Volvo 2011 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VOLVO!
Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid.
Neem deze Quick Guide door om snel vertrouwd te raken met enkele
van de meest gebruikelijke functies.
Alle waarschuwingsteksten, andere belangrijke gegevens en meer
gedetailleerde informatie vindt u alleen in het instructieboek – deze
folder bevat slechts een kleine greep daaruit.
In het instructieboek staat bovendien de meest recente en meest
actuele informatie.
Opties staan aangegeven met een sterretje (*).
Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto.
VOLVO V70 & XC70
Quick Guide
WEB EDITION
Vergrendelt portieren alsmede ach-
terklep en activeert alarm*.
Ontgrendelt portieren
A
alsmede ach-
terklep en deactiveert alarm.
Ontgrendelt achterklep – hij wordt niet
geopend
B
.
“Approach”-verlichting. Activeert bui-
tenspiegelverlichting*, richtingaanwij-
zers en stadslichten, alsmede kenteken-
plaat-, interieur- en instapverlichting.
“Paniek”-toets. In een noodsituatie ca.
3 seconden lang ingedrukt houden om
het alarm te laten afgaan.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep bin-
nen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
B
Elektrisch bedienbare achterklep gaat open.
TRANSPONDERSLEUTEL MET PCC* (PERSONAL CAR COMMUNICATOR)
SLEUTELSTANDEN
Om de volgende sleutelstanden te bereiken
zonder de motor te starten: Rem- en/of kop-
pelingspedaal niet bedienen.
Stand Actieve functies
Transpondersleutel niet naar binnen
getrokken – Audiosysteem en interie-
urverlichting.
Transpondersleutel naar binnen
getrokken – Verlichting instrumenten/
klok, stuurslot opgeheven.
Sleutel naar binnen getrokken en
START kort ingedrukt – Schuifdak*,
elektrisch bedienbare ruiten, ventila-
tor, ECC, ruitenwissers, 12V-aansluit-
ingen, RTI*.
Om sleutelstand 0/I te verlaten en alle ver-
bruikers uit te schakelen: Op sleutel drukken
– sleutel komt naar buiten.
PCC*
Informatie over de status van de auto die
binnen een straal van 20 meter te
ontvangen is.
– Toets indrukken en 7 seconden wachten.
Bij het indrukken van de toets zonder
ontvangst verschijnt de meest recente
status uit het geheugen.
1
Groen lampje: De auto is vergrendeld.
2
Oranje lampje: De auto is ontgrendeld.
3
De rode lampjes lichten beurtelings op:
Er zit mogelijk iemand in de auto.
4
Rood lampje: Het alarm is afgegaan.
BEDIENINGSPANEEL BESTUURDERSPORTIER
LR
Buitenspiegels instellen
– Op L (links) of R (rechts) drukken en
instellen met hendeltje.
Buitenspiegels inklappen/uitklappen*
– Tegelijkertijd L en R indrukken.
1
Elektrisch bedienbare ruiten, handma-
tig bedienen.
2
Elektrisch bedienbare ruiten, automa-
tisch bedienen.
Kinderslot*. Achterste zijruiten en
portieren zijn niet vanaf de achterbank
te openen.
Knop kort indrukken om de motor te starten.
MOTOR STARTEN
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION
SYSTEM*
Als het controlelampje voor BLIS soms oplicht
zonder dat u andere voertuigen in de dode
hoeken kunt waarnemen, is er wellicht sprake
van reflecties op een glad en nat wegdek of
laag staande zon in de camera.
Bij een storing in het systeem verschijnt op
het display de melding
BLIS Service vereist.
Transpondersleutel in contactslot steken
en er lichtjes tegen duwen – sleutel wordt
verder naar binnen getrokken.
Het koppelings- of rempedaal bedienen.
KOUDE START
N.B.
Na een koude start is het stationaire toerental
verhoogd ongeacht buitentemperatuur. Het
tijdelijk verhoogde stationaire toerental is
onderdeel van Volvo’s effectieve uitlaatgas-
reinigingssysteem.
MOTOR AFZETTEN EN TRANSPON
-
DERSLEUTEL UITNEMEN
Knop kort indrukken – motor slaat af.
Kort op sleutel drukken – sleutel kan ver-
volgens uit contactslot worden genomen
(eventuele automatische versnellingsbak
moet in stand P staan).
1.
2.
2
6
3
4
1
5
7
2
ELEKTRISCHE ACHTERKLEPBEDIENING*
AUDIOSYSTEEM
RADIO
3
Eraan draaien om een zender te kiezen.
4
Zender zoeken met de pijl-links/pijl-
rechts.
Tot 20 zenders opslaan (tien voor FM1
en tien voor FM2) door bij de gewenste
zender 0–9 ingedrukt te houden totdat een
bevestiging op het display verschijnt.
5
Ca. 2 seconden indrukken om automa-
tisch de 10 best doorkomende zenders op
te slaan. Op het display verschijnt Autom.
opslaan tijdens het zoeken. Een van de
opgeslagen zenders kiezen met 0–9.
CD-SPELER
3
Eraan draaien om van track te wisselen.
4
Van cd-track wisselen met pijl-links/pijl-
rechts.
Cd kiezen
B
met pijl-omhoog/pijl-omlaag.
6
Bij kort indrukken wordt alleen de beluis-
terde cd uitgeworpen.
Bij lang indrukken worden alle cd’s uitge-
worpen
B
.
7
Cd kiezen
B
met 1–6.
B
Alleen cd-wisselaar.
1
Indrukken voor Aan/Uit. Eraan draaien om
het volume bij regelen.
2
AM, FM1/FM2, CD of MODE selecteren.
Met MODE is AUX
A
te activeren en het
volume bij te stellen van de geluidsbron
die is aangesloten op de AUX-aansluiting.
3
Indrukken om te kiezen uit BAS, Dolby Pro
Logic II* of SUBWOOFER* – eraan draaien
om bij te regelen.
A
AUX-aansluiting voor bijvoorbeeld een mp3-speler
(voor optimale geluidsweergave het volume op half
zetten).
Openen
– Knop voor achterklep op verlichtingspaneel/
transpondersleutel ingedrukt houden totdat
achterklep wordt geopend.
– Of met rubber beklede drukplaatje onder bui-
tenhandgreep licht indrukken en klep openen.
Sluiten
– Op sluitknop op achterklep drukken of klep
handmatig sluiten.
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC*
HANDMATIGE REGELING
2
Ventilatie linker/rechter stoel.
3
Eraan draaien om ventilatorsnelheid te
wijzigen.
4
Elektrische verwarming linker/rechter
stoel.
5
Luchtverdeling.
7
Interior Air Quality System (IAQS). Uit/
AUT/Recirculatie.
8
Ontwaseming. Om voorruit en zijruiten
snel van condens ontdoen.
9
Elektrische verwarming achterruit en
buitenspiegels.
10
AC – Airconditioning Aan/Uit. Voor koeling
interieur en ontwaseming ruiten.
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem
automatisch alle functies voor een groter
bedieningsgemak en optimale luchtkwaliteit.
1
Eraan draaien voor onafhankelijke tempe-
ratuurinstelling links/rechts in de passagi-
ersruimte. De gekozen temperatuur staat
op het display.
6
Indrukken om de gekozen temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
OPBERGMOGELIJKHEDEN, 12V-AANSLUITINGEN & AUX/USB*
BELANGRIJK
Bij gebruik van de 12V-aansluiting in de
bagageruimte met de motor afgezet kan de
accu uitgeput raken.
De 12V-aansluitingen in de passagiersruimte
werken in sleutelstand I of II. De 12V-aansluit-
ing* in de bagageruimte is altijd actief.
Met de AUX/USB*-aansluiting is het mogelijk
om muziek op bijv. een mp3-speler te beluiste-
ren via het audiosysteem van de auto.
8 9
7
1
Laag brandstofpeil. Bij een brandend
lampje zo spoedig mogelijk tanken.
2
T1 & T2 – onafhankelijke dagtellers die
altijd actief zijn.
3
Brandstofmeter. De pijl van het symbool
geeft de kant aan waar de tankdop zit.
4
Display voor boordcomputer. Functie
kiezen met (8).
5
Klok. Aanpassen met (6).
6
Tot aanslag omdraaien en in deze stand
vasthouden om klok in te stellen.
Kort indrukken om te wisselen tussen T1
& T2. Lang indrukken om actuele teller te
resetten.
BOORDCOMPUTER EN DAGTELLER
7
Indrukken om een melding te laten ver-
schijnen/verdwijnen.
8
Eraan draaien om de boordcomputerop-
ties te zien.
9
Kort indrukken om de actuele boordcom-
puterfunctie op nul te stellen.
Lang indrukken om alle boordcomputer-
functies op nul te stellen.
STUURWIEL INSTELLEN TANKEN
WAARSCHUWING
Het stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden
– nooit tijdens het rijden.
Indrukken om de tankvulklep te openen
.
N.B.
Displaymelding Km actieradius is een indi-
catie van het aantal kilometers dat u met de
resterende brandstofvoorraad kunt afleggen
op basis van de eerdere rijomstandigheden.
12
A
0
B
C
D
E
F
3
A
Enkele wisslag.
0
Uit.
B
Intervalfunctie, zie ook (2).
C
Normale wissnelheid.
D
Hoge wissnelheid.
E
Sproeiers voorruit en koplampen.
F
Sproeier achterruit.
Brandt bij een actieve regensensor.
REGENSENSOR* EN RUITENWISSERS
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand 0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunc-
tie instellen.
3
Wisser achterruit – intervalfunctie/normale
functie.
A
Grootlichtsignalen.
B
Wisselen groot licht/dimlicht en “Follow
Me Home”-verlichting.
VERLICHTINGSBEDIENING
Verlichting display en instrumentenpa-
neel.
Mistlampen vóór.
Mistachterlicht (alleen bestuurders-
zijde).
Automatisch dimlicht. Grootlichtsigna-
len geven is mogelijk, maar het normale
groot licht werkt niet.
Stadslichten voor/achterlichten.
Dimlicht. Dooft bij het afzetten van de
motor. Het is mogelijk groot licht te
voeren.
Handmatige koplamphoogteregeling
(automatisch bij Dual Xenon-verlich-
ting*).
BESTUURDERSONDERSTEUNENDE
SYSTEMEN*
BLUETOOTH*
Om de bestuurder te helpen om tijdig te
remmen, een veilige afstand tot voorliggers
te houden of een goede positie binnen de
rijstrook aan te houden, is de auto mogelijk
uitgerust met een of meer van de volgende
systemen:
Adaptieve cruisecontrol*
Afstandscontrole*
Botswaarschuwing met automatische rem*
Driver Alert System*
Maak de mobiele telefoon identificeerbaar/
zichtbaar.
PHONE-toets audiosysteem ingedrukt
houden.
Kies
Telefoon toevoegen in het display van
het audiosysteem.
Aan te sluiten telefoon kiezen.
Via de toetsenset van de mobiele telefoon
de cijfers invoeren die op het display van
het audiosysteem staan.
1.
2.
3.
4.
5.
TP 11133 (Dutch). AT 0920. Printed in Sweden, Göteborg 2009. Copyright © 20002009 Volvo Car Corporation.
PARKEERREM
VOORSTOEL INSTELLEN
1
Lendensteun.
2
Hellingshoek ruggedeelte.
3
Stoel omhoog/omlaag.
4
Voorkant zitgedeelte omhoog/omlaag.
5
Vooruit/achteruit.
6
Rugleuning passagiersstoel omklappen.
Aanzetten
Op de handgreep drukken. Het waarschu
-
wingslampje knippert, totdat de parkeerrem
volledig is aangezet – waarna het lampje
continu brandt.
Lossen
Sleutelstand 0 of I.
Rempedaal bedienen en voorzichtig aan
knop trekken.
Automatisch lossen
Wegrijden. (Bij auto’s met automatische
versnellingsbak dient de bestuurder de
veiligheidsgordel te dragen.)
1.
2.
AUTOVERZORGING
Voor de lak is het beter om de auto met de
hand te wassen dan in een automatische
wasstraat. Een nieuwe laklaag is bovendien
kwetsbaarder dan een oude laag. U wordt
daarom geadviseerd de eerste maanden na
aankoop van een nieuwe auto deze alleen
met de hand te wassen. Schoon water en een
spons gebruiken. Erop letten dat vuil en zand
krassen op de lak kunnen veroorzaken.
EBA, EMERGENCY BRAKE ASSIST
De remkrachtverhoging bij noodstops helpt
de remkracht verhogen om op die manier
de remweg te verkorten. Het EBA-systeem
wordt geactiveerd wanneer u krachtig remt.
Wanneer EBA geactiveerd wordt, zakt het
rempedaal iets verder omlaag dan normaal.
– Bedien het rempedaal zolang dat nodig is
– de remmen worden volledig gelost, als u het
rempedaal loslaat.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo 2011 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor