Telair Iceberg 3500 Handleiding

Type
Handleiding
AIR CONDITIONER
INSTALLATIEHANDLEIDING EN GEBRUIKSAANWIJZING
VERS. 001
NL
- 2 -
NL
Via E. Majorana , 49 48022 Lugo (RA) ITALY
“CE” VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
volgens de Machinerichtlijn 89/392/EEG, bijlage IIA
Hierbij wordt verklaard dat de airconditioner, waarvan de gegevens hieronder vermeld worden,
ontworpen en geconstrueerd is op een manier die in overeenstemming is met de essentiële
veiligheids- en gezondheidseisen zoals bepaald door de Europese Richtlijn ten aanzien van de
Veiligheid van Machines.
Deze verklaring is niet geldig meer indien er zonder onze schriftelijke goedkeuring
wijzigingen aan het apparaat aangebracht worden.
Machine: AIRCONDITIONER
Model: ICEBERG .......
Serienummer: ....................
Referentierichtlijnen:
Machinerichtlijn (89/392/EEG) in de versie 91/31/EEG
Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG).
Elektromagnetische compatibiliteit (89/336/EEG) in de versie 93/31/EEG
In het bijzonder toegepaste geharmoniseerde normen: EN 292-1; EN 292-2, EN 60204-1
DATUM ......03/01/2000........ DE PRESIDENT
- 3 -
NL
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING .........................................................................................................................blz. 4
1.1 Doel en toepassingsgebied van de handleiding .................................................................. blz. 4
1.2 Symbolen en definities ........................................................................................................ blz. 4
1.3 Algemene informatie ........................................................................................................... blz. 4
2 IDENTIFICATIE VAN DE AIRCONDITIONER ...................................................................blz. 5
2.1 Onderdelen ......................................................................................................................... blz. 5
2.2 Identificatieplaatje ................................................................................................................ blz. 5
2.3 Technische gegevens ......................................................................................................... blz. 5
3 TRANSPORT, HANTERING, OPSLAG ............................................................................. blz. 6
3.1 Opslag................................................................................................................................. blz. 6
3.2 Gewicht ............................................................................................................................... blz. 6
3.3 Hantering ............................................................................................................................. blz. 6
4 INSTALLATIE ..................................................................................................................... blz. 6
4.1 Inleidende informatie ........................................................................................................... blz. 6
4.2 Installatie ............................................................................................................................. blz. 6
4.2.1 Het gat van het dakluik gebruiken ........................................................................................ blz. 7
4.2.2 Een nieuw gat maken.......................................................................................................... blz. 7
4.2.3 Voedingskabel ..................................................................................................................... blz. 8
4.3 Plaatsing van de airconditioner ........................................................................................... blz. 9
4.4 Installatie van de stromingsspreider.................................................................................. blz. 10
5 GEBRUIKSAANWIJZING................................................................................................. blz. 11
5.1 Voorwoord ..........................................................................................................................blz. 11
5.2 Controles vooraf.................................................................................................................blz. 11
5.3 Luchtspreidingsmondstukken ............................................................................................blz. 11
5.4 Bedieningspaneel...............................................................................................................blz. 11
5.5 Het apparaat aanzetten ......................................................................................................blz. 11
5.6 Ventilatie ............................................................................................................................ blz. 12
5.7 Verwarming ....................................................................................................................... blz. 12
5.8 Het apparaat uitschakelen................................................................................................. blz. 13
5.9 Veiligheidsvoorschriften..................................................................................................... blz. 13
5.10 Storingen opzoeken........................................................................................................... blz. 13
6 ONDERHOUD.................................................................................................................. blz. 14
6.1 Onderhoudswerkzaamheden............................................................................................ blz. 14
7 HET APPARAAT AFDANKEN ...........................................................................................blz. 14
8 AANWIJZINGEN VOOR HET OPZOEKEN VAN STORINGEN...................................... blz. 15
Elektrisch schema .................................................................................................................... blz. 18
Reserveonderdelen ................................................................................................................. blz. 19
Lijst van de reserveonderdelen ............................................................................................. blz. 21
Algemene garantievoorwaarden.............................................................................................blz. 23
- 4 -
NL
1 INLEIDING
Lees alvorens ook maar
iets aan de airconditioner te gaan doen eerst
deze handleiding aandachtig door.
1.1 Doel en toepassingsgebied van handleiding
Deze handleiding is geschreven door de
Constructeur met het doel alle inlichtingen en
aanwijzingen te verstrekken die noodzakelijk zijn
om alle handelingen in het kader van het onderhoud
en het gebruik van de airconditioner op een juiste
en veilige manier te kunnen verrichten.
De handleiding maakt onlosmakelijk deel uit van
het materiaal dat bij de levering van de
airconditioner inbegrepen is; de handleiding dient
gedurende heel de levensduur van airconditioner
goed bewaard te worden en dient beschermd te
worden tegen alle invloeden waardoor de
handleiding aangetast kan worden.
De handleiding moet altijd bij de airconditioner zitten
ook indien het apparaat op een nieuw voertuig
geïnstalleerd wordt of indien het apparaat van
eigenaar verwisselt.
De inlichtingen die in deze handleiding opgenomen
zijn, zijn bestemd voor degenen die de
airconditioner zullen installeren en voor al degenen
die bij het onderhoud en het gebruik betrokken zijn.
In de handleiding is het doel vastgesteld waarvoor
het apparaat geconstrueerd is en de handleiding
bevat alle inlichtingen die noodzakelijk zijn om een
veilig en juist gebruik ervan te waarborgen.
De constante inachtneming van de aanwijzingen
die in deze handleiding staan is een garantie voor
de veiligheid van de gebruiker, een zuinig bedrijf
en een langere levensduur van het apparaat.
Om het lezen ervan te bevorderen is de handleiding
ingedeeld in verschillende delen waarin de
belangrijkste beginselen naar voren komen;
raadpleeg de beschrijvende inhoudsopgave om de
verschillende onderwerpen snel te kunnen vinden.
De tekstgedeelten waar niet aan voorbij gegaan
mag worden zijn vetgedrukt en worden
voorafgegaan door de hieronder afgebeelde en
vastgestelde symbolen.
Er wordt dringend geadviseerd om datgene wat in
deze handleiding en in de documenten waarnaar
verwezen wordt staat aandachtig te lezen; alleen
op die manier wordt ook na verloop van tijd de
goede werking van de airconditioner, de
betrouwbaarheid ervan en de bescherming van
personen en voorwerpen tegen schade
gewaarborgd.
Opmerking: De inlichtingen die in deze publicatie
opgenomen zijn, zijn juist op het moment van het
ter perse gaan van deze publicatie, maar kunnen
zonder voorafgaand bericht gewijzigd worden.
1.2 Symbolen en definities
Geeft aan dat er oplettendheid
geboden is om niet aan ernstige gevolgen
blootgesteld te worden die aanleiding kunnen geven
tot de dood van het personeel of mogelijke schade
aan de gezondheid.
Geeft een situatie aan die kan
optreden tijdens de levensduur van een product,
een systeem of een installatie die geacht wordt
gevaren met zich mee te brengen voor wat betreft
schade aan personen, aan eigendommen, aan de
omgeving of financiële verliezen.
Geeft aan dat er oplettendheid
geboden is om niet aan ernstige gevolgen
blootgesteld te worden die aanleiding kunnen geven
tot schade aan materiële zaken zoals de bronnen
of het product.
Aanwijzingen die bijzonder
belangrijk zijn.
De tekeningen worden bij wijze van voorbeeld
verstrekt.
Ook als het apparaat waar u over beschikt verschilt
van de illustraties die in deze handleiding
opgenomen zijn gelden de veiligheid en de
aanwijzingen eveneens voor dat apparaat.
De constructeur, bij het hanteren van een beleid in
het kader waarvan ernaar gestreefd wordt het
product constant te ontwikkelen en te vernieuwen,
kan zonder voorafgaand bericht wijzigingen
aanbrengen.
1.3 Algemene informatie
De airconditioners ICEBERG 3500 zijn ontworpen
om geïnstalleerd te worden op het dak van
voertuigen.
De airconditioners werken op een voeding van
wisselstroom van 230 VAC - 50 Hz.
De voedingsspanning mag
nooit minder zijn dan 210 VAC en de frequentie
moet stabiel zijn op 50 Hz.
Het gebruik van de airconditioners op een andere
spanning dan de aangegeven spanning heeft niet
alleen nadelige gevolgen voor het goede rendement
ervan maar kan bovendien riskant blijken te zijn
voor de ongeschonden toestand van het apparaten.
HANDLEIDING
- 5 -
NL
2.2 Identificatieplaatje
1 Model
2 Code van het apparaat
3 Serienummer
4 Vermogen van de compressor
5 Vermogen van het verwarmingsapparaat
6 Soort en hoeveelheid koelmiddel (gas)
2.3 Technische gegevens
ICEBERG
3.500 3.500R
Koelcapaciteit 3500 BTU 3500 BTU
Aantal ventilatiesnelheden 3 3
Voeding 230 V 50Hz 230 V 50Hz
Verbruik 2,4 A 2,4 A
Startstroom 15 A (0,15 sec.)
15 A (0,15 sec.)
Opgenomen vermogen 530 W 530 W
Koelmiddel (gas) R 134 C R 134 C
Vereiste generator 1500 W 1500 W
Luchtdoorstroomhoeveelheid 240 m
3
/h 240 m
3
/h
Vermogen
verwarmingsapparaat - 1000 W
Hoogte stromingsspreider 5,5 cm 5,5 cm
Afmetingen (hxlxb) 24x101x62cm 24x101x62cm
Gewicht 34 Kg 34 Kg
2 IDENTIFICATIE VAN DE AIRCONDITIONER
2.1 Onderdelen (fig. 1)
1 Ventilatieroosters
2 Bovenste kap
3 Sticker met technische gegevens
4 Stromingsspreider
5 Draaibare luchtuitstroommondstukken
6 Aanzuigrooster omgevingslucht
7 Keuzeschakelaar ventilatiesnelheid
8 Bedieningsknop thermostaat
9 Keuzeschakelaar koude/warme lucht
10 Aan/uit schakelaar
1
2
4
6
3
7
8
5
1
9
10
32
4
1
6
5
ICEBERG3500R
CODE : 00640 S.N.000303266
Refrigerating yeld : ...............1,0 KW
Voltage :..............................230 V a.c.
Frequency : ................................50 Hz
Inlet Power : (cooling)........... 530 W
Air hater : ................................1000 W
Gas ................................. g.370 R134C
Weight :...................................... 34 Kg
8 0 1 5564 0060407
- 6 -
NL
3 TRANSPORT, HANTERING, OPSLAG
3.1 Opslag
De airconditioner wordt met het oog op het transport
met een adequate kartonnen verpakking
beschermd. De airconditioner moet horizontaal
opgeslagen worden op een overdekte, droge en
geventileerde plaats.
De verpakking laat het toe om maximaal 5 (vijf)
airconditioners bovenop elkaar te stapelen.
De verpakking mag niet
ondersteboven geplaatst worden. De juiste
stand blijkt uit het betreffende symbool (
) dat
op de verpakking aangegeven staat.
Het bovenop elkaar stapelen
van meer dan 5 airconditioners inclusief
verpakking tast niet alleen de goede staat van
het apparaat aan maar brengt bovendien risico’s
voor personen met zich mee.
3.2 Gewicht
Het gewicht zonder verpakking bedraagt:
ICEBERG 3500 34 kg
3.3 Hantering
De airconditioners kunnen inclusief de verpakking
met behulp van gangbare hef- en
transportwerktuigen verplaatst worden.
De dozen zijn voorzien van afstandshouders
waardoor het mogelijk is de vorken van de heftruck
erin te steken.
Tijdens het ophijsen en
verplaatsen van de apparaten moeten de
veiligheids-en de ongevalpreventievoorschriften
in acht genomen worden. Er dienen hef- en
transportwerktuigen gebruikt te worden
waarvan het draagvermogen groter is dan de
last die opgehesen dient te worden.
4 INSTALLATIE
4.1 Inleidende informatie
Alvorens de airconditioner te
installeren is het absoluut noodzakelijk om deze
aanwijzingen te lezen om geen installatiefouten
te begaan.
Een verkeerde installatie van de
airconditioners kan onherstelbare schade aan
het apparaat berokkenen en de veiligheid van
de gebruiker in gevaar brengen.
Mocht de installatie van de airconditioners niet
overeenstemmen met de aanwijzingen die in deze
handleiding opgenomen zijn dan wijst de fabrikant
elke aansprakelijkheid voor de slechte werking en
de veiligheid van de airconditioner op grond van de
Machinerichtlijn 89/392/EEG van de hand.
Bovendien kan de fabrikant op geen enkele wijze
aansprakelijk gesteld worden voor schade aan
voorwerpen of personen.
De installatiewerkzaamheden
mogen uitsluitend door vakmensen die naar
behoren geïnstrueerd zijn uitgevoerd worden.
4.2 Installatie
Alvorens tot de installatie over
te gaan moeten eerst alle elektrische voedingen
van het voertuig uitgeschakeld worden:
de pluspool van de accu
de generator (indien aanwezig)
en de elektrische aansluiting aan de buitenkant.
Indien de hierboven vermelde
aanwijzingen niet in acht genomen worden kan
dit elektrische ontlading tot gevolg hebben.
Alvorens op het dak van het
voertuig te klimmen is het verplicht om na te
gaan of dit dusdanig gebouwd is om erop te
lopen. Controleer dit samen met de bouwer van
het voertuig. Als dit niet het geval is moet er
gebruik gemaakt worden van een speciale
stelling met afrastering.
- 7 -
NL
De eerste handeling die verricht moet worden om
de airconditioners op de juiste manier te installeren
is zorgvuldig controleren of het dak van het voertuig
berekend is op het gewicht ervan; als dit niet het
geval is moet u het dak naar behoren verstevigen.
Kies een plaats in het midden van het dak die vlak
en horizontaal genoeg is en ga aan de binnenkant
van het voertuig na dat er geen enkel obstakel is
waardoor de bevestiging van de stromingsspreider
[fig. 1 ref. 4] en het uitstromen van koele lucht uit
de draaibare luchtspreidingsmondstukken [fig. 1
ref. 5] belemmerd kan worden.
Om de airconditioner op het dak te installeren kunt
u kiezen uit twee mogelijkheden:
u kunt gebruik maken van de ventilatieopeningen
die reeds in het voertuig aanwezig zijn (dakluik);
u kunt een nieuw gat maken.
4.2.1 Het gat van het daluik gebruiken
Dit is mogelijk mits het gat de volgende afmetingen
heeft 400 x 400 mm.
Voor de afmetingen van de airconditioners en de
gaten die noodzakelijk zijn voor de installatie moet
u figuur 2 raadplegen.
Draai alle schroeven waarmee het paneel aan het
dak bevestigd is eruit en haal het paneel uit het gat.
Verwijder al het afdichtingsmateriaal dat rondom het
gat aangebracht is [fig. 3 ref. 1] met een plaatsmes
en dicht alle gaten van de schroeven en de
verbindingsleidingen af met kit of stopverf die
makkelijk verkrijgbaar is bij speciaalzaken [fig. 3
ref. 2].
Al het afvalmateriaal, lijm,
silicone en afdichtingen mogen niet achteloos
weggegooid worden maar moeten in speciale
afvalbakken gedeponeerd worden en ingeleverd
worden bij de inzamel-en
afvalverwerkingsdiensten.
4.2.2 Een nieuw gat maken
Kies een plaats in het midden van het dak tussen
de beide langsliggers en teken met een stift de
contouren af van een vierkant gat van 400 mm aan
weerskanten [fig. 4 ref1].
Zaag het gat voorzichtig met een handzaag in het
dak en pas op dat u eventuele elektrische kabels
niet doorzaagt [fig. 4 ref. 2].
Zet een veiligheidsbril op en
trek beschermende handschoenen aan voordat
u elektrisch gereedschap of handzagen
gebruikt.
Maak ter versteviging een omrandingsprofiel
rondom het gat en boor aan één kant een gat om
de voedingskabel erdoor te kunnen laten lopen [fig.
5].
3
1
2
2
1010
615395
180
400
400400
620
1010
615395
240
400
- 8 -
NL
6
4.2.3 Voedingskabel
Voor de elektrische voeding van de airconditioner
moet er een driepolige kabel (fase-nul-aarde) met
een minimum doorsnede van 2,5 mm2 aangelegd
worden. De elektrische voedingskabel moet aan het
ene uiteinde op de thermische magneetschakelaar
aangesloten worden, die eerst in de elektrische
verdeelkast van het voertuig gemonteerd is en het
andere uiteinde moet u bij het gat dat in het dak
aangebracht is laten uitkomen, waarbij u de kabel
uit het gat in het verstevigingsprofiel moet laten
lopen en circa 50 cm extra moet doortrekken zodat
u de kabel makkelijker op de airconditioner kunt
aansluiten [fig. 6].
1
5
4
2
Verzeker u er altijd van
alvorens welke elektrische aansluiting dan ook
tot stand te brengen dat er in de verdeelkast en
op het uiteinden van de kabels geen spanning
staat.
Het is absoluut noodzakelijk dat de voeding van de
airconditioner tot stand gebracht wordt met een
aparte kabel en voorzien wordt van een zekering
van 10 A.
De elektrische voedingskabel
moet in kabelmantels gelegd worden die in staat
zijn om onder alle gebruiksomstandigheden van
het voertuig een goede isolatie te waarborgen.
Indien de ventilatieopening benut wordt kunt u de
bestaande kabel gebruiken mits de afmetingen en
de doorsnede geschikt zijn.
- 9 -
NL
4.3 Plaatsing van de airconditioner
Alvorens de airconditioner op het dak van het
voertuig te plaatsen moet er rondom de randen van
de opening een voldoende hoeveelheid langzaam
drogende afdichtingskit aangebracht worden.
Zet de airconditioner op het dak van het voertuig
[fig. 7 ref. 2] en plaats de airconditioner op het gat
dat u daarvoor heeft gemaakt en van afdichtingskit
voorzien heeft, waarbij u er rekening mee moet
houden dat het gedeelte met het ventilatierooster
naar de achterkant van het voertuig gedraaid moet
worden. De op figuur 7 afgebeelde pijl geeft de
rijrichting van het voertuig aan.
De steunafdichting van de
airconditioner gelijk met de rand van het
gemaakte gat aan de achterkant van de
airconditioner aangebracht worden
[fig. 7 ref. 1].
Ga via de binnenkant van het voertuig te werk en
verplaats de airconditioner net zolang totdat de
afdichting aan de achterkant van de airconditioner
gelijk met de opening in het dak komt te zitten.
De luchtuitstroommondstukken zijn
verlengbaar [fig. 8] en kunnen dus gebruikt
worden als het dak een dikte heeft van tussen
de 30 en de 80 mm. Als het dak dikker is dan
zijn er grotere luchtuitstroommondstukken
verkrijgbaar.
Maak het verankeringsprofiel [fig. 9 ref. 1] aan de
airconditioner vast zoals afgebeeld op figuur 9 en
maak daarbij gebruik van de vier speciale
schroeven [fig. 9 ref. 2] maar draai de schroeven
nog niet aan.
Druk niet te hard op de
afdichting, hij mag namelijk niet verder dan 10
mm ingedrukt worden [fig. 9 ref. 3].
Wordt er te hard op de afdichting gedrukt dan
kan het steunvlak van de airconditioner
beschadigd worden en dit heeft bovendien
nadelige gevolgen voor de perfecte waterdichte
sluiting van de afdichting.
9
8
7
- 10 -
NL
13
12
11
1
2
4.4 Installatie van de stromingsspreider
Nadat u de airconditioner aan het dak van het
voertuig bevestigd heeft moet u de elektrische
voedingskabel aansluiten op de
aansluitklemmenstrook [fig. 10 ref. 3] die op de
stromingsspreider aangebracht is, waarbij u de op
het zelfklevende etiket aangegeven posities moet
aanhouden:
blauwe draad: nul
bruine draad: fase
geel-groene draad: aardaansluiting (
)
Sluit de connector van de meerpolige kabel [fig.
10 ref. 2] die van de stromingsspreider afkomstig
is aan op de connector van de airconditioner [fig.
10 ref. 1]. Steek de beide connectoren in elkaar en
duw ze aan totdat zij goed vastklikken.
10
Alvorens de stromingsspreider
aan het plafond van het voertuig te bevestigen
moet u zich ervan verzekeren dat er geen enkele
kabel tegen de weerstanden van de
snelheidkeuzeschakelaar van de ventilatoren
[fig. 11 ref. 1] aankomt omdat deze als de
airconditioner in werking is erg heet worden en
een ernstig risico voor de ongeschonden
toestand van de isolatie van de elektrische
kabels met zich mee brengt.
Controleer of de beide weerstanden van de
snelheidkeuzeschakelaar van de ventilatoren
niet met elkaar in aanraking komen [fig. 12 ref.
1] maar of zij goed gescheiden zijn [fig. 12 ref.
2]. Controleer of de voedingskabel niet te lang
is en de luchtinstroommondstukken niet afdekt
[fig. 1 ref. 6].
Verleng de luchtuitstroommondstukken [fig. 13 ref.
1] 1 cm ten opzichte van de dikte van het dak, plaats
ze tussen de stromingsspreider [fig. 13 ref. 2] en
de luchtuitstroommondstukken van de
airconditioner [fig. 13 ref. 3]. Bevestig de
stromingsspreider met behulp van de speciale vier
schroeven aan het profiel [fig. 13 ref. 4] waarbij u
ervoor moet zorgen dat de
luchtuitstroommondstukken [fig. 13 ref. 1] tussen
de stromingsspreider [fig. 13 ref. 2] en de
afdichtingen [fig. 13 ref. 6] vastgeklemd worden.
1
- 11 -
NL
14
5 GEBRUIKSAANWIJZING
5.1 Voorwoord
De Constructeur kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor schade die
voortgevloeid is uit het niet functioneren van
de airconditioner.
De airconditioner bestaat uit een compressor die
op wisselstroom 230 V 50 Hz werkt. De compressor
zorgt ervoor dat het koelmiddel (gas) dat in een
spiraal zit onder druk gezet wordt. Wordt het spiraal
geventileerd geeft het de tijdens de compressiefase
ontwikkelde warmte af.
Daarna wordt het koelgas in een condensator geleid
die de taak heeft om ervoor te zorgen dat het gas
uitzet waardoor het de hitte van de lucht die door
de condensator stroomt absorbeert.
De koele lucht wordt door een ventilator met
regelbare snelheid in het voertuig verspreid.
Een thermostaat regelt de temperatuur van de lucht.
De ICEBERG kan in de zomerperiode koude lucht
verstrekken en in de winterperiode warme lucht.
Alvorens de airconditioner in werking te stellen,
nadat uw voertuig lange tijd in de zon heeft gestaan,
doet u er goed aan om de deuren en de ramen
open te zetten om de warmte die binnen is ontstaan
te laten ontsnappen. Doe zodra de
binnentemperatuur hetzelfde niveau als de
buitentemperatuur heeft bereikt alle ramen en
deuren weer dicht en stel de
airconditioningsinstallatie in werking. Doe de ramen
en de deuren nu niet meer open, maar doe dit alleen
als het nodig is.
Om een beter rendement te verkrijgen verdient het
aanbeveling één van de
luchtuitstroommondstukken naar de deur te richten
zodat als de deur open wordt gedaan er geen
warme lucht binnenkomt.
5.2 Controles vooraf
Alvorens de airconditioner aan te zetten moet u
enkele eenvoudige handelingen verrichten.
Controleer of de condensafvoeropeningen niet
verstopt zijn
[fig. 13 ref. 5].
Controleer of de voedingsspanning en -frequentie
overeenstemmen met de gegevens die in de vorige
paragraaf staan vermeld.
Controleer of er niets is dat de luchtcirculatie in
de betreffende leidingen en ventilatieopeningen kan
belemmeren.
De ventilatieroosters aan de buitenkant moeten
altijd vrij zijn om ervoor te kunnen zorgen dat de
werking van de airconditioner altijd uiterst
doeltreffend is.
5.3 Luchtspreidingsmondstukken
In het paneel van de stromingsspreider [fig. 1 ref.
4] zijn five spreidingsmondstukken voor de koele of
de warme lucht [fig. 1 ref. 5] aangebracht.
Elk mondstuk is voorzien van twee beweegbare
klepjes waardoor het mogelijk is de luchtstroom te
verminderen en te richten [fig. 14]. Door op de
klepjes te drukken is het mogelijk de luchtstroom
te verminderen en het mondstuk zelfs volledig te
sluiten. Door aan de klepjes te draaien is het
mogelijk om de luchtstroom in alle richtingen te
draaien.
5.4 Bedieningspaneel (fig. 15)
Keuzeschakelaar van de ventilatorsnelheid [fig. 15 ref. 1].
Keuzeschakelaar ventilatie/koeling met thermostaat
[fig. 15 ref. 2].
Keuzeschakelaar koude lucht/warme lucht [fig. 15 ref. 3].
Aan/uit schakelaar [fig. 15 ref. 4].
5.5 Het apparaat aanzetten
De airconditioner is uitgerust
met een omgevingsthermostaat met een
minimum werkingstemperatuur van 18°C (+/- 1°C).
Onder deze temperatuur stelt de thermostaat
de compressor niet in werking waardoor het
risico van de vorming van ijs in de airconditioner
voorkomen wordt; de ventilatoren en de
verwarmingsfuncties blijven wel in werking.
U kunt de airconditioner aanzetten door de aan/uit
schakelaar [fig. 15 ref. 4] op de stand “ON” te
zetten.
Zet de keuzeschakelaar koude lucht/warme lucht
[fig. 15 ref. 3] op de symbolen
en
draai de thermostaatknop [fig. 15 ref. 2] naar rechts
en zet hem om de gewenste temperatuurstand.
De taak van de thermostaat is om ervoor te zorgen
dat de ingestelde temperatuur automatisch constant
blijft waarbij hij ervoor zorgt dat de compressor van
de airconditioner in- of uitgeschakeld wordt.
- 12 -
NL
De schaal van de temperaturen is aan de hand van
een aantal stippen die qua grootte verschillen
aangegeven.
De minimum koeltemperatuur is aan de hand van
de kleinste stip aangegeven en de maximum
koeltemperatuur aan de hand van de grootste stip
[fig. 15 ref. 2].
De thermostaat controleert de temperatuur
automatisch maar de snelheid van de ventilatoren
moet met de hand door de gebruiker ingesteld
worden.
De gewenste snelheid van de ventilatoren kan
ingesteld worden door aan de betreffende
keuzeschakelaar [fig. 15 ref. 1] te draaien.
Het is verstandig om de volgende instellingen aan
te houden:
Laagste snelheid-Laagste koelstand (‘s nachts)
Gemiddelde snelheid-Hoogste koelstand
Hoogste snelheid-Gemiddelde koelstand
Voor een doeltreffender gebruik van de airconditioner
adviseren wij u het volgende te doen:
Stel in het begin de hoogste koelstand en de
ventilatiesnelheid op 2 in.
Zodra de gewenste temperatuur bereikt is
adviseren wij u de ventilatiesnelheid op 1 in te stellen
en daarna de thermostaatknop naar links te draaien
totdat de compressor uit gaat (dit merkt u doordat
het apparaat minder lawaai maakt).
Stel nu de ventilatiesnelheid weer op 2 in waarna
het systeem de ingestelde temperatuur zal
handhaven.
5.6 Ventilatie
Als u de lucht in het voertuig wilt laten circuleren
zonder de lucht te verwarmen of te koelen moet u
het volgende doen:
Druk op de keuzeschakelaar koude lucht/warme
lucht [fig. 15 ref. 3] en zet de schakelaar op de
stand
.
Zet de thermostaatknop [fig. 15 ref. 2] op de stand
.
Druk op de aan/uit schakelaar [fig. 15 ref. 4] en
zet de schakelaar op
.
Stel de gewenste ventilatiesnelheid in [fig. 15 ref. 1].
5.7 Verwarming
Het elektrische verwarmingsapparaat van de
airconditioner kan een verwarmingsinstallatie met
een verwarmingsketel niet volledig vervangen maar
is nuttig om de lucht ‘s ochtends of op dagen waarop
het fris is een beetje te verwarmen.
Druk op de keuzeschakelaar koude lucht/warme
lucht en zet de schakelaar op de stand
.
Zet de thermostaatknop [fig. 15 ref. 2] op de stand
.
Druk op de aan/uit schakelaar [fig. 15 ref. 4]
en zet de schakelaar op
.
Stel de ventilatiesnelheid op stand 1 of 2 in [fig.
15 ref. 1].
15
1
3 4
2
4
3
1
2
- 13 -
NL
5.8 Het apparaat uitschakelen
U kunt de airconditioner uitschakelen door de
schakelaar [fig. 15 ref. 4] op de stand
te zetten.
Nadat u de airconditioner
door middel van de thermostaatknop of de aan/
uit schakelaar uitgeschakeld heeft moet u
ALTIJD minimaal 3 minuten wachten voordat u
het apparaat opnieuw aan kunt zetten om het
koelmiddel de gelegenheid te geven de druk
ervan te stabiliseren. Als u dit niet doet dan
loopt u het risico dat de compressor
onherstelbaar beschadigd wordt.
5.9 Veiligheidsvoorschriften
Gebruik altijd geaarde stopcontacten die beveiligd
zijn met een aardlekschakelaar.
Gebruik de airconditioner niet in de buurt van
brandbare vloeistoffen of in gesloten vertrekken.
Gebruik de airconditioner niet voor andere
doeleinden dan de door de Constructeur bepaalde
doeleinden.
Verander en stel geen enkel onderdeel van de
airconditioner op eigen gezag af.
Gebruik originele reserveonderdelen.
De onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
dienen door vakmensen uitgevoerd te worden.
De installatie moet door vakmensen uitgevoerd
worden.
Laat kinderen of dieren niet in de buurt van het
apparaat komen.
Steek uw handen niet in de ventilatieroosters.
Doe geen vreemde voorwerpen in de
ventilatieopeningen.
Indien de airconditioner aan stoten blootgesteld
is moet u voordat u het apparaat weer in gebruik
neemt eerst door vakmensen laten controleren of
het apparaat intact is.
In geval van brand mag de bovenste kap van de
airconditioner absoluut niet opengedaan worden
maar moet u goedgekeurde blusapparaten
gebruiken.
In geval van brand mag u geen water gebruiken
om de brand te blussen.
5.10 Storingen opzoeken
Een niet bevredigende prestatie van de
airconditioner is in de meeste gevallen niet
afhankelijk van een slechte werking van het
apparaat maar van verkeerd gebruik.
De airconditioner is te klein voor de hoeveelheid
lucht die behandeld moet worden.
De wanden van het voertuig zijn niet voldoende
geïsoleerd.
De deuren worden te vaak opengedaan.
Er bevinden zich te veel personen in het voertuig.
De spanning is lager dan 230 V.
Wij geven een overzicht van de storingen, die
eventueel kunnen optreden, met de betreffende
oorzaken en oplossingen.
1) De airconditioner start niet:
controleer of de aan/uit schakelaar op de stand ON
staat [fig. 15 ref. 4], of de thermostaatknop op de hoogste
koelstand staat [fig. 15 ref. 2] en of de keuzeschakelaar
van de ventilatiesnelheid op stand 1 staat [fig. 15 ref. 1];
controleer daarna of de stopcontacten onder spanning
staan door er een ander elektrisch apparaat op aan te
sluiten of door dit met een voltmeter te controleren.
2) De compressor functioneert niet:
• om ervoor te zorgen dat de compressor functioneert
moet de thermostaatknop [fig. 15 ref. 2] op de koelstand
staat, de keuzeschakelaar warme/koude lucht op de
koudeluchtstand en de ventilatiesnelheid minimaal op
stand 1 staan.
3) De ventilatoren functioneren niet:
• controleer of de aan/uit schakelaar [fig. 15 ref. 4] op
de stand ON staat, en of de keuzeschakelaar van de
ventilatiesnelheid [fig. 15 ref. 1] op stand 1 staat.
4) De ventilator van de condensator functioneert niet:
• controleer of de ventilator van de condensator niet
geblokkeerd wordt door vreemde voorwerpen.
5) De verwarmingsweerstand functioneert niet:
• controleer of de keuzeschakelaar warme/koude lucht
op de warmeluchtstand staat [fig. 15 ref. 3].
6) Het rendement van de airconditioner is gering:
• als het rendement van de airconditioner gering is moet
het luchtfilter, de condensator en de verdamper met spe-
ciale reinigingsmiddelen schoongemaakt worden. Het
verdient aanbeveling om als de airconditioner lange tijd
niet in gebruik is geweest deze onderdelen voor gebruik
eerst schoon te maken. Als de airconditioner ondanks
het schoonmaken van de warmtewisselaars nog steeds
het oorspronkelijke rendement niet levert dan moet de
hoeveelheid koelgas gecontroleerd worden.
- 14 -
NL
6 ONDERHOUD
6.1 Onderhoudswerkzaamheden
Om ervoor te zorgen dat de airconditioner goed blijft
functioneren is het belangrijk dat u het apparaat
één of twee keer per jaar aan de binnenkant grondig
schoonmaakt of grondig laat schoonmaken.
Alvorens aan de binnenkant van
de airconditioner te gaan werken is het absoluut
noodzakelijk dat u de voeding van 230 V uitschakelt
en wacht totdat alle onderdelen afgekoeld zijn.
Haal de buitenste kap eraf en spuit een speciaal
reinigingsmiddel op de warmtewisselaars
(verdamper en condensator) en spoel ze af door
om al het vuil te verwijderen.
Controleer of de condensafvoeropeningen vrij zijn
[fig. 13 ref. 5].
Controleer of de afdichtingen in goede staat
verkeren en of er geen water in het voertuig
binnendringt.
Elk spoor van oxydatie moet verwijderd worden
en de metalen delen moeten beschermd worden
met geschikte lak.
Controleer of de isolatie van de elektrische kabels
intact is en verwijder eventuele sporen van vocht.
Controleer of alle schroeven goed aangedraaid
zijn.
Tijdens de winterstalling adviseren wij u de
airconditioner tegen het binnendringen van stof te
beschermen door gebruik te maken van de specia-
le afdekkingen die als optie verkrijgbaar zijn,
bestelnr. 639.
7 HET APPARAAT AFDANKEN
Indien u het apparaat wilt afdanken is het verstandig
om u tot gespecialiseerde bedrijven te wenden.
Al het afvalmateriaal mag niet
achteloos weggegooid worden maar moet bij
de speciale Inzameldiensten ingeleverd worden.
- 15 -
NL
8 AANWIJZINGEN VOOR HET OPZOEKEN VAN STORINGEN
Alvorens de hieronder vermelde controles te verrichten moet u eerst controleren of de
aan/uit schakelaar op de stand ON [fig. 15 ref. 4] staat, of de thermostaatknop op de hoogste koelstand
staat [fig. 15 ref. 2] en of de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid op stand 1 staat [fig. 15 ref. 1].
1) STORING De airconditioner start niet
CONTROLE Controleren of er op de ingangsvoedingsklem van de airconditioner tussen de blauwe en de
gele draad een spanning is van 230 VAC [fig. 16 ref. 4].
ACTIE De thermische magneetschakelaar en de zekering op de voedingslijn controleren en controleren
of de voedingslijn intact is.
CONTROLE Controleren of er tussen de blauwe en de bruine draad van de transformator een spanning is
van 230 VAC [fig. 16 ref. 15].
ACTIE Controleren of de aan/uit schakelaar en de aansluitingen intact zijn, ze eventueel vervangen of
opnieuw aansluiten [fig. 15 ref. 1].
CONTROLE Controleren of er tussen de roze en de gele draad van de transformator een spanning is van 12
VAC [fig. 16 ref. 15].
ACTIE Als er geen spanning is de transformator vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de roze draad en de paarse draad van de transformator een spanning
is van 12 VAC.
ACTIE Als er geen spanning is de transformator vervangen.
CONTROLE De beide blauwe draden van de printplaat van het DC voedingsapparaat loskoppelen en
controleren of er tussen de beide uiteinden stroomcontinuïteit is [fig. 16 ref. 14].
ACTIE Als er geen stroomcontinuïteit is moet de inductantie vervangen worden [fig. 16 ref. 13].
CONTROLE Controleren of er tussen de rode en de zwarte draad op de printplaat van het DC
voedingsapparaat een spanning is van 12 VDC [fig. 16 ref. 14].
ACTIE Als er geen stroomcontinuïteit is de printplaat van het voedingsapparaat vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de zwarte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] en de rode draad van de
keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 18 ref. 8] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren [fig. 16 ref. 7].
CONTROLE Controleren of er op de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] tussen de
oranje draad en de zwarte draad van het relais een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de witte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] en de blauwe draad van de
ingangsvoedingsklem [fig. 16 ref. 4] een spanning is van 230 VAC.
ACTIE Het relais vervangen.
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
koudeluchtstand staat tussen de roze en de blauwe draad van de ingangsvoedingsklem [fig.
16 ref. 4] een spanning is van 230 VAC.
ACTIE De keuzeschakelaar warme/koude lucht vervangen.
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
warmeluchtstand staat tussen de grijze en de blauwe draad van de ingangsvoedingsklem [fig.
16 ref. 4] een spanning is van 230 VAC.
ACTIE De keuzeschakelaar warme/koude lucht vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de paarse draad van de thermostaat [fig. 16 ref. 5] een spanning is
van 230 VAC. (Als de omgevingstemperatuur lager is dan 16°C dan sluit de thermostaat de
contacten niet; deze test dient dus verricht te worden bij een omgevingstemperatuur van boven
de 20°C).
ACTIE De thermostaat vervangen.
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
koudeluchtstand staat op de compressor [fig. 16 ref. 11], nadat u de plastic zijkap verwijderd
heeft, tussen de blauwe en de witte draad een spanning is van 230 VAC, of er tussen de zwarte
en de witte draad een spanning is van 230 VAC en of er tussen de oranje en de witte draad een
spanning is van circa 250 VAC.
- 16 -
NL
ACTIE De connector en de bedrading controleren.
De thermische magneetschakelaar op de compressor vervangen.
De condensator [fig. 16 ref. 10] vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de groene draad van de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid
[fig. 16 ref. 8] en de zwarte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de zwarte en de groene draad van de ventilator van de verdamper
[fig. 16 ref. 9] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren.
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
koudeluchtstand staat tussen de beide bruine draden en de rode draad van de
keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE Controleren of de contacten 2 en 3 van de keuzeschakelaar warme/koude lucht gesloten zijn
en ze eventueel vervangen.
CONTROLE Controleren of er op de ventilator van de condensator [fig. 16 ref. 12] tussen de rode draad
en de zwarte draad een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De meerdradige connector en de bedrading controleren.
2) STORING De compressor functioneert niet
CONTROLE Controleren of er tussen de zwarte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] en de rode draad van
de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren [fig. 16 ref. 7].
CONTROLE Controleren of er op de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] tussen de
oranje en de zwarte draad van het relais een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de witte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] en de blauwe draad van
de ingangsvoedingsklem [fig. 16 ref. 4] een spanning is van 230 VAC.
ACTIE Het relais vervangen.
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
koudeluchtstand staat tussen de roze en de blauwe draad van de ingangsvoedingsklem [fig.
16 ref. 4] een spanning is van 230 VAC.
ACTIE De keuzeschakelaar warme/koude lucht vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de paarse draad van de thermostaat [fig. 16 ref. 5] en de blauwe
draad van de ingangsvoedingsklem [fig. 16 ref. 4] een spanning is van 230 VAC. (Als de
omgevingstemperatuur lager is dan 16°C dan sluit de thermostaat de contacten niet; deze
test dient dus verricht te worden bij een omgevingstemperatuur van boven de 20°C).
ACTIE De thermostaat vervangen.
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
koudeluchtstand staat op de compressor tussen de blauwe en de witte draad een spanning
is van 230 VAC, of er tussen de zwarte en de witte draad een spanning is van 230 VAC en of
er tussen de oranje en de witte draad een spanning is van circa 250 VAC.
ACTIE De connector en de bedrading controleren.
De thermische magneetschakelaar op de compressor vervangen.
De condensator vervangen [fig. 16 ref. 10].
3) STORING De ventilatoren functioneren niet
CONTROLE Controleren of er tussen de zwarte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] en de rode draad van
de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren [fig. 16 ref. 7].
CONTROLE Controleren of er tussen de groene draad van de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid
[fig. 16 ref. 8] en de zwarte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de zwarte en de groene draad van de ventilator van de verdamper
[fig. 16 ref. 9] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren.
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
koudeluchtstand staat tussen de beide bruine draden en de rode draad van de
- 17 -
NL
keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE Controleren of de contacten 2 en 3 van de keuzeschakelaar warme/koude lucht gesloten zijn
en ze eventueel vervangen.
CONTROLE Controleren of er op de ventilator van de condensator [fig. 16 ref. 12] tussen de rode en de
zwarte draad een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren.
4) STORING De ventilator van de condensator functioneert niet
CONTROLE Controleren of er terwijl de keuzeschakelaar warme/koude lucht [fig. 16 ref. 3] op de
koudeluchtstand staat tussen de beide bruine draden en de rode draad van de
keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE Controleren of de contacten 2 en 3 van de keuzeschakelaar warme/koude lucht gesloten zijn
en ze eventueel vervangen.
CONTROLE Controleren of er op de ventilator van de condensator [fig. 16 ref. 12] tussen de rode en de
zwarte draad een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren.
5) STORING De ventilator van de verdamper functioneert niet
CONTROLE Controleren of er tussen de groene draad van de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid
[fig. 16 ref. 8] en de zwarte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de zwarte en de groene draad van de ventilator van de verdamper
[fig. 16 ref. 9] een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De bedrading en de meerdradige connector controleren.
6) STORING De verwarmingsweerstand functioneert niet
CONTROLE Controleren of er op de keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid [fig. 16 ref. 8] tussen de
oranje draad en de zwarte draad van het relais een spanning is van 12 VDC.
ACTIE De keuzeschakelaar van de ventilatiesnelheid vervangen.
CONTROLE Controleren of er tussen de witte draad van het relais [fig. 16 ref. 2] en de blauwe draad van
de ingangsvoedingsklem [fig. 16 ref. 4] een spanning is van 230 VAC.
ACTIE Het relais vervangen.
7) STORING Het rendement van de airconditioner is gering
CONTROLE Controleren of het luchtfilter en de warmtewisselaars schoon zijn.
ACTIE Als tijdens de controle blijkt dat de airconditioner schoon is dan dient het koelgas bijgevuld te
worden om de aanvankelijke doeltreffende werking te herstellen.
Als volgt te werk gaan: de hogedrukklep openen [fig. 17 ref. 25] door de veiligheidsdop los
te draaien en met een puntig gereedschap aan de binnenzijde van de hogedrukklep duwen
waardoor het koelgas volledig kan ontsnappen.
De vacuümpomp op de hogedrukklep aansluiten en minimaal een uur lang laten werken.
De vacuümpomp snel loskoppelen en het vulstation onmiddellijk op de hogedrukklep
aansluiten en er 370 g R134C gas indoen.
Nadat het apparaat gevuld is de hogedrukklep weer met de speciale veiligheidsdop sluiten.
- 18 -
NL
ELEKTRISCH SCHEMA ICEBERG 3500
16
AIRCONDITIONER
1 Aan/uit schakelaar
2 Relais
3 Keuzeschakelaar koude/warme lucht
4 Voedingsaansluitklemmenstrook
5 Thermostaat
6 Keuzeschakelaar ventilatorsnelheid
7 Connector
8 Weerstand
9 Elektrische ventilator verdamper
10 Compressor
11 Elektrische ventilator condensator
12 Inductantie
13 Voedingsapparaat 12 VDC
14 Transformator 230/12
15 Gepantserde weerstand 1.5 omh/50W
STROMINGSSPREIDER
- 19 -
NL
17
- 20 -
NL
18
- 21 -
NL
- 22 -
NL
- 23 -
NL
Algemene garantievoorwaarden
De firma Telair verleent een garantie op haar producten voor gebreken en
materiaal- en/of constructiefouten.
De garantie wordt beschouwd beperkt te zijn tot het recht op kosteloos
omruilen of repareren van de onderdelen die binnen 12 maanden na de
datum van aankoop van het product naar het oordeel van Telair gebreken
mochten vertonen.
De kosten van smeermiddelen en verbruiksmaterialen zullen wel in rekening
gebracht worden.
In ieder geval wordt indien het product gebreken vertoont en/of niet goed
functioneert elk recht van de koper om
het contract te ontbinden;
schadevergoedingen voor schade aan personen of voorwerpen te
vorderen;
verlenging van de garantie te vragen uitgesloten.
Eventuele transportkosten zijn voor rekening van de koper en dit geldt ook
voor de kosten van door hem aangevraagde en door Telair aanvaarde
inspecties ter plaatse.
De garantie wordt alleen als geldig beschouwd als de klant in staat is om
een bewijs te tonen waaruit de verkoopdatum blijkt (aankoopnota of
kassabon).
Dit bewijs moet goed bewaard worden en getoond worden aan het
servicecentrum van Telair indien er om service gevraagd wordt.
Foto e disegni non contrattuali - Les photos et les dessins ne sont donnés qu’à titre indicatif.
We reserve the right to make technical changes without prior notice - Fotos und Zeichnungen
nicht vertraglich. Fotos y planos no indicados en contrato
AIR CONDITIONER
IN EUROPE:
GREAT BRITAIN - SCAN TERIEUR LTD
30, The Metro Centre, Tolpits Lane -
Watford,
Herts - England - WD18 9XG
Tel. 01923 800353 - Fax 01923 220358
HOLLAND - KARMAN AGENTUREN
Emmastraat, 31
1213 AJ Hilversum - Holland
Tel. 035 6240156 - Fax 035 6242141
FRANCE - GERARD DURAND
Lieu dit Borde Rouge
31590 Verfeil - France
Tel. 05 61356238 - Fax. 05 61743502
ESPAÑA - NAUCCA ACCESORIOS Y
REPUESTOS
Calle Pallars, 141 - 143 4°B
08018 Barcelona España
Tel. 093 3099537 - Fax. 093 4850700
ÖSTERREICH - TELECO GmbH
82041 Deisenhofen -
Tel. 08031 98939 - Fax. 08031 98949
www.telecogroup.com
IN DEUTSCHLAND
TELECO GmbH
82041 Deisenhofen - Tel. 08031 98939 -
Fax. 08031 98949
Mit unserer Servicenummer sind Sie
01805 006 857
direkt mit dem Teleco-Vertreter
in Ihrer Nähe verbunden.
KUNDENDIENST
BEI
AUSGEWÄHLTEN
BOSCH SERVICE!
IN EUROPE:
GREAT BRITAIN - SCAN TERIEUR LTD
30, The Metro Centre, Tolpits Lane - Watford,
Herts - England - WD18 9XG
Tel. 01923 800353 - Fax 01923 220358
HOLLAND - KARMAN AGENTUREN
Emmastraat, 31
1213 AJ Hilversum - Holland
Tel. 035 6240156 - Fax 035 6242141
FRANCE – BLEYS ANTOINE – BLEYS JEAN-PHILIPPE
19, Rue de la Parcheminerie
18700 Aubigny sur Nere - France
Tel. 02 48580367- Fax. 02 48583585
Mobil. 06 78262186 Mobil. 06 07012634
ESPAÑA - NAUCCA CARAVANING, S.A.
Poligono Industrial CAN ROQUETA 2 – Calle Can Lletget,2
08202 Sabadell (Barcelona) - España
Tel. 0937 457 054 - Fax. 0937 254 484
ÖSTERREICH TELECO GmbH
82041 Deisenhofen -
Tel. +49 08031 98939 - Fax. +49 08031 98949
www.telecogroup.com
IN DEUTSHLAND
TELECO GmbH
82041 Deisenhofen -
Tel. 08031 98939 - Fax. 08031 98949
www.telecogroup.com
Händler und Info in Ihrer Nähe:
01805 006857
Service für Teleco Anlagen in Deutschland:
09001000690
ITALY
Via E.Majorana 49
48022 LUGO( RA )
Tel. + 39 0545 25037
Fax.+ 39 0545 32064
Tel. Servizio Assistenza
899 899 856
www.telecogroup.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Telair Iceberg 3500 Handleiding

Type
Handleiding