Montage
467 776_a 23
Gebruik alleen een verlengingskabel die ge-
schikt is voor gebruik buitenshuis en met een
minimale doorsnede van 1,5 mm
2
. Wikkel
een kabeltrommel altijd helemaal af.
Beschadigde of sterk verslechterde verlen-
gingskabels mogen niet gebruikt worden.
➯
Controleer vooraf aan de ingebruikname
de conditie van uw verlengingskabels.
MONTAGE
Apparaat opstellen
1. Zorg voor een vlakke en stevige installatiep-
lek.
2. Plaats het apparaat waterpas en zodanig dat
deze beveiligd is tegen overstroming.
3. De huiswaterpomp kan eventueel bij de
schroefpunten (Afb. A -7) worden vastgezet.
4. Zorg dat de huiswaterpomp beschermd is te-
gen regen en eventuele rechtstreekse water-
stralen.
ADVICE
Voor dagelijks gebruik (automatisch be-
drijf) moet door passende maatregelen
worden verhinderd dat het apparaat bij
storingen gevolgschade kan ondervin-
den door overstroming van de installatie-
ruimte.
Aansluiten van aanzuigleiding
1. Kies een zodanige lengte voor de aanzuiglei-
ding (Afb. B -18) dat de huiswaterpomp niet
kan drooglopen. De aanzuigleiding moet zich
steeds minstens 30 cm onder het waterop-
pervlak bevinden.
2. Sluit de aanzuigleiding aan. Zorg daarbij voor
een goed afgedichte aansluiting, zonder de
schroefdraad te beschadigen.
➯
Wij raden aan om flexibele leidingen te
monteren bij de pompingang (Afb. A -11).
U voorkomt zo dat er mechanische druk
of trekkracht op de huiswaterpomp wordt
uitgeoefend.
3. Als het water in geringe mate zandhoudend
is, moet tussen de aanzuigleiding en de pom-
pingang een voorfilter worden gemonteerd.
Informeer hiernaar bij uw vakhandel.
4. De aanzuigleiding moet altijd omhoog lopend
worden gemonteerd.
ADVICE
Als de aanzuighoogte meer is dan 4 m,
moet een aanzuigslang met een diame-
ter van meer dan 2,5 cm (1 inch) worden
gemonteerd. Wij raden het gebruik aan
van een AL-KO aanzuigset met aanzu-
igslang, aanzuigkorf en terugstroomafs-
luiter. Informeer bij uw vakhandel.
Monteren van drukleiding
1. Schroef de verbindingsnippel (Afb. B -16) sa-
men met de ronde afdichtring (Afb. B -17) in
de pompingang (Afb. A -4).
2. Schroef het elleboogstuk (Afb. B -14) samen
met de afdichting (Afb. B -15) op de verbin-
dingsnippel (Afb. B -16) en draai het elleboog-
stuk in de gewenste richting.
3. Bevestig een drukleiding (Afb. B -13) aan het
elleboogstuk (Afb. B -14).
4. Open alle in de drukleiding aanwezige afslui-
ters (ventiel, sproeier, waterkraan).
INBEDRIJFSTELLING
Luchtdruk controleren in voorraadreservoir
LET OP!
De huiswaterpomp mag uitsluitend wor-
den gebruikt bij een membraanvoorraad-
druk van 1,5 - 1,7 bar in het voorraadre-
servoir. Controleer voor de inbedrijfname
de luchtdruk bij het ventiel aan de ach-
terkant van het voorraadreservoir.
1. Open een eventueel in de drukleiding (Afb.
B -13) aanwezige afsluiter (ventiel, sproeier,
waterkraan).
2. Schuif het ventiel op het afsluitdeksel (Afb. F
-28) aan de achterkant van het voorraadre-
servoir (Afb. A -6) naar boven.
3. Controleer de luchtdruk bij het ventiel (Afb. F
-29) met een luchtpomp of een bandenpomp
met drukmeter (manometer).
4. Pas eventueel de luchtdruk aan tot een
waarde van 1,5 - 1,7 bar.
5. Sluit vervolgens weer het afsluitdeksel aan de
achterkant van het voorraadreservoir.
6. Nu kan de huiswaterpomp in gebruik worden
genomen.