Volvo 2011 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VOLVO!
Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid.
Neem deze Quick Guide door om snel vertrouwd te raken met enkele van de
meest gebruikelijke functies.
Alle waarschuwingsteksten, andere belangrijke gegevens en meer
gedetailleerde informatie vindt u alleen in het instructieboekje – deze folder
bevat slechts een kleine greep daaruit.
In het instructieboekje staat bovendien de meest recente en meest actuele
informatie.
Opties staan aangegeven met een sterretje (*).
Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto.
VOLVO XC60
QUICK GUIDE
WEB EDITION
CITY SAFETY™
niet te voorkomen en richt het systeem zich op
het beperken van de snelheid waarbij de botsing
plaatsvindt. City Safety™ is erop gebouwd om zo
laat mogelijk geactiveerd te worden om onnodige
ingrepen te voorkomen.
WAARSCHUWING
City Safety™ is slechts een hulpmiddel en
ontslaat bestuurders nooit van hun plicht de
aandacht bij het verkeer op de weg te houden
en de auto op een veilige manier te besturen.
City Safety™ mag nooit als vervanging dienen
voor het gebruik van de bedrijfsrem.
City Safety™ werkt niet in alle rijsituaties, ver-
keers-, weers- en wegomstandigheden.
City Safety™ is bedoeld om een minder alerte
bestuurder te helpen bij een dreigende botsing.
Het systeem is actief bij snelheden van 4–30 km/
h en helpt de bestuurder bij het bewaken van de
afstand tot voorliggers met behulp van een laser-
sensor die boven in de voorruit gemonteerd is.
City Safety™ kan een botsing helpen voorkomen
bij een snelheidsverschil kleiner dan 15 km/h tus-
sen uw auto en de voorligger.
Bij een groter snelheidsverschil is een botsing
Portieren en achterklep vergrendelen en
alarm* activeren. Na 10–25 seconden
worden de sloten en binnenste openings-
handgrepen geblokkeerd. De portieren
zijn daarna ook niet meer van de buiten-
zijde te openen.
Portieren
A
alsmede achterklep ontgren-
delen en alarm deactiveren.
Achterklep ontgrendelenhij wordt niet
geopend
B
.
“Approach”-verlichting. Buitenspie-
gelverlichting*, richtingaanwijzers en
stadslichten, alsmede kentekenplaat-,
interieur- en instapverlichting activeren.
Paniekfunctie. In een noodsituatie ca. 3
seconden lang ingedrukt houden om het
alarm te laten afgaan.
Informatie over de status van de auto
die binnen een straal van 20 meter te
ontvangen is.
– Toets indrukken en 7 seconden wach-
ten.
Bij het indrukken van de toets zonder
ontvangst verschijnt de meest recente
status uit het geheugen.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep binnen
2 minuten na ontgrendeling wordt geopend, worden
deze na enige tijd automatisch opnieuw vergren-
deld.
B
Elektrisch bedienbare achterklep gaat open.
TRANSPONDERSLEUTEL MET PCC* (PERSONAL CAR COMMUNICATOR)
PCC*
1
Groen lampje: De auto is vergrendeld.
2
Oranje lampje: De auto is ontgrendeld.
3
Rood lampje: Het alarm is afgegaan.
4
Rode lampjes lichten beurtelings op: Het
alarm ging minder dan 5 minuten geleden
af.
12
A
0
B
C
D
E
F
3
– Knop kort indrukken om de
motor te starten.
MOTOR STARTEN
– Transpondersleutel in contactslot steken en er
lichtjes tegen duwen – sleutel wordt verder naar
binnen getrokken.
– Het koppelings- of rempedaal bedienen.
KOUDE START
N.B.
Na een koude start is het stationaire toerental
verhoogd ongeacht buitentemperatuur. Het
tijdelijk verhoogde stationaire toerental is
onderdeel van Volvo’s effectieve uitlaatgasrei-
nigingssysteem.
MOTOR AFZETTEN EN
TRANSPONDERSLEUTEL UITNEMEN
Knop kort indrukken – motor 1.
slaat af.
Kort op sleutel drukken 2.
– sleutel kan vervolgens uit
contactslot worden geno-
men (eventuele automati-
sche versnellingsbak moet
in stand P staan).
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION
SYSTEM*
Als het controlelampje voor BLIS soms oplicht
zonder dat u andere voertuigen in de dode
hoeken kunt waarnemen, is er wellicht sprake
van reflecties op een glad en nat wegdek of
laag staande zon in de camera.
Bij een storing in het systeem verschijnt op het
display de melding
BLIS Service vereist.
A
Enkele wisslag
0
Uit
B
Intervalfunctie, zie ook (2).
C
Normale wissnelheid.
D
Hoge wissnelheid.
E
Sproeiers voorruit en koplampen.
F
Sproeier achterruit.
Brandt bij een actieve regensensor.
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR*
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand
0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie
instellen.
3
Wisser achterruit – intervalfunctie/normale
functie.
1
Indrukken voor AAN/UIT. Eraan draaien om
het volume bij regelen.
2
AM, FM1/FM2, CD of MODE selecteren.
Met MODE is AUX
A
/USB
te activeren en het
volume bij te stellen van de geluidsbron die
is aangesloten op de aansluiting.
3
Indrukken om te kiezen uit BASS, Dolby Pro
Logic II* of SUBWOOFER* – eraan draaien
om bij te regelen.
RADIO
3
Eraan draaien om een zender te kiezen.
4
Zender zoeken met de pijl-links/pijl-rechts.
Zenders opslaan voor FM1 of FM2 door bij
de gewenste zender een van de cijfertoetsen
09 ingedrukt te houden, totdat een beves-
tiging op het display verschijnt. Er kunnen in
totaal 20 zenders worden opgeslagen.
5
Ca. 2 seconden indrukken om automatisch
de 10 best doorkomende zenders op te
slaan. Op het display verschijnt Autom.
opslaan tijdens het zoeken.
Een van de opgeslagen zenders kiezen met
09.
CD-SPELER
3
Eraan draaien om van cd-track te wisselen.
4
Van cd-track wisselen met pijl-links/pijl-
rechts.
Cd kiezen
B
met pijl-omhoog/pijl-omlaag.
6
Bij kort indrukken wordt alleen de beluis-
terde cd uitgeworpen.
Bij lang indrukken worden alle cd’s uitge-
worpen
B
.
7
Cd kiezen
B
met 16.
AUX en USB*
Via de AUX- of USB-aansluiting in de midden-
console is het mogelijk een iPod
®
C
of mp3-
speler aan te sluiten op het audiosysteem.
DIGITALE RADIO (DAB)*
Het systeem voor digitale overdracht van
radiosignalen Digital Audio Broadcasting biedt
kwaliteitsradio en meer kanalen.
AUDIOSYSTEEM
A
AUX-aansluiting voor bijvoorbeeld een mp3-speler
(voor optimale geluidsweergave het spelervolume op
half zetten).
B
Alleen cd-wisselaar*.
C
iPod is het gedeponeerde handelsmerk van Apple
Computer Inc.
SLEUTELSTANDEN
Om de bovenstaande sleutelstanden te bereiken
zonder de motor te starten: Rem- en/of kop-
pelingspedaal niet bedienen.
Transpondersleutel niet naar binnen
getrokken – Audiosysteem en interieur-
verlichting.
Transpondersleutel naar binnen getrok-
ken – Verlichting instrumenten/klok,
stuurslot opgeheven.
Sleutel naar binnen getrokken en START
kort ingedrukt – Panoramadak*, elek-
trisch bedienbare ruiten, ventilator, ECC,
ruitenwissers, 12V-aansluitingen, RTI*.
Om sleutelstand 0/I te verlaten en alle stroom-
verbruikers uit te schakelen: Op sleutel drukken
zodat deze naar buiten komt.
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC*
HANDMATIGE REGELING
2
Eraan draaien om ventilatorsnelheid te wijzi-
gen.
3
Luchtverdeling
4
Elektrische verwarming linker/rechter stoel.
6
Interior Air Quality System (IAQS). Uit/AUT/
Recirculatie.
7
Max. ontwaseming. Alle lucht op maximale
snelheid naar de voorruit en zijruiten.
8
Elektrische verwarming achterruit en buiten-
spiegels.
9
AC – Airconditioning Aan/Uit. Voor koeling
interieur en ontwaseming ruiten.
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem auto-
matisch alle functies voor een groter bedienings-
gemak en optimale luchtkwaliteit.
1
Eraan draaien voor onafhankelijke tempera-
tuurinstelling links/rechts in de passagiers-
ruimte. De gekozen temperatuur staat op het
display.
5
Indrukken om de gekozen temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
De 12V-aansluitingen in de passagiersruimte
werken in sleutelstand I of II. De 12V-aanslui-
ting* in de bagageruimte is altijd actief.
Met de AUX/USB*-aansluiting is het mogelijk om
muziek op bijv. een mp3-speler te beluisteren
via het audiosysteem van de auto.
OPBERGMOGELIJKHEDEN, 12V-AANSLUITINGEN & AUX/USB*
BELANGRIJK
Bij gebruik van de 12V-aansluiting in de baga-
geruimte met de motor afgezet kan de accu
uitgeput raken.
8 9
7
1
Laag brandstofpeil. Bij een brandend
lampje zo spoedig mogelijk tanken.
2
T1 & T2 onafhankelijke dagtellers die altijd
actief zijn.
3
Brandstofmeter. De pijl van het symbool
geeft de kant aan waar de tankdop zit.
4
Display voor boordcomputer. Functie kie-
zen met (8).
5
Klok. Aanpassen met (6).
6
Tot aanslag omdraaien en in deze stand
vasthouden om klok in te stellen.
Kort indrukken om te wisselen tussen T1
& T2. Lang indrukken om actuele teller te
resetten.
7
Indrukken om een melding te laten verschij-
nen/verdwijnen.
8
Eraan draaien om de boordcomputeropties
te zien.
9
Kort indrukken om de actuele boordcompu-
terfunctie op nul te stellen.
Lang indrukken om alle boordcomputer-
functies op nul te stellen.
BOORDCOMPUTER EN DAGTELLER
N.B.
Displaymelding Km actieradius is een indi-
catie van het aantal kilometers dat u met de
resterende brandstofvoorraad kunt afleggen
op basis van de eerdere rijomstandigheden.
STUURWIEL INSTELLEN
BEPERKT ALARMNIVEAU
WAARSCHUWING
Het stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden
– nooit tijdens het rijden.
Om te voorkomen dat het alarm afgaat
– wanneer er bijv. een hond in de auto wordt
achtergelaten of gebruik wordt gemaakt van
een veerverbinding/autotrein – dient u de
bewegingsmelder tijdelijk uit te schakelen.
Zie het instructieboekje, hoofdstuk Alarm.
ELEKTRISCH BEDIENBAAR PANORAMADAK*
Knop eenmaal indrukken om het zonnescherm
te bedienen en tweemaal voor het panorama-
dak.
Bij handmatige bediening eerst het zonne-
scherm maximaal openen om het dak te kunnen
bedienen.
Bij activering/deactivering van de ventilatiestand
wordt het zonnescherm automatisch geopend/
gesloten.
A
Automatisch maximaal openen.
B
Handmatig openen.
C
Handmatig sluiten.
D
Automatisch maximaal sluiten.
E
Ventilatiestand activeren.
F
Ventilatiestand deactiveren.
A
Grootlichtsignalen
B
Wisselen groot licht/dimlicht en “Follow
Me Home”-verlichting.
VERLICHTINGSBEDIENING
BESTUURDERSONDERSTEUNENDE
SYSTEMEN
BLUETOOTH*
Om de bestuurder te helpen om tijdig te rem-
men, een veilige afstand tot voorliggers te hou-
den of een goede positie binnen de rijstrook
aan te houden, is de auto mogelijk uitgerust
met een of meer van de volgende systemen:
Adaptieve cruisecontrol*
Afstandscontrole*
Botswaarschuwing met automatische rem*
Driver Alert System*.
Mobiele telefoon identificeerbaar/zichtbaar 1.
maken.
PHONE2. -toets audiosysteem ingedrukt
houden.
Telefoon toevoegen3. kiezen op het display
van het audiosysteem.
Aan te sluiten telefoon kiezen.4.
Via de toetsenset van de mobiele telefoon 5.
de cijfers invoeren die op het display van
het audiosysteem staan.
Verlichting display en instrumentenpa-
neel.
Mistachterlicht (alleen bestuurderszijde).
Automatisch dimlicht. Grootlichtsigna-
len geven is mogelijk, maar het normale
groot licht werkt niet.
Stadslichten voor/achterlichten
Dimlicht. Dooft bij het afzetten van de
motor. Het is mogelijk groot licht te
voeren.
Tankvulklep openen.
Handmatige koplamphoogteregeling
(automatisch bij Xenon-verlichting*).
Achterklep ontgrendelen.
TP 12016 (Dutch). AT 1020. Printed in Sweden, Göteborg 2010. Copyright © 2000–2010 Volvo Car Corporation.
VOORSTOEL INSTELLEN
PARKEERREM
1
Lendensteun
2
Hellingshoek ruggedeelte.
3
Stoel omhoog/omlaag.
4
Voorkant zitgedeelte omhoog/omlaag.
5
Vooruit/achteruit.
6
Rugleuning passagiersstoel omklappen.
Aanzetten
Op de handgreep drukken. Het waarschu-
wingslampje knippert, totdat de parkeerrem
volledig is aangezet – waarna het lampje
continu brandt.
Lossen
Sleutelstand 1. 0 of I.
Rempedaal bedienen en voorzichtig aan 2.
knop trekken.
Automatisch lossen
Wegrijden. (Bij auto’s met automatische
versnellingsbak dient de bestuurder de
veiligheidsgordel te dragen.)
ELEKTRISCHE
ACHTERKLEPBEDIENING*
Openen
– Knop voor achterklep op verlichtingspaneel/
transpondersleutel ingedrukt houden totdat
achterklep wordt geopend.
– Of met rubber beklede drukplaatje onder bui-
tenhandgreep licht indrukken en klep openen.
Sluiten
– Op sluitknop op achterklep drukken of klep
handmatig sluiten.
EBA, EMERGENCY BRAKE ASSIST
De remkrachtverhoging bij noodstops helpt
de remkracht verhogen om op die manier de
remweg te verkorten. Het EBA-systeem wordt
geactiveerd wanneer u krachtig remt. Wanneer
EBA geactiveerd wordt, zakt het rempedaal
iets verder omlaag dan normaal.
– Rempedaal bedienen zolang dat nodig is
– de remmen worden volledig gelost, als u het
rempedaal loslaat.
AUTOVERZORGING
Voor de lak is het beter om de auto met de
hand te wassen dan in een automatische
wasstraat. Een nieuwe laklaag is bovendien
kwetsbaarder dan een oude laag. U wordt
daarom geadviseerd de eerste maanden na
aankoop van een nieuwe auto deze alleen met
de hand te wassen.
Schoon water en een spons gebruiken. Erop
letten dat vuil en zand krassen op de lak kun-
nen veroorzaken.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo 2011 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor