Canon EOS M6 Mark II Handleiding

Type
Handleiding
1
Uitgebreide gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Deze handleiding hoort bij de EOS M6 Mark II met rmwareversie 1.1.0
of hoger.
2
Inleiding
Lees voordat u begint met opnamen maken het volgende
Lees eerst “Tips en waarschuwingen voor het gebruik” (
=
31) en
“Veiligheidsinstructies” (
=
28) om slechte foto's en ongelukken te
voorkomen. Lees deze handleiding zorgvuldig door om ervoor te zorgen dat
u de camera correct gebruikt.
Raadpleeg deze handleiding tijdens het gebruik om nog
verder vertrouwd te raken met de camera
Maak een aantal testopnamen terwijl u deze handleiding doorneemt en
bekijk het resultaat. U zult de camera dan beter begrijpen. Bewaar deze
handleiding op een veilige plaats zodat u deze later nog kunt raadplegen.
De camera testen voor gebruik en aansprakelijkheid
Bekijk de opnamen nadat u deze hebt gemaakt en controleer of ze goed zijn
vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en
de opnamen niet kunnen worden vastgelegd of naar een computer kunnen
worden gedownload, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies
of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in sommige landen het
gebruik van beelden die met de camera zijn gemaakt (of muziek/
beelden met muziek die naar de geheugenkaart zijn overgedragen) voor
andere doeleinden dan privégebruik. Ook kan het maken van opnamen
van bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke zelfs voor
privégebruik verboden zijn.
3
Controlelijst onderdelen
Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera
aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt.
Camera
(met cameradop)
Accu LP-E17
(met beschermkapje)
Acculader
LC-E17E*
Riem
* De acculader LC-E17E wordt met een netsnoer geleverd.
z
Bij de camera is geen geheugenkaart (
=
11), interfacekabel of HDMI-kabel
geleverd.
z
Zie “Instructiehandleidingen” (
=
4) voor details over de Uitgebreide
gebruikershandleiding en de Instructiehandleidingen.
z
Als u een lenzenset hebt gekocht, dient u te controleren of de lenzen zijn
meegeleverd.
z
Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig.
z
Wanneer u lensinstructiehandleidingen nodig hebt, downloadt u deze van de
website van Canon (
=
4).
z
De lensinstructiehandleidingen (PDF-bestanden) zijn voor lenzen die apart
worden verkocht. Indien u de lenzenset koopt, komen sommige accessoires
die met de lens zijn meegeleverd, mogelijk niet overeen met de accessoires die
in de instructiehandleiding voor de lens zijn weergegeven.
4
Instructiehandleidingen
De instructiehandleiding die bij de camera wordt geleverd,
biedt basisinstructies voor de camera en voor Wi-Fi-functies.
U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding (dit PDF-bestand)
die volledige aanwijzingen bevat, downloaden vanaf de website
van Canon naar een computer of ander apparaat.
De Uitgebreide gebruikershandleiding/
Instructiehandleidingen downloaden
U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding en instructiehandleidingen
voor lenzen en software (PDF-bestanden) downloaden vanaf de website
van Canon naar een computer of ander apparaat.
z
Downloadsite
z
Uitgebreide gebruikershandleiding/Aanvullende informatie
www.canon.com/icpd
z
Lensinstructiehandleiding
www.canon.com/icpd
z
Software-instructiehandleiding
www.canon.com/icpd
z
Om de instructiehandleidingen (PDF-bestanden) te kunnen weergeven,
hebt u Adobe PDF-weergavesoftware nodig, bijvoorbeeld Adobe Acrobat
Reader DC (bij voorkeur de nieuwste versie).
z
Adobe Acrobat Reader DC kunt u gratis downloaden van internet.
z
Dubbelklik op het gedownloade PDF-bestand om dit te openen.
z
Raadpleeg het Help-gedeelte van de software of dergelijke voor meer
informatie over het gebruik van de PDF-weergavesoftware.
5
Instructiehandleidingen
De Uitgebreide gebruikershandleiding/Instructiehandleidingen
downloaden met behulp van de QR-code
U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding en instructiehandleidingen
voor lenzen en software (PDF-bestanden) naar een smartphone of tablet
downloaden met de QR-code.
www.canon.com/icpd
z
Voor het lezen van de QR-code is een software-app nodig.
z
Selecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de Uitgebreide
gebruikershandleiding/Instructiehandleidingen.
z
Selecteer [
5
: Handleiding/software URL] om de QR-code op het
camerascherm weer te geven.
6
Verkorte handleiding
1
Plaats de accu (
=
42).
z
Laad na aankoop de accu om deze
te kunnen gebruiken (
=
40).
2
Plaats de kaart (
=
42).
z
Plaats de kaart met de etiketzijde
naar de voorzijde van de camera
gericht.
3
Bevestig de lens (
=
49).
z
Zorg ervoor dat de witte
bevestigingsmarkering op de lens
en die op de camera zich op één
lijn bevinden als u de lens wilt
bevestigen.
z
Verwijder de lensdop.
4
(
1
)
(
2
)
Bereid de opname voor.
z
Druk op (1) terwijl u iets aan (2)
draait en laat vervolgens (1) los.
z
Draai (2) nog iets verder tot de lens
vastklikt.
7
Verkorte handleiding
5
Zet de aan-uitschakelaar op
<
1
> (
=
47).
6
Stel de scherpstelmodusknop
in op <AF>.
z
<AF> staat voor Auto Focus, of
automatische scherpstelling.
z
<MF> staat voor Manual Focus,
of handmatige scherpstelling.
Automatisch scherpstellen werkt
dan niet.
7
Stel het programmakeuzewiel
in op <
A
> (
=
70).
z
Alle noodzakelijke camera-
instellingen worden automatisch
ingesteld.
8
Stel scherp op het onderwerp
(
=
58).
z
Op elk gedetecteerd gezicht
verschijnt [
p
] (een AF-punt).
z
Druk de ontspanknop half in;
de camera stelt vervolgens scherp
op het onderwerp.
8
Verkorte handleiding
9
Maak de opname (
=
58).
z
Druk de ontspanknop helemaal in
om de opname te maken.
10
Bekijk de opname.
z
De gemaakte opname wordt
circa 2 seconden op het scherm
weergegeven.
z
Druk op de knop <
x
> om de
opname nogmaals weer te geven
(
=
304).
z
Zie “Beelden afspelen” (
=
304) voor het bekijken van de opnamen die
u tot nu toe hebt gemaakt.
z
Zie “Beelden wissen” (
=
327) voor meer informatie over het
verwijderen van beelden.
9
Over deze handleiding
Pictogrammen in deze handleiding
<
6
>
: Geeft het hoofdinstelwiel aan.
<
5
>
: Geeft het snelinstelwiel aan.
<
W
> <
X
> <
Y
> <
Z
>
: Geeft de bijbehorende richting op de pijltjestoetsen
<
V
> aan.
<
5
>
: Geeft de controleknop aan.
<
Q
> <
0
>
: Geeft de Quick Control-/instelknop aan.
*
: Geeft de duur (in * seconden) van de handeling aan
voor de ingedrukte knop, ingaand op het moment
dat u de knop loslaat.
y
In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen die op
de cameraknoppen worden gebruikt en op het scherm worden weergegeven, ook in
deze handleiding gebruikt bij het bespreken van de relevante handelingen en functies.
M
(in paginatitels)
: Functies die alleen beschikbaar zijn in creatieve modi
(modus <
t
>, <
d
>, <
s
>, <
f
> of <
a
>) of voor
lms die zijn opgenomen met handmatige belichting.
=
***
: Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen.
: Aanvullende informatie.
: Tips en advies voor betere opnamen.
: Problemen oplossen.
10
Over deze handleiding
Uitgangspunten voor bedieningsinstructies, voorbeeldfoto's
z
Voordat u de instructies volgt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op
<
1
> (
=
47).
z
Aangenomen wordt dat alle menu-instellingen en aangepaste functies op
de standaardinstellingen zijn ingesteld.
z
Op de illustraties in deze handleiding is een EF-M15-45mm f/3.5-6.3 IS
STM-lens op de camera bevestigd als voorbeeld.
z
De voorbeeldfoto's die op de camera worden weergegeven en
die in deze handleiding worden gebruikt, zijn slechts bedoeld voor
instructiedoeleinden.
z
In verwijzingen voor het gebruik van EF- of EF-S-lenzen wordt
aangenomen dat een vattingadapter wordt gebruikt.
11
Compatibele geheugenkaarten
De volgende kaarten kunnen met de camera worden gebruikt, ongeacht
de capaciteit. Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd
(geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart
met deze camera formatteren (
=
490).
z
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten
UHS-II- en UHS-I-kaarten worden ondersteund.
Kaarten waarop lms kunnen worden opgeslagen
Gebruik voor het opnemen van lms een kaart met een grote capaciteit
en voldoende prestaties (lees-/schrijfsnelheid hoog genoeg) voor het
lmopnameformaat. Zie
=
579 voor meer informatie.
In deze handleiding verwijst “kaart” naar SD-geheugenkaarten,
SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten.
* Bij de camera is geen kaart voor het opslaan van foto's of
lms geleverd. Deze dient u apart aan te schaen.
12
Hoofdstukken
Inleiding 2
Voorbereiding en basisbediening 39
Basismodi 69
Creatieve modi 103
Opnamen maken 115
Opnamen maken met de itser 283
Afspelen 301
Draadloze functies 375
Instellen 481
Persoonlijke voorkeuze/My Menu 525
Referentie 549
13
Inleiding 2
Controlelijst onderdelen .........................................................................3
Instructiehandleidingen ..........................................................................4
Verkorte handleiding ..............................................................................6
Over deze handleiding ...........................................................................9
Compatibele geheugenkaarten ............................................................11
Hoofdstukken .......................................................................................12
Inhoudsopgave ....................................................................................13
Functie-index........................................................................................23
Veiligheidsinstructies ............................................................................28
Tips en waarschuwingen voor het gebruik ...........................................31
Namen van onderdelen ........................................................................34
Voorbereiding en basisbediening 39
De accu opladen ..................................................................................40
De accu en de kaart plaatsen/verwijderen ...........................................42
Het scherm gebruiken ..........................................................................46
De camera inschakelen .......................................................................47
Een lens bevestigen en verwijderen ....................................................49
EF/EF-S-lenzen bevestigen en verwijderen .........................................51
Een elektronische zoeker gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) ..........54
Basisbediening .....................................................................................57
Menubewerkingen en instellingen ........................................................62
Bediening via het touchscreen .............................................................66
Snel instellen ........................................................................................67
Inhoudsopgave
14
Inhoudsopgave
Basismodi 69
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) .................70
Modus Speciale scène (SCN) ..............................................................78
Modus Zelfportret .................................................................................80
Modus Portret.......................................................................................81
Modus Egale huid ................................................................................82
Modus Landschap ................................................................................83
Modus Sport .........................................................................................84
Modus Pannen .....................................................................................85
Modus Close-up ...................................................................................87
Modus Voedsel ....................................................................................88
Modus Nachtportret .............................................................................89
Modus Nachtopnamen uit hand ...........................................................90
Modus HDR-tegenlicht .........................................................................91
Aandachtspunten voor de modi <SCN> ..............................................92
Modus Creatieve lters ........................................................................96
Creatieve modi 103
Modus AE-programma (P) .................................................................104
Modus AE met sluitervoorkeur (Tv) ....................................................106
Modus AE met diafragmavoorkeur (Av) .............................................108
Modus Handmatige belichting (M) .....................................................110
AE met exibele voorkeur (Fv) ...........................................................112
15
Inhoudsopgave
Opnamen maken 115
Foto-opnamen 116
Tabbladmenu's: foto-opnamen ...........................................................117
Beeldkwaliteit .....................................................................................122
Hoogte/breedte foto ...........................................................................125
Kijktijd .................................................................................................127
Lensafwijkingscorrectie ......................................................................128
Transportmodus .................................................................................133
Zelfontspanner ...................................................................................135
RAW-burstmodus ...............................................................................137
Belichtingscompensatie .....................................................................140
Automatische belichtingsbracketing ...................................................141
ISO-snelheidsinstellingen ..................................................................143
Automatische helderheidsoptimalisatie ..............................................149
Prioriteit voor lichte tonen ..................................................................150
Meetmethode .....................................................................................151
Meettimer ...........................................................................................153
Belichtingssimulatie ...........................................................................154
Witbalans ...........................................................................................155
Witbalanscorrectie/bracketing ............................................................160
Kleurruimte .........................................................................................162
Een beeldstijl kiezen ..........................................................................163
Een beeldstijl aanpassen ...................................................................166
Een beeldstijl vastleggen ...................................................................169
Ruisreductie lange sluitertijd ..............................................................171
16
Inhoudsopgave
Hoge ISO-ruisreductie .......................................................................172
Stofwisdata verkrijgen ........................................................................174
HDR-modus .......................................................................................176
Scherpstelbracketing .........................................................................180
Touch Shutter .....................................................................................184
Ontspanmethode voor de sluiter ........................................................186
Intervaltimer .......................................................................................187
Lange belichtingstijden (bulb) ............................................................190
Antiknipperopname ............................................................................193
AF-werking .........................................................................................195
AF-methode .......................................................................................198
Oogdetectie-AF ..................................................................................209
Continue AF .......................................................................................211
AF aanraken en verslepen .................................................................212
Handmatig scherpstellen met een lens na AF ...................................214
AF-hulplicht ........................................................................................215
Beeldstabilisatie .................................................................................216
Belichtingsvergrendeling (AE-vergrendeling) .....................................217
Handmatig scherpstellen ...................................................................218
MF-peaking (benadrukken van de contouren) ...................................220
Van scherpstelmodus wisselen ..........................................................221
Type digest-lm ..................................................................................222
Opnamen maken met de afstandsbediening .....................................223
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's ........................224
17
Inhoudsopgave
Filmopname 227
Tabbladmenu's: lmopname ..............................................................228
Filmmodus..........................................................................................232
HDR-lmmodus ..................................................................................239
Filmopnamekwaliteit...........................................................................241
Geluidsopname ..................................................................................248
Time-lapselms ..................................................................................250
Videosnapshots ..................................................................................261
Miniatuureectlm .............................................................................266
Digitale beeldstabilisatie voor lms ....................................................268
Automatisch corrigeren voor lms ......................................................270
Servo AF voor lms ............................................................................271
Overige menufuncties ........................................................................276
Algemene aandachtspunten bij het maken van lmopnamen ...........280
Opnamen maken met de itser 283
Opnamen maken met de ingebouwde itser .....................................284
Flitsfunctie-instellingen .......................................................................289
Opnamen maken met externe Speedlites ..........................................300
18
Inhoudsopgave
Afspelen 301
Tabbladmenu's: afspelen ...................................................................302
Beelden afspelen ...............................................................................304
Vergrote beeldweergave ....................................................................307
Indexweergave (Meerdere opnamen weergeven) .............................308
Film afspelen ......................................................................................309
De eerste en laatste scènes uit een lm snijden ................................313
Beeld extraheren ................................................................................315
Digest-lms bewerken ........................................................................317
Foto extraheren vanuit RAW-burstbeelden ........................................319
Afspelen op een tv .............................................................................321
Beelden beveiligen .............................................................................323
Beelden draaien .................................................................................326
Beelden wissen ..................................................................................327
Printopties opgeven ...........................................................................331
Fotoboek instellen ..............................................................................335
Creatieve lters ..................................................................................338
RAW-beeldverwerking........................................................................341
Creatieve hulp ....................................................................................347
RAW-verwerking via Snel instellen ....................................................349
Rode ogen corrigeren ........................................................................350
Album maken .....................................................................................351
Bijsnijden ............................................................................................354
Formaat wijzigen ................................................................................356
Classicatie ........................................................................................358
Diavoorstellingen ...............................................................................361
19
Inhoudsopgave
Beeldzoekvoorkeuren instellen ..........................................................363
Bladeren met het hoofdinstelwiel .......................................................365
Weergave met afspeelinformatie .......................................................367
Overbelichtingswaarschuwing ...........................................................369
AF-puntweergave ...............................................................................370
Weergaveraster ..................................................................................371
Vanaf laatst gezien .............................................................................372
Vergroting (circa) ................................................................................373
Draadloze functies 375
Tabbladmenu's: tabblad Draadloos ....................................................376
Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding ...........................................377
Verbinden met een smartphone .........................................................379
Verbinden met een computer via Wi-Fi ..............................................408
Verbinden met een printer via Wi-Fi ...................................................416
Beelden naar een webservice verzenden ..........................................426
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten ................................................441
Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening .................446
Opnieuw verbinden via Wi-Fi .............................................................449
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen ....................................451
Wi-Fi-instellingen................................................................................452
Bluetooth-instellingen .........................................................................453
De bijnaam wijzigen ...........................................................................454
Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere
apparaten ...........................................................................................455
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen .................................458
20
Inhoudsopgave
Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen
herstellen............................................................................................460
Scherm Info bekijken .........................................................................461
Het virtuele toetsenbord gebruiken ....................................................462
Reageren op foutmeldingen ...............................................................463
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie ......................474
Beveiliging ..........................................................................................476
Netwerkinstellingen controleren .........................................................477
Draadloze communicatiestatus ..........................................................478
Instellen 481
Tabbladmenu's: instellingen ...............................................................482
Map selecteren ..................................................................................484
Bestandsnummering ..........................................................................486
Automatisch draaien ..........................................................................489
Kaart formatteren ...............................................................................490
Modusuitleg ........................................................................................492
Uitleg ..................................................................................................493
Eco-modus .........................................................................................494
Spaarstand .........................................................................................495
Displayhelderheid ..............................................................................496
Datum/tijd/zone ..................................................................................497
Taal.....................................................................................................500
Scherpstelmodusknop (AF/MF) .........................................................501
Videosysteem .....................................................................................502
Sensorreiniging ..................................................................................503
21
Inhoudsopgave
Aanraakbediening ..............................................................................507
Pieptoon .............................................................................................508
HDMI-resolutie ...................................................................................509
HDMI HDR-uitgang ............................................................................510
Functie van ontspanknop voor lms ..................................................511
Weergave met opname-informatie .....................................................512
Weergaveprestaties ...........................................................................515
Zoekerweergaveformaat ....................................................................515
Weergave-instellingen ........................................................................516
Omgekeerde weergave ......................................................................517
Hulpfuncties .......................................................................................518
Aangepaste opnamemodi (C1/C2) ....................................................519
Camera resetten ................................................................................520
Copyrightinformatie ............................................................................521
Andere informatie ...............................................................................523
Persoonlijke voorkeuze/My Menu 525
Tabbladmenu's: aanpassen ...............................................................526
Aangepaste functies instellen ............................................................527
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze .....................................528
Persoonlijke voorkeuzen wissen ........................................................542
Tabbladmenu's: My Menu ..................................................................543
My Menu vastleggen ..........................................................................544
22
Inhoudsopgave
Referentie 549
Software .............................................................................................550
Opnamen importeren naar een computer ..........................................552
Opladen in de camera ........................................................................554
Accessoire voor gewoon stopcontact ................................................555
Problemen oplossen ..........................................................................556
Foutcodes ..........................................................................................575
Prestatiegegevens .............................................................................576
Informatiedisplay ................................................................................583
Index ..................................................................................................596
23
Functie-index
Voeding
z
De accu opladen (
=
40)
z
Accuniveau (
=
48)
z
Eco-modus (
=
494)
z
Energiebesparing (
=
495)
Kaarten
z
Formatteren (
=
490)
z
Kaarten die compatibel zijn met
lmopnamen (
=
579)
Lens
z
Bevestigen (
=
49,
=
51)
z
Verwijderen (
=
50,
=
53)
z
Sluiter ontspannen zonder lens
(
=
541)
Basisinstellingen
z
Datum/tijd/zone (
=
497)
z
Taal (
=
500)
z
Pieptoon (
=
508)
z
Wis alle camera-instellingen
(
=
520)
z
Copyrightinformatie (
=
521)
Scherm
z
Kantelen (
=
46)
z
Aanraakbediening (
=
66)
z
Uitleg (
=
493)
z
Helderheid (
=
496)
z
Digitale horizon (
=
512)
z
Help (
=
518)
AF
z
AF-werking (
=
195)
z
AF-methode (
=
198)
z
AF-puntselectie (
=
203)
z
Oogdetectie-AF (
=
209)
z
Continue AF (
=
211)
z
AF aanraken en verslepen (
=
212)
z
Elektronische handmatige
scherpstelling (
=
214)
z
AF-hulplicht (
=
215)
z
Handmatige scherpstelling (
=
218)
z
MF-peaking-instellingen (
=
220)
Lichtmeting
z
Meetmethode (
=
151)
Transport
z
Maximale opnamereeks (
=
124)
z
Transportmodi (
=
133)
z
Zelfontspanner (
=
135)
24
Functie-index
Beeldopname-instellingen
z
Een map maken/selecteren (
=
484)
z
Bestandsnummering (
=
486)
Beeldkwaliteit
z
Beeldkwaliteit (
=
122)
z
Hoogte/breedte foto (
=
125)
z
Lensafwijkingscorrectie (
=
128)
z
ISO-snelheid (foto's) (
=
143)
z
Automatische
helderheidsoptimalisatie (
=
149)
z
Prioriteit voor lichte tonen (
=
150)
z
Witbalans (
=
155)
z
Kleurruimte (
=
162)
z
Beeldstijl (
=
163)
z
Ruisreductie voor lange
belichtingstijden (
=
171)
z
Ruisreductie voor hoge ISO-
snelheden (
=
172)
z
Antiknipperopname (
=
193)
Opnamen maken
z
Opnamemodus (
=
36)
z
Snel instellen (
=
67)
z
Creatieve hulp (
=
76)
z
Creatieve lters (
=
96)
z
Scherptedieptecontrole (
=
109)
z
RAW-burstmodus (
=
137)
z
HDR-modus (
=
176)
z
Scherpstelbracketing (
=
180)
z
Touch Shutter (
=
184)
z
Intervaltimer (
=
187)
z
Bulbtimer (
=
191)
z
Vergrote weergave (
=
205)
z
Bediening op afstand (
=
223)
z
Afstandsbediening (
=
223)
z
Weergave met opname-informatie
(
=
512)
z
Rasterweergave (
=
513)
z
Foutcodes (
=
575)
25
Functie-index
Belichting
z
Belichtingscompensatie met M+ISO
Auto (
=
111)
z
Belichtingscompensatie (
=
140)
z
AEB (
=
141)
z
Belichtingssimulatie (
=
154)
z
AE-vergrendeling (
=
217)
z
Veiligheidsshift (
=
531)
Flitser
z
Ingebouwde itser (
=
284)
z
Flitsbelichtingscompensatie
(
=
286)
z
FE-vergrendeling (
=
287)
z
Functie-instellingen van de
ingebouwde itser (
=
292)
z
Functie-instellingen van de externe
itser (
=
294)
z
Persoonlijke voorkeuze voor de
externe itser (
=
298)
z
Externe itser (
=
300)
Filmopname
z
Opname met automatische
belichting (
=
232)
z
Opname met handmatige belichting
(
=
234)
z
HDR-lm (
=
239)
z
Filmopnameformaat (
=
241)
z
Geluidsopname (
=
248)
z
Windlter (
=
248)
z
Demper (
=
249)
z
Microfoon (
=
249)
z
Time-lapselm (
=
250)
z
Videosnapshot (
=
261)
z
Servo AF voor lms (
=
271)
z
Volggevoeligheid van Servo AF
voor lms (
=
273)
z
Servo AF-snelheid voor lms
(
=
274)
z
Opnamen maken met de
afstandsbediening (
=
276)
z
ISO-snelheid (lm) (
=
277)
z
HDMI-uitgang (
=
278)
z
Automatische langzame sluiter
(
=
279)
26
Functie-index
Afspelen
z
Kijktijd (
=
127)
z
Eén beeld weergeven (
=
304)
z
Afspelen via touchscreen (
=
306)
z
Vergrote weergave (
=
307)
z
Indexweergave (
=
308)
z
Film afspelen (
=
309)
z
De eerste en laatste beelden van
een lm bewerken (
=
313)
z
Beeld opslaan als foto (4K) (
=
315)
z
Foto extraheren (RAW-
burstbeelden) (
=
319)
z
Beelden op een televisie bekijken
(
=
321)
z
Beveiliging (
=
323)
z
Beelden draaien (
=
326)
z
Wissen (
=
327)
z
Classicatie (
=
358)
z
Diavoorstelling (
=
361)
z
Voorkeuren voor beelden zoeken
instellen (
=
363)
z
Door opnamen bladeren
(sprongweergave) (
=
365)
z
Weergave met afspeelinformatie
(
=
367)
z
Overbelichtingswaarschuwing
(
=
369)
z
AF-puntweergave (
=
370)
z
Rasterweergave (
=
371)
z
HDMI-resolutie (
=
509)
z
HDR-uitgang (
=
510)
z
Weergave met opname-informatie
(
=
588)
Opnamen bewerken
z
Creatieve lters (
=
338)
z
RAW-beeldverwerking (
=
341)
z
Rode ogen corrigeren (
=
350)
z
Videosnapshotalbum (
=
351)
z
JPEG-opnamen bijsnijden (
=
354)
z
Formaat van JPEG-opnamen
wijzigen (
=
356)
Printopties opgeven
z
Printopties (DPOF) (
=
331)
z
Fotoboek instellen (
=
335)
Aanpassen
z
Aangepaste opnamemodus
(
=
519)
z
Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)
(
=
526)
z
Aangepaste knopfuncties (
=
535)
z
Aangepaste wielfuncties (
=
540)
z
My Menu (
=
544)
27
Functie-index
Sensorreiniging en stof verwijderen
z
Stofwisdata verkrijgen (
=
174)
z
Sensorreiniging (
=
503)
z
Handmatige sensorreiniging
(
=
505)
Software
z
Downloaden en installeren (
=
550)
z
Software-instructiehandleidingen
(
=
551)
Draadloze functies
z
Verbinden met smartphones
(
=
379)
z
Automatisch vastgelegde beelden
naar smartphones sturen (
=
394)
z
Afstandsbediening (EOS Utility)
(
=
408)
z
Beelden automatisch naar
computer verzenden (
=
413)
z
Afdrukken van Wi-Fi-printers
(
=
416)
z
Uploaden naar webservice (
=
426)
z
Verbinden met draadloze
afstandsbediening (
=
446)
z
Opnamen van een geotag voorzien
(
=
455)
z
Draadloze instellingen wissen
(
=
460)
28
Veiligheidsinstructies
Zorg dat u deze instructies leest om het product veilig te kunnen gebruiken.
Volg deze instructies om letsel of schade aan de gebruiker van het product
of anderen te voorkomen.
WAARSCHUWING
:
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
z
Houd het product buiten bereik van jonge kinderen.
Een draagriem rond de nek van een persoon wikkelen kan leiden tot verstikking.
Het inslikken van onderdelen of meegeleverde items van camera's of accessoires
is gevaarlijk. Roep onmiddellijk medische hulp in als deze worden ingeslikt.
De batterij is gevaarlijk zijn als deze wordt ingeslikt. Roep onmiddellijk medische
hulp in als deze worden ingeslikt.
z
Gebruik alleen voedingsbronnen waarvan in deze gebruiksaanwijzing wordt
aangegeven dat ze bedoeld zijn voor gebruik met dit product.
z
Demonteer of wijzig het product niet.
z
Stel het product niet bloot aan harde schokken of trillingen.
z
Raak geen blootliggende interne onderdelen aan.
z
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product in geval van vreemde
verschijnselen zoals de aanwezigheid van rook of een vreemde geur.
z
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of verfverdunner
om het product schoon te maken.
z
Laat het product niet nat worden. Stop geen vreemde voorwerpen of vloeistoen in
het product.
z
Gebruik het product niet op plaatsen waar brandbare gassen aanwezig kunnen zijn.
Als u deze instructies niet in acht neemt, kan dit een elektrische schok, explosie
of brand veroorzaken.
z
Laat een lens of camera met bevestigde lens niet blootliggen zonder dat de lensdop
is bevestigd.
De lens kan het licht bundelen en brand veroorzaken.
z
Raak het product niet aan tijdens onweer als de stekker in het stopcontact zit.
Dit kan een elektrische schok veroorzaken.
z
Neem de volgende instructies in acht bij gebruik van in de winkel verkrijgbare
batterijen of bijgeleverde accu's.
Gebruik batterijen alleen voor het product waarvoor ze bedoeld zijn.
Verwarm de batterijen/accu's niet en stel ze niet bloot aan vuur.
Laad de batterijen/accu's niet op met niet-goedgekeurde acculaders.
Stel de polen niet bloot aan vuil en laat ze niet in contact komen met metalen
spelden of andere metalen objecten.
Gebruik geen lekkende batterijen/accu's.
Breng tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterijen/accu's
wanneer u deze weggooit.
Als u deze instructies niet in acht neemt, kan dit een elektrische schok, explosie
of brand veroorzaken.
29
Veiligheidsinstructies
Indien een batterij/accu lekt en het materiaal in contact komt met uw huid of
kleding, moet u het getroen gebied grondig afspoelen met stromend water.
In geval van contact met de ogen moet u de ogen grondig spoelen met ruime
hoeveelheden schoon, stromend water en onmiddellijk medische hulp inroepen.
z
Neem de volgende instructies in acht bij gebruik van een acculader of AC-adapter.
Verwijder regelmatig met een droge doek stof dat zich op de stekker en het
stopcontact ophoopt.
Steek of trek de stekker van het product niet in of uit het stopcontact met natte handen.
Gebruik het product niet als de stekker niet volledig in het stopcontact is gestoken.
Stel de stekker en de polen niet bloot aan vuil en laat ze niet in contact komen met
metalen spelden of andere metalen voorwerpen.
z
Raak de acculader of AC-adapter niet aan tijdens onweer indien deze in het
stopcontact is gestoken.
z
Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer. Demonteer, breek of wijzig het
netsnoer niet.
z
Wikkel het product niet in doek of andere materialen tijdens of kort na gebruik,
wanneer het product nog steeds een warme temperatuur heeft.
z
Haal de stekker van het product niet uit het stopcontact door aan het snoer te trekken.
z
Houd het product niet langdurig aangesloten op een voedingsbron.
z
Laad batterijen/accu's niet op bij temperaturen buiten het bereik van 5–40 °C.
Als u deze instructies niet in acht neemt, kan dit een elektrische schok, explosie
of brand veroorzaken.
z
Laat het product tijdens gebruik niet langdurig in contact komen met hetzelfde gebied
van de huid.
Dit kan leiden tot eerstegraads verbrandingen zoals een rode huid of blaren, zelfs
als het product niet heet aanvoelt. Het gebruik van een statief of vergelijkbare
apparatuur wordt aanbevolen wanneer het product wordt gebruikt op hete locaties
of door mensen met een slechte bloedsomloop of een minder gevoelige huid.
z
Volg aanwijzingen op om het product uit te schakelen op plaatsen waar het gebruik
ervan verboden is.
Als u dit niet doet, kan de werking van andere apparatuur verstoord raken
door het eect van elektromagnetische golven en kunt u zelfs ongelukken
veroorzaken.
30
Veiligheidsinstructies
VOORZICHTIG:
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
z
Gebruik de itser niet in de buurt van de ogen.
Dit kan pijn doen aan de ogen.
z
Kijk niet langdurig naar het scherm of door de zoeker.
Dit kan symptomen veroorzaken die vergelijkbaar zijn met wagenziekte. Stop in
dat geval onmiddellijk met het gebruik van het product en rust enige tijd voordat
u het gebruik hervat.
z
De itser krijgt een hoge temperatuur wanneer deze itst. Houd vingers, andere
lichaamsdelen en voorwerpen uit de buurt van de itseenheid terwijl u foto's maakt.
Dit kan brandwonden of een storing van de itser veroorzaken.
z
Laat het product niet achter op plaatsen die worden blootgesteld aan extreem hoge
of lage temperaturen.
Het product kan extreem heet/koud worden en brandwonden of letsel
veroorzaken wanneer het wordt aangeraakt.
z
De riem is alleen bedoeld voor gebruik op het lichaam. Door de riem met een
bevestigd product op te hangen aan een haak of ander object, kan het product
beschadigd raken. Schud daarnaast het product niet en stel het product niet bloot
aan harde schokken.
z
Oefen geen sterke druk uit op de lens en laat geen voorwerpen de lens raken.
Dit kan letsel of schade aan het product veroorzaken.
z
Bevestig het product alleen op een statief dat stevig genoeg is.
z
Draag het product niet wanneer het op een statief is bevestigd.
Dit kan letsel of een ongeluk veroorzaken.
z
Raak geen onderdelen aan de binnenkant van het product aan.
Dit kan letsel veroorzaken.
z
Als er een abnormale huidreactie of irritatie ontstaat tijdens of na het gebruik van
dit product, gebruik het product dan niet meer en win medisch advies in of roep
medische hulp in.
31
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
Omgaan met de camera
z
Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en
stel deze niet bloot aan fysieke schokken.
z
De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt.
Als de camera nat wordt, neem dan onmiddellijk contact op met een
Canon Service Center. Veeg eventuele waterdruppels weg met een
schone, droge doek. Is de camera blootgesteld aan zoute lucht, veeg de
camera dan af met een schone, goed uitgewrongen, vochtige doek.
z
Als u de camera gebruikt op een plaats waar veel vuil of stof aanwezig
is, kan er een storing worden veroorzaakt.
z
Het wordt aanbevolen de camera na gebruik te reinigen. Als u vuil,
stof, water of zout op de camera laat zitten, kan er een storing worden
veroorzaakt.
z
Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke
magnetische velden, zoals magneten of elektrische motoren. Houd de
camera eveneens uit de buurt van apparaten die sterke radiogolven
uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische velden kunnen
storingen in de camera veroorzaken en beeldgegevens beschadigen.
z
Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in
een auto die in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de
camera defect raken.
z
De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer de camera
nooit zelf te demonteren.
z
Blokkeer de werking van de ingebouwde itser of sluiter niet met uw
vinger of met andere voorwerpen. Als u dit toch doet, kan er een storing
worden veroorzaakt.
z
Gebruik een in de winkel verkrijgbare lensblazer om stof van de lens
of andere onderdelen te verwijderen. Gebruik geen reinigingsmiddelen
die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of de
lens schoon te maken. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil
contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
z
Raak de elektrische contactpunten van de camera nooit met uw vingers
aan. Als u dat wel doet, kunnen de contactpunten gaan roesten. Roest
op de contactpunten kan leiden tot storingen aan de camera.
z
Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving
terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige
32
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten
plastic tas te plaatsen. Zorg ervoor dat de camera is aangepast aan de
hogere temperatuur voordat u de camera uit de tas haalt.
z
Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd en
verwijder de lens, kaart of accu niet, om schade te voorkomen. Schakel
de camera uit en wacht tot het vocht volledig verdampt is voordat u het
gebruik hervat.
Als de camera binnenin nog koud is, zelfs wanneer de camera volledig
droog is, verwijdert u de lens, kaart of accu niet totdat de camera zich
heeft aangepast aan de omgevingstemperatuur.
z
Verwijder de accu en berg de camera op een koele, droge en goed
geventileerde plaats op als u de camera gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken. Ook als de camera is opgeborgen, moet u de ontspanknop zo
nu en dan enkele malen bedienen om te controleren of de camera nog
goed functioneert.
z
Vermijd opslag op plaatsen waar chemicaliën worden gebruikt die
oxidatie en corrosie veroorzaken, zoals in een laboratorium.
z
Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat
u de camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt
gebruikt en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis,
bijvoorbeeld een reis naar het buitenland, is het raadzaam de camera te
laten controleren bij het dichtstbijzijnde Canon Service Center of zelf te
controleren of de camera goed functioneert.
z
De camera kan warm worden na herhaaldelijk continu opnemen of
fotograferen/lmen gedurende een langere periode. Dit is niet het gevolg
van een storing.
z
Een felle lichtbron binnen of buiten het beeldgebied kan reecties
veroorzaken.
Scherm
z
Hoewel het scherm is geproduceerd met hogeprecisietechnologie en
meer dan 99,99% eectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01%
resterende pixels enkele dode pixels voorkomen en kunnen er ook
zwarte, rode of andere gekleurde vlekken voorkomen. Dit is niet het
gevolg van een storing. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de
vastgelegde opnamen.
33
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
z
Als het scherm lange tijd aan blijft staan, kan het scherm inbranden
en zijn er restanten van de eerdere weergave te zien. Dit is echter
een tijdelijk eect dat verdwijnt als de camera enkele dagen niet wordt
gebruikt.
z
Bij lage temperaturen kan het scherm langzamer reageren en bij hoge
temperaturen kan het er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert
het scherm weer normaal.
Kaarten
Let op het volgende om de kaart en vastgelegde gegevens te beschermen:
z
Laat de kaart niet vallen of nat worden en buig de kaart niet. Oefen geen
druk op de kaart uit en stel deze niet bloot aan fysieke schokken en
trillingen.
z
Raak de elektronische contactpunten van de kaart nooit met uw vingers
of een metalen voorwerp aan.
z
Plak geen stickers of iets anders op de kaart.
z
Gebruik of bewaar de kaart niet in de buurt van voorwerpen met een
sterk magnetisch veld, zoals een televisie, luidsprekers en magneten.
Mijd ook plaatsen met statische elektriciteit.
z
Plaats de kaart niet in direct zonlicht of in de buurt van hittebronnen.
z
Bewaar de kaart in een houder.
z
Bewaar de kaart niet op hete, stoge of vochtige plaatsen.
Vlekken op de beeldsensor
z
Behalve dat er stof van buitenaf de camera kan binnendringen, kan er in
zeldzame gevallen ook smeermiddel van de interne onderdelen van de
camera op de sensor terechtkomen. Zijn er vlekken te zien op beelden,
laat de sensor dan reinigen door een Canon Service Center.
Lens
z
Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera,
plaatst u de lens met de achterkant naar boven en
bevestigt u de achterste lensdop om krassen op het
lensoppervlak en de elektrische contactpunten te
voorkomen (1).
(1)
34
Namen van onderdelen
(
9
)
(
10
)(
8
)
(
20
)
(
19
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(
1
)
(
2
)
(
6
)
(
7
)
(
24
)
(
15
)
(
12
)
(
13
)
(
21
) (
22
)(
23
)
(
11
)
(
18
)
(
17
)
(
16
)
(
14
)
(1) <
5
> Snelinstelwiel
(2) <
B
> Multifunctieknop
(3) Ontspanknop
(4) <
6
> Hoofdinstelwiel
(5) Markering lensvatting EF-M-lens
(6) Greep
(7) Contactpunten
(8) <
> Knop functie instelwielen
(9) Programmakeuzewiel
(10) Beeldsensor
(11) Ingebouwde itser
(12) Bevestigingspunt draagriem
(13) <
I
> Hendel voor uitklappen
itser
(14) Lampje AF-hulplicht/
Zelfontspanner/
Afstandsbediening lamp
(15) Aansluitingenklepje
(16) Lensontgrendelingsknop
(17) Lensvergrendelingsstift
(18) Lensvatting
(19) <
Y
> Aansluiting externe
microfoon
(20) <
F
> Aansluiting
afstandsbediening
(21) Statiefbevestiging
(22) Aansluitpunt voor
DC-koppelingskabel
(23) Kaartsleuf-/accucompartiment-
klepje
(24) Cameradop
35
Namen van onderdelen
(
2
)
(
1
)
(
4
)
(
5
)
(
16
)
(
15
)
(
17
)
(
14
)
(
13
)
(
24
)
(
22
)
(
21
)
(
25
)
(
18
)
(
19
)
(
20
)
(
6
)
(
23
)
(
8
)
(
9
)
(
7
)
(
10
)
(
11
)
(
12
)
(
3
)(
3
)
(1) <
V
> Scherpstelvlakmarkering
(2) Flitsschoen
(3) Microfoon
(4) Contact voor itssynchronisatie
(5) Aan-uitschakelaar
(6) Luidspreker
(7) <
S
> AF-puntknop
(8) <
A
> Knop voor AE-
vergrendeling/FE-vergrendeling
(9) Serienummer (bodynummer)
(10) Scherm
(11) <
g
> Digital-aansluiting
(12) <
D
> HDMI OUT-
aansluiting
(13) <
B
> Infoknop
(14) <
W
/
O
> Knop omhoog/
belichtingscompensatie
(15) <
Y
/
j
> Knop links/
transportmodus
(16) <
X
/
L
> Knop omlaag/wissen
(17) <
x
> Afspeelknop
(18) AF-startknop
(19) Scherpstelmodusknop
(20) Filmopnameknop
(21) Lees-/schrijndicator
(22) <
Z
/
I
> Knop rechts/itser
(23) <
Q
/
0
> Quick Control-/
instelknop
(24) <
V
/
5
> Pijltjestoetsen/
controleknop
(25) <
M
> Menuknop
36
Namen van onderdelen
Programmakeuzewiel
Op het programmakeuzewiel vindt u basismodi, de creatieve modi en de
lmopnamemodus.
(
1
)
(1) Basismodi
U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in
en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène.
A
/
D
: Automatisch/scène/Hybride automatisch (
=
70)
8
: Speciale scène (
=
78)
J
Zelfportret (
=
80)
4
Close-up (
=
87)
2
Portret (
=
81)
P
Voedsel (
=
88)
K
Egale huid (
=
82)
6
Nachtportret (
=
89)
3
Landschap (
=
83)
F
Nachtopnamen uit
hand (
=
90)
5
Sport (
=
84)
G
HDR-tegenlicht (
=
91)
r
Pannen (
=
85)
U
: Creatieve lters (
=
96)
I
Korrelig zwart-wit (
=
98)
c
Miniatuureect (
=
99)
G
Softfocus (
=
98)
A
HDR-kunst (
=
99)
X
Fisheye-eect (
=
98)
B
HDR-kunst levendig (
=
99)
K
Aquareleect (
=
98)
C
HDR-kunst olieverf (
=
99)
H
Speelgoedcamera-eect
(
=
98)
D
HDR-kunst embosseren
(reliëf) (
=
99)
37
Namen van onderdelen
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(2) Creatieve modi
Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen naar
wens vast te leggen.
t
AE met exibele prioriteit (
=
112)
d
AE-programma (
=
104)
s
AE met sluitervoorkeur (
=
106)
f
AE met diafragmavoorkeur (
=
108)
a
Handmatige belichting (
=
110)
(3) Aangepaste opnamemodi
U kunt <
t
>, <
d
>, <
s
>, <
f
>, <
a
>, AF-werking, menufuncties
enzovoort toewijzen aan <
w
> of <
x
> (
=
519).
(4)
k
: Filmopname (
=
232)
38
Namen van onderdelen
Acculader LC-E17E
Lader voor accu LP-E17 (
=
40).
(4)
(5)
(1)
(2)
(3)
(1) Accucompartiment
(2) Lampje “volledig
opgeladen'
(3) Oplaadlampje
(4) Netsnoer
(5) Netsnoeraanslui-
ting
De riem bevestigen
Haal het uiteinde van de riem van onderaf
door het oog van het bevestigingspunt van
de draagriem. Haal het uiteinde daarna door
de gesp van de riem zoals afgebeeld in de
illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor
dat deze goed vastzit in de gesp.
3939
Voorbereiding en
basisbediening
In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het
maken van opnamen en de basis camerahandelingen beschreven.
40
De accu opladen
1
Verwijder het beschermkapje van
de accu.
2
Steek de accu volledig in de lader.
z
Verwijder de accu in omgekeerde
volgorde.
(2)
(1)
3
Laad de accu op.
z
Sluit het netsnoer aan op de lader en
steek de stekker in het stopcontact.
z
Het opladen begint automatisch en het
oplaadlampje (1) wordt oranje.
z
Als de accu volledig is opgeladen, wordt
het lampje “volledig opgeladen” (2)
groen.
z
Het duurt ongeveer 2 uur om
een volledig lege accu bij
kamertemperatuur (23 °C) helemaal
op te laden. Hoe lang het duurt om de
accu op te laden, is sterk afhankelijk
van de omgevingstemperatuur en de
resterende capaciteit van de accu.
z
Uit veiligheidsoverwegingen duurt
opladen bij lage temperaturen (5–10 °C)
langer (tot circa 4 uur).
41
De accu opladen
z
Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen.
Laad de accu voor gebruik op.
z
Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag
dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor.
Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu
geleidelijk aan leeg.
z
Verwijder de accu na het opladen en verwijder de acculader
uit het stopcontact.
z
Verwijder de accu wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de accu langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van
een kleine lekstroom, waardoor de accu verder wordt ontladen en
de levensduur van de accu korter wordt. Bewaar de accu met het
beschermkapje erop. Als u de accu opbergt nadat u deze volledig hebt
opgeladen, kunnen de prestaties van de accu teruglopen.
z
De acculader kan ook in het buitenland worden gebruikt.
De acculader is compatibel met een stroombron van 100 V AC tot
240 V AC, 50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de winkel verkrijgbare
stekkeradapter voor het desbetreende land of de desbetreende
regio gebruiken. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op de
acculader. Dit kan de acculader beschadigen.
z
Als de accu snel leeg raakt, zelfs nadat deze volledig is
opgeladen, moet de accu worden vervangen.
Koop dan een nieuwe accu.
z
Nadat u de stekker van de lader uit het stopcontact hebt verwijderd, dient u de
contactpunten van de stekker circa 5 seconden niet aan te raken.
z
De bijgeleverde lader kan geen andere accu's opladen dan de accu LP-E17.
42
De accu en de kaart plaatsen/verwijderen
Plaats een volledig opgeladen accu LP-E17 in de camera.
z
Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje (1) van de kaart omhoog
staat, zodat schrijven en wissen mogelijk is.
Plaatsen
1
Schuif de vergrendeling van het
kaartsleuf-/accucompartimentklepje
en open het klepje.
2
Plaats de accu.
z
Steek het uiteinde met de elektrische
contactpunten in de camera.
z
Schuif de accu in de camera totdat de
accu vastzit.
(
1
)
3
Plaats de kaart.
z
Plaats de kaart met de etiketzijde naar
de voorzijde van de camera gericht
zoals geïllustreerd, totdat de kaart
vastklikt.
43
De accu en de kaart plaatsen/verwijderen
4
Sluit het klepje.
z
Druk op het klepje totdat het dichtklikt.
z
U kunt geen andere accu's gebruiken dan de accu LP-E17.
z
Let erop dat u het kaartsleuf-/accucompartimentklepje bij het openen niet
verder naar achteren drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken.
Verwijderen
(
1
)
1
Open het kaartsleuf-/
accucompartimentklepje.
z
Zet de aan-uitschakelaar op <
2
>.
z
Controleer of de lees-/schrijndicator
uit (1) is en open vervolgens het klepje.
z
Sluit de klep als [Opslaan...] op het
scherm wordt weergegeven.
2
Verwijder de accu.
z
Druk het accuvergrendelingsschuifje in de
richting van de pijl en verwijder de accu.
z
Plaats het meegeleverde beschermkapje
(
=
40) altijd op de accu om
kortsluiting te voorkomen.
44
De accu en de kaart plaatsen/verwijderen
3
Verwijder de kaart.
z
Druk de kaart voorzichtig in de camera
en laat de kaart vervolgens los om deze
uit te werpen.
z
Trek de kaart recht uit de camera.
4
Sluit het klepje.
z
Druk op het klepje totdat het dichtklikt.
45
De accu en de kaart plaatsen/verwijderen
De kaart formatteren
Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een
andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren
(
=
490).
z
Het maximum aantal opnamen varieert, afhankelijk van de resterende
capaciteit van de kaart, de instellingen voor de beeldkwaliteit, de ISO-snelheid,
enzovoort.
z
Wanneer de lees-/schrijndicator brandt of knippert, betekent dit
dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist,
of dat gegevens worden overgedragen. Maak het kaartsleuf-/
accucompartimentklepje niet open. Voer ook niet de volgende
handelingen uit wanneer de lees-/schrijndicator brandt of knippert.
De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken.
y
De kaart verwijderen.
y
De accu verwijderen.
y
Met de camera schudden of slaan.
y
Een netsnoer loskoppelen en aansluiten (als accessoires voor aansluiting
op een gewoon stopcontact (afzonderlijk verkrijgbaar) worden gebruikt).
z
Als op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het
opnamenummer niet begint bij 0001 (
=
486).
z
Als op het scherm een aan de kaart gerelateerde fout wordt weergegeven,
verwijdert u de kaart en plaatst u deze opnieuw. Gebruik een andere kaart als
het probleem aanhoudt.
Kunt u alle opnamen op de kaart naar een computer overdragen, draag dan
alle opnamen over en formatteer de kaart met de camera (
=
490). De kaart
functioneert dan wellicht weer normaal.
z
Raak de contactpunten van de kaart niet aan met uw vingers of met metalen
voorwerpen. Stel de contactpunten niet bloot aan stof of water. Vuil op de
contactpunten kan de werking verstoren.
z
Multimediakaarten (MMC) kunnen niet worden gebruikt. (In dat geval verschijnt
een kaartfoutmelding.)
z
Het gebruik van UHS-II microSDHC-/SDXC-kaarten met een microSD -naar-
SD-adapter wordt afgeraden. Gebruik SDHC-/SDXC-kaarten als u UHS-II-
kaarten gebruikt.
46
Het scherm gebruiken
U kunt de richting en hoek van het scherm wijzigen.
Het scherm omlaag kantelen
z
Trek de bovenkant van het scherm
omlaag naar u toe.
z
Het scherm kan tot ongeveer 45 graden
worden opengeklapt.
Het scherm omhoog kantelen
z
Het scherm kan omhoog worden
getild en tot ongeveer 180° worden
opengeklapt.
z
Als u de camera op uzelf gericht houdt
bij opnamen, kunt u een gespiegelde
weergave van uzelf zien door het
scherm naar de voorzijde van de
camera te draaien.
z
Houd het scherm gesloten wanneer de camera niet in gebruik is.
z
Duw niet te ver door bij het openen van het scherm. Hierdoor kan de camera
beschadigd raken.
47
De camera inschakelen
z
<
1
>
De camera wordt ingeschakeld.
z
<
2
>
De camera is uitgeschakeld en werkt
niet. Zet de aan-uitschakelaar op deze
positie wanneer u de camera niet
gebruikt.
De datum, tijd en tijdzone instellen
Als na de aan-uitschakelaar van de camera het scherm met datum/tijd/zone
wordt weergegeven, raadpleegt u
=
497 voor het instellen van de datum,
tijd en tijdzone.
De interfacetaal wijzigen
Zie
=
500 voor het wijzigen van de interfacetaal.
Automatische sensorreiniging
z
Wanneer u de aan-uitschakelaar op <
1
> of <
2
> zet, wordt de
sensorreiniging automatisch uitgevoerd. (Er kan een klein beetje geluid
te horen zijn.) Tijdens het reinigen van de sensor wordt [
f
] op het
scherm weergegeven.
z
Als u de aan-uitschakelaar binnen korte tijd herhaaldelijk van en
naar <
1
>/<
2
> schuift, wordt het pictogram [
f
] mogelijk niet
weergegeven. Dit is normaal en is geen defect.
z
Als u de aan-uitschakelaar op <
2
> zet op het moment dat een opname
op de kaart wordt opgeslagen, wordt [Opslaan...] weergegeven en wordt de
camera pas uitgeschakeld nadat het opslaan van de opname op de kaart is
voltooid.
48
De camera inschakelen
Indicator accuniveau
: De accu is vol.
: Accuniveau is laag, maar de camera
kan nog worden gebruikt.
: De accu is bijna leeg. (Knippert)
: Laad de accu op.
z
De accu raakt sneller leeg wanneer u een van de volgende handelingen verricht:
y
Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
y
Wanneer de AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname wordt
gemaakt.
y
Wanneer Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van de lens wordt gebruikt.
y
Wanneer u de Wi-Fi-functie of de Bluetooth-functie gebruikt.
z
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan het maximum aantal mogelijke
opnamen afnemen.
z
Voor de bediening van de lens wordt ook stroom van de accu gebruikt.
Bij sommige lenzen raakt de accu sneller leeg dan bij andere.
z
Bij lage omgevingstemperaturen is het wellicht niet mogelijk om opnamen te
maken, zelfs wanneer het accuniveau hoog genoeg is.
49
Een lens bevestigen en verwijderen
De camera is compatibel met EF-M-lenzen. Door een optionele
vattingadapter EF-EOS M te bevestigen, kunt u ook EF- en EF-S-lenzen
gebruiken.
Een lens bevestigen
1
Verwijder de doppen.
z
Verwijder de achterste lensdop en de
cameradop door ze los te draaien in
de richting die door de pijlen wordt
aangegeven.
2
Bevestig de lens.
z
Zorg ervoor dat de witte
bevestigingsmarkering op lens en die
op de camera zich op één lijn bevinden
en draai de lens in de richting van de pijl
totdat deze vastklikt.
3
Verwijder de voorste lensdop.
(
1
)
(
2
)
4
Bereid de opname voor.
z
Druk op (1) terwijl u iets aan (2) draait
en laat vervolgens (1) los.
z
Draai (2) nog iets verder tot de lens
vastklikt.
50
Een lens bevestigen en verwijderen
De lens verwijderen
Druk op de lensontgrendelingsknop
en draai de lens in de richting van
de pijl.
z
Draai de lens totdat deze niet
meer verder kan en koppel deze
vervolgens los.
z
Bevestig de achterste lensdop op de
losgekoppelde lens.
z
Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen
beschadigen.
z
Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <
2
> wanneer u een lens
bevestigt of verwijdert.
z
Als het voorste deel (de scherpstelring) van de lens tijdens het automatisch
scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan niet aan.
z
Opnamebeeldhoek
- Omdat het beeldgebied kleiner is dan het lmformaat 35 mm, lijkt het of de
eectieve beeldhoek overeenkomt met ongeveer 1,6 keer de aangegeven
brandpuntsafstand van de lens.
Beeldgebied (circa) (22,3×14,8 mm)
35mm-lmformaat (36×24 mm)
z
Raadpleeg de lensinstructiehandleiding (
=
4) voor instructies over het
gebruik van de lens.
Tips voor het voorkomen van vlekken en stof
Verwissel lenzen zo snel mogelijk en op een plaats die zo veel mogelijk
stofvrij is.
Bevestig de cameradop op de camera wanneer u deze zonder lens bewaart.
Verwijder stof van de cameradop voordat u deze bevestigt.
51
EF/EF-S-lenzen bevestigen en verwijderen
U kunt EF- en EF-S-lenzen gebruiken door de optionele vattingadapter
EF-EOS M te bevestigen.
Een lens bevestigen
1
Verwijder de doppen.
z
Verwijder de doppen op de lens, adapter
en behuizing.
(
1
)
(
2
)
2
Bevestig de lens aan de adapter.
z
Zorg ervoor dat de rode of witte
bevestigingsmarkering op de lens zich
op gelijke hoogte bevinden met die op
de voedingsadapter en draai de lens
in de richting van de pijl totdat deze
vastklikt.
(1) Rode markering
(2) Witte markering
(
3
)
3
Bevestig de adapter op de camera.
z
Zorg ervoor dat de witte
bevestigingsmarkeringen (3) op de
adapter en de camera zich op één
lijn bevinden en draai de lens in de
richting van de pijl totdat de lens op zijn
plaats klikt.
52
EF/EF-S-lenzen bevestigen en verwijderen
4
Stel de scherpstelmodusknop op
de lens in op <AF>.
z
<AF> staat voor Auto Focus,
of automatische scherpstelling.
z
<MF> staat voor Manual Focus,
of handmatige scherpstelling.
Automatisch scherpstellen
werkt dan niet.
5
Verwijder de voorste lensdop.
53
EF/EF-S-lenzen bevestigen en verwijderen
De lens verwijderen
1
Druk op de lensontgrendelingsknop
en draai de adapter in de richting
van de pijl.
z
Draai de adapter totdat deze niet meer
verder kan en maak hem los.
2
De lens van de adapter
ontkoppelen.
z
Houd de ontgrendelknop op de adapter
ingedrukt en draai de lens linksom.
z
Draai de lens totdat deze niet
meer verder kan en koppel deze
vervolgens los.
z
Bevestig de lensdop op de
losgekoppelde lens.
z
Zie
=
50 voor voorzorgsmaatregelen om de lens te beschermen.
z
Bij EF- en EF-S-lenzen heeft de scherpstelmodusknop van de camera
geen eect.
z
Gebruikt u een lens die zwaarder is dan de camera, houd de camera dan vast
aan de lens wanneer u opnamen maakt of de camera draagt.
z
Met EF-lenzen die een statiefaansluiting gebruiken (zoals supertelelenzen),
bevestigt u het statief op de statiefaansluiting op de lens. Gebruikt u lenzen
zonder een statiefaansluiting, bevestig het statief dan op de statiefaansluiting
op de vattingadapter.
54
Een elektronische zoeker gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Opnamen maken is eenvoudiger met een elektronische zoeker, die u helpt
om u te concentreren op de scherpgestelde onderwerpen.
Houd er rekening mee dat u minder foto's en opnametijd tot uw beschikking
hebt dan bij het gebruik van het LCD-scherm op de achterkant van de
camera.
1
Zorg dat de camera is
uitgeschakeld.
2
Bevestig de elektronische zoeker
op de itsschoen.
z
Verwijder de itsschoendop.
z
Verwijder de afdekking van de zoeker.
z
Plaats het verbindingsonderdeel van de
zoeker zoals wordt geïllustreerd in de
itsschoen (
=
35) totdat de zoeker
vastklikt.
3
Stel de elektronische zoeker in op
de gewenste hoek.
z
U kunt de hoek van de zoeker
aanpassen tot circa 90° om aan te
sluiten bij de scène of de manier waarop
u opnamen maakt.
55
Een elektronische zoeker gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
4
Zet de camera aan en schakel naar
behoefte over tussen het scherm
en de zoeker.
z
Door de zoeker bij uw oog te houden,
wordt de weergave ervan geactiveerd
en wordt het scherm van de camera
uitgeschakeld.
z
Door de zoeker bij uw oog weg te halen,
wordt de weergave ervan uitgeschakeld
en wordt het scherm van de camera
geactiveerd.
EVF-DC1
EVF-DC2
5
Pas de dioptrie aan.
z
Draai het keuzewiel om nog scherper op
beelden in de zoeker scherp te stellen.
6
Verwijder de elektronische zoeker
wanneer u klaar bent.
z
Om de zoeker van de camera te
verwijderen, schakelt u de camera uit
en houdt u de knop <UNLOCK> van
de zoeker ingedrukt terwijl u de zoeker
verwijdert.
z
Verwijder de zoeker en berg de zoeker
op wanneer u deze niet gebruikt.
56
Een elektronische zoeker gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
z
De zoekerweergave en het camerascherm kunnen niet tegelijk worden
ingeschakeld.
z
Het aanraakscherm van de camera kan niet worden bediend als de
zoekerweergave wordt gebruikt.
z
Hoewel de zoeker onder productieomstandigheden voor uitzonderlijk hoge
precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de pixels voldoet aan de
ontwerpspecicaties, kunnen pixels in zeldzame gevallen gebreken vertonen
of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn. Dit duidt niet op schade aan de
camera en heeft geen invloed op de vastgelegde beelden.
z
Bij sommige instellingen voor beeldverhouding (
=
125) worden zwarte
balken aan de boven- en onderkant of de linker- en rechterkant van het scherm
getoond. Deze gebieden worden niet vastgelegd.
z
U kunt de zoekerweergave en schermweergave afwisselen door op de knop
<
> van de zoeker te drukken.
z
Het scherm wordt niet geactiveerd wanneer u uw oog van de zoeker afhaalt als
u [Handm. weerg.] hebt ingesteld op [Zoeker] nadat u [
5
: Weergave-inst.]
hebt geselecteerd en [Displayinstelling] op [Handmatig] hebt ingesteld. Druk
daarom om de knop <
> van de zoeker om het scherm te activeren.
z
De weergave van opname-informatie wordt niet aangepast wanneer u de
camera verticaal houdt als [Vert. weergave VF] ingesteld is op [Uit] nadat
u [
5
: Opname-infoscherm] hebt geselecteerd.
z
U kunt afzonderlijk helderheidsinstellingen congureren (
=
496) voor de
zoeker en het camerascherm.
z
Als u het opnamescherm wilt verkleinen, stelt u [
5
: Formaat VF-weerg.] in op
[Weergave 2].
z
Bij de EVF-DC2 is het niet mogelijk om de hoek aan te passen.
57
Basisbediening
De camera vasthouden
Terwijl u een opname maakt, kunt u het scherm kantelen om het in te
stellen. Zie
=
46 voor meer informatie.
Hoge hoekNormale hoek Lage hoek
58
Basisbediening
Ontspanknop
De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken.
Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken.
Half indrukken
Hiermee activeert u de automatische
scherpstelling en het automatische
belichtingssysteem dat de sluitertijd en het
diafragma instelt.
De belichtingsinstelling (sluitertijd- en
diafragmawaarde) wordt weergegeven
gedurende circa 8 seconden of gedurende
de tijd die is ingesteld voor de meettimer.*
* Standaard is de meettimer ingesteld op 8
seconden.
Helemaal indrukken
Deze actie maakt een opname.
z
Cameratrilling voorkomen
Het bewegen van de camera tijdens het belichtingsmoment kan leiden
tot cameratrilling. Onscherpe opnamen kunnen hiervan het resultaat zijn.
Let op het volgende om bewegingsonscherpte te voorkomen:
Houd de camera stil.
Druk de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen en druk
de ontspanknop vervolgens langzaam volledig in.
59
Basisbediening
z
Als u de ontspanknop helemaal indrukt zonder deze eerst half in te drukken of
als u de ontspanknop half indrukt en direct daarna volledig, treedt er een kleine
vertraging op in het maken van de opname.
z
Zelfs bij menuweergave of het afspelen van beelden kunt u direct teruggaan
naar de opnamemodus door de ontspanknop half in te drukken.
<
6
> Hoofdinstelwiel
Terwijl u op het scherm kijkt, draait u aan
het instelwiel <
6
>.
Gebruik dit instelwiel om de sluitertijd,
diafragmawaarde enzovoort in te stellen.
<
5
> Snelinstelwiel
Terwijl u op het scherm kijkt, draait u aan
het instelwiel <
5
>.
Tijdens het afspelen kunt u beelden
vergroten of overschakelen naar de
indexweergave.
AF-startknop
Wanneer u in de creatieve modi op deze
knop drukt, krijgt u hetzelfde eect als
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
60
Basisbediening
<
B
> Multifunctieknop
U kunt de ISO-snelheid aanpassen door
op de knop <
B
> te drukken en aan het
instelwiel <
5
> te draaien.
<
5
> Controleknop
Een van de manieren om instelitems te
kiezen, van beeld te wisselen of andere
handelingen uit te voeren, is aan de
controleknop draaien. Daarnaast kunt u de
meeste handelingen uitvoeren met de
knoppen <
W
> <
X
> <
Y
> <
Z
>.
U kunt ook veelgebruikte functies
toewijzen (
=
540).
61
Basisbediening
INFO-knop
Elke druk op de knop <
B
> verandert de
weergegeven informatie.
De volgende voorbeeldschermen zijn
voor foto's.
62
Menubewerkingen en instellingen
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(
7
)
(
6
)
(
1
)
(1) Knop <
B
>
(2) Scherm
(3) <
V
> Pijltjestoetsen/controleknop
(4) Knop <
M
>
(5) Knop <
0
>
(6) Hoofdinstelwiel
(7) Snelinstelwiel
Menuscherm basismodi
* In de basismodi worden sommige tabbladen en menuopties niet weergegeven.
63
Menubewerkingen en instellingen
Menuscherm creatieve modi
(10)
(1) Hoofdtabblad
(2) Secundaire tabbladen
(3) Menu-items
(4)
z
: opnamen maken
(5)
3
: afspelen
(6)
k
: draadloze functies
(7)
5
: instellingen
(8)
8
: aangepaste functies
(9)
9
: My Menu
(10) Menu-instellingen
Procedure voor het instellen van het menu
1
Geef het menuscherm weer.
z
Druk op de knop <
M
>.
2
Selecteer een tabblad.
z
Druk op de knop <
B
> om van het
ene naar het andere hoofdtabblad
te gaan.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om
een secundair tabblad te selecteren.
64
Menubewerkingen en instellingen
3
Selecteer een item.
z
Draai aan het instelwiel <
5
> om
een item te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
4
Selecteer een optie.
z
Draai aan het instelwiel <
5
> om een
optie te selecteren.
z
De huidige instelling wordt blauw
weergegeven.
5
Stel een optie in.
z
Druk op <
0
> om de instelling vast te
leggen.
6
Verlaat de instelling.
z
Druk op de knop <
M
> om te
stoppen en klaar te maken voor
opnemen.
z
In de beschrijvingen van de menufuncties hieronder wordt ervan uitgegaan dat
u op de knop <
M
> hebt gedrukt om het menuscherm weer te geven.
z
Menubewerkingen zijn ook mogelijk door op het menuscherm te tikken, door op
de pijltjestoetsen <
V
> te drukken of door aan de controleknop te draaien.
z
Druk op de knop <
M
> om de bewerking te annuleren.
65
Menubewerkingen en instellingen
Gedimde menu-items
Voorbeeld: prioriteit voor lichte tonen
Gedimde menu-items kunnen niet worden
ingesteld. Menu-items worden gedimd
weergegeven als een andere functie-
instelling voorrang heeft.
U kunt de functie die voorrang heeft,
weergeven door het gedimde menu-item
te selecteren en op <
0
> te drukken,
herkennen.
Als u de instelling van de functie die
voorrang heeft annuleert, wordt het
gedimde menu-item instelbaar.
z
Mogelijk ziet u niet alle overschrijuncties voor bepaalde gedimde menu-items.
z
Met [Basis instell.] in [
5
: Camera resetten] kunt u de standaardinstellingen
van menufuncties herstellen (
=
520).
66
Bediening via het touchscreen
U kunt de camera bedienen door met uw vingers op het scherm
(touchscreen-paneel) te tikken of slepen.
Tikken
Voorbeeldscherm (Snel instellen)
z
Tik met uw vinger op het scherm
(kort aanraken en dan weer loslaten).
z
Als u bijvoorbeeld op [
Q
] tikt, verschijnt
het scherm Snel instellen. Door op [
2
]
te tikken, keert u terug naar het vorige
scherm.
Slepen
Voorbeeldscherm (Menuscherm)
z
Sleep uw vinger over het scherm.
z
Als [
5
: Pieptoon] is ingesteld op [Raak
aan], hoort u geen pieptoon tijdens
bewerkingen via het aanraakscherm (
=
508).
z
Het reactievermogen van de aanraakbediening is instelbaar (
=
507).
67
Snel instellen
U kunt de instellingen die worden weergegeven op het scherm, rechtstreeks
selecteren en instellen. Deze snelle instelfunctie heet Quick Control (behalve
in de modus <
A
>).
1
Druk op de knop <Q> (7).
2
Selecteer een instelitem.
z
Druk op de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
>
om te selecteren.
z
Als het scherm links verschijnt, druk dan
op de toetsen <
W
> <
X
> <
Y
> <
Z
> om
een keuze te maken.
3
Selecteer een optie.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> of <
5
>
of druk op de pijltjestoetsen <
Y
>
of <
Z
> om de instelling te wijzigen.
Sommige worden ingesteld door hierna
op een knop te drukken.
z
Druk op <
0
> om het instellen te
voltooien en terug te gaan naar het
vorige scherm.
z
U kunt ook op het scherm tikken voor snelle instelopties (
=
66).
68
6969
Basismodi
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de basismodi op het
programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten.
In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp
te richten en de opname te maken; de camera stelt alles
automatisch in.
70
Automatisch/scène/Hybride automatisch
(Volautomatisch)
<
A
> <
D
> is een volautomatische modus. De camera analyseert de
scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. De camera past
de scherpstelling automatisch aan op het niet-bewegende of bewegende
onderwerp door de beweging van het onderwerp te detecteren.
Met <
D
> kunt u eenvoudig een korte lm van de dag maken door foto's te
maken. De camera neemt voor elke opname clips van 2-4 seconden op van
scènes, die later worden gecombineerd in een digest-lm (
=
222,
=
317).
1
Stel het programmakeuzewiel in op
<A> of <D>.
2
Druk op <0>.
z
Lees de melding en selecteer [OK].
3
Richt de camera op het gewenste
onderwerp.
z
In bepaalde opnameomstandigheden
wordt er een kader om het onderwerp
weergegeven.
z
Op gedetecteerde gezichten verschijnen
AF-punten.
71
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch)
4
Stel scherp op het onderwerp.
z
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
z
Knippert [
D
], gebruik dan de hendel
<
D
> om de ingebouwde itser uit te
klappen.
z
U kunt ook scherpstellen door op het
gezicht van een persoon of een ander
onderwerp op het scherm te tikken
(Touch AF) wanneer [
z
: Continue AF]
ingesteld is op [Uitschak.].
z
Als er weinig licht is, wordt indien nodig
het AF-hulplicht (
=
215) automatisch
geactiveerd.
z
Voor stilstaande onderwerpen wordt
een groen AF-punt weergegeven als het
onderwerp scherp is. U hoort bovendien
een pieptoon. (Alleen 1-beeld AF/<
A
>)
z
Voor bewegende onderwerpen wordt
een blauw AF-punt weergegeven (alleen
<
A
>) dat de bewegingen van het
onderwerp volgt. De camera geeft geen
pieptoon. (Servo AF)
5
Maak de opname.
z
Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
z
De gemaakte opname wordt circa 2
seconden op het scherm weergegeven.
z
Wilt u de ingebouwde itser weer
inklappen, duw deze dan omlaag met
uw vingers.
z
Bewegingen van het onderwerp (of het onderwerp nu stilstaat of beweegt)
worden mogelijk niet goed gedetecteerd voor sommige onderwerpen of
opnameomstandigheden.
72
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch)
z
AF-werking (1-beeld AF of Servo AF) wordt automatisch ingesteld als u de
ontspanknop half indrukt. Zelfs als de camera automatisch ingesteld is
op 1-beeld AF, schakelt de camera over naar Servo AF als beweging van
het onderwerp wordt gedetecteerd terwijl u de ontspanknop half indrukt
(alleen <
A
>).
z
De modus <
A
> zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen
en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien. Als u niet
de gewenste kleurtonen verkrijgt, kiest u een creatieve modus (
=
37)
en selecteert u een andere beeldstijl dan [
D
]. Maak daarna een nieuwe
opname (
=
163).
D
: Hybride automatisch
z
Voor indrukwekkendere digest-lms richt u de camera ongeveer vier seconden
op onderwerpen voordat u foto's maakt.
z
De accu gaat in deze modus minder lang mee dan in de modus
A
, omdat er
voor iedere opname digest-lms worden opgenomen.
z
Een digest-lm wordt mogelijk niet opgenomen als u een foto maakt direct
nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus <
D
> hebt geselecteerd of
de camera op andere wijze bedient.
z
Elk geluid en alle trillingen van de camera of lens worden opgenomen
in digest-lms.
z
De beeldkwaliteit voor digest-lms is [
L6
] voor NTSC of [
L5
] voor
PAL. Dit is afhankelijk van de videosysteeminstelling.
z
Er worden geen geluiden afgespeeld wanneer u de ontspanknop half indrukt of
de zelfontspanner instelt.
z
In de volgende gevallen worden digest-lms opgeslagen als aparte
lmbestanden, zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt met de modus <
D
>.
y
De opnametijd van een digest-lm bereikt ongeveer 29 minuten en 59
seconden. (Kan ook worden opgeslagen als afzonderlijke bestanden als de
bestandsgrootte meer dan circa 4 GB bedraagt.)
y
De digest-lm is beveiligd.
y
De instellingen voor zomertijd, videosysteem of tijdzone zijn gewijzigd.
z
Opgenomen sluitergeluiden kunnen niet worden aangepast of gewist.
73
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch)
Onscherpe foto's voorkomen
z
Gebruik een stevig statief dat het gewicht van de opnameapparatuur
aankan. Bevestig de camera stevig op het statief.
z
Het gebruik van een afstandsbediening (apart verkrijgbaar,
=
223) of
een draadloze afstandsbediening (apart verkrijgbaar,
=
223) wordt
aanbevolen.
Veelgestelde vragen
z
Scherpstellen is niet mogelijk (aangegeven door een oranje
AF-punt).
Richt de camera op een gedeelte met goed contrast en druk de
ontspanknop vervolgens half in (
=
58). Als u te dicht bij het
onderwerp bent, gaat u iets achteruit en maakt u een nieuwe opname.
z
Meerdere AF-punten worden tegelijk weergegeven.
Als meerdere AF-punten tegelijk worden weergegeven, dan is op al deze
posities scherpgesteld. Zolang een AF-punt op het gewenste onderwerp
wordt weergegeven, kunt u de opname maken.
z
Er wordt niet op het onderwerp scherpgesteld als de
ontspanknop half is ingedrukt.
Is de scherpstelmodus momenteel ingesteld op MF, stel de modus dan
in op AF.
z
De weergegeven sluitertijd knippert.
Omdat het te donker is, kan het onderwerp onscherp worden door
beweging van de camera (bewegingsonscherpte). Het gebruik van
een statief of een Canon Speedlite uit de EL/EX-serie (afzonderlijk
verkrijgbaar,
=
300) wordt aanbevolen.
z
De externe itser is gebruikt, maar het onderste gedeelte
van de opname is onnatuurlijk donker.
Als er een kap op de lens is bevestigd, kan deze het itslicht
belemmeren. Als het onderwerp dichtbij is, verwijdert u de kap voordat
u een itsopname maakt.
74
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch)
De compositie opnieuw bepalen
Door het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld te
plaatsen om een uitgebalanceerde achtergrond vast te leggen, wordt een
opname met een beter perspectief bereikt.
Om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp wordt door de
ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp
vergrendeld. Maak de compositie opnieuw terwijl u de ontspanknop half
ingedrukt houdt en druk de ontspanknop vervolgens helemaal in om de foto
te maken. Dit heet scherpstelvergrendeling.
Opnamen maken van een bewegend onderwerp
(alleen <
A
>)
Nadat u de ontspanknop half hebt ingedrukt en een blauw AF-punt
verschijnt, detecteert de camera bewegingen van het onderwerp en
stelt deze scherp door Servo AF te gebruiken. Houd het onderwerp op
het scherm terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt en druk op het
beslissende moment de ontspanknop helemaal in.
75
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch)
Scènepictogrammen
De camera detecteert het scènetype en
alles wordt automatisch ingesteld. Het
gedetecteerde scènetype wordt linksboven
op het scherm weergegeven. Zie
=
587
voor informatie over pictogrammen.
Instellingen aanpassen door het scherm aan te raken
U kunt instellingen aanpassen door op
pictogrammen te tikken.
76
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch)
Opnemen met toegepaste eecten (Creatieve hulp)
1
Druk op de knop <Q>.
z
Lees de melding en selecteer [OK].
2
Selecteer een eect.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om een eect te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
3
Selecteer het eectniveau en
andere details.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om dit in te stellen en druk vervolgens
op <
0
>.
z
Als u de instelling opnieuw wilt instellen,
drukt u op de knop <
A
> en selecteert
u [OK].
Eecten met Creatieve hulp
z
[
] Voorinstelling
Selecteer een van de vooraf ingestelde eecten.
Houd er rekening mee dat [Verzadiging], [Kleurtoon 1] en [Kleurtoon 2]
niet beschikbaar zijn bij [Zwart/wit].
z
[ ] Achtergrond wazig
Pas de vervaging van de achtergrond aan. Kies voor hogere waarden
als u de achtergrond scherper wilt maken, of voor lagere waarden als
u meer vervaging wilt. Met [Automatisch] past u de onscherpte van de
achtergrond aan de helderheid aan. Afhankelijk van de helderheid van
de lens (f-getal) zijn sommige posities mogelijk niet beschikbaar.
77
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch)
z
[ ] Helderheid
Pas de helderheid van de opname aan.
z
[ ] Contrast
Pas het contrast aan.
z
[ ] Verzadiging
Pas de levendigheid van kleuren aan.
z
[ ] Kleurtoon 1
Pas de kleurtoon voor amber/blauw aan.
z
[ ] Kleurtoon 2
Pas de kleurtoon voor groen/magenta aan.
z
[ ] Monochroom
Stel het toningeect voor monochroomopnamen in. Selecteer de
instelling [Uit] om in kleur op te nemen. [Verzadiging], [Kleurtoon
1] en [Kleurtoon 2] zijn alleen beschikbaar als u de optie [Uit] hebt
geselecteerd.
z
[Achtergrond wazig] is niet beschikbaar als de itser wordt gebruikt.
z
Deze instellingen worden opnieuw ingesteld wanneer u van opnamemodus
wisselt of de aan-uitschakelaar op <
2
> instelt. Wilt u de instellingen opslaan,
stel dan [
z
: Geg. Creatieve hulp behoud.] in op [Inschakelen].
Eecten opslaan
Als u de huidige instelling op de camera wilt opslaan, drukt u op de knop
<
B
> op het instelscherm voor Creatieve hulp en selecteert u vervolgens
[OK]. U kunt maximaal drie voorinstellingen opslaan als [USER*]. Hierna
moet u een bestaande [USER*] overschrijven om een nieuwe te kunnen
opslaan.
78
Modus Speciale scène (SCN)
De camera kiest automatisch de juiste instellingen wanneer u een
opnamemodus voor uw onderwerp of scène selecteert.
* <
8
> staat voor Speciale scène.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <8>.
2
Druk op <0>.
3
Selecteer een opnamemodus.
z
Druk op de toetsen <
W
> en <
X
> om
de opnamemodus te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Aandachtspunten voor elke opnamemodus worden samen weergegeven
(
=
92). Lees de aandachtspunten voordat u opnamen gaat maken.
z
Het scherm Snel instellen wordt weergegeven na stap 2 wanneer
[
5
: Modusuitleg] ingesteld is op [Uitschakelen]. Druk op de pijltjestoetsen
<
Y
> en <
Z
> om een opnamemodus te selecteren.
z
Maak eerst een aantal testopnamen om zeker te zijn dat u het gewenste
resultaat verkrijgt.
79
Modus Speciale scène (SCN)
Beschikbare opnamemodi in de modus
8
Opnamemodus Pagina Opnamemodus Pagina
J
Zelfportret
=
80
4
Close-up
=
87
2
Portret
=
81
P
Voedsel
=
88
K
Egale huid
=
82
6
Nachtportret
=
89
3
Landschap
=
83
F
Nachtopnamen
uit hand
=
90
5
Sport
=
84
G
HDR-tegenlicht
=
91
r
Pannen
=
85
z
U kunt ook de opnamemodus instellen vanaf [
z
: Opnamemodus] nadat u het
programmakeuzewiel hebt ingesteld op <
8
>.
80
Modus Zelfportret
Wilt u opnamen maken van uzelf, gebruik dan de modus [
J
] (Zelfportret).
Draai het scherm richting de lens. U kunt diverse beeldverwerkingsinstellingen
aanpassen. Zo kunt u uw huid egaler laten lijken op het beeld of de
helderheid en de achtergrond aanpassen zodat u beter opvalt.
Tips voor het maken van opnamen
z
Stel de helderheid en het egale-huideect in.
[Helderheid] en [Egale-huideect] kunnen op vijf verschillende
niveaus worden ingesteld. Met [Achtergrond] kunt u het niveau van
achtergrondonscherpte aanpassen.
z
Tik op het scherm om een opname te maken.
U kunt de ontspanknop volledig indrukken om een opname te maken,
maar kunt ook een opname maken door op het scherm te tikken. Schakel
hiervoor eerst Touch Shutter in door op [
y
] te tikken en deze instelling
te veranderen in [
x
].
81
Modus Portret
De modus [
2
] (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen
duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar
zachter gemaakt.
Tips voor het maken van opnamen
z
Selecteer de locatie waar de afstand tussen het onderwerp
en de achtergrond het grootst is.
Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe
waziger de achtergrond eruitziet. Ook steekt het onderwerp beter af
tegen een gelijkmatige, donkere achtergrond.
z
Gebruik een telelens.
Als u over een zoomlens beschikt, kunt u de telezijde gebruiken om het
onderwerp vanaf het middel beeldvullend vast te leggen.
z
Stel scherp op het gezicht.
Zorg er tijdens het scherpstellen voor dat het AF-punt op het gezicht
groen oplicht voordat u de opname maakt. Tijdens het maken van close-
ups op het gezicht kunt u [
z
: Oogdetectie-AF] instellen op [Inschak.]
om een opname te maken terwijl op de ogen van het onderwerp is
scherpgesteld.
z
Maak continue opnamen.
De standaardinstelling is [
i
] (Continue opname met lage snelheid). Als
u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt u continue opnamen maken om
de verschillende poses en gelaatsuitdrukkingen van het onderwerp vast
te leggen.
82
Modus Egale huid
Gebruik [
K
] (Egale huid) om huid er aantrekkelijker te laten uitzien. Door
beeldverwerking lijkt de huid egaler.
Tips voor het maken van opnamen
z
Pas de grootte van het gezicht aan.
Rond hoofdonderwerpen die worden gedetecteerd voor huidegalisatie
worden kaders weergegeven. Voor doeltreendere huidegalisatie kunt
u de grootte van het kader aanpassen zodat het kader op het gezicht
van het onderwerp wordt weergegeven.
z
Stel scherp op het gezicht.
Zorg er tijdens het scherpstellen voor dat het AF-punt op het gezicht
groen oplicht voordat u de opname maakt. Tijdens het maken van close-
ups op het gezicht kunt u [
z
: Oogdetectie-AF] instellen op [Inschak.]
om een opname te maken terwijl op de ogen van het onderwerp is
scherpgesteld.
83
Modus Landschap
Gebruik de modus [
3
] (Landschap) voor panoramafoto's of om alles
van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en
groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen.
Tips voor het maken van opnamen
z
Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde.
Stel bij gebruik van een zoomlens deze in op groothoek om onderwerpen
dichtbij en veraf scherp te krijgen. Het geeft landschappen ook meer
breedte.
z
Houd de camera stil terwijl u nachtopnamen maakt.
Wanneer u de camera tijdens opnamen met [
3
] in de hand houdt, kan
cameratrilling worden veroorzaakt. U wordt aangeraden een statief te
gebruiken.
84
Modus Sport
Gebruik de modus [
5
] (Sport) om bewegende onderwerpen te
fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto.
(1)
Tips voor het maken van opnamen
z
Gebruik een telelens.
Om opnamen vanaf een afstand mogelijk te maken, wordt het gebruik
van een telelens aanbevolen.
z
Volg het onderwerp binnen het gebieds-AF-kader.
Standaard is [
z
: AF-methode] ingesteld op [
u
+volgen]. Er wordt
een gebieds-AF-kader (1) weergegeven wanneer u de ontspanknop half
indrukt. Nadat op het onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-punt
blauw.
z
Maak continue opnamen.
De standaardinstelling is [
o
] (Continue opname met hoge snelheid).
Druk op het beslissende moment de ontspanknop volledig in om de
opname te maken. Om het onderwerp te volgen en de verschillende
bewegingen van het onderwerp vast te leggen, blijft u de ontspanknop
ingedrukt houden om continue opnamen te maken.
85
Modus Pannen
Wilt u een opname maken met het gevoel van snelheid en een wazig
bewegingseect op de achtergrond van het onderwerp, gebruik dan [
r
]
(Pannen). Als u een lens gebruikt die de modus [
r
] ondersteunt, worden
onscherpe opnamen gedetecteerd, gecorrigeerd en gereduceerd.
Tips voor het maken van opnamen
z
Draai de camera om het bewegende onderwerp te volgen.
Draai de camera tijdens het maken van de opname op vloeiende wijze
terwijl u het bewegende onderwerp volgt. Richt het AF-punt op het
gedeelte van het bewegende onderwerp waarop u wilt scherpstellen en
druk de ontspanknop half in en houd dit ingedrukt terwijl u de camera
draait volgens de snelheid en beweging van het onderwerp. Druk de
ontspanknop helemaal in terwijl u de camera beweegt om een opname
te maken. Blijf het onderwerp volgen met de camera.
86
Modus Pannen
z
Stel het niveau van achtergrondonscherpte bij de
beweging in.
Met [Eect] kunt u het niveau van achtergrondonscherpte bij de
beweging instellen. Met de instelling [Max.] stelt u een langere sluitertijd
in om de achtergrondonscherpte bij de beweging rond het onderwerp te
verhogen. Als de opname wazig is, stelt u [Eect] in op [Norm.] of [Min.]
om de onscherpte te reduceren.
z
Maak continue opnamen.
Standaard is [
i
] (Continue opname) ingesteld. Druk op het juiste
moment de ontspanknop volledig in om de opname te maken. U kunt
bewegende onderwerpen volgen door de camera te pannen terwijl u de
ontspanknop ingedrukt houdt om continue opnamen te maken.
z
Wilt u zien welke lenzen de modus [
r
] ondersteunen, raadpleeg dan de
website van Canon.
z
Met lenzen die de modus [
r
] ondersteunen, corrigeert de camera
automatisch onscherpte van het onderwerp en past deze (op basis van de
[Eect]-instelling) de sluitertijd aan, ongeacht de IS-instelling van de lens.
z
De AF-methode kan alleen worden ingesteld op [1-punt AF] of [Zone-AF].
Standaard is deze optie ingesteld op [Zone-AF], waarbij de zone in het midden
van het scherm geselecteerd wordt.
z
Om cameratrilling te voorkomen, is het aanbevolen dat u de camera met beide
handen vasthoudt, uw armen stevig tegen uw lichaam houdt en de beweging
van het onderwerp op vloeiende wijze volgt om opnamen te maken.
z
Dit eect is het meest eciënt bij treinen, auto's enz. die met een constante
snelheid en in één richting bewegen.
z
Testopnamen maken of de opname controleren meteen nadat u deze hebt
gemaakt, wordt aanbevolen.
z
Pas bij telelenzen erg op voor cameratrilling en onscherpe opnamen. Overweeg
een statief of monopod te gebruiken om bewegingsonscherpte te voorkomen.
z
Bij continue opname in de modus [
r
] worden maximaal circa 4,0 beelden per
seconde vastgelegd.
87
Modus Close-up
Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen,
gebruikt u de modus [
4
] (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk
verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen.
Tips voor het maken van opnamen
z
Gebruik een eenvoudige achtergrond.
Met een eenvoudige achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen
beter tot hun recht.
z
Nader het onderwerp zo dicht mogelijk.
Controleer de minimale scherpstelafstand van de lens. De minimale
scherpstelafstand van de lens wordt gemeten vanaf de scherpstelvlak-
markering <
V
> boven op de camera tot het onderwerp. Scherpstellen
is niet mogelijk als u te dicht bij het onderwerp bent.
z
Gebruik bij een zoomlens de telezijde.
Het onderwerp ziet er groter uit als u bij een zoomlens de telezijde
gebruikt.
88
Modus Voedsel
Gebruik [
P
] (Voedsel) om opnamen van voedsel te maken. De foto wordt
scherp en aantrekkelijk. Afhankelijk van de lichtbron wordt bovendien de
roodachtige tint onderdrukt in opnamen die bij kunstlicht enzovoort worden
gemaakt.
Tips voor het maken van opnamen
z
Pas de kleurtoon aan.
U kunt de [Kleurtoon] aanpassen. Wilt u de roodachtige tint van het
voedsel versterken, stel de kleurtoon dan in richting [Warm]. Als het
geheel te rood overkomt, stelt u de kleurtoon in richting [Koel].
89
Modus Nachtportret
Gebruik de modus [
6
] (Nachtportret) als u 's avonds mensen wilt
fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. Houd er
rekening mee dat u de ingebouwde itser of een externe Speedlite
nodig hebt om in deze modus opnamen te maken. U wordt aangeraden
een statief te gebruiken.
Tips voor het maken van opnamen
z
Gebruik een groothoeklens en een statief.
Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een
panorama-eect te verkrijgen. En gebruik ook een statief, omdat
cameratrilling snel optreedt bij fotograferen uit de hand.
z
Controleer de helderheid van de opname.
Het wordt aanbevolen om de opname meteen nadat u deze hebt
gemaakt op het scherm te bekijken, zodat u kunt controleren of de
helderheid naar wens is. Als het onderwerp er donker uitziet, verkleint
u de afstand en maakt u de opname opnieuw.
z
Gebruik ook andere opnamemodi.
Omdat cameratrillingen snel optreden bij avond- of nachtopnamen, wordt
tevens aanbevolen om opnamen te maken met de modus <
A
>.
z
Als u de zelfontspanner samen met een itser gebruikt, brandt het
zelfontspannerlampje kort nadat de opname wordt gemaakt.
90
Modus Nachtopnamen uit hand
Met de modus [
F
] (Nachtopnamen uit hand) kunt u prima nachtopnamen
maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze opnamemodus worden
vier continue opnamen gemaakt voor elke foto, en vervolgens wordt een
opname met minder cameratrilling opgeslagen.
Tips voor het maken van opnamen
z
Houd de camera stevig vast.
Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
In deze modus worden vier opnamen uitgelijnd en samengevoegd tot
één opname. Als echter iets in een van de vier opnamen aanzienlijk is
verschoven door cameratrillingen, sluiten de opnamen mogelijk niet goed
op elkaar aan in de denitieve opname.
91
Modus HDR-tegenlicht
Als u opnamen maakt van een tafereel met zowel lichte als donkere
gebieden, gebruikt u de modus [
G
] (HDR-tegenlicht). Wanneer u één foto
in deze modus maakt, worden drie opvolgende opnamen met verschillende
belichting gemaakt. Het resultaat is één opname met een breed
kleurtoonbereik waarbij de schaduwen, veroorzaakt door tegenlicht,
tot een minimum zijn beperkt.
* HDR staat voor High Dynamic Range (groot dynamisch bereik).
Tips voor het maken van opnamen
z
Houd de camera stevig vast.
Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
In deze modus worden drie opnamen uitgelijnd en samengevoegd tot
één opname. Als echter iets in een van de drie opnamen aanzienlijk is
verschoven door cameratrilling, sluiten de opnamen mogelijk niet goed
op elkaar aan in de denitieve opname.
92
Aandachtspunten voor de modi <SCN>
J
: Zelfportret
z
Het is mogelijk dat andere gebieden dan de huid van mensen worden
aangepast, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
z
Instellingen voor het [Egale-huideect] die in de modus [
J
] worden
geselecteerd, worden niet toegepast in de modus [
K
].
z
[Achtrgr. wz.] wordt ingesteld op [Automatisch] en kan niet worden gewijzigd
in de itsmodus [
I
] als u de itser hebt uitgeklapt.
K
: Egale huid
z
Het is mogelijk dat andere gebieden dan de huid van mensen worden
aangepast, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
z
Instellingsdetails in de modus [
K
] worden niet toegepast in de modus [
J
].
3
: Landschap
z
Flitsopname is niet mogelijk.
5
: Sport
z
Bij weinig licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert
de waarde van de sluitertijd links onderaan. Houd de camera stil en maak de
opname.
z
De ingebouwde itser gaat niet af. Door een externe Speedlite te gebruiken,
zal de snelheid voor continue opnamen lager liggen.
r
: Pannen
z
De sluitertijd wordt langer. Daarom is deze modus niet geschikt voor andere
opnamen dan voor pannen.
z
Standaard is [
i
] ingesteld. Houd er rekening mee dat [
E
] of [
o
] niet kan
worden geselecteerd.
z
Flitsopname is niet mogelijk.
z
Hoewel lens-IS wordt toegepast op opnamen die zijn gemaakt met lenzen
die de modus [
r
] ondersteunen, wordt het eect niet weergegeven op het
scherm terwijl u de opname maakt. (IS, of beeldstabilisatie, en het corrigeren
van onscherpte van het onderwerp worden geactiveerd op het moment dat de
opname wordt gemaakt, ongeacht de IS-instelling van de lens.)
z
Als de lens de modus [
r
] niet ondersteunt, wordt onscherpte van het
onderwerp niet gecorrigeerd. De automatische aanpassing van de sluitertijd
wordt echter wel toegepast volgens de instelling van [Eect].
z
Bij opnamen bij fel licht, bijvoorbeeld op een zonnige zomerdag, of bij het
maken van opnamen van een traag bewegend onderwerp, wordt de ingestelde
mate van het paneect mogelijk niet verkregen.
93
Aandachtspunten voor de modi <SCN>
r
: Pannen (voortgezet)
z
Met een lens die de modus [
r
] ondersteunt, worden onscherpe opnamen
mogelijk niet goed gecorrigeerd wanneer u opnamen maakt van de volgende
onderwerpen of onder de volgende opnameomstandigheden.
y
Onderwerpen met zeer weinig contrast.
y
Onderwerpen bij weinig licht.
y
Reecterende onderwerpen of onderwerpen met heel veel tegenlicht.
y
Onderwerpen met zich herhalende patronen.
y
Onderwerpen met minder patronen of monotone patronen.
y
Onderwerpen met reecties (beelden die worden gereecteerd in glas enz.).
y
Onderwerpen die kleiner zijn dan het zone-AF-kader.
y
Meerdere bewegende onderwerpen binnen het zone-AF-kader.
y
Onderwerpen die in onregelmatige richtingen bewegen of met onregelmatige
snelheden.
y
Onderwerpen waarvan de bewegingen gedeeltelijk onregelmatig zijn.
(Bijvoorbeeld de verticale beweging van een loper.)
y
Onderwerpen waarvan de snelheid sterk verandert. (Bijvoorbeeld vlak na het
begin van een beweging of bij het draaien om een hoek.)
y
Wanneer u de camera te snel of te traag beweegt.
y
Wanneer de beweging van de camera niet overeenkomt met de beweging
van het onderwerp.
y
Wanneer de brandpuntsafstand van de lens te lang is.
P
: Voedsel
z
De warme kleurzweem van onderwerpen kan vervagen.
z
Als meerdere lichtbronnen in de scène zijn opgenomen, wordt de warme
kleurzweem van het beeld mogelijk niet verminderd.
z
Als u een itser gebruikt, wordt [Kleurtoon] ingesteld op Standaard.
z
Als er personen in het beeld zijn, wordt de huidskleur mogelijk niet correct
gereproduceerd.
94
Aandachtspunten voor de modi <SCN>
6
: Nachtportret
z
Vraag onderwerpen zich even niet te bewegen nadat er is geitst.
z
Scherpstellen kan moeilijk zijn wanneer gezichten van de gefotografeerde
personen er donker uitzien. Stel in dergelijke gevallen de scherpstelmodusknop
in op MF en stel handmatig scherp (
=
7,
=
52).
z
Automatisch scherpstellen bij avond of met een donkere achtergrond kan
moeilijk zijn als er lichtpunten in het AF-punt aanwezig zijn. Stel in dergelijke
gevallen de scherpstelmodusknop in op MF en stel handmatig scherp
(
=
7,
=
52).
z
Opnamen kunnen er iets anders uitzien in vergelijking met het beeld dat op het
scherm wordt weergegeven.
z
Wanneer de kans op overbelichting bestaat, past de camera voor opnamen
met itser automatisch de sluitertijd of ISO-snelheid aan om vervaagde
highlights te verminderen en opnamen te maken met een optimale belichting.
Afhankelijk van de lens kunnen sluitertijden en ISO-snelheden die worden
weergegeven als u de ontspanknop half indrukt, mogelijk niet overeenkomen
met de instellingen van opnamen met itser. Dit kan de helderheid veranderen
van achtergronden buiten bereik van de itser.
F
: Nachtopnamen uit hand
z
Vergeleken met andere opnamemodi is het beeldgebied kleiner.
z
RAW-beeldkwaliteit kan niet worden ingesteld.
z
Flitsopname is niet mogelijk.
z
Automatisch scherpstellen bij avond of met een donkere achtergrond kan
moeilijk zijn als er lichtpunten in het AF-punt aanwezig zijn. Stel in dergelijke
gevallen de scherpstelmodusknop in op MF en stel handmatig scherp
(
=
7,
=
52).
z
Opnamen kunnen er iets anders uitzien in vergelijking met het beeld dat op het
scherm wordt weergegeven.
95
Aandachtspunten voor de modi <SCN>
F
: Nachtopnamen uit hand (voortgezet)
z
Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de
beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan en kan het gebied om het
onderwerp heen donker worden.
z
De opnamen sluiten mogelijk niet goed op elkaar aan bij zich herhalende
patronen (rasters, strepen, enzovoort), opnamen in één kleur of bij opnamen
die erg zijn verschoven door cameratrillingen.
z
Het kan even duren voordat opnamen op de kaart zijn vastgelegd omdat deze
worden samengevoegd na het maken van de opnamen. Tijdens het verwerken
van de opnamen wordt [BUSY] weergegeven en opnamen maken is niet
mogelijk tot de verwerking is voltooid.
G
: HDR-tegenlicht
z
Vergeleken met andere opnamemodi is het beeldgebied kleiner.
z
RAW-beeldkwaliteit kan niet worden ingesteld.
z
Flitsopname is niet mogelijk.
z
De opname wordt mogelijk niet vloeiend, maar onregelmatig of met aanzienlijke
ruis weergegeven.
z
HDR-tegenlicht is mogelijk niet eectief bij opnamen met overmatig tegenlicht
of met een zeer hoog contrast.
z
Bij het maken van opnamen van voldoende heldere onderwerpen, bijvoorbeeld
bij normaal verlichte scènes, kan de foto er onnatuurlijk uitzien als gevolg van
het toegepaste HDR-eect.
z
Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de
beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan en kan het gebied om het
onderwerp heen donker worden.
z
De opnamen sluiten mogelijk niet goed op elkaar aan bij zich herhalende
patronen (rasters, strepen, enzovoort), opnamen in één kleur of bij opnamen
die erg zijn verschoven door cameratrillingen.
z
Het kan even duren voordat opnamen op de kaart zijn vastgelegd omdat deze
worden samengevoegd na het maken van de opnamen. Tijdens het verwerken
van de opnamen wordt [BUSY] weergegeven en opnamen maken is niet
mogelijk tot de verwerking is voltooid.
96
Modus Creatieve filters
U kunt opnamen maken terwijl ltereecten worden toegepast. U kunt een
voorbeeld van ltereecten bekijken voordat u de opname maakt.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <U>.
2
Druk op <0>.
3
Selecteer een ltereect.
z
Gebruik de toetsen <
W
> en <
X
> om
een ltereect te selecteren (
=
98–
=
99) en druk vervolgens op <
0
>.
z
Het beeld wordt met het toegepaste
ltereect getoond.
4
Pas het eect aan en maak de
opname.
z
Druk op de knop <
Q
> en selecteer
een pictogram onder [Creatieve lters]
(behalve
c
,
A
,
B
,
C
of
D
).
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om het eect aan te passen en druk
vervolgens op <
0
>.
97
Modus Creatieve lters
z
RAW en RAW+JPEG zijn niet beschikbaar. Wanneer RAW-beeldkwaliteit is
ingesteld, worden beelden vastgelegd met de beeldkwaliteit
73
. Wanneer
RAW+JPEG-beeldkwaliteit is ingesteld, worden beelden vastgelegd met de
opgegeven JPEG-beeldkwaliteit.
z
Continue opname is niet beschikbaar wanneer [
I
], [
G
], [
X
], [
K
], [
H
] of [
c
]
ingesteld is.
z
Stofwisdata (
=
174) wordt niet toegevoegd aan [
X
]-opnamen.
z
Bij [
I
] zal het korrelige voorbeeld iets afwijken van hoe uw opnamen eruit
komen te zien.
z
Bij de opties [
G
] of [
c
] kan het softfocus voorbeeld iets afwijken van hoe uw
opnamen eruit komen te zien.
z
Er wordt geen histogram weergegeven.
z
Een vergrote weergave is niet beschikbaar.
z
In de creatieve modi zijn deze instellingen beschikbaar via het scherm Snel
instellen: [
I
], [
G
], [
X
], [
J
], [
K
], [
H
] en [
c
].
z
Maak eerst een aantal testopnamen om zeker te zijn dat u het gewenste
resultaat verkrijgt.
98
Modus Creatieve lters
Kenmerken van creatieve lters
z
I
Korrelig zwart-wit
Maakt het beeld korrelig en zwart-wit. Door het contrast aan te passen,
kunt u het zwart-witeect wijzigen.
z
G
Softfocus
Geeft het beeld een zachte uitstraling. Door de wazigheid aan te passen,
kunt u de mate van zachtheid wijzigen.
z
X
Fisheye-eect
Geeft het eect van een visooglens. Het beeld vertoont tonvormige
vertekening.
Al naargelang het niveau van dit ltereect verandert het gebied dat
langs de rand van het beeld wordt bijgesneden. Omdat dit ltereect
bovendien het midden van het beeld vergroot, kan de schijnbare
resolutie in het midden afnemen afhankelijk van het aantal opnamepixels.
Controleer daarom het resulterende beeld terwijl u het ltereect instelt.
Er wordt één AF-punt gebruikt, op een vaste plaats in het midden.
z
K
Aquareleect
Laat de foto op een aquarel met zachte kleuren lijken. Door het eect
aan te passen, kunt u de kleurdensiteit wijzigen. Nachtopnamen of
opnamen met een donkere achtergrond worden mogelijk niet vloeiend,
maar onregelmatig of met aanzienlijke beeldruis weergegeven.
z
H
Speelgoedcamera-eect
Verschuift kleuren naar de kleuren die typisch zijn voor
speelgoedcamera's. De vier hoeken van het beeld worden donkerder.
Kleurtoonopties kunnen worden gebruikt om de kleurzweem te wijzigen.
99
Modus Creatieve lters
z
c
Miniatuureect
Geeft het eect van een kijkdoos.
Als u opnamen maakt met de standaardinstelling blijft het midden er
scherp uitzien.
U kunt het gebied dat er scherp uitziet (het scènekader) verplaatsen
volgens de beschrijving bij “Bediening voor miniatuureect” (
=
101).
1-punt AF wordt gebruikt als AF-methode. We raden aan dat u opnamen
maakt waarbij het AF-punt en het scènekader met elkaar zijn uitgelijnd.
z
A
HDR-kunst
Foto's behouden meer details in highlights en schaduwen. Door het
lagere contrast minder en de vlakkere gradatie, lijkt het eindresultaat op
een schilderij. Het onderwerp heeft heldere (of donkere) randen.
z
B
HDR-kunst levendig
De kleuren zijn meer verzadigd dan met [HDR-kunst] en het lage
contrast en de vlakke gradatie zorgen voor een grasch kunsteect.
z
C
HDR-kunst olieverf
De kleuren zijn het meest verzadigd, waardoor het onderwerp er echt
uitspringt en de opname er als een olieverfschilderij uitziet.
z
D
HDR-kunst embosseren (reliëf)
De kleurverzadiging, de helderheid, het contrast en de gradatie zijn
beperkt, wat ervoor zorgt dat de opname er vlak uitziet. De opname
ziet er vervaagd en oud uit. Het onderwerp heeft heldere (of donkere)
randen.
z
Met [
A
], [
B
], [
C
] en [
D
] kunt u foto's met een hoog dynamisch bereik
maken die details in highlights en schaduwen in scènes met een hoog contrast
behouden. Steeds als u een opname maakt, worden drie opeenvolgende
beelden met verschillende maten van helderheid gemaakt, die worden gebruikt
om één beeld te creëren. Lees de aandachtspunten op
=
100.
100
Modus Creatieve lters
Opmerkingen over [
A
], [
B
], [
C
] en [
D
]
z
Vergeleken met andere opnamemodi is het beeldgebied kleiner.
z
Filtereectvoorbeelden zien er niet precies hetzelfde uit als uw opnamen.
z
Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de
beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan en kan het gebied om het
onderwerp heen donker worden.
z
De opnamen sluiten mogelijk niet goed op elkaar aan bij zich herhalende
patronen (rasters, strepen, enzovoort), opnamen in één kleur of bij opnamen
die erg zijn verschoven door cameratrillingen.
z
Pas op voor cameratrilling bij opnamen uit de hand.
z
De kleurgradatie van de lucht of witte muren wordt mogelijk niet correct
gereproduceerd. De opnamen kunnen afwijkende kleuren, afwijkende belichting
of ruis bevatten.
z
Het maken van opnamen onder tl- of ledlicht kan leiden tot een onnatuurlijke
kleurweergave van de verlichte gedeelten.
z
Het kan even duren voordat opnamen op de kaart zijn vastgelegd omdat deze
worden samengevoegd na het maken van de opnamen. Tijdens het verwerken
van de opnamen wordt [BUSY] weergegeven en opnamen maken is niet
mogelijk tot de verwerking is voltooid.
z
Flitsopname is niet mogelijk.
101
Modus Creatieve lters
Bediening voor miniatuureect
1
Verplaats het AF-punt.
z
Druk tweemaal op de knop <
S
> om
verplaatsing van het AF-punt in te
schakelen, dat oranje wordt.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
V
> om het
AF-punt te verplaatsen naar de positie
waarop u wilt scherpstellen.
2
Verplaats het scènekader.
z
Verplaats het scènekader als het
AF-punt buiten het kader ligt, zodat het
AF-punt en het kader met elkaar worden
uitgelijnd.
z
Om het scènekader te kunnen
verplaatsen (oranje weergegeven), drukt
u op de knop <
S
> of tikt u rechtsonder
in het scherm op [
r
].
z
Door op [
T
] te tikken, kunt u het
scènekader horizontaal of verticaal
zetten.
z
Wanneer het scènekader horizontaal
staat, kunt u het verticaal zetten met
de toetsen <
Y
> <
Z
>. Wanneer het
scènekader verticaal staat, kunt u het
horizontaal zetten met de toetsen
<
W
> <
X
>.
z
Gebruik de toetsen <
W
> <
X
> of <
Y
>
<
Z
> om het scènekader te verplaatsen.
Druk op de knop <
B
> om het
scènekader weer in het midden te zetten.
z
Druk op <
0
> om de positie van het
scènekader te bevestigen.
3
Maak de opname.
102
103103
Creatieve modi
Creatieve modi geven u de vrijheid om
diverse opnamen te maken door de sluitertijd,
diafragmawaarde, belichting enzovoort van
uw keuze te maken.
Als u de beschrijving van de opnamemodus die wordt
weergegeven wanneer u aan het programmakeuzewiel draait,
wilt wissen, drukt u op <
0
> (
=
492).
104
Modus AE-programma (P)
De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste
bij de helderheid van het onderwerp passen.
* <
d
> staat voor programma.
* AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure).
1
Stel het programmakeuzewiel in op
<d>.
2
Stel scherp op het onderwerp.
z
Richt het AF-punt op het onderwerp en
druk de ontspanknop half in.
3
Bekijk de weergave en maak een
opname.
z
Zolang de belichtingswaarde niet
knippert, wordt standaardbelichting
gebruikt.
z
Wanneer de sluitertijd “30"” en het laagste f-getal knipperen, is er sprake van
onderbelichting.
Verhoog de ISO-snelheid of gebruik de itser.
z
Wanneer de sluitertijd “1/4000” en het hoogste f-getal knipperen, is sprake van
overbelichting.
Verlaag de ISO-snelheid of gebruik een ND-lter (afzonderlijk verkrijgbaar) om
de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen.
105
Modus AE-programma (P)
Verschillen tussen de modi <
d
> en <
A
>
z
In de modus <
A
> worden veel functies, zoals de AF-methode en de
meetmethode, automatisch ingesteld om mislukte opnamen te voorkomen. U
kunt slechts een beperkt aantal functies instellen. In de modus <
d
> worden
daarentegen alleen de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld. U
kunt de AF-methode, de meetmethode en andere functies naar wens instellen.
Programmakeuze
z
Wilt u de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen maar dezelfde
belichting behouden, druk de ontspanknop dan half in en draai aan het
instelwiel <
6
>. Dit heet programmakeuze.
z
Programmakeuze wordt automatisch geannuleerd als de meettimer aoopt (de
weergave van de belichtingsinstelling wordt uitgeschakeld).
z
Programmakeuze kan niet worden gebruikt met de itser.
106
Modus AE met sluitervoorkeur (Tv)
In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het
diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid
van het onderwerp past. Een kortere sluitertijd kan de actie van een
bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft
een wazig eect, wat de indruk van beweging wekt.
* <
s
> staat voor tijdwaarde.
Onscherp gemaakte beweging
(lange sluitertijd: 1/30 sec.)
Bevroren beweging
(korte sluitertijd: 1/2000 sec.)
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <s>.
2
Stel de gewenste sluitertijd in.
z
Draai aan het hoofdinstelwiel <
6
> om
de instelling te kiezen.
3
Stel scherp op het onderwerp.
z
Druk de ontspanknop half in.
4
Bekijk de weergave en maak een
opname.
z
Zolang de diafragmawaarde niet
knippert, wordt de standaardbelichting
verkregen.
107
Modus AE met sluitervoorkeur (Tv)
z
Als het laagste f-getal knippert, is sprake van onderbelichting.
Draai aan het instelwiel <
6
> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de
diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-snelheid in.
z
Als het hoogste f-getal knippert, is sprake van overbelichting.
Draai aan het instelwiel <
6
> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de
diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISO-snelheid in.
Weergave van de sluitertijd
z
0"5” staat bijvoorbeeld voor 0,5 sec. en “15"” staat voor 15 sec.
108
Modus AE met diafragmavoorkeur (Av)
In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera
automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die
overeenkomt met de helderheid van het onderwerp. Bij een hoger f-getal
(een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen
binnen de acceptabele scherpstelling. Bij een lager f-getal (een groter
diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond daarentegen minder samen
binnen de acceptabele scherpstelling.
* <
f
> staat voor diafragmawaarde (diafragmaopening).
Onscherpe achtergrond
(met een laag f-getal van het
diafragma: f/5.6)
Scherpe voorgrond en achtergrond
(met een hoog f-getal van het
diafragma: f/32)
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <f>.
2
Stel het gewenste diafragma in.
z
Draai aan het hoofdinstelwiel <
6
> om
de instelling te kiezen.
3
Stel scherp op het onderwerp.
z
Druk de ontspanknop half in.
4
Bekijk de weergave en maak een
opname.
z
Zolang de sluitertijd niet knippert, wordt
de standaardbelichting verkregen.
109
Modus AE met diafragmavoorkeur (Av)
z
Als de sluitertijd “30"” knippert, is er sprake van onderbelichting.
Draai aan het instelwiel <
6
> om een groter diafragma (lager f-getal) in te
stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt of stel een hogere
ISO-snelheid in.
z
Als de sluitertijd “1/4000” knippert, is sprake van overbelichting.
Draai aan het instelwiel <
6
> om een kleiner diafragma (hoger f-getal)
in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt of stel een lagere
ISO-snelheid in.
Weergave van de diafragmawaarde
z
Hoe hoger het f-getal, hoe kleiner de diafragmaopening. Het weergegeven
f-getal kan variëren. Dit is afhankelijk van de lens. Als er geen lens op de
camera is bevestigd, wordt “F00” als diafragmawaarde weergegeven.
Het gebied controleren waarop is scherpgesteld
M
Druk op de knop die u hebt toegewezen aan de scherptedieptecontrole
(met [
8
:
C.Fn III-2: Knoppen aanpassen], (
=
535)) om de juiste
diafragma-instelling te verkrijgen en om het gebied te controleren waarop is
scherpgesteld (scherptediepte).
z
Hoe groter de diafragmawaarde is, des te dieper het scherpstelgebied is vanaf
de voorgrond tot de achtergrond.
z
De belichting wordt vergrendeld (AE-vergrendeling) als u de knop indrukt die
aan de scherptedieptecontrole is toegewezen.
z
Door op de knop te drukken die is toegewezen aan de scherptedieptecontrole
wanneer een Speedlite 470EX-AI is bevestigd, terwijl de schakelaar<
X
> op
<
Z
> (volledig automatisch) staat, begint de volledig automatische
AI.B-afstandsmeting.
110
Modus Handmatige belichting (M)
In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in.
Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau of gebruik een in de
handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen.
* <
a
> staat voor handmatig.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <a>.
2
Stel de ISO-snelheid in (=143).
z
Met ISO auto kunt
u belichtingscompensatie instellen
(
=
111).
3
Stel de sluitertijd en het
diafragma in.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om de
sluitertijd in te stellen. Draai aan het
instelwiel <
5
> om het diafragma in
te stellen.
(2) (1)
4
Stel scherp op het onderwerp.
z
Druk de ontspanknop half in.
z
Controleer de belichtingsniveaumarkering
[
N
] om te zien hoe ver het
huidige belichtingsniveau van het
standaardbelichtingsniveau is verwijderd.
(1) Standaardbelichtingsindex
(2) Markering belichtingsniveau
5
Stel de belichting in en maak
de opname.
z
Controleer de indicator voor het
belichtingsniveau en stel de sluitertijd
en het diafragma in.
111
Modus Handmatige belichting (M)
Belichtingscompensatie met ISO auto
Als de ISO-snelheid is ingesteld op [AUTO] voor opnamen met handmatige
belichting, kunt u belichtingscompensatie (
=
140) als volgt instellen:
Raak de indicator voor het belichtingsniveau aan
[
z
: Bel.comp./AEB]
Scherm Snel instellen
z
Als ISO Auto is ingesteld, wordt de instelling van de ISO-snelheid aangepast
aan de sluitertijd en het diafragma om de standaardbelichting te verkrijgen.
Daardoor verkrijgt u mogelijk niet het gewenste belichtingseect. Stel in dat
geval de belichtingscompensatie in.
z
Als de camera ingesteld is op de modus <
a
> + ISO auto + [
q
]
(meervlaksmeting) en [
8
: C.Fn I-7: Mtmth., AE vrgr. na schrpst.] ingesteld
is op de standaardinstelling (
=
531), kunt u de ontspanknop half ingedrukt
houden om de ISO-snelheid te vergrendelen na scherpstelling met 1-beeld AF.
z
Wanneer ISO auto is ingesteld, kunt u op de knop <
A
> drukken om de ISO-
snelheid te vergrendelen.
z
Om de huidige belichting te vergelijken met de belichting toen u de knop <
A
>
eerst had ingedrukt met een handmatig ingestelde ISO-snelheid, drukt u op
knop <
A
>, stel de opname opnieuw samen en controleer de indicator voor het
belichtingsniveau.
z
Als ISO auto ingesteld is en [
8
: C.Fn I-1: Belichtingsniveauverhogingen]
ingesteld is op [1/2-stop], wordt eventuele belichtingscorrectie voor 1/2-stop
uitgevoerd met de ISO-snelheid (1/3 stop) en sluitertijd. De weergegeven
sluitertijd verandert echter niet.
112
AE met flexibele voorkeur (Fv)
In deze modus kunt u de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid
handmatig of automatisch instellen en deze instellingen combineren met uw
keuze aan belichtingscompensatie. Opnamen maken in de modus <
t
>,
met beheer over elk van deze parameters, komt overeen met opnamen
maken in de modus <
d
>, <
s
>, <
f
> of <
a
>.
* <
t
> staat voor exibele waarde.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <t>.
2
Stel de sluitertijd, diafragmawaarde
en ISO-snelheid in.
z
Draai aan het instelwiel <
5
> om een
in te stellen item te selecteren. Een
pictogram [
6
] verschijnt links van het
geselecteerde item.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om de
optie in te stellen.
z
Om de instelling terug te zetten op
[AUTO] drukt u op de knop <
X
>.
3
Stel de hoeveelheid
belichtingscompensatie in.
z
Draai aan het instelwiel <
5
> om de
indicator van het belichtingsniveau
te selecteren. Een pictogram [
6
]
verschijnt links van de indicator van het
belichtingsniveau.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om de
optie in te stellen.
z
Om de instelling terug te zetten op [±0]
drukt u op de toets <
X
>.
113
AE met exibele voorkeur (Fv)
Combinaties van functies in de modus <
t
>
Sluitertijd
Diafragma-
waarde
ISO-snelheid
Belichtings-
compensatie
Opnamemo-
dus
[AUTO] [AUTO]
[AUTO]
Beschikbaar
Gelijk aan <
d
>
Handmatige
selectie
Handmatige
selectie
[AUTO]
[AUTO]
Beschikbaar
Gelijk aan
<
s
>
Handmatige
selectie
[AUTO]
Handmatige
selectie
[AUTO]
Beschikbaar
Gelijk aan
<
f
>
Handmatige
selectie
Handmatige
selectie
Handmatige
selectie
[AUTO] Beschikbaar
Gelijk aan <
a
>
Handmatige
selectie
z
Knipperende waarden geven aan dat de ingestelde waarden voor onder- of
overbelichting zullen zorgen. Pas de belichting aan tot de waarde niet meer
knippert.
z
Langzame synchronisatie wordt niet gebruikt bij weinig licht als u de modus
<
t
> hebt ingesteld om overeen te komen met de modus <
f
> of <
d
>, ook
als [Slow sync] in [
z
: Flitsbesturing] ingesteld is op [1/200-30 sec. auto].
z
Waarden voor sluitertijd, diafragma en ISO-snelheid die op [AUTO] zijn
ingesteld, worden onderstreept.
114
115115
Opnamen maken
In dit hoofdstuk worden het maken van opnamen evenals menu-
instellingen op het tabblad Opnamen ([
z
]) beschreven.
116116
Foto-opnamen
z
Een pictogram
M
rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie
alleen beschikbaar is in de creatieve modi <
t
>, <
d
>, <
s
>,
<
f
> of <
a
>.
117
Tabbladmenu's: foto-opnamen
z
Opname 1
=
122
=
125
=
127
=
128
=
289
=
133
=
137
z
Opname 2
=
140, 141
=
143
=
277
=
149
=
150
z
Opname 3
=
151
=
153
=
154
118
Tabbladmenu's: foto-opnamen
z
Opname 4
=
155
=
158
=
160
=
162
=
163, 166, 169
z
Opname 5
=
171
=
172
=
174
=
176
=
180
z
Opname 6
=
184
=
186
=
187
=
190
=
193
119
Tabbladmenu's: foto-opnamen
z
Opname 7
=
195
=
198
=
209
=
211
=
212
=
214
=
215
z
Opname 8
=
220
=
216
=
270
=
221
z
Opname 9
=
241
=
248
=
271
=
279
z
[Inst. AF aanraken & verslepen] wordt alleen weergegeven indien een
optionele elektronische zoeker is bevestigd.
120
Tabbladmenu's: foto-opnamen
In de Basismodi verschijnen de volgende schermen.
z
Opname 1
=
78, 96
=
122
=
125
=
127
=
289
=
133
z
Opname 2
=
76
=
184
=
187
=
222
z
[Opnamemodus] of [AF-methode] is beschikbaar in de modus <
8
> of <
U
>.
z
[Geg. Creatieve hulp behoud.] is beschikbaar in de modus <
A
>.
z
[Digest-type] is beschikbaar in de modus <
D
>.
121
Tabbladmenu's: foto-opnamen
z
Opname 3
=
198
=
209
=
211
=
212
=
215
z
Opname 4
=
220
=
216
=
270
=
221
z
Opname 5
=
241
=
248
=
271
z
[Inst. AF aanraken & verslepen] wordt alleen weergegeven indien een
optionele elektronische zoeker is bevestigd.
z
[MF-peaking-instellingen] is beschikbaar in de modus <
8
> of <
U
>.
122
Beeldkwaliteit
U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren.
1
Selecteer [z: Beeldkwalit.]
2
Stel de beeldkwaliteit in.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om de
RAW-kwaliteit te selecteren, en druk op
de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om de
JPEG-kwaliteit te selecteren.
z
Druk op <
0
> om de instelling vast te
leggen.
z
Aantal beschikbare opnamen zoals aangegeven door [****] op het instelscherm
voor de beeldkwaliteit geldt altijd voor een instelling van [3:2], ongeacht de
werkelijke beeldverhouding (
=
125).
z
Als [–] is ingesteld voor zowel de RAW-opname als de JPEG-opname, wordt
73
ingesteld.
z
Als u zowel RAW als JPEG selecteert, wordt telkens wanneer u een opname
maakt, de opname tegelijkertijd als RAW-bestand en als JPEG-bestand op de
kaart vastgelegd, met de geselecteerde opnamekwaliteit. De twee beelden
worden opgeslagen met hetzelfde bestandsnummer (bestandsextensie:
.JPG voor JPEG en .CR3 voor RAW).
z
b
heeft kwaliteitsinstelling
7
(Fijn).
z
Betekenis van beeldkwaliteitspictogrammen:
1
RAW,
F
Compact RAW,
JPEG,
7
Fijn,
8
Normaal,
3
Groot,
4
Gemiddeld,
6
Klein.
123
Beeldkwaliteit
RAW-opnamen
RAW-beelden zijn onbewerkte gegevens van de beeldsensor die digitaal op
de kaart worden vastgelegd als
1
- of
F
-bestanden (kleiner dan
1
),
afhankelijk van uw keuze.
RAW-beelden kunnen worden verwerkt via het menu [
3
: RAW-
beeldverwerking] (
=
341) en worden opgeslagen als een JPEG-
afbeelding. Aangezien het RAW-bestand zelf niet wordt gewijzigd, kunt
u het RAW-bestand op verschillende manieren verwerken om er vervolgens
diverse JPEG-bestanden van te maken.
U kunt Digital Photo Professional (EOS-software) gebruiken om RAW-
opnamen te verwerken. U kunt opnamen op verschillende manieren
aanpassen afhankelijk van de manier waarop ze worden gebruikt, en u kunt
JPEG of andere typen bestanden genereren die de eecten van deze
aanpassingen weergeven.
Software voor het verwerken van RAW-beelden
z
Het wordt aanbevolen om Digital Photo Professional (hierna DPP, EOS-
software) te gebruiken om de RAW-opnamen op een computer weer te geven.
z
Met eerdere versies van DPP versie 4.x kunt u de RAW-beelden die met deze
camera zijn gemaakt niet verwerken. Als er een eerdere versie van DPP (versie
4.x) op uw computer is geïnstalleerd, downloadt en installeert u de nieuwste
versie van de website van Canon om deze bij te werken (
=
550). (De vorige
versie wordt overschreven.) Met DPP Ver.3.x of vroeger kunt u de RAW-
beelden die met deze camera zijn gemaakt niet verwerken.
z
RAW-beelden die met deze camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden
weergegeven met commerciële software van derden. Neem contact op met de
fabrikant van de software voor meer informatie over compatibiliteit.
Richtlijnen voor instellingen voor beeldkwaliteit
Zie
=
577 voor richtlijnen over bestandsgrootte, het aantal mogelijke
opnamen, en de maximale opnamereeks.
124
Beeldkwaliteit
Maximale opnamereeks voor continue opnamen
De geschatte maximale opnamereeks
wordt bovenaan het opnamescherm
aangegeven.
z
Als de maximale opnamereeks 99 of hoger is, wordt “99” weergegeven.
De waarde neemt af zodra 98 of minder is bereikt. [BUSY] wordt weergegeven
om aan te geven dat het interne geheugen vol is en dat het maken van
opnamen tijdelijk wordt gestopt. Als u stopt met het maken van continue
opnamen, neemt de maximale opnamereeks toe. Nadat alle opnamen naar de
kaart zijn weggeschreven, kunt u de continue opnamen hervatten en maximaal
het aantal opnamen maken dat wordt vermeld in de tabel op
=
577.
125
Hoogte/breedte foto
U kunt de beeldverhouding wijzigen.
1
Selecteer [z: Hoogte/breedte foto].
2
Stel de beeldverhouding in.
z
Selecteer een beeldverhouding en druk
vervolgens op <
0
>.
z
JPEG-beelden
De beelden worden vastgelegd met de ingestelde verhouding.
z
RAW-beelden
De beelden worden altijd vastgelegd met een beeldververhouding van
[3:2]. De informatie over de geselecteerde beeldverhouding wordt
toegevoegd aan het RAW-beeldbestand. Wanneer u het RAW-beeld
verwerkt met Digital Photo Professional (EOS-software), kunt u een
beeld genereren met dezelfde beeldverhouding als de beeldverhouding
die was ingesteld voor de opname.
126
Hoogte/breedte foto
Beeldverhouding
4:3 16:9 1:1
z
Wanneer u RAW-beelden afspeelt die zijn vastgelegd met een beeldverhouding
van [4:3], [16:9], of [1:1], worden ze weergegeven met lijnen die de
desbetreende beeldverhouding aangeven. (Deze lijnen worden niet in het
beeld vastgelegd.)
127
Kijktijd
Stel in op [Vastzetten] als u opnamen direct nadat u ze gemaakt heeft, op
het scherm wilt blijven weergeven. Stel in op [Uit] als u opnamen liever niet
weergeeft.
1
Selecteer [z: Kijktijd].
2
Stel een tijdoptie in.
z
Als [Vastzetten] is ingesteld, worden beelden zo lang weergegeven als de tijd
die is ingesteld in [
5
: Spaarstand].
128
M
Lensafwijkingscorrectie
Vignettering, beeldvervorming en andere problemen kunnen worden
veroorzaakt door de optische eigenschappen van een lens. De camera
kan deze fenomenen compenseren door [Lensafwijkingscorrectie] te
gebruiken.
1
Selecteer [z:
Lensafwijkingscorrectie].
2
Selecteer een item.
3
Selecteer [Inschak.].
z
Bevestig dat de naam van de gebruikte
lens en (met uitzondering van
diractiecorrectie) [Correctiegegevens
beschikbaar] worden weergegeven.
z
Als [Correctiegeg. niet beschikbaar]
of [
] wordt weergegeven, raadpleegt
u “Digitale lensoptimalisatie” (
=
130).
129
Lensafwijkingscorrectie
Correctie helderheid randen
Vignettering (donkere beeldhoeken) kan worden gecorrigeerd.
z
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen
van een opname ontstaan.
z
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.
z
De toegepaste mate van correctie is lager dan de maximale correctie die kan
worden toegepast met Digital Photo Professional (EOS-software).
z
Correctie van de helderheid van randen wordt automatisch uitgevoerd in de
basismodi wanneer correctiegegevens op de camera zijn opgeslagen.
Vervormingscorrectie
Vervorming (beeldkromming) kan worden gecorrigeerd.
z
Om vervorming te corrigeren, legt de camera een smaller gebied vast dan
het gebied dat bij het opnemen zichtbaar is, waardoor het beeld iets wordt
bijgesneden en de schijnbare resolutie iets lager wordt.
z
Het instellen van vervormingscorrectie kan de beeldhoek iets wijzigen.
z
Als u opnamen vergroot, wordt geen vervormingscorrectie toegepast op de
weergegeven opnamen.
z
Vervormingscorrectie wordt niet toegepast bij lmopnamen.
z
Aan opnamen waarop vervormingscorrectie is toegepast, zijn geen stofwisdata
(
=
174) toegevoegd. Bovendien kan het AF-punt op een andere positie
worden weergegeven dan op het moment van de opname.
130
Lensafwijkingscorrectie
Digitale lensoptimalisatie
Diverse afwijkingen van de optische eigenschappen van een lens
kunnen worden gecorrigeerd, samen met diractie en door low-passlter
veroorzaakt scherpteverlies.
Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] of [
] wordt weergegeven door
[Digit. lensoptimalisatie], kunt u EOS Utility om de lenscorrectiegegevens
aan de camera toe te voegen. Raadpleeg de EOS Utility
instructiehandleiding voor meer informatie.
z
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de ruis toenemen door de
eecten van correctie. Ook beeldranden kunnen worden benadrukt. Pas
voor de opname de beeldstijlscherpte naar behoefte aan of stel [Digit.
lensoptimalisatie] in op [Uitschak.].
z
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.
z
Voor lmopnamen wordt [Digit. lensoptimalisatie] niet weergegeven.
(Correctie is niet mogelijk.)
z
Inschakelen van [Digit. lensoptimalisatie] corrigeert zowel chromatische
aberratie als diractie, al worden deze opties niet weergegeven.
z
Digitale lensoptimalisatie wordt automatisch toegepast in de basismodi
wanneer correctiegegevens op de camera zijn opgeslagen.
131
Lensafwijkingscorrectie
Correctie chromatische aberratie
Chromatische aberratie (kleurranden rond onderwerpen) kan worden
gecorrigeerd.
z
[Corr. chromat. afw.] wordt niet weergegeven als [Digit. lensoptimalisatie] is
ingeschakeld.
Diractiecorrectie
Diractie (scherpteverlies door de belichting) kan worden gecorrigeerd.
z
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de ruis toenemen door de
eecten van correctie.
z
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.
z
Voor lmopnamen wordt [Diractiecorrectie] niet weergegeven. (Correctie is
niet mogelijk.)
z
Met “diractiecorrectie” wordt een lagere resolutie door het low-passlter
enzovoort gecorrigeerd naast de diractie. Daarom is correctie nuttig, zelfs bij
een diafragma dat dicht bij het open diafragma ligt.
z
[Diractiecorrectie] wordt niet weergegeven als [Digit. lensoptimalisatie] is
ingeschakeld.
132
Lensafwijkingscorrectie
Algemene aandachtspunten voor lensafwijkingscorrectie
z
Correctie van helderheid van randen, correctie van chromatische aberratie,
vervormingscorrectie en diractiecorrectie kunnen niet worden toegepast op
JPEG-opnamen die al zijn gemaakt.
z
Wanneer u een lens van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt
aanbevolen om de correcties in te stellen op [Uitschakelen], zelfs als
[Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
z
Bij vergroting van de randen van de opname kan een deel van de opname
worden weergegeven dat niet wordt opgenomen.
z
De mate van correctie is minder (behalve bij diractiecorrectie) als de gebruikte
lens niet over afstandsinformatie beschikt.
Algemene opmerkingen voor lensafwijkingscorrectie
z
Het eect van de correctie van de lensafwijking varieert afhankelijk
van de gebruikte lens en de opnameomstandigheden. Daarnaast is
het eect is soms moeilijk te zien, afhankelijk van de gebruikte lens,
de opnameomstandigheden, enz.
z
Als de correctie niet goed te zien is, is het raadzaam de opname te vergroten
en te controleren.
z
Correcties kunnen worden toegepast, ook wanneer een extender of Life-Size
Converter is bevestigd.
z
Als de correctiegegevens voor de bevestigde lens niet in de camera zijn
vastgelegd, geeft dit hetzelfde resultaat als wanneer de correctie is ingesteld
op [Uitschakelen] (behalve bij diractiecorrectie).
z
Raadpleeg indien nodig eveneens de EOS Utility instructiehandleiding.
133
Transportmodus
De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen.
U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past.
1
Selecteer [z: Transportmodus].
2
Stel de transportmodus in.
z
[
u
] Enkelbeeld
Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt slechts één opname
gemaakt.
z
[
E
] Continue opname met hoge snelheid +/[
o
] Continue
opname met hoge snelheid
Legt snel achter elkaar een reeks opnamen vast terwijl u de ontspanknop
volledig ingedrukt houdt. [
E
] maakt maximaal ongeveer 14 opnamen
per seconde en [
o
] maximaal ongeveer 7,0 opnamen per
seconde. De maximale snelheid bij continue opnamen neemt mogelijk af
onder de volgende omstandigheden:
Indien ingesteld om ikkeren te verminderen:
Bij continue opname is de snelheid maximaal circa 5,2 opnamen
per seconde.
z
[
i
] Continue opname met lage snelheid
Als u de ontspanknop geheel indrukt, kunt u continu opnemen met een
snelheid van max. ca. 3,0 opnamen per seconde terwijl u de knop
ingedrukt houdt.
134
Transportmodus
z
[
m
/
Q
] Zelfontspanner: 10 sec./afstandsbediening
z
[
l
/
k
] Zelfontspanner: 2 sec./afstandsbediening
z
[
q
] Zelfontspanner: Continue opname
z
De voorwaarden voor de maximale snelheid bij continue opnamen (
=
133)
voor [
E
] of [
o
] zijn als volgt:: opnamen maken met een volledig
opgeladen accu bij een sluitertijd van 1/1000 sec. of korter en een maximaal
diafragma (varieert al naargelang de lens), bij kamertemperatuur (23 °C), met
knipperreductie uitgeschakeld.
z
De maximale continue opnamesnelheid voor continue opname met hoge
snelheid bij [
E
] en [
o
] kan langzamer zijn. Dit is afhankelijk van factoren
zoals accuniveau, temperatuur, knipperreductie, sluitertijd, diafragmawaarde,
onderwerpomstandigheden, helderheid, AF-werking, type lens, gebruik van een
itser en opname-instellingen.
z
Met Servo AF kan de maximale snelheid bij continue opname lager worden
afhankelijk van de onderwerpomstandigheden en de gebruikte lens.
z
Als [
z
: Antiknipperopname] is ingesteld op [Inschak.] (
=
193), kan
bij knipperend licht de maximumsnelheid voor continue opnamen afnemen.
Ook kan het interval bij continue opnamen onregelmatig worden en kan de
ontspanvertraging langer worden.
z
Zelfs met continue opname met lage snelheid kan de continue opnamesnelheid
lager worden afhankelijk van de opnameomstandigheden.
z
Als het interne geheugen tijdens continue opname vol raakt, kan de snelheid
bij continue opname aanzienlijk afnemen omdat tijdelijk geen opnamen meer
kunnen worden gemaakt (
=
124).
z
Onderwerpen volgen is gemakkelijker bij [
E
] of [
i
], omdat tussen de
opnamen bij continue opname in real time beelden worden weergegeven.
z
Zie
=
135 voor het maken van opnamen met de zelfontspanner. Zie
=
223
voor het maken van opnamen met de afstandsbediening.
135
Zelfontspanner
Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt, zoals bij een
herdenkingsfoto.
1
Selecteer [z: Transportmodus].
2
Stel de zelfontspanner in.
z
m
(
Q
): opname na 10 sec.
l
(
k
): opname na 2 sec.
q
: continue opname na 10 sec. voor
het opgegeven aantal opnamen*
* Draai aan het instelwiel <
6
> om het aantal
continue opnamen (2–10) in te stellen.
z
De pictogrammen
Q
en
k
worden weergegeven als de camera
wordt gekoppeld met een draadloze
afstandsbediening (apart verkrijgbaar,
=
223).
3
Maak de opname.
z
Stel scherp op het onderwerp en druk
vervolgens de ontspanknop helemaal in.
z
Om de bediening te controleren, kijkt
u naar het zelfontspannerlampje, luistert
u naar pieptonen of kijkt u naar de
aftelling in seconden op het scherm.
z
Het knipperen van het zelfontspanner-
lampje neemt toe en de camera laat
snelle pieptonen horen ca. 2 seconden
voordat de opname wordt gemaakt.
136
Zelfontspanner
z
Met [
q
] kan het opname-interval langer worden, afhankelijk van
de beeldkwaliteit, het gebruik van een externe itser en andere
opnameomstandigheden.
z
Met [
l
] kunt u opnemen zonder de camera aan te raken als deze op een
statief staat. Dit voorkomt bewegingsonscherpte wanneer u een stilleven
vastlegt of opnamen maakt met een lange belichtingstijd.
z
Het wordt aanbevolen om na het maken van opnamen met de zelfontspanner
de opname weer te geven (
=
304) om de scherpstelling en belichting te
controleren.
z
Als u met de zelfontspanner een foto van uzelf wilt maken, vergrendelt u de
scherpstelling (
=
74) op een object dat zich tijdens de opname op ongeveer
dezelfde afstand als uzelf bevindt.
z
Om de zelfontspanner uit te schakelen nadat het aftellen is begonnen, tikt u op
het scherm of drukt u op <
0
>.
z
De tijd voor automatisch uitschakelen kan worden verlengd als de camera is
ingesteld op opnamen maken op afstand.
137
M
RAW-burstmodus
Maakt snelle continue opname van RAW-beelden mogelijk. Handig als u de
beste opname die precies op het juiste moment is gemaakt, wilt kiezen uit
de beelden die u hebt vastgelegd. Vastgelegde beelden worden opgeslagen
als één bestand (fotorolletje). U kunt elk beeld uit het fotorolletje extraheren
en afzonderlijk opslaan (
=
319).
1
Selecteer [z: RAW-burstmodus].
2
Selecteer [RAW-burstmodus].
3
Selecteer [Inschak.].
z
Nadat u [Inschak] selecteert,
wordt [
] weergegeven wanneer
u opnamen maakt.
4
Selecteer [Vooropname].
138
RAW-burstmodus
5
Stel een optie in.
z
[Inschak.]: De opname begint net
voordat (tot ongeveer 0,5 seconde
ervoor) u de ontspanknop volledig
indrukt, nadat u de ontspanknop eerst
half ingedrukt hebt gehouden.
[
] wordt weergegeven wanneer u een
opname maakt.
z
[Uitschak.]: de eerste opname wordt
gemaakt wanneer u de ontspanknop
volledig indrukt.
[
] wordt weergegeven wanneer u een
opname maakt.
6
Maak de opname.
z
Een indicator op het scherm geeft de
buerstatus aan.
z
Als u de ontspanknop volledig indrukt,
worden continu opnamen gemaakt
totdat de buer volraakt of totdat u de
knop loslaat.
139
RAW-burstmodus
z
Gebruik kaarten met minimaal 4 GB vrije ruimte.
z
Beelden worden mogelijk niet goed vastgelegd als de accu tijdens
beeldverwerking leegraakt wanneer u in de RAW-burstmodus opnamen maakt
met een kaart met een lage schrijfsnelheid en een accu die bijna leeg is.
z
De weergave wordt onderbroken wanneer u de ontspanknop half indrukt.
z
Cameratrilling of beweging van het onderwerp kan ervoor zorgen dat het beeld
vervormd raakt.
z
ISO auto wordt gebruikt bij opnamen in de modus <
d
>, <
s
> of <
f
>.
z
Sluitertijden langer dan 1/30 sec. zijn niet beschikbaar in de modus <
s
>,
<
a
>, or <
t
>.
z
Bij opnamen wordt ongeveer 17,9 megapixel (5184×3456) gebruikt.
z
Beelden wordt vastgelegd met de elektronische sluiter. We raden aan dat
u “Ontspanmethode voor de sluiter” (
=
186) leest voordat u opnamen maakt.
z
Vastgelegde beelden hebben een iets smallere beeldhoek.
z
Wilt u beelden in fotorolletjes op een computer bekijken, extraheer ze dan als
JPEG's of gebruik de EOS-toepassing Digital Photo Professional.
z
Als u de camera aansluit op een computer en EOS Utility (EOS-software)
gebruikt, stelt u [
z
: RAW-burstmodus] in op [Uitschak.]. Als [Inschak.]
geselecteerd is, kan de camera niet met de computer communiceren.
z
De maximale burstreeks kan afnemen onder omstandigheden met weinig licht.
z
In de RAW-burstmodus verandert de diafragmawaarde als u inzoomt
terwijl u de ontspanknop half indrukt of volledig indrukt bij zoomlenzen met
een variabel maximaal diafragma. Wilt u dezelfde belichting houden in de
modus <
a
>, dan raden we aan dat u opnamen maakt met ISO auto.
z
In de RAW-burstmodus kan het, zelfs bij sommige zoomlenzen die geen
variabel maximaal diafragma hebben, voorkomen dat de diafragmawaarde
verandert als u inzoomt terwijl u de ontspanknop half of volledig indrukt.
Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie.
z
UHS-II-SD-geheugenkaarten met een snelheidsklasse van 10 of hoger worden
aanbevolen.
z
Vastgelegde RAW-beelden worden opgeslagen als één bestand (fotorolletje).
Bestandsnamen beginnen met CSI_ en eindigen op de bestandsextensie .CR3.
z
Terwijl u opnamen maakt worden de instellingen voor beeldstijl, witbalans en
automatische helderheidsoptimalisatie toegepast die bij de eerste opname zijn
vastgesteld.
z
De camera piept niet terwijl u opnamen maakt.
z
[RAW-burstmodus] schakelt over naar [Uitschak.] als u de aan-uitschakelaar
op <
2
> zet.
140
M
Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door
de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere
belichting) te maken.
Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi <
t
>,
<
d
>, <
s
>, <
f
> en <
a
>. U kunt belichtingscompensatie instellen tot
maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Zie
=
111 voor details over belichtingscompensatie als de modus <
a
>
en ISO auto beide zijn ingesteld. Zie
=
112 voor de modus <
t
>.
1
Stel de waarde voor de
compensatie in.
z
Houd de ontspanknop half ingedrukt, kijk
naar het scherm en stel de waarde in
door aan het instelwiel <
5
> te draaien.
z
Een pictogram [
O
] wordt weergegeven
om de belichtingscompensatie aan
te geven.
2
Maak de opname.
z
Als u de belichtingscompensatie wilt
annuleren, stelt u de indicator voor
het belichtingsniveau [
N
] in op de
standaardbelichtingsindex ([
C
]).
z
Als [
z
: Auto optimalisatie helderheid] (
=
149) is ingesteld op een andere
optie dan [Uitschak.], kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een
kleinere belichtingscompensatie voor een donkerder opname is ingesteld.
z
De belichtingscompensatiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan-
uitschakelaar op <
2
> hebt gezet.
141
M
Automatische belichtingsbracketing
U kunt drie beelden vastleggen met verschillende sluitertijden,
diafragmawaarden en ISO-snelheden, aangepast door de camera.
Dit heet AEB.
* AEB staat voor “Auto Exposure Bracketing” (automatische belichtingsbracketing).
1
Selecteer [z: Bel.comp./AEB].
(1)
2
Stel het AEB-bereik in.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om het
AEB-bereik (1) in te stellen. Druk op
de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om
het belichtingscompensatieniveau in
te stellen.
z
Druk op <
0
> om de instelling vast te
leggen.
z
Als u het menu sluit, wordt het AEB-
bereik weergegeven op het scherm.
3
Maak de opname.
z
Er worden volgens de ingestelde
transportmodus drie bracketingopnamen
gemaakt in deze volgorde:
standaardbelichting, kortere belichting
en langere belichting.
z
AEB wordt niet automatisch
geannuleerd. Om AEB te annuleren,
volgt u stap 2 om de weergave van het
AEB-bereik uit te schakelen.
142
Automatische belichtingsbracketing
z
Als [
z
: Auto optimalisatie helderheid] (
=
149) op een andere optie dan
[Uitschakelen] wordt ingesteld, wordt het eect van AEB mogelijk beperkt.
z
[
A
] knippert linksonder in het scherm tijdens AEB-opnamen.
z
Als de transportmodus is ingesteld op [
u
], moet u de ontspanknop driemaal
indrukken voor elke opname. Als [
E
], [
o
] of [
i
] is ingesteld en u de
ontspanknop volledig ingedrukt houdt, worden de drie bracketingopnamen
na elkaar gemaakt, waarna de camera automatisch stopt met het maken van
opnamen. Als [
m
] of [
l
] is ingesteld, worden de drie bracketingopnamen
na elkaar gemaakt na een vertraging van 10 of 2 seconden. Wanneer [
q
]
is ingesteld, wordt driemaal het opgegeven aantal opnamen gemaakt tijdens
continue opname.
z
U kunt AEB instellen in combinatie met de belichtingscompensatie.
z
AEB kan niet worden gebruikt met itser, ruisonderdrukking bij meerdere
opnamen, scherpstelbracketing of in de HDR- of RAW-burstmodus.
z
AEB wordt automatisch geannuleerd in een van de volgende gevallen:
u zet de aan-uitschakelaar op <
2
> of de itser is volledig opgeladen.
143
M
ISO-snelheidsinstellingen
Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de
ISO-snelheid automatisch ingesteld.
Raadpleeg
=
277,
=
581 voor meer informatie over de ISO-snelheid
tijdens lmopnamen.
1
Druk op de knop <B> (9).
z
Druk op de knop <
B
> als een beeld
op het scherm wordt weergegeven.
2
Stel de ISO-snelheid in.
z
Draai aan het instelwiel <
6
>.
z
Selecteer [AUTO] om de ISO-snelheid
automatisch in te stellen.
144
ISO-snelheidsinstellingen
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
z
Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico
vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop
is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige
opnameomstandigheden.
z
Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een
groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter itsbereik
maar ze kunnen ook de beeldruis versterken.
z
Beeldruis (zoals lichtpuntjes of -strepen) kan toenemen en de schijnbare
resolutie kan afnemen bij H (equivalent aan ISO 51200), omdat dit een
uitgebreide ISO-snelheid is.
z
Als [
z
: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is op [Inschak.] of [Vergroot]
(
=
150), kunnen ISO 100/125/160 en H (equivalent aan ISO 51200) niet
worden geselecteerd.
z
Wanneer u opnamen maakt met een hoge ISO-snelheid of lange belichting, kan
dit beeldruis (korrelig beeld, lichtpuntjes, strepen, enzovoort) of onregelmatige
kleuren veroorzaken en kunnen kleurtinten afwijken.
z
Wanneer u met omstandigheden werkt die een extreme hoeveelheid ruis
veroorzaken, zoals een combinatie van een hoge ISO-snelheid, hoge
temperatuur en lange belichtingstijd, kan het zijn dat opnamen niet goed
worden opgeslagen.
z
Als u een hoge ISO-snelheid en de itser gebruikt om een onderwerp te
fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn.
145
ISO-snelheidsinstellingen
ISO-snelheidsbereik bij handmatige instelling
1
Selecteer [z: zISO-
snelheidsinst.].
2
Selecteer [ISO-snelh.bereik].
3
Stel de minimumlimiet in.
z
Selecteer het vak voor de minimumlimiet
en druk vervolgens op <
0
>.
z
Selecteer de ISO-snelheid en druk
op <
0
>.
4
Stel de maximumlimiet in.
z
Selecteer het vak voor de maximumlimiet
en druk vervolgens op <
0
>.
z
Selecteer de ISO-snelheid en druk
op <
0
>.
5
Selecteer [OK].
146
ISO-snelheidsinstellingen
ISO-snelheidsbereik voor ISO auto
1
Selecteer [Autom. bereik].
2
Stel de minimumlimiet in.
z
Selecteer het vak voor de minimumlimiet
en druk vervolgens op <
0
>.
z
Selecteer de ISO-snelheid en druk
op <
0
>.
3
Stel de maximumlimiet in.
z
Selecteer het vak voor de maximumlimiet
en druk vervolgens op <
0
>.
z
Selecteer de ISO-snelheid en druk
op <
0
>.
4
Selecteer [OK].
z
De instellingen [Minimum] en [Maximum] werken ook als de minimale en
maximale snelheid voor veiligheidsshift van de ISO-snelheid (
=
531).
147
ISO-snelheidsinstellingen
Maximale sluitertijd voor ISO auto
U kunt de maximale sluitertijd voor ISO auto instellen.
Dit kan cameratrillingen of een onscherp onderwerp verminderen in de modus
<
d
> of <
f
> wanneer u een groothoeklens gebruikt om een opname te
maken van een bewegend onderwerp of wanneer u een telelens gebruikt.
1
Selecteer [Max. sluitertijd].
Automatisch ingesteld
2
Stel de gewenste maximale
sluitertijd in.
z
Als u [Auto] selecteert, draait u aan
het instelwiel <
6
> om een tragere
of snellere sluitertijd in te stellen. Druk
vervolgens op <
0
>.
Handmatig ingesteld
z
Als u [Handmatig] selecteert, draait
u aan het instelwiel <
6
> om de
sluitertijd te selecteren. Druk vervolgens
op <
0
>.
148
ISO-snelheidsinstellingen
z
Indien geen juiste belichting kan worden verkregen wanneer de maximumlimiet
voor ISO-snelheid is ingesteld op [Autom. bereik], wordt een sluitertijd
ingesteld die langer is dan de [Max. sluitertijd] om de standaardbelichting te
verkrijgen.
z
Deze functie wordt niet toegepast bij itsfotograe en lmopnamen.
z
Als [Auto(Standaard)] is ingesteld, is de maximale sluitertijd omgekeerd
evenredig aan de brandpuntsafstand van de lens. Een enkele stap van [Langer]
naar [Korter] is equivalent aan een enkele stop van de sluitertijd.
149
M
Automatische helderheidsoptimalisatie
Helderheid en contrast kunnen automatisch worden gecorrigeerd als
opnamen donker lijken of het contrast te hoog of te laag is.
1
Selecteer [z: Auto optimalisatie
helderheid].
2
Stel een correctie-optie in.
z
Ruis kan toenemen en de scherpte kan veranderen onder bepaalde
opnameomstandigheden.
z
Als het eect van automatische helderheidsoptimalisatie te sterk is en de
opname niet overeenkomt met uw voorkeurshelderheid, stelt u [Zwak] of
[Uitschak.] in.
z
Als een andere optie dan [Uitschak.] is ingesteld en u gebruikmaakt van
belichtingscompensatie of itsbelichtingscompensatie om de opname
donkerder te maken, kan de opname nog steeds licht uitvallen. Als u minder
belichting wilt, dient u deze optie op [Uitschak.] in te stellen.
z
De maximale opnamereeks is kleiner met [Sterk]. Opname op de kaart duurt
ook langer.
z
Als u in stap 2 op de knop <
B
> drukt en het vinkje [
X
] verwijdert voor
[Uitsch. bij handm. bel.], kan [
z
: Auto optimalisatie helderheid] zelfs in de
modus <
a
> worden ingesteld.
150
M
Prioriteit voor lichte tonen
U kunt overbelichte, vervaagde highlights verminderen.
1
Selecteer [z: Lichte tonen
prioriteit].
2
Stel een optie in.
z
[Inschak.]: verbetert de gradatie in
highlights. De overgang tussen grijstinten
en highlights wordt geleidelijker.
z
[Vergroot]: beperkt overbelichte
highlights nog meer dan [Inschak.] onder
bepaalde opnameomstandigheden.
z
De ruis kan iets toenemen.
z
Het beschikbare ISO-bereik begint bij ISO 200. Uitgebreide ISO-snelheden
kunnen niet worden ingesteld.
z
[Vergroot] is niet beschikbaar bij het opnemen van lms.
z
Met [Vergroot] zien de resultaten er in sommige scènes niet volgens
verwachting uit.
151
M
Meetmethode
U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het
onderwerp te meten. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch
ingesteld.
1
Selecteer [z: Meetmethode].
2
Stel de meetmethode in.
z
[
q
] Meervlaksmeting
Een algemene meetmethode die zelfs geschikt is voor onderwerpen
met tegenlicht. De camera past de belichting automatisch aan het
onderwerp aan.
z
[
w
] Deelmeting
Eectief wanneer het licht om het onderwerp veel helderder is,
bijvoorbeeld bij tegenlicht. Beslaat ongeveer 4,5% van het midden van
het scherm. Het deelmetinggebied wordt op het scherm aangeduid.
z
[
r
] Spotmeting
Eectief bij het meten van een speciek gedeelte van het onderwerp of
een scène. Dekt ca. 2,6% van het gebied in het midden van het scherm.
Het spotmetinggebied wordt op het scherm aangeduid.
z
[
e
] Centrumgewogen gemiddelde meting
De meting over het scherm wordt gemiddeld, waarbij het midden van het
scherm zwaarder weegt.
152
Meetmethode
z
De camera zal de belichting standaard als volgt instellen.
Bij [
q
] houdt u de ontspanknop half ingedrukt om de belichtingsinstelling te
vergrendelen (AE-vergrendeling) na scherpstelling met 1-beeld AF. In de modus
[
w
], [
r
] of [
e
] wordt de belichting ingesteld op het moment dat de opname
wordt gemaakt. (De belichting wordt niet vastgezet als u de ontspanknop half
indrukt.)
z
Met [
8
: C.Fn I-7: Mtmth., AE vrgr. na schrpst.] kunt u instellen of u de
belichting al dan niet wilt vergrendelen (AE-vergrendeling) als de scherpstelling
is verkregen met 1-beeld AF (
=
531).
153
M
Meettimer
U kunt instellen hoe lang de meettimer actief is (wat de duur van de
belichtingsweergave/AE-vergrendeling bepaalt) nadat hij is geactiveerd
door een actie zoals het half indrukken van de ontspanknop.
1
Selecteer [z: Meettimer].
2
Stel een tijdoptie in.
154
M
Belichtingssimulatie
Belichtingssimulatie toont en simuleert hoe de helderheid (belichting) van
de daadwerkelijke opname zal zijn.
1
Selecteer [z: Bel.simulatie].
2
Stel een optie in.
z
Inschakelen (
g
)
De helderheid van de weergegeven opname is bijna gelijk aan de
werkelijke helderheid (belichting) van de gemaakte opname. Wanneer
u belichtingscompensatie instelt, wordt de helderheid van de opname
dienovereenkomstig aangepast.
z
Tijdens
e
Normaal wordt de opname met de standaard helderheid weergegeven,
zodat hij goed te zien is (
E
). De beeldhelderheid komt slechts in
de buurt van de feitelijke helderheid (belichting) van de resulterende
opname terwijl u de knop ingedrukt houdt die u hebt toegewezen aan
[Breedte-/dieptecontrole] met [
8
: C.Fn III-2: Knoppen aanpassen],
(
=
535)) (
g
).
z
Uitschakelen (
E
)
De opname wordt weergegeven met de standaardhelderheid zodat hij
gemakkelijk te zien is. Ook wanneer u belichtingscompensatie instelt,
wordt de opname met de standaardhelderheid weergegeven.
155
M
Witbalans
Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de
instelling Auto [
Q
] (Sfeerprioriteit) of [
Q
w] (Witprioriteit) zal doorgaans
automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling
Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij
de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van
een wit voorwerp te maken.
1
Selecteer [z: Witbalans].
2
Selecteer een item.
(Circa)
Scherm Modus Kleurtemperatuur (K: Kelvin)
Q
Auto (Sfeerprioriteit,
=
157)
3000–7000
Q
w
Auto (Witprioriteit,
=
157)
W
Daglicht 5200
E
Schaduw 7000
R
Bewolkt 6000
Y
Kunstlicht 3200
U
Wit TL licht 4000
D
Flitser Automatisch ingesteld*
O
Aangepast (
=
158)
2000–10000
P
Kleurtemperatuur (
=
159)
2500–10000
* Van toepassing op Speedlites met een functie voor overdracht van kleurtemperatuur.
In andere gevallen wordt de kleurtemperatuur vast ingesteld op circa 6000 K.
156
Witbalans
Witbalans
Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort
licht. Met een digitale camera is het wit als basis voor de kleurcorrectie
afhankelijk van de kleurtemperatuur van de verlichting en wordt de kleur
aangepast met software om de witte gebieden er ook wit te laten uitzien.
Met deze functie kunt u foto's met natuurlijke kleurtonen maken.
157
Witbalans
[
Q
] Automatische witbalans
Met [
Q
] (Sfeerprioriteit) kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem
van de opname vergroten wanneer u scènes in kunstlicht opneemt.
Als u [
Q
w] selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van
de opname verkleinen.
1
Selecteer [z: Witbalans].
2
Selecteer [
Q
].
z
Zorg dat [
Q
] geselecteerd is en druk
op de knop <
B
>.
3
Selecteer een item.
Aandachtspunten bij het instellen van [
Q
w]
z
De warme kleurzweem van onderwerpen kan vervagen.
z
Als meerdere lichtbronnen in de scène zijn opgenomen, wordt de warme
kleurzweem van het beeld mogelijk niet verminderd.
z
Als u de itser gebruikt, zal de kleurtoon dezelfde zijn als bij [
Q
].
158
Witbalans
[
O
] Handmatige witbalans
Met handmatige witbalans kunt u de witbalans handmatig instellen voor
de specieke lichtbron van de opnamelocatie. Zorg ervoor dat u deze
procedure uitvoert onder de lichtbron op de plaats van opname.
1
Fotografeer een wit voorwerp.
z
Richt de camera op een vlak wit
onderwerp zodat het scherm met wit
is gevuld.
z
Stel handmatig scherp en maak
opnamen met de standaardbelichting
die voor het witte object is ingesteld.
z
U kunt elke willekeurige
witbalansinstelling gebruiken.
2
Selecteer [z: Handmatige
witbalans].
3
Importeer de witbalansgegevens.
z
Druk op de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om de opname te selecteren die in stap
1 is vastgelegd en druk vervolgens
op <
0
>.
Selecteer [OK] om de gegevens te
importeren.
4
Selecteer [z: Witbalans].
5
Selecteer de handmatige witbalans.
z
Selecteer [
O
].
159
Witbalans
z
Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting,
kan dit een incorrecte witbalansinstelling tot gevolg hebben.
z
Deze beelden kunnen niet worden geselecteerd: beelden die zijn vastgelegd
terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom], beelden waarop voor of
na de opname een creatief lter is toegepast, bijgesneden beelden en beelden
die met een andere camera zijn gemaakt.
z
Er kunnen beelden worden weergegeven die niet voor deze instelling kunnen
worden gebruikt.
z
In plaats van een opname van een wit voorwerp te maken, kunt u ook een
opname van een grijskaart of een standaard reector met 18% grijs
(in de winkel verkrijgbaar) maken.
[
P
] Kleurtemperatuur
1
Selecteer [z: Witbalans].
2
Stel de kleurtemperatuur in.
z
Selecteer [
P
].
z
Draai het instelwiel <
6
> om de
kleurtemperatuur te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
De kleurtemperatuur kan worden
ingesteld van circa 2500 K tot 10000 K
in stappen van 100 K.
z
Wanneer u de kleurtemperatuur instelt voor een kunstlichtbron, moet u indien
nodig ook de witbalanscorrectie (meer magenta of meer groen) instellen.
z
Als u [
P
] instelt op de waarde die is gemeten met een in de handel
verkrijgbare kleurtemperatuurmeter, dient u testopnamen te maken en
de instelling aan te passen om de verschillen tussen de meting van de
kleurtemperatuurmeter en de meting van de camera te compenseren.
160
M
Witbalanscorrectie/bracketing
Witbalanscorrectie heeft hetzelfde eect als het gebruik van een in de
handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversielter of kleurcompensatielter.
Witbalanscorrectie
1
Selecteer [z: WB Shift/Bkt.].
Voorbeeldinstelling: A2, G1
2
Stel de witbalanscorrectie in.
z
Druk op de pijltjestoetsen <
V
> om de
markering [■] naar de door u gewenste
positie te verplaatsen.
z
B staat voor blauw, A voor amber,
M voor magenta en G voor groen.
De kleurbalans van de opname
wordt aangepast aan de kleur van de
omgeving waarnaar de opname wordt
verplaatst.
Rechtsboven in het scherm wordt onder
[SHIFT] respectievelijk de richting en de
mate van correctie aangegeven.
z
Als u op de knop <
B
> drukt, worden
alle instellingen voor [WB Shift/Bkt.]
geannuleerd.
z
Druk op <
0
> om de instelling af
te sluiten.
z
Eén correctieniveau voor blauw/amber is gelijk aan circa 5 mireds
van een kleurtemperatuurconversielter. (Mired: maateenheid voor
kleurtemperatuur die wordt gebruikt voor waarden zoals de densiteit van een
kleurtemperatuurconversielter.)
161
Witbalanscorrectie/bracketing
Automatische witbalansbracketing
Met witbalansbracketing (WB-BKT) kunt u drie beelden tegelijk vastleggen
met verschillende kleurtonen.
B/A ±3 niveaus
Stel de witbalansbracketing in.
z
Als u bij stap 2 van “Witbalanscorrectie”
(
=
160) aan de knop <
5
> draait,
verandert de markering [■] op het
scherm in [■ ■ ■] (3 punten).
z
Als u de knop naar rechts draait, wordt
blauw/amber (B/A) ingesteld en als u de
knop naar links draait, is de instelling
magenta/groen (M/G).
Aan de rechterkant van het scherm
wordt onder [BKT] de richting en de
mate van correctie aangegeven.
z
Als u op de knop <
B
> drukt, worden
alle instellingen voor [WB Shift/Bkt.]
geannuleerd.
z
Druk op <
0
> om de instelling af
te sluiten.
z
Tijdens witbalansbracketing is de maximale opnamereeks voor continue
opnamen lager.
z
Aangezien voor iedere opname drie afbeeldingen worden opgeslagen, kost het
opslaan van de opname op de geheugenkaart meer tijd.
z
Het opnametrapje verloopt als volgt: 1. standaardwitbalans, 2. meer blauw (B)
en 3. meer amber (A), of 1. standaardwitbalans, 2. meer magenta (M) en 3.
meer groen (G).
z
U kunt ook de witbalanscorrectie en AEB samen met witbalansbracketing
instellen. Als u kiest voor AEB in combinatie met witbalansbracketing, worden
er van elke opname negen versies opgeslagen.
z
Het pictogram voor de witbalans knippert als Witbalansbracketing is ingesteld.
z
[BKT] staat voor bracketing.
162
M
Kleurruimte
Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt “kleurruimte” genoemd. Voor
normale opnamen wordt sRGB aanbevolen.
1
Selecteer [z: Kleurruimte].
2
Stel een optie voor de
kleurruimte in.
Adobe RGB
Deze kleurruimte wordt voornamelijk gebruikt voor commercieel drukwerk
en andere bedrijfsmatige toepassingen. Aanbevolen bij het gebruik van
apparatuur zoals schermen die compatibel zijn met Adobe RGB of printers
die compatibel zijn met DCF 2.0 (Exif 2.21 of later).
z
Als de foto is gemaakt met Adobe RGB als kleurruimte, is het eerste teken in
de bestandsnaam een underscore “_”.
z
Het ICC-proel wordt niet toegevoegd. Raadpleeg de Digital Photo Professional
instructiehandleiding (EOS-software) voor meer informatie over het ICC-proel.
z
Bij de basismodi wordt [sRGB] automatisch ingesteld.
163
M
Een beeldstijl kiezen
Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die
bij uw fotograsche expressie of bij het onderwerp passen.
1
Selecteer [z: Beeldstijl].
2
Selecteer een beeldstijl.
Kenmerken van beeldstijlen
z
[
D
] Automatisch
De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden.
In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen zien
de kleuren er echt levendig uit, zoals voor blauwe luchten, bomen en
struiken, en zonsondergangen.
z
Gebruik een andere beeldstijl als de gewenste kleurtoon niet wordt verkregen
met [Automatisch].
z
[
P
] Standaard
Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit. Dit is een algemene
beeldstijl die in de meeste omstandigheden geschikt is.
z
[
Q
] Portret
Voor mooie huidskleurtinten. Het beeld heeft zachtere kleuren. Geschikt
voor portretten in close-up.
Door de [Kleurtoon] te wijzigen (
=
167), kunt u de huidskleurtint
aanpassen.
164
Een beeldstijl kiezen
z
[
R
] Landschap
Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere
opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen.
z
[
u
] Gedetailleerd
Geschikt voor de weergave van gedetailleerde contouren en een jne
structuur van het onderwerp. De kleuren zullen iets levendiger zijn.
z
[
S
] Neutraal
Geschikt om het beeld met een computer te verwerken. Voor natuurlijke
kleuren en ingetogen opnamen met een bescheiden helderheid en
kleurverzadiging.
z
[
U
] Natuurlijk
Geschikt om het beeld met een computer te verwerken. De kleur van
een onderwerp dat wordt vastgelegd in zonlicht bij een kleurtemperatuur
van 5200K, wordt aangepast naar de colorimetrische kleur van het
onderwerp. Voor ingetogen opnamen met een bescheiden helderheid en
kleurverzadiging.
z
[
V
] Monochroom
Voor zwart-witopnamen.
z
Kleurenbeelden kunnen niet worden hersteld uit JPEG-opnamen opgenomen
met de beeldstijl [Monochroom].
z
[
W
] Gebruiker 1–3
U kunt een standaardstijl, zoals [Portret], [Landschap], een
beeldstijlbestand, enzovoort opslaan en deze naar wens aanpassen
(
=
169). Met elke door de gebruiker gedenieerde beeldstijl die nog
niet is ingesteld, worden opnamen gemaakt met dezelfde kenmerken als
met de standaardinstellingen van [Automatisch].
165
Een beeldstijl kiezen
Symbolen
Het selectiescherm voor beeldstijlen heeft pictogrammen voor [Sterkte],
[Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere instellingen.
De nummers geven de waarden weer voor deze instellingen voor de
betreende beeldstijl.
g
Scherpte
A
Sterkte
B
Details
C
Drempel
h
Contrast
i
Verzadiging
j
Kleurtoon
k
Filtereect (Monochroom)
l
Toningeect (Monochroom)
z
Tijdens lmopname wordt een sterretje “*” weergegeven voor zowel [Details]
en [Drempel] als [Scherpte]. [Details] en [Drempel] worden niet toegepast
op lms.
166
M
Een beeldstijl aanpassen
U kunt elke beeldstijl aanpassen door de standaardinstellingen ervan te
wijzigen. Wilt u [Monochroom] aanpassen, raadpleeg dan
=
168.
1
Selecteer [z: Beeldstijl].
2
Selecteer een beeldstijl.
z
Selecteer de beeldstijl die u wilt
aanpassen en druk vervolgens op de
knop <
B
>.
3
Selecteer een item.
z
Zie “Instellingen en eecten” (
=
167)
voor informatie over de instellingen en
eecten.
167
Een beeldstijl aanpassen
4
Stel het eectniveau in.
z
Druk op de knop <
M
> om de
aangepaste instellingen op te slaan en
terug te keren naar het keuzescherm
Beeldstijl.
z
Alle instellingen waarvoor u de
standaardwaarden wijzigt, worden
weergegeven in blauw.
Instellingen en eecten
g
Scherpte
A
Sterkte
0: zwak benadrukken van
de contouren
7: sterk benadrukken van
de contouren
B
Details*
1
1: jn 5: korrelig
C
Drempel*
2
1: laag 5: hoog
h
Contrast –4: laag contrast +4: hoog contrast
i
Verzadiging –4: lage verzadiging +4: hoge verzadiging
j
Kleurtoon –4: roodachtige huidskleur +4: gelige huidskleur
*1: Geeft de details aan van de contouren die moeten worden benadrukt. Hoe kleiner
het getal, hoe jner de contouren die kunnen worden benadrukt.
*2: Geeft op hoeveel de contouren worden benadrukt op basis van het verschil in
contrast tussen het onderwerp en het gebied eromheen. Hoe kleiner het getal, hoe
meer de contouren zullen worden benadrukt wanneer het verschil in contrast laag
is. Ruis is echter meer zichtbaar wanneer het getal kleiner is.
z
Voor het maken van lms kunt u [Details] en [Drempel] voor [Scherpte] niet
instellen (worden niet weergegeven).
z
Door bij stap 3 [Stand.inst.] te selecteren, kunt u de
standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen.
z
Als u opnamen wilt maken met de aangepaste beeldstijl, selecteert u eerst de
aangepaste beeldstijl en maakt u vervolgens de opnamen.
168
Een beeldstijl aanpassen
[
V
] Monochroom aanpassen
Biedt de opties [Filtereect] en [Toningeect], naast de opties [Sterkte],
[Details] en [Drempel] voor [Scherpte] en de opties voor [Contrast] die
worden beschreven op
=
167.
[
k
] Filtereect
U kunt op een monochrome opname
witte wolken of groene bomen meer laten
afsteken door een ltereect toe te passen.
Filter Voorbeeldeecten
N: Geen Normaal zwart-witbeeld zonder ltereecten.
Ye: Geel De blauwe lucht ziet er natuurlijker uit en witte wolken lijken scherper.
Or: Oranje
De blauwe lucht ziet er iets donkerder uit. De zonsondergang ziet er
stralender uit.
R: Rood
De blauwe lucht ziet er behoorlijk donker uit. Herfstbladeren zien er
scherper en helderder uit.
G: Groen
Huidtinten en lippen zien er zachter uit. Groene bladeren van bomen
zien er levendiger en helderder uit.
z
Wanneer u het [Contrast] aanpast, wordt het ltereect duidelijker.
[
l
] Toningeect
Door een toningeect toe te passen,
kunt u een monochrome opname in de
geselecteerde kleur maken. Dit is handig
wanneer u meer indrukwekkende opnamen
wilt maken.
169
M
Een beeldstijl vastleggen
U kunt een basisbeeldstijl selecteren zoals [Portret] of [Landschap], de
parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen
onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. Dat is handig
wanneer u meerdere beeldstijlen maakt met verschillende instellingen.
Beeldstijlen die u aan de camera hebt toegevoegd via EOS Utility
(EOS-software) kunnen ook worden aangepast.
1
Selecteer [z: Beeldstijl].
2
Selecteer [Gebruiker *].
z
Selecteer [Gebruiker *] en druk
vervolgens op de knop <
B
>.
3
Druk op <0>.
z
Als [Beeldstijl] is geselecteerd, drukt
u op <
0
>.
4
Selecteer de basisbeeldstijl.
z
Selecteer de basisbeeldstijl.
z
Selecteer op deze manier ook stijlen
bij het aanpassen van stijlen die op de
camera zijn vastgelegd met EOS Utility
(EOS-software).
170
Een beeldstijl vastleggen
5
Selecteer een item.
6
Stel het eectniveau in.
z
Zie “Een beeldstijl aanpassen” (
=
166)
voor meer informatie.
z
Druk op de knop <
M
> om de
aangepaste instellingen op te slaan en
terug te keren naar het keuzescherm
Beeldstijl.
De basisbeeldstijl ziet u rechts naast
[Gebruiker *].
Blauwe stijlnamen geven aan dat u de
standaardwaarden van instellingen hebt
gewijzigd.
z
Als onder [Gebruiker *] al een beeldstijl is vastgelegd, worden de
parameterinstellingen van de eerder vastgelegde beeldstijl die door de
gebruiker is aangepast, gewist wanneer u de basisbeeldstijl wijzigt.
z
Selecteer [Basis instell.] in [
5
: Camera resetten] (
=
520) als u alle
instellingen voor [Gebruiker *] naar de standaardinstellingen wilt resetten.
z
Om opnamen te maken met een vastgelegde beeldstijl, selecteert u de
vastgelegde beeldstijl [Gebruiker *]. Maak vervolgens de opname.
z
Raadpleeg de instructiehandleiding van EOS Utility instructiehandleiding voor
de procedure voor het registreren van een beeldstijlbestand op de camera.
171
M
Ruisreductie lange sluitertijd
Voor opnamen die worden belicht gedurende 1 seconde of langer, kan
ruis (lichtpuntjes en strepen) veroorzaakt door lange belichting worden
verminderd.
1
Selecteer [z: Ruisred. lange
sluitertijd].
2
Stel een reductie-optie in.
z
[AUTO] Automatisch
Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie
automatisch uitgevoerd wanneer ruis wordt gedetecteerd die wordt
veroorzaakt door lange belichting. De instelling [Auto] is in de meeste
gevallen eectief genoeg.
z
[ON] Inschakelen
Ruisreductie wordt uitgevoerd bij alle belichtingstijden van 1 seconde
of langer. De instelling [Inschak.] kan ruis onderdrukken die niet kan
worden gedetecteerd met de instelling [Auto].
z
Met [Auto] of [Inschak.] ingesteld duurt het reduceren van ruis na het maken
van de opname ongeveer even lang als het instellen van de juiste belichting.
z
Opnamen zien er mogelijk korreliger uit met de instelling [Inschak.] dan met
de instelling [Uitschak.] of [Auto].
z
[BUSY] wordt weergegeven bij ruisreductie, en het opnamescherm wordt niet
weergegeven tot het verwerken is voltooid, waarna u weer kunt opnemen.
172
M
Hoge ISO-ruisreductie
Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Deze
functie is met name eectief bij het maken van opnamen met hoge ISO-
snelheden. Bij opnamen met lage ISO-snelheden kan de ruis in de
donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder worden
gereduceerd.
1
Selecteer [z: Hoge ISO-
ruisreductie].
2
Stel het niveau in.
z
[
M
] Ruisreductie bij meerdere opnamen
Bij deze instelling wordt ruisreductie met hogere beeldkwaliteit toegepast
dan bij de instelling [Sterk]. Voor elke foto worden vier opnamen achter
elkaar gemaakt, uitgelijnd en automatisch samengevoegd tot een JPEG-
afbeelding.
Als de beeldkwaliteit is ingesteld op RAW of RAW+JPEG, kunt u geen
[Ruisond. bij meerd. opn.] instellen.
173
Hoge ISO-ruisreductie
Aandachtspunten voor het instellen van ruisonderdrukking bij
meerdere opnamen
z
Als de opnamen door beweging van de camera erg zijn verschoven, is het
eect van de ruisonderdrukking mogelijk kleiner.
z
Wanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om
cameratrilling te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
z
Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de
beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan.
z
Automatische uitlijning van de opnamen werkt mogelijk niet goed bij zich
herhalende patronen (rasters, strepen, enz.) en opnamen in één kleur.
z
Als de helderheid van het onderwerp verandert terwijl de vier opeenvolgende
opnamen worden gemaakt, kan dit leiden tot onregelmatige belichting in de
opname.
z
Na het maken van de opnamen kan het even duren voordat een opname
op de kaart is vastgelegd na het uitvoeren van ruisonderdrukking en het
samenvoegen van de opnamen. Tijdens het verwerken van de opnamen wordt
[BUSY] weergegeven en opnamen maken is niet mogelijk tot de verwerking is
voltooid.
z
[Ruisond. bij meerd. opn.] is niet beschikbaar bij bulbopnamen, opnemen met
AEB of witbalansbracketing, RAW of RAW+JPEG-beelden vastleggen of met
functies zoals ruisreductie bij lange sluitertijd of de HDR-modus.
z
Flitsopname is niet mogelijk.
z
[Ruisond. bij meerd. opn.] is niet beschikbaar (wordt niet weergegeven) bij
het opnemen van lms.
z
De camera schakelt automatisch over naar [Standaard] als u de aan-
uitschakelaar op <
2
> zet. Vervang de accu of kaart, schakel over naar een
basisopnamemodus of schakel over naar lmopnamen.
174
M
Stofwisdata verkrijgen
Stofwisdata die worden gebruikt om stofvlekken te verwijderen, kunnen
worden toegepast op beelden wanneer bij sensorreiniging stof op de
sensor achterblijft. Digital Photo Professional (EOS-software) gebruikt de
stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen.
Voorbereiding
z
Zorg voor een een wit voorwerp, zoals een vel papier.
z
Stel de brandpuntsafstand van de lens in op 50 mm of meer.
z
Schakel over naar handmatige scherpstelling en zet de scherpstelling op
oneindig (∞).
Stofwisdata verkrijgen
1
Selecteer [z: Stofwisdata].
2
Selecteer [OK].
z
Nadat de automatische zelfreiniging
van de sensor is uitgevoerd, wordt
een bericht weergegeven. Tijdens de
reiniging hoort u een mechanisch geluid
van de sluiter, maar er wordt geen foto
gemaakt.
175
Stofwisdata verkrijgen
3
Fotografeer een een wit object.
z
Fotografeer een een wit object (zoals
een nieuw vel wit papier) dat het scherm
vult op een afstand van 20–30 cm.
z
Aangezien de opname niet wordt
opgeslagen, kunnen de gegevens nog
altijd worden opgehaald, ook al is er
geen kaart in de camera geplaatst.
Nadat de foto is gemaakt, verzamelt
de camera de stofwisdata. Zodra de
stofwisdata zijn verkregen, wordt er een
bericht weergegeven.
z
Als de gegevens niet zijn verkregen,
wordt een foutmelding weergegeven.
Controleer de informatie in
“Voorbereiding” (
=
174), selecteer
[OK] en maak de opname vervolgens
opnieuw.
Stofwisdata toevoegen
De camera zal de verkregen stofwisdata vanaf nu op alle opnamen
toepassen. Het wordt aanbevolen om stofwisdata te verkrijgen voordat
u opnamen maakt.
Raadpleeg de Digital Photo Professional Instructiehandleiding voor
informatie over het gebruik van dit programma (EOS-software) voor het
verwijderen van stofvlekken.
De bestandsgrootte wordt doorgaans niet beïnvloed door stofwisdata die
worden toegepast op beelden.
z
Als het object een patroon bevat, kan dit voor stof worden aangezien en
zodoende de nauwkeurigheid van de stofverwijdering door Digital Photo
Professional (EOS-software) nadelig beïnvloeden.
z
In de [RAW-burstmodus] wordt stofwisdata niet toegevoegd aan opnamen.
176
M
HDR-modus
U kunt foto's met vervaagde highlights en verminderde schaduwen maken
voor een groter dynamisch bereik zelfs bij zeer contrastrijke scènes. HDR-
opnamen zijn eectief bij het fotograferen van landschappen en stillevens.
Bij het maken van HDR-opnamen worden voor elke foto drie opnamen
na elkaar met verschillende belichtingstijden (standaardbelichting,
onderbelichting en overbelichting) vastgelegd. Deze worden vervolgens
automatisch samengevoegd. De HDR-opname wordt vastgelegd als een
JPEG-opname.
* HDR staat voor High Dynamic Range (groot dynamisch bereik).
1
Selecteer [z: HDR-modus].
2
Stel [Dyn. bereik aanp.] in.
z
Als u [Auto] selecteert, wordt het
dynamisch bereik automatisch
ingesteld, afhankelijk van het algehele
kleurtoonbereik.
z
Hoe hoger het getal, des te groter het
dynamisch bereik.
3
Stel [Eect] in.
177
HDR-modus
Eecten
z
[
P
] Natuurlijk
Voor opnamen met een breed kleurtoonbereik waarbij details in highlights
en schaduwen anders verloren zouden gaan. Vervaagde highlights en
schaduwen worden verminderd.
z
[
A
] Kunst
Hoewel de vervaagde highlights en schaduwen meer worden verminderd
dan met [Natuurlijk], zal het contrast lager en de gradatie vlakker zijn,
waardoor de opname er meer als een schilderij uitziet. Het onderwerp
heeft heldere (of donkere) randen.
z
[
B
] Kunst levendig
De kleuren zijn meer verzadigd dan met [Kunst] en het lage contrast en
de vlakke gradatie zorgen voor een kunsteect.
z
[
C
] Kunst olieverf
De kleuren zijn het meest verzadigd, waardoor het onderwerp er echt
uitspringt en de opname er als een olieverfschilderij uitziet.
z
[
D
] Kunst embosseren (reliëf)
De kleurverzadiging, de helderheid, het contrast en de gradatie zijn
beperkt, wat ervoor zorgt dat de opname er vlak uitziet. De opname
ziet er vervaagd en oud uit. Het onderwerp heeft heldere (of donkere)
randen.
Kunst Kunst levendig Kunst olieverf
Kunst
embosseren
(reliëf)
Verzadiging Standaard Hoog Hoger Laag
Benadrukken
van de
contouren
Standaard Zwak Sterk Sterker
Helderheid Standaard Standaard Standaard Donker
Toon Vlak Vlak Vlak Vlakker
z
Bij de toepassing van elk eect wordt uitgegaan van de beeldstijl die op dat
moment is ingesteld (
=
163).
178
HDR-modus
4
Stel [Continue HDR] in.
z
Met [1 opname] wordt het maken
van HDR-opnamen automatisch
geannuleerd nadat de opname is
gemaakt.
z
Met [Elke opname] blijft u HDR-
opnamen maken tot de instelling in stap
2 wordt ingesteld op [HDR uitsch.].
5
Stel [Beeld aut. uitl.] in en maak de
opname.
z
Selecteer voor opnamen uit de hand
[Inschak.]. Selecteer bij gebruik van
een statief [Uitschak.].
z
RAW HDR-beelden worden vastgelegd met de beeldkwaliteit JPEG
73
.
RAW+JPEG HDR-beelden worden vastgelegd met de opgegeven beeldkwaliteit
voor JPEG.
z
HDR-opnamen zijn niet mogelijk met uitgebreide ISO-snelheden (H). HDR-
opnamen zijn mogelijk binnen ISO 100–25600 (verschilt afhankelijk van de
instellingen van [Minimum] en [Maximum] voor [ISO-snelh.bereik]).
z
AEB-opname en itsfotograe zijn niet beschikbaar.
z
Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de
beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan.
z
Bij het maken van HDR-opnamen worden drie opnamen vastgelegd met
verschillende sluitertijden die automatisch worden ingesteld. Zelfs in de modus
<
t
>, <
s
> of <
a
> zal de sluitertijd veranderen volgens uw opgegeven
snelheid.
z
Om bewegingsonscherpte te voorkomen kan een hoge ISO-snelheid worden
ingesteld.
179
HDR-modus
z
Als u HDR-opnamen maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschak.],
worden geen gegevens over de AF-puntweergave (
=
370) en geen
stofwisdata (
=
174) aan de opname toegevoegd.
z
Als u HDR-opnamen uit de hand maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld
op [Inschak.], worden de beeldranden iets bijgesneden en de resolutie iets
verlaagd. Als de opnamen niet goed kunnen worden uitgelijnd als gevolg
van bijvoorbeeld het bewegen van de camera, dan werkt de functie voor
automatische uitlijning van opnamen niet. Wanneer u opnamen maakt met zeer
hoge (of zeer lage) belichtingswaarden, werkt de automatische uitlijning van de
opnamen mogelijk niet goed.
z
Als u HDR-opnamen uit de hand maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld
op [Uitschak.], dan worden de drie opnamen mogelijk niet correct uitgelijnd
en is het HDR-eect wellicht gereduceerd. U wordt aangeraden een statief te
gebruiken.
z
Automatische uitlijning van de opnamen werkt mogelijk niet goed bij zich
herhalende patronen (rasters, strepen, enz.) en opnamen in één kleur.
z
De kleurgradatie van de lucht of witte muren wordt mogelijk niet correct
gereproduceerd. De opnamen kunnen afwijkende kleuren, afwijkende belichting
of ruis bevatten.
z
Het maken van HDR-opnamen onder tl- of ledlicht kan leiden tot een
onnatuurlijke kleurweergave van de verlichte gedeelten.
z
Met HDR-opnamen worden de beelden samengevoegd en opgeslagen op
de kaart. Dit kan enige tijd in beslag nemen. Tijdens het verwerken van de
opnamen wordt [BUSY] weergegeven en opnamen maken is niet mogelijk tot
de verwerking is voltooid.
180
M
Scherpstelbracketing
Met scherpstelbracketing* kunt u continue opnamen maken waarbij de
brandpuntafstand automatisch wijzigt na één opname. Vanaf deze opnamen
kunt u één opname maken waarbij op een groot gebied is scherpgesteld
met behulp van een toepassing die dieptecompositie ondersteunt, zoals
Digital Photo Professional (EOS-software).
* 'BKT” staat voor bracketing.
1
Selecteer [z: Scherpst.bracket.].
2
Geef [Scherpst.bracket.] op.
z
Selecteer [Inschak.].
3
Stel het aantal opnamen in.
z
Geef het aantal beelden op dat per
opname wordt vastgelegd.
z
Instelbaar binnen het bereik [2][999].
181
Scherpstelbracketing
4
Stel [Scherpstelstap] in.
z
Geef op hoeveel de scherpstelling
verplaatst moet worden. Deze
hoeveelheid wordt automatisch
aangepast volgens de diafragmawaarde
op het moment van de opnamen.
Omdat bij grotere diafragmawaarden
de scherpstelverschuiving verhoogt,
dekt de scherpstelbracketing in dit geval
een groter bereik onder de instellingen
[Scherpstelstap] en [Aantal opnamen].
z
Druk wanneer u klaar bent met instellen
op <
0
>.
5
Stel [Belicht.egalisatie] in.
z
U kunt wijzigingen in de beeldhelderheid
tijdens scherpstelbracketing
onderdrukken door [Belicht.egalisatie]
in te stellen op [Inschak.]. Deze optie
compenseert afwijkingen ten opzichte
van de werkelijke diafragmawaarde
(werkelijk f-getal) die het gevolg zijn van
wijzigingen in de scherpstelpositie.
6
Maak de opname.
z
Als u uw opnamen in een nieuwe map
wilt opslaan, tikt u op [
] en selecteert
u [OK].
z
Stel scherp op het dichtstbijzijnde
uiteinde van het scherpstelbereik van
uw voorkeur en druk de ontspanknop
helemaal in.
z
Zodra het maken van de opnamen
begint, laat u de ontspanknop los.
z
De camera maakt continue opnamen
waarbij de scherpstelpositie richting
oneindig wordt verplaatst.
z
Het maken van de opnamen stopt na
het door u opgegeven aantal beelden
of op het verste uiteinde van het
scherpstelbereik.
182
Scherpstelbracketing
z
Scherpstelbracketing is bedoeld voor foto-opnamen op een statief.
z
Opnamen met een grotere beeldhoek worden aanbevolen. Na de
dieptecompositie kunt u het beeld indien nodig bijsnijden.
z
U kunt de volgende lenzen gebruiken (vanaf april 2019).
y
EF16-35mm f/4L IS USM
y
EF24-70mm f/4L IS USM
y
EF100mm f/2.8L MACRO IS USM
y
EF180mm f/3.5L MACRO USM
y
EF-M28mm f/3.5 MACRO IS STM
y
EF-M15-45mm f/3.5-6.3 IS STM
y
EF-M18-150mm f/3.5-6.3 IS STM
y
EF-S35mm f/2.8 MACRO IS STM
y
EF-S60mm f/2.8 MACRO USM
y
EF-S18-135mm f/3.5-5.6 IS USM
z
Stel [Belicht.egalisatie] in op [Uitschak.] met de volgende lenzen, omdat
deze wijzigingen in de beeldhelderheid kunnen veroorzaken.
y
EF100mm f/2.8 L MACRO IS USM
y
EF180mm f/3.5 L MACRO USM
y
EF-S60mm f/2.8 MACRO USM
z
De juiste instellingen voor [Scherpstelstap] variëren al naargelang
het onderwerp. Een ongeschikte instelling voor [Scherpstelstap] kan
ongelijkmatigheden in samengestelde beelden veroorzaken of kan ervoor
zorgen dat het langer duurt om opnamen te maken doordat er meer opnamen
worden gemaakt. Maak enkele testopnamen om te bepalen welke instelling
voor [Scherpstelstap] geschikt is.
z
Het combineren van opnamen kan enige tijd in beslag nemen wanneer de
instelling voor [Aantal opnamen] hoog is.
z
Flitsopname is niet mogelijk.
z
Het maken van opnamen bij knipperend licht kan oneven beelden veroorzaken.
U kunt betere resultaten verkrijgen door in dit geval de sluitertijd te verlengen.
z
Heeft geen eect (scherpstelpositie verandert niet) in MF-scherpstelmodus.
z
Het annuleren van opnamen die worden gemaakt, kan belichtingsproblemen
in de laatste opname veroorzaken. Vermijd het gebruik van de laatste opname
wanneer u de opnamen combineert in Digital Photo Professional.
183
Scherpstelbracketing
z
Het gebruik van een statief, afstandsbediening (apart verkrijgbaar,
=
223) of
een draadloze afstandsbediening (apart verkrijgbaar,
=
223) wordt aanbevolen.
z
Voor de beste resultaten stelt u de diafragmawaarde in op een bereik van
f/5.6–11 voordat u opnamen maakt.
z
Details zoals de sluitertijd, de diafragmawaarde en de ISO-snelheid worden
bepaald door voorwaarden voor de eerste opname.
z
Om het maken van opnamen te annuleren, drukt u ontspanknop nogmaals
helemaal in.
z
[Scherpst.bracket.] schakelt over naar [Uitschak.] als u de aan-uitschakelaar
op <
2
> zet.
z
Als [
z
: Beeldstijl] ingesteld is op [Automatisch], wordt [Standaard]
toegepast voor het maken van de opnamen.
184
Touch Shutter
Door op het scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een
opname maken.
1
Schakel de Touch Shutter in.
z
Tik op [
y
] linksonder op het scherm.
z
Elke keer dat u op het pictogram tikt,
schakelt u tussen [
y
] en [
x
].
z
[
x
] (Touch Shutter: Inschakelen)
De camera zal scherpstellen op het
gebied waarop u tikt en de opname zal
worden gemaakt.
z
[
y
] (Touch Shutter: Uitschakelen)
Tik op een plek om scherp te stellen
op het gewenste gebied. Druk de
ontspanknop helemaal in om de opname
te maken.
2
Tik op het scherm om een opname
te maken.
z
Tik op het gezicht of het onderwerp op
het scherm.
z
Op het punt waar u tikt, stelt de camera
scherp (Touch AF) volgens de AF-
methode die is ingesteld (
=
198).
z
Als [
x
] is ingesteld, wordt het AF-
punt groen wanneer de scherpstelling is
bereikt en wordt de opname automatisch
gemaakt.
z
Als er niet kan worden scherpgesteld,
wordt het AF-punt oranje en kan
de opname niet worden gemaakt.
Tik nogmaals op het gezicht of het
onderwerp op het scherm.
185
Touch Shutter
z
Zelfs als u de transportmodus instelt op[
E
], [
o
] of [
i
], zal de camera nog
steeds opnamen maken in de enkelbeeldmodus.
z
Zelfs als [AF-werking] is ingesteld op [Servo AF], kunt u door op het scherm
te tikken, scherpstellen op de opname met [1-beeld AF].
z
Als u op het scherm tikt in de vergrote weergave, wordt niet scherpgesteld en
wordt de opname niet gemaakt.
z
Als u opnamen maakt door op het scherm te tikken met [
z
: Kijktijd] ingesteld
op [Vastzetten], kunt u de ontspanknop half indrukken om de volgende
opname te maken.
z
Als u een opname met bulbbelichting wilt maken, tikt u twee keer op het
scherm. Bij de eerste keer tikken op het scherm wordt de opname met
bulbbelichting gestart. Door er nogmaals op te tikken, wordt de bulbbelichting
gestopt. Zorg dat u de camera niet beweegt wanneer u op het scherm tikt.
186
M
Ontspanmethode voor de sluiter
U kunt kiezen hoe de sluiter wordt ontspannen.
1
Selecteer [z: Sluitermodus].
2
Selecteer een item.
z
Mechanisch
Wanneer u een opname maakt, wordt de mechanische sluiter
geactiveerd. Zorg dat u deze optie instelt op [Mechanisch] als u een
TS-E-lens gebruikt (met uitzondering van TS-E17mm f/4L of TS-E24mm
f/3.5L II) om de lens te verschuiven of te kantelen of als u een tussenring
gebruikt. Als [Elektronisch] is ingesteld, kan de standaardbelichting
mogelijk niet worden verkregen of kan een onregelmatige belichting het
resultaat zijn.
z
Elektronisch
Hiermee kunt u opnamen maken met een minimale sluitertijd van
1/16.000 sec. zonder sluitergeluid.
Beschikbaar bij transportmodi anders dan [
E
], [
o
], [
i
] of [
q
].
Flitsopname is niet mogelijk.
z
Bij [Elektronisch] kan cameratrilling of beweging van het onderwerp ervoor
zorgen dat het beeld vervormd raakt.
z
Als u de sluitermodus instelt op [Elektronisch] onder knipperend licht, kan het
scherm gaan ikkeren en kunnen beelden worden vastgelegd met horizontale
strepen (beeldruis) of een onregelmatige belichting.
187
Intervaltimer
Met de intervaltimer kunt u het opname-interval en het aantal opnamen
instellen zodat de camera herhaaldelijk afzonderlijke opnamen maakt
volgens uw interval totdat het door u opgegeven aantal opnamen is gemaakt.
1
Selecteer [z: Intervaltimer].
2
Selecteer [Inschak.].
z
Selecteer [Inschak.] en druk vervolgens
op de knop <
B
>.
3
Stel het opname-interval en het
aantal opnamen in.
z
Selecteer een item om in te stellen
(uren : minuten : seconden/aantal
opnamen).
z
Druk op <
0
> om [
r
] weer te geven.
z
Stel het gewenste nummer in en druk
vervolgens op <
0
>. (U keert terug
naar [
s
].)
z
Interval
Instelbaar binnen het bereik [00:00:01][99:59:59].
z
Aantal opnamen
Instelbaar binnen het bereik [01][99]. Als u de intervaltimer voor
onbepaalde tijd ingeschakeld wilt houden totdat u deze stopt,
stelt u [00] in.
188
Intervaltimer
(1) (2)
4
Selecteer [OK].
z
De intervaltimerinstellingen worden
weergegeven op het menuscherm.
(1) Interval
(2) Aantal opnamen
5
Maak de opname.
z
De eerste opname wordt gemaakt en het
maken van opnamen gaat door volgens
de instellingen voor de intervaltimer.
z
Tijdens intervaltimeropnamen knippert
[
H
].
z
Nadat het ingestelde aantal
opnamen is gemaakt, worden de
intervaltimeropnamen stopgezet en
automatisch geannuleerd.
z
U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
z
Vooraf testopnamen maken wordt aanbevolen.
z
Zelfs tijdens intervaltimeropnamen kunt u nog steeds zoals gewoonlijk
opnamen maken door de ontspanknop helemaal in te drukken. Houd er
rekening mee dat de camera circa 5 seconden vooraf zal voorbereiden voor
de volgende intervaltimeropname, waardoor handelingen zoals het aanpassen
van opname-instellingen, het openen van menu's en het afspelen van beelden
tijdelijk zal worden verhinderd.
z
Als de volgende intervaltimeropname niet mogelijk is omdat de camera
opnamen maakt of beelden verwerkt, wordt deze overgeslagen. Hierdoor
worden er minder opnamen gemaakt dan opgegeven.
z
Zelfs tijdens intervaltimerbediening wordt automatisch uitschakelen geactiveerd
na circa 8 seconden van inactiviteit, zolang [Uitschakelen] onder
[
5
: Spaarstand] niet is ingesteld op [Uitschakelen]. De camera wordt circa 1
minuut voor de volgende opname weer automatisch ingeschakeld.
z
Dit kan ook worden gecombineerd met AEB, witbalansbracketing
en de HDR-modus.
z
Als u intervaltimeropnamen wilt stopzetten, zet u de aan-uitschakelaar op <
2
>.
189
Intervaltimer
z
Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense
kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de
interne onderdelen van de camera.
z
Door over te schakelen naar de AF-scherpstelmodusknop, voorkomt u dat de
camera opnamen maakt tenzij op onderwerpen is scherpgesteld. Overweeg
om de modus in te stellen op handmatige scherpstelling en handmatig scherp
te stellen voordat u de opname maakt.
z
Als het maken van opnamen lang duurt, wordt aanbevolen om accessoires voor
aansluiting op een gewoon stopcontact te gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar).
z
Door opnamen met lange belichtingstijden te maken of sluitertijden te gebruiken
die langer zijn dan het opname-interval, voorkomt u dat opnamen worden
gemaakt op het opgegeven interval. Hierdoor worden er minder opnamen
gemaakt dan opgegeven. Door sluitertijden te gebruiken die bijna hetzelfde zijn
als het opname-interval, kan ook het aantal opnamen afnemen.
z
Als de tijd die nodig is om op de kaart op te nemen, langer is dan het opname-
interval vanwege de ingestelde opnamefuncties of kaartprestaties, kunnen
sommige opnamen niet worden gemaakt met de ingestelde intervallen.
z
Als u de itser gebruikt bij intervaltimeropnamen, stel dan een interval in dat
langer is dan de laadtijd van de itser. Te korte intervallen kunnen ervoor
zorgen dat de itser niet aangaat.
z
Te korte intervallen kunnen ervoor zorgen dat geen opnamen worden gemaakt
of dat er niet automatisch wordt scherpgesteld.
z
Intervaltimeropname wordt geannuleerd en opnieuw ingesteld op [Uitschak.]
als u de aan-uitschakelaar op <
2
> zet, de opnamemodus instelt op <
w
/
x
> of EOS Utility (EOS-software) gebruikt.
z
Tijdens intervaltimeropnamen kunt u geen opnamen maken met de
afstandsbediening (
=
223) of de functie ontspannen op afstand gebruiken
met een Speedlite.
190
M
Lange belichtingstijden (bulb)
In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig
ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht.
Gebruik de instelling voor bulbbelichting voor nachtopnamen, opnamen
van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange
belichting is vereist.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <a>.
2
Stel de sluitertijd in op [BULB].
z
Draai aan het hoofdinstelwiel <
6
> om
de instelling te kiezen.
3
Maak de opname.
z
De belichting blijft ingesteld zolang u de
ontspanknop geheel ingedrukt houdt.
z
De verstreken belichtingstijd wordt
weergegeven op het scherm.
z
Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense
kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de
interne onderdelen van de camera.
z
Lange bulbbelichtingstijden produceren meer ruis in de opname dan normaal.
z
Als ISO auto is ingesteld, wordt ISO 400 ingesteld (
=
576).
z
Als u de zelfontspanner gebruikt in combinatie met bulbbelichting in plaats van
de bulbtimer, moet u de ontspanknop volledig ingedrukt blijven houden.
191
Lange belichtingstijden (bulb)
z
Met [
z
: Ruisred. lange sluitertijd] kunt u de beeldruis beperken die optreedt
tijdens langdurige belichting (
=
171).
z
Om cameratrilling te verminderen, kunt u overwegen om een statief te
gebruiken met een optionele afstandsbediening (afstandsbediening RS-60E3
of draadloze afstandsbediening BR-E1) of de bulbtimer.
Bulbtimer
Met de bulbtimer hoeft u de ontspanknop niet ingedrukt te houden tijdens
het belichten.
Houd er rekening mee dat de bulbtimer alleen beschikbaar is in de modus
<
a
> als de sluitertijd ingesteld is op [BULB].
1
Selecteer [z: Bulbtimer].
2
Selecteer [Inschak.].
z
Selecteer [Inschak.] en druk vervolgens
op de knop <
B
>.
192
Lange belichtingstijden (bulb)
3
Stel de gewenste belichtingstijd in.
z
Selecteer uur, minuut of seconde.
z
Druk op <
0
> om [
r
] weer te geven.
z
Stel het gewenste nummer in en druk
vervolgens op <
0
>. (U keert terug
naar [
s
].)
4
Selecteer [OK].
5
Maak de opname.
z
Druk de ontspanknop volledig in en laat
de knop los nadat de opname begint.
z
[
H
] en de belichtingstijd worden
weergegeven.
z
Wilt u de actieve opname stoppen, druk
de ontspanknop dan opnieuw helemaal
in en laat de knop los.
z
Als u de timerinstelling wilt annuleren,
stelt u bij stap 2 [Uitschak.] in.
z
Als u de ontspanknop volledig blijft indrukken, zal de bulbbelichting doorgaan
zelfs nadat de ingestelde belichtingstijd is verlopen.
z
Als u van opnamemodus verandert, wordt de bulbtimerinstelling hersteld naar
[Uitschak.].
193
M
Antiknipperopname
Als u bij fel licht zoals tl-licht een opname maakt met hogere sluitertijd,
veroorzaakt het ikkeren van de lichtbron ikkeringen in de opname en kan
deze verticaal ongelijk belicht zijn. Als onder deze omstandigheden continue
opname wordt gebruikt, kan dit resulteren in ongelijke belichtingen of
kleuren op de opnamen. Met antiknipperopnamen kunt u opnamen maken
waarbij belichting en kleuren minder worden beïnvloed door ikkeren.
1
Selecteer [z: Antiknipperopname].
2
Selecteer [Inschak.].
3
Maak de opname.
z
Nadat de instelling is veranderd in
[Inschak.] of als de lichtbron verandert,
kunt u knipperen voor het opnemen
detecteren door op de knop <
Q
> te
drukken, [Antiknipperopname] te
selecteren en op de knop <
B
> te
drukken.
z
De opname wordt genomen op het
moment dat het ikkeren een minimaal
eect heeft op de belichting of kleurtoon.
194
Antiknipperopname
z
Met [Inschak.] ingesteld wordt de ontspanvertraging groter als u bij een
ikkerende lichtbron opneemt. Ook kan de snelheid bij continue opname
afnemen en kan het opname-interval onregelmatig worden.
z
Deze functie wordt niet toegepast bij lmopnamen.
z
Flikkering bij een andere frequentie dan 100 Hz of 120 Hz kan niet worden
gedetecteerd. Als de ikkeringsfrequentie van de lichtbron verandert tijdens
continue opname, kunnen de eecten van de ikkering bovendien niet worden
verminderd.
z
Als in de modus <
t
>, <
d
> of <
f
> de sluitertijd tijdens continue opname
verandert of als u meerdere opnamen maakt van dezelfde scène met
verschillende sluitertijden, wordt de kleurtoon mogelijk niet consistent. U kunt
inconsistente kleurtonen voorkomen door de modus <
t
>, <
a
> of <
s
> te
gebruiken met een vaste sluitertijd.
z
De kleurtoon van vastgelegde beelden kan verschillen tussen [Inschak.] en
[Uitschak.].
z
De sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid kunnen veranderen als u met
opnemen begint (zelfs met AE-vergrendeling).
z
Als het onderwerp zich tegen een donkere achtergrond bevindt of als er fel licht
in de opname is, worden ikkeringen mogen niet correct gedetecteerd.
z
Knipperreductie is bij speciale verlichting niet altijd mogelijk.
z
Afhankelijk van de lichtbron worden ikkeringen mogelijk niet correct
gedetecteerd.
z
Afhankelijk van de lichtbronnen of opnameomstandigheden wordt het verwachte
resultaat mogelijk niet verkregen, ook niet als u deze functie gebruikt.
z
Vooraf testopnamen maken wordt aanbevolen.
z
Flikkeren wordt niet verminderd in de basismodi.
z
Knipperreductie werkt ook bij gebruik van itsfotograe. Het verwachte
resultaat wordt echter mogelijk niet verkregen voor draadloos itsen.
195
M
AF-werking
U kunt selecteren met welke eigenschappen AF werkt, om bij de
opnameomstandigheden en het onderwerp te passen.
1
Selecteer [z: AF-werking].
2
Selecteer een instelitem.
z
Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. In dit geval kan
er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal
in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen.
Of zie “Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld”
(
=
208).
196
AF-werking
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen (ONE SHOT)
Deze AF-werking is geschikt voor stilstaande onderwerpen. Wanneer u de
ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp.
z
Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een
pieptoon.
z
De scherpstelling blijft behouden terwijl u de ontspanknop half ingedrukt
houdt zodat u een nieuwe beeldcompositie kunt maken voordat u de
opname maakt.
z
Zie
=
133 voor details over de continue opnamesnelheid voor continue
opnames.
z
Als [
5
: Pieptoon] ingesteld is op [Uitschak.], hoort u geen pieptoon als het
scherpstellen is voltooid.
Servo AF voor bewegende onderwerpen (SERVO)
Deze AF-werking is geschikt voor bewegende onderwerpen. Terwijl
u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend
scherpstellen op het onderwerp.
z
Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt blauw.
z
De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname
wordt gemaakt.
z
Zie
=
133 voor details over de continue opnamesnelheid voor continue
opnames.
z
Afhankelijk van de gebruikte lens, de afstand tot het onderwerp en de snelheid
van het onderwerp kan de camera mogelijk niet goed scherpstellen.
z
Als u de zoom bedient tijdens continue opnamen, gaat de scherpstelling
mogelijk verloren. Zoom eerst, maak een nieuwe beeldcompositie en maak dan
de opname.
z
Zelfs als er op het onderwerp is scherpgesteld, hoort u geen pieptoon.
197
AF-werking
AF-hulplicht
Het AF-hulplicht (
=
34) kan herhaaldelijk aangaan wanneer
u de ontspanknop half indrukt bij weinig licht of onder soortgelijke
omstandigheden. Dit vereenvoudigt het scherpstellen.
z
Het AF-hulplicht gaat niet aan als [
z
: AF-werking] ingesteld is op [Servo AF].
z
Wanneer u een Speedlite gebruikt die uitgerust is met een led-AF-hulplicht,
activeert de Speedlite een AF-hulplicht wanneer dat nodig is.
198
AF-methode
U kunt de AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en
het onderwerp past. De camera probeert scherp te stellen op de gezichten
van iedereen binnen een AF-punt of zone AF-kader. In de modus <
A
> is
[
u
+volgen] automatisch ingesteld.
Zie
=
200 voor instructies voor het selecteren van een AF-methode.
AF-methode
: Gezicht+volgen
De camera detecteert en stelt scherp
op gezichten van mensen. Op elk
gedetecteerd gezicht verschijnt [
p
] (een
AF-punt). Vervolgens wordt het gezicht
gevolgd.
Als geen gezicht is gedetecteerd, wordt het hele AF-gebied gebruikt voor
automatische selectie-AF.
Met Servo AF kunt u de beginpositie voor Servo AF instellen (
=
206).
Zolang het gebieds-AF-kader het onderwerp kan volgen tijdens het maken
van opnamen, wordt het scherpstellen voortgezet.
: Spot AF
De camera stelt scherp op een smaller
gebied dan 1-punt AF.
: Eén punt AF
De camera stelt scherp met een enkel
AF-punt [
S
].
199
AF-methode
: Zone-AF
Gebruikt automatische selectie-AF in Zone-
AF-kaders om een groot gebied te dekken,
waardoor scherpstellen gemakkelijker gaat.
Geeft voorrang aan scherpstellen op het dichtstbijzijnde onderwerp.
Er wordt bij het scherpstellen ook voorrang gegeven aan gezichten van
personen in het zone-AF-kader.
AF-punten waarop is scherpgesteld, worden weergegeven met [
S
].
200
AF-methode
De AF-methode selecteren
U kunt de AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en het
onderwerp past.
Zie
=
218 als u de voorkeur geeft aan handmatig scherpstellen.
1
Selecteer [z: AF-methode].
2
Selecteer een instelitem.
z
Om de AF-methode in te stellen, kunt u het AF-methodescherm ook bereiken
door op de knop <
S
> en daarna op de knop <
B
> te drukken.
z
De beschrijvingen op
=
201–
=
204 gaan ervan uit dat de AF-werking
ingesteld is op [1-beeld AF] (
=
196). Als [Servo AF] (
=
196) ingesteld is,
wordt het AF-punt blauw wanneer is scherpgesteld.
z
Voor informatie over de Touch Shutter (AF en sluiter door op het scherm te
tikken) raadpleegt u
=
184.
201
AF-methode
z
u
(gezicht)+volgen:
c
De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien
een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt [
p
] mee om het gezicht
te volgen.
1
Controleer het AF-punt.
z
Op elk gedetecteerd gezicht verschijnt
[
p
] (een AF-punt).
z
U kunt een gezicht kiezen met de
pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> wanneer
[
h
] verschijnt nadat u op de knop
<
S
> drukt.
2
Stel scherp op het onderwerp.
z
Zodra u de ontspanknop half hebt
ingedrukt en op het onderwerp hebt
scherpgesteld, wordt het AF-punt groen
en laat de camera een pieptoon horen.
z
Een oranje AF-punt geeft aan dat
de camera niet kon scherpstellen op
onderwerpen.
3
Maak de opname.
202
AF-methode
Op een gezicht tikken om scherp te stellen
Als u op een gezicht of onderwerp tikt om hierop scherp te stellen, verandert
het AF-punt in [
] en wordt er scherpgesteld op de plek waarop u hebt getikt.
Zelfs als het gezicht of het onderwerp op het scherm beweegt, beweegt het
AF-punt [
] om dit te volgen.
z
Als het gezicht van het onderwerp erg onscherp is, is gezichtsdetectie niet
mogelijk. Stel handmatig scherp (
=
218) zodat het gezicht kan worden
herkend en voer vervolgens automatische scherpstelling uit.
z
Het is mogelijk dat een ander onderwerp dan een menselijk gezicht als gezicht
wordt herkend.
z
Gezichtsherkenning werkt niet wanneer het gezicht een erg klein of erg groot
deel van het beeld beslaat, te helder of te donker is of gedeeltelijk is verborgen.
z
AF kan onderwerpen of gezichten van personen niet detecteren aan de randen
van het scherm. Bepaal de compositie opnieuw om het onderwerp te centreren
of breng het onderwerp dichter naar het midden.
z
[
p
] kan ook alleen een deel van het gezicht dekken.
z
De grootte van het AF-punt wordt gewijzigd, afhankelijk van het onderwerp.
203
AF-methode
z
Spot AF/1-punt AF/Zone-AF
U kunt het AF-punt of het zone AF-kader handmatig instellen. Hier
worden 1 punt AF-schermen als voorbeeld gebruikt.
(1)
1
Controleer het AF-punt.
z
Het AF-punt (1) wordt weergegeven.
Met Zone-AF wordt het zone-AF-kader
weergegeven.
2
Verplaats het AF-punt.
z
Druk op de knop <
S
>.
z
Gebruik de pijltjestoetsen<
V
> om het
AF-punt te verplaatsen naar de positie
waarop u wilt scherpstellen (houd er
rekening mee dat bij sommige lenzen het
niet mogelijk is om het punt te verplaatsen
naar de rand van het scherm.
z
U kunt ook op het scherm tikken om het
AF-punt te verplaatsen.
z
Druk op de knop <
B
> om het AF-
punt of het zone-AF-kader te centreren.
z
Draai aan het instelwiel <
5
> om de
weergave te vergroten. Telkens wanneer
u aan het instelwiel <
5
> draait,
verandert de vergrotingsverhouding.
204
AF-methode
3
Stel scherp op het onderwerp.
z
Richt het AF-punt op het onderwerp en
druk de ontspanknop half in.
Als de scherpstelling is bereikt, wordt
het AF-punt groen en klinkt er een
pieptoon.
Als de scherpstelling niet wordt bereikt,
wordt het AF-punt oranje.
4
Maak de opname.
z
Wanneer Servo AF wordt gebruikt met zone-AF, volgen AF-punten onderwerpen
mogelijk niet onder sommige opnameomstandigheden.
z
Scherpstellen met een AF-hulplicht kan moeilijk zijn bij het gebruik van een AF-
punt op de rand. Selecteer in dat geval een AF-punt dat dichter bij het midden ligt.
z
Met [
8
: C.Fn II-2: AF-punt op basis van richting] kunt u aparte AF-punten
instellen voor verticale en horizontale opnamen (
=
532).
205
AF-methode
Vergrote weergave
U kunt de scherpstelling controleren door op [
u
] te tikken om de weergave
met ca. 5× of 10× te vergroten. Vergrote weergave is niet mogelijk met
[
u
+volgen].
z
De vergroting wordt gecentreerd rond het AF-punt voor [Spot AF]
of [1-punt AF] en op het zone-AF-kader voor [Zone-AF].
z
Automatische scherpstelling wordt uitgevoerd met vergrote weergave
als u de ontspanknop halverwege indrukt bij de instelling [1-punt AF] en
[Spot AF]. Als [Zone-AF] is ingesteld, wordt automatische scherpstelling
uitgevoerd nadat de normale weergave is hersteld.
z
Als u in de modus Servo AF de ontspanknop half indrukt in de vergrote
weergave, zal de weergave weer normaal worden voor scherpstellen.
z
Als het lastig is om in de vergrote weergave scherp te stellen, keert u terug
naar de normale weergave en gebruikt u AF.
z
Als u AF uitvoert in de normale weergave en de weergave vervolgens vergroot,
wordt mogelijk geen nauwkeurige scherpstelling bereikt.
z
De AF-snelheid bij de normale weergave en de vergrote weergave is verschillend.
z
Continue AF en Servo AF voor lms zijn niet beschikbaar als de weergave
vergroot is.
z
In de vergrote weergave kan het vanwege cameratrillingen lastiger zijn om
scherp te stellen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
206
AF-methode
De aanvankelijke Servo AF-positie instellen
1. Stel [
8
: C.Fn II-3: Init. servo-AF-pt voor
c
] in op een andere optie
dan [Automatisch].
2. Een gebieds-AF-kader (1) en een AF-punt (2) verschijnen.
(2)
(1)
3. Wilt u het AF-punt verplaatsen naar de positie voor scherpstelling, druk
dan op de knop <
S
> en gebruik vervolgens de instelwielen <
6
>
<
5
> of de pijltjestoetsen <
V
>. Als u op de knop <
B
> drukt, wordt
het AF-punt weer naar het midden van het scherm verplaatst. U kunt ook
op het scherm tikken om het AF-punt te verplaatsen.
4. Als u op de knop <
0
> drukt nadat u op de knop <
S
> drukt om het
AF-punt te verplaatsen, wordt de huidige positie ingesteld als beginpositie
voor Servo AF.
207
AF-methode
Tips voor het maken van AF-opnamen
z
Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
z
Tijdens het scherpstellen kan de helderheid van het beeld veranderen.
z
Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan
het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de snelheid bij
continue opnamen lager liggen.
z
Als de lichtbron tijdens het opnemen verandert, kan het beeldscherm
ikkeren en kan mogelijk moeilijk worden scherpgesteld. Start de camera
in dat geval opnieuw en hervat het opnemen met AF onder de lichtbron
die u gaat gebruiken.
z
Als scherpstellen met AF niet mogelijk is, stel dan handmatig scherp
(
=
218).
z
Voor onderwerpen aan de rand van het scherm die enigszins onscherp
zijn, kunt u proberen om het onderwerp (of het AF-punt of het zone-AF-
kader) scherp te krijgen, waarna u de opname opnieuw instelt.
z
Bij bepaalde lenzen kan het langer duren om scherp te stellen met
automatische scherpstelling of wordt nauwkeurige scherpstelling mogelijk
niet bereikt.
208
AF-methode
Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden
scherpgesteld
z
Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en een,
platte oppervlakken of wanneer highlights of schaduwpartijen geen detail
meer hebben.
z
Onderwerpen bij weinig licht.
z
Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast.
z
Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld: ramen van
wolkenkrabbers, computertoetsenborden enz.).
z
Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
z
Een lichtbron waarvan de helderheid, de kleur en het patroon steeds
veranderen.
z
Avondopnamen of opnamen bij fel licht.
z
Het beeld ikkert bij tl-licht of bij ledlampverlichting.
z
Hele kleine onderwerpen.
z
Onderwerpen aan de rand van het scherm.
z
Reecterende onderwerpen of onderwerpen met heel veel tegenlicht
(bijvoorbeeld: auto met bijzonder glanzend koetswerk, enz.).
z
Onderwerpen die zowel dichtbij als veraf door een AF-punt worden
gedekt (bijvoorbeeld: een dier in een kooi, enz.).
z
Onderwerpen die binnen het AF-punt blijven bewegen en niet stil kunnen
houden vanwege cameratrillingen of een onscherp onderwerp.
z
Automatisch scherpstellen wanneer het onderwerp zeer onscherp is.
z
Wanneer met een soft-focuslens een soft-focuseect wordt toegepast.
z
Wanneer een lter voor een speciaal eect wordt gebruikt.
z
Ruis (lichte puntjes, strepen enzovoort) is zichtbaar op het scherm
tijdens AF.
AF-bereik
Het beschikbare scherpstelbereik varieert afhankelijk van de gebruikte
lens en de beeldverhouding en of u functies gebruikt zoals digitale
beeldstabilisatie voor lms.
209
Oogdetectie-AF
Met de AF-methode ingesteld op [
u
+volgen] kan de camera scherpstellen
op de ogen van personen.
1
Selecteer [z: Oogdetectie-AF].
2
Selecteer [Inschak.].
3
Richt de camera op het onderwerp.
z
Er wordt een AF-punt weergegeven rond
de ogen.
z
U kunt op het scherm tikken om
een oog te selecteren waarop u wilt
scherpstellen.
z
Het volledige gezicht wordt geselecteerd
wanneer u op andere gezichtskenmerken,
zoals de neus of mond, tikt. Ogen waarop
u wilt scherpstellen, worden automatisch
geselecteerd.
z
Afhankelijk van de instelling
[Oogdetectie-AF] kunt u een oog of
gezicht voor scherpstelling kiezen met
de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> wanneer
[
h
] verschijnt nadat u op de knop
<
S
> drukt.
4
Maak de opname.
210
Oogdetectie-AF
z
Mogelijk worden ogen van onderwerpen niet goed gedetecteerd. Dit hangt af
van het onderwerp en de opnameopstandigheden.
z
Om Oogdetectie-AF uit te schakelen zonder menubewerkingen te gebruiken,
drukt u een voor een op deze knoppen: <
S
>, <
B
> en <
B
>. Druk
nogmaals op de knop <
B
> om Oogdetectie-AF weer te hervatten.
211
Continue AF
Deze functie houdt het onderwerp algemeen scherp. De camera is klaar om
direct scherp te stellen als u de ontspanknop half indrukt.
1
Selecteer [z: Continue AF].
2
Selecteer [Inschak.].
z
Het inschakelen van deze functie beperkt het aantal beschikbare opnamen,
omdat de lens voortdurend wordt bediend en het accuvermogen snel terugloopt.
212
AF aanraken en verslepen
AF-punten of zone-AF-kaders kunt u verplaatsen door op te scherm
te tikken of over het scherm te slepen terwijl u door een optionele
elektronische zoeker kijkt.
AF aanraken en verslepen inschakelen
1
Selecteer [z: Inst. AF aanraken &
verslepen].
2
Selecteer [AF aanr & versl].
z
Selecteer [Inschak.].
Positioneermethode
U kunt het aantal opgegeven posities instellen door aan te raken of te slepen.
1
De positioneermethode instellen.
z
[Absoluut]
Het AF-punt wordt verplaatst naar de positie op het scherm die u hebt
aangeraakt of waar u het punt naartoe hebt versleept.
z
[Relatief]
Het AF-punt wordt in de richting waarin u sleept verplaatst met een
afstand die overeenkomt met de afstand die u versleept, ongeacht waar
u het scherm aanraakt.
213
AF aanraken en verslepen
Actief aanraakgebied
U kunt het gebied van het scherm opgeven dat gebruikt wordt voor
aanraken en slepen.
1
Stel het actieve aanraakgebied in.
z
Als u op het scherm tikt wanneer [
u
+volgen] is ingesteld, verschijnt een
rond oranje kader [
]. Nadat u uw vinger optilt van de positie waar u het AF-
punt naartoe wilt verplaatsen, wordt [
] weergegeven en wordt dat onderwerp
gevolgd. Druk op de knop <
S
> om de onderwerpkeuze te annuleren.
214
M
Handmatig scherpstellen met een
lens na AF
Voor EF-M-, EF- of EF-S-lenzen die zijn uitgerust met elektronische
handmatige scherpstelling, kunt u opgeven hoe de aanpassing van
handmatige scherpstelling wordt gebruikt met 1-beeld AF.
1
Selecteer [z: Objectief
elektronische MF].
2
Selecteer een item.
z
[
] Uitschakelen na One-Shot AF
Handmatig scherpstellen nadat de AF-werking is uitgeschakeld.
z
[ ] Inschakelen na One-Shot AF
U kunt na de AF-werking handmatig scherpstellen als u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
z
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de lens voor details over specicaties
voor handmatige scherpstelling van uw lens.
215
AF-hulplicht
U kunt het AF-hulplicht van de camera of een Speedlite gebruiken.
1
Selecteer [z: AF-hulplicht].
2
Selecteer een item.
z
[ON] Inschakelen
Schakelt de activering in van het AF-hulplicht van de camera of een
Speedlite die is uitgerust met een led-AF-hulplicht, indien nodig.
z
[OFF] Uitschakelen
Schakelt gebruik van het AF-hulplicht uit.
216
Beeldstabilisatie
U kunt de IS-instelling (Image Stabilizer) aanpassen bij lenzen die zijn
uitgerust met optische beeldstabilisatie. Zie
=
268 voor informatie over
[
k
Digitale IS].
1
Selecteer [z: IS-instellingen].
2
Selecteer [IS modus].
3
Stel een optie in.
z
[Uit]
Schakelt de beeldstabilisatie uit.
z
[Aan]
Cameratrillingen worden gecorrigeerd.
z
Wanneer beeldstabilisatie bewegingsonscherpte niet kan voorkomen, plaatst
u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen om de camera stil
te houden. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met
een statief of een ander middel gebruikt om de camera stil te houden.
217
M
Belichtingsvergrendeling
(AE-vergrendeling)
U kunt de belichting vergrendelen als u de opname afzonderlijk
wilt scherpstellen en meten of een aantal opnamen wilt maken met
dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop <
A
> om de belichting
te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname.
AE-vergrendeling is geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld
onderwerpen met tegenlicht.
1
Stel scherp op het onderwerp.
z
Druk de ontspanknop half in.
2
Druk op de knop <A> (4).
z
Een pictogram [
A
] wordt linksonder
in het scherm weergegeven om aan te
geven dat de belichting is vergrendeld
(AE-vergrendeling).
z
Telkens wanneer u op de knop
<
A
> drukt, wordt de huidige
belichtingsinstelling vergrendeld.
3
Bepaal de compositie opnieuw en
maak de opname.
z
Als u nog meer opnamen wilt maken
terwijl u de AE-vergrendeling behoudt,
houdt u de knop <
A
> ingedrukt en
drukt u op de ontspanknop om nog een
opname te maken.
Eecten van AE-vergrendeling
Meetmethode
AF-puntselectiemethode
Automatische selectie Handmatige selectie
q
Belichting gecentreerd op het
scherpgestelde AF-punt is
vergrendeld.
Belichting gecentreerd op
het geselecteerde AF-punt is
vergrendeld.
wre
Belichting op het midden van het scherm is vergrendeld.
* Als [
q
] is ingesteld en u handmatig scherpstelt., is de belichting op het midden van
het scherm vergrendeld.
218
Handmatig scherpstellen
Als scherpstellen niet mogelijk is met automatische scherpstelling, kunt
u het beeld vergroten en handmatig scherpstellen.
1
Stel de scherpstelmodusknop in
op <MF>.
z
Draai aan de scherpstelring van de lens
om ruw scherp te stellen.
2
Bepaal een gebied om te vergroten.
z
Druk op de knop <
S
> om de vergrote
weergave te activeren en verplaats
deze vervolgens naar het gebied
waarop u wilt scherpstellen met
behulp van het instelwiel <
6
> of de
pijltjestoetsen <
V
>.
z
Druk op de knop <
B
> om het
vergrote gebied te centreren.
(1) (2) (3)
3
Vergroot het beeld.
z
Telkens wanneer u aan het instelwiel
<
5
> draait, verandert het scherm
als volgt.
1× ↔ 5× ↔ 10×
(1) AE-vergrendeling
(2) Positie van vergroot gebied
(3) Vergroting (bij benadering)
219
Handmatig scherpstellen
4
Stel handmatig scherp.
z
Draai terwijl u naar het vergrote beeld
kijkt aan de scherpstelring van de lens
om scherp te stellen.
z
Nadat u hebt scherpgesteld, drukt op
<
0
> om naar de normale weergave
terug te keren.
5
Maak de opname.
z
Gebruikt u een lens die geen EF-M-lens is, zet dan bij stap 1 de
scherpstelmodusknop op <MF>.
z
Wanneer [AF] wordt weergegeven bij stap 1 tijdens lmopnamen met een
EF-M-lens, kunt u op het pictogram tikken om het in een [MF]-pictogram
te veranderen. Er worden geen bedieningsgeluiden gemaakt, dus u kunt
overschakelen naar handmatige scherpstelling zonder dat dit geluiden oplevert
die in de lm worden opgenomen.
z
Zelfs met handmatige scherpstelling kunt u de Touch Shutter gebruiken om een
opname te maken.
220
MF-peaking (benadrukken van de
contouren)
Randen van onderwerpen waarop is scherpgesteld kunnen in kleur worden
weergegeven terwijl u handmatig scherpstelt. Dit vereenvoudigt het
scherpstellen. U kunt de omtrekkleuren instellen en de gevoeligheid (niveau)
van de randdetectie aanpassen (behalve in de modus <
A
>).
1
Selecteer [z: MF-peaking-
instellingen].
2
Selecteer [Peaking].
z
Selecteer [Aan].
3
Stel het niveau en de kleur in.
z
Stel dit naar wens in.
z
Piekweergave wordt niet getoond tijdens vergrote weergave.
z
MF-peaking kan moeilijk zichtbaar zijn bij hoge ISO-snelheden, met name als
ISO vergroten is ingesteld. Verlaag zo nodig de ISO-snelheid of stel [Peaking]
in op [Uit].
z
De peakingweergave op het scherm wordt niet in de beelden vastgelegd.
221
Van scherpstelmodus wisselen
Door de scherpstelmodusknop van EF-M-lenzen uit te schakelen, kunt u via
het menu van scherpstelmodus wisselen.
1
Selecteer [5: -schakel. (AF/MF)].
2
Selecteer [Uitschakelen].
z
De menu-instelling [
z
:
Scherpstelmodus] wordt nu toegepast
in plaats van de scherpstelmodusknop,
die uitgeschakeld is.
3
Selecteer [z: Scherpstelmodus].
4
Selecteer een instelitem.
z
[AF]: automatische scherpstelling
z
[MF]: handmatige scherpstelling
Houd er rekening mee dat in sommige
basismodi altijd automatische
scherpstelling wordt gebruikt, ongeacht
de instelling van deze optie.
222
Type digest-film
Wanneer u opnamen maakt in de modus <
D
> worden zowel foto's als clips
vastgelegd, maar u kunt instellen of de foto's al dan niet moeten worden
opgenomen in de resulterende digest-lm.
1
Open de modus <D>.
2
Selecteer [z: Digest-type].
3
Stel een optie in.
z
[Met foto's]
Digest-lms bevatten foto's.
z
[Geen foto's]
Digest-lms bevatten geen foto's.
223
Opnamen maken met de afstandsbediening
Opnamen maken met een afstandsbediening wordt ondersteund voor
de draadloze afstandsbediening BR-E1 of afstandsbediening RS-60E3
(respectievelijk via Bluetooth of met een kabel te verbinden; afzonderlijk
verkrijgbaar).
Draadloze afstandsbediening BR-E1
U kunt op maximaal ongeveer 5 meter afstand van de camera
opnamen maken.
Koppel eerst de camera en de BR-E1 (
=
446) en stel vervolgens de
transportmodus in op [
Q
] of [
k
] (
=
135).
Raadpleeg de instructiehandleiding van de BR-E1 voor uitgebreide
bedieningsinstructies.
z
Als opnamen maken op afstand ingeschakeld is, duurt het ongeveer 2 minuten
voordat de camera automatisch wordt uitgeschakeld.
z
De afstandsbediening kan ook worden gebruikt voor het opnemen van lms
(
=
276).
Afstandsbediening RS-60E3
Nadat u de afstandsbediening op de camera hebt aangesloten, kunt u op
afstand opnamen maken via een kabelverbinding.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de RS-60E3 voor uitgebreide
bedieningsinstructies.
1
Open het aansluitingenklepje.
2
Sluit de stekker aan op
de aansluiting voor de
afstandsbediening.
224
Algemene aandachtspunten bij het maken
van foto's
z
Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense
kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de
interne onderdelen van de camera.
Beeldkwaliteit
z
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte
puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn.
z
Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de
opname tot gevolg hebben.
z
Regelmatige opnamen gedurende een langere periode kunnen de interne
temperatuur van de camera doen toenemen en de beeldkwaliteit beïnvloeden.
Schakel de camera altijd uit als u geen opnamen maakt.
z
Als u opnamen maakt met een lange belichtingstijd terwijl de interne
temperatuur van de camera hoog is, kan de beeldkwaliteit afnemen. Stop met
het maken van opnamen en wacht een paar minuten voordat u verdergaat.
Witte [
s
] en rode [
E
] waarschuwingspictogrammen voor interne
temperatuur
z
Als de interne temperatuur van de camera oploopt door langdurige opnamen of
een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt een wit [
s
] of rood [
E
] pictogram.
z
Het witte pictogram [
s
] geeft aan dat de beeldkwaliteit van foto's zal
verslechteren. Stop met het maken van opnamen en laat de camera afkoelen.
z
Het rode pictogram [
E
] geeft aan dat het opnemen binnenkort automatisch
wordt beëindigd. Opnemen is pas weer mogelijk nadat de camera intern is
afgekoeld, dus stop tijdelijk met opnemen of schakel de camera uit en laat deze
een tijdje afkoelen.
z
Gedurende langere periode opnemen in warme omgevingen zorgt ervoor dat
het witte [
s
] of rode [
E
] pictogram eerder verschijnt. Schakel de camera altijd
uit als u geen opnamen maakt.
z
Als de interne temperatuur van de camera hoog is, kan de kwaliteit van
opnamen met een hoge ISO-snelheid of lange belichting achteruitgaan,
zelfs al voordat het witte pictogram [
s
] wordt weergegeven.
Opnameresultaten
z
In de vergrote weergave worden de sluitertijd en het diafragma in het rood
weergegeven. Als u de foto in de vergrote weergave maakt, is het mogelijk dat
de belichting niet naar wens is. Keer naar de normale weergave terug voordat
u een foto maakt.
z
De opname wordt gemaakt met het opnamegebied van de normale weergave,
ook als u de opname maakt in de vergrote weergave.
225
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's
Opnamen en weergave
z
Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het weergegeven beeld mogelijk niet de
helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven.
z
Bij weinig licht kan ruis merkbaar zijn bij beeldweergave ook bij lage ISO-
snelheden, maar de opname bevat minder ruis omdat de beeldkwaliteit
verschilt tussen weergegeven en opgenomen beelden.
z
Het scherm of de belichtingswaarde kan ikkeren als de lichtbron (verlichting)
verandert. Stop in dat geval tijdelijk met opnemen en ga door met de gewenste
lichtbron.
z
De juiste weergave van de helderheid kan tijdelijk ontbreken als de camera in
een andere richting wordt gericht. Wacht met het maken van opnamen totdat
het helderheidsniveau is gestabiliseerd.
z
Als zich een zeer felle lichtbron in beeld bevindt, kan het heldere gedeelte
op het scherm zwart lijken. Op het vastgelegde beeld zelf wordt het heldere
gedeelte wél goed weergegeven.
z
Wanneer u bij weinig licht [
5
: Displayheldrh.] op een heldere instelling zet,
kan het beeld ruis of onregelmatige kleuren vertonen. De ruis of onregelmatige
kleuren worden echter niet in op het vastgelegde beeld opgeslagen.
z
Wanneer u het beeld vergroot, lijkt dit mogelijk scherper dan het
daadwerkelijke beeld.
Lens
z
Ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt, is beeldstabilisatie altijd actief
wanneer u een EF-M-lens gebruikt terwijl [IS modus] [
z
: IS-instellingen]
ingesteld is op [Aan] of wanneer u een EF- of EF-S-lens gebruikt terwijl
de beeldstabilisatieschakelaar ingesteld is op <
1
>. Image Stabilizer
(Beeldstabilisatie) gebruikt accuvermogen en kan het maximum aantal mogelijke
opnamen doen afnemen afhankelijk van de opnameomstandigheden. Wanneer
de Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) niet nodig is, bijvoorbeeld bij gebruik van
een statief, wordt aanbevolen dat u de IS-schakelaar op <
2
> zet.
z
Met EF-lenzen is de voorinstelling van de scherpte tijdens opnamen alleen
beschikbaar bij het gebruik van (super) telelenzen voorzien van deze functie en
op de markt gebracht in en na de tweede helft van 2011.
z
Met een optionele HDMI-kabel (uiteinde voor de camera: type D) kunt
u beelden weergeven op een televisie (
=
321). Houd er rekening mee dat er
geen geluid wordt uitgevoerd.
226
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's
Informatiedisplay
Zie
=
583 voor informatie over de pictogrammen die voor foto-opnamen
worden weergegeven.
z
Als [
g
] wit wordt weergegeven, betekent dit dat het beeld wordt
weergegeven met een helderheidsniveau dat vrijwel gelijk is aan dat van het
feitelijke beeld dat u wilt vastleggen.
z
Als [
g
] knippert, betekent dit dat het beeld vanwege te donkere of te heldere
lichtomstandigheden met een andere helderheid wordt weergegeven dan het
daadwerkelijke opnameresultaat. De daadwerkelijke opname wordt echter met
de ingestelde belichting gemaakt. De beeldruis kan heviger lijken dan in de
daadwerkelijke opname.
z
Belichtingssimulatie is bij bepaalde opname-instellingen niet mogelijk. Het
pictogram [
g
] en het histogram worden grijs weergegeven. De opname
wordt op het scherm weergegeven met de standaard helderheid. Mogelijk
wordt het histogram bij weinig of juist heel fel licht niet goed weergegeven.
z
Het histogram kan worden weergegeven als [
z
: Bel.simulatie] ingesteld is
op [Inschak.] (
=
154).
227227
Filmopname
Voor lmopnamen stelt u het programmakeuzewiel
in op <
k
>.
z
U kunt ook lms opnemen door tijdens het fotograferen op de lmopnameknop
te drukken.
z
U kunt de lmopnamemodus ook instellen vanaf [
z
: Opnamemodus] nadat
u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op <
k
>.
228
Tabbladmenu's: filmopname
z
Opname 1
=
232
=
241
=
248
=
128
=
250
=
223
=
261
z
Opname 2
=
140
=
277
=
149
=
150
=
153
z
Opname 3
=
155
=
158
=
160
=
163
=
172
229
Tabbladmenu's: lmopname
z
Opname 4
=
198
=
209
=
212
=
214
z
Opname 5
=
220
=
270
=
221
=
278
=
216
z
Opname 6
=
271
=
279
=
273
=
274
230
Tabbladmenu's: lmopname
In de modus [
u
] verschijnen de volgende schermen.
z
Opname 1
=
239
=
223
=
248
=
261
z
Opname 2
=
198
=
209
=
212
z
Opname 3
=
220
=
216
=
221
231
Tabbladmenu's: lmopname
z
Opname 4
=
271
232
Filmmodus
Opnamen maken met [Autom. moviebelich.]
De camera schakelt over naar automatische belichting die geschikt is voor
de huidige lichtomstandigheden van de scène.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <k>.
2
Druk op <0>.
3
Selecteer [k].
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
>
om [
k
(Autom. moviebelich.)] te
selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
4
Stel scherp op het onderwerp.
z
Voordat u een lm opneemt, stelt
u met AF scherp of maakt u gebruik
van handmatig scherpstellen (
=
200–
=
208,
=
218).
z
Standaard is [
z
: Servo AF v. mov.]
ingesteld op [Inschak.] zodat de camera
voortdurend scherp stelt (
=
271).
z
Wanneer u de ontspanknop half indrukt,
stelt de camera scherp met de huidige
AF-methode.
233
Filmmodus
(
2
)
(1)
5
Neem de lm op.
z
Druk op de lmopnameknop om een
lmopname te starten.
z
Tijdens de lmopname wordt de
markering [
o
REC] (1) rechtsboven in
het scherm weergegeven.
z
Het geluid wordt opgenomen via de
microfoons (2).
z
Druk nogmaals op de lmopnameknop
om de lmopname te beëindigen.
z
Het scherm Snel instellen wordt weergegeven na stap 2 wanneer
[
5
: Modusuitleg] ingesteld is op [Uitschakelen]. Gebruik de pijltjestoetsen
<
Y
> en <
Z
> om [
k
] te selecteren.
z
U kunt de belichting vergrendelen (AE-vergrendeling) door op de knop <
A
> te
drukken. Als u de AE-vergrendeling hebt toegepast tijdens lmopnamen, kunt
u deze annuleren door op de knop <
S
> te drukken. (De instelling voor AE-
vergrendeling blijft behouden tot u op de knop <
S
> drukt.)
z
Belichtingscompensatie is instelbaar in een bereik tot ±3 stops.
z
ISO-snelheid, sluitertijd en diafragmawaarde worden niet in de Exif-informatie
van de lm vastgelegd.
z
De camera is compatibel met de Speedlite-functionaliteit om het ledlicht
automatisch te activeren bij weinig licht bij het opnemen van lms met
automatische belichting. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite
die is uitgerust met een ledlicht voor details.
ISO-snelheid in de modus [Movies]
De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld. Zie
=
277,
=
581 voor
informatie over de ISO-snelheid.
234
Filmmodus
Opnamen maken met [Handm. moviebelich.]
U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor lmopname
instellen.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <k>.
2
Druk op <0>.
3
Selecteer [M].
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> <
X
>
om [
M
(Handm. moviebelich.)] te
selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
4
Stel de ISO-snelheid in.
z
Druk op de knop <
B
>.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om in te stellen.
235
Filmmodus
(1)
(2)
5
Stel de sluitertijd (1) en
diafragmawaarde (2) in.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om
de sluitertijd in te stellen. Draai het
instelwiel <
5
> om de diafragmawaarde
in te stellen.
z
U kunt de sluitertijd instellen binnen het
bereik van 1/4000 sec. tot 1/8 sec.
6
Stel scherp en start de lmopname.
z
De procedure is dezelfde als stap 4 en
5 voor “Opnamen maken met [Autom.
moviebelich.]” (
=
232).
z
Het scherm Snel instellen wordt weergegeven na stap 2 wanneer
[
5
: Modusuitleg] ingesteld is op [Uitschakelen]. Gebruik de pijltjestoetsen
<
Y
> en <
Z
> om [
M
] te selecteren.
236
Filmmodus
z
Wanneer u overschakelt van foto's naar lmopnamen, moet u de camera-
instellingen controleren voordat u lmopnamen gaat maken.
z
Tijdens lmopnamen kunt u de sluitertijd of het diafragma beter niet aanpassen.
Als u dit wel doet, kan de veranderde belichting zichtbaar zijn in de opname of
tot meer ruis leiden bij hoge ISO-snelheden.
z
Bij het opnemen van een lm of een bewegend onderwerp wordt een sluitertijd
van circa 1/25 seconde tot 1/125 seconde aanbevolen. Hoe korter de sluitertijd,
hoe minder vloeiend de beweging van het onderwerp eruit zal zien.
z
Als u de sluitertijd verandert terwijl u opnamen maakt bij tl- of ledverlichting,
kan er een ikkerend beeld worden opgenomen.
z
Met ISO auto kan belichtingscompensatie worden ingesteld in een bereik van
±3 stops.
z
Wanneer ISO auto is ingesteld, kunt u op de knop <
A
> drukken om de ISO-
snelheid te vergrendelen. Als u de ISO-snelheid hebt vergrendeld tijdens de
lmopname, kunt u dit annuleren door op de knop <
S
> te drukken. (De ISO-
snelheid blijft vergrendeld tot u op de knop <
S
> drukt.)
z
Wanneer u op de knop <
A
> drukt en vervolgens een nieuwe beeldcompositie
maakt, kunt u op de belichtingsniveau-indicator het verschil in het
belichtingsniveau zien in vergelijking met de eerste keer dat u op de knop
<
A
> drukte.
z
Als de camera klaar is om opnamen te maken in de modus [
M
], kunt u het
histogram weergeven door op de knop <
B
> te drukken.
ISO-snelheid voor [Handm. moviebelich.]
U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen of [AUTO] selecteren om dit
automatisch in te stellen. Zie
=
277,
=
581 voor informatie over de ISO-
snelheid.
Foto-opnamen
Er kunnen geen foto's worden gemaakt in de lmopnamemodus. Om
foto's te maken, draait u aan het programmakeuzewiel om naar een andere
opnamemodus te wisselen.
Informatieweergave (lmopname)
Zie
=
585 voor informatie over de pictogrammen die voor lmopnamen
worden weergegeven.
237
Filmmodus
Aandachtspunten bij het maken van lmopnamen
z
Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense
kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de
interne onderdelen van de camera.
z
Als u opnamen maakt van iets met jne details, kunnen moiré en valse kleuren
ontstaan.
z
Als [
Q
] of [
Q
w] is ingesteld en de ISO-snelheid of het diafragma tijdens de
lmopname verandert, kan het zijn dat de witbalans ook verandert.
z
Als u een lmopname maakt bij tl- of ledverlichting, kan het lmbeeld ikkeren.
z
Als u automatisch scherpstelt met een USM-lens tijdens het maken van
lmopnamen bij weinig licht, kunnen horizontale strepen voorkomen in de
lm. Een zelfde soort ruis kan zich voordoen als u handmatig scherpstelt met
bepaalde typen lenzen met een elektronische scherpstelring.
z
Een paar testlms opnemen wordt aanbevolen als u van plan bent om te
zoomen tijdens het maken van lmopnamen. Zoomen tijdens het opnemen
van lms kan veranderingen in de belichting of lensgeluiden veroorzaken die
worden opgenomen, een ongelijkmatig geluidsniveau of scherpteverlies.
z
Grote diafragmawaarden kunnen het scherpstellen vertragen of verhinderen
dat er goed wordt scherpgesteld.
z
Als u automatisch scherpstelt tijdens het maken van lmopnamen, kunnen zich
een of meer van de volgende verschijnselen voordoen: de scherpstelling valt
tijdelijk weg, de helderheid van de lm verandert, de lmopname stopt kort of
het mechanische geluid van de lens wordt opgenomen.
z
Voorkom dat u de ingebouwde microfoons (
=
233) met uw vingers of andere
voorwerpen afdekt.
z
“Algemene aandachtspunten bij het maken van lmopnamen” zijn te vinden op
=
280–
=
281.
z
Lees indien nodig ook de “Algemene aandachtspunten bij het maken van
foto's” op
=
224–
=
226.
238
Filmmodus
Opmerkingen bij het maken van lmopnamen
z
Telkens wanneer u een lm opneemt, wordt een nieuw lmbestand gemaakt op
de kaart.
z
De dekking van de zichthoek van de lm voor 4K-, Full HD- en HD-lms is
circa 100%.
z
U kunt ook scherpstellen door op de AF-startknop te drukken.
z
Om het starten of stoppen van lmopnamen mogelijk te maken door de
ontspanknop geheel in te drukken, stelt u [Voll. ingedrukt] voor [
5
: Functie
sluiterknop v. movies] in op [Start/stop mov.-opn.].
z
Het stereogeluid wordt door de ingebouwde microfoon van de camera
opgenomen (
=
233).
z
Elke externe microfoon zoals stereo-richtmicrofoon DM-E1 (apart verkrijgbaar)
die wordt aangesloten op de ingang voor de externe microfoon van de camera,
wordt gebruikt in plaats van de ingebouwde microfoon (
=
249).
z
De meeste externe microfoons met een ministekker van 3,5 mm in diameter
kunnen worden gebruikt.
z
Met EF-lenzen is de voorinstelling van de scherpte tijdens lmopnamen alleen
beschikbaar bij het gebruik van (super)telelenzen voorzien van deze functie en
op de markt gebracht in en na de tweede helft van 2011.
z
YCbCr 4:2:0 (8-bit) kleurmonstering en de Rec. ITU-R BT.709-kleurruimte
worden gebruikt voor 4K-, Full HD- en HD-lms.
239
HDR-filmmodus
U kunt lms met een hoog dynamisch bereik opnemen die details in
highlights of scènes met een hoog contrast behouden.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <k>.
2
Druk op <0>.
3
Selecteer [u].
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
>
om [
u
(HDR-Movie)] te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
4
Maak een HDR-lm.
z
Maak de lm zoals u zou doen bij
normale opnamen.
z
Zie de tabel op
=
580 voor details over
bestandsgroottes en de beschikbare
opnametijd.
240
HDR-lmmodus
z
Aangezien meerdere frames worden samengevoegd om een HDR-lm te
maken, kunnen sommige delen van de lm vervormd lijken. Bij opnamen uit
de hand kan de vervorming die wordt veroorzaakt door cameratrilling meer
opvallen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Houd er rekening mee
dat zelfs als u een statief gebruikt voor de opnamen, nabeelden of ruis meer
zichtbaar kunnen zijn wanneer u de HDR-lm frame voor frame of vertraagd
afspeelt, terwijl dit niet het geval is wanneer u de lm op de normale manier
afspeelt.
z
De beeldkleur en helderheid kunnen aanzienlijk veranderen gedurende een
ogenblik als u instellingen voor HDR-lmopnamen verandert. Tevens wordt de
lm een ogenblik niet bijgewerkt en stopt het frame tijdelijk. Houd hier rekening
mee als u lms via HDMI op externe apparaten opneemt.
z
Het opnameformaat is
L6X
(NTSC) of
L5X
(PAL).
z
De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld wanneer u HDR-lms opneemt.
241
Filmopnamekwaliteit
Selecteer op het tabblad [
z
: Movie-opn.
kwal.] de optie [Movie-opn.form.] om het
beeldformaat, de beeldsnelheid, en de
compressiemethode in te stellen. De lm
wordt opgenomen als een MP4-bestand.
De op het scherm [Movie-opn.form.]
weergegeven beeldsnelheid wisselt
automatisch, afhankelijk van de instelling
voor [
5
: Videosysteem] (
=
502).
z
De lees- en schrijfsnelheid van de kaart die vereist is voor lmopnamen
(vereiste kaartprestaties) verschilt afhankelijk van het lmopnameformaat.
Zie
=
579 om de prestatievereisten van de kaart te controleren voordat
u lmopnamen gaat maken.
Beeldformaat
z
[
H
] 3840×2160
De lm wordt opgenomen in 4K-kwaliteit. De beeldverhouding is 16:9.
Niet beschikbaar tenzij het programmakeuzewiel is ingesteld op <
k
>.
z
[
L
] 1920×1080
De lm wordt opgenomen met een Full High-Denition-opnamekwaliteit
(Full HD). De beeldverhouding is 16:9.
z
[
w
] 1280×720
De lm wordt opgenomen met HD-opnamekwaliteit (High-Denition).
De beeldverhouding is 16:9.
z
Als u de instelling van [
5
: Videosysteem] wijzigt, dient u ook [Movie-opn.
form.] onder [
z
: Movie-opn.kwal.] opnieuw in te stellen.
z
Normaal weergeven van 4K- en
L8
/
7
-lms is niet altijd mogelijk op
andere apparaten, omdat de weergave verwerkingsintensief is.
z
Helderheid en beeldruis zijn afhankelijk van het lmopnameformaat en de
gebruikte lens.
z
Films kunnen niet worden opgenomen met VGA-kwaliteit.
242
Filmopnamekwaliteit
4K-lmopname
z
Voor 4K-lmopnamen is een high-performance-kaart vereist.
Zie “Kaarten waarop lms kunnen worden opgeslagen” (
=
579) voor
meer informatie.
z
Bij het opnemen van 4K-lms ligt de belasting van de verwerking
aanzienlijk hoger, waardoor de interne temperatuur van de camera
sneller kan stijgen of hoger kan worden dan voor normale lms. Als
tijdens lmopnamen een rood pictogram [
E
] of [
F
] verschijnt, is de
kaart heet. Stop met opnemen en laat de camera afkoelen voordat
u de kaart verwijdert. (Verwijder de kaart niet meteen.)
z
Bij een 4K-lm kunt u elk frame opslaan op de kaart als een ca.
3840×2160 (8,3 megapixel) grote JPEG-foto (
=
315).
243
Filmopnamekwaliteit
Beeldsnelheid (fps: frames per seconde)
z
[
2
] 119,88 fps/[
8
] 59,94 fps/[
6
] 29,97 fps/
[
4
] 23,98 fps
Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika,
Japan, Korea, Mexico, enzovoort).
z
[
3
] 100,00 fps/[
7
] 50,00 fps/[
5
] 25,00 fps
Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland,
China, Australië, enzovoort).
Compressiemethode
z
[
X
] IPB (standaard)
Comprimeert meerdere frames tegelijkertijd voor opname.
z
[
W
] ALL-I (voor bewerken/alleen l)
Gebruikt ALL-I-compressie voor time-lapselmopnamen (
=
250).
Comprimeert elk frame, een voor een, voor opname. Hoewel de
bestanden groter zijn dan bij IPB (standaard), is de lm geschikter voor
bewerken.
z
[ ] IPB (klein)
Aangezien de lm wordt opgenomen met een bitsnelheid die lager is
dan bij IPB (standaard), is het bestand kleiner dan bij IPB (standaard)
en is de weergavecompatibiliteit hoger. Hierdoor wordt de mogelijke
opnametijd langer dan met IPB (standaard) (met een kaart met dezelfde
capaciteit).
Opname-indeling voor lms
z
[
C
] MP4
Alle lms die u opneemt met de camera worden opgenomen als
lmbestanden in MP4-indeling (bestandsextensie “.MP4”).
244
Filmopnamekwaliteit
Kaarten waarop lms kunnen worden opgeslagen
Zie
=
579 voor meer informatie over kaarten die u kunt gebruiken voor
verschillende lmopnameformaten.
Gebruik bij het opnemen van lms een kaart met een grote capaciteit
met een lees-/schrijfsnelheid (zoals opgegeven in de vereisten
voor kaartprestaties) zoals in de tabel op
=
579 of hoger dan de
standaardspecicaties. Test kaarten door een paar lms op te nemen
om ervoor te zorgen dat u correct kunt opnemen met het door
u opgegeven formaat (
=
241).
z
Formatteer kaarten voordat u 4K-lms opneemt (
=
490).
z
Als u voor het opnemen van lms een kaart met een lage schrijfsnelheid
gebruikt, kan het zijn dat de lm niet goed wordt opgeslagen. En als u een lm
afspeelt op een kaart met een lage leessnelheid, wordt de lm mogelijk niet
goed weergegeven.
z
Gebruik voor lmopnamen hoogwaardige kaarten waarvan de schrijfsnelheid
hoger is dan de bitsnelheid.
z
Wanneer lms niet normaal kunnen worden opgenomen, formatteert u de kaart
en probeert u het opnieuw. Als u hiermee het probleem niet kunt oplossen,
raadpleegt u de website van de fabrikant van de kaart enzovoort.
z
Aanbevolen wordt om de kaart te formatteren met de camera voordat u lm-
opnamen gaat maken om de kaart beter te laten presteren (
=
490).
z
Ga naar de website van de fabrikant van de kaart om de schrijf-/leessnelheid
van de kaart te controleren.
245
Filmopnamekwaliteit
Hoge beeldsnelheid
U kunt lms in Full HD opnemen met een hoge beeldsnelheid van
119,88 fps of 100,00 fps door de optie [Hoge framerate] onder [
z
: Movie-
opn.kwal.] in te stellen op [Inschakelen]. Dat is ideaal voor lmopnamen
die in slow motion worden afgespeeld. De maximale opnametijd per lm is
7 minuten en 29 seconden.
Films worden opgenomen als
L
2
X
of
L
3
X
. Ze worden
opgenomen door rond het midden van het
opnamescherm bij te snijden.
Servo AF voor lms en Digitale
beeldstabilisatie van lms heeft geen eect
bij het opnemen van lms met een hoge
beeldsnelheid. AF wordt niet gebruikt om
scherp te stellen.
(1) Opname in Full HD
(2) Opname met hoge beeldsnelheid
Opnamedekking
(1) (2)
Omdat een lm met een hoge beeldsnelheid wordt opgenomen als
29,97 fps/25,00 fps lmbestand, worden ze vertraagd op 1/4 snelheid
afgespeeld.
z
Controleer de instelling [Movie-opn.form.] als u deze instelling terugzet op
[Uitschak.].
z
Als u lms met hoge beeldsnelheden opneemt bij tl- of ledverlichting kan het
scherm ikkeren.
z
Het moment waarop u het opnemen van lms met hoge beeldsnelheid start of
stopt, wordt de lm kortstondig niet bijgewerkt en stopt het beeld tijdelijk. Houd
hier rekening mee als u lms via HDMI op externe apparaten opneemt.
z
Filmbeeldsnelheden die op het scherm worden weergegeven bij het opnemen
van lms met hoge beeldsnelheden, komen niet overeen met de beeldsnelheid
van de opgenomen lm.
z
Er wordt geen geluid opgenomen.
246
Filmopnamekwaliteit
Filmbestanden die groter zijn dan 4 GB
Wanneer u een lm opneemt die groter is dan 4 GB, kunt u zonder
onderbreking blijven opnemen.
z
SD/SDHC-kaarten gebruiken die zijn geformatteerd met
de camera
Als u de camera gebruikt om een SD/SDHC-kaart te formatteren, dan
formatteert de camera deze als FAT32.
Wanneer u een lm maakt en de bestandsgrootte 4 GB overschrijdt,
wordt bij een FAT32-geformatteerde kaart automatisch een nieuw
lmbestand gemaakt.
Wanneer u de lm afspeelt, moet u elk lmbestand afzonderlijk afspelen.
Filmbestanden kunnen niet automatisch op volgorde worden afgespeeld.
Nadat een lm is weergegeven, selecteert u de volgende lm om af
te spelen.
z
SDXC-kaarten gebruiken die zijn geformatteerd met de camera
Als u de camera gebruikt om een SDXC-kaart te formatteren, dan
formatteert de camera deze als exFAT.
Wanneer u een lm maakt en de bestandsgrootte 4 GB overschrijdt,
wordt bij een exFAT-geformatteerde kaart de lm als één bestand
opgeslagen (in plaats van te worden opgesplitst in meerdere bestanden).
z
Wilt u lmbestanden die groter zijn dan 4 GB naar een computer importeren,
gebruik dan ofwel EOS Utility, ofwel een kaartlezer (
=
553). Mogelijk kunt
u geen lmbestanden die groter zijn dan 4 GB opslaan als u dit probeert met
de standaardfuncties van het besturingssysteem van de computer.
247
Filmopnamekwaliteit
Totale opnametijd voor lms en bestandsgrootte per minuut
Zie
=
580 voor details over bestandsgroottes en de beschikbare
opnametijd voor elk lmopnameformaat.
Limiet voor lmopnametijd
z
Wanneer u lms zonder een hoge beeldsnelheid opneemt
De maximale opnametijd per lm is 29 minuten en 59 seconden. Nadat
29 minuten en 59 seconden zijn bereikt, stopt het opnemen automatisch.
U kunt weer beginnen met opnemen door op de lmopnameknop te
drukken (die de opname als een nieuw bestand opslaat).
z
Wanneer u lms met een hoge beeldsnelheid opneemt
De maximale opnametijd per lm is 7 minuten en 29 seconden. Nadat
7 minuten en 29 seconden zijn bereikt, stopt het opnemen automatisch.
U kunt weer beginnen met het opnemen van een lm met hoge
beeldsnelheid door op de lmopnameknop te drukken (die de opname
als een nieuw bestand opslaat).
248
Geluidsopname
U kunt lms opnemen terwijl u geluid
opneemt met de ingebouwde
stereomicrofoons of een externe
stereomicrofoon. U kunt het
geluidsopnameniveau naar wens instellen.
Gebruik [
z
: Geluidsopname] om
geluidsopnamefuncties in te stellen.
Geluidsopname/Geluidsopnameniveau
z
Automatisch
Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische
niveauregeling werkt automatisch in reactie op het geluidsniveau.
z
Handmatig
U kunt het geluidsopnameniveau aanpassen.
Selecteer [Opname niveau] en druk op de toetsen <
Y
> en <
Z
> terwijl
u op de niveaumeter kijkt om het geluidsopnameniveau aan te passen.
Kijk op de piekenindicator en pas het niveau dusdanig aan dat de
niveaumeter soms rechts van de markering [12] (–12 dB) oplicht voor de
hardste geluiden. Indien dit meer is dan [0], wordt het geluid vervormd.
z
Uitschakelen
Er wordt geen geluid opgenomen.
Windlter
Ingesteld op [Automatisch] om het geluid van de wind automatisch te
beperken als het buiten waait. Alleen geactiveerd als de ingebouwde
microfoon van de camera wordt gebruikt. Wanneer de windlterfunctie is
geactiveerd, worden ook lage bastonen verminderd.
249
Geluidsopname
Demper
Onderdrukt automatisch geluidsvervorming die door harde geluiden
ontstaat. Ook als u [Geluidsopname] instelt op [Automatisch] of
[Handmatig] om opnamen te maken, kan geluidsvervorming optreden
indien er een zeer hard geluid is. In dat geval wordt het aanbevolen om de
instelling [Inschakelen] te gebruiken.
Externe microfoon
Normaliter neemt de ingebouwde microfoon geluid in stereo op.
Als een externe microfoon met een mini-stereostekker (diameter van 3,5 mm)
wordt aangesloten op de aansluiting externe microfoon van de camera, krijgt
de externe microfoon prioriteit. Het gebruik van de stereo-richtmicrofoon DM-E1
(afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen.
z
Geluiden van Wi-Fi-handelingen kunnen worden opgenomen met de
ingebouwde of externe microfoon. Tijdens de geluidsopname wordt het gebruik
van de draadloze communicatiefunctie niet aanbevolen.
z
Sluit u een externe microfoon aan op de camera, steek de stekker dan
helemaal in de aansluiting.
z
Met de ingebouwde microfoon worden ook het bedieningsgeluid en het
mechanische geluid van de camera opgenomen tijdens de opnamen. Het
gebruik van de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) kan dit
soort geluiden in de lm verminderen.
z
Sluit geen ander apparaat dan een externe microfoon aan op de aansluiting
externe microfoon op de camera.
z
In de basismodi of de modus [
u
] zijn de beschikbare instellingen voor
[Geluidsopname] [Aan] en [Uit]. Stel deze optie in op [Aan] voor
automatische aanpassing van het geluidsniveau.
z
Audio wordt tevens uitgevoerd als de camera is aangesloten op een televisie
via HDMI behalve wanneer [Geluidsopname] is ingesteld op [Uitschakelen].
z
De geluidsvolumebalans tussen L (links) en R (rechts) kan niet worden
aangepast.
z
Geluid wordt opgenomen met een samplingfrequentie van 48 kHz/16-bits.
250
Time-lapsefilms
Foto's die worden opgenomen met het ingestelde interval, kunnen
automatisch achter elkaar worden gezet om een 4K- of Full HD-time-
lapselm te maken. Een time-lapselm geeft weer hoe een onderwerp
verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is eciënt
bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène,
groeiende planten, de beweging van hemellichamen enzovoort.
Time-lapselms worden opgenomen in de bestandsindeling MP4
met de volgende kwaliteit:
H
6W
(NTSC)/
H
5W
(PAL)
voor 4K-opnamen en
L 6 W
(NTSC)/
L 5 W
(PAL) voor
opnamen in Full HD.
De beeldsnelheid wordt automatisch aangepast volgens de instelling
[
5
: Videosysteem] (
=
502).
1
Selecteer een opnamemodus.
z
Selecteer [
k
] (
=
232) of [
M
]
(
=
234).
2
Selecteer [z: Time-lapse-movie].
3
Selecteer [Time-lapse].
4
Selecteer een scène.
z
Selecteer een scène volgens de
opnamesituatie.
z
Als u meer vrijheid wilt bij het handmatig
instellen van het opname-interval en het
aantal opnamen, selecteert u [Custom].
251
Time-lapselms
(1) (2)
5
Stel de opname-interval in.
z
Selecteer [Interval/ foto's].
z
Selecteer [Interval] (sec.). Gebruik de
pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om een
waarde in te stellen en druk vervolgens
op <
0
>.
z
Raadpleeg [
k
: Vereiste tijd] (1) en
[
3
: Afspeeltijd] (2) om de waarde in
te stellen.
Als [Custom] is ingesteld
z
Selecteer [Interval] (min.:sec.).
(Een interval van eenmaal per seconde
is niet beschikbaar.)
z
Druk op <
0
> om [
r
] weer te geven.
z
Stel het gewenste nummer in en druk
vervolgens op <
0
>. (U keert terug
naar [
s
].)
z
Selecteer [OK] om de instelling vast
te leggen.
6
Stel het aantal opnamen in.
z
Selecteer [Aant. opn.]. Gebruik de
pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om een
waarde in te stellen en druk vervolgens
op <
0
>.
z
Raadpleeg [
k
: Vereiste tijd] en [
3
:
Afspeeltijd] om de waarde in te stellen.
Als [Custom] is ingesteld
z
Selecteer het cijfer.
z
Druk op <
0
> om [
r
] weer te geven.
z
Stel het gewenste nummer in en druk
vervolgens op <
0
>. (U keert terug
naar [
s
].)
z
Controleer of [
3
: Afspeeltijd] niet
rood wordt weergegeven.
z
Selecteer [OK] om de instelling vast
te leggen.
252
Time-lapselms
z
Met [Scène**] worden de beschikbare intervallen en het aantal opnamen
beperkt volgens het type scène.
z
De bitsnelheid van
H
6
/
H
5
bedraagt circa 300 Mbps en de bitsnelheid
van
L6
/
L5
bedraagt circa 90 Mbps. Gebruik een kaart met een
afdoende schrijfsnelheid.
z
Als het aantal opnamen is ingesteld op 3600, duurt de time-lapselm circa
2 min. in NTSC en circa 2 min. 24 sec. in PAL.
7
Selecteer het gewenste
lmopnameformaat.
z
H
(3840×2160)
De lm wordt opgenomen in 4K-kwaliteit. De beeldverhouding is 16:9.
De beeldsnelheid is 29,97 fps (
6
) voor NTSC en 25,00 fps (
5
)
voor PAL. Films worden opgenomen in MP4-indeling (
C
) met ALL-I-
compressie (
W
).
z
L
(1920×1080)
De lm wordt opgenomen met een Full High-Denition-opnamekwaliteit
(Full HD). De beeldverhouding is 16:9. De beeldsnelheid is 29,97
fps (
6
) voor NTSC en 25,00 fps (
5
) voor PAL. Films worden
opgenomen in MP4-indeling (
C
) met ALL-I-compressie (
W
).
253
Time-lapselms
8
Congureer [Aut. belichting].
z
Vast 1e beeld
Wanneer u de eerste opname maakt, wordt een meting uitgevoerd om de
belichting automatisch aan te passen aan de helderheid. De belichting
die voor de eerste opname is ingesteld, wordt ook toegepast op alle
volgende opnamen. Overige opnamegerelateerde instellingen voor de
eerste opname worden ook toegepast op alle volgende opnamen.
z
Elk beeld
Meten wordt ook uitgevoerd voor elke volgende opname om de belichting
automatisch aan te passen aan de helderheid. Houd er rekening
mee dat als functies voor beeldstijl en witbalans worden ingesteld op
[Automatisch], deze automatisch worden ingesteld voor elke volgende
opname.
9
Congureer [Scherm auto uit].
z
Uitschakelen
Zelfs tijdens time-lapselmopnamen wordt het beeld weergegeven.
(Het scherm wordt alleen op het moment van de opname uitgeschakeld.)
Houd er rekening mee dat het scherm ongeveer 30 minuten na het begin
van de opname wordt uitgeschakeld.
z
Inschakelen
Houd er rekening mee dat het scherm ongeveer 10 seconden na het
begin van de opname wordt uitgeschakeld.
254
Time-lapselms
z
Tijdens time-lapse-lmopnamen kunt u op de knop <
B
> drukken om het
scherm in of uit te schakelen.
10
Stel de pieptoon in.
z
Selecteer [Pieptoon bij foto].
z
Als [Uitschak.] is ingesteld, klinkt de
pieptoon niet voor het opnemen.
(1) (2)
11
Controleer de instellingen.
(1) Vereiste tijd
Geeft de vereiste tijd aan voor het maken van het ingestelde aantal
opnamen met het ingestelde interval. Indien dit meer is dan 24 uur,
wordt “*** dagen” weergegeven.
(2) Afspeeltijd
Geeft de lmopnametijd (tijd die vereist is om de lm af te spelen) aan
bij het maken van de time-lapse 4K-lm of Full HD-lm op basis van
foto's die zijn gemaakt met de ingestelde intervallen.
12
Sluit het menu.
z
Druk op de knop <
M
> om het
menuscherm af te sluiten.
255
Time-lapselms
13
Lees de melding.
z
Lees de melding en selecteer [OK].
14
Maak testopnamen.
z
Zoals bij foto-opnamen stelt u de
belichting en opnamefuncties in en drukt
u de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
z
Druk de ontspanknop helemaal in
om testopnamen te maken. De foto's
worden op de kaart opgenomen.
z
Als er geen problemen zijn met de
testopnamen, gaat u verder naar de
volgende stap.
z
Herhaal deze stap als u opnieuw
testopnamen wilt maken.
z
Testopnamen worden vastgelegd in JPEG
73
-kwaliteit.
z
U kunt de maximumlimiet voor ISO auto in de modus [
k
] of in de modus
[
M
] met ISO auto instellen in [
a
Max voor auto] onder [
z
:
k
ISO-
snelheidsinst.] (
=
277).
z
Als u [Half ingedrukt] onder [
5
: Functie sluiterknop v. movies] hebt
ingesteld op [Meten+
k
Servo AF], verandert dit automatisch in [Meten+1-
beeld AF] als u time-lapselmopnamen instelt.
256
Time-lapselms
15
Druk op de lmopnameknop.
z
De camera is nu klaar om te beginnen
met de opname van een time-lapselm.
z
Als u wilt terugkeren naar stap 14, drukt
u nogmaals op de lmopnameknop.
(1) (2)
16
Maak de time-lapselm.
z
Druk op de knop <
B
> en controleer
opnieuw de “Vereiste tijd (1)” en
“Interval (2)” die op het scherm worden
weergegeven.
z
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname van de time-lapselm te
starten.
z
Automatische scherpstelling werkt niet
tijdens time-lapselmopname.
z
Tijdens het opnemen van de time-
lapselm wordt [
o
REC] weergegeven.
z
Als het ingestelde aantal opnamen
is gemaakt, wordt de time-
lapselmopname stopgezet.
z
Om het opnemen van time-lapselms
te annuleren, stelt u [Time-lapse] in
op [Uitschak.].
257
Time-lapselms
z
Als de kaart onvoldoende vrije ruimte heeft om het ingestelde aantal opnamen
op te slaan, wordt [Afspeeltijd] rood weergegeven. Hoewel de camera kan
doorgaan met het maken van opnamen, wordt het opnemen stopgezet als de
kaart vol is.
z
Als de lmbestandsgrootte 4 GB overschrijdt met de instellingen [Aant. opn.]
en als de kaart niet is geformatteerd in exFAT (
=
491), wordt [Afspeeltijd]
rood weergegeven. Als u in deze omstandigheden blijft opnemen en de
lmbestandsgrootte 4 GB bereikt, wordt de time-lapselmopname gestopt.
z
Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense
kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de
interne onderdelen van de camera.
z
Time-lapselms kunnen niet worden opgenomen wanneer de camera op een
computer is aangesloten met de interfacekabel of wanneer een HDMI-kabel is
aangesloten.
z
Servo AF voor lms functioneert hier niet.
z
Als de sluitertijd 1/30 seconde of langer is, wordt de belichting van de lm
mogelijk niet correct weergegeven (kan afwijken van de belichting van de
resulterende lm).
z
Zoom niet met de lens tijdens time-lapselmopnamen. Als u dit wel doet,
kan het beeld onscherp worden, kan de belichting wijzigen of kan de
lensafwijkingscorrectie mogelijk niet juist functioneren.
z
Wanneer u een time-lapse-lmopname maakt onder een ikkerende lichtbron,
worden mogelijk zichtbare beeldikkeringen, horizontale strepen (ruis) of
onregelmatige belichting opgenomen.
z
Opnamen die worden weergegeven wanneer time-lapselms worden
opgenomen, kunnen er anders uitzien dan de denitieve lm. (Er kan mogelijk
onregelmatige helderheid zijn door ikkerende lichtbronnen of ruis door een
hoge ISO-snelheid.)
z
Wanneer u een time-lapse-lmopname maakt bij weinig licht, kan het beeld
dat wordt weergegeven tijdens het opnemen afwijken van de opname die
in werkelijkheid in de lm is opgenomen. In dergelijke gevallen knippert het
pictogram [
g
].
z
Als u de camera van links naar rechts beweegt (panning) of een bewegend
onderwerp opneemt terwijl u een time-lapse-lmopname maakt, kan het beeld
er extreem vervormd uitzien.
z
Tijdens time-lapse-lmopnamen werkt de functie voor het automatisch
uitschakelen van de camera niet. Bovendien kunt u de opnamefunctie- en
menufunctie-instellingen niet aanpassen, kunt u geen opnamen afspelen
enzovoort.
z
Er wordt geen geluid opgenomen voor time-lapselms.
z
Met time-lapselmopnamen kunt u de ontspanknop volledig indrukken om
de lmopname te starten of te stoppen, ongeacht de instelling [
5
: Functie
sluiterknop v. movies].
z
Als [Interval] is ingesteld op minder dan 3 sec. en [Aut. belichting] is ingesteld
op [Elk beeld] en de helderheid verschilt aanzienlijk van de voorgaande
opname, neemt de camera mogelijk niet op met het ingestelde interval.
258
Time-lapselms
z
Als de sluitertijd langer is dan het opname-interval (zoals bij een lange belichting)
of als automatisch een lange sluitertijd wordt ingesteld, neemt de camera
mogelijk niet op met het ingestelde interval. De opname kan tevens worden
voorkomen door opname-intervallen die vrijwel gelijk zijn aan de sluitertijd.
z
Als de volgende geplande opname niet mogelijk is, wordt deze overgeslagen.
Dit kan de opnametijd van de gemaakte time-lapselm korter maken.
z
Als de tijd die nodig is om op de kaart op te nemen, langer is dan het opname-
interval vanwege de ingestelde opnamefuncties of kaartprestaties, kunnen
sommige opnamen niet worden gemaakt met de ingestelde intervallen.
z
Zelfs als [Scherm auto uit] is ingesteld op [Uitschak.], wordt het scherm
uitgeschakeld tijdens de belichting. Merk ook op dat beelden mogelijk niet
worden weergegeven als het interval tussen opnamen te kort is.
z
De vastgelegde beelden worden niet opgenomen als foto's. Zelfs wanneer u de
time-lapse-lmopname annuleert nadat één opname is gemaakt, wordt deze
opgenomen als een lmbestand.
z
Als u de camera met de interfacekabel aansluit op een computer en EOS Utility
(EOS-software) gebruikt, stelt u [
z
: Time-lapse-movie] in op [Uitschak.]. Als
een optie anders dan [Uitschak.] geselecteerd is, kan de camera niet met de
computer communiceren.
z
Tijdens time-lapse-lmopnamen werkt Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van
de lens niet.
z
Het opnemen van time-lapselms stopt en de optie wordt ingesteld op
[Uitschak.] als u de aan-uitschakelaar op <
2
> zet of als automatisch
uitschakelen wordt geactiveerd.
z
Zelfs wanneer er een itser wordt gebruikt, zal deze niet itsen.
z
De volgende handelingen annuleren stand-by voor time-lapse-lmopnamen en
wisselen de instelling naar [Uitschak.].
y
[Reinig nu
f
] selecteren onder [
5
: Sensorreiniging] of [Basis instell.]
selecteren onder [
5
: Camera resetten].
y
Draaien aan het programmakeuzewiel.
z
Als u de time-lapselmopname begint terwijl het witte pictogram [
s
]
(
=
224) wordt weergegeven, kan de beeldkwaliteit van de time-lapselm
afnemen. Aanbevolen wordt dat u de time-lapselmopname start nadat het
witte pictogram [
s
] verdwijnt (als de interne temperatuur van de camera is
gedaald).
z
Als [Aut. belichting] ingesteld is op [Elk beeld], worden in bepaalde modi de
ISO-snelheid, sluitertijd en diafragmawaarde mogelijk niet vastgelegd in de
Exif-informatie van de time-lapselm.
259
Time-lapselms
z
U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
z
Het wordt aanbevolen om vooraf testopnamen te maken zoals in stap 14 en
om testlms voor time-lapselms te maken.
z
De dekking van de zichthoek van de lm voor het maken van 4K- en Full HD-
time-lapselms is circa 100%.
z
Als u de time-lapse-lmopname die wordt uitgevoerd wilt annuleren, drukt u de
ontspanknop helemaal in of drukt u op de lmopnameknop. De time-lapse-
lmopname tot nu toe wordt op de kaart opgeslagen.
z
Als de vereiste tijd voor opnamen meer dan 24 uur is, maar niet meer dan 48
uur, wordt “2 dagen” weergegeven. Als drie of meer dagen vereist zijn, wordt
het aantal dagen aangegeven in stappen van 24 uur.
z
Zelfs wanneer de afspeeltijd van de time-lapselm minder is dan 1 seconde,
wordt nog steeds een lmbestand aangemaakt. Voor [Afspeeltijd] wordt
“00'00"”” weergegeven.
z
Als het maken van opnamen lang duurt, wordt aanbevolen om accessoires voor
aansluiting op een gewoon stopcontact te gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar).
z
YCbCr 4:2:0 (8-bit) kleurmonstering en de Rec. ITU-R BT.709-kleurruimte
wordt gebruikt voor time-lapselms in 4K/Full HD.
260
Time-lapselms
z
U kunt de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruiken om de time-lapselmopname te starten en te stoppen.
Met draadloze afstandsbediening BR-E1
y
Koppel de draadloze afstandsbediening BR-E1 eerst met de camera (
=
446).
y
Zorg ervoor dat [
z
: Afst.bediening] ingesteld is op [Inschak.].
y
Maak testopnamen en wanneer de camera gereed is om opnamen te maken
(zoals in stap 15 op
=
256), zet u de ontspantijd-/lmopnameschakelaar
van de BR-E1 op <
o
> (onmiddellijk ontspannen) of <2> (ontspannen na een
vertraging van 2 sec.).
y
Als de schakelaar van de afstandsbediening is ingesteld op <
k
>,
kan de time-lapse-lmopname niet starten.
Instelling camerastatus/
afstandsbediening
<
o
> Onmiddellijk
ontspannen
<2> 2-sec. vertraging
<
k
> Filmopname
Testopnamescherm Testopname Tot opnamemodus
Opnamemodus Start de opname Tot testopnamescherm
Tijdens time-lapse-
lmopnamen
Opname wordt beëindigd Opname wordt beëindigd
261
Videosnapshots
Neem een reeks korte videosnapshots op, elk van een paar seconden lang,
en de camera combineert deze om een videosnapshotalbum te maken
waarin de hoogtepunten van uw reis of gebeurtenis worden weergegeven.
Videosnapshots zijn beschikbaar wanneer het lmopnameformaat is
ingesteld op
L6X
(NTSC) of
L5X
(PAL).
Videosnapshotalbums kunnen ook worden afgespeeld met
achtergrondmuziek (
=
353).
Een videosnapshotalbum maken
Video
snapshot 1
Video
snapshot 2
Video
snapshot **
Videosnapshotalbum
1
Selecteer een opnamemodus.
z
Selecteer [
k
] (
=
232
) of [
M
]
(
=
234
).
2
Selecteer [z: Videosnapshot].
3
Selecteer [Inschakelen].
262
Videosnapshots
4
Selecteer [Albuminstellingen].
5
Selecteer [Nieuw album maken].
z
Lees de melding en selecteer [OK].
6
Geef de afspeeltijd op.
z
Geef de afspeeltijd per videosnapshot op.
7
Geef het afspeeleect op.
z
Deze instelling bepaalt hoe snel albums
worden afgespeeld.
(1)
8
Controleer de vereiste opnametijd.
z
De vereiste tijd voor het opnemen van
elke videosnapshot wordt aangeduid
(1) op basis van de afspeeltijd en het
afspeeleect.
263
Videosnapshots
(2)
9
Sluit het menu.
z
Druk op de knop <
M
> om het menu
te sluiten.
z
Een blauwe balk wordt weergegeven om
de opnametijd (2) aan te duiden.
10
Neem de eerste videosnapshot op.
z
Druk op de lmopnameknop om een
opname te starten.
z
De blauwe balk die de opnametijd
aangeeft, loopt langzaam terug en nadat
de opgegeven tijd is verstreken, stopt de
opname automatisch.
z
Er wordt een bevestigingsbericht
weergegeven (
=
264).
11
Sla de opname op als
videosnapshotalbum.
z
Selecteer [
J
Sla op als album].
z
De clip wordt opgeslagen als de eerste
videosnapshot in het album.
12
Neem uw volgende
videosnapshots op.
z
Herhaal stap 10 om de volgende
videosnapshot te maken.
z
Selecteer [
J
Voeg toe aan album].
z
U kunt een ander album maken door
[
W
Sla op als nieuw album] te
selecteren.
z
Herhaal stap 12 indien nodig.
264
Videosnapshots
13
Stop met het maken van
videosnapshots.
z
Stel [Videosnapshot] in op
[Uitschakelen]. Om terug te keren
naar normale lmopname moet u niet
vergeten [Uitschakelen] op te geven.
z
Druk op de knop <
M
> om het menu
te sluiten en terug te keren naar de
normale lmopnamen.
Opties in stap 11 en 12
Functie Beschrijving
J
Sla op als album (stap 11)
Slaat de clip op als de eerste videosnapshot in
een album.
J
Voeg toe aan album (stap 12)
Voegt de huidige videosnapshot toe aan het
album dat het meest recent werd opgenomen.
W
Sla op als nieuw album (stap 12)
Maakt een nieuw album en slaat de clip op als
de eerste videosnapshot. Dit albumbestand
verschilt van het album dat het meest recent werd
opgenomen.
1
Speel videofoto af
(stappen 11, 12)
Speelt de zojuist opgenomen videosnapshot af.
r
Sla niet op in album (stap 11)
r
Verwijder zonder opslaan in
album (stap 12)
Verwijdert de recent opgenomen videosnapshot
zonder deze op te slaan in een album. Selecteer
[OK] in het bevestigingsdialoogvenster.
z
Als u verkiest om de volgende videosnapshot onmiddellijk op te nemen, stelt
u [Bevest.ber. wrg.] onder [
z
: Videosnapshot] in op [Uitschak.]. Met deze
instelling kunt u de volgende videosnapshot onmiddellijk opnemen zonder een
bevestigingsbericht.
265
Videosnapshots
Toevoegen aan een bestaand album
1
Selecteer [Aan bestaand album
toevoegen].
z
Voer stap 5 op
=
262 uit om
[Aan bestaand album toevoegen] te
selecteren.
2
Selecteer een bestaand album.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om een bestaand album te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
z
Selecteer [OK].
z
Sommige videosnapshotinstellingen
zullen worden bijgewerkt zodat deze
overeenkomen met de instellingen van
het bestaande album.
3
Sluit het menu.
z
Druk op de knop <
M
> om het menu
te sluiten.
z
Het scherm voor het opnemen van
videosnapshots wordt weergegeven.
4
Neem een videosnapshot op.
z
Neem de videosnapshot op
zoals beschreven in stap 10 van
“Videosnapshots” (
=
261).
z
U kunt geen album selecteren dat met een andere camera is gemaakt.
Algemene waarschuwingen voor videosnapshots
z
Er wordt geen geluid opgenomen wanneer u [Afspeeleect] instelt op [1/2 x
snelheid] of [2 x snelheid].
z
De opnametijd per videosnapshot is slechts bij benadering. Deze kan enigszins
verschillen van de werkelijke opnametijd die tijdens het afspelen wordt
aangegeven omwille van de beeldsnelheid en andere factoren.
266
Miniatuureffectfilm
Door beeldgebieden buiten een geselecteerd gebied te vervagen, kunt
u lms opnemen met het eect van een miniatuurmodel.
1
Selecteer een opnamemodus.
z
Selecteer [
k
] (
=
232) of [
M
]
(
=
234).
2
Selecteer [c].
z
Druk op <
0
> en selecteer in het
scherm Snel instellen [
c
] in [
].
3
Verplaats het scènekader.
z
Om het scènekader te kunnen
verplaatsen (oranje weergegeven), drukt
u op de knop <
S
> of tikt u rechtsonder
in het scherm op [
r
].
z
Door op [
T
] te tikken, kunt u het
scènekader horizontaal of verticaal
zetten.
z
Wanneer het scènekader horizontaal
staat, kunt u het verticaal zetten met
de toetsen <
Y
> <
Z
>. Wanneer het
scènekader verticaal staat, kunt u het
horizontaal zetten met de toetsen
<
W
> <
X
>.
z
Gebruik de toetsen <
W
> <
X
> of <
Y
>
<
Z
> om het scènekader te verplaatsen.
Druk op de knop <
B
> om het
scènekader weer in het midden te zetten.
z
Druk op <
0
> om de positie van het
scènekader te bevestigen.
267
Miniatuureectlm
4
Verplaats het AF-punt.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
V
> om
het AF-punt te verplaatsen naar de
positie waarop u wilt scherpstellen. Druk
vervolgens op <
0
>.
5
Neem de lm op.
Geschatte afspeelsnelheid en tijd voor een lm die één minuut
lang wordt opgenomen
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
z
Er wordt geen geluid opgenomen.
z
U kunt de snelheid wijzigen door bij stap 2 op de knop <
B
> te drukken.
z
Om mensen en objecten in de scène snel te laten bewegen tijdens het
afspelen, selecteert u [
], [ ] of [ ] voordat u de lm opneemt. De scène
zal op een miniatuurmodel lijken.
268
Digitale beeldstabilisatie voor films
De interne beeldstabilisatie corrigeert cameratrillingen tijdens het lmen.
Deze functie heet “Digitale beeldstabilisatie voor lms”. Met digitale
beeldstabilisatie voor lms kunnen beelden ook worden gestabiliseerd als
een lens zonder Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) wordt gebruikt. Bij het
gebruik van een lens met ingebouwde Image Stabilizer (Beeldstabilisatie)
stelt u de schakelaar voor Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van het lens
op <
1
>.
1
Selecteer [z: IS-instellingen].
2
Selecteer [k Digitale IS].
3
Selecteer een instelitem.
z
Uitschakelen (
v
)
Beeldstabilisatie met digitale beeldstabilisatie van lms is uitgeschakeld.
z
Inschakelen (
w
)
Cameratrillingen worden gecorrigeerd. Het beeld wordt iets vergroot.
z
Vergroot (
x
) (niet weergegeven voor foto-opnamen.)
In vergelijking met wanneer [Inschak.] is ingesteld, worden krachtiger
cameratrillingen gecorrigeerd. De opname wordt sterker vergroot.
269
Digitale beeldstabilisatie voor lms
Combination IS
Een nog eectievere correctie is mogelijk door op te nemen met digitale
beeldstabilisatie van lms en een lens die compatibel is met Combination
IS, waardoor optische en digitale beeldstabilisatie door lens en camera
worden gecorrigeerd.
z
Digitale beeldstabilisatie van lms werkt niet als de schakelaar voor Image
Stabilizer (Beeldstabilisatie) van het lens is ingesteld op <
2
>.
z
Digitale beeldstabilisatie van lms werkt niet bij langere lenzen dan 800 mm.
z
Stabilisatie door digitale beeldstabilisatie van lms is mogelijk minder eectief
onder bepaalde lmopnameformaten.
z
Hoe breder de beeldhoek (groothoek) is, hoe eectiever de stabilisatie is. Hoe
smaller de beeldhoek (telefoto) is, hoe minder eectief de beeldstabilisatie is.
z
Bij gebruik van een statief raden we aan dat u digitale beeldstabilisatie voor
lms instelt op [Uitschak.].
z
Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan het
onderwerp duidelijk vaag worden (het onderwerp ziet er tijdelijk onscherp uit)
als gevolg van de eecten van Digitale beeldstabilisatie van lms.
z
Bij gebruik van een TS-E-lens, visooglens of lens die niet van het merk
Canon is, raden we aan dat u de digitale beeldstabilisatie voor lms instelt op
[Uitschak.].
z
Omdat digitale beeldstabilisatie voor lms het beeld vergroot, ziet de opname er
korreliger uit. Ook kunnen dan ruis, lichtvlekken, enzovoort zichtbaar worden.
z
Ga naar de website van Canon voor meer informatie over lenzen die
compatibel zijn met Combination IS.
z
“+” wordt toegevoegd aan het pictogram voor digitale beeldstabilisatie van lms
(
=
268) als een lens wordt gebruikt die compatibel is met Combination IS.
270
Automatisch corrigeren voor films
Automatisch corrigeren helpt u om lms recht te houden terwijl u ze
opneemt. Zodra de opname begint, kan het weergavegedeelte worden
versmald en kunnen onderwerpen worden vergroot.
1
Selecteer [z: k Auto. corrig.].
2
Selecteer [Inschak.].
z
Beschikbaar als [
k
Digitale IS] ingesteld is op [Uitschak.].
271
Servo AF voor films
Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het
onderwerp tijdens lmopname.
1
Selecteer [z: Servo AF v. mov.].
2
Selecteer [Inschak.].
z
Als [Inschak.] is ingesteld:
z
De camera stelt voortdurend op het onderwerp scherp, ook wanneer
u de ontspanknop niet half indrukt.
z
Om de scherpte op een specieke positie te houden of als u liever
geen mechanische geluiden van de lens vastlegt, kunt u tijdelijk
Servo AF voor lms stopzetten door [
Z
] linksonder in het scherm
aan te raken.
z
Als Servo AF voor lms wordt onderbroken en u terugkeert naar
lmopnamen nadat u op de knop <
M
> of <
x
> hebt gedrukt of
de AF-methode hebt gewijzigd, wordt Servo AF voor lms hervat.
z
Als [Uitschak.] is ingesteld:
z
Druk de ontspanknop half in of druk op de AF-startknop om scherp
te stellen.
272
Servo AF voor lms
Aandachtspunten wanneer [Servo AF v. mov.] is ingesteld op
[Inschak.]
z
Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld
y
Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af
beweegt.
y
Een onderwerp dat zich op korte afstand van de camera beweegt.
y
Opnamen met een hoger f-getal.
y
Zie ook “Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld”
(
=
208).
z
Aangezien de lens constant wordt aangedreven en accustroom wordt verbruikt,
wordt de mogelijke lmopnametijd (
=
580) ingekort.
z
Bij bepaalde lenzen kan het geluid van de scherpstellende lens in de
lm hoorbaar zijn. In dergelijke gevallen kan het gebruik van de stereo-
richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) dit soort geluiden in de lm
verminderen.
z
Servo AF voor lms wordt gepauzeerd tijdens zoomen of vergrote weergave.
z
Als een onderwerp tijdens een lmopname de camera nadert of van de camera
af beweegt, of als u de camera horizontaal of verticaal beweegt (“pannen”),
kan de vastgelegde lm kortstondig uitrekken of krimpen (de beeldvergroting
verandert).
273
Servo AF voor lms
Volggevoeligheid van Servo AF voor lms
U kunt de trackinggevoeligheid instellen (op een van zeven niveaus) wat
het reactievermogen beïnvloedt als het onderwerp uit een AF-punt verdwijnt
tijdens Servo AF voor lms, bijvoorbeeld omdat voorwerpen over AF-punten
bewegen of tijdens het pannen.
1
Selecteer [z: Track.gev.Servo AF
movies].
z
Vergrendeld: –3/–2/–1
Met deze instelling is de kans kleiner
dat de camera een ander onderwerp
gaat volgen als het hoofdonderwerp
het AF-punt verlaat. Hoe dichter de
instelling bij het minteken (-) staat,
hoe minder is de camera geneigd om
een ander onderwerp te volgen. Dit is
eectief wanneer u wilt voorkomen dat
de AF-punten snel iets anders volgen
dan het beoogde onderwerp tijdens
pannen of wanneer er een obstakel voor
de AF-punten komt.
Gevoelig: +1/+2/+3
Hiermee reageert de camera sneller bij het volgen van een onderwerp
dat voor het AF-punt komt. Hoe dichter de instelling bij het plusteken
(+) staat, hoe sneller reageert de camera. Dit is eectief wanneer
u een bewegend onderwerp wilt blijven volgen terwijl de afstand ervan
tot de camera verandert, of als u snel wilt kunnen scherpstellen op
een ander onderwerp.
z
Beschikbaar als [
z
: Servo AF v. mov.] ingesteld is op [Inschak.]
en [
z
: AF-methode] ingesteld is op [1-punt AF].
z
De werking wanneer [
z
: AF-methode] ingesteld is op een andere optie dan
[1-punt AF] komt overeen met een instelling van [0].
274
Servo AF voor lms
Servo AF-snelheid voor lms
U kunt de AF-snelheid van Servo AF voor lms en de gebruiksomstandighe-
den ervan instellen.
De functie wordt ingeschakeld bij gebruik van een lens die ondersteuning
biedt voor langzame overgang van de scherpstelling tijdens het maken van
lmopnamen*.
1
Selecteer [z: Servo AF-snelheid v.
movies].
z
Wanneer actief:
U kunt [Altijd aan] instellen om de
AF-snelheid altijd actief bij het maken
van lmopnamen (voor en tijdens
de lmopname) of u kunt [Tijdens
opnemen] instellen om de AF-snelheid
alleen actief te maken tijdens
lmopnamen.
z
AF-snelheid:
U kunt de AF-snelheid (overgangs-
snelheid van scherpstelling) aanpassen
van de standaardsnelheid (0) tot
langzaam (een van zeven niveaus) of
snel (een van twee niveaus) om het
gewenste eect voor het maken van
lms te verkrijgen.
* Lenzen die een langzame overgang van de scherpstelling
tijdens lmopnamen ondersteunen
USM- en STM-lenzen die in en na 2009 op de markt zijn gekomen, zijn
compatibel. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie.
275
Servo AF voor lms
z
Bij bepaalde lenzen wordt de snelheid mogelijk niet gewijzigd, zelfs niet
wanneer u de AF-snelheid aanpast.
z
Beschikbaar als [
z
: Servo AF v. mov.] ingesteld is op [Inschak.]
en [
z
: AF-methode] ingesteld is op [1-punt AF].
z
De werking wanneer [
z
: AF-methode] ingesteld is op een andere optie dan
[1-punt AF] komt overeen met het instellen van [AF-snelheid] op [Standaard (0)].
z
Een sterretje rechts van [
z
: Servo AF-snelheid v. movies] geeft aan dat de
standaardinstelling is aangepast.
276
Overige menufuncties
[
z
1]
z
Lensafwijkingscorrectie
Omgevingslicht en chromatische aberratie kunnen tijdens lmopnamen
worden gecorrigeerd. Zie
=
128 voor informatie over de
lensafwijkingscorrectie.
z
Opnamen maken met de afstandsbediening
Als [Inschak.] is ingesteld, kunt u lmopnamen starten of stoppen met
de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar).
Koppel eerst de BR-E1 met de camera (
=
446).
Met draadloze afstandsbediening BR-E1
Zet voor normale lmopnamen de ontspantijd-/lmopnameschakelaar
van de BR-E1 op <
k
> en druk vervolgens op de ontspanknop.
Zie
=
260 voor informatie over het opnemen van time-lapselms.
277
Overige menufuncties
[
z
2]
z
k
ISO-snelheidsinstellingen
ISO-snelheid
M
In de modus [
M
] kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen. U kunt
ook ISO auto selecteren.
ISO-snelheidsbereik
Bij lmopnamen kunt u het bereik van de handmatige ISO-snelheid
(minimum- en maximumlimieten) instellen.
Max voor auto
U kunt de maximumlimiet voor ISO auto bij lmopnamen in de modus
[
k
] of in de modus [
M
] met ISO auto instellen.
a
Max voor auto
U kunt de maximumlimiet voor ISO auto bij time-lapselmopnamen in
de modus [
k
] of in de modus [
M
] met ISO auto instellen.
z
ISO 25600 voor lmopnamen is een uitgebreide ISO-snelheid (aangeduid met [H]).
z
Prioriteit voor lichte tonen
U kunt bij het opnemen van lms overbelichte, vervaagde highlights
verminderen. Zie
=
150 voor informatie over prioriteit voor lichte tonen.
z
[Vergroot] is niet beschikbaar (wordt niet weergegeven) bij het opnemen van
lms terwijl [
z
: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is.
278
Overige menufuncties
[
z
5]
z
HDMI-informatieweergave
U kunt het informatiedisplay congureren
voor de uitvoer van opnamen via een
HDMI-kabel.
Met info
De opname, de opname-informatie, AF-punten en andere informatie
worden via HDMI op het andere apparaat weergegeven. Houd
er rekening mee dat het camerascherm uitgeschakeld wordt.
Opgenomen lms worden op de kaart opgeslagen.
Schone /
H
-uitvoer
HDMI-uitvoer bestaat alleen uit 4K-lms. Opname-informatie en
AF-punten worden ook weergegeven op de camera, maar er wordt
geen opname opgenomen op de kaart. Houd er rekening mee dat
Wi-Fi-communicatie niet beschikbaar is.
Schone /
L
-uitvoer
HDMI-uitvoer bestaat alleen uit Full HD-lms. Opname-informatie en
AF-punten worden ook weergegeven op de camera, maar er wordt
geen opname opgenomen op de kaart. Houd er rekening mee dat
Wi-Fi-communicatie niet beschikbaar is.
279
Overige menufuncties
[
z
6]
z
k
Automatische langzame sluiter
U kunt kiezen of u lms wilt opnemen
die helderder zijn dan wanneer deze
optie ingesteld is op [Uitschak.] door de
sluitertijd automatisch te verlengen bij
weinig licht.
Van toepassing wanneer de beeldsnelheid
van het lmopnameformaat
8
of
7
is.
Uitschakelen
Hiermee kunt u lms opnemen met vloeiendere en natuurlijkere
bewegingen, die minder worden beïnvloed door trillingen van het
onderwerp dan wanneer deze optie op [Inschak.] ingesteld is. Bij
weinig licht kunnen lms donkerder kunnen zijn dan wanneer de
instelling [Inschak.] is.
Inschakelen
Hiermee kunt u lichtere lms opnemen dan wanneer de instelling
[Uitschak.] is door de sluitertijd automatisch te beperken tot
1/30 sec. (NTSC) of 1/25 sec. (PAL) bij weinig licht.
z
Aanbevolen wordt om dit in te stellen op [Uitschak.] bij het opnemen van
bewegende onderwerpen bij weinig licht of als nabeelden zoals sporen
optreden.
280
Algemene aandachtspunten bij het maken
van filmopnamen
Rood [
E
] waarschuwingspictogram voor interne temperatuur
z
Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurige
lmopnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood
pictogram [
E
].
z
Het rode pictogram [
E
] geeft aan dat de lmopname binnenkort automatisch
wordt beëindigd. U kunt in dat geval geen opnamen meer maken totdat de
interne temperatuur van de camera is gedaald. Schakel de camera uit en laat
deze enige tijd afkoelen.
z
Wanneer u gedurende lange tijd bij een hoge temperatuur lmopnamen maakt,
wordt het rode pictogram [
E
] eerder weergegeven. Schakel de camera altijd
uit als u geen opnamen maakt.
z
Wordt [
F
] weergegeven, zie dan
=
565.
Opname- en beeldkwaliteit
z
Ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt, is beeldstabilisatie altijd actief
wanneer u een EF-M-lens gebruikt terwijl [IS modus] [
z
: IS-instellingen]
ingesteld is op [Inschakelen] of wanneer u een EF- of EF-S-lens gebruikt
terwijl de beeldstabilisatieschakelaar ingesteld is op <
1
>. Image Stabilizer
(Beeldstabilisatie) gebruikt accustroom en kan de totale lmopnametijd doen
afnemen afhankelijk van de opnameomstandigheden. Wanneer de Image
Stabilizer (Beeldstabilisatie) niet nodig is, bijvoorbeeld bij gebruik van een
statief, wordt aanbevolen dat u de IS-schakelaar op <
2
> zet.
z
Als de helderheid verandert terwijl u een lm opneemt met automatische
belichting, dan kan het lijken of de lm tijdelijk stopt. In dergelijke gevallen
neemt u lms op met handmatige belichting.
z
Als zich een zeer felle lichtbron in beeld bevindt, kan het heldere gedeelte op
het scherm zwart lijken. Films worden bijna precies zo opgenomen als deze
worden weergegeven op het scherm.
z
Beeldruis of onregelmatige kleuren kunnen optreden bij opnamen met hoge
ISO-snelheid, hoge temperaturen, lange sluitertijden of bij weinig licht. Films
worden vrijwel exact zo opgenomen zoals ze op het scherm verschijnen,
behalve bij het opnemen van time-lapselms.
z
Als u een lm afspeelt met andere apparaten kan de beeld- of geluidskwaliteit
afnemen of kan weergave zelfs niet mogelijk zijn (zelfs als de apparaten MP4-
bestanden ondersteunen).
281
Algemene aandachtspunten bij het maken van lmopnamen
Opname- en beeldkwaliteit
z
Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt,
wordt tijdens lmopnamen rechts in het scherm mogelijk
een indicator weergegeven. Deze geeft aan hoeveel
gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven
(beschikbare capaciteit van het interne buergeheugen).
Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt.
Als de indicator (1) vol raakt, wordt de lmopname
automatisch gestopt.
z
Als de kaart een hoge schrijfsnelheid heeft, wordt de indicator ofwel niet
weergegeven of het niveau (indien weergegeven) zal nauwelijks omhoog gaan.
Neem eerst een paar testlms op om te zien of de schrijfsnelheid van de kaart
hoog genoeg is.
z
Als de indicator aangeeft dat de kaart vol is en de lmopname automatisch
stopt, kan het gebeuren dat het geluid aan het einde van de lm niet goed
wordt opgenomen.
z
Als de schrijfsnelheid van de kaart te laag is (als gevolg van fragmentatie) en
de indicator wordt weergegeven, kunt u de schrijfsnelheid verhogen door de
kaart te formatteren.
Audiobeperkingen
z
De volgende beperkingen gelden wanneer u lms opneemt met geluid.
y
Voor ongeveer de laatste twee frames wordt geen geluid opgenomen.
y
Wanneer u lms afspeelt onder Windows, lopen het beeld en geluid mogelijk
niet helemaal synchroon.
(1)
282
283283
Opnamen maken met
de itser
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u opnamen maakt met de ingebouwde
itser of een externe itser (EL/EX Speedlites).
z
De itser kan niet worden gebruikt tijdens lmopnamen.
z
AEB is niet beschikbaar bij itsfotograe.
 
284
Opnamen maken met de ingebouwde flitser
Het gebruik van de ingebouwde itser wordt aanbevolen wanneer het
pictogram [
I
] op het scherm verschijnt, wanneer u overdag opnamen
maakt van onderwerpen met tegenlicht of wanneer u opnamen maakt bij
weinig licht.
1
Gebruik de hendel <I> om de
ingebouwde itser uit te klappen.
2
Druk de ontspanknop half in.
Controleer of het pictogram [
I
] op het
scherm verschijnt.
3
Maak de opname.
De ingebouwde itser gaat af volgens
de instellingen van [Flitsen] (
=
290).
Wilt u de ingebouwde itser na de
opname weer inklappen, duw deze dan
omlaag met uw vingers totdat de itser
op zijn plaats klikt.
Bereik van de ingebouwde itser bij benadering
(Maximaal bereik bij benadering in meters)
ISO-snelheid
(
=
143)
EF-M15-45mm f/3.5-6.3 IS STM
Groothoekzijde Telezijde
f/3.5 f/6.3
400 2.6 / 8.6 1.5 / 4.8
3200 7.4 / 24.4 4.1 / 13.6
* Wanneer u opnamen maakt van onderwerpen veraf bij hoge ISO-waarden of onder
bepaalde onderwerpomstandigheden kan het eventueel niet mogelijk zijn om de
standaardbelichting te verkrijgen.
285
Opnamen maken met de ingebouwde itser
Sluitertijd en diafragmawaarde bij itsfotograe
Opnamemodus Sluitertijd
Diafragmawaarde
d
Automatisch (1/200–30 sec.)*
Automatisch
ingesteld
s
Handmatig (1/200–30 sec.)
Automatisch
ingesteld
f
Automatisch (1/200–30 sec.)*
Handmatig
ingesteld
4
Handmatig (1/200–30 sec.)
Handmatig
ingesteld
* Wanner [Slow sync] onder [
z
: Flitsbesturing] ingesteld is op [1/200-30 sec. auto].
z
Gebruik de ingebouwde itser alleen als deze volledig is uitgeklapt.
z
De onderkant van beelden kan donker zijn als licht van de ingebouwde itser
wordt belemmerd door een lenskap of een onderwerp dat te dichtbij is.
z
Is de onderkant van beelden donker wanneer u supertelelenzen of lenzen met
een grote diameter gebruikt, overweeg dan een externe Speedlite te gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar,
=
300).
Flitsfotograe in de modus <
f
>
De itssterkte wordt automatisch aangepast om een juiste itsbelichting te
bieden voor de door u ingestelde diafragmawaarde.
Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatisch
itsmeetmethode en de achtergrond met een lange sluitertijd om een
standaardbelichting voor zowel het onderwerp als de achtergrond te
verkrijgen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
286
Opnamen maken met de ingebouwde itser
Flitsbelichtingscompensatie
M
Net zoals de belichtingscompensatie kan worden ingesteld, kunt u ook de
itssterkte van de ingebouwde itser wijzigen.
1
Druk op de knop <D>.
2
Druk op de knop <M>.
3
Selecteer [2bel.comp.].
4
Stel de waarde voor de
compensatie in.
Wilt u de itsbelichting helderder
maken, stel de compensatiewaarde
dan in richting [Helderder] (positieve
compensatie). Wilt u de belichting
donkerder maken, stel de waarde dan
in richting [Donkerder] (negatieve
compensatie).
Bent u klaar met het maken van
opnamen, volg dan stap 1–4 om de
compensatiewaarde weer op nul te zetten.
287
Opnamen maken met de ingebouwde itser
z
Als [
z
: Auto optimalisatie helderheid] (
=
149) is ingesteld op een andere
optie dan [Uitschakelen], kunnen beelden nog steeds licht zijn, zelfs als er een
negatieve compensatie ingesteld is.
z
De belichtingscompensatiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan-
uitschakelaar op <
2
> hebt gezet.
z
U kunt de itsbelichtingscompensatie ook instellen met [Func.inst. int. itser]
in [
z
: Flitsbesturing] (
=
292).
z
De camera kan ook worden gebruikt om de itsbelichtingscompensatie van de
externe Speedlite in te stellen, net zoals bij de ingebouwde itser.
FE-vergrendeling
M
Opnamen maken met FE-vergrendeling (itsbelichting) zorgt voor een
juiste itsbelichting van het door u opgegeven deel van het onderwerp.
1
Gebruik de hendel <I> om de
ingebouwde itser uit te klappen.
2
Druk de ontspanknop half in.
Druk de ontspanknop half in en
controleer of het pictogram [
I
]
op het scherm verschijnt.
288
Opnamen maken met de ingebouwde itser
3
Druk op de knop <A> (8).
Zorg dat het onderwerp zich in het
midden van het scherm bevindt en
druk vervolgens op de knop <
A
>.
De itser itst een keer voor en
het vereiste itssterkteniveau blijft
behouden.
[
d
] knippert.
Telkens wanneer u op de knop <
A
>
drukt, itst de itser een keer voor en
blijft het itssterkteniveau dat nodig is
voor de opname behouden.
4
Maak de opname.
Bepaal de compositie en druk de
ontspanknop helemaal in.
z
Het pictogram [
D
] knippert wanneer onderwerpen te veraf zijn en uw opnamen
donker zouden worden. Nader het onderwerp en herhaal stap 2–4.
289
Flitsfunctie-instellingen
Functies van de ingebouwde itser of externe Speedlites uit de EL/EX-serie
kunnen worden ingesteld via menuschermen op de camera.
Voordat u functies van externe Speedlites instelt, dient u de Speedlite te
bevestigen en in te schakelen.
Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over
functies van de externe Speedlite.
1
Selecteer [z: Flitsbesturing].
2
Selecteer een item.
290
Flitsfunctie-instellingen
Flitsen
Stel deze optie in op [
a
] als u de itser
automatisch wilt laten afgaan op basis van
de opnameomstandigheden.
Stel deze optie in op [
D
] als u de itser bij
elke opname wilt laten afgaan.
Stel deze optie in op [
b
] als u de itser
volledig wilt uitschakelen.
E-TTL II-itslichtmeting
M
Stel deze optie in op [Evaluatief] voor
normale itsbelichting. Als [Gemiddeld]
is ingesteld, wordt het gemiddelde van de
gehele gemeten scène berekend.
Rode-ogenreductie
Stel deze optie in op [Inschak.] als u rode
ogen wilt verminderen. Voordat de itser
afgaat, zal dan een lampje gaan branden
dat het eect van rode ogen vermindert.
291
Flitsfunctie-instellingen
Langzame synchronisatie
M
U kunt de itssynchronisatiesnelheid voor
itsfotograe instellen in de modus AE met
diafragmavoorkeur <
f
> of de modus
AE-programma <
d
>.
z
[ ] 1/200-30 sec. auto
De itssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik
van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
Fotograferen met langzame synchronisatie wordt onder bepaalde
opnameomstandigheden gebruikt, bij weinig licht, en de sluitertijd wordt
automatisch verlengd.
z
[ ] 1/200-1/60 sec. auto
Voorkomt dat er automatisch een lange sluitertijd wordt ingesteld bij
weinig licht. Dit is geschikt voor het voorkomen van onscherpe opnamen
en cameratrilling. De achtergrond kan er echter donker uitzien, terwijl het
onderwerp goed door de itser wordt belicht.
z
[ ] 1/200 sec. (vast)
De itssynchronisatiesnelheid staat vast op 1/200 sec. Dit
is doeltreender tegen onscherpte van het onderwerp en
bewegingsonscherpte dan de instelling [1/200-1/60 sec. auto]. Bij weinig
licht wordt de achtergrond van het onderwerp echter donkerder dan bij
[1/200-1/60 sec. auto].
z
Om fotograferen met langzame synchronisatie te gebruiken in de modus <
f
>
of <
d
>, stelt u deze optie in op [1/200-30 sec. auto].
292
Flitsfunctie-instellingen
Functie-instellingen van de ingebouwde itser
M
z
Flitsmodus
Stel deze optie in op [E-TTL II] om
opnamen te maken in de volledig
automatische itsermodus met E-TTL
II/E-TTL.
Stel deze optie in op [Manual ash] om
handmatig de door u gewenste itssterkte
in te stellen.
Beschikbaar in de modus <
s
>, <
f
>,
<
a
> en <
t
>.
293
Flitsfunctie-instellingen
z
Sluitersynchronisatie
Gewoonlijk stelt u deze optie in op
[1e-gordijn] zodat direct na het begin van
de belichting wordt geitst.
Stel deze optie in op [2e-gordijn] en
gebruik lange sluitertijden voor natuurlijk
lijkende beelden van bewegingssporen van
het onderwerp, zoals autokoplampen.
z
Stel bij het gebruik van 2e-gordijnsynchronisatie de sluitertijd in op 1/80
seconde of langer. Als de sluitertijd 1/100 seconde of korter is, zal automatisch
1e-gordijnsynchronisatie worden toegepast, zelfs wanneer [2e-gordijn] is
ingesteld.
z
Flitsbelichtingscompensatie
Net zoals de belichtingscompensatie kan
worden ingesteld, kunt u ook de itssterkte
van de ingebouwde itser wijzigen (
=
286).
294
Flitsfunctie-instellingen
Functie-instellingen van de externe itser
M
De weergegeven informatie, de positie van de weergave, en de beschikbare
opties variëren afhankelijk van het model Speedlite, de persoonlijke
voorkeuze-instellingen, de itsmodus en andere factoren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de itseenheid voor informatie over de functies
ervan.
Weergavevoorbeeld
(1)
(4)
(2)
(3)
(6)
(5)
(1) Flitsmodus
(2) Draadloze functies/regeling
itsverhouding
(3) In-/uitzoomen itser (itsdekking)
(4) Sluitersynchronisatie
(5) Flitsbelichtingscompensatie
(6) Flitsbelichtingsbracketing
z
Functies zijn beperkt bij het gebruik van Speedlite uit de EX-serie die niet
compatibel zijn met itsfunctie-instellingen.
295
Flitsfunctie-instellingen
z
Flitsmodus
U kunt de itsmodus selecteren die geschikt is voor itsfotograe.
[E-TTL II-itsmeting] is de
standaardmodus voor itsfotograe met de
automatische itser met Speedlites uit de
EL/EX-serie.
Met [Manual ash] stelt u de [Flits
output] van uw Speedlite zelf in op een
itssterkteniveau.
[CSP] (voorkeursmodus continue opname) is beschikbaar wanneer u een
compatibele externe Speedlite gebruikt. Deze modus verlaagt automatisch
de itssterkte met een stop en verhoogt de ISO-snelheid met een stop. Dit
is handig bij continue opname en helpt bij het besparen van het vermogen
van de itsaccu.
Raadpleeg voor informatie over andere itsmodi de instructiehandleiding
van een Speedlite die met de betreende itsmodus compatibel is.
z
Pas de belichtingscompensatie (
=
140) aan als dat nodig is bij overbelichting
door itsfotograe met [CSP] in de modus <
s
> of <
a
>.
z
Bij [CSP] wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op [Auto].
296
Flitsfunctie-instellingen
z
Draadloze functies
U kunt radiocommunicatie of optische
draadloze communicatie gebruiken om
opnamen te maken met belichting door
meerdere draadloze itsers.
Raadpleeg voor meer informatie over
draadloos itsen de instructiehandleiding
van een Speedlite die compatibel is met
draadloze itsfotograe.
z
Regeling itsverhouding
Met een macroitser kunt u de
itsverhouding regelen.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de
macroitser voor meer informatie over de
regeling van de itsratio.
z
In-/uitzoomen itser (itsdekking)
Bij Speedlites met een itskop die kan
zoomen, kunt u de itsdekking instellen.
297
Flitsfunctie-instellingen
z
Sluitersynchronisatie
Gewoonlijk stelt u deze optie in op [Synchronisatie 1e gordijn] zodat
direct na de belichting wordt geitst.
Stel deze optie in op [Synchronisatie 2e gordijn] en gebruik lange
sluitertijden voor natuurlijk lijkende beelden van bewegingssporen van het
onderwerp, zoals autokoplampen.
Stel deze optie in op [Hogesnelheidssynchronisatie] voor itsfotograe
met kortere sluitertijden dan de minimale sluitertijd bij itssynchronisatie.
Dit is handig als u opnamen wilt maken met een open diafragma in de
modus <
f
> om bijvoorbeeld overdag bij daglicht de achtergrond achter
onderwerpen te vervagen.
z
Stel bij het gebruik van 2e-gordijnsynchronisatie de sluitertijd in op 1/80
seconde of langer. Als de sluitertijd 1/100 sec. of korter is, wordt automatisch
synchronisatie van het eerste gordijn toegepast, zelfs als [Synchronisatie 2e
gordijn] is ingesteld.
z
Flitsbelichtingscompensatie
Net zoals de belichtingscompensatie kan
worden ingesteld, kunt u ook de itssterkte
van externe Speedlites wijzigen.
z
Als itsbelichtingscompensatie op de Speedlite is ingesteld, kunt u de
itsbelichtingscompensatie niet op de camera instellen. Houd er rekening mee
dat de instelling van de Speedlite voorrang heeft op die van de camera als
deze tegelijk worden ingesteld.
298
Flitsfunctie-instellingen
z
Flitsbelichtingsbracketing
Externe Speedlites die zijn uitgerust met
itsbelichtingsbracketing (FEB) kunnen de
externe itssterkte automatisch aanpassen
terwijl drie opnamen tegelijk worden
gemaakt.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor externe itsers
Raadpleeg de instructiehandleiding van
de externe Speedlite voor meer informatie
over de persoonlijke voorkeuze-instellingen
van de Speedlite.
z
Als op een Speedlite uit de serie EL/EX de persoonlijke voorkeuze [Flits
meetmethode] is ingesteld op [TTL-itsmeting] (automatische its), werkt de
Speedlite altijd op vol vermogen.
z
De persoonlijke voorkeuzen van de externe Speedlite kunnen niet worden
ingesteld of geannuleerd via het scherm [
z
: C.Fn-inst. externe itser] op de
camera. Stel deze direct in op de externe Speedlite.
299
Flitsfunctie-instellingen
Flitsfunctie-instellingen wissen/Persoonlijke voorkeuze voor
itser
M
1
Selecteer [Wis instellingen].
2
Selecteer de instellingen die u wilt
wissen.
Selecteer [Wis inst. interne itser],
[Wis inst. externe itser] of [Wis
C.Fn's externe itser].
Selecteer [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster. Vervolgens
worden alle itsinstellingen of
persoonlijke voorkeursinstellingen gewist.
300
Opnamen maken met externe Speedlites
EL/EX-serie Speedlites voor EOS-camera's
De camera ondersteunt itsfotograe met behulp van alle functies van
Speedlites uit de EL/EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar).
Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EL/EX-serie
voor gedetailleerde instructies.
Canon Speedlites die niet tot de EL/EX-serie behoren
z
Wanneer Speedlites uit de EZ-/E-/EG-/ML-/TL-serie worden ingesteld
op de automatische A-TTL- of TTL-itsmodus, werkt de itser alleen op
volledig vermogen.
Stel de opnamemodus van de camera in op <
a
> <
f
> en pas de
diafragmawaarde aan voordat u de opname maakt.
z
Als u een Speedlite gebruikt die over een modus voor handmatig itsen
beschikt, maakt u de opname in de modus voor handmatig itsen.
Flitseenheden die niet van het merk Canon zijn
Synchronisatiesnelheid
De camera kan bij maximaal 1/200 seconde synchroniseren met compacte
itseenheden die niet van het merk Canon zijn. Met grote studioitsers is de
itsduur langer dan die van een compacte itser en dit varieert afhankelijk
van het model. Controleer voordat u opnamen maakt of itssynchronisatie
goed wordt uitgevoerd. Hiervoor maakt u een testopname bij een
synchronisatiesnelheid van circa 1/60 seconde en 1/30 seconde.
z
Klap de ingebouwde itser in voordat u een externe Speedlite bevestigt.
z
Maakt u opnamen maken met een externe Speedlite, stel [
z
: Sluitermodus]
dan in op een optie anders dan [Elektronisch] (
=
186).
z
De camera werkt mogelijk niet goed als deze wordt gebruikt in combinatie met
een itseenheid of itsaccessoire van een ander merk.
z
Plaats geen hogespanningsitseenheid op de itsschoen van de camera. Deze
werkt dan mogelijk niet.
301301
Afspelen
In dit hoofdstuk worden onderwerpen behandeld met betrekking tot
afspelen — de weergave van foto's en lms — en maakt u kennis
met menu-instellingen op het tabblad Afspelen (tabblad [
x
]).
z
Normale weergave of selectie op deze camera is misschien niet
mogelijk voor opnamen die op andere camera's zijn vastgelegd,
of voor opnamen van deze camera die op een computer zijn bewerkt
of hernoemd.
z
Er kunnen beelden worden weergegeven die niet met bepaalde
afspeelfuncties kunnen worden gebruikt.
302
Tabbladmenu's: afspelen
z
Afspelen 1
=
323
=
326
=
327
=
331
=
335
=
338
z
Afspelen 2
=
341
=
347
=
351
=
349
=
354
=
350
=
356
z
Afspelen 3
=
358
=
361
=
363
=
365
z
[
3
: RAW-beeldverwerking] en [
3
: RAW-verw. Snel instellen] worden niet
weergegeven in basismodi.
303
Tabbladmenu's: afspelen
z
Afspelen 4
=
367
=
369
=
370
=
371
=
372
=
373
304
Beelden afspelen
Eén beeld weergeven
1
Speel het beeld af.
z
Druk op de knop <
x
>.
2
Selecteer een beeld.
z
Druk om nieuwere beelden weer te
geven op de knop <
Z
> en om oudere
beelden weer te geven op de knop
<
Y
>.
z
Telkens als u op de knop <
B
> drukt,
verandert de weergave.
Geen informatie Weergave met
basisinformatie
Weergave met opname-
informatie
3
Beëindig het afspelen van beelden.
z
Druk op de knop <
x
> om het afspelen
van beelden te beëindigen.
305
Beelden afspelen
Weergave met opname-informatie
Terwijl het opname-informatiescherm wordt weergegeven, kunt u op de
knop <
B
> drukken om de weergegeven informatie te veranderen. U kunt
ook aanpassen welke informatie wordt weergegeven, in [
x
: Weergave-
informatiescherm] (
=
367).
306
Beelden afspelen
Touch-weergave
De camera beschikt over een touchscreen dat u kunt aanraken om het
afspelen te bedienen. Ondersteunde aanraakhandelingen zijn vergelijkbaar
met de handelingen die u gebruikt voor smartphones en dergelijke
apparaten. Druk eerst op de knop <
x
> om de aanraakweergave voor te
bereiden.
Door opnamen navigeren
Vergrote weergave
IndexweergaveSprongweergave
z
U kunt de weergave ook vergroten door met een vinger te dubbeltikken.
307
Vergrote beeldweergave
U kunt uw vastgelegde beelden vergroten.
(1)
1
Vergroot het beeld.
z
Draai aan het instelwiel <
5
> voor een
vergrote weergave of indexweergave.
In de vergrote weergave wordt de
positie van het vergrotingsgebied (1)
rechtsonder in het scherm weergegeven.
2
Verschuif de opname.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
V
> om
de opname verticaal en horizontaal te
verschuiven.
308
Indexweergave (Meerdere opnamen
weergeven)
1
Schakel over naar de
indexweergave.
z
Draai tijdens het afspelen van beelden
het instelwiel <
5
> linksom.
z
De 4-beeldindexweergave verschijnt.
De geselecteerde opname wordt
gemarkeerd met een oranje kader.
Door het instelwiel <
5
> verder linksom
te draaien, verandert de weergave naar
9, 36 en 100 beelden.
Door het instelwiel de andere kant op
te draaien, verandert de weergave naar
100, 36, 9, 4 beelden of 1 beeld.
B B B B
2
Selecteer een beeld.
z
Druk op de pijltjestoetsen <
V
> om
het oranje kader te verplaatsen en de
opname te selecteren.
z
Druk in de indexweergave op <
0
> om
het geselecteerde beeld weer te geven.
309
Film afspelen
1
Speel het beeld af.
z
Druk op de knop <
x
>.
2
Selecteer een lm.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om de lm te selecteren die
u wilt afspelen.
z
Bij de weergave van één beeld geeft het
pictogram [
s1
] dat linksboven wordt
weergegeven, aan dat het een lm is.
z
In de indexweergave geeft de perforatie
links van een miniatuur aan dat het een
lm is. Fotorolletjes kunnen niet vanuit
de indexweergave worden afgespeeld.
Druk op <
0
> om over te schakelen
op de weergave van één beeld.
3
Druk in de weergave van één beeld
op <0>.
310
Film afspelen
4
Druk op <0> om de lm af te
spelen.
z
De lm wordt afgespeeld.
(
1
)
z
U kunt het afspelen onderbreken en het
afspeelpaneel voor lms openen door
op <
0
> te drukken. Druk opnieuw op
de knop om het afspelen te hervatten.
z
U kunt het volume ook aanpassen
terwijl een lm wordt afgespeeld door de
pijltjestoetsen <
W
> <
X
> te gebruiken.
(1) Luidspreker
311
Film afspelen
Afspeelpaneel voor lms
Optie Afspeelopties
7
Afspelen
Door op <
0
> te drukken, kunt u afspelen of het afspelen
stoppen.
8
Vertraagd
Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de
pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>. De vertraagde snelheid wordt
rechtsboven in het scherm aangegeven.
T
Achteruit springen
Springt circa 4 seconden achteruit telkens wanneer u op
<
0
> drukt.
3
Vorig beeld
Geeft het vorige beeld weer telkens wanneer u op
<
0
> drukt. Als u <
0
> ingedrukt houdt, wordt de lm
teruggespoeld.
6
Volgend beeld
Geeft de lm beeld per beeld weer telkens wanneer u op
<
0
> drukt. Als u <
0
> ingedrukt houdt, wordt de lm
vooruit gespoeld.
v
Vooruit springen
Springt circa 4 seconden vooruit telkens wanneer u op
<
0
> drukt.
X
Bewerken
Hiermee wordt het bewerkingsscherm geopend (
=
313).
I
Beeld overnemen
Beschikbaar als u 4K- of 4K time-lapselms afspeelt.
Hiermee kunt u het huidige beeld extraheren en opslaan als
een JPEG-foto (
=
315).
y
Achtergrondmuziek
Hiermee wordt een lm afgespeeld met de geselecteerde
achtergrondmuziek (
=
353).
Afspeelpositie
mm” ss” Afspeeltijd (minuten:seconden)
Volume
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
> om het
luidsprekervolume aan te passen (
=
309).
312
Film afspelen
Afspeelpaneel voor lms (videosnapshotalbums en digest-
lms)
Optie Afspeelopties
7
Afspelen
Door op <
0
> te drukken, kunt u afspelen of het afspelen
stoppen.
8
Vertraagd
Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de
pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>. De vertraagde snelheid wordt
rechtsboven in het scherm aangegeven.
T
Vorige clip
Hiermee wordt het eerste beeld van de vorige clip of
videosnapshot weergegeven.
3
Vorig beeld
Geeft het vorige beeld weer telkens wanneer u op
<
0
> drukt. Als u <
0
> ingedrukt houdt, wordt de lm
teruggespoeld.
6
Volgend beeld
Geeft de lm beeld per beeld weer telkens wanneer u op
<
0
> drukt. Als u <
0
> ingedrukt houdt, wordt de lm
vooruit gespoeld.
v
Volgende clip
Hiermee wordt het eerste beeld van de volgende clip of
videosnapshot weergegeven.
L
Clip wissen
Hiermee wist u de huidige clip of videosnapshot.
X
Bewerken
Hiermee wordt het bewerkingsscherm geopend (
=
317).
y
Achtergrondmuziek
Hiermee wordt een album afgespeeld met de geselecteerde
achtergrondmuziek (
=
353).
Afspeelpositie
mm” ss” Afspeeltijd (minuten:seconden)
Volume
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
> om het
luidsprekervolume aan te passen (
=
309).
z
Pas het volume aan met behulp van televisiebesturingselementen wanneer de
camera is aangesloten op een televisie voor het afspelen van lms (
=
321).
(U kunt het volume niet aanpassen met de pijltjestoetsen <
W
> <
X
>.)
z
Het afspelen van de lm kan stoppen als de leessnelheid van de kaart te laag
is of als lmbestanden beschadigde frames bevatten.
z
Raadpleeg
=
580 voor meer informatie over de beschikbare lmopnametijd.
313
De eerste en laatste scènes uit een film
snijden
U kunt de eerste en laatste beelden van een lm wegknippen in
tussenstappen van circa 1 seconde.
1
Onderbreek het afspelen van de lm.
z
Het afspeelpaneel voor lms verschijnt.
2
Selecteer op het afspeelpaneel
voor lms [X].
3
Geef aan welk deel moet worden
verwijderd.
z
Selecteer [
U
] (Begin snijden) of [
V
]
(Eind snijden).
z
Druk op de toetsen <
Y
> <
Z
> om de
lm beeld voor beeld weer te geven.
z
Nadat u hebt bepaald welk deel u wilt
verwijderen, drukt u op <
0
>. Het deel
dat door een lijn onderin het scherm is
gemarkeerd, blijft over.
4
Controleer de bewerkte lm.
z
Selecteer [
7
] om de bewerkte lm af
te spelen.
z
Ga terug naar stap 3 om het bewerkte
deel te wijzigen.
z
Druk op de knop <
M
> om het
bewerken te annuleren.
314
De eerste en laatste scènes uit een lm snijden
(1) (2)
5
Sla het beeld op.
z
Selecteer [
W
] (1).
z
Het scherm Opslaan wordt
weergegeven.
z
Wilt u het resultaat opslaan als een
nieuwe lm, selecteer dan [Nieuw
bestand]. Wilt u bij het opslaan
het oorspronkelijke lmbestand
overschrijven, selecteer dan
[Overschrijven].
z
Selecteer [
] (2) om een
gecomprimeerde versie van het bestand
op te slaan. 4K-lms worden vóór de
compressie geconverteerd naar
Full HD-lms.
z
Selecteer [OK] op het
bevestigingsscherm om de bewerkte
lm op te slaan en terug te keren naar
het afspeelscherm voor lms.
z
Aangezien bewerkingen in tussenstappen van circa 1 sec. wordt uitgevoerd
(op de positie aangegeven met [
] onderaan het scherm) kan de exacte positie
waar lms worden bijgesneden, afwijken van de positie die u hebt aangegeven.
z
Films die met een andere camera zijn opgenomen, kunnen niet met deze
camera worden bewerkt.
z
U kunt geen lms bewerken wanneer de camera is aangesloten op een computer.
z
Comprimeren en opslaan zijn niet beschikbaar voor lmopnameformaten van
L6V
(NTSC) of
L5V
(PAL).
z
Zie “Album maken” (
=
351) voor instructies voor het bewerken van
videosnapshotalbums.
315
Beeld extraheren
In 4K-lms en 4K-time-lapselms kunt u afzonderlijke beelden selecteren
om op te slaan als JPEG-foto's van circa 8,3 megapixel (3840×2160). Deze
functie heet “Beeld opslaan als foto (4K-beeld vastleggen)”.
1
Speel het beeld af.
z
Druk op de knop <
3
>.
2
Selecteer een 4K-lm.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
een 4K-lm of 4K time-lapselm te
selecteren.
z
Op het opname-informatiescherm
(
=
590) worden 4K-lms en 4K
time-lapselms aangegeven door een
pictogram [
H
].
z
Druk in de indexweergave op <
0
>
om over te schakelen naar de weergave
van één beeld.
3
Druk in de weergave van één beeld
op <0>.
4
Onderbreek het afspelen van de lm.
z
Het afspeelpaneel voor lms verschijnt.
5
Selecteer een beeld dat u als foto
wilt opslaan.
z
Gebruik het afspeelpaneel voor lms om
het beeld te selecteren dat u als foto wilt
opslaan.
z
Zie
=
311 voor instructies over het
afspeelpaneel voor lms.
316
Beeld extraheren
6
Selecteer [I].
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om [
I
] te selecteren.
7
Sla het beeld op.
z
Selecteer [OK] om het huidige frame op
te slaan als een JPEG-foto.
8
Selecteer het weer te geven beeld.
z
Controleer de bestemmingsmap en het
nummer van het bestand.
z
Selecteer [Originele lm bekijken] of
[Overgenomen foto bekijken].
z
Beelden opslaan als een foto werkt niet met Full HD-lms, Full HD-time-
lapselms, HD-lms of met 4K-lms of 4K-time-lapselms die met een andere
camera zijn gemaakt.
317
Digest-films bewerken
Afzonderlijke hoofdstukken (clips) die zijn opgenomen in de modus <
D
>,
kunnen worden gewist. Wees voorzichtig bij het wissen van clips, want ze
kunnen niet worden hersteld.
1
Geef het beeld weer.
z
Druk op de knop <
x
>.
2
Selecteer een digest-lm.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om de digest-lm te selecteren die u wilt
afspelen.
z
Bij de weergave van één beeld
worden digest-lms aangeduid met het
pictogram [
s
D
], dat links bovenaan
wordt weergegeven.
z
Druk in de indexweergave op <
0
>
om over te schakelen naar de weergave
van één beeld.
3
Druk in de weergave van één beeld
op <0>.
4
Selecteer [D].
z
De digest-lm begint met afspelen.
5
Druk op <0> als u de digest-lm
wilt onderbreken.
z
Het afspeelpaneel voor lms verschijnt.
6
Selecteer een clip.
z
Selecteer [
T
] of [
v
] om een clip te
selecteren.
318
Digest-lms bewerken
7
Selecteer [L].
8
Selecteer [OK] en druk vervolgens
op <0>.
z
De clip wordt gewist en de digest-lm
wordt overschreven.
z
Videosnapshotalbums kunnen ook worden bewerkt. Albums die zijn gemaakt
met [
x
: Album maken] kunnen niet worden bewerkt.
z
Voor overige instructies voor hoe u het afspeelpaneel voor lms gebruikt voor
digest-lms, zie “Afspeelpaneel voor lms (videosnapshotalbums en digest-
lms)” (
=
312).
319
Foto extraheren vanuit RAW-burstbeelden
U kunt elk beeld extraheren (als JPEG- of RAW-afbeelding) vanuit
beeldenreeksen (fotorolletjes,
=
137) die zijn vastgelegd in de RAW-
burstmodus.
1
Geef het beeld weer.
z
Druk op de knop <
x
>.
2
Selecteer een fotorolletje.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>
om een fotorolbestand te selecteren.
z
Bij de weergave van één beeld geeft
het pictogram [
s
i
] dat linksboven
wordt weergegeven, aan dat het een
fotorolletje is.
z
Druk in de indexweergave op <
0
>
om over te schakelen naar de weergave
van één beeld.
3
Druk in de weergave van één beeld
op <0>.
4
Selecteer [i].
z
Het fotorolletje wordt weergegeven.
5
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>
om het beeld te selecteren dat u wilt
extraheren.
z
Wilt u onnodige delen aan het begin en
einde van het fotorolletje verwijderen,
druk dan op <
X
>.
320
Foto extraheren vanuit RAW-burstbeelden
6
Druk op <0>.
7
Selecteer het beeld dat u wilt
extraheren en sla het op.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
> om
[Extrah. als JPEG] of [Extrah. als
1
]
te selecteren.
z
Als u [Extrah. als JPEG] kiest, kunt
u [Bew. en opsl.] selecteren en RAW-
beeldverwerking toepassen (
=
341)
voordat u het beeld opslaat.
z
Beelden die worden opgeslagen wanneer u [Extrah. als JPEG] selecteert,
hebben een kwaliteit van [
73
] (18 megapixel).
z
Creatieve lters, bijsnijden en formaat wijzigen zijn niet beschikbaar voor
JPEG's die zijn geëxtraheerd uit RW-burstbeelden of die zijn verwerkt vanuit
een RAW-beeld.
321
Afspelen op een tv
U kunt uw foto's en lms op een tv bekijken door de camera op een tv
aan te sluiten met een HDMI-kabel (maximaal 2,5 meter met een type
D-aansluiting aan het uiteinde voor de camera).
Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert
u of [
5
: Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of
[Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie).
1
Sluit de HDMI-kabel aan op de
camera.
z
Steek de HDMI-kabel in de
<
D
>-aansluiting van de camera.
2
Sluit de HDMI-kabel aan op de
televisie.
z
Sluit de HDMI-kabel aan op de HDMI
IN-poort van de televisie.
3
Zet de televisie aan en verwissel de
video-ingang van de televisie om
de aangesloten poort te selecteren.
4
Zet de aan-uitschakelaar van de
camera op <1>.
5
Druk op de knop <x>.
z
De opname wordt op het tv-scherm
weergegeven. (Op het camerascherm
wordt niets weergegeven.)
z
De opnamen worden automatisch
weergegeven met de optimale resolutie
passend bij de aangesloten televisie.
322
Afspelen op een tv
z
Pas het geluidsvolume van de tv aan. Het geluidsvolume kan niet met de
camera worden aangepast.
z
Schakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert,
de camera en de tv uit.
z
Op bepaalde tv-toestellen worden de weergegeven opnamen mogelijk
afgesneden.
z
Sluit geen andere apparaten aan op de <
D
>-aansluiting van de
camera. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt.
z
Sommige tv's geven de opnamen mogelijk niet weer vanwege incompatibiliteit.
z
Het kan even duren voordat de opnamen worden weergegeven. Om vertraging
te voorkomen, stelt u [
5
: HDMI-resolutie] in op [1080p] (
=
509).
z
Bediening via het touchscreen wordt niet ondersteund als de camera is
aangesloten op een tv.
323
Beelden beveiligen
U kunt belangrijke opnamen beveiligen om te voorkomen dat ze
gewist worden.
Een afzonderlijke opname beveiligen
1
Selecteer [3: Beveilig beelden].
2
Selecteer [Selecteer beelden].
3
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>
om de opname te selecteren die u wilt
beveiligen.
(1)
4
Beveilig de opname.
z
Druk op <
0
> om de geselecteerde
opname te beveiligen. Het pictogram
[
K
] (1) verschijnt bovenaan het scherm.
z
Als u de beeldbeveiliging ongedaan
wilt maken, druk dan nogmaals op
de knop <
0
>. Het pictogram [
K
]
verdwijnt dan.
z
Als u nog een beeld wilt beveiligen,
herhaalt u stap 3 en 4.
324
Beelden beveiligen
Het bereik van te beveiligen beelden opgeven
Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de
laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen
tegelijk te beveiligen.
1
Selecteer [Selecteer reeks].
z
Selecteer [Selecteer reeks]
in [
3
: Beveilig beelden].
2
Geef het bereik van de beelden op.
z
Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
z
Selecteer vervolgens het laatste beeld
(eindpunt).
z
De beelden in het opgegeven bereik
worden beveiligd en het pictogram [
J
]
verschijnt.
z
Als u nog een opname wilt selecteren
om te beveiligen, herhaalt u stap 2.
325
Beelden beveiligen
Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen
U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen.
Wanneer u [Alle beelden in map] of
[Alle beelden op kaart] in [
3
: Beveilig
beelden] selecteert, worden alle beelden in
de map of op de kaart beveiligd.
Om de selectie te annuleren, selecteert
u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev.
alle beelden op kaart].
Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [
3
: Beeldzoekvoork. instellen]
(
=
363), schakelt de weergave over naar [Alle gev. bldn] en [Wis alle bev.].
Als u [Alle gev. bldn] selecteert, worden
alle beelden beveiligd die gelterd zijn door
de zoekcriteria.
Als u [Wis alle bev.] selecteert, wordt de
beveiliging van alle gelterde opnamen
geannuleerd.
z
Als u de kaart formatteert (
=
490), worden beveiligde beelden ook
verwijderd.
z
Als een opname eenmaal is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd met
de wisfunctie van de camera. Als u een beveiligde opname wilt wissen, moet
u eerst de beveiliging opheen.
z
Als u alle beelden wist (
=
330), blijven alleen de beveiligde beelden over.
Dit is handig als u in één keer alle overbodige beelden wilt wissen.
326
Beelden draaien
U kunt deze functie gebruiken om de weergegeven opname in de gewenste
positie te draaien.
1
Selecteer [3: Beeld roteren].
2
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om het
beeld te selecteren dat u wilt draaien.
3
Draai het beeld.
z
Elke keer dat u op <
0
> drukt, wordt
het beeld als volgt naar rechts gedraaid:
90° → 270° → 0°.
z
Als u nog een beeld wilt draaien,
herhaalt u stap 2 en 3.
z
Als u voorafgaand aan het maken van verticale opnamen de optie [
5
: Auto.
roteren] hebt ingesteld op [Aan
z
D
] (
=
489), hoeft u de beelden niet meer
op bovenstaande wijze te draaien.
z
Als de gedraaide opname tijdens het afspelen van beelden niet gedraaid wordt
weergegeven, stelt u [
5
: Auto. roteren] in op [Aan
z
D
].
327
Beelden wissen
U kunt overbodige opnamen één voor één of als groep selecteren en
wissen. Beveiligde beelden (
=
323) worden niet gewist.
z
Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden
teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer
nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per
ongeluk worden gewist.
Eén beeld wissen
1
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
z
Druk op de knop <
x
>.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om het
beeld te selecteren dat u wilt wissen.
2
Druk op de knop <L>.
3
Wis de beelden.
JPEG- of RAW-beelden of lms
z
Selecteer [Wissen].
RAW+JPEG-beelden
z
Selecteer een item.
328
Beelden wissen
Opnamen selecteren [
X
] die in een batch moeten worden gewist
Door vinkjes toe te voegen aan de te wissen opnamen, kunt u al die
opnamen in één keer wissen.
1
Selecteer [3: Wis beelden].
2
Selecteer [Selecteer en wis
beelden].
3
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om het
beeld te selecteren dat u wilt wissen en
druk vervolgens op <
0
>.
z
Als u nog een opname wilt selecteren
om te wissen, herhaalt u stap 3.
4
Wis de beelden.
z
Druk op de knop <
M
> en druk
vervolgens op [OK].
329
Beelden wissen
Het bereik opgeven van de te wissen opnamen
Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de
laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen
tegelijk te wissen.
1
Selecteer [Selecteer reeks].
z
Selecteer [Selecteer reeks]
in [
3
: Wis beelden].
2
Geef het bereik van de beelden op.
z
Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
z
Selecteer vervolgens het laatste beeld
(eindpunt).
3
Druk op de knop <M>.
4
Wis de beelden.
z
Selecteer [OK].
330
Beelden wissen
Alle opnamen in een map of op een kaart wissen
U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk wissen.
Als [
3
: Wis beelden] is ingesteld op
[Alle beelden in map] of [Alle beelden op
kaart], worden alle opnamen in de map of
op de kaart gewist.
Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [
3
: Beeldzoekvoork. instellen]
(
=
363), schakelt de weergave over naar [Alle gev. bldn].
Als u [Alle gev. bldn] selecteert, worden
alle beelden gewist die gelterd zijn door
de zoekcriteria.
z
Als u alle beelden, met inbegrip van beveiligde beelden, wilt wissen, dient u de
kaart te formatteren (
=
490).
331
Printopties opgeven
Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u beelden die op de kaart
staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de beeldselectie, het aantal
exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere beelden in één batch printen of
printopties maken voor een foto-ontwikkelaar.
U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestands-
nummer moeten worden afgedrukt, enzovoort. De afdrukinstellingen worden
toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt.
(Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden ingesteld.)
De afdrukoptie instellen
1
Selecteer [3: Printopties].
2
Selecteer [Stel in].
3
Stel de gewenste opties in.
z
Stel [Afdruktype], [Datum] en
[File No.] in.
Afdruktype
K
Standaard Er wordt één beeld afgedrukt per vel.
L
Index
Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen
afgedrukt per vel.
K
Beide
Er worden zowel standaard- als indexafdrukken
gemaakt.
L
Datum
Aan
Bij [Aan] wordt de datum van het vastgelegde beeld
afgedrukt.
Uit
Bestandsnummer
Aan
Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van het beeld
afgedrukt.
Uit
332
Printopties opgeven
4
Verlaat de instelling.
z
Druk op de knop <
M
>.
z
Selecteer vervolgens [Sel.beeld] of
[Meerdere] om de af te drukken beelden
te selecteren.
z
Als u een afbeelding met een groot formaat afdrukt met behulp van de instelling
[Index] of [Beide] (
=
331), wordt bij bepaalde printers de index mogelijk niet
afgedrukt. Verklein in dat geval het formaat van de opname (
=
356) en druk
de index opnieuw af.
z
Ook als [Datum] en [File No.] zijn ingesteld op [Aan], kan het zijn dat de
datum of het bestandsnummer niet wordt afgedrukt. Dit is afhankelijk van de
afdruktype-instelling en de printer.
z
Als het afdruktype is ingesteld op [Index], kunnen [Datum] en [File No.] niet
allebei tegelijk worden ingesteld op [Aan].
z
Print u met DPOF, gebruik dan de kaart waarvoor printopties zijn ingesteld.
Printen met de opgegeven printopties is niet mogelijk als u alleen de beelden
van de kaart ophaalt om deze te printen.
z
Mogelijk kunnen bepaalde met DPOF compatibele printers en foto-ontwikkelaars
de opnamen niet afdrukken zoals u hebt aangegeven. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voordat u gaat afdrukken. U kunt ook contact
opnemen met uw foto-ontwikkelaar voor informatie over compatibiliteit wanneer
u afdrukken bestelt.
z
Gebruik deze camera niet om afdrukinstellingen te congureren voor beelden
met DPOF-instellingen die met een andere camera zijn gecongureerd. Alle
printopties kunnen mogelijk onbedoeld worden overschreven. Ook kan het zijn
dat de afdrukopdracht niet mogelijk is. Dit is afhankelijk van het opnametype.
333
Printopties opgeven
Opnamen selecteren voor afdrukken
z
Opnamen selecteren
Selecteer en speciceer de beelden een
voor een.
Druk op de knop <
M
> om de
printopdracht op de kaart op te slaan.
(1) (2)
z
Standaard/beide
Druk op <
0
> om een kopie van de
weergegeven opname af te drukken.
Door op de toetsen <
W
> <
X
> te
drukken, kunt u het aantal afdrukken
instellen op maximaal 99.
(1) Aantal
(2) Totaal aantal geselecteerde
opnamen
(3) (4)
z
Index
Druk op <
0
> om het vakje van een
vinkje [
X
] te voorzien. De opname
wordt aan de indexafdruk toegevoegd.
(3) Vinkje
(4) Indexpictogram
z
Meerdere beelden selecteren
Selecteer reeks
Selecteer onder [Meerdere] de optie
[Selecteer reeks]. Door de eerste en
de laatste opnamen van de reeks te
selecteren, worden alle beelden in de
reeks geselecteerd met een vinkje [
X
]
en wordt van elke opname één exemplaar
verzonden.
334
Printopties opgeven
Alle beelden in een map
Selecteer [Markeer alles in de map] en selecteer de map. Er worden
printopties voor één afdruk van alle opnamen in de map opgegeven.
Als u [Verwijder alles in de map] selecteert en de map selecteert,
worden de printopties voor alle opnamen in die map geannuleerd.
Alle beelden op een geheugenkaart
Als u [Markeer alles op de kaart] selecteert, wordt één exemplaar
van alle beelden op de kaart voor afdrukken gespeciceerd.
Als u [Verwijder alles op de kaart] selecteert, worden de printopties
voor alle beelden op de kaart gewist.
Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [
3
: Beeldzoekvoork. instellen]
(
=
363) en u [Meerdere] selecteert, schakelt de weergave over naar
[Markeer alle gevonden beelden] en [Wis mark. v. alle gev. beelden].
Alle gevonden beelden
Als u [Markeer alle gevonden beelden] selecteert, wordt één
exemplaar van alle beelden die door de zoekcriteria zijn gevonden,
voor afdrukken gespeciceerd.
Als u [Wis mark. v. alle gev. beelden] selecteert, worden alle
printopties van de gelterde beelden gewist.
z
RAW-beelden of lms kunnen niet worden geselecteerd om te printen. Houd er
rekening mee dat RAW-beelden of lms niet worden opgegeven om te printen,
ook als u alle beelden opgeeft met [Meerdere].
z
Als u een PictBridge-compatibele printer gebruikt, geeft u maximaal 400 beelden
op per set printopties. Als u een groter aantal opgeeft, worden mogelijk niet alle
opnamen afgedrukt.
335
Fotoboek instellen
U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt hebben afgedrukt
in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen
te importeren op een computer, worden de geselecteerde opnamen voor
een fotoboek naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als
u online fotoboeken wilt bestellen.
Eén opname tegelijk opgeven
1
Selecteer [3: Fotoboek instellen].
2
Selecteer [Selecteer beelden].
3
Selecteer de gewenste opname
voor het fotoboek.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om een beeld te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Herhaal stap 3 als u nog meer opnamen
voor een fotoboek wilt selecteren.
336
Fotoboek instellen
Het beeldbereik voor een fotoboek opgeven
Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u het bereik
(beginpunt tot eindpunt) opgeven voor foto's voor een fotoboek.
1
Selecteer [Meerdere].
z
Selecteer onder [
3
: Fotoboek
instellen] de optie [Meerdere].
2
Selecteer [Selecteer reeks].
3
Geef het bereik van de beelden op.
z
Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
z
Selecteer vervolgens het laatste beeld
(eindpunt).
z
Een vinkje [
X
] wordt toegevoegd aan
alle opnamen binnen het bereik tussen
de eerste en de laatste opname.
337
Fotoboek instellen
Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven
U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven
voor een fotoboek.
Onder [
x
: Fotoboek instellen] kunt
u [Meerdere] instellen op [Alle beelden
in map] of [Alle beelden op kaart] om
alle beelden in de map of op de kaart op te
geven voor een fotoboek.
Als u de selectie wilt annuleren, selecteert
u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder
alles op de kaart].
Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [
3
: Beeldzoekvoork. instellen]
(
=
363) en u [Meerdere] selecteert, schakelt de weergave over naar
[Alle gev. bldn] en [Wis mark. v. alle gev. beelden].
Als u [Alle gev. bldn] selecteert, worden
alle beelden die door de zoekcriteria zijn
gelterd opgegeven voor het fotoboek.
Als u [Wis mark. v. alle gev. beelden]
selecteert, worden alle fotoboekopties van
de gelterde beelden gewist.
z
RAW-beelden of lms kunnen niet worden geselecteerd voor het fotoboek.
Houd er rekening mee dat RAW-beelden of lms niet worden opgegeven voor
het fotoboek, ook als u alle beelden opgeeft met [Meerdere].
z
Gebruik deze camera niet om fotoboekinstellingen te congureren voor beelden
met fotoboekinstellingen die op een andere camera zijn gecongureerd. Alle
fotoboekinstellingen kunnen mogelijk onbedoeld worden overschreven.
338
Creatieve filters
U kunt de volgende lterverwerking toepassen op een beeld en het beeld
opslaan als afzonderlijk bestand: Korrelig zwart-wit, Softfocus, Fisheye-
eect, Eect kunst opvallend, Aquareleect, Speelgoedcamera-eect en
Miniatuureect.
1
Selecteer [3: Creatieve lters].
2
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
>
om beelden te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
U kunt het instelwiel <
5
> draaien om
het beeld te selecteren met behulp van
de indexweergave.
3
Selecteer een ltereect (=339).
4
Pas het ltereect aan
z
Pas het ltereect aan en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Voor het miniatuureect drukt u op de
knoppen <
W
> <
X
> <
Y
> <
Z
> om het
witte kader te verplaatsen dat aangeeft
welk gebied scherp lijkt. Druk vervolgens
op <
0
>.
339
Creatieve lters
5
Sla het beeld op.
z
Selecteer [OK].
z
Controleer de bestemmingsmap en
het beeldbestandsnummer die worden
weergegeven en selecteer [OK].
z
Wilt u lterverwerking toepassen op
andere beelden, herhaal dan stap 2–5.
z
Bij beelden worden zijn vastgelegd in RAW+JPEG-opname, wordt
lterverwerking toegepast op het RAW-beeld en wordt het resultaat opgeslagen
als een JPEG.
z
Bij RAW-beelden die worden vastgelegd met een bepaalde beeldverhouding,
wordt het resulterende beeld na lterverwerking opgeslagen met die
beeldverhouding.
z
Aan beelden die worden verwerkt met het sheye-eectlter, worden geen
stofwisdata (
=
174) toegevoegd.
Kenmerken van creatieve lters
z
I
Korrelig zwart-wit
Maakt het beeld korrelig en zwart-wit. Door het contrast aan te passen,
kunt u het zwart-witeect wijzigen.
z
G
Softfocus
Geeft het beeld een zachte uitstraling. Door de wazigheid aan te passen,
kunt u de mate van zachtheid wijzigen.
z
X
Fisheye-eect
Geeft het eect van een visooglens. Het beeld vertoont tonvormige
vertekening.
Al naargelang het niveau van dit ltereect verandert het gebied dat
langs de rand van het beeld wordt bijgesneden. Omdat dit ltereect
bovendien het midden van het beeld vergroot, kan de schijnbare
resolutie in het midden afnemen afhankelijk van het aantal opnamepixels.
Controleer daarom bij stap 4 het resulterende beeld terwijl u het
ltereect instelt.
340
Creatieve lters
z
J
Eect kunst opvallend
Laat de foto eruitzien als een olieverfschilderij en maakt het onderwerp
driedimensionaler. Door het eect aan te passen, kunt u het contrast en
de verzadiging wijzigen. Houd er rekening mee dat onderwerpen zoals
de lucht of witte muren mogelijk niet vloeiend, maar onregelmatig of met
aanzienlijke beeldruis worden weergegeven.
z
K
Aquareleect
Laat de foto op een aquarel met zachte kleuren lijken. Door het eect
aan te passen, kunt u de kleurdensiteit wijzigen. Nachtopnamen of
opnamen met een donkere achtergrond worden mogelijk niet vloeiend,
maar onregelmatig of met aanzienlijke beeldruis weergegeven.
z
H
Speelgoedcamera-eect
Verschuift kleuren naar de kleuren die typisch zijn voor
speelgoedcamera's. De vier hoeken van het beeld worden donkerder.
Kleurtoonopties kunnen worden gebruikt om de kleurzweem te wijzigen.
z
c
Miniatuureect
Geeft het eect van een kijkdoos. U kunt wijzigen welk deel van heet
beeld scherp lijkt. Wilt u bij stap 4 de richting wijzigen van het gebied
dat scherp in beeld wordt gebracht (wit kader), druk dan op de knoppen
<
Y
> <
Z
> om het kader verticaal te zetten of druk op de knoppen <
W
>
<
X
> om het kader weer horizontaal te zetten. (U kunt ook op het scherm
op [
T
] tikken).
341
M
RAW-beeldverwerking
U kunt
1
of
F
-beelden met de camera verwerken om JPEG-foto's te
maken. Dit is niet van invloed op RAW-beelden, dus kunt u verschillende
opties toepassen om JPEG-bestanden te maken.
U kunt tevens Digital Photo Professional (EOS-software) gebruiken om
RAW-beelden te bewerken.
1
Selecteer [3: RAW-
beeldverwerking].
2
Selecteer een item en selecteer
vervolgens beelden.
z
U kunt meerdere beelden selecteren om
in één keer te verwerken.
Selecteer beelden
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
te verwerken opnamen te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
z
Druk op de knop <
M
>.
Selecteer reeks
z
Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
z
Selecteer vervolgens het laatste beeld
(eindpunt).
z
Druk op de knop <
M
>.
342
RAW-beeldverwerking
3
Stel de gewenste
verwerkingsopties in.
Opname-instellingen gebruiken
z
Beelden worden verwerkt met
beeldinstellingen op het moment van
vastleggen.
RAW-verwerking aanpassen
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en
<
X
> of <
Y
> en <
Z
> om een item te
selecteren.
z
Draai het instelwiel <
6
> om de
instelling te verwisselen.
z
Druk op <
0
> om het scherm met
functie-instellingen te openen.
z
Druk op de knop <
S
> om terug
te keren naar de instellingen van
de opname zoals ze waren toen de
opname werd gemaakt.
Vergelijkingsscherm
z
U kunt wisselen tussen de schermen
[Na wijziging] en [Opname-
instellingen] door op de knop <
B
> te
drukken en aan de knop <
5
> te draaien.
z
Items in oranje op het scherm
[Na wijziging] zijn bewerkt sinds het
moment van vastleggen.
z
Druk op de knop <
M
>.
4
Sla het beeld op.
z
Selecteer als u [RAW-verwerking
aanp.] gebruikt [
W
] (Opslaan).
z
Lees de melding en selecteer [OK].
z
Selecteer [Ja] om andere beelden te
verwerken en herhaal de stappen 2 tot 4.
343
RAW-beeldverwerking
5
Selecteer het weer te geven beeld.
z
Selecteer [Origineel beeld] of
[Bewerkt beeld].
Vergrote weergave
U kunt beelden vergroten die worden weergegeven voor [RAW-verwerking
aanp.] door aan het instelwiel <
5
> te draaien. De vergroting verschilt
afhankelijk van de instelling [Beeldkwalit.]. Met de pijltjestoetsen <
V
>
kunt u het vergrote beeld verticaal en horizontaal verschuiven.
Als u de vergrote weergave wilt beëindigen, draait u het instelwiel
de andere kant op <
5
> de andere kant op.
Beelden met opgegeven beeldverhoudingen
Er worden JPEG-afbeeldingen met de opgegeven beeldverhouding
gemaakt wanneer u RAW-beelden verwerkt die zijn vastgelegd terwijl
[
z
: Hoogte/breedte foto] (
=
125) was ingesteld op een andere optie
dan [3:2].
344
RAW-beeldverwerking
RAW-beeldverwerkingsopties
z
[ ] Aanpassing helderheid
U kunt de helderheid van de opname aanpassen met maximaal ±1 stop
in stappen van 1/3-stop.
z
[ ] Witbalans (
=
155)
U kunt de witbalans selecteren. Als u [
Q
] selecteert, kunt u [Auto:
Sfeerprioriteit] of [Auto: Witprioriteit] selecteren. Als u [
P
] selecteert,
kunt u de kleurtemperatuur instellen.
z
[ ] Beeldstijl (
=
163)
U kunt de beeldstijl selecteren. U kunt de scherpte, het contrast en
andere parameters instellen.
z
[ ] Automatische helderheidsoptimalisatie (
=
149)
U kunt de optie voor automatische helderheidsoptimalisatie instellen.
z
[ ] Hoge ISO-ruisreductie (
=
172)
U kunt de verwerking van ruisreductie instellen voor hoge ISO-snelheden.
Als het eect niet goed te zien is, vergroot u het beeld (
=
307).
z
[
73
] Beeldkwaliteit (
=
122)
U kunt de beeldkwaliteit instellen wanneer u een JPEG-beeld maakt.
345
RAW-beeldverwerking
z
[ ] Kleurruimte (
=
162)
U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren. Omdat het scherm van de
camera niet compatibel is met Adobe RGB, zal het verschil in de opname
nauwelijks waarneembaar zijn, ongeacht de kleurruimte die is ingesteld.
z
[ ] Lensafwijkingscorrectie
[ ] Correctie helderheid randen (
=
129)
Een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname er
donkerder uitzien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de
lens, kan worden gecorrigeerd. Als [Inschakelen] is ingesteld, wordt
het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het eect niet goed te
zien is, vergroot u het beeld (
=
307) en bekijkt u de hoeken van
het beeld. De correctie van de helderheid van de randen die met de
camera wordt uitgevoerd, is minder uitgesproken dan de correctie die
met Digital Photo Professional (EOS-software) bij maximale correctie
wordt toegepast. Als het eect van de correctie niet goed zichtbaar
is, gebruikt u Digital Photo Professional om de correctie van de
helderheid van de randen toe te passen.
[ ] Vervormingscorrectie (
=
129)
Beeldvervorming als gevolg van lenseigenschappen kan worden
gecorrigeerd. Als [Inschakelen] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde
beeld weergegeven. De randen van het beeld zijn bijgesneden in het
gecorrigeerde beeld.
Omdat de beeldresolutie iets lager lijkt, past u de scherpte indien
nodig aan met de parameterinstelling [Scherpte] van de beeldstijl.
[ ] Digitale lensoptimalisatie (
=
130)
Corrigeert lensafwijkingen, diractie, en door low-passlter
veroorzaakt scherpteverlies door optische ontwerpwaarden toe te
passen. Vergroot beelden (
=
307) om te controleren wat het eect
is als deze optie wordt ingesteld op [Inschakelen]. Zonder vergroting
wordt het eect van de digitale lensoptimalisatie niet weergegeven.
Door [Inschakelen] te selecteren, worden zowel chromatische
aberratie als diractie gecorrigeerd, ook al worden deze opties niet
weergegeven.
346
RAW-beeldverwerking
[ ] Correctie chromatische aberratie (
=
131)
Chromatische aberraties (kleurranden langs de omtrek van het
onderwerp) als gevolg van fysieke eigenschappen van de lens
kunnen worden gecorrigeerd. Als [Inschakelen] is ingesteld, wordt
het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het eect niet goed te zien
is, vergroot u het beeld (
=
307).
[ ] Diractiecorrectie (
=
131)
De diractie door het diafragma van de lens, waardoor de opname
minder scherp wordt, kan worden gecorrigeerd. Als [Inschakelen] is
ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het eect
niet goed te zien is, vergroot u het beeld (
=
307).
z
Verwerking van RAW-opnamen in de camera levert niet exact hetzelfde
resultaat op als verwerking van RAW-opnamen met Digital Photo Professional
(EOS-software).
z
Als u [Aanpassing helderheid] uitvoert, worden ruis, strepen enzovoort
mogelijk versterkt met de eecten van de aanpassing.
z
Wanneer [Digit. lensoptimalisatie] is ingesteld, kan de beeldruis toenemen
door de eecten van correctie. Ook beeldranden kunnen worden benadrukt.
Pas naar behoefte de beeldstijlscherpte aan of stel [Digit. lensoptimalisatie]
in op [Uitschakelen].
z
Het eect van de correctie van de lensafwijking varieert afhankelijk
van de gebruikte lens en de opnameomstandigheden. Daarnaast is
het eect is soms moeilijk te zien, afhankelijk van de gebruikte lens,
de opnameomstandigheden, enz.
347
Creatieve hulp
U kunt RAW-opnamen verwerken door uw voorkeurseecten toe te passen
en deze op te slaan als JPEG-bestanden.
1
Selecteer [3: Creatieve hulp].
2
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
te verwerken opnamen te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
3
Selecteer een eectniveau.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
> om
het eect te selecteren.
z
Door [Voorinstelling] te selecteren en
op <
0
> te drukken, kunt u [VIVID],
[SOFT] of andere vooraf ingestelde
eecten kiezen. [AUTO1], [AUTO2]
en [AUTO3] zijn eecten die worden
aanbevolen door de camera op basis
van de opnamecriteria.
348
Creatieve hulp
z
U kunt eecten zoals [Helderheid] of
[Contrast] aanpassen door op <
0
>
te drukken en vervolgens de toetsen
<
Y
> <
Z
> te gebruiken.
z
Druk op <
0
> wanneer de aanpassing
is voltooid.
z
Druk op de knop <
A
> om het eect te
resetten.
z
Druk op de knop <
S
> om het eect te
bevestigen.
4
Sla het beeld op.
z
Selecteer [OK].
349
M
RAW-verwerking via Snel instellen
U kunt het type RAW-beeldverwerking selecteren dat vanaf het scherm Snel
instellen wordt uitgevoerd.
1
Selecteer [3: RAW-verw. Snel
instellen].
2
Selecteer een item.
z
Creatieve hulp
RAW-verwerking die uw voorkeurseect
toepast (
=
347).
z
RAW-beeldverwerking
RAW-verwerking volgens de
voorwaarden die u opgeeft (
=
341).
350
Rode ogen corrigeren
Hiermee corrigeert u delen van beelden met rode ogen door de itser.
U kunt het beeld opslaan als afzonderlijk bestand.
1
Selecteer [3: Rode-Ogen Corr.].
2
Selecteer een beeld met <Y> <Z>.
z
Nadat u een beeld hebt geselecteerd,
tikt u op [
E
] of drukt u op <
0
>.
z
Er worden witte kaders weergegeven
rond de gecorrigeerde beeldgebieden.
3
Sla het beeld op.
z
Selecteer [OK].
z
Het beeld wordt opgeslagen als
afzonderlijk bestand.
z
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
351
Album maken
U kunt de videosnapshots in een album opnieuw ordenen, verwijderen of
afspelen.
1
Selecteer [3: Album maken].
2
Selecteer een album om te
bewerken.
z
Druk op <
0
> om een vinkje toe te
voegen [
X
].
z
Druk op de knop <
M
> na de
selectie.
3
Selecteer [OK].
4
Selecteer een bewerkingsoptie.
352
Album maken
Optie Beschrijving
T
Videosnapshots
opnieuw ordenen
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om een videosnapshot
die u wilt verplaatsen, te selecteren en druk vervolgens op
<
0
>. Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om de selectie
te verplaatsen en druk vervolgens op <
0
>.
L
Videosnapshot
verwijderen
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om een videosnapshot
die u wilt verwijderen, te selecteren en druk vervolgens op
<
0
>. Geselecteerde videosnapshots zijn gemarkeerd
[
L
]. Om de selectie te wissen en [
L
] te verwijderen, drukt
u nogmaals op <
0
>.
7
Videosnapshot
afspelen
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om een videosnapshot
die u wilt afspelen, te selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
> om het volume aan te
passen.
5
Voltooi het bewerken.
z
Druk op de knop <
M
> wanneer
u klaar bent met bewerken.
z
Selecteer [
W
] (Voltooi bewerken).
6
Sla het beeld op.
z
Om uw bewerking te controleren,
selecteert u [Voorbeeld].
z
Om een album met achtergrondmuziek
af te spelen, gebruikt
u [Achtergrondmuziek] om de muziek
te selecteren (
=
353).
z
Door [Opslaan] te selecteren, wordt
het bewerkte album opgeslagen als een
nieuw album.
z
Videosnapshotalbums kunnen slechts eenmaal worden bewerkt.
353
Album maken
Achtergrondmuziek selecteren
Albums en diavoorstellingen kunnen met achtergrondmuziek worden
afgespeeld zodra u de muziek naar de kaart kopieert met behulp van EOS
Utility (EOS-software).
1
Selecteer [Achtergrondmuziek].
z
Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan].
2
Selecteer de achtergrondmuziek.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
>
<
X
> om de muziek te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>. Voor
[Diavoorstelling] kunt u meerdere
nummers selecteren.
3
Luister naar een voorbeeld.
z
Druk op de knop <
B
> om naar een
voorbeeld te luisteren.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
>
om het volume aan te passen. Druk
nogmaals op de knop <
B
> om het
afspelen te stoppen.
z
Als u de muziek wilt verwijderen,
gebruikt u de pijltjestoetsen <
W
> <
X
>
om deze te selecteren. Druk vervolgens
op de knop <
S
>.
z
Raadpleeg de EOS Utility Instructiehandleiding voor instructies over het
kopiëren van achtergrondmuziek naar kaarten.
354
Bijsnijden
U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere
opname. Het is alleen bij JPEG-opnamen mogelijk om een opname bij te
snijden. Beelden genomen in RAW kunnen niet worden bijgesneden.
1
Selecteer [x: Trimmen].
2
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om het
beeld te selecteren dat u wilt bijsnijden.
3
Stel het bijsnijdkader in.
z
Druk op <
0
> om het bijsnijdkader
weer te geven.
z
Het gedeelte van de opname dat binnen
het bijsnijdkader valt, wordt bijgesneden.
z
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Draai aan het instelwiel <
5
> om de grootte van het bijsnijdkader te
wijzigen. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe meer vergroot de bijgesneden
afbeelding eruit zal zien.
z
De beeldverhouding en richting wijzigen
Draai aan de knop <
5
> om [
e
] te selecteren. Druk op <
0
> om
de beeldverhouding van het bijsnijdkader te wijzigen.
355
Bijsnijden
z
Het bijsnijdkader verplaatsen
Gebruik de pijltjestoetsen <
V
> om het kader verticaal en horizontaal te
verschuiven. Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste beeldgebied
binnen het kader wordt weergegeven.
z
De kanteling corrigeren
U kunt de kanteling van het beeld corrigeren met ± 10°. Draai aan de
knop <
5
> om [
c
] te selecteren en druk vervolgens op <
0
>. Terwijl
u de kanteling controleert aan de hand van het raster, draait u aan
de knop <
5
> (in stappen van 0,1°) of tikt u op de linker- of rechterpijl
(in stappen van 0,5°) linksboven in het scherm om de kanteling te
corrigeren. Druk na het corrigeren van de kanteling op <
0
>.
4
Controleer het beeldgebied dat
moet worden bijgesneden.
z
Draai aan de knop <
5
> om [
b
] te
selecteren.
z
Het beeldgebied dat moet worden
bijgesneden, wordt weergegeven.
5
Sla het beeld op.
z
Draai aan de knop <
5
> om [
W
] te
selecteren.
z
Selecteer [OK] om het bijgesneden
beeld op te slaan.
z
Controleer de bestemmingsmap en het
beeldbestandsnummer en selecteer [OK].
z
Als u nog een beeld wilt bijsnijden,
herhaalt u stap 2 tot en met 5.
z
De positie en grootte van het bijsnijdkader kan veranderen, afhankelijk van de
hoek ingesteld voor de kantelcorrectie.
z
Wanneer een bijgesneden opname wordt opgeslagen, kan deze niet opnieuw
worden verkleind of bijgesneden.
z
Gegevens over de AF-puntweergave (
=
370) en stofwisdata (
=
174)
worden niet toegevoegd aan de bijgesneden opnamen.
356
Formaat wijzigen
U kunt het formaat van een JPEG-beeld wijzigen om het aantal pixels te
reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het
is alleen bij JPEG
3
,
4
en
a
beelden mogelijk om het formaat te wijzigen.
Het formaat van JPEG
b
- en RAW-beelden kan niet worden gewijzigd.
1
Selecteer [3: Wijzig formaat].
2
Selecteer een beeld.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om
het beeld te selecteren waarvan u het
formaat wilt wijzigen.
(1)
3
Selecteer het gewenste
beeldformaat.
z
Druk op <
0
> om het beeldformaat
weer te geven.
z
Selecteer het gewenste beeldformaat (1).
357
Formaat wijzigen
4
Sla het beeld op.
z
Selecteer [OK] om het gewijzigde
beeldformaat op te slaan.
z
Controleer de bestemmingsmap en het
beeldbestandsnummer en selecteer [OK].
z
Als u het formaat van nog een opname
wilt wijzigen, herhaalt u stap 2 t/m 4.
z
Zie
=
582 voor details over opnamen met gewijzigd formaat.
358
Classificatie
U kunt beelden beoordelen op een schaal van 1 tot 5 (
l
/
m
/
n
/
o
/
p
).
Deze functie heet classicatie.
* U kunt beelden eenvoudiger ordenen door ze te beoordelen.
Eén opname classiceren
1
Selecteer [3: Classicatie].
2
Selecteer [Selecteer beelden].
3
Selecteer de opname die u wilt
classiceren.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om
het beeld te selecteren dat u wilt
classiceren.
4
Classiceer de opname.
z
Druk op <
0
>. Er wordt een blauw
markeringskader weergegeven, zoals
getoond in het scherm dat u links ziet.
z
Gebruik de toetsen <
W
> en <
X
> om
een classicatie te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Als u een classicatie aan het beeld
toevoegt, wordt het nummer naast
de ingestelde classicatie met één
opgehoogd.
z
Als u nog een beeld wilt classiceren,
herhaalt u stap 3 en 4.
359
Classicatie
Classiceren door het bereik op te geven
Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de
laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen
tegelijk te beoordelen.
1
Selecteer [Selecteer reeks].
z
Selecteer [Selecteer reeks]
in [
3
: Classic.].
2
Geef het bereik van de beelden op.
z
Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
z
Selecteer vervolgens het laatste beeld
(eindpunt).
z
Een vinkje [
X
] wordt toegevoegd aan
alle opnamen binnen het bereik tussen
de eerste en de laatste opname.
3
Druk op de knop <M>.
4
Classiceer de opname.
z
Draai aan het hoofdinstelwiel <
6
>
om een classicatie te selecteren en
selecteer vervolgens [OK].
z
Alle opnamen in het opgegeven bereik
worden tegelijk beoordeeld (dezelfde
classicatie).
360
Classicatie
Alle beelden in een map of op een kaart classiceren
U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk classiceren.
Wanneer u onder [
3
: Classic.] de optie
[Alle beelden in map] of [Alle beelden op
kaart] selecteert, worden alle opnamen in
de map of op de kaart beoordeeld.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
6
> om
een classicatie te selecteren en selecteer
vervolgens [OK].
Wanneer u geen opnamen beoordeelt of de
classicatie annuleert, selecteert u [OFF].
Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [
3:
Beeldzoekvoork. instellen]
(
=
363), schakelt de weergave over naar [Alle gev. bldn].
Als u [Alle gev. bldn] selecteert, worden
alle beelden die door de zoekcriteria zijn
gelterd volgens opgave geclassiceerd.
z
Waarden naast classicaties worden weergegeven als [###] als meer dan 1.000
opnamen die classicatie hebben.
z
Met [
3
: Beeldzoekvoork. instellen] en [
3
: Spring met
6
] kunt u alleen
de opnamen met een specieke beoordeling weergeven.
361
Diavoorstellingen
U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische
diavoorstelling.
1
Geef de opnamen op die u wilt
afspelen.
z
Als u alle opnamen op de kaart wilt
afspelen, gaat u naar stap 2.
z
Als u wilt opgeven welke beelden in
de diavoorstelling moeten worden
weergeven, ltert u de beelden met [
3
:
Beeldzoekvoork. instellen] (
=
363).
2
Selecteer [3: Diavoorstelling].
3
Stel de gewenste afspeelopties in.
z
Selecteer [Stel in].
z
Stel de [Weergaveduur],
[Herhalen] (herhaald afspelen) en
[Overgangseect] (eect bij het
wisselen van beeld) in voor de foto's.
z
Om achtergrondmuziek af te spelen,
gebruikt u [Achtergrondmuziek] om de
muziek te selecteren (
=
353).
z
Druk wanneer u klaar bent met instellen
op de knop <
M
>.
362
Diavoorstellingen
Weergaveduur Herhalen
Overgangseect Achtergrondmuziek
4
Start de diavoorstelling.
z
Selecteer [Start].
Nadat de tekst [Laden van beeld...] is
weergegeven, begint de diavoorstelling.
5
Beëindig de diavoorstelling.
z
Als u de diavoorstelling wilt
afsluiten en wilt terugkeren naar het
instellingenscherm, drukt u op de
knop <
M
>.
z
Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <
0
>. Tijdens het pauzeren
wordt [
G
] in de linkerbovenhoek van het beeld weergegeven. Druk nogmaals
op <
0
> om weer verder te gaan met de diavoorstelling.
z
U kunt tijdens de automatische weergave van foto's op de knop <
B
>
drukken om het weergaveformaat te wijzigen (
=
304).
z
U kunt het volume tijdens het afspelen van lms aanpassen door op de
pijltjestoetsen <
W
> <
X
> te drukken.
z
Tijdens de automatische weergave of het pauzeren kunt u op de pijltjestoetsen
<
Y
> en <
Z
> drukken om een andere opname weer te geven.
z
Tijdens de automatische weergave wordt de camera niet automatisch uitgeschakeld.
z
De weergaveduur kan verschillen, afhankelijk van de opname.
363
Beeldzoekvoorkeuren instellen
U kunt de beeldweergave aan de hand van zoekcriteria lteren. Nadat u de
voorkeuren voor beelden zoeken hebt ingesteld, kunt u alleen de gevonden
beelden afspelen en weergeven.
U kunt tevens beschermen, classiceren, wissen, een diavoorstelling
weergeven, en andere handelingen toepassen op gelterde beelden.
1
Selecteer [3: Beeldzoekvoork.
instellen].
(1)
2
Stel de zoekvoorkeuren in.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> <
X
> om
een item te selecteren.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
> om
de instelling in te stellen.
Een vinkje [
X
] (1) wordt links van het
item toegevoegd. (Opgegeven als het
zoekcriterium.)
z
Als u het item selecteert en op de knop
<
B
> drukt, wordt het vinkje [
X
]
verwijderd. (Het zoekcriterium wordt
geannuleerd.)
Optie Beschrijving
9
Classicatie
Geeft beelden weer met de geselecteerde conditie
(classicatie).
d
Datum
Geeft beelden weer die zijn gemaakt op de geselecteerde
opnamedatum.
n
Map
Geeft beelden weer in de geselecteerde map.
J
Beveiligen
Geeft beelden weer met de geselecteerde voorwaarde
(beveilig).
f
Type bestand
Geeft beelden weer in het geselecteerde bestandstype.
364
Beeldzoekvoorkeuren instellen
3
Pas de zoekvoorkeuren toe.
z
Druk op <
0
> en lees het getoonde
bericht.
z
Selecteer [OK].
z
Het zoekcriterium wordt opgegeven.
(2)
4
Geef de gevonden beelden weer.
z
Druk op de knop <
3
>.
z
Alleen de beelden die overeenkomen
met de ingestelde voorkeuren (gelterd)
worden afgespeeld.
z
Als de beelden voor weergave zijn
gelterd, heeft het scherm een gele
buitenrand (2).
De zoekvoorkeuren wissen
Open het scherm bij stap 2 en druk vervolgens op de knop <
S
> om alle
vinkjes [
X
] te verwijderen. Druk op <
0
> om de zoekvoorkeuren te
wissen.
z
Als geen van de opnamen aan de zoekcriteria voldoen, is [OK] niet
beschikbaar op het scherm in stap 2.
z
Zoekcriteria kunnen worden gewist als u handelingen uitvoert met de
stroomtoevoer, kaart of beeldbewerking.
z
De tijd voor automatisch uitschakelen kan worden verlengd terwijl het scherm
[
3
: Beeldzoekvoork. instellen] wordt weergegeven.
365
Bladeren met het hoofdinstelwiel
In de weergave van één beeld kunt u aan het instelwiel <
6
> draaien om
snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de
ingestelde sprongmethode.
1
Selecteer [x: Spring met 6].
2
Selecteer de sprongmethode.
z
Met [Spring het opgegeven aantal beelden] kunt u het hoofdinstelwiel <
6
>
draaien om het aantal beelden te selecteren dat u wilt overslaan.
z
Als u [Geef weer op classicatie] selecteert, draait u aan het instelwiel <
6
>
om de classicatie op te geven (
=
358). Als u door opnamen bladert terwijl
9
geselecteerd is, worden alle geclassiceerde opnamen weergegeven.
366
Bladeren met het hoofdinstelwiel
(1) (2)
3
Navigeer door te springen.
z
Druk op de knop <
x
>.
z
Draai in de weergave van één beeld aan
het instelwiel <
6
>.
z
U kunt met de ingestelde methode
bladeren.
(1) Sprongmethode
(2) Afspeelpositie
z
Wilt u opnamen zoeken op opnamedatum, selecteer dan [
g
: Datum].
z
Wilt u per map naar beelden zoeken, selecteer dan [
h
: Map].
z
Als de kaart zowel lms als foto's bevat, selecteert u [
i
: Movies]
of [
j
: Foto's] om een van beide categorieën weer te geven.
367
Weergave met afspeelinformatie
U kunt scherm en de bijbehorende informatie opgeven die tijdens het
afspelen van beelden worden getoond.
1
Selecteer [3: Weergave-
informatiescherm].
2
Plaats een vinkje [X] naast het
aantal weer te geven schermen.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> <
X
> om
een aantal te selecteren.
z
Druk op <
0
> om een vinkje toe te
voegen [
X
].
z
Herhaal deze stappen om een vinkje
[
X
] toe te voegen aan het nummer van
elk weer te geven scherm en selecteer
vervolgens [OK].
z
U kunt de geselecteerde informatie
openen door tijdens het afspelen op de
knop <
B
> te drukken.
Histogram
Het helderheidshistogram toont de
verdeling van het belichtingsniveau
en de algehele helderheid. Het RGB-
histogram is geschikt voor controle van de
kleurverzadiging en -gradatie. U kunt het
weergegeven histogram wisselen door op
knop <
B
> te drukken als [
z
] wordt
weergegeven linksonder in het scherm
[
x
: Weergave-informatiescherm].
368
Weergave met afspeelinformatie
z
[Helderheid]-weergave
Dit histogram toont in graekvorm de verdeling
van het helderheidsniveau van de opname. De
horizontale as geeft het helderheidsniveau aan
(donkerder aan de linkerkant en helderder aan
de rechterkant) en de verticale as geeft aan
hoeveel pixels er voor ieder helderheidsniveau
bestaan. Hoe meer pixels aan de linkerkant,
hoe donkerder de afbeelding. Hoe meer pixels
aan de rechterkant, hoe lichter de afbeelding.
Als er te veel pixels aan de linkerkant zijn,
zult u in de donkere gedeelten weinig details
kunnen onderscheiden. Als er te veel pixels
aan de rechterkant zijn, zijn de lichte gedeelten
vaag. De tussengelegen gradaties worden
gereproduceerd. Aan de hand van de opname en
het helderheidshistogram van de opname kunt
u het patroon van het belichtingsniveau en de
algehele gradatie controleren.
Donkere opname
Normale
helderheid
Heldere opname
Voorbeeldhisto-
grammen
z
[RGB]-weergave
Dit histogram toont de verdeling van het helderheidsniveau van
elke primaire kleur in de opname (RGB, of rood, groen en blauw).
De horizontale as geeft het helderheidsniveau van de kleur aan
(donkerder aan de linkerkant en helderder aan de rechterkant) en de
verticale as geeft aan uit hoeveel pixels het helderheidsniveau van
elke kleur bestaat. Hoe meer pixels aan de linkerkant, hoe donkerder
en minder helder de kleur is. Hoe meer pixels aan de rechterkant, hoe
lichter en helderder de kleur. Als er te veel pixels aan de linkerkant zijn,
ontbreekt de informatie over de respectieve kleuren. Als er te veel pixels
aan de rechterkant zijn, zijn de kleuren oververzadigd en bevatten ze
geen gradatie. Aan de hand van het RGB-histogram van een opname
kunt u de kleurverzadiging, de kleurgradatie en het witbalanseect
controleren.
369
Overbelichtingswaarschuwing
U kunt een knipperende weergave voor overbelichte gedeelten op het
afspeelscherm weergeven. Voor meer detail in de knipperende gedeelten
waarvoor u de gradatie waarheidsgetrouw wilt reproduceren, stelt u de
belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u de foto
opnieuw voor een beter resultaat.
1
Selecteer [3: Overbel. waarsch.].
2
Selecteer [Inschak.].
370
AF-puntweergave
U kunt de AF-punten weergeven die u hebt gebruikt om scherp te stellen.
Deze worden op het afspeelscherm weergegeven met rode contouren. Als
automatische AF-puntselectie is ingesteld, worden er mogelijk meerdere
AF-punten weergegeven.
1
Selecteer [3: AF-punt weerg.].
2
Selecteer [Inschak.].
371
Weergaveraster
U kunt een raster over foto's weergeven bij weergave van één beeld op
het afspeelscherm. Deze functie is handig om de verticale en horizontale
kanteling en de compositie van de opname te controleren.
1
Selecteer [3: Weergaveraster].
2
Selecteer een item.
372
Vanaf laatst gezien
U kunt opgeven welk beeld het eerste wordt weergegeven als u het
afspelen van beelden start.
1
Selecteer [3: Vanaf laatst gez.].
2
Selecteer een item.
z
[Inschak.]: het afspelen wordt hervat
vanaf het laatst weergegeven beeld
(behalve wanneer u net bent gestopt
met het maken van opnamen).
z
[Uitschak.]: telkens wanneer de camera
opnieuw wordt opgestart, wordt het
afspelen hervat vanaf de meest recente
opname.
373
Vergroting (circa)
U kunt de eerste vergrotingsverhouding en -positie voor de vergrote
weergave instellen.
1
Selecteer [3: Vergroting (ca.)].
2
Selecteer een item.
z
2x, 4x, 8x, 10x (vergroot vanuit centrum)
De vergrote weergave start vanuit het midden van het beeld,
op de ingestelde vergroting.
z
Ware grootte (van geselecteerd punt)
De pixels van de opname worden weergegeven op ongeveer 100%.
De vergrote weergave start bij het AF-punt waarop is scherpgesteld.
z
Zelfde als laatste (vanuit centrum)
De vergroting is gelijk aan de laatste keer dat u de vergrote weergave
afsloot met de knop <
M
> of <
x
>. De vergrote weergave start
vanuit het midden van het beeld.
z
De vergrote weergave begint vanuit het midden van beelden die zijn vastgelegd
met handmatige scherpstelling of zonder scherp te stellen, zelfs als [Ware grootte
(v. ges. punt)] is geselecteerd.
374
375375
Draadloze functies
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera draadloos
via Bluetooth
®
of Wi-Fi
®
met een smartphone kunt verbinden en
beelden naar apparaten of webservices kunt sturen, hoe u de
camera vanaf een computer of draadloze afstandsbediening kunt
bedienen en andere handelingen kunt uitvoeren.
Belangrijk
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies
of schade als gevolg van onjuiste draadloze communicatie-
instellingen bij gebruik van de camera. Daarnaast is Canon niet
aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade als gevolg
van het gebruik van de camera.
Zorg bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties voor
adequate beveiliging, naar uw eigen inzicht en op uw eigen risico.
Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als
gevolg van onbevoegde toegang of andere schendingen.
376
Tabbladmenu's: tabblad Draadloos
z
Draadloos 1
=
377
=
452
=
453
=
454
=
455
=
460
z
Draadloze communicatie is niet beschikbaar terwijl de camera via een
interfacekabel op een computer of een ander apparaat aangesloten is.
z
Andere apparaten, zoals computers, kunnen niet worden gebruikt met de
camera door ze met een interfacekabel aan te sluiten terwijl de camera via
Wi-Fi met apparaten is verbonden.
z
De camera kan niet via Wi-Fi worden verbonden als zich geen kaart in de
camera bevindt (behalve [
D
]). Bovendien kan voor [
l
] en webservices de
camera niet via Wi-Fi worden verbonden als er geen beelden op de kaart zijn
opgeslagen.
z
De Wi-Fi-verbinding wordt verbroken als u de aan-uitschakelaar van de camera
instelt op <
2
> of als u het kaartsleuf-/accucompartimentklepje opent.
z
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is gebracht, werkt de functie voor het
automatisch uitschakelen van de camera niet.
377
Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer een item waarmee de
camera verbinding moet maken.
q
Verbinden met smartphone (
=
379)
Bedien de camera op afstand en blader door beelden op de camera via
een Wi-Fi-verbinding met behulp van de speciale app Camera Connect op
smartphones en tablets (waarnaar in deze handleiding gezamenlijk wordt
verwezen als “smartphones”).
D
Gebruiken met EOS-software of andere speciale
software (
=
408)
Breng een Wi-Fi-verbinding tussen de camera en de computer tot stand
en bedien de camera op afstand met EOS Utility (EOS-software). Met de
speciale toepassing Image Transfer Utility 2 kunnen beelden op de camera
ook automatisch naar een computer worden verzonden.
l
Printen vanaf een Wi-Fi-printer (
=
416)
Verbind de camera via Wi-Fi met een printer die PictBridge (Wireless LAN)
ondersteunt om beelden te kunnen printen.
378
Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding
R
Uploaden naar webservice (
=
426)
Deel beelden met vrienden of familie op sociale media of op CANON
iMAGE GATEWAY, de online fotodienst voor klanten van Canon. U kunt zich
gratis registreren voor deze dienst.
K
Verbinden met draadloze afstandsbediening (
=
446)
Deze camera kan ook via Bluetooth worden verbonden met de draadloze
afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) om op afstand
opnamen te maken.
379
Verbinden met een smartphone
Door de camera te koppelen met een smartphone die BLE-technologie
(Bluetooth Low Energy) ondersteunt (hierna “Bluetooth” genoemd) kunt
u het volgende doen:
z
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen door alleen de smartphone te
gebruiken (
=
381).
z
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen met de camera ook als deze is
uitgeschakeld (
=
387)
z
Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie die is verkregen door
de smartphone (
=
455).
z
De camera op afstand bedienen vanaf een smartphone (
=
386).
Nadat u de camera via Wi-Fi met een smartphone hebt verbonden, kunt
u verder het volgende doen:
z
Vanaf de smartphone door beelden op de camera bladeren en ze
opslaan (
=
386).
z
De camera op afstand bedienen vanaf een smartphone (
=
386).
z
Vanaf de camera beelden naar een smartphone sturen (
=
395).
Bluetooth en Wi-Fi op een smartphone inschakelen
Schakel Bluetooth en Wi-Fi in vanaf het instellingenscherm van de
smartphone. Houd er rekening mee dat koppelen met de camera niet
mogelijk is vanaf het Bluetooth-instellingenscherm van de smartphone.
z
Wilt u een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen via een toegangspunt, zie “Wi-Fi-
verbinding via toegangspunten” (
=
441).
380
Verbinden met een smartphone
Camera Connect installeren op een smartphone
De speciale app Camera Connect (gratis) moet zijn geïnstalleerd op de
smartphone waarop Android of iOS is geïnstalleerd.
z
Gebruik de nieuwste versie van het besturingssysteem van de smartphone.
z
Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de App
Store. Google Play en de App Store kunnen tevens worden geopend met
de QR-codes die verschijnen als de camera via Wi-Fi wordt gekoppeld of
verbonden met een smartphone.
z
Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie over de
besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund.
z
Voorbeeldschermen en andere details kunnen afwijken van de daadwerkelijke
gebruikersinterface-elementen na rmware-updates van de camera of updates
voor Camera Connect, Android of iOS.
381
Verbinden met een smartphone
Via Wi-Fi verbinding maken met een smartphone die
Bluetooth ondersteunt
Stappen op de camera (1)
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [qVerbinden met
smartphone].
3
Selecteer [Voeg apparaat
v. verbinding toe].
382
Verbinden met een smartphone
4
Selecteer een item.
z
Als Camera Connect al is geïnstalleerd,
selecteer dan [Niet weergeven].
z
Als Camera Connect niet is
geïnstalleerd, selecteer dan [Android]
of [iOS], scan de QR-code met de
smartphone en ga naar Google Play
of App Store en installeer Camera
Connect.
5
Selecteer [Koppelen via Bluetooth].
z
De apparaten worden nu aan elkaar
gekoppeld.
z
Wilt u een andere smartphone koppelen
nadat u eerder al een smartphone hebt
gekoppeld, selecteer dan [OK] in het
scherm links.
383
Verbinden met een smartphone
Stappen op de smartphone (1)
6
Open Camera Connect.
7
Tik op de camera die u wilt
koppelen.
z
Als u een Android-smartphone gebruikt,
gaat u naar stap 9.
8
Tik op [Pair/Koppelen] (alleen iOS).
Stappen op de camera (2)
9
Selecteer [OK].
384
Verbinden met een smartphone
10
Druk op <0>.
z
Het koppelen is nu voltooid en de
camera is via Bluetooth verbonden met
de smartphone.
Op het Camera Connect-hoofdscherm
wordt een Bluetooth-pictogram
weergegeven.
z
De camera kan niet via Bluetooth met twee of meer apparaten tegelijkertijd
worden verbonden. Wilt u voor de Bluetooth-verbinding overschakelen naar
een andere smartphone, zie
=
458.
z
De Bluetooth-verbinding gebruikt accustroom ook nadat automatisch
uitschakelen op de camera is geactiveerd. Daardoor kan het gebeuren dat het
accuniveau al vrij laag is als u de camera gebruikt.
Problemen met koppelen oplossen
z
Het behouden van koppelingsgegevens voor eerder gekoppelde camera's
op uw smartphone voorkomt dat de smartphone met deze camera kan
worden gekoppeld. Voordat u probeert opnieuw te koppelen, verwijdert u de
koppelingsgegevens voor eerder gekoppelde camera's vanaf het Bluetooth-
instellingenscherm van uw smartphone.
z
Als een Bluetooth-verbinding tot stand is gebracht, kunt u de camera bedienen
om beelden naar de smartphone te verzenden (
=
395).
385
Verbinden met een smartphone
Stappen op de smartphone (2)
11
Tik op een functie van Camera
Connect.
z
Selecteer in iOS de optie [Join/Koppel]
als u wordt gevraagd de verbinding met
de camera te bevestigen.
z
Zie
=
386 voor de Camera Connect-
functies.
z
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt het scherm voor de
geselecteerde functie.
z
Op de camera wordt [
q
Wi-Fi aan]
weergegeven.
z
Op het Camera Connect-hoofdscherm
branden de Bluetooth- en Wi-Fi-
pictogrammen.
De Wi-Fi-verbinding met een Bluetooth-compatibele smartphone is nu
tot stand gebracht.
z
Zie “Wi-Fi-verbindingen verbreken” (
=
403) voor het verbreken van de
Wi-Fi-verbinding.
z
Als u de Wi-Fi-verbinding verbreekt, schakelt de camera over naar de
Bluetooth-verbinding.
z
Wilt u opnieuw verbinding maken via Wi-Fi, open dan Camera Connect
en tik op de functie die u gaat gebruiken.
386
Verbinden met een smartphone
Het scherm [
q
Wi-Fi aan]
Verbreken, afsluiten
z
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig instellingen
z
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
z
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout
controleren.
Functies van Camera Connect
Beelden op camera
z
Beelden kunnen worden doorgebladerd, verwijderd of beoordeeld.
z
Beelden kunnen op een smartphone worden opgeslagen.
Op afstand Live View-opnamen maken
z
Hiermee kunt u op afstand opnamen maken terwijl u een live beeld op de
smartphone bekijkt.
Automatische overdracht
z
Schakelt aanpassing van instellingen voor camera en app in om
automatisch opnamen naar een smartphone te sturen tijdens het
vastleggen (
=
394).
Afstandsbediening met Bluetooth
z
Hiermee kunt u de camera op afstand bedienen vanaf een smartphone
die via Bluetooth is gekoppeld. (Niet beschikbaar bij verbinding via Wi-Fi.)
z
Automatisch uitschakelen is gedeactiveerd terwijl u de functie voor
afstandsbediening via Bluetooth gebruikt.
Locatie-informatie
z
Niet ondersteund op deze camera.
Camera-instellingen
z
Camera-instellingen kunnen worden gewijzigd.
387
Verbinden met een smartphone
Een Wi-Fi-verbinding in stand houden als de camera is
uitgeschakeld
Als de camera via Bluetooth met een smartphone gekoppeld is, kunt
u de zelfs als de aan-uitschakelaar van de camera op <
2
> staat de
smartphone gebruiken om verbinding te maken via Wi-Fi.
1
Selecteer [k: Inst. v. Bluetooth].
2
Stel [Vrb. blvn bij uit] in op
[Inschak.].
z
Terwijl de aan-uitschakelaar van de
camera op <
2
> staat, tikt u in het
menu van Camera Connect op [Images
on camera/Beelden op camera] om de
Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen.
z
Selecteer in iOS de optie [Join/Koppel]
als u wordt gevraagd de verbinding met
de camera te bevestigen.
Een lijst van de beelden op de camera
wordt weergegeven wanneer de Wi-Fi-
verbinding tot stand is gebracht.
388
Verbinden met een smartphone
z
U kunt Camera Connect gebruiken om beelden op te slaan op de
smartphone en u kunt beelden op de camera verwijderen.
z
Tik op [
] in het hoofdscherm van Camera Connect om
de Wi-Fi-verbinding te verbreken (
=
403).
z
Deze functie kan niet meer worden gebruikt als de draadloze instellingen zijn
gereset of als de smartphoneverbindingsinformatie is gewist.
Het koppelen annuleren
U kunt als volgt de koppeling met een smartphone annuleren.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [qVerbinden met
smartphone].
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
3
Selecteer [Apparaat bewerken/
verwijderen].
389
Verbinden met een smartphone
4
Selecteer de smartphone waarvan
u de koppeling met de camera wilt
annuleren.
z
Smartphones die momenteel met
de camera zijn gekoppeld, worden
aangeduid met [
s
].
5
Selecteer [Verbindingsinformatie
verwijd.].
6
Selecteer [OK].
7
Wis de camera-informatie op de
smartphone.
z
Wis in het Bluetooth-instellingenmenu
van de smartphone de camera-
informatie die op de smartphone is
geregistreerd.
390
Verbinden met een smartphone
Wi-Fi--verbinding zonder Bluetooth te gebruiken
Stappen op de camera (1)
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [qVerbinden met
smartphone].
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
3
Selecteer [Voeg apparaat
v. verbinding toe].
4
Selecteer een item.
z
Als Camera Connect al is geïnstalleerd,
selecteer dan [Niet weergeven].
391
Verbinden met een smartphone
5
Selecteer [Verbinden via Wi-Fi].
(1)
(2)
6
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord.
z
Controleer de SSID (1) en het
wachtwoord (2) die op de camera
worden weergegeven.
z
Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie
[Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt
het wachtwoord niet weergegeven of
gevraagd (
=
452).
z
Door in stap 6 [Ander netwerk] te selecteren, kunt u een Wi-Fi-verbinding tot
stand brengen via een toegangspunt (
=
441).
392
Verbinden met een smartphone
Stappen op de smartphone
Scherm van smartphone
(voorbeeld)
7
Bedien de smartphone om een
Wi-Fi-verbinding tot stand te
brengen.
z
Activeer de Wi-Fi-functie op de
smartphone en tik vervolgens op de
SSID (netwerknaam) die u bij stap 6
hebt gecontroleerd.
z
Voer als wachtwoord het in stap 6
gecontroleerde wachtwoord in.
8
Open Camera Connect en tik op
de camera waarmee u via Wi-Fi
verbinding wilt maken.
Stappen op de camera (2)
9
Selecteer [OK].
z
Druk op de knop <
B
> om het aantal
beelden dat kan worden bekeken te
selecteren. Zie stap 5 op
=
405 voor
aanwijzingen over hoe deze in te stellen.
393
Verbinden met een smartphone
z
Het hoofdvenster van Camera Connect
wordt weergegeven op de smartphone.
De Wi-Fi-verbinding met een smartphone
is nu voltooid.
z
Bedien de camera met Camera Connect
(
=
386).
z
Zie “Wi-Fi-verbindingen verbreken” (
=
403) voor het verbreken van de
Wi-Fi-verbinding.
z
Zie “Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (
=
449) voor informatie over hoe
u opnieuw verbinding maakt via Wi-Fi.
z
Wanneer verbinding via Wi-Fi is gemaakt, kunt u tijdens het afspelen beelden
naar een smartphone verzenden vanaf het scherm Snel instellen (
=
395).
394
Verbinden met een smartphone
Automatische beeldoverdracht terwijl u opnamen maakt
Uw opnamen kunnen automatisch naar een smartphone worden verzonden.
Voordat u deze stappen doorloopt, dient u ervoor te zorgen dat de camera
en de smartphone met elkaar verbonden zijn via Wi-Fi.
1
Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi].
2
Kies [Verzend n. smartphone
na opn.].
3
Selecteer [Inschak.] in [Autom.
verzenden].
4
Stel [Te verz. formaat] in.
5
Maak de opname.
395
Verbinden met een smartphone
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
U kunt de camera gebruiken om beelden naar een smartphone te versturen
die is gekoppeld via Bluetooth (alleen Android-apparaten) of via Wi-Fi.
1
Speel het beeld af.
2
Druk op de knop <Q>.
3
Selecteer [qBld. n. smartphone vrz.].
z
Als u deze stap uitvoert terwijl
u verbonden bent via Bluetooth, wordt
een bericht weergegeven en schakelt
de verbinding over naar een Wi-Fi-
verbinding.
4
Selecteer verzendopties en verzend
de beelden.
396
Verbinden met een smartphone
(1) Afzonderlijke beelden verzenden
1
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
te verzenden beelden te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
z
U kunt het instelwiel <
5
> linksom
draaien als u beelden uit de
indexweergave wilt selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
z
In [Te verz. formaat] kunt u de grootte
van het te verzenden beeld selecteren.
z
Bij het verzenden van lms kunt u de
beeldkwaliteit van te verzenden lms
selecteren in [Te verz. kwalit.].
(2) Meerdere geselecteerde beelden verzenden
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
397
Verbinden met een smartphone
3
Selecteer de opnamen die u wilt
verzenden.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
te verzenden beelden te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
z
U kunt het instelwiel <
5
> linksom
draaien als u beelden uit de
indexweergave wilt selecteren. Wilt
u terugkeren naar de weergave van één
beeld, draai het instelwiel <
5
> dan
rechtsom.
z
Nadat u de beelden die u wilt verzenden
hebt geselecteerd, drukt u op de knop
<
M
>.
4
Sluit de beeldselectie af.
z
Selecteer [OK].
5
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
z
Bij het verzenden van lms selecteert
u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.].
398
Verbinden met een smartphone
6
Selecteer [Verzend.].
(3) Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Geef het bereik van de beelden op.
z
Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
z
Selecteer het laatste beeld (eindpunt).
z
Herhaal deze stap om de selectie op te
heen.
z
U kunt het instelwiel <
5
> naar een
van beide kanten draaien om het aantal
opnamen dat wordt weergegeven in de
indexweergave te wijzigen.
399
Verbinden met een smartphone
4
Bevestig het bereik.
z
Druk op de knop <
M
>.
5
Sluit de beeldselectie af.
z
Selecteer [OK].
6
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
z
Bij het verzenden van lms selecteert
u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.].
7
Selecteer [Verzend.].
400
Verbinden met een smartphone
(4) Alle beelden op de kaart verzenden
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
z
Bij het verzenden van lms selecteert
u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.].
4
Selecteer [Verzend.].
401
Verbinden met een smartphone
(5) Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld
in [Beeldzoekvoork. instellen].
Voor [Beeldzoekvoork. instellen] raadpleegt u “Beeldzoekvoorkeuren
instellen” (
=
363).
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
z
Bij het verzenden van lms selecteert
u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.].
4
Selecteer [Verzend.].
402
Verbinden met een smartphone
Beeldoverdracht beëindigen
Opnamen overbrengen van de camera indien gekoppeld via Bluetooth
(Android)
z
Druk op de knop <
M
> op het
scherm voor beeldoverdracht.
z
Selecteer [OK] op het scherm links om
de beeldoverdracht te beëindigen en de
Wi-Fi-verbinding verbreken.
Beelden van de camera via een Wi-Fi-verbinding verzenden
z
Druk op de knop <
M
> op het
scherm voor beeldoverdracht.
z
Zie “Wi-Fi-verbindingen verbreken”
(
=
403) voor instructies voor het
verbreken van de Wi-Fi-verbinding.
403
Verbinden met een smartphone
z
Tijdens de beeldoverdracht kan geen opname worden gemaakt, ook al drukt
u de ontspanknop helemaal in.
z
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de overdracht
[Annuleer].
z
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
z
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de
energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
z
Het selecteren van het gereduceerde formaat voor foto's is van toepassing op
alle foto's die op dat moment worden verzonden. Houd er rekening mee dat
foto's met formaat
b
niet verkleind worden.
z
Het selecteren van compressie voor lms is van toepassing op alle lms die op
dat moment worden verzonden.
z
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
Wi-Fi-verbindingen verbreken
Voer een van de volgende handelingen uit.
Tik op het scherm Camera Connect
op [
].
Selecteer in het scherm [qWi-Fi
aan] de optie [Verbr., afs.].
z
Als het scherm [
q
Wi-Fi aan] niet wordt
weergegeven, selecteert u [
k
:
Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding].
z
Selecteer [Verbr., afs.] en
selecteer vervolgens [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster.
404
Verbinden met een smartphone
Instellingen die zorgen dat beelden kunnen worden bekeken
op smartphones
Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt u beelden opgeven.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [qVerbinden met
smartphone].
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
3
Selecteer [Apparaat bewerken/
verwijderen].
4
Selecteer een smartphone.
z
Selecteer de naam van de smartphone
waarop u de beelden zichtbaar
wilt maken.
405
Verbinden met een smartphone
5
Selecteer [Weerg. beelden].
6
Selecteer een item.
z
Selecteer [OK] om het instelscherm te
openen.
[Alle beelden]
Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven.
[Beelden v. afgelopen dagen]
Geef op basis van de datum aan welke
beelden kunnen worden bekeken. Dit kan
tot negen dagen terug.
z
Wanneer [Afgel. dgn gem. beelden]
wordt geselecteerd, kunnen beelden
van uiterlijk het opgegeven aantal
dagen vóór de huidige datum worden
weergegeven. Gebruik de pijltjestoetsen
<
W
> en <
X
> om het aantal dagen op te
geven en druk vervolgens op <
0
> om
de selectie te bevestigen.
z
Nadat u [OK] hebt geselecteerd, worden
de beelden die kunnen worden bekeken
ingesteld.
z
Als [Weerg. beelden] is ingesteld op een andere instelling dan [Alle beelden],
is opnamen maken op afstand niet mogelijk.
406
Verbinden met een smartphone
[Selecteer op classicatie]
Speciceer welke beelden kunnen
worden bekeken op basis van de (al dan
niet) toegekende classicatie of het type
classicatie.
z
Nadat u het type classicatie hebt
geselecteerd, worden de beelden die
kunnen worden bekeken ingesteld.
[Bestandsnummerreeks] (Select. reeks)
(1) (2)
Selecteer het eerste en laatste beeld
dat kan worden bekeken van de reeks
opnamen die op bestandsnummer zijn
gesorteerd.
1. Druk op <
0
> om het
beeldselectiescherm weer te geven.
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
> om
het beeld te selecteren.
U kunt het instelwiel <
5
> linksom
draaien als u beelden uit de
indexweergave wilt selecteren.
2. Selecteer een beeld als het beginpunt (1).
3. Gebruik <
Z
> om een beeld te
selecteren als het eindpunt (2).
4. Selecteer [OK].
407
Verbinden met een smartphone
z
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een lm opneemt,
gebeurt het volgende.
y
Elke lmopname die actief is in de lmopnamemodus blijft doorgaan.
y
Elke lmopname die actief is in de foto-opnamemodus stopt.
z
Als een Wi-Fi-verbinding met een smartphone tot stand is gebracht, zijn
bepaalde functies niet beschikbaar.
z
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
z
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt de beeldweergave of de
ontspanknop vertraagd.
z
Tijdens het opslaan van opnamen op een smartphone kunt u geen opnamen
maken, ook al drukt u de ontspanknop van de camera helemaal in. Bovendien
wordt het camerascherm mogelijk uitgeschakeld.
z
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de
energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
408
Verbinden met een computer via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera via Wi-Fi met een
computer verbindt en hoe u de camera bedient met EOS-software of andere
speciale software. Installeer de laatste versie van software op de computer
voordat u een Wi-Fi-verbinding congureert.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de computer voor
bedieningsinstructies voor de computer.
De camera met EOS Utility bedienen
Met EOS Utility (EOS-software) kunt u beelden vanaf de camera importeren,
de camera bedienen en andere handelingen uitvoeren.
Stappen op de camera (1)
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [DAfstandsbedien.
(EOS Utility)].
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
3
Selecteer [Voeg apparaat
v. verbinding toe].
409
Verbinden met een computer via Wi-Fi
(1)
(2)
4
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord.
z
Controleer de SSID (1) en het
wachtwoord (2) die op de camera
worden weergegeven.
z
Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie
[Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt
het wachtwoord niet weergegeven
of gevraagd. Zie
=
452 voor meer
informatie.
Stappen op de computer (1)
Scherm van computer (voorbeeld)
5
Selecteer de SSID en voer het
wachtwoord in.
z
Selecteer op het instelscherm van
de computer de SSID die bij stap 4 is
gecontroleerd.
z
Voer als wachtwoord het in stap 4
gecontroleerde wachtwoord in.
410
Verbinden met een computer via Wi-Fi
Stappen op de camera (2)
6
Selecteer [OK].
z
Het volgende bericht wordt weergegeven.
“******” staat voor de laatste zes cijfers
van het MAC-adres van de camera
waarmee u verbinding maakt.
Stappen op de computer (2)
7
Start EOS Utility.
8
Klik in EOS Utility op [Pairing over
Wi-Fi/LAN/Koppelen via Wi-Fi/LAN].
z
Als een bericht wordt weergegeven met
betrekking tot de rewall, selecteert
u [Yes/Ja].
9
Klik op [Connect/Verbinden].
z
Selecteer de camera waarmee
u verbinding wilt maken en klik op
[Connect/Verbinden].
411
Verbinden met een computer via Wi-Fi
Stappen op de camera (3)
10
Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand.
z
Selecteer [OK].
Het scherm [
D
Wi-Fi aan]
Verbreken, afsluiten
z
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig instellingen
z
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
z
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt,
kunt u de details van de fout controleren.
De Wi-Fi-verbinding met een computer is nu voltooid.
z
Bedien de camera met de EOS Utility op de computer.
z
Zie “Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (
=
449) voor informatie over hoe
u opnieuw verbinding maakt via Wi-Fi.
412
Verbinden met een computer via Wi-Fi
z
z
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een lm opneemt,
gebeurt het volgende.
y
Elke lmopname die actief is in de lmopnamemodus blijft doorgaan.
y
Elke lmopname die actief is in de foto-opnamemodus stopt.
z
Opnamehandelingen met de camera zijn niet mogelijk nadat u EOS Utility
hebt gebruikt om van de foto-opnamemodus over te schakelen naar de
lmopnamemodus.
z
Als een Wi-Fi-verbinding met EOS Utility tot stad is gebracht, zijn bepaalde
functies niet beschikbaar.
z
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
z
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt de beeldweergave of de
ontspanknop vertraagd.
z
Als u Live View-opnamen op afstand maakt, is de beeldoverdrachtssnelheid
lager dan bij een interfacekabelverbinding. Daardoor kunnen bewegende
onderwerpen niet vloeiend worden vastgelegd.
413
Verbinden met een computer via Wi-Fi
Beelden op de camera automatisch verzenden
Met de speciale software Image Transfer Utility 2 kunt u beelden van de
camera automatisch naar een computer verzenden.
Stappen op de computer (1)
1
Maak verbinding met de computer
en een toegangspunt en start
Image Transfer Utility 2.
z
Het scherm waarmee u de instellingen
voor het koppelen kunt congureren,
verschijnt wanneer u de instructies
volgt die worden weergegeven wanneer
u Image Transfer Utility 2 voor het eerst
opent.
Stappen op de camera (1)
2
Selecteer [Blden aut.
n. computer verz.].
z
Selecteer [
k
: Instellingen Wi-Fi].
z
Selecteer [Blden aut. n. computer verz.].
3
Selecteer [Inschak.] in [Autom.
verzenden].
414
Verbinden met een computer via Wi-Fi
4
Selecteer [OK].
5
Maak verbinding via Wi-Fi een
toegangspunt.
z
Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand
tussen de camera en het toegangspunt
waarmee de computer is verbonden. Zie
“Wi-Fi-verbinding via toegangspunten”
(
=
441) voor verbindingsinstructies.
6
Selecteer de computer waarmee de
camera moet worden gekoppeld.
Stappen op de computer (2)
7
Koppel camera en computer.
z
Selecteer de camera en klik op
[Pairing/Koppelen].
415
Verbinden met een computer via Wi-Fi
Stappen op de camera (2)
8
Selecteer [Blden aut.
n. computer verz.].
z
Selecteer [
k
: Instellingen Wi-Fi].
z
Selecteer [Blden aut. n. computer verz.].
9
Selecteer [Beeldverzendingsopties].
10
Selecteer de opnamen die u wilt
verzenden.
z
Als u [Gesel. blden] in [Verzendbereik]
selecteert, geef dan de te verzenden
beelden op het scherm [Selecteer te
verzenden beelden] op.
z
Schakel de camera uit nadat de
instellingen voltooid zijn.
Beelden op de camera worden automatisch naar de actieve computer
verzonden als u de camera binnen het bereik van het toegangspunt
inschakelt.
z
Als beelden niet automatisch worden verzonden, probeer dan de camera
opnieuw te starten.
416
Verbinden met een printer via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u beelden kunt printen door de
camera via Wi-Fi rechtstreeks met een printer te verbinden die PictBridge
(draadloos LAN) ondersteunt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de
printer voor de bedieningsinstructies voor de printer.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [lAfdrukken van Wi-Fi-
printer].
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
3
Selecteer [Voeg apparaat
v. verbinding toe].
417
Verbinden met een printer via Wi-Fi
(1)
(2)
4
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord.
z
Controleer de SSID (1) en het
wachtwoord (2) die op de camera
worden weergegeven.
z
Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie
[Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt
het wachtwoord niet weergegeven of
gevraagd (
=
452).
5
Congureer de printer.
z
Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu
van de printer de SSID die u hebt
gecontroleerd.
z
Voer als wachtwoord het in stap 4
gecontroleerde wachtwoord in.
6
Selecteer de printer.
z
Selecteer in de lijst met gedetecteerde
printers de gewenste printer voor een
Wi-Fi-verbinding.
z
Als uw voorkeursprinter niet in de lijst
wordt weergegeven, kunt u door [Zoek
opnieuw] te selecteren de camera
inschakelen om uw printer te zoeken.
z
Wilt u een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen via een toegangspunt, zie “Wi-Fi-
verbinding via toegangspunten” (
=
441).
418
Verbinden met een printer via Wi-Fi
Beelden printen
Afzonderlijke beelden printen
1
Selecteer de opname die u wilt
afdrukken.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
te printen beelden te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
U kunt het instelwiel <
5
> linksom
draaien als u beelden uit de
indexweergave wilt selecteren.
2
Selecteer [Beeld printen].
3
Print het beeld.
z
Zie
=
421 voor de instelprocedure
voor afdrukinstellingen.
z
Selecteer [Print] en vervolgens [OK]
om het afdrukken te starten.
419
Verbinden met een printer via Wi-Fi
Printen volgens opgegeven beeldopties
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Printopties].
3
Stel de gewenste printopties in.
z
Zie “Printopties opgeven” (
=
331)
voor de instelprocedure voor
afdrukinstellingen.
z
Als de printopties zijn voltooid voordat
u een Wi-Fi-verbinding tot stand hebt
gebracht, gaat u naar stap 4.
4
Selecteer [Print].
z
[Print] kan alleen worden geselecteerd
als een beeld is geselecteerd en de
printer klaar is om af te drukken.
5
Stel de optie [Papier inst.]
in (=421).
420
Verbinden met een printer via Wi-Fi
6
Print het beeld.
z
Als [OK] wordt geselecteerd, start het
afdrukken.
z
Het maken van opnamen is niet mogelijk wanneer via Wi-Fi verbinding is
gemaakt met een printer.
z
U kunt lms niet afdrukken.
z
Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen.
z
Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen.
z
Als [Randen] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand wordt geprint.
z
Afhankelijk van de printer kan de datum er licht uitzien als deze op een heldere
achtergrond of op de rand wordt afgedrukt.
z
RAW-beelden kunnen niet worden geprint door [Printopties] te selecteren.
Om te printen selecteert u [Beeld printen].
z
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
z
Afhankelijk van de bestandsgrootte en de beeldkwaliteit kan het even duren
voordat het printen begint nadat u [Print] hebt geselecteerd.
z
Als u het printen wilt beëindigen, drukt u op <
0
> terwijl [Stop] wordt
weergegeven. Vervolgens selecteert u [OK].
z
Wanneer u afdrukt met [Printopties] en u hebt het afdrukken onderbroken,
maar u wilt de resterende opnamen nog afdrukken, dan selecteert u [Hervat].
Het printen wordt niet hervat als een van de volgende situaties zich voordoet.
y
U hebt de printopties gewijzigd of opnamen verwijderd die waren geselecteerd
om te worden geprint voordat u het printen hervatte.
z
Zie
=
425 als zich tijdens het afdrukken problemen voordoen.
421
Verbinden met een printer via Wi-Fi
Afdrukinstellingen
De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer.
Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
Scherm met printinstellingen
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)(8)
(1) Hiermee stelt u het afdrukken van datum of bestandsnummer in (
=
423).
(2) Hiermee stelt u de afdrukeecten in (
=
423).
(3) Hiermee stelt u het aantal af te drukken exemplaren in (
=
423).
(4) Hiermee stelt u het printgebied in (
=
424).
(5) Hiermee stelt u het papierformaat, de papiersoort en de indeling
in (
=
422).
(6) Hiermee gaat u terug naar het beeldselectiescherm.
(7) Hiermee start u het printen.
(8) Het papierformaat, de papiersoort en de pagina-indeling die u hebt
ingesteld, worden weergegeven.
* Afhankelijk van de printer kunnen bepaalde instellingen mogelijk niet worden
geselecteerd.
422
Verbinden met een printer via Wi-Fi
Papierinstellingen
z
Selecteer [Papier inst.].
[
Q
] Het papierformaat instellen
z
Selecteer het formaat van het papier in
de printer.
[
Y
] Het papiertype instellen
z
Selecteer het type papier in de printer.
[
U
] De pagina-indeling instellen
z
Selecteer de pagina-indeling.
z
Als de beeldverhouding van de opname afwijkt van de beeldverhouding van het
printpapier, kan de opname aanzienlijk worden bijgesneden door de opname
zonder randen af te drukken. Opnamen kunnen ook worden afgedrukt met een
lagere resolutie.
423
Verbinden met een printer via Wi-Fi
[
I
] Het printen van de datum en het bestandsnummer instellen
z
Selecteer [
I
].
z
Selecteer wat u wilt afdrukken.
[
E
] De printeecten instellen (Beeld optimaliseren)
z
Selecteer [
E
].
z
Selecteer afdrukeecten.
z
Als u de opname-informatie van een beeld dat is gemaakt bij een uitgebreide
ISO-snelheid (H) mee laat afdrukken, wordt mogelijk niet de juiste ISO-snelheid
afgedrukt.
z
Bij de instelling [Standaard] voor printeecten en andere opties worden de
standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant
zijn ingesteld. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor de
[Standaard]-instellingen.
[
R
] Het aantal exemplaren instellen
z
Selecteer [
R
].
z
Stel het aantal af te drukken
exemplaren in.
424
Verbinden met een printer via Wi-Fi
De opname bijsnijden
Stel bijsnijden in vlak voordat u afdrukt.
Als u andere afdrukinstellingen wijzigt
nadat u beelden hebt bijgesneden, moet
u de beelden mogelijk opnieuw bijsnijden.
1
Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2
Stel de grootte, positie en beeldverhouding van het
bijsnijdkader in.
z
Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt
geprint. U kunt de vorm van het kader (beeldverhouding) wijzigen
met [Papier inst.].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Gebruik het instelwiel <
5
> om de grootte van het bijsnijdkader te
wijzigen.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Gebruik de pijltjestoetsen <
V
> om het kader verticaal en horizontaal te
verschuiven.
De stand van het bijsnijdkader wijzigen
Wanneer u op de knop <
B
> drukt, wisselt het bijsnijdkader van
verticaal naar horizontaal en omgekeerd.
3
Druk op <0> om het bijsnijden af te sluiten.
z
U kunt het bijgesneden beeldgebied linksboven in het scherm met
printinstellingen bekijken.
425
Verbinden met een printer via Wi-Fi
z
Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden beeldgebied niet
wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven.
z
De verlaging van de resolutie waarmee opnamen worden geprint neemt toe
naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Printerproblemen oplossen
z
Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost (geen
inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd, gebruik dan de
knoppen op de printer. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor
meer informatie over het hervatten van het printen.
Foutmeldingen
z
Als tijdens het afdrukken een fout optreedt, wordt een foutmelding op het
scherm van de camera weergegeven. Nadat het probleem is opgelost, kunt
u het afdrukken hervatten. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer
voor informatie over het oplossen van een afdrukprobleem.
Papierfout
z
Controleer of het papier correct is geplaatst.
Inktfout
z
Controleer het inktniveau van de printer en de afvaltank.
Hardwarefout
z
Controleer of er andere problemen met de printer zijn dan papierstoringen en
problemen met de inkt.
Bestandsfout
z
De geselecteerde opname kan niet worden geprint. Opnamen die met een
andere camera zijn gemaakt of met een computer zijn bewerkt, kunnen
mogelijk niet worden geprint.
426
Beelden naar een webservice verzenden
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u webservices gebruikt om beelden te
verzenden.
Webservices registreren
Gebruik een smartphone of computer om uw webservices toe te voegen
aan de camera.
z
Een smartphone of computer met browser en internettoegang is nodig
om de camera-instellingen voor CANON iMAGE GATEWAY en andere
webservices in te voeren.
z
Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY website voor details over versies
van browsers (zoals Microsoft Internet Explorer) en instellingen die nodig
zijn voor de toegang tot CANON iMAGE GATEWAY.
z
Voor informatie over landen en regio's waar CANON iMAGE GATEWAY
beschikbaar is, raadpleegt u de website van Canon
(http://www.canon.com/cig/).
z
Raadpleeg de help-informatie voor CANON iMAGE GATEWAY voor
instructies en informatie over de instellingen van CANON iMAGE
GATEWAY.
z
Als u van andere webservices dan CANON iMAGE GATEWAY wilt
gebruikmaken, moet u over een account bij deze services beschikken.
Voor meer informatie gaat u naar de website van elke webservice die
u wilt registreren.
z
De kosten voor de verbinding met uw provider en voor het gebruik van
diens toegangspunt worden afzonderlijk in rekening gebracht.
427
Beelden naar een webservice verzenden
CANON iMAGE GATEWAY registreren
Koppel de camera en CANON iMAGE GATEWAY door CANON iMAGE
GATEWAY als bestemmingswebservice toe te voegen op de camera.
U moet een e-mailadres invoeren dat u op uw computer of smartphone
gebruikt.
Stappen op de camera (1)
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [RUploaden naar
webservice].
3
Selecteer [Akkoord].
4
Breng een Wi-Fi-verbinding
tot stand.
z
Maak verbinding via Wi-Fi een
toegangspunt.
Ga naar stap 7 op
=
442.
428
Beelden naar een webservice verzenden
5
Voer uw e-mailadres in.
z
Voer uw e-mailadres in en selecteer [OK].
6
Voer een viercijferig nummer in.
z
Voer een zelfgekozen viercijferig
nummer in en selecteer [OK].
7
Selecteer [OK].
z
Het pictogram [
R
] verandert in [
].
429
Beelden naar een webservice verzenden
Stappen op de computer of smartphone
8
Stel de webkoppeling op de
camera in.
z
Open de pagina in het meldingsbericht.
z
Volg de instructies op de pagina met
instellingen voor het koppelen van de
camera om de instellingen te voltooien.
Stappen op de camera (2)
9
Voeg CANON iMAGE GATEWAY als
bestemming toe.
z
Selecteer [
].
CANON iMAGE GATEWAY is nu
toegevoegd.
430
Beelden naar een webservice verzenden
Andere webservices registreren
Stappen op de computer of smartphone
1
Stel de webservice in die u wilt
gebruiken.
z
Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY-
website en open de instellingenpagina
voor de camera webkoppeling.
z
Volg de instructies op het scherm om
de instellingen voor de webservices te
voltooien die u wilt gebruiken.
Stappen op de camera
2
Voeg de gecongureerde
webservice als bestemming in.
z
Selecteer [
k
: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
z
Selecteer [
].
431
Beelden naar een webservice verzenden
Beelden verzenden
U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de
camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door
koppelingen van de online albums te verzenden.
Verbinding maken met webservices via Wi-Fi
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer een webservice.
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
z
Er wordt mogelijk een scherm
weergegeven om een bestemming te
selecteren afhankelijk van het type
en de instellingen van de webservice
(
=
444).
432
Beelden naar een webservice verzenden
Afzonderlijke beelden verzenden
1
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
te verzenden beelden te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
z
U kunt het instelwiel <
5
> linksom
draaien als u beelden uit de
indexweergave wilt selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
z
In [Te verz. formaat] kunt u de grootte
van de te verzenden afbeelding
selecteren.
z
Selecteer [OK] op het scherm nadat
de afbeeldingen zijn verzonden om de
Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
z
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
z
Gebruik de toetsen <
W
> <
X
> om door
het scherm te bladeren.
433
Beelden naar een webservice verzenden
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de opnamen die u wilt
verzenden.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
te verzenden beelden te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
z
U kunt het instelwiel <
5
> linksom
draaien om over te schakelen naar
de weergave van drie beelden voor
het selecteren van beelden. Wilt
u terugkeren naar de weergave van één
beeld, draai het instelwiel <
5
> dan
rechtsom.
z
Nadat u de beelden die u wilt verzenden
hebt geselecteerd, drukt u op de knop
<
M
>.
434
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Wanneer YouTube als bestemming is
geselecteerd, wordt [Te verz. formaat]
niet weergegeven.
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
5
Selecteer [Verzend.].
z
Selecteer [OK] op het scherm nadat
de afbeeldingen zijn verzonden om de
Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
z
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
z
Gebruik de toetsen <
W
> <
X
> om door
het scherm te bladeren.
435
Beelden naar een webservice verzenden
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Geef het bereik van de beelden op.
z
Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
z
Selecteer het laatste beeld (eindpunt).
De beelden worden geselecteerd en [
X
]
wordt weergegeven.
z
Herhaal deze stap om de selectie op te
heen.
z
U kunt het instelwiel <
5
> draaien
om het aantal opnamen dat wordt
weergegeven in de indexweergave te
wijzigen.
4
Bevestig het bereik.
z
Druk op de knop <
M
>.
436
Beelden naar een webservice verzenden
5
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
6
Selecteer [Verzend.].
z
Selecteer [OK] op het scherm nadat
de afbeeldingen zijn verzonden om de
Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
z
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
z
Gebruik de toetsen <
W
> <
X
> om door
het scherm te bladeren.
437
Beelden naar een webservice verzenden
Alle beelden op de kaart verzenden
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
4
Selecteer [Verzend.].
z
Selecteer [OK] op het scherm nadat
de afbeeldingen zijn verzonden om de
Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
z
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
z
Gebruik de toetsen <
W
> <
X
> om door
het scherm te bladeren.
438
Beelden naar een webservice verzenden
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld
in [Beeldzoekvoork. instellen].
Voor [Beeldzoekvoork. instellen] raadpleegt u “Beeldzoekvoorkeuren
instellen” (
=
363).
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Te verz. formaat].
z
Selecteer op het getoonde scherm een
beeldformaat.
439
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Verzend.].
z
Selecteer [OK] op het scherm nadat
de afbeeldingen zijn verzonden om de
Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
z
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
z
Gebruik de toetsen <
W
> <
X
> om door
het scherm te bladeren.
440
Beelden naar een webservice verzenden
z
Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto worden
genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
z
Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE
GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven,
zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt. U kunt
dergelijke verzendfouten controleren op de CANON iMAGE GATEWAY-site.
Lees de inhoud van de foutmelding en probeer het beeld vervolgens opnieuw
te verzenden.
z
Afhankelijk van de webservice wordt het aantal beelden dat kan worden
verzonden en de lengte van de lms beperkt.
z
Sommige beelden worden mogelijk niet verzonden met [Reeks verzend.],
[Alle op krt vrz.] of [Alle gev. vrz.].
z
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Houd er rekening mee dat lms
en foto's van
b
-formaat niet verkleind worden.
z
[Gereduceerd] wordt alleen ingeschakeld voor foto's die worden gemaakt met
camera's van hetzelfde model als deze camera. Foto's van andere modellen
worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
z
Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY opent, kunt u de verzendgeschiedenis
bekijken van de webservices waar de opnamen naartoe zijn verzonden.
z
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
441
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u verbinding maakt met een Wi-Fi-
netwerk via een toegangspunt dat compatibel met WPS (PBC-modus).
Controleer eerst de locatie van de WPS-knop en hoe lang u deze moet
indrukken.
Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer een item.
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
3
Selecteer [Voeg apparaat
v. verbinding toe].
z
Als [
q
Verbinden met smartphone] is
geselecteerd, verschijnt het hier links
weergegeven scherm. Als Camera
Connect al is geïnstalleerd, selecteer
dan [Niet weergeven].
z
Selecteer in het scherm [Verbinden
met smartphone] dat hierna wordt
weergegeven de optie [Verbinden
via Wi-Fi].
442
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten
4
Selecteer [Ander netwerk].
z
Weergegeven wanneer [
q
], [
D
] of [
l
]
is geselecteerd.
5
Selecteer [Verbind via WPS].
z
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u
=
444.
6
Selecteer [WPS (PBC-modus)].
z
Selecteer [OK].
7
Maak verbinding met het
toegangspunt via Wi-Fi.
z
Druk op de WPS-knop van het
toegangspunt.
z
Selecteer [OK].
443
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten
8
Selecteer [Autom. instellen].
z
Selecteer [OK] om het instelscherm
voor de Wi-Fi-functie te openen.
z
Als een fout optreedt met [Autom.
instellen] raadpleegt u
=
444.
9
Geef de instellingen voor de Wi-Fi-
functie op.
[qVerbinden met smartphone]
Tik in het Wi-Fi-instelscherm van de
smartphone op de SSID (netwerknaam)
die op de camera wordt getoond. Voer
vervolgens het wachtwoord voor de
verbinding in.
Ga naar stap 8 op
=
392.
[DAfstandsbedien. (EOS Utility)]
Ga naar stap 7 of 8 op
=
410.
[lAfdrukken van Wi-Fi-printer]
Ga naar stap 6 op
=
417.
CANON iMAGE GATEWAY
registreren
Ga naar stap 5 op
=
428.
444
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten
Scherm Verzenden naar
Afhankelijk van de webservice kan een scherm verschijnen waarin u een
bestemming selecteert.
Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op
een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding
voor meer informatie.
z
Het scherm [Verzenden naar] wordt
mogelijk weergegeven.
z
Selecteer de bestemming in de lijst met
geregistreerde adressen.
z
De procedures voor het instellen van
een verbinding en het verzenden van
beelden zijn dezelfde als de procedures
voor andere webservices.
Cameratoegangspuntmodus
Cameratoegangspuntmodus is een
verbindingsmodus om de camera
rechtstreeks met elk apparaat via Wi-Fi te
verbinden.
Deze optie wordt weergegeven wanneer
[
q
], [
D
] of [
l
] is geselecteerd
in [Wi-Fi-functie].
Het IP-adres handmatig instellen
De items die worden weergegeven, variëren afhankelijk van de Wi-Fi-functie.
1
Selecteer [Handm. Instellen].
z
Selecteer [OK].
445
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten
2
Selecteer een item.
z
Selecteer een item om het scherm voor
numerieke invoer te openen.
z
Selecteer [Inschak.] om een gateway te
gebruiken en selecteer [Adres].
3
Voer de gewenste waarden in.
z
Draai aan het instelwiel <
6
> om de
invoerpositie in het bovenste gedeelte te
verplaatsen en gebruik de toetsen <
Y
>
<
Z
> om een cijfer te selecteren. Druk
op <
0
> om het geselecteerde cijfer in
te voeren.
z
Selecteer [OK] om de ingevoerde
waarden op te slaan en terug te keren
naar het scherm van stap 2.
4
Selecteer [OK].
z
Wanneer u alle nodige items hebt
ingesteld, selecteert u [OK].
z
Indien u niet zeker weet wat
u moet invoeren, raadpleegt
u “Netwerkinstellingen controleren”
(
=
477) of vraagt u de
netwerkbeheerder of een andere
persoon die kennis van het netwerk
heeft om hulp.
446
Verbinding maken met een draadloze
afstandsbediening
Deze camera kan ook via Bluetooth worden verbonden met de draadloze
afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) om op afstand
opnamen te maken (
=
223).
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [KVerb. m. draadl.
afstandsb.].
3
Selecteer [Voeg apparaat
v. verbinding toe].
4
Koppel de apparaten.
z
Wanneer het scherm [Pairing]
verschijnt, houdt u de knoppen <W> en
<T> op de BR-E1 tegelijkertijd minstens
3 seconden ingedrukt.
z
Nadat een bericht bevestigt dat de
camera gekoppeld is met de BR-E1,
drukt u op <
0
>.
447
Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening
5
Stel de camera in voor opnamen
maken op afstand.
z
Wanneer u foto's maakt, selecteert
u [
Q
] of [
k
] als de transportmodus
(
=
135).
z
Bij lmopnamen stelt u [
z
: Afst.
bediening] in op [Inschak.].
z
Raadpleeg de instructiehandleiding voor
BR-E1 voor informatie over handelingen
nadat u de koppeling hebt voltooid.
z
Bluetooth-verbindingen gebruiken accustroom ook nadat automatisch
uitschakelen op de camera is geactiveerd.
z
Als u de Bluetooth-functie niet gebruikt, raden wij u aan [Inst. v. Bluetooth] in
te stellen op [Uitschak.] bij stap 1.
448
Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening
Het koppelen annuleren
Wis informatie over de verbonden afstandsbediening voordat u een andere
BR-E1 koppelt.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer [KVerb. m. draadl.
afstandsb.].
3
Selecteer [Verbindingsinformatie
verwijd.].
4
Selecteer [OK].
449
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
Ga als volgt te werk om opnieuw verbinding te maken met apparaten of
webservices met geregistreerde verbindingsinstellingen.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer een item.
z
Selecteer in de weergegeven historie
het item waarmee u via Wi-Fi verbinding
wilt maken. Als het item niet wordt
weergegeven, gebruik dan de toetsen
<
Y
> <
Z
> om van scherm te wisselen.
z
Als [Verbindingshist.] is ingesteld
op [Verbergen], wordt de historie niet
weergegeven (
=
452).
3
Bedien het verbonden apparaat.
[q] Smartphone
z
Open Camera Connect.
z
Als het doel van de verbinding van de smartphone is gewijzigd,
herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de
camera of hetzelfde toegangspunt als de camera.
Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi wordt verbonden met een
smartphone, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde van
de SSID.
450
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
[D] Computer
z
Start de EOS-software op de computer.
z
Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd, herstelt
u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera of
hetzelfde toegangspunt als de camera.
Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi wordt verbonden met een
computer, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde van
de SSID.
[l] Printer
z
Als het verbindingsdoel van de printer is gewijzigd, herstelt u de
instelling om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera
of hetzelfde toegangspunt als de camera.
Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi wordt verbonden met een
printer, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde van de SSID.
451
Meerdere verbindingsinstellingen
vastleggen
U kunt maximaal 10 verbindingsinstellingen voor de draadloze
communicatiefuncties vastleggen.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer een item.
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
z
Zie “Verbinden met een smartphone”
(
=
379) voor informatie over
[
q
Verbinden met smartphone].
z
Zie “Verbinden met een computer via
Wi-Fi” (
=
408) voor informatie over
[
D
Afstandsbedien. (EOS Utility)].
z
Zie “Verbinden met een printer via
Wi-Fi” (
=
416) voor informatie over
[
l
Afdrukken van Wi-Fi-printer].
z
Zie “Beelden naar een webservice
verzenden” (
=
426) voor informatie
over het verzenden van beelden naar
een webservice.
z
Als u verbindingsinstellingen wilt verwijderen, raadpleegt u
=
458.
452
Wi-Fi-instellingen
1
Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi].
2
Selecteer een item.
z
Wi-Fi
Als het gebruik van elektronische en draadloze apparaten is verboden,
zoals in een vliegtuig of ziekenhuis, stelt u deze optie in op [Uitschak.].
z
Wachtwoord
Stel deze optie in op [Geen] om een Wi-Fi-verbinding zonder
wachtwoord tot stand te kunnen brengen (behalve wanneer via Wi-Fi
verbinding wordt gemaakt met een toegangspunt).
z
Verbindingshistorie
U kunt instellen of u de historie van de met Wi-Fi verbonden apparaten
wilt [Weergeven] of [Verbergen].
z
Beelden automatisch naar computer verzenden
Met de speciale software Image Transfer Utility 2 kunt u beelden van de
camera automatisch naar een computer verzenden (
=
413).
z
Verzenden naar smartphone na opname
Uw opnamen kunnen automatisch worden verzonden naar een
smartphone (
=
394).
z
MAC-adres
U kunt het MAC-adres van de camera weergeven.
453
Bluetooth-instellingen
1
Selecteer [k: Inst. v. Bluetooth].
2
Selecteer een item.
z
Bluetooth
Selecteer [Uitschak.] als u de Bluetooth-functie niet gebruikt.
z
Verbindingsinformatie controleren
U kunt de naam en de communicatiestatus van het gekoppelde apparaat
controleren.
z
Bluetooth-adres
U kunt het Bluetooth-adres van de camera controleren.
z
Verbonden blijven als uit
Wordt weergegeven nadat de camera via Bluetooth met een smartphone
is gekoppeld.
Door [Inschak.] te selecteren, kunt u ook als de camera is uitgeschakeld
beelden op de camera bekijken en deze op andere manieren bedienen
via Wi-Fi (
=
387).
454
De bijnaam wijzigen
U kunt de bijnaam van de camera (die wordt weergegeven op smartphones
en andere camera's) naar wens wijzigen.
1
Selecteer [k: Bijnaam].
2
Voer tekst in met het virtuele
toetsenbord (=462).
z
Bent u klaar in met het invoeren van
tekens, druk dan op de knop <
M
>.
455
Beelden van geotags voorzien met GPS-
informatie van andere apparaten
U kunt beelden van geotags voorzien met een smartphone die Bluetooth
ondersteunt
Voltooi deze instellingen nadat u de speciale app Camera Connect op de
smartphone (
=
380) hebt geïnstalleerd.
1
Activeer locatievoorzieningen op
de smartphone.
2
Breng een Bluetooth-verbinding
tot stand.
z
Breng via Bluetooth een verbinding
tot stand tussen de camera en een
smartphone (
=
381).
3
Selecteer [k: GPS-instellingen].
4
Stel [GPS via mobiel] in op
[Inschak.].
z
Open Camera Connect nadat deze
instellingen voltooid zijn.
5
Maak de opname.
z
Beelden worden van geotags voorzien
met de informatie van de smartphone.
456
Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten
Weergave van GPS-verbinding
U kunt de status van de verkregen locatie-informatie op de smartphone
bekijken op het GPS-verbindingspictogram op de schermen voor foto's of
lmopnamen (respectievelijk
=
583 en
=
585).
z
Grijs: locatievoorzieningen zijn uitgeschakeld.
z
Knippert: locatie-informatie kan niet worden opgehaald.
z
Aan: locatie-informatie is opgehaald.
Beelden voorzien van geotags tijdens het maken van opnamen
Beelden die u vastlegt terwijl het GPS-pictogram oplicht, worden van
geotags voorzien.
Geotaginformatie
U kunt de locatie-informatie controleren die aan de beelden wordt
toegevoegd op het opname-informatiescherm (
=
304,
=
367).
(1)
(2)
(3)
(4)
(1) Breedtegraad
(2) Lengtegraad
(3) Hoogte
(4) Coordinated Universal
Time (UTC)
457
Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten
z
De smartphone kan locatie-informatie alleen ophalen als deze met de camera
is verbonden via Bluetooth.
z
Route-informatie wordt niet opgehaald.
z
De opgehaalde locatie-informatie is mogelijk niet nauwkeurig afhankelijk van
de reisomstandigheden en de status van de smartphone.
z
Het kan even duren voordat locatie-informatie is opgehaald van de smartphone
nadat de camera is ingeschakeld.
z
Locatie-informatie wordt niet langer opgehaald na een van de volgende
handelingen.
y
Koppelen met een draadloze afstandsbediening via Bluetooth
y
De camera uitschakelen
y
Camera Connect verlaten
y
Locatievoorzieningen op de smartphone uitschakelen
z
Locatie-informatie wordt niet langer opgehaald in een van de volgende
omstandigheden.
y
De camera wordt uitgeschakeld
y
De Bluetooth-verbinding wordt verbroken
y
De accu van de smartphone is bijna leeg
z
Coordinated Universal Time, afgekort als UTC, is hetzelfde als Greenwich
Mean Time.
z
Voor lms wordt de aanvankelijk opgehaalde GPS-informatie toegevoegd.
458
Verbindingsinstellingen wijzigen of
verwijderen
Als u verbindingsinstellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst
de Wi-Fi-verbinding.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Selecteer een item.
z
Als de geschiedenis (
=
449) wordt
weergegeven, wisselt u het scherm met
de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>.
3
Selecteer [Apparaat bewerken/
verwijderen].
z
U kunt de Bluetooth-verbinding wijzigen
door een smartphone te selecteren
die wordt aangeduid met een grijs
[
s
]-pictogram. Nadat het scherm
[Verbinden met smartphone] wordt
weergegeven, selecteert u [Koppelen
via Bluetooth]. Druk daarna in het
volgende scherm op <
0
>
4
Selecteer het apparaat waarvoor de
verbindingsinstellingen gewijzigd
of verwijderd moeten worden.
459
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen
5
Selecteer een item.
z
Wijzig of verwijder de verbindingsinstel-
lingen in het getoonde scherm.
z
Bijnaam apparaat veranderen
Met het virtueel toetsenbord kunt u de bijnaam van het apparaat
veranderen (
=
462).
z
Weergeefbare beelden (
=
404)
Deze optie wordt weergegeven wanneer [
q
Verbinden met
smartphone] is geselecteerd. De instellingen worden onder op het
scherm weergegeven.
z
Verbindingsinformatie verwijderen
Wilt u verbindingsinformatie voor een gekoppelde smartphone
verwijderen, verwijder dan ook de camera-informatie die op de
smartphone is geregistreerd (
=
388).
z
Ga voor webservices naar de CANON iMAGE GATEWAY-website om de
verbindingsinstellingen te wissen.
460
Standaardinstellingen voor draadloze
communicatie-instellingen herstellen
Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de
draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat de
informatie wordt weergegeven wanneer u de camera uitleent of weggeeft.
1
Selecteer [k: Wis instellingen
v. draadloos].
2
Selecteer [OK].
z
Het uitvoeren van [
5
: Wis alle camera-instellingen] verwijdert geen
informatie over de draadloze communicatie-instellingen.
z
Hebt u de camera gekoppeld met een smartphone, ga dan naar het Bluetooth-
instellingenscherm van de smartphone en verwijder de verbindingsinformatie
van de camera waarvoor u de standaardinstellingen voor draadloze
communicatie hebt hersteld.
461
Scherm Info bekijken
U kunt foutdetails en het MAC-adres van de camera controleren.
1
Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth-
verbinding].
2
Druk op de knop <B>.
z
Het scherm [Info bekijken] wordt
weergegeven.
z
Als een fout is opgetreden, drukt u op <
0
> om de inhoud van de
foutmelding weer te geven.
462
Het virtuele toetsenbord gebruiken
(1) (2)
(3)
(4)
(5) (6) (7) (8)
(1) Invoergebied, voor het invoeren
van tekst
(2) Cursortoetsen, voor
verplaatsingen binnen het
invoergebied
(3) Huidig aantal tekens/beschikbaar
aantal
(4) Toetsenbord
(5) Van invoermodus wisselen
(6) Spatie
(7) Een teken verwijderen in het
invoergebied
(8) Tekstinvoer voltooien
z
Gebruik het instelwiel <
5
>, de controleknop <
5
> of de pijltjestoetsen
<
V
> om in 2 en 4–7 te navigeren.
z
Druk op <
0
> om de invoer te bevestigen of om van invoermodus te
wisselen.
463
Reageren op foutmeldingen
Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren meer
informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de
fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk.
z
Druk op het scherm [Info bekijken] op <
0
> (
=
461).
z
Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan].
Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutcodenummer is
vermeld om naar de desbetreende pagina te gaan.
11 (
=
464) 12 (
=
464) 21 (
=
465) 22 (
=
466)
23 (
=
467) 61 (
=
468) 63 (
=
469) 64 (
=
469)
65 (
=
470) 66 (
=
470) 67 (
=
470) 68 (
=
471)
69 (
=
471) 91 (
=
471) 121 (
=
471) 125 (
=
472)
126 (
=
472) 127 (
=
472) 141 (
=
472) 142 (
=
472)
151 (
=
473) 152 (
=
473)
z
Wanneer zich een fout voordoet, wordt rechtsboven in het scherm [Wi-Fi-/
Bluetooth-verbinding] de melding [Err **] weergegeven. Deze melding
verdwijnt wanneer de aan-uitschakelaar van de camera op <
2
> wordt gezet.
464
Reageren op foutmeldingen
11: Verbindingsdoel niet gevonden
z
Kunt u controleren of in het geval van [
q
] Camera Connect wordt
uitgevoerd?
B
Maak verbinding met behulp van Camera Connect (
=
392).
z
Kunt u kijken of in het geval van [
D
] de EOS-software wordt uitgevoerd?
B
Start de EOS-software en breng de verbinding opnieuw tot stand
(
=
410).
z
Kunt u kijken of in het geval van [
l
] de printer is ingeschakeld?
B
Schakel de printer in.
z
Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze hetzelfde
wachtwoord voor de vericatie gebruiken?
B
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden
gebruikt en de vericatiemethode voor de encryptie is ingesteld op
[Open systeem].
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Zorg
ervoor dat het juiste wachtwoord voor vericatie is ingesteld op de
camera (
=
462).
12: Verbindingsdoel niet gevonden
z
Zijn het doelapparaat en toegangspunt ingeschakeld?
B
Schakel het doelapparaat en het toegangspunt in, en wacht even.
Als er nog altijd geen verbinding tot stand wordt gebracht, voert u de
procedure om verbinding te maken opnieuw uit.
465
Reageren op foutmeldingen
21: Geen adres toegewezen door DHCP-server
Controleren op de camera
z
Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de
juiste instelling?
B
Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de
camera in op [Handm. Instellen] en congureert u vervolgens de
instellingen (
=
444).
Controleren op de DHCP-server
z
Is de DHCP-server ingeschakeld?
B
Schakel de DHCP-server in.
z
Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door de DHCP-server?
B
Verhoog het aantal adressen dat door de DHCP-server wordt
toegekend.
B
Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toekende adressen
van het netwerk om het aantal gebruikte adressen te verminderen.
z
Werkt de DHCP-server correct?
B
Controleer de instellingen van de DHCP-server om na te gaan of
deze goed werkt als DHCP-server.
B
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server
beschikbaar is.
466
Reageren op foutmeldingen
22: Geen respons van DNS-server
Controleren op de camera
z
Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het
werkelijke IP-adres van de DNS-server?
B
Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de
camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (
=
444,
=
477).
Controleren op de DNS-server
z
Is de DNS-server ingeschakeld?
B
Schakel de DNS-server in.
z
Zijn de instellingen op de DNS-server voor IP-adressen en bijbehorende
namen correct?
B
Controleer op de DNS-server of de instellingen voor IP-adressen en
bijbehorende namen correct zijn.
z
Werkt de DNS-server correct?
B
Controleer de instellingen van de DNS-server om na te gaan of deze
goed werkt als DNS-server.
B
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DNS-server
beschikbaar is.
Controleren in het hele netwerk
z
Bevat het netwerk waarmee u probeert verbinding te maken via Wi-Fi
een router of soortgelijk apparaat dat als gateway fungeert?
B
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de camera (
=
444,
=
477).
B
Controleer of het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de camera.
467
Reageren op foutmeldingen
23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk
Controleren op de camera
z
Hebben de camera en een ander apparaat dat via Wi-Fi met hetzelfde
netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres?
B
Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee
apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van
het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen.
B
Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met
een DHCP-server is ingesteld op [Handm. Instellen], wijzigt u de
instelling in [Autom. instellen] (
=
443).
Reageren op foutmeldingen 21–23
z
Let ook op de volgende punten wanneer u problemen met foutnummer 21–23
verhelpt.
z
Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze hetzelfde
wachtwoord voor de vericatie gebruiken?
y
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden gebruikt
en de vericatiemethode voor de encryptie is ingesteld op [Open systeem].
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine
letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Zorg ervoor dat het juiste
wachtwoord voor vericatie is ingesteld op de camera (
=
462).
468
Reageren op foutmeldingen
61: Geselecteerde SSID wireless LAN-netwerk niet gevonden
z
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het toegangspunt?
B
Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te
zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (
=
474).
Controleren op de camera
z
Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het toegangspunt
hetzelfde?
B
Controleer de SSID van het toegangspunt en stel de SSID op de
camera overeenkomstig in.
Controleren bij het toegangspunt
z
Is het toegangspunt ingeschakeld?
B
Schakel het toegangspunt in.
z
Wordt op MAC-adres gelterd en is het MAC-adres van de gebruikte
camera bij het toegangspunt geregistreerd?
B
Registreer het MAC-adres van de gebruikte camera bij het
toegangspunt. U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (
=
461).
469
Reageren op foutmeldingen
63: Wireless LAN-vericatiefout
z
Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze dezelfde
vericatiemethode gebruiken?
B
De camera ondersteunt de volgende vericatiemethoden: [Open
systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK].
z
Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze hetzelfde
wachtwoord voor de vericatie gebruiken?
B
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Zorg
ervoor dat het juiste wachtwoord voor vericatie is ingesteld op de
camera.
z
Wordt op MAC-adres gelterd en is het MAC-adres van de gebruikte
camera bij het toegangspunt geregistreerd?
B
Registreer het MAC-adres van de gebruikte camera bij het
toegangspunt. U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (
=
461).
64: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal
z
Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze dezelfde
encryptiemethode gebruiken?
B
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES.
z
Wordt op MAC-adres gelterd en is het MAC-adres van de gebruikte
camera bij het toegangspunt geregistreerd?
B
Registreer het MAC-adres van de gebruikte camera bij het
toegangspunt. U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (
=
461).
470
Reageren op foutmeldingen
65: Wireless LAN-verbinding verbroken
z
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het
toegangspunt?
B
Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te
zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (
=
474).
z
De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet
worden hersteld.
B
Dit kan meerdere redenen hebben, zoals: te intensief gebruik van
het toegangspunt door een ander apparaat, een magnetron of
soortgelijk apparaat dat in de buurt van het toegangspunt wordt
gebruikt (verstoring van IEEE 802.11b/g/n (2,4 GHz-band)) of invloed
van regen of hoge luchtvochtigheid (
=
474).
66: Onjuist wachtwoord voor wireless LAN
z
Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze hetzelfde
wachtwoord voor de vericatie gebruiken?
B
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Zorg
ervoor dat het juiste wachtwoord voor vericatie is ingesteld op de
camera.
67: Onjuiste wireless LAN encryptiemethode
z
Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze dezelfde
encryptiemethode gebruiken?
B
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP, TKIP
en AES.
z
Wordt op MAC-adres gelterd en is het MAC-adres van de gebruikte
camera bij het toegangspunt geregistreerd?
B
Registreer het MAC-adres van de gebruikte camera bij het
toegangspunt. U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (
=
461).
471
Reageren op foutmeldingen
68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw.
z
Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het toegangspunt lang
genoeg ingedrukt?
B
Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding
van het toegangspunt is opgegeven.
z
Probeert u verbinding te maken in de buurt van het toegangspunt?
B
Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen
elkaars bereik bevinden.
69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden. Kan geen
verbinding maken. Start opnieuw.
z
Er wordt verbinding gemaakt door andere toegangspunten in de PBC-
modus (Pushbutton Connection) van WPS (Wi-Fi Protected Setup).
B
Wacht even voordat u verbinding probeert te maken.
91: Andere fout
z
Er heeft zich een probleem voorgedaan met een andere foutnummercode
dan 11–69.
B
Schakel de camera uit en weer in.
121: Onvoldoende vrije ruimte op server
z
De doelwebserver beschikt over onvoldoende vrije ruimte.
B
Verwijder overbodige afbeeldingen van de webserver, controleer
de beschikbare ruimte op de webserver en probeer vervolgens de
gegevens opnieuw te verzenden.
472
Reageren op foutmeldingen
125: Controleer de netwerkinstellingen
z
Is er verbinding met het netwerk?
B
Controleer de verbindingsstatus van het netwerk.
126: Kon geen verbinding maken met server
z
Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY of de
belasting is tijdelijk geconcentreerd.
B
Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice.
127: Er is een fout opgetreden
z
Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander probleem
voorgedaan dan foutnummercode 121 t/m 126.
B
Probeer de Wi-Fi-verbinding met de webservice te herstellen.
141: Printer is bezig. Probeer opnieuw te verbinden.
z
Is de printer bezig met printen?
B
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer tot stand te
brengen nadat het afdrukproces is voltooid.
z
Heeft een andere camera verbinding gemaakt met de printer via Wi-Fi?
B
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer tot stand
te brengen nadat de Wi-Fi-verbinding met de andere camera is
verbroken.
142: Kon printergegevens niet inlezen. Maak nieuwe verbinding
om het opnieuw te proberen.
z
Is de printer ingeschakeld?
B
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen nadat de
printer is ingeschakeld.
473
Reageren op foutmeldingen
151: Verzending geannuleerd
z
Automatische beeldoverdracht naar de computer is onderbroken.
B
Om de automatische beeldoverdracht te hervatten, zet u de aan-
uitschakelaar van de camera op <
2
> en vervolgens op <
1
>.
152: Kaart schrijfbeveiligd
z
Is het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart in de vergrendelde positie
geplaatst?
B
Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor
schrijven.
474
Opmerkingen over de draadloze
communicatiefunctie
Als de overdrachtssnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere
problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties, kunt
u de volgende suggesties voor oplossingen proberen.
Afstand tussen camera en smartphone
Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een Wi-Fi-
verbinding mogelijk niet tot stand gebracht, zelfs als een Bluetooth-
verbinding wel mogelijk is. Breng in dat geval camera en smartphone
dichter bij elkaar en breng een Wi-Fi-verbinding tot stand.
Installatielocatie van de antenne voor het toegangspunt
z
Bij gebruik binnenshuis installeert u het apparaat in de ruimte waar
u de camera gebruikt.
z
Plaats het apparaat op een plek waar geen mensen of voorwerpen
tussen het apparaat en de camera kunnen komen.
Elektronische apparaten in de buurt van het toegangspunt
Als de Wi-Fi-overdrachtssnelheid afneemt door een van de volgende
elektronische apparaten, schakel deze apparaten dan uit of vergroot de
afstand tot de apparaten om de communicatie tot stand te brengen.
z
De camera communiceert via Wi-Fi door middel van IEEE 802.11b/
g/n met radiogolven op de 2,4 GHz-band. Hierdoor zal de Wi-Fi-
overdrachtssnelheid afnemen als er Bluetooth-apparaten,
magnetronovens, draadloze telefoons, microfoons, smartphones,
andere camera's of soortgelijke apparaten in de buurt gebruikmaken
van dezelfde frequentieband.
475
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie
Aandachtspunten bij het gebruik van meerdere camera's
z
Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera's verschillend zijn
wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera's verbinding maakt met één
toegangspunt.
z
Wanneer meerdere camera's via Wi-Fi verbonden zijn met één
toegangspunt, neemt de overdrachtssnelheid af.
z
Wanneer er meerdere toegangspunten met IEEE 802.11b/g/n (2,4 GHz-
band) zijn, laat dan een ruimte van vijf kanalen tussen elk Wi-Fi-kanaal
om verstoring van de radiogolven te beperken. Gebruik bijvoorbeeld
kanaal 1, 6 en 11, kanaal 2 en 7 of kanaal 3 en 8.
De draadloze afstandsbediening BR-E1 gebruiken
z
BR-E1 kan niet worden gebruikt terwijl de camera en de smartphone via
Bluetooth zijn gekoppeld. Wijzig de optie voor cameraverbinding naar
de draadloze afstandsbediening [
K
Verb. m. draadl.afstandsb.] onder
[
k
: Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding].
476
Beveiliging
Als de veiligheidsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen zich de
volgende problemen voordoen.
z
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten
opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt.
z
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of
vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoer worden van andere
ongeoorloofde toegang zoals imitatie (waarbij iemand een andere
identiteit aanneemt om ongeoorloofde toegang te krijgen tot informatie)
of springplankaanvallen (waarbij iemand ongeoorloofde toegang krijgt tot
uw netwerk als een springplank om hun sporen uit te wissen terwijl ze in
andere systemen inbreken).
Het wordt aanbevolen om uw netwerk voldoende te beveiligen om dit soort
problemen te vermijden.
477
Netwerkinstellingen controleren
z
Windows
Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipcong/all en druk op
de <Enter>-toets.
Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het
subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond.
z
Mac OS
Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], voer ifcong -a in en druk
op de toets <Return>. Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen,
staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling “***.***.***.***”.
* Raadpleeg de Help van Mac OS X voor meer informatie over de toepassing
[Terminal].
Om te voorkomen dat hetzelfde IP-adres wordt gebruikt voor de computer
en andere netwerkapparatuur, wijzigt u het laatste getal in het IP-adres bij
het congureren van het IP-adres dat aan de camera wordt toegewezen
tijdens de bewerkingen die op
=
444 worden beschreven.
Voorbeeld: 192.168.1.10
478
Draadloze communicatiestatus
De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het scherm.
(3)
(1) (2)
(3)
(2)
(1)
(1) Wi-Fi-functie
(2) Bluetooth-functie
(3) Sterkte van draadloos signaal
479
Draadloze communicatiestatus
Communicatiestatus
Scherm
Wi-Fi-functie
Sterkte van draadloos
signaal
Geen
verbinding
Wi-Fi:
uitschakelen
Uit
Wi-Fi:
inschakelen
Verbinden
(Knippert)
Verbonden
Gegevens verzenden
(
fg
)
Verbindingsfout
(Knippert)
Indicator Bluetooth-functie
Bluetooth-functie Verbindingsstatus Scherm
[Inschak.]
Bluetooth verbonden
s
Bluetooth niet verbonden
s
[Uitschak.] Bluetooth niet verbonden Niet weergegeven
z
De status “Geen Bluetooth-verbinding” wordt weergegeven wanneer u via Wi-Fi
verbinding hebt gemaakt met computers, printers of webservices.
480
481481
Instellen
In dit hoofdstuk worden menu-instellingen op het
insteltabblad ([
5
]) beschreven.
z
Een pictogram
M
rechts van een paginatitel geeft aan dat de
functie alleen beschikbaar is in de modus <
t
>, <
d
>, <
s
>,
<
f
> of <
a
>.
482
Tabbladmenu's: instellingen
z
Instellingen 1
=
484
=
486
=
489
=
490
=
492
=
493
z
Instellingen 2
=
494
=
495
=
496
=
497
=
502
=
500
=
503
z
Instellingen 3
=
507
=
508
=
509
=
510
=
511
=
501
483
Tabbladmenu's: instellingen
z
Instellingen 4
=
512
=
515
=
515
=
516
=
517
=
518
z
Instellingen 5
=
519
=
521
=
523
=
520
=
523
=
523
484
Map selecteren
U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de vastgelegde
beelden worden opgeslagen.
Een map maken
1
Selecteer [5: Selecteer map].
2
Selecteer [Maak map].
3
Selecteer [OK].
485
Map selecteren
Een map selecteren
(1)
(3)
(2)
(4)
z
Selecteer een map op het
mapselectiescherm.
z
Vastgelegde beelden worden
opgeslagen in de geselecteerde map.
(1) Aantal opnamen in de map
(2) Laagste bestandsnummer
(3) Mapnaam
(4) Hoogste bestandsnummer
Mappen
z
Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummers
0001–9999). Wanneer een map vol raakt, wordt er automatisch een nieuwe
map gemaakt met een mapnummer dat één cijfer hoger is. Ook wanneer
de bestandsnummering handmatig opnieuw is ingesteld (
=
488), wordt er
automatisch een nieuwe map gemaakt. Er kunnen mappen worden gemaakt
met de nummers 100 t/m 999.
Mappen maken op een computer
z
Open de map van de geheugenkaart op het scherm en maak daarin een
nieuwe map met de naam “DCIM”. Open de map DCIM en maak hierin net
zoveel mappen als u wilt om de opnamen overzichtelijk te kunnen opslaan.
De mapnaam moet de indeling “100ABC_D” hebben. De eerste drie cijfers zijn
altijd het mapnummer, van 100 tot 999. De laatste vijf tekens kunnen bestaan
uit een combinatie van hoofdletters en kleine letters van A tot en met Z, cijfers
en een onderstrepingsteken “_”. De spatie kan niet worden gebruikt. Er kunnen
niet meerdere mappen zijn die dezelfde naam met drie cijfers bevatten
(bijvoorbeeld “'100ABC_D” en “100W_XYZ'), ook niet als de overige vijf tekens
van de naam verschillen.
486
Bestandsnummering
Aan de vastgelegde beelden die in
een map zijn opgeslagen, wordt een
bestandsnummer toegekend van
0001 tot 9999. U kunt de nummering
van de beeldbestanden wijzigen.
1
Selecteer [5: Bestandnr.].
2
Stel het item in.
z
Selecteer [Nummering].
z
Selecteer [Continu] of [Auto. reset].
z
Als u de bestandsnummering opnieuw
wilt instellen, selecteert u [Handm.
reset] (
=
488).
z
Selecteer [OK] om een nieuwe map te
maken waarna het bestandsnummer
begint met 0001.
z
Als het bestandsnummer in map 999 het nummer 9999 bereikt, kunt u geen
opnamen meer maken, zelfs niet als de kaart nog opslagcapaciteit heeft.
Op het scherm verschijnt een bericht dat de kaart moet worden vervangen.
Vervang de kaart.
(Voorbeeld)
IMG_0001.JPG
Bestandsnummer
487
Bestandsnummering
Continu
Als u de bestandsnummering altijd wilt laten doorlopen, zelfs
nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt.
Zelfs nadat u de kaart hebt vervangen of een nieuwe map hebt gemaakt,
loopt de opeenvolgende bestandsnummering door tot 9999. Dit is handig
wanneer u afbeeldingen met nummers tussen 0001 en 9999 op meerdere
kaarten of uit meerdere mappen in één map op de computer wilt opslaan.
Als de vervangende kaart of de bestaande map opnamen bevat die eerder
zijn gemaakt, kan de bestandsnummering van de nieuwe opnamen worden
voortgezet vanaf de nummers van de bestaande opnamen op de kaart of in
de map. Als u een doorlopende bestandsnummering wilt gebruiken, raden
we u aan elke keer een opnieuw geformatteerde kaart te gebruiken.
Bestandsnummering na het vervangen
van de kaart
0051 0052
(1)
Kaart 2Kaart 1
Bestandsnummering na het maken
van een map
100
0051
101
0052
Kaart 1
(1) Volgende opeenvolgende bestandsnummer
488
Bestandsnummering
Automatisch resetten
Als u de bestandsnummering elke keer opnieuw bij 0001 wilt
laten beginnen nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map
is gemaakt.
Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per
kaart of map wilt archiveren.
Als de vervangende kaart of de bestaande map opnamen bevat die eerder
zijn gemaakt, kan de bestandsnummering van de nieuwe opnamen worden
voortgezet vanaf de nummers van de bestaande opnamen op de kaart of
in de map. Als u opnamen wilt opslaan met een bestandsnummering die
begint bij 0001, gebruik dan elke keer een nieuwe, geformatteerde kaart.
Bestandsnummering na het vervangen
van de kaart
0051 0001
(1)
Kaart 2Kaart 1
Bestandsnummering na het maken
van een map
100
0051
101
0001
Kaart 1
(1) Bestandsnummer gereset
Handmatig resetten
Als u de bestandsnummering wilt terugzetten naar 0001 of wilt
beginnen met het bestandsnummer 0001 in een nieuwe map.
Wanneer u de bestandsnummering handmatig opnieuw instelt, wordt er
automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de nummering van de
opnamen die in die map worden opgeslagen bij 0001.
Dit is bijvoorbeeld handig wanneer u verschillende mappen wilt gebruiken
voor opnamen van gisteren en opnamen van vandaag.
489
Automatisch draaien
U kunt de instelling voor automatisch draaien wijzigen.
Deze instelling zet beelden die in verticale stand zijn
vastgelegd, rechtop tijdens het afspelen.
1
Selecteer [5: Auto. roteren].
2
Selecteer een item.
z
Aan
z
D
Draait beelden automatisch tijdens het afspelen op zowel de camera als
computers.
z
Aan
D
Draait beelden automatisch wanneer ze op computers worden afgespeeld.
z
Uit
z
Beelden die zijn vastgelegd met automatisch draaien ingesteld op [Uit], worden
niet gedraaid tijdens het afspelen, zelfs als u automatisch draaien later op [Aan]
instelt.
z
Als een foto wordt gemaakt terwijl de camera omhoog of omlaag wijst, wordt
de automatische draaiing naar de juiste weergavestand mogelijk niet correct
uitgevoerd.
z
Gebruik EOS-software als de beelden op een computer niet automatisch
worden gedraaid.
490
Kaart formatteren
Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een
andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren.
z
Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en
gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist;
controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren.
Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een
ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
1
Selecteer [5: Kaart formatteren].
2
Formatteer de kaart.
z
Selecteer [OK].
z
Druk voor low-levelformattering op
de knop <
B
> om een vinkje <
X
>
bij [Low level format] te zetten en
selecteer [OK].
z
De capaciteit van de geheugenkaart die in het formatteringsscherm wordt
weergegeven, kan lager zijn dan de capaciteit die op de kaart staat.
z
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven door
Microsoft.
491
Kaart formatteren
Formatteer de kaart in de volgende gevallen:
z
De kaart is nieuw.
z
De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer.
z
De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens.
z
Er wordt een kaartfout weergegeven (
=
575).
Low-levelformattering
z
Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de
kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
z
Aangezien bij low-levelformattering alle sectoren op de kaart die
opname-informatie kunnen bevatten worden geformatteerd, duurt het
formatteren langer dan een normale formattering.
z
Tijdens low-levelformattering kunt u het formatteren annuleren
door [Annuleer] te selecteren. Ook in dat geval is de normale
formatteerprocedure al voltooid en kunt u de kaart gewoon gebruiken.
Bestandsindelingen van kaarten
z
SD-/SDHC-kaarten worden geformatteerd met FAT32. SDXC-kaarten
worden geformatteerd met exFAT.
z
Wanneer u een lm opneemt met een kaart die geformatteerd is in
exFAT, wordt de lm opgenomen in één bestand (in plaats van te worden
opgesplitst in meerdere bestanden) zelfs als deze groter is dan 4 GB. (Het
lmbestand zal groter zijn dan 4 GB.)
z
Het kan zijn dat het niet mogelijk is om SDXC-kaarten die zijn
geformatteerd met deze camera in andere camera's te gebruiken. Houd
er ook rekening mee dat met exFAT geformatteerde kaarten niet door alle
computerbesturingssystemen of kaartlezers worden herkend.
z
Kaarten formatteren of gegevens van de kaart wissen, verwijdert de gegevens
niet volledig. Houd hier rekening mee wanneer u de kaart verkoopt of weggooit.
Neem voorzorgsmaatregelen om persoonlijke informatie te beschermen als
u een geheugenkaart weggooit of het eigendom ervan overdraagt. U kunt
bijvoorbeeld een kaart fysiek vernietigen.
492
Modusuitleg
U kunt een korte beschrijving van de opnamemodus weergeven wanneer
u schakelt tussen opnamemodi.
1
Selecteer [5: Modusuitleg].
2
Selecteer [Inschakelen].
3
Draai aan het programmakeuzewiel.
z
Een korte beschrijving van de
geselecteerde opnamemodus wordt
weergegeven.
z
Druk op de toets <
X
> om meer
informatie weer te geven.
z
Als u de modusuitleg wilt wissen, drukt
u op <
0
>. In de modus <
8
>, <
U
>
of <
k
> wordt het keuzescherm voor de
opnamemodus weergegeven.
493
Uitleg
U kunt een korte beschrijving van de functies en items weergeven wanneer
u de snelinstelling gebruikt.
1
Selecteer [5: Uitleg].
2
Selecteer [Inschakelen].
z
Als u een beschrijving wilt wissen, tikt u hierop of voert u verder handelingen uit.
494
Eco-modus
U kunt ervoor zorgen dat de accu minder snel leeg is terwijl het
opnamescherm wordt weergegeven. Als de camera niet in gebruik is,
wordt het scherm donker om het accugebruik te beperken.
1
Selecteer [5: Eco-modus].
2
Selecteer [Aan].
z
Als de camera niet wordt gebruikt, dimt
het scherm na ongeveer 2 seconden
alvorens na ongeveer 10 seconden uit
te gaan.
z
U kunt het scherm weer inschakelen
en gereedmaken voor het maken van
opnamen door de ontspanknop half in
te drukken.
495
Spaarstand
U kunt aanpassen met welke vertraging het scherm en camera automatisch
worden uitgeschakeld ([Display uit] en [Uitschakelen]).
1
Selecteer [5: Spaarstand].
2
Selecteer een item.
z
Ook als [Uitschakelen] is ingesteld op [Uitschakelen], schakelt het scherm uit
na de tijd die is ingesteld in [Display uit].
z
[Display uit] en [Uitschakelen] zijn niet beschikbaar wanneer de Eco-modus
is ingesteld op [Aan].
z
[Zoeker uit] wordt toegevoegd wanneer u een optionele elektronische zoeker
gebruikt. Bovendien kunt u de vertraging instellen waarmee de zoeker wordt
uitgeschakeld.
496
Displayhelderheid
U kunt de helderheid van het scherm aanpassen. Wanneer u een optionele
elektronische zoeker gebruikt, kunnen de helderheid van het scherm en de
zoeker afzonderlijk worden aangepast.
1
Selecteer [5: Displayheldrh.].
2
Pas de instelling aan.
z
Kijk naar het diagram met grijswaarden
en gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om
de helderheid aan te passen. Druk
vervolgens op <
0
>.
z
Als u de belichting van de opname wilt controleren, raden we u aan het
histogram (
=
367) te raadplegen.
497
Datum/tijd/zone
Als u de camera voor het eerst inschakelt of als de datum/tijd/zone opnieuw
zijn ingesteld, gaat u als volgt te werk om eerst de tijdzone in te stellen.
Door eerst de tijdzone in te stellen, kunt u deze instelling gemakkelijk in
de toekomst aanpassen als dat nodig is waarna datum/tijd aan de hand
daarvan worden bijgewerkt.
Omdat de vastgelegde beelden worden aangevuld met de opnamedatum
en tijd, moet u de datum en tijd goed instellen.
1
Selecteer [5: Datum/tijd/zone].
2
Stel de tijdzone in.
z
Gebruik de toetsen <
Y
> <
Z
> om
[Tijdzone] te selecteren.
z
Druk op <
0
>.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
>
om de tijdzone te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Als uw tijdzone niet in de lijst voorkomt,
druk dan op de knop <
M
> en stel het
verschil met UTC in [Tijdverschil] in.
498
Datum/tijd/zone
z
Gebruik de toetsen <
Y
> en <
Z
> om
een [Tijdverschil] (+/-/uur/minuut) te
selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
z
Gebruik de toetsen <
W
> en <
X
> om uw
keuze in te stellen en druk vervolgens
op <
0
>.
z
Gebruik na het invoeren van de tijdzone
of het tijdverschil de toetsen <
Y
> en
<
Z
> om [OK] te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
3
Stel de datum en de tijd in.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Gebruik de toetsen <
W
> en <
X
> om uw
keuze in te stellen en druk vervolgens
op <
0
>.
4
Stel de zomertijd in.
z
Stel dit naar wens in.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
> om
[
Y
] te selecteren en druk vervolgens
op <
0
>.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en
<
X
> om [
Z
] te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Wanneer de zomertijd is ingesteld op
[
Z
], wordt de tijd die u in stap 3 heeft
ingesteld één uur vooruit gezet. Als
[
Y
] wordt ingesteld, wordt de zomertijd
uitgeschakeld en wordt de tijd één uur
teruggezet.
5
Verlaat de instelling.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om [OK] te selecteren.
499
Datum/tijd/zone
z
De datum/tijd/zone-instellingen kunnen worden gereset als de camera zonder
accu wordt opgeslagen, als de accu leeg raakt of als deze gedurende langere
tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt. Als dit gebeurt,
stelt u de datum en tijd opnieuw in.
z
Controleer nadat u de instelling van [Zone/tijdverschil] hebt gewijzigd of de
juiste datum en tijd worden aangegeven.
z
De tijd voor automatisch uitschakelen kan worden verlengd terwijl het scherm
[
5
: Datum/tijd/zone] wordt weergegeven.
500
Taal
1
Selecteer [5: TaalK].
2
Stel de gewenste taal in.
501
Scherpstelmodusknop (AF/MF)
U kunt het overschakelen van en naar handmatige scherpstelling en
automatische scherpstelling met de scherpstelmodusknop of bevestigde
EF-M-lenzen in- of uitschakelen.
1
Selecteer [5: -schakel. (AF/MF)].
2
Selecteer een item.
z
Inschakelen
De scherpstelmodusknop wordt nu
gebruikt in plaats van de menu-instelling
[
z
: Scherpstelmodus].
z
Uitschakelen
De menu-instelling [
z
:
Scherpstelmodus] wordt toegepast
in plaats van de scherpstelmodusknop,
die uitgeschakeld is.
502
Videosysteem
Stel het videosysteem in voor elke televisie die wordt gebruikt voor
weergave. Deze instelling bepaalt de beschikbare beeldsnelheden bij
het opnemen van lms.
1
Selecteer [5: Videosysteem].
2
Selecteer een item.
z
Voor NTSC
Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt
van NTSC (Noord-Amerika, Japan,
Korea, Mexico, enzovoort).
z
Voor PAL
Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt
van PAL (Europa, Rusland, China,
Australië, enzovoort).
503
Sensorreiniging
De sensorreinigingsfunctie van de camera reinigt de voorkant van de
beeldsensor.
Directe sensorreiniging activeren
1
Selecteer [5: Sensorreiniging].
2
Selecteer [Reinig nuf].
z
Selecteer [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster.
504
Sensorreiniging
Automatische reiniging inschakelen
1
Selecteer [Auto. reinigingf].
2
Selecteer een item.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op <
0
>.
z
Plaats de camera rechtop op een bureau of een ander oppervlak voordat
u begint te reinigen, voor de beste reinigingsresultaten.
z
Wanneer u de sensorreiniging een aantal keren herhaalt, wordt het resultaat
niet echt beter. [Reinig nu
f
] is direct na het reinigen mogelijk niet
beschikbaar voor selectie.
z
Op vastgelegde beelden of op het opnamescherm kunnen lichtpuntjes
verschijnen als de sensor is beïnvloed door kosmische stralen of gelijksoortige
factoren. Door [Reinig nu
f
] te selecteren, kunt u de weergave hiervan
mogelijk onderdrukken (
=
503).
505
Sensorreiniging
Handmatige sensorreiniging
Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt
u handmatig verwijderen met een in de handel verkrijgbare blaasbalg of een
vergelijkbaar hulpmiddel.
De beeldsensor is een zeer teer onderdeel. Wij raden u aan om fysieke
reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren.
1
Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
2
Verwijder de lens en reinig
de sensor.
3
Beëindig het reinigen.
z
Bevestig de lens of cameradop.
506
Sensorreiniging
z
Zet de aan-uitschakelaar nooit op <
1
> tijdens sensorreiniging. Hierdoor
gaat de sluiter bewegen en kunnen de beeldsensor of sluitergordijnen
beschadigd raken.
z
Het oppervlak van de beeldsensor is zeer gevoelig. Maak de sensor
zorgvuldig schoon.
z
Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje. Een borstel kan krassen
veroorzaken op de sensor.
z
Steek het blaasbuisje niet verder dan de lensvatting in de camera. Anders zou
u de sluitergordijnen kunnen beschadigen.
z
Gebruik nooit perslucht of -gas om de sensor schoon te maken. Perslucht kan
de sensor beschadigen en de gasnevel kan op de sensor bevriezen en deze
bekrassen.
z
Als er vuil blijft zitten dat niet met een blaasbuisje kan worden verwijderd, kunt
u de sensor het beste door een Canon Service Center laten reinigen.
507
Aanraakbediening
1
Selecteer [5: Aanraakbediening].
2
Selecteer een item.
z
[Standaard] is de normale instelling.
z
[Gevoelig] zorgt voor een betere reactie
van het touchscreen dan [Standaard].
z
Met [Uitschak.] kunt u de
aanraakbediening uitschakelen.
Aandachtspunten bij aanraakbediening
z
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals uw nagel of een balpen bij
aanraakbediening.
z
Bedien de touchscreen niet met natte vingers. Als het scherm vochtig is of als
u het met natte vingers bedient, reageert de touchscreen misschien niet op uw
aanraking of functioneert het niet meer goed. Schakel in dergelijke gevallen de
camera uit en veeg het vocht van het LCD-scherm af met een doekje.
z
Als u in de handel verkrijgbare beschermfolie of stickers op het LCD-scherm
plakt, reageert het scherm mogelijk niet meer goed op aanrakingen.
z
Als u het scherm snel aanraakt wanneer [Gevoelig] is ingesteld, kan het zijn
dat het scherm slecht op de aanraking reageert.
508
Pieptoon
U kunt de pieptoon uitschakelen die klinkt wanneer op onderwerpen is
scherpgesteld of bij andere handelingen.
1
Selecteer [5: Pieptoon].
2
Selecteer een item.
Raak aan
U hoort geen pieptoon tijdens
bewerkingen via het touchscreen.
Uitschakelen
Schakelt de pieptoon uit als op
onderwerpen is scherpgesteld, als
u opneemt met de zelfontspanner en als
u aanraakbediening gebruikt.
509
HDMI-resolutie
Stel de uitgangsresolutie in die gebruikt wordt als de camera met een
HDMI-kabel wordt aangesloten op een televisie of extern opnameapparaat.
1
Selecteer [5: HDMI-resolutie].
2
Selecteer een item.
Automatisch
De opnamen worden automatisch
weergegeven met de optimale resolutie
passend bij de aangesloten televisie.
1080p
Uitvoer bij 1080p resolutie. Selecteer of
u weergave- of vertragingsproblemen wilt
voorkomen als de camera van resolutie
wisselt.
510
HDMI HDR-uitgang
U kunt RAW-beelden in HDR bekijken door de camera aan te sluiten op een
HDR-tv.
1
Selecteer [5: HDMI HDR-uitgang].
2
Selecteer [Aan].
z
Beeldhandelingen zoals RAW verwerken zijn niet mogelijk tijdens
HDR-weergave.
z
Zorg ervoor dat de HDR-tv is ingesteld op HDR-invoer. Voor meer informatie
over hoe u de invoer op uw tv wisselt, raadpleegt u de handleiding van de tv.
z
Afhankelijk van de gebruikte tv zien beelden er mogelijk anders uit dan verwacht.
z
Sommige beeldeecten en -gegevens worden mogelijk niet weergegeven op
een HDR-tv.
511
Functie van ontspanknop voor films
U kunt de functies instellen die tijdens het opnemen van lms worden
uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt.
1
Selecteer [5: Functie sluiterknop
v. movies].
2
Selecteer een item.
z
Half ingedrukt
Geef de functie op die moet worden
uitgevoerd wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
z
Volledig ingedrukt
Dit item wordt weergegeven als het
programmakeuzewiel ingesteld is
op <
k
>.
Geef de functie op die moet worden
uitgevoerd wanneer u de ontspanknop
volledig indrukt.
Als [Voll. ingedrukt] ingesteld is op [Start/stop mov.-opn.] kunt
u lmopnamen niet alleen starten en stoppen door op de lmopnameknop
te drukken maar ook door de ontspanknop volledig in te drukken of door
de afstandsbediening RS-60E3 te gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar,
=
223).
z
Zelfs als u [Voll. ingedrukt] instelt op [Geen functie], start of stopt de camera
met opnemen van time-lapselms als de ontspanknop geheel wordt ingedrukt
als de camera is ingesteld voor time-lapselms.
512
Weergave met opname-informatie
U kunt de details en schermen met informatie aanpassen die tijdens het
maken van opnamen worden weergegeven op de camera.
Selecteer [5: Opname-infoscherm].
Informatie op het scherm aanpassen
1
Selecteer [Scherminfo-inst.].
2
Selecteer schermen.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> <
X
>
om informatieschermen te selecteren
die op de camera moeten worden
weergegeven.
z
Voor informatie die u niet wilt
weergeven, drukt u op <
0
> om de
markering [
X
] te wissen.
z
Druk op de knop <
B
> om het scherm
te bewerken.
513
Weergave met opname-informatie
3
Bewerk het scherm.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> <
X
> om
items te selecteren voor weergave op
het scherm.
z
Voor items die u niet wilt weergeven,
drukt u op <
0
> om de markering [
X
]
te wissen.
z
Selecteer [OK] om de instelling vast te
leggen.
Weergave van een optionele elektronische zoeker congureren
z
Selecteer bij stap 1 [
5
: VF-info/schakelinstellingen].
z
In [
5
: Vert. weergave VF] kunt u selecteren hoe informatie wordt weergegeven
als u staande foto's maakt.
Rasterweergave
1
Selecteer [Rasterweergave].
2
Selecteer een item.
514
Weergave met opname-informatie
Het histogram instellen
1
Selecteer [Histogram].
2
Selecteer een item.
z
Selecteer de inhoud ([Helderheid] of
[RGB]) en de weergavegrootte ([Groot]
of [Klein]).
z
Druk op de knop <
M
> om de
instelling te bevestigen.
Instellingen wissen
1
Selecteer [Reset].
2
Selecteer [OK].
515
Weergaveprestaties
U kunt instellen of u een vloeiende weergave of een energiebesparende
weergave wilt tijdens het maken van foto-opnamen.
1
Selecteer [5: Weerg.prestaties].
2
Selecteer een item.
Zoekerweergaveformaat
Wanneer u een optionele elektronische zoeker gebruikt, kunt u het
zoekerweergaveformaat selecteren.
1
Selecteer [5: Formaat VF-weerg.]
2
Selecteer een item.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> <
X
> om
een item te selecteren.
z
Druk op <
0
> om de instelling vast te
leggen.
516
Weergave-instellingen
Wanneer u een optionele elektronische zoeker gebruikt, kunt u de
weergavemodus voor opnameschermen selecteren.
1
Selecteer [5: Weergave-inst.].
2
Selecteer een item.
z
Automatisch
Gebruik het scherm voor weergave
maar wissel naar de zoeker als u daar
doorheen kijkt.
z
Handmatig
U kunt de weergave beperken tot het
scherm of de zoeker.
3
Selecteer weergave op scherm of in
de zoeker.
z
Druk op <
0
> om de instelling vast te
leggen.
517
Omgekeerde weergave
Er kan een gespiegelde weergave worden getoond wanneer u opnamen
maakt met scherm richting het onderwerp gedraaid (richting de voorkant
van de camera).
1
Selecteer [5: Omg. weergave].
2
Selecteer [Aan].
z
Selecteer [Uit] als u de weergave liever
niet wilt omkeren wanneer het scherm
naar de voorkant wordt gedraaid.
518
Hulpfuncties
Als [
z
Help] onder een menu wordt weergegeven, kunt u een beschrijving
over de functie weergeven door op de knop <
B
> te drukken. Druk
opnieuw op de knop om het Help-scherm te sluiten. Om door het scherm te
bladeren als rechts een schuifbalk (1) verschijnt, drukt u op de pijltjestoetsen
<
W
> of <
X
> of draait u aan het instelwiel <
5
>.
z
Voorbeeld: [
z
: Hoge ISO-ruisreductie]
<
B
>
B
(1)
Grootte helptekst
U kunt de tekstgrootte voor het Help-scherm wijzigen.
1
Selecteer [5: Grootte helptekst].
2
Selecteer een item.
519
M
Aangepaste opnamemodi (C1/C2)
U kunt de huidige camera-instellingen, zoals instellingen voor opnemen,
menu en aangepaste opnamefuncties, vastleggen door ze toe te wijzen aan
aangepaste opnamemodi.
1
Selecteer [5: Aangep.
opnamemodus (C1, C2)].
2
Selecteer [Registreer instellingen].
3
Leg de gewenste items vast.
z
Selecteer in het scherm [Registreer
instellingen] de optie [Aangepaste
opnamemodus: C*] en druk vervolgens
op <
0
>.
z
Selecteer [OK] in het scherm
[Aangepaste opnamemodus: C*].
De huidige camera-instellingen
worden vastgelegd in de Aangepaste
opnamemodus C*.
Automatisch bijwerken van opgeslagen instellingen
Als u een instelling wijzigt tijdens het maken van opnamen in de aangepaste
opnamemodus, kan de modus automatisch worden bijgewerkt met de
nieuwe instelling (Automatisch bijwerken). Om dit automatisch bijwerken in
te schakelen, stelt u [Inst. aut. bijw.] in op [Inschak.] bij stap 2.
Opgeslagen aangepaste opnamemodi annuleren
Als u in stap 2 [Wis instellingen] selecteert, worden de instellingen
van de respectieve modi teruggezet op de standaardinstellingen zonder
vastgelegde aangepaste opnamemodi.
z
U kunt opname- en menu-instellingen ook veranderen in de Aangepaste
opnamemodi.
520
M
Camera resetten
U kunt de standaardinstellingen van de camera in de modi
<
t
> <
d
>
<
s
> <
f
> <
a
> <
k
>
herstellen.
1
Selecteer [5: Camera resetten].
2
Selecteer [Basis instell.].
z
Wilt u andere instellingen wissen,
selecteer dan [Overige instell.] en
selecteer vervolgens een item.
3
Selecteer [OK].
z
Persoonlijke voorkeuze (C.Fn) en aangepaste bedieningsinstellingen worden
ook gereset met “Persoonlijke voorkeuzen wissen” (
=
542).
z
De standaardwaarden van basisinstellingen zoals [Taal
K
] en [Datum/tijd/
zone] worden niet hersteld.
521
M
Copyrightinformatie
Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan
de opname toegevoegd.
1
Selecteer [5: Copyrightinformatie].
2
Selecteer een item.
3
Voer tekst in.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
V
> of
het instelwiel <
5
> om een teken te
selecteren en druk op <
0
> om het in
te voeren.
z
Door [
] te selecteren, kunt u de
invoermodus wijzigen.
z
Wilt u het vorige teken verwijderen,
selecteer dan [
] en druk op <
0
>.
4
Verlaat de instelling.
z
Druk op de knop <
M
> en druk
vervolgens op [OK].
522
Copyrightinformatie
De copyrightinformatie controleren
Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo
weer] selecteert, kunt u de ingevoerde
gegevens voor [Auteur] en [Copyright]
controleren.
De copyrightinformatie verwijderen
Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2, kunt u de
ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen.
z
Als de vermelding voor “Auteur” of “Copyright” lang is, wordt deze mogelijk niet
helemaal weergegeven wanneer u [Geef copyrightinfo weer] selecteert.
z
U kunt de copyrightinformatie ook instellen of controleren met EOS Utility
(EOS-software).
523
Andere informatie
z
Handleiding/software URL
Wilt u instructiehandleidingen downloaden, selecteer dan [
5
:
Handleiding/software URL] en scan de weergegeven QR-code met een
smartphone.
U kunt ook een computer gebruiken om de website van de getoonde
URL te openen en software te downloaden.
z
Certicaatlogo weergeven
M
Selecteer [
5
: Certicaatlogo weergeven] om een aantal van de logo's
van de cameracerticaties weer te geven. Andere certicaatlogo's zijn te
vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de
verpakking van de camera.
z
Firmware
M
Selecteer [
5
: Firmware] om de rmware van de camera of de huidige
lens bij te werken.
524
525525
Persoonlijke voorkeuze/
My Menu
U kunt camerafuncties heel nauwkeurig instellen en de
werking van knoppen en instelwielen aanpassen aan uw
opnamevoorkeuren. U kunt ook menu-items en aangepaste
functies die u regelmatig instelt toevoegen aan de tabbladen van
My Menu.
526
Tabbladmenu's: aanpassen
=
528
=
532
=
534
=
542
=
542
527
M
Aangepaste functies instellen
1
Selecteer [C.Fn I: Belichting],
[C.Fn II: Autofocus] of [C.Fn III:
Bediening/overig].
(1)
2
Selecteer het nummer van een
aangepaste functie.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
>
om het nummer van de persoonlijke
voorkeuze (1) dat u wilt instellen,
te selecteren.
3
Wijzig desgewenst de instelling.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
W
> en
<
X
> om een instelling (nummer) te
selecteren.
z
Herhaal stappen 2–3 als u een andere
aangepaste functie wilt instellen.
z
De ingestelde persoonlijke voorkeuze-
instellingen worden onder in het
scherm vermeld, onder de respectieve
functienummers.
z
Alle opties waarvoor een andere waarde
dan de standaardwaarde is ingesteld,
worden weergegeven in blauw.
4
Verlaat de instelling.
z
Druk op de knop <
M
>.
z
Het scherm van stap 1 wordt opnieuw
weergegeven.
528
M
Instellingsitems voor persoonlijke
voorkeuze
U kunt camerafuncties aanpassen op het tabblad [
8
] zodat deze
aansluiten op uw opnamevoorkeuren.
C.Fn I: Belichting
C.Fn I-1: Belichtingsniveauverhogingen
Hiermee stelt u stappen van 1/2-stop in voor de sluitertijd, het diafragma,
de belichtingscompensatie, AEB, de itsbelichtingscompensatie enzovoort.
z
0: 1/3-stop
z
1: 1/2-stop
z
Als [1/2-stop] is ingesteld, wordt het scherm zoals hieronder afgebeeld
weergegeven.
C.Fn I-2: ISO-stappen
U kunt de handmatige ISO-stappen wijzigen in een hele stop.
z
0: 1/3-stop
z
1: 1-stop
z
Zelfs als [1-stop] is ingesteld, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld in
stappen van 1/3-stop wanneer ISO auto is ingesteld.
529
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn I-3: Bracketing automatisch annuleren
U kunt opgeven om AEB en witbalansbracketing te annuleren wanneer de
aan-uitschakelaar op <
2
> wordt ingesteld.
z
0: Inschakelen
z
1: Uitschakelen
C.Fn I-4: Bracketingvolgorde
De volgorde van de opnamereeks voor AEB en witbalansbracketing kan
worden gewijzigd.
z
0: 0,
, +
z
1:
, 0, +
z
2: +, 0,
AEB
Witbalansbracketing
Richting b/a Richting m/g
0 : Standaardbelichting 0 : Standaard witbalans 0 : Standaard witbalans
: Onderbelichting : Meer blauw : Meer magenta
+ : Overbelichting + : Meer ambergeel + : Meer groen
530
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn I-5: Aantal bracketingopnamen
U kunt het aantal opnamen die worden gemaakt met AEB en
witbalansbracketing wijzigen.
Als [Bracketingvolgorde] is ingesteld op [0, –, +], worden de
bracketingopnamen gemaakt zoals in de volgende tabel wordt beschreven.
z
0: 3 beelden
z
1: 2 beelden
z
2: 5 beelden
z
3: 7 beelden
(tussenstappen van 1 stop)
1e opname
2e
opname
3e
opname
4e
opname
5e
opname
6e
opname
7e
opname
3: 3
beelden
Standaard
(0)
–1 +1
2: 2
beelden
Standaard
(0)
±1
5: 5
beelden
Standaard
(0)
–2 –1 +1 +2
7: 7
beelden
Standaard
(0)
–3 –2 –1 +1 +2 +3
z
Als [2 opnamen] is ingesteld, kunt u bij het instellen van het AEB-bereik de
plus- of minzijde selecteren. Met witbalansbracketing wordt de 2e opname
aangepast in de richting van B/A of M/G.
531
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn I-6: Veiligheidsshift
Als de helderheid van het onderwerp verandert en de standaardbelichting
niet binnen het bereik van de automatische belichting valt, wordt de
handmatig opgegeven instelling automatisch door de camera gewijzigd
zodat de standaardbelichting kan worden gebruikt. Als deze optie wordt
ingesteld op [Sluitertijd/diafragma], is deze instelling van toepassing op de
modus <
s
> en <
f
>. Als deze optie wordt ingesteld op [ISO-snelheid],
dan is deze instelling van toepassing op de modus <
d
>, <
s
> en <
f
>.
z
0: Uitschakelen
z
1: Sluitertijd/diafragma
z
2: ISO-snelheid
z
Zelfs als onder [
z
:
z
ISO-snelheidsinst.] de standaardinstelling voor [ISO-
snelh.bereik] of [Max. sluitertijd] is gewijzigd, wordt deze waarde door de
veiligheidsshift overschreven als de standaardbelichting niet kan worden
verkregen.
z
De minimum- en maximumgrenzen voor de veiligheidsshift met de ISO-
snelheid worden bepaald door [Autom. bereik] (
=
146). Als de handmatig
ingestelde ISO-snelheid echter hoger is dan de waarde van [Autom. bereik],
wordt de veiligheidsshift toegepast tot aan de hoogte van de handmatig
ingestelde ISO-snelheid.
z
Veiligheidsshift wordt indien nodig zelfs geactiveerd als de itser wordt gebruikt.
C.Fn I-7: AE-vergrendeling meetmethode na scherpstellen
Voor elke meetmethode kunt u instellen
of u de belichting wilt vergrendelen
(AE-vergrendeling) zodra op onderwerpen
is scherpgesteld met 1-beeld AF.
De belichting wordt vergrendeld terwijl u de
ontspanknop half ingedrukt houdt.
Selecteer meetmethoden voor
AE-vergrendeling en voeg een vinkje toe
[
X
]. Selecteer [OK] om de instelling vast
te leggen.
532
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn II: Automatische scherpstelling
C.Fn II-1: Beperken AF-methoden
U kunt de beschikbare AF-methoden
beperken tot degene die u wilt gebruiken.
Zie
=
198–
=
200 voor informatie over
AF-methoden.
Voeg een vinkje [
X
] toe aan de
AF-methoden die u beschikbaar wilt
maken. Selecteer [OK] om de instelling
vast te leggen.
z
De markering [
X
] kan niet worden verwijderd uit [1-punt AF].
C.Fn II-2: AF-punt op basis van richting
U kunt AF-punten of zone-AF-kaders toewijzen aan verschillende posities
afhankelijk of u verticaal of horizontaal opneemt.
z
0: Gelijk voor verticaal/horizontaal
AF-punten of zone-AF-kaders op dezelfde positie worden gebruikt voor
zowel verticaal als horizontaal fotograferen.
z
1: Aparte AF-punten: alleen punt
Aparte AF-punt- of zone-AF-kaderposities kunnen voor elke
camerarichting worden toegewezen (1. Horizontaal, 2. Verticaal met
de cameragreep boven, 3. Verticaal met de cameragreep aan de
onderkant). Handig bij het overschakelen naar AF-punten of zone-AF-
kaders in andere posities, automatisch gebaseerd op de camerarichting.
AF-punten en zone-AF-kaders die zijn toegewezen aan elk van de drie
camerarichtingen, blijven behouden.
533
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn II-3: Init. servo-AF-pt voor
c
U kunt het eerste AF-punt voor Servo AF instellen als de AF-methode is
ingesteld op [
u
+volgen].
z
0: Automatisch
Het AF-punt waarmee Servo AF begint voor [
u
+volgen] wordt
automatisch ingesteld op basis van de opnameomstandigheden.
z
1: Init. AF-pt ingest. voor
c
Servo AF begint vanaf het handmatig ingestelde AF-punt als AF-werking
is ingesteld op [Servo AF] en de AF-methode is ingesteld op [
u
+volgen].
z
2: AF-pt ingest. v.
Als u overschakelt van [Spot AF] of [1-punt AF] naar [
u
+volgen],
begint Servo AF vanaf het AF-punt dat handmatig was ingesteld voordat
u overschakelde. Dit is handig als u Servo AF wilt laten starten vanaf het
ingestelde AF-punt voordat u overschakelt naar [
u
+volgen].
534
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn III: Bediening/overig
C.Fn III-1: Wielrichting bij tv/AV
U kunt de richting omkeren waarin u het instelwiel moet draaien om de
sluitertijd en het diafragma in te stellen.
In de opnamemodus <
a
> is de draairichting van de instelwielen <
6
> en
<
5
> omgekeerd. In andere opnamemodi is alleen de draairichting van
het instelwiel <
6
> omgekeerd. De richting van het instelwiel <
5
> in de
modus <
a
> komt overeen met de richting om belichtingscompensatie in te
stellen in de modi <
d
>, <
s
> en <
f
>.
z
0: Normaal
z
1: Omgekeerde richting
535
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn III-2: Knoppen aanpassen
U kunt veelgebruikte functies toewijzen aan knoppen zoals <
V
> of <
B
>.
U kunt verschillende functies, voor gebruik bij het maken van foto's of lms,
toewijzen aan dezelfde knop.
1
Selecteer een deel van de balk.
2
Selecteer een functie om toe te
wijzen.
z
Druk op <
0
> om de instelling vast te
leggen.
536
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
Functies beschikbaar voor knoppen
Functie
L
AF
Meten en AF-start
k k k
AF-stop
k k
AF-puntselectie
k k
Directe AF-puntselectie
AF-punt instellen op midden
k k
1-beeld AF
z
Servo AF*
1
k k
AF-methode*
1
k k
AF aanraken en verslepen
k k
Oogdetectie-AF*
1
k k
Peaking
k k
Belichting
AE-vergrendeling
k k
AE-vergrendeling (vasthouden)
k k
AE-vergrendeling (bij ingedrukte knop)
k
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling*
1
k k
O
Belichtingscompensatie
k k
g
ISO-snelheid
k k
Start meten*
1
k
Meetmethode*
1
k k
Flitsfunctie-instellingen*
1
k k
Flitsen*
1
k k
FE-vergrendeling*
1
k k
Films
k
Filmopname
k k
Servo AF voor lms gepauzeerd
k k
537
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
k k k
k k k
k k k k k k k k k
k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k
k k k
k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k
k k k
k k k k k k k k k
538
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
Functie
L
Knoppen direct indrukken
Instelwiel functie-instellingen
k k
Scherptedieptecontrole*
1
k k
Geselecteerd item in modus Fv
resetten*
1
k k
Tv/Av/ /ISO in Fv-modus resetten*
1
k k
Q
Scherm Snel instellen
k k
Vergroten/Verkleinen
k k
Menu
Menuweergave
k k
Beeldkwaliteit*
1
k k
Hoogte/breedte foto*
1
k k
Transportmodus*
1
k k
Automatische helderheidsoptimalisatie
k k
Beeldstijl
k k
Touch Shutter*
1
k k
RAW-burstmodus*
1
k k
Selecteer map
k k
Maak map*
1
k k
Schermhelderheid maximaliseren
(tijdelijk)
k k
Display uit
k k
Eco-modus
k k
Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding
k k
Geen functie (uitgeschakeld)
k k
*1: Kan niet worden toegewezen als een functie die beschikbaar is bij lmopnamen.
539
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
k k k k k k k k k
k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
k k k k k k k k k
540
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn III-3: Wielen aanpassen
U kunt veelgebruikte functies toewijzen aan instelwielen zoals <
5
>, <
6
>
of de knop <
5
>.
1
Selecteer een deel van de balk.
2
Selecteer een functie om toe te
wijzen.
z
Druk op <
0
> om de instelling vast te
leggen.
Functies beschikbaar voor instelwielen
Functie
6 5
5
Sluitertijdinstelling in M-modus
k k
Diafragma-instelling in M-modus
k k
Diafragmawaarde wijzigen
k
Sluitertijd wijzigen
k
ISO-snelheid instellen
k
Belichtingscompensatie
k
Geen functie (uitgeschakeld)
k k k
541
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze
C.Fn III-4: Sluiter ontspannen zonder lens
U kunt opgeven of het maken van foto's of lms mogelijk is zonder een lens
op de camera.
z
0: Uitschakelen
z
1: Inschakelen
C.Fn III-5: Trek lens in bij uitschakelen
De instelling voor het intrekken van de lens voor een gemotoriseerde
EF- of EF-S STM-lens (zoals de EF 40mm f/2.8 STM) die op de camera
is bevestigd. U kunt instellen of lenzen die tijdens gebruik van de camera
zijn uitgeschoven, automatisch worden ingetrokken wanneer u de camera
uitschakelt.
z
0: Inschakelen
z
1: Uitschakelen
z
Lens intrekken wordt niet geactiveerd door de functie voor automatisch
uitschakelen (met uitzondering van EF-M-lenzen).
z
Controleer of de lens is ingetrokken voordat u deze verwijdert.
z
Wanneer [0: Inschak.] is ingesteld, wordt deze functie geactiveerd, hoe de
scherpstelmodusknop van de lens ook is ingesteld (op AF of MF).
542
Persoonlijke voorkeuzen wissen
z
Alle persoonlijke voorkeuze-instellingen wissen
Door [
8
: Wis pers. voorkeuze (C.Fn)] te selecteren, kunt u alle
persoonlijke voorkeuze-instellingen behalve de instellingen voor
[Knoppen aanpassen] en [Wielen aanpassen] wissen.
z
Instellingen voor [Knoppen aanpassen] en [Wielen
aanpassen] wissen
Door [
8
: Aangepaste instell. wissen] te selecteren, kunt u de
instellingen voor [Knoppen aanpassen] en [Wielen aanpassen]
wissen.
543
Tabbladmenu's: My Menu
=
544
=
547
=
547
=
548
544
M
My Menu vastleggen
Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen
vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt.
My Menu-tabblad maken en toevoegen
1
Selecteer [My Menu-tab toevoegen].
2
Selecteer [OK].
z
U kunt maximaal vijf My Menu-tabbladen
maken door stap 1 en 2 opnieuw uit te
voeren.
Menu-items op de My Menu-tabbladen vastleggen
1
Selecteer [9: Congureer].
545
My Menu vastleggen
2
Selecteer [Selecteer te registr.
items].
3
Leg de gewenste items vast.
z
Selecteer het item dat u wilt instellen en
druk op <
0
>.
z
Selecteer [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster.
z
U kunt maximaal zes items vastleggen.
z
Druk op de knop <
M
> om terug te
keren naar het scherm van stap 2.
Instellingen van het tabblad My Menu
U kunt items onder het menutabblad
sorteren en verwijderen en het
menutabblad een andere naam geven of
verwijderen.
z
Sorteer geregistreerde items
U kunt de volgorde van de vastgelegde items in My Menu veranderen.
Selecteer [Sorteer geregistreerde items], selecteer een item dat u wilt
verplaatsen en druk vervolgens op <
0
>. Als [
z
] wordt weergegeven,
kunt u het item verplaatsen door de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
> te
gebruiken en vervolgens op <
0
> te drukken.
z
Verwijder geselecteerde items/Verwijder alle items op
tabblad
U kunt elk vastgelegd item verwijderen. Met [Verwijder geselecteerde
items] verwijdert u één item tegelijk en met [Verwijder alle items op
tab] verwijdert u alle op het tabblad vastgelegde items in één keer.
546
My Menu vastleggen
z
Verwijder tab
U kunt het huidige My Menu-tabblad verwijderen. Selecteer [Verwijder
tab] om het tabblad [MY MENU*] te verwijderen.
z
Hernoem tab
U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het
oorspronkelijke [MY MENU*].
1
Selecteer [Hernoem tab].
2
Voer tekst in.
z
Selecteer [
] om onnodige tekens te
wissen.
z
Gebruik de pijltjestoetsen <
V
> of
het instelwiel <
5
> om een teken te
selecteren en druk op <
0
>.
z
Door [
] te selecteren, kunt u de
invoermodus wijzigen.
3
Bevestig de invoer.
z
Druk op de knop <
M
> en druk
vervolgens op [OK].
547
My Menu vastleggen
Alle My Menu-tabbladen verwijderen/Alle items verwijderen
U kunt alle gemaakte tabbladen in My
Menu of de My Menu-items die daaronder
geregistreerd zijn, wissen.
z
Verwijder alle My Menu-tabs
U kunt alle My Menu-tabbladen die u hebt gemaakt, verwijderen.
Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle
tabbladen van [MY MENU1] tot en met [MY MENU5] verwijderd en
worden de standaardinstellingen van het tabblad [
9
] hersteld.
z
Verwijder alle items
U kunt alle items verwijderen die op de tabbladen [MY MENU1] tot
[MY MENU5] zijn vastgelegd. De tabbladen blijven bestaan. Wanneer
[Verwijder alle items] wordt geselecteerd, worden alle items die op alle
gemaakte tabbladen zijn vastgelegd, verwijderd.
z
Als u [Verwijder tab] of [Verwijder alle My Menu-tabs] gebruikt, worden de
tabbladnamen die zijn gewijzigd met [Hernoem tab] ook verwijderd.
548
My Menu vastleggen
Menuweergave-instellingen
U kunt [Menuweergave] selecteren om
het menuscherm in te stellen dat als eerste
wordt weergegeven wanneer u op de knop
<
M
> drukt.
z
Normale weergave
Hiermee wordt het laatst weergegeven menuscherm weergegeven.
z
Weergave van My Menu-tab
Hiermee wordt My Menu weergegeven met het tabblad [
9
]
geselecteerd.
z
Alleen My Menu-tab weergeven
Hiermee wordt alleen het tabblad [
9
] weergegeven. (De tabbladen [
z
],
[
3
], [
k
], [
5
] en [
8
] worden niet weergegeven.)
549549
Referentie
Dit hoofdstuk biedt referentie-informatie voor camerafuncties.
550
Software
De EOS-software of andere speciale software downloaden
en installeren
Installeer altijd de nieuwste versie van de software.
Werk eventuele eerdere versies die u geïnstalleerd hebt bij door ze te
overschrijven met de nieuwste versie.
z
Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt
geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden
geïnstalleerd.
z
U kunt de software alleen installeren als de computer verbonden is met internet.
z
Eerdere versies kunnen opnamen die met deze camera zijn gemaakt, niet
correct weergeven. Het verwerken van RAW-opnamen vanaf deze camera is
ook niet mogelijk.
1
Download de software.
z
Maak vanaf een computer verbinding met internet en ga naar de
volgende Canon-website.
www.canon.com/icpd
z
Voer het serienummer in dat op de achterkant van het scherm staat
en download vervolgens de software
z
Pak deze uit op de computer.
Voor Windows
Klik op het weergegeven installatiebestand om het
installatieprogramma te starten.
Voor Macintosh
Er wordt een dmg-bestand gemaakt en weergegeven. Volg de
onderstaande stappen om het installatieprogramma te starten.
551
Software
(1) Dubbelklik op het DMG-bestand.
B
Een stationspictogram en installatiebestand worden
weergegeven op het bureaublad.
Als het installatiebestand niet wordt weergegeven, dubbelklikt
u op het stationspictogram om dit weer te geven.
(2) Dubbelklik op het installatiebestand.
B
Het installatieprogramma wordt gestart.
2
Volg de instructies op het scherm om de software te
installeren.
De software-instructiehandleidingen downloaden
Software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden
vanaf de website van Canon naar uw computer.
z
Downloadsite voor software-instructiehandleidingen
www.canon.com/icpd
z
Om de instructiehandleidingen (PDF-bestanden) te kunnen weergeven,
heeft u een Adobe PDF-weergavesoftware nodig, bijvoorbeeld Adobe
Acrobat Reader DC (bij voorkeur de nieuwste versie).
z
Adobe Acrobat Reader DC kunt u gratis downloaden van internet.
z
Dubbelklik op een gedownloade instructiehandleiding (PDF-bestand) om deze
te openen.
z
Raadpleeg het Help-gedeelte van de software of dergelijke voor meer
informatie over het gebruik van de PDF-weergavesoftware.
552
Opnamen importeren naar een computer
U kunt EOS-software gebruiken om beelden van de camera naar een
computer te downloaden. Dit kan op drie manieren.
Verbinden met een computer via een interfacekabel
1
Installeer de software (=550).
2
Sluit de camera op de computer
aan met interfacekabel IFC-100U
(afzonderlijk verkrijgbaar; uiteinde
voor de computer: USB type C).
z
Sluit de kabel aan op de digital-
aansluiting van de camera.
z
Sluit de kabel aan op de USB-
aansluiting van de computer.
3
Gebruik EOS Utility om de
opnamen te importeren.
z
Raadpleeg de EOS Utility
Instructiehandleiding.
z
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is gebracht, kan de camera niet
communiceren met de computer, zelfs niet wanneer deze op elkaar
aangesloten zijn met een interfacekabel.
553
Opnamen importeren naar een computer
Kaartlezer
U kunt een kaartlezer gebruiken om opnamen naar een computer te
importeren.
1
Installeer de software (=550).
2
Plaats de kaart in de kaartlezer.
3
Gebruik Digital Photo Professional
om de opnamen te importeren.
z
Raadpleeg de Digital Photo Professional
instructiehandleiding.
z
Als u opnamen van de camera via een kaartlezer op een computer wilt
downloaden zonder gebruik van de EOS-software, kopieert u de map DCIM op
de kaart naar de computer.
Verbinden met een computer via Wi-Fi
U kunt de camera via Wi-Fi aansluiten op de computer en beelden naar de
computer importeren (
=
408).
554
Opladen in de camera
Met de USB-voedingsadapter PD-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de
accu LP-E17 opladen zonder deze uit de camera te verwijderen. Het
opladen stapt als u de camera bedient.
1
Sluit de USB-voedingsadapter aan.
z
Steek met de aan-uitschakelaar van de
camera op <
2
> de connector van
de USB-voedingsadapter geheel in de
digital-aansluiting.
2
Sluit het netsnoer aan.
z
Sluit het netsnoer aan op de USB-
voedingsadapter en steek het andere
uiteinde in een stopcontact.
z
Het opladen begint en de lees-/
schrijndicator (1) gaat oranje branden.
(
1
)
z
Na aoop van het opladen dooft de
lees-/schrijndicator. Trek de stekker
uit het stopcontact en maak de USB-
voedingsadapter los van de camera.
z
Laad accu's niet langer dan 24 uur achtereen op, om de accu's te beschermen
en in goede staat te houden.
z
Bij laadproblemen knippert de lees-/schrijndicator oranje en stopt een
beschermingscircuit het laden. Maak in dat geval het netsnoer los, bevestig
de accu opnieuw en wacht een paar minuten voordat u de stekker weer in het
stopcontact steekt. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw
dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
555
Accessoire voor gewoon stopcontact
z
Als de lees-/schrijndicator niet oplicht, probeer dan om de USB-
voedingsadapter los te maken en weer aan te sluiten.
z
De vereiste oplaadtijd en de geladen hoeveelheid verschillen, afhankelijk van
de omgevingstemperatuur en de resterende capaciteit.
z
Uit veiligheidsoverwegingen duurt opladen bij lage temperaturen (0–10 °C)
langer.
z
Accu's worden niet opgeladen als de camera via Wi-Fi is verbonden of als het
kaartsleuf-/accucompartimentklepje openstaat.
Accessoire voor gewoon stopcontact
U kunt de camera via het stopcontact van stroom voorzien met
de DC-koppeling DR-E17 en de compacte voedingsadapter CA-PS700
(elk afzonderlijk verkrijgbaar). Voor instructies over bevestiging en gebruik
raadpleegt u de instructiehandleidingen van de DR-E17 en de CA-PS700.
z
Gebruik geen andere AC-adapters dan de compacte voedingsadapter
CA-PS700.
z
Wanneer de aan-uitschakelaar van de camera op aan staat, mag
u het netsnoer en de stekker niet aansluiten of loskoppelen en mag
u de DC-koppeling niet loskoppelen.
z
Haal na gebruik van de camera het netsnoer uit het stopcontact.
556
Problemen oplossen
Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen
oplossen. Kunt u het probleem hiermee niet oplossen, neem dan contact op
met uw dealer of Canon Service Center.
Stroomgerelateerde problemen
U kunt geen batterijen opladen met de lader.
z
Gebruik uitsluitend accu's van het merk Canon van het type LP-E17.
Het lampje van de lader knippert snel.
z
Als (1) de acculader of de accu een probleem heeft of (2) er geen
communicatie met de accu kon plaatsvinden (bij een accu van een
ander merk dan Canon), stopt het beveiligingscircuit met opladen en
knippert het laadlampje oranje. Verwijder in geval van (1) het netsnoer
van de lader uit het stopcontact. Haal de accu uit de lader en plaats
deze vervolgens terug. Wacht een paar minuten en steek de stekker
vervolgens weer in het stopcontact. Als het probleem aanhoudt, neemt
u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Het lampje van de lader knippert niet.
z
Als de interne temperatuur van de accu die in de lader is geplaatst hoog
is, wordt de accu om veiligheidsredenen niet opgeladen (lampje is uit).
Als de temperatuur van de accu tijdens het opladen om welke reden dan
ook te hoog wordt, wordt het opladen automatisch stopgezet (lampje
knippert). Wanneer de temperatuur van de accu weer daalt, wordt het
opladen automatisch hervat.
557
Problemen oplossen
Accu's kunnen niet worden geladen met de USB-
voedingsadapter (apart verkocht).
z
Accu's worden niet opgeladen als de aan-uitschakelaar van de camera
op <
1
> staat.
z
Het laden stopt als de camera wordt bediend.
De lees-/schrijndicator knippert tijdens het laden met de USB-
voedingsadapter.
z
Bij laadproblemen knippert de lees-/schrijndicator groen en stopt een
beschermingscircuit het laden. Maak in dat geval het netsnoer los,
bevestig de accu opnieuw en wacht een paar minuten voordat u de
stekker weer in het stopcontact steekt. Als het probleem aanhoudt,
neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service
Center.
De lees-/schrijndicator licht niet op tijdens het laden met de
USB-voedingsadapter.
z
Probeer om de USB-voedingsadapter los te maken en weer aan te sluiten.
De camera wordt niet geactiveerd, zelfs niet als de aan-
uitschakelaar op <
1
> staat.
z
Controleer of het kaartsleuf-/accucompartimentklepje is gesloten (
=
42).
z
Controleer of de accu correct in de camera is geplaatst (
=
42).
z
Laad de accu op (
=
40).
De lees-/schrijndicator blijft branden of knipperen, zelfs
wanneer de aan-uitschakelaar op <
2
> staat.
z
Als het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer er een opname op de
kaart wordt opgeslagen, blijft de lees-/schrijndicator aan of blijft deze
een paar seconden knipperen. Wanneer de beeldopname is voltooid,
wordt de camera automatisch uitgeschakeld.
558
Problemen oplossen
[Heeft deze accu/hebben deze accu's het logo van Canon?]
wordt weergegeven.
z
Gebruik uitsluitend accu's van het merk Canon van het type LP-E17.
z
Verwijder de accu en plaats deze weer terug (
=
42).
z
Als de elektrische contacten van de accu vuil zijn, maakt u deze schoon
met een zachte doek.
De accu raakt snel leeg.
z
Gebruik een volledig opgeladen batterij (
=
40).
z
Mogelijk presteert de accu niet meer helemaal naar behoren. Als de
prestaties van de accu slecht zijn, vervangt u de accu door een nieuwe.
z
Het maximum aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de
volgende bewerkingen:
Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
Wanneer de AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname
wordt gemaakt.
Wanneer Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van de lens wordt
gebruikt.
Wanneer de Wi-Fi/Bluetooth-functie (draadloze communicatiefunctie)
wordt gebruikt.
De camera schakelt zichzelf uit.
z
Automatisch uitschakelen is van kracht. U kunt automatisch uitschakelen
deactiveren door [Uitschakelen] onder [
5
: Spaarstand] in te stellen op
[Uitschakelen] (
=
495).
z
Ook als [Uitschakelen] is ingesteld op [Uitschakelen], wordt het
scherm toch uitgeschakeld als de camera niet is gebruikt gedurende de
tijd die is ingesteld in [Display uit]. De camera blijft echter aan.
z
Stel [
5
: Eco-modus] in op [Uit].
559
Problemen oplossen
Opnamegerelateerde problemen
De lens kan niet worden bevestigd.
z
Om EF- of EF-S-lenzen aan te sluiten, hebt u een vattingadapter nodig.
De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met RF-lenzen.
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen.
z
Controleer of de kaart correct is geplaatst (
=
42).
z
Schuif het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart naar de stand voor
schrijven/wissen (
=
42).
z
Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte
vrij te maken (
=
42,
=
327).
z
Opnemen is niet mogelijk als het AF-punt oranje wordt terwijl u probeert
om scherp te stellen. Druk de ontspanknop nogmaals half in om opnieuw
scherp te stellen of stel handmatig scherp (
=
58,
=
218).
De kaart kan niet worden gebruikt.
z
Zie
=
45 of
=
575 als er een kaartgerelateerde foutmelding wordt
weergegeven.
Wanneer de kaart in een andere camera wordt geplaatst,
verschijnt er een foutbericht.
z
Omdat SDXC-kaarten zijn geformatteerd in exFAT, kan er, als u een
kaart met deze camera formatteert en de kaart vervolgens in een andere
camera plaatst, er een foutbericht worden weergegeven en kan de kaart
mogelijk niet worden gebruikt.
560
Problemen oplossen
De opname is onscherp of wazig.
z
Schakel over naar de AF-scherpstelmodus (
=
7,
=
52).
z
Druk voorzichtig op de ontspanknop om cameratrilling te voorkomen
(
=
58).
z
Met een lens met een Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) stelt
u de IS-schakelaar in op <
1
>.
z
Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen. Gebruik een kortere sluitertijd
(
=
106), stel een hogere ISO-snelheid in (
=
143), gebruik een itser
(
=
283) of gebruik een statief.
z
Zie “Onscherpe foto's voorkomen” op
=
73.
Ik kan de scherpstelling niet vergrendelen en de compositie van
de opname niet opnieuw bepalen.
z
Stel de AF-werking in op 1-beeld AF. Opnamen maken met vergrendelde
scherpstelling is niet mogelijk met Servo AF (
=
74).
De continue opnamesnelheid is laag.
z
De continue opnamesnelheid voor continue opname met hoge
snelheid kan lager zijn, afhankelijk van omstandigheden zoals:
accuniveau, temperatuur, knipperreductie, sluitertijd, diafragma,
onderwerpomstandigheden, helderheid, AF-werking, type lens,
gebruik van itser en opname-instellingen (
=
134).
561
Problemen oplossen
De maximale opnamereeks is lager bij continue opnamen.
z
Als u opnamen maakt van een onderwerp met jne details (bijvoorbeeld
een grasveld), is het bestand groter en de daadwerkelijke maximale
opnamereeks mogelijk kleiner dan wordt vermeld op
=
577.
Zelfs nadat ik de kaart heb verwisseld, is de maximale
opnamereeks voor continue opname niet veranderd.
z
De maximale opnamereeks die wordt weergegeven verandert niet
wanneer u de kaart verwisselt, zelfs als het een hoge-snelheid-kaart
betreft. De maximale opnamereeks zoals vermeld in de tabel op
=
577
is gebaseerd op de testkaart van Canon. (Hoe hoger de schrijfsnelheid
van de kaart, des te hoger zal de daadwerkelijke maximale opnamereeks
zijn.) Daarom kan de weergegeven maximale opnamereeks verschillen
van de feitelijke maximale opnamereeks.
Ik heb een verkleinde belichtingscompensatie ingesteld, maar de
opname valt nog steeds te licht uit.
z
Stel [
z
: Auto optimalisatie helderheid] in op [Uitschakelen]
(
=
149). Wanneer [Zwak], [Standaard] of [Sterk] is ingesteld, kan
de opname nog steeds licht uitvallen, zelfs wanneer u een verkleinde
belichtingscompensatie of itsbelichtingscompensatie hebt ingesteld.
Ik kan de belichtingscompensatie niet instellen wanneer zowel
handmatige belichting als ISO auto zijn ingesteld.
z
Zie
=
111 om de belichtingscompensatie in te stellen.
Het beeld ikkert of er zijn horizontale strepen te zien tijdens
de opname.
z
Er kunnen horizontale strepen te zien zijn in foto's of lms die worden
opgenomen met hoge ISO-snelheden terwijl een EF-M 18-55mm
f/3.5-5.6 IS STM-lens op de camera bevestigd is.
Als zich horizontale strepen voordoen, kunt u ofwel de ISO-snelheid
verlagen, ofwel een lagere maximumgrens instellen voor ISO auto.
562
Problemen oplossen
Niet alle opties voor lensafwijkingscorrectie worden
weergegeven.
z
Hoewel [Corr. chromat. afw.] en [Diractiecorrectie] niet worden
weergegeven wanneer [Digit. lensoptimalisatie] is ingesteld op
[Inschakelen], worden beide functies toegepast bij het maken van
opnamen, net zoals wanneer deze zijn ingesteld op [Inschakelen].
z
Tijdens lmopnamen worden [Digit. lensoptimalisatie] en
[Diractiecorrectie] niet weergegeven.
De itser gebruiken in de modi <
f
> of <
d
> verlengt de
sluitertijd.
z
Stel onder [
z
: Flitsbesturing] de optie [Slow sync] in op [1/200-
1/60 sec. auto] of [1/200 sec. (vast)] (
=
291).
De itser werkt niet.
z
Controleer of de externe Speedlite goed aan de camera is bevestigd.
z
Opnamen maken met de itser kan tijdelijk worden uitgeschakeld om de
itsknop te beschermen als de ingebouwde itser herhaaldelijk wordt
gebruikt binnen een korte tijd.
De itser werkt altijd op vol vermogen.
z
Andere itseenheden dan Speedlites uit de EL/EX-serie die worden
gebruikt in de modus voor automatisch itsen, werken altijd met volledig
vermogen (
=
300).
z
Als de itsvoorkeuze voor [Flits meetmethode] is ingesteld op
[TTL-itsmeting] (automatische its), werkt de itser altijd op vol
vermogen (
=
298).
De itsbelichtingscompensatie kan niet worden ingesteld.
z
Als itsbelichtingscompensatie al is ingesteld op de externe Speedlite,
kan itsbelichtingscompensatie niet meer worden ingesteld op de camera.
Wanneer de itsbelichtingscompensatie van de externe Speedlite wordt
geannuleerd (ingesteld op 0), kan de itsbelichtingscompensatie van de
camera weer worden ingesteld.
563
Problemen oplossen
De opgegeven belichting verandert wanneer ik met de itser
opnamen maak met ISO auto.
z
Wanneer bij itsfotograe de kans op overbelichting bestaat, wordt
de sluitertijd of ISO-snelheid automatisch aangepast om verlies van
details in highlights te verminderen en de opname te maken met de
standaardbelichting. Bij opnamen met de itser kan het in combinatie
met bepaalde lenzen voorkomen dat de sluitertijden en ISO-snelheden
die worden weergegeven als u de ontspanknop half indrukt, niet
overeenkomen met de instellingen die daadwerkelijk worden gebruikt.
Dit kan de helderheid veranderen van achtergronden buiten bereik van
de itser.
z
Wilt u voorkomen dat u opnamen maakt met andere sluitertijden of ISO-
snelheden dan de waarden die worden weergegeven wanneer u de
ontspanknop half indrukt in de modus <
d
>, <
s
>, <
f
>, <
a
> of
<
t
>, maak dan opnamen met een handmatig ingestelde ISO-snelheid.
Opnamen met de afstandsbediening zijn niet mogelijk.
z
Wanneer u foto's maakt met een draadloze afstandsbediening, stelt u de
transportmodus in op [
Q
] of [
k
] (
=
135). Bij lmopnamen stelt
u [
z
: Afst.bediening] in op [Inschak.] (
=
276).
z
Controleer de positie van de ontspantijdschakelaar van de
afstandsbediening.
z
Als u de draadloze afstandsbediening BR-E1 gebruikt, raadpleeg dan
=
223,
=
446.
z
Als u een afstandsbediening wilt gebruiken voor time-lapselmopnamen,
raadpleegt u
=
260.
Een wit
s
- of rood
E
-pictogram wordt weergegeven tijdens het
opnemen.
z
Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is.
De beeldkwaliteit van foto's kan afnemen als een wit [
s
]-pictogram
verschijnt. Als het rode pictogram [
E
] wordt weergegeven, geeft dit aan
dat de lmopname binnen afzienbare tijd automatisch wordt stopgezet
(
=
224).
564
Problemen oplossen
Tijdens het maken van lmopnamen wordt het rode pictogram E
weergegeven.
z
Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. Als het
rode pictogram [
E
] wordt weergegeven, geeft dit aan dat de lmopname
binnen afzienbare tijd automatisch wordt stopgezet (
=
280).
De lmopname wordt automatisch beëindigd.
z
Als de schrijfsnelheid van de kaart laag is, wordt de lmopname mogelijk
automatisch beëindigd. Zie
=
579 voor kaarten waarop lms kunnen
worden opgeslagen. Ga naar de website van de fabrikant van de kaart
als u wilt weten wat de schrijfsnelheid van de kaart is.
z
Als de lmopnametijd 29 min. 59 sec. bereikt, wordt de lmopname
automatisch gestopt.
De ISO-snelheid kan niet worden ingesteld voor lmopname.
z
In andere opnamemodi dan [
M
] wordt de ISO-snelheid automatisch
ingesteld. In de modus [
M
] kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen
(
=
277,
=
581).
ISO 100 kan niet worden ingesteld of de ISO-snelheid kan niet
worden verhoogd tijdens lmopnamen.
z
Als [
z
: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is op [Inschak.], is de
minimale ISO-snelheid ISO 200.
z
Als [
z
: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is op [Inschak.], is H
(uitgebreide ISO-snelheid) niet beschikbaar.
z
Als [
z
: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is op [Uitschak.], kunt
u ISO 100/125/160 of H (uitgebreide ISO-snelheid) instellen.
565
Problemen oplossen
[
F
] wordt weergegeven.
z
[
F
] kan worden weergegeven na herhaaldelijke lmopnamen met de
volgende instellingen of als u de camera langdurig stand-by houdt voor
lmopnamen.
4K-lmopname
Filmopname met een hoge beeldsnelheid
Filmopname terwijl de camera verbonden is via Wi-Fi
z
Als u blijft opnemen terwijl [
F
] wordt weergegeven, schakelt de camera
zichzelf automatisch uit na ongeveer 3 minuten. De camera kan zichzelf
ook automatisch uitschakelen als [
F
] wordt weergegeven terwijl de
camera stand-by staat voor lmopnamen.
z
Zet de camera uit wanneer [
F
] wordt weergegeven en wacht totdat de
camera is afgekoeld.
De belichting verandert tijdens de lmopname.
z
Als u tijdens de lmopname de sluitertijd of het diafragma aanpast,
worden de wijzigingen mogelijk in de belichting opgenomen.
z
Een paar testlms opnemen wordt aanbevolen als u van plan bent om
te zoomen tijdens het maken van lmopnamen. Zoomen tijdens het
opnemen van lms kan veranderingen in de belichting of lensgeluiden
veroorzaken die worden opgenomen, een ongelijkmatig geluidsniveau of
scherpteverlies.
De opname ikkert of er zijn horizontale strepen te zien tijdens
de lmopname.
z
Flikkerend beeld, horizontale strepen (ruis) of onregelmatige belichting
kunnen worden veroorzaakt door tl-licht, ledlampen of andere
lichtbronnen tijdens lmopname. Bovendien kunnen veranderingen in de
belichting (helderheid) of de kleurtoon worden opgenomen. In de modus
[
M
] kan een lange sluitertijd het probleem verminderen. Het probleem
kan meer opvallen bij time-lapselmopnamen.
566
Problemen oplossen
Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens lmopnamen.
z
Als u de camera naar links of rechts beweegt ('pannen') of een
bewegend voorwerp vastlegt, kan het beeld er vervormd uitzien. Het
probleem kan meer opvallen bij time-lapselmopnamen.
Ik kan geen foto's maken tijdens lmopnamen.
z
Er kunnen geen foto's worden gemaakt tijdens lmopnamen. Voordat
u foto's gaat nemen, moet u stoppen met het opnemen van een lm en
vervolgens een opnamemodus selecteren voor foto's.
567
Problemen oplossen
Problemen met draadloze functies
Kan niet koppelen met een smartphone.
z
Gebruik een smartphone die compatibel is met Bluetooth Specication
Version 4.1 of later.
z
Schakel Bluetooth in vanaf het instellingenscherm van de smartphone.
z
Koppelen met de camera is niet mogelijk vanaf het Bluetooth-
instellingenscherm van de smartphone. Installeer de speciale app
Camera Connect (gratis) op de smartphone (
=
380).
z
Een eerder gekoppelde smartphone kan niet opnieuw met de camera
worden gekoppeld als de registratie van de camera op de smartphone
is behouden. Verwijder in dat geval de registratie van de camera die is
behouden in de Bluetooth-instellingen op de smartphone en probeer
opnieuw te koppelen (
=
388).
De Wi-Fi-functie kan niet worden ingesteld.
z
Als de camera via een interfacekabel met een computer of ander
apparaat is verbonden, kunnen de Wi-Fi-functies niet worden ingesteld.
Koppel de interfacekabel los voordat u functies congureert (
=
376).
Kan geen gebruik maken van een apparaat dat via een
interfacekabel is aangesloten.
z
Andere apparaten, zoals computers, kunnen niet worden gebruikt met de
camera door ze met een interfacekabel aan te sluiten terwijl de camera
via Wi-Fi met apparaten is verbonden. Verbreek de Wi-Fi-verbinding
voordat u een interfacekabel aansluit.
Bewerkingen zoals opnamen maken en weergave zijn niet
mogelijk.
z
Met een actieve Wi-Fi-verbinding zijn handelingen zoals opnemen en
afspelen niet mogelijk.
Verbreek de Wi-Fi-verbinding voordat u de handeling uitvoert.
568
Problemen oplossen
Kan niet opnieuw verbinding maken met een smartphone.
z
Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt
geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding te maken, zelfs
wanneer u dezelfde camera en dezelfde smartphone gebruikt en ook
dezelfde SSID selecteert. Verwijder in dit geval de verbindingsinstellingen
voor de camera uit de Wi-Fi-instellingen op de smartphone en stel de
verbinding opnieuw in.
z
U kunt mogelijk geen verbinding tot stand brengen als Camera
Connect wordt uitgevoerd wanneer u verbindingsinstellingen opnieuw
congureert. Sluit in dit geval Camera Connect even af en start het
vervolgens opnieuw op.
Problemen met de bediening
Aanraakbediening is niet mogelijk.
z
Zorg ervoor dat [
5
: Aanraakbediening] ingesteld is op [Standaard] of
[Gevoelig] (
=
507).
Een knop of wiel op de camera werkt niet zoals verwacht.
z
Controleer bij lmopnamen de instelling [
5
: Functie sluiterknop
v. movies] (
=
511).
z
Controleerde opties [
8
: C.Fn III-2: Knoppen aanpassen]
en [
8
: C.Fn III-3: Wielen aanpassen] (
=
535,
=
540).
569
Problemen oplossen
Problemen met weergave op het scherm
Het menuscherm geeft minder tabbladen en items weer.
z
In de Basismodi worden sommige tabbladen en items niet weergegeven.
Tabbladen en items op het menuscherm variëren eveneens voor foto's
en lms.
De weergave begint met [
9
] My Menu of alleen het tabblad [
9
]
wordt weergegeven.
z
[Menuweergave] op het tabblad [
9
] is ingesteld op [Weergave van
My Menu-tab] of [Alleen My Menu-tab weergeven]. Stel [Normale
weergave] in (
=
548).
Het eerste teken van de bestandsnaam is een
onderstrepingsteken ('_').
z
Stel [
z
: Kleurruimte] in op [sRGB]. Als [Adobe RGB] is ingesteld,
is het eerste teken een onderstrepingsteken (
=
162).
De bestandsnaam begint met “MVI_”.
z
Dit is een lmbestand.
De bestandsnummering begint niet bij 0001.
z
Als op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het
opnamenummer niet begint bij 0001 (
=
486).
570
Problemen oplossen
De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist.
z
Controleer of de juiste datum en tijd zijn ingesteld (
=
497).
z
Controleer de tijdzone en zomertijd (
=
497).
De datum en tijd staan niet op de opname.
z
De opnamedatum en -tijd worden niet op de opname weergegeven.
De datum en tijd worden opgeslagen in de beeldgegevens als opname-
informatie. Wanneer u print, kunt u de datum en tijd op de opname mee
laten printen door de datum en tijd, die zijn opgeslagen in de opname-
informatie, te gebruiken (
=
331).
[###] wordt weergegeven.
z
Als het aantal opnamen op de kaart hoger is dan het maximum aantal
opnamen dat door de camera kan worden weergegeven, wordt [###]
weergegeven.
Het scherm toont een onduidelijk beeld.
z
Als het scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken om het
schoon te maken.
z
Bij lage temperaturen kan het scherm langzamer reageren en bij hoge
temperaturen kan het er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert
het scherm weer normaal.
571
Problemen oplossen
Problemen met weergave van opnamen
Een gedeelte van de opname knippert zwart.
z
[
3
: Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschak.] (
=
369).
Er wordt een rood vakje weergegeven op de opname.
z
[
3
: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschak.] (
=
370).
Tijdens het afspelen van beelden worden de AF-punten niet
weergegeven.
z
De AF-punten worden niet weergegeven wanneer de volgende
opnametypen worden weergegeven:
Beelden die zijn vastgelegd in de modi <
8
:
F
G
>.
Opnamen die zijn gemaakt met ruisonderdrukking bij meerdere
opnamen toegepast.
Bijgesneden opnamen.
Beelden vastgelegd met [Beeld aut. uitl.] ingesteld op [Inschak.] in
HDR-opnamen.
De opname kan niet worden gewist.
z
Als de opname tegen wissen is beveiligd, kan deze niet worden
verwijderd (
=
323).
Foto's en lms kunnen niet worden weergegeven.
z
De camera kan mogelijk geen opnamen weergeven die met een andere
camera zijn gemaakt.
z
Films die op een computer zijn bewerkt, kunnen niet worden afgespeeld
op de camera.
Alleen bepaalde opnamen kunnen worden weergegeven.
z
De beelden zijn gelterd voor weergave met [
3
: Beeldzoekvoork.
instellen] (
=
363). Wis de voorkeuren voor beelden zoeken.
572
Problemen oplossen
U kunt het bedieningsgeluid en het mechanische geluid horen
tijdens het afspelen van lms.
z
Als u tijdens lmopnamen aan de instelwielen draait of de lens instelt,
wordt ook het bijbehorende bedieningsgeluid opgenomen. Het gebruik
van de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt
aanbevolen (
=
249).
Het lijkt alsof de lm tijdelijk blijft stilstaan.
z
Indien er een drastische verandering is in het belichtingsniveau
lmopname met automatische belichting, stopt de opname tijdelijk tot
de helderheid zich stabiliseert. Gebruik in dat geval de modus [
M
]
(
=
234).
Er verschijnt geen beeld op de televisie.
z
Zorg ervoor dat [
5
: Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC]
of [Voor PAL], afhankelijk van het videosysteem van uw televisie (
=
502).
z
Controleer of de connector van de HDMI-kabel volledig in de aansluiting
is gestoken (
=
321).
Er zijn verschillende lmbestanden voor één lmopname.
z
Wanneer de bestandsgrootte van de lm 4 GB bereikt, wordt er
automatisch een ander lmbestand gemaakt (
=
246). Als u echter een
SDXC-kaart gebruikt die is geformatteerd met de camera, kunt u een lm
als één bestand opslaan, zelfs als deze groter is dan 4 GB.
573
Problemen oplossen
De kaartlezer herkent de kaart niet.
z
Afhankelijk van de kaartlezer en het besturingssysteem van de computer
worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct herkend. Sluit in dat geval
de camera op de computer aan met de interfacekabel en importeer de
beelden op de computer met EOS Utility (EOS-software).
Het formaat van de opname kan niet worden gewijzigd.
z
Met deze camera kunt u het formaat van JPEG-
b
of RAW-beelden niet
wijzigen (
=
356).
Het beeld kan niet worden getrimd.
z
Met deze camera kunt u RAW-beelden niet trimmen (
=
354).
Het beeld vertoont lichte puntjes.
z
Op vastgelegde beelden of op het opnamescherm kunnen witte, rode
of blauwe lichtpuntjes verschijnen als de sensor is beïnvloed door
kosmische stralen of gelijksoortige factoren. De weergave van dit
soort puntjes kan worden onderdrukt als u [Reinig nu
f
] onder
[
5
: Sensorreiniging] uitvoert (
=
503).
574
Problemen oplossen
Problemen met sensorreiniging
De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor.
z
Wanneer u onder [
5
: Sensorreiniging] de optie [Reinig nu
f
]
selecteert, maakt de sluiter een mechanisch geluid tijdens het reinigen,
maar wordt er geen afbeelding op de kaart vastgelegd (
=
174,
=
503).
Automatische sensorreiniging werkt niet.
z
Als u de aan-uitschakelaar snel achter elkaar herhaaldelijk van en
naar <
1
> en <
2
> schuift, wordt het pictogram [
f
] mogelijk niet
weergegeven (
=
47).
Problemen bij aansluiten op een computer
Ik kan geen beelden naar een computer importeren.
z
Installeer EOS Utility (EOS-software) op de computer (
=
550).
z
Als de camera al verbonden is via Wi-Fi, kan deze niet communiceren
met een computer die is aangesloten met een interfacekabel.
De communicatie tussen de aangesloten camera en computer
werkt niet.
z
Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt, stelt u [
z
: Time-lapse-
movie] in op [Uitschak.] (
=
250).
575
Foutcodes
(2)
(1)
Als er zich een probleem met de camera
voordoet, wordt er een foutmelding
weergegeven. Volg de instructies
op het scherm. Blijft het probleem zich
voordoen, schrijf dan de foutcode (Err xx)
op en neem contact op met een Canon
Service Center.
(1) Foutnummer
(2) Oorzaak en tegenmaatregelen
576
Prestatiegegevens
Foto-opnamen
z
Maximum aantal opnamen
Circa 305 beelden (bij een kamertemperatuur van 23 °C)
Gebaseerd op het gebruik van het scherm met een volledig opgeladen accu
LP-E17 en conform de testnormen van CIPA (Camera & Imaging Products
Association).
z
Bereik ISO auto
Opnamemodus
ISO-snelheid
Geen its Met itser
t
/
d
/
s
/
f
/
a
ISO 100–25600* ISO 100–1600*
* Het werkelijke ISO-snelheidsbereik is afhankelijk van de instellingen [Minimum] en
[Maximum] die zijn ingesteld met [Autom. bereik].
In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld.
Voor bulbbelichting wordt de waarde automatisch ingesteld op ISO 400.
577
Prestatiegegevens
z
Richtlijnen voor instellingen voor beeldkwaliteit
(Circa)
Beeldkwali-
teit
Opgeslagen
pixels
Bestands-
grootte (MB)
Maximum
aantal
opnamen
Maximale opnamereeks
Standaard
Hoge
snelheid
JPEG
73
32M
11,1 2720 54 54
83
5,6 5380 54 54
74
15M
5,8 5190 54 54
84
3,0 9860 54 54
7
a
8,1M
3,6 8390 54 54
8
a
2,0 14600 54 54
b
3,8M 1,6 18390 54 54
RAW
1
32M 35,6 850 23 23
F
32M 20,4 1490 34 36
RAW+JPEG
1
73
32M
32M
35,6+11,1 650 23 23
F
73
32M
32M
20,4+11,1 960 34 36
Het maximum aantal opnamen is gebaseerd op de testnormen van Canon bij gebruik
van een kaart van 32 GB.
Maximale reeks gemeten onder omstandigheden van en met een SD-kaart die
voldoet aan de testnormen van Canon (standaard: 32 GB/hoge snelheid: 32 GB UHS-
II-kaart, ingesteld op [
o
] continue opname met hoge snelheid, beeldverhouding 3:2,
ISO 100, standaard beeldstijl).
De bestandsgrootte, het maximumaantal opnamen en de maximale
opnamereeks variëren afhankelijk van het onderwerp, het kaartmerk,
de beeldverhouding, de ISO-snelheid, de beeldstijl, persoonlijke
voorkeuzen en andere instellingen.
z
Zelfs als u een SD-kaart met hoge snelheid gebruikt, verandert de indicator
voor de maximale opnamereeks niet. In plaats daarvan is de weergegeven
maximale opnamereeks van toepassing.
578
Prestatiegegevens
z
Aantal pixels bij opgegeven beeldverhoudingen
(Pixels bij benadering)
Beeldkwaliteit 3:2 4:3
1
/
F
6960×4640 (32,3 megapixel) 6960×4640 (32,3 megapixel)
3
6960×4640 (32,3 megapixel) 6160×4640* (28,6 megapixel)
a
4800×3200 (15,4 megapixel) 4256×3200* (13,6 megapixel)
a
3472×2320* (8,1 megapixel) 3072×2320* (7,1 megapixel)
b
2400×1600 (3,8 megapixel) 2112×1600* (3,4 megapixel)
Beeldkwaliteit 16:9 1:1
1
/
F
6960×4640 (32,3 megapixel) 6960×4640 (32,3 megapixel)
3
6960×3904* (27,2 megapixel) 4640×4640 (21,5 megapixel)
a
4800×2688* (12,9 megapixel) 3200×3200 (10,2 megapixel)
a
3472×1952* (6,8 megapixel) 2320×2320 (5,4 megapixel)
b
2400×1344* (3,2 megapixel) 1600×1600 (2,6 megapixel)
z
Het beeldgebied dat wordt weergegeven voor de beeldverhoudingen met een
sterretje “*” kan enigszins afwijken van het werkelijke beeldgebied. Controleer
tijdens het maken van opnamen de vastgelegde beelden op het LCD-scherm.
z
De werkelijke beeldverhouding van beelden in de formaten die gemarkeerd zijn
met een sterretje “*” zal verschillen van de aangegeven beeldverhouding.
z
Voor meer informatie over de grootte van JPEG-bestanden raadpleegt u de
waarden op
=
577. Onder gelijksoortige opnameomstandigheden wordt de
bestandsgrootte kleiner dan wanneer [
z
: Hoogte/breedte foto] ingesteld is
op [3:2].
579
Prestatiegegevens
Filmopname
z
Kaarten waarop lms kunnen worden opgeslagen
Filmopnameformaat SD-kaart
H
654 X
UHS-I, UHS-snelheidsklasse 3 of hoger
L
23
X
UHS-I, UHS-snelheidsklasse 3 of hoger
87 X
SD-Speed Class 10 of hoger
654 X
SD-Speed Class 4 of hoger
HDR-lm
65 V
w 87 X
Als [
k
Digitale IS] uitgeschakeld is.
Deze tabel geeft de lees-/schrijfsnelheden aan die nodig zijn voor het opnemen van
lms (eisen voor kaartprestaties).
580
Prestatiegegevens
z
Totale lmopnametijd en bestandsgrootte per minuut
(Circa)
Filmopnameformaat
Totale mogelijke opnameduur op kaart
Bestands-
grootte
8 GB 32 GB 128 GB
H
654 X
8 min. 35 min. 2 uur 21 min. 860 MB/min.
L
23
X
8 min. 35 min. 2 uur 22 min. 858 MB/min.
87 X
17 min. 1 uur 10 min. 4 uur 43 min. 431 MB/min.
654 X
35 min. 2 uur 20 min. 9 uur 23 min. 216 MB/min.
HDR-lm
65 V
1 uur 26 min. 5 uur 47 min.
23 uur 11
min.
87 MB/min.
w 87 X
40 min. 2 uur 42 min.
10 uur 49
min.
187 MB/min.
Als [
k
Digitale IS] uitgeschakeld is.
z
Een stijging van de interne temperatuur van de camera kan ertoe leiden dat
de lm-opname wordt gestopt voordat de totale opnametijd is bereikt die in de
tabel wordt weergegeven (
=
280).
z
Totale mogelijke tijd voor lmopnamen
Circa 80 minuten (bij een kamertemperatuur van 23 °C)
Met een volledig opgeladen accu LP-E17.
• Met [Movie-opn.form.] onder [
z
: Movie-opn.kwal.] ingesteld op
L6X
(NTSC) of
L5X
(PAL) en met [
z
: Servo AF v. mov.] ingesteld op
[Inschak.].
581
Prestatiegegevens
ISO-snelheid tijdens lmopnamen
In de modus [
k
]
z
De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld binnen ISO 100–12800.
z
Als u onder [
z
:
k
ISO-snelheidsinst.] de optie [Max voor auto]
instelt op [H(25600)] (
=
277), wordt de maximumgrens van het
automatische instellingsbereik voor de ISO-snelheid uitgebreid naar H
(gelijk aan ISO 25600).
In de modus [
M
]
z
Wanneer de ISO-snelheid ingesteld is op [AUTO] wordt de ISO-snelheid
automatisch ingesteld binnen een bereik van ISO 100–12800.
z
Als u ISO auto is ingesteld en u onder [
z
:
k
ISO-snelheidsinst.]
de optie [Max voor auto] instelt op [H(25600)] (
=
277), wordt de
maximumgrens van het automatische instellingsbereik voor de ISO-
snelheid uitgebreid naar H (gelijk aan ISO 25600).
z
U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen binnen een bereik van
ISO 100–12800. Houd er rekening mee dat als u onder [
z
:
k
ISO-
snelheidsinst.] de optie [ISO-snelh.bereik] instelt op [H(25600)]
(
=
277), de maximumgrens van het handmatige instellingsbereik voor
de ISO-snelheid wordt uitgebreid naar H (gelijk aan ISO 25600).
582
Prestatiegegevens
Beelden afspelen
z
Opties voor formaatwijziging op basis van de originele
beeldkwaliteit
Originele
beeldkwaliteit
Beschikbare instellingen voor wijziging formaat
4
a b
3
*
k k k
4
k k
a
k
z
Formaten voor opnamen met gewijzigd formaat
(Pixels bij benadering)
Beeldkwali-
teit
3:2 4:3
4
4800×3200 (15,4 megapixel) 4256×3200* (13,6 megapixel)
a
3472×2320* (8,1 megapixel) 3072×2320* (7,1 megapixel)
b
2400×1600 (3,8 megapixel) 2112×1600* (3,4 megapixel)
Beeldkwali-
teit
16:9 1:1
4
4800×2688* (12,9 megapixel) 3200×3200 (10,2 megapixel)
a
3472×1952* (6,8 megapixel) 2320×2320 (5,4 megapixel)
b
2400×1344* (3,2 megapixel) 1600×1600 (2,6 megapixel)
z
De werkelijke beeldverhouding van beelden in de formaten die gemarkeerd zijn
met een sterretje “*” zal verschillen van de aangegeven beeldverhouding.
z
De opname kan enigszins bijgesneden worden afhankelijk van de
omstandigheden voor het wijzigen van het formaat.
583
Informatiedisplay
Scherm voor het maken van foto's
Telkens als u op de knop <
B
> drukt, wordt de informatieweergave
gewijzigd
z
Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven.
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(13)
(14)
(15)
(16)
(17)
(18)
(19)
(20)
(21)
(22)
(23)
(24)
(25)
(26)
(27)
(1) Beschikbare lmopnametijd
(2) Maximale opnamereeks
(3) Mogelijke opnamen/sec. tot
opname met zelfontspanner
(4) Scherpstelbracketing/HDR/
ruisonderdrukking bij meerdere
opnamen/RAW-burstopnamen
(5) Opnamemodus/scènepictogram
(6) AF-methode
(7) AF-werking
(8) Meetmethode
(9) Beeldkwaliteit
(10) Filmopnameformaat
(11) Hoogte/breedte foto
(12) AF-punt (1-punts AF)
(13) Accuniveau
(14) Aantal resterende opnamen voor
scherpstelbracketing/intervaltimer
(15) Waarschuwing temperatuur
(16) Digitale horizon
(17) Histogram
(18) Snel instellen
(19) Antiknipperopname
(20) Witbalans/witbalanscorrectie
(21) Beeldstijl
(22) Automatische helderheidsoptima-
lisatie
(23) Creatieve lters
(24) Map maken
(25) Vergrootknop
(26) Belichtingssimulatie
(27) Status GPS-ontvangst
584
Informatiedisplay
(29)
(30)
(31)
(32)
(28)
(33)
(34)
(35)
(36)
(37)
(38)
(39)
(41)
(40)
(42)
(43)
(44)
(28)
1
-indicator
(29) Flitser gereed/FE-vergrendeling/
snelle synchronisatie
(30) Elektronisch
(31) Transportmodus
(32) Touch Shutter
(33) AE-vergrendeling
(34) Sluitertijd
(35) Diafragmawaarde
(36) Flitsbelichtingscompensatie
(37) Indicator belichtingsniveau
(38) Wi-Fi-functie
(39) Sterkte van Wi-Fi-signaal
(40) Bluetooth-functie
(41) ISO-snelheid
(42) Prioriteit voor lichte tonen
(43) Belichtingscompensatie
(44) AEB/FEB
z
U kunt instellen wat wordt weergegeven wanneer u op de knop <
B
> drukt
(
=
512).
z
De digitale horizon wordt niet weergegeven als de AF-methode is ingesteld op
[
u
+volgen] of als de camera via HDMI op een televisie is aangesloten.
z
Na het instellen van aanpassingen kunnen tijdelijk andere pictogrammen
worden weergegeven.
585
Informatiedisplay
Filmopnamescherm
Telkens als u op de knop <
B
> drukt, wordt de informatieweergave
gewijzigd
z
Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven.
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(13)
(12)
(14)
(15)
(16)
(17)
(18)
(19)
(21)
(20)
(1) Digitale horizon
(2) Accuniveau
(3) Beschikbare lmopnametijd/
verstreken opnameduur
(4) Filmopnamemodus/time-
lapselm/scènepictogram
(5) AF-methode
(6) Filmopnameformaat
(7) Digitale beeldstabilisatie van lms
(8) Geluidsopnameniveau
(handmatig)
(9) Servo AF voor lms
(10) Waarschuwing temperatuur
(11) AF-punt (1-punts AF)
(12) Filmopname niet mogelijk
(13) Histogram (voor handmatige
belichting)
(14) Knop voor Snel instellen
(15) Witbalans/witbalanscorrectie
(16) Beeldstijl
(17) Automatische
helderheidsoptimalisatie
(18) Creatieve lters
(19) Videosnapshot
(20) Status GPS-ontvangst
(21) Vergrootknop
586
Informatiedisplay
(22)
(23)
(24)
(25)
(26)
(29)
(30)
(31)
(27)
(28)
(32)
(33)
(34)
(22) Geluidsopnameniveau-indicator
(handmatig)
(23) AE-vergrendeling
(24) Sluitertijd
(25) Diafragmawaarde
(26) Indicator belichtingsniveau
(27) Filmopname in uitvoering
(28) AF/MF-selectie
(29) Sterkte van Wi-Fi-signaal
(30) Bluetooth-functie
(31) ISO-snelheid
(32) Prioriteit voor lichte tonen
(33) Wi-Fi-functie
(34) Belichtingscompensatie
z
U kunt instellen wat wordt weergegeven wanneer u op de knop <
B
> drukt
(
=
512).
z
De digitale horizon wordt niet weergegeven als de AF-methode is ingesteld op
[
u
+volgen] of als de camera via HDMI op een televisie is aangesloten.
z
De digitale horizon, de rasterlijnen en het histogram kunnen tijdens
lmopnamen niet worden weergegeven. (De weergave verdwijnt wanneer
u begint met de opname van een lm.)
z
Wanneer de lmopname wordt gestart, wordt de resterende opnameduur
gewijzigd in de verstreken tijd.
z
Na het instellen van aanpassingen kunnen tijdelijk andere pictogrammen
worden weergegeven.
587
Informatiedisplay
Scènepictogrammen
In de opnamemodus <
A
> detecteert de camera het scènetype en wordt
alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven
op het scherm weergegeven.
Onderwerp
Achtergrond
Portret Niet-portret
Achter-
grondkleur
In bewe-
ging*
1
Natuur-/
buitenop-
name
In bewe-
ging*
1
Dicht-
bij*
2
Helder
Grijs
Tegenlicht
Inclusief blauwe
lucht
Licht-
blauw
Tegenlicht
Zonsondergang *
3
*
3
oranje
Spotlicht
Donker-
blauw
Donker
Met statief*
1
*
4
*
5
*
3
*
4
*
5
*
3
*1: Niet weergegeven tijdens lmopnamen.
*2: Wordt weergegeven wanneer de bevestigde lens over afstandsinformatie beschikt.
Met een tussenring of macrolens kan het zijn dat het weergegeven pictogram niet
overeenkomt met de daadwerkelijke scène.
*3: Het pictogram van de scène die is geselecteerd uit de gedetecteerde scènes,
wordt weergegeven.
*4: Wordt weergegeven wanneer alle volgende omstandigheden van toepassing zijn:
De opnamescène is donker, het is een nachtopname en de camera staat op een
statief.
*5: Wordt weergegeven met een van de onderstaande lenzen:
• EF300mm f/2.8L IS II USM • EF400mm f/2.8L IS II USM
• EF500mm f/4L IS II USM • EF600mm f/4L IS II USM
Image Stabilizer-lenzen (Beeldstabilisatie) die in 2012 of later op de markt zijn
gebracht.
*4+*5: Als de omstandigheden van zowel *4 als *5 van toepassing zijn, zal de sluitertijd
toenemen.
z
Bij bepaalde scènes of opnameomstandigheden komt het weergegeven
pictogram mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke scène.
588
Informatiedisplay
Afspeelscherm
z
Weergave van basisinformatie voor foto's
(1) (8)
(14)
(13)
(12)
(11)
(10)
(9)
(15)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(2)
(1) Wi-Fi-functie
(2) Sterkte van Wi-Fi-signaal
(3) Accuniveau
(4) Aantal weergaven/totaal aantal
opnamen/aantal gevonden
opnamen
(5) Sluitertijd
(6) Diafragmawaarde
(7) Belichtingscompensatiewaarde
(8) Bluetooth-functie
(9) Reeds naar een computer/
smartphone verzonden
(10) Classicatie
(11) Beeldbeveiliging
(12) Mapnummer - bestandsnummer
(13) Beeldkwaliteit/bewerkte opname/
bijsnijden
(14) Prioriteit voor lichte tonen
(15) ISO-snelheid
z
Als de opname is gemaakt met een andere camera, wordt bepaalde opname-
informatie mogelijk niet weergegeven.
z
Het kan zijn dat het niet mogelijk is om beelden die zijn gemaakt met deze
camera op andere camera's weer te geven.
589
Informatiedisplay
z
Weergave gedetailleerde informatie voor foto's
(1)
(8)
(12)
(11)
(10)
(9)
(14)
(13)
(15)
(16)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(2)
(1) Diafragmawaarde
(2) Sluitertijd
(3) Opnamemodus
(4) Witbalans
(5) Automatische
helderheidsoptimalisatie
(6) Witbalanscorrectie
(7) Beeldstijl/instellingen
(8) Belichtingscompensatiewaarde
(9) Opnamedatum en -tijd
(10) Histogram (helderheid/RGB)
(11) ISO-snelheid
(12) Prioriteit voor lichte tonen
(13) Flitsbelichtingscompensatie/
Reectie/HDR-opname/
Ruisreductie bij meerdere
opnamen
(14) Meetmethode
(15) Bestandsgrootte
(16) Beeldkwaliteit/bewerkte opname/
bijsnijden
* Als u opnamen maakt met beeldkwaliteit RAW+JPEG, wordt de grootte van het RAW-
beeldbestand weergegeven.
* Lijnen die het beeldgebied aangeven, worden weergegeven voor opnamen die zijn
gemaakt met beeldverhouding ingesteld (
=
125) en met RAW- of RAW+JPEG
ingesteld als beeldkwaliteit.
* Tijdens het maken van opnamen met itser zonder itsbelichtingscompensatie
wordt [
0
] weergegeven.
* [
] wordt weergegeven voor opnamen die zijn gemaakt met indirecte its.
* Een pictogram voor het eect (
=
177) en de aanpassing van het dynamische bereik
worden weergegeven bij HDR-opnamen.
* [
M
] wordt weergegeven voor opnamen die zijn gemaakt met ruisonderdrukking bij
meerdere opnamen.
* [
u
] wordt weergegeven voor opnamen die zijn gemaakt aan de hand van RAW-
beeldverwerking, die zijn geëxtraheerd uit RAW-burstbeelden, waarvan het formaat is
gewijzigd, die zijn bijgesneden of die zijn gemaakt met Creatieve hulp.
* [
N
] wordt weergegeven voor opnamen die zijn bijgesneden en vervolgens opgeslagen.
590
Informatiedisplay
z
Uitgebreide informatieweergave voor lms
(1)
(2)
(7)
(8)
(6)
(3)
(4)
(5)
(1) Film afspelen
(2) Filmopnamemodus/time-
lapselm/videosnapshot
(3) Beeldformaat
(4) Beeldsnelheid
(5) Compressiemethode
(6) Digitale beeldstabilisatie van lms
(7) Opnametijd
(8) Opname-indeling voor lms
* [
G
] wordt weergegeven voor foto's die zijn gemaakt als testopnamen voor time-
lapselms.
z
Tijdens het afspelen van lms wordt “*, *” weergegeven voor [Details] en
[Drempel] van [Scherpte] van de [Beeldstijl].
591
Handelsmerken
z
Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.
z
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
z
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de U.S.
en andere landen.
z
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
z
HDMI, het HDMI-logo en High-Denition Multimedia Interface zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
z
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn
handelsmerken van de Wi-Fi Alliance.
z
De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze
handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
z
Het Bluetooth
®
-woordmerk en -logo's zijn gedeponeerde handelsmerken die
eigendom zijn van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van dergelijke merken door
Canon Inc. geschiedt onder licentie. Overige handelsmerken en handelsnamen
zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
z
Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
592
Over MPEG-4-licenties
“This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and
may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4
compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial
purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide
MPEG-4 compliant video. No license is granted or implied for any other use
for MPEG-4 standard.”
THIS PRODUCT IS LICENSED UNDER THE AVC PATENT PORTFOLIO
LICENSE FOR THE PERSONAL USE OF A CONSUMER OR OTHER USES
IN WHICH IT DOES NOT RECEIVE REMUNERATION TO (i) ENCODE
VIDEO IN COMPLIANCE WITH THE AVC STANDARD ('AVC VIDEO') AND/
OR (ii) DECODE AVC VIDEO THAT WAS ENCODED BY A CONSUMER
ENGAGED IN A PERSONAL ACTIVITY AND/OR WAS OBTAINED FROM
A VIDEO PROVIDER LICENSED TO PROVIDE AVC VIDEO. NO LICENSE
IS GRANTED OR SHALL BE IMPLIED FOR ANY OTHER USE. ADDITIONAL
INFORMATION MAY BE OBTAINED FROM MPEG LA, L.L.C. SEE
HTTP://WWW.MPEGLA.COM
* Kennisgeving in het Engels weergegeven, zoals vereist.
Software van derden
Dit product bevat software van derden.
● AES-128 Library
Copyright (c) 1998-2008, Brian Gladman, Worcester, UK. All rights
reserved.
LICENSE TERMS
The redistribution and use of this software (with or without changes) is allowed
without the payment of fees or royalties provided that:
1. source code distributions include the above copyright notice, this list of conditions
and the following disclaimer;
2. binary distributions include the above copyright notice, this list of conditions and
the following disclaimer in their documentation;
3. the name of the copyright holder is not used to endorse products built using this
software without specic written permission.
DISCLAIMER
This software is provided “as is” with no explicit or implied warranties in respect of its
properties, including, but not limited to, correctness and/or tness for purpose.
593
● CMSIS Core header les
Copyright (C) 2009-2015 ARM Limited.
All rights reserved.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without
modication, are permitted provided that the following conditions are met:
- Redistributions of source code must retain the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer.
- Redistributions in binary form must reproduce the above copyright
notice, this list of conditions and the following disclaimer in the
documentation and/or other materials provided with the distribution.
- Neither the name of ARM nor the names of its contributors may be
used to endorse or promote products derived from this software without
specic prior written permission.
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE COPYRIGHT HOLDERS
AND CONTRIBUTORS “AS IS” AND ANY EXPRESS OR IMPLIED
WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED
WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A
PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL
COPYRIGHT HOLDERS AND CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR
ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR
CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO,
PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS
OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION)
HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY,
WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING
NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE
USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY
OF SUCH DAMAGE.
594
● KSDK Peripheral Drivers, Flash / NVM, KSDK H/W Abstraction Layer
(HAL)
(c) Copyright 2010-2015 Freescale Semiconductor, Inc.
ALL RIGHTS RESERVED.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without
modication, are permitted provided that the following conditions are met:
* Redistributions of source code must retain the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer.
* Redistributions in binary form must reproduce the above copyright
notice, this list of conditions and the following disclaimer in the
documentation and/or other materials provided with the distribution.
* Neither the name of the <organization> nor the names of its
contributors may be used to endorse or promote products derived from
this software without specic prior written permission.
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE COPYRIGHT HOLDERS
AND CONTRIBUTORS “AS IS” AND ANY EXPRESS OR IMPLIED
WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED
WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A
PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL
<COPYRIGHT HOLDER> BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT,
INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL
DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT
OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR
PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND
ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT
LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE)
ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN
IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
595
Het gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen
Dit product is zodanig ontworpen dat het optimale prestaties levert wanneer
het wordt gebruikt in combinatie met originele Canon-accessoires. Het is
zeer raadzaam dit product te gebruiken met originele Canon-accessoires.
Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of
ongelukken zoals defecten, brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door
storingen van accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/
of explosie van een accu). Houd er rekening mee dat deze garantie niet
van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van
niet-Canon-accessoires, hoewel u deze reparaties wel tegen betaling kunt
laten uitvoeren.
z
Accu LP-E17 is uitsluitend geschikt voor producten van Canon. Wanneer
u deze oplaadt met een incompatibele acculader of een ander product dat niet
compatibel is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen waarvoor Canon
geen aansprakelijkheid aanvaardt.
596
Getallen
1-beeld AF : 196
1-punt AF : 198, 203
[4K] 3840×2160 (lm) : 241
4K-beeld vastleggen : 315
A
Aangepaste opnamemodus : 519
Aanraakbediening : 66, 306, 507
Aansluiting afstandsbediening : 223
Aantal pixels : 122, 577
Accessoires : 3
Accu → Voeding
Achtergrondmuziek : 311, 312, 353
Adobe RGB : 162
AEB (Automatische
belichtingsbracketing) : 141
AE met diafragmavoorkeur : 108
AE met exibele prioriteit : 112
AE met sluitervoorkeur : 106
AE-programma : 104
Programmakeuze : 105
AE-vergrendeling : 217, 233, 531
AF
AF aanraken en verslepen : 212
AF-hulplicht : 197, 215
AF-methode : 198
AF-punt op basis van richting : 532
AF-puntselectie : 203
AF-snelheid : 274
AF-werking : 195
Beperken AF-methoden : 532
Compositie opnieuw bepalen : 74
Continue AF : 211
Gebieds-AF-kader : 84, 206
Handmatige focus : 218
Lens elektronische MF : 214
Oogdetectie-AF : 209
Pieptoon : 508
AF-punt op basis van richting : 532
AF-puntweergave : 370
Afspelen : 301
Afstandsbediening : 223
AF-startknop : 59
Album (Videosnapshot) : 261, 351
ALL-I : 250
Antiknipperopname : 193
Aquareleect : 98, 340
<A+> (Scene Intelligent Auto) : 70
Automatisch corrigeren : 270
Automatisch draaien : 489
Automatische
helderheidsoptimalisatie : 149
Automatische scherpstelling → AF
Automatisch resetten : 488
Automatisch uitschakelen : 495
Av (AE met diafragmavoorkeur) : 108
B
Basismodi : 36
Beelden vergroten : 205, 218, 307
Beeldkwaliteit : 122, 577
Beeldennavigatie
(sprongweergave) : 365
Beeld opslaan als foto : 315
Beeldsnelheid : 243, 502
Beeldstabilisatie : 216
Beeldstijl : 163, 166, 169
Beeldverhouding → Hoogte/breedte foto
Beeld zoeken : 363
Belichtingscompensatie : 140
Belichtingscompensatie
in M-modus met ISO Auto : 111
Belichtingsniveauverhogingen : 528
Belichtingssimulatie : 154
Bestandsextensie : 122, 243
Bestandsgrootte : 246, 577, 580
Bewegingsonscherpte : 58, 73
Index
597
Index
Bijsnijden (opnamen) : 354
Bluetooth-functie : 379, 446, 453
Adres : 453
Verbinden : 381
Bracketing
AEB (Automatische
belichtingsbracketing) : 141
FEB (Flitsbelichtingsbracketing) : 298
Scherpstelbracketing : 180
Witbalansbracketing : 161
Bulbbelichting : 190
Bulbtimer : 191
BUSY : 124
C
<C1>/<C2> (Aangepast opnemen) : 519
Camera
Camera vasthouden : 57
Onscherpte door
cameratrilling : 136, 191
Wis instellingen : 520
Centrumgewogen gemiddelde : 151
Certicaatlogo : 523
Classicatie : 358
Close-up : 87
Combination IS : 269
Compacte voedingsadapter : 555
Continue opname
met hoge snelheid : 133
Continue opname
met lage snelheid : 133
Continue opnamen : 133
Contrast : 149, 167
Copyrightinformatie : 521
Correctie chromatische
aberratie : 131, 346
Correctie helderheid randen : 129, 345
Creatieve lters : 96, 338
Creatieve hulp : 76, 347
Creatieve modi : 37
D
Datum/tijd : 497
DC-koppeling : 555
Deelmeting : 151
Demper : 249
Diavoorstelling : 361
Diractiecorrectie : 131, 346
Digest-lms : 222, 317
Digital-aansluiting : 552
Digitale horizon : 583, 584
Digitale lensoptimalisatie : 130, 345
Display uit : 495
Doorlopend (bestandsnummering) : 487
DPOF (Digital Print Order Format) : 331
Draadloze communicatie : 375
Draaien (beelden) : 326, 489
Dubbeltikken : 306
E
Eco-modus : 494
Eén beeld weergeven : 304
Eect kunst opvallend : 340
Egale huid : 82
Energiebesparing : 495
Enkelbeeld : 133
Err (foutcodes) : 575
exFAT : 246, 491
Externe microfoon : 249
Externe Speedlite → Flitser (Speedlite)
F
FAT32 : 246, 491
FEB (Flitsbelichtingsbracketing) : 298
FE-vergrendeling : 287
[FHD] 1920×1080 (lm) : 241
Fijn (beeldkwaliteit) : 122
Films : 227
AE-vergrendeling : 233
Afspelen : 309
598
Index
Automatisch corrigeren
voor lms : 270
Automatische langzame sluiter : 279
Beeld opslaan als foto : 315
Beeldsnelheid : 243
Bestandsgrootte : 246, 580
Bewerken : 313, 317
Compressiemethode : 243
Demper : 249
Digest-lms : 222, 317
Digitale beeldstabilisatie
voor lms : 268
Eerste en laatste beeld uit lm
verwijderen : 313
Externe microfoon : 249
Filmopnameformaat : 241
Geluidsopname/
geluidsopnameniveau : 248
HDMI-uitvoer : 278, 509
HDR-lmopnamemodus : 239
Informatiedisplay : 585
Kaarten waarop lms kunnen worden
opgeslagen : 579
Microfoon : 233, 249
Opname met automatische
belichting : 232
Opname met handmatige
belichting : 234
Opnametijd : 247, 580
Rasterweergave : 513
Servo AF-snelheid voor lms : 274
Servo AF voor lms : 271, 273, 274
Time-lapselm : 250
Videosnapshot : 261
Volggevoeligheid van Servo AF
voor lms : 273
Windlter : 248
Filtereect (monochroom) : 168
Firmware : 523
Fisheye-eect : 98, 339
Flitsbelichtingscompensatie : 286, 293
Flitser
Flitsbelichtingscompensatie : 286, 293
Flitser (Speedlite)
Draadloos : 296
Eectief bereik : 284
Externe itseenheden : 300
FEB (Flitsbelichtingsbracketing) : 298
FE-vergrendeling : 287
Flitsbelichtingscompensatie : 293
Flitsbesturing
(functie-instellingen) : 289
Handmatig itsen : 292, 295
Ingebouwde itser : 284
Langzame synchronisatie : 291
Persoonlijke voorkeuze : 298
Rode ogen corrigeren : 290
Sluitersynchronisatie
(1e/2e gordijn) : 293, 297
Synchronisatiesnelheid : 300
Flitsmodus : 292, 295
Flitsschoen : 35, 300
Formaat wijzigen : 356
Formatteren : 45, 490
Formatteren (kaart initialiseren) : 45, 490
Fotoboek instellen : 335
Foto extraheren : 319
Foutberichten : 575
Fv (AE met exibele prioriteit) : 112
G
Gebieds-AF-kader : 84, 206
Geheugenkaarten → Kaarten
Geluidsopname/
geluidsopnameniveau : 248
Gemiddeld (beeldkwaliteit) : 122
Gevoeligheid → ISO-snelheid
Gezicht+volgen : 198, 201
599
Index
GPS : 455
Groot (beeldkwaliteit) : 122
H
Half indrukken : 58, 511
Handmatige belichting : 110, 234
Handmatige focus : 218
Handmatige witbalans : 158
Handmatig resetten : 488
[HD] 1280×720 (lm) : 241
HDMI : 278, 321, 509
HDMI HDR : 510
HDMI-uitvoer : 278
HDR-lmopnamemodus : 239
HDR-kunst : 99
HDR-kunst embosseren (reliëf) : 99
HDR-kunst olieverf : 99
HDR-opnamen : 176
HDR-tegenlicht : 91
Helemaal indrukken : 58, 511
Help : 518
Tekstgrootte : 518
Histogram : 367, 514
Hoge ISO-ruisreductie : 172
Hoofdinstelwiel : 34, 59
Hoog dynamisch bereik → HDR-opname
Hoogte/breedte foto : 125, 578
I
ICC-proel : 162
Indexweergave : 308
Indicator belichtingsniveau : 584, 586
INFO-knop : 61
Ingebouwde itser : 284
Intervaltimer : 187
IPB : 243
ISO-snelheid : 143, 277
Automatisch bereik (foto’s) : 146
Bereik ISO auto : 146, 576
ISO-snelheidsbereik : 145, 277
Maximale sluitertijd voor ISO auto
(foto’s) : 147
J
JPEG : 577
K
Kaarten : 11, 33, 42
Formatteren : 45, 490
Low-levelformattering : 490
Problemen oplossen : 45, 559
Schrijfbeveiliging : 42
Kaartvereisten : 244, 579
Kantelcorrectie : 355
Kijktijd : 127
Klein (beeldkwaliteit) : 122
Kleurruimte : 162, 345
Kleurtemperatuur : 159
Kleurtoon : 88, 167
Knoppen aanpassen : 536
Korrelig zwart-wit : 98, 339
L
Laden : 40, 554
Lader : 38, 40
Landschap : 83
Lange belichtingstijden (bulb) : 190
Lees-/schrijndicator : 43
Lens : 49, 51
Correctie chromatische
aberratie : 131, 346
Correctie helderheid
randen : 129, 345
Correctie optische
aberratie : 128, 276, 345
Diractiecorrectie : 131, 346
Digitale lensoptimalisatie : 130, 345
Ontgrendeling : 50, 53
Scherpstelmodusknop : 52, 219
Vervormingscorrectie : 129, 345
600
Index
Lens elektronische MF : 214
Locatie-informatie : 455
M
Maken/selecteren van mappen : 484
Maximale opnamereeks : 124, 577
Maximum aantal opnamen : 576
Meervlaksmeting : 151
Meetmethode : 151
Meettimer : 153
Menu : 62
Afspelen : 302
Draadloze communicatiefuncties : 376
Filmopname : 228
Foto’s maken : 117
Functie-instellingen : 482
Gedimde menu-items : 65
Instelprocedure : 63
My Menu : 543
Persoonlijke voorkeuze : 526
MF (Handmatige scherpstelling) : 218
M-Fn-knop : 34, 60
MF-peaking : 220
M (Handmatige belichting) : 110
Microfoon : 233, 249
Miniatuureect : 99, 101, 340
Miniatuureectlm : 266
Modus Speciale scène (SCN) : 78
Mogelijke opnametijd (lm) : 580
Monochroom : 164, 168
MP4 : 243
Multifunctie : 34, 60
My Menu : 544
N
Nachtopnamen uit hand : 90
Nachtportret : 89
Namen van onderdelen : 34
Niet-Canon-itseenheden : 300
Normaal (beeldkwaliteit) : 122
NTSC : 243, 502
O
Ontspanknop : 58, 511
Ontspanknopfuncties : 511
Ontspanmethode voor sluiter : 186
Oogdetectie-AF : 209
Opnamemodus
<A+> (Scene Intelligent Auto) : 70
Av (AE met diafragmavoorkeur) : 108
[C1]/[C2] (Aangepast opnemen) : 519
Creatieve lters : 96
Aquareleect : 98
Fisheye-eect : 98
HDR-kunst : 99
HDR-kunst embosseren (reliëf) : 99
HDR-kunst olieverf : 99
Korrelig zwart-wit : 98
Miniatuureect : 99
Softfocus : 98
Speelgoedcamera-eect : 98
Fv (AE met exibele prioriteit) : 112
M (Handmatige belichting) : 110
Modus Speciale scène (SCN) : 78
Close-up : 87
Egale huid : 82
HDR-tegenlicht : 91
Landschap : 83
Nachtopnamen uit hand : 90
Nachtportret : 89
Pannen : 85
Portret : 81
Sport : 84
Voedsel : 88
Zelfportret : 80
P (AE-programma) : 104
601
Index
Tv (AE met sluitervoorkeur) : 106
Opnamemodusuitleg : 492
Opnamen
AF-puntweergave : 370
Afspelen : 301
Automatisch draaien : 489
Automatisch resetten : 488
Beelden vergroten : 307
Bestandsnummering : 486
Classicatie : 358
Doorlopend
(bestandsnummering) : 487
Handmatig draaien : 326
Handmatig resetten : 488
Histogram : 367
Importeren (op computer) : 552
Indexweergave : 308
Opname-informatie : 305, 589
Opnamen beveiligen : 323
Overbelichtingswaarschuwing : 369
Sprongweergave
(beeldnavigatie) : 365
Wissen : 327
Zoekcriteria : 363
Opnamen beveiligen : 323
Opnamen importeren
naar een computer : 552
Overbelichtingswaarschuwing : 369
P
P (AE-programma) : 104
PAL : 243, 502
Pannen : 85
Persoonlijke voorkeuze : 525
Pictogrammen : 9
Pieptoon : 508
Pieptoon bij aanraken : 508
Portret : 81
Printen
Fotoboek instellen : 335
Printopties : 331
Prioriteit voor lichte tonen : 150
Prioriteit voor tonen : 150
Problemen oplossen : 556
Programmakeuzewiel : 36
Q
[Q] (Quick Control) : 67
Quick Control : 67
R
Rasterweergave : 371, 513
RAW : 123
RAW-beeldverwerking : 341
RAW-burstmodus : 137
RAW+JPEG : 122, 577
Riem : 38
Rode ogen corrigeren : 290, 350
Ruisonderdrukking bij meerdere
opnamen : 172
Ruisreductie
Hoge ISO-snelheid : 172
Lange belichtingstijden (bulb) : 171
Ruisreductie lange sluitertijd : 171
S
Scene Intelligent Auto : 70
Scènepictogrammen : 75, 587
Scherm : 32, 46
Helderheid : 496
Hoekaanpassing : 46
Scherpstelbracketing : 180
Scherpstellen → AF
Scherpstelmodusknop :
7, 35, 52, 218, 221, 501
Scherpstelvergrendeling : 74
Scherpte : 167
Scherptedieptecontrole : 109
602
Index
<SCN> (modus Speciale scène) : 36, 78
SD-/SDHC-/SDXC-kaarten → Kaarten
Sensorreiniging : 503
Sepia (monochroom) : 168
Servo AF
Eerste AF-punt : 533
SERVO : 196
Servo AF voor lms : 271, 273, 274
SERVO (Servo AF) : 196
Sfeerprioriteit (AWB) : 155, 157
Slepen : 66
Sluitersynchronisatie : 293, 297
Snelinstelwiel : 34, 59
Softfocus : 98, 339
Software : 550
Instructiehandleiding : 551
Speelgoedcamera-eect : 98, 340
Sport : 84
Spot-AF : 198, 203
Spotmeting : 151
Sprongweergave : 365
sRGB : 162
Standaardinstellingen
Bediening aanpassen : 542
Draadloze communicatie : 460
Flitsfunctie-instellingen : 299
My Menu : 547
Persoonlijke voorkeuze : 542
Stofwisdata : 174
Stopcontact : 555
Storingen : 556
Synchronisatie 1e gordijn : 297
Synchronisatie 2e-gordijn : 293, 297
T
Taal : 500
Temperatuurwaarschuwing : 224, 280
Tijdzone : 497
Time-lapselm : 250
Toningeect (monochroom) : 168
Touch Shutter : 184
Transportmodus : 133
Tv (AE met sluitervoorkeur) : 106
Tv-weergave : 321
U
UHS-II/UHS-I : 11
Uitgebreide ISO-snelheid :
143, 145, 277, 581
Uitleg : 493
USB (digital) aansluiting : 552
UTC (Coordinated Universal Time) : 457
V
Veiligheidsinstructies : 28
Veiligheidsshift : 531
Vergroten : 373
Verkleinde weergave : 308
Vervaagde highlights : 369
Vervormingscorrectie : 129, 345
Verzadiging : 167
Videosnapshot : 261
Videosysteem : 502
Voeding : 47
Accuniveau : 48
Automatisch uitschakelen : 495
Laden : 40, 554
Maximum aantal opnamen : 576
Stopcontact : 555
Voedsel : 88
Volggevoeligheid : 273
Volume (lm afspelen) : 311, 312
603
Index
W
WB (witbalans) : 155
Weergave-instellingen : 516
Weergave met basisinformatie : 588
Weergave met
opname-informatie : 512, 583
Wi-Fi-functie : 375
Alle beelden op de kaart
verzenden : 400, 437
Ander netwerk : 442
Android : 380
Apparaatgegevens
bewerken : 404, 458
Bediening op afstand : 386
Beelden die kunnen
worden bekeken : 404
Beelden verzenden die aan
zoekcriteria voldoen : 401, 438
Beelden weergeven : 386
Beeldformaat wijzigen : 394, 399, 434
Bijnaam : 459
Camera Connect : 380, 386
Cameratoegangspuntmodus : 444
CANON iMAGE GATEWAY : 426
Draadloze communicatie-instellingen
wissen : 460
EOS Utility : 408
Geselecteerde verzenden : 396, 433
Image Transfer Utility 2 : 413
Instellingen Wi-Fi : 452
iOS : 380
IP-adres : 444
Koppelen : 382
MAC-adres : 461
Netwerk : 391, 409, 417
Netwerkinstellingen : 477
Opmerkingen : 474
Opnieuw verbinden : 449
PictBridge : 416
Printen : 418
Printer : 416
Printopties : 421
Scherm Info bekijken : 461
SSID : 391, 409, 417
Verbindingshistorie : 449, 452
Verbindingsinformatie wissen : 459
Virtueel toetsenbord : 462
Wachtwoord : 452
WPS (Wi-Fi Protected Setup) : 441
Windlter : 248
Wis instellingen : 520
Aangepaste opnamemodus : 519
Weergave met
opname-informatie : 514
Wissen (opnamen) : 327
Witbalans (WB) : 155
Aangepast : 158
Auto : 157
Bracketing : 161
Correctie : 160
Kleurtemperatuurinstelling : 159
Sfeerprioriteit : 155, 157
Witprioriteit : 155
Witprioriteit (AWB) : 155, 157
Z
Zelfontspanner : 135
Zelfportret : 80
Zoeker
Weergaveformaat : 515
Zomertijd : 498
Zone-AF : 199, 203
De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in maart 2020 geactualiseerd.
Voor informatie over de compatibiliteit met producten van na deze datum kunt
u zich wenden tot een Canon Service Center. Raadpleeg de website van Canon
voor de meest recente instructiehandleiding.
CEL-SX7WA282 © CANON INC. 2019
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika en het Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw
lokale Canon-vestiging.
Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon
Europa N.V.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460
  • Page 461 461
  • Page 462 462
  • Page 463 463
  • Page 464 464
  • Page 465 465
  • Page 466 466
  • Page 467 467
  • Page 468 468
  • Page 469 469
  • Page 470 470
  • Page 471 471
  • Page 472 472
  • Page 473 473
  • Page 474 474
  • Page 475 475
  • Page 476 476
  • Page 477 477
  • Page 478 478
  • Page 479 479
  • Page 480 480
  • Page 481 481
  • Page 482 482
  • Page 483 483
  • Page 484 484
  • Page 485 485
  • Page 486 486
  • Page 487 487
  • Page 488 488
  • Page 489 489
  • Page 490 490
  • Page 491 491
  • Page 492 492
  • Page 493 493
  • Page 494 494
  • Page 495 495
  • Page 496 496
  • Page 497 497
  • Page 498 498
  • Page 499 499
  • Page 500 500
  • Page 501 501
  • Page 502 502
  • Page 503 503
  • Page 504 504
  • Page 505 505
  • Page 506 506
  • Page 507 507
  • Page 508 508
  • Page 509 509
  • Page 510 510
  • Page 511 511
  • Page 512 512
  • Page 513 513
  • Page 514 514
  • Page 515 515
  • Page 516 516
  • Page 517 517
  • Page 518 518
  • Page 519 519
  • Page 520 520
  • Page 521 521
  • Page 522 522
  • Page 523 523
  • Page 524 524
  • Page 525 525
  • Page 526 526
  • Page 527 527
  • Page 528 528
  • Page 529 529
  • Page 530 530
  • Page 531 531
  • Page 532 532
  • Page 533 533
  • Page 534 534
  • Page 535 535
  • Page 536 536
  • Page 537 537
  • Page 538 538
  • Page 539 539
  • Page 540 540
  • Page 541 541
  • Page 542 542
  • Page 543 543
  • Page 544 544
  • Page 545 545
  • Page 546 546
  • Page 547 547
  • Page 548 548
  • Page 549 549
  • Page 550 550
  • Page 551 551
  • Page 552 552
  • Page 553 553
  • Page 554 554
  • Page 555 555
  • Page 556 556
  • Page 557 557
  • Page 558 558
  • Page 559 559
  • Page 560 560
  • Page 561 561
  • Page 562 562
  • Page 563 563
  • Page 564 564
  • Page 565 565
  • Page 566 566
  • Page 567 567
  • Page 568 568
  • Page 569 569
  • Page 570 570
  • Page 571 571
  • Page 572 572
  • Page 573 573
  • Page 574 574
  • Page 575 575
  • Page 576 576
  • Page 577 577
  • Page 578 578
  • Page 579 579
  • Page 580 580
  • Page 581 581
  • Page 582 582
  • Page 583 583
  • Page 584 584
  • Page 585 585
  • Page 586 586
  • Page 587 587
  • Page 588 588
  • Page 589 589
  • Page 590 590
  • Page 591 591
  • Page 592 592
  • Page 593 593
  • Page 594 594
  • Page 595 595
  • Page 596 596
  • Page 597 597
  • Page 598 598
  • Page 599 599
  • Page 600 600
  • Page 601 601
  • Page 602 602
  • Page 603 603
  • Page 604 604

Canon EOS M6 Mark II Handleiding

Type
Handleiding