HP Samsung SCX-5935 Laser Multifunction Printer series Handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

SCX-5835_5935 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt dat u een product van Samsung hebt
gekocht.
Copyright_ 2
Copyright
© 2008 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
UFST
®
en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV.4.00
Inhoud_ 3
Inhoud
COPYRIGHT
2
INHOUD
3
11 Veiligheidsinformatie
16 Informatie over wettelijke voorschriften
24 Informatie over deze gebruikershandleiding
26 De functies van uw nieuwe laserproduct
INLEIDING
28
28 Apparaatoverzicht
28 Voorkant
29 Achterkant
30 Overzicht van het bedieningspaneel
31 Informatie over de Status-LED
31 Het aanraakscherm en handige knoppen
31 Aanraakscherm
32 De knop Machine Setup
32 De knop Job Status
32 De knop Power Saver
32 Knop Interrupt
AAN DE SLAG
33
33 De hardware installeren
34 Meegeleverde software
35 Systeemvereisten
35 Windows
35 Macintosh
35 Linux
36 Het stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren
36 Windows
37 Macintosh
38 Linux
38 Uw printer lokaal delen
39 Windows
39 Macintosh
NETWERKINSTALLATIE
40
40 Netwerkomgeving
40 Introductie van handige netwerkprogramma’s
40 SyncThru™ Web Service
40 SyncThru™ Web Admin Service
40 SetIP
40 TCP/IP configureren
40 Het netwerkadres instellen
41 Het stuurprogramma van een met een netwerk verbonden apparaat
installeren
41 Windows
42 Macintosh
43 Linux
BASISINSTELLINGEN
44
44 Hoogteaanpassing
44 Het verificatiewachtwoord instellen
44 Datum en tijd instellen
45 De taal op het display wijzigen
Inhoud
Inhoud_ 4
45 Land wijzigen
45 Time-out van taken instellen
45 De energiebesparingsfunctie gebruiken
45 De standaardlade en het papier instellen
45 Via het bedieningspaneel
45 Op de computer
46 Standaardinstellingen wijzigen
46 De instelling lettertype wijzigen
46 Informatie over het toetsenbord
AFDRUKMEDIA EN LADE
47
47 Originelen voorbereiden
47 Originelen plaatsen
47 Op de glasplaat van de scanner
48 In de automatische documentinvoer
48 Afdrukmedia selecteren
48 Richtlijnen om de afdrukmedia selecteren
48 Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund
49 De grootte van de lade wijzigen
49 Papier in de lade plaatsen
49 Lade 1/optionele lade
50 Multifunctionele lade
51 Afdrukken op speciale afdrukmedia
51 Envelop
52 Transparanten
52 Etiketten
52 Kaarten/aangepaste afdrukmedia
52 Voorbedrukt papier
53 Foto
53 Glanzend
53 Papierformaat en -type instellen
53 De uitvoersteun aanpassen
AFDRUKKEN
54
54 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
54 PCL-printerstuurprogramma
54 PostScript-printerstuurprogramma
54 Eenvoudige afdruktaken
55 Een afdruktaak annuleren
55 Speciale kopieerfuncties gebruiken
55 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
55 Posters afdrukken
56 Boekjes afdrukken
56 Dubbelzijdig afdrukken
56 Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
57 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
57 Watermerken gebruiken
57 Overlay gebruiken
58 Informatie over Voorkeursinstellingen voor afdrukken
58 Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen
58 Het tabblad Basis
59 Het tabblad Papier
60 Het tabblad Grafische elementen
61 Het tabblad Geavanceerd
61 Het tabblad Samsung
61 Instellingen voor favorieten gebruiken
62 Help gebruiken
62 Hulpprogramma Direct afdrukken gebruiken
Inhoud
Inhoud_ 5
62 Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken?
62 Afdrukken
62 Via het snelkoppelingspictogram
62 Via het contextmenu
62 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
63 Uw apparaat instellen als standaardprinter
63 Afdrukken naar een bestand (PRN)
63 Afdrukken in Macintosh
63 Een document afdrukken
63 Printerinstellingen wijzigen
64 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
64 Dubbelzijdig afdrukken
65 Afdrukken in Linux
65 Afdrukken vanuit een toepassing
65 Bestanden afdrukken
66 Printereigenschappen configureren
66 Afdrukken met een PS-printer
67 Informatie over de Voorkeursinstellingen voor afdrukken van het PS-
stuurprogramma
KOPIËREN
68
68 Informatie over het scherm Kopie
68 Het tabblad Basis
68 Het tabblad Geavanceerd
69 Het tabblad Afbeelding
69 Normaal kopiëren
69 De instellingen per kopie wijzigen
69 Het formaat van de originelen selecteren
70 Kopieën vergroten of verkleinen
70 Originelen dubbelzijdig kopiëren
71 De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
71 Het type van originelen selecteren
71 De tonerdichtheid wijzigen
71 Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
71 Verschillende kopieertaken samenvoegen in een enkele kopie
72 Identiteitskaart kopiëren
72 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
72 Poster kopiëren
73 Klonen
73 Boek kopiëren
73 Boekje kopiëren
73 Voorblad kopiëren
74 Transparanten kopiëren
74 Randen wissen
74 Achtergrondafbeeldingen wissen
74 Marges verschuiven
74 De standaard kopieerinstellingen wijzigen
SCANNEN
75
75 Basis scannen
75 Informatie over het scherm Scan
76 Het tabblad Basis
77 Het tabblad Geavanceerd
77 Het tabblad Afbeelding
77 Het tabblad Uitvoer
77 Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan nr e-mail)
77 Een e-mailaccount maken
78 Meerdere documenten scannen en in een enkele e-mail versturen
Inhoud
Inhoud_ 6
78 Een ingescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden
als e-mailbijlage
79 E-mailadressen opslaan
79 Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Scan nr pc)
79 Voor een via USB aangesloten apparaat
80 Met een op een netwerk aangesloten apparaat
80 Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (Scannen naar server)
80 Scannen naar SMB/FTP voorbereiden
80 Scannen en verzenden naar een SMB-/FTP-server
81 Meerdere documenten scannen en meteen naar de SMB/FTP-server(s)
versturen
81 Samsung Scanbeheer gebruiken
81 Het tabblad De knop Scan instellen
82 Het tabblad Poort wijzigen
82 De instellingen van de scanfunctie wijzigen
82 Dubbelzijdig
82 Resolutie
82 Formaat van origineel
83 Type origineel
83 Kleurmodus
83 Achtergrond wissen
83 Tonersterkte
83 Achtergrond wissen
83 Scan naar rand
83 Kwalit.
83 Bestandsindeling
84 PDF-codering
84 Voorinstelling scan
84 Scannen met een TWAIN-compatibel programma
84 Scannen via het WIA-stuurprogramma
84 Windows XP
85 Windows Vista
85 Windows 7
85 Scannen in Macintosh
85 Scannen met USB
85 Scannen via netwerk
86 Scannen in Linux
86 Scannen
86 Instellingen voor taaktypes toevoegen
87 De Image Manager
FAXEN
88
88 Voorbereiden om te faxen
88 Informatie over het faxscherm
88 Het tabblad Basis
89 Het tabblad Geavanceerd
89 Het tabblad Afbeelding
89 Een fax verzenden
89 Faxhoofding instellen
90 Een fax verzenden
90 Een fax handmatig verzenden
90 Automatisch opnieuw zenden
90 Het laatste nummer opnieuw kiezen
91 Uitgestelde faxverzending
91 Een fax met hoge prioriteit verzenden
91 Meerdere faxen verzenden in een enkele transmissie
92 Een fax ontvangen
92 De ontvangstmodus wijzigen
Inhoud
Inhoud_ 7
92 Handmatig ontvangen in telefoonmodus
92 Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/faxmodus
92 Handmatig faxen ontvangen via een bijkomend telefoontoestel
92 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
92 Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken
93 Faxen ontvangen in het geheugen
93 De documentinstellingen aanpassen
93 Dubbelzijdig
93 Resolutie
93 Type origineel
93 Tonersterkte
93 Achtergrond wissen
93 Kleurmodus
93 Een faxgids instellen
93 Afzonderlijke faxnummers opslaan (Snelkiesnummer)
94 Groepsfaxnummers opslaan (Groepsnummer)
94 Een faxgids instellen met behulp van SyncThru™ Web Service
94 De pollingoptie gebruiken
94 Originelen opslaan voor polling
94 Het pollingdocument afdrukken (Verwijderen)
94 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
95 Een fax opvragen uit een extern postvak
95 Een postvak gebruiken
95 Een postvak maken
95 Originelen opslaan in het postvak
95 Een fax verzenden naar een extern postvak
95 Een rapport afdrukken na het verzenden van een fax
96 Een fax verzenden tijdens daluren
96 Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming
96 Een verzonden fax per fax doorsturen naar een andere bestemming
96 Een ontvangen fax per fax doorsturen naar een andere bestemming
96 Een verzonden fax per e-mail doorsturen naar een andere bestemming
96 Een ontvangen fax per e-mail doorsturen naar een andere bestemming
97 De faxtoon voor einde faxontvangst instellen
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
98
98 Over een USB-geheugenapparaat
99 Informatie over het scherm USB
99 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
99 De instellingen van de scanfunctie wijzigen
99 Dubbelzijdig
99 Resolutie
99 Formaat van origineel
99 Type origineel
99 Kleurmodus
100 Tonersterkte
100 Achtergrond wissen
100 Scan naar rand
100 Kwalit.
100 Voorinstelling scan
100 Bestandsindeling
100 Best.beleid
101 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Inhoud
Inhoud_ 8
DOC VAK GEBRUIKEN
102
102 Over Doc vak
102 Informatie over het scherm Documentenvak
102 Het scherm Documentenvak
103 Het scherm Vak toevoegen
103 Het scherm Een vak bewerken
103 Het scherm Documentenlijst
103 Documenten in een documentenvak opslaan
103 Documenten van een documentenvak opslaan
104 Documenten opslaan tijdens kopiëren, scannen of faxen
DE STANDAARD WORKFLOW GEBRUIKEN
105
105 Over de standaard workflow
105 Informatie over het scherm standard workflow
105 Het scherm Workflow
106 Het scherm Workform maken
107 verschillende bewerkingen met workform
107 Scannen naar meerdere bestemmingen
107 Fax doorsturen
107 Automatisch omleiden
107 Functie uitgestelde start
107 Meldingsfunctie
107 Goedkeuringsfunctie
STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE
INSTELLINGEN
108
108 Machine Setup
108 Scherm Apparaatstatus
108 Scherm Beheerinstelling
109 De status van het apparaat controleren
109 Algemene instellingen
111 Kopieerinstellingen
112 Fax instellen
113 Netwerkinstellingen
113 Beveiliging
114 Toegangsbeheer
117 Logboek
117 Wachtwoord van beheerder wijzigen
117 Informatie verbergen
118 Optionele service
118 Beheer van het documentenvak
118 Standaard workflowbeheer
119 Een rapport afdrukken
120 Menuoverzicht
120 Hoofdscherm
121 De knop Machine Setup
121 De knop Job Status
BEHEERPROGRAMMA’S
122
122 Introductie van handige beheerprogramma’s
122 Gebruiken SyncThru™ Web Service
122 Om toegang te krijgen tot SyncThru™Web Service:
122 Overzicht van SyncThru™Web Service
123 E-mail Notification Setup
123 Het programma Smart Panel gebruiken
123 Informatie over Smart Panel
124 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
124 Smarthru Office
124 Opstarten SmarThru Office
124 Snelstartgids
Inhoud
Inhoud_ 9
124 SmarThru Office gebruiken
125 Het programma SetIP gebruiken
125 Het programma installeren
125 Het MAC-adres van uw apparaat afdrukken
125 Netwerkinstellingen opgeven
126 Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator
126 De Unified Driver Configurator openen
126 Printers configuration
127 Scanners configuration
127 Ports configuration
ONDERHOUD
128
128 Een rapport over het apparaat afdrukken
128 De levensduur van de verbruiksartikelen controleren
128 Het serienummer zoeken
128 Faxgeheugen wissen
128 Het faxgeheugen wissen door een faxtaak af te drukken
128 Het faxgeheugen wissen zonder een faxtaak af te drukken
128 Melding verzenden voor het bijbestellen van toner
128 Opgeslagen documenten controleren
129 Uw apparaat reinigen
129 De buitenkant reinigen
129 Binnenkant reinigen
130 Scannereenheid reinigen
130 De tonercassette bewaren
130 Verwachte levensduur van de cassette
130 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
PROBLEMEN OPLOSSEN
131
131 Toner herverdelen
132 Vastgelopen originele documenten verwijderden
133 Tips om papierstoringen te voorkomen
133 Papierstoringen verhelpen
133 In lade 1
134 In optionele lade 2
134 In de multifunctionele lade
135 Binnen in het apparaat
135 In het uitvoergebied
136 Rond de duplex-eenheid
137 Informatie over displaymeldingen
139 Andere problemen oplossen
139 Probleem met het aanraakscherm
139 Problemen met papierinvoer
140 Afdrukproblemen
142 Problemen met de afdrukkwaliteit
144 Problemen met kopiëren
145 Problemen met scannen
146 Problemen met faxen
147 Veelvoorkomende PostScript-problemen
147 Veelvoorkomende problemen onder Windows
148 Veelvoorkomende Linux-problemen
149 Veelvoorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN OPTIES
150
150 Aankoopmogelijkheden
150 Verkrijgbare verbruiksartikelen
150 Beschikbare accessoires
151 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Inhoud
Inhoud_ 10
151 De tonercassette vervangen
152 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
152 Een geheugenmodule upgraden
152 Een geheugenmodule installeren
153 Toegevoegde accessoires activeren in de eigenschappen van het PS-
stuurprogramma
153 De levensduur van verbruiksartikelen controleren
153 De rubbermat van de ADI vervangen
SPECIFICATIES
154
154 Algemene specificaties
155 Specificaties van de printer
156 Specificaties van de scanner
156 Specificaties van het kopieerapparaat
157 Specificaties van de fax
158 Specificaties van de afdrukmedia
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
159
VERKLARENDE WOORDENLIJST
161
INDEX
167
Veiligheidsinformatie_ 11
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen
aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt.
Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed
nadat u het gelezen hebt.
Belangrijke veiligheidssymbolen
In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn
gerangschikt volgens gevaarsniveau.
Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt.
Waarschuwin
g
Gevaren of onveilige praktijken die ernstige letsels of de dood kunnen meebrengen.
Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die kleine letsels of eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Volg de instructies nauwgezet op.
Veiligheidsinformatie_ 12
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware
voorwerpen op.
Op het netsnoer stappen
of het door een zwaar
voorwerp verpletteren kan een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten
en
z.).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het
netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met
natte hand
en.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit,
maakt het vreemde geluiden of ve
rspreidt het
vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens een
elektrische storm of als u het a
pparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er
moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
ele
ktricien om het stopcontact te vervangen.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of
computerkabels bijten.
Dit kan een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
va
n een gekwalificeerd technicus.
Zoniet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hul
p in van een gekwalificeerd technicus.
Zoniet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat een duidelijke verandering in de werking toont,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van
e
en gekwalificeerd technicus.
Zoniet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 13
Bedieningswijze
Opgepast
Trek het papier niet uit de printer tijdens het
afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinde
ren uit de buurt.
Kinderen kunnen brandwonden oplopen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de
papierlade.
U kunt zich kwetsen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan
o
f kan het apparaat beschadigd raken.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Snijd u niet aan het papier bij het vervangen van papier of
verwijderen van vastgelopen papier.
U kunt zich kwetsen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Veiligheidsinformatie_ 14
Installatie / verplaatsen
Waarschuwing
Plaats het apparaat niet in een omgeving waar veel
stof, vocht of waterlekken aan
wezig zijn.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgepast
Schakel de stroom uit, maak alle kabels los en til het
apparaat met minstens twee personen op om het te
ver
plaatsen.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen
ve
roorzaken of het apparaat beschadigen.
Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een
luchtdichte ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wo
rdt geventileerd, kan er brand
ontstaan.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen veroorzaken
o
f het apparaat beschadigen.
Steek het netsnoer in een geaard stopcontact.
Zoniet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron
met hetzelfde energieniveau, zoals aangegeven op het label.
Als u niet zeker bent en het energi
eniveau wilt controleren, neemt u
contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand
veroor
zaken.
Gebruik alleen Nr. 26 AWG
a
a.AWG: American Wire Gauge
of, indien nodig, een grotere
telefoondraad.
Zoniet kan het apparaat beschadigd raken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
lan
ger is dan 2 meter met een apparaat van 140 V, moet het
minstens 16 AWG dik zijn.
Zoniet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok
of b
rand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 15
Onderhoud / controle
Opgepast
Trek het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact als u de binnenkant van
het apparaat wilt
reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water in
het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen zich eraan kwetsen.
Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen
vervangt of de binnenkant van het app
araat reinigt.
U kunt zich kwetsen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen
en weer in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op
me
t een gekwalificeerd technicus als het apparaat
moet worden hersteld.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof-
en watervrij.
Dit kan een elektrische schok o
f brand veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bed
ienen.
Zoniet kan het apparaat beschadigd raken.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Dit apparaat mag alleen hersteld worden door een medewerker van
d
e technische dienst van Samsung.
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan erg schadelijk zijn voor de mens.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bv. ton
ercassettes) bewaart.
Tonerstof kan erg schadelijk zijn voor de mens.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Het kan een explosie of brand veroorzaken.
Gerecycleerde verbruiksartikelen (bv. toner) kunnen het
apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecycleerde
verbrui
ksartikelen zullen er herstellingskosten worden aangerekend.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
ve
rwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan erg schadelijk zijn voor de mens.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 16
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat werd mileubewust ontworpen en gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laserproducten en
buiten de VS als Klasse I laserproduct volgens de eisen van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
WAARSCHUWING
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. De onzichtbare laserstraal kan
naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en
verwondingen te beperken:
Alleen Taiwan
Veiligheid in verband met ozon
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat in een goed geventileerde ruimte te plaatsen.
Als u meer wilt weten over ozon, neemt u best contact
op met de dichtstbijzijnde Samsung-verdeler.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 17
Kwik
Bevat kwik en moet weggegooid worden conform de plaatselijke voorschriften, de wetten van de staten en de federale wetten (alleen VSA)
WAARSCHUWING OMTRENT PERCHLORAAT
Deze waarschuwing voor perchloraat is alleen van toepassing op primaire CR (Mangaandioxide) lithiumbatterijen in het product die
UITSLUITEND in Californië (VSA) worden verkocht of gedistribueerd.
Perchloraat bevattend materiaal – vereist mogelijk speciale verwerking.
Zie www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchl
orate. (alleen VSA)
Recycleren
Recycleer de verpakkingsmaterialen van dit product, of gooi ze op een milieuvriendelijke wijze weg.
Alleen China
Informatie over wettelijke voorschriften_ 18
Op correcte wijze wegwerpen van dit product (elektrisch en elektronisch afvalmateriaal)
(Geldt voor de Europese Unie en voor andere Europese landen waar afval gescheiden wordt ingezameld)
Deze markering op het apparaat of in de handleiding geeft aan dat het niet met de rest van het huishoudelijk afval mag worden weggegooid.
Gelieve het apparaat van het andere afval te scheiden om eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een
onverantwoord afvalbeheer te voorkomen. Recycleer het op een verantwoorde manier om een duurzaam hergebruik van materialen aan te
moedigen.
Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze h
un apparaat kochten, of met de plaatselijke overheidsinstanties voor
meer informatie over waar en hoe ze dit product kunnen weggooien voor een ecologisch verantwoorde recyclage.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de
voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst
controleren. Dit product mag niet met het andere bedrijfsafval worden weggegooid.
Gebruikte batterijen op de gepaste wijze wegwerpen
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De scheikundige symbolen Hg, Cd of Pb op markeringen geven aan dat de batterij een
gehalte mercurium, cadmium of lood bevat boven de toegelaten hoeveelheid uit Richtlijn (EG) nr. 2006/66. Als batterijen niet op de gepaste
wijze worden weggeworpen, kunnen deze substanties de gezondheid of het milieu schade toebrengen.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, vragen wij u om gebruikte batterijen te
scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij een gratis inzamelingssysteem voor batterijen in uw omgeving.
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit a
pparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en;
dit
apparaat moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse A digital
e producten zoals vastgelegd in Deel 15 van de FCC-regels. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt
en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke
interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen interferentie
optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te
schakelen, kunt u proberen om de interferentie te elimineren met een van de volgende maatregelen:
Ve
rplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Ve
rgroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sl
uit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
Raad
pleeg uw printerleverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan
de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat uw gebruikerslicentie vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen van klasse A voor stoorsignalen afkomstig van digitale apparatuur zoals bepaald in de norm voor
interferentieveroorzakende apparatuur, "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectri
ques applicables aux appareils numériques de Classe A prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: “Appareils Numériques”, ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 19
RFID (RADIO FREQUENCY INTERFACE DEVICE)
RFID-apparatuur is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) het apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) het
apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
(alleen VSA, Frankrijk en Taiwan)
Alleen Taiwan
Alleen Rusland
AE95AE95
Informatie over wettelijke voorschriften_ 20
Fax-identificatie
Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het verboden om een computer of elektronisch apparaat te gebruiken voor het
verzenden van berichten via een faxapparaat zonder vermelding van de volgende gegevens in een marge boven- of onderaan elke verzonden
pagina of op de eerste pagina van het bericht:
1. verzenddatum en -tijd
2. naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en
3. telefoonnummer van het verzendapparaat, bedrijf, bedrijfsafdeling of de persoon.
De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in procedures
waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften in FCC Deel 68. Als van
zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is
met de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige
andere wijze materiële gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze
schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten van de service.
REN-nummer (Ringer Equivalence Number)
Afhankelijk van het land van aankoop kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met het REN-nummer (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan de telefoonmaatschappij worden verstrekt.
Het REN-nummer (The Ringer Equivalence Number) is een maatstaf voor de elektrische belasting van een telefoonlijn en is handig om uit te
maken of u de lijn hebt ’overbelast’. Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het bellen en beantwoorden
van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van alle REN-nummers van alle
op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer bedragen dan 5 om de werking van de telefoonlijn te kunnen blijven garanderen.
In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonmaatschappij en/of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaat niet
goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant aanleiding geven tot verlies van een gebruikerslicentie. Als randapparatuur schade aan
het telefoonnet veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant verwittigen dat de dienst kan worden onderbroken. Als het echter in
de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan de telefoonmaatschappij de dienstverlening tijdelijk onderbreken op
voorwaarde dat ze:
a) de klant onmiddellijk op de hoogte brengt,
b) de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de randapparatuur te verhelpen,
c) de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Wat u verder moet weten
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitaal PBX-systeem.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefoonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, ondervindt u mogelijk
verzendings- of ontvangstproblemen met alle op de lijn aangesloten apparaten. We raden u aan om geen andere apparaten (behalve een
gewoon toestel) aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar het vaak omweert of waar regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronicaspeciaalzaak.
Wanneer u een noodnummer in het apparaat programmeert en/of een noodnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het noodnummer) van de noodhulpdienst om de dienst op de hoogte te stellen van de test. De dienst kan u
dan meteen verder informeren over hoe u het noodnummer daadwerkelijk kunt testen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 21
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u hiervoor een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u
de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken tot u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bi
j wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Veren
igd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt.
Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. Als u het apparaat op een ouder stopcontact
wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok als u hem in
het stopcontact steekt.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Gee
l-groen: Aarding
Bla
uw: Neutraal
Brui
n: Fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is me
t de letter "E", met het aardingssymbool of geel-groen/groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "L" of rood is gekleurd.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekeri
ng van 13 ampère zitten.
Verklaring van conformiteit (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co., Ltd. ten aanzien van richtlijnen 93/68/
EEC van de Europese Unie vanaf volgende data:
De conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op www.samsung.com/p
rinter, ga vervolgens naar Support > Download center en voer
de naam van uw printer in om het desbetreffende EuDoC weer te geven.
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EG van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende
laagspanningsapparatuur.
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende
elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffen
de radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring bekomen waarin
de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EG-certificering
Certificering conform richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (fax)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluitin
g als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product werd ontworpen om te werken met de nationale PSTN-netwerken en compatibele PBX-netwerken in de
Europese landen.
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te neme
n met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Dit product is getest volgens de TBR21-norm. Ter ondersteuning bij he
t gebruik en de toepassing van randapparatuur die aan deze norm
voldoet, heeft het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) een adviesrapport opgesteld (EG 201 121) met opmerkingen en
aanvullende eisen om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-randapparaten te waarborgen. Het product is ontworpen rekening houdend met
alle relevante adviezen die in dit document zijn beschreven en is daar volledig mee in overeenstemming.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 22
OpenSSL-licentie
Copyright (c) 1998-2001 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. In een herdistributie van de broncode moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende afwijzing
behouden blijven.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende afwijzing worden
overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die bij de distributie worden geleverd.
3. Bij alle reclamemateriaal waarin functies of het gebruik van deze software worden vermeld, moet de volgende erkenning worden
weergegeven: ’Dit product bevat software die door het OpenSSL Project is ontwikkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit. (http://
www.openssl.org/)’
4. De namen ’OpenSSL Toolkit’ en ’OpenSSL Project’ mogen niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming worden gebruikt om van
deze software afgeleide producten te onderschrijven of promoten. Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met
5. Producten die van deze software zijn afgeleid mogen niet ’OpenSSL’ worden genoemd, noch mag ’OpenSSL’ in de namen van die
producten worden opgenomen, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het OpenSSL Project.
6. Herdistributies in welke vorm dan ook moeten de volgende erkenning bevatten: ’Dit product bevat software die ontwikkeld werd door
OpenSSL Project voor gebruik in de OpenSSL-Toolkit (http://www.openssl.org/)’
DEZE SOFTWARE WORDT DOOR HET OpenSSL-PROJECT AANGEBODEN IN DE FEITELIJKE STAAT WAARIN DEZE ZICH BEVINDT.
UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE
GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN VAN DE HAND
GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN HET OpenSSL-PROJECT OF DE PARTIJEN DIE HIERTOE HEBBEN
BIJGEDRAGEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF
GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN;
VERLIES VAN GEBRUIK, GEGEVENS OF WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE
WIJZE WAAROP DEZE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE
AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE
VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN
DERGELIJKE SCHADE.
Dit product bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected]). Dit product bevat software geschreven door Tim
Originele SSLeay-licentie
Copyright (C) 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com) Alle rechten voorbehouden.
Dit pakket is een SSL-implementatie geschreven door Eric Young ([email protected]). De implementatie is geschreven conform Netscapes
SSL.
Deze bibliotheek kan gratis gebruikt worden voor commerciële en niet-commerciële doeleinden mits de volgende voorwaarden worden
nageleefd. De volgende voorwaarden gelden voor alle code die in deze distributie wordt gevonden, zowel de codes RC4, RSA, lhash, DES
enz., en niet alleen de SSL-code. Voor de SSL-documentatie die in deze distributie is ingesloten gelden dezelfde auteursrechten, behalve dat
Tim Hudson ([email protected]) de houder is van de rechten. Eric Young behoudt de auteursrechten waardoor de copyrightvermeldingen in
de code niet verwijderd mogen worden. Als dit pakket in een product wordt gebruikt, moet Eric Young erkend worden als de auteur van de
gebruikte delen van de bibliotheek. Dit kan gebeuren in de vorm van een tekstbericht bij het opstarten van het programma of in de
documentatie (online of in de tekst) die meegeleverd wordt met het pakket.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. Bij herdistributie van de broncode moeten de copyrightvermeldingen worden behouden, evenals de volgende lijst en de volgende
voorwaarden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende afwijzing worden
overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die bij de distributie worden geleverd.
3. Alle advertentiematerialen die aspecten van gebruik van deze software vermelden moeten de volgende erkenning tonen: ’Dit product bevat
cryptografische software geschreven door Eric Young (eay@cryptsoft.com)’. De term ’cryptografisch’ kan weggelaten worden als de
gebruikte onderdelen van de bibliotheek geen uitstaans hebben met cryptografie.
4. Als u Windows-specifieke code (of een afgeleid product daarvan) uit de toepassingsmap gebruikt (toepassingscode) moet u er een
erkenning in opnemen: ’Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson ([email protected]).’
DEZE SOFTWARE WORDT TER BESCHIKKING GESTELD DOOR ERIC YOUNG IN DE HUIDIGE VORM. IEDERE EXPLICIETE OF
IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, ALLE IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE
VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL WORDT VAN DE HAND GEWEZEN. DE AUTEUR OF DIENS
Informatie over wettelijke voorschriften_ 23
MEDEWERKERS ZIJN IN GEEN ENKEL GEVAL AANSPRAKELIJK VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, BIJZONDERE, MORELE
OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE AANSCHAF VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF
DIENSTEN, VERLIES VAN GEBRUIKSNUT, GEGEVENS OF WINSTEN, OF ONDERBREKING VAN DE BEDRIJFSVOERING), ONGEACHT
DE OORZAAK EN DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE
DAAD (INCLUSIEF NALATIGHEID OF ANDERSZINS) OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIEND UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE,
ZELFS INDIEN GEADVISEERD OVER DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE.
De licentie en de distributievoorwaarden voor elke pu
bliek beschikbare versie of afgeleiden van deze code mogen niet gewijzigd worden. Deze
code kan met andere woorden niet zonder meer gekopieerd worden en onder een andere distributielicentie worden geplaatst [met inbegrip van
de GNU Public Licence].
Alleen China
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 24
Informatie over deze
gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de
verschillende procedures die doorlopen worden bij het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele
gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raad
pleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. (Zie "Problemen oplossen" op pagina 131.)
De in deze
gebruikershandleiding gebruikte begrippen worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst. (Zie "Verklarende woordenlijst" op
pagina 161.)
Geb
ruik de Index om informatie te vinden.
Alle afbee
ldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
De proced
ures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP.
Conventie
Een aantal begrippen in deze gebruikershandleiding heeft dezelfde betekenis:
Documen
t is synoniem met origineel.
Papie
r is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Appara
at verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in
deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Beschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of benamingen van knoppen op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing") Brengt gebruikers tot bij een referentiepagina voor bijkomende gedetailleerde
informatie.
(Zie "Meer informatie" op pagina 25.)
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 25
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende papieren of schermbronnen.
Materiaalbenaming Beschrijving
Beknopte
installatiehandleiding
Deze handleiding geeft informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies uit de handleiding volgen om het apparaat
gebruiksklaar te maken.
Online
gebruikershandleiding
Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat maximaal te benutten en biedt informatie over het
onderhoud van uw apparaat, de installatie van toebehoren en probleemoplossing.
Netwerkwebsite U kunt de netwerkomgeving van uw computer instellen met behulp van netwerkbeheerprogramma’s, zoals SetIP, SyncThru™ Web
Admin Service enzovoort. Deze website is handig voor netwerkb
eheerders die verschillende apparaten tegelijk moeten beheren. U
kunt SyncThru™ Web Admin Service downloaden van http://solution.samsungprinter.com. Het prog
ramma SetIP bevindt zich op de
meegeleverde cd-rom.
Help bij het het
stuurprogra
mma
Deze help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties. (Zie
"Het tabblad Samsung" op pagina 61.)
Samsung-website Als u toegang hebt tot het internet, kunt u help en ondersteuning vrage
n en stuurprogramma's, handleidingen en bestelinformatie
downloaden van de website van Samsun
g, www.samsungprinter.com.
De functies van uw nieuwe laserproduct_26
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
Professionele documenten maken
Tijd en geld besparen
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 dpi effectieve
uitvoer.
Uw apparaat drukt tot 33 ppm van A4-formaat af en tot 35
ppm van Letter-formaat.
Uw apparaat kan tot 17 vellen van A4-formaat en tot 18
vellen van letter-formaat dubbelzijdig afdrukken.
De multifunctionele lade biedt plaats aan enveloppen,
etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en
zwaar papier. De multifunctionele lade kan tot 100 vellen
normaal papier bevatten.
Lade 1 voor 500 vellen en de optionele lade voor 500 vellen
kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). (Zie "Watermerken
gebruiken" op pagina 57.)
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. (Zie "Posters afdrukken" op pagina 55.)
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
normaal papier met briefhoofd. (Zie "Overlay gebruiken" op
pagina 57.)
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te
besparen. (Zie "Meerdere pagina’s op één vel papier
afdrukken" op pagina 55.)
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het niet
wordt gebruikt.
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). (Zie "Dubbelzijdig
afdrukken" op pagina 56.)
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden. (Zie "Beschikbare accessoires" op pagina 150.)
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
Originelen van diverse formaten kopiëren
Originelen scannen en direct verzenden
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3:
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
136 PS3-lettertypen: bevat UFST en MicroType van
Monotype Imaging Inc.
U kunt afdrukken in verschillende besturingssystemen, zoals
Windows, Linux en Macintosh-systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Uw apparaat kan verschillende afbeeldingen van het
origineel document op een één enkele pagina afdrukken.
(Zie "2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)" op pagina 72.)
Er zijn speciale functies om een catalogus- of
krantenachtergrond te wissen. (Zie
"Achtergrondafbeeldingen wissen" op pagina 74.)
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF-
en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan. (Zie "Een ingescand
origineel naar verschillende bestemmingen verzenden als
e-mailbijlage" op pagina 78.)
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden, en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
De functies van uw nieuwe laserproduct_ 27
Gebruik van USB-flashgeheugenapparaat
U kunt een USB-geheugenapparaat op verschillende manieren
met uw apparaat gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld documenten scannen en opslaan op
het geheugenapparaat.
U kunt
rechtstreeks afdrukken vanaf het
geheugenapparaat.
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf.
Functies per model omvatten:
FUNCTIES SCX-5835FN SCX-5935FN
USB 2.0
USB-geheugeninterface
Automatische documentinvoer (ADI)
Harde schijf
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
(: Inclusi
ef, Leeg: Niet beschikbaar)
Inleiding_ 28
1.Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
Het aanraakscherm en handige knoppen
Apparaatoverzicht
Voorkant
1
Documentinvoerklep
11
Multifunctionele lade
2
Breedtegeleiders voor
documenten
12
Voorklep
3
Documentinvoerlade
13
Documentuitvoerlade
4
Documentuitvoerlade
14
USB-geheugenpoort
5
Handgreep op de voorklep
15
Bedieningspaneel
6
Handgreep voor
multifunctionele lade
16
Tonercassette
7
Greep
17
Multifunctionele lade met
geleiders
8
Indicator papierniveau
18
Scannerdeksel
9
Optionele lade 2
a
a. Optioneel apparaat
19
Vergrendelingsschakelaar
scanner
10
Lade 1
20
Glasplaat
Inleiding_ 29
Achterkant
1
USB-poort host
6
Duplex-eenheid
2
USB-poort
7
Achterklep
3
Netwerkpoort
8
Aansluiting netsnoer
4
Aansluiting telefoonlijn
9
Stroomschakelaar
5
Uitgang voor bijkomend
telefoontoestel (EXT)
10
Klep moederbord
Inleiding_ 30
Overzicht van het bedieningspaneel
1
Machine Setup
Hiermee gaat u naar de apparaatinstellingen en de
geavanceerde instellingen. (Zie "Machine Setup" op pagina 108.)
2
Job Status
Toont lopende taken, taken in wachtrij en voltooide taken.
3
Status
Geeft de status van uw apparaat weer. (Zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 31.)
4
Weergavescherm
Hier worden de status van het apparaat en eventuele vrag
en tijdens een bewerking weergegeven. U kunt de menu’s
eenvoudig instellen via het aanraakscherm.
5
Numeriek toetsenbord
Hiermee kiest u faxnummers en voert u waarden in voor het aantal exemplaren van een document of andere opties.
6
Clear
Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied.
7
Redial/Pause
Belt in standbymodus het laatst gebelde nummer opnieuw. Last in bewerkingsmodus tevens een pauze in het faxnummer
in.
8
On Hook Dial
Voert dezelfde actie uit terwijl u de handset vasthoudt en de hoorn op de haak ligt.
9
Interrupt
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd, om een dringende kopieertaak uit te voeren.
10
Clear All
Hiermee zet u de huidige instellingen terug op de standaardwaarden.
11
Power Saver
Hiermee zet u het apparaat in de energiebesparingsmodus. U kunt oo
k de stroom in- en uitschakelen met deze knop. (Zie
"De knop Power Saver" op pagina 32.)
12
Stop
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten.
13
Start
Hiermee start u een taak.
Gebruik alleen uw vingers op het aanraakscherm. U kunt het scherm
beschadigen als u een scherpe pen of iets anders gebruikt.
Inleiding_ 31
Informatie over de Status-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat is offline.
Het apparaat bevindt zich in de
energiebesparingsmodus. Wanneer er
gegevens binnenkomen of een knop wordt
ingedrukt, gaat het apparaat automatisch
online.
Groen Knipperen Als het lampje langzaam knippert, ontvangt
het apparaat gegevens van de computer.
Als het lampje snel knippert, is het apparaat
bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood Knipperen Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display. Als het
probleem is opgelost, gaat de printer door met
afdrukken.
De
tonercassette is bijna op. Bestel een
nieuwe tonercassette. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de
toner opnieuw te verdelen. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 151,
"Toner herverdelen" op pagina 131
.)
Aan De tonercassette is helemaal leeg. Verwijder
de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
(Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 151.)
Er
is papier vastgelopen. (Zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 133.)
De
klep is geopend. Sluit de klep.
De
papierlade is leeg. Plaats papier in de
lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een
grote fout. Controleer het bericht op het
display. (Zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 137.)
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht
of raadpleeg de sectie probleemoplossing. (Zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 137.) Neem contact op met de
klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Het aanraakscherm en handige knoppen
Aanraakscherm
Met het aanraakscherm op het bedieningspaneel kan het apparaat op
gebruiksvriendelijke wijze worden bediend. Als u op het home-pictogram
(
) op het scherm klikt, wordt het hoofdscherm weergegeven.
: Geeft Help weer. Hier vindt u uitleg over de verschillende functies.
Ko
pie: hiermee opent u het menu Kopie.
F
ax: hiermee opent u het menu Fax.
Scan: hiermee opent u het menu Sc
an nr e-mail, Scan nr pc,
Scannen naar server.
Opgeslagen doc.: hiermee opent u het menu Opgeslagen doc.. (Zie
"Opgeslagen documenten controleren" op pagina 128.)
US
B: als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat
wordt geplaatst, wordt het USB-pictogram op het scherm weergegeven.
SmarThru Workflow: hiermee opent u het menu SmarThru
Wo
rkflow. (Optioneel)
Tonerinfo: hiermee geeft u de hoeveelheid gebruikte toner weer.
Held
erheid LCD: hiermee past u de helderheid van het aanraakscherm
aan.
: hiermee wijzigt u de taal van het display op het aanraakscherm.
:
Dit pictogram verschijnt alleen als u een USB-geheugenmodule
aansluit.
Af
melden: hiermee meldt u de account af die momenteel is
aangemeld.
De pictogrammen op het scherm, zoals SmarThru Workflow, zijn
mogelijk uitgegrijsd. Dit is het geval als de optionele kit of
bepaalde programma’s niet op het apparaat zijn geïnstalleerd.
D
ruk op de pijl-rechts of de pijl-links op het weergavescherm als u
het weergavescherm wilt wijzigen en andere beschikbare
pictogrammen wilt weergeven.
Inleiding_ 32
De knop Machine Setup
Als u op deze knop Machine Setup drukt, kunt u de huidige
apparaatinstellingen overlopen of wijzigen. (Zie "Machine Setup" op
pagina 108.)
: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu Kopie, Fax,
Scan, Opgeslagen doc. gaan.
Apparaatstatus: toont de huidige status van het apparaat.
Beh
eerinstelling: hiermee kan een beheerder het apparaat instellen.
Ra
pport Gebruikspagina’s: u kunt een rapport afdrukken over het
aantal afdrukken op basis van het papierformaat en de papiersoort.
De knop Job Status
Als u op de knop Job Status drukt, wordt de lijst met lopende taken, taken
in wachtrij en voltooide taken weergegeven.
Het tabblad Huidige taak: hier vindt u de lijsten met taken die worden
uitgevoerd en taken die in wachtrij staan.
Het tabb
lad Taak voltooid: hier vindt u de lijst met voltooide taken.
Het tabblad Actief bericht: hier worden codes weergegeven van
fo
uten die zijn opgetreden.
nr.
: hier wordt de volgorde van de taken weergegeven.
Taa
knaam: hier worden taakgegevens weergegeven, zoals naam en
type.
St
atus: hier wordt de huidige status van elke taak weergegeven.
G
ebruiker: hier wordt de gebruikersnaam weergegeven, hoofdzakelijk
de computernaam.
Type taak: hier worden details van de actieve taak weergegeven, zoals
taaktype, telefoonnummer van de ontvanger en andere gegevens.
Detail: toont uitgebreide informatie van de geselecteerde optie over de
lijst me
t Huidige taak, Taak voltooid en Actief bericht.
Verwijd.: hiermee verwijdert u de geselecteerde taak uit de lijst.
Al
l. verw: hiermee verwijdert u alle taken uit de lijst.
Sluiten: hiermee sluit u het taakstatusvenster en schakelt u over naar
de vorige
weergave.
De knop Power Saver
Als het apparaat niet wordt gebruikt, bespaart u elektriciteit door te drukken
op de knop voor de energiebesparingsmodus. Door deze knop één seconde
lang ingedrukt te houden gaat het apparaat over in energiebesparende
modus. (Zie "De energiebesparingsfunctie gebruiken" op pagina 45.)
Als u deze knop langer dan drie seconden ingedrukt houdt verschijnt er een
ven
ster waarin u gevraagd wordt om de stroom uit te schakelen. Als u Ja
selecteert wordt de stroom uitgeschakeld. Deze knop kan ook worden
gebruikt om het apparaat in te schakelen.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in
energiebesparingsmodus.
Blauw Aan Het apparaat bevindt zich in
energiebesparingsmodus.
Knop Interrupt
Als u op de knop Interrupt drukt, wordt het apparaat in
onderbrekingsmodus geschakeld zodat een afdruktaak wordt onderbroken
voor een dringende kopieertaak. Als de dringende kopieertaak voltooid is,
wordt de voorgaande afdruktaak voortgezet.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in
onderbrekingsmodus.
Blauw Aan Het apparaat bevindt zich in
onderbrekingsmodus.
De onderbrekingsmodus wordt teruggezet op de standaardwaarde
(uit) als het apparaat is uitgeschakeld of opnieuw wordt ingesteld.
Aan de slag_ 33
2.Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met USB verbonden apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Meegeleverde software
Systeemvereisten
Het stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren
Uw printer lokaal delen
De hardware installeren
Dit deel beschrijft de stappen voor de installatie van de hardware, zoals
toegelicht in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte
installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een
stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcircul
atie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die
voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een
vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een
bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.500 m.
Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. (Zie
"Hoogteaanpassing" op pagina 44.)
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel op
pervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt. Anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde
artikelen.
3. Ve
rwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats de
tonercassette.
5. Pl
aats papier. (Zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 49.)
6. C
ontroleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
7. Z
et het apparaat aan.
Aan de slag_ 34
Meegeleverde software
Installeer de printersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd en op uw
computer hebt aangesloten. Als u Win
dows of Macintosh OS gebruikt,
installeert u de software vanaf de meegeleverde cd-rom. Als u Linux OS
gebruikt, downloadt u de software van de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeert u deze op uw computer.
De apparaatsoftware wordt bij gelegenheid bijgewerkt, bijvoorbeeld
wanneer er een nieuw besturingssysteem op de markt komt.
Download indien nodig de nieuwste versie van de website van
Samsung. (www.samsung.com/printer)
Besturing
ssysteem
Inhoud
Windows Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van het apparaat maximaal te benutten.
Po
stScript-printerstuurprogramma: het
PostScript-stuurprogramma is bedoeld voor het
afdrukken van documenten met complexe lettertypen
en afbeeldingen in PS.
Scanne
rstuurprogramma: voor het scannen van
documenten op uw apparaat zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition)
beschikbaar.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
app
araat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
Sma
rThru Office
a
:
a. hiermee kunt u een gescande afbeelding met behulp van een krachtig
beeldbewerkingsprogramma bewerken en per e-mail verzenden. U
kunt ook een ander beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit
SmarThru Office, zoals Adobe Photoshop. Raadpleeg de schermhulp
van het programma SmarThru Office voor meer informatie. (Zie
"Smarthru Office" op pagina 124.)
dit is de meegeleverde op
Wi
ndows gebaseerde software voor uw
multifunctioneel apparaat.
Hu
lpprogramma Direct afdrukken: met dit
programma kunt u PDF-bestanden rechtstreeks
afdrukken.
Sams
ung Scanbeheer: hier vindt u informatie over
het programma Scan Manager en over de status van
het geïnstalleerde scanstuurprogramma.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van uw ap
paraat instellen.
Macintosh PostScript Printer Description-bestand
(PPD-bestand): voor het bedienen van het apparaat
en
het afdrukken van documenten vanaf een
Macintosh-computer.
Scanne
rstuurprogramma: TWAIN-stuurprogramma
voor het scannen van documenten op uw apparaat.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
app
araat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
Scan
beheer: hier vindt u informatie over het
programma Scan Manager en over de status van het
geïnstalleerde scanstuurprogramma.
Linux Unified Linux Driver: gebruik dit stuurprogramma om
de functies van het apparaat maximaal te benutten.
PostScript Printer Description-bestand
(PPD-bestand): met dit bestand kunt u uw apparaat
bed
ienen en documenten afdrukken vanaf een
Linux-computer.
SANE: stuurprogramma voor het scannen van
docu
menten.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
app
araat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
Aan de slag_ 35
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURING
SSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
vrije
HDD-ruimt
e
Windows
2000
Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
2003 Server
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot 2
GB
Windows
Vista
Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1024 MB)
15 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-bit
of 64-bit processor of
hoger
1 GB (2
GB)
16 GB
On
dersteunt afbeeldingen in DirectX 9 met 128 MB
geheugen (om het Aero-thema te activeren).
DVD-R/W-station
Windows
Server 2008
R2
Pentium IV 1 GHz (x86) of
1,4 GHz (x64)
processoren (2 GHz of
sneller)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Geb
ruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Service is compatibel met dit apparaat.
Macintosh
BESTURING
SSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
vrije
HDD-ruimt
e
Mac OS X
10.4 of hoger
Intel-processoren
Po
werPC G4/
G5
1
28 MB voor een
PowerPC-gebase
erde Mac (512
MB)
5
12 MB voor een
Mac op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X
10.5
Intel-processoren
8
67 MHz of
snellere
Power PC G4
/G5
512 MB (1 GB)
1 GB
Mac OS X
10.6
Intel-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB
Linux
Item Vereisten
Besturingssyste
em
RedHat 8.0, 9.0 (32bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64bit)
Fedora Core 1~7 (32/64bit)
Mandrake 9.2 (32bit), 10.0, 10.1 (32/64bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0
, 10.1, 10.2 (32/64bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64bit)
Processor Pentium IV 2,4GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1024 MB)
Vrije HDD-ruimte 1 GB (2GB)
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
H
et Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
maximale optische resolutie.
Aan de slag_ 36
Het stuurprogramma van uw met USB
verbonden apparaat installeren
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden,
slaagt u de volgende stappen over en gaat u door met de installatie van het
stuurprogramma van uw met het netwerk verbonden apparaat. (Zie "Het
stuurprogramma van een met een netwerk verbonden apparaat installeren"
op pagina 41.)
Door Aangepaste installatie te selecteren kunt u kiezen welke
programma’s u wilt installeren.
Gebruik een USB-kabel die korter is dan 3 m. Mogelijk worden niet
a
lle gegevens op uw apparaat geïnstalleerd.
Windows
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
De meeste gebruikers die hun printer rechtstreeks aansluiten op hun
co
mputer gaan door met de volgende stappen. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
1.
Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "
Wizard Nieuwe hardware
gevonden
" verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluit
en of klikt u op
Annuleren
.
2.
Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De
cd-rom start automatisch en er verschijnt een installatievenster.
Als he
t installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en vervolgens op
Uitvoeren
. Typ X:\
Setup.exe
, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation. Klik op
OK
.
Als
u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 gebruikt, klikt
u op
Start
>
Alle programma’s
>
Accessoires
>
Uitvoeren
.
Typ X:\
Setup.exe
, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation en klik op
OK
.
Als in
Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het venster
Automatisch afspelen
verschijnt, klikt u op
Uitvoeren
Setup.exe
in het
veld
Programma installeren of uitvoeren
en vervolgens op
Doorgaan
of
Ja
in het venster
Gebruikersaccountbeheer
.
3.
Klik op
Volgende
.
Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
4.
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. en klik vervolgens op
Volgende
.
Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is, verschijnt het
volgende venster.
Na aansluiting van het apparaat, klikt u op
Volgende
.
Aan de slag_ 37
Als u het apparaat niet wilt aansluiten op dit moment, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende venster. Vervolgens wordt de
installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina afgedrukt aan het
eind van de installatieprocedure.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk
van het venster dat u ziet, afhankelijk van de gebruikte printer en
interface.
5.
Zodra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Volgende
. In het andere geval klikt u op
Volgende
en slaat u deze stap over.
6.
Als de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7.
Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te
ontvangen van Samsung, klikt u op Samsung, schakelt u het selectievakje in en
klikt u op
Voltooien
. U bent u nu geregistreerd op de website van Samsung. In
het andere geval klikt u gewoon op
Voltooien
.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
In Windows volgt u de volgende stappen om de installatie van het
stuurprogramma ongedaan te maken.
a) Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Klik op
Start
en kies
Programma’s
of
Alle programma’s
> naam van uw
printerstuurprogramma >
Onderhoud
.
c) Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met onderdelen waarin u elk onderdeel afzonderlijk
kunt verwijderen.
d) Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik op
Volgende
.
e) Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het geselecteerde stuurprogramma wordt van de computer verwijderd.
f) Nadat de software is verwijderd, klikt u op
Voltooien
.
Macintosh
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand waarmee u
het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt gebruiken (alleen
beschikbaar als u een printer gebruikt die het PostScript-stuurprogramma
ondersteunt) om af te drukken vanaf een Macintosh-computer.
Bovendien krijgt u de beschikking over het Twain-stuurprogramma
waarmee u kunt scannen vanaf uw Macintosh-computer.
1. Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer.
6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7. Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende
(voor Mac OS X 10.4 Ga door).
8. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4
Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie
(voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie
ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen
u wilt installeren.
9. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) als het bericht met de
waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten op de computer
wordt weergegeven.
10. Nadat de installatie voltooid is, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4
Sluit af).
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Herstart.
11. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5~10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
12. Klik op Voeg toe in de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het +-pictogram, waarna een
venster verschijnt.
13. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB.
In Mac OS X 10.4 klikt u op Standaardkiezer en zoekt u de
USB-verbinding.
In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op Standaard en zoekt u de
USB-verbinding.
14. Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X 10.3,
selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw printer in
Modelnaam.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.4, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw
printer in Model.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.5~10.6, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de
naam van uw printer in Druk af via.
Uw printer verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
15. Klik op Voeg toe.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor
Macintosh ongedaan te maken.
a) Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubbelklik op de map MAC_Installer.
e) Dubbelklik op het pictogram Installer.
f) Voer het wachtwoord in en klik op OK.
g) Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op
Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door).
h) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4
Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan
maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan).
i) Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) als het bericht
met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten op
de computer wordt weergegeven.
j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten
(voor Mac OS X 10.4 Sluit af).
Aan de slag_ 38
Linux
U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren.
Volg onderstaande stappen om de software te installeren.
Linux Unified Driver installeren
1. Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wa
nneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
4. Klik met de rechtermuiskn
op op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5. Dub
belklik op cdroot > autorun.
6. Klik op Ne
xt zodra het welkomstscherm verschijnt.
7. Zodra de installatie voltooid is, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Un
ified Driver
Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver
group aan het systeemmenu toegevoegd. Raadpleeg bij problemen de
on-screenhelpfunctie. U opent de on-screenhelpfunctie via het
systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van
Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image
Manager.
SmartPanel installeren
1. Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wa
nneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Smart Panel-pakket van de website van Samsung en
plaats het op uw computer.
4. Klik met de rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket en pak het
uit.
5. Dub
belklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh.
Hulpprogramma Printerinstellingen installeren
1. Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wan
neer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Printer Setting Utility-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
4. Klik me
t de rechtermuisknop op het Printer Setting Utility-pakket
en pak het uit.
5. Dubbelklik op cdroot > Linux > psu > install.sh.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Volg onderstaande stappen om de installatie van het
stuurprogramma voor Linux ongedaan te maken.
a) Controleer of het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
install
atie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken.
Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
c) Klik op het pictogram ond
eraan op het bureaublad. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u:
[root@localhost root]#cd /opt
/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
d) Klik op Uninstall.
e) Klik op Nex
t.
f) Klik op Fi
nish.
Uw printer lokaal delen
Volg onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat de computers uw
apparaat lokaal delen.
Als de hostcomputer rechtstreeks op het apparaat is aangesloten met een
USB-kabel en verbonden is met een lokaal netwerk, kan de clientcomputer
die met het lokaal netwerk is verbonden via de hostcomputer het gedeelde
apparaat gebruiken om af te drukken.
1
Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het
apparaat is verbonden met een USB-kabel.
2
Clientcomputers Computers die het apparaat gebruiken dat
gedeeld wordt via de hostcomputer.
Aan de slag_ 39
Windows
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 36, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 41.)
2. Klik op he
t menu Start in Windows.
3. In W
indows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Win
dows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Win
dows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Win
dows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
4. Klik
met de rechtermuisknop op uw apparaat.
5. In W
indows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Eig
enschappen van printer in het snelmenu.
Als het item Eigenschappen van printer een -markering
bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de
geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
6. Sele
cteer het tabblad Delen.
7. Selecteer Op
ties voor delen wijzigen.
8. Con
troleer de Deze printer delen.
9. Vul he
t veld Share-naam in. Klik op OK.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 36, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 41.)
2. Klik op he
t menu Start in Windows.
3. Selecteer Alle p
rogramma’s > Accessoires > Windows
Verkenner.
4. Voer he
t IP-adres van de hostcomputer in en druk op de Enter-toets
op uw toetsenbord.
Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en
Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.
5. Klik
met uw rechtermuisknop op de gewenste printer en selecteer
Verbinden.
6. Klik op OK
zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid.
7. Op
en het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken.
Macintosh
De volgende stappen gelden voor Mac OS X 10.5-10.6. Raadpleeg
Mac Help voor andere OS-versies.
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 36, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 41.)
2. Ope
n de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Selectee
r de printer die u wilt delen uit de Printerlijst.
4. Selecteer
Deel deze printer.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 36, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 41.)
2. Ope
n de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Druk op het +-pic
togram.
Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde
printer.
4. Selectee
r uw apparaat en klik op Voeg toe.
Netwerkinstallatie_ 40
3.Netwerkinstallatie
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een met een netwerk verbonden apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Netwerkomgeving
Introductie van handige netwerkprogramma’s
TCP/IP configureren
Het stuurprogramma van een met een netwerk verbonden apparaat
installeren
Netwerkomgeving
U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten
op de overeenkomstige poort op uw computer.
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als
netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen
opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
onder
steunt:
Item Vereisten
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssystee
m
W
indows 2000/XP/2003/2008/Vista/7/
2008 Server R2
Di
verse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.6
Netwerkprotocollen T
CP/IP op Windows
IPP
DH
CP
SNMP
BOOTP
Als u het DHCP-netwerkprotocol wilt instellen, downloadt u het
programma Bonjour for Windows voor uw besturings
systeem van
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/ en
installeert u het. Met dit programma kunt u de netwerkparameter
automatisch instellen. Volg de instructies in he
t installatievenster. Dit
programma ondersteunt Linux niet.
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s beschikbaar om de netwerkinstellingen
op een eenvoudige manier in een netwerkomgeving in te stellen. Zo kan de
netwerkbeheerder verschillende apparaten in het netwerk beheren.
SyncThru™ Web Service
Een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde webserver laat u toe om:
d
e netwerkparameters voor het apparaat te configureren zodat u een
verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
d
e apparaatinstellingen aan te passen.
(Zie "Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
SyncThru™ Web Admin Service
Een via internet functionerend afdrukbeheersysteem voor
netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u
netwerkapparaten op een efficiënte manier beheren, van op afstand
netwerkapparaten controleren, en probl
emen oplossen vanaf iedere plek
waar u internettoegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma
downloaden van http://solution.samsungprinter.com.
SetIP
Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en
handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/
IP-protocol. (Zie "Het programma SetIP gebruiken" op pagina 125.)
TCP/IP configureren
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/
IP-instellingen voor het apparaat configureren. Nadat u de TCP/
IP-instellingen hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op
elke computer in het netwerk installeren.
Het netwerkadres instellen
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor de
onderstaande stappen.
1. Sluit uw apparaat aan op het netwerk met een RJ-45 Ethernetkabel.
2. Z
et het apparaat aan.
3. Dr
uk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
4. Dr
uk op Beheerinstelling.
Netwerkinstallatie_ 41
5. Typ het wachtwoord zodra het aanmeldingsbericht verschijnt.
Als u het invoergebied voor het wachtwoord aanraakt, verschijnen er
vra
agtekens. Voer het wachtwoord in met behulp van het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel. Druk op OK nadat u het
wachtwoord hebt ingevoerd. (Fabrieksinstellingen: 1111.)
6. Druk op het ta
bblad Instelling > Netwerkinstellingen.
7. Selecteer
TCP/IP-protocol.
8. Druk op IP-instelling.
9. Selecteer
Statisch en vul vervolgens de adresvelden IP-adres,
Subnetmasker en Gateway in. Raak het invoergebied aan en voer de
adressen in met behulp van het numeriek toetsenblok op het
bedieningspaneel.
10. Druk op OK.
Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren
Door Aangepaste installatie te selecteren kunt u kiezen welke
programma’s u wilt installeren.
Windows
U kunt het stuurprogramma van het apparaat instellen. Volg hiervoor de
volgende stappen.
Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
d
ie noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
1. Zorg
ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld
zijn. Zie de bijgeleverde Beknopte installatiehandleiding voor meer
informatie over de aansluiting van uw printer op een netwerk.
2. Plaats de meege
leverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom start automatisch en er verschij
nt een installatievenster.
Als het
installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt
door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
In Wind
ows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 klikt u op
Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation en klik op OK.
Als in Win
dows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het
venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren
Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en
vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Volgende.
Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
4. Se
lecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
5. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst het apparaat dat u wilt installeren en klik op Volgende.
Netwerkinstallatie_ 42
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort
toevoegen. om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen.
Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de
poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren. Om het
IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam
handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op
de knop Bladeren.
Als u uw apparaat niet in het netwerk terugvindt, schakelt u de
firewall uit en klikt u op Bijwerken. Klik in Windows op Start >
Configuratiescherm > Windows Firewall en schakel deze
optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de
online handleiding.
6. Zodra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken,
schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende. In het andere
geval klikt u op Volgende en slaat u deze stap over.
7. Als de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
8. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie
te ontvangen van Samsung, klikt u op Samsung, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op Voltooien. U bent u nu geregistreerd op de
website van Samsung. Zo niet, klikt u op Voltooien.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
In Windows volgt u de volgende stappen om de installatie van het
stuurprogramma ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Klik op Start en kies Programma’s of Alle programma’s > naam
van uw printerstuurprogramma > Onderhoud.
c) Selecteer Verwijderen en klik op Volgende.
Er verschijnt een lijst met onderdelen waarin u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
d) Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik op
Volgende.
e) Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op Ja.
Het geselecteerde stuurprogramma wordt van de computer
verwijderd.
f) Nadat de software is verwijderd, klikt u op Voltooien.
Macintosh
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld
zijn.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer.
6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7. Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende
(voor Mac OS X 10.4 Ga door).
8. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4
Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie
(voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie
ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen
u wilt installeren.
9. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) als het bericht met de
waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten op de computer
wordt weergegeven.
10. Nadat de installatie voltooid is, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4
Sluit af).
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Herstart.
11. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5~10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
12. Klik op Voeg toe in de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het +-pictogram, waarna een
venster verschijnt.
13. In MAC OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP.
In MAC OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op IP.
14. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printertype (voor Mac OS X 10.4,
10.5 Protocol).
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van
de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij Printertype
(voor Mac OS X 10.4, 10.5 Protocol).
15. Typ het IP-adres van uw printer in het veld Printeradres (voor Mac OS
X 10.4, 10.5 Adres).
16. Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld Naam wachtrij (voor
Mac OS X 10.4, 10.5 Wachtrih). Als u de wachtrijnaam voor uw
afdrukserver niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
17. Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in MAC OS X 10.3,
selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw printer in
Modelnaam.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in MAC OS X
10.4, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw
printer in Model.
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.5~10.6 niet goed werkt,
selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw
printer in Druk af via.
Het IP-adres van uw printer verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld
als standaardprinter.
Netwerkinstallatie_ 43
18. Klik op Voeg toe.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor
Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubbelklik op de map MAC_Installer.
e) Dubbelklik op het pictogram Installer.
f) Voer het wachtwoord in en klik op OK.
g) Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op
Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door).
h) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4
Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan
maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan).
i) Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) als het bericht
met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten op
de computer wordt weergegeven.
j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten
(voor Mac OS X 10.4 Sluit af).
Linux
Linux Driver installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld
zijn.
2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
3. Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
4. Dubbelklik op cdroot > autorun.
5. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Continue.
6. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
7. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
8. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
9. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11. Klik op Finish wanneer de printer is toegevoegd.
12. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Een netwerkprinter toevoegen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2. Klik op Add Printer....
3. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
6. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8. Klik op Finish wanneer de printer is toegevoegd.
Basisinstellingen_ 44
4.Basisinstellingen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hoogteaanpassing
Het verificatiewachtwoord instellen
Datum en tijd instellen
De taal op het display wijzigen
Land wijzigen
Time-out van taken instellen
De energiebesparingsfunctie gebruiken
De standaardlade en het papier instellen
Standaardinstellingen wijzigen
De instelling lettertype wijzigen
Informatie over het toetsenbord
Hoogteaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die wordt
bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven het zeeniveau
bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat
instellen op een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u nagaan op welke hoogte het
apparaat wordt gebruikt.
0
1 Normal
2 High 1
1. Schakel de computer die op het netwerk is aangesloten in en open de
webbrowser.
2. Typ he
t IP-adres van het apparaat in de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga
naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service.
4. Me
ld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (zie "Gebruiken
SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
5. Klik op Settings > Ma
chine Settings > System > Setup > Altitude
Adj.
6. Selecteer de juiste hoogte-instelling.
7. Klik op Apply.
Als uw apparaat aangesloten is via een USB-kabel, stelt u in de optie
Luchtdrukaanpassing op het display van het apparaat de hoogte in.
(Zie "Algemene instellingen" op pagina 109.)
Het verificatiewachtwoord instellen
U moet zich eerst aanmelden om het apparaat in te stellen of de instellingen
te wijzigen. Voer de volgende stappen uit om het wachtwoord te wijzigen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling.
3. Z
odra het aanmeldingsbericht verschijnt, voert u uw wachtwoord in met
behulp van het numeriek toetsenblok op het bedieningspaneel. Druk
vervolgens op OK. (Fabrieksinstellingen: 1111.)
4. Dr
uk op het tabblad Instelling > Verificatie.
5. Dr
uk op Wachtwoord van beheerder wijzigen.
6. Vo
er het oude en het nieuwe wachtwoord in en bevestig vervolgens het
nieuwe wachtwoord.
7. Dr
uk op OK.
Datum en tijd instellen
Zodra u tijd en datum hebt ingesteld, worden ze gebruikt in vertraagd faxen
en vertraagd afdrukken. Ze worden afgedrukt in rapporten. Als ze onjuist
zijn, moet u ze wijzigen.
Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u
datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer is hersteld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling.
3. T
yp het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Dr
uk op het tabblad Algemeen > Datum & Tijd > Datum & Tijd.
5. Se
lecteer de datum en tijd met behulp van de pijl-links en de pijl-rechts.
U kunt ook het invoergebied aanraken en het numeriek toetsenblok op
het bedieningspaneel gebruiken.
6. Dr
uk op OK.
Druk op Datumnotatie en Tijdnotatie als u de datum- en tijdnotatie
wilt wijzigen.
Basisinstellingen_ 45
De taal op het display wijzigen
Voer de volgende stappen uit om de taal op het display te wijzigen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl-omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Taal.
6. Selecteer de juiste taal.
7. Druk op OK.
Land wijzigen
U kunt het land wijzigen waardoor een aantal waarden voor fax- en
papierformaat voor uw land automatisch zullen worden gewijzigd.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl-omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Land.
6. Selecteer het gewenste land.
7. Druk op OK.
Time-out van taken instellen
Als er gedurende een bepaalde periode geen gegevens worden ingevoerd,
sluit het apparaat het huidige menu af en worden de standaardinstellingen
ingeschakeld. U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op Timers.
6. Selecteer de juiste optie.
Time-out van systeem: de standaardwaarde wordt opnieuw
geactiveerd na een bepaalde wachttijd. De maximale wachttijd die u
kunt instellen is 10 minuten.
Time-out wachtrij: als er fout optreedt tijdens het afdrukken en de
computer geen signaal geeft, zal het apparaat de afdruktaak voor
een bepaalde tijd bewaren. U kunt een tijdsduur van ten minste een
uur instellen.
7. Selecteer Aan.
8. Selecteer een tijdsduur met de pijl-links en de pijl-rechts.
9. Druk op OK.
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet
gebruikt.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl-omlaag om naar het volgende scherm te gaan. Druk op
Energiebesparing.
6. Druk op Energiebesparing.
7. Selecteer de juiste tijd.
8. Druk op OK.
De standaardlade en het papier instellen
U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor
uw afdruktaken. (Zie
"Algemene instellingen" op pagina 109.)
Via het bedieningspaneel
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl-omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Ladebeheer.
6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals papierformaat en
papiersoort.
7. Druk op OK.
Als de optionele lade niet is geïnstalleerd, worden de opties voor deze
lade op het scherm uitgegrijsd.
Op de computer
Windows
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/2003/2008/Vista klikt u op Voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken een
-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s
die met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
Basisinstellingen_ 46
5. Klik op het tabblad Papier.
6. Sele
cteer een lade en de bijbehorende opties, zoals papierformaat
en papiersoort.
7. Druk op OK.
Macintosh
Macintosh ondersteunt deze functie niet. Macintosh-gebruikers moeten
de standaardinstelling handmatig wijzigen als ze op basis van andere
instellingen willen afdrukken.
1. Op
en een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2. Op
en het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief) en klik op
Druk af.
3. Ga naar het paneel Papierinvoer.
4. Ste
l de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken.
5. Ga
naar het paneel Papier.
6. Ste
l het papiertype in op basis van het papier dat in de lade werd
geplaatst van waaruit u wilt afdrukken.
7. Klik op Dr
uk af om af te drukken.
Standaardinstellingen wijzigen
U kunt de standaardwaarden voor kopiëren, faxen, e-mailen, scannen en
het papier gelijktijdig instellen.
1. Druk op Mach
ine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beh
eerinstelling.
3. Typ
het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Druk op het ta
bblad Algemeen > Standaardinstellingen >
Standaardoptie.
5. Druk op de functie die u wilt wijzigen en wijzig de instellingen.
Als u bijvoorbeeld de standaardinstelling voor helderheid &
to
nerdichtheid voor een kopieertaak wilt wijzigen, drukt u op Kopie >
Tonersterkte en past u de helderheid & tonerdichtheid aan.
6. Druk op OK.
De instelling lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land
wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een
speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u de lettertype-instelling als volgt
wijzigen:
1. Sch
akel de computer die op het netwerk is aangesloten in en open de
webbrowser.
2. Typ he
t IP-adres van het apparaat in de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga
naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service.
4. Me
ld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie "Gebruiken
SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
5. Klik op Settings > Machine Settings > Printer.
6. Klik op PCL.
7. Selectee
r het gewenste lettertype in de lijst met Symbol Set.
8. Klik op Apply.
Hieronder vindt u de lijst met lettertypen voor de overeenkomstige
talen.
R
ussisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebreeuws:
Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
A
rabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page
864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Informatie over het toetsenbord
U kunt alfabetische tekens, cijfers of speciale symbolen invoeren met
behulp van het toetsenbord op het aanraakscherm. Het gaat om een
normaal toetsenbord voor een optimale gebruiksvriendelijkheid.
Als u het invoergebied waar u tekens moet invoe
ren aanraakt, verschijnt het
toetsenbord op het scherm. Op het toetsenbord worden standaard kleine
letters weergegeven.
1
Links/rechts
Hiermee verplaatst u de cursor tussen tekens in
het invoergebied.
2
Backspace
Hiermee verwijdert u het teken links naast de
cu
rsor.
3
Verwijderen
Hiermee verwijdert u het teken rechts naast de
cu
rsor.
4
Wissen
Hiermee verwijdert u alle tekens uit het
invoergebied.
5
Invoergebied
Typ letters op deze lijn.
6
Verschuiv.
Hiermee schakelt u tussen kleine letters en
hoofdl
etters.
7
Symbolen
Hiermee schakelt u tussen alfanumerieke tekens
en symbolen.
8
Spatie
Hiermee voert u een spatie in tussen tekens.
9
OK
Hiermee slaat u het ingevoerde resultaat op en
sl
uit u het invoergebied.
10
Annul.
Hiermee annuleert u het ingevoerde resultaat en
sluit u het invoergebied.
Als u een e-mailadres invoert, verschijnt het toetsenbord voor
e-mailberichten. Nadat u het e-mailadres hebt ingevoerd, drukt u op
OK om het ingevoerde e-mailadres te activeren. Druk op de pijltoets
aan de zijkant om te navigeren tussen Van, Aan, CC, BCC,
Onderwerp, Bericht.
Afdrukmedia en lade_ 47
5.Afdrukmedia en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen voorbereiden
Originelen plaatsen
Afdrukmedia selecteren
De grootte van de lade wijzigen
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Papierformaat en -type instellen
De uitvoersteun aanpassen
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter dan 216 x
356 mm.
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om papierstoringen,
een slechte afdrukkwaliteit of schade aan het apparaat te voorkomen.
- Carb
onpapier of papier met carbonrug
- Ge
coat papier
- Lich
t doorschijnend of dun papier
- Ge
kreukt of gevouwen papier
- Ge
kruld of opgerold papier
- Papi
er met scheuren
Verwijd
er alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controle
er of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen
originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen
boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt
gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de
glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. L
icht het deksel van de scanner op.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner. Plaats het document zorgvuldig tegen de markering
linksboven op de glasplaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Het deksel van de scanner openlaten tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik negatief beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de
afdruk. Houd de glasplaat schoon. (Zie "Scannereenheid
reinigen" op pagina 130.)
Afdrukmedia en lade_ 48
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u
het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het
daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm,
kopieert u met het deksel open.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas
breekt. U kunt zich kwetsen.
Plaa
ts uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit.
Het scannerdeksel kan eraf vallen en uw hand kwetsen.
Kijk bij het kopiëren of scannen niet in het licht binnen in de
scanner. Het is schadelijk voor de ogen.
In de automatische documentinvoer
In de ADI kunt u tot 50 vellen papier van 80 g/m
2
voor één taak plaatsen.
1. Buig de
papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u de originelen plaatst.
2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk
veroorzaken. Houd de glasplaat altijd schoon. (Zie
"Scannereenheid reinigen" op pagina 130.)
Afdrukmedia selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op normaal papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmedia die
voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen.
Richtlijnen om de afdrukmedia selecteren
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen
kunnen de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit
Vastlopen van het
papier
Versne
lde slijtage van het apparaat.
Eigenschappen zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte hebben een
grote invloed op de prestaties van het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de
keuze van afdrukmedia rekening met het volgende:
Het typ
e, formaat en gewicht van de afdrukmedia voor uw apparaat worden
beschreven onder Specificaties van afdrukmedia. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Gewen
st resultaat: De afdrukmedia die u kiest, moeten geschikt zijn voor het
doel.
Helderheid:
Sommige afdrukmedia zijn witter dan andere en leveren scherpere
en levendigere afbeeldingen op.
Gladheid van het
oppervlak: De gladheid van de afdrukmedia bepaalt hoe
scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia, hoewel ze voldoen aan alle
hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten opleveren.
Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongeoorloofd
temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden
waarover u geen controle hebt.
Controleer voordat
u grote hoeveelheden afdrukmedia aanschaft of ze
voldoen aan de vereisten uit deze gebruikershandleiding.
Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties voldoen, kan
problemen veroorzaken die een herstelling vereisen. Dergelijke reparaties zijn
niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
De hoeveelheid papier die u in de lade kunt
plaatsen is afhankelijk van de gebruikte
afdrukmedia. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 158.)
Formaten van afdrukmedia die in elke modus
worden ondersteund
Modus Formaat Invoer
Kopieermodus Het apparaat
ondersteunt alle
formaten
lade 1 (Legal, US
Folio, Letter, A4,
Oficio, JIS B5, ISO
B5, Executive, A5)
optio
nele lade 2
(Legal, US Folio,
Letter, A4, Oficio,
JIS B5, ISO B5,
Executive, A5)
multifunctionele lade
Afdrukmodus
Faxmodus
Dubbelzijdig
afdrukken
a
a.alleen 75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
Letter, A4, Legal, US
Foli
o, Oficio
lade 1
optio
nele lade 2
multifunction
ele lade
Afdrukmedia en lade_ 49
De grootte van de lade wijzigen
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waar u de printer hebt gekocht. Om het formaat te wijzigen
moet u de papiergeleiders aanpassen.
1. Klap de
achterste plaat van de lade volledig uit om de lade langer te
maken.
2. Houd de lengtegeleider ingedrukt en verplaats deze tot het gewenste
formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade.
1 Papierlengtegeleide
r
3. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u de originelen plaatst.
4. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en verschuif ze tot het gewenste
formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade.
1 Papierbreedtegeleid
er
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van
het papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen.
Als u de breed
tegeleider niet aanpast, kan het papier
vastlopen.
Papier in de lade plaatsen
Lade 1/optionele lade
Plaats de afdrukmedia die u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan tot 500
vellen gewoon papier bevatten.
U kunt een optionele lade voor 500 vellen papier aanschaffen en die onder
de
standaardlade plaatsen. (Zie "Verkrijgbare verbruiksartikelen" op
pagina 150.)
Het gebruik van fotopapier of gecoat paper kan problemen
veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke reparaties zijn niet
gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
1. T
rek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de te
plaatsen afdrukmedia aan. (Zie "De grootte van de lade wijzigen" op
pagina 49.)
2. Bu
ig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u de originelen plaatst.
3. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar beneden.
1 Limietaanduiding
voor
papierformaat
2 Indicator
papierniveau
Indicator voor hoeveelheid papier toont de hoeveelheid papier in
de lade.
1 Vol
2 Leeg
Afdrukmedia en lade_ 50
4. Stel het type en formaat van het papier voor de lade in als u een
document wilt afdrukken.
Voor informatie over het instellen van het papierformaat en -type op het
bedieningspaneel. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 53.)
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, moet u
nagaan of het papier voldoet aan de specificaties van de
afdrukmedia. Probeer vervolgens vel voor vel door te voeren
langs de multifunctionele lade. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
De
instellingen die via het printerstuurprogramma zijn
opgegeven, krijgen voorrang op de instellingen op het
bedieningspaneel.
a) Om
af te drukken vanuit een toepassing, opent u de
toepassing en het menu afdrukken.
b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken op
enen" op pagina 58.)
c) Druk op he
t tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer het juiste papiertype.
Als u op een etiket wilt gebruiken, stelt u het papiertype in op
Etiketten.
d) Sele
cteer een lade onder papierbron en druk vervolgens op
OK.
e) Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmedia
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als
u maar één pagina wilt afdrukken op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats één vel papier van een bepaald type, formaat en gewicht per
keer in de multifunctionele lade.
Voeg
geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere
soorten afdrukmedia.
Afd
rukmedia moeten met de voorzijde naar boven en de bovenkant
eerst in het midden van de multifunctionele lade worden geplaatst.
Plaa
ts alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit.
(Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 158.)
Maak
gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten vlak voor u ze
in de multifunctionele lade plaatst.
1. Hou
d de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem
naar beneden om de lade te openen.
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
3. Plaats het papier in de lade.
4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
stel ze in op de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk uit.
Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring
ontstaat of het papier scheef trekt.
Bij het afdrukken van speciale afdrukmedia moet u de
richtlijn voor plaatsing volgen. (Zie "Afdrukken op speciale
afdrukmedia" op pagina 51.)
Als ve
llen overlappen bij het afdrukken via de
multifunctionele lade, opent u lade 1, verwijdert u de
overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken.
Als
het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het
afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het
automatisch wordt doorgevoerd.
5. Ste
l het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade in als u
een document wilt afdrukken.
Voor informatie over het instellen van he
t papierformaat en -type op
het bedieningspaneel. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 53.)
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn
opgegeven, krijgen voorrang op de instellingen op het
bedieningspaneel.
Afdrukmedia en lade_51
a) Om af te drukken vanuit een toepassing, opent u de
toepassing en het menu afdrukken.
b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op
pagina 58.)
c) Druk op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer het juiste papiertype.
Als u op een etiket wilt gebruiken, stelt u het papiertype in
op Etiketten.
d) Selecteer Handmatige invoer bij papierbron en druk
vervolgens op OK.
e) Start het afdrukken vanuit de toepassing.
f) Sluit na het afdrukken de multifunctionele lade.
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Onderstaande tabel toont de beschikbare speciale media voor elke lade.
Voor het gebruik van speciale media raden wij u aan om telkens een
vel per keer in te voeren. Controleer hoeveel afdrukmedia u voor elke
lade kunt invoeren. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 158.)
Envelop
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit
van de enveloppen.
Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de klep naar onder en de
plaats voor de postzegel in de linkerbovenhoek.
Open de achterklep als u moet afdrukken op gekreukte enveloppen. Duw
de hendel aan weerskanten naar beneden.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan
90 g/m
2
bedragen om te vermijden dat er een papierstoring optreedt.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden
gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen geen
lucht bevatten.
-Probleem: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen
druk en hitte die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Types Lade 1
Optionele
lade
Multifunctionele
lade
Normaal papier
a
a.A6, Statement wordt alleen ondersteund in de multifunctionele lade.
OO O
Dik papier
a
OO O
Dun papier
a
OO O
Katoen XX O
Kleur XX O
Voorbedrukt
a
OO O
Kringlooppapier
a
OO O
Envelop XX O
Transparanten XX O
Etiketten XX O
Kaarten XX O
Bankpost XX O
Archiefpapier
a
OO O
1 Hendel
Afdrukmedia en lade_ 52
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor
informatie over de fixeertemperatuur. (Zie "Algemene specificaties" op
pagina 154.) De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en
papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de fixeereenheid
b
eschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet dichter dan 15
mm van de rand van de envelop.
Druk niet af
op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best
uitsluitend transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat.
Plaats
transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laa
t transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
Let op dat u geen
vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transp
aranten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg
dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te
vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze
hebt afgedrukt.
Aanbe
volen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter
van Xerox, zoals 3R 91331 (A4), 3R 2780 (Letter).
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u bij voorkeur
best uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van uw apparaat. Controleer de specificaties van
uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur. (Zie
"Algemene specificaties" op pagina 154.)
- Schi
kking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul
len: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd
en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Prob
leem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
L
et op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt.
Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Pl
aats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kaarten/aangepaste afdrukmedia
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76,2 mm of korter dan
127 mm.
Stel
de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van de afdrukmedia.
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier, moet de bedrukte zijde naar onder
en moet de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het
papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de
afdrukkwaliteit.
Op voorbedrukt papier moet afgedrukt worden met hittebestendige inkt
die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende
0,1 seconde worden blootgesteld aan de smelttemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie
Afdrukmedia en lade_ 53
over de fixeertemperatuur. (Zie "Algemene specificaties" op
pagina 154.)
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u voorbe
drukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit vermindert.
Foto
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw
apparaat beschadigen.
Glanzend
Plaats één vel in de multifunctionele lade per keer, met de glanzende
zijde naar boven.
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat:
alleen HP Brochure Paper (product: uitsluitend Q6611A).
Aanbe
volen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: HP
Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen hebben betrekking op de kopieer- en faxmodus. Als u wilt
afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en -type in
het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt. (Zie "Het
tabblad Papier" op pagina 59.)
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven,
krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beh
eerinstelling.
3. Typ
het wachtwoord met behulp van het numeriek toetsenblok zodra het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
4. Druk op het ta
bblad Algemeen.
5. Druk op de
pijl-omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Ladebeheer.
6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals het papierformaat
en de papiersoort.
7. Druk op OK.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals rekeningpapier,
selecteert u Aangepast op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie "Het tabblad Papier" op
pagina 59.)
De uitvoersteun aanpassen
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van
de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt
en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
ui
tvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s uitgelijnd worden.
Trek de uitvoersteun uit en klap hem open.
Als het papier in de uitvoerlade problemen vertoont, zoals grote
krullen, kunt u proberen om langs de achterklep af te drukken. De
achterklep biedt slechts plaats voor een vel per keer. Zorg ervoor dat
het papier niet gestapeld wordt aan de achterklep.
Afdrukken_ 54
6.Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Informatie over Voorkeursinstel
lingen voor afdrukken
Hulpprogramma Direct afdrukken gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat instellen als standaardprinter
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
Afdrukken met een PS-printer
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows XP.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van
papierrichting, formaat, bron en afdrukmedia
Aantal exemp
laren
U kunt bovendien verschillende special
e afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
sommige modellen of besturingssystemen ondersteunen de functie(s)
in de volgende tabel mogelijk niet.
PCL-printerstuurprogramma
Functie Windows
Optie printerkwaliteit O
Poster afdrukken O
Meerdere pagina’s per vel O
Afdruk aan pagina aanpassen O
Afdrukken verkleinen en
vergroten
O
Andere lade voor eerste pagina O
Watermerk O
Overlay O
Dubbelzijdig afdrukken O
PostScript-printerstuurprogramma
Functie Windows Linux Macintosh
Optie printerkwaliteit O O O
Poster afdrukken X X X
Meerdere pagina’s per
vel
O O
(2, 4)
O
Afdruk aan pagina
aanpassen
O X O
Afdrukken verkleinen en
vergroten
O X O
Andere lade voor eerste
pagina
X X O
Watermerk X X X
Overlay X X X
Dubbelzijdig afdrukken
a
a. Met de duplex-functie kan het apparaat afdrukken op beide zijden van
het papier.
O O O
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows, de
Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan
verschillen per toepassing.
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze
gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel
dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen
compatibel zijn met uw apparaat. Zie Compatibiliteit met
besturingssystemen onder Printerspecificaties. (Zie "Specificaties
van de printer" op pagina 155.)
Al
s u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of
. Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt
selecteren, maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken
wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
i
nstellingen of de omgeving van het apparaat.
Afdrukken_ 55
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te
drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
Eenvoudige afdruktaken in Macintosh. (Zie "Afdrukken in Macintosh"
op pagina 63.)
Eenvoudige afdruktaken in Linux. (Zie "Afdrukken in Linux" op
pagina 65.)
Het volgende venster Vo
orkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Notepad in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de
toepassing die u gebruikt.
1.
Open het document dat u wilt afdrukken.
2.
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken
wordt
geopend.
3.
Selecteer uw printer in de lijst
Printer selecteren
.
De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster
Afdrukken
.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken klikt u
op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het venster
Afdrukken
van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. (Zie "Informatie
over Voorkeursinstellingen voor afdrukken" op pagina 58. )
4.
Klik in het venster
Afdrukken
op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak te starten.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak in de wachtrij of afdrukspooler is opgenomen, kunt u de afdruktaak
als volgt annuleren:
1.
In Windows 2000 selecteert u
Instellingen
>
Printers
.
In W
indows XP/2003 selecteert u
Printers en faxen
.
In
Windows 2008/Vista selecteert u
Configuratiescherm
>
Hardware en
geluiden
>
Printers
.
In Win
dows 7 selecteert u
Configuratiescherm
>
Hardware en geluiden
>
Apparaten en Printers
.
In
Windows Server 2008 R2 selecteert u
Configuratiescherm
>
Hardware
>
Apparaten en Printers
.
2.
In Windows 2000, XP, 2003, Vista en 2008 dubbelklikt u op uw apparaat.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt
u met uw rechtermuisknop op
het pictogram van uw printer > contextmenu’s >
Afdruktaken weergeven
.
Als
Afdruktaken weergeven
een -markering bevat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer zijn verbonden
selecteren.
3.
Selecteer in het menu
Document
de menu-optie
Annuleren
.
U kunt ook toegang krijgen tot dit venster door dubbel te klikken op het
pictogram van het apparaat (
) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op
Stop
op het
bedieningspaneel.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
"Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 55.
"Posters afdrukken" op pagina 55.
"Boekjes afdrukken" op pagina 56.
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 56.
"Het afdrukpercentage van uw document wijzigen" op pagina 56.
"Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 57.
"Watermerken gebruiken" op pagina 57.
"Overlay gebruiken" op pagina 57.
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel papier wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind en
in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16
pagina’s afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Kl
ik op het tabblad Basisen selecteer Meerdere pagina’s per vel in de
keuzelijst Type.
3. Se
lecteer het aantal pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9, or
16) in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel.
4. Se
lecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
5. Schakel het selectievakje Paginakaders afdrukken in als u een rand
rond elke pagina op het vel wilt afdrukken.
6. Kl
ik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
7. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9
of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken om er zo
een poster van te maken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Kl
ik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
keuzelijst Type.
Afdrukken_ 56
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Specificatie van de paginaopmaak:
Pos
ter 2x2: het document zal vergroot worden en in 4 pagina’s
worden verdeeld.
Poster 3x3: het document zal vergroot worden en in 9 pagina’s
worden verdeeld.
Pos
ter 4x4: het document zal vergroot worden en in 16 pagina’s
worden verdeeld.
4. Selectee
r de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in
millimeters of inches door de radioknop bovenaan rechts op het tabblad
Basis in te schakelen om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kleven.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
7. U
kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Boekjes afdrukken
Met deze functie kunt u een document afdrukken op beide zijden van het
papier en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier
dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukformaten
Letter, Legal, A4, Us Folio of Oficio.
8
9
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Klik op het ta
bblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Klik op het ta
bblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om te achterhalen welke papierformaten
beschikbaar zijn voor deze functie, selecteert u het beschikbare
papierformaat in de optie Formaat in het tabblad Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze
optie moge
lijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier zonder de markering
of ).
4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
5. Vervolge
ns kunt u de pagina’s vouwen en nieten.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier; dubbelzijdig. Voor u
afdrukt moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt
deze eigenschap alleen gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal,
A4, US Folio of Oficio.
Druk niet af op beide zijden van speciale afdrukmedia, zoals etiketten,
enveloppen of dik papier. Het kan een papierstoring veroorzaken of
het apparaat beschadigen.
1. Al
s u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Kl
ik op het tabblad Basis.
3. Selecteer in de
sectie Dubbelzijdig afdrukken de gewenste bindoptie.
St
andaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling die u op het
bedieningspaneel van het apparaat hebt opgegeven.
Gee
n
L
ange zijde: deze optie is de conventionele layout die in het
boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: deze optie is de conventionele layout die in kalenders
wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: stel deze optie in om de
afdrukvolgorde bij dubbelzijdig afdrukken om te keren.
4. Kl
ik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
5. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Als uw printer geen eenheid voor dubbelzijdig afdrukken heeft, moet u
de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere
pagina van het document af. Daarna verschijnt er een bericht op uw
computerscherm. Volg de aanwijzingen op het scherm om de
afdruktaak te voltooien.
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
U kunt het formaat van een document wijzigen om het er groter of kleiner te
laten uitzien door het gewenste percentage in te voeren.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Kl
ik op het tabblad Papier.
3. Vo
er in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook op de pijl-omaag/pijl-omho
og te klikken om de schaalfactor
te selecteren.
4. Se
lecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Afdrukken_ 57
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als
u de details van een klein document wilt bekijken.
A
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Klik op het ta
bblad Papier.
3. Selectee
r het gewenste papierformaat in Aanpassen aan
papierformaat.
4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. Bijvoorbeeld om op de eerste pagina of op alle pagina’s van het
document diagonaal en in grote grijze letters "CONCEPT" of
"VERTROUWELIJK" af te drukken.
Er worden verschillende vooraf ingestelde watermerken met uw printer
meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt nieuwe aan de lijst
toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken op
enen" op pagina 58.)
2. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik op OK of
Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Sele
cteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Typ tekst in het vak T
ekst watermerk. U kunt maximaal 256 tekens
invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Als u het selectievakje A
lleen eerste pagina inschakelt, wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4. Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, grootte en gri
jswaarde van het lettertype
selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk
instellen in de sectie Hoek watermerk.
5. Klik op To
evoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6. Wan
neer u klaar bent met bewerken klikt u op OK of Afdrukken tot
het menu Afdrukken wordt afgesloten.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u Geen in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer
in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4. Klik op W
ijzigen als u de wijzigingen op wilt slaan.
5. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer
in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Overlay gebruiken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de
computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met
briefhoofd. In plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Om een brief met
het briefhoofd van uw bedrijf af te drukken, hoeft u geen voorbedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U kunt het briefhoofd in
een overlay op uw document afdrukken.
Afdrukken_ 58
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay met uw logo of met een afbeelding maken.
1. Maak of
open een document met de tekst of afbeelding die u voor de
overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies
op de plaats staat waar ze als overlay moet worden afgedrukt.
2. Ga
naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het
document als een overlay wilt opslaan. (Zie "Voorkeursinstellingen
voor afdrukken openen" op pagina 58.)
3. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Watermerken bewerken wordt
geopend.
4. Klik in he
t venster Overlay bewerken op Maken.
5. In het venst
er Opslaan als typt u een naam van maximaal acht
tekens in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map
waarin u het overlaybestand wilt opslaan. (De standaardinstelling is
C:\Formover.)
6. Klik op Opslaa
n. De naam wordt weergegeven in Overzicht
overlays.
7. Klik op OK of
Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
8. Het bestan
d wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde
schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat
van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen
overlay met een watermerk.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1. Maak
of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukin
stellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen" op pagina 58.)
3. Klik op he
t tabblad Geavanceerd.
4. Sele
cteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het ove
rlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst
voorkomt, selecteert u Bewerken uit de lijst en klikt u op Laden.
Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opg
eslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster Overlay
laden.
Klik op Open
en als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.
6. Schakel
indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens
als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster
waarin u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
gese
lecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw
document.
7. Klik op OK of
Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die
van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Vo
orkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Overlay.
3. Selecteer
in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wisse
n.
5. Als e
r een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
6. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Informatie over Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken.
Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Se
lecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Se
lecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eig
enschappen of Voorkeursinstellingen.
Het tabblad Basis
Gebruik het tabblad Basis om de weergave van het document op de
afgedrukte pagina aan te passen.
Klik op het tabblad Basis om de onderstaande opties weer te geven.
Afdrukken_ 59
Afdrukstand
Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie
op een pagina wordt afgedrukt.
Staan
d: met deze optie kunt u afdrukken over de breedte van de
pagina, zoals in een brief.
Liggend: met deze optie kunt u afdrukken over de lengte van de
pagina, zoals bij een spreadsheet.
180
graden draaien: met deze optie kunt u de pagina 180 graden
draaien.
Kwaliteit
De beschikbare opties van Kwaliteit kunnen verschillen al naargelang
uw apparaat. Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en
afbeeldingen worden afgedrukt. Een hogere instelling kan de afdruktijd
van uw document verlengen.
Lay-outopties
Met deze optie kunt u verschillende manieren selecteren om uw
document op te maken.
n pagina per vel: deze optie beschikt over een optie
basisopmaak. Met deze optie kunt u een pagina afdrukken op een
zijde van een vel.
Meer
dere pagina’s per vel: met deze optie kunt u verschillende
pagina’s afdrukken op een zijde van een vel. (Zie "Meerdere
pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 55.)
Pos
ter afdrukken: met deze optie kunt u uw document afdrukken
op een document met posterformaat. Met deze optie kunt u uw
document afdrukken op verschillende pagina’s. Afgedrukte pagina’s
kunt u samenkleven tot een poster. (Zie "Posters afdrukken" op
pagina 55.)
Bo
ekje afdrukken: met deze optie kunt u uw document op beide
zijden van het papier afdrukken om er een boekje van te maken. (Zie
"Boekjes afdrukken" op pagina 56.)
Dubbelzijdig afdrukken
met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van het papier. (Zie
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 56.)
Het tabblad Papier
Gebruik de opties in het tabblad Papier om de basisinstellingen van
papierverwerking op te geven.
Klik op het tabblad Papier om
de onderstaande opties weer te geven.
Exemplaren
Met deze optie kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. U
kunt tot 999 exemplaren instellen.
Papieropties
Met deze optie kunt u instellen welke papierlade u wilt gebruiken.
Selecteer het tabblad Envelop om de opties in te stellen als u op
een envelop wilt afdrukken.
Formaat: met deze optie kunt u het papierformaat in de lade
instellen. Deze instelling verschijnt nu in de vervolgkeuzelijst zodat u
ze kunt selecteren.
In
voer: selecteer de juiste papierlade in de vervolgkeuzelijst Invoer.
Gebruik Multifunctionele lade als u op speciaal materiaal wilt
afdrukken, zoals enveloppen of transparanten.
Typ
e: met deze optie kunt u het papiertype in de lade instellen.
Deze instelling verschijnt nu in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt
selecteren. Zo krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet kan de
gewenste afdrukkwaliteit niet worden bereikt.
- No
rmaal papier: gewoon papier. Selecteer dit type als u een
zwartwitprinter hebt en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
- Dik pap
ier: dik papier van 90 tot 105 g/m
2
.
- Du
n papier: dun papier van 60 tot 70 g/m
2
.
- Katoen: 75 tot 90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en
Gilbert 100%.
- Kleur
: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m
2
.
- Vo
orbedrukt: voorbedrukt papier van 75 tot 90 g/m
2
.
- Kri
nglooppapier: kringlooppapier van 75 tot 90 g/m
2
.
- Envelop: envelop van 75 tot 90 g/m
2
.
- T
ransparanten: transparant van 138 tot 146 g/m
2
.
- Etiketten: etiket van 120 tot 150 g/m
2
.
Afdrukken_ 60
- Kaarten: kaart van 90 tot 163 g/m
2
.
- Ba
nkpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m
2
.
- Ar
chiefpapier: 70 tot 90 g/m
2
. Selecteer deze optie als u de
afdruk voor langere tijd wilt bijhouden, bijvoorbeeld voor uw
archief.
Ge
avanceerd: met deze optie kunt u de eerste pagina op een
ander papiertype afdrukken dan de rest van het document door de
lade in te stellen voor het afdrukken van de eerste pagina. Als u
bijvoorbeeld de eerste pagina op gekeurd papier wilt afdrukken,
plaatst u gekleurd papier in de Multifunctionele lade en gewoon
papier in Lade 1. Selecteer vervolgens Lade 1 in de optie Invoer en
Multifunctionele lade in de optie Geavanceerd.
Als u op Resetten klikt, worden de instellingen in de optie
Geavanceerd opnieuw de standaardinstellingen.
Schaalopties
Met deze optie kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig schalen
op een pagina. Deze optie kan uitgegrijsd worden in overeenstemming
met de instelling Lay-outopties in het tabblad Basis.
Aan
passen aan papierformaat: met deze printerfunctie kunt u uw
afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd papierformaat,
ongeacht de grootte van het document. (Zie "Een document aan een
bepaald papierformaat aanpassen" op pagina 57.)
Percentage: met deze optie kunt u de omvang van de inhoud op
een
pagina er groter of kleiner laten uitzien op de afdruk door het
gewenste percentage in te voeren. (Zie "Het afdrukpercentage van
uw document wijzigen" op pagina 56.)
Het tabblad Grafische elementen
Gebruik de opties op het tabblad Grafische elementen om de
afdrukkwaliteit aan te passen voor speciale afdrukbehoeften.
Klik op het tabblad Gr
afische elementen om de onderstaande opties weer
te geven.
Lettertype/tekst
Schakel het vakje Alle tekst zwart in om alle tekst in uw document in
het zwart af te drukken, ongeacht de kleur waarin de tekst op het
scherm wordt weergegeven.
Geavanceerd
Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd,
downloadt het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw
document worden gebruikt maar nog niet in uw apparaat zijn
opgeslagen. Als u na het afdrukken vaststelt dat de lettertypen op uw
document niet juist zijn afgedrukt, kiest u Downloaden als bitmap
en drukt u het document nogmaals af. Deze functie is enkel
beschikbaar bij gebruik van het PCL-stuurprogramma.
Downlo
aden als bitmap: met deze optie ingeschakeld zal het
stuurprogramma de lettertypegegevens downloaden als
bitmapafbeeldingen. Documenten met complexe lettertypen, zoals
Koreaanse of Chinese lettertypen, of diverse andere lettertypen
worden sneller afgedrukt als u dit keuzerondje selecteert.
Downloaden als bitmap is handig bij het afdrukken vanuit
Adobe-programma’s.
Gra
fisch afdrukken: met deze optie ingeschakeld zal het
stuurprogramma lettertypen als afbeeldingen downloaden. Als u
documenten met veel afbeeldingen en relatief weinig
TrueType-lettertypen afdrukt, kunt u het afdrukken versnellen met
deze instelling.
Printerlettertype
n gebruiken: Als Printerlettertypen gebruiken is
ingeschakeld, gebruikt de printer bij het afdrukken van uw document de
lettertypen die in het geheugen zijn opgeslagen en worden de
lettertypen die in uw document worden gebruikt niet gedownload. Omdat
het downloaden van lettertypen enige tijd in beslag neemt, verlopen
afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als u deze optie
inschakelt, probeert de printer lettertypen uit het geheugen te selecteren
die zoveel mogelijk overeenkomen met de lettertypen in het document.
Als u in uw document echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van
de lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel
anders uitzien dan het document op het scherm.
Als u op Resetten klikt, worden de instellingen in de optie
Geavanceerd opnieuw de standaardinstellingen.
Tonerspaarstand
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies.
Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt deze functie
bepaald door de instelling die u hebt opgegeven op het
bedieningspaneel van de printer.
Aan: als u deze optie selecteert, verbruikt de printer minder toner
per pag
ina.
Uit: selecteer deze optie als u geen toner wilt besparen bij het
afdrukken van documenten.
Afdrukken_ 61
Het tabblad Geavanceerd
Gebruik het tabblad Geavanceerd om verschillende afdrukopties in te
stellen.
Klik op het tabblad Gea
vanceerd om de onderstaande opties weer te
geven.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. (Zie "Watermerken gebruiken" op pagina 57.)
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren
en papier met briefhoofd. (Zie "Overlay gebruiken" op pagina 57.)
Uitvoeropties
Met deze optie kunt u de volgorde instellen waarin de pagina’s zullen
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
Normaa
l: met deze optie kunt u alle pagina’s afdrukken, vanaf de
eerste tot de laatste pagina.
All
e pagina’s omkeren: met deze optie kunt u alle pagina’s
afdrukken, vanaf de laatste tot de eerste pagina.
Oneven pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de
oneven pagina’s van het document afdrukken.
Even
pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de even
pagina’s van het document afdrukken.
Ge
avanceerd: met deze optie kunt u geavanceerde uitvoeropties
instellen voor afdrukken, zoals het afdrukken van een
informatiepagina, en opslaan als formulier voor later gebruik als een
overlay.
Als u op Resetten klikt, worden de instellingen in de optie
Geavanceerd opnieuw de standaardinstellingen.
Beveiliging
Als de gebruiker Taakcodering selecteert, worden alle PDL-gegevens
om beveiligingsredenen gecodeerd.
Taakinstellingen
Met deze optie kunt u kiezen of het bestand moet worden afgedrukt of
opgeslagen via de optionele harde schijf.
Afd
rukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, bedoeld
om af te drukken zonder het afdrukbestand op te slaan op de
optionele harde schijf.
G
ebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt vinden via het bedieningspaneel.
Taa
knaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt vinden via het bedieningspaneel.
Het tabblad Samsung
Gebruik het tabblad Samsung om de copyrightinformatie en het
versienummer van het stuurprogramma weer te geven. Als uw computer
met het internet is verbonden, hebt u toegang tot de volgende diensten:
Klik op het tabblad Samsung om de op
ties weer te geven.
Help
met deze optie kunt u het Help bestand openen via een sleutelwoord.
Service
Bestelinformatie: met deze optie kunt u verbruiksartikelen online
bestellen.
Samsung-website: deze optie verbindt u rechtstreeks met de
website van Samsung.
Regis
tratie: met deze optie kunt u uw apparaat registreren.
Co
ntroleren op updates: met deze optie kunt u updates installeren
voor uw printerstuurprogramma.
Instellingen voor favorieten gebruiken
Met behulp van de optie Vooraf ingest. die op ieder tabblad
Voorkeurinstellingen, maar niet op het tabblad Samsung verschijnt, kunt u
de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Om een vooraf ingesteld item op te slaan:
1. Stel
op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. T
yp in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen.
Afdrukken_ 62
3. Klik op Opslaan. Als u instellingen opslaat onder vooraf ingesteld,
worden alle huidige stuurprogrammainstellingen opgeslagen.
Om de bewaarde instelling te gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst
Vooraf ingest.. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de door
u geselecteerde instellingen.
Om de opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de
verv
olgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op Wissen.
U kunt eveneens de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma
herstellen door Standaardinstelling printer te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest..
Help gebruiken
Klik op in de rechterbovenhoek van het venster en klik vervolgens op
een van de opties. Het helpvenster geeft gedetailleerde informatie over de
a
fdrukfuncties van het printerstuurprogramma.
Hulpprogramma Direct afdrukken gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Hulpprogramma Direct afdrukken
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
Uw apparaat moet beschikken over een harde schijf om
PDF-bestanden af te drukken met dit programma.
U
kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U
kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer
opnieuw af te drukken.
Of
een PDF-bestand kan worden afgedrukt met het programma
Hulpprogramma Direct afdrukken hangt af van de manier waarop
het PDF-bestand was gemaakt.
Het p
rogramma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt
PDF-versie 1.4 en ouder. Bestanden van een hogere versie moet
u openen om te kunnen afdrukken.
Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken?
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze
bestanden hoeft te openen. De gegevens worden via de Windows-spooler
en de poort van het printerstuurprogramma verzonden. Alleen
PDF-documenten worden ondersteund.
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Aa
ngepaste installatie en
schakelt u het selectievakje voor het programma in tijdens de installatie van
het printerstuurprogramma.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
Vanaf het venster Hulpprogramma Direct afdrukken
1. Selecteer in het menu Start Programma’s or Alle programma’s >
Hulpprogramma Direct afdrukken > Hulpprogramma Direct
afdrukken.
Of dubbelklik op het snelkoppelingspictogram Hulpprogramma
Direct afdrukken op
uw bureaublad.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend.
2. Sele
cteer uw apparaat in de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en
klik op Bladeren.
3. Sele
cteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd in de sectie B
estanden
selecteren.
4. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5. Klik op Afdr
ukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Via het snelkoppelingspictogram
1. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en sleep het naar het
snelkoppelingspictogram van Hulpprogramma Direct afdrukken op uw
bureaublad. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
standaardprinter verzonden.
Als het standaardapparaat Hulpprogramma Direct afdrukken niet
ondersteunt, wordt er een berichtvenster geopend waarin u wordt
gevraagd om de juiste printer te selecteren. Selecteer het juiste
apparaat in de sectie Printer selecteren.
2. Pa
s de printerinstellingen naar wens aan.
3. Klik op Afdrukk
en. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Via het contextmenu
1. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en
kies Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdru
kken wordt geopend. Het
PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3. Pa
s de printerinstellingen naar wens aan.
4. Klik op Afdrukk
en. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Wi
ndows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In
Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In
Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Kl
ik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Wi
ndows XP/2003/2008/Vista klikt u op Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken een
-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die
met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
5. W
ijzig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
Als u de instellingen voor elke afdruktaak wilt wijzigen, doet u dat in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Afdrukken_ 63
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In
Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Selectee
r uw apparaat.
4. Klik me
t uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaardprinter instellen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2
Als A
ls standaardprinter instellen een -markering bevat, kunt
u andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde
printer zijn verbonden selecteren.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1. Sc
hakel het selectievakje voor Naar bestand in het venster Afdrukken
in.
2. Selecteer de map, geef het bestand een naam en klik op Afdrukken.
Afdrukken in Macintosh
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u moet afdrukken in Macintosh. U
moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat afdrukken.
verbonden via USB (Zie "Macintosh" op pagina 37.)
verbon
den met een netwerk (Zie "Macintosh" op pagina 42.)
Een document afdrukken
Als u afdrukt in Macintosh moet u in elke toepassing die u gebruikt de
printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen om af
te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Ope
n het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief) en klik op
Paginainstellingen (voor Mac OS X 10.4 Pagina-instelling…)
(Documentinstellingen in sommige toepassingen).
3. Se
lecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief) en klik op Druk
af.
5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6. Klik op Druk a
f.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt de geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken.
Open een toepassing en selecteer Dr
uk af uit het menu Bestand (voor
Mac OS X 10.4 Archief). De printernaam die in het
printereigenschappenvenster wordt weergegeven, is afhankelijk van de
gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de naam
vergelijkbaar het volgende.
De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de
Macintosh OS-versie.
Lay-out
Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave van het
document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out
in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te krijgen tot de
volgende functies.
Pagina’s per vel: met deze optie kunt u opgeven hoeveel pagina’s
op één vel moeten worden afgedrukt. (Zie "Meerdere pagina’s op
één vel papier afdrukken" op pagina 64.)
Lay
-outrichting: met deze optie kunt u de afdrukrichting op een
pagina bepalen, vergelijkbaar met de voorbeelden op de
gebruikersinterface.
Rand: met deze optie kunt u rond elke pagina op het vel een kader
afdrukken.
Afdrukken_ 64
Dubbelzijdig afdrukken (voor Mac OS X 10.4 Dubbelzijdig): met
deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van het papier. (Zie
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 64.)
Kee
r paginarichting om: met deze optie kunt u de pagina 180
graden draaien.
Grafisch
Het tabblad Grafisch bevat opties voor de selectie van de Resolutie.
Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang
te krijgen tot de grafische functies.
Resolutie: met deze optie kunt u de afdrukresolutie instellen. Hoe
hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het iets langer
duren voordat het document is afgedrukt.
Papier
Stel Papier Type in op het papiertype dat zich bevindt in de lade van
waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u
een ander type afdrukmedia plaatst, moet u het desbetreffende
papiertype te selecteren.
Printerfuncties
Op het tabblad Printerfuncties bevinden zich de opties Omgekeerd
dubbelzijdig afdrukken en Aan pagina aanpassen. Selecteer
Printerfuncties in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te
krijgen tot de volgende functies.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: met deze optie selecteert u
de algemene in plaats van de dubbelzijdige afdrukvolgorde. Als deze
optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze
functie.
Aan
pagina aanpassen: met deze printerfunctie kunt u uw
afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd papierformaat,
ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als u de
details van een klein document wilt bekijken.
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1. Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand (voor
Mac OS X 10.4 Archief).
2. Selecteer Lay-out in de keuzelijst onder Richting . Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op Druk a
f, waarna de printer het geselecteerde aantal pagina’s
afdrukt dat u op één vel papier wilt afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig
afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De
bindopties zijn:
La
nge kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden
wordt gebruikt.
K
orte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1. Se
lecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief)
van uw Macintosh-toepassing.
2. Selecteer Lay-out in de keuzelijst onder Richting .
3. Se
lecteer een bindrichting in de optie Dubbelzijdig afdrukken (voor
Mac OS X 10.4 Dubbelzijdig).
4. Se
lecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
Afdrukken_ 65
5. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunt u de eerste kopie en de
tweede op hetzelfde vel papier afdrukken. Druk niet af op beide zijden
van het papier als u meer dan 1 kopie afdrukt.
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen op uw
printer afdrukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2. Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3. Selectee
r uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en
klik op Properties.
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden getoond.
General: met deze optie kunt u papierformaat en -type alsook de
oriëntatie van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Tex
t: met deze optie kunt u paginamarges opgeven en tekstopties
instellen, zoals regelafstand en kolommen.
G
raphics: met deze optie kunt u afbeeldingsopties instellen voor
het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en
grootte of positie van de afbeelding.
Adv
anced: met deze optie kunt u de afdrukresolutie, papierbron en
bestemming instellen.
5. Klik op Apply o
m de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK in he
t venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken.
7. He
t venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. U
werkt dan met de CUPS lpr-tool. Het stuurprogrammapakket vervangt het
standaard LPR-programma echter door een veel gebruikersvriendelijker
LPR-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. T
yp lpr <bestandsnaam> op de opdrachtregel in Linux-shell en druk op
Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Als u alleen lpr typt en op Enter drukt, wordt eerst het venster Select
file(s) to print weergegeven. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2. In he
t venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de
eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om het afd
rukken te starten.
Afdrukken_ 66
Printereigenschappen configureren
In het venster Printer Properties onder Printers configuration kunt u de
verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen.
1. Ope
n Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Prin
ters configuration.
2. Selectee
r uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het ve
nster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
Ge
neral: met deze optie kunt u de locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in
de printerlijst in Printers configuration.
Co
nnection: met deze optie kunt u een andere poort bekijken of
selecteren. Als u de printerpoort van USB wijzigt in parallel of
omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de printerpoort op
dit tabblad opnieuw configureren.
Drive
r: met deze optie kunt u een ander stuurprogramma voor uw
apparaat weergeven of selecteren. Klik op Options als u de
standaardopties van het apparaat wilt instellen.
Jo
bs: deze optie toont de lijst met afdruktaken. Klik op Cancel job
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show completed jobs in voor een lijst met eerder opgegeven
afdruktaken.
Class
es: deze optie toont de klasse waartoe uw apparaat behoort.
Klik op Add to Class om uw printer aan een bepaalde klasse toe te
voegen of klik op Remove from Class als u de printer uit de
geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4. Klik op OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Afdrukken met een PS-printer
Het PPD-stuurprogramma van de PS-printer vindt u op de meegeleverde
software-cd.
Als u tijdens de installatie van het stuu
rprogramma van uw apparaat
Typische installatie voor een lokale printer of Typische installatie voor
een netwerkprinter selecteert, zal het PS-stuurprogramma automatisch
worden geïnstalleerd. (Zie "Het stuurprogramma van uw met USB
verbonden apparaat installeren" op pagina 36 of "Het stuurprogramma van
een met een netwerk verbonden apparaat installeren" op pagina 41.)
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u de module in
de printereigenschappen van het PostScript-printerstuurprogramma
selecteren om de module te kunnen gebruiken. (Zie "Toegevoegde
accessoires activeren in de eigenschappen van het
PS-stuurprogramma" op pagina 153.)
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Se
lecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets
anders uitzien.
De basisafdrukinstellingen worden ge
selecteerd in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren en het
afdrukbereik.
3. Selecteer het PS-stuurprogramma uit de lijst Printer selecteren.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken
klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te
wijzigen. (Zie "Informatie over de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken van het PS-stuurprogramma" op pagina 67.)
4. Kl
ik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
Afdrukken_ 67
Informatie over de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken van het PS-stuurprogramma
Voorkeursinstellingen voor afdrukken openen
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afd
rukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer het PS-stuurprogramma van uw apparaat uit de lijst
Printer selecteren.
4. Klik op Ei
genschappen of Voorkeursinstellingen.
Het tabblad Indeling
Het tabblad Indeling bevat opties waarmee u de weergave van het
document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Afdrukstand
Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie
op een pagina wordt afgedrukt.
Staand: met deze optie kunt u afdrukken over de breedte van de
pagina, zoals in een brief.
L
iggend: met deze optie kunt u afdrukken over de lengte van de
pagina, zoals bij een spreadsheet.
Li
ggend gedraaid:
met deze optie kunt u de pagina 180 graden draaien.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voor u afdrukt
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
Geen
O
ver lange zijde spiegelen: deze optie is de conventionele layout
die in het boekbinden wordt gebruikt.
Over korte zijde spiegelen:
deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
Druk niet af op beide zijden van etiketten, transparanten,
enveloppen of dik papier. Dit kan een papierstoring veroorzaken
en het apparaat beschadigen.
Pagina’s per vel
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel papier wilt
afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de
pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U
kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken.
Geavanceerd
U hebt de keuze uit Papierformaat, Grafisch en Documentopties.
Papier/uitvoer: met deze optie kunt u instellen welk papierformaat
u wilt gebruiken.
Gra
fisch: hiermee kunt u de opties voor afdrukkwaliteit selecteren.
Doc
umentopties: hiermee kunt u opties zoals PostScript-opties
en Printerfuncties instellen.
Het tabblad Papier/Kwaliteit
U kunt de papierlade en het mediatype selecteren.
Papierinvoer: met deze optie kunt u kiezen welke lade u wilt
gebruiken.
Media: in deze optie kunt u kiezen welke media u wilt gebruiken.
Kopiëren_ 68
7.Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over het scherm Kopie
Normaal kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
De standaard kopieerinstellingen wijzigen
Informatie over het scherm Kopie
Als u op Kopie drukt in het hoofdscherm verschijnt het scherm Kopie dat
verschillende tabbladen en opties voor kopiëren bevat. Alle opties zijn
gegroepeerd per functie zodat u uw keuze gemakkelijk kunt configureren.
Als er een ander menu op het scherm verschijnt, drukt u op (
) om naar
het hoofdscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Formaat van origineel: hiermee selecteert u het formaat van de
originelen. (Zie "Het formaat van de originelen selecteren" op
pagina 69.)
Verkleinen
/Vergroten: hiermee verkleint of vergroot u een
gekopieerde afbeelding. (Zie "Kopieën vergroten of verkleinen" op
pagina 70.)
Du
bbelzijdig: hiermee stelt u het apparaat in op dubbelzijdig kopiëren.
(Zie "Originelen dubbelzijdig kopiëren" op pagina 70.)
Uitvoer: hiermee selecteert u de kopieeroptie Gesorteerd of
Niet-gesorteerd.
Typ
e origineel: hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het
documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren. (Zie "Het type
van originelen selecteren" op pagina 71.)
Li
cht, Donker: hiermee past u de helderheid aan om een kopie te
verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel onduidelijke
markeringen en donkere afbeeldingen bevat. (Zie "De tonerdichtheid
wijzigen" op pagina 71.)
Papier
invoer: hiermee selecteert u de papierinvoer.
Op
sl nr vak: stelt het apparaat zo in dat originelen in het
documentenvak worden opgeslagen voor later gebruik.
Raadpleeg het hoofdstuk over het Documentenvak voor meer
informatie over het gebruik van Doc vak. (Zie "Doc vak gebruiken"
op pagina 102.)
Het tabblad Geavanceerd
Taak samenstellen: hiermee kunt u verschillende pagina's of
verschillende soorten originelen op een enkel exemplaar kopiëren. (Zie
"Verschillende kopieertaken samenvoegen in een enkele kopie" op
pagina 71.)
ko
pie ID: hiermee drukt u dubbelzijdige originelen af op één vel papier.
Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine
documenten zoals visitekaartjes. (Zie "Identiteitskaart kopiëren" op
pagina 72.)
X-op-1: hiermee drukt u twee of vier originele afbeeldingen verkleind af
zo
dat deze op één vel papier passen. (Zie "2 of 4 pagina’s per vel
kopiëren (N-up)" op pagina 72.)
Po
ster kopiëren: hiermee drukt u een grote afbeelding verdeeld over
negen pagina’s af. (Zie "Poster kopiëren" op pagina 72.)
Kl
onen: hiermee drukt u het origineel meerdere keren af op één
pagina. (Zie "Klonen" op pagina 73.)
Boekje kopiëren: hiermee kunt u een volledig boek kopiëren. (Zie
"Boek kopiëren" op pagina 73.)
Bo
ekje: hiermee maakt u een boekje op basis van een opeenvolgende
reeks enkelzijdige of dubbelzijdige originelen. (Zie "Boekje kopiëren" op
pagina 73.)
Vo
orbladen: hiermee voegt u automatisch voorbladen toe aan de
gekopieerde reeks originelen. Hiervoor wordt papier uit een andere lade
gehaald. (Zie "Voorblad kopiëren" op pagina 73.)
T
ransparanten: hiermee voegt u een blanco of bedrukte
scheidingspagina toe tussen een reeks transparanten. (Zie
"Transparanten kopiëren" op pagina 74.)
Kopiëren_ 69
Het tabblad Afbeelding
Rand wissen: hiermee kunt u perforatiegaten, nietjesmarkeringen en
vouwen langs de vier randen van documenten verwijderen. (Zie
"Randen wissen" op pagina 74.)
Ach
tergrond wissen: hiermee drukt u een afbeelding zonder
achtergrond af. (Zie "Achtergrondafbeeldingen wissen" op pagina 74.)
Ma
rge verschuiven: hiermee maakt u een bindmarge voor het
document. (Zie "Marges verschuiven" op pagina 74.)
Normaal kopiëren
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van
originelen.
1. Druk op Kopie in het hoofdsche
rm.
2. Plaats de o
riginelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt
ook één origineel document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
3. Pas zo nodig de instellingen voor elk exemplaar aan, bijvoorbeeld
Formaat van origineel, Verkleinen/Vergroten, Dubbelzijdig
enzovoort. (Zie "De standaard kopieerinstellingen wijzigen" op
pagina 74.)
4. Selectee
r de lade door op de gewenste lade te drukken op het scherm.
5. Gee
f zo nodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
Als u originelen op de glasplaat van de scanner op meer dan twee
exemplaren wilt kopiëren verschijnt het bericht Nog een pagina?
nadat de eerste pagina is gekopieerd. Als u Nee selecteert, begint
het apparaat de rest van de originelen te kopiëren en sorteert het
de gekopieerde vellen. De optie Uitvoer Gesorteerd staat immers
standaard ingesteld.
6. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Als u de huidige kopieertaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige kopieertaak en kopieertaken in
de wachtrij ook verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op
Verwijd.
De instellingen per kopie wijzigen
Op het tabblad Basis van het scherm Kopie kunt u kopieerfuncties
selecteren voordat u begint met kopiëren.
De instelling van het tabblad Basis heeft alleen betrekking op deze
kopieën. Dit betekent dat de instelling niet van toepassing is op de
volgende kopieertaak. Nadat de huidige kopieertaak is voltooid,
worden de standaardinstellingen na een bepaalde periode
automatisch opnieuw ingesteld. Als u op de knop Clear All op het
bedieningspaneel drukt, worden de standaardinstellingen opnieuw
ingeschakeld.
U kunt de standaardinstellingen voor kopiëren wijzigen in
Beh
eerinstelling. (Zie "Kopieerinstellingen" op pagina 111.)
Het formaat van de originelen selecteren
Druk op het tabblad Basis > Formaat van origineel. Gebruik vervolgens
de pijl-links en de pijl-rechts om het formaat van het origineel in te stellen.
Druk op me
er om de specifieke waarden weer te geven.
A
angepast: hiermee selecteert u het scangebied van het origineel.
Druk op de pijlknoppen om het formaat in te stellen.
Auto: Het formaat van de originelen wordt automatisch gedetecteerd
maar bij deze optie worden alleen originelen van het formaat Legal,
Letter, A4 en A5 ondersteund. Als de originelen van gemengd formaat
zijn, wordt het formaat van het grootste origineel gedetecteerd en wordt
het bijbehorende papier in de lade geselecteerd.
Verschil
lende formaten (Letter & Legal): hiermee kunt u papier van
Letter- en Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat
wordt automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld
dat u een document hebt met drie pagina’s, waarvan de eerste pagina
het Letter-formaat heeft, de tweede het Legal-formaat en de derde
opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met behulp van
verschillende laden eerst op Letter-papier afgedrukt, vervolgens op
Legal-papier en daarna weer op Letter-papier.
A
ndere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunnen gebruikers op
een eenvoudige manier veelgebruikte waarden selecteren.
Kopiëren_ 70
Kopieën vergroten of verkleinen
Druk op het tabblad Basis > Verkleinen/Vergroten. Gebruik vervolgens de
pijl-links en de pijl-rechts om een afbeelding op het papier te vergroten of te
verkleinen.
Druk op meer
om de specifieke waarden weer te geven.
Orig
ineel (100%): hiermee drukt u tekst en afbeeldingen op hetzelfde
formaat af als op de originelen.
Auto
aanpassen: hiermee verkleint of vergroot u het origineel op basis
van het formaat van het afdrukmateriaal.
Andere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
De optie Aangepast verschilt afhankelijk van de plaats van de
originelen. In de ADI kunt u de grootte aanpassen van 25 tot 200%.
Op de glasplaat van de scanner kunt u de grootte aanpassen tussen
25% en 400%.
Originelen dubbelzijdig kopiëren
Druk op het tabblad Basis > Dubbelzijdig en gebruik vervolgens de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarde Dubbelzijdig te selecteren.
Als u beide zijden van het origineel op de glasplaat van de scanner
wilt kopiëren verschijnt het bericht Nog een pagina? nadat de eerste
pagina is gekopieerd. Vervolgens plaatst u de andere zijde van het
origineel op de glasplaat met de te kopiëren zijde naar onder en drukt
op Ja, waarna het apparaat de tweede pagina van uw origineel begint
te scannen.
Druk op meer om de specifieke waarden weer te geven.
1 -
> 1-zijdig: hiermee scant u één zijde van de originelen in en drukt u
af op een zijde van het papier. Met deze functie krijgt u een afdruk die
exact overeenkomt met de originelen.
1 -> 2-zijdig: hiermee scant u één zijde van de originelen in en drukt u
op beide zijden van het papier af.
1 -> 2-zijdig, draaien kant 2: hiermee scant u beide zijden van het
origineel in en drukt u op beide zijden van het papier af. De informatie op
de achterzijde van de afdruk wordt 180° gedraaid.
2 -> 1-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel in en drukt
u elke zijde op een afzonderlijk vel af.
2 -> 2-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel in en drukt
u op beide zijden van het papier af. Met deze functie bekomt u een
afdruk die precies overeenkomt met het origineel.
2 -> 1-zijdig, draaien kant 2: hiermee scant u beide zijden van het
origineel in en drukt u elke zijde op een afzonderlijk vel af. De informatie
op de achterzijde van de afdruk wordt 180° gedraaid.
Omgekeerd 1 -> 2-zijdig: hiermee worden originelen ingescand en op
beide zijden van een vel papier afgedrukt. Het apparaat keert de
afdrukvolgorde van de originelen echter om. Het apparaat drukt het
tweede origineel eerst af, waardoor het eerst ingevoerde origineel op de
achterzijde wordt afgedrukt. Als u bijvoorbeeld zes originelen wilt
afdrukken, worden alle even pagina’s op de voorzijde afgedrukt, terwijl
de oneven pagina’s op de achterzijde worden afgedrukt.
Omgekeerd 1 -> 2-zijdig, Zijde 2 draaien: hiermee worden originelen
ingescand en op beide zijden van een vel papier afgedrukt. Het
apparaat keert de afdrukvolgorde van de originelen echter om. Het
apparaat drukt het tweede origineel eerst af, waardoor het eerst
ingevoerde origineel op de achterzijde wordt afgedrukt. Als u
bijvoorbeeld zes originelen wilt afdrukken, worden alle even pagina’s op
de voorzijde afgedrukt, terwijl de oneven pagina’s op de achterzijde
worden afgedrukt. De gegevens op de achterzijde van de afdruk worden
180° gedraaid.
Omgekeerd 2 -> 2-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het
origineel in en drukt u op beide zijden van het papier af. Het apparaat
keert de afdrukvolgorde van de originelen echter om. Het apparaat drukt
eerst de achterzijde van het origineel af, waardoor de voorzijde van het
origineel op de achterzijde wordt afgedrukt.
Kopiëren_ 71
De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
Druk op het tabblad Basis > Uitvoer en gebruik vervolgens de pijl-links en
de pijl-rechts om de waarde Gesorteerd of Niet-gesorteerd te selecteren.
Als u beide zijden van het origineel op de glasplaat van de scanner
wilt kopiëren verschijnt het bericht Nog een pagina? nadat de eerste
pagina is gekopieerd. Vervolgens plaatst u de andere zijde van het
origineel op de glasplaat met de te kopiëren zijde naar onder en drukt
op Ja, waarna het apparaat de tweede pagina van uw origineel begint
te scannen.
Druk op meer om de waarden weer te geven.
G
esorteerd: hiermee drukt u de pagina’s gegroepeerd af in dezelfde
volgorde als het origineel.
Niet-gesorteerd: hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat in
stapels van afzonderlijke pagina’s.
Het type van originelen selecteren
Druk op het tabblad Basis en selecteer het juiste type origineel.
Tek
st: gebruik deze optie voor originelen die voornamelijk uit tekst
bestaan.
Tek
st/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
De tonerdichtheid wijzigen
Druk op het tabblad Basis en stel de tonerdichtheid in. Gebruik de pijl-links
of de pijl-rechts om de licht- of donkerheid van de afdrukken te wijzigen.
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Op het tabblad Geavanceerd of het tabblad Afbeelding van het scherm
Kopie kunt u specifieke kopieerfuncties selecteren.
Verschillende kopieertaken samenvoegen in een
enkele kopie
Hiermee kunt u verschillende kopieertaken samenvoegen in een enkele
kopie. U kunt deze functie gebruiken als u bijvoorbeeld de DADI en het
glasplaat van de scanner wilt gebruiken voor een kopieertaak. Elk cijfer in
de onderstaande afbeelding verwijst naar de segmentvolgorde.
1 Segment 1 van de DADI.
2 Segment 2 van de glasplaat.
3 Segment 3 van de DADI.
4 Segment 4 van de glasplaat van de scanner.
5 Segment 5 van de DADI.
Wanneer het apparaat in energiebesparingsmodus schakelt, worden
de taken in de segmentlijst verwijderd om toegang door ongewenste
gebruikers te vermijden.
1. Dr
uk op Kopie in het hoofdscherm.
2. Se
lecteer de lade in Papierinvoer.
3. Dr
uk op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
4. Dr
uk op Aan om de functie taak creëren in te schakelen.
Uit: hiermee schakelt u de functie Taak samenstellen uit.
Aan: hiermee schakelt u de functie Taak samenstellen in.
Wee
rgeven tussen segment: na uitvoering van een segment
wordt de taak onderbroken wanneer dit scherm wordt weergegeven.
Vervolgens kan de gebruiker ervoor kiezen om door te gaan met
kopiëren of om te stoppen.
Afdrukk
.: hiermee drukt u de voorbeeldpagina('s) van een segment
af om de inhoud te bevestigen.
Verwijd.: hiermee verwijdert u een segment.
Al
l. verw: hiermee verwijdert u alle segmenten.
A
lles afdr.: hiermee druk u alle segmenten af.
Segm. toev.: hiermee voegt u een nieuw segment toe.
An
nul.: hiermee verwijdert u alle segmenten in de lijst en annuleert
u de taak.
5. Dr
uk op Segm. toev..
6. Pl
aats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel document met de bedrukte zijde naar onder
op de glasplaat van de scanner.
7. D
ruk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint te scannen.
8. H
erhaal stappen 5 tot 7.
In zoverre de capaciteit van uw harde schijf het toelaat kunt u
onbeperkt segmenten toevoegen.
9. Druk na het toevoegen van segmenten op Alles afdr..
Kopiëren_ 72
Identiteitskaart kopiëren
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het
origineel te verkleinen. Deze functie is met name handig voor het kopiëren
van kleine documenten zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
Het
formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan het
formaat A5 om te vermijden dat een deel niet wordt afgedrukt.
1. Plaats een ori
gineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Selectee
r de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > kopie ID.
5. Druk op Start op het bed
ieningspaneel.
Hierna wordt de voorkant van het origineel gescand.
6. Keer het origi
neel om, plaats het op de glasplaat zoals aangegeven door
de pijlen en sluit het scannerdeksel.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als deze optie is uitgegrijsd, stelt u de optie Dubbelzijdig in op 1
-> 1-zijdig en de optie Uitvoer op Gesorteerd.
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind en worden 2 of 4
pagina’s afgedrukt op één vel papier.
De functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren is alleen beschikbaar als u
o
riginelen in de ADI plaatst.
1 2
1 2
3 4
1. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. (Zie
"Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Druk op Kopie in het hoofdsche
rm.
3. Selectee
r de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > X-op-1.
5. Selecteer Uit, 2-op-1 of 4-op-1.
Uit: hiermee kopieert u een origineel op één vel papier.
2-op
-1: hiermee kopieert u twee afzonderlijke originelen op één
pagina.
4-op-1: hiermee kopieert u vier afzonderlijke originelen op één
pagina.
6. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel.
Bij de functie Verkleinen/Vergroten kunt u het kopieerformaat niet
aanpassen met X-op-1.
Poster kopiëren
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. U kunt de afgedrukte pagina’s aan
elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de
gl
asplaat van de scanner plaatst.
1. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
en sluit het scannerdeksel. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Se
lecteer de lade in Papierinvoer.
4. Dr
uk op het tabblad Geavanceerd > Poster kopiëren.
Deze functie is alleen beschikbaar als de opties op het tabblad
Basis als volgt zijn ingesteld:
Dubbe
lzijdig naar 1 -> 1-zijdig
Verklein
en/Vergroten naar Origineel (100%)
Papier
invoer naar Lade
5. Dr
uk op Aan om deze functie te activeren.
6. Dr
uk op OK.
7. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor
een ingescand en afgedrukt in deze volgorde:
Kopiëren_ 73
Klonen
De originele afbeelding wordt meerdere keren afgedrukt op één pagina. Het
aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de
grootte van het origineel en het papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de
g
lasplaat van de scanner plaatst.
1. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
en sluit het scannerdeksel. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Druk op Kopie in het hoofdsche
rm.
3. Selectee
r de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > Klonen.
Deze functie is alleen beschikbaar als de opties op het tabblad
Basis als volgt zijn ingesteld:
Dub
belzijdig naar 1 -> 1-zijdig
Verk
leinen/Vergroten naar Origineel (100%)
Pap
ierinvoer naar Lade.
5. Druk op Aan om
deze functie te activeren.
6. Druk op OK.
7. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Boek kopiëren
Met deze functie kunt u een boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u
het deksel van de scanner tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u
het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u
het met het deksel van de scanner open.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de
g
lasplaat van de scanner plaatst.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat en
sluit het scannerdeksel. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Druk op Kopie in het hoofdsche
rm.
Als u schaduwen aan de rand van een boek wilt verwijderen, drukt
u op het tabblad Afbeelding > Rand wissen > Midden en rand
boekje wissen.
3. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > Boekje kopiëren.
4. Selectee
r de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
L
inkerpagina: hiermee drukt u de linkerpagina van het boek af.
R
echterpagina: hiermee drukt u de rechterpagina van het boek af.
Be
ide pagina’s: hiermee drukt u beide tegenoverliggende pagina’s
van het boek af.
5. Druk op OK.
6. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Boekje kopiëren
Het apparaat drukt automatisch af op een of beide zijden van het papier,
waarna het wordt gevouwen zodat u een boekje met alle pagina’s in de
juiste volgorde bekomt.
Elke afbeelding wordt ook automatisch verkleind en op de juist positie
ge
plaatst overeenkomstig het geselecteerde papierformaat.
1. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Plaats
één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat en sluit
het scannerdeksel. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Dr
uk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Se
lecteer de lade in Papierinvoer.
4. Dr
uk op het tabblad Geavanceerd > Boekje.
5. Dr
uk op Aan om deze functie te gebruiken en selecteer gedetailleerde
instellingen voor elke optie.
1-zijdig Origineel: hiermee wordt enkelzijdig gekopieerd.
2-zi
jdig Origineel: dubbelzijdig kopiëren van originelen.
6. Dr
uk op OK.
7. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
U kunt deze functie alleen gebruiken met papier van het formaat A4,
Letter, Legal, Folio, Oficio, JIS B5, ISO B5, Executive, A5 en
Statement.
Voorblad kopiëren
Hiermee voegt u automatisch voorbladen toe aan de gekopieerde reeks
originelen met papier uit een andere lade. Voorbladen moeten hetzelfde
formaat en dezelfde afdrukstand hebben als de hoofdtekst van de te
kopiëren originelen.
1. Pl
aats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Plaats
één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat en sluit
het scannerdeksel. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Dr
uk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Se
lecteer de lade in Papierinvoer.
4. Dr
uk op het tabblad Geavanceerd > Voorbladen.
Als u de optie Papierinvoer hebt ingesteld op Auto kunt u deze
functie niet gebruiken.
5. Druk op Aan om deze functie te gebruiken en selecteer gedetailleerde
instellingen voor elke optie.
Positie: hiermee geeft u aan of het voorblad aan het begin of einde
van de afdruktaak wordt geplaatst, of beide.
Voorblad: hiermee geeft u aan of het voorblad enkelzijdig,
dub
belzijdig of blanco is.
Papier
invoer: selecteer de papierlade die u wilt gebruiken voor het
voorblad.
6. Druk op OK.
7. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Kopiëren_ 74
Transparanten kopiëren
Als u transparanten nodig hebt voor een presentatie gebruikt u deze functie
om de gegevens te kopiëren.
Voor u begint met deze bijzondere kopieertaak moet u Papiertype en
Papierformaat instellen op Transparanten. (Zie "Papierformaat en
-type instellen" op pagina 53.)
1. Plaats de o
riginelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt
ook één origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van
de scanner plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Plaats tran
sparanten van het juiste formaat in de lade die u hebt
ingesteld.
3. Stel de papiersoort in op Transparanten.
4. Druk op Kopie in het hoofdsche
rm.
5. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > Transparanten.
6. Selectee
r de optie Transparanten.
Ge
en scheidingsvel: hiermee wordt er geen scheidingsvel tussen
de transparanten geplaatst.
Blan
co vel: hiermee wordt een leeg vel tussen de transparanten
geplaatst.
Afge
drukt vel: hiermee wordt dezelfde afbeelding op de
scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten.
7. Selectee
r bronnen voor afdrukmateriaal als u Blanco vel of Afgedrukt
vel hebt geselecteerd.
8. Druk op OK.
9. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Randen wissen
U kunt het origineel zonder randen of marges kopiëren.
1. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
en sluit het scannerdeksel. Plaats de originelen in de ADI met de
bedrukte zijde naar boven. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Druk op Kopie in het hoofdsche
rm.
3. Druk op het ta
bblad Afbeelding > Rand wissen.
4. Selectee
r de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Rand
wissen: hiermee wist u hetzelfde aantal randen op de
kopieën.
Kl
ein origineel wissen: hiermee wist u 6 mm van de randen van de
kopieën. Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de
scanner worden geplaatst.
Perfo
ratie wissen: hiermee verwijdert u markeringen van
perforatie-openingen aan de linkerrand van de kopieën.
Mid
den en rand boekje wissen: hiermee verwijdert u schaduwen
als gevolg van de rand of binding van een boek in het midden en aan
de zijkanten van de kopieën. Deze functie is alleen van toepassing
op het kopiëren van een boek. (Zie "Boek kopiëren" op pagina 73.)
Als u de optie Boekje kopiëren hebt ingesteld op Uit, kunt u
Midden en rand boekje wissen niet gebruiken.
5. Druk op OK.
6. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Achtergrondafbeeldingen wissen
Deze functie is handig als u originelen kopieert die kleuren op de
achtergrond bevatten, bijvoorbeeld in kranten of catalogi.
1. Pl
aats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Plaats
één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat en sluit
het scannerdeksel. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Dr
uk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Dr
uk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond wissen.
4. Se
lecteer de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: optimaliseert de achtergrond.
Verbet.: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond.
Wisse
n: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
5. Dr
uk op OK.
6. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Marges verschuiven
U kunt ruimte voor een binding vrijmaken door de marge van een pagina te
verschuiven.
1. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Plaats
één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat en sluit
het scannerdeksel. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Dr
uk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Dr
uk op het tabblad Afbeelding > Marge verschuiven.
4. Se
lecteer de optie Marge verschuiven.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto c
entreren: hiermee wordt de kopie automatisch gecentreerd.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
Aan
gepaste marge: hiermee kunt u de marges naar links, rechts,
beneden en boven verplaatsen met behulp van de pijlen. Deze optie
is zowel van toepassing voor een origineel dat op de glasplaat van
de scanner of in de ADI wordt geplaatst.
5. Dr
uk op OK.
6. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
De standaard kopieerinstellingen wijzigen
Als u steeds op basis van dezelfde instellingen wilt kopiëren, kunt u meteen
de standaardinstelling wijzigen. Zie "Standaardinstellingen wijzigen" op
pagina 46.
Scannen_ 75
8.Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basis scannen
Informatie over het scherm Scan
Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan nr e-mail)
Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Scan nr pc)
Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (Scannen naar server)
Samsung Scanbeheer gebruiken
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Scannen in Macintosh
Scannen in Linux
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u
scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral
niet met verbeterde resolutie.
Basis scannen
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of via het
netwerk.
Sa
msung Scanbeheer: u gaat naar het apparaat en scant de
originelen in vanaf het bedieningspaneel. De ingescande gegevens
worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de
verbonden computers. Als u alle software op de meegeleverde cd-rom
installeert, wordt Samsung Scanbeheer automatisch geïnstalleerd op
uw computer. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of
de netwerkverbinding. (Zie "Samsung Scanbeheer gebruiken" op
pagina 81.)
TW
AIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie
gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. (Zie
"Scannen met een TWAIN-compatibel programma" op pagina 84.)
SmarT
hru Office: dit programma wordt standaard geleverd bij uw
apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van
afbeeldingen of documenten. U kunt deze functie gebruiken via de
lokale verbinding of de netwerkverbinding. (Zie "Smarthru Office" op
pagina 124.)
WI
A: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer rechtstreeks met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel. (Zie "Scannen via het
WIA-stuurprogramma" op pagina 84.)
E-
mail: u kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een
e-mailbericht verzenden. (Zie "Originelen scannen en per e-mail
verzenden (Scan nr e-mail)" op pagina 77.)
FT
P: u kunt een afbeelding scannen en naar een FTP-server uploaden.
(Zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (Scannen naar
server)" op pagina 80.)
SM
B: u kunt een afbeelding scannen en naar een gedeelde map op
een SMB-server verzenden. (Zie "Originelen scannen en verzenden via
SMB/FTP (Scannen naar server)" op pagina 80.)
Informatie over het scherm Scan
Als u de scanfunctie wilt gebruiken, drukt u op Scan in het hoofdscherm. Als
het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op (
) om naar het
hoofdscherm te gaan.
Als er een bericht verschijnt waarin wordt gevraagd om ID Verific.,
Wachtwoord en Realm-naam: in te voeren wil dat zeggen dat de
netwerkbeheerder de verificatieoptie in SyncThru™ Web Service
heeft ingesteld. (Zie "Gebruiken SyncThru™ Web Service" op
pagina 122.)
Druk op Sc
an nr e-mail, Scan nr pc of Scannen naar server.
Scan nr e-mail: hiermee wordt het origineel gescand en wordt de
gescande uitvoer per e-mail naar de gewenste bestemming verzonden.
(Zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan nr e-mail)" op
pagina 77.)
Scan nr pc
: hiermee wordt een origineel ingescand en naar uw pc
verzonden. (Zie "Originelen inscannen en naar uw computer verzenden
(Scan nr pc)" op pagina 79.)
Sca
nnen naar server: hiermee wordt een origineel ingescand en wordt
de gescande uitvoer naar de gewenste bestemming verzonden via SMB
en FTP. (Zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (Scannen
naar server)" op pagina 80.)
Scannen_ 76
Het tabblad Basis
In dit gedeelte worden het tabblad Basis van Scan nr e-mail, Scan nr pc
en het basisscherm Scannen naar server uitgelegd.
Scan nr e-mail
Van: e-mailadres van afzender.
Aan/CC/B
CC: e-mailadressen van ontvangers. CC (carbon copy)
voor het verzenden van een kopie naar bijkomende bestemmeling.
BCC (blind carbon copy) heeft dezelfde functie als CC, maar geeft
de naam van de bestemmeling niet weer.
Onde
rwerp/Bericht: onderwerp en berichttekst van het
e-mailbericht.
Alles verwijd.: hiermee wist u alles in het invoergebied.
Adres
: hiermee voert u het adres van de ontvanger in door op een
opgeslagen adres te drukken. Met SyncThru™ Web Service kunt u
veelgebruikte e-mailadressen op uw computer opslaan op het
apparaat. (Zie "E-mailadressen opslaan" op pagina 79.)
Dub
belzijdig: hiermee stelt u in of het origineel enkelzijdig
(1-zijdig), dubbelzijdig (2-zijdig) of zodanig dubbelzijdig wordt
gescand dat de achterzijde 180 graden wordt gedraaid (2-zijdig,
draaien kant 2).
Res
olutie: hiermee selecteert u de scanresolutie.
Op
sl nr vak: stelt het apparaat zo in dat originelen in het
documentenvak worden opgeslagen voor later gebruik.
Raadpleeg het hoofdstuk over het Documentenvak voor meer
informatie over het gebruik van Doc vak. (Zie "Doc vak
gebruiken" op pagina 102.)
Te
rug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm. Als
netwerkverificatie is ingeschakeld, verschijnt er een
bevestigingsbericht voor het afmelden en wordt Scan nr e-mail
gesloten.
Scan nr pc
Zodra het bericht voor netwerkverificatie verschijnt, moet u uw Id en
Wachtwoord invoeren om naar het scherm Scan nr pc te openen.
nr.: hier worden de rangordenummers van de
toepassingsprogramma’s weergegeven.
To
epassing: hier worden de beschikbare toepassingsprogramma’s
op uw computer weergegeven.
Selecter
en: hiermee gaat u naar het geselecteerde
toepassingsprogramma.
Afmelden: hiermee kunt u zich afmelden bij het scherm Scan nr
pc.
Dubbelzijdig: hiermee stelt u in of het origineel enkelzijdig
(1-zijdig), dubbelzijdig (2-zijdig) of zodanig dubbelzijdig wordt
gescand dat de achterzijde 180 graden wordt gedraaid (2-zijdig,
draaien kant 2).
Reso
lutie: hiermee selecteert u de scanresolutie.
Raadpleeg het hoofdstuk over het Documentenvak voor meer
informatie over het gebruik van Doc vak. (Zie "Doc vak
gebruiken" op pagina 102.)
Ter
ug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm. Als
netwerkverificatie is ingeschakeld, verschijnt er een
bevestigingsbericht voor het afmelden en wordt Scan nr pc
gesloten.
Scannen naar server
SMB: hiermee verzendt u het gescande bestand naar SMB.
FT
P: hiermee verzendt u het gescande bestand naar FTP.
nr.
: indexnummer dat u hebt ingevoerd in SyncThru™ Web Service.
(Zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (Scannen naar
server)" op pagina 80.)
Server: de aliasnaam die u hebt ingevoerd in "Originelen scannen
en verzenden via SMB/FTP (Scannen naar server)" op pagina 80.)
SyncThru™ Web Service.
Scannen_ 77
Dubbelzijdig: hiermee stelt u in of het origineel enkelzijdig
(1-zijdig), dubbelzijdig (2-zijdig) of dubbelzijdig moet worden
ingescand waarbij de achterzijde 180 graden wordt gedraaid
(2-zijdig, draaien kant 2).
Res
olutie: hiermee selecteert u de scanresolutie.
Op
sl nr vak: stelt het apparaat zo in dat originelen in het
documentenvak worden opgeslagen voor later gebruik.
Raadpleeg het hoofdstuk over het Documentenvak voor meer
informatie over het gebruik van Doc vak. (Zie "Doc vak
gebruiken" op pagina 102.)
Te
rug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Het tabblad Geavanceerd
Taak samenstellen: hiermee kunt u verschillende originelen scannen
en ze in een e-mail verzenden of meteen naar een of meerdere servers
sturen. (Zie "Meerdere documenten scannen en in een enkele e-mail
versturen" op pagina 78 of "Scannen en verzenden naar een SMB-/
FTP-server" op pagina 80.)
F
ormaat van origineel: hiermee selecteert u het formaat van
originelen.
Terug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: hiermee geeft u aan of het origineel bestaat uit tekst of
een foto. (Zie "Type origineel" op pagina 83.)
Kleurmodus: hiermee past u de kleurenopties van de gescande uitvoer
aan. Als het origineel in kleur is en u in kleur wilt scannen, drukt u op
Kleurmodus. (Zie "Kleurmodus" op pagina 83.)
To
nersterkte: hiermee past u de tonerdichtheid van de gescande
uitvoer aan. Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te
wijzigen. (Zie "Tonersterkte" op pagina 83.)
Ach
tergrond wissen: hiermee wist u achtergronden zoals
papierpatronen. (Zie "Achtergrond wissen" op pagina 83.)
Scan naar rand: hiermee scant u originelen van rand tot rand. (Zie
"Scan naar rand" op pagina 83.)
Terug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: hiermee past u de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer
aan. (Zie "Kwalit." op pagina 83.)
Vo
orinstelling scan: hiermee wijzigt u automatisch bepaalde
scanopties, zoals de resolutie en bestandsindeling. U kunt de opties
aanpassen voor elk specifiek doel. (Zie "Voorinstelling scan" op
pagina 84.)
B
estandsindeling: hiermee selecteert u de bestandsindeling van de
gescande uitvoer. (Zie "Bestandsindeling" op pagina 83.)
Terug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Originelen scannen en per e-mail verzenden
(Scan nr e-mail)
U kunt originelen inscannen en de ingescande afbeeldingen vanaf het
apparaat per e-mail naar verschillende bestemmingen verzenden.
Een e-mailaccount maken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage via e-mail wilt verzenden
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van SyncThru™
Web Service.
1. Sch
akel de computer die op het netwerk is aangesloten in en open de
webbrowser.
2. T
yp het IP-adres van het apparaat in de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga n
aar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service.
4. Mel
d u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie "Gebruiken
SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
5. Klik op Settings > Network Settings > O
utgoing Mail Server(SMTP).
6. Vo
er het serveradres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
7. Vo
er het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
8. Schakel het selectiev
akje naast SMTP Requires Authentication in
voor verificatie.
9. Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
10. Klik op Apply.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3beforeSMTP is,
schakelt u het selectievakje naast SMTP Requires POP3 Before
SMTP Authentication in.
Scannen_ 78
a) Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
b) Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535. Het standaardpoortnummer is 25.
Als de SMTP-server een SSL/TLS-verbinding vereist, schakelt u
Veilige e-mailverbinding met SSL/TLS in.
Meerdere documenten scannen en in een enkele
e-mail versturen
U kunt verschillende scantaken in een enkel bestand opnemen. Zo kunt u
het document in een enkele e-mail versturen.
Wanneer het apparaat in energiebesparingsmodus schakelt, worden
de taken in de segmentlijst verwijderd om toegang door ongewenste
gebruikers te vermijden.
1. Druk op Scan i
n het hoofdscherm.
2. Druk op Scan
nr e-mail.
3. Ste
l de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer. (Zie "Het tabblad Geavanceerd" op pagina 77.)
4. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
5.
Druk op
Aan
om de functie taak creëren in te schakelen.
Uit.
hiermee schakelt u de functie
Taak samenstellen
uit.
Aan.
hiermee schakelt u de functie
Taak samenstellen
in.
Weergeven tussen segment.
na de uitvoering van een segment wordt de
taak onderbroken wanneer dit scherm verschijnt. De gebruiker kan er
vervolgens voor kiezen om het bestand te blijven verzenden of te stoppen.
Verwijd..
hiermee verwijdert u een segment.
All. verw.
hiermee verwijdert u alle segmenten.
Alles verz..
hiermee worden alle segmenten verzonden om te scannen.
Segm. toev..
hiermee voegt u een nieuw segment toe.
Annul..
hiermee verwijdert u alle segmenten in de lijst en annuleert u de
taak.
6.
Druk op
Segm. toev.
.
7. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel document met de bedrukte zijde naar onder
op de glasplaat van de scanner.
8. Druk op Start om
de scantaak te starten.
9. H
erhaal stap 6 tot stap 8.
In zoverre de capaciteit van uw harde schijf het toelaat kunt u
onbeperkt segmenten toevoegen.
10. Druk na het toevoegen van segmenten op Alles verz..
Een ingescand origineel naar verschillende
bestemmingen verzenden als e-mailbijlage
1. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
2. Druk op Scan in het hoofdscherm.
Als het verificatiebericht wordt weergegeven, voert u ID Verific.,
Wachtwoord en Realm-naam: in. Dit bericht wordt alleen
weergegeven als de netwerkbeheerder de verificatieoptie heeft
ingesteld in SyncThru™ Web Service.
3. Druk op Scan nr e-mail.
4. Stel
de scanfuncties in op het tabblad Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer. (Zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 82.)
5. Dr
uk op het tabblad Basis om het e-mailadres in te voeren.
Van: aanraken Van. Het toetsenb
ord verschijnt op het scherm. Voer
met dit toetsenbord de e-mailadressen in. U kunt ook Lokaal en
Globaal gebruiken om de adressen op een eenvoudig manier in te
voeren. (Zie "Global" op pagina 79.)
Aan/CC
/BCC: hier kunt u het e-mailadres van de ontvanger
invoeren met het toetsenbord dat verschijnt of door op Lokaal of
Globaal te drukken. De adressen uit Lokaal of Globaal zijn vooraf
geladen adreslijsten van uw computer of de LDAP-server die is
geconfigureerd in de webinterface. (Zie "Global" op pagina 79.)
On
derwerp: de titel van het e-mailbericht.
Bericht: de inhoud van het e-mailbericht. De maximale
bestand
sgrootte van het e-mailbericht is 1 KB.
Als u eerder ingevoerde inhoud wilt verwijderen, drukt u op
Alles verwijd..
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
Du
bbelzijdig: hiermee stelt u de scanner in op enkelzijdige of
dubbelzijdige originelen.
Reso
lutie: hiermee stelt u de scanresolutie in door op de pijl-links
en de pijl-rechts te drukken.
7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Scannen_ 79
E-mailadressen opslaan
Er bestaan twee soorten e-mailadressen: Lokaal in het geheugen van het
apparaat en Globaal op de LDAP-server. Deze verschillen afhankelijk van
de plaats waar ze zijn opgeslagen. Lokaal betekent dat e-mailadressen
worden opgeslagen in het geheugen van het apparaat, terwijl Globaal
impliceert dat de e-mailadressen op een opgegeven (LDAP-) server worden
opgeslagen.
Via SyncThru™ Web Service kunt u eenvoudig e-mailadressen invoeren en
importeren uit uw computer.
Opslaan op uw computer
Deze methode veronderstelt dat u uw e-mailadressen in het geheugen van uw
apparaat opslaat. U kunt e-mailadressen toevoegen en ze in aparte categorieën
groeperen.
Individual
1.
Schakel de computer die op het netwerk is aangesloten in en open de
webbrowser.
2.
Typ het IP-adres van het apparaat in de adresregel van de browser.
3.
Klik op
Ga naar
om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service.
4.
Klik op
Address Book
.
5.
Klik op
Add
.
6.
Wanneer het scherm
Add E-Mail
verschijnt, selecteert u
Speed No.
van 1
tot 500, en voert u
User Name
en
E-mail Address
in.
7.
Klik op
Apply
.
8.
Controleer of de e-mailberichten op de juiste wijze zijn opgeslagen en op uw
apparaat worden weergegeven door op het tabblad
Lokaal
>
Individueel
te
drukken.
Group
1.
Open de SyncThru™ Web Service vanaf de computer.
2.
Zorg dat u
Individual Address Book
hebt geconfigureerd.
3.
Klik op
Address Book
>
E-mail Groups
.
4.
Klik op
Add Group
.
5.
Voer
Group Name
en
Speed No.
in.
6.
Individuele adressen aan de e-mailgroep toevoegen.
7.
Klik op
Apply
.
8.
Controleer of de e-mailberichten op de juiste wijze zijn opgeslagen en op uw
apparaat worden weergegeven door op
Group
te drukken.
Global
E-mailadressen die in
Global
zijn opgeslagen op uw apparaat, worden verwerkt
door de LDAP-server.
1.
Schakel de computer die op het netwerk is aangesloten in en open de
webbrowser.
2.
Typ het IP-adres van het apparaat in de adresregel van de browser.
3.
Klik op
Ga naar
om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service.
4.
Meld u aan als beheerder op de website. (Zie "Gebruiken SyncThru™ Web
Service" op pagina 122.)
5.
Klik op
Security
>
Network Security
>
External Authentication Server
>
LDAP Server
.
6.
Voer
LDAP Server
en
Port
in.
7.
Voer optionele gegevens in.
8.
Klik op
Apply
.
De LDAP-beheerder moet de e-mailadresgegevens opslaan. De
opslagmethode verschilt afhankelijk van de server en het
besturingssysteem.
E-mailadressen invoeren via het adresboek
Eens u veelgebruikte e-mailadressen hebt opgeslagen in het adresboek,
kunt u ze alsvolgt een voor een invoeren:
1. Druk op Lokaal of Globaal op het tabblad Basis van Scan nr
e-mail.
2. Druk op de toets voor de eerste letter van het adres dat u zoekt.
Of druk op Zoeken om het volledige e-mailadres in te voeren en
druk vervolgens op OK.
Zodra de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten
weergegeven op het scherm.
3. Druk op Van en selecteer het gewenste e-mailadres uit de e-maillijst
en druk vervolgens op Toep..
Doe hetzelfde om Aan, CC of BCC in te voeren.
4. Druk op OK.
E-mailadressen invoeren met het toetsenbord
Als u op het invoerveld Van, Aan, CC of Bericht drukt, verschijnt het
toetsenbord op het weergavescherm.
De volgende procedure illustreert hoe u bij wijze van voorbeeld
1. Druk op Van op het tabblad Basis van Scan nr e-mail.
2. Druk op a, b, c, d, e, f, g.
3. Druk op @.
4. Druk op a, b, c.
5. Druk op . en druk op c, o, m.
Om gegevens in te voeren in andere velden, drukt u op
pijl-links of pijl-rechts bovenaan links op het toetsenbord.
6. Druk op OK nadat u alle gegevens hebt ingevoerd.
Originelen inscannen en naar uw computer
verzenden (Scan nr pc)
U kunt een afbeelding scannen op het apparaat via het programma
Samsung Scanbeheer dat geïnstalleerd is op uw met een netwerk
verbonden computer.
Voor een via USB aangesloten apparaat
Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden.
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
3. Druk op Scan in het hoofdscherm.
4. Druk op Scan nr pc.
5. Controleer of Lok pc wordt weergegeven.
Druk, indien nodig, op de pijl-rechts om van Netwerk-pc over te
schakelen naar Lok pc.
6. Druk op Login.
7. Selecteer een toepassing in de lijst met toepassingen en druk op
Selecteren.
8. Druk op de toets Start op het bedieningspaneel om te beginnen
scannen.
9. Het origineel wordt ingescand en naar uw computer verzonden.
Scannen_ 80
Met een op een netwerk aangesloten apparaat
Zorg ervoor dat het printerstuurprogramma vanaf de software-cd op uw
computer wordt geïnstalleerd; het scanprogramma maakt immers deel uit
van het printerstuurprogramma. (Zie "Het stuurprogramma van een met een
netwerk verbonden apparaat installeren" op pagina 41.)
1. Controleer of uw apparaat en uw computer met een netwerk zijn
verbonden en of Samsung Scanbeheer op uw computer is geïnstalleerd.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. Druk op Scan i
n het hoofdscherm.
Als het verificatiebericht wordt weergegeven, voert u ID Verific.,
Wachtwoord en Realm-naam: in. Dit bericht wordt alleen
weergegeven als de netwerkbeheerder de verificatieoptie heeft
ingesteld in SyncThru™ Web Service.
4. Druk op Scan nr pc.
5. Controle
er of Netwerk-pc wordt weergegeven.
Druk, indien nodig, op de pijl-rechts om van Lo
k pc over te schakelen
naar Netwerk-pc.
6. Selecteer
Id en voer het Wachtwoord in dat u hebt ingesteld vanuit
Samsung Scanbeheer.
7. Druk op Lo
gin.
8. Selectee
r een optie in de lijst met toepassingen en druk op Selecteren.
9. Selectee
r de scaninstelling, zoals de resolutie of het oorspronkelijk
formaat.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen scannen.
11. Het
origineel wordt ingescand en naar uw computer verzonden.
In het venster Samsung Scanbeheer kunt u de scaneigenschappen
van uw apparaat en de scaninstellingen wijzigen. Klik op Eigenschap
en stel op ieder tabblad de opties in. (Zie "Gebruiken SyncThru™ Web
Service" op pagina 122.)
Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP
(Scannen naar server)
U kunt een afbeelding scannen en naar de server versturen via SMB of
FTP.
Scannen naar SMB/FTP voorbereiden
Selecteer een map en deel deze met het apparaat zodat het gescande
bestand naar de map kan worden verzonden.
De volgende stappen hebben betrekking op het instellen van de
SMB-server met de SyncThru™ Web Service; de FTP-server wordt
op vergelijkbare wijze ingesteld. Voer dezelfde stappen uit om de
FTP-server te configureren.
1. Sch
akel de computer die op het netwerk is aangesloten in en open de
webbrowser.
2. Typ het IP-adres van het apparaat in de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga
naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Addre
ss Book.
5. Klik op Add.
6. Voer een
naam en snelkiesnummer in.
7. Selecteer
Add SMB.
8. Voer het se
rveradres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
9. Vo
er het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
10. Als u onbevoegde personen toegang wilt geven tot de SMB-server,
selecteert u Anonymous. Deze optie is standaard uitgeschakeld.
11. Vo
er de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
12. Vo
er de domeinnaam in van de SMB-server.
13. Vo
er het pad van de gedeelde map op de SMB-server in voor het
opslaan van de ingescande afbeelding.
14. C
onfigureer Scan folder creating policy, Filing Policy en File Name.
15. Klik op Apply.
Scannen en verzenden naar een SMB-/FTP-server
1. Druk op Scan in het hoofdscherm.
Als het verificatiebericht wordt weergegeven voert u een
gebruikersnaam en wachtwoord in. Dit bericht wordt alleen
weergegeven als de netwerkbeheerder de verificatieoptie heeft
ingesteld in SyncThru™ Web Service. (Zie "Het apparaat beheren
vanaf de website" op pagina 99.)
2. Dr
uk op Scannen naar server.
3. Pl
aats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. U
kunt ook één enkel origineel op de glasplaat van de scanner plaatsen
met de bedrukte zijde naar onder.
4. Pa
s de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
5. Se
lecteer Dubbelzijdig en Resolutie op het tabblad Basis.
6. Dr
uk op Scannen naar server om de lijst met SMB-servers weer te
geven die u hebt ingevoerd in de SyncThru™ Web Service.
7. Selecteer de SMB-server die u als bestemming wilt gebruiken.
U kunt maximaal vijf bestemmingen selecteren met behulp van
SMB- of FTP-servers. Druk op Start op het bedieningspaneel.
8. Het origineel wordt ingescand en vervolgens naar de opgegeven server
verzonden.
Scannen_ 81
Meerdere documenten scannen en meteen naar de
SMB/FTP-server(s) versturen
U kunt verschillende scantaken in een enkel bestand opnemen. Zo kunt u
het document versturen met een enkele toegang tot de server.
Wanneer het apparaat in energiebesparingsmodus schakelt, worden
de taken in de segmentlijst verwijderd om toegang door ongewenste
gebruikers te vermijden.
1. Druk op Scan i
n het hoofdscherm.
2. Druk op Scan
nen naar server.
3. Ste
l de scanfuncties in op het tabblad Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer. (Zie "Het tabblad Geavanceerd" op pagina 77.)
4. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
5. Druk op Aan om
de functie taak creëren in te schakelen.
Uit: hiermee schakelt u de functie Taak samenstellen uit.
Aan: hiermee schakelt u de functie T
aak samenstellen in.
We
ergeven tussen segment: na de uitvoering van een segment
wordt de taak onderbroken wanneer dit scherm verschijnt. De
gebruiker kan er vervolgens voor kiezen om het bestand te blijven
verzenden of te stoppen.
Verwij
d.: hiermee verwijdert u een segment.
All. verw: hiermee verwijdert u alle segmenten.
Alle
s verz.: hiermee worden alle segmenten verzonden om te
scannen.
Segm. toev.: hiermee voegt u een nieuw segment toe.
Annul.: hiermee verwijdert u alle segmenten in de lijst en annuleert
u de taak.
6. Druk op Segm. toev..
7. Plaats de orig
inelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel document met de bedrukte zijde naar onder
op de glasplaat van de scanner.
8. Druk op Start om
de scantaak te starten.
9. H
erhaal stap 6 tot stap 8.
In zoverre de capaciteit van uw harde schijf het toelaat kunt u
onbeperkt segmenten toevoegen.
10. Druk na het toevoegen van segmenten op Alles verz..
Samsung Scanbeheer gebruiken
Als u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd is het programma
Samsung Scanbeheer ook geïnstalleerd. Start het programma Samsung
Scanbeheer voor meer informatie over dit programma en over de status van
het geïnstalleerde scanstuurprogramma. Met dit programma kunt u de
scaninstellingen wijzigen en mappen waarin de gescande documenten op
uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen.
Het programma Samsung Scanbeheer kan alleen op Windows- en
Macintosh-systemen worden gebruikt. Zie "Scaninformatie instellen in
Scanbeheer" op pagina 85 als u Macintosh gebruikt.
De scangegevens kunnen gecodeerd worden om de inhoud te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. U kunt de beveiligde
scanfunctie van de SyncThru™ Web Service inschakelen. Meld u aan
als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie "Gebruiken
SyncThru™ Web Service" op pagina 122.) En klik op Settings >
Machine Settings > Scan > Scan
Security > PC Scan Security.
1. Kl
ik in het menu Start op Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
U kunt Samsung Scanbeheer openen door rechts te klikken op het
pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows en
Scanbeheer te selecteren.
2. Se
lecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scanbeheer.
3. Dr
uk op Eigenschap.
4. In he
t tabblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Via het tabblad Poo
rt wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen.
(Lokaal of netwerk)
5. Dr
uk op OK als u klaar bent met de instellingen.
Het tabblad De knop Scan instellen
Scanbestemming
Lijst met beschikbare bestemmingen: toont de lijst met
toepassingen die momenteel zijn gekoppeld aan ingescande
afbeeldingen in het register van de pc. Selecteer het programma dat
u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe aan Lijst met
bestemmingen op het voorpaneel.
Li
jst met bestemmingen op het voorpaneel: hiermee wordt de
lijst met toepassingen getoond waarmee de ingescande afbeelding
kan worden geopend
To
epassing toevoegen: hiermee voegt u de toepassing die u wilt
gebruiken toe aan Lijst met beschikbare bestemmingen.
Scannen_ 82
Toepassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat
door de gebruiker werd toegevoegd in de Lijst met beschikbare
bestemmingen.
Be
standsindeling: hiermee kunt u de vorm selecteren van de
ingescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U hebt de
keuze uit BMP, JPEG, PDF en TIFF.
Scaneigenschappen
Computer-id: geeft de status van uw computer weer.
Doelmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap
kiezen.
Res
olutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen.
Scan
kleur: hiermee kunt u de scankleur instellen.
Scan
formaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen.
ADI,
dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden
gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt ze
uitgegrijsd.
Voo
rbeeld weergeven: door dit vak in te schakelen kunt u een
voorbeeld van de toegepaste scanopties bekijken. U kunt de opties
wijzigen voor het scannen.
Standaard: hiermee kunt u teruggaan naa
r de standaardopties.
Het tabblad Poort wijzigen
Lokale scanner
Selecteer dit als uw apparaat via een USB- of LPT-poort is verbonden.
Netwerkscanner
Selecteer dit als uw apparaat via een netwerkpoort is verbonden.
Au
tomatische detectie op het netwerk: hiermee wordt uw
apparaat automatisch gedetecteerd.
IP
-adres: voer het IP-adres van uw apparaat in om uw apparaat te
detecteren.
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke
scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel,
type, kleurmodus, tonerdichtheid enzovoort. De opties die u wijzigt, blijven
enige tijd behouden, maar wanneer deze periode is verstreken, worden de
standaardwaarden voor deze opties hersteld.
Dubbelzijdig
Deze functie is vooral nuttig als u dubbelzijdige originelen wilt scannen. U
kunt aangeven of er enkelzijdig of dubbelzijdig moet worden gescand.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Basis > Dubbelzijdig. Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts om
de waarden te wijzigen.
1-z
ijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen.
2-z
ijdig: instelling voor dubbelzijdig bedrukte originelen.
2-z
ijdig, draaien kant 2: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan
de achterzijde 180 graden is gedraaid.
Om 2-zijdig en 2-zijdig, draaien kant 2 te gebruiken, plaatst u de
originelen in de ADI. Als het apparaat het origineel in de ADI niet vindt,
wordt de optie automatisch gewijzigd in 1-zijdig.
Resolutie
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Basis > Resolutie. Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts om de
waarden te wijzigen. Hoe hoger de waarde, hoe zuiverder het resultaat. en
hoe langer het scannen zal duren.
Doorgaans zijn de resoluties 100 dpi, 200 dpi en 300 dpi alleen beschikbaar
als de K
leurmodus is ingesteld op Kleur of Grijs.
Functie Resolutie (dpi) Bestandsindeling
Scan nr e-mail 100, 200, 300, 400, 600 PDF, TIFF met één
pagina, TIFF met
meerdere pagina’s,
JPEG
Scan nr pc 100, 200, 300, 400, 600 PDF, TIFF, JPEG
Scannen naar
server
100, 200, 300, 400, 600 PDF, TIFF met één
pagina, TIFF met
meerdere pagina’s,
JPEG
Formaat van origineel
U kunt het scangebied voor originelen opgeven door het vooraf
gedefinieerde gebied te selecteren of een margewaarde in te voeren voor
Auto. Als u deze optie instelt op Auto wordt het formaat van het origineel
automatisch gedetecteerd en vastgesteld.
Druk in het hoofdscherm op Scan > Sc
an nr e-mail (of Scan nr pc of
Scannen naar server) > het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel. Gebruik de pijl-omlaag en de pijl-omhoog om naar het volgende
scherm te gaan. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Scannen_ 83
Type origineel
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit te
verbeteren van het document dat wordt gescand.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Afbeelding > Type origineel. Selecteer de gewenste optie en
druk op OK.
Tek
st: instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
Tek
st/Foto: instelling voor originelen met tekst en foto’s.
Fo
to: instelling voor halftoonfoto’s.
Kleurmodus
Gebruik deze optie om het origineel te scannen in de modus Mono, Grijs of
Kleurmodus.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Afbeelding > Kleur. Selecteer de gewenste optie en druk op
OK.
Kle
ur: hiermee wordt een afbeelding in kleur weergegeven. 24 bits per
pixel.
Grijs: hiermee wordt een afbeelding in grijswaarden weergegeven. 8
bits per pixel.
Mono: hiermee scant u in zwart-wit. 1 bit per pixel.
Het bestandsformaat JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie
Bestandsindeling als Mono werd geselecteerd voor Kleurmodus.
Achtergrond wissen
Als u originelen op gekleurd papier of een krantenknipsel inscant, kunt u
donkere achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Afbeelding > Achtergrond wissen. Selecteer Aan en druk op
OK.
Uit: hiermee schakelt u deze optie uit.
Auto: past de helderheid van de achtergro
nd automatisch aan.
Verbet.: hiermee maakt u de achtergrond donkerder. Gebruik de
pijl
-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
Wisse
n: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de pijl-links
en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
Tonersterkte
U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als het
origineel licht of vaag is, drukt u op de pijl-rechts om het resultaat donkerder
te maken.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Afbeelding > Tonersterkte. Druk op de pijl-rechts om de
tonerdichtheid te verhogen en druk vervolgens op OK.
Achtergrond wissen
Als u originelen op gekleurd papier of een krantenknipsel inscant, kunt u
donkere achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Afbeelding > Achtergrond wissen. Selecteer de gewenste
optie en druk op OK.
Ui
t: hiermee schakelt u deze optie uit.
Au
to: past de helderheid van de achtergrond automatisch aan.
Verbet.
: hiermee maakt u de achtergrond donkerder. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen. hoe hoger het
getal, hoe levendiger de achtergrond.
W
issen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de pijl-links
en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen. hoe hoger het getal, hoe
lichter de achtergrond.
Scan naar rand
U kunt het apparaat instellen om een volledige pagina ongewijzigd te
scannen. Doorgaans wordt een pagina zonder de randen ofwel de marges
gescand, bijvoorbeeld wanneer u een kopieertaak uitvoert met een bepaald
formaat papier in de papierlade. Als u evenwel een origineel scant om het
als bestand te verzenden via het netwerk, is het mogelijk om de randen van
een origineel op te nemen in de scan.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Afbeelding > Scan naar rand. Selecteer Aan en druk op OK.
Kwalit.
Met deze optie kunt u een document van hoge kwaliteit verkrijgen. Hoe
hoger de ingestelde kwaliteit, hoe groter het bestand.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Uitvoer > Kwalit..
Wanneer u Kleurmodus instelt op Mono wordt de optie Kwalit. grijs
weergegeven.
Bestandsindeling
U kunt de bestandsindeling selecteren voor u de scantaak uitvoert.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Uitvoer > Bestandsindeling.
PDF: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan in PDF-indeling.
U kunt een digitale handtekening toevoegen aan de PDF met de
ce
rtificering. Om een digitale handtekening toe te voegen moet u de
certificering maken via SyncThru™ Web Service. Meld u aan als
beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie "Gebruiken SyncThru™
Web Service" op pagina 122.) en klik op Settings > Machine Settings
> Scan > Scan Security > Digital Signature in PDF. De digitale
handtekening kan worden gebruikt in de functie Scannen naar server.
U kunt ook een PDF-codering maken die gecodeerd is om de inhoud te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. U kunt het coderingsniveau
instellen, alsook het wachtwoord en toegangsmachtigingen zoals lezen,
afdrukken, wijzigen enz. PDF-codering kan worden gebruikt in de
functie Scannen naar server. (Zie "PDF-codering" op pagina 84.)
T
IFF met één pagina: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan
in TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere originelen
worden opgeslagen in één bestand.
TIFF met meerdere pagina’s: hiermee kunt u originelen inscannen en
opslaan in TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere
originelen worden opgeslagen in afzonderlijke bestanden.
JPEG: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan in
JPEG-indeling.
BM
P: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan in BMP-indeling.
Het bestandsformaat JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie
Bestandsindeling als Mono werd geselecteerd voor Kleurmodus.
Scannen_ 84
PDF-codering
Om uw PDF-bestanden te coderen moet u parameters instellen voor
coderingsniveau, wachtwoord, toegangsmachtiging enzovoort.
PDF-codering kan worden gebruikt in de functie Scannen naar
server.
1. Druk op Scan > Scannen naar server > tabblad Output >
Bestandsindeling > PDF.
2. Druk op PDF-codering.
3. Druk op Aan.
4. Selecteer een coderingsniveau.
La
ag (RC4, 40 bit): Acrobat 3.0 of recentere versie aanbevolen.
Hoog
(RC4, 128 bit): Acrobat 5.0 of recentere versie aanbevolen.
Ho
og (AES, 128 bit): Acrobat 7.0 of recentere versie aanbevolen.
5. Voer Wac
htwoord eigenaar: in voor volledige toegang tot de PDF.
6. Voer het G
ebruikerswachtwoord: in om Toegangsmachtiging te
bekomen in het onderstaande menu Toegangsmachtiging.
7. St
el de Toegangsmachtiging in op afdrukken of wijzigen. Deze
configuratie geldt voor gebruikers die toegang hebben met het
Gebruikerswachtwoord:.
8. Selecteer
Tekst en afbeeld. extraheren om gebruikers toe te staan om
tekst of afbeeldingen op te halen.
9. Druk op OK.
Voorinstelling scan
Met deze functie kunt u geoptimaliseerde instellingen gebruiken voor een
specifieke scantaak.
Druk op Scan > Scan
nr e-mail (of Scan nr pc of Scannen naar server) >
het tabblad Uitvoer > Voorinstelling scan.
Delen
en afdrukken: hiermee verkrijgt u een klein bestand voor
documenten van normale kwaliteit.
Afdruk van hoge kwaliteit: hiermee produceert u een uitvoer met de
beste kwaliteit en het grootste bestandsformaat.
Arc
hiefdocument: stel deze optie in voor de kleinste
uitvoerbestanden.
OCR
: hiermee verkrijgt u een scanresultaat dat u kunt doorsturen naar
OCR-software. De gescande uitvoer is van de hoogste kwaliteit.
Eenv
. scan: Gebruik deze optie voor een eenvoudig document met
alleen tekst. hiermee verkrijgt u kleine uitvoerbestanden.
Aangepast: verwijst naar de scaninstellingen die u hebt geselecteerd.
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet u
TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop.
Volg onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele
software.
1. C
ontroleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
3. Ope
n een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4. Ope
n het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5. Sca
n uw afbeelding in en sla ze op.
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA (Windows Image
Acquisition)-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is
één van de standaardonderdelen van Microsoft Windows XP en werkt met
digitale camera’s en scanners. In tegenstelling tot het
TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder
aanvullende software gemakkelijk afbeeldingen scannen en bewerken.
Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows XP/Vista en
via een USB-poort.
Windows XP
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
3. Se
lecteer in het menu Start Configuratiescherm > Scanners en
camera’s.
4. D
ubbelklik op het pictogram van het scannerstuurprogramma. De
Wizard Scanner en camera verschijnt.
5. Klik op Volgende.
6. Stel
de optie in het venster Kies Scanvoorkeuren in en klik op
Voorbeeld om te welke gevolgen ingestelde opties hebben voor uw
afbeelding.
7. Klik op Volgende.
8. Gee
f een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling
en de map waarin u de afbeelding wilt opslaan.
9. Uw foto is naar uw computer gekopieerd. Kies een van de opties op het
scherm.
10. Klik op Volgende.
11. Klik op Voltooien.
Scannen_ 85
Windows Vista
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
3. Selecteer in het menu Start Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Scanners en camera’s.
4. Dubbelklik op Een document of foto scannen. De toepassing
Windows Faxen en scannen wordt gestart.
U kunt klikken op Scanners en camera’s weergeven om
scanners weer te geven.
Als Een document of foto scannen niet verschijnt opent u het
programma MS paint en klikt u in het menu Bestand op Van
scanner of camera... .
5. Klik op Nieuwe scan. Het scannerstuurprogramma verschijnt.
6. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
7. Klik op Scannen.
Als u de scantaak wilt annuleren klikt u op de knop Annuleren in de
Wizard Scanner en camera.
Windows 7
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
3. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Apparaten en Printers.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
apparaatstuurprogramma in Printers en faxen en kies Zoeken starten.
De toepassing Nieuwe scan verschijnt.
5. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
6. Klik op Scannen.
Scannen in Macintosh
U kunt documenten scannen met behulp van het programma Fotolader.
Macintosh OS biedt het programma Fotolader aan.
Scannen met USB
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van
afbeeldingen aangesloten. verschijnt, maakt u de USB-kabel los
en verbindt u hem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan,
raadpleegt u de help bij Fotolader.
4. Stel de scanopties in dit programma in.
5. Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Raadpleeg de Help van Fotolader voor meer informatie over het
gebruik van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.3.9
of hoger en in Mac OS X 10.4.7 of hoger.
Scannen via netwerk
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
4. In Mac OS X 10.4 ~ 10.5
Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten….
In Mac OS X 10.6
Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 7.
5. Voor Mac OS X 10.4:
Selecteer uw apparaat in de optie Twain devices. Controleer of het
selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik
op Verbind.
Als er een waarschuwing verschijnt klikt u op Poort wijzigen om een
poort te selecteren.
Als de gebruikersinterface van TWAIN verschijnt klikt u op het
tabblad Voorkeuren op Poort wijzigen om de poort te selecteren.
Raadpleeg Scanbeheer voor Poort wijzigen. (Zie
"Scaninformatie instellen in Scanbeheer" op pagina 85.)
Voor Mac OS X 10.5:
Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is
ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure
voor Mac OS X 10.4.
6. Stel de scanopties in dit programma in.
7. Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Raadpleeg de Help van Fotolader voor meer informatie over het
gebruik van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.3.9
of hoger en in Mac OS X 10.4.7 of hoger.
Scaninformatie instellen in Scanbeheer
Voor meer informatie over het programma Scanbeheer, over de status
van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma, om scaninstellingen te
wijzigen en om mappen waarin gescande documenten worden bewaard
in het programma Scanbeheer toe te voegen of te verwijderen, volgt u
deze instructies:
Scannen_ 86
1. Klik op Smart Panel in het menu Scanbeheer op de statusbalk.
2. Sele
cteer het juiste apparaat in Scanbeheer.
3. Druk op Eigen
schappen.
4. Ge
bruik De knop Scan instellen om de bestemming van bestanden
of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te voegen of te
verwijderen en het formaat van bestanden te wijzigen. Via Poort
wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk)
5. Klik op OK w
anneer u klaar bent.
Scannen in Linux
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
Scannen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
2. Klik op de kno
p om over te schakelen naar Scanners
Configuration.
3. Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt en als dit apparaat is
aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de
lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn a
angesloten op de computer, kunt u
voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een
document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
tegelijkertijd starten.
4. Klik op Pro
perties.
5. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.)
6. Klik in het venster Sc
anner Properties op Preview.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeel
ding in het Preview Pane.
7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het
Preview Pane.
8. W
ijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.
I
mage Quality: met deze optie kunt u de kleurcompositie en
scanresolutie voor de afbeelding selecteren.
Scan
Area: met deze optie kunt u het paginaformaat selecteren.
Klik op de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt
instellen.
Als u een van de vooraf ingestelde scan
opties wilt gebruiken, selecteert
u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type. (Zie "Instellingen voor
taaktypes toevoegen" op pagina 86.)
Klik op Default om de sta
ndaardinstelling voor de scanopties te
herstellen.
9. Klik op Scan o
m te beginnen scannen als u alle opties hebt ingesteld.
Links onderaan in het venster verschijnt een statusbalk die de voortgang
va
n het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u
op Cancel.
10. D
e ingescande afbeelding verschijnt.
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor he
t bewerken van de
gescande afbeelding. (Zie "De Image Manager" op pagina 87.)
11. Al
s u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk.
12. Se
lecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan, en voer de
bestandsnaam in.
13. Klik op Save.
Instellingen voor taaktypes toevoegen
U kunt uw scaninstellingen opslaan om ze opnieuw te gebruiken.
Zo slaat u een nieuw taaktype op:
1. Wijzig de opties in het venster Scanner Properties.
2. Klik op Save
As.
3. Voer een
naam in voor de gekozen instellingen.
4. Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved
Settings.
Scannen_ 87
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type.
2. D
e volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn
de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de
scantaak.
U verwijdert een opgeslagen taaktype op de volgende
wijze.
1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type.
2. Klik op De
lete.
De instelling wordt uit de lijst verwijderd.
De Image Manager
In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen om uw
gescande afbeeldingen te bewerken.
Met deze knoppen bewerkt u de afbeelding:
Hulppro
gramma
’s
Naam Functie
Save Hiermee slaat u de afbeelding op.
Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking
ongedaan.
Redo Hiermee herstelt u de laatste ongedaan
gemaakte bewerking.
Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding.
Crop Hiermee kunt u het geselecteerde deel van de
afbeelding bijsnijden.
Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding.
Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding.
Scale Hiermee kunt u het formaat van de afbeelding
schalen. U kunt het formaat handmatig invoeren
of instellen dat de afbeelding proportioneel,
verticaal of horizontaal wordt geschaald.
Rotate Hiermee kunt u de afbeelding roteren; u kunt het
aantal graden selecteren in de vervolgkeuzelijst.
Flip Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of
verticaal spiegelen.
Effect Hiermee kunt u de helderheid of het contrast
van de afbeelding aanpassen of de afbeelding
omkeren.
Properties Hiermee kunt u de eigenschappen van de
afbeelding weergeven.
Raadpleeg de schermhulp voor meer informatie over de toepassing Image
Manager.
Faxen_ 88
9.Faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als faxtoestel.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorbereiden om te faxen
Informatie over het faxscherm
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
De documentinstellingen aanpassen
Een faxgids instellen
De pollingoptie gebruiken
Een postvak gebruiken
Een rapport afdrukken na het verzenden van een fax
Een fax verzenden tijdens daluren
Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming
De faxtoon voor einde faxontvangst instellen
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit
van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van de
Micro-filter. De Micro-filter elimineert onnodige ruissignalen en
verbetert de kwaliteit van de internetverbinding. Aangezien de
DSL Micro-filter niet met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u
best contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt
maken.
1 Lijnpoort
2 Micro-filter
3 DSL-modem / telefoonlijn
Als u de geavanceerde functies van de fax wilt gebruiken, drukt u
op Machine Setup op het bedieningspaneel en kiest u
Beheerinstelling > Instelling > Fax instellen. (Zie "Fax instellen"
op pagina 112.)
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een wandaansluiting. Raadpleeg de Beknopte
installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. De aansluiting van
een telefoonsnoer varieert van land tot land.
Informatie over het faxscherm
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het hoofdscherm. Als
het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op om naar het
hoofdscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Invoergebied voor faxnummer:: hier wordt het faxnummer van de
ontvanger weergegeven dat u invoert met behulp van het numeriek
toetsenblok op het bedieningspaneel. Als u het telefoonboek hebt
geconfigureerd, drukt u op Individueel of Groep. (Zie "Een faxgids
instellen" op pagina 93.)
0
toevoegen: hiermee kunt u meer bestemmingen toevoegen.
Faxen_ 89
: hiermee verwijdert u het laatst ingevoerde cijfer.
:
hiermee verwijdert u alle cijfers van het geselecteerde nummer.
Verwijde
ren: hiermee verwijdert u het geselecteerde faxnummer.
A
lles verwijd.: hiermee verwijdert u alle faxnummers uit het
invoergebied.
Adr
es: hiermee haalt u veelgebruikte faxnummers rechtstreeks op uit
het apparaat of van SyncThru™ Web Service. (Zie "Een faxgids
instellen met behulp van SyncThru™ Web Service" op pagina 94.)
Du
bbelzijdig: hiermee stelt u in of één of beide zijden van het origineel
moeten worden gefaxt.
Reso
lutie: hiermee past u de resolutieopties aan.
Op
sl nr vak: stelt het apparaat zo in dat originelen in het
documentenvak worden opgeslagen voor later gebruik.
Raadpleeg het hoofdstuk over het Documentenvak voor meer
informatie over het gebruik van Doc vak. (Zie "Doc vak gebruiken"
op pagina 102.)
Het tabblad Geavanceerd
Taak samenstellen: hiermee kunt u verschillende faxtaken verwerken
in een enkele faxverzending. (Zie "Meerdere faxen verzenden in een
enkele transmissie" op pagina 91.)
F
ormaat van origineel: hiermee selecteert u het formaat van het
originele document. Druk op OK om de huidige instelling bij te werken.
Ui
tgesteld verzenden: hiermee stelt u in dat een fax automatisch op
een later tijdstip wordt verzonden. (Zie "Uitgestelde faxverzending" op
pagina 91.)
Prio
ritair verzenden: hiermee verzendt u een urgente fax voordat er
geplande taken worden uitgevoerd. (Zie "Een fax met hoge prioriteit
verzenden" op pagina 91.)
Po
lling: hiermee kunt u op verzoek van de ontvanger een document
vanaf een andere locatie faxen wanneer u afwezig bent of wanneer de
ontvanger afwezig is. Als u de pollingfunctie wilt gebruiken, moeten de
originelen al in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen. (Zie
"Originelen opslaan voor polling" op pagina 94.)
Postv
ak: hiermee worden ontvangen faxen of originelen die gereed zijn
om via polling te worden opgevraagd in het geheugen van het apparaat
opgeslagen. U kunt een postvak gebruiken op het apparaat waarmee u
werkt of op een extern apparaat. Elk postvak beschikt over een eigen
postvaknummer, naam en wachtwoord. (Zie "Een postvak gebruiken" op
pagina 95.)
Ter
ug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: hiermee verbetert u de faxkwaliteit op basis van het
type van het origineel document dat wordt gescand. (Zie "Type
origineel" op pagina 93.)
To
nersterkte: hiermee past u de helderheid of tonerdichtheid van de
fax aan. (Zie "Tonersterkte" op pagina 93.)
A
chtergrond wissen: hiermee vermindert u het effect van donkere
achtergronden of papierpatronen als het origineel bijvoorbeeld een
krantenknipsel is. (Zie "Achtergrond wissen" op pagina 93.)
Kl
eurmodus: hiermee geeft u aan of de fax in zwart-wit of kleur moet
worden verzonden. (Zie "Kleurmodus" op pagina 93.)
T
erug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Een fax verzenden
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzonder
verzendingsmethoden u kunt gebruiken.
U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI
plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 47.) Als er zich zowel
originelen in de ADI als op de glasplaat van de scanner bevinden,
worden de originelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een
hogere prioriteit heeft bij het scannen.
Faxhoofding instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
1. Dr
uk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Dr
uk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Apparaat-id &
faxnummer.
4. R
aak het invoergebied aan om de naam van het apparaat en uw
faxnummer in te voeren.
5. Druk op OK.
Faxen_ 90
Een fax verzenden
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de orig
inelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
4. Selectee
r de opties voor Dubbelzijdig en Resolutie op het tabblad
Basis.
Als de originelen aan beide zijden zijn bedrukt, selecteert u
2-zijdig met behulp van de pijl-links en de pijl-rechts in de functie
Dubbelzijdig.
5. Wan
neer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numeriek toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in. U
kunt ook de optie Adres op de rechterkant van het scherm gebruiken als
u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen.
Druk op 0 toev
oegen om een nummer toe te voegen.
6. Druk op Start op het bed
ieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
Met SmarThru Office kunt u de fax rechtstreeks vanaf uw
computer verzenden. (Zie "SmarThru Office gebruiken" op
pagina 124.)
Als u
een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop voor de
faxverzending is gestart. U kunt ook op de knop Job Status
drukken en de taak selecteren die u wilt verwijderen, en
vervolgens op Verwijd. drukken.
Als u
een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner,
verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd om een
volgende pagina in te voeren.
U
kunt geen e-mail verzenden terwijl er een fax wordt verzonden.
(Zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan nr
e-mail)" op pagina 77.)
Een fax handmatig verzenden
In deze methode wordt er een fax verzonden met behulp van On Hook Dial
op het bedieningspaneel.
1. Dr
uk op Fax in het hoofdscherm.
2. Pl
aats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
4. Se
lecteer de opties voor Dubbelzijdig en Resolutie op het tabblad
Basis.
Als de originelen aan beide zijden zijn bedrukt, selecteert u
2-zijdig met behulp van de pijl-links en de pijl-rechts in de functie
Dubbelzijdig.
5. Dr
uk op On Hook Dial op het bedieningspaneel.
6. Vo
er een faxnummer in met behulp van het numeriek toetsenblok op het
bedieningspaneel.
Als u een nummer wilt kiezen dat u on
langs hebt gekozen, drukt u op de
knop Redial/Pause op het bedieningspaneel en selecteert u een van de
tien laatst gebruikte faxnummers die worden weergegeven.
7. Dr
uk op Start zodra u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het
ontvangende faxapparaat.
U kunt kleurenfaxen alleen handmatig verzenden. (Zie "Kleurmodus"
op pagina 93.)
Automatisch opnieuw zenden
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als de faxoproep niet wordt
beantwoord, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen.
Als u het interval tussen kiespogingen en/of het aantal kiespogingen wilt
wijzigen, voert u de volgende stappen uit.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Se
lecteer Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Dr
uk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Dr
uk op Opnieuw kiezen.
Selecteer Tijd tuss
en kiespogingen en Aantal kiespogingen.
5. Dr
uk op OK.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Pa
s de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
3. Pl
aats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven.
4. D
ruk op de knop Redial/Pause op het bedieningspaneel om de tien
laatst gebruikte faxnummers weer te geven.
5. Se
lecteer een faxnummer uit de lijst en druk op OK.
De fax wordt automatisch verzonden.
Faxen_ 91
Uitgestelde faxverzending
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden.
1. Druk op Fa
x in het hoofdscherm.
2. Plaats de orig
inelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven.
3. Pas
de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
4. Druk op het ta
bblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden.
Druk op Aan.
5. Typ ee
n Taaknaam met het toetsenbord op het scherm en selecteer
Starttijd met de pijl-links en de pijl-rechts.
Als u geen T
aaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam toe als
"Faxverzending xxx". Hierbij verwijst "xxx" naar een opeenvolgend
nummer.
Starttijd is het specifieke tijdstip waarop u de fax wilt verzenden. U
kunt Starttijd instellen op 24 uur en 15 minuten na de huidige tijd.
Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u een tijdstip vanaf 1:15
instellen. Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt het
waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op
de huidige tijd.
6. Druk op OK om het inge
scande origineel op te slaan in het geheugen.
Als u de uitgestelde faxverzending wilt annuleren, drukt u op Uit
voordat het verzenden wordt gestart.
Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak
U kunt documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak die is
opgeslagen in het geheugen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op
Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op he
t tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de
pijl-omlaag aan de rechterkant om naar beneden te
schuiven.
5. Druk op G
roepsverzending.
6. Druk op Aan.
7. Druk op OK.
Als u een fax verzendt waarbij het faxnummer gelijk is aan het
nummer van ee
n uitgestelde faxtaak, zal het apparaat u vragen of u
documenten wilt toevoegen aan de uitgestelde faxtaak.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Met een verzending met hoge prioriteit worden kiespogingen of
een verzending naar meerdere bestemmingen onderbroken (de fax met
hoge prioriteit wordt verzonden na de verzending naar ontvanger A en voor
de verzending naar ontvanger B).
1. Druk op Fa
x in het hoofdscherm.
2. Plaats de orig
inelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven.
3. Pas
de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Prioritair verzenden.
5. Druk op Aan.
6. Druk op OK.
7. Druk op Start om
de dringende faxtaak te starten.
Meerdere faxen verzenden in een enkele transmissie
U kunt meerdere faxen verzenden in een enkele transmissie.
Wanneer het apparaat in energiebesparingsmodus schakelt, worden
de taken in de segmentlijst verwijderd om toegang door ongewenste
gebruikers te vermijden.
1. Dr
uk op Fax in het hoofdscherm.
2. Pa
s de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
3. Druk op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
4. Dr
uk op Aan om de functie taak creëren in te schakelen.
Uit: hiermee schakelt u de functie Taak samenstellen uit.
Aan: hiermee schakelt u de functie T
aak samenstellen in.
Wee
rgeven tussen segment: na de uitvoering van een segment
wordt de taak onderbroken wanneer dit scherm verschijnt. De
gebruiker kan er vervolgens voor kiezen om de fax te blijven
verzenden of te stoppen.
Verwijd.: hiermee verwijdert u een segment.
Al
l. verw: hiermee verwijdert u alle segmenten.
A
lles verz.: hiermee worden alle segmenten verzonden.
Segm. toev.: hiermee voegt u een nieuw segment toe.
An
nul.: hiermee verwijdert u alle segmenten in de lijst en annuleert
u de taak.
5. Dr
uk op Segm. toev..
6. Pl
aats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
7. Dr
uk op Start om te starten met het scannen van een segment van de
faxtaak.
8. Herhaal stappen 5 tot 7.
In zoverre de capaciteit van uw harde schijf het toelaat kunt u
onbeperkt segmenten toevoegen.
9. Druk na het toevoegen van segmenten op Alles verz..
Faxen_ 92
Een fax ontvangen
In deze sectie wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke
bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken.
De ontvangstmodus wijzigen
Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt,
beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen
en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende stappen uit als u
de faxmodus wilt wijzigen in een andere modus.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Initiële
faxinstellingen > Ontvangstmodus.
4. Selecteer de optie.
Telefoon: u ontvangt een fax door op On Hook Dial en vervolgens
op Start te drukken.
Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep beantwoord, en
wordt er onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Antwoordapparaat/Fax: wordt gebruikt als er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten. Inkomende
oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat zodat de
beller een boodschap op het antwoordapparaat kan achterlaten. Als
het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
5. Druk op OK.
Als het geheugen vol is, kunnen er geen inkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
U kunt een fax ontvangen door eerst op On Hook Dial en daarna op Start
te drukken wanneer u de faxtoon van een externe fax hoort. Het apparaat
ontvangt een fax.
Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/
faxmodus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterkant van uw apparaat. (Zie
"Achterkant" op
pagina 29.)
Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de
boodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de
lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld, en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen
antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een
vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld
naar de faxmodus.
Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller
voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het antwoordt
nadat het een keer is overgegaan.
Als de telefoonmodus is ingeschakeld terwijl er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het
antwoordapparaat uitschakelen. Anders zal het uitgaande bericht
van het antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoren.
Handmatig faxen ontvangen via een bijkomend
telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een bijkomend telefoontoestel
gebruikt dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het
apparaat. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent
op het telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Als u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op
de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere
faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw *9* in te toetsen.
Om *9* te wijzigen in bijvoorbeeld *3* volgt u volgende stappen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Startcode voor
ontvangst.
4. Selecteer Aan.
5. Druk op de pijl-links en de pijl-rechts om het cijfer 3 weer te geven.
6. Druk op OK.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Om de gegevens van
een ontvangen fax af te drukken, voert u het wachtwoord in dat u voor deze
functie hebt ingesteld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Veilig ontvangen.
4. Selecteer Aan.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in met behulp van het numeriek
toetsenblok op het bedieningspaneel.
Als u de functie Veilig ontvangen wilt uitschakelen, drukt u op Uit.
Hierna wordt de ontvangen fax afgedrukt.
Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken
Stel deze duplex-functie in om papier te besparen. Hiermee worden de
ontvangen faxgegevens dubbelzijdig afgedrukt.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Ontvangen fax
afdrukken > Dubbelzijdig.
Selecteer de juiste optie.
Uit: hiermee wordt enkelzijdig afgedrukt.
Lange zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de
lange zijde van het papier gebruikt als bindmarge.
Korte zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de korte
zijde van het papier gebruikt als bindmarge.
4. Druk op OK.
Faxen_ 93
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een
fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u een fax ontvangt tijdens het
kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verzendt, kunt u de documentinstellingen aanpassen,
zoals onder meer de resolutie, tonerdichtheid, kleuren en duplex-functie. Zie
de uitleg voor deze sectie.
De documentinstellingen die u hiermee opgeeft hebben alleen
betrekking op de huidige taak. Als u de standaardinstellingen voor
documenten wilt wijzigen, gaat u naar Beheerinstelling > tabblad
Algemeen > Standaardinstellingen. (Zie
"Algemene instellingen" op
pagina 109.)
Dubbelzijdig
Deze functie is speciaal bedoeld voor dubbelzijdige originelen. U kunt
instellen of het apparaat een enkelzijdige of dubbelzijdige fax moet
verzenden.
Voor deze functie moeten de originelen in de ADI worden geplaatst.
Druk op Fax > tabblad Basis > Dubbelzijdig. Gebruik de pijl-links en de
pijl-rechts om de waarde te wijzigen.
1-zijdig: instelling voor enkelzijdige originelen.
2-zijdig: instelling voor dubbelzijdige originelen.
Resolutie
Het wijzigen van de resolutie-instellingen heeft gevolgen voor de
vormgeving van het ontvangen document.
Druk op Fax > tabblad Basis > Resolutie. Gebruik de pijl-links en de
pijl-rechts om de waarde te wijzigen.
Standaard: deze instelling wordt doorgaans aanbevolen voor
originelen met tekst. Met deze optie vermindert u de verzendtijd.
Fijn: deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met kleine
tekens, dunne lijnen of tekst die met een matrixprinter is afgedrukt.
Superfijn: deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met extra
fijne details. Deze optie wordt alleen ingeschakeld als het ontvangende
apparaat de resolutie Extra fijn ook ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus Superfijn niet
beschikbaar. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in
Fijn.
Type origineel
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit van een
document dat wordt gescand te verbeteren.
Druk op Fax > tabblad Afbeelding > Type origineel. Selecteer de
gewenste optie op het scherm en druk op OK.
Tekst: instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
Tekst/Foto: instelling voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: instelling voor halftoonfoto’s.
Tonersterkte
U kunt de tonerdichtheid van het originele document selecteren.
Druk op Fax > tabblad Afbeelding > Tonersterkte. Druk op de pijl-rechts
om de tonerdichtheid te verhogen en druk op OK.
Achtergrond wissen
Als u originelen op gekleurd papier of krantenknipsels scant, kunt u donkere
achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen.
Druk op het tabblad Fax > Afbeelding > Achtergrond wissen. Druk op
Wissen om deze functie te activeren. Selecteer Niveau en druk op OK.
Achtergrond wissen wordt uitgeschakeld als Type origineel is
ingesteld op Foto.
Kleurmodus
Met deze functie kunt u een kleurenfax verzenden. Deze functie is alleen
van toepassing wanneer u een fax verzendt met On Hook Dial op het
bedieningspaneel.
Druk op Fax > tabblad Afbeelding > olor Mode. Selecteer een optie en
OK.
Mono: hiermee verzendt u een zwart-witfax.
Kleur: hiermee verzendt u een kleurenfax.
olor Mode-faxen worden alleen ondersteund als u ze handmatig
faxen verzendt. (Zie
"Een fax handmatig verzenden" op pagina 90.)
Een faxgids instellen
Met deze functie kunt u namen van bestemmelingen, faxnummers en
instellingen voor verzenden en ontvangen opslaan in het apparaat. U
beschikt over twee opties: Individueel en Groep.
Individueel: hiermee kunt u tot 500 faxnummers opslaan. Faxnummers
die hier worden opgeslagen werken als Snelkiesnummer.
Groep: hiermee maakt u groepen als u regelmatig eenzelfde document
naar meerdere bestemmingen verzendt. U kunt tot 100
groepskiesnummers opslaan. U kunt de nummers die u hier opslaat
alleen selecteren in de verzendlijst op het tabblad Basis van Fax. U kunt
ook een groepskiesnummer instellen dat uit verschillende individuele
nummers is samengesteld.
Afzonderlijke faxnummers opslaan
(Snelkiesnummer)
1. Druk op Fax > tabblad Basis > Individueel.
Bewerken: hiermee worden de instellingen voor Id
Snelkiesnummer en Faxnummer gewijzigd.
Nieuw: hiermee maakt u het nieuwe Snelkiesnummer.
Verwijd.: hiermee verwijdert u het geselecteerde
Snelkiesnummer.
Zoeken: hiermee zoekt u het faxnummer dat is opgeslagen in het
Telefoonboek met individuele telefoonnummers. Voer een Id in
zodra het toetsenbord verschijnt.
Detail: hiermee toont u Id, Faxnummer en eventueel de gegevens
van de groep waartoe het nummer behoort. (Zie
"Afzonderlijke
faxnummers opslaan (Snelkiesnummer)" op pagina 93.)
Toep.: Hiermee plaatst u het geselecteerde faxnummer in de
verzendlijst voor de fax op het tabblad Basis.
Annul.: hiermee annuleert u de taak en gaat u terug naar het vorige
scherm.
2. Druk op Nieuw.
3. Gebruik het toetsenbord dat verschijnt om de naam voor het faxnummer
in te voeren in het veld Id en gebruik het numeriek toetsenblok op het
bedieningspaneel om het faxnummer in te voeren in het gebied
Faxnummer.
Id: hiermee voert u de naam in.
Faxen_ 94
Snelkiesnummer: in dit veld wordt automatisch het eerste
beschikbare nummer ingevuld. Als u een ander nummer wilt
toewijzen, gebruikt u de pijl-links en de pijl-rechts.
Faxnummer: hier voert u het faxnummer in (alleen cijfers), indien
nodig met een netnummer.
4. Druk op OK.
Groepsfaxnummers opslaan (Groepsnummer)
1. Druk op Fax > tabblad Basis > Groep.
2. Druk op Nieuw.
3. Druk op het invoergebied in Groeps-id: en voer een naam in zodra het
toetsenbord verschijnt.
Selecteer een Groepsnummer: met de pijl-links en de pijl-rechts.
Groeps-id: hiermee voert u de groepsnaam in.
Groepsnummer: in dit veld wordt automatisch het eerste
beschikbare nummer ingevuld. Als u een ander nummer wilt
toewijzen, gebruikt u de pijl-links en de pijl-rechts.
4. Druk op OK.
5. Selecteer een nummer in Lijst met snelkiesnummers en druk op
Toevoeg. Herhaal deze stap tot u alle vereiste nummers hebt
toegevoegd.
Zorg ervoor dat de geselecteerde Lijst met snelkiesnummers naar de
groepslijst in het linkerdeelvenster wordt gekopieerd.
6. Druk op OK om de nummers op te slaan.
Een faxgids instellen met behulp van SyncThru™
Web Service
U kunt eenvoudig faxnummers vanaf computers op een netwerk opslaan
met SyncThru™ Web Service.
Individueel
1. Open de webbrowser op uw computer.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat in. Hierna wordt SyncThru™
Web Service weergegeven.
(bijvoorbeeld http://123.123.123.123)
3. Druk op Address Book > Individual.
4. Druk op Add.
5. Voer gegevens in voor Name, Speed No. en Fax Number.
6. Druk op Apply.
Groeperen
1. Open de webbrowser op uw computer.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat in. Hierna wordt SyncThru™
Web Service weergegeven.
(bijvoorbeeld http://123.123.123.123)
3. Druk op Address Book > Group.
4. Druk op Add Group.
5. Voer Group Name en Speed No. in.
6. Voeg individuele adressen toe aan de faxgroep.
7. Druk op Apply.
De pollingoptie gebruiken
Polling (opvragen) wordt gebruikt als een faxapparaat een document
opvraagt bij een ander faxapparaat. Dit is handig wanneer de persoon die
het origineel document heeft niet op kantoor is. De persoon die het
document op een later tijdstip wilt ontvangen belt naar het apparaat waarop
het origineel is opgeslagen en geeft de opdracht om het document te
verzenden. Het opvragen van een document op deze wijze wordt "polling"
genoemd.
Als u deze functie wilt gebruiken moeten zowel de verzender als de
ontvanger over de pollingfunctie beschikken.
Het pollingproces verloopt als volgt:
1. De verzender slaat de originelen op in het apparaat. (Zie "Originelen
opslaan voor polling" op pagina 94.)
2. De verzender geeft het wachtwoord door aan de ontvanger.
3. De ontvanger kiest het faxnummer en voert het wachtwoord in wanneer
dit wordt gevraagd. (Zie
"Een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat" op pagina 94.)
De ontvanger drukt op Start om de opgeslagen fax te ontvangen.
Originelen opslaan voor polling
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2.
Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt ook één
origineel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de
scanner plaatsen.
3.
Pas de documentinstellingen aan op het tabblad
Afbeelding
en het tabblad
Basis
.
4.
Druk op het tabblad
Geavanceerd
>
Polling
>
Opsl.
5.
Druk op het invoergebied en voer het wachtwoord in wanneer het toetsenbord
verschijnt (dit is het viercijferige nummer dat u moet doorgeven aan de
ontvanger). Als u geen wachtwoord wilt instellen, voert u hier het nummer 0000
in. Vervolgens kunt u een fax voor polling opslaan, verwijderen, afdrukken en
ontvangen zonder een wachtwoord op te geven.
Als u het
Postvak
wilt gebruiken, slaat u de originelen op in het
Postvak
.
(Zie
"Originelen opslaan voor polling" op pagina 94.)
6. Selecteer de optie Verwijderen na polling. Als u Uit selecteert, blijven
de gegevens van de verzonden fax in het geheugen van het apparaat
staan, ook na de verzending van de fax. Als u Aan selecteert, worden
de faxgegevens na verzending verwijderd.
7. Druk op OK om te beginnen met het opslaan van de originelen in het
geheugen voor polling.
8. Geef het wachtwoord door aan de ontvanger.
Het pollingdocument afdrukken (Verwijderen)
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Afdrukk. (of Verwijd.).
3. Voer Wachtw. in.
4. Druk op OK.
Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
Met deze optie kunt u een fax opvragen (polling) die op een ander apparaat
is opgeslagen.
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Polling bij extern.
Met Polling bij extern uitstellen kunt u op een gegeven tijdstip
binnen een tijdspanne van 24 uur de fax opvragen.
Faxen_ 95
3. Voer een Wachtw. en Faxnr. ontvanger in met behulp van het
numeriek toetsenblok op het bedieningspaneel. De verzender moet aan
u het wachtwoord hebben doorgegeven.
4. Druk op OK.
Een fax opvragen uit een extern postvak
Met deze optie kunt u een fax opvragen (polling) die in een postvak op een
ander apparaat is opgeslagen. Voordat u de fax opvraagt, moet de
verzender u Postvaknr. en Wachtw. doorgeven. (Zie "Een postvak
gebruiken" op pagina 95.)
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Polling bij extern.
3. Voer gegevens in voor Nr externe fax, Postvaknr. en Wachtw.. Al
deze velden moeten gegevens van de verzender bevatten.
Met Polling bij extern uitstellen kunt u faxberichten uit het
postvak van een ander faxapparaat opvragen op een tijdstip
binnen 24 uur.
4. Druk op OK.
Een postvak gebruiken
U kunt een origineel opslaan in het postvak wanneer u afwezig bent en de
ontvanger een fax van u wil ontvangen. Met deze functie kunt u maximaal
vijftien afzonderlijke postvakken maken. Voordat u originelen opslaat, moet
u een postvak maken.
Een postvak maken
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk indien nodig op de pijl-omlaag om naar beneden te gaan.
5. Druk op Postvakinstellingen.
6. Druk op Postvakconfiguratie. Postvaklijst wordt weergegeven op het
scherm.
7. Selecteer een postvak in de Postvaklijst.
8. Druk op Postvak bewerken.
9. Druk op ID postvak en voer een id in met het numeriek toetsenblok op
het bedieningspaneel. U kunt maximaal twintig cijfers invoeren.
10. Typ een Naam postvak met behulp van het toetsenbord dat verschijnt.
De naam mag ten hoogste twintig letters of cijfers bevatten.
11. Voer een Wachtw. postvak in met het numeriek toetsenblok op het
bedieningspaneel.
Als u het Wachtw. postvak instelt op 0000 wordt er geen
wachtwoord gevraagd wanneer het postvak wordt gebruikt,
bijvoorbeeld voor opslaan, verwijderen, afdrukken en ontvangen.
12. Stel de optie Melding in op Aan als u een bericht wilt ontvangen
wanneer er een fax binnenkomt in het postvak.
13. Druk op OK.
Originelen opslaan in het postvak
Nadat u een postvak hebt gemaakt, kunt u er originelen in opslaan.
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt
ook één origineel document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Opsl.
5. Voer Postvaknr. en Wachtw. in. (Zie ’Een postvak maken’ op pagina
7.)
6. Druk op OK.
Gegevens uit een specifiek Postvak verwijderen.
a) Druk op Fax > tabblad Geavanceerd > Postvak > Verwijd.
b) Voer Postvaknr. en Wachtw. in en druk vervolgens op OK. Druk
op Ja om de taak te voltooien als het bevestigingsvenster
verschijnt.
Een postvak afdrukken
a) Druk op Fax > tabblad Geavanceerd > Postvak > Afdrukk.
b) Voer Postvaknr. in. en Wachtw. en druk op OK.
Een fax verzenden naar een extern postvak
Als u een fax wilt verzenden en de originelen wilt opslaan in het postvak van
de ontvanger op dit apparaat, kunt u de functie Verzenden naar extern
gebruiken.
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt
ook één origineel document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Verzenden naar
extern.
5. Voer gegevens in voor Nr externe fax, Postvaknr. en Wachtw.. Al
deze velden moeten gegevens van de ontvanger bevatten.
6. Druk op OK.
Een rapport afdrukken na het verzenden van een
fax
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de fax is verzonden.
Meer informatie vindt u in de sectie over geavanceerde instellingen.
(Zie
"Een rapport afdrukken" op pagina 119.)
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Afdrukken/Rapport > Rapport > Faxrapport >
Rapport Fax verzonden.
4. Druk op Aan.
5. Druk op OK.
Faxen_ 96
Een fax verzenden tijdens daluren
U kunt het apparaat instellen om een fax te verzenden tijdens de daluren
zodat u bespaart op de telefoonkosten. Als u een fax verzendt met deze
functie, worden de faxgegevens opgeslagen in het geheugen van het
apparaat en wordt de fax pas verzonden tijdens de daluren.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Verzenden tijdens daluren.
6. Druk op Aan.
7. Druk op Starttijd en stel de begindatum en -tijd in met de pijl-links en de
pijl-rechts.
8. Druk op OK.
9. Druk op Eindtijd en stel de einddatum en -tijd in met de pijl-links en de
pijl-rechts.
10. Druk op OK.
11. Druk op OK.
Een ontvangen fax doorsturen naar een andere
bestemming
U kunt het apparaat zodanig instellen dat een ontvangen of verzonden fax
per fax of e-mail wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. Deze
functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen terwijl u niet op kantoor bent.
Als u een fax wilt doorsturen per e-mail, moet u eerst de
mailserver en het IP-adres instellen in SyncThru™ Web Service.
(Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
Als de functie Inst. fax doorsturen is ingesteld op Aan kunt u
geen fax gebruiken met de knop On Hook Dial op het
bedieningspaneel.
Een verzonden fax per fax doorsturen naar een
andere bestemming
U kunt het apparaat zodanig instellen dat elke fax die u verzendt, per fax
wordt doorgestuurd naar een andere bestemming.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar fax >
Verzenden en doorsturen.
6. Druk op Aan en voer een faxnummer in met het toetsenblok op het
bedieningspaneel.
7. Druk op OK.
Een ontvangen fax per fax doorsturen naar een
andere bestemming
Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt, per fax doorsturen naar een
andere bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze
opgeslagen in het geheugen en vervolgens doorgestuurd naar de
bestemming die u hebt ingesteld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar fax >
Ontvangen en doorsturen.
6. Druk op Doorsturen en voer een faxnummer in met het toetsenblok op
het bedieningspaneel.
Als u de start- en eindtijd wilt instellen, selecteert u Starttijd en
Eindtijd.
Als u wilt dat er een rapport wordt afgedrukt na het doorsturen van
een fax, stelt u de optie Doorsturen & afdrukken in.
7. Druk op OK.
Een verzonden fax per e-mail doorsturen naar een
andere bestemming
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar
e-mail > Verzenden en doorsturen.
6. Druk op Aan.
7. Voer waarden in voor Van en Bestemming van e-mail met behulp van
het toetsenbord op het display.
8. Druk op OK.
Een ontvangen fax per e-mail doorsturen naar een
andere bestemming
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar
e-mail > Ontvangen en doorsturen.
6. Druk op Doorsturen en voer waarden in voor Van en Bestemming van
e-mail met behulp van het toetsenbord op het display.
Als u wilt dat er een rapport wordt afgedrukt na het doorsturen van een
fax, stelt u de optie Doorsturen & afdrukken in.
7. Druk op OK.
Faxen_ 97
De faxtoon voor einde faxontvangst instellen
De faxtoon die aangeeft dat de faxontvangst voltooid is kan worden in- en
uitgeschakeld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie
"Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 44.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Geluid bij einde fax.
6. Druk op Aan.
7. Druk op OK.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 98
10.Een USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over een USB-geheugenapparaat
Informatie over het scherm USB
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Over een USB-geheugenapparaat
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hoge-resolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of
verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een
U
SB-geheugenapparaat:
Documen
ten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Geg
evens afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Het U
SB-geheugenapparaat formatteren.
Op uw apparaat worden USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en
sectoren van 512 bytes ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat van uw
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat over een connector met
een metalen afscherming beschikt.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is.
Schade als gevolg van onjuist gebruik valt niet onder de garantie.
Al
s uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat
het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het apparaat voor meer informatie over
deze functies.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 99
Informatie over het scherm USB
Als u de USB-functie wilt gebruiken drukt u op USB in het hoofdscherm. Als
het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op (
) om naar het
hoofdscherm te gaan.
Als u een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat plaatst, verschijnt het USB-pictogram op het scherm.
Druk in het USB-scherm op USB formatteren, Via USB afdrukken of Naar
USB scannen.
USB formatteren: u kunt afbeeldingsbestanden op het
USB-geheugenapparaat één voor één of allemaal tegelijk verwijderen
door het apparaat opnieuw te formatteren.
Via
USB afdrukken: u kunt bestanden op het USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en
PRN-bestanden afdrukken. (Zie "Afdrukken vanaf een
USB-geheugenapparaat" op pagina 101.)
Naar
USB scannen: u kunt gegevens inscannen en rechtstreeks naar
het USB-geheugenapparaat verzenden. U kunt het formaat, de grootte
en de kleurenmodus van afbeeldingen instellen telkens als u ze naar
een USB-geheugenapparaat scant. (Zie "Scannen naar een
USB-geheugenapparaat" op pagina 99.)
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
U kunt een document inscannen en de gescande afbeelding op een
USB-geheugenapparaat opslaan. Wanneer u een document scant, worden
de standaardinstellingen, zoals de resolutie, door het apparaat gebruikt. U
kunt ook uw eigen scaninstelling aanpassen. (Zie "De instellingen van de
scanfunctie wijzigen" op pagina 99.)
1. Ste
ek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt
ook één origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van
de scanner plaatsen.
3. Druk op USB in het hoo
fdscherm.
4. Druk op Naar
USB scannen.
5. Ste
l de scanfuncties in op het tabblad Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer. (Zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 99.)
6. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met scannen.
7. Na
het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke scantaak,
zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel, type, kleurmodus,
tonerdichtheid enzovoort. De opties die u wijzigt, blijven enige tijd behouden, maar
wanneer deze periode is verstreken, worden de standaardwaarden voor deze opties
hersteld.
Dubbelzijdig
Deze functie is vooral nuttig wanneer u dubbelzijdige originelen wilt scannen. U kunt
selecteren of u een zijde of beide zijden van het origineel wilt inscannen.
Druk op
USB
>
Naar USB scannen
> het tabblad
Basis
>
Dubbelzijdig
. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
1-zijdig.
instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen.
2-zijdig.
instelling voor dubbelzijdig bedrukte originelen.
2-zijdig, draaien kant 2.
instelling voor dubbelzijdig bedrukte originelen. Hierbij
wordt de achterzijde 180 graden gedraaid.
Als u
2-zijdig
en
2-zijdig, draaien kant 2
wilt gebruiken moet u de originelen
in de ADI plaatsen. Als er geen origineel in de ADI wordt gedetecteerd, wordt
de optie namelijk automatisch ingesteld op
1-zijdig
.
Resolutie
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op USB > Na
ar USB scannen > het tabblad Basis > Resolutie.
Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen. Hoe hoger
de waarde, hoe duidelijker het resultaat en hoe langer het scannen zal
duren.
Formaat van origineel
U kunt het formaat van het document aanpassen.
Druk op USB > Naar
USB scannen > het tabblad Geavanceerd > Formaat
van origineel. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Type origineel
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit te
verbeteren van het document dat wordt gescand.
Druk op USB > Na
ar USB scannen > het tabblad Afbeelding > Type
origineel. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Te
kst: gebruik deze optie voor originelen die voornamelijk uit tekst
bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Fo
to: gebruik deze optie voor foto’s.
Kleurmodus
Gebruik deze optie om het origineel te scannen in de modus Mono, Grijs of
Kleur.
Druk op USB > Na
ar USB scannen > het tabblad Afbeelding >
Kleurmodus. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Kleur: hiermee wordt een afbeelding in kleur weergegeven. 24 bits per
pixel.
Grijs
: hiermee wordt een afbeelding in grijswaarden weergegeven. 8
bits per pixel.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 100
Mono: hiermee scant u in zwart-wit. 1 bit per pixel.
Het bestandsformaat JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie
Bestandsindeling als Mono werd geselecteerd voor Kleurmodus.
Tonersterkte
U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als het
origineel licht of vaag is, drukt u op de pijl-rechts om het resultaat donkerder
te maken.
Druk op USB > Naar
USB scannen > het tabblad Afbeelding >
Tonersterkte. Druk op de pijl naar rechts om de tonerdichtheid te verhogen
en druk vervolgens op OK.
Achtergrond wissen
Als u originelen op gekleurd papier of een krantenknipsel inscant, kunt u
donkere achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen.
Druk op USB > Naar
USB scannen > het tabblad Afbeelding >
Achtergrond wissen. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Uit: hiermee schakelt u deze optie uit.
Auto: past de helderheid van de achtergro
nd automatisch aan.
Verbet.: hiermee maakt u de achtergrond donkerder. Gebruik de
pijl
-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen. Hoe hoger het
getal, hoe levendiger de achtergrond.
Wisse
n: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de pijl-links
en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen. Hoe hoger het getal, hoe
lichter de achtergrond.
Scan naar rand
U kunt het apparaat instellen om een volledige pagina ongewijzigd te
scannen. Doorgaans wordt een pagina zonder de randen ofwel de marges
gescand, bijvoorbeeld wanneer u een kopieertaak uitvoert met een bepaald
formaat papier in de papierlade. Als u evenwel een origineel scant om het
als bestand te verzenden via het netwerk, is het mogelijk om de randen van
een origineel op te nemen in de scan.
Druk op USB > Naar
USB scannen > het tabblad Afbeelding > Scan naar
rand. Selecteer Aan en druk op OK.
Kwalit.
Met deze optie kunt u een document van hoge kwaliteit verkrijgen. Deze
kwaliteitsinstelling leidt wel tot grotere bestanden.
Druk op USB > Naar
USB scannen > het tabblad Uitvoer > Kwalit..
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Als u Kleurmodus instelt op Mono, wordt de optie Kwalit. uitgegrijsd.
Voorinstelling scan
Met deze functie kunt u geoptimaliseerde instellingen gebruiken voor een
specifieke scantaak.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Uitvoer > Voorinstelling
scan. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Delen
en afdrukken: hiermee verkrijgt u een klein bestand voor
documenten van normale kwaliteit.
Afdr
uk van hoge kwaliteit: hiermee produceert u een uitvoer met de
beste kwaliteit en het grootste bestandsformaat.
Archiefdocument: stel deze optie in voor de kleinste
uitvoerbestanden.
OCR: hiermee verkrijgt u een gescand resultaat dat u kunt doorsturen
naar OCR-software. De gescande uitvoer is van de hoogste kwaliteit.
Eenv. scan: gebruik deze optie voor een eenvoudig document met
alleen tekst. Hiermee verkrijgt u kleine uitvoerbestanden.
A
angepast: verwijst naar de scaninstellingen die u hebt geselecteerd.
Bestandsindeling
U kunt de bestandsindeling selecteren voor u de scantaak uitvoert.
Druk op USB > Na
ar USB scannen > het tabblad Uitvoer >
Bestandsindeling. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
PDF: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan in PDF-indeling.
T
IFF met één pagina: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan
in TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere originelen
worden opgeslagen in één bestand.
TIF
F met meerdere pagina’s: hiermee kunt u originelen inscannen en
opslaan in TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere
originelen worden opgeslagen in afzonderlijke bestanden.
JPEG
: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan in
JPEG-indeling.
BM
P: hiermee kunt u originelen inscannen en opslaan in BMP-indeling.
Het bestandsformaat JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie
Bestandsindeling als Mono werd geselecteerd voor Kleurmodus.
Best.beleid
U kunt het beleid voor het genereren van bestandsnamen kiezen voor u de
scantaak uitvoert via USB. Als het USB-geheugen dezelfde naam heeft als
de bestandsnaam die u opgeeft, kunt u een andere naam opgeven of de
naam overschrijven.
Druk op USB > Na
ar USB scannen > het tabblad Uitvoer > Best.beleid.
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Naam wi
jz.: als het USB-geheugen reeds dezelfde naam heeft als de
bestandsnaam die u opgeeft, wordt het bestand opgeslagen onder een
andere naam die automatisch is geprogrammeerd.
Ove
rschr.: u kunt instellen dat gegevens van een vorige taak worden
verwijderd van het USB-geheugenapparaat wanneer er gegevens van
een nieuwe taak worden opgeslagen.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 101
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en PRN-bestanden
afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel. PRN-bestanden kunnen worden
gecreëerd door Naar bestand in te schakelen voor het afdrukken. Het
document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand
opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt,
kunnen rechtstreeks vanaf het USB-geheugenapparaat worden
afgedrukt. (Zie
"Afdrukken naar een bestand (PRN)" op pagina 63.)
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.4 en ouder
Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat:
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens die erop zijn opgeslagen. (Zie
"Over een
USB-geheugenapparaat" op pagina 98.)
2. Druk op USB in het hoofdscherm.
3. Zoek het gewenste bestand met behulp van de pijltoetsen omhoog/
omlaag.
Selecteer de bestandsnaam.
Of selecteer de naam van de map waarin het bestand zich bevindt.
Druk op Selecteren.
4. Druk op Via USB afdrukken.
5. Druk op de knop Start op het bedieningspaneel.
Doc vak gebruiken_ 102
11.Doc vak gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u Doc vak met uw apparaat gebruikt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over Doc vak
Informatie over het scherm Documentenvak
Documenten in een documentenvak opslaan
Over Doc vak
Met de functie Doc vak kunt u gescande gegevens op de harde schijf
opslaan. Gebruikers kunnen de opgeslagen gegevens naar verschillende
bestemmingen verzenden, zoals printer, fax, e-mail of FTP/SMB-server.
Doc vak biedt drie vaktypes: openbaar (
), beveiligd ( ) en algemeen
(
). Het openbaar vak kan door alle gebruikers worden gemaakt en alle
gebruikers kunnen gegevens opslaan in openbare vakken. Het beveiligd
va
k kan door alle gebruikers met een wachtwoord worden gemaakt. Dit
betekent dat alleen gebruikers die het wachtwoord kennen toegang hebben
tot het vak en de opgeslagen gegevens. Een algemeen vak wordt
standaard voorzien. Gebruikers kunnen het algemeen vak niet maken,
bewerken en verwijderen. Wanneer een gebruiker een taak moet opslaan
die niet aan een vak is toegewezen (bv. fax ontvangen of pc afdrukken in
opslagmodus), worden de gegevens standaard opgeslagen in het
algemeen vak. U kunt het tabblad Sys vak ook op het scherm Doc vak
bekijken. Het Sys vak wordt gebruikt voor tijdelijke gegevensback-ups zoals
afdrukken in uitgestelde modus en afdrukken van proefpagina.
Informatie over het scherm Documentenvak
Om de functie Doc vak te gebruiken drukt u op Doc vak op het
hoofdscherm. Als het scherm een ander menu toont, drukt u op (
) om
naar het hoofdscherm te gaan.
Het scherm Documentenvak
Het tabblad Geb vak: maak een vak waarin u documenten kunt
opslaan zoals het bestand dat u hebt afgedrukt, via e-mail hebt
verzonden of gescand hebt. Wanneer u een vak maakt, kunt u het
wachtwoord instellen om uw vak te beveiligen. Het vak met een
wachtwoord wordt Beveil. Vak genoemd, het vak zonder wachtwoord
noemt men het openbaar vak.
H
et tabblad Sys vak: het apparaat biedt standaardvakken die u niet
kunt wijzigen.
Ty
pe: toont of het vak is beveiligd.
Vaknaam
: toont de naam van het vak.
Eig: toont de gebruikersnaam van een vak.
Da
tum: toont de datum waarop het vak werd gemaakt.
B
estand: toont het totaal aantal bestanden in het vak.
To
evoeg.: geeft u de mogelijkheid om extra vakken toe te voegen.
Verw
ijd.: verwijdert het geselecteerde vak.
Be
werken: hiermee kunt u de naam van een vak en van een eigenaar
wijzigen.
Detail: toont informatie over het vak.
R
apport: drukt informatie af over de documenten in het geselecteerde
vak.
Z
oeken: doorzoekt de naam van een vak of eigenaar.
Enter
: hiermee kunt u het in het vak opgeslagen bestand afdrukken of
versturen.
Doc vak gebruiken_ 103
Het scherm Vak toevoegen
U kunt een nieuw vak maken om uw gescande gegevens in op te slaan.
Druk op Toevoeg. om een nieuw documentenvak toe te voegen op het
scherm Doc vak.
Hieronder worden enkele beperkingen voor het documentenvak
opgegeven.
U ku
nt maximaal 100 documentenvakken maken.
Een docu
mentenvak kan tot 200 opgeslagen documenten
bevatten.
Een vaknaa
m mag maximum 20 tekens lang zijn.
Een alg
emeen ( ) vak wordt standaard gecreëerd.
Vaknaam: voer een vaknaam in.
Eig: voer de gebruikersnaam van de eigenaar van het vak in.
Beve
il. Vak: selecteer dit om een beveiligd vak te maken.
Ni
euw wachtw.: voer een nieuw wachtwoord in voor toegang tot het
vak.
W
achtw. bevestigen: voer het wachtwoord opnieuw in.
Het scherm Een vak bewerken
U kunt een de naam van een vak of eigenaar wijzigen. Om een
documentenvak te wijzigen, selecteert u een vak in de lijst Doc vak en drukt
u op Bewerken.
Vaknaam: voer een nieuwe vaknaam in.
Eig: voer een gebruikersnaam van een vak in.
Het scherm Documentenlijst
U kunt een documentenvak invoeren door te klikken op Enter in het scherm
Doc vak. U kunt de opgeslagen documenten opnieuw gebruiken.
Doc naam: toont de naam van het document.
Eig: toont de gebruikersnaam van een document.
Da
tum: toont de datum van een opgeslagen document.
Pa
gina: toont het totaal aantal pagina's in het document.
To
ev. vanaf scan: hiermee kunt u een nieuw document toevoegen uit
de scan.
Detail: toont informatie over een document.
Z
oeken: zoekt een bestand met de naam van een document of een
eigenaar.
Be
werken: hiermee kunt u de naam van een document en een
eigenaar wijzigen.
Verw
ijd.: verwijdert het geselecteerde document.
Ko
pie: kopieert een geselecteerd document naar een ander
documentenvak.
Verpl.: verplaatst een geselecteerd document naar een ander
documentenvak.
C
ombineren: voegt documenten uit twee of meer vakken samen.
Vrz. nr: stuur het (de) geselecteerde
document(en) naar
bestemmingen, zoals e-mail, fax, server of USB.
Af
drukk.: drukt het (de) geselecteerde document(en) af.
T
erug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Documenten in een documentenvak opslaan
Met dit apparaat kunt u gescande gegevens op de harde schijf opslaan.
Documenten van een documentenvak opslaan
U kunt originelen rechtstreeks opslaan uit het menu Doc vak.
1. Pl
aats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. U
kunt ook één origineel document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
2. Dr
uk op Doc vak in het hoofdscherm.
3. D
ruk op een documentenvak waarin u een document wilt opslaan.
4. Dr
uk op Enter.
5. Druk op Toev. vanaf scan.
Doc vak gebruiken_ 104
6. Stel de scaninstellingen in.
7. Druk op Start om
te beginnen scannen.
Documenten opslaan tijdens kopiëren, scannen of
faxen
Tijdens kopiëren, scannen of faxen kunt u de gescande originelen opslaan
in Doc vak in uw apparaat.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. U
kunt ook één origineel document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
2. Druk op het ta
bblad Kopie > Basis > Opsl nr vak. Of druk op Scan >
Scan nr e-mail (Scannen naar server of Scan nr pc) > tabblad Basis
> Opsl nr vak. Of druk op Fax > tabblad Basis > Opsl nr vak.
3. Voer de bestandsnaam in het veld Bestandnaam in aan de hand van
het toetsenbord in het pop-upvenster. Druk vervolgens op OK.
4. Selecteer een bestemming en druk op OK.
5. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om een taak te starten.
de standaard workflow gebruiken_ 105
12.de standaard workflow gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de standaard workflow met uw apparaat gebruikt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over de standaard workflow
Informatie over het scherm standard workflow
verschillende bewerkingen met workform
Over de standaard workflow
Standard Workflow is een functie waarmee gebruikers op een handige
manier taken kunnen uitvoeren met vooraf ingestelde takensets of
zogeheten workforms. Standard Workflow biedt de mogelijkheid om
meerdere taken in een sessie uit te voeren zoals bepaald door de workform.
Zodra u een workform hebt gecreëerd, kunt u dezelfde workflow gebruiken
met een vinger op de knop.
INVOER VERZENDEN
Scannen
Documentvak
Faxen
E-mail
FTP/SMB-server
Documentvak
Afdrukken
Faxen
Informatie over het scherm standard workflow
Druk op Standard Workflow op het hoofdscherm om de functie Standard
Workflow te gebruiken.
Om over te schakelen naar de andere schermweergave, drukt u op de
pijl-links/pijl-rechts op het weergavescherm.
Het scherm Workflow
Tabblad Favor.
Favoriete workform is een snelkoppeling naar een openbare of
persoonlijke workform. U kunt een veelgebruikt openbare of persoonlijke
workform selecteren, waarna de workform verschijnt op het tabblad
favoriete workform.
Faxinvoer workform wordt automatisch uitgevoerd als er een fax
wordt ontvangen. Daarom kunnen faxinvoerworkforms niet als een
favoriete workform worden geregistreerd.
Uitv.: hiermee start u de in de workform opgegeven taak.
de standaard workflow gebruiken_ 106
Tabbladen Mijn werkformulier en Openbaar
werkformulier
Type: geeft aan of de workform door de maker is vergrendeld.
Naa
m: toont de naam van de workform.
In
vr.: toont de invoermodulenaam van de workform.
Do
orsturen: toont de verzendingsmodulenaam van de workform.
Als twee of meerdere modules aan een verzendingsworkform
worden toegevoegd, toont deze kolom Multi zonder een pictogram.
Ei
gensch.: toont de eigenschappen van de workform.
Make
n: creëert een nieuwe persoonlijke workform.
Verwij
d.: verwijdert de geselecteerde workform.
Bewerk
en: laat u toe om een workform te wijzigen.
Deta
il: toont gedetailleerde informatie over de workform.
Zo
eken: zoekt een workform met een workformnaam.
Ta
ak: voert een workform in vanaf USB, exporteert een workform
naar USB, kopieert of verplaatst een workform naar een openbare
workform. Door te klikken op Inst. op favor. werkform kunt u ook
een snelkoppeling op het tabblad favoriete workform plaatsen. U
kunt de snelkoppeling verwijderen door te klikken op Inst. op norm.
werkform.
Uitv.: hiermee start u de in de workform opgegeven taak.
Het scherm Workform maken
U kunt een nieuwe workform maken. Om een nieuwe workform toe te
voegen drukt u op Maken op het tabblad Mijn werkformulier of Openbaar
werkformulier.
U kunt tot 100 workforms maken.
Tabblad Invr.
Invr.: toont de invoermodulenaam van de workform.
St
atus: toont de status van de instellingen. Om een workform te
maken moet u alle verplichte items van de toegewezen
invoermodule instellen.
Nadat u alle verplichte items hebt ingevuld, worden de
knoppen Opslaan & Uitv. en Opslaan ingeschakeld.
Instellingen: configureert de voor de module ingestelde waarden.
Vo
lg.: hiermee gaat u naar het volgende tabblad.
Tabblad Doorsturen
Doorsturen: toont de verzendingsmodulenaam van de workform.
Status:
toont de status van de instellingen. Om een workform te maken
moet u elk verplicht item van elke toegewezen verzendingsmodule instellen.
Nadat u alle verplichte items hebt ingevuld, worden de knoppen
Opslaan & Uitv.
en
Opslaan
ingeschakeld.
Mod. toev.:
verzendingsmodule(s) toevoegen.
Controleer voor u een module toevoegt of de parameters voor elke
module juist zijn geconfigureerd.
Faxen:
zie "Voorbereiden om te faxen" op pagina 88.
E-mail:
zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan
nr e-mail)" op pagina 77.
Server:
zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP
(Scannen naar server)" op pagina 80.
Verwijd.:
verwijdert de geselecteerde module.
Instellingen:
configureert de voor de module ingestelde waarden.
Vorige: hiermee gaat u naar het vorige tabblad.
Vo
lg.: hiermee gaat u naar het volgende tabblad
de standaard workflow gebruiken_ 107
Tabblad Eigensch.
Naam van workform: hiermee stelt u de naam van de workform in.
Uitges
t. start.: hiermee plant u de startdatum en -tijd.
Vervallen: hiermee stelt u de vervaldatum in.
Beveil
igd: vergrendelt de workform met wachtwoordbeveiliging.
Vorige: hiermee gaat u naar het vorige tabblad.
verschillende bewerkingen met workform
De gebruiker kan verschillende taken met workforms uitvoeren. De
volgende items tonen enkele voorbeelden.
Scannen naar meerdere bestemmingen
U kunt een document een keer scannen en naar meerdere bestemmingen
verzenden zoals e-mail, de SMB/FTP-server, documentvak en afdrukken.
Controleer voor u een module toevoegt of de parameters voor elke
module juist zijn geconfigureerd.
Fax
en: zie "Voorbereiden om te faxen" op pagina 88.
E-
mail, Server: zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/
FTP (Scannen naar server)" op pagina 80.
Fax doorsturen
U kunt de ontvangen fax doorsturen naar andere bestemmingen. Om een
fax door te sturen, controleert uw apparaat het id van de beller dat de
faxservice bezorgt. Wanneer de beller een faxapparaat van Samsung is,
controleert uw apparaat het faxnummer dat de gebruiker heeft opgegeven
in de apparaatgegevens.
Controleer of u Standaardfax hebt ingeschakeld in Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
(Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 118.)
Wanneer u verschillende bestemmingen moet do
orsturen voor elke beller,
kunt u verschillende workforms maken voor de id van elke beller.
Automatisch omleiden
Als de faxverzending mislukt, stuurt het apparaat een afbeelding van de fax
naar het e-mailadres van de gebruiker.
Controleer of u Standaardfax hebt ingeschakeld in Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
(Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 118.)
Functie uitgestelde start
U kunt het uitvoeringstijdstip van de taak plannen door Uitgest. start. in te
stellen op het tabblad Eigensch. wanneer u een workform maakt.
Meldingsfunctie
U kunt het resultaat van de verwerking van de taak doorgeven aan een
e-mail.
Controleer of u Melding voltooien hebt ingeschakeld in Machine
Setup > Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard
workflowbeheer. (Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 118.)
Goedkeuringsfunctie
Voor de uitvoering van de verzendingsmodule kunt u goedkeuring bekomen
van de beheerder.
Controleer of u Goedkeuren hebt ingeschakeld in Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
(Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 118.)
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 108
13.Status van het apparaat en geavanceerde
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt.
Lees dit hoofdstuk aandachtig door als u optimaal gebruik wilt maken van de verschillende functies van het apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Machine Setup
De status van het apparaat controleren
Algemene instellingen
Kopieerinstellingen
Fax instellen
Netwerkinstellingen
Beveiliging
Optionele service
Een rapport afdrukken
Menuoverzicht
Machine Setup
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selectee
r het juiste item dat u wilt gebruiken.
Apparaatstatus: hiermee wordt de huidige status van het apparaat
weergegeven.
Beh
eerinstelling: hiermee kan een beheerder het apparaat
instellen.
Als u op Beheerinstelling drukt, verschijnt er een
aanmeldingsbericht. Voer het wachtwoord in en druk op OK. (De
fabrieksinstelling is 1111.)
Rap
port Gebruikspagina’s: u kunt een rapport afdrukken over het
aantal afdrukken op basis van het papierformaat en de papiersoort.
Scherm Apparaatstatus
Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel en druk vervolgens op
Apparaatstatus.
Het tabb
lad Levensduur art.: hierin worden de gebruikte en
overblijvende verbruiksartikelen getoond. Druk op de pijl-omlaag en de
pijl-omhoog om naar een volgend of vorig scherm te gaan.
Het tabb
lad Apparaatinfo: hierin wordt gedetailleerde informatie
weergegeven over het apparaat en over een aantal opties waarmee u
uw apparaat kunt valideren.
Ter
ug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Scherm Beheerinstelling
Biedt u toegang tot gedetailleerde apparaatinstellingen.
Als u op Beheerinstelling drukt, verschijnt er een
aanmeldingsbericht. Als de beheerder het wachtwoord heeft
ingesteld, moet u telkens het wachtwoord invoeren wanneer u
Beheerinstelling wilt gebruiken. (Zie "Het verificatiewachtwoord
instellen" op pagina 44.)
H
et tabblad Algemeen: hierin stelt u de basisparameters van het
apparaat in, zoals locatie, datum, tijd, enzovoort. (Zie "Algemene
instellingen" op pagina 109.)
Het tabblad
Instelling: hierin stelt u waarden in voor fax, netwerk en
aanmelding. U kunt ook de functies uit de lijst op het scherm
inschakelen.
H
et tabblad Afdrukken/Rapport: Hierin kunt u configuratie- of
lettertypelijst afdrukken en een rapport met de apparaatfuncties
weergeven. (Zie "Een rapport afdrukken" op pagina 119.)
T
erug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 109
De status van het apparaat controleren
U kunt de apparaatgegevens overlopen en bepaalde functies van het
apparaat valideren.
1. Druk op Mach
ine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op App
araatstatus > het tabblad Apparaatinfo.
Optie Beschrijving
Apparaatdetails Met deze optie geeft u het e-mailadres en
telefoonnummer weer van de
klantenondersteuningsgegevens die u hebt
opgeslagen via Beheerinstelling. Hiermee kunt
u ook het serienummer van het apparaat en
hardware- of softwarespecificaties controleren.
Afdrukken/Rapport U kunt diverse nuttige en informatieve rapporten
afdrukken, zoals Systeemrapport, Faxrapport
en Scanrapport. (Zie "Een rapport over het
apparaat afdrukken" op pagina 128
.)
Ladestatus Op dit scherm wordt weergegeven welke laden
op het apparaat zijn geïnstalleerd en hun
huidige configuratie.
Gebruikstellers U kunt ook controleren hoeveel er voor elke
categorie met het apparaat tot dusver is
afgedrukt. Druk dit rapport af. (Zie "Een rapport
afdrukken" op pagina 119.)
Algemene instellingen
Stel de parameters van uw apparaat voor u het in gebruik neemt alsvolgt in:
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (De fabrieksinstelling is
1111.)
3. Dr
uk op het tabblad Algemeen.
Optie Beschrijving
Apparaatinfo De beschikbare subopties zijn Registratie bij
servicecentrum en Contactgegevens. U kunt
informatie invoeren over het servicecentrum en
de leverancier.
Datum & Tijd U kunt de datum en tijd instellen. (Zie "Datum en
tijd instellen" op pagina 44
.)
Standaardinstellingen
Standaardvenster: stel het eerste venster in
dat op het weergavevenster moet verschijnen
als het apparaat uit
Energiebesparingsmodus ontwaakt. Als u
bijvoorbeeld Fax selecteert als
standaardvenster, is het tabblad Basis van de
functie Fax het eerste venster. Als u kopie ID
wilt weergeven als standaardvenster, moet u
deze functie eerst inschakelen in
Standaardoptie.
Stand
aardoptie: hiermee wijzigt u
tegelijkertijd alle standaardwaarden voor
kopiëren, faxen, e-mailen, scannen en papier.
(Zie "Standaardinstellingen wijzigen" op
pagina 46.)
Start: hiermee kan de gebruiker alle functies
op he
t weergavescherm rangschikken.
Afhankelijk van de optionele kit die u hebt
geïnstalleerd of de categorie die u hebt
geselecteerd, kunnen er andere instelbare
opties op het scherm worden weergegeven.
Afmetingen Met deze optie kunt u de eenheid wijzigen (mm
of inch) en het scheidingsteken voor decimalen
instellen (komma of punt).
Timers Het apparaat annuleert een afdruktaak als de
gegevens niet binnen een bepaalde periode
worden ontvangen.
T
ime-out van systeem: de
standaardwaarde wordt opnieuw geactiveerd
na een bepaalde wachttijd. U kunt een
tijdsduur van maximaal 10 minuten instellen.
Ti
me-out wachtrij: een taak wordt
gedurende een specifieke tijdsperiode door
het apparaat bijgehouden.
Taal Hiermee kunt u de taal op het aanraakscherm
wijzigen.
Energiebesparing Door het instellen van energiebesparende
functies vermindert het energieverbruik. (Zie "De
energiebesparingsfunctie gebruiken" op
pagina 45.)
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 110
Ladebeheer Hiermee kunt u de lade en het papier voor een
bepaalde afdruktaak instellen.
Ladebevestigingsbericht activeert het venster
waarin u wordt gevraagd om het papierformaat
en de papiersoort in te stellen voor de net
geopende lade.
Automatische ladekeuze: met deze optie
Aan en zowel lade1 als lade2 gevuld met
papier van Letter-formaat, zal het apparaat
automatisch via lade2 afdrukken als lade1
leeg is.
Automatisch doorgaan: als het papier niet
overeenkomt, bijvoorbeeld als lade 1 gevuld
is met papier van Letter-formaat, maar
papier van A4-formaat vereist is voor de
afdruktaak, wordt er dertig seconden
gewacht zodat u papier van het juiste
formaat in lade 1 kunt plaatsen. Na dertig
seconden wordt er automatisch begonnen
met het afdrukken op papier van
Letter-formaat.
Luchtdrukaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de
atmosferische druk. De atmosferische druk is
afhankelijk van de hoogte boven zeeniveau
waarop het apparaat wordt geplaatst. Met deze
functie kunt u de hoogte-instelling aanpassen.
Hoe groter de hoogte, hoe groter de
aanpassing; het hoogste niveau is Hoog 1. (Zie
"Hoogteaanpassing" op pagina 44.)
Contentiebeheer Met deze functie kunt u de prioriteit tussen
kopieer- en afdruktaken selecteren.
Prioriteit: hiermee stelt u de prioriteit in
door de taak een nummer te geven. De
taken worden uitgevoerd in de volgorde van
het laagste tot het hoogste nummer.
Eerst In, Eerst Uit: hiermee wordt een
aangevraagde taak in de juiste volgorde
uitgevoerd.
Geluid U kunt het geluidsvolume van het apparaat
aanpassen. Druk op Storing om het
geluidsvolume van foutsignalen van het
apparaat aan te passen. Selecteer Conflict als
u op de verkeerde optie hebt gedrukt. Druk op
Selectie om ervoor te zorgen dat het apparaat
een geluid maakt tekens als u op een optie op
het aanraakscherm drukt.
Beheer van
verbruiksartikelen
Het apparaat waarschuwt u wanneer u een
tonercassette moet bijbestellen en zet de teller
van de gebruikte toner, de afwijking van de
transferrol, de toevoerrol en de teller van de
antislipmat van de documentinvoer op nul.
Apparaattest U kunt het apparaat testen aan de hand van
Testpatronen beeldkwaliteit en
Loopback-test.
Optie Beschrijving
Afb. overschrijven
op verzoek
U kunt het apparaat zo instellen dat gegevens
van een vorige taak van de harde schijf worden
verwijderd als er gegevens van een nieuwe taak
worden opgeslagen. Ga naar Beheerinstelling
> tabblad Instelling > Optionele service om
deze functie te activeren.
Stel de optie Afb. overschrijven op verzoek in
op Inschakelen. Nadat deze functie is
ingeschakeld, kunt u de gegevens op een harde
schijf overschrijven door in het display op Start
te drukken.
In wachtrij plaatsen
op vaste schijf
Om documenten op de harde schijf in een
wachtrij te plaatsen voor afdrukken via het
netwerk, selecteert u Aan.
Beleid inzake
opgeslagen
taakbest.
U kunt het beleid voor het genereren van een
bestandsnaam kiezen voor u verdergaat met de
taak via de harde schijf. Als het geheugen van
de harde schijf reeds dezelfde naam bevat
wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert,
kunt u de naam wijzigen of de bestaande naam
overschrijven.
Naam wijz.: als het geheugen van de harde
schijf al dezelfde naam bevat wanneer u een
nieuwe bestandsnaam invoert, wordt het
bestand opgeslagen onder een andere naam
die automatisch is geprogrammeerd.
Overschr.: u kunt het apparaat zo instellen
dat gegevens van een vorige taak worden
verwijderd van de harde schijf als er
gegevens van een nieuwe taak worden
opgeslagen.
Land U kunt het land wijzigen waardoor een aantal
waarden voor fax- en papierformaat voor het
opgegeven land automatisch zullen worden
gewijzigd.
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 111
Kopieerinstellingen
Voor kopieën kunt u op voorhand diverse opties instellen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Dr
uk op het tabblad Instelling > Kopieerinstellingen.
Optie Beschrijving
Instelling
handmatige
id-kopie
Hiermee kunt u de opties voor het kopiëren van
id's, zoals het aantal afbeeldingen en de
kopieerpositie, handmatig instellen. (Zie
"Identiteitskaart kopiëren" op pagina 72.)
Achtergr.
hoofdvenst.
Om de achtergrondafbeelding van de LCD UI
van het apparaat te wijzigen drukt u op
Aangepast, selecteert u een aangepaste
achtergrondafbeelding uit de lijst en drukt u
vervolgens op Laden.
Gebruikers kunnen hun eigen
achtergrondafbeeldingen registreren vanaf
SyncThru™ Web Service. Klik op Settings >
Machine Settings > System > Home Window
Customization en voeg uw afbeeldingen aan
de lijst toe.
Meerdere vakken U kunt een van de volgende opties instellen als
standaardmodus voor de meervoudige
uitvoerlade:
Po
stvak: stapelt de afdrukken in een lade
die de gebruiker selecteert uit de
uitvoeropties in het printerstuurprogramma.
U kunt de naam van elke lade wijzigen in
Naam wijz.. U kunt ook twee of meer laden
samenvoegen in Koppelingsinstellingen.
Via Stand inst kunt u de standaardlade voor
elke taak toewijzen, bijvoorbeeld lade 2 voor
kopieertaken, lade 4 voor faxtaken
enzovoort.
T
aakscheid eenh: stapelt de afdrukken in
de aparte lade in volgorde volgens taak.
So
rt eenh: stapelt de afdrukken in dezelfde
volgorde als de originelen.
Stapelr
: stapelt de afdrukken een voor een
in laden. Wanneer lade 1 vol is, zullen de
afdrukken in lade 2 worden gestapeld.
U kunt deze functie alleen gebruiken
als u optionele 2-Bin Finisher of 4-Bin
Mailbox hebt geïnstalleerd.
Stempel U kunt optionele informatie zoals Id,
Apparaatinformatie, Datum & Tijd,
Opmerking en Paginanummer afdrukken op
het uitvoerpapier voor opvolging.
Items: selecteer de item(s) die u op elk
p
apier wilt afdrukken.
Po
sitie: bepaal de positie van de postzegel
Boven of Onder van het papier.
W
eergave: maak het uiterlijk van de tekst
Ondoorschijnend of Transparant.
Wanneer u Ondoorschijnend selecteert,
wordt de achtergrondkleur opgevuld met mat
wit.
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 112
Fax instellen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. U kunt de standaardinstellingen alsvolgt naar wens aanpassen:
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
De faxopties verschillen van land tot land, afhankelijk van de
internationale voorschriften voor communicatieapparatuur. Als
bepaalde faxopties die in de instructies werden toegelicht zijn
uitgegrijsd wil dat zeggen dat de uitgegrijsde functie niet wordt
ondersteund in uw communicatieomgeving.
Optie Beschrijving
Apparaat-id &
faxnummer
Voer het apparaat-id en faxnummer in die
bovenaan op elke pagina zullen worden afgedrukt.
Deze optie is meestal vooraf ingesteld voor de
gebruiker.
Startcode voor
ontvangst
Deze functie werkt het beste als u een bijkomend
telefoontoestel gebruikt dat aangesloten is op de
EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in
gesprek bent op het bijkomende telefoontoestel
zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
(Zie
"Handmatig faxen ontvangen via een
bijkomend telefoontoestel" op pagina 92.)
Foutcorrectiemodus
In deze modus wordt de slechte kwaliteit van een
telefoonlijn gecompenseerd en kunnen uw
faxberichten probleemloos worden verzonden
naar andere faxapparaten die zijn voorzien van
ECM. Een fax versturen met ECM kan langer
duren.
Initiële
faxinstellingen
U kunt Ontvangstmodus instellen voor Telefoon,
Fax of Antwoordapparaat/Fax en Kiesmodus
op Toon (pulskiezen) of Puls (multifrequentie).
Als u Antwoordapparaat/Fax selecteert, kunt u
een fax ontvangen terwijl de lijn wordt gebruikt
door het antwoordapparaat. (Zie
"De
ontvangstmodus wijzigen" op pagina 92.)
Neem voor informatie over de instelling
Kiesmodus contact op met uw
telefoonmaatschappij.
Aantal keer
overgaan
U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontvangstheader Met deze optie kunt u automatisch het
paginanummer en de ontvangstdatum en -tijd van
een fax onderaan op elke pagina afdrukken.
Veilig ontvangen Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw
afwezigheid binnenkomen door anderen worden
bekeken. Met deze functie kunt u voorkomen dat
ontvangen faxberichten worden afgedrukt
wanneer het apparaat onbeheerd is. Als u deze
optie instelt op Aan, worden alle inkomende
faxberichten opgeslagen in het geheugen.
Vervolgens moet u een viercijferig Wachtw.
invoeren om ontvangen faxberichten af te drukken
uit het geheugen. (Zie
"Ontvangen in veilige
ontvangstmodus" op pagina 92.)
Ontvangen fax
afdrukken
Stelt de afdrukmethode voor de ontvangen fax in.
Auto verkleinen: als het apparaat een fax
ontvangt met pagina’s die langer zijn dan het
papier in de papierlade, kan het apparaat het
formaat van het origineel verkleinen zodat het
overeenkomt met het papierformaat. Als deze
functie ingesteld is op Uit, kan het origineel
niet worden verkleind tot het papierformaat.
Het origineel wordt opgedeeld en in het
oorspronkelijk formaat op twee of meer
pagina’s afgedrukt. Als deze optie bijvoorbeeld
ingesteld is op Uit en Afdrukb. geb. op 10
mm, maar de ontvangen gegevens langer zijn
dan het papier in de lade toelaat, zal het
apparaat de gegevens die op het weggelaten
gedeelte zouden hebben gestaan niet
afdrukken.
Dubbelzijdig: hiermee worden ontvangen
faxen op beide zijden van het papier afgedrukt.
Geniet: als een apparaat over een
nietjesfunctie beschikt, kunt u deze optie
gebruiken om een aantal pagina’s van een
ontvangen fax samen te nieten.
Opnieuw kiezen Als het faxapparaat van een ontvanger bezet is of
niet antwoordt, kan het apparaat het nummer van
het externe faxapparaat opnieuw vormen. U kunt
het aantal kiespogingen en de tijd tussen de
kiespogingen opgeven. Als u 0 opgeeft voor
Aantal kiespogingen, zal het apparaat het
nummer niet opnieuw vormen.
Luidsprekervolume
Hiermee stelt u het geluid in dat wordt
weergegeven wanneer de gegevensoverdracht
voor een fax wordt gestart. Als deze optie is
ingesteld op Aan, zendt het apparaat een
geluidsignaal uit vanaf het begin tot de voltooiing
van de overdracht. Als u deze optie instelt op
Comm., wordt er enkel een geluid uitgezonden tot
de communicatie is voltooid. Als u deze optie
instelt op Uit, wordt er geen geluid uitgezonden.
Kengetal kiezen Met deze functie kunt u een prefix van maximaal
vijf cijfers instellen. De gebruiker kan dit instellen
voor het kiezen van een PABX-nummer
(bijvoorbeeld *9) of een netnummer (bijvoorbeeld
02).
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 113
Netwerkinstellingen
U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het aanraakscherm van het
apparaat. Voor u dit doet, moet u informatie hebben over de
netwerkprotocollen en het computersysteem die worden gebruikt. Als u niet
weet welke instelling u moet gebruiken, neemt u contact op met uw
netwerkbeheerder om het apparaat voor het netwerk te configureren.
1. Dr
uk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Dr
uk op het tabblad Instelling > Netwerkinstellingen.
Optie Beschrijving
TCP/IP-protocol Selecteer het protocol en de
configuratieparameters die u wilt gebruiken in de
netwerkomgeving.
Er moeten heel wat parameters ingesteld
worden. Als u niet zeker bent, laat u ze
ongemoeid of raadpleegt u de
netwerkbeheerder.
AppleTalk-protocol
Selecteer deze optie voor
Macintosh-netwerkomgevingen. Deze optie biedt
pakketoverdracht en routingfunctionaliteit voor
netwerken.
Ethernet-snelheid Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Instell. wissen Hiermee zet u de huidige netwerkinstellingen
terug op de standaardwaarden.
Beveiliging
Met deze functie kunt u alle uitgaande gegevens controleren of blokkeren
en kunt u het wachtwoord wijzigen.
1. Dr
uk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Dr
uk op het tabblad Instelling > Beveiliging.
Instelling
ongewenste faxen
Als deze functie is ingeschakeld, worden
faxberichten geweigerd die afkomstig zijn van een
extern nummer dat in het geheugen is opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. U kunt maximaal
tien ongewenste faxnummers invoeren. Druk op
Instelling ongewenste faxen, kies het nummer
en klik op Bewerken. Voer vervolgens de laatste
cijfers van het faxnummer in (1~7 cijfers).
Belvolume Met deze functie past u het belvolume aan. Als u
Uit selecteert, wordt er geen beltoon
weergegeven.
Volume kiestoon Wanneer u op On Hook Dial drukt om een fax te
verzenden, hoort u een specifieke toon. U kunt het
volume van de toon aanpassen met deze functie.
Bij waarde 1 is het volume het laagst. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarde te
wijzigen.
Postvakinstellingen
Documentbeleid: u kunt instellen dat het
document dat in het Postvak is opgeslagen
verwijderd of bijgehouden wordt. Selecteer Aan
voor elke optie om de gegevens te verwijderen
of Uit om de gegevens bij te houden.
Postv
akconfiguratie: u kunt een Postvak
maken, bewerken of verwijderen. Voer waarden
voor ID postvak, Naam postvak en Wachtw.
postvak in door op de opties te drukken. (Zie
"Een postvak gebruiken" op pagina 95.)
Als u de optie Melding instelt op Aan
ontvangt u een bericht wanneer er een fax
binnenkomt in het Postvak. (Zie "Een
postvak maken" op pagina 95
.)
Uitvoerlade Met deze functie kunt u de papierlade voor
inkomende faxen selecteren.
Verzenden tijdens
daluren
U kunt het apparaat instellen om faxen te
verzenden tijdens daluren, zodat u bespaart op de
telefoonkosten. (Zie "Een fax verzenden tijdens
daluren" op pagina 96
.)
Groepsverzending Als u een fax verzendt waarbij het faxnummer
gelijk is aan het nummer van een uitgestelde
faxtaak, wordt u gevraagd of u documenten wilt
toevoegen aan deze uitgestelde faxtaak. (Zie
"Documenten toevoegen aan een uitgestelde
faxtaak" op pagina 91
.)
Inst. fax
doorsturen
U kunt instellen dat een verzonden of ontvangen
fax per fax of e-mail naar een andere bestemming
wordt doorgestuurd. (Zie "Een ontvangen fax
doorsturen naar een andere bestemming" op
pagina 96.)
Geluid bij einde
fax
Met deze instelling kunt u bepalen of de faxtoon
voor het aangeven van het einde van de
faxontvangst in- of uitgeschakeld moet zijn. Na
ontvangst van de fax zal het apparaat een
geluidsignaal laten horen. (Zie "De faxtoon voor
einde faxontvangst instellen" op pagina 97
.)
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 114
Toegangsbeheer
Via SyncThru™ Web Service kunnen beheerders gebruikers
onderbrengen in verschillende groepen afhankelijk van de rol van
iedere gebruiker. De autorisatie, verificatie en account van elke
gebruiker zullen worden beheerst door de definitie van de rol van
de groep. Als bijvoorbeeld groep A enkel is gemachtigd om de
kopieerfunctie te gebruiken, kunnen gebruikers in groep A het
apparaat enkel gebruiken om te kopiëren: ze kunnen dus niet
faxen of scannen. U kunt deze functie instellen op SyncThru™
Web Service. Klik op Security > User Access Control >
Authority.
Wanneer de functie Single Sign-On (SSO) is ingeschakeld moeten
gebruikers zich op tijd aanmelden bij de dienst. Het systeem
controleert dan automatisch of de gebruiker gemachtigd is op
basis van zijn id en wachtwoord. De SSO-functie is verbonden met
alle beveiligingsfuncties, zoals verificatie, autorisatie en
accounting. De SSO-functie kan worden geconfigueerd in
SyncThru™ Web Service. Meld u aan als beheerder op
SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web
Service" op pagina 122.) Klik op Security > User Access Control
> Authentication > Options.
Optie optie Beschrijving
Verificatiemeth
ode
Geen
verificatie
Hiermee wordt de
Verificatiemethode
uitgeschakeld.
Lokale
verificatie
Hiermee wordt de lokale
verificatiemodus ingeschakeld. Id
en wachtwoord van de gebruiker
worden intern op het apparaat
opgeslagen. De beheerder kan de
gebruikersgegevens bekijken via
het menu SyncThru™ Web
Service, Security > User Access
Control > User Profile.
Netwerkverifica
tie
Hiermee wordt de
netwerkverificatiemodus
ingeschakeld. Wanneer de
gebruikers al deel uitmaken van
een servergebaseerd netwerk,
kan het Netwerkverificatie
systeem op een eenvoudige
manier met de bestaande server
worden geconfigureerd. De
gebruiker kan zich dan aanmelden
met de id en het wachtwoord die
op de externe verificatieserver zijn
opgeslagen. Om een van de
functies in de modus
Netwerkverificatie te gebruiken
moeten de gebruikers een
certificaat bekomen van SMB-,
FTP-, LDAP- of Keberos-server
gedefinieerd in SyncThru™ Web
Service.
Interface
extern
apparaat
Wanneer u de optionele FDI-kit
installeert, selecteert u Instelling
configuratie interface extern
apparaat om deze te activeren.
Taaktimer: als u onvoldoende
tegoed hebt, kunt u een taak
automatisch onmiddellijk laten
annuleren of een wachttijd
instellen zodat het tegoed kan
worden aangevuld.
Afdruktaakbeheer: als deze
functie is ingeschakeld, kunt u
afdrukken en kopiëren via de
computer omdat het tegoed
behouden blijft. Met de
instelling Uitschakelen is er
alleen een tegoed vereist voor
kopieertaken. (Dit betekent dat
er geen tegoed is vereist voor
het afdrukken van een rapport
via de computer of voor een
faxtaak.)
Services blokkeren: als er
geen tegoed meer is, worden
alleen kopieertaken
uitgeschakeld met de instelling
Alleen kopiëren. Met de
instelling Alle services
worden scan- en kopieertaken
uitgeschakeld.
Intern krediet: deze optie
wordt gebruikt wanneer een
taak door u of door het
apparaat wordt geannuleerd
omdat het tegoed
ontoereikend is of de taak door
de gebruiker is geannuleerd.
Als u Inschakelen selecteert,
wordt er een tegoed
toegevoegd dat overeenkomt
met het aantal vellen dat niet
op de juiste wijze is afgedrukt.
Daarna wordt de volgende
taak gratis afgedrukt (in
overeenstemming met het
toegevoegde tegoed). Met de
instelling Uitschakelen
worden vastgelopen vellen
opgenomen in de telling en de
afdrukkosten, zelfs als u de
afdruktaak annuleert.
Afbeeldingenteller: het hangt
er vanaf of het apparaat lege
pagina’s meetelt.
Optie optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 115
Methode voor gebruikersverificatie
Als beheerder kunt u de verificatieservice inschakelen voor het gebruik
van het apparaat om het apparaat beter te beveiligen. Als de
verificatiedienst is geactiveerd kunnen alleen gemachtigde gebruikers
het apparaat gebruiken. Met de verificatieservice kunt u elke gebruiker
machtigen en stelt u het maximaal aantal taken in dat een gebruiker
mag uitvoeren.
De verificatie- en accountingservice kunnen onafhankelijk van elkaar
worden ingeschakeld. De services verwijzen naar de
gebruikersgegevens afhankelijk van het geval.
Alleen Lokale verificatie gebruiken,
Lokale verificatie en Stand acc gebruiken,
Lokale verificatie en Netwerkaccounting gebruiken: verwijst naar
User Profile uit het menu Security > User Access Control.
Alleen Netwerkverificatie gebruiken,
Netwerkverificatie en Stand acc gebruiken,
Netwerkverificatie en Netwerkaccounting gebruiken: verwijst naar
gebruikersgegevens op de netwerkverificatieserver. Zorgt ervoor dat
de gebruiker User Profile uitschakelt.
Alleen Stand acc: verwijst naar de Standard Account List uit
SyncThru™ Web Service > Security > User Access Control >
Accounting. (Zie "Gebruiken SyncThru™ Web Service" op
pagina 122.)
Alleen Netwerkaccounting: verwijst naar de gebruikersgegevens in
de netwerkverificatieserver.
Lokaal gemachtigde gebruikers registreren
1. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in een browser in en klik
op Ga naar om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service uw
apparaat.
2. Meld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Authentication >
Authentication Method.
4. Selecteer Local Authentication.
5. Klik op de knop Apply.
6. Klik op Authority en selecteer een Role Name volgens de huidige
rol van de gebruiker.
U kunt een nieuwe groepsrol creëren door te klikken op de knop
Add.
7. Klik op User Profile en selecteer de gebruikers.
U kunt gebruikers toevoegen door te klikken op de knop Add.
Als u informatie wilt toevoegen aan het Address Book, schakelt
u Automatically add your information to Address Book in.
Selecteer de accounting-id van de gebruiker als de
accountingservice is geactiveerd.
Selecteer de rol van de gebruiker in het item Role.
8. Klik op Apply.
Geverifieerde netwerkgebruikers registreren
1. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in een browser in en klik
op Ga naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service
van uw apparaat.
2. Meld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Authentication >
Authentication Method.
4. Selecteer Kerberos, SMB of LDAP.
Accountingmet
hode
Geen
accounting
Hiermee worden
accounting-functies uitgeschakeld.
Netwerkaccoun
ting
U kunt de netwerkaccount voor
gebruikers instellen met behulp
van de invoegtoepassing
SyncThru™ Web Admin Service
voor taakbeheer. Wanneer
gebruikers hun kopieer-, fax- of
scantaak op het apparaat
uitvoeren, zal de accountmodule
dat registreren. U kunt het rapport
bekijken op de SyncThru™ Web
Admin Service.
Stand acc U kunt de lokale account instellen
voor maximum 500 gebruikers.
Wanneer de gebruikers hun
kopieer-, fax-, afdruk- of scantaak
op het apparaat uitvoeren, zal de
accountmodule dat registreren. U
kunt het rapport bekijken op Stand
acc Rapp Geb in Machine Setup
> Beheerinstelling > tabblad
Afdrukken/Rapport >
Accountingrapporten.
Aangezien het apparaat zelf de id
en het gebruik van de gebruiker
kan beheren zonder externe
server, is deze functie ideaal voor
kleine en middelgrote
ondernemingen.
Het accountingsysteem
beschouwt het opslaan van
een bestand op een enkele
server als één
geregistreerde handeling.
Acc Id-lijst: geeft de lijst van
accounting-id's weer. U kunt
een id toevoegen, bewerken of
verwijderen.
Aanmeld inst: u kunt instellen
dat de gebruiker zich moet
aanmelden met id en
wachtwoord (Aanmeld ID en
ww) of enkel met id (Alln
aanm ID).
Acc Id-lijst: geeft de lijst van
accounting-id's weer. U kunt
een id toevoegen, bewerken of
verwijderen.
Aanmeld inst: u kunt instellen
dat de gebruiker zich moet
aanmelden met id en
wachtwoord (Aanmeld ID en
ww) of enkel met id (Alln
aanm ID).
Optie optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 116
Voor de configuratie van netwerkverificatie moet u External
Authentication Server configureren in Security > Network
Security
5. Klik op de knop Apply.
6. Klik op Authority en selecteer de Role Name overeenkomstig de
huidige rol van de gebruiker.
Gebruikers kunnen een nieuwe groepsrol creëren door te klikken
op de knop Add.
7. Klik op User Profile en selecteer de gebruikers.
U kunt een nieuwe groepsrol creëren door te klikken op de knop
Add.
Als u informatie wilt toevoegen aan Address Book, schakelt u
de optie Automatically add your information to Address
Book in.
Selecteer de accounting-id van de gebruiker als de
accountingservice is geactiveerd.
Selecteer de rol van de gebruiker in Role.
8. Klik op Apply.
Netwerkverificatie door Kerberos inschakelen
1. Meld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
2. Selecteer Security > Network Security > External Authentication
Server > Kerberos Server.
Klik op de knop Add als u meer servers wilt toevoegen.
3. Voer het gebied in dat moet worden gebruikt om u aan te melden bij
Kerberos.
4. Selecteer IP Address of Host Name.
5. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
6. Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en
65535.
Het standaardpoortnummer is 88.
7. U kunt net als in de vorige stap een back-updomein toevoegen.
8. Klik op Apply.
Netwerkverificatie door SMB inschakelen
1. Meld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
2. Selecteer Security > External Authentication Server > SMB
Server.
Klik op de knop Add als u meer servers wilt toevoegen.
3. Voer het domein in dat gebruikt wordt om u aan te melden bij SMB.
4. Selecteer IP Address of Host Name.
5. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
6. Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en
65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
7. Gebruikers kunnen net als in de vorige stap een back-updomein
toevoegen.
8. Klik op Apply.
Gebruikers kunnen tot 6 andere domeinen toevoegen.
Netwerkverificatie door LDAP inschakelen
1. Meld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
2. Selecteer Security > Network Security > External Authentication
Server > LDAP Server.
Klik op de knop Add als u meer servers wilt toevoegen.
3.
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in een browser in en klik op
Ga
naar
om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service van uw
apparaat.
4.
Meld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie "Gebruiken
SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
5.
Klik op
Security
>
Network Security
>
External Authentication Server
>
LDAP Server
.
6.
Selecteer
IP Address
of
Host Name
.
7.
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam.
8.
Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
9.
Open
Search Root Directory
, het hoogste zoekniveau van de
LDAP-boomstructuur.
10.
Selecteer
Authentication Method
. Er zijn twee opties voor aanmelden op
de LDAP-server:
Anonymous
: dit wordt gebruikt voor de binding met een blanco wachtwoord
en aanmeldings-id (het wachtwoord en aanmeldings-id zijn uitgegrijsd in
SWS).
Simple
: dit wordt gebruikt voor de binding met het aanmeldings-id en
wachtwoord in SWS.
11.
Schakel het selectievakje naast
Append Root to Base DN
in.
12.
Selecteer
Match User’s Login ID to the following LDAP attribute
(opties
zijn CN, UID of UserPrincipalName).
13.
Voer uw gebruikersnaam, wachtwoord, het maximaal aantal zoekresultaten
en de time-out van de zoekopdracht in.
LDAP Referral
: de LDAP-client doorzoekt de referentieserver als de
LDAP-server geen gegevens heeft voor de beantwoording van de
query en een referentieserver heeft.
14. Selecteer Search Name Order.
15. Schakel het selectievakje naast "From:" Field Security Options in.
Deze optie is alleen aanwezig als u de optie voor
netwerkverificatie hebt geselecteerd bij de instelling voor de
gebruikersverificatie. U kunt deze optie inschakelen als u wilt
zoeken naar informatie in een standaard e-mailadresgroep.
16. Klik op Apply.
Gebruikeraccountingmethode
Acccountingmethode inschakelen
1. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in een browser in en klik
op Ga naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service
van uw apparaat.
2. Meld u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Accounting >
Accounting Method.
4. Selecteer Standard Accounting.
Als u gebruikers wilt toestaan om zich aan te melden met hun
id, schakelt u het selectievakje voor Authenticate with Login
ID only in.
5. Klik op de knop Apply.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 117
Standaard acccountinglijst
1. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in een browser in en klik
op Ga naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service
van uw apparaat.
2. Meld
u aan als beheerder op SyncThru™ Web Service. (Zie
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Accounting >
Standard Accounting List.
4. Selecteer Stan
dard Accounting.
U kunt gebruikers toevoegen door te klikken op de knop Add.
Voer een gebruikers-id en -wachtwoord in en wijs een
taakbeperking toe aan de gebruiker.
5. Klik op de
knop Apply.
Logboek
Optie Beschrijving
Taaklog U kunt taaklogboek creëren om de resultaten van
taakverwerking op te slaan in een
logboekbestand. U kunt de records afdrukken op
het tabblad Machine Setup > Beheerinstelling >
Afdrukken/Rapport > Taaklograpport.
Bedieningslog U kunt het logboek met bewerkingen inschakelen
(of uitschakelen) om verschillende bewerkingen te
registreren, zoals het formatteren van het
systeem, het creëren van een documentenvak,
bestanden verwijderen enz. U kunt de records
afdrukken in Machine Setup > Beheerinstelling
> tabblad Afdrukken/Rapport >
Bedieningslograpport.
Beveiligingsgebeu
rtenislog
U kunt een beveiligingslogboek in- of uitschakelen
voor de registratie van gebeurtenissen zoals
gebruikersverificatie, software bijwerken,
toegangsregistratie, importeren en exporteren van
gegevens enz. U kunt de records afdrukken in
Machine Setup > Beheerinstelling > tabblad
Afdrukken/Rapport >
Beveiligingsgebeurtenislograpport.
Wachtwoord van beheerder wijzigen
U kunt het wachtwoord wijzigen voor de verificatie van Beheerinstelling.
Informatie verbergen
Optie optie Beschrijving
Instelling van
verbergingsniv
eau
Alle informatie
weer
geven
Alle informatie in Taakstatus
wordt aan alle gebruikers getoond.
Alleen
ni
et-beveiligde
info weerg.
Niet-beveiligde informatie in
Taakstatus wordt getoond aan
alle gebruikers. De beveiligde
gegevens, zoals een beveiligde
lijst van ontvangen faxen of
beveiligde afdruklijst, worden
enkel getoond aan de eigenaar.
Alleen eigen
informatie
weer
geven
Alle gegevens in Taakstatus
worden aan de eigenaar getoond.
Instelling van
verbergingsme
thode
Aantal tekens
va
n informatie
In plaats van de naam van de taak
en de eigenaar in Taakstatus,
krijgt u een reeks (*) asterisken te
zien.
Vaste aantallen
b
ehalve eerste
teken
De naam van de taak en de
eigenaar in Taakstatus worden
weergegeven als een reeks
asterisks (*) voor het aantal tekens
uitgezonderd het eerste teken.
Vaste aantallen De naam van de taak en de
eig
enaar Taakstatus worden
weergegeven als een reeks
asterisks (*) voor het aantal
tekens.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 118
Optionele service
Als u de optionele functies voor dit apparaat wilt toevoegen, moet u de
optionele kit installeren en het apparaat vervolgens zodanig instellen dat
deze functies ingeschakeld en geactiveerd worden. Voer de volgende
stappen uit om deze functies in te schakelen:
1. Druk op Mach
ine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beh
eerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het ta
bblad Instelling > Optionele service.
Optie Beschrijving
N/W-scan Als u geen gebruik maakt van de
netwerkscanfunctie, selecteert u Uitschakelen.
Hierna wordt het pictogram Scan op het display
grijs weergegeven.
Analoge fax Als u geen gebruik maakt van de
netwerkscanfunctie, selecteert u Uitschakelen.
Hierna wordt het pictogram Fax op het display
uitgegrijsd.
Afb. overschrijven
op verzoek
Deze functie verwijdert uit veiligheidsredenen alle
informatie van de harde schijf. U kunt de
informatie niet meer recupereren eens ze
verwijderd is. De systeembeheerder verwijdert alle
gegevens van de harde schijf. Selecteer Afb.
overschrijven op verzoek > Inschakelen op het
tabblad Algemeen.
Afb. onmiddellijk
overschrijven
Deze functie verwijdert uit veiligheidsredenen
specifieke gegevens met betrekking tot een taak
van de harde schijf. De gegevens worden
automatisch verwijderd zodra een taak die op de
harde schijf wordt bewaard is uitgevoerd. U kunt
de informatie niet meer recupereren eens ze
verwijderd is. Selecteer Immediate Image
Overwrite > Inschakelen op het tabblad
Algemeen.
Beheer van het documentenvak
U kunt een persoon instellen die de publieke vakken in een gebruikersvak
kan verwijderen.
1. Dr
uk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Dr
uk op het tabblad Instelling > Beheer van documentenvak.
Optie Beschrijving
Verwijdering van
openbaar vak
Als u deze optie hebt ingesteld op Alleen
beheerders kan alleen de beheerder de openbaar
opgeslagen vakken in Geb vak verwijderen omdat
het apparaat het wachtwoord van de beheerder
zal vragen.
Standaard workflowbeheer
U kunt instellen of u elke functie die de standaard workflow aanbiedt al dan
niet wilt gebruiken.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
Optie Beschrijving
Automatisch
omleiden
Schakel deze optie in om een workform, inclusief
de functie automatisch omleiden, te maken en uit
te voeren.
Goedkeuren Schakel deze optie in om een workform, inclusief
de goedkeuringsfunctie, te maken en uit te
voeren.
Rapport voltooien Schakel deze optie in om een voltooiingsrapport
aan uw workform toe te voegen.
Melding voltooien Schakel deze optie in om een voltooiingsmelding
aan uw workform toe te voegen.
Standaardfax Schakel deze optie in om een workform, inclusief
de faxfunctie, te maken en uit te voeren.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 119
Een rapport afdrukken
U kunt een rapport afdrukken met de configuratie van het apparaat, een lijst
met lettertypen enzovoort.
1. Druk op Mach
ine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beh
eerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het ta
bblad Afdrukken/Rapport.
Optie Suboptie Beschrijving
Afdrukk. U kunt een Netwerkconfiguratie,
een PS3-lettert., een PCL-lettert.
en een Rapport Geplande taken
afdrukken. Rapport Geplande
takentoont wachtende taken,
uitgestelde faxtaken en taken in
de postvaklijst.
Accountingrap
porten
Informatie over
verbruiksartike
len
U kunt ook de aantallen afdrukken
die voor elke categorie met het
apparaat tot dusver zijn afgedrukt.
Netwerkverificatie
Logboekrapport
Hier worden de aanmelding-id’s
en het e-mailadres van de
gebruiker weergegeven.
Rapport
Gebruikspagin
a’s
U kunt een rapport afdrukken over
het aantal afdrukken op basis van
het papierformaat en de
papiersoort.
Accountingrap
po
rt
U kunt een rapport afdrukken over
het aantal afdrukken voor elke
aangemelde gebruiker.
Stand acc
Ra
pp Geb
Drukt de gebruikte aantal Stand
acc af
Stand acc
R
app Rest
Druk het resterende aantal Stand
acc af
Rapport Configuratiera
pp
ort
U kunt een rapport afdrukken over de
globale configuratie van het apparaat.
Faxrapport
U kunt de gegevens instellen die
worden afgedrukt op faxrapporten.
Rapport Meervoudige
verzending.
telkens als u een fax
naar verschillende bestemmingen
verzendt, stelt u deze optie in om
een verzendrapport af te drukken.
Selecteer
Aan
om een
bevestigingsrapport af te drukken
na iedere verzending. Selecteer
Bij fout
om enkel een rapport te
verzenden als er een
transmissiefout optreedt.
Uiterlijk rapport Verzonden
faxen.
u kunt aangeven of het
origineel al dan niet in het
bevestigingsrapport wordt
opgenomen.
Rapport verz./ontv. faxen.
selecteer
Aan
om ervoor te
zorgen dat het apparaat alle
verzendgegevens in een
logbestand opslaat en deze
telkens na 50 verzendingen
afdrukt. Selecteer
Uit
om ervoor te
zorgen dat het apparaat het
logbestand opslaat zonder het af
te drukken.
Rapport Fax verzonden.
er
wordt enkel een
bevestigingsrapport afgedrukt na
elke faxtaak als u faxberichten
verzendt naar één bestemming.
E-mailbevestigi
ngsrapport
In het rapport wordt de scantaak
vermeld die verzonden is via
Scan nr
e-mail
.
Aan.
het rapport wordt afgedrukt
ongeacht of een taak voltooid
werd.
Uit.
er wordt geen rapport
afgedrukt.
Bij fout.
er wordt enkel een
rapport afgedrukt als er een fout
optreedt.
Bevestiging
scannen naar
server
In het rapport wordt de scantaak
vermeld die verzonden is via SMB en
FTP.
Aan.
het rapport wordt afgedrukt
ongeacht of een taak voltooid
werd.
Uit.
er wordt geen rapport
afgedrukt.
Bij fout.
er wordt enkel een
rapport afgedrukt als er een fout
optreedt.
Optie Suboptie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 120
U kunt de statusinformatie van het apparaat ook afdrukken of
controleren met SyncThru™ Web Service. Open de webbrowser op
een computer die is aangesloten op het netwerk en typ het IP-adres
van het apparaat. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Information > Print information.
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de
instelling en het gebruik van de functies van het apparaat. U kunt deze
menu’s openen door op Machine Setup, Job Status te drukken of de
menu’s op het aanraakscherm aan te raken. Raadpleeg onderstaand
diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties
niet van toepassing op uw apparaat.
Hoofdscherm
Het hoofdscherm wordt weergegeven op het weergavescherm van het
bedieningspaneel. Afhankelijk van uw model worden bepaalde menu’s
uitgegrijsd.
Items Optie
Kopie Basis
Formaat van origineel
Verkleinen/Vergroten
Dubbelzijdig
Uitvoer
Type origineel
Tonersterkte
Papierinvoer
Geavanceerd
kopie ID
X-op-1
Poster kopiëren
Klonen
Boekje kopiëren
Boekje
Voorbladen
Transparanten
Afbeelding
Rand wissen
Achtergrond wissen
Marge verschuiven
Fax Basis
Adres
Dubbelzijdig
Resolutie
Geavanceerd
Formaat van origineel
Uitgesteld verzenden
Prioritair verzenden
Polling
Postvak
Afbeelding
Type origineel
Tonersterkte
Achtergrond wissen
Kleurmodus
Scan Scan nr e-mail
Basis
Geavanceerd
Afbeelding
Uitvoer
Scan nr pc
Basis
Geavanceerd
Afbeelding
Uitvoer
Scannen naar server
Basis
Geavanceerd
Afbeelding
Uitvoer
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 121
De knop Machine Setup
Als u op de knop Machine Setup op het bedieningspaneel drukt,
verschijnen er drie menu’s op het scherm. Apparaatstatus toont de
levensduur, tellers en rapporten van de verbruiksartikelen op het scherm.
Beheerinstelling laat u toe om geavanceerde instellingen in te stellen en
de mogelijkheden van uw apparaat op een gebruiksvriendelijke wijze
optimaal te benutten. Rapport Gebruikspagina’s drukt een rapport af met
informatie over het aantal afdrukken op basis van papierformaat en -type.
Apparaatstatus
Items Optie
Levensduur art. Tonercassette
Fuserkit
Invoerrolkit - Lade 1
Invoerrolkit - Lade 2
Invoerrolkit - Bypasslade
BTR-kit
Apparaatinfo Apparaatdetails
Ladestatus
Afdrukken/Rapport
Gebruikstellers
Beheerinstelling
Items Optie
Algemeen Apparaatinfo
Datum & Tijd
Standaardinstellingen
Afmetingen
Timers
Taal
Energiebesparing
Ladebeheer
Luchtdrukaanpassing
Contentiebeheer
Geluid
Beheer van verbruiksartikelen
Apparaattest
Afb. overschrijven op verzoek
In wachtrij plaatsen op vaste schijf
Beleid inzake opgeslagen taakbest.
Land
Achtergr. hoofdvenst.
Meerdere vakken
Stempel
Instelling Kopieerinstellingen
Fax instellen
Netwerkinstellingen
Beveiliging
Optionele service
Beheer van documentenvak
Standaard workflowbeheer
Afdrukken/
Rapport
Afdrukk.
Accountingrapporten
Rapport
Rapport Gebruikspagina’s
Als "Weet u zeker dat u het wilt afdrukken?" verschijnt, drukt u op de
toets Ja.
De knop Job Status
Dit menu toont de taak die wordt uitgevoerd, taken in wachtrij, voltooide
taken en foutboodschappen. (Zie "De knop Job Status" op pagina 32.)
Items Optie
Huidige taak Detail
Verwijd.
All. verw
Sluiten
Taak voltooid Detail
Sluiten
Actief bericht Detail
Sluiten
Doc vak Geb vak
Sys vak
Standard Workflow Favor.
Mijn werkformulier
Openbaar werkformulier
USB USB formatteren
Via USB afdrukken
Naar USB scannen
Basis
Geavanceerd
Afbeelding
Uitvoer
Items Optie
Beheerprogramma’s_ 122
14.Beheerprogramma’s
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Introductie van handige beheerprogramma’s
Gebruiken SyncThru™ Web Service
Het programma Smart Panel gebruiken
Smarthru Office
Het programma SetIP gebruiken
Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator
Introductie van handige beheerprogramma’s
Onderstaande programma’s helpen u om het apparaat op een
gebruiksvriendelijke manier te gebruiken.
"Gebruiken SyncThru™ Web Service" op pagina 122.
"Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 123.
"Smarthru Office" op pagina 124.
"Het programma SetIP gebruiken" op pagina 125.
"Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator" op pagina 126.
Gebruiken SyncThru™ Web Service
Als u uw apparaat met een netwerk hebt verbonden en de TCP/
IP-parameters correct hebt ingesteld, kunt u uw apparaat beheren via
SyncThru™Web Service, een ingebouwde webserver. Gebruik
SyncThru™Web Service om:
de
eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren,
de TC
P/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen,
de voorkeu
rinstellingen van uw printer te wijzigen,
e-mailmel
dingen in te stellen waarmee u op de hoogte wordt gehouden
van de status van het apparaat,
ondersteuning te krijgen voor het gebruik van het apparaat.
Om toegang te krijgen tot SyncThru™Web Service:
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ingesloten website wordt geopend.
Met SyncThru™ Web Service kan de beheerder het apparaat
instellen. U moet zich eerst aanmelden als u toegang wilt tot het
menu Settings of Security. Druk op de knop Login en voer
gebruikersnaam en wachtwoord in het pop-upvenster in. Druk
vervolgens op de knop Login.
De oorspronkelijke instellingen van de beheerder is als volgt:
sta
ndaard-id: admin
het sta
ndaardwachtwoord: sec00000
Overzicht van SyncThru™Web Service
Het tabblad Information: dit tabblad geeft extra informatie over uw
apparaat. U kunt bijvoorbeeld het IP-adres van het apparaat, resterende
toner, netwerkinformatie, firmwareversie enzovoort controleren. U kunt
ook rapporten afdrukken, zoals onder meer een foutenrapport.
Het tabblad
Machine Settings: op dit tabblad kunt u de opties van uw
apparaat instellen.
Het tabblad
Network Settings: hier kunt u de netwerkomgeving
weergeven en wijzigen. U kunt bijvoorbeeld TCP/IP-instellingen
aanpassen, Ether Talk, enzovoort instellen.
Het tabblad
Maintenance: hier kunt u uw apparaat onderhouden door
de firmware bij te werken en beveiligingsinformatie instellen.
Het tabblad
Support: hier kunt u contactgegevens instellen om e-mails
te verzenden. U kunt ook een verbinding maken met de SEC-website of
stuurprogramma’s downloaden door Link te selecteren.
Beheerprogramma’s_ 123
E-mail Notification Setup
Als u deze optie instelt ontvangt u e-mailmeldingen over de status van uw
apparaat.
1. Ope
n een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ing
esloten website wordt geopend.
3. Selecteer
Machine Settings in E-mail Notification Setup.
4. Gee
f de vereiste instellingen op.
5. Klik op Apply.
Het programma Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u
daarvan op de hoogte houdt. U kunt er ook de instellingen van het apparaat
aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u
Smart Panel downloaden van de website van Samsung en installeren (zie
"SmartPanel installeren" op pagina 38).
Dit zijn de systeemvereisten om dit programma te gebruiken:
Win
dows. Ga na welke Windows-versies compatibel zijn met uw
apparaat. (Zie "Systeemvereisten" op pagina 35.)
Ma
c OS X 10.3 of hoger
Linu
x. Ga na welke Linux-versies compatibel zijn met uw apparaat.
(Zie "Systeemvereisten" op pagina 35.)
Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
De exacte naam van uw printermodel vindt u op de bijgeleverde
cd-
rom.
Informatie over Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken kunt u de fout controleren in
Smart Panel.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram
vo
or Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows) of in het
systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de statusbalk (Mac OS
X).
Windows Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
Macintosh
Dubbelklik op dit pictogram in Mac OS X.
Linux
Dubbelklik op dit pictogram in Linux.
Als u Windows gebruikt kunt u het opstarten vanaf het menu Start
selecteert u Progr
amma’s of Alle programma’s > naam van uw
printerstuurprogramma > Smart Panel.
Als u al meer dan een Samsung-apparaat hebt geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer uw
apparaat.
H
et venster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer, het
resteren
de tonerniveau in de tonercassette(s) en een heleboel andere
informatie. U kunt ook de instellingen wijzigen.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Nu kopen U kunt reservetonercassette(s) online bestellen.
3
Gebruikersha
ndleiding
Gebruikershandleiding weergeven.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt de sectie
probleemoplossing direct openen in de
gebruikershandleiding.
4
Instelling
printer
Hiermee configureert u verschillende
apparaatinstellingen in het venster van het
Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle
apparaten beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat met een netwerk verbindt,
verschijnt het venster SyncThru™ Web
Service in plaats van het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Beheerprogramma’s_ 124
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogra
m voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids.
De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op
het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster Opties.
Smarthru Office
Op de meegeleverde cd-rom met software vindt u SmarThru Office.
SmarThru Office biedt een aantal handige functies voor het gebruik van uw
apparaat.
Opstarten SmarThru Office
Volg onderstaande stappen om SmarThru Office op te starten:
1. Zorg
ervoor dat uw apparaat en de computer zijn ingeschakeld en op de
juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2. Na de in
stallatie van SmarThru Office wordt het pictogram voor
SmarThru Office op het bureaublad weergegeven.
3. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office.
4. SmarThru Office verschijnt.
Voor meer informatie klikt u op Help > Smar
Thru Office Help.
Snelstartgids
Dit menu toont snelknoppen voor een aantal functies. De snelknoppen zijn:
Categorieën, Ringband, Levenscyclus, Scannen en tekstherkenning,
Herstellen en verbeteren en Samsung-website. U kunt dit menu
uitschakelen door "Dit dialoogvenster niet meer weergeven" in te
schakelen.
SmarThru Office gebruiken
Scannen
1. Klik op het pictogram voor scannen.
In het Windows XP-besturingssysteem kunt u het
opstartprogramma SmarThru Office gebruiken dat zich
rechts op de taakbalk bevindt om het venster
Scaninstelling te openen.
In andere besturingssystemen (dan Windows XP) moet u
op het pictogram SmarThru
in de taakbalk van
Windows klikken om het opstartprogramma SmarThru
Of
fice te activeren.
2. Het venster Scaninstelling wordt geopend.
1
Scanner
selectere
n
Hiermee kunt u kiezen tussen lokale of de
netwerkscanner.
2
Profiel
selectere
n
Hiermee kunt u de instellingen voor regelmatig
toekomstig gebruik opslaan. Klik op Nieuw profiel
om de instellingen op te slaan.
3
Scaninst
ellingen
Hiermee kunt u de instellingen voor Scanformaat
en Papierinvoer aanpassen.
4
Scannen
naar
Hiermee kunt u de instellingen van
Bestandsnaam en de locatie voor de ingescande
gegevens aanpassen.
Klik op de knop Geavanceerd om meer scanopties in te
stellen.
3. Geef de scaninstellingen op en klik op Scannen.
Voor meer informatie klikt u op Help > Smar
Thru Office Help.
5
Instelling
stuurprogram
ma
Geef alle apparaatopties die u nodig hebt op in het
venster Vo
orkeursinstellingen. Deze functie is
alleen beschikbaar in Windows. (Zie "Informatie
over Voorkeursinstellingen voor afdrukken" op
pagina 58.)
Beheerprogramma’s_ 125
Verzenden naar
FTP
U kunt bestanden opladen naar een FTP-server terwijl u met SmarThru
Office werkt.
1. Selecteer Bestand > Verzenden naar > Verzenden via FTP.
2. Het venster Verzenden via FTP wordt geopend.
3. Selecteer uw apparaat en klik op Uploaden.
E-mail
U kunt e-mails versturen terwijl u met SmarThru Office werkt.
U hebt een e-mailclient nodig, zoals Outlook Express, om e-mails
te verzenden naar SmarThru Office. De procedure voor het
versturen van e-mails kan verschillen afhankelijk van het
e-mailclientprogramma dat u gebruikt.
1. Selecteer Bestand > Verzenden naar > Verzenden via e-mail.
2. Er wordt een e-mailclient geopend.
3. Voer de vereiste gegevens in en verstuur uw e-mail.
Faxen
U kunt e-mails verzenden terwijl u met SmarThru Office werkt.
1. Selecteer Bestand > Verzenden naar > Verzenden via fax.
2. Het venster Fax verzenden wordt geopend.
3. Voer de vereiste gegevens in en klik op Fax verzenden.
Klik voor meer informatie op SmarThru Office Help > SmarThru
Office Help. Het venster SmarThru Office Help verschijnt; u kunt
de on-screenhelpfunctie die met het programma SmarThru werd
meegeleverd weergeven.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van SmarThru
Office ongedaan te maken. Sluit alle toepassingen op de computer
voor u het verwijdert.
a) Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle
programma’s.
b) Selecteer SmarThru Office en vervolgens Installatie van
SmarThru Office ongedaan maken.
c) Lees de verklaring en klik op OK als u wordt gevraagd om uw
keuze te bevestigen.
d) Klik op Finish.
Het programma SetIP gebruiken
Macintosh en Linux ondersteunen dit programma niet.
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface.
Het wordt vooral door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van
meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als het apparaat met
een netwerk is verbonden.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die met het apparaat werd
meegeleverd. Als de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd,
sluit u het venster.
2. In het menu Start selecteert u Deze computer en vervolgens opent u
station X. (X staat voor de letter die aan uw cd-romstation is
toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Klik op OK.
6. Selecteer indien nodig een taal uit de vervolgkeuzelijst.
7. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het MAC-adres van uw apparaat afdrukken
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Apparaatstatus > tabblad Apparaatinfo > Afdrukken/
Rapport.
3. Druk op Systeemrapport.
4. Schuif in de lijst naar beneden en selecteer
Netwerkconfiguratierapport.
5. Druk op Afdrukk..
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het Netwerkconfiguratierapport van het apparaat af om het
MAC-adres van uw apparaat te kennen.
2. In het menu Start van Windows selecteert u Programma’s of Alle
programma’s > Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
3. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op Apply.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg.
5. Klik op OK. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of
alle instellingen juist zijn.
6. Klik op Exit.
Beheerprogramma’s_ 126
Gebruik in Linux van de Unified Driver
Configurator
Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te gebruiken (zie "Linux Unified
Driver installeren" op pagina 38).
Na de installatie van het stuurprogram
ma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
De Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op pictogram voor Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
U kunt ook op het pictogram St
artup klikken en achtereenvolgens
Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. Druk op de knoppen links om over te schakelen naar het
overeenkomstige configuratievenster.
1 Printers
Configuration
2 Scanners
Configuration
3 Ports
Configuration
Klik op Help voor schermhulp.
3. Bre
ng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
Printers configuration
Printers configuration heeft twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
1
Hiermee schakelt u naar Printers configuration.
2
Hiermee worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw
apparaat weergegeven.
De besturingsknoppen van de printer zijn:
Refre
sh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Pr
inter: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printe
r: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as
Default: hiermee stelt u het huidige apparaat in als
standaardapparaat.
St
op/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Tes
t: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
Properties: hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Beheerprogramma’s_ 127
Het tabblad Classes
Op het tabblad Klassen wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten
in de klasse aan.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class
: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Rem
ove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Scanners configuration
In dit venster kunt u de status van scanners controleren, een lijst met
geïnstalleerde apparaten van Samsung weergeven, eigenschappen van
apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
1
Hiermee schakelt u naar Scanners configuration.
2
Hiermee geeft u alle geïnstalleerde scanners weer.
3
Hiermee toont u leverancier, model en type van de scanner.
Properties: hiermee kunt u de scaneigenschappen wijzigen en een
document scannen.
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
1
Hiermee schakelt u naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
R
elease port: hiermee wordt de geselecteerde poort vrijgegeven.
Hiermee kunt u poorten tussen printers en scanners
delen.
Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer
worden aangesloten. Aangezien het MFP-apparaat uit meer dan één
apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van
’gebruikers’-toepassingen tot deze apparaten via de enige I/O-poort op
de juiste manier gebeuren.
Het Unified Linux Driver-pakket biedt een geschikt mechanisme voor het
d
elen van poorten dat wordt gebruikt door de printer- en
scannerstuurprogramma’s van Samsung. De stuurprogramma’s
benaderen de apparaten via zogenaamde MFP-poorten. De huidige
status van een MFP-poort kan worden bekeken in Ports configuration.
Door het delen van poorten voorkomt u dat u een functioneel blok van
het MFP-apparaat benadert terwijl een ander blok in gebruik is.
Wij raden u sterk aan Unified Driver Con
figurator te gebruiken als u een
nieuw apparaat op uw systeem installeert. In dit geval wordt u gevraagd
een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt
u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor
MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
scannerstuurprogramma’s, zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Onderhoud_ 128
15.Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een rapport over het app
araat afdrukken
De levensduur van de verbruiksartikele
n controleren
Het serienummer zoeken
Faxgeheugen wissen
Melding verzenden voor het bijbestellen van toner
Opgeslagen documenten controleren
Uw apparaat reinigen
De tonercassette bewaren
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
Een rapport over het apparaat afdrukken
Zie "Een rapport afdrukken" op pagina 119.
De levensduur van de verbruiksartikelen
controleren
Volg onderstaande stappen om de indicatoren van de levensduur van de
verbruiksartikelen weer te geven.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op App
araatstatus.
3. Controle
er het verbruik van elk verbruiksartikel.
Het serienummer zoeken
Volg onderstaande stappen om uw serienummer op het scherm te
controleren:
1. Druk op Mach
ine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op App
araatstatus > het tabblad Apparaatinfo >
Apparaatdetails.
Faxgeheugen wissen
U kunt het faxgeheugen wissen. Er zijn twee manieren om het faxgeheugen
te wissen. Ga alsvolgt te werk:
Als u het faxgeheugen wist zonder een faxtaak af te drukken, wist u
het zonder de inhoud te controleren. Let erop dat u geen belangrijk
document wist.
Het faxgeheugen wissen door een faxtaak af te
drukken
Ontvangen fax afdrukken. Het faxgeheugen zal automatisch worden gewist.
Het faxgeheugen wissen zonder een faxtaak af te
drukken
Vanaf
Taakstatus
> het tabblad
Huidige taak
in het hoofdscherm van de fax.
Klik op All. verw om alle taken uit de lijst te wissen.
Deze optie wist alle taken uit het geheugen. Zorg ervoor dat u enkel
fa
xtaken wist.
Om all
een faxtaken uit de lijst te wissen, selecteert u faxtaken uit de lijst
Type taak en klikt u op Verwijd..
Melding verzenden voor het bijbestellen van
toner
Als u het apparaat zo wilt instellen dat het u waarschuwt als de
tonercassette bijna leeg is en deze bijbesteld moet worden, doet u het
volgende:
1. Dr
uk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Beheerinstelling. Zodra het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Algemeen > Beheer van verbruiksartikelen >
Melding voor bestel. nieuwe tonercassette.
4. Dr
uk op Rest. levensduur vóór bijbestellen toner en selecteer een
percentage.
5. Dr
uk op OK.
Opgeslagen documenten controleren
Er wordt een lijst met documenten van de afdruk- of faxtaak weergegeven.
Druk op Opgeslagen doc. in het hoofdscherm. Als het scherm een ander
menu weergeeft, drukt u op (
) om naar het hoofdscherm te gaan.
H
et tabblad Openbaar: hier wordt de lijst van uitgestelde en
opgeslagen afdruktaken weergegeven.
Het tabblad Beveiligd: hier wordt de lijst van beveiligde afdruktaken,
beveiligde ontvangen taken en beveiligde opgeslagen afdruktaken
weergegeven.
Ge
bruik.naam: hier wordt de gebruikersnaam weergegeven van
diegene die de taak heeft opgeslagen.
Bestandnaam: hier wordt de taaknaam weergegeven die geregistreerd
is in de taakgegevens. Bij afdrukken via de computer wordt de
bestandsnaam weergegeven.
Da
tum: hier wordt de geregistreerde datum van de taak weergegeven.
Pa
gina: hier wordt het totale aantal pagina’s van de taak weergegeven.
De
tail: er verschijnt een afzonderlijk bericht met elementaire
taakgegevens, inclusief bestandsgrootte en papierformaat en -type.
Bewerken: hiermee kunt u de bestandsnaam wijzigen.
Verw
ijd.: hiermee verwijdert u de geselecteerde lijst.
Al
l. verw: hiermee verwijdert u de volledige lijst.
Af
drukk.: hiermee drukt u de geselecteerde lijst af.
Onderhoud_ 129
Uw apparaat reinigen
Als er problemen met de afdrukkwaliteit opduiken of als u uw apparaat in
een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken. Zo garandeert u de beste afdrukcondities en een langere
levensduur.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als e
r toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is
terecht gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger
gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk
voor u zijn.
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije
doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er
geen water op of in het apparaat terechtkomt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1. Sch
akel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Ope
n de klep aan de voorkant en verwijder de tonercassette. Plaats de
tonercassette op een schoon, horizontaal oppervlak.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor
zorgen dat ze niet langer dan enkele minuten aan licht wordt
blootgesteld. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raa
k de groene onderkant van de tonercassette niet aan.
Neem de cassette vast bij de handgreep, zodat u deze zone
niet hoeft aan te raken.
3. Ve
rwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en
gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Zorg dat u bij het reinigen van de binnenkant van het apparaat de
transportrol of andere onderdelen niet beschadigt. Gebruik geen
oplosmiddelen, zoals benzeen of verdunner, om te reinigen. Dit
kan de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden en het apparaat
beschadigen.
4. L
okaliseer de lange glasstrook bovenaan aan de binnenkant van het
cassettecompartiment en maak ze voorzichtig schoon met een
wattenstaafje.
5. Steek de tonercassette er opnieuw in en sluit de voorklep.
6. Stee
k de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Onderhoud_ 130
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig
een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met
een beetje water.
2. Ope
n het deksel van de scanner.
3. Veeg de
glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer
schoon en droog ze daarna af.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat
3 Glasplaat van de
documentinvoer
4 Wit blad
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en
droog het af.
5. Sluit het deksel van de scanner.
De tonercassette bewaren
Neem de volgende richtlijnen in acht voor de beste afdrukresultaten met de
tonercassette:
H
aal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u ze
gaat gebruiken.
Vul de tonerca
ssette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van
bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in eenzelfde omgeving als uw apparaat.
Verwachte levensduur van de cassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner
die voor de afdruktaken vereist is. Het aantal pagina’s dat men kan
afdrukken is ook afhankelijk van de afdrukdichtheid, de
omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en
het type en formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel
afbeeldingen afdrukt, moet de tonercassette vaker worden vervangen.
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat
Houd het apparaat niet ondersteboven of op zijn kant als u het
verplaatst. Er kan dan toner vrijkomen binnen in het apparaat waardoor
er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan
verslechteren.
Als u het appa
raat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee
mensen het apparaat goed vasthouden.
Als u
het apparaat verplaatst of als het apparaat voor lange tijd niet
wordt gebruikt, moet u de scanner vergrendelen. (Zie "Voorkant" op
pagina 28.)
Problemen oplossen_ 131
16.Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
Vastgelopen originele documenten verwijderden
Tips om papierstoringen te voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Informatie over displaymeldingen
Andere problemen oplossen
Toner herverdelen
Wanneer de tonercassette bijna leeg is:
verschijn
en er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk.
verschijn
t de volgende melding op het display: Tonercassette is bijna
leeg. Bestel een nieuwe..
knippert de Status-LED rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit ti
jdelijk verbeteren door de resterende
toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte
strepen of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is
verdeeld.
1. Open de voorklep.
2. Verwijd
er de tonercassette.
3. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner gelijkmatig
te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem
de cassette vast bij de handgreep, zodat u deze zone niet hoeft
aan te raken.
4. Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
De uitsteeksels aan de zijkanten van de cassette en de
co
rresponderende groeven in het apparaat leiden de cassette in de
juiste positie tot ze vast klikt.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Problemen oplossen_ 132
Vastgelopen originele documenten verwijderden
Als een origineel vastloopt in de ADI, verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Pak
het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig met beide handen naar rechts te
trekken.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
3. O
pen de klep van de ADI.
4. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
5. Ope
n de binnenste klep van de ADI. Verwijder voorzichtig het
vastgelopen papier.
Ga naar stap 7 als u geen papier ziet in dit gebied.
6. Sl
uit de binnenste klep van de ADI en de klep van de ADI. Plaats de
pagina’s die u hebt verwijderd terug in de ADI.
7. Ope
n het deksel van de scanner.
8. Pa
k het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het papier uit het
invoergebied door het voorzichtig met beide handen naar rechts te
trekken.
1 Scannerdeksel
9. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw
in de ADI.
Problemen oplossen_ 133
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt.
Zorg
ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld. (Zie
"Papier in de lade plaatsen" op pagina 49.)
Plaats niet te veel papier in de lade
. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig he
t papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Geb
ruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats
geen verschillende soorten papier in een lade.
Geb
ruik alleen aanbevolen afdrukmedia. (Zie "Papierformaat en -type
instellen" op pagina 53.)
Zorg
ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
Als
er regelmatig papier van A5/B5-formaat vastloopt, kunt u het
volgende doen: plaats het papier in de lade met de langste zijde
evenwijdig met de voorkant van de lade.
Als u het papier op deze manier plaatst, wordt dubbelzijdig afdrukken
niet ondersteund.
Stel in het venster Voo
rkeursinstellingen voor afdrukken de
afdrukstand in op 90 graden gedraaid. (Zie "Het tabblad Papier" op
pagina 59.)
Papierstoringen verhelpen
Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
scherm.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
In lade 1
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier kunt verwijderen.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende stap.
2. T
rek lade 1 uit.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Als het papier niet beweegt als u eraan trekt, of als er geen papier te
zien is in dit deel van de printer, controleert u de fixeereenheid rond de
tonercassette. (Zie "Binnen in het apparaat" op pagina 135.)
4. Sch
uif papierlade 1 terug in het apparaat tot ze op haar plaats klikt. De
printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 134
In optionele lade 2
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier kunt verwijderen.
1. Trek de optionele lade 2 naar buiten.
2. Verwijd
er het vastgelopen papier uit het apparaat.
Stop als het papier niet beweegt als u eraan trekt of als u het papier niet
kunt zien in dit deel van de printer, en ga door met de volgende stap.
3. Trek Lade 1 half uit de printer.
4. Trek het pap
ier voorzichtig naar boven en haal het eruit.
5. Plaats de laden weer in het apparaat. De printer gaat automatisch door
met afdrukken.
In de multifunctionele lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier kunt verwijderen.
1. Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit het
apparaat.
2. Open en sluit de klep aan de voorzijde om verder te gaan met
afdrukken.
Problemen oplossen_ 135
Binnen in het apparaat
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier kunt verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep aan de voorzijde en trek de tonercassette naar buiten door
ze voorzichtig naar beneden te drukken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de voorzijde. De
printer gaat automatisch door met afdrukken.
In het uitvoergebied
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier kunt verwijderen.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet.
2. T
rek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand voelt
als u eraan trekt en ga door met de volgende stap.
3. Ope
n de achterklep.
4. D
ruk de hendel naar beneden als u het vastgelopen papier ziet en
verwijder het papier. Ga door met stap 9.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt zien.
5. Ma
ak de witte strip los die de klep aan de achterkant van het apparaat
afsluit en open de klep volledig zoals afgebeeld.
Problemen oplossen_ 136
6. Vouw de duplex-geleider volledig uit.
7. Open de klep bij de fixeereenheid door de hendel van de fixeereenheid
naar rechts te drukken.
8. Trek het vastgelopen papier uit het apparaat.
Als het vastgelopen papier niet beweegt als u eraan trekt, duwt u de
hen
del aan weerskanten omhoog om het los te maken, en verwijdert u
het.
9. Plaats de hendel, klep, stopper en geleiders weer in hun oorspronkelijke
positie.
10. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Rond de duplex-eenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier kunt verwijderen.
Als de duplex-eenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan er
zich een papierstoring voordoen. Zorg ervoor dat de duplex-eenheid op de
juiste manier wordt geplaatst.
1. H
aal de duplex-eenheid uit het apparaat.
2. Verwijder het vastgelopen papier uit de duplex-eenheid.
Als het papier er niet samen met de duplex-eenheid uitkomt, verwijdert u
het papier onderaan in het apparaat.
Schuif de duplex-eenheid weer in de printer.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt zien.
3. Ope
n de achterklep.
Problemen oplossen_ 137
4. Vouw de duplex-geleider volledig uit.
5. Trek het vastgelopen papier uit het apparaat.
6. Plaats de duplex-geleider terug en sluit de achterklep.
Informatie over displaymeldingen
Op het display van het bedieningspaneel verschijnen meldingen om de
status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande
tabellen voor de betekenis van de meldingen en verhelp het probleem
indien nodig.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat
uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft
voordoen.
Al
s u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u
het bericht op het display doorgeeft aan de medewerker van de
klantenservice.
Afha
nkelijk van de opties of het model zullen sommige meldingen
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
[zzz] geeft de foutcode aan. Als u
contact opneemt met de
klantenservice, geeft u deze code op zodat het probleem kan
worden behandeld.
U ziet nu mogelijk een uitroepteken ( ) of een kruismarkering
(
) bovenaan links op het scherm. Druk in dat geval op het
vraagteken voor meer informatie over de verbruiksartikelen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Faxgeheugen is
bijna vol. Druk een
ontvangen faxtaak
af of verwijder er
een.
Er is geen
faxgeh
eugen meer
beschikbaar. Er
kunnen geen
faxgegevens meer
worden ontvangen.
Druk de ontvangen
faxgegevens af of
verwijder ze uit het
faxgeheugen. Bel de
klantenservice om het
faxgeheugen te wissen.
Het faxgeheugen is
vol. Druk een
ontvangen faxtaak
af of verwijder er
een.
Er is nu 1 MB
faxgeheugen
beschikbaar.
Verwijder de ontvangen
faxgegevens uit het
geheugen om
geheugenruimte vrij te
maken. Neem contact op
met de klantenservice.
Probleem met de
fuser: [zzz]. Zet het
apparaat uit en
weer aan.
Er is een probleem
met de fixeereenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantenservice
als het probleem zich
blijft voordoen.
Probleem met LSU:
[zzz]. Zet het
apparaat uit en
weer aan.
Er is een probleem
met de bediening van
de LSU.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantenservice
als het probleem zich
blijft voordoen.
Er is een origineel
vastgelopen vóór
de scanner
De originelen zijn
vastgel
open in de
ADI.
Open de klep van de ADI
en verwijder het
vastgelopen origineel.
Er is een origineel
vastgelopen vóór
het duplexpad van
de scanner
De originelen zijn bij
het dubbelzijdig
afdrukken
vastgelopen in de
ADI.
Verwijder het
vastgelo
pen papier.
Problemen oplossen_ 138
Het origineel is in
de scanner
vastgelopen
De poortsensor is niet
snel genoeg
geactiveerd na de
activering van de
scansensor.
Als het apparaat
ingeschakeld is, wordt
er vastgelopen papier
gedetecteerd in de
ADI.
Open de klep van de ADI
en verwijder het
vastgelopen origineel.
Origineel
vastgelopen
tijdens het
omkeren van het
papier in de
scanner.
Het document heeft
de duplex-sensor niet
op tijd kunnen
activeren terwijl het
werd omgekeerd.
Trek de
documentinvoerlade
omhoog en verwijder het
vastgelopen origineel.
(Zie
"Vastgelopen
originele documenten
verwijderden" op
pagina 132.)
Papierstoring
onderaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Rond de
duplex-eenheid" op
pagina 136.)
Papierstoring
bovenaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Rond de
duplex-eenheid" op
pagina 136.)
Papierstoring in
het uitvoergebied
Er is papier
vastgelopen in het
fixeergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In het uitvoergebied" op
pagina 135.)
Papierstoring in
MP-lade
Papierinvoerfout in de
multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In de multifunctionele
lade" op pagina 134.)
Papierstoring in
lade 1
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In lade 1" op
pagina 133.)
Papierstoring in
lade 2
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In optionele lade 2" op
pagina 134.)
Papierstoring in
het duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Rond de
duplex-eenheid" op
pagina 136.)
Papierstoring
binnenin het
apparaat
Er is papier
vastgelopen in het
registratiegebied.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Binnen in het apparaat"
op pagina 135.)
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Vergren. van
scanner is
geblokkeerd of er
is een ander probl.
De
CCD-vergrendeling
(Charged Coupled
Device) is
geactiveerd.
Deactiveer de
CCD-vergrendeling. (Zie
"Voorkant" op pagina 28.)
U kunt het apparaat ook
uit- en aanzetten. Neem
contact op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem met
sensor: [zzz].
Neem contact op
met de
klantendienst.
Er is een probleem
met het
sensorsignaal.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantenservice
als het probleem zich
blijft voordoen.
Schud de
tonercassette heen
en weer
De tonercassette is
bijna leeg.
Schud de cassette vijf tot
zes keer heen en weer
om de toner gelijkmatig te
verdelen. (Zie
"Toner
herverdelen" op
pagina 131.)
Systeemfout: [zzz].
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem
met de werking van
het systeem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantenservice
als het probleem zich
blijft voordoen.
Conflict tussen dit
IP-adres en een
reeds gebruikt
IP-adres. Contr. dit
probl.
Het IP-adres wordt
elders gebruikt.
Controleer het IP-adres
of stel een nieuw
IP-adres in.
De tonercassette is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De tonercassette die u
hebt geplaatst, is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een
tonercassette van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat. (Zie
"Verkrijgbare
verbruiksartikelen" op
pagina 150.)
Er is geen
tonercassette
geplaatst. Plaats er
een.
De tonercassette is
niet geïnstalleerd of
de CRUM (Consumer
Replaceable Unit
Monitor) in de
cassette is niet op de
juiste wijze
aangesloten.
Probeer de tonercassette
(opnieuw) te installeren.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 139
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijhorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde tot
het probleem is verholpen. Neem contact op met de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Probleem met het aanraakscherm
Probleem Voorgestelde oplossingen
Er wordt niets
weergegeven op het
aanraakscherm.
Schakel het apparaat uit en weer in. Neem
contact op met de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Problemen met papierinvoer
De tonercassette is
versleten. Plaats
een nieuwe.
De tonercassette is
leeg. Het apparaat
drukt niet meer af.
U kunt de optie
selecteren in Stop,
Doorgaan. Als u Stop
selecteert, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
(Zie "De tonercassette
vervangen" op
pagina 151
.)
Tonercassette is
leeg. Plaats een
nieuwe.
De tonercassette
h
eeft het einde van
haar levensduur
bereikt.
Dit bericht verschijnt als
de tonercassette volledig
leeg is, en de printer
stopt met afdrukken.
Vervang de tonercassette
door een originele
tonercassette van
Samsung. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 151
.)
Tonercassette is
bijna leeg. Bestel
een nieuwe.
De tonercassette is
bijna leeg.
Zorg dat u over een
vervangende cassette
beschikt. (Zie "Toner
herverdelen" op
pagina 131
.)
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Probleem Voorgestelde oplossingen
Papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 133
.)
Papier kleeft aan
elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Zo
rg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
(Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 158.)
Haa
l het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papi
er werd niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er l
igt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papi
er is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat
voldoet. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Als een ori
gineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van de
ADI mogelijk worden vervangen. Neem
contact op met de klantenservice.
Problemen oplossen_ 140
Afdrukproblemen
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
voor het apparaat voldoet. (Zie
"Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 158.)
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van de
ADI mogelijk worden vervangen. Neem
contact op met de klantenservice.
Transparanten
plakken aan elkaar
in de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal voor
laserprinters bedoeld zijn. Verwijder elke
transparant zodra deze is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de
voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie "Papierstoringen verhelpen"
op pagina 133.)
De papierlade is leeg. Plaats papier. (Zie "Papier in
de lade plaatsen" op pagina 49.)
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met de klantenservice als er een
systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is niet
goed aangesloten.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en druk
een document af. U kunt ook
proberen om een andere kabel
voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
om na te gaan of
alle afdrukinstellingen correct
zijn. (Zie "Voorkeursinstellingen
voor afdrukken openen" op
pagina 58.)
Mogelijk is het
printerstuurprogramm
a niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met
USB verbonden apparaat
installeren" op pagina 36, "Het
stuurprogramma van een met
een netwerk verbonden
apparaat installeren" op
pagina 41.)
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft. Neem
contact op met de
klantenservice.
Problemen oplossen_ 141
(Vervolg) Het
apparaat drukt
niet af.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de harde schijf van de
computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde
schijf vrij en druk het document
opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
De papieroptie die in
de
Voorkeursinstelling
en voor afdrukken
is
geselecteerd, is
mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen
kan de lade worden
geselecteerd op het tabblad
Papier in de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
. Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg Help bij
het printerstuurprogramma. (Zie
"Voorkeursinstellingen voor
afdrukken openen" op
pagina 58.)
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het papierformaat
dat in het
printerstuurprogramma is
ingesteld overeenstemt met het
papier in de papierlade.
Controleer of het papierformaat
dat in het
printerstuurprogramma is
ingesteld overeenstemt met het
papier dat in het gebruikte
programma werd geselecteerd.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Het apparaat
drukt wel af, maar
de tekst is niet
correct,
vervormd of niet
compleet.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk,
aan op een andere
computer en druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het
printerselectiemenu van de
toepassing of u het juiste
apparaat hebt geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op.
Schakel het apparaat uit en
weer in.
Als u in een
DOS-omgeving
werkt, is het
mogelijk dat het
lettertype voor uw
apparaat verkeerd
is ingesteld.
Wijzig de
lettertype-instelling. (Zie
"De
instelling lettertype wijzigen"
op pagina 46.)
Er worden blanco
pagina’s
’afgedrukt’.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Vervang indien
nodig de tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken
als een afbeelding. Schakel
Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 142
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
De kwaliteit van
de afgedrukte
foto’s is niet
goed. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van
de foto. Als u de afmetingen
van de foto in het
programma vergroot, wordt
de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
afdrukken ter
hoogte van de
uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van
gepe
rforeerd papier
kan damp
veroorzaken tijdens
het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
Het apparaat
drukt geen
speciaal papier
zoals
rekeningpapier
af.
Papierformaat en
papierformaatinstell
ing komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat
in onder Aangepast in het
tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken. (Zie "Het
tabblad Papier" op
pagina 59.)
Probleem Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage
afdrukken
Als u een witte streep of lichtere plekken op
de afdruk ziet, is de toner bijna op. Door de
resterende toner over de cassette te
verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een
aantal afdrukken mee maken. (Zie "Toner
herverdelen" op pagina 131.) Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet ve
rbetert, moet u
een nieuwe tonercassette plaatsen.
Mog
elijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Het papier kan
bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. (Zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 158.)
Als de
hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of staat het
apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig de
afdrukresolutie en schakel de
tonerspaarstand uit. Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma.
Ee
n combinatie van vage plekken en vegen
kan erop wijzen dat de tonercassette
gereinigd moet worden. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 129.)
He
t oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 129.)
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Tonervlekken
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn. (Zie "Specificaties van
de afdrukmedia" op pagina 158.)
Moge
lijk is de transportrol vuil. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact
op met de klantenservice.
He
t papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
klantenservice.
Onregelmatighede
n
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen:
Er zit
mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
H
et vochtgehalte van het papier is niet op
alle plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Ee
n hele partij papier is niet in orde.
Problemen tijdens de productie kunnen ertoe
leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken,
klik op het tabblad Papier en stel het type in
op Dik papier. (Zie "Voorkeursinstellingen
voor afdrukken openen" op pagina 58.)
Al
s het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
H
et papier is te ruw en er valt veel vuil van
het papier op de interne onderdelen van het
apparaat waardoor de transportrol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
(Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 129.)
H
et papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 129.)
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
H
et oppervlak (drumgedeelte) van de
tonercassette in het apparaat vertoont
mogelijk krassen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 151.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
H
et oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 129
.)
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 143
Gekleurde of
zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Geb
ruik papier met een lager gewicht. (Zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 158.)
Controle
er de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge omstandigheden of een
hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijd
er de oude tonercassette en plaats
een nieuwe. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 151.)
Tonervlekken Als toner over de pagina wordt uitgesmeerd:
Rein
ig de binnenkant van het apparaat. (Zie
"Binnenkant reinigen" op pagina 129.)
Controle
er de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Verwijd
er de tonercassette en installeer een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 151.)
Verticaal
teru
gkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De to
nercassette is mogelijk defect. Als u het
probleem blijft bestaan, vervangt u de
tonercassette door een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 151.)
Er
zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. In geval van
onregelmatigheden op de achterkant van de
pagina, zal het probleem waarschijnlijk na
enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeeree
nheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de klantenservice.
Schaduwvlekken
A
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door
kleine hoeveelheden toner die willekeurig
verspreid op de afdruk voorkomen.
Mi
sschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het
moment dat u het gaat gebruiken, zodat het
papier niet te veel vocht opneemt.
Wij
zig de afdruklayout als er
schaduwvlekken verschijnen op een envelop
om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een
gebied met overlappende naden aan de
rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als het ge
hele oppervlak van een afgedrukte
pagina wordt bedekt met schaduwvlekken
kiest u een andere afdrukresolutie in het
softwareprogramma of in de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
(Zie "Voorkeursinstellingen voor afdrukken
openen" op pagina 58
.)
Probleem Voorgestelde oplossingen
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold"
effect), kan het papier te glad zijn. Probeer
een ander soort papier. (Zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 158.)
Als te
kens er misvormd uitzien en een
golvend effect geven, vereist de
scannereenheid mogelijk onderhoud. (Zie
"Scannereenheid reinigen" op pagina 130.)
Papier schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Z
org ervoor dat de geleiders niet te veel maar
ook niet te weinig tegen de stapel papier
worden aangedrukt.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 158.)
Draa
i de stapel papier in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de
lade.
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Draa
i de stapel papier in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de
lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 129.)
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 144
Problemen met kopiëren
Effen kleur of
zwarte pagina’s
A
Mogelijk is de tonercassette niet goed
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats
deze opnieuw.
Mog
elijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
"De tonercassette vervangen" op
pagina 151.)
He
t apparaat moet mogelijk worden hersteld.
Neem contact op met de klantenservice.
Losse toner
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie
"Binnenkant reinigen" op pagina 129.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 158.)
Ver
wijder de tonercassette en installeer een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 151.)
L
ost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met de klantenservice.
Openingen in
tekens
A
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart
zouden moeten zijn:
Als d
it probleem optreedt bij transparanten,
probeert u een ander soort transparant.
Wegens de samenstelling van de
transparanten zijn enkele onvolledige tekens
normaal.
Mi
sschien drukt u af op de verkeerde kant
van het papier. Verwijder het papier en draai
het om.
Mo
gelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. (Zie "Specificaties van
de afdrukmedia" op pagina 158.)
Horizontale
stre
pen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of
vegen het volgende:
Mo
gelijk is de tonercassette onjuist
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats
deze opnieuw.
M
ogelijk is de tonercassette defect.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 151.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met de klantenservice.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het
papier niet wordt ingevoerd, doet u het
volgende:
D
raai de stapel papier in de lade om.
Probeer het papier ook eens 180° te draaien
in de lade.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken,
klik op het tabblad Papier en stel het type in
op Dun papier. (Zie "Voorkeursinstellingen
voor afdrukken openen" op pagina 58.)
Er verschijnt
v
oortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Uw apparaat wordt mogelijk op meer dan 1.500
m
hoogte gebruikt, wat de afdrukkwaliteit kan
beïnvloeden, met bijvoorbeeld losse toner of
een lichtere afbeelding tot gevolg. Stel de juiste
hoogte van uw apparaat in. (Zie
"Hoogteaanpassing" op pagina 44.)
Probleem Doe het volgende
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik de Licht- en Donker-pijlen om de
achtergrond van de kopieën respectievelijk
lichter of donkerder te maken op het tabblad
Basis in het menu Kopie.
Uitgesmeerde
stukken, lijnen,
vlekken of stippen
verschijnen op
kopieën.
In g
eval van onregelmatigheden op het
origineel drukt u op de Licht- en
Donker-pijlen om de achtergrond van de
kopieën respectievelijk lichter of donkerder te
maken op het tabblad Basis in het menu
Kopie.
Als
het origineel geen onregelmatigheden
vertoont, moet u de scannereenheid reinigen.
(Zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 130
.)
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel op de glasplaat
ligt met de bedrukte zijde naar onder of met
de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier
in het apparaat.
Afgedrukte kopieën
zijn blanco.
Zorg ervoor dat het origineel op de glasplaat ligt
met de bedrukte zijde naar onder of met de
bedrukte zijde naar boven in de automatische
documentinvoer.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 145
Problemen met scannen
Toestand Voorgestelde oplossingen
De scanner doet het
niet.
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de
glasplaat plaatst met de bedrukte zijde naar
onder en met de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Misschien is er
niet voldoende geheugen vrij voor
het document dat u wilt scannen. Ga na of de
functie
Vooraf scannen
werkt. Probeer een
lagere scanresolutie.
Controleer of de kabel van uw apparaat op de
juiste wijze is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een andere kabel
waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang de
kabel indien nodig.
Cont
roleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in
SmarThru Office of in de toepassing die u wilt
gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak
naar de juiste poort wordt verzonden
(bijvoorbeeld USB001).
Controleer of u nog een scan kunt maken als er
een accountfunctie wordt gebruikt. Als u een
document van 10 pagina's probeert te scannen
terwijl u nog maar 5 scans kunt maken, wordt de
scantaak normaal geannuleerd.
Het apparaat doet erg
lang over een
scanopdracht.
Ga na of het apparaat tegelijkertijd bezig is met
het afdrukken van ontvangen gegevens. Wacht in
dat geval met scannen totdat de afdruktaak is
voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om
de ingescande afbeelding te analyseren en te
reproduceren. Stel de printerpoort van uw
computer in op ECP-modus (in de
BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog.
Raadpleeg de gebruikersaanwijzing van uw
computer voor meer informatie over de
BIOS-instellingen.
Er verschijnt een bericht
op het beeldscherm:
Apparaat kan niet in
de gewenste H/
W-modus staan.
Poort wordt gebruikt
door een ander
programma.
Poort is
gedeactiveerd.
Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
gegevens. Probeer
het opnieuw zodra
de huidige opdracht
is voltooid.
Ongeldige ingang.
Scannen is mislukt.
Mogelijk wordt er een kopieer- of afdruktaak
uitgevoerd. Probeer de taak opnieuw uit te
voeren na het voltooien van de vorige taak.
De geselect
eerde poort is in gebruik. Start uw
computer opnieuw op en probeer het nog een
keer.
De
kabel van uw apparaat is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het
scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd
of de besturingsomgeving is niet correct
ingesteld.
Cont
roleer of het apparaat op de juiste wijze is
aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
D
e USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten
of het apparaat is niet ingeschakeld.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
Gebrui
k alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen,
opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw
originelen zijn bijvoorbeeld formulieren,
nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner gebruiken.
Moge
lijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Probleem Doe het volgende
Problemen oplossen_ 146
Problemen met faxen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het apparaat doet
niets, het display
blijft leeg en de
toetsen reageren
niet.
T
rek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of er stroom staat op het
stopcontact.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste
wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is
door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
Faxlijst-lijst af. (Zie "Een faxgids instellen" op
pagina 93
.)
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga
na of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Co
ntroleer of de ADI goed is gesloten.
Het rubberen matje van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met de klantenservice.
Faxberichten
worden niet
automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
fax.
Co
ntroleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven
op het display. Los in dat geval het probleem
op.
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de
glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco
of is van slechte
kwaliteit.
Moge
lijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een
slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
Moge
lijk is de tonercassette leeg. Vervang de
tonercassette. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 151.)
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het
documenttransport vanaf het apparaat waarvan
het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op
de originelen die u
hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
deze indien nodig. (Zie "Scannereenheid
reinigen" op pagina 130.)
Het nummer wordt
gek
ozen maar er kan
geen verbinding tot
stand worden
gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere apparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als het scherm met de status
van het geheugen verschijnt, verwijdert u
faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het
geheugen en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan. Neem contact op met de
klantenservice.
Er verschijnen
blanco stukken
onderaan op de
pagina, met een
kleine strook tekst
bovenaan.
Mogelijk hebt u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Voor informatie over papierinstellingen.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 53.)
Toestand Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 147
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Oplossing
Het
PostScript-bestand
kan niet worden
afgedrukt.
Mogelijk is het
PostScript-stuurpro
gramma niet correct
geïnstalleerd.
Installeer het
PostScript-stuurprogra
mma. (Zie "Het
stuurprogramma van
uw met USB
verbonden apparaat
installeren" op
pagina 36, "Het
stuurprogramma van
een met een netwerk
verbonden apparaat
installeren" op
pagina 41.)
Dru
k een
configuratiepagina af
en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Neem contact op met
de klantenservice als
het probleem zich blijft
voordoen.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
wordt afgedrukt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit. (Zie "Een
geheugenmodule
installeren" op
pagina 152
.)
Er wordt een
PostScript-foutenpa
gina afgedrukt.
De afdruktaak is
mog
elijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de
afdruktaak een
PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing
verwacht dat er een
installatiebestand of
PostScript-headerbestan
d naar het apparaat
wordt gestuurd.
De optionele lade is
niet geselecteerd in
het
stuurprogramma.
Het
printerstuurprogram
ma is niet
geconfigureerd om
de optionele lade te
herkennen.
Open de
PostScript-stuurprogram
ma-eigenschappen,
selecteer het tabblad
Apparaatinstellingen
en stel de ladeoptie in de
sectie Installeerbare
opties in op Geplaatst.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger,
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Mogelijk komt de
reso
lutie-instelling
in het
printerstuurprogram
ma niet overeen
met de
resolutie-instelling
in Acrobat Reader.
Controleer of de
reso
lutie-instelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in
Acrobat Reader.
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Probleem Voorgestelde oplossingen
Tijdens de installatie
verschijnt het
bericht "Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de printerprogrammagroep en start
Windows opnieuw. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32", of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken", "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken
verschij
nen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in stand-bymodus of nadat de afdruk
is voltooid, controleert u de aansluiting en/of
gaat u na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met
uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen
in Windows.
Problemen oplossen_ 148
Veelvoorkomende Linux-problemen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en
selecteer het tabblad
Printers
in
Printers
configuration
om de lijst met beschikbare printers
weer te geven. Kijk of het apparaat in de lijst staat.
Als dit niet zo is, opent u
Add new printer wizard
om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open
Printers configuration
en selecteer uw apparaat
uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in
het deelvenster
Selected printer
. Druk op de knop
Start
als de status de tekenreeks
Stopped
bevat.
Hierna zou het apparaat weer normaal moeten
werken. De status "stopped" is mogelijk
geactiveerd waardoor er problemen zijn onstaan
bij het afdrukken. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl een
poort gebruikt wordt door een scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de
functionele onderdelen van MFP (printer en scanner)
dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk
dat verschillende toepassingen gelijktijdig toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten
te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak
uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing
krijgt dan de melding "device busy". Open de Ports
configuration en selecteer de poort die is toegewezen
aan uw printer. In het deelvenster
Selected port
kunt
u bekijken of de poort is bezet door een andere
toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te
voeren taak is voltooid of drukt u op de knop
Release
port
als u zeker weet dat de huidige poort niet naar
behoren werkt.
Controleer of uw toepassing over een speciale
afdrukoptie beschikt, zoals "-oraw". Als de
parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end
kiest u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in de menuoptie.
De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die
wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2
(CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken
via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik
"socket printing" in plaats van IPP of installeer een
recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte
kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.xx) wanneer de basiskleurruimte
van het document wordt geïndexeerd als
RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via
CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-kleurruimte
gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u
Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente
Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een
oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit
probleem is aan bugs.ghostscript.com gemeld als
Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in
AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie.
Download de meest recente versie van AFPL
Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/
ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te
lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp Front-end.
Controleer of de Gimp front-end over Xsane beschikt
in
Device dialog
. in het menu
Acquire
. Als dit niet zo
is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op
de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op
de cd van uw Linux-distributie of op de homepage van
Gimp. Zie de Help op de cd van uw Linux-distributie of
van de Gimp Front-end-toepassing voor meer
informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken,
raadpleegt u de helpfunctie van de toepassing.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 149
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer
werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutmeldingen.
Veelvoorkomende Macintosh-problemen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
het PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF
-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de afdrukopties van
Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in Mac OS X
10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot Mac OS X 10.3.3
of hoger.
Bepaalde letters
worden niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet maken bij het
afdrukken van het voorblad. Het Engelse alfabet
en cijfers worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger,
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
prin
terstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die bij uw
computer is geleverd voor meer informatie over
Macintosh-foutmeldingen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt als ik een
document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft
deze vergrendeld door het abrupte afbreken van
het stuurprogramma zodat de poort niet
beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als
deze situatie zich voordoet, probeer dan de
MFP-poort vrij te geven door Release port te
selecteren in Port configuration.
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer
is verbonden, of het op de juiste manier via de
USB-poort is aangesloten en ingeschakeld
werd.
Co
ntroleer of het scannerstuurprogramma
voor uw apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open de Unified Linux
Driver-configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of er
een stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat.
Co
ntroleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen gelijktijdig
toegang proberen te krijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen, kan
slechts één toepassing een taak uitvoeren op
het apparaat. De andere toepassing krijgt dan
de melding "device busy". Dit gebeurt
doorgaans bij het starten van een
scanprocedure. Er verschijnt een
overeenkomstig dialoogvenster.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de Ports configuration
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties, /
dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1 enzovoort.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de
scanner op USB:0 komt overeen met dev/
mfp4 enzovoort. In het deelvenster Selected
port kunt u zien of de poort door een andere
toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is,
wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of
drukt u op de knop Release port als u zeker
weet dat de huidige poort niet naar behoren
werkt.
Het apparaat scant
niet.
Zorg ervoor dat het document in het apparaat
is geladen en dat uw apparaat met de
computer is verbonden.
Of er een I/O-fout is optreedt bij het scannen.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Verbruiksartikelen en opties_ 150
17.Verbruiksartikelen en opties
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, toebehoren en onderdelen voor onderhoud voor uw apparaat
kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aankoopmogelijkheden
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Beschikbare accessoires
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
De tonercassette vervangen
Voorzorgsmaatregelen die u in acht mo
et nemen bij de installatie van
accessoires
Een geheugenmodule upgraden
De levensduur van verbruiks
artikelen controleren
De rubbermat van de ADI vervangen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw verkoopsverantwoordelijke om de lijst met
verkrijgbare onderdelen en accessoires te bekomen.
Aankoopmogelijkheden
Voor de bestelling van door Samsung erkende verbruiksartikelen,
accessoires en onderdelen voor onderhoud neemt u contact op met uw
plaatselijke Samsung-verdeler of de winkel waar u uw apparaat hebt
gekocht. Of u kunt ook gaan naar www.samsung.com/supplies, uw land/
regio instellen en contact opnemen met de klantendienst.
Verkrijgbare verbruiksartikelen
U kunt de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen als ze
versleten of op zijn:
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752.
Standaardleven
sd
uur
Ong. 4.000 pagina’s MLT-D208S
Regi
o A
b
: MLT-D2082S
b.Regio A: Albanië, Oostenrijk, Belgi
ë, Bosnië, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland,
Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië,
Spanje, Zweden, Zwitserland en het VK.
Regio B
c
: MLT-D206S
c. Regio B (alleen SCX-5935FN): VSA, Canada
Hoog
rende
ment
Ong. 10.000 pagina’s MLT-D208L
Regi
o A
b
: MLT-D2082L
Regi
o B
c
: MLT-D206L
De tonercassette vervangen: (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 151.)
De levensduur van een tonercassette varieert afhankelijk van de
opties en de gebruikte taakmodus.
U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het
land waar u uw apparaat hebt gekocht. Tonercassettes en andere
verbruiksartikelen kunnen immers incompatibel zijn met uw apparaat
aangezien de configuratie ervan verschilt van land tot land.
Beschikbare accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en
capaciteit van uw apparaat te vergroten.
Optie Functie
Benaming van
onderdeel
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
geheugencapaciteit
van uw apparaat uit.
CLP-MEM202: 256 MB
Optionele lade 2 Als u regelmatig
papiertoevoerproble
men ondervindt, kunt
u een extra
papierlade met een
capaciteit van 500
vellen op het toestel
aansluiten. U kunt
documenten op
verschillende
formaten en soorten
afdrukmateriaal
afdrukken.
SCX-S5835A
SmarThru-workflow
Voor Windows 2000/
XP/2003. Met deze
functie kunt u
aanvullende
gegevens samen
met het gescande
document naar een
opgegeven
netwerklocatie
verzenden.
SOL-STWFV2
Benaming van onderdeel
Verbruiksartikelen en opties_ 151
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden als het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of de levensduur van het desbetreffende onderdeel is
verstreken.
Onderdelen
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte
besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte
toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de
afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
Rubbermat van de
ADI
Ong. 50.000 pagina’s
RMO ADF
RUBBER
Transportrol Ong. 100.000 pagina’s TRANSPORTROL
Fixeereenheid Ong. 100.000 pagina’s ELA
FIXEEREENHEID
Rubberen matje in
lade
Ong. 100.000 pagina’s RPR-PAD
CASSETTE
Opneemrol Ong. 150.000 pagina’s OPNEEMROL
Neem contact op met de winkel waar u he
t apparaat hebt aangekocht voor
de aankoop van onderdelen voor onderhoud.
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een
e
rkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie.
De tonercassette vervangen
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier kunt verwijderen.
Als de tonercassette helemaal leeg is:
De ton
ercassette is versleten. Plaats een nieuwe. verschijnt op het
display.
Het apparaat drukt niet meer af. Inkomende faxberichten worden
opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het
type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Verkrijgbare verbruiksartikelen"
op pagina 150.)
1. Ope
n de voorklep.
2. Ve
rwijder de tonercassette.
3. Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
4. Sch
ud de cassette voorzichtig vijf tot zes keer van links naar rechts en
vice versa om de toner gelijkmatig te verdelen. Op die manier haalt u het
maximaal aantal kopieën uit elke cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem
de cassette vast bij de handgreep, zodat u deze zone niet hoeft
aan te raken.
5. H
oud de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
De uitsteeksels aan de zijkanten van de cassette en de
co
rresponderende groeven in het apparaat leiden de cassette in de
juiste positie tot ze vast klikt.
6. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Benaming van
onderdeel
Verbruiksartikelen en opties_ 152
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen
bij de installatie van accessoires
Koppel het netsnoer los.
Verwijder nooit het toegangspaneel tot h
et moederbord als de stroom is
ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los als u interne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
Ontla
ad statische elektriciteit.
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geh
eugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische
elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan
te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat
op een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen
van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om eventuele
statische elektriciteit te ontladen.
De to
egevoegde accessoirs activeren in de eigenschappen van het
PS-stuurprogramma.
Na de installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten
gebruikers van een PS-stuurprogramma een extra instelling doorvoeren.
Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer het toegevoegde
accessoire.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een
verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM).
Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren.
Uw apparaat beschikt over twee geheugensleuven, en in één van beide
sl
euven is in de fabriek reeds een geheugenmodule geplaatst. Als u de
geheugencapaciteit wilt uitbreiden, plaatst u een bijkomende
geheugenmodule in de lege geheugensleuf. Wij raden u ten zeerste aan om
een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen en de vooraf
geïnstalleerde geheugenmodule niet te verwijderen. Als uw apparaat een
geheugencapaciteit heeft van 256 MB en u wilt 256 MB toevoegen, wordt
de geheugencapaciteit uitgebreid tot 512 MB. Raadpleeg de
bestelgegevens voor een bijkomende geheugenmodule. (Zie "Beschikbare
accessoires" op pagina 150.)
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Ve
rwijder de klep van het moederbord.
3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de verpakking.
4. H
oud de geheugenmodule vast bij de rand en breng de
geheugenmodule op één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30
graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van de
sleuf in elkaar passen.
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de sleuf totdat u een "klik" hoort.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf; de
module kan erdoor beschadigd raken. Als de module niet goed in
de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig
uit.
6. Sluit de klep van het moederbord door de inkepingen van de klep samen
te laten vallen met de randen van het compartiment en schuif de klep op
haar plaats.
Verbruiksartikelen en opties_ 153
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan. Zet het apparaat aan.
Als u een PS-stuurprogramma gebruikt, moet u het geheugen dat in
de eigenschappen van het PS-stuurprogramma hebt toegevoegd
activeren.
Toegevoegde accessoires activeren in de
eigenschappen van het PS-stuurprogramma
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u de module in de
printereigenschappen van het PostScript-printerstuurprogramma selecteren
om de module te kunnen gebruiken.
1. Het PS-stuurpro
gramma installeren. (Zie "Het stuurprogramma van uw
met USB verbonden apparaat installeren" op pagina 36, "Het
stuurprogramma van een met een netwerk verbonden apparaat
installeren" op pagina 41.)
2. Klik op het me
nu Start in Windows.
In W
indows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
Als u Wind
ows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
3. Selectee
r het PS-stuurprogramma van uw apparaat en klik met uw
rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
4. Selecteer Apparaatinstellingen.
5. Selecteer
de sectie Installeerbare opties en stel de vereiste opties in.
6. Klik op OK.
De levensduur van verbruiksartikelen
controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op App
araatstatus > het tabblad Levensduur art..
De rubbermat van de ADI vervangen
U moet het rubbermat van de ADI vervangen als er voortdurend problemen
optreden met de papieropname of als de levensduur van het rubber is
verstreken.
1. Op
en de klep van de ADI.
2. Ve
rwijder de rubbermat van de automatische documentinvoer, zoals
getoond op de afbeelding.
1 Rubbermat van
de ADI
3. Breng een nieuwe rubbermat aan in de ADI.
4. Sl
uit de klep van de ADI.
Specificaties_ 154
18.Specificaties
In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de specificaties van het apparaat, zoals de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax
Specificaties van de afdrukmedia
Algemene specificaties
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het apparaat.
Item Beschrijving
Automatische documentinvoer
a
Capaciteit
Tot 50 vellen van 80 g/m
2
Automatische documentinvoer
documentgrootte
Breedte: 142 tot 216 mm / Lengte: 148 tot 356 mm
Capaciteit papierinvoer Lade: 500 vellen normaal papier, 80 g/m
2
Multifunctionele lade: 50 vellen normaal papier, 80 g/m
2
Optionele lade: 500 vellen normaal papier, 80 g/m
2
(Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 158.)
Capaciteit papieruitvoer
Bedrukte zijde naar onder: 250 vellen van 80 g/m
2
Voeding AC 110 – 127 V of AC 220 – 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
Stroomverbruik Gemiddelde werkingsmodus: minder dan 750 Watt
Gereedmodus: minder dan 100 Watt
Energiebesparingsmodus: minder dan 25 Watt
Uitgeschakelde toestand: 0 W
Geluidsniveau
b
Gereedmodus: 39 dB(A)
Afdrukmodus: 52 dB(A)
Kopieermodus: 54 dB(A)
Standaardtijd om de
energiebesparingsmodus in te
schakelen vanuit de gereedmodus
30 minuten
Opstarttijd
c
Minder dan 50 seconden
De opstarttijd zal langer zijn als er veel gegevens op de harde schijf staan.
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Display WVGA (800 x 480 x RGB) kleur
Specificaties_ 155
Specificaties van de printer
Item Beschrijving
Afdrukmethode Afdrukken met behulp van een laserstraal
Afdruksnelheid
a
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type
en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
Tot 33 ppm (A4), 35 ppm (Letter)
Snelheid voor dubbelzijdig
afdrukken
Tot 17 apm (A4), 18 apm (Letter)
Tijd voor eerste afgedrukte pagina 8,5 seconden (vanuit gereedstand)
Afdrukresolutie Tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve uitvoer
Printertaal PCL5e, PCL6, PostScript 3, PDF1.4, TIFF, Epson/ IBM Pro (alleen Israël)
Compatibiliteit met
besturingssystemen
b
b.Ga naar www.samsungprinter.com om de meest recente softwareversie te downloaden.
W
indows: 2000/XP/2003/Vista/2008
Verschillende Linux-besturingssys
temen (zie "Linux" op pagina 35)
Macintosh: Mac OS X 10.3~10.5
Interface Snelle USB 2.0
Etherne
t 10/100 Base TX (Draadloos type)
Levensduur tonercassette
d
Standaardlevensduur Gemiddelde capaciteit van tonercassette: 4.000 standaardpagina’s.
Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC
(Starttonercassette met capaciteit van 4.000
pagina’s meegeleverd.)
e
Hoog rendement Gemiddelde capaciteit van tonercassette: 10.000 standaardpagina’s.
Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC
Geheugen (uitbreidbaar)* 256 MB (Max. 512 MB)
Buitenafmetingen (B x D x H) 500 x 465 x 547 mm
(zonder optionele lade)
Gewicht (inclusief verbruiksartikelen) 23,1 kg
Verpakkingsgewicht Papier: 2,9 kg
Plastic: 1,9 kg
Afdrukvolume Tot 80.000 pagina’s (maandelijks)
Fixeertemperatuur 180 °C
a.Automatische documentinvoer is synoniem met DADI.
b.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
c. De opstarttijd komt overeen met de tijdspanne tussen h
et inschakelen van de stroomschakelaar tot gereedmodus.
d.Gemiddeld rendement van een tonercasse
tte, gemeten volgens ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s is afhankelijk van de bedrijfsomgeving, de tijd tussen de
afdruktaken, het type afdrukmedia en het formaat van de afdrukmedia.
e.Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
Item Beschrijving
Specificaties_ 156
Specificaties van de scanner
Item Beschrijving
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode Kleuren-CCD
Resolutie
a
a.De maximale resolutie kan verschillen al naargelang de scantoepassingen.
TWAIN standaard tot 600 x 600 dpi (tot 4.800 x 4.800 dpi, softwarematig)
WIA standaard tot 600 x 600 dpi
Scannen naar USB 100, 200, 300 dpi
Scannen en e-mailen
Scannen naar server
100, 200, 300, 400, 600 dpi
Bestandsformaat netwerkscan
PDF, TIFF, JPEG
b
b.JPEG is niet beschikbaar als u monomodus instelt voor de scankleuren.
Effectieve scanlengte Glasplaat van de scanner: 289 mm
Automatische documentinvoer: 348 mm
Effectieve scanbreedte Max. 208 mm
Kleurdiepte Intern: 36 bits
Extern: 24 bits
Grijstinten 1 bit voor lineariteit & halftoon
8 bits voor grijstinten
Specificaties van het kopieerapparaat
Item Beschrijving
Kopieersnelheid
a
a.Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één document.
Tot 33 kpm (A4), 35 kpm (Letter)
Snelheid voor dubbelzijdig kopiëren Enkelzijdig naar dubbelzijdig (1-2): Tot 17 ipm in A4 (18 ipm in Letter)
Dubbelzijdig naar dubbelzijdig (2-2): Tot 13 ipm in A4 (14 ipm in Letter)
Tijd voor eerste gekopieerde pagina Glasplaat van de scanner: 9,5 seconden (vanuit gereedstand)
Automatische documentinvoer: 11,5 seconden (vanuit gereedstand)
Kopieerresolutie Tekst Glasplaat van de scanner: tot 600 x 600 dpi
Automatische documentinvoer: tot 300 x 300 dpi
Tekst/foto Glasplaat van de scanner: tot 600 x 600 dpi
Automatische documentinvoer: tot 300 x 300 dpi
Foto Glasplaat van de scanner: tot 600 x 600 dpi
Automatische documentinvoer: tot 300 x 300 dpi
Zoombereik Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
Automatische documentinvoer: 25% tot 200%
Specificaties_ 157
Specificaties van de fax
De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
Item Beschrijving
Compatibiliteit ITU-T G3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG (alleen Tx)
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden/pagina
a
a.Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C" via ITU-T No. 1 chart, geheugen Tx, ECM.
Maximale documentlengte 356 mm
Resolutie Norm: 203 x 98 dpi
F
ijn: 203 x 196 dpi
Su
perfijn: 300 x 300 dpi (Rx
b
b.Rx verwijst naar het ontvangen van een fax.
alleen).
Geheugen HDD-backup (Ontvangen: 2.000 pagina’s, Verzenden: 500 pagina’s)
Halftint 256 kleuren
AutoKiezer tot 200 nummers
Specificaties_ 158
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat
Afmetingen
Gewicht van afdrukmedia
ba
a.Plaats het papier vel per vel in de lade als het gewicht van de afdrukmedia groter is dan 105 g/m
2
.
/Capaciteit
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
75 tot 90 g/m
2
5
00 vellen van 80g/m
2
60 tot 163 g/m
2
5
0 vellen van 80g/m
2
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
75 tot 90 g/m
2
2
50 vellen van 80 g/m
2
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm Niet beschikbaar in lade1 /
optionele laden.
A6 105 x 148 mm
Envelop Monarch-enveloppen 98 x 191 mm Niet beschikbaar in lade1 /
optionele laden.
75 tot 90 g/m
2
5 vellen op elkaar
Envelop No. 10 105 x 241 mm
DL-enveloppe 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
90 tot 105 g/m
2
350 vellen op elkaar
90 tot 105 g/m
2
20 vellen op elkaar
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
500 vellen op elkaar
60 tot 70 g/m
2
50 vellen op elkaar
Transparanten Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade1 /
optionele laden.
138 tot 146 g/m
2
5 vellen op elkaar
Etiketten
c
c. Gladheid: 100 tot 250 (sheffield).
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5, ISO
B5, Executive, A5,
Statement
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade1 /
optionele laden.
120 tot 150 g/m
2
5 vellen op elkaar
Kaarten Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5, ISO
B5, Executive, A5,
Statement, PostCard
4 x 6
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade1 /
op
tionele laden.
105 tot 163 g/m
2
5 vellen op elkaar
Minimaal formaat (aangepast) 76,2 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
b.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van de afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
lade 1 / optionele lade multifunctionele lade
Contact SAMSUNG worldwide_ 159
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com/au
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.samsung.com/
ua_ru
BELGIUM 02 201 2418 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com/br
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
CHINA 400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com.co
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/latin
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/latin
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500
FINLAND 30-6227 515 www.samsung.com/fi
FRANCE 01 4863 0000 www.samsung.com/fr
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/latin
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com/latin
HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/
hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/hu
INDIA 3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com/id
ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/it
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/latin
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com/lv
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt
LUXEMBURG 02 261 03 710 www.samsung.com/lu
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/mx
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.samsung.com/
ua_ru
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€ 0,10/
min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com/latin
NORWAY 3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no
PANAMA 800-7267 www.samsung.com/latin
PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND 0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com/pl
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_ 160
PORTUGAL 80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/latin
REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/latin
EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/za
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
SWEDEN 0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com/se
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com/tw
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/latin
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com/tr
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K 0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung/ua
www.samsung.com/
ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com/latin
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com/vn
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Verklarende woordenlijst_ 161
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g
802.11b/g kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt bandbreedtes tot 11 Mbps; 802.11g tot 54
Mbps. 802.11b/g-apparaten kunnen interferentie ondervinden van
microgolfovens, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloze toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadloze communicatie-apparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in een keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt een
IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is het plat, doorgaans verticaal, gedeelte waarop
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Comma Separated Values (CSV). CSV (Comma Separated Value) is
een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te
wisselen tussen verschillende toepassingen. De bestandsindeling, zoals
deze wordt gebruikt in Microsoft Excel, is min of meer de norm
geworden in de IT-sector, zelfs voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of geïnitialiseerd
wordt.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/
server-netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt
configuratieparameters naar de DHCP-client host die daarom vraagt en
die de clienthost nodig heeft om deel uit te kunnen maken van een
Verklarende woordenlijst_ 162
IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van
IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
Distinctive Ring is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee
een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende
telefoonnummers kan ontvangen.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkt levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina's tot 2.400 per dag.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het verzendingsproces van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met een apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag; in
tegenstelling tot simulatie die verband houdt met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE
802.3. Het is sedert de jaren '90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte
LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/
IP-netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van een derde, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kan worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor de
uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk
om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook
waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer/netwerk betreft die/dat toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftint
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
Verklarende woordenlijst_ 163
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst nu en dan enkel naar de meest zichtbare dienst, de
interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
Apm (afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid
van een printer wordt gemeten. Apm geeft het aantal vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T Nr. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network
Interface Card) geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de
hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
Modified Huffman (MH) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
Verklarende woordenlijst_ 164
verzonden om een afbeelding te versturen en aanbevolen wordt door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
De belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van
de printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de
papierkorrel hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is
uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL is aanvankelijk ontwikkeld
voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht voor
thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkeld bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale
documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk in e-publishing en desktop publishing wordt gebruikt. - die
in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
Remote Authentication Dial In User Service (RADIUS) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Verklarende woordenlijst_ 165
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
Service Set Identifier (SSID) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID's
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles die toner bevat in een apparaat, zoals een printer. Toner
is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt
voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt
door de hitte van de fixeereenheid gesmolten, waardoor het zich aan de
vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door ze
over radio te encrypteren zodat het beveiligd van een punt naar een
ander worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
Wi-Fi Protected Access (WPA) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
Verklarende woordenlijst_ 166
WPA-PSK
WPA-PSK (WPA Pre-Shared Key) is een speciale WPA-modus voor
kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een
gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
Index_ 167
Index
A
aanpassen
ladeformaat 45
aanraakscherm
probleemoplossing 139
accessoires
bestellen 150
installeren 152
achtergrond wissen
faxen 93
kopiëren 74
scannen 83
achterkant 29
afdrukken
afdrukken naar een bestand 63
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
62
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh 64
Windows 56, 67
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen 57
een document afdrukken
Windows 54
het afdrukpercentage wijzigen 56
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken 62
Linux 65
Macintosh 63
meerdere paginas op één vel papier
Macintosh 64
Windows 55
overlay gebruiken 57
poster 55
watermerken gebruiken 57
afdrukmedia
de standaardlade en het papier instellen
op de computer 45
via het bedieningspaneel 45
envelop 51
etiketten 52
fotopapier 53
glanzend papier 53
het papierformaat instellen 53
het tabblad Papier in de
printervoorkeurinstellingen 59
kaarten 52
richtlijnen 48
speciale media 51
transparanten 52
uitvoersteun 158
voorbedrukt papier 52
afdrukresolutie instellen
Linux 65
Macintosh 64
Windows 59
algemene instellingen 109
antwoordapparaatfax beantwoorden 92
apparaat instellen 108
apparaatstatus 109
apparaatgegevens 109
AppleTalkprotocol 113
automatische documentinvoer 48
B
bedieningspaneel 30
beheerdersinstelling 108
bestandsindeling
scannen 83
USBgeheugenapparaat 100
bijkomend telefoontoestel 92
boekjes 56
boekjes afdrukken 56
C
conventie 24
copying
collation 71
copying on both sides of originals 70
D
datum instellen 44
dubbelzijdig afdrukken
afdrukken 56, 67
kopiëren 70
scannen 82
dubbelzijdig verzenden
faxen 93
scannen 82
E
een document afdrukken
Linux 65
Macintosh 63
emailadres
bewaren 79
emailadressen invoeren in het invoerveld
79
emailadressen invoeren via het
adresboek 79
globaal 79
groep 79
emailadressen opslaan
globaal 79
groep 79
energiebesparing
energiebesparende modus gebruiken 45
knop 32
F
fax ontvangen
bijkomend telefoontoestel 92
de ontvangstmodus wijzigen 92
dubbelzijdige faxen ontvangen 92
in antwoordapparaatfax 92, 93
veilig ontvangen 92
fax sending
delay sending 90
resending automatically 90
sending a fax 91
fax verzenden
een fax verzenden 89
het laatste nummer opnieuw kiezen 90
uitgesteld verzenden 91
faxen
achtergrond wissen 93
de kleurenmodus van het origineel
selecteren 93
dubbelzijdig bedrukte originelen
verzenden 92
een fax in het geheugen ontvangen 93
een fax met hoge prioriteit verzenden 91
een fax verzenden tijdens daluren 96
een faxgids instellen
vanaf het bedieningspaneel 93
vanaf uw computer 94
een faxrapport afdrukken 95
faxen doorsturen 96
Index_ 168
faxhoofding instellen 89
faxnummers opslaan 93
faxtoon 97
het documenttype van het origineel
selecteren 93
het laatste nummer opnieuw kiezen 90
informatie over het faxscherm 88
ontvangen 92
ontvangen in AntFaxmodus 92
ontvangen in telefoonmodus 92
ontvangen via een bijkomend
telefoontoestel 92
ontvangstmodus wijzigen 92
opgeslagen documenten controleren 128
polling 94
postvak 95
resolutie aanpassen 93
tonerdichtheid aanpassen 93
uitgestelde faxverzending 91
verzenden 89
voorbereiden om te faxen 88
faxinstellingen 112
formaat van het origineel
scannen 82
foutcorrectiemodus 112
foutmelding 137
FTP scannen 80
functies 26
eigenschappen van afdrukmedia 158
energiebesparingsfunctie 45
functies van het apparaat 108, 154
meegeleverde software 34
PostScriptstuurprogramma 54
printerstuurprogramma 54
G
geheugen
geheugen uitbreiden 152
geheugen wissen 128
geheugenmoduleinstalleren 152
glasplaat van de scanner
documenten plaatsen 47
groep
emailadressen voor scannen 78
groepsfaxnummer 94
H
harde schijf 27
help gebruiken 62
Het programma SetIP 125
hulpprogramma Direct afdrukken 62
I
Identiteitskaart kopiëren 72
individueel
emailadressen voor scannen 79
individueel faxnummer 93
informatie 11
informatie over het faxscherm 88
informatie over het scherm Scannen 75
Informatie over wettelijke voorschriften 16
instellingen voor favorieten voor afdrukken
61
J
JPEG
scannen naar een
USBgeheugenapparaat 100
USB scanning memory device 83
K
kiezen met de hoorn op de haak
hardware 30
kleurmodus
faxen 93
scannen 83, 99
knop onderbreken 32
knop Start 30
knoppen
Apparaat instellen 32
Energiebesparing 32
Onderbreken 32
Taakstatus 32
kopieerinstellingen 111
kopiëren
achtergrondafbeeldingen wissen 74
algemene instelling 111
boekje kopiëren 73
dubbelzijdig kopiëren van originelen 70
het formaat van de originelen selecteren
69
het type van originelen selecteren 71
Identiteitskaart kopiëren 72
informatie over het scherm Kopie 68
kloonkopie 73
kopieën vergroten of verkleinen 70
marge verschuiven 74
meerdere paginas per vel kopiëren 72
normaal kopiëren 69
poster kopiëren 72
rand wissen 74
sorteren 71
tonerdichtheid aanpassen 71
transparanten kopiëren 74
voorblad kopiëren 73
kwaliteit
scannen 83
L
lade
breedte en lengte instellen 49
de grootte van de lade wijzigen 49
een optionele lade bestellen 150
papier in de multifunctionele lade plaatsen
50
papierformaat en type instellen 53
LCD display
changing the display language 45
LCDdisplay
de status van het apparaat controleren
109
de taal op het display wijzigen 45
helderheid 31
LED
apparaatstatus 31
energiebesparing 32
informatie over de statusLED 31
knop onderbreken 32
lettertypeinstellingen 46
Linux
afdrukken 65
installatie van stuurprogramma voor het
aangesloten netwerk 43
meegeleverde software 34
printereigenschappen 66
scannen 86
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren 38
systeemvereisten 35
unified driver configurator 126
veelvoorkomende Linuxproblemen 148
M
Macintosh
afdrukken 63
een apparaat lokaal delen 39
installatie van stuurprogramma voor het
aangesloten netwerk 42
meegeleverde software 34
scannen 85
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren 37
systeemvereisten 35
veelvoorkomende Macintoshproblemen
149
mailbox
Index_ 169
deleting the data of the mailbox 95
Meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh 64
Windows 55
Meerdere paginas per vel kopiëren 72
melding
een fax in postvak ontvangen 95
menuoverzicht 120
multifunctionele lade
gebruikstips 50
plaatsen 50
speciale afdrukmedia gebruiken 51
N
naar een USBgeheugenapparaat 99
netwerk
algemene instelling 113
Het programma SetIP 125
installatie 40
installatieomgeving 40
introductie van netwerkprogrammas 40
stuurprogrammainstallatie
Linux 43
Macintosh 42
Windows 41
TCPIP configureren 40
verificatie 113
O
OCR 84, 100
onderdelen voor onderhoud 151
opgeslagen documenten 128
opgeslagen documenten controleren 128
optional tray 150
optionele lade
bestellen 150
papier plaatsen 49
optionele service 118
origineel document
plaatsen
in de automatische documentinvoer
48
op de glasplaat van de scanner 47
vastgelopen papier verwijderen 132
overlay afdrukken
afdrukken 58
maken 58
verwijderen 58
P
plaatsen
in de automatische documentinvoer 48
originelen op de glasplaat plaatsen 47
papier in de multifunctionele lade plaatsen
50
plaatsen in lade1 49
speciale media 51
plaatsing van het apparaat 33
de hoogte instellen 44
ruimte 33
placing a machine
spacing 33
polling
een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat 94
het pollingdocument afdrukken 94
originelen opslaan voor polling 94
poster afdrukken 55
PostScriptstuurprogramma
functies 54
problemen oplossen 147
postvak
een postvak maken 95
lijst met postvakken 95
polling 94
verzenden naar een extern postvak 95
printereigenschappen
de printervoorkeurinstellingen openen 58,
67
printerstuurprogramma
functies 54
printervoorkeurinstellingen 58
help gebruiken 61
Linux 66
problemen
aanraakscherm 139
problemen met de afdrukkwaliteit 142
problemen met kopiëren 144
problemen met papierinvoer 139
R
rapporten
apparaatgegevens 109
faxrapport 95
MACadres 125
reinigen
binnenkant 129
buitenkant 129
scannereenheid 130
resolutie
afdrukken 59
faxen 93
scannen 82
S
scannen
achtergrond wissen 83
basisinformatie 75
bestandsindeling 83
dubbelzijdig bedrukte originelen 82
formaat van het origineel 82
instellingen wijzigen 82
Linux 86
Macintosh 85
resolutie 82
scankwaliteit 83
standaardinstellingen wijzigen 46
TWAIN 84
voor een lokale verbinding 79
voor netwerkverbinding
naar email 77
naar FTP SMB 80
vooraf ingestelde scaninstellingen 84
WIA 84
Scannen en emailen 77
scannen naar server 80
scanner
deksel 28
documenten plaatsen 47
glasplaat 47
vergrendelingsschakelaar 28
serienummer 128
service contact numbers 159
servicecentrum registratie
apparaat dat met een USBkabel is
verbonden 37, 42
Smart Panel
algemene informatie 123
font setting 46
SMB 76
snelkiesnummer 93
specificaties
afdrukmedia 158
algemeen 154
facsimile 157
kopieerapparaat 156
printer 155
scanner 156
standaardinstellingen 109
een faxhoofding instellen 89
instellingen voor lade 53
papier plaatsen 46
standaardinstellingen wijzigen 46
stopknop 30
Index_ 170
storing
papier verwijderen 133
tips om papierstoringen te voorkomen 133
SyncThru Web Service
algemene informatie 122
SMBFTPinstelling 80
T
taal 45
TCPIPprotocol 40
tijd instellen 44
timeout van taken instellen 45
toetsenbord
Informatie over het toetsenbord 46
toner unit
sending the toner reorder notification 128
tonerbesparing instellen 60
tonercassette
bewaren 130
de cassette vervangen 151
melding verzenden voor toner 128
toner herverdelen 131
verwachte levensduur 130, 155
TWAIN scannen 84
type origineel
faxen 93
kopiëren 69
scannen 83
U
uitvoersteun 53
USB cable
how to scan 99
USBgeheugenapparaat
afdrukken 101
informatie over het USBscherm 99
naar het USBgeheugenapparaat scannen
bestandsbeleid 100
bestandsindeling 100
de scanfunctie wijzigen 99
poort 28, 29
USBkabel
de scanfunctie wijzigen 99
hoe u moet scannen 99
poort 29
stuurprogrammainstallatie 36
uw apparaat reinigen 129
V
veiligheid
informatie 11
symbolen 11
verbruiksartikelen
bestellen 150
de levensduur van de verbruiksartikelen
controleren 128
tonercassette vervangen 151
verkrijgbare verbruiksartikelen 150
verwachte levensduur van tonercassette
130
verificatie
een rapport afdrukken 119
verklarende woordenlijst 161
vervangen
Rubberen matje van de automatische
documentinvoer 153
vooraf ingestelde scaninstellingen 84
voorkant 28
W
watermerk
afdrukken 57
bewerken 57
maken 57
verwijderen 57
weergavescherm 30
WIA
scannen 84
Windows
afdrukken 54
een apparaat lokaal delen 39
installatie van stuurprogramma voor het
aangesloten netwerk 41
meegeleverde software 34
scannen 75
SetIP gebruiken 125
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren 36
systeemvereisten 35
veelvoorkomende problemen onder
Windows 147
Windows 7
scannen 85
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170

HP Samsung SCX-5935 Laser Multifunction Printer series Handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor