Vergrendelt portieren alsmede ach-
terklep en activeert alarm*.
Ontgrendelt portieren
A
alsmede ach-
terklep en deactiveert alarm.
Ontgrendelt achterklep – hij wordt niet
geopend
B
.
“Approach”-verlichting. Activeert bui-
tenspiegelverlichting*, richtingaanwij-
zers en stadslichten, alsmede kenteken-
plaat-, interieur- en instapverlichting.
“Paniek”-toets. In een noodsituatie ca.
3 seconden lang ingedrukt houden om
het alarm te laten afgaan.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep bin-
nen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
B
Elektrisch bedienbare achterklep gaat open.
TRANSPONDERSLEUTEL MET PCC* (PERSONAL CAR COMMUNICATOR)
SLEUTELSTANDEN
Om de volgende sleutelstanden te bereiken
zonder de motor te starten: Rem- en/of kop-
pelingspedaal niet bedienen.
Stand Actieve functies
Transpondersleutel niet naar binnen
getrokken – Audiosysteem en interie-
urverlichting.
Transpondersleutel naar binnen
getrokken – Verlichting instrumenten/
klok, stuurslot opgeheven.
Sleutel naar binnen getrokken en
START kort ingedrukt – Schuifdak*,
elektrisch bedienbare ruiten, ventila-
tor, ECC, ruitenwissers, 12V-aansluit-
ingen, RTI*.
Om sleutelstand 0/I te verlaten en alle ver-
bruikers uit te schakelen: Op sleutel drukken
– sleutel komt naar buiten.
PCC*
Informatie over de status van de auto die
binnen een straal van 20 meter te
ontvangen is.
– Toets indrukken en 7 seconden wachten.
Bij het indrukken van de toets zonder
ontvangst verschijnt de meest recente
status uit het geheugen.
1
Groen lampje: De auto is vergrendeld.
2
Oranje lampje: De auto is ontgrendeld.
3
De rode lampjes lichten beurtelings op:
Er zit mogelijk iemand in de auto.
4
Rood lampje: Het alarm is afgegaan.