Volvo 2012 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

*()(/,&,7((5'0(78:1,(8:(92/92
)FUPOUEFLLFOWBOFFOOJFVXFBVUPJTFFOTQBOOFOEFCF[JHIFJE
/FFNEF[F2VJDL(VJEFEPPSPNTOFMWFSUSPVXEUFSBLFONFUFOLFMFWBOEF
NFFTUHFCSVJLFMJKLFGVODUJFT
"MMFXBBSTDIVXJOHTUFLTUFOBOEFSFCFMBOHSJKLFHFHFWFOTFONFFS
HFEFUBJMMFFSEFJOGPSNBUJFWJOEUVBMMFFOJOIFUJOTUSVDUJFCPFLKF£EF[FGPMEFS
CFWBUTMFDIUTFFOLMFJOFHSFFQEBBSVJU
*OIFUJOTUSVDUJFCPFLKFTUBBUCPWFOEJFOEFNFFTUSFDFOUFFONFFTUBDUVFMF
JOGPSNBUJF
0QUJFTTUBBOBBOHFHFWFONFUFFOTUFSSFUKF
0QXXXWPMWPDBSTDPNWJOEUVNFFSJOGPSNBUJFPWFSVXBVUP
70-704
15)#+'5)$%
WEB EDITION
– Knop kort indrukken om de
motor te starten.
MOTOR STARTEN
– Transpondersleutel in het contactslot plaatsen
en tot aan de aanslag naar binnen duwen.
– Het koppelings- of rempedaal bedienen.
KOUDE START
N.B.
Na een koude start is het stationaire toerental
verhoogd ongeacht buitentemperatuur. Het
tijdelijk verhoogde stationaire toerental is
onderdeel van Volvo’s effectieve uitlaatgasrei-
nigingssysteem.
Bij een koude start van een dieselmotor slaat
de motor mogelijk met enige vertraging aan,
omdat de verbrandingskamers voorverwarmd
moeten worden.
Portieren en achterklep vergrendelen en
alarm* activeren.
Portieren
A
alsmede achterklep ontgren-
delen en alarm deactiveren.
Achterklep ontgrendelenbij tweemaal
indrukken komt het deksel enkele centi-
meters omhoog.
“Approach”-verlichting. Buitenspie-
gelverlichting*, richtingaanwijzers en
stadslichten, alsmede kentekenplaat-,
interieur- en instapverlichting activeren.
Paniekfunctie. In een noodsituatie ca.
3seconden lang ingedrukt houden om
het alarm te laten afgaan.
Informatie over de status van de auto
die binnen een straal van 100 meter te
ontvangen is.
– Toets indrukken en 7 seconden wach-
ten.
Bij het indrukken van de toets zonder
ontvangst verschijnt de meest recente
status uit het geheugen.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep bin-
nen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
TRANSPONDERSLEUTEL MET PCC* (PERSONAL CAR COMMUNICATOR)
PCC*
1
Groen lampje: De auto is vergrendeld.
2
Oranje lampje: De auto is ontgrendeld.
3
Rood lampje: Het alarm is afgegaan.
4
Rode lampjes lichten beurtelings op: Het
alarm ging minder dan 5 minuten geleden
af.
1. Knop kort indrukken –
motor slaat af.
2. Transpondersleutel uit
het contactslot nemen.
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION
SYSTEM*
Als het controlelampje voor BLIS soms oplicht
zonder dat u andere voertuigen in de dode
hoeken kunt waarnemen, is er wellicht sprake
van reflecties op een glad en nat wegdek of
laag staande zon in de camera.
Bij een storing in het systeem verschijnt op het
display de melding
BLIS Service vereist.
Sleutel kan bijv. in binnenzak blijven liggen.
AUTO VERGRENDELEN & ALARM INSCHA-
KELEN
– Achterkant van een van de buitenste portier-
handgrepen (zie afbeelding) aanraken of lichtjes
drukken op de kleinste van de beide met rubber
beklede knoppen op het kofferdeksel.
