleutelpaar hebt vervangen.
Selecteer [Netwerkcommunicatie] en klik op [OK].
Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat.
[Sleutelinstellingen]
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt
terugvinden in lijsten.
[Handtekeningalgoritme]
Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst.
[Sleutelalgoritme]
RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het
aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger.
[512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd voor
[Handtekeningalgoritme].
[Certificaatinstellingen]
[Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)]
Voer de begindatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2037.
[Einddatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)]
Voer de einddatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2037. U kunt hier geen
datum opgeven die voorafgaat aan [Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)].
[Land/Regio]
Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het
keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland.
[Staat]/[Plaats]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie.
[Organisatie]/[Afdeling]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie.
5
6
㻠㻣㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Standaardnaam]
Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name"
wordt vaak afgekort tot "CN".
Klik op [OK].
Het genereren van sleutels voor netwerkcommunicatie kan 10 tot 15 minuten in beslag nemen.
Het gegenereerde sleutelpaar wordt automatisch opgeslagen op de machine.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan.
De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutel aanmaken].
Een geregistreerd sleutelpaar wissen
Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen
klik op [OK].
U kunt een sleutelpaar niet wissen als het op dat moment in gebruik is, bijvoorbeeld wanneer "[SSL]" of "[IEEE 802.1X]" wordt
Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken
7
1
2
3
4
㻠㻣㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
weergegeven onder [Sleutelgebruik]. In dat geval kunt u het sleutelpaar pas wissen wanneer u de functie hebt uitgeschakeld of
het sleutelpaar hebt vervangen.
Selecteer [Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR)] en klik op [OK].
Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat.
[Sleutelinstellingen]
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt
terugvinden in lijsten.
[Handtekeningalgoritme]
Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst.
[Sleutelalgoritme]
RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het
aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger.
[512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd bij
[Handtekeningalgoritme].
[Instellingen sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR)]
[Land/Regio]
Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het
keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland.
[Staat]/[Plaats]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie.
[Organisatie]/[Afdeling]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie.
[Standaardnaam]
Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name"
wordt vaak afgekort tot "CN".
Klik op [OK].
Het genereren van een sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) kan ongeveer 10 tot 15 minuten in beslag nemen.
Klik op [Opslaan in bestand].
Er wordt een dialoogvenster voor het opslaan van het bestand weergegeven. Kies waar u het bestand wilt opslaan en klik op
[Opslaan].
5
6
7
8
㻠㻣㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het CSR-bestand (Key and Certificate Signing Request) wordt opgeslagen op de computer.
Hecht het opgeslagen bestand aan en leg de applicatie voor aan de certificeringsinstantie (CA).
Het door de CA uitgegeven Digitale Certificaat registreren
U kunt het sleutelpaar dat is gegenereerd door het Certificate Signing Request (CSR) pas gebruiken als het certificaat is geregistreerd.
Registreer het digitale certificaat wanneer de certificeringsinstantie het heeft uitgegeven en volg daarvoor onderstaande procedure.
Start de UI op afstand en meld u aan in de systeembeheerdersstand.
De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutelnaam] of [Certificaat] zodat het certificaat wordt geregistreerd.
Klik op [Registreer certificaat].
9
1
2
3
4
5
㻠㻣㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Bladeren], geef het bestand voor het certificaatondertekeningsverzoek op en klik op [Registreren].
KOPPELINGEN
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand
IPSec-instellingen configureren
6
㻠㻣㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-09Y
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
Sleutelparen en digitale certificaten voor gebruik met het apparaat zijn verkrijgbaar bij een certificeringsinstantie (CA). U kunt deze
bestanden opslaan en vervolgens registreren via de UI op afstand. Let er goed op dat het sleutelpaar en het certificaat voldoen aan de
eisen die het apparaat stelt (
Vereisten voor sleutels en certificaten). U kunt maximaal 62 sleutelparen en 67 CA-certificaten
registreren (inclusief de vier vooraf geïnstalleerde certificaten).
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] of [Instellingen CA-certificaat] (voor
CA-certificaten).
Klik op [Instellingen sleutel en certificaat] voor het installeren van een sleutelpaar, of [Instellingen CA-certificaat] voor het
installeren van een CA-certificaat.
Klik op [Sleutel en certificaat registreren] of [Registreer CA-certificaat].
1
2
3
4
㻠㻣㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een geregistreerd sleutelpaar of CA-certificaat wissen
Klik op [Verwijderen] naast het sleutelpaar of CA-certificaat dat u wilt verwijderen
en klik vervolgens op [OK]. De vooraf
geïnstalleerde CA-certificaten kunt u niet verwijderen.
U kunt een sleutelpaar niet wissen als het op dat moment in gebruik is, bijvoorbeeld wanneer "[SSL]" of "[IEEE 802.1X]" wordt
weergegeven onder [Sleutelgebruik]. In dat geval kunt u het sluit op haar pas wissen als u de functie hebt uitgeschakeld of het
sleutelpaar hebt vervangen. U kunt het vooraf geïnstalleerde CA-certificaat niet wissen.
De vooraf geïnstalleerde CA-certificaten uit- of inschakelen
Klik op [Uitschakelen] naast het vooraf geïnstalleerde CA-certificaat dat u wilt uitschakelen. Als u het certificaat weer wilt
inschakelen, klikt u nogmaals op [Inschakelen] naast het certificaat.
Klik op [Installeren].
Een sleutelpaar of CA-certificaat wissen
Klik op [Verwijderen] naast het bestand dat u wilt verwijderen en klik vervolgens op [OK].
Klik op [Bladeren], selecteer het bestand dat u wilt installeren en klik op [Start installatie].
Het sleutelpaar of CA-certificaat is geïnstalleerd op het apparaat.
Registreer het sleutelpaar of CA-certificaat.
Een sleutelpaar registreren
1
Klik op [Registreren] naast het sleutelpaar dat u wilt opslaan.
2
Voer de naam van het sleutelpaar en het wachtwoord in en klik op [OK].
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar dat u wilt opslaan.
[Wachtwoord]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor het wachtwoord van de privésleutel die is ingesteld voor het bestand dat
u wilt opslaan.
5
6
7
㻠㻣㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een CA-certificaat registreren
Klik op [Registreren] naast het CA-certificaat dat u wilt opslaan.
KOPPELINGEN
Sleutelparen genereren
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Met SSL gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand
IPSec-instellingen configureren
IEEE 802.1X-verificatie configureren
㻠㻣㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A0
Een handtekeningsleutel voor het apparaat genereren
U kunt een handtekeningsleutel en een certificaat genereren die laten zien dat een document is gescand op het apparaat. Het certificaat
wordt aangehecht wanneer een origineel wordt gescand en wordt geconverteerd tot een PDF-bestand.
Een handtekeningsleutel voor het apparaat wordt slechts eenmaal gegenereerd en kan niet worden gewist.
Een als optie verkrijgbare Send PDF Security Feature Set is vereist.
De handtekeningsleutel en het certificaat zijn vijf jaar geldig. Vernieuw ze wanneer dat nodig is.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutel aanmaken].
1
2
3
4
㻠㻤㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Schakel het selectievakje [Apparaathandtekening] in en klik op [OK].
De handtekeningsleutel voor het apparaat wordt gegenereerd.
De handtekeningsleutel voor het apparaat vernieuwen
1
Klik rechts van een Handtekeningsleutel van het apparaat op [Bijwerken].
2
Klik op [OK].
5
㻠㻤㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A1
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Als u sleutelparen en CA-certificaten hebt geregistreerd, kunt u de gegevens van deze onderdelen bekijken of hun geldigheid en
handtekening controleren.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] (voor sleutelparen) of [Instellingen
CA-certificaat] (voor CA-certificaten).
Klik op het pictogram voor het sleutelpaar of certificaat dat u wilt controleren.
De certificaatgegevens kunt u bekijken op dit scherm.
Klik op [Certificaat verifiëren].
1
2
3
4
5
㻠㻤㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het resultaat van het verifiëren van het certificaat wordt zoals hieronder weergegeven.
KOPPELINGEN
Sleutelparen genereren
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
㻠㻤㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A2
De UI op afstand gebruiken
Als u een webbrowser gebruikt om het apparaat op afstand te bedienen, kunt u de documenten die wachten om te worden afgedrukt, of
de status van het apparaat controleren. U kunt ook enkele instellingen uitvoeren, zoals het opslaan van het adresboek. U hoeft uw
bureau dus niet te verlaten om systeembeheertaken uit te voeren.
Functies van de UI op afstand
Documenten beheren en de status van de machine controleren
Menuopties instellen via de UI op afstand
Geregistreerde gegevens opslaan/laden
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Basisbeginselen van de UI op afstand
De UI op afstand starten
Schermen van de UI op afstand
Systeemvereisten
U kunt de UI op afstand gebruiken in de volgende omgeving. Stel de webbrowser bovendien zo in dat cookies zijn ingeschakeld.
Windows
Windows Vista/7/8
Microsoft Internet Explorer 9,0 of hoger
Mac
Mac OS 10.5.8 of hoger (met uitzondering van de Classic environment)
Safari 5.0.6 of hoger
㻠㻤㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A3
De UI op afstand starten
Om het apparaat op afstand te bedienen, moet u het IP-adres van het apparaat in een webbrowser invoeren en de UI op afstand
opstarten. Controleer vooraf het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld (
Netwerkinstellingen weergeven). Als u vragen hebt,
neemt u contact op met de netwerkbeheerder.
Start de webbrowser.
Typ "http://(het IP-adres van de machine)/" in het adresveld en druk op [ENTER].
Als u een IPv6-adres wilt gebruiken, typt u dit adres tussen haakjes (voorbeeld: http://[fe80::2e9e:fcff:fe4e:dbce]/).
Als er een veiligheidswaarschuwing wordt weergegeven
Er kan een waarschuwing worden weergegeven als de communicatie van de UI op afstand is versleuteld (
Met SSL
gecodeerde communicatie inschakelen voor de UI op afstand). Als de certificaatinstellingen of SSL-instellingen geen
fouten bevatten, kunt u verder bladeren op de website.
Meld u aan op de UI op afstand.
Wanneer Afdelings-id beheer is uitgeschakeld
Selecteer [Systeembeheerder-modus] of [Algemene gebruikersmodus].
[Systeembeheerder-modus]
U kunt alle bewerkingen en instellingen van de UI op afstand uitvoeren. Voer een ID in bij [Systeembeheerder-ID] en een
pincode bij [Pincode systeembeheerder] (
De systeembeheerders-id instellen). Als [Systeembeheerder-ID] niet is ingesteld
(standaardinstellingen), hoeft u niets in te voeren.
[Algemene gebruikersmodus]
U kunt de status van documenten of van de machine controleren. Daarnaast kunt u enkele instellingen aanpassen. Als u
afdrukdocumenten wilt verwijderen, typt u de gebruikersnaam van de documenten in het vak [Gebruikersnaam]. De
gebruikersnaam wordt automatisch ingesteld om documenten af te drukken op basis van gegevens zoals uw computernaam of
aanmeldingsnaam voor de computer.
[Toegangspincode externe UI]
Voer de pincode in, als [Pincode Toegang UI op afstand] is ingesteld. (
Een pincode instellen voor UI op afstand)
Wanneer Afdelings-id beheer is ingeschakeld
Typ een ID bij [Afdelings-ID] en een pincode bij [Pincode] ( Afdeling-ID beheer configureren).
1
2
3
㻠㻤㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Aanmelden].
De portaalpagina (hoofdpagina) wordt weergegeven. Schermen van de UI op afstand
4
㻠㻤㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A4
Schermen van de UI op afstand
In dit gedeelte worden de belangrijkste schermen van de UI op afstand beschreven.
Portaalpagina (hoofdpagina)
Pagina [Status monitor/Annuleren]
Pagina [Instellingen/Registratie]
Pagina [Adresboek]
[Afmelden]
Hiermee meldt u zich af bij de UI op afstand. UI staat trouwens voor User Interface, ofwel gebruikersinterface in het Nederlands.
De aanmeldingspagina wordt vervolgens weergegeven.
[E-mail naar systeembeheerder]
Hiermee opent u een venster waarmee u een e-mail kunt opstellen voor de systeembeheerder die is opgegeven bij
[Systeembeheerderinformatie] onder [Systeembeheer].
Pictogram Vernieuwen
Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina.
Basisgegevens over het apparaat
Hier ziet u de huidige status van de machine en foutgegevens. Als er een fout is opgetreden, wordt er een koppeling weergegeven
naar de pagina Foutgegevens.
Informatie over verbruikseenheden
Hier ziet u informatie over het papier en de resterende hoeveelheid toner in de tonercartridges.
Ondersteuningskoppeling
Hier ziet u de koppeling voor ondersteuning die is opgegeven bij [Apparaatinformatie] onder [Systeembeheer].
[Statusmonitor/annuleren]
Hiermee geeft u de status weer van de huidige afdruktaken en de geschiedenis van afdruktaken en kopieertaken, en van
verzonden en ontvangen documenten. U kunt ook de status van de machine controleren.
[Instellingen/registratie]
Geeft de pagina [Instellingen/registratie] weer. Wanneer u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus, kunt u de
instellingen van de opties wijzigen en de geregistreerde gegevens opslaan/laden.
Menuopties instellen via de UI op afstand
[Adresboek]
Hiermee geeft u de codes voor verkort kiezen en de favorietenlijst weer die in het adresboek zijn geregistreerd. U kunt het
adresboek ook opslaan of wijzigen als u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus.
Adresboek wijzigen via de UI
op afstand
Portaalpagina (hoofdpagina)
㻠㻤㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Naar portal]
Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina).
Menu
Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina.
Documenten beheren en de status van de machine
controleren
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Pictogram Vernieuwen
Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
[Naar portal]
Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina).
Menu
Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina.
Menuopties instellen via de UI op afstand
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
Pagina [Status monitor/Annuleren]
Pagina [Instellingen/Registratie]
㻠㻤㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Systeembeheer instellingen
U kunt alleen [Instellingen Systeembeheer] opgeven als u bent aangemeld in de systeembeheerdersmodus.
Wanneer u zich hebt aangemeld in de Algemene Gebruikersstand, wordt alleen de optie [Systeembeheer] weergegeven.
[Naar portal]
Geeft de portaalpagina (hoofdpagina) weer.
[Favorieten]
Hiermee geeft u de favorietenlijst weer.
Registreren in het adresboek
[Kiescode]
Hiermee geeft u de lijst met codes voor verkort kiezen weer.
Registreren in het adresboek
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Lijstnummer
Geeft het bereik van nummers voor verkort kiezen op dat op de pagina wordt weergegeven. U kunt Lijstnummer niet weergeven
in Favorieten.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
Het adresboek opslaan/bewerken
U kunt het adresboek opslaan of wijzigen als u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus.
Pagina [Adresboek]
㻠㻤㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A5
Documenten beheren en de status van de machine controleren
De huidige status van afdruktaken controleren
Taakgeschiedenis controleren
Foutgegevens controleren
Verbruiksartikelen controleren
Apparaatspecificaties controleren
Gegevens van systeembeheerder controleren
Totaal aantal afdrukken controleren
De bestandsnaam van het document geeft slechts 32 tekens weer. De afgedrukte toepassingsnaam kan aan de bestandsnaam
worden toegevoegd.
U kunt een lijst weergeven met de documenten die worden afgedrukt of die wachten om te worden afgedrukt.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Opdrachtstatus]
U kunt een afdruktaak verwijderen door op [Annuleren] te klikken.
Ongeacht de instelling van Afdeling-ID beheer, bevat de lijst alle afdruktaken die worden afgedrukt en die wachten op
afdrukken.
Als u een gebruikersnaam hebt ingevoerd tijdens het inloggen in de Algemene Gebruikersstand, wordt uw gebruikersnaam
alleen weergegeven op de documenten die u hebt afgedrukt.
Klik op [Opdrachtnummer] op de gepauzeerde documenten en de beveiligde documenten om gedetailleerde informatie weer
te geven. U kunt de gebruikersnaam en de paginatelling van het afgedrukte document controleren.
Het overzicht weergeven van de documenten die zijn afgedrukt of gekopieerd, de faxen en e-mailberichten (TX) die zijn verzonden, en de
faxen (RX) die zijn ontvangen.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Opdrachtlog]
De huidige status van afdruktaken controleren
Taakgeschiedenis controleren
㻠㻥㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als er een fout optreedt, kunt u deze pagina weergeven door op de portaalpagina (hoofdpagina) op het bericht te klikken onder
[Foutgegevens].
Portaalpagina (hoofdpagina)
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Foutgegevens]
Het papierformaat en de papiersoort voor de papierbron, het modelnummer van de tonercartridge, enz. worden weergeven. U kunt deze
pagina ook weergeven door op [Details verbruiksartikelen controleren] in de
Portaalpagina (hoofdpagina) te klikken.
Log in op de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Verbruiksartikelen]
De maximale afdruksnelheid en de geheugencapaciteit voor beveiligd afdrukken en de configuratie van het apparaat worden weergeven.
Foutgegevens controleren
Verbruiksartikelen controleren
Apparaatspecificaties controleren
㻠㻥㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatfuncties]
U kunt informatie over het apparaat en de systeembeheerder weergeven. Deze informatie is ingesteld bij [Systeembeheer] op de pagina
[Instellingen/registratie].
Instellingen Systeembeheer
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatinformatie]
U kunt controleren hoeveel pagina's er in totaal zijn afgedrukt, gekopieerd en als fax zijn ontvangen.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Controleer tellerstand]
Gegevens van systeembeheerder controleren
Totaal aantal afdrukken controleren
㻠㻥㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
㻠㻥㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A6
Menuopties instellen via de UI op afstand
U kunt verschillende instellingen van de machine wijzigen met de UI op afstand. De meeste instellingen kunnen ook via het
bedieningspaneel van de machine worden gewijzigd, maar sommige instellingen kunt u alleen wijzigen via de UI op afstand.
Sommige instellingen kunt u pas wijzigen wanneer u zich hebt aangemeld in de stand Systeembeheerder.
Start de UI op afstand. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op de menuoptie die u wilt instellen.
Raadpleeg de onderstaande items voor meer informatie over het instellingenmenu
Menu-items Referenten
Voorkeuren
Papierinstellingen
Het type en formaat papier opgeven
Volumeregeling/weergave-
instellingen
Voorkeuren
Tijdklokinstellingen
Tijdklokinstellingen
Volumeregeling
Het volume aanpassen
Functie-instellingen
Algemene instellingen
Algemene instellingen
Kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen
Faxinstellingen
Faxinstellingen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
1
2
3
㻠㻥㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Scaninstellingen
Scaninstellingen
Afdrukinstellingen
geheugenmedia
Afdrukinstellingen geheugenmedia
Printerinstellingen
Printerinstellingen
Instellingen afdrukrapport
Rapporten en lijsten afdrukken
Favoriete instellingen
Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
Veelgebruikte faxinstellingen opslaan
Veelgebruikte scaninstellingen registreren (E-mail/I-fax/Gedeelde map/FTP-
server)
Instellingen Systeembeheer
Systeembeheer
Instellingen Systeembeheer
Afdelings-ID beheer
Afdeling-ID beheer configureren
Netwerkinstellingen
Netwerk
Beveiligingsinstellingen
Beveiliging
Importeren/Exporteren
Geregistreerde gegevens opslaan/laden
Instellingsgegevens
initialiseren
Menu initialiseren
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
㻠㻥㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A7
Geregistreerde gegevens opslaan/laden
Vermeldingen in het adresboek of instellingen van menuopties die op het apparaat zijn opgeslagen, kunt u overbrengen naar uw
computer (exporteren). Omgekeerd kan ook. Gegevens die zijn opgeslagen op uw computer kunnen worden overgebracht naar het
apparaat (importeren). U kunt de bestemmingen in het adresboek gemakkelijk kopiëren naar meerdere apparaten. Om deze functies te
gebruiken, moet u aangemeld zijn in de systeembeheerdersmodus.
Afhankelijk van het model kunt u het adresboek dat van het apparaat is geëxporteerd, niet importeren. Als u hetzelfde model gebruikt, kunt u menu-opties
en andere gegevens importeren en exporteren, behalve het adresboek.
Gegevens van Instellingen opslaan
Instelgegevens laden
Schakel het apparaat niet uit tijdens een import- of exportbewerking.
Een dergelijke bewerking kan enkele minuten duren. Als u het apparaat uitschakelt tijdens de bewerking, kan dit beschadiging
van gegevens of van het apparaat tot gevolg hebben.
Bedien het apparaat niet tijdens een import- of exportbewerking.
Ga pas gegevens exporteren of importeren nadat u hebt gecontroleerd of er geen bewerkingen worden uitgevoerd, zoals het
afdrukken van documenten.
Instellingen die u niet kunt importeren of exporteren
Instellingen Locatie
<Huidige datum/tijd
instellen>
<Tijdklokinstellingen>
<Instellingen datum en tijd>
<Instellingen voor
doorsturen>
<Faxinstellingen>
<Faxinstallatiegids> <Faxinstellingen>
[Contextinstellingen] [Instellingen/registratie]
[Netwerkinstellingen] [SNMP-instellingen] [SNMPv3-instellingen]
[Paginatotaal
afdelings-ID]
[Instellingen/registratie]
[Afdelings-ID beheer]
[Instellingen sleutel
en certificaat]
[Instellingen/registratie]
[Beveiligingsinstellingen]
[Instellingen CA-
certificaat]
<Instellingen
externe UI>
<Instellingen Systeembeheer>
Importeren/exporteren met het bedieningspaneel
Met behulp van een USB-geheugen kunnen instellingen worden geïmporteerd en geëxporteerd uit het instellingenmenu op het
bedieningspaneel.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken voor het exporteren/importeren van geregistreerde
gegevens
*
*
㻠㻥㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A8
Gegevens van Instellingen opslaan
U kunt gegevens exporteren zoals die van het Adresboek, en instellingen van het apparaat en deze opslaan op een computer. U wordt
geadviseerd regelmatig een back-up van belangrijke instellingen te maken.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Importeren/Exporteren] [Exporteren].
Selecteer de instellingen die u wilt exporteren.
[Adresboek]
Schakel het selectievakje in als u adresboekgegevens wilt exporteren.
[Pincode adresboek]
Is het adresboek beveiligd met een pincode, voer dan de code voor het Adresboek in.
Een pincode instellen voor het
adresboek
1
2
3
4
㻠㻥㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Instellingen/registratie]
Schakel dit selectievakje in als u de instellingen van het apparaat wilt exporteren.
[Encryptiewachtwoord]
Voer een wachtwoord voor versleuteling in van maximaal 32 alfanumerieke tekens. Voer hetzelfde wachtwoord in een
[Bevestigen]. Voor het exporteren van gegevens moet u een wachtwoord voor versleuteling instellen.
U hebt het wachtwoord nodig wanneer u geëxporteerde gegevens importeert.
Klik op [Start exporteren].
Volg de aanwijzingen op het scherm om de locatie op te geven voor de geëxporteerde instellingen.
De instellingen worden opgeslagen.
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Registreren in het adresboek
Overzicht van menuopties
Adresboeklijst
5
6
㻠㻥㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0A9
Instelgegevens laden
Laad (importeer) gegevens die zijn geëxporteerd uit het apparaat. U kunt ook instellingen importeren van een andere apparaat, als dat
van hetzelfde model is als het uwe.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Importeren/Exporteren] [Importeren].
Selecteer de te importeren instellingen.
[Bestandspad]
Klik op [Bladeren] en selecteer het bestand.
[Decryptiewachtwoord]
Voer het wachtwoord in dat is ingesteld toen de instellingen werden geëxporteerd.
[Adresboek]
Schakel het selectievakje in als u adresboekgegevens wilt importeren.
Wanneer u Adresboekgegevens importeert, worden de gegevens die op dat moment op het apparaat zijn geregistreerd,
overschreven.
[Pincode adresboek]
Is het adresboek beveiligd met een pincode, voer dan de code voor het Adresboek in.
Een pincode instellen voor het
adresboek
1
2
3
4
㻠㻥㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Instellingen/registratie]
Schakel dit selectievakje in als u de instellingen van het apparaat wilt importeren.
Klik op [Start importeren].
Klik op [OK].
De geselecteerde gegevens van instellingen worden in het apparaat geladen.
Klik op [OK].
Als het selectievakje [Instellingen/registratie] is ingeschakeld in stap 4, start het apparaat automatisch opnieuw op.
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Registreren in het adresboek
Overzicht van menuopties
Adresboeklijst
5
6
7
㻡㻜㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AA
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
U kunt het adresboek van het apparaat registreren of bewerken via de computer. Stel het adres van de gedeelde map of de FTP-server
hier in.
U kunt de instellingen alleen wijzigen als u zich aanmeldt in de systeembeheerdersmodus.
Start de UI op afstand. De UI op afstand starten
Klik op [Adresboek].
Als de pagina voor het invoeren van de pincode wordt weergegeven
Het Adresboek is beveiligd met een pincode. Voer de [Pincode] in en klik op [OK].
Klik op [Kiescode].
U kunt ook bestemmingen opslaan als favorieten. In dat geval klikt u op [Favorieten] in plaats van [Kiescode]. Registreren in
het adresboek
Klik op de tekstlink onder [Nummer], [Type], of [Naam] voor een item met de naam "Niet geregistreerd".
U kunt een geregistreerd item wijzigen door onder [Nummer], [Type] of [Naam] op de bijbehorende tekstkoppeling te klikken.
U kunt een geregistreerd item verwijderen door op de bijbehorende knop [Verwijderen] te klikken.
1
2
3
4
㻡㻜㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer [Type bestemming om te registreren] en klik op [OK].
U kunt het adres van de gedeelde map of van de FTP-server opslaan door [Bestand] te selecteren.
Geef de vereiste instellingen op. Registreren in het adresboek
Het adres van de gedeelde map of de FTP-server registreren
[Naam]
Voer hier een naam in voor de bestemming.
[Protocol]
Selecteer het protocol voor de bestemming.
[Windows (SMB)] Selecteer wanneer u een gedeelde map gebruikt.
[FTP] Selecteer wanneer u een FTP-server gebruikt.
[Hostnaam]
Voer, als u een gedeelde map wilt gebruiken, een pad in naar de gedeelde map, van maximaal 120 tekens,
inclusief de naam van de computer of voer het IP-adres in (bijv. "\\swan\share" of "\\192.168.2.100\share").
Voer, als u een FTP-server wilt gebruiken, een IP adres in van maximaal 120 tekens (bijv.
"\\192.168.2.100\share").
Een DNS-server gebruiken
U kunt ook de hostnaam (of FQDN) invoeren in plaats van de computernaam of het IP-adres (bijv.
"\\swan.organization.company.com\share").
[Mappad]
5
6
㻡㻜㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [OK].
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
Geregistreerde gegevens opslaan/laden
Adresboeklijst
Voer de locatie in van de map waar de gegevens naartoe worden gezonden (maximaal 120 tekens).
[Gebruikersnaam]
Voer de gebruikersnaam in die is ingesteld voor de gedeelde map of de FTP-server (maximaal 32 tekens).
[Wachtwoord instellen]
Schakel dit selectievakje in als u een wachtwoord voor de gedeelde map of de FTP-server wilt instellen en voer een
[Wachtwoord] in van maximaal 32 tekens.
Let erop dat dezelfde schermtaal is geselecteerd op zowel de computer als de UI op afstand.
[Hostnaam] en [Mappad] worden misschien niet goed weergegeven of kunnen niet worden bereikt.
7
㻡㻜㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AC
Overzicht van menuopties
Er zijn diverse instellingen in dit apparaat. U kunt alle opties uitgebreid aanpassen. U kunt toegang krijgen tot deze instellingen via
<Menu> in het scherm <Start>.
U kunt een lijst afdrukken met alle instellingen om de huidige instellingen te controleren:
Lijst gebruikersgegevens / Gegevenslijst systeembeheer
㻡㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AE
Netwerkinstellingen
Alle instellingen voor het netwerk worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw.
Instellingen die zijn gemarkeerd met " " kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Selecteer bedraad/draadloos LAN
Instellingen draadloos LAN
Directe verbinding inschakelen
TCP/IP-instellingen
SNMP-instellingen
Instellingen speciale poort
Wachttijd voor verbinding bij opstart
Instellingen Ethernet-stuurprogramma
IEEE 802.1X-instellingen
Apparaatinstellingenbeheer Aan/Uit
Initialiseer Netwerkinstellingen
Als u het apparaat omschakelt van draadloos LAN naar bekabeld LAN, moet u de instelling opgeven. Omgekeerd moet u deze instelling
niet omgeven wanneer u het apparaat omschakelt van bekabeld LAN naar draadloos LAN. (U kunt omschakelen met behulp van de
volgende <Instellingen draadloos LAN>.)
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw /
MF628Cw)
Bedraad LAN
Draadloos LAN
Geef instellingen op voor het verbinden van de machine met een draadloos LAN. U kunt ook de huidige instellingen bekijken of de
instelling voor energiebesparing in- of uitschakelen.
WPS-drukknopmethode
Selecteer deze optie om automatisch een draadloze verbinding te configureren door op de WPS-knop op de draadloze router te
drukken.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
WPS-pincodemethode
Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door een pincode in te voeren voor een draadloze router met WPS.
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
SSID-instellingen
Selecteer deze instelling om een draadloze verbinding te configureren door handmatig via het bedieningspaneel informatie op te
geven zoals een SSID of een netwerksleutel.
*
*1
*2
Selecteer bedraad/draadloos LAN
*1
Instellingen draadloos LAN
*1
㻡㻜㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer toegangspunt
Draadloze LAN-routers die toegang hebben tot het apparaat, worden automatisch geladen en u kunt deze dus selecteren in de
lijst. U moet handmatig een netwerksleutel invoeren, zoals een WEP-sleutel of een PSK.
De verbinding instellen door een
draadloze router te selecteren
Handmatig invoeren
Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door handmatig een SSID in te voeren. Als u deze methode
gebruikt, kunt u gedetailleerde instellingen opgeven voor verificatie en codering.
De verbinding instellen door gedetailleerde
instellingen op te geven
Beveiligingsinstellingen
Geen
WEP
Open systeem
Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4
WEP-sleutel bewerken
Gedeelde sleutel
Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4
WEP-sleutel bewerken
WPA/WPA2-PSK
Automatisch
AES-CCMP
Energiebesparingsmodus
Geef aan of de slaapstand van de machine moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de draadloze router worden
ontvangen.
Uit
Aan
Verbindingsinformatie
Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het draadloze LAN weer te geven. Netwerkinstellingen weergeven
MAC-adres
Status draadloos LAN
Nieuwste foutgegevens
Kanaal
SSID-instellingen
Beveiligingsinstellingen
Energiebesparingsmodus
Stel in of een directe verbinding moet worden gemaakt. Door deze functie in te schakelen maakt u directe verbinding met het apparaat
mogelijk, zelfs in een omgeving zonder toegangspunten of draadloze LAN-router.
De instellingen configureren voor Directe
Verbinding (Stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Uit
Aan
Wanneer u <Directe verbinding inschakelen> instelt op <Aan>, maakt u gebruik van een draadloze LAN of een andere
draadloze LAN dan Direct Connection overbodig.
<Menu> <Netwerkinstellingen> <Instellingen draadloos LAN> Lees het weergegeven bericht <OK>
<Energiebesparingsmodus> Selecteer <Uit> of <Aan>
Directe verbinding inschakelen
*1*2
㻡㻜㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Hiermee kunt u instellingen opgeven om de machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerk, zoals instellingen voor het IP-adres.
IPv4-instellingen
Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv4-netwerk.
Instellingen IP-adres
Configureer het IP-adres dat wordt gebruikt voor het identificeren van apparaten, zoals computers en printers, in een TCP/IP-
netwerk.
IPv4-adres instellen
Automatisch verkrijgen
Selecteer protocol
Uit
DHCP
Auto IP
Uit
Aan
Handmatig verkrijgen
IP-adres: 0.0.0.0
Subnetmasker: 0.0.0.0
Gatewayadres: 0.0.0.0
Controleer instellingen
Automatisch verkrijgen
IP-adres
Subnetmasker
Gatewayadres
PING-opdracht
Selecteer deze optie om te controleren of de machine via een netwerk is verbonden met een computer. De netwerkverbinding
testen
DNS-instellingen
Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van
hostnamen in IP-adressen.
DNS configureren
DNS-serverinstellingen
Primaire DNS-server: 0.0.0.0
Secundaire DNS-server: 0.0.0.0
Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam
Hostnaam
Domeinnaam
Instellingen DNS dynamische update
Uit
Aan
DNS dynamisch update-interval
0 t/m 24
t/m 48 (uur)
mDNS-instellingen
Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren
Uit
Aan
mDNS-naam
Instellingen DHCP-opties
Selecteer, als DHCP is ingeschakeld, met deze instellingen of u het DNS-serveradres of de domeinnaam wilt ophalen met de
optionele functies van DHCP.
DNS configureren
Hostnaam verkrijgen
Uit
Aan
DNS dynamische update
Uit
Aan
DNS-serveradres verkrijgen
Uit
Aan
TCP/IP-instellingen
㻡㻜㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Domeinnaam verkrijgen
Uit
Aan
WINS-serveradres verkrijgen
Uit
Aan
SMTP-serveradres verkrijgen
Uit
Aan
POP-serveradres verkrijgen
Uit
Aan
IPv6-instellingen
Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv6-netwerk.
Gebruik IPv6
Hiermee kunt u IPv6 in- of uitschakelen op het apparaat. U kunt met deze optie ook de huidige instellingen bekijken. IPv6-
adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Link-Local-adres
Prefixlengte
Instellingen stateless adres
Kies deze instelling om het werken met stateless adressen in of uit te schakelen. IPv6-adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Stateless adres
Prefixlengte
Gebruik DHCPv6
Hiermee kunt u het stateful adres in- of uitschakelen dat wordt verkregen via DHCPv6. IPv6-adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Stateful adres
Prefixlengte
DNS-instellingen
Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van
hostnamen in IP-adressen.
DNS configureren
Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam
Gebruik IPv4-host/domein
Uit
Hostnaam
Domeinnaam
Aan
Instellingen DNS dynamische update
Uit
Aan
Registreer handmatig adres
Uit
Aan
Registreer stateful adres
Uit
Aan
Registreer stateless adres
Uit
Aan
DNS dynamisch update-interval
0 t/m 24
t/m 48 (uur)
㻡㻜㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
mDNS-instellingen
Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren
Uit
Aan
Gebr.zelfde mDNS-naam als IPv4
Uit
mDNS-naam
Aan
Instellingen DHCP-opties
Selecteer, als DHCP is ingeschakeld, met deze instellingen of u het DNS-serveradres of de domeinnaam wilt ophalen met de
optionele functies van DHCP.
DNS configureren
DNS-serveradres verkrijgen
Uit
Aan
Domeinnaam verkrijgen
Uit
Aan
WINS-instellingen
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor WINS (Windows Internet Name Service), het protocol dat in een netwerkomgeving met
zowel NetBIOS als TCP/IP een NetBIOS-naam levert voor de omzetting naar een IP-adres.
WINS configureren
WINS-resolutie
Uit
Aan
WINS-serveradres: 0.0.0.0
LPD-instellingen
LPD in- of uitschakelen. LPD is een afdrukprotocol dat op ieder hardwareplatform of in ieder besturingssysteem kan worden gebruikt.
U kunt ook de tijdsperiode instellen die verloopt van ontvangst van gegevens totdat het afdrukken wordt geannuleerd, als ontvangst
van afdrukgegevens wordt onderbroken.
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Instellingen LPD-afdrukken
Uit
Aan
RX-time-out
1 t/m 5
t/m 60 (min.)
RAW-instellingen
RAW in- of uitschakelen. RAW is een Windows-specifiek afdrukprotocol. U kunt ook de tijdsperiode instellen die verloopt van
ontvangst van gegevens totdat het afdrukken wordt geannuleerd, als ontvangst van afdrukgegevens wordt
onderbroken.
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Instellingen RAW-afdrukken
Uit
Aan
RX-time-out
1 t/m 5
t/m 60 (min.)
WSD-instellingen
Schakel automatisch bladeren en verkrijgen van informatie voor de printer of scanner in of uit door het WSD-protocol te gebruiken
dat beschikbaar is op Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2012.
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Instellingen WSD-afdrukken
Gebruik WSD-afdrukken
Uit
Aan
Gebruik WSD-bladeren
Uit
Aan
㻡㻜㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Instellingen WSD-scannen
Gebruik WSD-scannen
Uit
Aan
Gebruik Scan naar computer
Uit
Aan
Gebruik Multicast Discovery
Uit
Aan
FTP PASV-modus gebruiken
Geef op of u de stand PASV wilt gebruiken voor FTP. Maakt u verbinding met een FTP-server via een firewall, dan moet u de stand
PASV selecteren.
FTP PASV-stand configureren
Uit
Aan
Gebruik HTTP
Hiermee kunt u HTTP in- of uitschakelen. HTTP is een protocol dat vereist is voor communicatie met een computer, bijvoorbeeld
wanneer u de UI op afstand gaat gebruiken of gaat afdrukken met WSD of Google Cloudprinter.
HTTP-communicatie
uitschakelen
Uit
Aan
Instellingen IPP-afdrukken
Stuur gegevens door naar het apparaat en configureer afdrukinstellingen via internet.
Gebruik IPP-afdrukken
Uit
Aan
Gebruik SSL
Uit
Aan
Network Link Scan gebruiken
Stel in op <Aan> als u scant met AirPrint. Let er altijd op dat <Aan> is ingesteld, als u scant met AirPrint. AirPrint gebruiken
Uit
Aan
Instellingen poortnummer
Kies deze optie om de standaardpoortnummers voor protocollen te wijzigen voor uw netwerkomgeving. Poortnummers wijzigen
LPD
1 t/m 515
t/m 65535
RAW
1 t/m 9100
t/m 65535
WSD Multicast Discovery
1 t/m 3702
t/m 65535
<Menu> <Netwerkinstellingen> <TCP/IP-instellingen> <Instellingen IPP-afdrukken> Selecteer <Uit> of
<Aan>
㻡㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
HTTP
1 t/m 80
t/m 65535
Multicast Discovery
1 t/m 427
t/m 65535
POP3
1 t/m 110
t/m 65535
SMTP
1 t/m 25
t/m 65535
FTP
1 t/m 21
t/m 65535
SNMP
1 t/m 161
t/m 65535
MTU-grootte
Selecteer de maximumgrootte van pakketten die de machine kan verzenden of ontvangen. De maximale verzendeenheid
wijzigen
1300
1400
1500
Kies deze optie om de instellingen op te geven voor het bewaken en bedienen van de machine vanaf een computer met SNMP-
compatibele software.
De machine bewaken en bedienen met SNMP
SNMPv1-instellingen
Hiermee kunt u SNMPv1 in- of uitschakelen. Als u SNMPv1 inschakelt, geeft u een communitynaam en toegangsmachtigingen op voor
MIB-objecten (Management Information Base).
Uit
Aan
SNMPv3-instellingen
Hiermee kunt u SNMPv3 in- of uitschakelen. Gebruik de UI op afstand om gedetailleerde instellingen op te geven die moeten worden
toegepast wanneer SNMPv3 is ingeschakeld.
Uit
Aan
Printerbeheerinformatie verkrijgen van host
SNMP-instellingen
<Menu> <Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> <SNMPv1-instellingen> Selecteer <Uit> of
<Aan>
Start het apparaat opnieuw op
<Menu> <Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> <SNMPv3-instellingen> Selecteer <Uit> of
<Aan>
Start het apparaat opnieuw op
㻡㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer deze optie om het bewaken van printerbeheerinformatie vanaf een netwerkcomputer met SNMP-compatibele software in of
uit te schakelen.
Uit
Aan
Hiermee kunt u de speciale poort in- of uitschakelen. De speciale poort wordt gebruikt voor het afdrukken, faxen of scannen met MF
Scan Utility en wanneer u instellingen voor het apparaat wilt opvragen of opgeven via het netwerk.
Uit
Aan
Kies deze optie om de wachttijd in te stellen waarna verbinding wordt gemaakt met het netwerk. Selecteer de tijd afhankelijk van de
netwerkomgeving.
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
0
t/m 300 (sec.)
Selecteer het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) en de communicatiestand van Ethernet (half-duplex/full-duplex). U kunt ook het
MAC-adres voor de bedrade LAN zien.
MAC-adres
Controleer het MAC-adres van het apparaat. Dit is een nummer dat uniek is voor elk communicatieapparaat. Het MAC-adres
weergeven voor Bedraad LAN
Automatische detectie
Geef aan of u de communicatiemodus en het type Ethernet automatisch wilt vaststellen of handmatig wilt selecteren. Ethernet-
instellingen configureren
Uit
Communicatiemodus
Half-duplex
Full-duplex
Type Ethernet
10BASE-T
100BASE-TX
<Menu> <Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> <Printerbeheerinformatie verkrijgen van host>
Selecteer <Uit> of <Aan> Start het apparaat opnieuw op
Instellingen speciale poort
<Menu> <Netwerkinstellingen> <Instellingen speciale poort> Selecteer <Uit> of <Aan> Start het
apparaat opnieuw op
Wachttijd voor verbinding bij opstart
Instellingen Ethernet-stuurprogramma
㻡㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Aan
Hiermee kunt u IEEE 802.1X-verificatie in- of uitschakelen. IEEE 802.1X-verificatie configureren
Uit
Aan
Geef op of u software voor apparaatbeheer wilt gebruiken, zoals iW Management Console voor het beheren van de gegevens van het
apparaat, bijv. instellingen en bestemmingen in het Adresboek. Neem voor gedetailleerde informatie over iW Management Console
contact op met de Canon-dealer bij u in de buurt.
Uit
Aan
Selecteer deze optie om de standaardwaarden van de netwerkinstellingen te herstellen. Menu initialiseren
IEEE 802.1X-instellingen
*2
<Menu> <Netwerkinstellingen> <IEEE 802.1X-instellingen> Selecteer <Uit> of <Aan> Start het
apparaat opnieuw op
Apparaatinstellingenbeheer Aan/Uit
<Menu> <Netwerkinstellingen> <Apparaatinstellingenbeheer Aan/Uit> Selecteer <Uit> of <Aan>
Initialiseer Netwerkinstellingen
㻡㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AF
Voorkeuren
Alle instellingen voor de display en het de Engelse Toetsenbord-layout worden kort toegelicht.
Standaardinstellingen worden Gemarkeerd met een dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw.
Instellingen die zijn gemarkeerd met " " kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Opties gemarkeerd met " " hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Weergave-instellingen
Engelse toetsenbordindeling
Standaardscherm na opstart/herstel
De standaardinstelling is dat het scherm <Start> onmiddellijk wordt weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of nadat er een
automatische reset is uitgevoerd. U kunt echter een ander standaardscherm kiezen en het hoofdscherm van een andere functie
weergeven.
Start
Kopiëren
Fax
Scannen
Geheugenmedia afdruk
Instellingen knopweergave startscherm
Configureer de instellingen voor de knoppen die worden weergegeven in het <Start>-scherm. U kunt selecteren welke instellingen
worden weergegeven als knoppen voor snelkoppelingen, opnieuw de volgorde rangschikken waarin de knoppen worden weergegeven
en spaties invoegen of verwijderen.
Het scherm <Start> aanpassen
Selecteer weer te geven knop
Favoriete kopieerinstellingen
Favoriete faxinstellingen
Favoriete scaninstellingen
Stel weergavevolgorde in
Invoegen en lege wissen
Helderheid
U kunt de helderheid van het scherm aanpassen aan de gebruikslocatie van de machine.
*
*1
*2
*3
Weergave-instellingen
*1
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Standaardscherm na opstart/herstel> Selecteer een
functie waarvan u het scherm wilt weergeven
*2
㻡㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Vijf niveaus
Omwisselen schermkleuren
Selecteer <Aan> om de schermkleuren om te wisselen. Selecteer <Aan> als het scherm lastig te lezen is, zelfs nadat u de helderheid
hebt aangepast met de optie <Helderheid>.
Uit
Aan
Invoer millimeter/inch schak.
Selecteer de maateenheid.
Millimeter
Inch
Duur berichtweergave
Als er twee berichten worden weergegeven op het scherm, bepaalt deze optie hoelang elk bericht wordt weergegeven voordat het
volgende bericht opnieuw wordt weergegeven.
1 t/m 2
t/m 5 (sec.)
Schuifsnelheid
Selecteer deze optie om de snelheid voor het scrollen (bladeren) op het scherm in te stellen op één van de drie niveaus.
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Helderheid> Tik op / als u de helderheid wilt
aanpassen
<Toepassen>
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Omwisselen schermkleuren> Selecteer <Uit> of
<Aan>
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Invoer millimeter/inch schak.> Selecteer
<Millimeter> of <Inch>
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Duur berichtweergave> Voer een waarde in voor
de interval
<Toepassen>
㻡㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Langzaam
Standaard
Snel
Type cursorverplaatsing
Met deze optie kunt u instellen hoe de cursor wordt verplaatst nadat u een teken hebt ingevoerd op het scherm. Selecteer
<Automatisch> om de cursor na ongeveer één seconde automatisch achter het ingevoerde teken te plaatsen. Selecteer <Handmatig>
als u de cursor zelf achter het ingevoerde teken wilt plaatsen.
Automatisch
Handmatig
Taal
Kies deze optie om de taal te selecteren voor het bedieningspaneel, rapporten en lijsten.
English
, Japanese, French, Spanish, German, Italian, Dutch, Finnish, Portuguese, Norwegian, Swedish, Danish, Slovene, Czech,
Hungarian, Russian, Turkish, Greek, Estonian, Romanian, Slovak, Croatian, Bulgarian, Catalan, Polish, Chinese (Simplified),
Chinese (Traditional), Korean, Latvian, Lithuanian, Arabic
Taal externe UI
Hiermee selecteert u de taal voor de schermen van de UI op afstand.
English , Japanese, French, Spanish, German, Italian, Dutch, Finnish, Portuguese, Norwegian, Swedish, Danish, Czech, Hungarian,
Russian, Turkish, Polish, Chinese (Simplified), Chinese (Traditional), Korean
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Schuifsnelheid> Selecteer de snelheid
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Type cursorverplaatsing> Selecteer <Automatisch>
of <Handmatig>
*3
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Taal> Selecteer een taal <Ja>
*3
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Taal externe UI> Slecteer een taal
Engelse toetsenbordindeling
㻡㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de indeling op van een USB-toetsenbord als dat op het apparaat is aangesloten.
VS-indeling
VK-indeling
<Menu> <Voorkeuren> <Engelse toetsenbordindeling> Selecteer <VS-indeling> of <VK-indeling>
㻡㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AH
Tijdklokinstellingen
Alle instellingen voor de timer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " zijn mogelijk niet beschikbaar of hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Instellingen die zijn gemarkeerd met " " kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF724Cdw / MF623Cn.
Instellingen datum en tijd
Automatische resettijd
Functie na automatische reset
Automatische sluimertijd
Automatische offline tijd
Auto uitschakeltijd
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor de datum en tijd, zoals de datumnotatie en 12- of 24-uurs notatie voor de tijd. Deze
instellingen bepalen hoe de datum en tijd worden afgedrukt op faxen, in rapporten en in lijsten.
Datumnotatie
Selecteer de datumnotatie (volgorde van jaar, maand en dag).
JJJJ MM/DD
MM/DD/JJJJ
DD/MM JJJJ
Tijdnotatie
Selecteer de 12- of 24-uurs tijdnotatie.
12 uur (AM/PM)
24 uur
*
*1
*2
*3
Instellingen datum en tijd
*1
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instellingen datum en tijd> <Datumnotatie> Selecteer de
datumnotatie
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instellingen datum en tijd> <Tijdnotatie> Selecteer de weergave-
instelling
㻡㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Huidige datum/tijd instellen
Stel de actuele datum en tijd in. Tik op / en verplaatst de cursor en ik op / en geef de datum en tijd op of schakel over
tussen <AM>/<PM>.
Selecteer een waarde voor <Tijdzone> voordat u de huidige datum en tijd gaat instellen. Als u de waarde voor <Tijdzone>
wijzigt, worden de huidige datum en tijd automatisch aangepast.
De huidige datum en tijd kunt u gedurende 1 uur niet aanpassen als de zomertijd is ingegaan.
Tijdzone
Hiermee stelt u de tijdzone in. Als u de tijdzone wijzigt, worden de waarden bij <Huidige datum/tijd instellen> automatisch
aangepast.
(UTC-12:00) Internationale westelijke datumgrens t/m (UTC) Coordinated Universal Time
t/m (UTC+14:00) Christmaseiland
UTC
Coordinated Universal Time (UTC) is de belangrijkste standaardtijd waarmee de wereld klokken en tijd regelt. Het instellen
van een juiste UTC-tijdzone is vereist voor internetcommunicatie.
Zomertijdinstellingen
Hiermee kunt u de zomertijd in- of uitschakelen. Als u de zomertijd inschakelt, geeft u de periode aan voor de zomertijd.
Uit
Aan
Begin: Maand, Week, Dag
Einde: Maand, Week, Dag
*2
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instellingen datum en tijd> <Huidige datum/tijd instellen> Stel de
datum en tijd in
<Toepassen>
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instellingen datum en tijd> <Tijdzone> Selecteer tijdzone
*1
㻡㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als er gedurende een bepaalde tijd geen toets wordt ingedrukt op het bedieningspaneel, wordt er een zogenaamde automatische reset
uitgevoerd en wordt het standaardscherm weergegeven. Geef het interval op waarop automatisch resetten wordt uitgevoerd. Selecteer
<0> als u het apparaat niet automatisch wilt resetten. In de volgende situaties wordt er geen automatische reset uitgevoerd:
Het instellingenmenu wordt weergegeven.
Het apparaat is bezig met het verwerken van gegevens, zoals bij het afdrukken van documenten of het verzenden of ontvangen van
faxen.
Er wordt een foutbericht weergegeven en het lampje Fout knippert (Er wordt wel een Auto Reset uitgevoerd als de gebruiker door de
fout een bepaalde functie niet kan blijven gebruiken.)
0 (geen automatische reset)
1 t/m 2
t/m 9 (min.)
Het scherm dat wordt weergegeven na een automatische reset kunt u selecteren bij <Functie na automatische reset>.
Geef aan of na een automatische reset het standaardscherm moet worden weergegeven. Als <Standaardfunctie> is geselecteerd, wordt
het hoofdscherm weergegeven van de functie die is geselecteerd bij <Standaardscherm na opstart/herstel> (
Standaardscherm na
opstart/herstel). Als <Geselecteerde functie> is geselecteerd, wordt op het display het hoofdscherm weergegeven van de functie die
geselecteerd is.
Standaardfunctie
Geselecteerde functie
Als het apparaat gedurende een bepaalde periode niet is gebruikt of geen gegevens heeft verwerkt, wordt de slaapstand (sluimerstand)
geactiveerd om energie te besparen. Geef de periode op waarna de automatische sluimertijd ingaat. De automatische sluimerstand wordt
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instellingen datum en tijd> <Zomertijdinstellingen> Selecteer een
maand en dag
<Toepassen>
Automatische resettijd
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Automatische resettijd> Stel de tijd voor een Auto Reset in
<Toepassen>
Functie na automatische reset
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Functie na automatische reset> Selecteer <Standaardfunctie> of
<Geselecteerde functie>
Automatische sluimertijd
㻡㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
niet geactiveerd als het instellingenmenu wordt weergegeven. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen.
De slaapstand instellen
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
10
tot 60 (min.)
MF628Cw / MF623Cn
20
tot 60 (min.)
Als het onderstaande scherm wordt weergegeven (de machine is online voor scanbewerkingen) en vervolgens gedurende bepaalde tijd
geen toets wordt ingedrukt, wordt de machine automatisch offline geschakeld. Geef de periode op waarna de machine offline moet gaan.
U kunt ook instellen dat de machine altijd online moet blijven.
0 (de machine blijft online)
1 t/m 5
t/m 60 (min.)
U kunt een timer instellen om de machine automatisch uit te schakelen zodra de opgegeven periode van inactiviteit is verstreken na
activering van de slaapstand.
De automatische uitschakeltijd instellen(MF724Cdw / MF623Cn)
0 (de machine wordt niet automatisch uitgeschakeld)
1 t/m 4
t/m 8 (uur)
Automatische offline tijd
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Automatische offline tijd> Stel de tijdsperiode in <Toepassen>
Auto uitschakeltijd
*3
㻡㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AJ
Algemene instellingen
Alle instellingen voor de bediening van de papierlade en de papierinvoermethode worden kort toegelicht.
Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " zijn alleen beschikbaar als de optionele papierlade (lade 2) is geplaatst.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF724Cdw /MF623Cn.
Autom. selectie lade Aan/Uit
Invoermethode papier schakelen
Schakel de functie voor de automatische selectie van papierladen voor de papierbronnen in of uit. Als automatische papierladeselectie is
ingesteld op <Aan>, betekent dit dat bij het afdrukken van documenten het apparaat automatisch een papierbron selecteert waarin
papier van het opgegeven formaat is geplaatst. Als het papier op is, maakt deze instelling doorlopend afdrukken mogelijk doordat wordt
overgeschakeld naar een andere papierbron met hetzelfde formaat. U kunt een taak selecteren, zoals kopiëren of afdrukken, en deze
functie inschakelen.
Kopiëren
Multifunctionele lade
Uit
Aan
Lade 1
Uit
Aan
Lade 2
Uit
Aan
Printer
Lade 1
Uit
Aan
Lade 2
Uit
Aan
Ontvangen/fax
Multifunctionele lade
Uit
Aan
Lade 1
Uit
Aan
Lade 2
Uit
Aan
Ontvangen
Multifunctionele lade
Uit
Aan
Lade 1
Uit
Aan
Lade 2
Uit
Aan
Overige
*
*1
*2
*3
*4
Autom. selectie lade Aan/Uit
*1
*1
*2
*1
*4
*1
㻡㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Multifunctionele lade
Uit
Aan
Lade 1
Uit
Aan
Lade 2
Uit
Aan
Geef deze instelling op wanneer u een document gaat afdrukken op papier met logo's. Als u gaat afdrukken op papier met logo's, moet u
voor enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken het papier in de papierbron anders laden. Als u de instelling echter wijzigt in <Prioriteit
afdrukzijde>, kunt u het papier voor zowel enkelzijdig als dubbelzijdig afdrukken met de afdrukzijde naar beneden laden. Zie
Voorbedrukt papier plaatsen voor meer informatie.
Multifunctionele lade
Snelheidsprioriteit
Prioriteit afdrukzijde
Lade 1
Snelheidsprioriteit
Prioriteit afdrukzijde
Lade 2
Snelheidsprioriteit
Prioriteit afdrukzijde
*1
<Menu> <Algemene instellingen> <Autom. selectie lade Aan/Uit> Selecteer de functie Selecteer de
papierbron
Selecteer <Uit> of <Aan> <Toepassen>
Functies
Selecteer de functie waarvoor u automatische ladeselectie wilt configureren.
Selecteer <Overige> voor functies zoals het afdrukken van rapporten en lijsten, en het afdrukken van afbeeldingen op
een USB-geheugenapparaat.
Papierbronnen
Selecteer de papierbron waarvoor u de functie wilt inschakelen.
<Multifunctionele lade> wordt niet weergegeven als <Printer> is geselecteerd in het vorige scherm ( ). De functie
voor automatische selectie van papierladen is altijd ingeschakeld voor het afdrukken op papier dat wordt ingevoerd via
de sleuf voor handmatige invoer.
De instellingen wijzigen
Selecteer <Aan> om automatische selectie van papierladen in te schakelen voor de papierbron die u in het vorige
scherm hebt geselecteerd (
).
Selecteer <Aan> voor <Lade 1> of <Lade 2>. Als <Uit> is geselecteerd voor beide lades, kunt u de configuratie niet
voltooien.
Invoermethode papier schakelen
*3
*1
<Menu> <Algemene instellingen> <Invoermethode papier schakelen> Selecteer de papierbron
Selecteer <Snelheidsprioriteit> of <Prioriteit afdrukzijde>
㻡㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Papierbronnen
Selecteer de papierbron waarvoor u de instelling wilt wijzigen.
<Snelheidsprioriteit>
Als u papier gebruikt waarop vooraf een logo is afgedrukt, moet u de afdrukzijde wijzigen als u enkelzijdig of
dubbelzijdig afdrukt.
U kunt het beste <Snelheidsprioriteit> selecteren als het niet uitmaakt op welke zijde er wordt afgedrukt.
<Prioriteit afdrukzijde>
Als u op een bepaalde zijde van het papier wilt afdrukken, hoeft u het papier in de papierbron niet om te draaien,
ongeacht of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd.
Als <Prioriteit afdrukzijde> is ingesteld voor een papierbron met papier dat ongeschikt is voor dubbelzijdig
afdrukken (
Papier), wordt de optie <Snelheidsprioriteit> gebruikt voor de papierbron. In dat geval moet u het
papier laden alsof <Snelheidsprioriteit> is geselecteerd (
Voorbedrukt papier plaatsen).
Enkelzijdig afdrukken kan langzamer gaan dan wanneer <Prioriteit afdrukzijde> is geselecteerd.
㻡㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AK
Kopieerinstellingen
Alle instellingen voor het kopiëren worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Opties gemarkeerd met " " zijn alleen beschikbaar als de optionele papierlade (lade 2) is geplaatst.
Wijzig standaardinstellingen
Standaardinstellingen initialiseren
U kunt de standaardinstellingen voor kopiëren wijzigen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor
de kopieerfunctie.
De standaardinstellingen wijzigen
Aantal kopieën
1
tot 999
Densiteit
Negen niveaus
Type origineel
Tekst/Foto/Kaart (Snel)
Tekst/Foto/Kaart
Tekst/Foto/Kaart (Kwaliteit)
Drukwerkafbeelding
Tekst
2-zijdig
Uit
1-zijdig->2-zijdig
2-zijdig->2-zijdig
2-zijdig->1-zijdig
Zoompercentage
Aangepast percentage
100% (1:1)
400% (Max)
200%
141% A5->A4
70% A4->A5
50%
25% (Min)
Papier
Multifunctionele lade
Lade 1
Lade 2
N op 1
Uit
2 op 1
4 op 1
ID-kaart kopie
Selecteer lay-out
Sorteren
Uit
Aan
Rand wissen
Uit
Aan
*
*1
*2
Wijzig standaardinstellingen
*1
*2
㻡㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Scherpte
Zeven niveaus
Kleurbalans
Geel: 17 niveaus
Magenta: 17 niveaus
Cyaan: 17 niveaus
Zwart: 17 niveaus
Fijnaanpassing
Geel
Hoog: 17 niveaus
Medium: 17 niveaus
Laag: 17 niveaus
Magenta
Hoog: 17 niveaus
Medium: 17 niveaus
Laag: 17 niveaus
Cyaan
Hoog: 17 niveaus
Medium: 17 niveaus
Laag: 17 niveaus
Zwart
Hoog: 17 niveaus
Medium: 17 niveaus
Laag: 17 niveaus
Selecteer deze optie als u de standaardinstellingen voor het kopiëren wilt herstellen.
Standaardinstellingen initialiseren
<Menu> <Kopieerinstellingen> <Standaardinstellingen initialiseren> <Yes>
㻡㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AL
Faxinstellingen
Alle instellingen voor het faxen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Instellingen die zijn gemarkeerd met " " zijn mogelijk niet beschikbaar of hebben een andere standaardwaarde, afhankelijk
van het land waar u het apparaat gebruikt.
Instellingen die zijn gemarkeerd met " " kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw.
Basisinstellingen
Instellingen voor TX-functie
Instellingen voor RX-functie
RX-afdrukinstellingen
Instellingen voor doorsturen
Faxinstallatiegids
Kies deze optie om de basisinstellingen op te geven voor de faxfunctie van de machine.
Registreer telefoonnummer
Hiermee kunt u een faxnummer registreren voor het apparaat. Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
Selecteer type lijn
Hiermee selecteert u het type telefoonlijn dat wordt gebruikt voor het verzenden en ontvangen van faxen. De telefoonlijn
aansluiten
Puls
Toon
Alarm Handset van haak
Geef aan of de machine een waarschuwingssignaal moet produceren wanneer de handset van de telefoon of de optionele handset niet
goed in de houder ligt. U kunt ook het volume van het signaal instellen.
0
t/m 3
Instellingen Communicatiebeheer
*
*1
*2
*3
Basisinstellingen
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Alarm Handset van haak> Selecteer het volume van
het waarschuwingssignaal
<Toepassen>
㻡㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Configureer de instellingen voor de verzendstartsnelheid wanneer faxen worden verzonden en ontvangen, en voor het archiveren van
documenten die zijn verzonden.
TX-startsnelheid
Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze
snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden verzonden als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding.
33600 bps
14400 bps
9600 bps
7200 bps
4800 bps
2400 bps
RX-startsnelheid
Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze
snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden ontvangen als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding.
33600 bps
14400 bps
9600 bps
7200 bps
4800 bps
2400 bps
R-toets instelling
Als het apparaat via een telefooncentrale met het netwerk is verbonden, moet de toegangsmethode worden ingesteld. U kunt het
type telefooncentrale instellen op <Prefix> of <Verbreken>. Als u het nummer voor het kiezen van een buitenlijn toewijst aan de
R-toets, kunt u eenvoudig een buitenlijn kiezen.
PSTN
PBX
Voorvoegsel
Haak
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <TX-startsnelheid>
Selecteer een startsnelheid voor de communicatie
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <RX-startsnelheid>
Selecteer een startsnelheid voor de communicatie
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <R-toets
instelling>
<PBX> Selecteer <Prefix> of <Verbreken> Voer het nummer voor het kiezen van een
buitenlijn in als u <Prefix>
<Toepassen> selecteert
㻡㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
TX-document archiveren
Behalve de bestemming die wordt opgegeven wanneer de fax wordt verzonden, kunt u opgeven of gefaxte documenten ook
worden verstuurd naar een vooraf ingesteld adres waar ze worden opgeslagen en gearchiveerd.
Verzonden faxen archiveren
Uit
Aan
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen.
Wijzig standaardinstellingen
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de
standaardinstellingen voor het scannen van documenten.
De standaardinstellingen wijzigen
Resolutie
200 x 100 dpi (Normaal)
200 x 200 dpi (Fijn)
200 x 200 dpi (Foto)
200 x 400 dpi (Superfijn)
400 x 400 dpi (zeer fijn)
Densiteit
Negen niveaus
2-zijdig origineel
Uit
Type boek
Type kalender
Scherpte
Zeven niveaus
Registreer apparaatnaam (fax)
Registreer de naam van een bedrijf of persoon. Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
De geregistreerde naam wordt naar de bestemming verzonden als informatie over de afzender.
TX-terminal-ID
ECM TX
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u
foutcorrectie wilt toepassen op ontvangen faxen
ECM RX.
Uit
Aan
ECM moet zijn ingeschakeld op de machine en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel
het versturende als ontvangende apparaat.
Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn.
Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden
uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden.
<PBX>
Selecteer het type telefooncentrale dat u gebruikt. Als u <Prefix> selecteert, voert u de code voor het voorvoegsel op
het volgende scherm in
<Code>
Gebruik de numerieke toetsen om de code voor het prefix in te voeren, tik op <Onderbreken> en tik vervolgens op
<Toepassen>. Als u geen pauze invoegt, wordt het nummer niet opgeslagen.
*2
Instellingen voor TX-functie
*3
㻡㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Stel pauzeduur in
Als u bijvoorbeeld een telefoongesprek start door "0 - (pauze) - (telefoonnummer)" te kiezen, wordt eerst 0 gekozen en vervolgens
wordt een paar seconden later het telefoonnummer gekozen. Als u een internationale fax verzendt, moet u de bestemmingen
opgeven door "(internationale toegangscode) - (landnummer) - (netnummer) - (faxnummer)" te kiezen, maar consecutieve nummers
die worden ingevoerd zonder pauzes, worden mogelijk niet correct herkend. In dit geval probeert u een pauze toe te voegen na de
internationale toegangscode of het faxnummer. Als de code of het nummer nog steeds niet correct wordt herkend, probeert u de
duur van de pauze te veranderen. Zie stap 3 in
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw) als u wilt weten hoe u
een pauze invoert.
1 t/m 4
t/m 15 (sec.)
Automatische nummerherhaling
Kies deze optie om instellingen op te geven voor automatische nummerherhaling, een functie waarmee een faxnummer na enkele
minuten automatisch opnieuw wordt gekozen als de eerste poging is mislukt omdat de lijn bezet is. U kunt opgeven hoe vaak het
apparaat het nummer opnieuw kiest en de tijd tussen de pogingen voor nummerherhaling.
Uit
Aan
Aantal herhalingen
1 t/m 2
t/m 10 (keer)
Herhalingsinterval
2
t/m 99 (min.)
Herhaal bij fout
Uit
Aan
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <ECM TX> <Aan>
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Stel pauzeduur in> Geef de duur van de
pauze op
<Toepassen>
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Automatische nummerherhaling> <Aan>
Geef de instellingen op <Toepassen>
<Aantal herhalingen>
Geeft op hoe vaak het apparaat het nummer opnieuw moet kiezen. Tik op
/ of de numerieke toetsen en voer
een nummer één en tik op <Toepassen>.
<Herhalingsinterval>
Geeft de interval op voor nummerherhaling. Tik op
/ of de numerieke toetsen en geef een waarde in voor de
interval en tik op <Toepassen>.
<Herhaal bij fout>
Ingesteld op <Aan>, geeft dit op dat een nummer opnieuw moet worden gekozen wanneer er zich een
transmissiefout voordoet.
㻡㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
TX-terminal-ID
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het toevoegen van gegevens van de afzender aan de koptekst van faxen, zoals het
faxnummer en de naam van de machine. De ontvanger kan aan de hand van deze gegevens zien van wie de fax afkomstig is.
Uit
Aan
Afdrukpositie
Binnen beeldvlak
Buiten beeldvlak
Markeer nummer als
FAX
TEL
Controleer kiestoon voor verzending
Selecteer deze optie om te controleren op een kiestoon voordat een faxnummer wordt gekozen.
Uit
Aan
Toestaan faxstuurprogramma TX
Hiermee kunt u het faxen vanaf een computer in- of uitschakelen. Faxen via de pc uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw /
MF628Cw)
Uit
Aan
Bevestig ingevoerd faxnummer
Kies deze optie om in te stellen of de gegevens van een ingevoerde code voor verkort kiezen moeten worden weergegeven als deze
wordt geselecteerd als een bestemming.
Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers (MF729Cx / MF728Cdw /
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <TX-terminal-ID> <Aan> Geef de
instellingen op
<Toepassen>
<Afdrukpositie>
Hiermee bepaalt u waar op de verzonden fax de toegevoegde gegevens worden afgedrukt. Selecteer <Binnen
beeldvlak> om de gegevens binnen het beeldvlak af te drukken of <Buiten beeldvlak> om de gegevens buiten het
beeldvlak te plaatsen.
<Markeer nummer als>
Hiermee wordt de aanduiding "FAX" of "TEL" toegevoegd vóór het faxnummer dat is geregistreerd voor het apparaat
(
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren). Selecteer <TEL> om aan te geven dat het
vermelde nummer een telefoonnummer is.
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Controleer kiestoon voor verzending>
<Aan>
㻡㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
MF628Cw)
Uit
Aan
Beperk groepsverzending
Kies deze optie om groepsverzending al dan niet toe te staan. Dit is een functie waarmee u achter elkaar faxen naar verschillende
bestemmingen kunt sturen.
Groepsverzending uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Uit
Bevestig groepsverzending
Weiger groepsverzending
Standaardinstellingen initialiseren
Selecteer deze optie als u de standaardinstellingen voor faxverzending wilt herstellen.
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het ontvangen van faxen.
ECM RX
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u
foutcorrectie wilt toepassen op verzonden faxen
ECM TX.
Uit
Aan
ECM moet zijn ingeschakeld op de machine en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel
het versturende als ontvangende apparaat.
Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn.
Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden
uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden.
Inkomend belsignaal
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het weergeven van een belsignaal bij een binnenkomende fax. Deze functie is alleen
beschikbaar wanneer <Automatisch> of <Fax/tel automatisch schakelen> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Geef aan hoe vaak
u een belsignaal wilt horen bij een binnenkomende fax. U kunt er ook voor kiezen geen belsignaal weer te geven.
Uit
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Standaardinstellingen initialiseren> <Yes>
Instellingen voor RX-functie
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <ECM RX> <Aan>
*1
㻡㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Aan
1 t/m 2 t/m 99 (keer)
Als u deze functie gebruikt in de modus <Automatisch>, moet u vooraf de telefoon aansluiten op het apparaat.
RX op afstand
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het ontvangen van een fax via een telefoon die is verbonden met de (ontvangst op
afstand). Als er een fax naar de machine wordt verstuurd, kunt u deze ontvangen door op de handset van de telefoon een bepaalde
code in te voeren. Op deze manier bespaart u tijd en moeite doordat u niet helemaal naar de machine hoeft te lopen. Raadpleeg
Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand) voor meer informatie over de functie Ontvangst op
afstand.
Uit
Aan
00 t/m 25 t/m 99
Omschakelen naar Auto RX
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het automatisch ontvangen van een fax nadat de machine gedurende bepaalde tijd
een signaal voor een binnenkomende fax heeft gedetecteerd. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Handmatig> is
geselecteerd als de ontvangstmodus. Via deze functie kunnen faxen ook worden ontvangen als er niemand aanwezig is om de
handset op te pakken.
Uit
Aan
1 t/m 15
t/m 99 (sec.)
Instellingen geheugenslot
Kies deze optie om in te stellen dat ontvangen faxen worden opgeslagen in plaats van ze direct af te drukken. Opgeslagen
faxdocumenten kunt u later afdrukken door de instelling te wijzigen in <Uit>.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan
(ontvangst in geheugen)
Uit
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Inkomend belsignaal> <Aan> Geef op
hoe veel keer het signaal voor een inkomende fax overgaat
<Toepassen>
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <RX op afstand> <Aan> Geef het ID-
nummer op voor het ontvangen van een fax
<Toepassen>
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Omschakelen naar Auto RX> <Aan>
Geef op hoe lang het signaal voor een inkomend gesprek overgaat <Toepassen>
㻡㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Aan
Pincode geheugenslot
Rapport afdrukken
Uit
Aan
Geheugenslottijd
Uit
Aan
Starttijd geheugenslot
Eindtijd geheugenslot
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het afdrukken van ontvangen faxen.
Afdrukken op beide zijden
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het dubbelzijdig afdrukken van ontvangen faxen.
Uit
Aan
Verklein RX-formaat
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het verkleinen van een ontvangen document. U kunt een verkleiningspercentage selecteren
dat automatisch wordt toegepast om het ontvangen document te verkleinen tot het formaat van het geladen papier. U kunt ook een
percentage selecteren in een lijst.
Uit
Aan
Percentage
Automatisch
97%
95%
90%
75%
Richting
Verticaal/Horizontaal
Alleen verticaal
RX-afdrukinstellingen
*3
<Menu> <Faxinstellingen> <RX-afdrukinstellingen> <Afdrukken op beide zijden> <Aan>
<Menu> <Faxinstellingen> <RX-afdrukinstellingen> <Verklein RX-formaat> <Aan> Geef de
instellingen op
<Toepassen>
<Percentage>
Selecteer <Automatisch> om het document te verkleinen met een percentage dat is gebaseerd op het formaat van het
geladen papier. Kies <97%>, <95%>, <90%> of <75%> om het document met dat percentage te verkleinen.
<Richting>
㻡㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Voettekst RX-pagina
Kies deze optie om aan te geven of u aan de onderkant van ontvangen faxen bepaalde informatie wilt afdrukken, zoals de datum en
tijd van ontvangst en paginanummers.
Uit
Aan
Doorgaan met afdrukken als cartridge bijna leeg is
Het apparaat gaat door met afdrukken, zelfs als er nog maar weinig toner in de tonercartridge zit. Als deze functie is ingesteld op
<Uit> en er worden faxberichten ontvangen wanneer er nog maar weinig toner in de tonercartridge zit, bewaart het apparaat deze
berichten in het geheugen en drukt ze niet af.
Uit
Aan
Als deze optie is ingeschakeld, kunnen faxen vaag of licht worden afgedrukt. Aangezien ontvangen documenten niet in het
geheugen worden opgeslagen, moet u de afzender vragen het document opnieuw te sturen.
Geef instellingen op voor het doorsturen van faxen.
Instellingen voor doorzenden inschakelen
Selecteer als u wilt instellen dat alle ontvangen faxdocumenten worden doorgestuurd naar een bepaalde bestemming. U kunt behalve
een faxnummer ook een e-mailadres of een gedeelde map op een computer, enz. opgeven als de doorstuurbestemming.
Alle
ontvangen documenten automatisch doorsturen
Uit
Aan
Afbeeldingen afdrukken
Geef aan of u doorgestuurde faxen wilt afdrukken. U kunt instellen dat de machine doorgestuurde documenten alleen afdrukt als er
een fout optreedt.
Doorgestuurde documenten afdrukken
Uit
Aan
Selecteer <Verticaal/Horizontaal> om het document zowel verticaal als horizontaal te verkleinen. Selecteer <Alleen
verticaal> om alleen verticaal te verkleinen.
<Menu> <Faxinstellingen> <RX-afdrukinstellingen> <Voettekst RX-pagina> <Aan>
<Menu> <Faxinstellingen> <RX-afdrukinstellingen> <Doorgaan met afdrukken als cartridge bijna leeg
is>
<Uit>
Instellingen voor doorsturen
*2
㻡㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Alleen bij fout
Afbeeldingen in geheugen opslaan
Selecteer deze optie om in te stellen of faxen in het geheugen moeten worden opgeslagen als het doorsturen ervan is mislukt. U
kunt de documenten dan later opnieuw verzenden of afdrukken.
Documenten afdrukken, opnieuw verzenden of verwijderen
waarvan het doorsturen is mislukt
Uit
Alleen bij fout
Selecteer deze optie om op het scherm instructies weer te geven voor het opgeven van instellingen, zoals het faxnummer en het type
telefoonlijn.
Begininstellingen configureren voor faxfuncties(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Faxinstallatiegids
*2
㻡㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AR
Scaninstellingen
Alle instellingen voor het scannen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Instellingen gemarkeerd met " " worden alleen ingeschakeld wanneer een als optie verkrijgbare Send PDF Security Feature
Set is geregistreerd.
Instellingen gemarkeerd met " " zijn op een tijdstip beschikbaar, afhankelijk van de instelling van de PDF-versleuteling.
Instellingen 256-bits AES voor PDF met encryptie
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Instellingen USB-geheugen
E-mailinstellingen
I-faxinstellingen
Bestandsinstellingen
Registreer apparaatnaam (e-mail/I-fax)
Beeldinstellingen uitvoerbestand
OCR-instellingen (doorzoekbare tekst)
Instellingen 256-bits AES voor PDF met encryptie
U kunt de instellingen die worden gebruikt voor het opslaan van gegevens op een USB-geheugenapparaat, wijzigen en registreren.
Wijzig standaardinstellingen
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het opslaan van gescande documenten op een USB-geheugenapparaat. De geselecteerde
instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor het scannen van documenten.
De standaardinstellingen wijzigen
Scanformaat
A4
A5
Bestandsindeling
PDF
PDF (Compact)
PDF (Compact/OCR)
PDF (OCR)
PDF-details instellen
PDF
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES ,Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (Compact)
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (Compact/OCR)
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (OCR)
Encryptieniveau: Geen
,Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
JPEG
TIFF
Densiteit
Negen niveaus
*
*1
*2
*3
Instellingen USB-geheugen
*1
*2
*2
*2
*2
*2
*2
*2
*2
㻡㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Stand origineel
Staand
Liggend
Type origineel
Tekst
Tekst/Foto
Foto
2-zijdig origineel
Uit
Type boek
Type kalender
Scherpte
Zeven niveaus
Bestandsgrootte
Klein: Geheugenprioriteit
Standaard
Groot: Prioriteit beeldkwaliteit
Standaardinstellingen initialiseren
Selecteer deze optie als u de standaardinstellingen voor het opslaan van gegevens op een USB-geheugenapparaat, wilt herstellen.
Geef instellingen op voor het scannen van documenten die worden verzonden als e-mail.
Wijzig standaardinstellingen
Geef instellingen op voor het scannen van documenten ter verzending als e-mailbericht. De geselecteerde instellingen worden
gebruikt als de standaardinstellingen voor het scannen van documenten.
De standaardinstellingen wijzigen
Scanformaat
A4
A5
Bestandsindeling
PDF
PDF (Compact)
PDF (Compact/OCR)
PDF (OCR)
PDF-details instellen
PDF
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES ,Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (Compact)
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (Compact/OCR)
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (OCR)
Encryptieniveau: Geen
,Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
JPEG
TIFF
Densiteit
*3
<Menu> <Scaninstellingen> <Instellingen USB-geheugen> <Standaardinstellingen initialiseren> <Ja>
E-mailinstellingen
*1
*2
*2
*2
*2
*2
*2
*2
*2
㻡㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Negen niveaus
Stand origineel
Staand
Liggend
Type origineel
Tekst
Tekst/Foto
Foto
2-zijdig origineel
Uit
Type boek
Type kalender
Scherpte
Zeven niveaus
Bestandsgrootte
Klein: Geheugenprioriteit
Standaard
Groot: Prioriteit beeldkwaliteit
Onderwerp/bericht
Onderwerp
Attached Image
Bericht
Antwoord aan
Geen
Opgeven uit adresboek
Prioriteit
Laag
Standaard
Hoog
Standaardinstellingen initialiseren
Selecteer deze optie als u de standaardinstellingen voor e-mailverzending wilt herstellen.
Geef de basisinstellingen op voor het gebruik van het apparaat als I-Faxapparaat.
Instellingen voor TX-functie
U kunt de instellingen voor het verzenden van I-Faxen wijzigen en registreren.
Wijzig standaardinstellingen
Geef instellingen op voor het versturen van I-Fax. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor
het scannen van documenten.
De standaardinstellingen wijzigen
Scanformaat
A4
A5
Densiteit
Negen niveaus
Stand origineel
Portret
Landschap
Type origineel
Tekst
*3
<Menu> <Scaninstellingen> <E-mailinstellingen> <Standaardinstellingen initialiseren> <Ja>
I-faxinstellingen
㻡㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tekst/Foto
Foto
2-zijdig origineel
Uit
Type boek
Type kalender
Scherpte
Zeven niveaus
Onderwerp/bericht
Onderwerp
Attached Image
Bericht
Antwoord aan
Geen
Opgeven uit adresboek
TX-terminal-ID
Informatie zoals de datum en de tijd van verzending en het e-mailadres van het apparaat (informatie van de verzender) kunnen
als kopregel aan verzonden documenten worden toegevoegd. Deze informatie vertelt de ontvanger wanneer de I-Fax is verzonden
en wie de afzender is.
Uit
Aan
Afdrukpositie
Binnen beeldvlak
Buiten beeldvlak
Standaardinstellingen initialiseren
Selecteer deze optie als u de standaardinstellingen voor I-Faxverzending wilt herstellen.
RX-afdrukinstellingen
Geef instellingen op voor het afdrukken van ontvangen I-Faxen.
Afdrukken op beide zijden
Geef instellingen op voor het dubbelzijdig afdrukken van ontvangen I-Faxen.
Uit
Aan
*3
<Menu> <Scaninstellingen> <I-faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <TX-terminal-ID>
<Aan> <Afdrukpositie> Selecteer <Binnen beeldvlak> of <Buiten beeldvlak> <Toepassen>
<Menu> <Scaninstellingen> <I-faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Standaardinstellingen
initialiseren>
<Ja>
*3
<Menu> <Scaninstellingen> <I-faxinstellingen> <RX-afdrukinstellingen> <Afdrukken op beide zijden>
<Aan>
㻡㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
RX-afdrukformaat
Geef het papierformaat op dat moet worden gebruikt voor afdrukken.
A4
LGL
LTR
OFICIO
Brazil-OFICIO
Mexico-OFICIO
Government-LTR
Government-LGL
FOOLSCAP
AUS-FOOLSCAP
India-LGL
U kunt de instellingen voor het opslaan van documenten in een gedeelde map of op een FDP-server wijzigen en registreren.
Wijzig standaardinstellingen
U kunt de instellingen voor het opslaan van documenten in een gedeelde map of op een FDP-server wijzigen en registreren. De
geselecteerde instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt bij het scannen.
De standaardinstellingen wijzigen
Scanformaat
A4
A5
Bestandsindeling
PDF
PDF (Compact)
PDF (Compact/OCR)
PDF (OCR)
PDF-details instellen
PDF
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES ,Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (Compact)
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (Compact/OCR)
Encryptieniveau: Geen
, Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
PDF (OCR)
Encryptieniveau: Geen
,Acrobat 7.0 of later/128-bits AES, Acrobat 9.0 of equivalent/256-bits AES , Acrobat 10.0 of
equivalent/256-bits AES
Digitale handtekeningen: Geen
, Linksboven
JPEG
TIFF
Densiteit
Negen niveaus
Stand origineel
Staand
Liggend
Type origineel
Tekst
Tekst/Foto
Foto
2-zijdig origineel
Uit
<Menu> <Scaninstellingen> <I-faxinstellingen> <RX-afdrukinstellingen> <RX-afdrukformaat>
Selecteer het papierformaat
Bestandsinstellingen
*1
*2
*2
*2
*2
*2
*2
*2
*2
*3
㻡㻠㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Type boek
Type kalender
Scherpte
Zeven niveaus
Bestandsgrootte
Klein: Geheugenprioriteit
Standaard
Groot: Prioriteit beeldkwaliteit
Standaardinstellingen initialiseren
U kunt de instellingen voor het opslaan van documenten in een gedeelde map of op een FDP-server wijzigen en registreren.
Registreer de naam van de afzender voor e-mailberichten en I-Faxen. De geregistreerde naam wordt samen met het e-mailadres
weergegeven in e-mailberichten. Als u geen naam registreert, wordt alleen het e-mailadres weergegeven.
Kies deze optie om instellingen op te geven voor de gammawaarde en de verhouding voor bestandscompressie bij het converteren van
gescande documenten naar bestanden.
Waarde YCbCr TX-gamma
Selecteer hier de gammawaarde voor het converteren van gescande kleurendocumenten naar de opgegeven bestandsindeling. U kunt
dezelfde gammawaarde van het beeldscherm opgeven die wordt gebruikt om de geconverteerde bestanden te bekijken. De bestanden
worden weergegeven met de helderheid van de originele documenten.
Gammawaarden instellen
Gamma 1,0
Gamma 1,4
Gamma 1,8
Gamma 2,2
Beeldkwaliteitsniveau PDF (Compact)
Met deze optie kunt u een compromis kiezen tussen bestandsgrootte en beeldkwaliteit wanneer u documenten gaat scannen voor
conversie naar de bestandsindeling PDF (Compact). Als u <Prioriteit bestandsgrootte> selecteert, wordt een hogere
compressieverhouding gebruikt dan normaal en is het resultaat een kleiner bestand met een lagere beeldkwaliteit. Als u echter
<Prioriteit beeldkwaliteit> selecteert, wordt een lagere compressieverhouding gebruikt dan normaal en is het resultaat een groter
bestand met een hogere beeldkwaliteit.
Een bestandsindeling selecteren
Beeldniveau in Tekst/Foto-modus of Fotomodus
Prioriteit bestandsgrootte
Normaal
Prioriteit beeldkwaliteit
<Menu> <Scaninstellingen> <Bestandsinstellingen> <Standaardinstellingen initialiseren> <Ja>
Registreer apparaatnaam (e-mail/I-fax)
<Menu> <Scaninstellingen> <Registreer apparaatnaam (e-mail/I-fax)> Voer de naam van de afzender in
<Toepassen>
Beeldinstellingen uitvoerbestand
㻡㻠㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Beeldniveau in tekstmodus
Prioriteit bestandsgrootte
Normaal
Prioriteit beeldkwaliteit
Geef, als u met OCR (Optical Character Recognition) van een tekstdocument een "doorzoekbare PDF" wilt maken, op of het apparaat de
tekstrichting van het document bepaalt en de richting van het document detecteert.
Slimme scan
Uit
Aan
Geef het niveau van versleuteling op bij het versleutelen van PDF's met 256-bit AES. Het niveau van versleuteling dat hier wordt
opgegeven, kan dan worden geselecteerd als een niveau voor het opgeven van versleuteling als PDF Detail.
Acrobat 9.0 of equivalent
Acrobat 10.0 of equivalent
OCR-instellingen (doorzoekbare tekst)
<Menu> <Scaninstellingen> <OCR-instellingen (doorzoekbare tekst)> <Slimme scan> Selecteer <Uit>
of <Aan>
Instellingen 256-bits AES voor PDF met encryptie
*1
<Menu> <Scaninstellingen> <Instellingen 256-bits AES voor PDF met encryptie> Selecteer <Acrobat 9.0
of equivalent> of <Acrobat 10.0 of equivalent>
㻡㻠㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AS
Afdrukinstellingen geheugenmedia
Alle instellingen voor het afdrukken van geheugenmedia worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden
aangegeven met een dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " zijn alleen beschikbaar als de optionele papierlade (lade 2) is geplaatst.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Wijzig standaardinstellingen
Standaard weergave-instellingen
Standaardinstellingen bestandssortering
Weergavestijl bestandsnaam
Standaardinstellingen initialiseren
Geef de USB-afdrukinstellingen op. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor het afdrukken via
USB.
De standaardinstellingen voor afdrukken wijzigen
Aantal kopieën
1
t/m 99
Papier
Multifunctionele lade
Lade 1
Lade 2
N op 1
Uit
2 op 1
4 op 1
2-zijdig
Uit
Type boek
Type kalender
JPEG/TIFF-details instellen
Datum afdrukken
Uit
Aan
Bestandsnaam afdrukken
Uit
Aan
Type origineel
Fotoprioriteit
Tekstprioriteit
Helderheid
Vijf niveaus
Halftonen
Gradatie
Foutdiffusie
PDF-details instellen
Helderheid
Zeven niveaus
Vergroten/verkleinen volgens papierformaat
Uit
Aan
Afdrukgebied vergroten
Uit
Aan
Opmerkingen afdrukken
*
*1
*2
Wijzig standaardinstellingen
*1
*2
*2
㻡㻠㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Uit
Automatisch
Wachtwoord om document te openen
Overige
Halftonen
Foutdiffusie: Uit
/Aan
Puur zwarte tekst
Uit
Aan
Zwarte overdruk
Uit
Aan
RGB-bronprofiel
sRGB
Gamma 1,5
Gamma 1,8
Gamma 2,4
Geen
CMYK-simulatieprofiel
JapanColor(Canon)
U.S. Web Coated v1.00(Canon)
Euro Standard v1.00(Canon)
Geen
Grijswaardenprofiel gebruiken
Uit
Aan
Uitvoerprofiel
Normaal
Foto
TR Normaal
TR Foto
Afstemmethode
Perceptueel
Verzadiging
Colorimetrisch
Verwerking RGB puur zwart
Uit
Aan
Verwerking CMYK puur zwart
Uit
Aan
Samengestelde overdruk
Uit
Aan
Geavanceerd gladmaken
Geavanceerd gladmaken: Uit/Gladmaken 1
/Gladmaken 2
Toepassen op illustraties: Uit
/Aan
Toepassen op tekst: Uit/Aan
Grijswaardeconversie
sRGB
NTSC
Uniforme RGB
Afdrukkwaliteit
Densiteit
Densiteit: 17 niveaus
Densiteit (fijnaanpassing)
Hoog: 17 niveaus
Medium: 17 niveaus
Laag: 17 niveaus
Tonerbesparing
Uit
Aan
Speciale gladmaakmodus
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Modus 4
Modus 5
Modus 6
Lijnverwerking
Resolutieprioriteit
Gradatieprioriteit
Selecteer of u een lijst met bestandsnamen of miniaturen als voorbeeld wilt weergeven wanneer u bestanden op een USB-
geheugenapparaat bekijkt.
Details
Afbeeldingen
Standaard weergave-instellingen
㻡㻠㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef aan of u de bestanden op een USB-geheugenapparaat oplopend of aflopend wilt sorteren op bestandsnaam of datum.
Naam (oplopend)
Naam (aflopend)
Datum/tijd (oplopend)
Datum/tijd (aflopend)
Geef aan of u korte of lange namen wilt weergeven voor bestanden op een USB-geheugenapparaat.
Korte bestandsnaam
Lange bestandsnaam
<Menu> <Afdrukinstellingen geheugenmedia> <Standaard weergave-instellingen> Selecteer <Details> of
<Afbeeldingen>
<Details>
Selecteer deze optie om bestandsnamen en datums in een lijst weer te geven.
<Afbeeldingen>
Selecteer deze optie om miniaturen weer te geven.
Standaardinstellingen bestandssortering
<Menu> <Afdrukinstellingen geheugenmedia> <Standaardinstellingen bestandssortering> Selecteer de
volgorde voor het weergeven van bestanden
Weergavestijl bestandsnaam
<Menu> <Afdrukinstellingen geheugenmedia> <Weergavestijl bestandsnaam> Selecteer <Korte
bestandsnaam> of <Lange bestandsnaam>
<Korte bestandsnaam>
Hiermee worden bestandsnamen weergegeven met maximaal acht tekens. Om een onderscheid te maken tussen
bestanden met gelijksoortige namen, worden er nummers als " 1" of " 2" toegevoegd aan het einde van de
~~
㻡㻠㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer deze optie als u de instellingen voor Memory Media Print wilt terugzetten naar de standaardwaarden af-fabriek.
bestandsnamen.
<Lange bestandsnaam>
Hiermee worden bestandsnamen weergegeven met maximaal 20 tekens.
Het aantal tekens hierboven is exclusief de tekens in bestandsextensies, zoals ".jpg".
Standaardinstellingen initialiseren
<Menu> <Afdrukinstellingen geheugenmedia> <Standaardinstellingen initialiseren> <Ja>
㻡㻠㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AU
Printerinstellingen
Alle instellingen voor de printer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " zijn alleen beschikbaar als de optionele papierlade (lade 2) is geplaatst.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx.
Prioriteit van instellingen
Instellingen die worden opgegeven in een programma of in het printerstuurprogramma hebben prioriteit boven de instellingen
op het apparaat. De instellingen die hier worden beschreven, zijn vooral handig als u afdrukt met een besturingssysteem
waarvoor geen printerstuurprogramma's beschikbaar zijn, zoals UNIX.
Beschikbaarheid van instellingen
Alle printerinstellingen die hier worden beschreven, behalve <Papierformaat negeren> ( Papierformaat negeren), zijn alleen
beschikbaar voor afdrukken via PCL. U hoeft deze instellingen niet op te geven als u bijvoorbeeld afdrukt via het
printerstuurprogramma UFRII LT.
Prioriteit stuurprogramma-instellingen bij afdrukken
Kopieën
2-zijdig afdrukken
Standaardpapier
Papierformaat negeren
Afdrukkwaliteit
Lay-out
Automatisch fout overslaan
Time-out
Persoonlijkheid
Kleurmodus
Gradatie-instellingen
Gecomprimeerde beelduitvoer
PCL
PS
Als instellingen in het printerstuurprogramma zijn ingesteld op <Aan> voor het papierformaat en de papiersoort, krijgen zij bij het
afdrukken prioriteit boven de instellingen van het apparaat. Instellingen voor de papierlade en de sleuf voor de handmatige invoer
kunnen afzonderlijk worden geconfigureerd. Ingesteld kan worden dat er een foutmelding wordt weergegeven als het formaat of de soort
van het geplaatste papier verschillen van de instelling in het printerstuurprogramma.
Multifunctionele lade
Uit
Aan
Uitvoer forceren
Fout weergeven
Lade 1
Uit
Aan
Uitvoer forceren
Fout weergeven
Lade 2
Uit
Aan
Uitvoer forceren
Fout weergeven
*
*1
*2
*3
Prioriteit stuurprogramma-instellingen bij afdrukken
*1
㻡㻠㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef hier het gewenste aantal kopieën op.
1
t/m 99 (Kopieën)
Geef aan of u dubbelzijdig wilt afdrukken.
Uit
Aan
Selecteer de standaardinstelling voor het formaat en type papier waarop u gaat afdrukken.
<Standaard papierformaat> en <Standaard papiertype> kunt u niet afzonderlijk opgeven. Geef het papierformaat op in
het scherm <Standaard papierformaat> en geef vervolgens de papiersoort op in het scherm <Standaard papiertype>.
Standaard papierformaat
Selecteer de standaardinstelling voor het formaat papier waarop u gaat afdrukken.
A4
A5
B5
LTR
<Menu> <Printerinstellingen> <Prioriteit stuurprogramma-instellingen bij afdrukken> Selecteer de
papierbron waaruit het papier bij voorkeur wordt gehaald
<Aan> Selecteer <Uitvoer forceren> of <Fout
weergeven>
Kopieën
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <Kopieën> Geef het aantal af te drukken exemplaren op <Toepassen>
2-zijdig afdrukken
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <2-zijdig afdrukken> Selecteer <Uit> of <Aan>
Standaardpapier
*2
㻡㻠㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
LGL
STMT
EXEC
Nr. 10 (COM10)
Monarch
DL
ISO-C5
Standaard papiertype
Selecteer de standaardinstelling voor het type papier waarop u gaat afdrukken.
Normaal 1 (60-74 g/m²)
Normaal 2 (70-84 g/m²)
Normaal 3 (75-90 g/m²)
Gerecycled
Kleur
Dik 1 (86-119 g/m²)
Dik 2 (120-128 g/m²)
Dik 3 (129-163 g/m²)
Gecoat 1 (100-110 g/m²)
Gecoat 2 (120-130 g/m²)
Gecoat 3 (155-165 g/m²)
Gecoat 4 (210-220 g/m²)
Transparant
Etiketten
Envelop
Als u een envelop (<Nr. 10 (COM10)>, <Monarch>, <DL> of <ISO-C5>) selecteert als het papierformaat bij <Standaard
papierformaat>, kunt u alleen het papiertype <Envelop> kiezen.
Geef aan of u wilt schakelen tussen papier van A4-formaat en het formaat LTR als één van deze papierformaten is geladen, maar het
andere formaat niet.
Printerinstellingen configureren op het apparaat
Uit
Aan
Kies deze optie om instellingen op te geven voor de afdrukkwaliteit, zoals de tonerdichtheid en methoden voor het verwerken van
beeldgegevens.
Densiteit
Hier kunt u de dichtheid (densiteit) opgeven voor elke tonerkleur. Hoe hoger de waarde, des te hoger de dichtheid.
Geel
17 niveaus
Magenta
17 niveaus
Cyaan
<Menu> <Printerinstellingen> <Standaardpapier> Selecteer het papierformaat Selecteer de
papiersoort
Papierformaat negeren
Afdrukkwaliteit
*2
㻡㻡㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
17 niveaus
Zwart
17 niveaus
De instellingen voor <Densiteit> worden uitgeschakeld wanneer u <Tonerbesparing> inschakelt.
Densiteit (fijnaanpassing)
Hiermee kunt u voor elke tonerkleur de dichtheid aanpassen. U kunt de dichtheid afzonderlijk aanpassen voor gebieden die
donkerder zijn (<Hoog>), een gemiddelde dichtheid hebben (<Medium>) of lichter zijn (<Laag>).
Geel
Hoog
17 niveaus
Medium
17 niveaus
Laag
17 niveaus
Magenta
Hoog
17 niveaus
Medium
17 niveaus
Laag
17 niveaus
Cyaan
Hoog
17 niveaus
Medium
17 niveaus
Laag
17 niveaus
Zwart
Hoog
17 niveaus
Medium
17 niveaus
Laag
17 niveaus
Tonerbesparing
Selecteer deze optie om de functie voor tonerbesparing in of uit te schakelen.
Uit
Aan
<Menu> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Densiteit> Selecteer de tonerkleur Geef de
tonerdichtheid op
<Toepassen> <Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Densiteit> <Densiteit (fijnaanpassing)> Selecteer de
tonerkleur
Selecteer <Hoog>, <Medium>, of <Laag> Geef de tonerdichtheid op Tik op <Toepassen>
totdat <Instellingen toegepast.> wordt weergegeven.
㻡㻡㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als deze optie is ingeschakeld, bestaat de kans dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag worden.
Gradatie
Selecteer de gegevensverwerkingsmethode die u wilt gebruiken om gradaties (overgangen) te reproduceren. Selecteer <Hoog 2> als
u met een betere kwaliteit wilt afdrukken dan met <Hoog 1>.
Hoog 1
Hoog 2
Speciale gladmaakmodus
Kies deze optie om een modus te selecteren voor het vloeiend afdrukken van gradaties in documenten. Als u niet tevreden bent over
de afdrukresultaten van <Modus 1> (de standaardinstelling), probeert u een andere modus.
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Modus 4
Modus 5
Modus 6
<Menu> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Tonerbesparing> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Menu> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Gradatie> Selecteer <Hoog 1> of <Hoog 2>
<Menu> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Speciale gladmaakmodus> Selecteer de
effeningsstand
<Modus 1>
Hiermee worden de randen van donker gekleurde tekst, lijnen en afbeeldingen vloeiend afgedrukt. Deze instelling is
geschikt voor de meeste afdruktaken.
<Modus 2>
Hiermee worden zowel randen als halftonen in het midden van afbeeldingen vloeiend afgedrukt.
<Modus 3>
Hiermee worden donker gekleurde tekst en lijnen op achtergronden met halftonen vloeiend afgedrukt.
<Modus 4>
㻡㻡㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Lijnverwerking
Selecteer de methode van gegevensverwerking voor het reproduceren van lijnen.
Resolutieprioriteit
Gradatieprioriteit
Kies deze optie om instellingen op te geven voor de paginalay-out, zoals de inbindpositie en marges.
Inbindlocatie
Selecteer de inbindpositie van het papier (langs de lange of de korte kant). Bij dubbelzijdig afdrukken wordt de beeldrichting
automatisch aangepast om de juiste lay-out te krijgen.
in de onderstaande afbeeldingen zijn de marges.
Als de bindpositie zich aan de lange zijde van het papier bevindt:
Als de bindpositie zich aan de korte zijde van het papier bevindt:
Hiermee worden de randen van objecten (tekst, lijnen, afbeeldingen en foto's) vloeiend afgedrukt.
<Modus 5>
Hiermee worden afbeeldingen en halftonen gelijkmatig afgedrukt.
<Modus 6>
Hiermee worden complete objecten vloeiend afgedrukt.
Als <Foutdiffusie> is ingeschakeld voor <Halftonen> ( Halftonen), hebben <Modus 1>, <Modus 2>, <Modus
3> en <Modus 4> hetzelfde effect op afdrukken als <Modus 6>.
<Menu> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Lijnverwerking> Selecteer <Resolutieprioriteit> of
<Gradatieprioriteit>
<Resolutieprioriteit>
Er wordt een beeldverwerking uitgevoerd waarbij dezelfde resolutie wordt aangehouden als tekst voor lijnen.
<Gradatieprioriteit>
Er wordt een beeldverwerking uitgevoerd waarbij dezelfde kleur en gradatie wordt aangehouden voor grafische
afbeeldingen voor lijnen.
Lay-out
*2
㻡㻡㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Lange zijde
Korte zijde
U kunt geen bindmarge maken met alleen deze instelling. Gebruik deze instelling in combinatie met <Rugmarge> om de
bindmarge in te stellen voor de geselecteerde inbindpositie.
Rugmarge
Geef hier de bindmarge op die u wilt toepassen op de inbindpositie die is geselecteerd bij <Inbindlocatie>.
-50,0 t/m ±0
t/m +50,0 (mm)
Als door deze instelling gegevens buiten het afdrukbare gebied komen te staan, wordt het gedeelte buiten het afdrukbare
gebied niet afgedrukt.
Korte zijde verschuiven (voorkant)
Kies deze optie om de afdrukpositie in te stellen door voor de korte zijde aan de voorkant van het papier een verschuivingspercentage
op te geven. Een hogere waarde betekent dat de afdrukpositie naar rechts verschuift. Een lagere waarde betekent dat de
afdrukpositie naar links verschuift.
-50,0 t/m ±0
t/m +50,0 (mm)
Als door deze instelling gegevens buiten het afdrukbare gebied komen te staan, wordt het gedeelte buiten het afdrukbare
gebied niet afgedrukt.
U kunt deze instelling opgeven in combinatie met <Lange zijde verschuiven (voorkant)>, <Korte zijde verschuiven
(achterkant)> en <Lange zijde verschuiven (achterkant)>. Als u bijvoorbeeld alle vier de instellingen opgeeft, wordt de
afdrukpositie verschoven zoals hieronder aangegeven.
<Menu> <Printerinstellingen> <Lay-out> <Inbindlocatie> Selecteer <Lange zijde> of <Korte zijde>
<Menu> <Printerinstellingen> <Lay-out> <Rugmarge> Geef de inbindmarge op <Toepassen>
㻡㻡㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als u de instellingen combineert met de instelling <Rugmarge>, worden de opgegeven waarden bij elkaar opgeteld.
Lange zijde verschuiven (voorkant)
Kies deze optie om de afdrukpositie in te stellen door voor de lange zijde aan de voorkant van het papier een
verschuivingspercentage op te geven. Een hogere waarde betekent dat de afdrukpositie naar beneden schuift. Een hogere waarde
betekent dat de afdrukpositie naar boven schuift.
-50,0 t/m ±0
t/m +50,0 (mm)
Als door deze instelling gegevens buiten het afdrukbare gebied komen te staan, wordt het gedeelte buiten het afdrukbare
gebied niet afgedrukt.
Korte zijde verschuiven (achterkant)
Kies deze optie om de afdrukpositie in te stellen door voor de korte zijde aan de achterkant van het papier een
verschuivingspercentage op te geven. Een hogere waarde betekent dat de afdrukpositie naar rechts verschuift. Een lagere waarde
betekent dat de afdrukpositie naar links verschuift.
-50,0 t/m ±0
t/m +50,0 (mm)
Als door deze instelling gegevens buiten het afdrukbare gebied komen te staan, wordt het gedeelte buiten het afdrukbare
gebied niet afgedrukt.
Lange zijde verschuiven (achterkant)
<Menu> <Printerinstellingen> <Lay-out> <Korte zijde verschuiven (voorkant)> Geeft de waarde voor
de verschuiving op
<Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <Lay-out> <Lange zijde verschuiven (voorkant)> Geeft de waarde voor
de verschuiving op
<Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <Lay-out> <Korte zijde verschuiven (achterkant)> Geeft de waarde voor
de verschuiving op
<Toepassen>
㻡㻡㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Kies deze optie om de afdrukpositie in te stellen door voor de lange zijde aan de achterkant van het papier een
verschuivingspercentage op te geven. Een hogere waarde betekent dat de afdrukpositie naar beneden schuift. Een hogere waarde
betekent dat de afdrukpositie naar boven schuift.
-50,0 t/m ±0
t/m +50,0 (mm)
Als door deze instelling gegevens buiten het afdrukbare gebied komen te staan, wordt het gedeelte buiten het afdrukbare
gebied niet afgedrukt.
Met deze optie kunt u instellen dat fouten moeten worden genegeerd en dat het afdrukken gewoon door moet gaan als er een fout
optreedt met de afdrukgegevens. Als <Uit> is geselecteerd, kunt u fouten negeren via het bedieningspaneel.
Uit
Aan
Als u deze functie inschakelt, worden fouten in afdrukgegevens genegeerd en bestaat de kans dat het document niet goed
wordt afgedrukt.
U kunt fouten ook handmatig negeren.
<Kopieer-/afdrukopdracht> <Opdrachtstatus> Selecteer het document dat fouten bevat <Fout overslaan>
Geef hier de periode op waarna de machine onvolledige afdrukgegevens uit het geheugen moet verwijderen. Onvolledige afdrukgegevens
worden verwijderd omdat deze fouten kunnen bevatten waardoor het volgende document niet kan worden afgedrukt.
5 t/m 15
t/m 300 (sec.)
Geef het apparaat voldoende tijd om alle afdrukgegevens van de computer te ontvangen, met name als er grote
hoeveelheden gegevens worden afgedrukt. Als u een te korte periode opgeeft, ontvangt het apparaat mogelijk niet alle
afdrukgegevens op tijd om af te drukken.
<Menu> <Printerinstellingen> <Lay-out> <Lange zijde verschuiven (achterkant)> Geeft de waarde
voor de verschuiving op
<Toepassen>
Automatisch fout overslaan
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <Automatisch fout overslaan> Selecteer <Uit> of <Aan>
Time-out
*2
㻡㻡㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Deze instelling stelt het apparaat in staat gegevens te verwerken die zijn ontvangen van de host-computer in het opgegeven
gegevensformaat. Wanneer u de stand Persoonlijkheid instelt op <Automatisch> laat u het apparaat het type van de van de host
ontvangen gegevens voor iedere taak afzonderlijk bepalen. Als u afdrukt uit applicaties op de computer, adviseren wij u <Automatisch>
te gebruiken.
Automatisch
PS
PCL
Geef aan of u in kleur of in zwart-wit wilt afdrukken. Als <Auto (Kleur/Z-W)> is geselecteerd, kiest de machine automatisch de juiste
kleurmodus en worden kleurenpagina's in kleur afgedrukt en zwart-witpagina's in zwart en wit.
Auto (Kleur/Z-W)
Kleur
Zwart-wit
Kies een instelling voor deze optie om de gradaties van afbeeldingen en foto's vloeiender te maken. Selecteer <Gladmaken 1> om de
optie met een gemiddeld effect toe te passen. Selecteer <Gladmaken 2> om een krachtiger effect toe te passen dan met <Gladmaken
1>. U kunt deze instelling afzonderlijk opgeven voor afbeeldingen en foto's.
Gradatie
Uit
Gladmaken 1
Gladmaken 2
Toepassen op illustraties
Uit
Aan
Toepassen op afbeeldingen
Uit
Aan
<Menu> <Printerinstellingen> <Time-out> Stel de tijdsperiode in <Toepassen>
Persoonlijkheid
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <Persoonlijkheid> Selecteer de stand Persoonlijkheid
Kleurmodus
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <Kleurmodus> Selecteer de kleurstand
Gradatie-instellingen
*2
㻡㻡㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Met deze optie kunt u aangeven hoe afdrukgegevens moeten worden verwerkt als deze te groot zijn voor het geheugen van de machine.
U kunt instellen dat de gegevens dan met een lagere beeldkwaliteit worden afgedrukt (<Uitvoer>) of dat het afdrukken moet worden
geannuleerd en er een foutbericht moet worden weergegeven (<Fout weergeven>).
Uitvoer
Fout weergeven
Kies deze optie om instellingen op te geven voor PCL-afdrukken, zoals paginalay-out en afdrukkwaliteit.
Papierbesparing
Selecteer of u papier wilt besparen door lege pagina's in documenten niet uit te voeren. Als u <Aan> selecteert, worden er geen lege
pagina's uitgevoerd. Als u alle gegevens van een document wilt uitvoeren, dus ook lege pagina's die aan het document zijn
toegevoegd, tikt u op <Uit>.
Uit
Aan
Afdrukstand
Selecteer <Staand> (verticale richting) of <Liggend> (horizontale richting) voor de paginarichting. De instelling Portret wordt bijna
overal in deze handleiding Staand genoemd. De instelling Landschap wordt bijna overal aangeduid als Liggend.
Staand
Liggend
<Menu> <Printerinstellingen> <Gradatie-instellingen> Geef de gradatieinstellingen op
Gecomprimeerde beelduitvoer
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <Gecomprimeerde beelduitvoer> Selecteer <Uitvoer> of <Fout
weergeven>
PCL
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Papierbesparing> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Afdrukstand> Selecteer <Staand> of <Liggend>
㻡㻡㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Lettergrootte
Geef het lettertype op dat u wilt gebruiken door het bijbehorende lettertype-ID-nummer. U kunt vanaf het bedieningspaneel een lijst
afdrukken met voorbeelden van de beschikbare PCL-lettertypen.
PCL-lettertypelijst(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
MF729Cx
0
t/m 104
MF728Cdw / MF724Cdw
0
t/m 54
Puntgrootte
Geef de tekengrootte op in punten. U kunt de grootte in stappen van 0,25 aanpassen. U kunt deze optie alleen opgeven als er een
proportioneel lettertype is geselecteerd bij <Lettergrootte>.
4,00 t/m 12,00
t/m 999,75 (punt)
Pitch
Kies deze optie om de pitch of tekenafstand (cpi of tekens per inch) voor het lettertype op te geven. U kunt de pitch in stappen van
0,01 aanpassen. U kunt deze optie alleen opgeven als er een niet-proportioneel lettertype of een bitmaplettertype is geselecteerd bij
<Lettergrootte>.
0,44 t/m 10,00
t/m 99,99 (cpi)
Vormlijnen
Kies deze optie om het aantal regels op te geven dat op een pagina moet worden afgedrukt (van 5 t/m 128). Deze instelling wordt
automatisch aangepast aan de hand van de instellingen voor <Standaard papierformaat> en <Afdrukstand>.
5 t/m 64
t/m 128 (lijnen)
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Lettergrootte> Selecteer het nummer van het lettertype
<Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Puntgrootte> Geef de puntgrootte op <Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Pitch> Geef de pitch-waarde op <Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Vormlijnen> Geef het aantal lijnen op <Toepassen>
㻡㻡㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tekencode
Selecteer hier de tekencode (tekenset) die het meest geschikt is voor de computer die u gebruikt om afdrukgegevens te verzenden.
De opgegeven instelling wordt genegeerd als de tekencode wordt bepaald door het lettertype dat is opgegeven bij <Lettergrootte>.
MF729Cx
ARABIC8
DESKTOP
GREEK8
HEBREW7
HEBREW8
ISO4
ISO6
ISO11
ISO15
ISO17
ISO21
ISO60
ISO69
ISOCYR
ISOGRK
ISOHEB
ISOL1
ISOL2
ISOL5
ISOL6
LEGAL
MATH8
MCTEXT
MSPUBL
PC775
PC8
PC850
PC851
PC852
PC862
PC864
PC866
PC8DN
PC8GRK
PC8TK
PC1004
PIFONT
PSMATH
PSTEXT
ROMAN8
VNINTL
VNMATH
VNUS
WIN30
WINARB
WINBALT
WINCYR
WINGRK
WINL1
WINL2
WINL5
MF728Cdw / MF724Cdw
DESKTOP
ISO11
ISO15
ISO17
ISO21
ISO4
ISO6
ISO60
ISO69
ISOL1
ISOL2
ISOL5
ISOL6
LEGAL
MATH8
MCTEXT
MSPUBL
PC1004
PC775
PC8
PC850
PC852
PC8DN
PC8TK
PIFONT
PSMATH
PSTEXT
ROMAN8
VNINTL
VNMATH
VNUS
WIN30
WINBALT
WINL1
WINL2
WINL5
Gebruikerspapier
Kies deze optie om aan te geven of u een aangepast papierformaat wilt instellen. Selecteer <Aan> om de afmetingen van het papier
op te geven bij <X-dimensie> en <Y-dimensie>.
Uit
Aan
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Tekencode> Selecteer de tekencode
㻡㻢㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Maateenheid
Kies deze optie om de maateenheid te selecteren voor het instellen van een aangepast papierformaat.
Millimeter
Inch
X-dimensie
Geef hier de horizontale afmeting (korte kant) van het aangepaste papier op.
77 t/m 215 (mm)
Y-dimensie
Geef hier de verticale afmeting (lange kant) van het aangepaste papier op.
127 t/m 355
(mm)
CR aan LF toevoegen
Met deze optie kunt u instellen of er een Enter-teken (CR) moet worden toegevoegd wanneer de machine een teken voor een nieuwe
regel (LF) ontvangt. Als <Ja> is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar het begin van de volgende regel verplaatst wanneer de
machine een LF-code ontvangt. Als <Nee> is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar de volgende regel verplaatst, net onder de
ontvangen LF-code.
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Gebruikerspapier> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Maateenheid> Selecteer <Millimeter> of <Inch>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <X-dimensie> Geeft de afmeting op <Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Y-dimensie> Geeft de afmeting op <Toepassen>
㻡㻢㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Ja
Nee
A4-afdrukbreedte vergroten
Kies deze optie als u wilt instellen dat de breedte van het afdrukbare gebied van A4-papier in de stand Staand moet worden
aangepast aan de breedte van LTR-papier.
Uit
Aan
Halftonen
Kies deze optie om de gegevensverwerkingsmethode op te geven die u wilt gebruiken om halftonen te reproduceren. U kunt
aangeven of u de functie <Foutdiffusie> wilt gebruiken. Daarnaast kunt u <Resolutie> of <Gradatie> afzonderlijk selecteren voor
tekst, afbeeldingen en foto's.
Foutdiffusie
Uit
Aan
Resolutie/gradatie
Tekst
Resolutie
Gradatie
Illustraties
Resolutie
Gradatie
Afbeelding
Resolutie
Gradatie
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <CR aan LF toevoegen> Selecteer <Ja> of <Nee>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <A4-afdrukbreedte vergroten> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Halftonen> Geeft de instellingen voor halftinten op
㻡㻢㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
RGB-bronprofiel
Kies deze optie om het bronprofiel te selecteren voor kleurafstemming om RGB-gegevens af te drukken, overeenkomstig de monitor
die u gebruikt. Als u een sRGB-compatibel beeldscherm gebruikt en <sRGB> selecteert, komt de kleurzetting van afdrukken nauw
overeen met de kleuren die op het beeldscherm worden weergegeven. Selecteer <Gamma 1,5>, <Gamma 1,8> of <Gamma 2,4> om
de gammawaarde zo nodig aan te passen. Hoe hoger de waarde, des te donkerder de afdruk. U kunt deze instelling afzonderlijk
opgeven voor tekst, afbeeldingen en foto's.
Tekst
sRGB
Gamma 1,5
Gamma 1,8
Gamma 2,4
Illustraties
sRGB
Gamma 1,5
Gamma 1,8
Gamma 2,4
Afbeelding
sRGB
Gamma 1,5
Gamma 1,8
Gamma 2,4
Deze instelling wordt alleen toegepast als <CMS> is geselecteerd bij <CMS (overeenstemmend)/gamma>.
Uitvoerprofiel
Selecteer hier het afdrukprofiel voor kleurafstemming. Het is raadzaam de standaardinstelling <Normaal> te gebruiken voor het
afdrukken van tekst of afbeeldingen, en de instelling <Foto> voor foto's.
Tekst
Normaal
Foto
Illustraties
Normaal
Foto
<Foutdiffusie>
Kies deze optie om kleine tekst en dunne lijnen scherp af te drukken. Als deze optie is ingesteld op <Aan>, worden de
instellingen die u voor <Tekst>, <Illustraties> en <Afbeelding> hebt opgegeven bij <Resolutie> en <Gradatie> niet
toegepast.
<Resolutie>/<Gradatie>
<Resolutie>
Kies deze optie om tekst en dunne lijnen met scherpe randen af te drukken.
<Gradatie>
Selecteer deze optie om gradaties zoals in afbeeldingen of foto's vloeiend af te drukken.
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <RGB-bronprofiel> Selecteer <Tekst>, <Illustraties> of
<Afbeelding>
Selecteer het bronprofiel
㻡㻢㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Afbeelding
Normaal
Foto
Deze instelling wordt alleen toegepast als <CMS> is geselecteerd bij <CMS (overeenstemmend)/gamma>.
Afstemmethode
Selecteer de methode voor kleurafstemming om de kleur van de afdrukken in overeenstemming te brengen met de kleuren die op het
beeldscherm worden weergegeven. U kunt deze instelling afzonderlijk opgeven voor tekst, afbeeldingen en foto's.
Tekst
Perceptueel
Verzadiging
Colorimetrisch
Illustraties
Perceptueel
Verzadiging
Colorimetrisch
Afbeelding
Perceptueel
Verzadiging
Colorimetrisch
Deze instelling wordt alleen toegepast als <CMS> is geselecteerd bij <CMS (overeenstemmend)/gamma>.
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Uitvoerprofiel> Selecteer <Tekst>, <Illustraties> of
<Afbeelding>
selecteer <Normaal> of <Foto>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Afstemmethode> Selecteer <Tekst>, <Illustraties> of
<Afbeelding>
Selecteer de afstemmingsmethode
<Perceptueel>
Selecteer deze optie om kleurafstemming uit te voeren die geschikt is voor het afdrukken van foto's als <Foto> is
geselecteerd bij <Uitvoerprofiel>.
<Verzadiging>
Kies deze optie om kleurafstemming uit te voeren voor het afdrukken van afbeeldingen met levendige kleuren zoals
illustraties en diagrammen.
<Colorimetrisch>
Kies deze optie om kleurafstemming uit te voeren waarbij het verschil in kleuren tussen originelen zoals kleurstalen of
logo's en afdrukken zo veel mogelijk wordt beperkt.
㻡㻢㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Grijscorrectie
Geef aan of u grijstinten (zwart en wit) alleen met de zwarte toner wilt afdrukken. U kunt deze instelling afzonderlijk opgeven voor
tekst, afbeeldingen en foto's.
Tekst
Uit
Aan
Illustraties
Uit
Aan
Afbeelding
Uit
Aan
Selectie van CMS (overeenstemmend)
U kunt instellen dat de machine of een computer (printerstuurprogramma) kleurafstemming moet uitvoeren. Als <Printer> is
geselecteerd, voert de machine kleurafstemming uit en als <Host> is geselecteerd, de computer of het printerstuurprogramma.
Printer
Host
CMS (overeenstemmend)/gamma
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Grijscorrectie> Selecteer <Tekst>, <Illustraties> of
<Afbeelding>
selecteer <Uit> of <Aan>
<Uit>
Hiermee worden grijstinten (zwart en wit) afgedrukt met geel, magenta, cyaan en zwart. De overgangen in donkere
gebieden worden hiermee beter gereproduceerd dan bij <Aan>.
<Aan>
Hiermee worden grijstinten (zwart en wit) alleen afgedrukt met de zwarte toner en is er minder sprake van het
doorlopen van toner.
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Selectie van CMS (overeenstemmend)> Selecteer <Printer> of
<Host>
㻡㻢㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Kies deze optie om de methode te selecteren voor het verwerken van afdrukgegevens. U kunt ervoor kiezen kleurafstemming uit te
voeren of gammacorrectie. U kunt deze instelling afzonderlijk opgeven voor tekst, afbeeldingen en foto's.
Tekst
Gamma
CMS
Illustraties
Gamma
CMS
Afbeelding
Gamma
CMS
Gammacorrectie
Kies deze optie om een gammacorrectiewaarde in te stellen waardoor de helderheid van de afdrukken overeenkomt met die van de
originele gegevens. Als de afdruk donkerder of lichter lijkt dan het origineel, past u de gammacorrectiewaarde aan. Hoe hoger de
waarde, des te donkerder de afdruk. U kunt deze instelling afzonderlijk opgeven voor tekst, afbeeldingen en foto's.
Tekst
1,0
1,4
1,8
2,2
Illustraties
1,0
1,4
1,8
2,2
Afbeelding
1,0
1,4
1,8
2,2
Deze instelling wordt alleen toegepast als <Gamma> is geselecteerd bij <CMS (overeenstemmend)/gamma>.
Geavanceerd gladmaken
Selecteer deze optie om aan te geven hoe rafelige randen van tekst en afbeeldingen moeten worden gecorrigeerd. Selecteer
<Gladmaken 2> om een krachtiger effect toe te passen dan met <Gladmaken 1>. U kunt deze instelling afzonderlijk opgeven voor
tekst en afbeeldingen.
Geavanceerd gladmaken
Uit
Gladmaken 1
Gladmaken 2
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <CMS (overeenstemmend)/gamma> Selecteer <Tekst>,
<Illustraties> of <Afbeelding>
selecteer <Gamma> of <CMS>
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Gammacorrectie> Selecteer <Tekst>, <Illustraties> of
<Afbeelding>
Stel de gamma-waarde in
㻡㻢㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Toepassen op illustraties
Uit
Aan
Toepassen op tekst
Uit
Aan
BarDIMM
Met deze instelling kunt u streepjescodes afdrukken die worden ondersteund door de Barcode Printing Kit. Als <Inschakelen> wordt
geselecteerd, zal het apparaat streepjescodes genereren wanneer het opdrachten voor streepjescodes ontvangt van een host-
computer. Als <Uitschakelen> wordt geselecteerd, worden er geen streepjescodes gegenereerd, ook niet als er opdrachten voor
streepjescodes worden verzonden vanaf de host-computer.
Inschakelen
Uitschakelen
U kunt het menu BarDIMM alleen inschakelen als u Barcode Printing Kit activeert. Wanneer u geen streepjescode afdrukt,
moet u vooral het menu BarDIMM uitschakelen. Anders zal misschien de verwerkingssnelheid van gewone afdruktaken
worden beperkt.
De standaardinstelling is <Uitschakelen>. Als u de Barcode Printing Kit activeert, verandert deze in <Inschakelen>.
FreeScape
Geeft de AEC (Alternatie Escape Code) op die moet worden gebruikt voor opdrachten voor streepjescodes wanneer de host-computer
de standaard Escapecode niet ondersteunt.
Uit
~
"
#
$
/
\
?
{
}
|
Deze instelling is alleen beschikbaar als <BarDIMM> is ingeschakeld.
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <Geavanceerd gladmaken> Selecteer de effeningsstand
*3
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <BarDIMM> Selecteer <Inschakelen> of <Uitschakelen>
㻡㻢㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de instellingen op voor PS-afdrukken, zoals paginalay-out en afdrukkwaliteit.
Time-out opdracht
Deze instelling biedt u de mogelijkheid op te geven hoeveel tijd verstrijkt tot een taak wordt geannuleerd. Als een taak niet wordt
voltooid binnen de ingestelde tijdslimiet, wordt de taak automatisch geannuleerd.
0
tot 3600 (seconden)
PS-fouten afdrukken
Deze instelling bepaalt of een foutpagina wordt afgedrukt wanneer een fout optreedt.
Uit
Aan
Puur zwarte tekst
Als het tekst voorwerp zwart is (R=G=B=0%, C=M=Y=100% of Bk=N%, C=M=Y=0% of Bk=100%), geeft deze instelling op of de
tekst wordt afgedrukt met alleen zwart.
Uit
Aan
<Menu> <Printerinstellingen> <PCL> <FreeScape> Selecteer een escapecode
PS
*2
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Time-out opdracht> Geef de time-outtijd voor de taak in
seconden op
<Toepassen>
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <PS-fouten afdrukken> Selecteer <Uit> of <Aan>
㻡㻢㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Afhankelijk van de gegevens die moeten worden afgedrukt, zal <Tonerbesparing> misschien niet worden toegepast, zelfs
niet als <Aan> is geselecteerd.
Als <Aan> is geselecteerd voor <Tonerbesparing>, zullen zeer lichte afbeeldingen of afbeeldingen met veel detail
misschien niet duidelijk worden afgedrukt.
Zwarte overdruk
Wanneer een zwarte tekst object wordt afgedrukt op een gekleurde achtergrond of grafische afbeeldingen overlapt, geeft deze
instelling op dat de zwarte tekst over de achtergrond wordt afgedrukt. Hiermee kunt u het probleem voorkomen van witte hiaten in
de achtergrond achter afgedrukte zwarte tekstobjecten.
Uit
Aan
Deze instelling wordt alleen toegepast en heeft alleen invloed op puur zwart als <Puur zwarte tekst> is ingesteld op
<Aan>.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Puur zwarte tekst> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Uit>
De zwarte tekst wordt afgedrukt met CMYK-toners gebaseerd op de geselecteerde instelling voor Uitvoerprofiel. Voor
sommige taken verdient het de voorkeur deze optie <Uit> te zetten.
<Aan>
Zwarte kleuren die worden gegenereerd door toepassingen, worden afgedrukt met alleen 100% zwarte toner. Dit
betekent dat de kleurtoner niet verkeerd wordt uitgelijnd, er wordt immers maar één tonerkleur (zwart) gebruikt.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Zwarte overdruk> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Uit>
㻡㻢㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
RGB-bronprofiel
Geef het bronprofiel op voor kleurafstemming voor het afdrukken van RGB-gegevens, voor de monitor die u gebruikt.
sRGB
Gamma 1,5
Gamma 1,8
Gamma 2,4
Geen
CMYK-simulatieprofiel
Met deze instelling kunt u het simulatie doel opgeven voor het afdrukken van de CMYK-gegevens (Cyan Magenta Yellow black).
Het apparaat converteert CMYK-gegevens naar het apparaatafhankelijk CMYK-kleurmodel gebaseerd op het simulatiedoel dat is
geselecteerd in het CMYK Simulatieprofiel.
JapanColor(Canon)
U.S. Web Coated v1.00(Canon)
Euro Standard v1.00(Canon)
Geen
U zult misschien niet alle profielen die beschikbaar zijn, kunnen gebruiken. Als kleurengegevens worden afgedrukt in grijs
met behulp van een gedownload profiel, controleer dan dat het profiel geschikt is.
Als het apparaat gegevens ontvangt met een niet-apparaatafhankelijke (CIE-gebaseerde) kleurenruimtedefinitie, wordt
deze in kleur verwerkt volgens de opgegeven instellingen. Daarom wordt <CMYK-simulatieprofiel> niet toegepast door het
apparaat.
Als een andere instelling dan <Geen> wordt geselecteerd en het apparaat een apparaatafhankelijke kleurenruimtedefinitie
ontvangt waarvan de kleuren worden verwerkt door de hostcomputer, wordt <CMYK-simulatieprofiel> ook toegepast door
het apparaat.
De achtergrondkleur achter zwarte tekst valt weg (wordt niet afgedrukt) en de zwarte tekst wordt dan afgedrukt in het
uitgespaarde vlak.
<Aan>
Wanneer deze instelling wordt gebruikt in combinatie met <Puur zwarte tekst>, wordt de zwarte achtergrond eerst
afgedrukt, waarna zwarte tekst wordt afgedrukt in 100% Bk boven op de achtergrond.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <RGB-bronprofiel> Selecteer het bronprofiel
<sRGB>
Deze instelling geeft de definitie van de industriestandaard voor generieke monitoren voor Windows-computers. Als u
een monitor gebruikt die geschikt is voor sRGB, kunt u kleuren afdrukken die de kleuren die op uw monitor
verschijnen, dicht benaderen.
<Gamma 1,5>, <Gamma 1,8> en <Gamma 2,4>
Met deze instellingen kunt u het gammacorrectieniveau van de RGB-gegevens selecteren.
<Geen>
Wanneer u deze instelling selecteert, worden apparaatafhankelijke RGB-gegevens omgezet in CMYK-gegevens zonder
het RGB-profiel toe te passen.
㻡㻣㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Wanneer <Geen> wordt geselecteerd, kunnen donker gekleurde gebieden er vlekkerig uitzien, afhankelijk van de
gegevens.
Grijswaardenprofiel gebruiken
Met deze instelling kunt u definiëren hoe apparaatafhankelijke grijstintgegevens worden verwerkt.
Uit
Aan
Uitvoerprofiel
Met deze instelling kunt u het profiel definiërende dat geschikt is voor de gegevens die u gaat afdrukken. Het wordt toegepast op alle
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <CMYK-simulatieprofiel> Selecteer het CMYK-simulatieprofiel
<JapanColor(Canon)>
Deze instelling gebruikt het JapanColor-profiel. Hiermee worden afdrukken gemaakt die nauw overeenkomen met de
afdrukstandaard in Japan.
<U.S. Web Coated v1.00(Canon)>
Deze instelling gebruikt het U.S. Web Coated-profiel. Hiermee worden afdrukken gemaakt die nauw overeenkomen met
de afdrukstandaard in de VS.
<Euro Standard v1.00(Canon)>
Deze instelling gebruikt het Euro Standard-profiel. Hiermee worden afdrukken gemaakt die nauw overeenkomen met
de afdrukstandaard in Europa.
<Geen>
Wanneer u deze instelling selecteert, worden apparaatafhankelijke CMYK-gegevens afgedrukt zonder dat het CMYK-
profiel wordt toegepast.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Grijswaardenprofiel gebruiken> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Uit>
Apparaatafhankelijke grijstintgegevens worden alleen met zwarte (K) toner afgedrukt.
<Aan>
Apparaatafhankelijke grijsgegevens worden geconverteerd naar CMYK-gegevens met behulp van het
"Grijsschaalprofiel" van het apparaat. De gegevens zullen misschien worden gereproduceerd met behulp van alleen de
zwarte toner (K) toner, afhankelijk van het <Puur zwarte tekst > proces of <Uitvoerprofiel>.
㻡㻣㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
gegevens in de afdruktaak, dus controleer dat het geselecteerde profiel het juiste is voor de taak.
Normaal
Foto
TR Normaal
TR Foto
Als u <Geen> selecteert bij <RGB-bronprofiel> of <CMYK-simulatieprofiel>, en het apparaat ontvangt een
apparaatafhankelijke kleurenruimtedefinitie waarvan de kleuren worden verwerkt door de hostcomputer, wordt deze
instelling niet toegepast.
Afstemmethode
Met deze instelling kunt u een methode opgeven voor het afdrukken wanneer het <RGB-bronprofiel> wordt toegepast. Het apparaat
is voorzien van een systeem voor kleurbeheer dat de volgende stijlen voor kleurweergave biedt.
Perceptueel
Verzadiging
Colorimetrisch
Als u <Geen> selecteert bij <RGB-bronprofiel> of <CMYK-simulatieprofiel>, en het apparaat een apparaatafhankelijke
kleurenruimtedefinitie ontvangt waarvan de kleuren worden verwerkt door de hostcomputer, wordt geen
afstemmingsmethode toegepast.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Uitvoerprofiel> Selecteer het uitvoerprofiel
<Normaal>
Met deze instelling worden de kleuren zodanig afgedrukt dat ze sterk lijken op de kleuren die op uw monitor worden
weergegeven.
<Foto>
Met deze instelling worden kleuren afgedrukt die lijken op de kleuren van afdrukken van foto's.
<TR Normaal>
Met deze instelling worden kleuren afgedrukt die lijken op de kleuren op uw monitor; bovendien wordt het doorlopen
van toner voor tekst en dunne lijnen verminderd.
<TR Foto>
Met deze instelling worden kleuren afgedrukt die lijken op de kleuren van afdrukken van foto's; bovendien wordt het
doorlopen van toner voor tekst en dunne lijnen verminderd.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Afstemmethode> Selecteer de afstemmingsmethode
㻡㻣㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Verwerking RGB puur zwart
Met deze instelling kunt u opgeven hoe zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B moeten worden
verwerkt wanneer apparaatafhankelijke RGB-gegevens worden omgezet in CMYK-gegevens met het <RGB-bronprofiel> van het
apparaat.
Uit
Aan
Als er gradaties of onregelmatige lijnen zichtbaar zijn in de afdrukken van zwarte of grijze gegevens, selecteert u <Uit> bij
'Verwerking RGB puur zwart' en selecteert u <Foto> bij <Uitvoerprofiel>.
Bij gebruik van bepaalde instellingen kan het gebeuren dat zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot
G tot B worden afgedrukt met uitsluitend de zwarte (K) toner, zelfs als <Uit> is geselecteerd. Hier volgen enkele
voorbeelden.
Wanneer <Aan> is geselecteerd bij <Puur zwarte tekst>
Wanneer <Geen> is geselecteerd bij <RGB-bronprofiel>
Wanneer <TR Normaal> of <TR Foto> is geselecteerd bij <Uitvoerprofiel>
Wanneer in het printerstuurprogramma [100% GCR-profiel gebruiken] is geselecteerd
Als <Geen> is geselecteerd bij <RGB-bronprofiel>, wordt de instelling van 'Verwerking RGB puur zwart' niet toegepast.
<Perceptueel>
Deze instelling geeft de beste resultaten voor foto's of bitmapafbeeldingen.
<Verzadiging>
Deze instelling is het meest geschikt voor het afdrukken van illustraties en grafieken in zakelijke presentaties.
<Colorimetrisch>
Met deze instelling wordt de RGB-kleurwaarde van het afdrukbereik van het apparaat dicht benaderd.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Verwerking RGB puur zwart> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Uit>
Zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B worden afgedrukt met CMYK-toners op basis
van de instelling die voor <Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
<Aan>
Zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B worden afgedrukt met uitsluitend de zwarte
(K) toner, ongeacht de instelling die voor <Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
㻡㻣㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Verwerking CMYK puur zwart
Met deze instelling kunt opgeven hoe zwart-witgegevens (C=M=Y=0) moeten worden afgedrukt wanneer de apparaatafhankelijke
CMYK-gegevens worden verwerkt met het <CMYK-simulatieprofiel> van het apparaat.
Uit
Aan
Bij gebruik van bepaalde instellingen kan het gebeuren dat zwart-witgegevens (C=M=Y=0) worden afgedrukt met
uitsluitend de zwarte (K) toner, zelfs als <Uit> is geselecteerd. Hier volgen enkele voorbeelden:
Wanneer <Aan> is geselecteerd bij <Puur zwarte tekst>
Wanneer <Geen> is geselecteerd bij <CMYK-simulatieprofiel>
Wanneer <TR Normaal> of <TR Foto> is geselecteerd bij <Uitvoerprofiel>
Wanneer in het printerstuurprogramma [100% GCR-profiel gebruiken] is geselecteerd
Als <Geen> is geselecteerd bij <CMYK-simulatieprofiel>, wordt de instelling van 'Verwerking CMYK puur zwart' niet
toegepast.
Halftonen
Kies deze optie om de gegevensverwerkingsmethode op te geven die u wilt gebruiken om halftonen te reproduceren. U kunt
aangeven of u de functie <Foutdiffusie> wilt gebruiken. Daarnaast kunt u <Resolutie> of <Gradatie> afzonderlijk selecteren voor
tekst, afbeeldingen en foto's.
Foutdiffusie
Uit
Aan
Resolutie/gradatie
Tekst
Resolutie
Gradatie
Illustraties
Resolutie
Gradatie
Afbeelding
Resolutie
Gradatie
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Verwerking CMYK puur zwart> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Uit>
Zwart-witgegevens (C=M=Y=0) worden afgedrukt met CMYK-toners op basis van de instelling die voor
<Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
<Aan>
Zwart-witgegevens (C=M=Y=0) worden afgedrukt met uitsluitend de zwarte (K) toner, ongeacht de instelling die voor
<Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Halftonen> Geeft de instellingen voor halftinten op
㻡㻣㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Helderheid
Deze instelling past de helderheid van het algehele beeld aan. De instellingen kunnen worden uitgevoerd tussen 85% en 115% in
stappen van 5%.
Wanneer u 85% selecteert wordt het beeld helderder, en selecteert u 115% dan wordt het donkerder.
85 tot 100
tot 115 (%)
Deze functie is alleen beschikbaar als <Tonerbesparing> is ingesteld op <Uit>.
Samengestelde overdruk
U kunt apparaatafhankelijke CMYK-gegevens overdrukken als samengestelde uitvoer.
Alle kleuren die voor gegevens worden gebruikt, worden boven op elkaar op één plaat afgedrukt, zodat u het eindresultaat kunt
bekijken zonder de kleuren te scheiden.
Uit
Aan
Deze instelling is alleen beschikbaar voor gegevens waarvoor het overdruk-kenmerk is ingesteld.
<Foutdiffusie>
Kies deze optie om kleine tekst en dunne lijnen scherp af te drukken. Als deze optie is ingesteld op <Aan>, worden de
instellingen die u voor <Tekst>, <Illustraties> en <Afbeelding> hebt opgegeven bij <Resolutie> en <Gradatie> niet
toegepast.
<Resolutie>/<Gradatie>
<Resolutie>
Kies deze optie om tekst en dunne lijnen met scherpe randen af te drukken.
<Gradatie>
Selecteer deze optie om gradaties zoals in afbeeldingen of foto's vloeiend af te drukken.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Helderheid> Geef de helderheid op <Toepassen>
㻡㻣㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Met deze instelling wordt overdruk niet toegepast op steunkleuren.
Als een andere instelling dan <Geen> wordt geselecteerd bij <CMYK-simulatieprofiel>, wordt overdruk niet toegepast. (Zie
CMYK-simulatieprofiel)
Geavanceerd gladmaken
Selecteer deze optie als u wilt opgeven hoe rafelige randen van tekst en afbeeldingen moeten worden gecorrigeerd. U kunt deze
instelling afzonderlijk opgeven voor tekst en afbeeldingen.
Geavanceerd gladmaken
Uit
Gladmaken 1
Gladmaken 2
Toepassen op illustraties
Uit
Aan
Toepassen op tekst
Uit
Aan
Met deze instelling kunt u effening toepassen op grafische gegevens en tekstgegevens. Effening wordt niet toegepast op
gegevens van plaatjes.
<Toepassen op illustraties> en <Toepassen op tekst> kunnen alleen worden geselecteerd wanneer <Gladmaken 1> of
<Gladmaken 2> is geselecteerd bij Geavanceerd effenen.
Instellingen voor <Toepassen op illustraties> en <Toepassen op tekst> op het display zijn alleen van kracht als
'Geavanceerd effenen' in het printerstuurprogramma op [Standaardwaarde printer] is ingesteld.
De resultaten van Geavanceerd effenen kunnen variëren al naar gelang de tekens en grafische patronen.
Grijswaardeconversie
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Samengestelde overdruk> Selecteer <Uit> of <Aan>
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Geavanceerd gladmaken> Selecteer de effeningsstand
<Gladmaken 2> maakt gelijkmatig op een hoger niveau dan <Gladmaken 1>. Als <Gladmaken 1> is geselecteerd en
het resultaat is nog steeds niet een gelijkmatige afdruk, selecteer dan <Gladmaken 2>.
Door in of uit te schakelen voor <Toepassen op illustraties> en <Toepassen op tekst>, kunt u selecteren of u
gelijkmatig maken wilt toepassen op grafische afbeeldingen of tekstgegevens.
㻡㻣㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
U kunt kiezen op welke manier kleurwaarden in een grijswaarde worden omgezet wanneer u kleurgegevens afdrukt.
sRGB
NTSC
Uniforme RGB
Deze instelling is ongeldig voor zwart-witgegevens.
<Menu> <Printerinstellingen> <PS> <Grijswaardeconversie> Geef de grijswaardenconversie op
<sRGB>
Hiermee kunt u de grijswaarde berekenen met de kleurconversiemethode die op sRGB is gebaseerd.
<NTSC>
Hiermee kunt u de grijswaarde berekenen met de kleurconversiemethode die op NTSC is gebaseerd.
<Uniforme RGB>
Hiermee wordt het gemiddelde van de rood-, groen- en blauwwaarden als de grijswaarde geteld.
㻡㻣㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AW
Aanpassing/onderhoud
Alle instellingen voor de afstelling en het onderhoud van het apparaat worden kort toegelicht.
Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met een sterretje ( ) zijn alleen beschikbaar als de optionele papierlade (lade 2) is geplaatst.
Autom. gradatie-aanpassing
Instellingen autom. correctie
Correctie onjuiste afdrukkleur
Weergavetijd voor melding over cartridgevoorbereiding
Zwarte tekst verwerken
Speciale verwerking
Fixeereenheid reinigen
ITB reinigen
Invoer reinigen
Kies deze optie om de gradatie, dichtheid en kleur in kopieën of afdrukken aan te passen.
De gradatie corrigeren
Volledige aanpassing
Snelle aanpassing
Kopieafbeelding aanpassen
Selecteer of u de gradatie automatisch wilt aanpassen of de kleurverschuiving automatisch wilt corrigeren nadat het apparaat wordt
ingeschakeld.
Periodieke autom. beeldaanpassing
Selecteer deze optie als u snel en automatisch de gradatie wilt aanpassen. Als u <Aan> selecteert, wordt na het inschakelen van het
apparaat een snelle automatische aanpassing uitgevoerd. Als u <Uit> selecteert, wordt snel en automatisch een correctie toegepast
als de eerste afdrukbewerking is voltooid. U kunt deze aanpassing ook handmatig uitvoeren (
Snelle aanpassing).
Uit
Aan
Correctie onjuiste afdrukkleur wanneer hoofdschakelaar AAN
*
*
Autom. gradatie-aanpassing
Instellingen autom. correctie
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Instellingen autom. correctie> <Periodieke autom.
beeldaanpassing>
Selecteer <Uit> of <Aan>
㻡㻣㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Kies deze optie om de functie Correctie onjuiste afdrukkleur direct na het inschakelen van het apparaat automatisch uit te voeren. U
kunt deze aanpassing ook handmatig uitvoeren (
Onjuiste afdrukkleuren corrigeren).
Uit
Aan
Gebruik deze functie als de afbeelding is vervaagd door kleurverschuiving.
Onjuiste afdrukkleuren corrigeren
Stel de display-timer in voor het bericht dat u meldt dat er nog maar weinig toner in de tonercartridges zit.
Automatisch
Aangepast
1 t/m 20
t/m 99 (%)
Kies deze optie om de drempelwaarde aan te passen die bepaalt of zwarte tekst in kleurendocumenten alleen met zwarte toner wordt
afgedrukt of met een mengsel van zwarte toner en kleurentoners. U kunt afzonderlijke waarden opgeven voor de invoer en de glasplaat.
Waarden aanpassen voor reproduceerbaarheid van tekstkleur in kleurendocumenten
Invoer
Zeven niveaus
Glasplaat
Zeven niveaus
Als de afdrukresultaten op speciale papiersoorten niet naar wens zijn, kunt u de volgende instellingen proberen om de kwaliteit van de
afdrukken te verbeteren.
Verwerken van speciaal papier
Als u afdrukt op de achterzijde van bedrukt papier, ruw papier of enveloppen, kunt u de afdrukresultaten mogelijk verbeteren door de
volgende instellingen aan te passen.
Handmatige instellingen achterkant (alleen voor 2-zijdig)
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Instellingen autom. correctie> <Correctie onjuiste afdrukkleur
wanneer hoofdschakelaar AAN>
Selecteer <Uit> of <Aan>
Correctie onjuiste afdrukkleur
Weergavetijd voor melding over cartridgevoorbereiding
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Weergavetijd voor melding over cartridgevoorbereiding>
<Aangepast> Voer tonerniveau in <Toepassen>
Zwarte tekst verwerken
Speciale verwerking
㻡㻣㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Als afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier te licht zijn, selecteert u <Aan>. U kunt deze optie per papierbron instellen.
Multifunctionele lade
Uit
Aan
Lade 1
Uit
Aan
Lade 2
Uit
Aan
Ruwe papierinstellingen
Als u op ruw papier afdrukt, en vooral als kleurenafbeeldingen te licht zijn, selecteert u <Aan>. U kunt deze optie per papierbron
instellen.
Multifunctionele lade
Uit
Aan
Lade 1
Uit
Aan
Lade 2
Uit
Aan
Vastplakken enveloppen voorkomen
Als de flappen van enveloppen tijdens het afdrukken vast gaan zitten aan de envelop zelf, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
*
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Verwerken van speciaal papier>
<Handmatige instellingen achterkant (alleen voor 2-zijdig)> Selecteer de papierbron <Aan>
*
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Verwerken van speciaal papier> <Ruwe
papierinstellingen>
Selecteer de papierbron <Aan>
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Verwerken van speciaal papier>
<Vastplakken enveloppen voorkomen> <Aan>
㻡㻤㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Schak. voor enveloppen
Pas deze instelling aan als enveloppen te licht worden bedrukt of niet goed worden ingevoerd.
Envelop 1
Envelop 2
Speciale modus P
Als het bedrukte papier omkrult, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten.
Fixeereenheid
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Verwerken van speciaal papier> <Schak.
voor enveloppen>
Selecteer <Envelop 1> of <Envelop 2>
<Envelop 1>
Kies deze optie om enveloppen met normale fixeerkracht te bedrukken.
<Envelop 2>
Kies deze optie om enveloppen te bedrukken met een fixeerkracht die hoger is dan bij <Envelop 1>.
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus P> <Aan>
Fixeereenheid reinigen
㻡㻤㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Reinig de transfer-band in het apparaat om te voorkomen dat de afdrukkwaliteit afneemt. Transfer-band
Reinig de invoerrollen als documenten vies zijn nadat ze door de invoer zijn gevoerd.
Documentinvoer
ITB reinigen
Invoer reinigen
㻡㻤㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AX
Instellingen Systeembeheer
Alle instellingen voor systeembeheerinstellingen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden
aangegeven met een dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Instellingen die zijn gemarkeerd met " " kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw.
Netwerkinstellingen
NFC inschakelen
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
Afdelings-ID-beheer Aan/Uit
Beveiligingsinstellingen
Selecteer land/regio
Instellingen externe UI
Automatisch online voor scan op afstand
Beperk TX-functie
Weergave opdrachtlog
Gebruik als USB-apparaat
Opslaan in USB-geheugen
Geheugenmedia afdruk Aan/Uit
Product Extended Survey Program inschakelen
Info over verbruiksartikelen weergeven (RUI/Toner Status)
Canon Mobile Scanning inschakelen
Instellingen Google Cloudprinter
Melden om papierinstellingen te controleren
Instellingen importeren/exporteren
Instellingen beveiligde afdruk
Selecteer OS van via USB verbonden pc
PDL-selectie (Plug and Play)
Update firmware
Registreer licentie
Sleutel en certificaat initialiseren
Adresboek initialiseren
Menu initialiseren
Zie
Netwerkinstellingen.
Selecteer of u wilt toestaan dat afdrukken wordt uitgevoerd wanneer met een mobiel toestel dat geschikt is voor NFC het NFC-merkteken
op het bedieningspaneel wordt aangeraakt.
Uit
Aan
*
*1
*2
*3
*4
Netwerkinstellingen
NFC inschakelen
*1*2
㻡㻤㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Geef de id of pincode uitsluitend in voor beheerders die toegangsmachtigingen hebben voor <Netwerkinstellingen> en <Instellingen
Systeembeheer>. Id is <Systeembeheerder-ID> en pincode is <Pincode systeembeheerder>. U kunt ook de naam van een beheerder
registreren.
De systeembeheerders-id instellen
Systeembeheerder-ID en pincode
Typ maximaal zeven cijfers voor de id en pincode voor de systeembeheerder.
Systeembeheerder-ID
Pincode systeembeheerder
Naam systeembeheerder
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de beheerder.
Typ maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam en de installatielocatie om de machine te identificeren.
Apparaatnaam
Locatie
Kies deze optie om in te stellen of u Afdelings-ID beheer wilt gebruiken, een functie waarmee u id's kunt gebruiken als
gebruikersaccounts om toegangsbevoegdheden op te geven en informatie te registreren over het gebruik van de machine.
Afdeling-ID
beheer configureren
Uit
Aan
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <NFC inschakelen> Selecteer <Uit> of <Aan> Start het
apparaat opnieuw op
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Instellingen Apparaatinformatie> Selecteer <Apparaatnaam> of
<Locatie>
Voer <Apparaatnaam> in of <Locatie> ( Tekst invoeren) <Toepassen>
Afdelings-ID-beheer Aan/Uit
㻡㻤㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor gecodeerde communicatie via SSL of IPSec, evenals instellingen voor het
filteren van gegevenspakketten op IP-adres of MAC-adres.
Gebruik SSL
Kies deze optie om aan te geven of u SSL-gecodeerde communicatie wilt gebruiken. Met SSL gecodeerde communicatie
inschakelen voor de UI op afstand
Uit
Aan
Gebruik IPSec
Kies deze optie om aan te geven of u gecodeerde communicatie wilt gebruiken door een VPN (Virtual Private Network) tot stand te
brengen via IPSec.
IPSec-instellingen configureren
Uit
Aan
IPv4-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn verzonden naar of ontvangen van
apparaten met opgegeven IPv4-adressen.
IP-adressen opgeven voor firewallregels
Uitfilter
Uit
Aan
Infilter
Uit
Aan
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Afdelings-ID-beheer Aan/Uit> Selecteer <Uit> of <Aan>
Beveiligingsinstellingen
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <Gebruik SSL> Selecteer <Uit> of
<Aan>
Start het apparaat opnieuw op
*1
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <Gebruik IPSec> Selecteer <Uit> of
<Aan>
Start het apparaat opnieuw op
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <IPv4-adresfilter> Selecteer
<Uitfilter> of <Infilter>
Selecteer <Uit> of <Aan> Start het apparaat opnieuw op
㻡㻤㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
IPv6-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn verzonden naar of ontvangen van
apparaten met opgegeven IPv6-adressen.
IP-adressen opgeven voor firewallregels
Uitfilter
Uit
Aan
Infilter
Uit
Aan
MAC-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn verzonden naar of ontvangen van
apparaten met opgegeven MAC-adressen.
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
Uitfilter
Uit
Aan
Infilter
Uit
Aan
Geef het land of de regio op waarin de machine wordt gebruikt. De standaardinstelling kan verschillen, aangezien deze wordt bepaald op
het moment dat de machine de eerste keer wordt ingeschakeld.
Oostenrijk (AT)
Wit-Rusland (BY)
België (BE)
Tsjechië (CZ)
Denemarken (DK)
Egypte (EG)
Finland (FI)
Frankrijk (FR)
Duitsland (DE)
Griekenland (GR)
Hongarije (HU)
Ierland (IE)
Italië (IT)
Jordanië (JO)
Luxemburg (LU)
Nederland (NL)
Noorwegen (NO)
Polen (PL)
Portugal (PT)
Rusland (RU)
Saudi-Arabië (SA)
Slovenië (SI)
Zuid-Afrika (ZA)
Spanje (ES)
Zweden (SE)
Zwitserland (CH)
Oekraïne (UA)
Groot-Brittannië (GB)
Overige
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <IPv6-adresfilter> Selecteer
<Uitfilter> of <Infilter>
Selecteer <Uit> of <Aan> Start het apparaat opnieuw op
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <MAC-adresfilter> Selecteer
<Uitfilter> of <Infilter>
Selecteer <Uit> of <Aan> Start het apparaat opnieuw op
Selecteer land/regio
*1
㻡㻤㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Configureer instellingen voor het gebruiken van UI op afstand. Met UI op afstand kunt u de instellingen van het apparaat configureren
vanaf een webbrowser.
Externe UI gebruiken
Selecteer of u UI op afstand wilt gebruiken. Met UI op afstand kunt u de instellingen van het apparaat configureren vanaf een
webbrowser.
De UI op afstand uitschakelen
Uit
Aan
Beveiligingsinstellingen voor toegang via externe UI
Stel in of een pincode nodig is voor toegang tot de UI op afstand. Stel een pincode in van maximaal 7 cijfers. Alle gebruikers
gebruiken een gemeenschappelijke pincode.
Een pincode instellen voor UI op afstand
Uit
Aan
Toegangspincode externe UI
Wanneer u scant vanaf de computer kunt u hiermee opgeven of u automatisch online wilt gaan voor scannen op afstand (stand-by
scannen) zonder gebruik van het bedieningspaneel.
Uit
Aan
Configureer beperkingen voor diverse methoden voor het toewijzen van bestemmingen bij het verzenden van E-mail, I-Faxen, enz.
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Selecteer land/regio> Selecteer een land of regio
Instellingen externe UI
*1
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Instellingen externe UI> <Beveiligingsinstellingen voor toegang
via externe UI>
<Aan> Voer een pincode in (Bevestigen) <Toepassen>
Automatisch online voor scan op afstand
*1
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Automatisch online voor scan op afstand> Selecteer <Uit> of
<Aan>
Beperk TX-functie
㻡㻤㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Pincode adresboek
Kies deze optie om een pincode in te stellen die moet worden ingevoerd om nieuwe vermeldingen toe te voegen aan het adresboek of
om bestaande vermeldingen te wijzigen.
Een pincode instellen voor het adresboek
Beperk nieuwe bestemmingen
Selecteer of de faxnummers en e-mail-/I-Faxadressen die kunnen worden opgegeven, alleen bestemmingen mogen zijn die al zijn
geregistreerd het Adresboek.
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Uit
Aan
Beperk opnieuw verzenden vanuit log
Geef aan of het is toegestaan een bestemming te selecteren uit de logboeken met verzonden taken. Eerder gebruikte
bestemmingen blokkeren
Uit
Aan
Bevestiging TX-kiescode
Kies deze optie om in te stellen of de gegevens van een ingevoerde code voor verkort kiezen moeten worden weergegeven als deze
wordt geselecteerd als een bestemming.
Bestemmingen in het adresboek weergeven
Uit
Aan
Geef aan of u de logboeken met informatie over kopieer-, afdruk-, fax- en scantaken wilt weergeven op het display van de machine en in
het communicatiebeheerrapport.
Uit
Aan
Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen waarmee de machine kan worden verbonden met een computer. Beperkingen
instellen voor de USB-verbinding met een computer
Uit
Aan
Geef aan of gescande documenten mogen worden opgeslagen op een USB-geheugenapparaat. Beperkingen instellen voor het
scannen naar USB
MF729Cx
Weergave opdrachtlog
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Weergave opdrachtlog> Selecteer <Uit> of <Aan> Start het
apparaat opnieuw op
Gebruik als USB-apparaat
Opslaan in USB-geheugen
㻡㻤㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Uit
Aan
MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw / MF623Cn
Uit
Aan
Geef aan of gegevens mogen worden afgedrukt die zijn opgeslagen op een USB-geheugenapparaat dat is aangesloten op de machine.
Beperkingen instellen voor het afdrukken via USB
MF729Cx
Uit
Aan
MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw / MF623Cn
Uit
Aan
Hiermee kunt u Product Extended Survey Program in- of uitschakelen (een programma voor het verzamelen van gebruiksgegevens van
de machine).
Uit
Aan
Geef aan of u een knop aan de UI op afstand of aan Toner Status wilt toevoegen, waarmee de website voor het kopen van
tonercartridges kan worden weergegeven. U kunt ook opgeven of u Toner Status wilt gebruiken.
Knop Verbruiksartikelen kopen weergeven (RUI)
Uit
Aan
Instellingen Toner Status
Uit
Aan
Knop Verbr.art. kopen weergev.
Uit
Aan
Geheugenmedia afdruk Aan/Uit
Product Extended Survey Program inschakelen
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Product Extended Survey Program inschakelen> Selecteer
<Uit> of <Aan>
Start het apparaat opnieuw op
Info over verbruiksartikelen weergeven (RUI/Toner Status)
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Info over verbruiksartikelen weergeven (RUI/Toner Status)>
Geef de instellingen op
㻡㻤㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer ofof u wilt toestaan dat van een mobiel apparaat wordt gescand met de Canon-toepassing voor mobiel scannen.
Uit
Aan
Hiermee kunt u de functie Google Cloudprinter in- of uitschakelen. Afdrukken met Google Cloudprinter
Google Cloudprinter inschakelen
Uit
Aan
Registratiestatus Google Cloudprinter
Geef op of u een melding wilt weergeven die u vraagt de papierinstellingen te controleren wanneer u de papierlade in het apparaat
plaatst.
Uit
Aan
<Knop Verbruiksartikelen kopen weergeven (RUI)>
Selecteer <Uit> en voorkom dat door middel van een knop, die wordt weergegeven in de UI op afstand,
tonercartridges kunnen worden gekocht.
<Instellingen Toner Status>
Wilt u Tonerstatus niet gebruiken, selecteer dan <Uit>. Wilt u voorkomen dat door middel van een knop, die wordt
weergegeven in Tonerstatus, tonercartridges kunnen worden gekocht, selecteer dan <Aan> en vervolgens <Uit>.
Canon Mobile Scanning inschakelen
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Canon Mobile Scanning inschakelen> Selecteer <Uit> of
<Aan>
Start het apparaat opnieuw op
Instellingen Google Cloudprinter
*1
Melden om papierinstellingen te controleren
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Melden om papierinstellingen te controleren> Selecteer <Uit> of
<Aan>
Start het apparaat opnieuw op
㻡㻥㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
U kunt met behulp van een USB-geheugenapparaat Adresboekbestemmingen en andere typen gegevens van instellingen importeren en
exporteren.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken voor het exporteren/importeren van geregistreerde gegevens
Importeren
Exporteren
Schakel beveiligd afdrukken in of uit.
Documenten beveiligd afdrukken
Uit
Aan
Wistijd beveiligde afdruk
10 t/m 30
t/m 240 (min.)
Selecteer het besturingssysteem van de PC wanneer u het apparaat via USB aansluit.
Mac OS
Windows
Overige
Stem vooral de instellingen van het apparaat af op het besturingssysteem van de PC. Als de instellingen niet zijn
afgestemd, zal de PC het apparaat niet goed herkennen.
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat het apparaat wordt herkend als een printer die geschikt is voor die taal wanneer de
machine via Plug and Play wordt aangesloten op een computer. Zie de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma voor nadere
bijzonderheden.
Netwerk
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal
wanneer de machine wordt gedetecteerd via het netwerk.
FAX
UFRII LT
UFRII LT (V4)
PCL5
PCL6
PS
USB
Instellingen importeren/exporteren
*1
Instellingen beveiligde afdruk
*3
Selecteer OS van via USB verbonden pc
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Selecteer OS van via USB verbonden pc> Selecteer het
besturingssysteem
Start het apparaat opnieuw op
PDL-selectie (Plug and Play)
*1
*4
*3
*3
*3
㻡㻥㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal
wanneer de machine via USB wordt aangesloten op een computer.
FAX
UFRII LT
UFRII LT (V4)
PCL5
PCL6
PS
<FAX> wordt weergegeven als <Selecteer OS van via USB verbonden pc> is ingesteld op <Mac OS>.
Bepaal aan de hand van de omgeving waarin de machine wordt gebruikt hoe u de update van de firmware wilt installeren.
<Via pc>
Selecteer deze optie om de firmware-update op de website van Canon zelf handmatig te installeren. Raadpleeg de handleiding op
de website voor installatie-instructies. Als het apparaat een draadloze LAN gebruikt, werkt u deze bij met <Via pc> onderaan of
gebruikt u een USB-kabel om verbinding te maken.
<Via internet>
Selecteer deze optie om de firmware-update automatisch te installeren zonder een computer te gebruiken. Volg de aanwijzingen
op het scherm om de update uit te voeren. De machine moet verbinding hebben met internet voor deze procedure.
<Versiegegevens>
Selecteer deze optie om gegevens voor de huidige firmware controleren.
Via pc
Via internet
Versiegegevens
*4
*3
*3
*3
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <PDL-selectie (Plug and Play)> Selecteer <Netwerk> of <USB>
Selecteer een paginabeschrijvingstaal Start het apparaat opnieuw op
<FAX>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een faxapparaat.
<UFRII LT>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer.
<UFRII LT (V4)>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer die compatibel is met XPS (XML Paper
Specification).
<PCL5>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een PCL5-printer.
<PCL6>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een PCL6-printer.
<PS>
Detecteert het apparaat als PS-printer en sluit het aan.
Update firmware
*1
Registreer licentie
*1
㻡㻥㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Voer een licentiesleutel in voor het inschakelen van optiefuncties. Licentieregistratie (MF729Cx)
Selecteer deze optie om de standaardinstellingen te herstellen voor [Instellingen sleutel en certificaat] en [Instellingen CA-certificaat].
Sleutels en certificaten initialiseren
Selecteer deze optie om de standaardwaarden van het adresboek te herstellen.
Het adresboek initialiseren
Selecteer deze optie om voor de onderstaande instellingen de standaardwaarden te herstellen. U kunt alle instellingen in één keer
herstellen of alleen bepaalde instellingen.
Menu initialiseren
Voorkeuren
Tijdklokinstellingen
Algemene instellingen
Kopieerinstellingen
Faxinstellingen
Scaninstellingen
Afdrukinstellingen geheugenmedia
Printerinstellingen
Instellingen Systeembeheer
Alles initialiseren
Systeembeheer instellingen
Selecteer deze optie om de standaardwaarden voor systeembeheer te herstellen. U kunt alle systeembeheerinstellingen in één keer
herstellen.
Menu initialiseren
Netwerkinstellingen
NFC inschakelen
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
Afdelings-ID-beheer Aan/Uit
Beveiligingsinstellingen
Instellingen externe UI
Automatisch online voor scan op afstand
Beperk TX-functie
Registreer LDAP-server
Authenticatie-instellingen voor verzendfunctie
Weergave opdrachtlog
Gebruik als USB-apparaat
Opslaan in USB-geheugen
Geheugenmedia afdruk Aan/Uit
Product Extended Survey Program inschakelen
Informatie over kopen van verbruiksartikelen
Canon Mobile Scanning inschakelen
Instellingen Google Cloudprinter
Melden om papierinstellingen te controleren
Instellingen beveiligde afdruk
Selecteer OS van via USB verbonden pc
PDL-selectie (Plug and Play)
Alles initialiseren
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Registreer licentie> <OK> Voer een Registerlicentiecode in
<Registreren> <Sluiten> Start het apparaat opnieuw op
Sleutel en certificaat initialiseren
*1
Adresboek initialiseren
*1
Menu initialiseren
*1
*4
*2
*1
*3
㻡㻥㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0AY
Problemen oplossen
Als er een probleem optreedt, raadpleegt u dit hoofdstuk om oplossingen te zoeken voordat u contact opneemt met Canon.
Papierstoringen
Als een document of papier vastloopt, raadpleegt u Papierstoringen verhelpen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Er wordt een bericht of foutcode weergegeven
Als het scherm een bericht of foutcode (drie cijfers) weergeeft, raadpleegt u de volgende gedeeltes.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Er wordt een foutcode weergegeven
Veelvoorkomende problemen
Als u denkt dat het apparaat niet goed werkt, raadpleegt u de volgende gedeeltes voordat u contact opneemt met Canon.
Veelvoorkomende problemen
Problemen met installatie/instellingen
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het afdrukken
Problemen bij het faxen of met de telefoon (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Afdrukresultaat is niet goed
Raadpleeg Als u niet goed kunt afdrukken als het afdrukresultaat niet naar wens is.
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Als een probleem blijft optreden, leest u Wanneer een probleem niet kan worden opgelost voor contactgegevens.
㻡㻥㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C0
Papierstoringen verhelpen
Als het papier is vastgelopen, wordt <Papier vastgelopen.> weergegeven op het scherm. Tik op <Volgende> om eenvoudige oplossingen
weer te geven. Als u de procedures op het scherm niet goed begrijpt, raadpleegt u de volgende gedeeltes om storingen te verhelpen.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
<Open het deksel van de invoer.>
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
<Open de voorklep.>
Papierstoringen aan de voorzijde
<Verwijder papier uit MF-lade.>
Papierstoringen in de sleuf voor handmatige invoer (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
<Trek lade 1 eruit.>
<Trek lade 2 eruit.>
Papierstoringen in de papierlade
<Open de achterklep.>
Papierstoringen aan de achterzijde
MF628Cw / MF623Cn
<Open het deksel van de invoer.>
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF628Cw / MF623Cn)
<Til het bedieningspaneel op.>
Papierstoringen aan de voor- en achterzijde
<Trek de lade eruit.>
<Open de papierklep.>
Papierstoringen in de sleuf voor handmatige invoer (MF628Cw / MF623Cn)
<Trek de lade eruit.>
<Verwijder vastgelopen papier.>
Papierstoringen in de papierlade
Als u het vastgelopen papier gaat verwijderen, moet u het apparaat niet uitschakelen
Als u dat doet, gaan de afdrukgegevens namelijk verloren. Wees extra voorzichtig wanneer u faxdocumenten ontvangt.
Als het papier scheurt
Zorg dat u alle papierresten verwijdert om te voorkomen dat het apparaat opnieuw vastloopt.
Als zich herhaaldelijk papierstoringen voordoen
Waaier de papierstapel uit en tik de uiteinden op een vlak oppervlak om het papier uit te lijnen voordat u het in het apparaat
plaatst.
Controleer of het papier wel geschikt is voor het apparaat.
Papier
Controleer of er geen papierresten zijn achtergebleven in het apparaat.
Trek het vastgelopen document of papier niet hardhandig uit het apparaat
Hierdoor kunnen inwendige onderdelen beschadigd raken. Als u het papier niet kunt verwijderen, neemt u contact op met uw
Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Als er documenten in de documentinvoer zijn geplaatst, verwijdert u deze eerst. Volg daarna de onderstaande procedure.
Verwijder het vastgelopen document uit de klep van de documentinvoer.
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
1
㻡㻥㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
1
Open de klep van de documentinvoer.
2
Zet de hendel in de ontgrendelstand.
3
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
Verwijder het vastgelopen document uit de binnenste klep van de invoer.
1
Houd de groene knop vast en open de binnenste klep.
2
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
3
Sluit de binnenste klep.
Duw de hendel in de vergrendelstand en sluit de klep van de documentinvoer.
Open de klep aan de voorzijde.
Papierstoringen aan de voorzijde
2
3
1
㻡㻥㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Laat het bedieningspaneel zakken en sluit de klep aan de voorzijde.
Als er papier in de lade is geplaatst, verwijdert u dit eerst. Trek het vastgelopen papier niet hardhandig uit het apparaat. Als het
vastgelopen papier niet gemakkelijk kan worden verwijderd, gaat u verder met de volgende stap.
Verwijder het vastgelopen papier uit de sleuf.
1
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
2
Sluit de klep.
Verwijder het vastgelopen papier uit de sleuf.
1
Trek de papierlade uit.
Papierstoringen in de sleuf voor handmatige invoer (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
2
3
4
1
2
㻡㻥㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Houd de papierlade met twee handen vast en trek deze voorzichtig uit het apparaat. Als u dat niet doet, kan de lade
beschadigd raken wanneer u deze laat vallen omdat de lade te snel naar buiten schuift.
2
Pak de groene knoppen vast en duw het aangegeven onderdeel naar beneden.
3
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Raak het rubberen kussen niet aan
Hierdoor kan de afdrukkwaliteit afnemen.
Pak de groene knoppen vast en plaats het onderdeel terug.
Schuif het onderdeel uit de afbeelding terug totdat het vastklikt.
Plaats de papierlade.
Wanneer het onderstaande scherm wordt weergegeven, tik dan op <Ja>.
Trek de papierlade uit.
Houd de papierlade met twee handen vast en trek deze voorzichtig uit het apparaat. Als u dat niet doet, kan de lade
beschadigd raken wanneer u deze laat vallen omdat de lade te snel naar buiten schuift.
Papierstoringen in de papierlade
3
4
5
1
㻡㻥㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Als de optionele papierlade (lade 2) is bevestigd, trekt u het papier op dezelfde manier uit het apparaat.
Plaats de papierlade.
Wanneer het onderstaande scherm wordt weergegeven, tik dan op <Ja>.
Open de achterklep.
Trek de groene knop naar u toe en trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Pak de groene knoppen vast en sluit de duplexeenheid ( ) totdat u deze vast hoort klikken.
Papierstoringen aan de achterzijde
2
3
4
1
2
3
4
㻡㻥㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Sluit de achterklep.
Als er documenten in de documentinvoer zijn geplaatst, verwijdert u deze eerst. Volg daarna de onderstaande procedure.
Open de klep van de documentinvoer.
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
Sluit de klep van de documentinvoer.
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF628Cw / MF623Cn)
Papierstoringen aan de voor- en achterzijde
5
6
1
2
3
1
㻢㻜㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Laat het bedieningspaneel zakken.
Open de achterklep.
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Sluit de achterklep.
Trek de papierlade uit.
Houd de papierlade met twee handen vast en trek deze voorzichtig uit het apparaat. Als u dat niet doet, kan de lade
beschadigd raken wanneer u deze laat vallen omdat de lade te snel naar buiten schuift.
Open de klep.
Papierstoringen in de sleuf voor handmatige invoer (MF628Cw / MF623Cn)
2
3
4
5
6
1
2
㻢㻜㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Pak de groene knoppen vast en duw het aangegeven onderdeel naar beneden.
Trek het papier voorzichtig uit het apparaat.
Pak de groene knoppen vast en plaats het onderdeel uit de afbeelding terug. Sluit vervolgens de klep.
Schuif het onderdeel uit de afbeelding terug totdat het vastklikt.
Plaats de papierlade.
Wanneer het onderstaande scherm wordt weergegeven, tik dan op <Ja>.
KOPPELINGEN
Melden om papierinstellingen te controleren
3
4
5
6
7
㻢㻜㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C1
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als u geen fax kunt verzenden, het geheugen vol is of als er bedieningsproblemen zijn, verschijnt er een bericht op het scherm. In de
volgende lijst worden deze foutberichten toegelicht.
Kopiëren in zwart-wit is beperkt. Wilt u kopiëren in kleur?
Kopiëren in zwart-wit is uitgeschakeld in Afdelings-ID-beheer.
Selecteer <Ja> en meld u aan met een Afdeling ID waarvoor kopiëren in zwart-wit niet is uitgeschakeld. Een Afdeling
ID en pincode kunt u opvragen bij uw beheerder.
Afdeling-ID beheer configureren
Afdrukken in zwart-wit is beperkt. Wilt u afdrukken in kleur?
Afdrukken in zwart-wit is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Selecteer <Ja>als u in kleur wilt afdrukken.
Wilt u in zwart-wit afdrukken, selecteer dan <Nee> en meld u aan met een Afdelings-ID waarvoor afdrukken in zwart-
wit niet is verboden. Neem contact op met uw Beheerder voor de Afdelings-ID en pincode.
Afdeling-ID beheer configureren
Einde gebruiksduur van zwarte cartridge is bereikt.
De tonercartridge is bijna leeg.
We raden u aan de tonercartridge te vervangen.
Tonercartridges vervangen
Kan het certificaat van de authenticatieserver niet analyseren.
Het certificaat van de authenticatie-server kan ongeldig zijn, of het certificaat kan een formaat hebben dat niet
geschikt is voor de printer.
Controleer het certificaat van de authenticatie-server.
IEEE 802.1X-verificatie configureren
Kan het bestemmingstype van bestemmingen die in een groep zijn geregistreerd niet wijzigen.
Een geselecteerde bestemming kan niet worden gewijzigd omdat deze is geregistreerd voor groepskiezen.
Als u het type bestemming wilt wijzigen dat is ingesteld voor groepskiezen, moet u eerst de opgeslagen bestemming
voor groepskiezen verwijderen. Vervolgens wijzigt u het type bestemming en ten slotte registreert u de bestemming
opnieuw voor groepskiezen.
㻢㻜㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Kan toegangspunt niet vinden.
Tijdens het automatisch instellen met WPS, is binnen de ingestelde periode geen draadloze router gevonden.
Maak opnieuw verbinding en houd hierbij rekening met de tijdslimiet.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Er is handmatig een SSID of netwerksleutel van een draadloze router ingevoerd, maar de invoer is onjuist.
Controleer de SSID en de netwerksleutel en voer de juiste waarden nogmaals in.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De draadloze router is niet gevonden als gevolg van onjuiste instellingen van het netwerk.
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als het probleem blijft optreden, controleert u de beveiligingsinstellingen van de draadloze router.
Kan geen RX-gegevens afdrukken.
Een ontvangen document kan vanwege de volgende oorzaken niet worden afgedrukt:
Er staat een klep open.
Er is geen papier geplaatst.
Het papier of het document is vastgelopen.
De tonercartidges zijn opgebruikt.
Er is een fout opgetreden.
Controleer of de bovenstaande problemen optreden. Als er berichten inclusief oorzaken en oplossingen op het scherm
verschijnen, controleert u de inhoud.
Kan de fax niet ontvangen. Zorg dat de fax correct is verzonden door de afz.
Het apparaat van de ontvanger heeft niet binnen 35 seconden gereageerd.
Vraag de afzender de fax opnieuw te verzenden. Als u een pieptoon hoort, selecteert u <Start ontvangst> en ontvang
de fax.
Faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Kan niet verzenden omdat meer dan één bestemming is opgegeven.
Er zijn beperkingen ingesteld voor het verzenden van faxen naar meerdere bestemmingen.
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven, moet u <Beperk groepsverzending> instellen op <Uit> of <Bevestig
groepsverzending>. Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder.
Groepsverzending uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Kan geen groep opgeven.
㻢㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Er is een groep opgegeven als bestemming na het tikken op <Haak>.
Als u op <Haak> hebt getikt, kunt u geen groepsbestemming meer opgeven. Tik op <Einde> op het scherm <Geef de
bestemming op.> en geef bestemmingen op om faxdocumenten te verzenden zonder op <Haak> te tikken.
Kan Google Cloudpr. niet gebr. Serverauthenticatie mislukt.
Cloud Print kon server-authenticatie niet uitvoeren, of kon geen informatie ophalen voor registratie.
Controleer of de datum en tijd juist zijn ingesteld.
Instellingen datum en tijd
Kan Google Cloudpr. niet gebr. Servercommunicatiefout.
Afdrukken via de cloud is niet mogelijk omdat er een fout is opgetreden.
Controleer of het apparaat een correcte verbinding heeft met een draadloze LAN of bekabelde LAN.
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Het is mogelijk dat een poort die wordt gebruikt voor afdrukken via de cloud wordt geblokkeerd door een firewall of
een andere beveiligingsmethode. Controleer op uw computer of de 5222-poort beschikbaar is.
Als er een proxyserver wordt gebruikt op het netwerk, controleert u of de proxyinstellingen op het apparaat en de
server correct zijn. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor details.
Een proxy instellen
Kan deze instellingen niet gebruiken. Verzenden naar de opgegeven bestemming is beperkt.
Het apparaat is zo ingesteld dat de gebruiker die is aangemeld, niet kan verzenden naar adressen die zijn
geregistreerd in de geselecteerde <Favoriete instellingen>.
Wijzig de beperkingen voor verzenden voor de gebruiker die is aangemeld.
Afdeling-ID beheer configureren
Cart.comm.fout. Gebruik niet-Canon-cartr. niet gedekt door gar. Inkt in cartr. niet correct weergeg.
Er is misschien een tonercartridge niet goed is geïnstalleerd of deze werkt niet goed.
Plaats de tonercartridge opnieuw. Als door het opnieuw plaatsen van de tonercartridge de fout niet verdwijnt, werkt de
tonercartridge misschien niet goed. Neem contact op met de winkel waar u de tonercartridge hebt aangeschaft of vraag
advies aan een Canon Customer Help Center.
Tonercartridges vervangen
De tonercartridge die u gebruikt is misschien niet een origineel Canon-product.
Gebruik alleen originele Canon-tonercartridges ter vervanging van tonercartridges.
Verbruiksartikelen
Wijzig het authenticatiewachtwoord.
㻢㻜㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het wachtwoord is niet meer geldig.
Stel een nieuw wachtwoord in.
Controleer de authenticatie-instellingen.
De authenticatiemethode die is ingesteld op het apparaat komt niet overeen met de authenticatiemethode die is
ingesteld op de RADIUS-server.
Controleer dat op dit apparaat en op de RADIUS-server dezelfde authenticatiemethode is ingesteld, en stel de juiste
authenticatiemethode in.
IEEE 802.1X-verificatie configureren
Reinigen mislukt.
Er is papier vastgelopen tijdens het reinigen.
Verwijder het vastgelopen papier, plaats het papier op de juiste manier en voer de reinigingsprocedure nogmaals uit.
Papierstoringen verhelpen
Documentinvoer
Fixeereenheid
Er is nog onvoldoende toner beschikbaar voor het reinigen van de fixeereenheid.
Er wordt namelijk een hoeveelheid toner verbruikt tijdens het reinigen. Vervang de tonercartridge en voer de
reinigingsprocedure nogmaals uit.
Tonercartridges vervangen
Kopiëren in kleur is beperkt. Wilt u kopiëren in zwart-wit?
Kopiëren in kleur is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Selecteer <Ja> als u wilt kopiëren in zwart-wit.
Wilt u kopiëren in de kleur, selecteer dan <Nee> en meld u aan met een Afdelings-ID waarvoor kopiëren in kleur niet
verboden is. Neem contact op met uw beheerder voor de Afdelings-ID en pincode.
Afdeling-ID beheer
configureren
Afdrukken in kleur is beperkt. Wilt u afdrukken in zwart-wit?
Afdrukken in kleur is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Selecteer <Ja>als u in zwart-wit wilt afdrukken.
Wilt u in the kleur afdrukken, selecteer dan <Nee> en meld u aan met een Afdelings-ID waarvoor afdrukken in kleur
niet verboden is. Neem contact op met uw beheerder voor de Afdelings-ID en pincode.
Afdeling-ID beheer
configureren
Verbinding mislukt. Controleer de PSK-instellingen.
㻢㻜㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De netwerksleutel (PSK) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is niet goed
ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (PSK) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als het probleem ook blijft optreden nadat u de netwerksleutel hebt gecontroleerd, controleert u of het apparaat goed
is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Kopiëren is beperkt.
Kopiëren is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Meld u aan met een Afdelings-ID waarvoor kopiëren niet is verboden. Neem voor de Afdelings-ID en pincode contact op
met uw Beheerder.
Afdeling-ID beheer configureren
Correctie mislukt.
De papierlade bevat geen papier dat geschikt is om een correctie uit te voeren.
Leg normaal papier of gerecycled papier van A4- of Letter-formaat in de papierlade.
Volledige aanpassing
Afb. kopiëren aanpassen
Een correctieafbeelding die nodig is voor het uitvoeren van een correctie is niet op de glasplaat gelegd.
Leg de correctieafbeelding met de afdrukzijde naar beneden en met de zwarte streep aan de achterzijde van de
machine op de glasplaat.
Volledige aanpassing
Afb. kopiëren aanpassen
Er is papier vastgelopen tijdens de correctieprocedure.
Verwijder het vastgelopen papier en voer de correctie nogmaals uit.
Papierstoringen verhelpen
Er is nog onvoldoende toner beschikbaar voor het uitvoeren van de correctie.
Tijdens een correctieprocedure wordt een hoeveelheid toner gebruikt. Vervang de tonercartridge en voer de
correctieprocedure nogmaals uit.
Tonercartridges vervangen
De transfer-band in de machine is vies.
Voer de automatische reinigingsprocedure voor de transfer-band uit.
Transfer-band
Kan geen verbinding maken in toegangspuntmodus.
Verbinding in de Toegangspuntstand is niet tot stand gekomen als gevolg van een fout.
Wacht enkele ogenblikken en probeer het opnieuw. Als u dan nog geen verbinding kunt maken, probeer dan of het
helpt het apparaat kort uit te schakelen.
De instellingen configureren voor Directe Verbinding (Stand Toegangspunt)(MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw / MF628Cw)
㻢㻜㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Kan geen verbinding maken met het draadloze LAN. Zet de hoofdschakelaar UIT en weer AAN en
configureer de instellingen opnieuw.
De verbinding is mislukt vanwege een fout tijdens het instellen van de draadloze LAN-verbinding.
Start de machine opnieuw op en geef de instellingen nogmaals op.
Als het probleem ook blijft optreden nadat u het apparaat opnieuw hebt opgestart, controleert u of het apparaat goed
is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de draadloze LAN-verbinding hebt gecontroleerd, controleert u de
beveiligingsinstellingen van de draadloze router.
Kan niet verbinden via WPS. Wacht even en configureer de instellingen opnieuw.
Tijdens het automatisch instellen met WPS, is de verbinding door een fout mislukt.
Wacht even en probeer het daarna opnieuw. Als het probleem blijft optreden, controleert u of de draadloze router wel
ondersteuning biedt voor WPS.
Als WPS wordt ondersteund:
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als WPS niet wordt ondersteund:
Stel het apparaat in met behulp van een andere verbindingsmethode.
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Kan niet verbinden. Het maximumaantal apparaten dat verbinding kan maken met het toegangspunt is
bereikt.
Het apparaat heeft geprobeerd verbinding te maken met een draadloze LAN-router waarop het maximale aantal
toestellen al was aangesloten.
Verminder het aantal toestellen (clients) dat op de draadloze LAN-router is aangesloten. Zie voor informatie over het
maximale aantal toestellen dat kan worden aangesloten, de instructiehandleiding van de draadloze LAN-router of neem
contact op met de fabrikant.
Kan open systeem-authenticatie niet uitvoeren. Controleer de WEP-instellingen.
De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Open systeem>, maar die van een draadloze router op
"Gedeelde sleutel".
Maak opnieuw verbinding door de WEP-verificatiemethode handmatig te wijzigen in <Gedeelde sleutel>.
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Het MAC-adres van de machine is geweigerd omdat het MAC-adresfilter is ingesteld op een draadloze router.
Stel de draadloze router zo in dat het MAC-adres van het apparaat en uw computer worden toegestaan. Zie voor meer
informatie over hoe u dat kunt instellen, de instructiehandleidingen van uw netwerktoestellen of neem contact op met
de fabrikant. U kunt zien wat het MAC-adres van het apparaat is door te tikken op <Menu>
<Netwerkinstellingen>
<Instellingen draadloos LAN> <Verbindingsinformatie>.
Het MAC-adres weergeven voor Bedraad LAN
Kan authenticatie met gedeelde sleutel niet uitvoeren. Controleer de WEP-instellingen.
㻢㻜㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is
niet goed ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te
wijzigen in <Open systeem>.
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op
"Open systeem".
Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg
voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
Einde gebr.duur tonercart.
De tonercartridge is bijna leeg.
Selecteer een van de instellingen op het beeldscherm.
Als u instructies wilt zien voor het vervangen van de cartridge, selecteert u <Herstelstappen weergeven> op het
scherm.
Als u <Doorgaan met afdrukken (kwaliteit niet gegarandeerd)> selecteert, kunt u doorgaan met afdrukken,
maar kan er een storing optreden.
Als de gele, magenta of cyaan tonercartridge leeg is en u <Alleen doorgaan met Zwart-wit-afdrukken>
selecteert, kunt u alleen verder afdrukken in zwart en wit.
Faxen is beperkt.
Faxen is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Meld u aan met een Afdelings-ID waarvoor faxen niet is uitgeschakeld. Neem voor een Afdelings-ID en pincode contact
op met uw Beheerder.
Afdeling-ID beheer configureren
Einde gebruiksduur van magenta cartridge is bereikt.
De tonercartridge is bijna leeg.
We raden u aan de tonercartridge te vervangen.
Tonercartridges vervangen
Geheugen vol. Bekijk foutinfo met statusmonitortoets.
㻢㻜㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het geheugen is vol geraakt met afdrukgegevens die door fouten niet kunnen worden afgedrukt.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Annuleer het afdrukken van documenten wanneer er iets fout gaat.
Afdrukken annuleren
MF628Cw / MF623Cn
Annuleer het afdrukken van de documenten met fouten of druk de documenten af door <Fout overslaan> te selecteren.
Afdrukken annuleren
Geheugenmedia afdruk is beperkt.
De functie om bestanden af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat is uitgeschakeld.
Stel <Geheugenmedia afdruk Aan/Uit> in op <Aan>.
Beperkingen instellen voor het afdrukken via USB
Geen papier
Er is geen papier geplaatst in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer.
Hier plaatst u het papier.
Papier plaatsen
Er is geen papier geladen waarop rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt.
Rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter. Laad papier van het formaat A4
of Letter en stel dit formaat in. Stel het type papier in op <Normaal 1>, <Normaal 2>, <Normaal 3>, <Gerecycled>,
<Kleur> of <Dun>, afhankelijk van het papier dat is geladen.
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Er is geen papier geladen waarop ontvangen documenten kunnen worden afgedrukt.
Ontvangen documenten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter. Laad papier van het formaat
A4 of Letter en stel dit formaat in. Stel het type papier in op <Normaal 1>, <Normaal 2>, <Normaal 3>,
<Gerecycled>, <Kleur> of <Dun>, afhankelijk van het papier dat is geladen.
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Als u ontvangen documenten afdrukt op ander papier dan het formaat A4 of LTR, kunnen sommige delen van de
afbeelding mogelijk ontbreken of wordt de afbeelding opgesplitst en op verschillende vellen afgedrukt.
Geen antwoord van de bestemming.
Er kan een netwerkkabel zijn losgeraakt, of er kan iets mis zijn in een schakelaar.
Controleer de status van de netwerkkabels en schakelaars.
Geen respons van de host.
De machine is niet op de juiste manier verbonden met een netwerk.
㻢㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Controleer de instellingen van de machine en het netwerk, en maak opnieuw verbinding.
Verbinding maken met een netwerk
Papier vastgelopen.
Er is papier vastgelopen.
Verwijder het vastgelopen papier of document, en druk opnieuw af (mogelijk wordt het afdrukken automatisch verder
uitgevoerd).
Papierstoringen verhelpen
Pap.form. past niet bij inst.
Het papierformaat dat op het bedieningspaneel is geselecteerd, komt niet overeen met het geladen
papierformaat.
Zorg ervoor dat het formaat papier dat is opgegeven bij <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het
geladen papier.
Het geladen papier gebruiken
Zorg ervoor dat <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het geladen papier.
Het type en formaat papier opgeven
Als u afdrukt vanaf een computer, controleer dan of het papierformaat dat is opgegeven in het printerstuurprogramma
overeenkomt met het geladen papierformaat.
Papier laden zonder de instellingen te wijzigen
Laad het papier met het formaat dat is opgegeven bij <Papierinstellingen>.
Papier plaatsen
Controleer dat de papiergeleiders in de papierlade in de juiste positie zijn gezet.
Papier plaatsen
Bereid de zwarte cartridge voor.
Er is nog maar een geringe hoeveelheid toner in de tonercartridges.
Zorg dat er een vervangende tonercartridge beschikbaar is.
Verbruiksartikelen
Als dit bericht verschijnt tijdens kopiëren of afdrukken, kunt u doorgaan met de bewerking.
Als het apparaat een fax ontvangt of als automatische rapportuitvoer is ingesteld, worden ontvangen faxen en
rapporten op het apparaat opgeslagen zodat deze niet onscherp lijken wanneer ze zijn afgedrukt. U kunt
voorkomen dat afdrukken onscherp zijn of niet in sprankelende kleuren verschijnen, door <Afdr.verv. als
crtr.bijna leeg> in te stellen op <Uit>.
Doorgaan met afdrukken als cartridge bijna leeg is
Bereid de cyaan tonercartridge voor.
Er is nog maar een geringe hoeveelheid toner in de tonercartridges.
Zorg dat er een vervangende tonercartridge beschikbaar is.
㻢㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Verbruiksartikelen
Bereid de magenta cartridge voor.
Er is nog maar een geringe hoeveelheid toner in de tonercartridges.
Zorg dat er een vervangende tonercartridge beschikbaar is.
Verbruiksartikelen
Bereid de gele cartridge voor.
Er is nog maar een geringe hoeveelheid toner in de tonercartridges.
Zorg dat er een vervangende tonercartridge beschikbaar is.
Verbruiksartikelen
Afdrukken is beperkt.
Afdrukken is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Meld u aan met een Afdelings-ID waarvoor afdrukken niet is uitgeschakeld. Neem voor een Afdelings-ID en pincode
contact op met uw Beheerder.
Afdeling-ID beheer configureren
Scannen op afstand is beperkt.
De functie om te scannen vanaf een computer is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Meld u in de systeembeheerdersmodus aan bij de UI op afstand, geef het bewerkingsscherm voor de desbetreffende
afdelings-id weer en schakel het selectievakje [Scanopdrachten met onbekende ID's toestaan] in.
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend
Verwijder tabs/stukjes tape van de tonercartridge.
De afdichtingstape van de tonercartridges is niet verwijderd.
Verwijder de afdichtingstape.
Tonercartridges vervangen
Scannen is beperkt.
Scannen is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
㻢㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Meld u aan met een Afdelings-ID waarvoor scannen niet is uitgeschakeld. U kunt een Afdelings-ID en pincode opvragen
bij uw Beheerder.
Afdeling-ID beheer configureren
Stel de juiste authenticatiegegevens in.
De informatie over client-authenticatie (sleutelpaar en certificaat, gebruikersnaam en wachtwoord, of CA-
certificaat) is niet goed ingesteld.
Controleer de opgegeven authenticatiemethode en authenticatie-informatie (sleutelpaar en certificaat, gebruikersnaam
en wachtwoord en CA-certificaat).
IEEE 802.1X-verificatie configureren
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Stel de benodigde gegevens voor authenticatie in.
De IEEE 802.1X-authenticatie is niet goed geconfigureerd.
Configureer de IEEE 802.1X op de juiste manier vanaf de UI op afstand.
IEEE 802.1X-verificatie configureren
Het opgeven en registreren van nieuwe bestemmingen is beperkt.
Alleen bestemmingen die zijn opgeslagen in het adresboek kunnen worden geselecteerd voor het versturen van
een fax of een e-mail.
Als u een nieuwe bestemming wilt invoeren met het bedieningspaneel, of wilt toevoegen of bewerken in het adresboek,
moet u <Beperk nieuwe bestemmingen> instellen op <Uit>. Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder.
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Het certificaat van de authenticatieserver is verlopen.
Het server-certificaat dat is verstuurd vanaf de RADIUS-server is niet meer geldig.
Controleer gedurende welke periode het server-certificaat op de RADIUS-server geldig is.
IEEE 802.1X-verificatie configureren
Het certificaat van de authenticatieserver is niet juist.
Er is geen CA-certificaat geregistreerd in de printer dat geschikt is voor het certificaat van de authenticatie-
server.
Controleer dat er een CA-certificaat is geregistreerd printer dat geschikt is voor het certificaat van de authentication-
server.
IEEE 802.1X-verificatie configureren
㻢㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De computer is beperkt.
De functie om te scannen vanaf het bedieningspaneel is uitgeschakeld in Afdelings-id beheer.
Meld u in de systeembeheerdersmodus aan bij de UI op afstand, geef het bewerkingsscherm voor de desbetreffende
afdelings-id weer en schakel het selectievakje [Scanopdrachten met onbekende ID's toestaan] in.
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend
Einde gebruiksduur van cyaan cartridge is bereikt.
De tonercartridge is bijna leeg.
We raden u aan de tonercartridge te vervangen.
Tonercartridges vervangen
De afbeelding kan niet worden herkend.
Er kan geen voorbeeld worden weergegeven van een of meer afbeeldingen die u hebt geselecteerd voor
afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Afbeeldingen met het pictogram "?" kunt u niet als voorbeelden bekijken. Er kan wel een voorbeeld worden
weergegeven van JPEG- of TIFF-afbeeldingen, maar de kans bestaat dat sommige afbeeldingen niet kunnen worden
weergegeven.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Geheugen is vol.
Het verzenden of ontvangen van een fax is mislukt, of een document kan niet worden gescand vanwege
onvoldoende geheugen.
Als er een verzend- of afdruktaak in de wachtrij staat, wacht u tot de taak is voltooid.
Als een ontvangen document in het geheugen is opgeslagen, moet u het document afdrukken of verwijderen.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
Als u een document met veel pagina's wilt verzenden, verstuur het document dan in kleinere delen.
Als u een fax wilt verzenden, verlaag dan de resolutie voor het scannen van het document.
Resolutie aanpassen
Als u wilt scannen, wijzig dan de bestandsindeling om de bestandsgrootte te beperken.
Een bestandsindeling selecteren
Een gescand document kan niet worden opgeslagen omdat er niet voldoende geheugenruimte is op het
geheugenapparaat.
Wis overbodige gegevens en maak ruimte vrij op het geheugenapparaat of sluit een ander geheugenmedium aan.
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Geheugen is vol. Voer instellingen van origineel type opnieuw in.
Het scannen van een document is mislukt omdat het geheugen vol is geraakt tijdens het kopiëren.
Stel <Type origineel> in op <Type origineel: Tekst/Foto/Kaart (Snel)> voordat u gaat kopiëren.
㻢㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Documenttype selecteren
Geheugen vol. Beveiligde afdrukopdrachten verwerken.
Het geheugen is vol geraakt door beveiligde documenten die nog niet zijn afgedrukt.
Verwijder de beveiligde documenten die in het geheugen zijn opgeslagen.
Documenten beveiligd afdrukken
Geheugen is vol. Scannen wordt geannuleerd. Wilt u afdrukken?
Het scannen van een document is mislukt vanwege onvoldoende geheugenruimte.
Selecteer of u de pagina's die zijn gescand wilt afdrukken of de afdruktaak wilt annuleren.
Kopieer het document in twee of meer delen.
Niet alle pagina's kunnen worden gescand tijdens het sorteren en kopiëren.
Selecteer of u de pagina's die zijn gescand wilt afdrukken of de afdruktaak wilt annuleren.
Is dit een kopieertaak, kopieer het document dan in twee of meer delen of wijzig de instelling <Type origineel> in
<Tekst/Foto/Kaart> en kopieer vervolgens het document.
Documenttype selecteren
Het aantal ingevoerde tekens is onjuist of ongeldige tekens zijn gebruikt.
De netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van een draadloze router is niet goed ingevoerd.
Controleer de netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw
in op de machine. Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op
met de fabrikant.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Het USB-geheugen is beperkt.
De functie om gescande documenten op te slaan op een USB-geheugenapparaat is uitgeschakeld.
Stel <Opslaan in USB-geheugen> in op <Aan>.
Beperkingen instellen voor het scannen naar USB
De WEP-sleutel is niet correct ingesteld. Controleer de WEP-instellingen.
De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is
niet goed ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
㻢㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op
"Open systeem".
Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te
wijzigen in <Open systeem>.
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg
voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
Gebruik van niet-Canon-cart. niet gedekt door garantie. Hoeveelh. inkt in cartr. kan niet correct worden
weerg.
De tonercartridge die u gebruikt is misschien niet een origineel Canon-product.
Gebruik alleen originele Canon-tonercartridges ter vervanging van tonercartridges.
Verbruiksartikelen
Gebruik externe UI om de benodigde gegevens voor authenticatie in te stellen.
De IEEE 802.1X-instellingen zijn onjuist.
Controleer of [Loginnaam] juist is ingesteld.
Controleer of het selectievakje [Gebruik TLS], [Gebruik TTLS] of [Gebruik PEAP] is ingeschakeld.
Als TLS wordt gebruikt, moet er een sleutelpaar zijn geregistreerd.
Als u TTLS of PEAP gebruikt, moeten een gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingesteld.
IEEE 802.1X-verificatie configureren
Einde gebruiksduur van gele cartridge is bereikt.
De tonercartridge is bijna leeg.
We raden u aan de tonercartridge te vervangen.
Tonercartridges vervangen
㻢㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C2
Er wordt een foutcode weergegeven
Als het afdrukken mislukt, u een fax of gescand document niet kunt verzenden of ontvangen of als er een andere fout optreedt, wordt
die fout als een foutcode van drie cijfers weergegeven in een rapport of een bericht op het scherm <Statusmonitor>. Raadpleeg de
volgende informatie om voor een foutcode mogelijke oorzaken en oplossingen weer te geven. Als u een foutrapport wilt afdrukken, leest
u
Rapporten en lijsten afdrukken.
001
Er is een document vastgelopen in de documentinvoer.
Verwijder het vastgelopen document.
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF628Cw / MF623Cn)
003
Een fax kan niet worden verzonden of ontvangen omdat deze te groot is.
Als u een fax verstuurt: verlaag de resolutie en scan het document opnieuw.
Resolutie aanpassen
Als u een fax ontvangt: vraag de afzender het document op te delen of een lagere resolutie te gebruiken.
005
Het verzenden van een fax is mislukt omdat de machine van de ontvanger niet binnen 35 seconden heeft
gereageerd.
Als het apparaat van de ontvanger is uitgeschakeld of als de lijn bezet is, kan een fax mogelijk niet worden verzonden.
Vraag de ontvanger de status van het apparaat te controleren. Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan
pauzes toe aan het faxnummer.
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
012
Het verzenden van een fax is mislukt omdat het papier op is in de machine van de ontvanger.
Vraag de ontvanger het papier bij te vullen.
㻢㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
018
Het verzenden van een fax is mislukt omdat de machine van de ontvanger niet heeft gereageerd vanwege een
bezette lijn of andere oorzaken.
Als het apparaat van de ontvanger is uitgeschakeld of als de lijn bezet is, kan een fax mogelijk niet worden verzonden.
Vraag de ontvanger de status van het apparaat te controleren. Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan
pauzes toe aan het faxnummer.
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
022
Het versturen van een fax vanaf een computer is niet toegestaan.
Als u wilt faxen vanaf een computer, moet u <Toestaan faxstuurprogramma TX> instellen op <Aan>. Neem voor meer
informatie contact op met uw beheerder.
Faxen via de pc uitschakelen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Het doorsturen van een fax is mislukt omdat de opgegeven bestemming is verwijderd uit het adresboek.
Sla de doorstuurbestemming opnieuw op. Als de documenten waarvan het doorsturen is mislukt, in het geheugen
blijven, kunt u deze opnieuw doorsturen.
Registreren in het adresboek
Documenten afdrukken, opnieuw verzenden of verwijderen waarvan het doorsturen is mislukt
037
Het geheugen is vol.
Als er een verzend- of afdruktaak in de wachtrij staat, wacht u tot de taak is voltooid.
Als een ontvangen document in het geheugen is opgeslagen, moet u het document afdrukken of verwijderen.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
Als u een document met veel pagina's wilt verzenden, verstuur het document dan in kleinere delen.
Als u een fax wilt verzenden, verlaag dan de resolutie voor het scannen van het document.
Resolutie aanpassen
099
Het afdrukken, verzenden of ontvangen is geannuleerd.
Wanneer u een bewerking annuleert, wordt deze foutcode weergegeven. Er is echter geen sprake van een foutsituatie.
Voer de bewerking desgewenst opnieuw uit.
401
Een gescand document kan door onvoldoende geheugen niet worden opgeslagen op een USB-
geheugenapparaat.
Verwijder overbodige gegevens om ruimte vrij te maken op het USB-geheugenapparaat of sluit een ander USB-
apparaat aan.
㻢㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
406
Een gescand document kan door een fout niet worden opgeslagen op een USB-geheugenapparaat.
Koppel het USB-geheugenapparaat los en sluit het weer aan.
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen
Scan een kleiner aantal documenten.
408
Schrijven is niet gelukt omdat het geheugenmedium werd losgekoppeld terwijl er gegevens op werden
geschreven.
Controleer dat het geheugenmedium niet is losgekoppeld en schrijf de gegevens opnieuw weg.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Afbeeldingen konden niet goed worden overgedragen als gevolg van een fout die zich voordeed tijdens de
overdracht van afbeeldingen naar het geheugenmedium.
Controleer de status van het geheugenmedium en probeer het opnieuw.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
Het aangesloten geheugenmedium gebruikt een formaat dat niet geschikt is.
Controleer dat het geheugenmedium een formaat gebruikt dat geschikt is voor dit apparaat (FAT16 of FAT32).
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
701
Verificatie is mislukt omdat er een ongeldige afdelings-id of pincode is ingevoerd terwijl de functie Afdelings-
ID-beheer is ingeschakeld.
Voer de juiste afdelings-id en pincode in.
Er is geprobeerd de machine te gebruiken zonder een afdelings-id in te voeren terwijl dit wel verplicht is
gesteld in Afdelings-ID-beheer (er gelden beperkingen voor taken met onbekende id's).
Meld u in de systeembeheerdersmodus aan bij de UI op afstand en verwijder de beperkingen voor taken met
onbekende id's.
Taken blokkeren indien afdelings-id onbekend
703
Het wegschrijven van gegevens is mislukt omdat de geheugenruimte die is gereserveerd voor afbeeldingen vol
was op het moment dat er een e-mailbericht/I-Fax werd verzonden of gegevens werden opgeslagen in een
gedeelde map.
Als er een ander verzenddocument in de wachtrij staat, wacht u even tot die taak is voltooid en verstuurt u het
document nogmaals.
Deel het document op voordat u gaat verzenden.
Verwijder de documenten die in het geheugen zijn opgeslagen.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
㻢㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
751
De server is niet opgestart of er is een netwerkverbinding verbroken.
(Wanneer het niet lukt verbinding te maken met de bestemming, wordt dat soms veroorzaakt door een
verbreking van de verbinding onderweg.)
Controleer de bestemming.
Controleer de netwerkstatus.
Netwerkinstellingen weergeven
Het IP adres is niet goed ingesteld.
Controleer <TCP/IP-instellingen>.
IP-adressen instellen
Gegevenstransmissie is niet gelukt omdat Windows een gedeelde map (SMB) benadert.
Wanneer de overdracht van binnenkomende faxgegevens naar een gedeelde map (SMB) mislukt als gevolg van een
fout, laad dan de afgedrukte binnenkomende gegevens en verzend deze naar de overdrachtbestemming.
752
Het verzenden van een e-mailbericht/I-Fax is mislukt omdat er een onjuiste naam is ingesteld voor de SMTP-
server.
Corrigeer de naam van de SMTP-server en probeer het opnieuw.
Basisinstellingen voor e-mail configureren
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
Het verzenden van een e-mailbericht/I-Fax is mislukt omdat er een onjuiste domeinnaam is ingesteld.
Corrigeer de domeinnaam en probeer het opnieuw.
DNS configureren
Het verzenden van een e-mailbericht/I-Fax is mislukt omdat het apparaat niet op de juiste manier met een
netwerk is verbonden.
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en goed is aangesloten op het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
753
Gescande gegevens kunnen niet als e-mail of I-Fax worden verzonden of worden opgeslagen in een gedeelde
map, omdat de LAN-kabel is losgekoppeld.
Controleer of de LAN-kabel goed is aangesloten.
Verbinding maken met een bekabeld LAN
755
Het verzenden als e-mail of I-Fax of opslaan in een gedeelde map van gescande gegevens is mislukt omdat
TCP/IP niet goed werkt.
Controleer of de waarden voor <TCP/IP-instellingen> juist zijn ingesteld.
Netwerkinstellingen
㻢㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Er is geen IP-adres ingesteld.
Stel het IP-adres op de juiste manier in.
IP-adressen instellen
De machine kan direct na het opstarten niet communiceren met apparatuur in een netwerk omdat er een
wachttijd is ingesteld voor het starten van de communicatie.
Het apparaat kan niet beginnen te communiceren onmiddellijk nadat het is ingeschakeld. Wacht tot de ingestelde tijd
voor <Wachttijd voor verbinding bij opstart> is verstreken na het inschakelen van het apparaat en verstuur de
gegevens opnieuw.
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
766
Het certificaat dat is gebruikt voor het verzenden van een getekend PDF-document, is niet meer geldig.
Vernieuw het certificaat of gebruik een certificaat dat nog wel geldig is.
Controleer dat de <Instellingen datum en tijd> juist is.
Tijdklokinstellingen
801
Tijdens de communicatie met een SMTP-server voor het verzenden van een e-mailbericht/I-Fax, is er een time-
outfout opgetreden op de server.
Controleer of SMTP juist wordt uitgevoerd in het netwerk.
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en goed is aangesloten op het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Tijdens de communicatie met de SMTP-server heeft de server een fout geretourneerd.
Controleer of de SMTP-server goed is ingesteld.
Een bestemming is niet goed ingesteld.
Controleer of de bestemming goed is ingesteld.
Tijdens het opslaan van een gescand document in de gedeelde map/op de FTP-server is er een fout opgetreden
in de map.
Controleer of de gedeelde map goed werkt, evenals de computer waarop de gedeelde map is opgeslagen.
Er is een onjuiste mapnaam of een onjuist wachtwoord opgegeven bij het verzenden naar een bestandsserver.
Controleer de instellingen van de bestemming.
802
De naam van de SMTP-server is niet goed ingesteld.
Stel de naam van de SMTP-server goed in.
Basisinstellingen voor e-mail configureren
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
804
㻢㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Er zijn geen toegangsbevoegdheden verleend voor de gedeelde map.
Controleer of de gebruikersnaam en het wachtwoord die zijn geregistreerd voor de bestemming overeenkomen met de
gebruikersaccount (gebruikersnaam en wachtwoord) die is geregistreerd voor de gedeelde map. Zie voor meer
informatie over gedeelde mappen, Gids Instelling Verzenden (op de dvd-rom). Zie
Een gedeelde map instellen als
een opslaglocatie of
Adresboek wijzigen via de UI op afstand voor meer informatie over hoe u bestemmingen
kunt registreren.
Er is een onjuiste map naam opgegeven bij het verzenden naar een gedeelde map.
Controleer de instellingen van de bestemming.
806
Tijdens het opslaan van gegevens in een gedeelde map is de gebruikersnaam of het wachtwoord onjuist
ingevoerd.
Registreer het gebruikersaccount (dezelfde gebruikersnaam en wachtwoord) dat op een computer is geregistreerd naar
de bestemming van het adresboek.
Een gedeelde map instellen als een opslaglocatie
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Tijdens het verzenden van een e-mailbericht/I-Fax is een onjuiste bestemming opgegeven.
Voer het correcte e-mailadres in en verzend het bericht opnieuw. Als de bestemming uit het adresboek is gebruikt,
controleert u of het e-mailadres juist is.
Registreren in het adresboek
808
Er is een fout/timeout opgetreden op de FTP-server.
Controleer de instellingen van de FTP-server.
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
810
Tijdens de communicatie met de POP-server voor verzending van een e-mail/I-Fax, heeft de server een fout
geretourneerd.
Controleer of de POP-server goed is ingesteld.
Controleer of de mailserver en het netwerk goed functioneren. Neem voor meer informatie contact op met de
netwerkbeheerder.
812
Het wachtwoord dat wordt gebruikt voor POP-verificatie is niet goed ingesteld.
Voer het wachtwoord dat wordt gebruikt voor POP-verificatie goed in. Als u onzeker bent over het POP-wachtwoord,
raadpleegt u de documenten met instellingen die u hebt ontvangen van uw internetprovider of neemt u contact op met
de netwerkbeheerder.
㻢㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
813
De aanmeldingsnaam die wordt gebruikt voor POP-verificatie is niet goed ingesteld.
Voer de aanmeldingsnaam die wordt gebruikt voor POP-verificatie goed in.
818
De ontvangen gegevens zijn in een bestandsformaat dat het apparaat niet kan afdrukken.
Neem contact op met de wederpartij en vraag of ze de gegevens in een ander bestandsformaat willen zenden.
819
De ontvangen gegevens zijn niet geschikt (onjuiste MIME-informatie).
Neem contact op met de wederpartij en vraag ze de instellingen te controleren en de gegevens opnieuw te verzenden.
820
De ontvangen gegevens zijn niet geschikt (onjuiste BASE64- of uuencode-informatie).
Neem contact op met de wederpartij en vraag ze de instellingen te controleren en de gegevens opnieuw te verzenden.
821
De ontvangen gegevens zijn niet geschikt (er is een TIFF-analysefout opgetreden).
Neem contact op met de wederpartij en vraag ze de instellingen te controleren en de gegevens opnieuw te verzenden.
822
Een afbeeldingsbestand op een USB-geheugenapparaat kan niet worden afgedrukt omdat de indeling van het
bestand niet wordt ondersteund.
Controleer welke bestandsformaten geschikt zijn en sla het bestand opnieuw op.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
827
㻢㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De ontvangen gegevens zijn niet geschikt (omvatten niet-geschikte MIME- informatie).
Neem contact op met de wederpartij en vraag ze de instellingen te controleren en de gegevens opnieuw te verzenden.
829
De ontvangen gegevens zijn 1.000 pagina's of meer lang.
Het apparaat wist de gegevens voorpagina 1.000 en verder en drukt de eerste 999 pagina's af of slaat ze op in het
geheugen. Vraag de afzender pagina 1.000 en verder opnieuw te verzenden.
839
Een gebruikersnaam en een wachtwoord die worden gebruikt voor SMTP-verificatie zijn niet goed ingesteld.
Stel de gebruikersnaam en het wachtwoord juist in.
Basisinstellingen voor e-mail configureren
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
841
Tijdens het verzenden van een e-mail is een coderingsalgoritme voor de mailserver niet gevonden.
Schakel het selectievakje [Gebruik SSL] uit voor zowel de SMTP-als de POP-server.
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
Voeg het algemene coderingsalgoritme toe aan de instellingen van de mailserver.
844
Via SSL gecodeerde communicatie met een POP-server is mislukt tijdens het verzenden van een e-mail met
POP voor SMTP.
Controleer de instellingen voor SSL-gecodeerde communicatie op de POP-server.
Schakel het selectievakje [Gebruik SSL] uit voor de POP-server. Schakel, als het probleem blijft optreden, het
selectievakje [Gebruik POP-authenticatie voor verzending] uit en kies voor de communicatie-instelling een andere
instelling dan POP voor SMTP.
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
Er is een verificatiefout opgetreden tijdens het controleren van een SSL-servercertificaat voor communicatie
met de POP-server.
Gebruik de UI op afstand om te controleren of het CA-certificaat waarmee het SSL-servercertificaat is ondertekend op
de POP-server is geregistreerd op de machine.
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Controleer of het SSL-servercertificaat op de POP-server geldig is.
Controleer of het SSL-servercertificaat geen zelfondertekend certificaat is.
846
㻢㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Het verzenden van een e-mail is mislukt vanwege een POP-verificatiefout.
Controleer de instelling en probeer het opnieuw.
Communicatie-instellingen voor E-mail/I-Fax configureren
852
De machine wordt onverwachts uitgeschakeld.
Controleer of de stekker goed in het stopcontact zit.
853
Een document kan niet worden afgedrukt omdat de hoeveelheid gegevens groter is dan de verwerkingslimiet
van de machine.
Het is mogelijk dat het apparaat geen documenten met een groot aantal pagina's kan afdrukken. Druk minder pagina's
tegelijk af of druk pas af als er geen taken meer in de wachtrij staan of als er geen documenten worden afgedrukt. Als
u nog steeds niet kunt afdrukken, controleert u de documentgegevens op fouten.
Het afdrukken is geannuleerd vanaf de computer.
Als u een bewerking annuleert wanneer de afdrukgegevens vanaf een computer naar het apparaat worden verzonden,
wordt deze foutcode weergegeven. Er is echter geen sprake van een foutsituatie. Geef desgewenst een nieuwe
afdrukopdracht.
Een nog niet afgedrukt beveiligd document is verwijderd.
Als een beveiligd document niet binnen de ingestelde tijd (standaard 30 minuten) is afgedrukt, wordt het document uit
het geheugen verwijderd. Verstuur het beveiligde document opnieuw en druk het binnen de ingestelde tijd af.
Documenten beveiligd afdrukken
Er is geprobeerd af te drukken met de functie Beveiligd afdrukken terwijl deze functie niet beschikbaar is.
Als <Instellingen beveiligde afdruk> is ingesteld op <Uit>, kunt u Beveiligd afdrukken niet gebruiken. Selecteer <Aan>
voor de instelling en druk opnieuw af.
Documenten beveiligd afdrukken
Druk het document af zonder Beveiligd afdrukken te gebruiken.
Een document afdrukken
U hebt geprobeerd een bestand af te drukken dat beschadigd is of niet geschikt.
Controleer het bestand en probeer het opnieuw.
Een document afdrukken
861
Het afdrukken van een document is mislukt omdat een printerstuurprogramma is gebruikt dat niet geschikt is
voor deze machine.
Druk het document af met het printerstuurprogramma voor deze machine.
Een document afdrukken
Het afdrukken van een document is mislukt vanwege een fout in de gegevens.
Controleer de documentgegevens op fouten.
863
㻢㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Er is een fout opgetreden tijdens het afdrukken vanaf een computer.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan. Probeer opnieuw af te drukken nadat de
machine opnieuw is opgestart.
995
Een document dat wacht op verzending is geannuleerd.
Verzend het document eventueel opnieuw.
㻢㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C3
Veelvoorkomende problemen
Als er problemen ontstaan tijdens het gebruiken van de machine, controleer dan de tips in dit gedeelte voordat u contact met ons
opneemt. Als u een probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Is het apparaat ingeschakeld? Is het netsnoer aangesloten?
Als het apparaat is ingeschakeld maar niet reageert, zet het dan uit, controleer of het netsnoer goed is aangesloten en zet het
apparaat weer aan. Zie voor informatie over het aansluiten van het netsnoer Aan de slag.
Meegeleverde documentatie
Zijn het telefoonsnoer, de LAN-kabel en de USB-kabel goed aangesloten?
Controleer of deze kabels goed zijn aangesloten. Controleer of u de aansluiting voor het telefoonsnoer niet per ongeluk voor een
andere kabel hebt gebruikt en omgekeerd.
De telefoonlijn aansluiten
Onderdelen en de bijbehorende functies
Is de slaapstand geactiveerd?
Als u het apparaat gedurende bepaalde tijd niet gebruikt, wordt de slaapstand geactiveerd om stroom te besparen. U kunt dan
geen bewerkingen uitvoeren.
Als u de slaapstand wilt uitschakelen, drukt u op
.
Wordt er een bericht weergegeven op het scherm?
Als er sprake is van een probleem, wordt er een bericht weergegeven.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als het probleem blijft optreden
Klik op de koppeling die overeenkomt met het probleem.
Problemen met installatie/instellingen
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het afdrukken
Problemen bij het faxen of met de telefoon (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Controleer de volgende punten
㻢㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C4
Problemen met installatie/instellingen
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Pictogrammen in de beschrijving
Probleem met de draadloze LAN-verbinding
Probleem met de bekabelde LAN-verbinding
Probleem met de USB-verbinding
Het apparaat kan niet tegelijkertijd via een draadloos LAN, een bekabeld LAN en een USB-kabel met een computer
worden verbonden.
Het is niet mogelijk om de drie verschillende verbindingstypen tegelijkertijd te gebruiken. De volgende combinaties zijn wel
mogelijk: USB-kabel en een bekabeld LAN of een USB-kabel en een draadloos LAN.
De UI op afstand wordt niet weergegeven.
Zijn <Gebruik HTTP> en <Externe UI gebruiken> ingesteld op <Aan>?
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
Als het apparaat is verbonden met een bekabeld LAN, controleert u of de kabel goed is aangesloten en of het IP-adres juist is
ingesteld. Start de UI op afstand vervolgens opnieuw.
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Netwerkinstellingen weergeven
Als het apparaat is verbonden met een draadloos LAN, controleert u of de instellingen goed zijn opgegeven en start u de UI op
afstand opnieuw.
De SSID en de netwerksleutel controleren
Netwerkinstellingen weergeven
Er kan geen verbinding met het netwerk tot stand worden gebracht.
Het IP-adres is mogelijk niet goed ingesteld. Stel het IP-adres nogmaals in.
IP-adressen instellen
Als u het apparaat op een computer aansluit via een draadloze LAN, controleert u of het apparaat correct is geïnstalleerd en
klaar is voor verbinding met het netwerk.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met de draadloze LAN
U weet niet zeker welk IP-adres is ingesteld.
Netwerkinstellingen weergeven
U kunt niet afwisselend de verbindingsmethode bekabeld LAN en draadloos LAN gebruiken.
Hebt u op het bedieningspaneel van het apparaat ook gekozen voor Bekabeld LAN of Draadloos LAN? Dat is noodzakelijk om het
apparaat te laten overschakelen naar uw selectie.
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
U kunt een fax niet verzenden of ontvangen via een glasvezelverbinding.
Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het
apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de
provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon.
U weet niet wat de SSID of netwerksleutel is van de draadloze router waarmee u verbinding wilt maken. De SSID wordt
niet op het scherm weergegeven.
Kijk of de SSID wordt vermeld op de draadloze router zelf of op de verpakking.
Controleer de SSID of de netwerksleutel van de draadloze LAN-router met behulp van “Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant”
(Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen).
De SSID en de netwerksleutel controleren
De SSID van de draadloze router die moet worden aangesloten, wordt niet weergegeven in de lijst met
toegangspunten.
Controleer of de SSID juist is.
De SSID en de netwerksleutel controleren
Als de SSID van de draadloze router verborgen is (met behulp van een stealth-modus ), stelt u de SSID zo in dat deze zichtbaar
is op de draadloze router.
*
㻢㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een modus die de automatische SSID-detectie van andere apparaten uitschakelt.
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met de draadloze LAN
Het apparaat belt in naar een onbedoelde bestemming (als er een inbelrouter is aangesloten op het netwerk).
Als een inbelrouter geen broadcast-pakketten hoeft door te geven, stelt u de router zo in dat deze pakketten niet worden
doorgegeven. Als de inbelrouter broadcast-pakketten moet doorgeven, controleert u of de instellingen juist zijn.
Als er een DNS-server is opgesteld in een extern netwerk, stelt u het IP-adres in voor de verbinding en niet de hostnaam, zelfs
niet als er verbinding wordt gemaakt met de apparaten die deel uitmaken van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten.
Als er een DNS-server is opgesteld in een netwerk waarvan het apparaat deel uitmaakt en de gegevens van de apparaten die
zijn verbonden met een extern netwerk zijn geregistreerd op de DNS-server, controleert u of de instellingen juist zijn.
De PC kan het apparaat niet goed herkennen.
Wanneer u het apparaat gebruikt met een USB-aansluiting, is het belangrijk dat u de instellingen van het apparaat afstemt op
het besturingssysteem van de PC.
Selecteer OS van via USB verbonden pc
Als het apparaat geen verbinding kan maken met de draadloze LAN
Controleer de status van uw computer.
Zijn de instellingen van de computer en de draadloze router voltooid?
Zijn de kabels van de draadloze router (inclusief het netsnoer en de LAN-kabel) goed aangesloten?
Is de draadloze router ingeschakeld?
Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de bovenstaande items hebt gecontroleerd:
Schakel de apparaten uit en schakel ze vervolgens opnieuw in.
Wacht enkele ogenblikken en probeer opnieuw verbinding te maken met het netwerk.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Als het apparaat is ingeschakeld, schakelt u het uit en vervolgens weer in.
Controleer de plek van de installatie van het apparaat en de draadloze router.
Bevindt het apparaat zich te ver van de draadloze router?
Zijn er obstakels zoals muren tussen het apparaat en de draadloze router?
Zijn er toestellen zoals magnetrons of digitale draadloze telefoons die radiogolven uitzenden in de buurt van
het apparaat?
Voer een van de volgende instellingen opnieuw uit.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Wanneer u de verbinding handmatig moet instellen
Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, voert u de vereiste informatie voor de verbinding van de
draadloze LAN handmatig in (
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven).
ELKE verbindingsweigering wordt geactiveerd.
*
*
㻢㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De WEP-sleutel die automatisch is gegenereerd (hexadecimaal) wordt geselecteerd.
Een functie waarbij de draadloze router de verbinding weigert als de SSID op het apparaat dat moet worden aangesloten, is ingesteld op "ELKE"
of leeg is.
Wanneer u de instellingen van de draadloze router moet wijzigen
Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, wijzigt u de instellingen van de router.
Het filteren van gegevenspakketten op MAC-adres is ingesteld.
Wanneer alleen IEEE 802.11n wordt gebruikt voor de draadloze communicatie, wordt WEP geselecteerd of de WPA/WPA2-
encryptiemethode wordt ingesteld op TKIP.
De stealth-modus wordt geactiveerd.
*
㻢㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C5
Problemen bij het kopiëren
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Het afdrukresultaat is niet naar tevredenheid. Het papier is gekreukeld of gekruld.
Als u niet goed kunt afdrukken
㻢㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C6
Problemen bij het afdrukken
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Het afdrukresultaat is niet naar tevredenheid. Het papier is gekreukeld of gekruld.
Als u niet goed kunt afdrukken
U kunt niet afdrukken.
Zie de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma en controleer dat het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd op uw
computer.
Het afdrukken gaat langzaam.
Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of te verwijderen.
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
Schakel Beveiligd afdrukken uit als u deze functie niet gebruikt.
De periode instellen waarna beveiligde documenten worden verwijderd
Als het geheugen bijna vol is, wordt de machine trager, net zoals bij een computer. Er is dus geen sprake van een foutsituatie.
U kunt niet afdrukken met Google Cloudprinter.
Google Cloudprinter gebruiken
*
*
㻢㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C7
Problemen bij het faxen of met de telefoon
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Het lukt niet een fax te verzenden.
Is de externe telefoonlijn bezet? Wacht tot de lijn vrij is.
Is er een fout opgetreden? Druk het communicatiebeheerrapport af en bekijk de inhoud.
Communicatiebeheerrapport
Is de telefoonlijn goed ingesteld?
De telefoonlijn aansluiten
Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan pauzes toe aan het faxnummer.
Faxen verzenden(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Een fax kan niet worden verzonden naar een eerder gekozen bestemming.
Hebt u het apparaat uitgeschakeld? In dat geval worden eerdere bestemmingen namelijk gewist.
Hebt u <Beperk nieuwe bestemmingen> ingesteld op <Aan>? In dat geval zijn de eerder gekozen bestemmingen nu niet meer
beschikbaar.
Hebt u <Beperk opnieuw verzenden vanuit log> ingesteld op <Aan>? Als dat zo is, kunt u geen eerder gekozen bestemmingen
opgeven.
U kunt een fax niet verzenden via een glasvezelverbinding.
Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het
apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de
provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon.
De resultaten van een verzonden fax zijn niet naar tevredenheid.
Reinig de glasplaat of de documentinvoer. Als dit niet helpt, ligt de oorzaak mogelijk bij het faxapparaat van de ontvanger.
Glasplaat
Documentinvoer
De resultaten van een ontvangen fax zij niet naar tevredenheid. Het papier is gekreukeld of gekruld.
Als u niet goed kunt afdrukken
Er kan niet automatisch worden geschakeld tussen de telefoon en de fax.
Controleer of de ontvangstmodus is ingesteld op <Fax/tel automatisch schakelen>, <Antwoordapparaat> of
<Netwerkomschakelaar>.
De ontvangstmodus selecteren
Misschien is er nog weinig ruimte in het geheugen beschikbaar. Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of
te verwijderen.
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
Een fax ontvangen lukt niet automatisch.
Controleer of de ontvangstmodus is ingesteld op <Fax/tel automatisch schakelen>, <Automatisch>, <Antwoordapparaat> of
<Netwerkomschakelaar>.
De ontvangstmodus selecteren
Misschien is er nog weinig ruimte in het geheugen beschikbaar. Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of
te verwijderen.
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
U kunt een fax niet ontvangen via een glasvezelverbinding.
Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het
apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de
provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon.
Problemen bij het verzenden
Problemen bij het ontvangen
㻢㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C8
Als u niet goed kunt afdrukken
Probeer de volgende oplossingen als het afdrukresultaat te wensen overlaat, of als het papier gekreukeld is of omkrult. Als u een
probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Vlekken aan de onderzijde van
afdrukken
Strepen op afdrukken Witte strepen
Vlekken en spetters Afdrukken zijn vaag Een gedeelte van de pagina is
niet afgedrukt
De printdichtheid is onregelmatig Afdrukken worden licht gekleurd Gekreukeld papier
Gekruld papier Afdrukken zijn scheef Papier wordt niet ingevoerd of
twee of meer vellen tegelijk
㻢㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0C9
Het afdrukresultaat is niet goed
Als het apparaat van binnen vies is, kan dit gevolgen hebben voor het afdrukresultaat. Reinig het apparaat zorgvuldig.
Het apparaat reinigen
Vlekken aan de onderzijde van afdrukken
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer welke papiersoorten geschikt zijn en vervang het papier door een bruikbaar soort.
Papier
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Drukt u gegevens af zonder marges?
Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of
minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare
gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn.
Tabblad [Afwerking]
[Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] [Uit]
Strepen op afdrukken
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Witte strepen
Zijn de tonercartridges opgebruikt?
Controleer hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit en vervang zo nodig de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
㻢㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Vlekken en spetters
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Zijn de tonercartridges opgebruikt?
Controleer hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit en vervang zo nodig de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Komt het papier formaat dat is opgegeven in het stuurprogramma wel overheen met het formaat van het
papier dat wordt gebruikt?
U kunt het apparaat een foutmelding laten weergeven wanneer gegevens worden afgedrukt op een ander papierformaat
door <Prioriteit stuurprogramma-instellingen bij afdrukken> in te stellen op <Uit>.
Prioriteit stuurprogramma-instellingen bij afdrukken
Afdrukken zijn vaag
Zijn de tonercartridges opgebruikt?
Controleer hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit en vervang zo nodig de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat
en type papier goed op.
Papier
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Zijn de afdrukken vaag wanneer u op enveloppen afdrukt?
Als u <Envelop 2> selecteert voor <Schak. voor enveloppen>, wordt het probleem mogelijk opgelost.
Speciale verwerking
Een gedeelte van de pagina is niet afgedrukt
㻢㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Drukt u gegevens af zonder marges?
Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of
minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare
gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn.
Tabblad [Afwerking]
[Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] [Uit]
De printdichtheid is onregelmatig
Zijn de tonercartridges opgebruikt?
Controleer hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit en vervang zo nodig de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Afdrukken worden licht gekleurd
Heeft het document een achtergrondkleur, zitten er vlekken op, of kopieert u een document, zoals een krant,
die is afgedrukt op dun papier, zodat tekst of afbeeldingen op de andere zijde, zichtbaar zijn door het papier?
Controleer het document en pas vervolgens de dichtheid aan de juiste instellingen aan.
Dichtheid aanpassen
Zijn de tonercartridges opgebruikt?
Controleer hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit en vervang zo nodig de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
㻢㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CA
Het papier krult om of is gekreukeld
Gekreukeld papier
Is het papier goed geplaatst?
Als de stapel papier hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen of schuin in de lade ligt, kunnen er
kreukels of vouwen ontstaan.
Papier plaatsen
Gebruikt u papier dat vochtig is geweest?
Gebruik nieuw papier dat helemaal droog is.
Papier plaatsen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Gekruld papier
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat
en type papier goed op.
Papier
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Als het probleem blijft optreden wanneer u geschikt papier gebruikt, stelt u <Speciale modus P> in op <Aan>.
Speciale verwerking
㻢㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CC
Papier wordt niet goed ingevoerd
Afdrukken zijn scheef
Zijn de papiergeleiders afgesteld op de randen van het papier?
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, zijn de afdrukken scheef.
Papier plaatsen
Wordt het papier ingevoerd via de sleuf voor handmatige invoer?
Plaats het papier in de papierlade.
Papier in de papierlade plaatsen
Drukt u af op gekrulde enveloppen?
Strijk de enveloppen glad en druk opnieuw af.
Enveloppen plaatsen
Als de glad gestreken enveloppen nog steeds niet goed worden ingevoerd, selecteert u <Envelop 2> bij <Schak. voor
enveloppen>.
Speciale verwerking
Papier wordt niet ingevoerd of twee of meer vellen tegelijk
Is het papier goed geplaatst?
Waaier de papierstapel goed uit, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
Controleer of het papier goed is geplaatst.
Papier plaatsen
Controleer of het aantal vellen papier dat is geladen, geschikt is en of het juiste papier wordt gebruikt.
Papier
Papier plaatsen
Controleer of er verschillende formaten en soorten papier door elkaar zijn geladen.
㻢㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CE
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Als u door het raadplegen van de informatie in dit hoofdstuk een probleem nog steeds niet kunt oplossen, neemt u contact op met de
dichtstbijzijnde Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of te repareren
Als u dat wel doet, bestaat de kans dat de garantie vervalt.
Als u contact opneemt met Canon
Zorg dat u over de volgende gegevens beschikt als u contact met ons gaat opnemen:
Productnaam (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw / MF623Cn)
De naam en gegevens van de dealer waar u het apparaat hebt gekocht
Details van het probleem (bijvoorbeeld welke bewerking u hebt uitgevoerd en wat het resultaat is)
Het serienummer (acht alfanumerieke tekens op de achterzijde van het apparaat)
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw MF628Cw / MF623Cn
Het serienummer controleren vanaf ( )
Druk op
( ) en tik op <Apparaatconfiguratie controleren>.
Het serienummer controleren vanaf het bedieningspaneel
Druk op Tik op <Apparaatstatus> <Serienummer>.
㻢㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CF
Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt het onderhoud van de machine beschreven, inclusief het reinigen van de machine en het initialiseren van
instellingen.
Standaardreiniging Het apparaat reinigen
Het apparaat wordt vuil, zie Behuizing.
Vlekken op originelen of afdrukken, zie
Glasplaat of Documentinvoer.
Strepen op afdrukken, zie
Fixeereenheid.
Afdrukkwaliteit verslechtert, zie
Transfer-band.
Tonercartridges vervangen
Als u wilt controleren hoeveel tonen er nog in de tonercartridge zit, zie Tonercartridges
vervangen.
Zo vervangt u tonercartridges, zie
Tonercartridges vervangen.
De machine verplaatsen
Het apparaat verplaatsen voor onderhoud of voor een interne verhuizing, zie De machine
verplaatsen.
Afdrukkwaliteit beheren Afdrukkwaliteit handhaven en verbeteren
Schakeringen van kleuren op afdrukken zijn anders dan op de originelen, zie
De gradatie corrigeren of Waarden aanpassen
voor reproduceerbaarheid van tekstkleur in kleurendocumenten.
Kleuren wijken af, zie
Onjuiste afdrukkleuren corrigeren of Waarden aanpassen voor reproduceerbaarheid van tekstkleur
in kleurendocumenten.
Rapporten en lijsten afdrukken
Rapporten afdrukken die resultaten van verzending geven, of een lijst van Adresboek-informatie afdrukken, zie
Rapporten en lijsten afdrukken.
Het totale aantal afgedrukte pagina's controleren
Als u het totale pagina-aantal van de afdrukken wilt controleren, zie Aantal afdrukken weergeven.
Geregistreerde gegevens exporteren/importeren
De gegevens van het Adresboek of van de menu-opties exporteren van het apparaat naar een USB-geheugenapparaat, of deze gegevens
importeren op het apparaat vanaf een USB-geheugenapparaat, zie
Een USB-geheugenapparaat gebruiken voor het
exporteren/importeren van geregistreerde gegevens.
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
Als u de instellingen wilt herstellen, zie Instellingen terugzetten op de standaardwaarden.
㻢㻠㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CH
Het apparaat reinigen
Maak de machine regelmatig schoon om te voorkomen dat de afdrukkwaliteit afneemt en om de machine veilig en prettig te kunnen
gebruiken. Lees eerst de veiligheidsinstructies door voordat u aan de slag gaat.
Onderhoud en inspecties
Onderdelen die u moet reinigen
Behuizing van het apparaat en de ventilatieopeningen
Behuizing
Roller in de invoer
Documentinvoer
Interne fixeereenheid en transfer-band
Fixeereenheid
Transfer-band
Glasplaat en de onderzijde van de invoer
Glasplaat
㻢㻠㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CJ
Behuizing
Wrijf de behuizing van het apparaat regelmatig schoon, vooral bij de ventilatieopeningen, om het apparaat in goede conditie te houden.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Reinig de buitenkant van het apparaat en de ventilatieopeningen.
Gebruik een zachte doek die heel iets is bevochtigd met water of een mild reinigingsmiddel dat is verdund met water.
Zie
Voorzijde en Achterzijde voor de locatie van de ventilatieopeningen.
Wacht tot de behuizing van het apparaat helemaal droog is.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
1
2
3
4
㻢㻠㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CK
Glasplaat
Verwijder regelmatig stof van de glasplaat en de onderzijde van de invoer om vlekken op documenten of afdrukken te voorkomen.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Open de documentinvoer.
Reinig de glasplaat en de onderzijde van de documentinvoer.
Gebruik een doek die iets met water is bevochtigd om de gebieden schoon te maken. Wrijf de gebieden vervolgens droog met
een zachte, droge doek.
Naast de glasplaat en de onderzijde van de documentinvoer moet u ook de witte strook (
) en het doorzichtige gebied ( )
reinigen.
Wanneer u het transparante kunststof vlak schoonveegt ( ), let er dan op dat u het kunststof vlak niet buigt.
Wacht tot de gebieden helemaal droog zijn.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
1
2
3
4
5
6
㻢㻠㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CL
Documentinvoer
Grafietpoeder of stof op de rollers in dit document invoer kan vlekken geven op de afdrukken. Maak the documentinvoer schoon, als dit
zich voordoet. Als er nog vlekken te zien zijn nadat u de invoer hebt schoongemaakt, start dan het automatisch reinigen van de
documentinvoer.
The documentinvoer reinigen
Automatische reiniging van de documentinvoer
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Wanneer u de printer uitschakelt, worden afdruk gegevens in de wachtrij gewist. Gegevens, zoals documenten die zijn ontvangen
en in het geheugen zijn opgeslagen, documenten die moeten worden verzonden en rapporten die automatisch worden afgedrukt
na het verzenden of ontvangen van faxen, worden niet gewist.
Open de klep van de documentinvoer.
Veeg de rollers van de invoer schoon.
Veeg de rollers schoon met een doek die vochtig is gemaakt met water en is uitgewrongen. Veeg vervolgens de rollers droog met
een droge doek.
Sluit de klep van de documentinvoer.
Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
Automatische reiniging van de documentinvoer gebruikt papier dat in the documentinvoer is geplaatst. Plaats 10 vellen normaal papier
van het formaat A4 of US Letter in the documentinvoer voordat u automatische reiniging start.
Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
The documentinvoer reinigen
Automatische reiniging van de documentinvoer
1
2
3
4
5
1
2
㻢㻠㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Tik op <Invoer reinigen>.
Tik op <Start>.
Het reinigen begint. Wanneer ongeveer 1 minuut later het bericht <Voltooid.> wordt weergegeven, drukt u op en keert u
terug naar het scherm <Start>.
3
4
㻢㻠㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CR
Fixeereenheid
Er kan zich vuil verzamelen op de fixeereenheid in het apparaat, met zwarte strepen op afdrukken als gevolg. Voer de onderstaande
procedure uit om de fixeereenheid te reinigen. U kunt de fixeereenheid niet reinigen als de wachtrij van het apparaat documenten bevat
die nog moeten worden afgedrukt. U hebt normaal papier van A4-of Letter-formaat nodig om de fixeereenheid te reinigen. Leg het papier
in de papierlade of de sleuf voor handmatige invoer (
Papier in de papierlade plaatsen Papier laden in de sleuf voor
handmatige invoer) voordat u de volgende procedure gaat uitvoeren.
Er wordt namelijk toner verbruikt tijdens het reinigen. Controleer vooraf of er voldoende toner is. Controleren hoeveel
toner er nog in de tonercartridges zit
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
Tik op <Fixeereenheid reinigen>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <Start>.
Het reinigen begint. Wanneer ongeveer 1 minuut later het bericht <Voltooid.> wordt weergegeven, drukt u op en keert u
terug naar het scherm <Start>.
1
2
3
4
5
㻢㻠㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CS
Transfer-band
Er kan zich vuil verzamelen op de transfer-band in de machine, met als gevolg dat de afdrukkwaliteit afneemt. Voer de onderstaande
procedure uit om de transfer-band te reinigen. U kunt de transfer-band niet reinigen als de wachtrij van de machine documenten bevat
die nog moeten worden afgedrukt.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
Tik op <ITB reinigen>.
Tik op <Start>.
Het reinigen begint. Wanneer ongeveer 1 tot 2 minuten later het bericht <Voltooid.> wordt weergegeven, drukt u op en keert
u terug naar het scherm <Start>.
1
2
3
4
㻢㻠㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CU
Tonercartridges vervangen
Het apparaat geeft een melding weer wanneer er nog maar weinig toner in de tonercartridge zit. NB de afdrukkwaliteit kan verslechteren,
als u doorgaat met afdrukken zonder dit op te lossen. Op de display kunt u zien hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit.
Er wordt een bericht weergegeven
Afdrukken zijn van slechte kwaliteit
Controleren hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit
Er wordt een bericht weergegeven
Welk bericht wordt weergegeven hangt af van hoeveel toner er nog over is. Het weergegeven bericht bepaalt of u een vervangende
tonercartridge gereed moet hebben of dat u de tonercartridge al moet vervangen.
Tonercartridges
vervangen
Verbruiksartikelen
Waar "XXXX" wordt weergegeven in de onderstaande beschrijvingen, wordt hier de kleur van de desbetreffende tonercartridge
weergegeven in het werkelijke bericht.
<Bereid de XXXX cartridge voor.>
Dit bericht betekent dat de tonercartridge met de aangegeven kleur binnenkort moet worden vervangen. Zorg dat u beschikt over
een nieuwe tonercartridge. Vervang de tonercartridge als u dit bericht ziet net voordat u een grote taak wilt gaan afdrukken.
Wanneer dit bericht wordt weergegeven
Als dit bericht verschijnt tijdens het kopiëren of afdrukken, kunt u doorgaan met het afdrukken van het document.
Als het bericht <Bereid de zwarte cartridge voor.> wordt weergegeven wanneer het apparaat een fax ontvangt of als
automatische rapportuitvoer is ingesteld, worden ontvangen faxen en rapporten op het apparaat opgeslagen zodat deze niet
onscherp lijken nadat ze zijn afgedrukt. U kunt voorkomen dat afdrukken onscherp of niet in heldere kleuren verschijnen, door
<Afdr.verv. als crtr.bijna leeg> In te stellen op <Uit>.
Doorgaan met afdrukken als cartridge bijna leeg is
Opgeven wanneer dit bericht wordt weergegeven
U kunt een waarde instellen als percentage van de hoeveelheid die over is in de tonercartridge en die dit bericht op het scherm
brengt.
Weergavetijd voor melding over cartridgevoorbereiding
<Einde gebr.duur tonercart.>
Dit bericht, dat ook de kleur vermeldt van de desbetreffende tonercartridge(s), geeft aan dat een tonercartridge zo goed als leeg is.
Het is raadzaam de aangegeven tonercartridge(s) te vervangen. U kunt doorgaan met afdrukken, maar de afdrukkwaliteit kan dan
niet worden gegarandeerd.
<Herstelstappen weergeven>
Kies deze optie om instructies weer te geven voor het vervangen van een tonercartridge.
<Doorgaan met afdrukken (kwaliteit niet gegarandeerd)>
Kies deze optie om door te gaan met afdrukken, met de kans dat er een storing optreedt.
<Alleen doorgaan met Zwart-wit-afdrukken>
Kies deze optie om verder af te drukken in zwart-wit als een kleurencartridge leeg is.
㻢㻠㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Afdrukken zijn van slechte kwaliteit
Als uw afdrukken één van de onderstaande kenmerken gaan vertonen, raakt één van uw tonercartridges leeg. Vervang de bijna lege
tonercartridge ook als er geen bericht wordt weergegeven.
Tonercartridges vervangen
Witte strepen Vage afdruk Ongelijke dichtheid
Vlekken en spetters Witruimte op het origineel is grijs op de afdruk
Controleren hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit
Met onderstaande procedure kunt u controleren hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit. Het is vooral belangrijk dat u controleert
of u een nieuwe tonercartridge gereed moet hebben, voordat u met een grote afdruktaak begint.
<Apparaatstatus> <Resterende inhoud in cartridge> Controleren hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit
Hoeveelheid nog in de cartridge
Geeft weer hoeveel toner er nog in de tonercartridge zit. Andere interne onderdelen kunnen op of versleten raken voordat de
toner opraakt.
De weergegeven hoeveelheid in een tonercartridge resterende toner kan uitsluitend als richtlijn worden gezien en kan
verschillen van de werkelijke hoeveelheid.
KOPPELINGEN
Verbruiksartikelen
㻢㻡㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CW
Tonercartridges vervangen
Lees de veiligheidsvoorschriften in Onderhoud en inspecties en Verbruiksartikelen voordat u tonercartridges gaat vervangen.
Open de klep aan de voorzijde.
Trek de lade met de tonercartridges naar buiten.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw MF628Cw / MF623Cn
Trek de lege tonercartridge recht omhoog uit de houder.
Haal de nieuwe tonercartridge uit de beschermende verpakking.
Schud de tonercartridge 5 of 6 keer heen en weer zoals hieronder aangegeven om de toner in de cartridge
gelijkmatig te verdelen. Leg de cartridge vervolgens op een vlakke ondergrond.
Verwijder nog niet de beschermklep van de drum ( ).
Trek de afdichtingstape recht uit de cartridge.
De afdichtingstape is ongeveer 50 cm lang.
1
2
3
4
5
6
㻢㻡㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Wanneer u de afdichtingstape naar buiten trekt
Als er tape achterblijft in een tonercartridge, kan dit gevolgen hebben voor de kwaliteit van afdrukken, inclusief faxen. Het is
trouwens niet mogelijk om een fax opnieuw af te drukken, aangezien de faxgegevens direct na het afdrukken automatisch worden
verwijderd.
Trek de afdichtingstape niet schuin of onder een hoek uit de cartridge. Als de tape scheurt, kunt u misschien niet meer alle tape
verwijderen.
Als de tape vast komt te zitten tijdens het verwijderen, blijf dan trekken aan de tape tot deze volledig is verwijderd.
Verwijder de beschermklep van de drum.
Installeer de tonercartridge.
Elke kleur tonercartridge heeft een eigen sleuf in de cartridgehouder, aangegeven met een kleurenlabel ( ). Plaats de
tonercartridge in de juiste sleuf.
Zorg ervoor dat de drum niet in aanraking komt met het frame van de cartridgehouder. De onderzijde van de cartridge is
namelijk open.
Duw de cartridgehouder terug in de machine en sluit de klep aan de voorkant.
Er wordt nu direct een automatische correctie uitgevoerd ( Snelle aanpassing). Als u een correctie of aanpassing voor hogere
kwaliteit wilt uitvoeren, kiest u voor een volledige aanpassing (
Volledige aanpassing).
7
8
9
㻢㻡㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CX
De machine verplaatsen
Het apparaat is zwaar. Volg altijd de onderstaande procedures als u het apparaat gaat verplaatsen om lichamelijk letsel te voorkomen.
Lees ook altijd de veiligheidsvoorschriften voordat u aan de slag gaat.
Belangrijke veiligheidsinstructies
Schakel het apparaat en de computer uit.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Koppel de kabels en het netsnoer van het apparaat los in de numerieke volgorde zoals weergegeven in de
onderstaande afbeelding.
Of de kabels met " " zijn aangesloten hangt af van uw computeromgeving.
Als er een als optie verkrijgbare handset op het apparaat is geplaatst, neem de handset dan van de houder.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Stekker
Netsnoer
LAN-kabel
USB-kabel
USB-toetsenbord
Telefoonkabel
Externe telefoon
Handset
MF628Cw / MF623Cn
Verwijder de tonercartridges als u de machine over een grotere afstand gaat transporteren. Tonercartridges
vervangen
Trek de papierlade uit.
Houd de papierlade met twee handen vast en trek deze voorzichtig uit het apparaat. Als u dat niet doet, kan de lade
beschadigd raken wanneer u deze laat vallen omdat de lade te snel naar buiten schuift.
Sluit alle geopende kleppen en breng de machine naar de nieuwe gebruikslocatie.
De machine is zwaar ( Apparaatspecificaties). Verplaats de machine altijd met twee of meer mensen.
Pak de machine vast bij de handgrepen als u de machine gaat optillen. Als u de MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw gebruikt en
de als optie verkrijgbare papierlade hebt geplaatst, laat deze dan op de vloer liggen en verplaats de lade nadat u de machine
hebt verplaatst.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
*
*
*
*
*
*
*
1
2
3
4
5
㻢㻡㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
MF628Cw / MF623Cn
Zet het apparaat voorzichtig neer op de nieuwe gebruikslocatie.
Zie Aan de slag voor informatie over het installeren van het apparaat nadat u dit hebt verplaatst. Meegeleverde
documentatie
6
㻢㻡㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0CY
Afdrukkwaliteit handhaven en verbeteren
Als de afdrukresultaten te wensen overlaten, zoals een lage beeldkwaliteit, slechte reproduceerbaarheid of onjuiste afdrukkleuren,
probeert u de onderstaande correcties.
Automatische gradatie-aanpassing
Als de dichtheid of helderheid van kleuren verschilt in afdrukken en originelen, voert u de optie <Autom. gradatie-aanpassing> uit om de
kleuren nauwkeuriger te reproduceren. Er zijn drie soorten aanpassingen: <Volledige aanpassing>, <Snelle aanpassing> en
<Kopieafbeelding aanpassen>.
De gradatie corrigeren
Correctie onjuiste afdrukkleur
Als de kleuren in afdrukken vaag worden, voert u de optie <Correctie onjuiste afdrukkleur> uit. Dit probleem kan het gevolg zijn van
onjuiste kleuren.
Onjuiste afdrukkleuren corrigeren
Zwarte tekst verwerken voor kleur
U kunt aangeven welke cartridges u wilt gebruiken om zwarte tekst af te drukken in kleurenafdrukken. Waarden aanpassen voor
reproduceerbaarheid van tekstkleur in kleurendocumenten
㻢㻡㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E0
De gradatie corrigeren
Gradatie verwijst naar de overgang van donker naar licht van de tinten van een kleur. Hoe meer tinten in de gradaties van kleuren die
worden afgedrukt, des te natuurlijker de afdrukken. Als de reproduceerbaarheid van kleuren slecht is en de dichtheid en helderheid van
afdrukken duidelijk afwijken van de originelen, kunt u een automatische aanpassing of correctie uitvoeren. Als er nog maar weinig toner
in een tonercartridge zit, kunt u het beste tonercartridges vervangen (
Controleren hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit).
Er zijn drie soorten aanpassingen:
Volledige aanpassing, Snelle aanpassing en Afb. kopiëren aanpassen.
Minder tinten in de gradaties
Meer tinten in de gradaties
Aanpassingen worden mogelijk niet goed uitgevoerd als er niet voldoende toner over is in de tonercartridge.
Met dit type aanpassing wordt prioriteit gegeven aan de exacte reproductie van kleuren in kleurenafdrukken. Als de machine een volledige
aanpassing uitvoert, wordt informatie verkregen voor het optimaliseren van de reproduceerbaarheid van kleuren. Deze informatie wordt
opgeslagen op de machine totdat er een volgende volledige aanpassing wordt uitgevoerd. Bij een volledige aanpassing wordt een
zogenaamde correctieafbeelding twee keer afgedrukt en twee keer gescand. Dit type aanpassing kunt u niet uitvoeren als bepaalde
bewerkingen actief zijn, zoals scannen en afdrukken.
Deze aanpassing is niet mogelijk wanneer <Alleen doorgaan met Zwart-wit-afdrukken> wordt geselecteerd op het scherm met
het bericht <Einde gebr.duur tonercart.>.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
Tik op <Autom. gradatie-aanpassing> <Volledige aanpassing>.
Controleer dat papier van het formaat en de soort dat op het scherm wordt getoond, in het apparaat is
geplaatst en druk op <OK>.
Bevestig de procedure en tik op <Start>.
De aanpassing wordt uitgevoerd. Na ongeveer 1 tot 2 minuten wordt er een correctieafbeelding afgedrukt.
Open de documentinvoer nadat het tweede scherm hierboven niet meer wordt weergegeven.
Volledige aanpassing
1
2
3
4
5
6
㻢㻡㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Plaats de correctieafbeelding op de glasplaat met de afdrukzijde naar beneden.
Leg het papier zo dat de zwarte streep zich aan de achterzijde van de machine bevindt.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Druk op (Kleur).
De correctieafbeelding wordt gescand en de aanpassing begint. Na ongeveer 30 seconden wordt de tweede correctieafbeelding
afgedrukt.
Open de invoer, verwijder de eerste correctieafbeelding en leg de tweede correctieafbeelding met de
afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
Leg het papier zo dat de zwarte streep zich aan de achterzijde van de machine bevindt.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Druk op (Kleur).
De correctieafbeelding wordt gescand en de aanpassing begint. Na ongeveer 1 tot 2 minuten is de aanpassing voltooid.
Open de documentinvoer en verwijder de tweede correctieafbeelding.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Als het bericht <Correctie mislukt.> wordt weergegeven
Hebt u normaal papier of gerecycled papier van het formaat A4/Letter in de papierlade geplaatst?
Hebt u de correctieafbeelding met de afdrukzijde naar beneden en met de zwarte streep aan de achterzijde van het apparaat
op de glasplaat gelegd?
Is er papier vastgelopen?
Papierstoringen verhelpen
Is de hoeveelheid toner die nog in de tonercartridge zit voldoende voor de correctie? Als er nog maar weinig toner in de
tonercartridge zit, kunt u het beste tonercartridges vervangen.
Controleren hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit
Is de transfer-band van het apparaat vies?
7
8
9
10
11
12
13
14
㻢㻡㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Transfer-band
Met dit type aanpassing wordt de geoptimaliseerde status gehandhaafd die is verkregen met <Volledige aanpassing>. Dit type aanpassing
kunt u niet uitvoeren als bepaalde bewerkingen actief zijn, zoals scannen en afdrukken. Als het resultaat van deze aanpassing te wensen
overlaat, voert u de optie <Volledige aanpassing> uit. Dit type aanpassing kan automatisch worden uitgevoerd na het vervangen van een
tonercartridge.
Deze aanpassing is niet mogelijk wanneer <Alleen doorgaan met Zwart-wit-afdrukken> wordt geselecteerd op het scherm met
het bericht <Einde gebr.duur tonercart.>.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
Tik op <Autom. gradatie-aanpassing> <Snelle aanpassing>.
Tik op <Start>.
De aanpassing wordt uitgevoerd. Na ongeveer 1 tot 2 minuten is de aanpassing voltooid.
U kunt het apparaat zo instellen dat de correctie automatisch wordt uitgevoerd nadat het apparaat wordt ingeschakeld.
Instellingen autom. correctie
U kunt ook een aanpassing uitvoeren om het resultaat te verbeteren van het kopiëren en afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Er wordt een correctieafbeelding afgedrukt en gescand om deze aanpassing uit te voeren. Dit type aanpassing kunt u niet uitvoeren als
bepaalde bewerkingen actief zijn, zoals scannen en afdrukken.
Deze aanpassing is niet mogelijk wanneer <Alleen doorgaan met Zwart-wit-afdrukken> wordt geselecteerd op het scherm met
het bericht <Einde gebr.duur tonercart.>.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
Tik op <Autom. gradatie-aanpassing> <Kopieafbeelding aanpassen>.
Controleer dat papier van het formaat en de soort dat op het scherm wordt getoond, in het apparaat is
geplaatst en druk op <OK>.
Snelle aanpassing
Afb. kopiëren aanpassen
1
2
3
4
1
2
3
4
㻢㻡㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Bevestig de procedure en tik op <Start>.
De aanpassing wordt uitgevoerd. Na ongeveer 1 minuut wordt er een correctieafbeelding afgedrukt.
Open de documentinvoer nadat het tweede scherm hierboven niet meer wordt weergegeven.
Plaats de correctieafbeelding op de glasplaat met de afdrukzijde naar beneden.
Leg het papier zo dat de zwarte streep zich aan de achterzijde van de machine bevindt.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Druk op (Kleur).
De correctieafbeelding wordt gescand en de aanpassing begint. Na ongeveer 1 tot 2 minuten is de aanpassing voltooid.
Open de documentinvoer en verwijder de correctieafbeelding.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Als het bericht <Correctie mislukt.> wordt weergegeven
Hebt u normaal papier of gerecycled papier van het formaat A4/Letter in de papierlade geplaatst?
Hebt u de correctieafbeelding met de afdrukzijde naar beneden en met de zwarte streep aan de achterzijde van het apparaat
op de glasplaat gelegd?
Is er papier vastgelopen?
Papierstoringen verhelpen
Is de hoeveelheid toner die nog in de tonercartridge zit voldoende voor de correctie? Als er nog maar weinig toner in de
tonercartridge zit, kunt u het beste tonercartridges vervangen.
Controleren hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit
Is de transfer-band van het apparaat vies?
Transfer-band
5
6
7
8
9
10
11
㻢㻡㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E1
Onjuiste afdrukkleuren corrigeren
Er kan sprake zijn van onjuiste afdrukkleuren als de positie van kleuren verschuiven wanneer voor het afdrukken van één afbeelding
meerdere tonercartridges nodig zijn. Het gevolg is dat afdrukken er vaag uit kunnen zien. Voer de volgende procedure uit om onjuiste
afdrukkleuren te corrigeren. Dit type aanpassing wordt soms automatisch uitgevoerd, bijvoorbeeld als er een tonercartridge is vervangen.
Als er kleurverschuivingen plaatsvinden
Als er geen kleurverschuivingen plaatsvinden
Deze aanpassing is niet mogelijk wanneer <Alleen doorgaan met Zwart-wit-afdrukken> wordt geselecteerd op het scherm met
het bericht <Einde gebr.duur tonercart.>.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
Tik op <Correctie onjuiste afdrukkleur>.
Tik op <Start>.
De aanpassing wordt uitgevoerd.
U kunt het apparaat zo instellen dat de correctie automatisch wordt uitgevoerd nadat het apparaat wordt ingeschakeld.
Instellingen autom. correctie
1
2
3
4
㻢㻢㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E2
Waarden aanpassen voor reproduceerbaarheid van tekstkleur in
kleurendocumenten
Als de kopieerresultaten van zwarte of zwartachtige tekst niet naar wens zijn, kunt u de reproduceerbaarheid van de kleuren aanpassen
met deze correctie. Deze correctiewaarde kan onafhankelijk worden ingesteld in de documentinvoer en de glasplaat.
De instellingen worden toegepast op kleurenkopieën wanneer <Type origineel> is ingesteld op <Tekst/Foto/Kaart> of <Tekst>
(
Documenttype selecteren).
<Menu>
<Aanpassing/onderhoud> <Zwarte tekst verwerken voor kleur> Selecteer <Invoer> of <Glasplaat> Pas
de waarde aan
<Toepassen>
<Kleurentekst>
Zorgt ervoor dat zwarte of zwartachtige tekst op een kopie beter overeenkomt met het origineel.
<Zwarte tekst>
Verbetert de duidelijkheid van zwarte tekst.
㻢㻢㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E3
Rapporten en lijsten afdrukken
U kunt de resultaten van faxtaken bekijken en de instellingen van de machine controleren door rapporten en lijsten af te drukken.
TX-resultaatrapport
Hiermee kunt u de logboeken van verzonden documenten controleren. TX-resultaatrapport
Communicatiebeheerrapport
Hiermee kunt u de logboeken van verzonden en ontvangen documenten controleren. Communicatiebeheerrapport
RX-resultaatrapport
Hiermee kunt u de logboeken van ontvangen faxdocumenten controleren. RX-resultaatrapport
Afdelings-ID beheerrapport
Hierin kunt u per <Afdelings-ID> het totale aantal afdrukken bekijken. Afdelings-ID beheerrapport
Adresboeklijst
U kunt een lijst afdrukken om de bestemmingen te controleren die zijn opgeslagen in het adresboek. Adresboeklijst
Lijst gebruikersgegevens/Gegevenslijst systeembeheer
U kunt een lijst controleren met de instellingen ( Overzicht van menuopties) en met de inhoud die op het apparaat is opgeslagen.
Lijst gebruikersgegevens / Gegevenslijst systeembeheer
IPSec-beleidslijst
U kunt een lijst afdrukken met de beleidsnamen en de inhoud van de IPSec-instellingen die op de machine zijn opgegeven. IPSec-
beleidslijst
Statusrapport verbruiksartikelen
U kunt de status van de verbruiksartikelen controleren. Statusrapport verbruiksartikelen
PCL-lettertypelijst
U kunt een lijst afdrukken met de lettertypen die beschikbaar zijn op de machine. PCL-lettertypelijst(MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw)
PS-lettertypelijst
U kunt controleren welke lettertypen beschikbaar zijn in de stand PS. PS-lettertypelijst(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
㻢㻢㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E4
TX-resultaatrapport
U kunt een TX-resultaatrapport afdrukken en de fax- of e-maillogboeken controleren van verzonden documenten en van documenten die
naar een gedeelde map of een FTP-server zijn gescand. U kunt het rapport afdrukken na elke transmissie of alleen wanneer er een
verzendfout optreedt.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Rapportinstellingen> <Resultaatrapport fax-TX> of <Resultaatrapport e-mail/bestand
TX>
Selecteer de afdrukinstelling
<Uit>
Selecteer deze optie als u geen TX-resultaatrapporten wilt afdrukken.
<Aan>
Selecteer deze optie om voor elk verzonden document een TX-resultaatrapport af te drukken.
<Alleen bij fout>
Selecteer deze optie om alleen een TX-resultaatrapport af te drukken als er sprake is van een verzendfout.
Voorbeeld: verzenden van fax (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Voorbeeld: Scannen naar E-mail/I-Fax/gedeelde map/FTP-server
Resultaat
"OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "FT" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is
mislukt (
Er wordt een foutcode weergegeven).
Afdelings-id
De Afdeling ID wordt weergegeven als Afdeling ID beheer is ingeschakeld.
Verzonden/Fout
In het geval van e-mail geeft een TX-resultaatrapport informatie over de transmissie tussen het apparaat en de mailserver, niet
tussen het apparaat en de bestemming. Zelfs als de transmissie mislukt, wordt er geen driecijferige foutcode afgedrukt. Als u de
foutcode wilt controleren, drukt u een communicatiebeheerrapport af (
Communicatiebeheerrapport ).
㻢㻢㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Een deel van een faxdocument afdrukken in het rapport
Wanneer u <Aan> of <Alleen bij fout> selecteert, kunt u een deel van een faxdocument opnemen in het rapport. Stel <TX-
afbeelding opnemen> in op <Aan>.
㻢㻢㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E5
Communicatiebeheerrapport
U kunt de fax- en e-maillogboeken van verzonden en ontvangen documenten controleren door een communicatiebeheerrapport af te
drukken. U kunt dit rapport automatisch afdrukken na elke 40 transmissies of handmatig.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Rapportinstellingen> <Communicatiebeheerrapport> Selecteer de afdrukinstelling
<Automatisch afdrukken (40 verzendingen)>
Selecteer <Aan> om het rapport automatisch af te drukken na 40 transmissies of <Uit> om het rapport handmatig af te drukken.
<Separaat TX/RX>
Selecteer <Aan> om afzonderlijke rapporten af te drukken voor verzonden en ontvangen documenten en <Uit> om verzend- en
ontvangstgegevens te combineren in één rapport.
Het rapport handmatig afdrukken
<Menu> <Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <Communicatiebeheerrapport> Controleer dat papier van het
formaat en de soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<Ja>
Voorbeeld:
Resultaat
"OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "FT" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is
mislukt (
Er wordt een foutcode weergegeven). In het geval van e-mail geeft een communicatiebeheerrapport informatie over
de transmissie tussen het apparaat en de mailserver, niet tussen het apparaat en de bestemming.
㻢㻢㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E6
RX-resultaatrapport
U kunt de logboeken van ontvangen fax- en I-faxdocumenten controleren door een RX-resultaatrapport af te drukken. U kunt het rapport
afdrukken na elke transmissie of alleen als er een ontvangstfout optreedt.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Rapportinstellingen> <RX-resultaatrapport> Selecteer de afdrukinstelling
<Uit>
Selecteer deze optie als u geen RX-resultaatrapporten wilt afdrukken.
<Aan>
Selecteer deze optie om voor elk ontvangen document een RX-resultaatrapport af te drukken.
<Alleen bij fout>
Selecteer deze optie om alleen een RX-resultaatrapport af te drukken als er sprake is van een ontvangstfout.
Voorbeeld:
Resultaat
"OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "FT" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is
mislukt (
Er wordt een foutcode weergegeven).
㻢㻢㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E7
Afdelings-ID beheerrapport
Wanneer Afdelings-ID-beheer is ingeschakeld, kunt u voor elke <Afdelings-ID> het totale aantal afdrukken controleren door een
Afdelings-ID-beheerrapport af te drukken. Als u weet welke aantallen er worden afgedrukt, kunt u de voorraad papier en tonercartridges
beter beheren.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <Afdelings-ID-beheerrapport> Controleer dat papier van het formaat
en de soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<Ja>
Voorbeeld:
KOPPELINGEN
Afdeling-ID beheer configureren
㻢㻢㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E8
Adresboeklijst
U kunt de lijst met bestemmingen controleren die als <Kiescode>, <Favorieten> en <Groepskiezen> beschikbaar zijn in het adresboek
door een zogenaamde adresboeklijst af te drukken.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <Adresboeklijst> Selecteer de instelling die wilt afdrukken
controleer dat papier van het formaat en soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst <Ja>
Voorbeeld: <Kiescode>
Voorbeeld: <Favorieten>
Voorbeeld: <Groepskiezen>
KOPPELINGEN
Registreren in het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
㻢㻢㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0E9
Lijst gebruikersgegevens / Gegevenslijst systeembeheer
U kunt de lijst met instellingen ( Overzicht van menuopties) en de inhoud die op het apparaat is opgeslagen controleren door een
lijst met gebruikersgegevens of een lijst met gegevens voor systeembeheer af te drukken. Beide lijsten vermelden het formaat en type
papier dat op het apparaat is geregistreerd, plus de afdrukinstellingen van <TX-resultaatrapport>, <Communicatiebeheerrapport> en
<RX-resultaatrapport>.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <Lijst met gebruikersgegevens> of <Gegevenslijst
systeembeheerder>
Controleer dat papier van het formaat en de soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het
apparaat is geplaatst
<Ja>
Voorbeeld:
Het rapport Lijst met gebruikersgegevens bevat geen overzicht van <Netwerkinstellingen> en <Instellingen Systeembeheer>,
of een deel van <Faxinstellingen>. Als u alle instellingen wilt controleren, inclusief <Netwerkinstellingen> en <Instellingen
Systeembeheer> en alle <Faxinstellingen>, moet u het rapport <Gegevenslijst systeembeheerder> afdrukken.
KOPPELINGEN
TX-resultaatrapport
Communicatiebeheerrapport
RX-resultaatrapport
Papier plaatsen
㻢㻢㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EA
IPSec-beleidslijst
U kunt controleren welke beleidsinstellingen en IPSec-instellingen zijn geregistreerd op de machine door het rapport IPSec-beleidslijst af
te drukken.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <IPSec-beleidslijst> Controleer dat papier van het formaat en de
soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<Ja>
Voorbeeld:
KOPPELINGEN
IPSec-instellingen configureren
㻢㻣㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EC
Statusrapport verbruiksartikelen
U kunt de status controleren van de verbruiksartikelen die in het apparaat zijn geïnstalleerd.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <Statusrapport verbruiksartikelen> Controleer dat papier van het
formaat en de soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<OK> <Ja>
Voorbeeld:
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
㻢㻣㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EE
PCL-lettertypelijst
U kunt een lijst afdrukken en controleren welke lettertypen beschikbaar zijn in de stand PCL.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <PCL-lettertypelijst> Controleer dat papier van het formaat en de
soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<Ja>
Voorbeeld:
㻢㻣㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EF
PS-lettertypelijst
U kunt een lijst afdrukken en controleren welke lettertypen beschikbaar zijn in de stand PS.
<Menu>
<Uitvoerrapport> <Lijst afdrukken> <PS-lettertypelijst> Controleer dat papier van het formaat en de
soort dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<Ja>
Voorbeeld:
㻢㻣㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EH
Aantal afdrukken weergeven
U kunt afzonderlijke totalen opvragen voor het aantal kleurenpagina's dat is afgedrukt en het aantal pagina's in zwart-wit. Deze totalen
omvatten faxen, rapporten en lijsten, plus kopieën en afdrukken van gegevens vanaf computers.
MF729Cx
( ) Het item dat u wilt controleren, selecteren Controleren hoeveel pagina's er zijn afgedrukt
Tellers
Selecteer de teller waarvan u de waarde wilt controleren. Items hebben verschillende standaardwaarden, afhankelijk van het land
of de geografische locatie van de aankoop.
Tellerwaarde
U kunt de tellerwaarde van het geselecteerde item controleren.
MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw / MF623Cn
<Apparaatstatus> <Controleer tellerstand> <Totaal kleur> of <Zwart-wit totaal>
Tellers
Selecteer de teller waarvan u de waarde wilt controleren. Items hebben verschillende standaardwaarden, afhankelijk van het land
of de geografische locatie van de aankoop.
Tellerwaarde
U kunt de tellerwaarde van het geselecteerde item controleren.
㻢㻣㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EJ
Een USB-geheugenapparaat gebruiken voor het exporteren/importeren van
geregistreerde gegevens
Gegevens zoals die uit het Adresboek en apparaatgegevens kunnen worden geëxporteerd en op een USB-geheugenapparaat worden
opgeslagen. U kunt ook de gegevens die op een USB-geheugenapparaat zijn opgeslagen, importeren. U kunt gegevens die zijn
geëxporteerd uit het apparaat, in andere modellen importeren, en daarom is dit een eenvoudige manier om informatie zoals
Adresboekgegevens naar meerdere apparaten te kopiëren .
Het importeren van Adresboekgegevens die zijn uit dit apparaat zijn geëxporteerd, zal misschien op sommige modellen niet werken. NB. u kunt andere
gegevens dan Adresboekgegevens, bijv. apparaatinstellingen, alleen tussen apparaten van hetzelfde model importeren en exporteren.
Geregistreerde gegevens exporteren naar een USB-geheugenapparaat
Geregistreerde gegevens importeren van een USB-geheugenapparaat
Schakel het apparaat niet uit als een import- of exportbewerking nog niet is voltooid
Een dergelijke bewerking kan enkele minuten duren. Als u het apparaat uitschakelt tijdens de bewerking, kan dit beschadiging
van gegevens of van het apparaat tot gevolg hebben.
Bedien het apparaat niet tijdens een import- of exportbewerking.
Ga pas gegevens exporteren of importeren nadat u hebt gecontroleerd of er geen bewerkingen worden uitgevoerd, zoals het
afdrukken van documenten.
In situaties waarin u selectief gegevens van instellingen wilt importeren of exporteren (bijv. alleen Adresboekgegevens
exporteren), moet u de procedure starten vanuit de UI op afstand.
Wanneer instellingen niet kunnen worden geïmporteerd of geëxporteerd, geldt hetzelfde als u de procedure uitvoert vanuit de
UI op afstand.
Geregistreerde gegevens opslaan/laden
Ondersteunde USB-geheugenapparaten
U kunt USB-geheugenapparaten met de volgende bestandssystemen gebruiken.
FAT16 (geheugencapaciteit: maximaal 2 GB)
FAT32 (geheugencapaciteit: maximaal 32 GB)
Gebruik geen niet-standaard USB-geheugenapparaten. U kunt gegevens mogelijk niet goed exporteren/importeren met
bepaalde USB-geheugenapparaten.
Sluit alleen een USB-geheugenapparaat aan op het apparaat. USB-geheugenapparaten kunnen niet worden aangesloten via
een USB-hub of USB-verlengkabel.
Gebruik geen USB-geheugenapparaten met speciale functies zoals ingebouwde beveiligingsfuncties.
*
*
㻢㻣㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EK
Geregistreerde gegevens exporteren naar een USB-geheugenapparaat
Gegevens zoals Adresboekgegevens en instellingen van het apparaat kunnen worden geëxporteerd en opgeslagen op een USB-
geheugenapparaat. U wordt geadviseerd regelmatig een back-up te maken van belangrijke instellingen.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-poort (USB2.0).
De USB-poort achteraan aan de rechterzijde van het apparaat is niet beschikbaar.
Verbreek de verbinding niet, zet het apparaat of het USB-geheugenapparaat niet uit en stoot niet tegen de apparatuur,
wanneer de gegevens worden overgezonden.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen importeren/exporteren> <Exporteren>.
Voor het wachtwoord in en tik op <Toepassen>.
Voer een wachtwoord in voor de te exporteren gegevens van maximaal 32 alfanumerieke tekens.
Dit wachtwoord zult u nodig hebben wanneer u de gegevens op het apparaat importeert. Geregistreerde gegevens
importeren van een USB-geheugenapparaat
Voer ter bevestiging het wachtwoord nogmaals in en tik op <Toepassen>.
}
Het exporteren wordt gestart.
Als het <Pincode adresboek>-scherm wordt weergegeven
Als er voor het Adresboek een pincode is ingesteld, wordt het <Pincode adresboek>-scherm weergegeven tijdens het
exporteren. Voer de pincode van het Adresboek in and tik op <Toepassen>. Tik op <Overslaan> als u het exporteren van
Adresboekgegevens wilt annuleren.
1
2
3
4
5
6
㻢㻣㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Koppel het USB-geheugenapparaat los van de USB-poort (USB2.0).
1
Druk op .
2
Druk op .
3
Tik op <Apparaatstatus>.
4
Tik op <Geheugenmedium verwijderen>.
Wacht totdat de melding <Het geheugenmedium kan veilig worden verwijderd.> wordt weergegeven.
5
Verwijder het USB-geheugenapparaat.
7
㻢㻣㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EL
Geregistreerde gegevens importeren van een USB-geheugenapparaat
Importeer met deze procedure gegevens die uit het apparaat zijn geëxporteerd naar een USB-geheugenapparaat. Als de apparaten van
het zelfde model zijn, kunt u ook de instellingen van het andere apparaat naar dit apparaat importeren.
Wanneer u Adresboekgegevens importeert, worden de gegevens die op dat moment op het apparaat zijn geregistreerd,
overschreven.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-poort (USB2.0).
De USB-poort achteraan aan de rechterzijde van het apparaat is niet beschikbaar.
Maak het USB-geheugenapparaat niet los, stoot er niet tegen en schud het niet, wanneer gegevens worden geïmporteerd of
geëxporteerd.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Instellingen importeren/exporteren> <Importeren>.
Bekijk de melding en tik op <Ja>.
Voor het wachtwoord in en tik op <Toepassen>.
Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in die zijn ingesteld toen de gegevens werden geëxporteerd.
Het importeren wordt gestart. Het apparaat start automatisch opnieuw op wanneer het importeren is voltooid.
Als het <Pincode adresboek>-scherm wordt weergegeven
Als er een pincode is ingesteld voor het Adresboek, wordt het <Pincode adresboek>-scherm weergegeven tijdens het
importeren. Voer de pincode van het Adresboek in en tik op <Toepassen>. Tik op <Overslaan> als u het importeren van
1
2
3
4
5
6
㻢㻣㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Adresboekgegevens wilt annuleren.
Koppel het USB-geheugenapparaat los van de USB-poort (USB2.0).
1
Druk op .
2
Druk op .
3
Tik op <Apparaatstatus>.
4
Tik op <Geheugenmedium verwijderen>.
Wacht totdat de melding <Het geheugenmedium kan veilig worden verwijderd.> wordt weergegeven.
5
Verwijder het USB-geheugenapparaat.
7
㻢㻣㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0ER
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
U kunt de volgende instellingen herstellen (initialiseren):
Menu initialiseren
Sleutels en certificaten initialiseren
Het adresboek initialiseren
㻢㻤㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0ES
Menu initialiseren
U kunt de instellingen van het apparaat herstellen ( Overzicht van menuopties). Afhankelijk van welke instellingen u selecteert, zult u
misschien na het initialiseren het apparaat opnieuw moeten starten.
<Menu>
<Instellingen Systeembeheer> <Menu initialiseren> Het item dat u wilt initialiseren, selecteren <Ja>
Het apparaat opnieuw starten, als dat nodig is
Instellingen voor initialisatie
Kies de instelling die u wilt herstellen.
Wanneer <Instellingen Systeembeheer> is geselecteerd
Selecteer de specifieke instellingen voor systeembeheer, die u wilt initialiseren en tik op <Ja>.
Te initialiseren instellingen
Selecteer de te initialiseren instellingen.
<Alles initialiseren>
Initialiseert alle instellingen van systeembeheer.
Als de instellingen voor UI op afstand zijn geïnitialiseerd
De pincode voor UI op afstand wordt ook geïnitialiseerd. Reset de pincode voor UI op afstand na een
initialisatie.
Een pincode instellen voor UI op afstand
㻢㻤㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
<Alles initialiseren>
Initialiseert alle instellingen op het apparaat.
Met onderstaande procedure kunt u de standaard-<Netwerkinstellingen> herstellen. Selecteer <Menu>
<Netwerkinstellingen> <Initialiseer Netwerkinstellingen> <Ja> en start vervolgens het apparaat opnieuw op.
㻢㻤㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EU
Sleutels en certificaten initialiseren
U kunt de instellingen herstellen van de gebruikte sleutelparen en digitale certificaten. Als u deze bewerking uitvoert, worden alle
sleutelparen en certificaten die zijn opgeslagen op de machine verwijderd (behalve de vooraf geïnstalleerde digitale certificaten).
Als deze bewerking is voltooid, kunt u geen functies meer gebruiken waarvoor sleutelparen vereist zijn, zoals SSL-gecodeerde
communicatie en TLS als onderdeel van IEEE 802.1X-verificatie. Om deze functies te gebruiken, configureert u de instellingen
voor de sleutelparen en activeert u de functies opnieuw.
<Menu>
<Instellingen Systeembeheer> <Sleutel en certificaat initialiseren> <Ja>
KOPPELINGEN
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
㻢㻤㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EW
Het adresboek initialiseren
U kunt de instellingen van het adresboek terugzetten op de standaardwaarden. Alle gegevens in het adresboek worden hierbij verwijderd.
<Menu>
<Instellingen Systeembeheer> <Adresboek initialiseren> <Ja>
KOPPELINGEN
Registreren in het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
㻢㻤㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EX
Bijlage
Dit hoofdstuk bevat de technische specificaties van dit apparaat, instructies voor het gebruik van de e-Handleiding, disclaimers,
auteursrechtinformatie en andere belangrijke informatie voor klanten.
㻢㻤㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0EY
Handige functies
Het is zeker de moeite waard om de functies uit te proberen die in dit hoofdstuk worden beschreven. De functies zijn onderverdeeld in
vier categorieën: "Milieubesparing levert geld op", "Efficiënter werken", "Digitaal is beter" en "Ongekende mogelijkheden".
㻢㻤㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F0
Milieubesparing levert geld op
Dubbelzijdig afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken
Slaapstand
U kunt dubbelzijdig afdrukken gebruiken voor kopieën, afdruktaken verzonden uit uw computer, en zelfs binnenkomende
faxen. Omdat u dan de helft minder papier gebruikt dan anders, kunt u uw papierkosten halveren. U kunt zelfs nog meer
besparen door dubbelzijdig afdrukken te combineren met N op 1-afdrukken van meerdere pagina's op één blad papier. U
kunt tot wel 32 pagina's op een enkel blad afdrukken, en dat is zowel zuinig als milieuvriendelijk.
Dubbelzijdige kopieën maken: Dubbelzijdig kopiëren (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Documenten dubbelzijdig afdrukken uit uw computer:
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig
afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Inkomende faxen dubbelzijdig afdrukken:
Afdrukken op beide zijden
Start werkelijk met papier besparen door meerdere pagina's te verkleinen en op een enkel blad af te drukken - 2 of 4
pagina's voor kopieën, en tot wel 16 pagina's voor afdruktaken die u uit uw computer verzendt. Dit wordt nog effectiever
wanneer u het combineert met dubbelzijdig afdrukken .
dubbelzijdig afdrukken is alleen beschikbaar voor MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Meerdere pagina's van een document op één vel papier kopiëren: Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op
1/4 op 1)
Meerdere pagina's van een document op één vel papier afdrukken:
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
*
*
Als u energie en geld wilt besparen, is een zogenaamde slaapstand een onmisbare functie. De stroomtoevoer naar de
machine wordt dan uitgeschakeld als er gedurende bepaalde tijd geen activiteit is waargenomen. De slaapstand kan
automatisch worden geactiveerd, maar ook handmatig. Druk op
om de machine in de slaapstand te plaatsen. Druk
nogmaals op de toets om de machine weer te activeren.
㻢㻤㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Toner besparen
Faxen zonder papier (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Zie De slaapstand instellen voor meer informatie over deze functie.
Wilt u documenten of concepten afdrukken, maar is de afdrukkwaliteit niet zo belangrijk?
U kunt dan een instelling kiezen die minder toner gebruikt. Kijk eens hoe dat bevalt en u kunt eenvoudig toner en geld
besparen.
Zie Toner besparen voor meer informatie over deze functie.
Denkt u dat voor faxen papier nodig is? Die oude afdrukken op papier die u altijd maakt, behoren tot het verleden.
Verzend documenten per fax, zoals u ze hebt gemaakt op de computer. Er komt geen papier aan te pas, dus het gaat
snel. En, ontvangen documenten worden eerst in het het geheugen opgeslagen, zodat u alleen de documenten die u op
papier nodig hebt, kunt afdrukken en u zich geen zorgen hoeft te maken over het papier dat u moet gebruiken voor
directe mailings, enz.
Zie voor meer informatie over deze functie Faxen versturen vanaf uw computer (MF729Cx / MF728Cdw /
MF628Cw).
Zie voor meer informatie over deze functie
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen).
㻢㻤㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F1
Efficiënter werken
Adresboek
Vaak gebruikte instellingen onder een knop
Afbeeldingen rechtstreeks vanaf een USB-stick afdrukken
Als u faxnummers en e-mailadressen invoert in het adresboek, hoeft u niet steeds alle cijfers van het nummer of letters
van het adres in te voeren als u iets wilt gaan versturen. De adressen die u het vaakst gebruikt, kunt u weergeven met de
functie <Favorieten>. U kunt dan nog sneller faxen of e-mails sturen naar mensen met wie u veel contact hebt. U kunt de
gegevens in uw adresboek opslaan op uw computer, zodat u beschikt over een back-up van uw belangrijke
contactgegevens.
Met het apparaat adressen toevoegen aan het Adresboek: Registreren in het adresboek
Met uw computer adressen toevoegen aan het Adresboek:
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Een adres in het Adresboek selecteren als faxbestemming:
Opgeven vanuit het adresboek (fax)
Een adres in het Adresboek selecteren als e-mailbestemming:
Opgeven vanuit het adresboek
Adressen in het Adresboek opslaan op uw computer of adressen in het Adresboek die u op uw computer hebt opgeslagen,
exporteren naar het apparaat:
Geregistreerde gegevens opslaan/laden
Adressen in het Adresboek opslaan op uw USB-stick of adressen in het Adresboek die u op uw USB-stick hebt opgeslagen,
exporteren naar het apparaat:
Een USB-geheugenapparaat gebruiken voor het exporteren/importeren van
geregistreerde gegevens
U maakt altijd dubbelzijdige kopieën in zwart-wit. U scant altijd in hetzelfde formaat en naar dezelfde opslagbestemming.
Vaak gebruikte instellingen zoals deze kunt u onder een enkele knop voor een snelkoppeling opslaan. Dit is handig omdat
u dan bepaalde bedieningshandelingen kunt uitvoeren met een enkele druk op een knop.
dubbelzijdig afdrukken is alleen beschikbaar voor MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw.
Uw favoriete instellingen voor kopiëren registreren: Veelgebruikte kopieerinstellingen opslaan
Uw favoriete instellingen voor faxen registreren:
Veelgebruikte faxinstellingen opslaan
Uw favoriete instellingen voor scannen registreren:
Veelgebruikte scaninstellingen registreren (E-mail/I-
fax/Gedeelde map/FTP-server)
*
*
㻢㻤㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Beheer op afstand met de UI op afstand
Snel instellingen in orde maken met intuïtieve bediening
Steek een USB-stick in het apparaat en u kunt afbeeldingen en documenten direct afdrukken, zonder computer. U kunt
zelfs afbeeldingen in bijv. JPEG-formaat bekijken voor u ze afdrukt, dus er wordt geen papier verspild. U kunt ook
handgeschreven memo's, enz. scannen en direct op een USB-stick opslaan. Handig voor onderweg.
Zie voor meer informatie over deze functie Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via
geheugenapparaten).
Zie voor meer informatie over deze functie
Documenten rechtstreeks scannen naar een USB-geheugen.
Met de UI op afstand kunt u een heleboel dingen beheren vanaf uw computer, dus zonder dat u naar de machine hoeft te
lopen. Via een intuïtieve en gebruiksvriendelijke interface in een webbrowser kunt u eenvoudig instellingen configureren en
de status van de machine in de gaten houden. U kunt zo efficiënter werken omdat u niet steeds heen en weer hoeft te
lopen.
Zie De UI op afstand gebruiken voor meer informatie over deze functie.
U kunt gemakkelijk de paginaopmaak en ook de inbindpositie opgeven, overschakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig
afdrukken, enz., alles op intuïtieve wijze in de voorbeeldweergave in het printerstuurprogramma. Met eenvoudig klikken
kunt u handig instellingen regelen en tegelijkertijd zien hoe de instellingen worden toegepast.
Zie Een document afdrukken voor meer informatie.
㻢㻥㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F2
Digitaal is beter
Scannen en mailen
Scannen en delen
Selectief scannen
U kunt gescande documenten per e-mail versturen zonder dat u uw computer hoeft aan te zetten. Converteer het
gescande document vanaf de machine naar een e-mailbijlage. Als u van de generatie bent die liever een fax verstuurt dan
moeilijk doet met een computer, is deze functie de oplossing.
Zie Documenten rechtstreeks vanaf het apparaat verzenden als e-mailberichten voor meer informatie over deze
functie.
Stel dat u een papieren exemplaar hebt van een rapport dat moet worden besproken met alle managers. U kunt het
rapport dan scannen, converteren en beschikbaar stellen aan alle deelnemers van de vergadering. U doet dit door het
rapport te scannen naar een gedeelde map in het netwerk. Het is dus niet nodig het rapport te kopiëren en iedereen een
exemplaar te geven. Als het gaat om documenten met honderden pagina's, is dit uiteraard de enige werkbare oplossing.
Zie Documenten rechtstreeks opslaan in een gedeelde map/op een FTP-server voor meer informatie over deze
functie.
Waarom zou je een hele pagina van een krant scannen als je eigenlijk alleen maar geïnteresseerd bent in een kop en de
bijbehorende foto? In zo'n situatie is ScanGear MF de ideale oplossing. Hiermee kunt u in een voorbeeld aangeven wat u
wilt scannen, waarna de scanner zijn werk doet. Dit is eenvoudiger dan met een speciaal programma alle overbodige
informatie te verwijderen.
Het gebruik van dit product voor het scannen, afdrukken of op andere wijze reproduceren kan voor bepaalde
documenten en afbeeldingen bij wet verboden zijn en kan leiden tot aansprakelijkheidstelling of strafrechtelijke
vervolging. Als u twijfelt of het bij wet verboden is een bepaald document met dit product te scannen, af te
drukken of op andere wijze te reproduceren en/of een gescande, afgedrukte of op andere wijze gereproduceerde
afbeelding te gebruiken, dient u vooraf een juridisch adviseur te raadplegen.
㻢㻥㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Doorzoekbare PDF's
Afbeeldingen toevoegen aan een bestaand document
Zie Scaninstellingen configureren in ScanGear MF voor meer informatie over deze functie.
Tekst zoeken in een PDF is mogelijk met een "doorzoekbare PDF". Wanneer u een origineel scant met zowel tekst als
afbeeldingen, worden de tekstgedeelten in tekstgegevens geconverteerd door OCR. U kunt dan niet alleen zoeken naar
tekstinformatie, maar u kunt ook naar wens delen kopiëren in een Excel-rekenblad of Word-document in Microsoft Office.
U hoeft niet klantgegevens, adressen, enz. helemaal in te typen.
Zie voor meer informatie over deze functie Een bestandsindeling selecteren.
Zie voor meer informatie [Instructies] op MF Scan Utility.
Bepaalde programma's maken het mogelijk om gescande afbeeldingen rechtstreeks te importeren in documenten waaraan
u werkt. Op deze manier hoeft u niet een afzonderlijk programma te openen voor het ontvangen van de gescande
afbeeldingen, waarna u deze exporteert naar het programma waarin u aan het werk bent.
Zie Scannen vanuit een programma voor meer informatie over deze functie.
㻢㻥㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F3
Ongekende mogelijkheden
Met een smartphone/tablet
Eenvoudig afdrukken met Google Cloudprinter
Afdrukken beveiligen (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Wanneer u snel een voorstel wilt afdrukken dat u hebt opgemaakt op een tablet terwijl u onderweg was naar een
zakenbestemming, of met een smartphone materiaal wilt scannen dat is uitgedeeld op een vergadering, komt Canon
Mobile Application goed van pas. Zelfs op plaatsen waar geen draadloze LAN-router is, kunt u draadloos en direct de
verbinding met het apparaat tot stand brengen met behulp van een mobiel toestel.
PCless, snel en gemakkelijk! Een nog breder scala van mogelijkheden voor werk/plezier met de functionaliteit van de
snelle tijd van nu.
Zie Kan handig worden toegepast met een mobiel toestel voor meer informatie.
Maak vanaf uw laptop of smartphone verbinding met Google Cloudprinter, verstuur uw gegevens en haal de afdrukken op
bij het apparaat. Met dit apparaat, Google Cloudprinter en uw mobiele apparaat kunt u altijd en overal afdrukken.
Zie Google Cloudprinter gebruiken voor meer informatie over deze functie.
Als u een afdrukopdracht verstuurt vanaf uw computer, wordt de opdracht normaal gesproken direct afgedrukt. In het
geval van vertrouwelijke documenten is dit misschien niet altijd handig. U kunt dan de functie Beveiligd afdrukken
gebruiken. De verstuurde documenten worden dan opgeslagen op de machine en worden pas afgedrukt nadat via het
bedieningspaneel het ingestelde wachtwoord is ingevoerd. Laat vertrouwelijke documenten niet zonder toezicht in de
opvangbak liggen waar iedereen ze kan zien.
㻢㻥㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Draadloos werken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Overal faxen ontvangen (MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Posters maken
Boekjes maken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Zie Een document afdrukken dat is beveiligd met een pincode (beveiligd afdrukken) (MF729Cx / MF728Cdw /
MF724Cdw) voor meer informatie over deze functie.
Geen kabels, snelle installatie, eenvoudig onderhoud. Als u beschikt over een draadloze LAN-router met WPS, hoeft u
helemaal geen instellingen op te geven en kunt u bijna meteen aan de slag. Geniet van een overzichtelijk en
gebruiksvriendelijk documentsysteem dat alleen mogelijk is met een draadloze oplossing. Het systeem is compatibel met
IEEE 802.11b/g/n en biedt ook ondersteuning voor WEP en WPA/WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP) voor een krachtige
beveiliging.
Zie Verbinding maken met een draadloos LAN (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw) voor meer
informatie over deze functie.
U hoeft zich geen zorgen meer te maken over het missen van die ene belangrijke fax. Geef een doorstuurbestemming op
en alle binnenkomende faxen worden automatisch naar u doorgestuurd. U kunt zelfs een e-mailadres instellen als
doorstuurbestemming, zodat de fax binnenkomt op uw tablet of smartphone.
Zie Ontvangen faxen doorsturen voor meer informatie over deze functie.
U kunt een afdruk op één vel uitvergroten om zo een hele grote poster te maken. Een grote poster wordt afgedrukt op
negen vellen. Plak deze aan elkaar in een raster van 3x3 en het resultaat mag er zijn!
Zie Posters afdrukken voor meer informatie over deze functie.
㻢㻥㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Sommige documenten verdienen een betere behandeling dan een zielig nietje in de linkerbovenhoek. Met deze machine
kunt u daarom heel eenvoudig boekjes maken. Het printerstuurprogramma zorgt voor de positionering van de pagina's. U
hoeft de pagina's alleen maar te vouwen en in het midden te nieten.
Zie Boekje afdrukken (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw) voor meer informatie over deze functie.
㻢㻥㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F4
Technische specificaties
De technische specificaties van het apparaat kunnen bij verbeteringen van het apparaat zonder vooraankondiging worden gewijzigd.
Apparaatspecificaties
Specificaties draadloos LAN(MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw / MF628Cw)
Documenttype
Scangebied
Papier
Specificaties van de kopieerfunctie
Specificaties van de faxfunctie(MF729Cx / MF728Cdw / MF628Cw)
Specificaties van de scannerfunctie
Specificaties van de afdrukfunctie
Specificaties voor het verzenden van e-mail
Specificaties voor het scannen naar gedeelde mappen
㻢㻥㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F5
Apparaatspecificaties
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Type
Persoonlijke desktop
Elektrische aansluiting
220 tot 240 V, 50/60 Hz
(De netspanningsvereisten kunnen per land verschillen. Controleer de spanning van het land
waar u het apparaat hebt gekocht.)
Opgenomen vermogen
Maximaal
1.200 W of minder
Gemiddeld verbruik in stand-by
Ongeveer 25 W
Gemiddeld verbruik in de slaapstand
Ongeveer 1 W
Gemiddeld verbruik in slaapstand (bij een draadloze verbinding)
Ongeveer 2 W
Als het apparaat volledig is uitgeschakeld
0,5 W of minder
Opwarmtijd
(Van inschakelen (ON) tot het
apparaat overgaat op stand-by)
maximaal 23 seconden
Gewicht Ongeveer 31 kg
Afmetingen
(B x L x H)
Met de standaarduitrusting
430 x 484 x 479 mm
Wanneer de optionele Cassette Feeding Module-V1 is geïnstalleerd
430 x 484 x 579 mm
Wanneer de optionele handset is geïnstalleerd
510 x 484 x 479 mm
Omgevingsomstandigheden
Temperatuur: 10 tot 30°C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% (geen condensvorming)
Hostinterface
100BASE-TX
10BASE-T
Hi-Speed USB
USB
IEEE 802.11b/g/n (Infrastructuurstand)
Geluid
(gemeten volgens ISO 7779,
verklaarde geluidsemissie volgens ISO
9296)
LwAd (Verklaard A-gewogen geluidsvermogenniveau (1 B = 10 dB))
In stand-by: 3,9 B of minder
Tijdens afdrukken: 6,5 B of minder
LpAm (Verklaard A-gewogen emissiegeluidsdrukniveau (Voor omstanders))
In stand-by: Ongev. 25 dB
Tijdens afdrukken: Ongev. 50 dB
Kleurcompatibiliteit
Full-color
Gradatie
256 gradaties
Geschikte documenten
Ondersteunde documentsoorten
Geschikt papier
Papier
Afdrukgebied
Afdrukgebied
Scangebied
Scangebied
De verbruikswaarde die op het etiket wordt aangegeven is het gemiddelde stroomverbruik.
Opwarmtijd kan variëren afhankelijk van de gebruikscondities en de omgeving waarin het apparaat wordt gebruikt.
Het gewicht is inclusief gevulde tonercartridges.
*1
*2
*3
*1
*2
*3
㻢㻥㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
MF628Cw / MF623Cn
Type
Persoonlijke desktop
Elektrische aansluiting
220 tot 240 V, 50/60 Hz
(De netspanningsvereisten kunnen per land verschillen. Controleer de spanning van het land
waar u het apparaat hebt gekocht.)
Opgenomen vermogen
Maximaal
900 W of minder
Gemiddeld verbruik in stand-by
Ongeveer 20 W
Gemiddeld verbruik in de slaapstand
Ongeveer 1 W
Gemiddeld verbruik in slaapstand (bij een draadloze verbinding)
Ongeveer 2 W
Als het apparaat volledig is uitgeschakeld
0,5 W of minder
Opwarmtijd
maximaal 23 seconden
Gewicht Ongeveer 26 kg
Afmetingen
(B x L x H)
Zonder accessoires
430 x 484 x 429 mm
Met de optionele handset aangesloten
510 x 484 x 429 mm
Omgevingsomstandigheden
Temperatuur: 10 tot 30°C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% (geen condensvorming)
Hostinterface
100BASE-TX
10BASE-T
Hi-Speed USB
USB
IEEE 802.11b/g/n (Infrastructuurstand)
Geluid
(gemeten volgens ISO 7779,
verklaarde geluidsemissie volgens ISO
9296)
LwAd (Verklaard A-gewogen geluidsvermogenniveau (1 B = 10 dB))
In stand-by: Onhoorbaar
Tijdens afdrukken: 6,2 B of minder (Kleur)
Tijdens afdrukken: 6,3 B of minder (Z/W)
LpAm (Verklaard A-gewogen emissiegeluidsdrukniveau (Voor omstanders))
In stand-by: Onhoorbaar
Tijdens afdrukken: Ongev. 48 dB
Kleurcompatibiliteit
Full-color
Gradatie
256 gradaties
Geschikte documenten
Ondersteunde documentsoorten
Geschikt papier
Papier
Afdrukgebied
Afdrukgebied
Scangebied
Scangebied
De verbruikswaarde die op het etiket wordt aangegeven is het gemiddelde stroomverbruik.
Opwarmtijd kan variëren afhankelijk van de gebruikscondities en de omgeving waarin het apparaat wordt gebruikt.
Het gewicht is inclusief gevulde tonercartridges.
Alleen voor MF628Cw.
Geeft aan dat het geluidsdrukniveau voor omstanders lager ligt dan de absolute criteria van ISO 7779 voor achtergrondgeluidniveau.
*1
*2
(Van
inschakelen
(ON)
tot
het
apparaat
overgaat
op
stand-
by)
*3
*4
*5
*5
*1
*2
*3
*4
*5
㻢㻥㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F6
Specificaties draadloos LAN
Standaard
IEEE 802.11g, IEEE 802.11b, IEEE 802.11n
Transmissieschema
DS-SS-systeem, OFDM-systeem
Frequentiebereik
2.412 t/m 2.472 MHz
Maximale Radio-
Frequentie
Vermogen
Verzending
15,98 dBm
Communicatiemodus
Infrastructuurmodus
Beveiliging
WEP, WPA-PSK (TKIP/AES-CCMP), WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP)
Verbindingsmethode
WPS (Wi-Fi Protected Setup), Handmatige configuratie
㻢㻥㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F7
Documenttype
Ondersteunde documentsoorten
Glasplaat Documentinvoer
Type
Normaal papier/Dik papier/Foto/Kleine documenten (zoals
indexkaarten)/Speciale papiersoorten (zoals calqueerpapier,
transparanten, etc./Boekje (maximale dikte van 20 mm)
Normaal papier
(document van één pagina/documenten
van meerdere pagina's met hetzelfde
formaat, dezelfde dikte en hetzelfde
gewicht)
Formaat
(B x L)
Maximaal 215,9 x 297 mm
Maximale grootte: 215,9 x 355,6 mm
Minimale grootte: 139,7 x 128 mm
Gewicht
Maximaal 2 kg 50 tot 105 g/m²
Papiercapaciteit
1 vel Maximaal 50 vellen (A4, 80 g/m²)
㻣㻜㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F8
Scangebied
De grijze gebieden in de onderstaande tabel geven het scangedeelte van het document aan. Zorg ervoor dat de tekst en afbeeldingen in
uw documenten binnen het grijze gebied passen. Het scangedeelte verschilt naargelang de gebruikte functie en de plaats van de
documenten (de documentinvoer of de glasplaat).
Glasplaat Documentinvoer
Kopie
Het scangebied voor kopiëren kan verschillen van het
afdrukgebied.
Afdrukgebied
Het scangebied voor kopiëren kan verschillen van het
afdrukgebied.
Afdrukgebied
Faxen
(MF729Cx /
MF728Cdw /
MF628Cw)
Scannen
Opslaan op een computer
Opslaan op een computer
Het gehele document kan worden gescand.
Opslaan in een USB-geheugen/Verzenden via e-
mail/Verzenden via I-Fax/Verzenden naar een
bestandsserver/Verzenden naar een FTP-server
Opslaan in een USB-geheugen/Verzenden via e-
mail/Verzenden via I-Fax/Verzenden naar een
bestandsserver/Verzenden naar een FTP-server
Het gehele document kan worden gescand.
㻣㻜㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0F9
Papier
Ondersteunde papierformaten
Hieronder ziet u een overzicht van de papierformaten die u in de papierlade, de sleuf voor handmatige invoer en de optionele papierladen
kunt laden.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
A4 (210,0 x 297,0 mm)
B5 (182,0 x 257,0 mm)
A5 (148,0 x 210,0 mm)
Legal (215,9 x 355,6 mm)
Letter (215,9 x 279,4 mm)
Statement (139,7 x 215,9 mm)
Executive (184,1 x 266,7 mm)
Officio (215,9 x 317,5 mm)
B-officio (215,9 x 355 mm)
M-officio (215,9 x 341 mm)
Government - Letter (203,2 x 266,7 mm)
Government - Legal (203,2 x 330,2 mm)
Foolscap (215,9 x 330,2 mm)
AFLS (206 x 337 mm)
ind-LGL (215 x 345 mm)
Envelope COM10 (104,7 x 241,3 mm)
Envelope Monarch (98,4 x 190,5 mm)
Envelope C5 (162 x 229 mm)
Envelope DL (110 x 220 mm)
Aangepast papierformaat
Automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar zonder dat u papier hoeft te vervangen.
Het apparaat kan ontvangen faxdocumenten afdrukken.
U kunt enveloppen van het formaat Monarch alleen in de sleuf voor handmatige invoer laden.
U kunt aangepast papier met een breedte van 100 tot 215,9 mm en een lengte van 148 tot 355,6 mm in de papierlade plaatsen. Aangepast papier met
een breedte van 76,2 tot 215,9 mm en een lengte van 127 tot 355,6 mm kunt u in de sleuf voor handmatige invoer leggen.
MF628Cw / MF623Cn
A4 (210,0 x 297,0 mm)
B5 (182,0 x 257,0 mm)
A5 (148,0 x 210,0 mm)
Legal (215,9 x 355,6 mm)
Letter (215,9 x 279,4 mm)
Statement (139,7 x 215,9 mm)
Executive (184,1 x 266,7 mm)
Officio (215,9 x 317,5 mm)
B-Officio (215,9 x 355 mm)
M-Officio (215,9 x 341 mm)
Government - Letter (203,2 x 266,7 mm)
*1 *2
*1
*1
*1 *2
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*3
*4
*1
*2
*3
*4
*1
*1
㻣㻜㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Government - Legal (203,2 x 330,2 mm)
Foolscap (215,9 x 330,2 mm)
AFLS (206 x 337 mm)
ind-LGL (215 x 345 mm)
Envelope COM10 (104,7 x 241,3 mm)
Envelope Monarch (98,4 x 190,5 mm)
Envelope C5 (162 x 229 mm)
Envelope DL (110 x 220 mm)
Indexkaart (76,2 x 127 mm)
Aangepast papierformaat
Het apparaat kan ontvangen faxdocumenten afdrukken.
U kunt Indexkaarten alleen in de sleuf voor handmatige invoer laden.
U kunt aangepast papier met een breedte van 83 tot 215,9 mm en een lengte van 127 tot 355,6 mm in de papierlade of de sleuf voor handmatige
invoer plaatsen.
Het papierformaat van de machine is standaard ingesteld op A4. Pas de papierinstelling aan wanneer u papier van een
ander formaat gaat gebruiken.
Het type en formaat papier opgeven dat in de papierlade is geplaatst
Papiersoort en capaciteit per papierbron
In dit apparaat kan chloorvrij papier worden gebruikt.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Papiersoort
Papiercapaciteit voor
papierlade
Papiercapaciteit voor sleuf voor handmatige
invoer
Normaal
papier
60 tot 90 g/m²
250 vellen 50 vellen
Zwaar papier
86 tot 119 g/m²
200 vellen 30 vellen
120 tot 163 g/m²
150 vellen 20 vellen
Gerecycled
papier
60 tot 74 g/m²
250 vellen 50 vellen
Gekleurd
papier
60 tot 74 g/m²
250 vellen 50 vellen
Gecoat papier
100 tot 110
g/m²
50 vellen
20 vellen
120 tot 130
g/m²
155 tot 165
g/m²
210 tot 220 g/m²
Transparanten
20 vellen
Etiketten
50 vellen 20 vellen
Enveloppen
10 vellen 5 vellen
Automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar zonder dat u papier hoeft te
*2
*3
*1
*2
*3
*1
*1
*1
*1
*2
*2
*2
*3
*1
㻣㻜㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
vervangen.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken is mogelijk op papier van het formaat A4 of Letter.
Gebruik speciale transparanten voor laserprinters.
MF628Cw / MF623Cn
Papiersoort
Papiercapaciteit voor
papierlade
Papiercapaciteit voor sleuf voor handmatige
invoer
Normaal papier 60 tot 90 g/m²
150 vellen 1 vel
Dik papier
85 tot 120 g/m²
120 vellen 1 vel
121 tot 163
g/m²
100 vellen 1 vel
Gerecycled
papier
60 tot 74 g/m²
150 vellen 1 vel
Gekleurd papier 60 tot 74 g/m²
150 vellen 1 vel
Gecoat papier
100 tot 110
g/m²
100 vellen
1 vel
111 tot 130
g/m²
131 tot 160
g/m²
161 tot 220
g/m²
-
Dun Papier 60 g/m²
150 vellen 1 vel
Transparanten
50 vellen 1 vel
Etiketten
50 vellen 1 vel
Indexkaart
15 vellen 1 vel
Enveloppen
10 vellen 1 vel
Gebruik speciale transparanten voor laserprinters.
Papiersoorten en bijbehorende instellingen
Papier plaatsen
Afdrukgebied
De grijze gebieden in de onderstaande afbeelding geven het afdrukgebied van het document aan.
*2
*3
*1
*1
㻣㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FA
Specificaties van de kopieerfunctie
Scanresolutie
Tekst/Foto/Kaart (snel) (kleur)
300 x 300 dpi
Tekst/Foto/Kaart, Tekst/Foto/Kaart (snel) (Z/W)
300 x 600 dpi
Tekst/Foto/Kaart (Kwaliteit), gedrukte afbeelding, tekst
600 x 600 dpi
Uitvoerresolutie
600 x 600 dpi
Zoompercentage
100% 1:1, Max. 400%, 200%, 141% A5->A4, 70% A4->A5, 50%, Min. 25%
Kopieersnelheid
(A4 Normaal
Direct)
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Kleur: 20 kpm
Zwart/wit: 20 kpm
MF628Cw / MF623Cn
Kleur: 14 kpm
Zwart/wit: 14 kpm
Capaciteit continu
kopiëren
Maximaal 999 exemplaren
Tijd voor eerste
kopie
(A4)
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Glasplaat (kleur): maximaal 16,2 seconden
Glasplaat (Z/W): maximaal 15,5 seconden
Documentinvoer (kleur): maximaal 16,7 seconden
Documentinvoer (Z/W): maximaal 16,4 seconden
MF628Cw / MF623Cn
Glasplaat (kleur): maximaal 19 seconden
Glasplaat (Z/W): maximaal 19 seconden
Documentinvoer (kleur): maximaal 19 seconden
Documentinvoer (Z/W): maximaal 19 seconden
De kopieersnelheid op enkelzijdig bedrukt normaal papier van het formaat A4 wordt gemeten tijdens continu kopiëren. Dit kan echter variëren afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden en de omgeving van het apparaat.
*1
*1
㻣㻜㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FC
Specificaties van de faxfunctie
Gebruikte lijn
Openbaar telefoonnetwerk (PSTN)
Communicatiemodus
Super G3, G3
Compressiemethode
MH, MR, MMR, JBIG
Modemsnelheid
Super G3: 33,6 kbps, G3: 14,4 kbps
Automatische terugval
Transmissiesnelheid
Ongeveer 3 seconden/pagina
(ECM-JBIG, verzending vanuit het geheugen bij 33,6 Kbps)
Verzenden vanuit
geheugen/ontvangen
in geheugen
Max. ongeveer 512 pagina's (het totale aantal verzonden/ontvangen pagina's)
(Maximum aantal faxtaken dat vanuit het geheugen kan worden verstuurd: 30/Maximum aantal
faxtaken dat in het geheugen kan worden ontvangen: 90)
Faxresolutie
Normaal: 200 x 100 dpi
Fijn: 200 x 200 dpi
Foto: 200 x 200 dpi
Superfijn: 200 x 400 dpi
Ultrafijn: 400 x 400 dpi
Kiezen
Favorieten (19 bestemmingen)
Codes voor verkort kiezen (281 bestemmingen)
Groepskiezen (299 bestemmingen)
Adresboek
Gewoon kiezen (met numerieke toetsen)
Automatische nummerherhaling
Handmatig opnieuw kiezen
Groepsverzending (310 bestemmingen)
Ontvangen
Automatische ontvangst
Handmatige ontvangst
Ontvangst op afstand via telefoon (standaard-ID: 25)
Rapporten
TX Verzendrapport
Communicatiebeheerrapport
(standaard automatisch na 40 bestemmingen)
RX-resultaatrapport
Type telefoon
Handset (optioneel)/Externe telefoon/Externe telefoon met ingebouwd antwoordapparaat/Datamodem
Afhankelijk van uw locatie of telefoonverbinding is gegevenscommunicatie wellicht onmogelijk. Neem in dat geval contact op met uw Canon-dealer of met de
Canon-helpdesk.
Gebaseerd op ITU-T (ITU Telecommunication Standardization Sector) -standaarddiagram nr. 1, JBIG-standaardmodus.
*1
*2
*2
*1
*2
㻣㻜㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FE
Specificaties van de scannerfunctie
Type
Kleurenscanner
Maximaal
scanformaat
Glasplaat: maximaal 216 x 297 mm
Invoer: maximaal 216 x 356 mm
Scanresolutie
Optische resolutie
Glasplaat: maximaal 600 x 600 dpi
Invoer: maximaal 300 x 300 dpi
Softwarematige resolutie
9.600 x 9.600 dpi
Scansnelheid
(A4, 300 x 600
dpi)
Kleur: 10 vellen/minuut
Zwart-wit: 20 vellen/minuut
Stuurprogramma
TWAIN
WIA 2.0 (Windows Vista/7/8)
ICA (Mac OS X 10.6.x of later)
De communicatietijd is hier niet in opgenomen.
*1
*1
㻣㻜㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FF
Specificaties van de afdrukfunctie
Afdrukmethode
Indirect elektrostatisch systeem (fixeren op verzoek)
Papiercapaciteit
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Sleuf voor handmatige invoer: ongeveer 50 vellen (60 tot 90 g/m²)
Papierlade: ongeveer 250 vellen (60 tot 90 g/m²)
Cassette Feeding Module-V1 (optioneel): ongeveer 250 vellen (60 tot 90 g/m²)
MF628Cw / MF623Cn
Sleuf voor handmatige invoer: 1 vel
Papierlade: ongeveer 150 vellen (60 tot 90 g/m²)
Capaciteit
opvangblad
(een stapel nieuw
papier van A4-
formaat)
Ongeveer 125 vellen (60 tot 90 g/m²)
Afdruksnelheid
(A4 Normaal
Direct)
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw (enkelzijdig afdrukken)
Kleur: 20 ppm
Zwart-wit: 20 ppm
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw (dubbelzijdig afdrukken)
Kleur: maximaal 10 ppm (pagina's per minuut), 5 spm (vellen per minuut)
Z/W: maximaal 10 ppm (pagina's per minuut), 5 spm (vellen per minuut)
MF628Cw / MF623Cn
Kleur: 14 ppm
Z/W: 14 ppm
Tijd eerste
afdruk
(A4)
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Kleur: maximaal 14,5 seconden
Z/W: maximaal 14,5 seconden
MF628Cw / MF623Cn
Kleur: maximaal 18 seconden
Z/W: maximaal 18 seconden
Uitvoerresolutie
600 x 600 dpi
Gradatie
256 gradaties
Tonercartridges
Verbruiksartikelen
Is afhankelijk van de installatieomgeving en de gebruikte papiersoort.
De afdruksnelheid op papier van het formaat A4 wordt berekend tijdens doorlopend afdrukken. Dit kan echter variëren afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden en de omgeving van het apparaat.
Kan variëren al naar gelang de uitvoeromgeving.
*1
*2
*3
*1
*2
*3
㻣㻜㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FH
Specificaties voor het verzenden van e-mail
Communicatieprotocol SMTP
Bestandsindeling
PDF, PDF (Compact), PDF (Compact/OCR), PDF (OCR), JPEG, TIFF
Resolutie
Zwart-wit
JPEG: 300 dpi
TIFF: 300 dpi (MMR-compressie)
PDF/PDF (OCR): 300 dpi (MMR-compressie)
PDF (Compact)/PDF (Compact/OCR): tekst 300 dpi, achtergrond 150 dpi
Kleur
JPEG: 300 dpi
TIFF: 300 dpi (JPEG-compressie)
PDF/PDF (OCR): 200 dpi (JPEG-compressie)
PDF (Compact)/PDF (Compact/OCR): tekst 300 dpi, achtergrond 150 dpi
Besturingssystemen
Windows Vista/7/8/Server 2003/Server 2008/Server 2012
Solaris 2.6 of hoger (met Samba 2.2 of hoger)
Mac OS X
Red Hat Linux 7.2 of hoger (met Samba 2.2 of hoger)
Interface
100BASE-TX, 10BASE-T
Kleurmodus
Kleur, Zwart-wit
Ingevoerde afbeelding
Tekst, Tekst/Foto, Foto
Papierformaat
A4, A5
U kunt POP3 alleen gebruiken als u verificatie gebruikt voor verzending.
*1
*1
㻣㻜㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FJ
Specificaties voor het scannen naar gedeelde mappen
Communicatieprotocol
SMB (TCP/IP)
Bestandsindeling
PDF, PDF (Compact), PDF (Compact/OCR), PDF (OCR), JPEG, TIFF
Resolutie
Zwart-wit
JPEG: 300 dpi
TIFF: 300 dpi (MMR-compressie)
PDF/PDF (OCR): 300 dpi (MMR-compressie)
PDF (Compact)/PDF (Compact/OCR): Tekst 300 dpi, Achtergrond 150 dpi
Kleur
JPEG: 300 dpi
TIFF: 300 dpi (JPEG-compressie)
PDF: 200 dpi (JPEG-compressie)
PDF (Compact): tekst 300 dpi, achtergrond 150 dpi
Besturingssystemen
Windows Vista/7/8/Server 2003/Server 2008/Server 2012
Solaris 2.6 of hoger (met Samba 2.2 of hoger)
Mac OS X
Red Hat Linux 7.2 of hoger (met Samba 2.2 of hoger)
Interface
100BASE-TX, 10BASE-T
Kleurmodus
Kleur, Zwart-wit
Ingevoerde
afbeelding
Tekst, Tekst/Foto, Foto
Papierformaat
A4, A5
㻣㻝㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FK
Verbruiksartikelen
Hier volgt een richtsnoer voor de geschatte levensduur van de verbruiksartikelen die in dit apparaat worden gebruikt. Schaf
verbruiksartikelen aan bij uw plaatselijke, erkende Canon-dealer. Neem voorzorgsmaatregelen voor gezondheid en veiligheid in acht
wanneer u verbruiksartikelen opslaat en hanteert (
Verbruiksartikelen).
Afhankelijk van de installatieomgeving, het papierformaat of het documenttype moet u verbruiksartikelen misschien eerder dan
aangegeven vervangen.
Vervangende tonercartridges zijn anders dan de bijgeleverde tonercartridges, dus de capaciteit kan ook verschillen.
Als u een periode voor automatisch uitschakelen opgeeft die korter is dan de standaardinstelling (4 uur), bestaat de kans dat u
een tonercartridge eerder dan aangegeven moet vervangen.
Tonercartridges
Meegeleverde tonercartridges
De gemiddelde capaciteit van de bij het apparaat geleverde tonercartridges wordt getoond in de onderstaande tabel.
De gemiddelde capaciteit is gebaseerd op de standaard "ISO/IEC 19798" (de wereldwijde standaard die door de ISO (International Organization for
Standardization) is uitgegeven met betrekking tot de methode voor het bepalen van het verbruik van tonercartridges voor monochromatische
elektrofotografische printers en multifunctionele apparaten die printeronderdelen bevatten) bij het afdrukken op papier van A4-formaat met de
standaardinstelling voor afdrukdichtheid.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Zwart: 1.200 vel
Samengesteld Y (geel), M (magenta) en C (cyaan): 1.400 vellen
MF628Cw / MF623Cn
Zwart: 800 vel
Samengesteld Y (geel), M (magenta) en C (cyaan): 800 vellen
Vervangende tonercartridges
Voor een optimale printkwaliteit worden originele tonercassettes van Canon aanbevolen.
MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw
Canon Genuine-tonercartridge Gemiddelde capaciteit van tonercartridge
Canon Cartridge 718 Black (Zwart) 3.400 vellen
Canon Cartridge 718 Yellow (Geel)
Canon Cartridge 718 Magenta (Magenta)
Canon Cartridge 718 Cyan (Cyaan)
Samengesteld Y (geel), M (magenta) en C (cyaan): 2.900 vellen
MF628Cw / MF623Cn
Canon Genuine-tonercartridge Gemiddelde capaciteit van tonercartridge
Canon Cartridge 731 Black (Zwart)
Canon Cartridge 731 H Black (Zwart)
1.400 vellen
2.400 vellen
Canon Cartridge 731 Yellow (Geel)
Canon Cartridge 731 Magenta (Magenta)
Canon Cartridge 731 Cyan (Cyaan)
Samengesteld Y (geel), M (magenta) en C (cyaan): 1.500 vellen
*
*
*
*
㻣㻝㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Zie Tonercartridges vervangen, wanneer u tonercartridges vervangt.
㻣㻝㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FL
Als optie verkrijgbare items
U kunt de functionaliteit van het apparaat volledig benutten door als optie verkrijgbare hieronder beschreven items toe te passen. Als
optie verkrijgbare items kunt u aanschaffen bij de leverancier waar u het apparaat hebt aangeschaft of bij de Canon-dealer ter plaatse.
Cassette Feeding Module-V1 (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Copy Card Reader-F1 (MF729Cx)
Systeemopties (MF729Cx)
Licentieregistratie (MF729Cx)
In aanvulling op de geleverde standaard papierlade en de sleuf voor handmatige invoer kunt u de als optie
verkrijgbare lade op het apparaat installeren. Door de lade toe te voegen kunt u verschillende formaten papier
in de laden plaatsen en kan het apparaat tot wel 550 vellen papier bevatten (met de oorspronkelijke lade, de
sleuf voor handmatige invoer en de als optie verkrijgbare papierlade).
Papiercapaciteit
250 vellen (60 tot 90 g/m²)
Geschikt papier
Papier
Elektrische
aansluiting
Via het apparaat
Afmetingen(B x
L x H)
430 x 454 x 102 mm
Gewicht
Ongeveer 4 kg
Het kaartcontrolesysteem vereenvoudigt het inlogproces van Afdelings-ID-beheer door middel van de controlekaart in plaats van de
afdelings-ID. U kunt inloggen in het apparaat door een controlekaart in te steken en u kunt uitloggen door de kaart uit te nemen.
Kaartsleuf
Steek de controlekaart in de kaartsleuf wanneer het inlogscherm wordt weergegeven. Neem de controlekaart uit de kaartsleuf na
gebruik van het apparaat. Het hoofdscherm verschijnt op de display na inloggen, en het inlogscherm verschijnt op de display
nadat u hebt uitgelogd.
Controlekaart
U kunt de controlekaart gebruiken die hieronder wordt getoond. Let erop dat u de kaart in de juiste richting in de kaartsleuf
steekt.
Beschikbare
kaarten
Magnetisch
Kaartleesmethode
Magnetische uitlezing
Cassette Feeding Module-V1 (MF729Cx / MF728Cdw / MF724Cdw)
Copy Card Reader-F1 (MF729Cx)
㻣㻝㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Leesrichting
magnetische
kaart
Voorzijde omhoog
Opslaan/Weer
afspelen
Weer afspelen
Afmetingen (H x
B x D)
40 x 88 x 96 mm (zonder het bevestigingspakket en de kabel)
Gewicht
Ongeveer 200 g (zonder het bevestigingspakket en de kabel)
Dit gedeelte beschrijft de systeemgerelateerde als optie verkrijgbare items en de functie ervan.
Barcode Printing Kit
Met deze optie kunt u streepjescodes genereren in diverse formaten. NB. Wilt u streepjescodes afdrukken, dan moet PCL zijn
ingeschakeld. Zie voor informatie over het gebruik van de Barcode Printing Kit de Barcode Printing Guide (Gids voor afdrukken
streepjescodes)(PDF-handleiding). U kunt door op onderstaand pictogram te klikken de taal voor de handleiding selecteren.
Send PDF Security Feature Set
U kunt de beveiliging van PDF-bestanden verbeteren met de Send PDF Security Feature Set. Met deze optie kunt u een digitale
handtekening aan de PDF-bestanden toevoegen of versleutelde PDF-bestanden aanmaken wanneer u documenten scant.
Voor het activeren van bepaalde systeemopties hebt u een licentiesleutel nodig en die moet op het apparaat zijn geregistreerd.
Een licentiesleutel verkrijgen
U kunt een licentiesleutel verkrijgen met behulp van een webbrowser. Ga naar het Licentiebeheersysteem
(http://www.canon.com/lms/license) en volg de procedure. Als onderdeel van de procedure moet u de volgende nummers invoeren.
Licentietoegangsnummer
Controleer het licentietoegangsnummer dat op het License Access Number Certificate (Certificaat Licentietoegangsnummer) dat u in
de verpakking van de optie vindt.
Serienummer van het apparaat
Controleer serienummer van het apparaat door te drukken op ( ) <Apparaatconfiguratie controleren>.
Een licentiesleutel registreren
Tik op <Menu> in het scherm <Start>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de juiste combinatie van ID en pincode in. Druk
vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
Tik op <Registreer licentie>.
Bevestig het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Systeemopties (MF729Cx)
Licentieregistratie (MF729Cx)
1
2
3
㻣㻝㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Voer de licentiesleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Registreren>.
De registratie wordt gestart. Wacht totdat de melding <Installatie voltooid. Instellingen van kracht nadat de hoofdschakelaar UIT
en AAN is gezet.> wordt weergegeven.
Als de melding <Registreren... Zet hoofdschakelaar niet UIT.> wordt weergegeven, schakel dan de functies in die nodig zijn
voor het activeren van de optie en registreer de licentiesleutel opnieuw.
Tik op <Sluiten>.
4
5
6
㻣㻝㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FR
Meegeleverde documentatie
Het apparaat wordt geleverd met de volgende handleidingen. Raadpleeg deze handleidingen als u iets niet weet.
Aan de slag
Lees deze handleiding eerst. Er worden enkele basisprocedures beschreven, van het
verwijderen van het verpakkingsmateriaal tot het installeren van het apparaat.
Handleiding voor
draadloze LAN-
instelling (MF729Cx /
MF728Cdw /
MF724Cdw /
MF628Cw)
In deze handleiding wordt de procedure beschreven voor het verbinden van het
apparaat met een draadloze LAN-router. De handleiding bevat ook informatie voor het
oplossen van problemen tijdens het configureren van de instellingen. Lees deze
handleiding samen met de handleiding Aan de slag.
e-Handleiding (Deze
handleiding)
In deze handleiding worden alle functies van het apparaat beschreven. U kunt de
handleiding weergeven in een webbrowser. U kunt informatie bekijken per categorie of
een trefwoord invoeren om alleen pagina's over een bepaald onderwerp te bekijken.
gebruiken e-Handleiding
Installatiehandleiding
MF-stuurprogramma
Deze handleiding bevat instructies voor het installeren van de MF-stuurprogramma's,
MF Scan Utility en de software op de meegeleverde dvd-rom.
Gids Instelling
Verzenden
Deze handleiding beschrijft hoe u instellingen kunt configureren en hoe u het verzenden
van gescande afbeeldingen via e-mail en het opslaan van afbeeldingen in gedeelde
mappen kunt voorbereiden.
㻣㻝㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FS
gebruiken e-Handleiding
De e-Handleiding is een handleiding die u op uw computer kunt bekijken en die alle functies van het apparaat beschrijft. U kunt zoeken
op basis van uw bedoeld gebruik of een trefwoord invoeren om snel de pagina te vinden die u zoekt. U kunt de e-Handleiding op uw
computer installeren of e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom te starten.
Installeren e-Handleiding
De gewenste informatie opzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken.
Zoeken in de inhoud
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoudsopgave] aan de linkerkant van het
scherm en vervolgens het [Hoofdstukpictogram] naast het onderwerp te selecteren.
Bovenste pagina
Onderwerppagina
Zoeken op trefwoord
Voer een zoekopdracht uit door een trefwoord in te voeren, zoals "fax" of "draadloze LAN" en de pagina's die het trefwoord bevatten,
worden vervolgens weergegeven. Daarna kunt u in deze lijst met resultaten zoeken naar de gewenste pagina. U kunt ook zinnen
opgeven zoals "verbinding maken met een netwerk". Het zoeken op trefwoord ondersteunt ook de booleaanse AND-functie om te
zoeken naar meerdere trefwoorden.
Het tabblad Zoeken
Zoeken in het siteoverzicht
Klik op [Siteoverzicht] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de e-Handleiding. Vanaf
hier kunt u zoeken naar uw onderwerp.
Siteoverzicht
Systeemvereisten
Voor gebruik van de e-Handleiding zijn de volgende webbrowsers nodig. De inhoud van de e-Handleiding zal misschien niet
goed worden weergegeven als een browser wordt gebruikt die niet hieronder wordt vermeld.
Windows:
Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0
Firefox 24.x ESR/26.x/29.x/30.x/31.x/31.x ESR/32.x/33.x/34.x/35.x/36.x/37.x/
38.x/39.x
Mac OS:
Safari 7.x/8.x
Firefox 24.x ESR/26.x/29.x/30.x/31.x/31.x ESR/32.x/33.x/34.x/35.x/36.x/37.x/
38.x/39.x
Deze CD-ROM/DVD-ROM die voor dit product wordt geleverd, bevat mogelijk handleidingen in PDF-indeling. Als u niet over
Adobe Reader voor het bekijken van de handleidingen in PDF-indeling beschikt, probeer dan een ander programma zoals PDF
Preview van Vivid Document Imaging Technologies.
Over de meest recente e-Handleiding
Zie de website van Canon voor de meest recente e-Handleiding.
㻣㻝㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FU
Installeren e-Handleiding
Installeer de e-Handleiding op uw computer vanaf de dvd-rom die bij het apparaat is geleverd.
Plaats de dvd-rom in het dvd-rom-station van de computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Klik op [Aangepaste installatie].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [MInst.exe uitvoeren], als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven.
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Selecteer [USB-verbinding] zelfs wanneer u verbinding maakt via een netwerk.
Schakel alle selectievakjes uit behalve dat voor [Handleidingen] en klik op [Installeren].
1
2
3
4
㻣㻝㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Selecteer een taal en klik op [Volgende].
Selecteer de map waarin u wilt installeren, en klik op [Installeren].
De installatie wordt gestart.
U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren.
Klik op [Afsluiten].
5
6
7
8
㻣㻝㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Volgende] [Afsluiten].
De e-Handleiding inzien
Dubbelklik op het snelkoppelingspictogram van de e-Handleiding op het bureaublad.
Als er een beveiligingswaarschuwing wordt weergegeven
Klik op [Inhoud weergeven].
TIPS voor De e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom bekijken
1
Plaats de dvd-rom in het dvd-rom-station van de computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet wordt weergegeven, haal dan de dvd-
rom uit het station en plaats deze opnieuw of zie
Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
2
Klik op [Handleidingen].
3
Klik op [e-Manual].
9
㻣㻞㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FW
Installatie ongedaan maken e-Handleiding
U kunt de e-Handleiding desgewenst van de computer verwijderen en de computer terugbrengen in de staat van voor de installatie van
de e-Handleiding.
Plaats de dvd-rom in het dvd-rom-station van de computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Klik op [Programma's starten].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [MInst.exe uitvoeren], als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven.
Klik op [Starten] voor [Handleiding verwijderen].
Klik op [Volgende].
De e-Handleiding wordt verwijderd.
U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren.
Klik op [Afsluiten].
1
2
3
4
5
㻣㻞㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Terug] [Afsluiten].
6
㻣㻞㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FX
Lay-out van het scherm e-Handleiding
De e-Handleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert.
Bovenste pagina
Verschijnt wanneer u e-Handleiding start.
Canon
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan.
Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken]
Klik hierop om te schakelen tussen de inhoudsopgave en de zoekfunctie.
Inhoudsopgave
De hoofdstuktitels worden weergegeven (
). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het
hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven.
[Boven]
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan.
㻣㻞㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Siteoverzicht]
Klik hierop als u alle onderwerpen van de e-Handleiding wilt weergeven.
[Help]
Klik hierop als u informatie wilt weergeven over hoe u de e-Handleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en
andere informatie.
[Afdrukken]
Klik hierop om de weergegeven inhoud af te drukken.
Handige functies
Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Klik op
/ / / om
praktijkvoorbeelden op categorie weer te geven. Klik op het bewegende beeld voor meer informatie over elke categorie. U kunt
het beeld stoppen door de aanwijzer erop te zetten.
Handige functies
[Beknopte Help] / [Problemen oplossen] / [Onderhoud]
Klik hierop als er onverwachts problemen zijn met het apparaat of als u dit wilt reinigen.
[Voor Mac OS-gebruikers]
Klik hierop om voorzorgsmaatregelen voor Mac OS-gebruikers weer te geven.
[Kennisgeving]
Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u het apparaat gaat gebruiken.
[Vestigingen]
Klik hierop om contactgegevens weer te geven voor vragen over het apparaat.
Handige functies
Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
/
Klik hierop om gedetailleerde informatie weer te geven. Klik opnieuw om het venster te sluiten.
Klik hierop om het desbetreffende onderwerp weer te geven.
Onderwerppagina
Deze pagina bevat informatie over het configureren en gebruiken van het apparaat.
㻣㻞㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Inhoudsopgave]
De hoofdstukpictogrammen en -titels worden weergegeven.
[Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen]
Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle
subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten.
Hoofdstukpictogrammen
Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren.
Onderwerppagina
Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om
de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten.
[Alles afdrukken]
Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig
worden afgedrukt.
Navigatie
Zie welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven.
Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op "Terug" in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige
pagina.
Klik hierop om de verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te
sluiten.
Het tabblad Zoeken
Bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken.
㻣㻞㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
[Voer hier trefwoord(en) in]
Voer een zoekwoord of zoekwoorden in en klik op
, de zoekresultaten worden dan weergegeven in een zoekresultatenlijst (
). Zet een spatie tussen de zoekwoorden en er wordt gezocht naar pagina's die alle zoekwoorden bevatten. Zet (een)
zoekwoord (en) tussen aanhalingstekens en er wordt alleen gezocht naar pagina's met de letterlijke tekst van de zoekwoorden.
[Zoekopties]
Klik hierop om zoekopties in te stellen zoals het bereik van de zoekopdracht en jokertekens. Om de opties weer te geven, klikt
u op deze knop wanneer die grijs is. Om de opties te verbergen, klikt u op deze knop wanneer die oranje is.
Zoekbereik selecteren
Hier kunt u het zoekbereik instellen. U kunt efficiënter zoeken naar informatie door het zoekbereik te beperken. Deze functie is
met name handig als u ongeveer weet waar het onderwerp zich bevindt dat u zoekt.
Zoekopties selecteren
Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters.
[Zoeken met volgende voorwaarden]
Klik hierop om zoekresultaten weer te geven die voldoen aan de voorwaarden die zijn opgegeven met
en .
Zoekresultatenlijst
Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste
pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op
/ of een
paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven.
Siteoverzicht
Toont de inhoudsopgave voor de e-Handleiding.
㻣㻞㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Hoofdstukpictogrammen
Klik hierop om naar het onderwerp van het geselecteerde hoofdstuk te gaan.
Titel (Onderwerp)
Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan.
㻣㻞㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0FY
Kijken e-Handleiding
Markeringen
Waarschuwingen met betrekking tot veiligheid, beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat,
nuttige tips en andere informatie worden weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen.
Hiermee wordt een waarschuwing aangeduid voor handelingen die de dood of persoonlijk letsel tot
gevolg kunnen hebben als ze niet juist worden uitgevoerd. Voor een veilig gebruik van dit apparaat
moet u deze waarschuwingen altijd ter harte nemen.
Hiermee wordt aangegeven dat u voorzichtig moet zijn bij handelingen die persoonlijk letsel tot
gevolg kunnen hebben als ze niet juist worden uitgevoerd. Voor een veilig gebruik van dit apparaat
moet u deze waarschuwingen altijd ter harte nemen.
Geeft een bewerking aan die niet mag worden uitgevoerd. Lees deze items aandachtig door en zorg
ervoor dat u de beschreven bewerkingen niet uitvoert.
Hiermee worden bedieningsvereisten en -beperkingen aangeduid. Lees deze punten zorgvuldig door
voor een juiste bediening van het apparaat en om schade aan het apparaat of eigendom te
voorkomen.
Geeft een uitleg van een handeling, of bevat aanvullende informatie voor een procedure.
Geeft nuttige functies of tips voor het gebruiken van het apparaat aan.
Toetsen en knoppen in deze handleiding
Toetsen op het bedieningspaneel en knoppen op het computerscherm worden als volgt weergegeven:
Type Voorbeeld
Toetsen op het
bedieningspaneel
(Zwart-wit)
Instellingen
weergegeven op
het
bedieningspaneel
<Tijdklokinstellingen>
<Geef de bestemming op.>
Knoppen en
andere
interface-
onderdelen die
op het
computerscherm
worden
weergegeven
[Voorkeuren]
De computerschermen in deze handleiding
Tenzij anders aangegeven, zijn de displays waarnaar wordt verwezen in de e-Handleiding afkomstig van de MF729Cx. Afhankelijk van
het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de werkelijke displays.
De weergave van stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie.
Illustraties in deze handleiding
Tenzij anders aangegeven, verwijzen de gebruikte illustraties in de e-Handleiding naar de MF729Cx. Wanneer de verschillen erg groot
zijn, worden er meerdere illustraties gebruikt en worden deze toegelicht met de modelnaam van het apparaat, zoals
"MFXXXX/MFXXXX".
㻣㻞㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0H0
Overige
In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere
belangrijke informatie.
㻣㻞㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0H1
Basisbewerkingen in Windows
Het onderdeel [Computer] of [Deze computer] weergeven
De printermap weergeven
Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven
Een testpagina afdrukken in Windows
De bitarchitectuur controleren
De computernaam controleren
De LPR-/RAW-printerpoort controleren
Het onderdeel [Computer] of [Deze computer] weergeven
Windows Vista/7/Server 2008
[Start]
selecteer [Computer].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Verkenner] [Computer] of [Deze pc].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Verkenner] [Computer] of [Deze pc].
Windows Server 2003
[Start]
selecteer [Deze computer].
De printermap weergeven
Windows Vista
[Start]
selecteer [Configuratiescherm] [Printer].
Windows 7/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Apparaten en printers].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm] [Apparaten en printers
weergeven].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescher] [Apparaten en printers weergeven].
Windows Server 2003
[Start]
selecteer [Printers en faxapparaten].
Windows Server 2008
[Start]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Printers].
Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver
Open Windows Verkenner.
Windows Vista/7/Server 2003/Server 2008
[Start]
selecteer [Alle programma's] of [Programma's] [Bureau-accessoires] [Windows Verkenner].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Verkenner].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Verkenner].
Selecteer [Netwerk] of [Mijn netwerklocaties] op de afdrukserver.
Als u wilt zien welke computers in het netwerk zijn opgenomen, moet u mogelijk netwerkdetectie inschakelen of in het netwerk
zoeken naar computers.
1
2
㻣㻟㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Gedeelde printers worden weergegeven.
1
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven
Als uw computer het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet weergeeft nadat u de meegeleverde dvd-rom hebt
geplaatst, volg dan onderstaande procedure. De stationsnaam van dvd-rom-station wordt aangeduid met "D:" in deze handleiding. De
naam van het dvd-rom-station kan verschillen afhankelijk van de computer die u gebruikt.
Windows Vista/7/Server 2008
[Start] typ "D:\MInst.exe" in [Zoeken in programma's en bestanden] of [Zoekopdracht starten] druk op de [ENTER]-toets.
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de hoek linksonder van het scherm [Uitvoeren] Typ "D:\MInst.exe" klik op [OK]
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start] [Uitvoeren] Typ "D:\MInst.exe" klik op [OK]
Windows Server 2003
[Start] [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" klik op [OK]
Een testpagina afdrukken in Windows
U kunt controleren of het printerstuurprogramma werkt door een testpagina af te drukken in Windows.
Leg papier van A4-formaat in de sleuf voor handmatige invoer. Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op
[Eigenschappen van printer] (of [Eigenschappen]).
1
2
3
㻣㻟㻝㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Klik op [Testpagina afdrukken] in het tabblad [Algemeen].
De testpagina wordt afgedrukt.
De bitarchitectuur controleren
Weet u niet zeker of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows wordt uitgevoerd, volg dan onderstaande procedure.
Open het onderdeel [Configuratiescherm].
Windows Vista/7/Server 2008
[Start]
selecteer [Configuratiescherm]
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescher].
Open het onderdeel [Systeem].
Windows Vista/7/8/Server 2008 R2/Server 2012
Klik op [Systeem en onderhoud] (of [Systeem en beveiliging])
[Systeem].
Windows Server 2008
Dubbelklik op [Systeem].
Controleer de bitarchitectuur.
Voor 32-bits versies
[32 bitsbesturingssysteem] wordt weergegeven.
Voor 64-bits versies
[64 bitsbesturingssysteem] wordt weergegeven.
4
1
2
3
㻣㻟㻞㻌㻛㻌㻣㻠㻜
De computernaam controleren
Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2012
1
Open het onderdeel [Configuratiescherm].
Windows Vista/7/Server 2008
[Start]
selecteer [Configuratiescherm]
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescher]
2
Open het onderdeel [Systeem].
Windows Vista/7/8/Server 2008 R2/Server 2012
Klik op [Systeem en beveiliging] of [Systeem en onderhoud]
[Systeem].
Windows Server 2008
Dubbelklik op [Systeem].
Windows Server 2003
1
[Start] selecteer [Configuratiescherm].
2
Klik op het [Systeem].
3
Klik op het tabblad [Computernaam].
4
Klik op [Wijzigen].
De LPR-/RAW-printerpoort controleren
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat en klik op [Eigenschappen van printer] (of
[Eigenschappen]).
1
2
㻣㻟㻟㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Controleer de poortinstellingen.
Klik op het tabblad [Poorten].
Zorg dat de juiste poort is geselecteerd voor de printer.
3
㻣㻟㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0H2
Voor Mac OS-gebruikers
Afhankelijk van de aankoopdatum hebt u mogelijk geen stuurprogramma voor Mac OS bij uw apparaat ontvangen. De
stuurprogramma's worden naar de Canon-website geüpload wanneer ze nodig zijn. Controleer het besturingssysteem van
uw computer en download het juiste stuurprogramma van de Canon-website. Zie de Installatiehandleiding MF-
stuurprogramma voor informatie over het installeren en gebruiken van het stuurprogramma.
In de e-Handleiding en de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma worden methoden voor het werken in een Windows-omgeving
uitgelegd in de vorm van voorbeelden. Raadpleeg de volgende handleiding of Help-informatie voor informatie over het gebruik van het
stuur- en hulpprogramma voor Mac OS.
Functie Object Referentie
Afdrukfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
Elke functie gebruiken
Help bij stuurprogramma
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
Faxfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon Faxstuurprogramma Handleiding
Elke functie gebruiken
Help bij stuurprogramma
Canon Faxstuurprogramma Handleiding
Scanfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
Scannen
(De MF Scan Utility of ScanGear MF instellen)
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
De handleiding voor het stuurprogramma weergeven
Dubbelklik op het volgende HTML-bestand in de map [Documents] op de bijgeleverde dvd-rom.
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
[Documents]-[Print]-[XXXXXX] -[Guide]-[index.html]
Canon Faxstuurprogramma Handleiding
[Documents]-[FAX]-[XXXXXX] -[Guide]-[index.html]
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
[Documents]-[Scan]-[XXXXXX] -[Guide]-[index.html]
Selecteer de gewenste taal voor [XXXXXX].
De Help voor het stuurprogramma weergeven
Klik op [ ] in het stuurprogramma.
*
*
*
*
㻣㻟㻡㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0H3
Kennisgeving
Services en software van derden
Services van derden
EMC-voorwaarden van EU-richtlijn
Dit apparaat voldoet aan de essentiële EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn. Wij verklaren dat dit product voldoet aan de EMC-
voorwaarden van de EU-richtlijn bij een nominale netspanning van 230 V, 50 Hz hoewel de nominale spanning van dit product 220-240
V, 50/60 Hz is. Het gebruik van geïsoleerde kabels is vereist om te voldoen aan de EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn.
Laserveiligheid
Laserstralen kunnen gevaarlijk zijn voor het menselijk lichaam. Om deze reden is de laserstraling die in deze apparatuur wordt gebruikt
hermetisch afgesloten met een beschermende behuizing en een externe kap. Bij normaal gebruik van dit product kan geen straling
vrijkomen.
Dit apparaat is geclassificeerd als Klasse 1 Laser volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007.
Model 220-240 V
Het onderstaande etiket is aangebracht op de laserscaneenheid in het apparaat.
Dit apparaat is geclassificeerd volgens de normen IEC60825-1: 2007, EN60825-1: 2007 en is conform de volgende categorieën:
CLASS 1 LASER PRODUCT
LASER KLASSE 1
APPAREIL À LASER DE CLASSE 1
APPARECCHIO LASER DI CLASSE 1
PRODUCTO LÁSER DE CLASE 1
APARELHO A LASER DE CLASSE 1
LUOKAN 1 LASER-TUOTE
LASERPRODUKT KLASS 1
Het gebruik van bedieningen, het maken van aanpassingen, of het uitvoeren van procedures anders dan omschreven in de
handleidingen voor dit apparaat, kan leiden tot gevaarlijke blootstelling aan straling.
AEEA-richtlijn
㻣㻟㻢㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG
betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het
normale huisvuil mag worden weggegooid.
Indien onder het hierboven getoonde symbool een chemisch symbool gedrukt staat, geeft dit in overeenstemming met de richtlijn
betreffende batterijen en accu's aan dat deze batterij of accu een zwaar metaal bevat (Hg = kwik, Cd = cadmium, Pb = lood) waarvan
de concentratie de toepasselijke drempelwaarde in overeenstemming met de genoemde richtlijn overschrijdt.
Dit product dient te worden ingeleverd bij een hiervoor aangewezen inzamelpunt, bijv. door dit in te leveren bij een hiertoe erkend
verkooppunt bij aankoop van een gelijksoortig product, of bij een officiële inzameldienst voor de recycling van elektrische en
elektronische apparatuur (EEA) en batterijen en accu's. Door de potentieel gevaarlijke stoffen die gewoonlijk gepaard gaan met EEA, kan
onjuiste verwerking van dit type afval mogelijk nadelige gevolgen hebben voor het milieu en de menselijke gezondheid. Uw medewerking
bij het op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij tot effectief gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw plaatselijke gemeente, afvaldienst, officiële dienst
voor klein chemisch afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht op
www.canon-europe.com/weee, of www.canon-europe.com/battery.
Internationaal ENERGY STAR-programma
Als partner van het ENERGY STAR -programma heeft Canon Inc. vastgesteld dat dit product voldoet aan het
ENERGY STAR-programma voor energiebesparing.
Het International ENERGY STAR Office Equipment Program is een internationaal programma ter bevordering van
energiebesparing bij computers en andere kantoorapparatuur.
Het programma ondersteunt de ontwikkeling en distributie van producten met functies die het energieverbruik
effectief verminderen. Het is een open systeem waaraan bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen.
Het programma richt zich op kantoorapparatuur, zoals computers, schermen, printers en fax- en kopieerapparaten.
De normen en logo's zijn in alle deelnemende landen gelijk.
IPv6 Ready-logo
De protocolset in dit apparaat heeft het IPv6 Ready-logo Phase-2 verkregen, vastgesteld door het IPv6 Forum.
Voorgeschreven informatie over draadloos LAN
Regulatory information for users in Jordan
MF729Cx/MF728Cdw/MF724Cdw/MF628Cw includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
Contains Wireless LAN Module approved by TRC/SS/2014/38
Regulatory information for users in UAE
MF729Cx/MF728Cdw/MF724Cdw/MF628Cw includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
TRA
REGISTERED No: ER0126617/14
DEALER No: DA0060877/11
Disclaimers
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE
ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID,
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR
ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS
RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL.
Copyright
Copyright CANON INC. 2015
®
㻣㻟㻣㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal
of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch,
handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc.
Handelsmerken
Adobe, Acrobat en Reader zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Mac, Mac OS en OS X en Safari zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de
Verenigde Staten en/of andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server, Internet Explorer, Word en Excel zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
iOS is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Cisco in de V.S. en andere landen en wordt gebruikt onder licentie.
Google Cloud Print, Google Chrome, Android, Google Docs en Gmail zijn gedeponeerde handelsmerken ofwel handelsmerken van Google
Inc.
This product contains the Universal Font Scaling Technology or UFST® under license from Monotype Imaging, Inc. UFST® is a trademark
of Monotype Imaging, Inc. registered in the United States Patent and Trademark Office and may be registered in certain
jurisdictions.UFST: Copyright © 1989 - 1996, 1997, 2003, 2004, 2008, all rights reserved, by Monotype Imaging Inc.
Adobe, PostScript en het PostScript-logo zijn geregistreerde handelsmerken ofwel handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
Copyright © 2007 -08 Adobe Systems Incorporated. All rights reserved.
Protected by U.S. Patents 5,737,599; 5,781,785; 5,819,301; 5,929,866; 5,943,063; 6,073,148; 6,515,763; 6,639,593; 6,754,382;
7,046,403; 7,213,269; 7,242,415; Patents pending in the U.S. and other countries.
All instances of the name PostScript in the text are references to the PostScript language as defined by Adobe Systems Incorporated
unless otherwise stated. The name PostScript also is used as a product trademark for Adobe Systems' implementation of the PostScript
language interpreter.
Except as otherwise stated, any reference to a "PostScript printing device," "PostScript display device," or similar item refers to a printing
device, display device or item (respectively) that contains PostScript technology created or licensed by Adobe Systems Incorporated and
not to devices or items that purport tobe merely compatible with the PostScript language.
Adobe, the Adobe logo, PostScript, the PostScript logo, and PostScript 3 are either registered trademarks or trademarks of Adobe
Systems Incorporated in the United States and/or other countries.
Linux is a registered trademark of Linus Torvalds. Microsoft and Windows are either registered trademarks or trademarks of Microsoft
Corporation in the United States and/or other countries.
All other trademarks are the property of their respective owners.
Het PDF-logo is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en andere
landen.
Copyright © 2008 Adobe Systems Incorporated. All rights reserved.
Protected by U.S. Patents 6,185,684; 6,205,549; 7,213,269; 7,272,628; 7,278,168; Patents pending in the U.S. and other countries.
All instances of the name PostScript in the text are references to the PostScript language as defined by Adobe Systems Incorporated
unless otherwise stated. The name PostScript also is used as a product trademark for Adobe Systems' implementation of the PostScript
language interpreter.
㻣㻟㻤㻌㻛㻌㻣㻠㻜
Except as otherwise stated, any reference to a "PostScript printing device," "PostScript display device," or similar item refers to a printing
device, display device or item (respectively) that contains PostScript technology created or licensed by Adobe Systems Incorporated and
not to devices or items that purport to be merely compatible with the PostScript language.
Adobe, the Adobe logo, Adobe LiveCycle® Policy Server, PostScript, the PostScript Logo, and PostScript 3 are either registered
trademarks or trademarks of Adobe Systems Incorporated in the United States and/or other countries.
All other trademarks are the property of their respective owners.
Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren.
㻣㻟㻥㻌㻛㻌㻣㻠㻜
0W59-0H4
Contact opnemen
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
CANON MARKETING JAPAN INC.
16-6, Konan 2-chome, Minato-ku, Tokyo 108-8011, Japan
CANON U.S.A., INC.
One Canon Park, Melville, NY 11747, U.S.A.
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
CANON CHINA CO. LTD.
2F Jinbao Building No.89, Jinbao Street, Dongcheng District, Beijing 100005, PRC
CANON SINGAPORE PTE LTD
1 Fusionopolis Place, #15-10, Galaxis, Singapore 138522
CANON AUSTRALIA PTY LTD
Building A, The Park Estate, 5 Talavera Road, Macquarie Park, NSW 2113, Australia
WERELDWIJDE WEBSITE VAN CANON
http://www.canon.com/
㻣㻠㻜㻌㻛㻌㻣㻠㻜
㻝㻌㻛㻌㻠㻣
Introductie 3
Informatie over de stuurprogramma's en de software
4
Ondersteunde besturingssystemen
5
Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd
6
Installeren
7
Installeren vanaf de meegeleverde dvd-rom
8
Installeren na downloaden van de Canon website
22
Installatie om WSD te gebruiken
29
Verwijderen
34
Problemen oplossen
37
Bijlage
38
De installatiehandleiding gebruiken
39
Schermconfiguratie van de installatiegids
40
De installatiehandleiding bekijken
43
Overige
44
Basisbewerkingen in Windows
45
Kennisgeving
47
㻞㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-000
Introductie
In deze Installatiehandleiding wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Scan Utility installeert en verwijdert.
Systeemvereisten voor het installeren van de MF-stuurprogramma's of MF Scan Utility. Ondersteunde
besturingssystemen
Installeren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Scan Utility installeert, om het apparaat gereed te maken voor
afdrukken vanaf een computer.
Installeren
Verwijderen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's of MF Scan Utility verwijdert. Verwijderen
Problemen oplossen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u problemen tijdens het installeren en verwijderen van de MF-stuurprogramma's of MF Scan Utility
oplost.
Problemen oplossen
Bijlage
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Installatiehandleiding gebruikt en basisbewerkingen in Windows uitvoert. Bijlage
㻟㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-001
Informatie over de stuurprogramma's en de software
Lees het volgende voordat u de MF-stuurprogramma's of andere software installeert. Het installatieproces varieert al naar gelang de
verbindingsmethode en omgeving.
MF-stuurprogramma's
Printerstuurprogramma
U kunt vanuit een toepassing afdrukken op het apparaat wanneer het printerstuurprogramma op uw
computer is geïnstalleerd.
Faxstuurprogramma
Als u het faxstuurprogramma op uw computer installeert, kunt u "Afdrukken" selecteren in een
toepassing, het Canon-faxstuurprogramma selecteren als printer en de uitvoerbestemming en -opties
opgeven. Het faxstuurprogramma converteert de gegevens naar een afbeelding die conform is met
de standaardfaxprotocollen, zodat de gegevens kunnen worden afgedrukt of opgeslagen met het
faxapparaat van de ontvanger.
Scannerstuurprogramma
U kunt het apparaat als scanner gebruiken wanneer het scannerstuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd.
Network Scanner
Selector
U hebt dit hulpprogramma nodig om het apparaat als netwerkscanner te kunnen gebruiken. Het
wordt automatisch samen met het scannerstuurprogramma geïnstalleerd.
MF Scan Utility
MF Scan Utility biedt een groep opdrachten waarmee u een gescande afbeelding in een toepassing
kunt openen, als e-mailbijlage kunt verzenden, op de vaste schijf kunt opslaan, enz.
Toner Status
Op de computer waarop deze toepassing is geïnstalleerd, wordt via een pop-upvenster aangegeven
hoeveel toner is gebruikt. U kunt vanuit de toepassing ook rechtstreeks naar een website voor het
kopen van cartridges gaan.
Extra programma's
Canon MF/LBP-assistent
draadloze verbinding
instellen
Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, kunt de SSID of netwerksleutel controleren
met behulp van "Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen".
Presto! PageManager Met dit programma kunt u gescande afbeeldingen op allerlei manieren verwerken.
Afhankelijk van het model dat u gebruikt, is er mogelijk geen faxstuurprogramma bijgeleverd.
Afhankelijk van uw model of land of regio, wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd.
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, zijn enkele functies van de op de dvd-rom aanwezige
stuurprogrammasoftware mogelijk niet bruikbaar. De meest recente software is op de Canon website geplaatst. Controleer
de besturingsomgeving, enz. en download, zo nodig, de juiste software.
*1
*2
*1
*2
㻠㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-002
Ondersteunde besturingssystemen
Controleer in de volgende tabel welke besturingssystemen ondersteuning bieden voor MF-stuurprogramma's en MF Scan Utility.
: Ondersteund
: Niet ondersteund
Windows Vista/7/8 Windows Server 2003/Server 2008 Windows Server 2008 R2/Server 2012
Printerstuurprogramma
(UFRII LT)
Printerstuurprogramma
(UFRII LT (V4))
Printerstuurprogramma
(PCL5)
Printerstuurprogramma
(PCL6)
Printerstuurprogramma
(PS)
Faxstuurprogramma
Scannerstuurprogramma
Network Scanner
Selector
MF Scan Utility
Toner Status
Canon MF/LBP-assistent
draadloze verbinding
instellen
Presto! PageManager
*1 Alleen ondersteund via een netwerkverbinding.
*2 Alleen ondersteund met Windows 8.1.
*3 Alleen ondersteund met Windows Server 2012 R2.
*4 Alleen via draadloze LAN-verbinding ondersteund.
*5 Afhankelijk van uw model of land of regio wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd.
*1 *1
*2 *3
*5
*1 *1
*5
*1 *1
*5
*1 *1
*5 *1 *1
*1
*5
*4 *4 *4
㻡㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-003
Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd
Voordat u de MF-stuurprogramma's installeert, dient u op het apparaat op te geven welk methode voor verbinding met de computer
wordt gebruikt en welke soorten stuurprogramma's moeten worden gebruikt.
Druk op en tik op <Menu>.
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de juiste combinatie van ID en pincode in. Druk
vervolgens op
. (Aanmelden bij de machine (e-Handleiding))
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Tik op <PDL-selectie (Plug and Play)>.
Tik op <Netwerk> of <USB>.
Selecteer het stuurprogramma dat u gebruikt.
Opties voor paginabeschrijvingstalen
Netwerk
FAX
UFRII LT
UFRII LT (V4)
PCL5
PCL6
PS
USB
UFRII LT
UFRII LT (V4)
PCL5
PCL6
PS
Start de machine opnieuw op.
Als u bij stap 4 <USB> hebt geselecteerd, zet u de machine uit en wacht u minstens 10 seconden en zet u de machine weer
aan.
1
2
3
4
5
6
㻢㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-004
Installeren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Scan Utility installeert en het apparaat gereed maakt voor
afdrukken vanaf een computer.
Installeren vanaf de meegeleverde dvd-rom
Installeer de MF-stuurprogramma's vanaf de dvd-rom die bij het apparaat is geleverd. Voer de instelprocedure uit, verbind het apparaat
met uw computer en installeer de stuurprogramma's.
Installeren vanaf de meegeleverde dvd-rom
Installeren na downloaden van de Canon website
De nieuwste versies van de MF-stuurprogramma's en MF Scan Utility kunnen worden gedownload van de Canon-website. U moet de MF-
stuurprogramma's of MF Scan Utility, bijvoorbeeld, downloaden als de stuurprogramma's op de dvd-rom geen ondersteuning bieden voor
het besturingssysteem van uw computer.
Installeren na downloaden van de Canon website
Een WSD-netwerkprinter toevoegen
Als u Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2012 gebruikt, kunt u WSD (Web Services on Devices) gebruiken om een
netwerkprinter toe te voegen.
Installatie om WSD te gebruiken
㻣㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-005
Installeren vanaf de meegeleverde dvd-rom
Bij gebruik van Eenvoudige installatie moet u de stappen in de volgende volgorde uitvoeren: "Installeer de stuurprogramma's"
"Installeer de software vanaf de bijgeleverde dvd-rom" "Installeer de e-Handleiding". Raadpleeg vóór u begint "Aan de slag" voor meer
informatie over het verbinden van het apparaat en de computer.
U kunt ervoor kiezen standaardsoftware en de e-Handleiding met [Eenvoudige installatie] te installeren, of u kunt met [Aangepaste
installatie] opgeven welke software en handleidingen u wilt installeren.
Installeren met [Eenvoudige installatie]
Installeren met [Aangepaste installatie]
De resultaten van de installatie controleren
Wanneer u het apparaat met een USB-kabel op een computer aansluit
Volg de instructies op het scherm voor het aansluiten van een USB-kabel. Als er een USB-kabel is aangesloten voordat de
stuurprogramma's zijn geïnstalleerd, moet u de kabel loskoppelen en daarna de stuurprogramma's installeren.
Er wordt niet een USB-kabel bij het apparaat geleverd. Zorg ervoor dat u er een gereed hebt.
Het hangt af van uw land of regio welke opties worden weergegeven.
Tref voorbereidingen voor de installatie.
USB-aansluiting
Zet het apparaat uit.
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Sluit het apparaat via het netwerk aan op een computer.
Configureer de netwerkinstellingen voordat u de stuurprogramma's gaat installeren. Raadpleeg "Aan de slag" voor meer
informatie over het configureren van netwerkinstellingen.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Plaats de meegeleverde dvd-rom in het station op uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als u dat wordt gevraagd.
Klik op [Eenvoudige installatie].
Installeren met [Eenvoudige installatie]
1
2
3
4
㻤㻌㻛㻌㻠㻣
Als u de e-Handleiding niet op uw computer wilt installeren of als u geïnstalleerde software wilt aanpassen, klikt u op
[Aangepaste installatie].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u
Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Indien [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klik op [MInst.exe uitvoeren].
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
In Server 2003/Server 2008/Server 2012 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de volgende procedure.
Klik op [Installeren].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
5
6
7
㻥㻌㻛㻌㻠㻣
Klik op [Volgende].
Volg de instructies op het scherm voor het installeren van de stuurprogramma's.
USB-aansluiting
1
Volg de instructies op het scherm voor het op elkaar aansluiten van het apparaat en een computer met
een USB-kabel en zet het apparaat aan.
2
Klik op [Afsluiten].
8
9
㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Installatie van de stuurprogramma's is voltooid.
Als u niet kunt vaststellen dat het apparaat en de computer op elkaar zijn aangesloten
Het onderstaande scherm kan worden weergegeven in de gevallen dat het op elkaar aansluiten van het apparaat
en een computer met een USB-kabel enige tijd in beslag nam. Zet het apparaat uit, sluit de kabel opnieuw aan
en zet het apparaat weer aan.
1
Klik in het volgende scherm op [Ja].
2
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣
Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren.
Volg de instructies op het scherm om de e-Handleiding te installeren.
Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op
[Volgende].
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding van het apparaat en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen
weergeven: e-Handleiding), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet wordt
weergegeven, klikt u op [Zoeken op IP-adres]
voer het IP-adres in dat op het apparaat is ingesteld [OK].
3
Controleer de instellingen en klik op [Starten].
Installatie van de stuurprogramma's is voltooid.
10
11
12
㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣
Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd.
Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de installatie
en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook geen
persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen.
Het uitgebreid
onderzoeksprogramma product verwijderen
Klik op [Volgende].
Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten]
nadat u de dvd-rom hebt verwijderd.
Tref voorbereidingen voor de installatie.
USB-aansluiting
Zet het apparaat uit.
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Sluit het apparaat via het netwerk aan op een computer.
Configureer de netwerkinstellingen voordat u de stuurprogramma's gaat installeren. Raadpleeg "Aan de slag" voor meer
informatie over het configureren van netwerkinstellingen.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Selecteer een taal en klik op [OK] als u dat wordt gevraagd.
Plaats de voor de Gebruiker meegeleverde dvd-rom in het station op de computer.
Klik op [Aangepaste installatie].
Installeren met [Aangepaste installatie]
13
14
1
2
3
4
㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣
Als u standaardsoftware en de e-Handleiding op de computer wilt installeren, klikt u op [Eenvoudige installatie].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u
Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klikt u op [MInst.exe uitvoeren].
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
In Server 2003/Server 2008/Server 2012 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de volgende procedure.
Schakel het selectievakje naast de te installeren toepassing in en klik op [Installeren].
5
6
㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Klik op [Volgende].
Volg de instructies op het scherm voor het installeren van de stuurprogramma's.
USB-aansluiting
1
Volg de instructies op het scherm voor het op elkaar aansluiten van het apparaat en een computer met
een USB-kabel en zet het apparaat aan.
7
8
9
㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
2
Klik op [Afsluiten].
Installatie van de stuurprogramma's is voltooid.
Als u niet kunt vaststellen dat het apparaat en de computer op elkaar zijn aangesloten
Het onderstaande scherm kan worden weergegeven in de gevallen dat het op elkaar aansluiten van het apparaat
en een computer met een USB-kabel enige tijd in beslag nam. Zet het apparaat uit, sluit de kabel opnieuw aan
en zet het apparaat weer aan.
1
Klik in het volgende scherm op [Ja].
㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣
2
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding van het apparaat en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen
weergeven: e-Handleiding), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet wordt
weergegeven, klikt u op [Zoeken op IP-adres]
voer het IP-adres in dat op het apparaat is ingesteld [OK].
3
Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een afdrukserver
Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in.
4
Selecteer het selectievakje voor het printerstuurprogramma dat wordt geïnstalleerd, en klik op
[Volgende].
Het scherm wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt. Ga verder naar de
volgende procedure.
㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣
5
Geef informatie voor elk stuurprogramma op.
[Printernaam]/[Naam faxapparaat]
Wijzig de naam zo nodig.
[Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax]
Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als
afdrukserver uitvoert). Een afdrukserver instellen: e-Handleiding
[Gedeelde naam]
Wijzig de gedeelde naam zo nodig.
[Toe te voegen stuurprogramma's]
Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u
met deze knop zo nodig extra stuurprogramma's installeren.
Selecteer het besturingssysteem en klik op [OK] om extra stuurprogramma's te installeren.
6
Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten].
㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣
Volg de instructies op het scherm voor het installeren MF Scan Utility.
Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren.
Volg de instructies op het scherm om Presto! PageManager en de e-Handleiding te installeren.
Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op
[Volgende].
7
Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk.
Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma
en klikt u op [Volgende].
Als u een testpagina wilt afdrukken, controleer dan het stuurprogramma.
8
Klik op [Afsluiten].
In Windows Server 2003/Server 2008/Server 2012 wordt MF Scan Utility niet geïnstalleerd. Ga naar stap 11.
Installatie van de stuurprogramma's is voltooid.
10
11
12
13
㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣
Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd.
Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de installatie
en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook geen
persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen.
Het uitgebreid
onderzoeksprogramma product verwijderen
Klik op [Volgende].
Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten]
nadat u de dvd-rom hebt verwijderd.
Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's, MF Scan Utility, de e-Handleiding, enz, goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de
pictogrammen worden weergegeven.
Printerstuurprogramma
Wanneer het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in
de printermap.
De printermap weergeven
Faxstuurprogramma
Wanneer het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat
in de printermap.
De printermap weergeven
Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
Scannerstuurprogramma (USB-verbinding)
De resultaten van de installatie controleren
14
15
㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
MF Scan Utility
Wanneer MF Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt een MF Scan Utility-pictogram in de map [MF Scan Utility],
die zich in de map [Canon] in het menu [Start] bevindt.
Network Scanner Selector
Wanneer Network Scanner Selector goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scanner Selector-pictogram op de
taakbalk.
e-Handleiding
Als de e-Handleiding goed is geïnstalleerd, verschijnt het pictogram van de e-Handleiding op het bureaublad.
Als u de e-Handleiding met [Aangepaste installatie] installeert, wordt het pictogram niet weergegeven.
Toner Status
Als Toner Status goed is geïnstalleerd, verschijnt het Toner Status-pictogram op de taakbalk.
Als het pictogram niet wordt weergegeven
Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de instelprocedure vanaf het begin.
Andere software
U kunt Presto! PageManager met [Aangepaste installatie] installeren. Als Presto! PageManager goed is geïnstalleerd, verschijnt
het Presto! PageManager-pictogram op het bureaublad.
㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-006
Installeren na downloaden van de Canon website
Installeer de MF-stuurprogramma's of MF Scan Utility nadat u de nieuwste versie van de Canon-website hebt gedownload.
MF-stuurprogramma's installeren
MF Scan Utility installeren
De resultaten van de installatie controleren
Wanneer u het apparaat met een USB-kabel op een computer aansluit
Volg de instructies op het scherm voor het aansluiten van een USB-kabel. Als er een USB-kabel is aangesloten voordat de
stuurprogramma's zijn geïnstalleerd, moet u de kabel loskoppelen en daarna de stuurprogramma's installeren.
Er wordt niet een USB-kabel bij het apparaat geleverd. Zorg ervoor dat u er een gereed hebt.
Als er al een oudere versie is geïnstalleerd, ziet u bij het installeren van de nieuwe versie het volgende of een soortgelijk
scherm en wordt de installatie geannuleerd. Verwijder de oude versie voordat u de nieuwe installeert.
Verwijderen
Tref voorbereidingen voor de installatie.
USB-aansluiting
Zet het apparaat uit.
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Sluit het apparaat via het netwerk aan op een computer.
Configureer de netwerkinstellingen voordat u de stuurprogramma's gaat installeren. Raadpleeg "Aan de slag" voor meer
informatie over het configureren van netwerkinstellingen.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Download de stuurprogramma's van de Canon-website (http://www.canon.com/).
Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van de
stuurprogramma's.
Dubbelklik op het gedownloade installatieprogramma en klik op [Volgende].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
MF-stuurprogramma's installeren
1
2
3
4
5
㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣
Volg de instructies op het scherm voor het installeren van de stuurprogramma's.
USB-aansluiting
1
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
2
Volg de instructies op het scherm voor het op elkaar aansluiten van het apparaat en een computer met
een USB-kabel en zet het apparaat aan.
3
Klik op [Afsluiten].
6
㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Installatie van de stuurprogramma's is voltooid.
Als u niet kunt vaststellen dat het apparaat en de computer op elkaar zijn aangesloten
Het onderstaande scherm kan worden weergegeven in de gevallen dat het op elkaar aansluiten van het apparaat
en een computer met een USB-kabel enige tijd in beslag nam. Zet het apparaat uit, sluit de kabel opnieuw aan
en zet het apparaat weer aan.
1
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
2
Klik in het volgende scherm op [Ja].
㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣
In Server 2003/Server 2008/Server 2012 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de volgende procedure.
3
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding van het apparaat en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen
weergeven: e-Handleiding), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet wordt
weergegeven, klikt u op [Zoeken op IP-adres]
voer het IP-adres in dat op het apparaat is ingesteld [OK].
4
Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Ga naar stap 6, als u niet [Printer] of [Fax] hebt geselecteerd.
Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een afdrukserver
Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in.
5
Selecteer de printerstuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Het scherm wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt. Ga verder naar de
volgende procedure.
㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣
6
Geef informatie voor elk stuurprogramma op.
[Printernaam]/[Naam faxapparaat]
Wijzig de naam zo nodig.
[Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax]
Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als
afdrukserver uitvoert). Een afdrukserver instellen: e-Handleiding
[Gedeelde naam]
Wijzig de gedeelde naam zo nodig.
[Toe te voegen stuurprogramma's]
Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u
met deze knop zo nodig extra stuurprogramma's installeren.
Selecteer het besturingssysteem en installeer extra stuurprogramma's door op [OK] te klikken.
7
Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten].
㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Download MF Scan Utility van de Canon-website (http://www.canon.com/).
Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van MF Scan
Utility.
Unzip het gedownloade bestand.
Klik op [Volgende].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Klik op [Voltooien].
Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de pictogrammen worden weergegeven.
Printerstuurprogramma
Als het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in de
8
Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk.
Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma
en klikt u op [Volgende].
Als u een testpagina wilt afdrukken, controleer dan het stuurprogramma.
9
Klik op [Afsluiten].
Installatie van de stuurprogramma's is voltooid.
MF Scan Utility installeren
De resultaten van de installatie controleren
1
2
3
4
5
6
㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣
printermap ( De printermap weergeven).
Faxstuurprogramma
Als het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat in de
printermap (
De printermap weergeven).
Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
Scannerstuurprogramma (USB-verbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
MF Scan Utility
Wanneer MF Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt een MF Scan Utility-pictogram in de map [MF Scan Utility],
die zich in de map [Canon] in het menu [Start] bevindt.
Network Scanner Selector
Wanneer Network Scanner Selector goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scanner Selector-pictogram op de
taakbalk.
Als het pictogram niet wordt weergegeven
Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de installatieprocedure vanaf het
begin.
㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-007
Installatie om WSD te gebruiken
Als u Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2012 gebruikt, kunt u afdrukken door het protocol WSD (Web Services on Devices) te
gebruiken. Installeer als u WSD wilt gebruiken eerst het printerstuurprogramma en voeg dan een netwerkprinter toe.
MF-stuurprogramma's installeren
Een netwerkprinter toevoegen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open de printermap.
De printermap weergeven
Klik op [Een printer toevoegen] of [Printer toevoegen].
Klik op [Een lokale printer toevoegen].
Controleer of [LPT1] is geselecteerd onder [Bestaande poort gebruiken] en klik op [Volgende].
Klik op [Bladeren].
MF-stuurprogramma's installeren
1
2
3
4
5
6
㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣
Klik op [Bladeren].
Geef de map op waarin de stuurprogramma's zijn opgeslagen, selecteer het INF-bestand en klik op
[Openen].
Geef de map op die de stuurprogramma's bevat, op de dvd-rom of in het bestand dat u hebt gedownload. Welke
stuurprogramma's u kunt opgeven verschilt per model.
Geef de map op voor uw taal in [xxxx].
UFR II
[intdrv]
[UFRII] [XXXX]* [32bit] of [x64] [Driver] mappen van de dvd-rom of gedownload bestand.
PS
[intdrv]
[PS] [XXXX]* [32bit] of [x64] [Driver] mappen van de dvd-rom of gedownload bestand.
PCL5
[intdrv]
[PCL] [XXXX]* [32bit] of [x64] [Driver] [pcl5e_5c] mappen van de dvd-rom of gedownload bestand.
PCL6
[intdrv]
[PCL] [XXXX]* [32bit] of [x64] [Driver] [pcl6] mappen van de dvd-rom of gedownload bestand.
Fax
[intdrv]
[FAX] [XXXX]* [32bit] of [x64] [Driver] mappen van de dvd-rom of gedownload bestand.
U moet van tevoren de op het apparaat te gebruiken stuurprogramma's selecteren. Informatie over de
stuurprogramma's en de software
Als u niet weet of u de 32-bit versie of de 64-bit versie moet opgeven.
De bitarchitectuur controleren
Klik op [OK].
*
7
8
9
㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣
Selecteer uw printer en klik op [Volgende].
Wijzig de printernaam zo nodig en klik op [Volgende].
Selecteer [Deze printer niet delen] en klik op [Volgende].
Als u de printer wilt delen, geeft u instellingen voor delen op voor de printer die is toegevoegd met Een netwerkprinter
toevoegen. (Een afdrukserver instellen: e-Handleiding)
Klik op [Voltooien].
Wilt u de printer opgeven als de printer die u normaal gebruikt, schakel dan het selectievakje [Als standaardprinter instellen] in.
De installatie is voltooid en in de printermap wordt een pictogram voor de geïnstalleerde printer weergegeven.
10
11
12
13
㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣
Open de netwerkmap.
Windows Vista/Server 2008
[Start]
selecteer [Netwerk].
Windows 7/Server 2008 R2
[Start]
[Computer] selecteer [Netwerk].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Verkenner] selecteer [Netwerk].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Verkenner] selecteer [Netwerk].
Klik met de rechtermuisknop op het nieuw toegevoegde printerpictogram en klik op [Installeren].
De installatie voor het gebruiken van WSD is voltooid als een pictogram voor de printer wordt toegevoegd aan de printermap.
Overbodige printerpictogrammen verwijderen
Wanneer u klaar bent met het installeren van de netwerkprinter, hebt u het pictogram dat in stap 13 van MF-
stuurprogramma's installeren is toegevoegd, niet langer nodig. Als u het pictogram wilt verwijderen, klikt u erop met de
Een netwerkprinter toevoegen
1
2
㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣
rechtermuisknop en selecteert u [Apparaat verwijderen] of [Verwijderen] klik op [Ja].
㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-008
Verwijderen
Wanneer u geïnstalleerde MF-stuurprogramma's, MF Scan Utility of Product Extended Survey Program of Toner Status niet langer nodig
hebt, kunt u deze software de-installeren en van uw computer verwijderen.
De MF-stuurprogramma's verwijderen
MF Scan Utility de-installeren
Het uitgebreid onderzoeksprogramma product verwijderen
Toner Status verwijderen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]
Selecteer de MF-stuurprogramma's die u wilt verwijderen, en klik op [Verwijderen/wijzigen] of
[Wijzigen/Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Als u de te verwijderen stuurprogramma's niet kunt vinden
De MF-stuurprogramma's verwijderen
Start het verwijderprogramma vanaf de meegeleverde dvd-rom of van het gedownloade bestand MF-stuurprogramma's.
1
Plaats de meegeleverde dvd-rom in het station op uw computer.
Als u het verwijderprogramma wilt starten vanuit het gedownloade MF-stuurprogrammabestand, voert u de
volgende stap uit.
2
Open de map waarin het verwijderprogramma is opgeslagen.
32-bits besturingssysteem
[dutch]
[32bit] [misc]-mappen van de dvd-rom of het gedownloade bestand
64-bits besturingssysteem
[dutch]
[x64] [misc]-mappen van de dvd-rom of het gedownloade bestand
Als u niet weet of u de 32-bit versie of de 64-bit versie moet installeren voor Windows Vista/7/8/Server
2008/Server 2012, zie
De bitarchitectuur controleren.
3
Dubbelklik op "DelDrv.exe".
1
2
3
㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣
Klik op de knop [Verwijderen].
Klik op [Ja].
Het verwijderen begint.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]
Selecteer [Canon MF Scan Utility] en klik op [Verwijderen/wijzigen] of [Wijzigen/Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Klik op [Ja].
Klik op [OK].
MF Scan Utility de-installeren
4
5
1
2
3
4
5
㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Geef [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen] weer.
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]
Selecteer [Canon Laser Printer/Scanner/Fax Extended Survey Program] en klik op [Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Klik op [OK].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]
Selecteer [Toner Status] en klik op [Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Klik op [Verwijderen].
Klik op [OK].
Het uitgebreid onderzoeksprogramma product verwijderen
Toner Status verwijderen
1
2
3
4
1
2
3
4
5
㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-009
Problemen oplossen
Het kan gebeuren dat er zich bij het installeren of verwijderen van de MF-stuurprogramma's en MF Scan Utility problemen voordoen.
Lees in dat geval de volgende gedeelten voordat u contact met Canon opneemt.
Problemen bij het installeren
Problemen na het upgraden van het besturingssysteem
Ik kan de software niet installeren
Wanneer u zich in een IPv6-omgeving bevindt, verschijnt het scherm Installatie van softwareprogramma's/handleidingen
mogelijk niet en kunt u de MF-stuurprogramma's niet installeren. Installeer de stuurprogramma's met behulp van de WSD-
poort.
MF-stuurprogramma's installeren
Als er een fout optreedt tijdens de installatie, verwijdert u de software, start u de computer opnieuw op en installeert u de
software opnieuw.
De MF-stuurprogramma's verwijderen
MF-stuurprogramma's installeren
Sluit alle actieve toepassingen en installeer de software opnieuw.
Toepassingen die zijn geïnstalleerd vanaf de bijgeleverde dvd-rom worden niet goed geregistreerd in MF Scan Utility
Toepassingen worden automatisch in MF Scan Utility geregistreerd zodra ze zijn geïnstalleerd. Dat gebeurt echter niet als ze
worden geïnstalleerd terwijl MF Scan Utility is geopend. Als u deze toepassingen vanuit het hulpprogramma wilt openen, moet u
ze handmatig in het hulpprogramma registreren. Zie voor meer informatie [Instructies] op MF Scan Utility.
Ik kan de software niet gebruiken nadat ik een upgrade van het besturingssysteem heb uitgevoerd
Verwijder de software en installeer de software opnieuw.
Verwijderen
Installeren
Problemen bij het installeren
Problemen na het upgraden van het besturingssysteem
㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-00A
Bijlage
De Bijlage bevat informatie die u moet weten, bijvoorbeeld hoe u de Installatiehandleiding moet gebruiken, disclaimers en
auteursrechtinformatie.
㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-00C
De installatiehandleiding gebruiken
De Installatiehandleiding is een handleiding die u op de computer kunt doornemen. Hierin wordt informatie over het installeren van
stuurprogramma's gegeven. U kunt snel naar een bepaalde pagina gaan door de gewenste informatie te zoeken of trefwoorden in te
voeren.
De gewenste informatie opzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken.
De inhoud doorzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoudsopgave] aan de linkerkant van
het scherm en vervolgens het hoofdstukpictogram naast het onderwerp te selecteren.
Bovenste pagina
Onderwerppagina
Zoeken op trefwoord
U kunt zoeken door trefwoorden zoals "USB" of "omgeving" in te voeren. Vervolgens krijgt u de pagina's te zien waarop die
trefwoorden voorkomen. U kunt ook woordgroepen opgeven, zoals "de MF-stuurprogramma's installeren". Er wordt dan gezocht
naar onderwerpen met alle woorden in de woordgroep (zoeken met AND (en)).
Het tabblad Zoeken
Siteoverzicht doorzoeken
Klik op [Siteoverzicht] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de installatiehandleiding.
Vanaf hier kunt u zoeken naar het gewenste onderwerp.
Siteoverzicht
Systeemvereisten
Om de Installatiehandleiding te kunnen gebruiken, hebt u een van de volgende webbrowsers nodig. De inhoud van de
Installatiehandleiding wordt mogelijk niet correct weergegeven als u een browser gebruikt die niet in de onderstaande lijst
staat.
Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0, Firefox 24.x ESR/26.x/29.x/30.x/31.x/31.x
ESR/32.x/33.x/34.x/35.x/36.x/37.x/38.x/39.x
㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-00E
Schermconfiguratie van de installatiegids
De installatiehandleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert.
Bovenste pagina
Deze pagina wordt weergegeven als u de installatiehandleiding start.
Canon-logo
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina.
Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken]
Klik hierop om te schakelen tussen het tabblad [Inhoudsopgave] en het tabblad [Zoeken].
Inhoudsopgave
De hoofdstuktitels worden weergegeven (
). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het
hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven.
[Boven]
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina.
[Siteoverzicht]
Klik hierop om alle onderwerpen van de installatiehandleiding weer te geven.
[Help]
Klik hierop om informatie weer te geven over hoe u de installatiehandleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en
andere informatie.
[Afdrukken]
Klik hierop om het momenteel weergegeven onderwerp af te drukken.
[Kennisgeving]
Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u de printer gaat gebruiken.
Onderwerppagina
Onderwerppagina’s bevatten informatie over het installeren van stuurprogramma's.
㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣
[Inhoudsopgave]
Hoofdstukpictogrammen en onderwerptitels worden weergegeven op dit tabblad.
[Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen]
Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle
subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten.
Hoofdstukpictogrammen
Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren.
Onderwerpen
Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om
de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten.
[Alles afdrukken]
Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig
worden afgedrukt.
Navigatie
Dit toont aan welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven.
Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op [Vorige] in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige
pagina.
Klik hierop om verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te
sluiten.
Het tabblad Zoeken
Dit tabblad bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken.
㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣
[Voer hier trefwoord(en) in]
Voer één of meerdere trefwoorden in en klik op
om de zoekresultaten weer te geven in een resultatenlijst. U kunt een zin
invoeren om pagina's te zoeken die alle woorden van de zin bevatten. Zet de zin tussen aanhalingstekens om de exacte zin te
vinden.
[Zoekopties]
Klik om de zoekvoorwaarden te specificeren zoals het bereik van de zoekopdracht en hoofdlettergevoeligheid.
Zoekbereik selecteren
U kunt dit gebruiken om de individuele hoofdstukken te selecteren om te doorzoeken. Hierdoor kunt u efficiënter zoeken als u
de hoofdstukken kunt voorspellen met het onderwerp waarnaar u zoekt.
Zoekopties selecteren
Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters.
[Zoeken met volgende voorwaarden]
en specificeer de voorwaarden. Druk er na instelling op om de zoekopdracht uit te voeren en de resultaten weer te geven
in de lijst [Resultaat].
Resultatenlijst
Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste
pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op
/ of een
paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven.
Siteoverzicht
Op deze pagina worden de titels van alle onderwerpen in de installatiehandleiding weergegeven.
Hoofdstukpictogrammen
Klik hierop om naar de inhoudsopgave van het geselecteerde hoofdstuk te gaan.
Onderwerptitels
Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan.
㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-00F
De installatiehandleiding bekijken
Markeringen
Beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat, nuttige tips en andere informatie worden
weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen.
Hiermee worden bedieningsvereisten en -beperkingen aangeduid. Lees deze punten zorgvuldig door voor een
juiste bediening van de printer en om schade aan de printer of eigendom te voorkomen.
Hiermee wordt een uitleg van een handeling gegeven. Het kan ook extra informatie over een procedure
bevatten.
Knoppen
Toetsen op het computerscherm worden als volgt weergegeven:
Voorbeeld van de installatiehandleiding: [Volgende]
Computerschermen
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de
displays die u werkelijk ziet. De weergave van MF-stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie.
㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-00H
Overige
In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere
belangrijke informatie.
㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-00J
Basisbewerkingen in Windows
De printermap weergeven
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven
De bitarchitectuur controleren
Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]
De printermap weergeven
Windows Vista
[Start]
selecteer [Configuratiescherm] [Printer].
Windows 7/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Apparaten en printers].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm] [Apparaten en printers
weergeven].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescher] [Apparaten en printers weergeven].
Windows Server 2003
[Start]
selecteer [Printers en faxapparaten].
Windows Server 2008
[Start]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Printers].
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet automatisch wordt weergegeven nadat u de dvd-rom hebt
geplaatst, volgt u de onderstaande procedure. In het volgende voorbeeld wordt "D:" gebruikt als de stationsletter van het dvd-
romstation. Op uw computer wordt mogelijk een andere stationsletter voor het dvd-romstation gebruikt.
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
typ "D:\MInst.exe" in [Programma's en bestanden zoeken] of [Zoekopdracht starten] druk op [ENTER] op het toetsenbord.
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" klik op [OK].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" klik op [OK].
Windows Server 2003
[Start]
selecteer [Uitvoeren] voer "D:\MInst.exe" in klik op [OK].
De bitarchitectuur controleren
Als u niet zeker weet of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows wordt uitgevoerd, volgt u de onderstaande procedure.
Open het onderdeel [Configuratiescherm].
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescher].
Open het onderdeel [Systeem].
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
Klik op [Systeem en beveiliging] of [Systeem en onderhoud]
[Systeem].
1
2
㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣
Windows Server 2008
Dubbelklik op [Systeem].
Controleer de bitarchitectuur.
32-bit besturingssystemen
[32-bits besturingssysteem] wordt weergegeven.
64-bit besturingssystemen
[64-bits besturingssysteem] wordt weergegeven.
Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]
Windows Vista/7/Server 2008 R2
[Start]
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma verwijderen].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma
verwijderen].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Configuratiescher] selecteer [Een programma verwijderen].
Windows Server 2003
[Start]
[Configuratiescherm] selecteer [Programma's installeren of verwijderen].
Windows Server 2008
[Start]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Programma's en onderdelen].
3
㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣
0W6C-00K
Kennisgeving
Disclaimer
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE
ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID,
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR
ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS
RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL.
Copyright
Copyright CANON INC. 2015
Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal
of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch,
handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc.
Handelsmerken
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server en Internet Explorer zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren.
㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460
  • Page 461 461
  • Page 462 462
  • Page 463 463
  • Page 464 464
  • Page 465 465
  • Page 466 466
  • Page 467 467
  • Page 468 468
  • Page 469 469
  • Page 470 470
  • Page 471 471
  • Page 472 472
  • Page 473 473
  • Page 474 474
  • Page 475 475
  • Page 476 476
  • Page 477 477
  • Page 478 478
  • Page 479 479
  • Page 480 480
  • Page 481 481
  • Page 482 482
  • Page 483 483
  • Page 484 484
  • Page 485 485
  • Page 486 486
  • Page 487 487
  • Page 488 488
  • Page 489 489
  • Page 490 490
  • Page 491 491
  • Page 492 492
  • Page 493 493
  • Page 494 494
  • Page 495 495
  • Page 496 496
  • Page 497 497
  • Page 498 498
  • Page 499 499
  • Page 500 500
  • Page 501 501
  • Page 502 502
  • Page 503 503
  • Page 504 504
  • Page 505 505
  • Page 506 506
  • Page 507 507
  • Page 508 508
  • Page 509 509
  • Page 510 510
  • Page 511 511
  • Page 512 512
  • Page 513 513
  • Page 514 514
  • Page 515 515
  • Page 516 516
  • Page 517 517
  • Page 518 518
  • Page 519 519
  • Page 520 520
  • Page 521 521
  • Page 522 522
  • Page 523 523
  • Page 524 524
  • Page 525 525
  • Page 526 526
  • Page 527 527
  • Page 528 528
  • Page 529 529
  • Page 530 530
  • Page 531 531
  • Page 532 532
  • Page 533 533
  • Page 534 534
  • Page 535 535
  • Page 536 536
  • Page 537 537
  • Page 538 538
  • Page 539 539
  • Page 540 540
  • Page 541 541
  • Page 542 542
  • Page 543 543
  • Page 544 544
  • Page 545 545
  • Page 546 546
  • Page 547 547
  • Page 548 548
  • Page 549 549
  • Page 550 550
  • Page 551 551
  • Page 552 552
  • Page 553 553
  • Page 554 554
  • Page 555 555
  • Page 556 556
  • Page 557 557
  • Page 558 558
  • Page 559 559
  • Page 560 560
  • Page 561 561
  • Page 562 562
  • Page 563 563
  • Page 564 564
  • Page 565 565
  • Page 566 566
  • Page 567 567
  • Page 568 568
  • Page 569 569
  • Page 570 570
  • Page 571 571
  • Page 572 572
  • Page 573 573
  • Page 574 574
  • Page 575 575
  • Page 576 576
  • Page 577 577
  • Page 578 578
  • Page 579 579
  • Page 580 580
  • Page 581 581
  • Page 582 582
  • Page 583 583
  • Page 584 584
  • Page 585 585
  • Page 586 586
  • Page 587 587
  • Page 588 588
  • Page 589 589
  • Page 590 590
  • Page 591 591
  • Page 592 592
  • Page 593 593
  • Page 594 594
  • Page 595 595
  • Page 596 596
  • Page 597 597
  • Page 598 598
  • Page 599 599
  • Page 600 600
  • Page 601 601
  • Page 602 602
  • Page 603 603
  • Page 604 604
  • Page 605 605
  • Page 606 606
  • Page 607 607
  • Page 608 608
  • Page 609 609
  • Page 610 610
  • Page 611 611
  • Page 612 612
  • Page 613 613
  • Page 614 614
  • Page 615 615
  • Page 616 616
  • Page 617 617
  • Page 618 618
  • Page 619 619
  • Page 620 620
  • Page 621 621
  • Page 622 622
  • Page 623 623
  • Page 624 624
  • Page 625 625
  • Page 626 626
  • Page 627 627
  • Page 628 628
  • Page 629 629
  • Page 630 630
  • Page 631 631
  • Page 632 632
  • Page 633 633
  • Page 634 634
  • Page 635 635
  • Page 636 636
  • Page 637 637
  • Page 638 638
  • Page 639 639
  • Page 640 640
  • Page 641 641
  • Page 642 642
  • Page 643 643
  • Page 644 644
  • Page 645 645
  • Page 646 646
  • Page 647 647
  • Page 648 648
  • Page 649 649
  • Page 650 650
  • Page 651 651
  • Page 652 652
  • Page 653 653
  • Page 654 654
  • Page 655 655
  • Page 656 656
  • Page 657 657
  • Page 658 658
  • Page 659 659
  • Page 660 660
  • Page 661 661
  • Page 662 662
  • Page 663 663
  • Page 664 664
  • Page 665 665
  • Page 666 666
  • Page 667 667
  • Page 668 668
  • Page 669 669
  • Page 670 670
  • Page 671 671
  • Page 672 672
  • Page 673 673
  • Page 674 674
  • Page 675 675
  • Page 676 676
  • Page 677 677
  • Page 678 678
  • Page 679 679
  • Page 680 680
  • Page 681 681
  • Page 682 682
  • Page 683 683
  • Page 684 684
  • Page 685 685
  • Page 686 686
  • Page 687 687
  • Page 688 688
  • Page 689 689
  • Page 690 690
  • Page 691 691
  • Page 692 692
  • Page 693 693
  • Page 694 694
  • Page 695 695
  • Page 696 696
  • Page 697 697
  • Page 698 698
  • Page 699 699
  • Page 700 700
  • Page 701 701
  • Page 702 702
  • Page 703 703
  • Page 704 704
  • Page 705 705
  • Page 706 706
  • Page 707 707
  • Page 708 708
  • Page 709 709
  • Page 710 710
  • Page 711 711
  • Page 712 712
  • Page 713 713
  • Page 714 714
  • Page 715 715
  • Page 716 716
  • Page 717 717
  • Page 718 718
  • Page 719 719
  • Page 720 720
  • Page 721 721
  • Page 722 722
  • Page 723 723
  • Page 724 724
  • Page 725 725
  • Page 726 726
  • Page 727 727
  • Page 728 728
  • Page 729 729
  • Page 730 730
  • Page 731 731
  • Page 732 732
  • Page 733 733
  • Page 734 734
  • Page 735 735
  • Page 736 736
  • Page 737 737
  • Page 738 738
  • Page 739 739
  • Page 740 740
  • Page 741 741
  • Page 742 742
  • Page 743 743
  • Page 744 744
  • Page 745 745
  • Page 746 746
  • Page 747 747
  • Page 748 748
  • Page 749 749
  • Page 750 750
  • Page 751 751
  • Page 752 752
  • Page 753 753
  • Page 754 754
  • Page 755 755
  • Page 756 756
  • Page 757 757
  • Page 758 758
  • Page 759 759
  • Page 760 760
  • Page 761 761
  • Page 762 762
  • Page 763 763
  • Page 764 764
  • Page 765 765
  • Page 766 766
  • Page 767 767
  • Page 768 768
  • Page 769 769
  • Page 770 770
  • Page 771 771
  • Page 772 772
  • Page 773 773
  • Page 774 774
  • Page 775 775
  • Page 776 776
  • Page 777 777
  • Page 778 778
  • Page 779 779
  • Page 780 780
  • Page 781 781
  • Page 782 782
  • Page 783 783
  • Page 784 784
  • Page 785 785
  • Page 786 786
  • Page 787 787

Canon i-SENSYS MF623Cn Handleiding

Categorie
Afdrukken
Type
Handleiding