ONTGRENDELEN & ALARM UITSCHAKE-
LEN
– Een portierhandgreep beetpakken en het
portier op de gebruikelijke manier openen (werkt
mogelijk niet met handschoenen aan) of lichtjes
drukken op de grote van de beide met rubber
beklede knoppen op het kofferdeksel.
MOTOR STARTEN
– Rem-/koppelingspedaal bedienen en knop
START/STOP kort drukken.
MOTOR AFZETTEN
– Knop START/STOP kort indrukken.
Zie het hoofdstuk “Sloten en alarm” in het
instructieboekje voor meer informatie.
Om de volgende sleutelstanden te bereiken zon-
der de motor te starten: Rem- en/of koppelings-
pedaal niet bedienen!
Stand Actieve functies
Transpondersleutel niet ingeduwd –
Audiosysteem en interieurverlichting.
Transpondersleutel naar binnen geduwd
– Verlichting instrumenten/klok, stuurslot
opgeheven.
Sleutel naar binnen geduwd en START
kort ingedrukt – schuifdak*, elektrisch
bedienbare ruiten, ventilator, ECC, ruiten-
wissers, 12V-aansluitingen, RTI*.
Om sleutelstand 0/I te verlaten en alle stroom-
verbruikers uit te schakelen: Sleutel uit contact-
slot nemen.
MOTOR AFZETTEN EN TRANSPONDER-
SLEUTEL UITNEMEN
SLEUTELSTANDEN
KEYLESS DRIVE*
1
Eraan draaien om het volume bij regelen.
2
Indrukken voor AAN/UIT.
3
Indrukken om te kiezen uit AM, FM1, FM2,
DAB1* of DAB2*.
4
Indrukken om te kiezen uit DISC, USB*,
iPod
®
*, AUX
A
, Media BT* of Tv*.
RADIO
6
Eraan draaien om een zender te kiezen.
Voor FM1/FM2 verschijnt een automatisch
gegenereerde lijst met de best doorko-
mende zenders.
7
Zender zoeken met de pijl-links/pijl-rechts.
Zenders opslaan door bij de gewenste zen-
der een van de cijfertoetsen 09 ingedrukt
te houden, totdat een bevestiging op het
display verschijnt.
8
Indrukken om te kiezen uit Bas, Treble of
Surround* – Aan TUNE (6) draaien om bij te
regelen.
Cd-/dvd*-speler
5
Bij indrukken wordt de cd uitgeworpen.
6
Eraan draaien om van cd-track te wisselen.
7
Van cd-track wisselen met pijl-links/pijl-
rechts.
Via de AUX- of USB-aansluiting in de midden-
console is het mogelijk een iPod
®B
of mp3-
speler aan te sluiten op het audiosysteem. Een
op de USB-aansluiting aangesloten iPod
®
wordt
bovendien bijgeladen.
DIGITALE RADIO (DAB)*
Het systeem voor digitale overdracht van
radiosignalen Digital Audio Broadcasting biedt
kwaliteitsradio en meer kanalen.
AUDIOSYSTEEM
A
AUX-aansluiting voor bijvoorbeeld een mp3-speler
(voor optimale geluidsweergave het spelervolume op
half zetten). Volume geluidsbron aangesloten op AUX-
aansluiting aanpassen met
TUNE (6).
B
iPod
®
is het gedeponeerde handelsmerk van Apple
Computer Inc.
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR*
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand
0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie
instellen.
A
Enkele wisslag
0
Uit
B
Intervalfunctie, zie ook (2)
C
Normale wissnelheid
D
Hoge wissnelheid
E
Sproeiers voorruit en koplampen
Brandt bij een actieve regensensor
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC*
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem auto-
matisch alle functies voor een groter bedienings-
gemak en optimale luchtkwaliteit.
1
Eraan draaien voor onafhankelijke tempera-
tuurinstelling links/rechts in de passagiers-
ruimte. De gekozen temperatuur staat op het
display.
8
Indrukken om de gekozen temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
OPBERGMOGELIJKHEDEN, 12V-AANSLUITINGEN & AUX/USB*
HANDMATIGE REGELING
2
Elektrische verwarming linker/rechter stoel.
3
Max. ontwaseming. Alle lucht op maximale
snelheid naar de voorruit en zijruiten.
4
Eraan draaien om ventilatorsnelheid te wijzi-
gen.
5
Luchtverdeling.
6
Elektrische verwarming achterruit en buiten-
spiegels Aan/Uit.
7
Recirculatie.
9
AC – Airconditioning Aan/Uit. Voor koeling
interieur en ontwaseming ruiten.
De 12V-aansluitingen in de passagiersruimte
werken in sleutelstand
0
of I. De 12V-aansluiting*
in de kofferbak is altijd actief.
Met de AUX/USB*-aansluiting is het mogelijk om
muziek op bijv. een mp3-speler te beluisteren via
het audiosysteem van de auto.
BELANGRIJK
Bij gebruik van de 12V-aansluiting in de kof-
ferbak
met de motor afgezet kan de accu
uitgeput raken.
8 9
7
1
Laag brandstofpeil. Bij een brandend
lampje zo spoedig mogelijk tanken.
2
T1 & T2 onafhankelijke dagtellers die altijd
actief zijn.
3
Brandstofmeter. De pijl van het symbool
geeft de kant aan waar de tankdop zit.
4
Display voor boordcomputer. Functie kie-
zen met (8).
5
Klok. Aanpassen met (6).
6
Tot aanslag omdraaien en in deze stand
vasthouden om klok in te stellen.
Kort indrukken om te wisselen tussen T1
& T2. Lang indrukken om actuele teller te
resetten.
7
Indrukken om een melding te laten verschij-
nen/verdwijnen.
8
Eraan draaien om de boordcomputeropties
te zien.
BOORDCOMPUTER EN DAGTELLER
9
Kort indrukken om de actuele boordcompu-
terfunctie op nul te stellen.
Lang indrukken om alle boordcomputer-
functies op nul te stellen.
N.B.
Displaymelding ---- km actieradius is een
indicatie van het aantal kilometers dat u met
de resterende brandstofvoorraad kunt afleg-
gen op basis van de eerdere rijomstandighe-
den.
STUURWIEL INSTELLEN BLUETOOTH
WAARSCHUWING
Het stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden –
nooit tijdens het rijden.
1. Blokkering opheffen.
2. Aanpassen.
1. Mobiele telefoon identificeerbaar/zichtbaar
maken.
2. TEL-toets audiosysteem ingedrukt houden.
3.
Telefoon toevoegen kiezen op het display
van het audiosysteem.
4. Aan te sluiten telefoon kiezen.
5. Via de toetsenset van de mobiele telefoon
de cijfers invoeren die op het display van
het audiosysteem staan.
EBA, EMERGENCY BRAKE ASSIST
De remkrachtverhoging bij noodstops helpt
de remkracht verhogen om op die manier de
remweg te verkorten. Het EBA-systeem wordt
geactiveerd wanneer u krachtig remt. Wanneer
EBA geactiveerd wordt, zakt het rempedaal
iets verder omlaag dan normaal.
– Rempedaal bedienen zolang dat nodig is –
de remmen worden volledig gelost, als u het
rempedaal loslaat.
AUTOVERZORGING
Voor de lak is het beter om de auto met de
hand te wassen dan in een automatische
wasstraat. Een nieuwe laklaag is bovendien
kwetsbaarder dan een oude laag. U wordt
daarom geadviseerd de eerste maanden na
aankoop van een nieuwe auto deze alleen met
de hand te wassen.
Schoon water en een spons gebruiken. Erop
letten dat vuil en zand krassen op de lak kun-
nen veroorzaken.
BESTUURDERSONDERSTEUNENDE SYSTEMEN
CITY SAFETY™ EN COLLISION WARNING MET
AUTO BRAKE*
City Safety™ is een hulpmiddel om u te helpen
een botsing te voorkomen tijdens filerijden e.d.,
waarbij plotselinge wijzigingen in het verkeer
vóór u gekoppeld aan onoplettendheid tot bijna-
ongelukken kunnen leiden.
Het systeem is actief bij snelheden tot 30 km/h
en helpt de bestuurder bij het bewaken van
de afstand tot voorliggers met behulp van een
lasersensor die boven in de voorruit gemonteerd
is.
City Safety™ kan een botsing helpen voor-
komen bij een snelheidsverschil kleiner dan
15km/h tussen uw auto en de voorligger.
Bij een groter snelheidsverschil is een botsing
niet te voorkomen en richt het systeem zich op
het beperken van de snelheid waarbij de botsing
plaatsvindt. City Safety™ is erop gebouwd
om zo laat mogelijk geactiveerd te worden om
onnodige ingrepen te voorkomen.
WAARSCHUWING
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor
dat u de auto op de juiste wijze bestuurt en
voldoende afstand houdt afhankelijk van de
rijsnelheid.
City Safety™ is slechts een hulpmiddel en
ontslaat bestuurders nooit van hun plicht
de aandacht bij het verkeer op de weg te
houden en de auto op een veilige manier te
besturen.
City Safety™ en Collision Warning met
Auto Brake mogen nooit als vervanging
dienen voor het gebruik van de bedrijfsrem.
De functies werken niet in alle rijsituaties,
verkeers-, weers- en wegomstandigheden en
kunnen alleen voetgangers identificeren met
herkenbare lichaamscontouren en een lengte
van meer dan 80 cm. Er wordt niet gewaar-
schuwd noch geremd voor voetgangers bij
een rijsnelheid hoger dan 80 km/h.
ADAPTIEVE CRUISECONTROL*
Gebruik de adaptieve cruisecontrol niet in stads-
verkeer of verkeersdrukte, op kruisingen, bij
gladheid, hevige regen- of sneeuwval of slecht
zicht en evenmin op weggedeelten met een
dikke laag water of sneeuwmodder, op bochtige
wegen of op op- en afritten.
Zie het hoofdstuk “Comfort en rijplezier” in het
instructieboekje voor meer informatie over deze
functies.
TP 12068 (Dutch). AT 1020. Printed in Sweden, Göteborg 2010. Copyright © 2000–2010 Volvo Car Corporation.
VOORSTOEL INSTELLEN
PARKEERREM
1
Lendensteun
2
Hellingshoek ruggedeelte.
3
Stoel omhoog/omlaag.
4
Voorkant zitgedeelte omhoog/omlaag.
5
Vooruit/achteruit.
6
Rugleuning passagiersstoel omklappen.
Zie het hoofdstuk “Bestuurdersmilieu” in het
instructieboekje voor de details.
Aanzetten
Op de handgreep drukken. Het waarschu-
wingslampje knippert, totdat de parkeerrem
volledig is aangezet – waarna het lampje
continu brandt.
Lossen
1. Sleutelstand 0 of I.
2. Rempedaal bedienen en voorzichtig aan
knop trekken.
Automatisch lossen
Wegrijden. (Bij auto’s met automatische
versnellingsbak dient de bestuurder de veilig-
heidsgordel te dragen.)
A
Grootlichtsignalen
B
Wisselen groot licht/dimlicht en “Follow
Me Home”-verlichting
Verlichting display en instrumentenpa-
neel
Mistachterlicht, brandt alleen aan
bestuurderszijde.
Automatisch dimlicht. Grootlichtsigna-
len geven is mogelijk, maar het normale
groot licht werkt niet
Stadslichten voor/achterlichten
Dimlicht. Dooft bij het afzetten van de
motor. Het is mogelijk groot licht te
voeren
Tankvulklep openen
Handmatige koplamphoogteregeling
(automatisch bij Xenon-verlichting*)
Achterklep ontgrendelen
VERLICHTINGSBEDIENING
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo 2012 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor