Genius Brain 03 and Brain 04 de handleiding

Categorie
Poortopener
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

56
NEDERLANDS
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De apparatuur mod. BRAIN 03 - BRAIN 04
• in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG.
89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, 10-01-2007
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.57
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.57
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.57
4. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.58
4.1. KLEMMENBORD CN1 pag.58
4.2. KLEMMENBORD CN2 pag.58
4.3. KLEMMENBORD CN3 pag.59
4.4. KLEMMENBORD CN4 pag.59
5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR RADIO-AFSTANDSBEDIENING pag.60
6. WERKING MET ENCODER OF AMPEROMETRISCHE WERKING pag.60
7. CONTROLELEDS pag.60
8. WERKING VAN HET DISPLAY pag.60
9. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.61
10. PROGRAMMERING pag.62
11. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING pag.62
12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN pag.63
13. AANSLUITSCHEMA pag.63
14. BEDRIJFSLOGICA’S pag.64
15. BEVESTIGING KAART pag.66
57
NEDERLANDS
ELEKTRONISCHE APPARATUUR 24Vdc VOOR POORTEN MET DRAAIENDE VLEUGELS
GEBRUIKSAANWIJZINGEN - INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
Deze besturingsunit op 24 Vdc voor poorten met draaiende vleugels biedt hoge prestaties en een groot aantal rege-
lingen. Er zijn verlangzamingen mogelijk bij opening en sluiting, er kunnen één of twee motoren worden bestuurd, en
er kunnen eindschakelaars bij opening en sluiting en twee
TIMECODERS
worden beheerd.
Een gesofisticeerde elektronische besturing zorgt voor voortdurende bewaking van het voedingscircuit, en grijpt in
door de besturingsunit te blokkeren als er storingen ontstaan die de werking van de elektronische koppeling zouden
kunnen beïnvloeden.
De parameterwaarden en de bedrijfslogica’s worden ingesteld en weergegeven op een handig display, dat tijdens
de normale werking de status van de poort aangeeft. De bedrijfstijden worden geregeld door zelfleren tijdens de
programmeerfase.
In de waterdichte behuizing kunnen de besturingsunit, de ringtransformator, en eventuele bufferbatterijen (optioneel)
worden ondergebracht met de eigenschappen en afmetingen die in onderstaande tabel worden vermeld.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning van de transformator
Voedingsspanning van de transformator
230/115 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
230/115 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Voedingsspanning van de besturingsunit
Voedingsspanning van de besturingsunit
24 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
24 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Opgenomen vermogen
Opgenomen vermogen
3 W
Max. belasting motor
Max. belasting motor
70 W x 2
Max. belasting accessoires
Max. belasting accessoires
24Vdc 500mA
Max. belasting waarschuwingslamp/verlichting
Max. belasting waarschuwingslamp/verlichting
24Vdc 15W max.
Omgevingstemperatuur
Omgevingstemperatuur
-20°C +50°C
Veiligheidszekeringen
Veiligheidszekeringen
4
Bedrijfslogica’s
Automatisch / Automatisch “”stap voor stap”” / Halfauto-
matisch / Halfautomatisch “”stap voor stap”” / Gemeen-
schappelijke woonhuizen
Openings-/sluitingstijd
Openings-/sluitingstijd
Zelfleren in de programmeerfase
Zelfleren in de programmeerfase
Pauzetijd
Zelfleren in de programmeerfase
Zelfleren in de programmeerfase
Duwkracht
Vier niveaus, instelbaar via display
Verlangzamingen
Verlangzamingen
Bij opening en sluiting
Bij opening en sluiting
Ingangen op klemmenbord
Voeding 24 V~ / Voeding batterijen / Encoder / Volledige
opening / Opening voetgangers / Veiligheden opening
- sluiting / Stop / Eindschakelaar opening - sluiting
- sluiting / Stop / Eindschakelaar opening - sluiting
Connector voor radio
5-pins snelconnector
Uitgangen op klemmenbord
Voeding accessoires 24Vdc / Motor 24Vdc / Verlichting
- Waarschuwingslamp 24Vdc / Elektroslot 12 Vdc/~
- Waarschuwingslamp 24Vdc / Elektroslot 12 Vdc/~
Afmetingen kaart
Afmetingen kaart
165 x 130 mm.
Eigenschappen ringtransformator 230V~
Eigenschappen ringtransformator 230V~
prim. 230V~ / sec. 22V~ / 120VA
Eigenschappen ringtransformator 115V~
Eigenschappen ringtransformator 115V~
prim. 115V~ / sec. 20V~ / 120VA
Eigenschap optionele batterijen
Eigenschap optionele batterijen
12V - 4 Ah / dimens. 90 x 70 x 108 mm.
Eigenschappen houder voor buiten
Eigenschappen houder voor buiten
306 x 225 x 130 mm. - IP55
Afhankelijk van de netspanning kan er sprake zijn van andere uitgangswaarden op de 24 Vdc~ spanning. Vóór
de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden gecontroleerd. Deze mag
niet hoger zijn dan 26V~, zowel voor voeding op 230V~ als op 115V~. De spanning moet onbelast worden
gemeten, d.w.z. terwijl de transformator gevoed wordt maar afgekoppeld is van de kaart.
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Voor de persoonlijke veiligheid is het belangrijk dat alle aanwijzingen en instructies in dit boekje nauwkeurig
worden opgevolgd. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan leiden tot ernstig persoonlijk
letsel.
Controleer of er een geschikte veiligheidsschakelaar aanwezig is vóór de installatie, zoals voorgeschreven wordt door
de geldende normen, en zorg voor een alpolige automatische schakelaar op de voedingslijn.
Voor het plaatsen van de elektriciteitskabels moeten geschikte stijve en/of buigzame leidingen worden gebruikt.
Houd de verbindingskabels van accessoires op laagspanning altijd gescheiden van de 115/230 V~ voedingskabels.
Om interferenties te vermijden dienen aparte hulzen te worden gebruikt.
De lengte van de voedingskabels tussen de besturingsunit en de motoren mag maximaal 10 m. zijn. De
doorsnede van de kabels dient 2,5 mm² te bedragen.
Zie paragraaf 15 voor de bevestiging van de verschillende onderdelen in de waterdichte houder.
58
NEDERLANDS
4. AANSLUITINGEN EN WERKING
4.1. KLEMMENBORD CN1
4.1.1. VOEDING 22V
Klemmen “
VAC-VAC
”. Ingang waarmee het secundaire circuit moet worden verbonden met de transformator 24V~
50/60 Hz. Als de voeding afkomstig is van de transformator, wordt dat gesignaleerd doordat de led
ALIM
op het
klemmenbord brandt.
4.1.2. BATTERIJEN
Klemmen
+BAT - -BAT
”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de bufferbatterijen (optioneel) aan. De be-
sturingsunit kan werken met twee bufferbatterijen met minstens de eigenschappen die worden vermeld in de tabel
van paragraaf 2. Tijdens de normale werking zorgt de besturingsunit ervoor dat de batterijen opgeladen blijven; deze
treden in werking wanneer de voeding naar de transformator uitvalt.
De voeding door middel van alleen batterijen dient als een noodsituatie te worden gezien, het aantal ma-
noeuvres dat hiermee mogelijk is, is afhankelijk van de kwaliteit van de batterijen zelf, van de constructie die
verplaatst moet worden, van hoeveel tijd er verstreken is sinds de netvoeding is uitgevallen, enz. enz.
Neem de voedingspolen van de batterijen in acht.
4.1.3. ACCESSOIRES
Klemmen “
+24 - -24
”. Op deze klemmen moeten de voedingskabels van de accessoires worden aangesloten.
De belasting van de accessoires mag niet groter zijn dan 500 mA.
Deze klemmen hebben een gelijkstroomuitgang, let op de voedingspolen van de accessoires.
4.1.4. AARDE
Klem “
“. Op deze klem moet de aardkabel van de besturingsunit worden aangesloten.
De besturingsunit kan alleen correct functioneren als deze aansluiting is uitgevoerd.
4.2. KLEMMENBORD CN2
4.2.1. MOTORVERTRAGING 1
Klemmen
APM1 - CHM1
”. Bij toepassingen met dubbele vleugel moet op deze klemmen de motorvertraging worden
aangesloten die gemonteerd is op de vleugel die als eerste moet bewegen. Bij toepassingen met enkele vleugel
moet de motorvertraging op deze klemmen worden aangesloten. De belasting van de motorvertraging mag niet
groter zijn dan 70 W.
4.2.2. MOTORVERTRAGING 2
Klemmen
APM2 - CHM2
”. Bij toepassingen met dubbele vleugel moet op deze klemmen de motorvertraging worden
aangesloten die gemonteerd is op de vleugel die als laatste moet bewegen. Bij toepassingen met enkele vleugel wordt
er niets op deze klemmen aangesloten. De belasting van de motorvertraging mag niet groter zijn dan 70 W.
4.2.3. ELEKTROSLOT
Klemmen “
ELS - ELS
”. Op deze klemmen moet het eventuele elektroslot met 12 Vdc/~ voeding worden aangesloten.
Om het ontgrendelen van het elektroslot te vergemakkelijken is het mogelijk de bokslag in te schakelen door de
parameter “
F
” te activeren (zie paragraaf 9).
Bij toepassingen met dubbele vleugel moet het elektroslot op dezelfde vleugel worden gemonteerd als
motorvertraging 1.
4.2.4. WAARSCHUWINGSLAMP / VERLICHTING
Klemmen “
LAMP - LAMP
”. Op deze klemmen kan zowel een waarschuwingslamp als verlichting worden aangesloten,
beide met 24Vdc voeding, maximaal 15 W. De werking van deze uitgang wordt geselecteerd door middel van pa-
rameter “
G
”, zie paragraaf 9.
Werking van de waarschuwingslamp:
Tijdens de normale werking knippert de waarschuwingslamp vooraf, zowel bij opening als bij sluiting, met een vast
ritme van 1,5 seconde. Als de veiligheden voor sluiting worden geactiveerd terwijl de poort openstaat, knippert de
waarschuwingslamp, om aan te geven dat er gewerkt wordt in het gebied waarin de poort zich verplaatst. Het wordt
geadviseerd de waarschuwingslamp aan te sluiten vóór de programmeerfase, aangezien deze de fasen ervan aan-
geeft. Gebruik een waarschuwingslamp met permanent licht, het knipperen wordt bestuurd door de unit.
Werking van de verlichting:
De verlichting blijft branden gedurende een vaste tijd van 90 seconden vanaf de OPEN-impuls, daarna gaat zij uit.
Gebruik een lamp met een voeding van maximaal 24V, 15 W.
59
NEDERLANDS
4.3. KLEMMENBORD CN3
4.3.1. EINDSCHAKELAAR BIJ SLUITING MOTOR 1
Klemmen “
COMF - FCC1
”. Rustcontact. Deze grijpt in door de sluitende beweging van motor 1 te blokkeren. De status
van deze ingang wordt gesignaleerd door led
FCC1
.
4.3.2. EINDSCHAKELAAR BIJ OPENING MOTOR 1
Klemmen
COMF - FCA1
”. Rustcontact. Deze grijpt in door de openende beweging van motor 1 te blokkeren. De
status van deze ingang wordt gesignaleerd door led
FCA1
.
4.3.3. EINDSCHAKELAAR BIJ SLUITING MOTOR 2
Klemmen “
COMF - FCC2
”. Rustcontact. Deze grijpt in door de sluitende beweging van motor 2 te blokkeren. De status
van deze ingang wordt gesignaleerd door led
FCC2
.
4.3.4. EINDSCHAKELAAR BIJ OPENING MOTOR 2
Klemmen
COMF - FCA2
”. Rustcontact. Deze grijpt in door de openende beweging van motor 2 te blokkeren. De
status van deze ingang wordt gesignaleerd door led
FCA2
.
• Als er geen eindschakelaar wordt gebruikt, moeten de ingangen worden overbrugd.
• De eindschakelaars mogen niet worden gebruikt als begin van het langzamere gedeelte.
4.3.5. ENCODER MOTOR 1
Klem “
ENC1
”. Op deze klem moet het signaal worden aangesloten dat afkomstig is van de encoder die geïnstalleerd
is op motorvertraging 1. Zie paragraaf 6 voor de juiste werking van de encoder en voor de activering ervan.
Als de encoder niet gebruikt wordt, is het absoluut verboden de ingangen te overbruggen
4.3.6. ENCODER MOTOR 2
Klem “
ENC2
”. Op deze klem moet het signaal worden aangesloten dat afkomstig is van de encoder die geïnstalleerd
is op motorvertraging 2. Zie paragraaf 6 voor de juiste werking van de encoder en voor de activering ervan. Als de
encoder niet gebruikt wordt, is het niet nodig de ingang te overbruggen.
• Als de encoder niet gebruikt wordt, is het absoluut verboden de ingangen te overbruggen
• Bij toepassingen met twee motoren, moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd.
• Bij toepassingen met twee motoren, moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd.
• Bij toepassingen met twee motoren, moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd.
• Bij toepassingen met twee motoren, moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd.
4.4. KLEMMENBORD CN4
4.4.1. VOLLEDIGE OPENING
Klemmen
COM - OPEN A
”. Arbeidscontact. Op deze klemmen moet een willekeurige impulsgever worden aangesloten
(b.v. drukknop, sleutelschakelaar, enz) die de poort een impuls voor volledige opening en/of sluiting geeft door een
contact te sluiten. De werking ervan wordt gedefinieerd door de werkingsparameter “
D
”, zie paragraaf 9.
• Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang boven opening voor voetgangers.
• Als u meerdere impulsgevers wilt aansluiten, moeten de voorzieningen parallel worden aangesloten.
4.4.2. OPENING VOOR VOETGANGERS
Klemmen
COM - OPEN B
”. Arbeidscontact. Op deze klemmen moet een willekeurige impulsgever worden aangesloten
(b.v. drukknop, sleutelschakelaar, enz) die de poort een impuls voor gedeeltelijke opening en/of sluiting geeft door
een contact te sluiten. Bij toepassingen met dubbele vleugel correspondeert de opening voor voetgangers met de
volledige opening van vleugel 1; bij toepassingen met één vleugel, correspondeert de opening voor voetgangers
met ongeveer 30% van de volledige opening die in het geheugen is opgeslagen.
• Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang boven opening voor voetgangers.
• Als u meerdere impulsgevers wilt aansluiten, moeten de voorzieningen parallel worden aangesloten.
• Als u meerdere impulsgevers wilt aansluiten, moeten de voorzieningen parallel worden aangesloten.
4.4.3. STOP
Klemmen
COM - STOP
”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (b.v. drukschake-
laar, veiligheidslijst, enz.) die onmiddellijke stopzetting van de poort veroorzaakt en alle automatische functies buiten
werking stelt, door een contact te openen. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led “
STOP
”. Pas bij een
volgende impuls voor (gehele of gedeeltelijke) opening hervat de poort de in het geheugen opgeslagen cyclus.
• Als er geen
STOP
-voorzieningen worden aangesloten, moet de ingang worden overbrugd.
• Als er meerdere
• Als er meerdere
STOP
-commando’s worden aangesloten, moeten de voorzieningen in serie worden aangesloten.
4.4.4. VEILIGHEDEN BIJ SLUITING
Klemmen
COM - FSW CL
”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (b.v. fotocel,
veiligheidslijst, drukschakelaar, enz.) die, door een contact te openen, de sluitende beweging van de poort omkeert tot
aan de mechanische aanslag of de eindschakelaar bij opening. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door
led “
FSW-CL
”.
60
A2
NEDERLANDS
Werking met encoder
Amperometrische
werking
4.4.5. VEILIGHEDEN BIJ OPENING
Klemmen
COM - FSW OP
”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (b.v. fotocel,
veiligheidslijst, drukschakelaar, enz.) die de openende beweging van de poort onmiddellijk laat stoppen door een
contact te openen. Nadat de veiligheid is teruggesteld, hervat de poort de in het geheugen opgeslagen cyclus. De
status van deze ingang wordt gesignaleerd door led “
FSW-OP
”.
• Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moeten de ingangen worden overbrugd.
• Als er meerdere veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moeten de voorzieningen in serie worden
aangesloten.
5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR RADIO-AFSTANDSBEDIENING
In de besturingsunit kan een 5-pins radio-ontvangstmodule worden ondergebracht. Om deze te installeren moet de
elektrische voeding worden afgekoppeld en moet de module worden aangebracht op de connector CN5 op de
besturingsunit.
Om de ontvanger niet te beschadigen, waardoor de werking onherroepelijk zou worden aangetast, moet hij
worden geplaatst in de richting die wordt aangegeven in paragraaf 13 (aansluitschema).
Volg vervolgens de aanwijzingen van de radio-ontvanger op om de radio-afstandsbediening in het geheugen op
te slaan.
6. WERKING MET ENCODER OF AMPEROMETRISCHE WERKING
De unit heeft 4
dip-switches
waarmee amperometrische werking of werking met encoder kan worden geselecteerd.
De werking met encoder garandeert een grotere veiligheid bij de detectie van obstakels, en een grotere herhaal-
baarheid van het verlangzamingspunt.
Voor de werking met encoder zijn mechanische aanslagen of eindschakelaars nodig, zowel bij opening als bij sluiting.
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
Om de werking met encoder te selecteren moeten de
dip-
switches 1
en
2
op
ON
worden gezet, en de
dip-switches
3
en
4
op
OFF
(fig. 01).
Om de amperometrische werking te selecteren moeten de
dip-switches 1
en
2
op
OFF
worden gezet, en de
dip-switches
3
en
4
op
ON
(fig. 02).
Voor de juiste programmeerprocedure van de besturing-
sunit moet deze handeling worden uitgevoerd vóór de
programmeerfase van de besturingsunit, aangezien de
werking ervan hierdoor radicaal wordt veranderd.
7. CONTROLELEDS
LEDS
AAN
UIT
ALIM
Voeding via ringtransformator
Voeding door batterijen of geen voeding
FCC1
Eindschakelaar bij sluiting motor 1 niet geactiveerd
Eindschakelaar bij sluiting motor 1 geactiveerd
FCA1
Eindschakelaar bij opening motor 1 niet geactiveerd
Eindschakelaar bij opening motor 1 geactiveerd
FCC2
Eindschakelaar bij sluiting motor 2 niet geactiveerd
Eindschakelaar bij sluiting motor 2 geactiveerd
FCA2
Eindschakelaar bij opening motor 1 niet geactiveerd
Eindschakelaar bij opening motor 2 geactiveerd
STOP
Stop-commando niet geactiveerd
Stop-commando geactiveerd
FSW-CL
Veiligheid bij sluiting niet geactiveerd
Veiligheid bij sluiting geactiveerd
FSW-OP
Veiligheid bij opening niet geactiveerd
Veiligheid bij opening geactiveerd
Indien vet gedrukt, geeft de status van de leds aan dat de poort gesloten is, de besturingsunit wordt gevoed, en beide
eindschakelaars zijn geïnstalleerd.
• Als er geen eindschakelaars worden gebruikt, moeten de respectieve contacten worden overbrugd, en moeten de
leds
FCC1 - FCA1 - FCC2 - FCA2
branden.
Als er geen
STOP
-voorziening wordt geïnstalleerd, moet de ingang worden overbrugd, en moet de led
STOP
bran-
den
.
8. WERKING VAN HET DISPLAY
De besturingsunit heeft een handige display voor weergave van de bedrijfsparameters en de
programmering ervan. Bovendien wordt de status van de poort voortdurend weergegeven
tijdens de normale werking.
Tijdens de weergave en programmering van de werkingsparameters wordt links op het display
de geselecteerde parameter weergegeven, terwijl aan de rechterkant de ingestelde waarde
verschijnt. Op fig. 03 ziet u een voorbeeld van de parameter “
A
” met de waarde “
2
”.
Fig. 01
Fig. 02
Fig. 03
61
NEDERLANDS
Tijdens de normale werking wordt de status van de poort weergegeven. De weergegeven waarden worden in de
onderstaande tabel vermeld:
WEERGEGEVEN
WAARDE
STATUS POORT
- -
Poort in rust
O P
Poort wordt geopend
t c
Poort geopend in pauze (alleen als de automatische sluiting is vrijgegeven, zie volgende paragraaf)
C L
Poort wordt gesloten
9. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS
Alvorens te beginnen met het regelen van de werkingsparameters, moet het type werking van de besturin-
gsunit worden geselecteerd (met of zonder encoder – zie paragraaf 6).
Volg onderstaande aanwijzingen op om de regeling van de werkingsparameters te beginnen:
1 - Nadat alle nodige aansluitingen gemaakt zijn, moet de voeding naar de installatie worden ingeschakeld en moet wor-
den gecontroleerd of alle signaleringsleds zich in de situatie bevinden die wordt aangegeven in paragraaf 7.
2- Op het display wordt de waarde “
--
” weergegeven.
3- Druk op de knop
P2
en houd hem ingedrukt totdat op het display de naam en de waarde van de eerste parameter
verschijnen.
4- Om de waarde van de parameter te wijzigen, druk op de toets
P1
.
5- Om over te gaan naar de volgende parameter, druk op de toets
P2
.
6- Nadat er 60 seconden geen toetsen zijn aangeraakt, sluit de besturingsunit de regeling af. Het is mogelijk de regeling
handmatig af te sluiten door alle parameters te laten passeren met behulp van de toets
P2
. Wanneer de waarde
--
” op het display verschijnt, bent u weer teruggekeerd naar de normale werking.
In de onderstaande tabel worden alle instelbare parameters en de mogelijke waarden samengevat.
DISPLAY
BESCHRIJVING
Regeling van de gevoeligheid van de elektronische koppeling.
A1
Minimum motorkracht
A2
Lage-gemiddelde motorkracht
A3
Gemiddelde-hoge motorkracht
A4
Hoge motorkracht
Vertraging vleugel 2:
met deze parameter kan de verschiltijd tussen de twee vleugels worden geselecteerd.
b1
1,5 seconde verschil
b2
3 seconden verschil
b3
6 seconden verschil
b4
10 seconden verschil
Automatische sluiting:
met deze functie wordt de automatische sluiting van de poort al of niet vrijgegeven
c0
Niet geactiveerd
c1
Geactiveerd
Werking van het commando OPEN A:
deze werking bepaalt het gedrag van de knop OPEN A (volledige opening).
d0
Opent / Sluit / Opent.....
d1
Opent / Stop / Sluit / Stop /Opent......
Werking voor gemeenschappelijke woonhuizen:
door deze functie te activeren tijdens de openingsfase van de poort,
wordt het start-commando onderdrukt.
E0
Niet geactiveerd
E1
Geactiveerd
Bokslag:
door deze functie vrij te geven start de vleugel waarop het elektroslot geïnstalleerd is bij elke OPEN-impuls enkele
seconden lang met een sluitende beweging. Dit is om het ontgrendelen van het elektroslot te vergemakkelijken.
seconden lang met een sluitende beweging. Dit is om het ontgrendelen van het elektroslot te vergemakkelijken.
seconden lang met een sluitende beweging. Dit is om het ontgrendelen van het elektroslot te vergemakkelijken.
F0
Niet geactiveerd
F1
Geactiveerd
Verlichting / Waarschuwingslamp:
met deze parameter is het mogelijk het type uitgang te selecteren vanaf de klemmen
LAMP - LAMP, door te kiezen tussen waarschuwingslamp en verlichting.
LAMP - LAMP, door te kiezen tussen waarschuwingslamp en verlichting.
LAMP - LAMP, door te kiezen tussen waarschuwingslamp en verlichting.
G0
Waarschuwingslamp
G1
Verlichting (actief gedurende 90 seconden)
62
NEDERLANDS
DISPLAY
BESCHRIJVING
Percentage punt waarop verlangzaming begint:
met deze parameter wordt de lengte van het langzamer afgelegde
gedeelte geselecteerd, te kiezen uit de twee vooringestelde waarden
gedeelte geselecteerd, te kiezen uit de twee vooringestelde waarden
gedeelte geselecteerd, te kiezen uit de twee vooringestelde waarden
H0
40% van de maximale opening die in het geheugen is opgeslagen
H1
20% van de maximale opening die in het geheugen is opgeslagen
Snelheid tijdens de langzame fase:
met deze parameter kan de motorsnelheid worden ingesteld tijdens de langzame
fase, te kiezen uit twee waarden
i0
Hoog
i1
Laag
Werking met eindschakelaars:
met deze parameter kan de werking met of zonder eindschakelaars worden gese-
lecteerd
L0
Werking zonder eindschakelaars
L1
Werking met eindschakelaars
Aantal motoren:
met deze parameter wordt het type poort geselecteerd, met één of twee vleugels
M1
Poort met één vleugel, één motor aangesloten
M2
Poort met twee vleugels, twee motoren aangesloten
10. PROGRAMMERING
Alvorens te beginnen met het programmeren moet het type werking van de besturingsunit worden gese-
lecteerd (met of zonder encoder – zie paragraaf 6).
Tijdens de programmeerprocedure worden de mechanische aanslagen voor opening en sluiting en de eventuele
pauzetijd vóór hernieuwde sluiting opgeslagen in de besturingsunit.
1- Deblokkeer de motorvertragingen, plaats de vleugels halverwege de opening, en blokkeer de aandrijvingen
weer.
2- Geef de besturingsunit voeding en ga na of op het display de waarde “
--
” wordt weergegeven
3- Druk op de knop
P2
en houd hem ingedrukt totdat op het display de eerste parameter en de bijbehorende waarde
worden weergegeven.
4- Geef een commando
OPEN A
met een willekeurige voorziening die met deze ingang verbonden is, het display
geeft de waarde
Pr
weer en de vleugels beginnen te bewegen. De eerste manoeuvre die door de vleugels
wordt uitgevoerd, moet een sluiting zijn. Als dat niet gebeurt, moet de beweging van het hek worden stopgezet
met een reset-impuls, door een verbinding te maken tussen de twee pins van
RESET
met behulp van de spe-
ciale connector (zie Fig. 04). Schakel de spanning uit en zet de connector weer in de normale stand (Fig. 04).
Wissel vervolgens de draden om van de motor/en die de openingsmanoeuvre hebben uitgevoerd. Hervat de
programmeerfase vanaf punt 1.
5- Nadat de mechanische aanslag voor sluiting is bereikt, houden de motorvertragingen een pauze van ongeveer 2
seconden, waarna ze weer starten met een manoeuvre
voor volledige opening tot aan de mechanische aanslag
voor opening of de desbetreffende eindschakelaar.
6- Als de automatische hersluiting niet is vrijgegeven is de
programmeerfase nu voltooid, anders begint de bestu-
ringsunit de pauzetijd te tellen.
7- Nadat de gewenste tijd verstreken is, moet nieuwe
OPEN
A
impuls worden gegeven, en begint de poort de
sluitingsfase.
8- Nadat de aanslag bij sluiting bereikt is, is de program-
meerfase voltooid en verschijnt op het display de
waarde “
--
”.
Tijdens de hele programmeerprocedure geeft het
display de waarde “
Pr
” weer.
Tijdens de hele programmering blijft de waarschu-
wingslamp branden met permanent licht.
• Tijdens de programmeerprocedure voeren de vleugels de bewegingen langzaam uit.
11. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING
Dit is een zeer belangrijke voorziening voor wat betreft de veiligheid, en de afstelling ervan blijft constant en is niet
onderhevig aan slijtage. Zij is zowel bij opening als bij sluiting actief; wanneer zij ingrijpt wordt de beweging van de
poort omgekeerd zonder de automatische hersluiting buiten werking te stellen, als deze was ingeschakeld.
Als zij meerdere keren achtereen ingeschakeld wordt tijdens de sluitingsbeweging, gaat de besturingsunit over op
STOP
,
waarbij alle automatische commando’s buiten werking worden gesteld. Als zij meerdere malen achtereen ingeschakeld
wordt, duidt dat namelijk op een aanhoudend obstakel en zou het gevaarlijk kunnen zijn om manoeuvres uit te voeren.
Om de normale werking te herstellen moet de gebruiker een
OPEN A / OPEN B
impuls geven.
Fig. 04
63
NEDERLANDS
12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN
ZEKERING
BESCHERMING
ZEKERING
BESCHERMING
ZEKERING
BESCHERMING
ZEKERING
BESCHERMING
F1
=T10A
250V - 5x20
Voeding
24V~
F2
=T0.63A
250V - 5x20
Voeding
accessoires
en batterijo-
plader
F3
=R0.63A
250V - 5x20
Uitgang
waarschu-
wingslamp
F4
=R3.15A
250V - 5x20
Uitgang
elektroslot
13. AANSLUITSCHEMA
64
NEDERLANDS
14. BEDRIJFSLOGICA’S
Automatische logica “A” C=1 d=0 E=0
Status poort
Impulsen
Open A
Open B
Stop
Veiligheden opening
Veiligheden opening
Veiligheden sluiting
Veiligheden sluiting
Veiligheid OP/CL
Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel,
en sluit weer na de
pauzetijd
Opent de vleugel ge-
deeltelijke, en sluit hem
weer na de pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het com-
mando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het com-
mando OPEN
Geopend in pauze
Begint de pauzetijd
opnieuw
Sluit de poort onmid-
dellijk
Blokkeert de werking
Geen effect
Blokkeert de sluiting. Als
hij vrij komt sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is,
na 5 sec. weer
Blokkeert de pauzetijd, bij
deactivering sluit hij weer
na 5 sec.
Wordt gesloten
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking
Geen effect
Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
Automatische logica ”AP” Stap voor Stap C=1 d=1 E=0
Status poort
Impulsen
Open A
Open B
Stop
Veiligheden opening
Veiligheden opening
Veiligheden sluiting
Veiligheden sluiting
Veiligheid OP/CL
Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel,
en sluit weer na de
pauzetijd
Opent de vleugel ge-
deeltelijke, en sluit hem
weer na de pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het com-
mando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het com-
mando OPEN
Geopend in pauze
Begint de pauzetijd
opnieuw
Sluit de poort onmid-
dellijk
Blokkeert de werking
Geen effect
Blokkeert de sluiting. Als
hij vrij komt sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is,
na 5 sec. weer
Blokkeert de pauzetijd, bij
deactivering sluit hij weer
na 5 sec.
Wordt gesloten
Blokkeert de beweging
van de poort, bij de
volgende impuls gaat
hij open
Geen effect
Blokkeert de werking
Geen effect
Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Blokkeert de beweging
van de poort, bij de
volgende impuls gaat
hij dicht
Geen effect
Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
65
NEDERLANDS
Halfautomatische logica ”E” C=0 d=0 E=0
Status poort
Impulsen
Open A
Open B
Stop
Veiligheden opening
Veiligheden opening
Veiligheden sluiting
Veiligheden sluiting
Veiligheid OP/CL
Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel
Voert de gedeeltelijke
opening uit
opening uit
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het com-
mando OPEN
Geopend
Sluit
Sluit de poort
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Geen effect
Blokkeert de sluiting. Als
hij vrij komt sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is,
na 5 sec. weer
Onderdrukt het com-
mando OPEN bij deacti-
vering sluit hij na 5 sec..
Wordt gesloten
Keert de beweging
van de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking
Geen effect
Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Keert de beweging
van de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
Halfautomatische logica ”EP” Stap voor Stap C=0 d=1 E=0
Status poort
Impulsen
Open A
Open B
Stop
Veiligheden opening
Veiligheden opening
Veiligheden sluiting
Veiligheden sluiting
Veiligheid OP/CL
Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel
Voert de gedeeltelijke
opening uit
opening uit
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het com-
mando OPEN
Geopend
Sluit
Sluit de poort
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Geen effect
Blokkeert de sluiting. Als
hij vrij komt sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is,
na 5 sec. weer
Blokkeert de pauzetijd, bij
deactivering sluit hij weer
na 5 sec.
Wordt gesloten
Blokkeert de werking van
de poort, bij de volgen-
de impuls gaat hij open
de impuls gaat hij open
Geen effect
Blokkeert de werking
Geen effect
Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Blokkeert de werking van
de poort, bij de volgen-
de impuls gaat hij open
de impuls gaat hij open
Geen effect
Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
Logica ”D” voor gemeenschappelijke woonhuizen C=1 d=0 E=1
Status poort
Impulsen
Open A
Open B
Stop
Veiligheden opening
Veiligheden opening
Veiligheden sluiting
Veiligheden sluiting
Veiligheid OP/CL
Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel,
en sluit weer na de
pauzetijd
Opent de vleugel ge-
deeltelijke, en sluit hem
weer na de pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het com-
mando OPEN
Geopend in pauze
Begint de pauzetijd
opnieuw
Sluit de poort
Blokkeert de werking
Geen effect
Blokkeert de sluiting. Als
hij vrij komt sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is,
na 5 sec. weer
Blokkeert de pauzetijd, bij
deactivering sluit hij weer
na 5 sec.
Wordt gesloten
Keert de beweging
van de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking
Geen effect
Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Geen effect
Geen effect
Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat deze bij deacti-
vering
vering
66
NEDERLANDS
15. BEVESTIGING KAART
De houder voor buiten is zo ingericht dat de centrale, de ringtransformator en eventuele (Optionele)
bufferbatterijen te herbergen.
Volg de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monte-
ren.
Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren:
1. Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Fig.5 ref.
) op de zuiltjes die met de volgende
letters zijn aangegeven:
A-C-I-P-Q-G
.
2. Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Fig.5 ref.
).
De afstandsstukken die bij de letters
A & P
zijn geplaatst dienen enkel als steun
voor de kaart.
3. Sluit de bekabeling aan volgens het aansluitschema (paragraaf 13).
4. Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende
instructies.
Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de
onderkant van de houder (Fig. 6 ref.
) open te maken, zoals vereist door de
) open te maken, zoals vereist door de
geldende veiligheidsvoorschriften.
Fig. 05
Fig. 06
Fig. 06
diverso del previsto.
7) No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos
inflamables constituye un grave peligro para la seguridad.
8) Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo estable-
cido en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
9) GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabri-
cación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones
que pudieran intervenir en la utilización.
10) La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y
EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
11) Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
12) Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar
con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja
usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
13) Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor dife-
rencial con umbral de 0,03 A.
14) Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten
las partes metálicas del cierre.
15) La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento con-
stituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de
intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
16) Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles
áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplasta-
miento, arrastre, corte.
17) Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa
así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del
bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”.
18) GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcio-
namiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no
sean de producción GENIUS.
19) Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
20) No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
21) El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funciona-
miento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el
manual de advertencias que se adjunta al producto.
22) No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
23) Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor
de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involunta-
riamente.
24) Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente
abierta.
25) El usuario no debe por ningún motivo intentar reparar o modificar el producto,
debe siempre dirigirse a personal cualificado.
26) Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
1) ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung
aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb
des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen.
2) Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
3) Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
4) Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie
nehmen zu können.
5) Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht au-
sdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen
und/oder eine Gefahrenquelle darstellen.
6) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
7) Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden:
das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwie-
gendes Sicherheitsrisiko dar.
8) Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN
12604 und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
9) Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten
Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie
bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
10) Die Installation m unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445
erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
11) Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versor-
gung und die Batterie abzunehmen.
12) Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öf-
fnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber
hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer
Abschaltung empfohlen.
13) Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
14) Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht ausgeführt wurde.
Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
15) Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den
Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle
erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10
angegebenen Vorschriften zu überprüfen.
16) Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz even-
tueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel
Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
17) Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähn-
ten Vorrichtungen einzusetzen.
18) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störung-
sfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt
werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt wurden.
19) Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS
verwendet werden.
20) Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine
Veränderungen vorgenommen werden.
21) Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch,
das dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
22) Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmit-
telbaren Nähe der Automation aufhalten.
23) Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der
Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren
der Automation zu vermeiden.
24) Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei
vollständig geöffnetem Tor erfolgen.
25) Der Betreiber sollte keinerlei Reparaturen oder direkte Eingriffe auf der Automa-
tion ausführen, sondern sich hierfür ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal
wenden.
26) Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung
vorgesehen sind, sind nicht zulässig
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1) LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig
wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen
ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
2) Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie
van het product.
3) De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
4) Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
5) Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze
documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt
vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar
kunnen vormen.
6) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
7) Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwe-
zigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor
de veiligheid.
8) De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht
worden genomen.
9) GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
10) De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN
12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet
C+D zijn.
11) Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voe-
ding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
12) Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
13) Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
14) Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
15) Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen ink-
lemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan
dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die
worden vermeld onder punt 10.
16) De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele ge-
vaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging,
zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
17) Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die
genoemd zijn onder punt “16”.
18) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid
en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik
gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
19) Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
20) Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het auto-
matische systeem.
21) De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van
het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het
product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
22) Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van
het product terwijl dit in werking is.
23) Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
24) Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
25) De gebruiker mag geen pogingen tot reparatie doen of directe ingrepen plegen,
en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd personeel.
26) Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet
toegestaan

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.57 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.57 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.57 4. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.58 4.1. KLEMMENBORD CN1 pag.58 4.2. KLEMMENBORD CN2 pag.58 4.3. KLEMMENBORD CN3 pag.59 4.4. KLEMMENBORD CN4 pag.59 5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR RADIO-AFSTANDSBEDIENING pag.60 6. WERKING MET ENCODER OF AMPEROMETRISCHE WERKING pag.60 7. CONTROLELEDS pag.60 8. WERKING VAN HET DISPLAY pag.60 9. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.61 10. PROGRAMMERING pag.62 11. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING pag.62 12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN pag.63 13. AANSLUITSCHEMA pag.63 14. BEDRIJFSLOGICA’S pag.64 15. BEVESTIGING KAART pag.66 EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Fabrikant: GENIUS S.p.A. Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE Verklaart dat: De apparatuur mod. BRAIN 03 - BRAIN 04 • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: 73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG. 89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG Aanvullende opmerking: Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten). Grassobbio, 10-01-2007 NEDERLANDS De Algemeen Directeur D. Gianantoni Opmerkingen voor het lezen van de instructies Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in goede staat te houden. Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product. 56 ELEKTRONISCHE APPARATUUR 24Vdc VOOR POORTEN MET DRAAIENDE VLEUGELS GEBRUIKSAANWIJZINGEN - INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN Deze besturingsunit op 24 Vdc voor poorten met draaiende vleugels biedt hoge prestaties en een groot aantal regelingen. Er zijn verlangzamingen mogelijk bij opening en sluiting, er kunnen één of twee motoren worden bestuurd, en er kunnen eindschakelaars bij opening en sluiting en twee TIMECODERS worden beheerd. Een gesofisticeerde elektronische besturing zorgt voor voortdurende bewaking van het voedingscircuit, en grijpt in door de besturingsunit te blokkeren als er storingen ontstaan die de werking van de elektronische koppeling zouden kunnen beïnvloeden. De parameterwaarden en de bedrijfslogica’s worden ingesteld en weergegeven op een handig display, dat tijdens de normale werking de status van de poort aangeeft. De bedrijfstijden worden geregeld door zelfleren tijdens de programmeerfase. In de waterdichte behuizing kunnen de besturingsunit, de ringtransformator, en eventuele bufferbatterijen (optioneel) worden ondergebracht met de eigenschappen en afmetingen die in onderstaande tabel worden vermeld. 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Voedingsspanning van de transformator Voedingsspanning van de besturingsunit Opgenomen vermogen Max. belasting motor Max. belasting accessoires Max. belasting waarschuwingslamp/verlichting Omgevingstemperatuur Veiligheidszekeringen Bedrijfslogica’s Openings-/sluitingstijd Pauzetijd Duwkracht Verlangzamingen Ingangen op klemmenbord Connector voor radio Uitgangen op klemmenbord Afmetingen kaart Eigenschappen ringtransformator 230V~ Eigenschappen ringtransformator 115V~ Eigenschap optionele batterijen Eigenschappen houder voor buiten 230/115 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz. 24 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz. 3W 70 W x 2 24Vdc 500mA 24Vdc 15W max. -20°C +50°C 4 Automatisch / Automatisch “”stap voor stap”” / Halfautomatisch / Halfautomatisch “”stap voor stap”” / Gemeenschappelijke woonhuizen Zelfleren in de programmeerfase Zelfleren in de programmeerfase Vier niveaus, instelbaar via display Bij opening en sluiting Voeding 24 V~ / Voeding batterijen / Encoder / Volledige opening / Opening voetgangers / Veiligheden opening - sluiting / Stop / Eindschakelaar opening - sluiting 5-pins snelconnector Voeding accessoires 24Vdc / Motor 24Vdc / Verlichting - Waarschuwingslamp 24Vdc / Elektroslot 12 Vdc/~ 165 x 130 mm. prim. 230V~ / sec. 22V~ / 120VA prim. 115V~ / sec. 20V~ / 120VA 12V - 4 Ah / dimens. 90 x 70 x 108 mm. 306 x 225 x 130 mm. - IP55 Afhankelijk van de netspanning kan er sprake zijn van andere uitgangswaarden op de 24 Vdc~ spanning. Vóór de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden gecontroleerd. Deze mag niet hoger zijn dan 26V~, zowel voor voeding op 230V~ als op 115V~. De spanning moet onbelast worden gemeten, d.w.z. terwijl de transformator gevoed wordt maar afgekoppeld is van de kaart. 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN Controleer of er een geschikte veiligheidsschakelaar aanwezig is vóór de installatie, zoals voorgeschreven wordt door de geldende normen, en zorg voor een alpolige automatische schakelaar op de voedingslijn. Voor het plaatsen van de elektriciteitskabels moeten geschikte stijve en/of buigzame leidingen worden gebruikt. Houd de verbindingskabels van accessoires op laagspanning altijd gescheiden van de 115/230 V~ voedingskabels. Om interferenties te vermijden dienen aparte hulzen te worden gebruikt. De lengte van de voedingskabels tussen de besturingsunit en de motoren mag maximaal 10 m. zijn. De doorsnede van de kabels dient 2,5 mm² te bedragen. Zie paragraaf 15 voor de bevestiging van de verschillende onderdelen in de waterdichte houder. 57 NEDERLANDS Voor de persoonlijke veiligheid is het belangrijk dat alle aanwijzingen en instructies in dit boekje nauwkeurig worden opgevolgd. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel. 4. AANSLUITINGEN EN WERKING 4.1. KLEMMENBORD CN1 4.1.1. VOEDING 22V Klemmen “VAC-VAC”. Ingang waarmee het secundaire circuit moet worden verbonden met de transformator 24V~ 50/60 Hz. Als de voeding afkomstig is van de transformator, wordt dat gesignaleerd doordat de led “ALIM” op het klemmenbord brandt. 4.1.2. BATTERIJEN Klemmen “+BAT - -BAT”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de bufferbatterijen (optioneel) aan. De besturingsunit kan werken met twee bufferbatterijen met minstens de eigenschappen die worden vermeld in de tabel van paragraaf 2. Tijdens de normale werking zorgt de besturingsunit ervoor dat de batterijen opgeladen blijven; deze treden in werking wanneer de voeding naar de transformator uitvalt. De voeding door middel van alleen batterijen dient als een noodsituatie te worden gezien, het aantal manoeuvres dat hiermee mogelijk is, is afhankelijk van de kwaliteit van de batterijen zelf, van de constructie die verplaatst moet worden, van hoeveel tijd er verstreken is sinds de netvoeding is uitgevallen, enz. enz. Neem de voedingspolen van de batterijen in acht. 4.1.3. ACCESSOIRES Klemmen “+24 - -24”. Op deze klemmen moeten de voedingskabels van de accessoires worden aangesloten. De belasting van de accessoires mag niet groter zijn dan 500 mA. Deze klemmen hebben een gelijkstroomuitgang, let op de voedingspolen van de accessoires. 4.1.4. AARDE Klem “ “. Op deze klem moet de aardkabel van de besturingsunit worden aangesloten. De besturingsunit kan alleen correct functioneren als deze aansluiting is uitgevoerd. 4.2. KLEMMENBORD CN2 4.2.1. MOTORVERTRAGING 1 Klemmen “APM1 - CHM1”. Bij toepassingen met dubbele vleugel moet op deze klemmen de motorvertraging worden aangesloten die gemonteerd is op de vleugel die als eerste moet bewegen. Bij toepassingen met enkele vleugel moet de motorvertraging op deze klemmen worden aangesloten. De belasting van de motorvertraging mag niet groter zijn dan 70 W. 4.2.2. MOTORVERTRAGING 2 Klemmen “APM2 - CHM2”. Bij toepassingen met dubbele vleugel moet op deze klemmen de motorvertraging worden aangesloten die gemonteerd is op de vleugel die als laatste moet bewegen. Bij toepassingen met enkele vleugel wordt er niets op deze klemmen aangesloten. De belasting van de motorvertraging mag niet groter zijn dan 70 W. 4.2.3. ELEKTROSLOT Klemmen “ELS - ELS”. Op deze klemmen moet het eventuele elektroslot met 12 Vdc/~ voeding worden aangesloten. Om het ontgrendelen van het elektroslot te vergemakkelijken is het mogelijk de bokslag in te schakelen door de parameter “F” te activeren (zie paragraaf 9). Bij toepassingen met dubbele vleugel moet het elektroslot op dezelfde vleugel worden gemonteerd als motorvertraging 1. NEDERLANDS 4.2.4. WAARSCHUWINGSLAMP / VERLICHTING Klemmen “LAMP - LAMP”. Op deze klemmen kan zowel een waarschuwingslamp als verlichting worden aangesloten, beide met 24Vdc voeding, maximaal 15 W. De werking van deze uitgang wordt geselecteerd door middel van parameter “G”, zie paragraaf 9. Werking van de waarschuwingslamp: Tijdens de normale werking knippert de waarschuwingslamp vooraf, zowel bij opening als bij sluiting, met een vast ritme van 1,5 seconde. Als de veiligheden voor sluiting worden geactiveerd terwijl de poort openstaat, knippert de waarschuwingslamp, om aan te geven dat er gewerkt wordt in het gebied waarin de poort zich verplaatst. Het wordt geadviseerd de waarschuwingslamp aan te sluiten vóór de programmeerfase, aangezien deze de fasen ervan aangeeft. Gebruik een waarschuwingslamp met permanent licht, het knipperen wordt bestuurd door de unit. Werking van de verlichting: De verlichting blijft branden gedurende een vaste tijd van 90 seconden vanaf de OPEN-impuls, daarna gaat zij uit. Gebruik een lamp met een voeding van maximaal 24V, 15 W. 58 4.3. KLEMMENBORD CN3 4.3.1. EINDSCHAKELAAR BIJ SLUITING MOTOR 1 Klemmen “COMF - FCC1”. Rustcontact. Deze grijpt in door de sluitende beweging van motor 1 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led FCC1. 4.3.2. EINDSCHAKELAAR BIJ OPENING MOTOR 1 Klemmen “COMF - FCA1”. Rustcontact. Deze grijpt in door de openende beweging van motor 1 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led FCA1. 4.3.3. EINDSCHAKELAAR BIJ SLUITING MOTOR 2 Klemmen “COMF - FCC2”. Rustcontact. Deze grijpt in door de sluitende beweging van motor 2 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led FCC2. 4.3.4. EINDSCHAKELAAR BIJ OPENING MOTOR 2 Klemmen “COMF - FCA2”. Rustcontact. Deze grijpt in door de openende beweging van motor 2 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led FCA2. • Als er geen eindschakelaar wordt gebruikt, moeten de ingangen worden overbrugd. • De eindschakelaars mogen niet worden gebruikt als begin van het langzamere gedeelte. 4.3.5. ENCODER MOTOR 1 Klem “ENC1”. Op deze klem moet het signaal worden aangesloten dat afkomstig is van de encoder die geïnstalleerd is op motorvertraging 1. Zie paragraaf 6 voor de juiste werking van de encoder en voor de activering ervan. Als de encoder niet gebruikt wordt, is het absoluut verboden de ingangen te overbruggen 4.3.6. ENCODER MOTOR 2 Klem “ENC2”. Op deze klem moet het signaal worden aangesloten dat afkomstig is van de encoder die geïnstalleerd is op motorvertraging 2. Zie paragraaf 6 voor de juiste werking van de encoder en voor de activering ervan. Als de encoder niet gebruikt wordt, is het niet nodig de ingang te overbruggen. • Als de encoder niet gebruikt wordt, is het absoluut verboden de ingangen te overbruggen • Bij toepassingen met twee motoren, moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd. 4.4. KLEMMENBORD CN4 4.4.1. VOLLEDIGE OPENING Klemmen “COM - OPEN A”. Arbeidscontact. Op deze klemmen moet een willekeurige impulsgever worden aangesloten (b.v. drukknop, sleutelschakelaar, enz) die de poort een impuls voor volledige opening en/of sluiting geeft door een contact te sluiten. De werking ervan wordt gedefinieerd door de werkingsparameter “D”, zie paragraaf 9. • Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang boven opening voor voetgangers. • Als u meerdere impulsgevers wilt aansluiten, moeten de voorzieningen parallel worden aangesloten. 4.4.2. OPENING VOOR VOETGANGERS Klemmen “COM - OPEN B”. Arbeidscontact. Op deze klemmen moet een willekeurige impulsgever worden aangesloten (b.v. drukknop, sleutelschakelaar, enz) die de poort een impuls voor gedeeltelijke opening en/of sluiting geeft door een contact te sluiten. Bij toepassingen met dubbele vleugel correspondeert de opening voor voetgangers met de volledige opening van vleugel 1; bij toepassingen met één vleugel, correspondeert de opening voor voetgangers met ongeveer 30% van de volledige opening die in het geheugen is opgeslagen. • Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang boven opening voor voetgangers. • Als u meerdere impulsgevers wilt aansluiten, moeten de voorzieningen parallel worden aangesloten. • Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet de ingang worden overbrugd. • Als er meerdere STOP-commando’s worden aangesloten, moeten de voorzieningen in serie worden aangesloten. 4.4.4. VEILIGHEDEN BIJ SLUITING Klemmen “COM - FSW CL”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (b.v. fotocel, veiligheidslijst, drukschakelaar, enz.) die, door een contact te openen, de sluitende beweging van de poort omkeert tot aan de mechanische aanslag of de eindschakelaar bij opening. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led “FSW-CL”. 59 NEDERLANDS 4.4.3. STOP Klemmen “COM - STOP”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (b.v. drukschakelaar, veiligheidslijst, enz.) die onmiddellijke stopzetting van de poort veroorzaakt en alle automatische functies buiten werking stelt, door een contact te openen. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led “STOP”. Pas bij een volgende impuls voor (gehele of gedeeltelijke) opening hervat de poort de in het geheugen opgeslagen cyclus. 4.4.5. VEILIGHEDEN BIJ OPENING Klemmen “COM - FSW OP”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (b.v. fotocel, veiligheidslijst, drukschakelaar, enz.) die de openende beweging van de poort onmiddellijk laat stoppen door een contact te openen. Nadat de veiligheid is teruggesteld, hervat de poort de in het geheugen opgeslagen cyclus. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led “FSW-OP”. • Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moeten de ingangen worden overbrugd. • Als er meerdere veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moeten de voorzieningen in serie worden aangesloten. 5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR RADIO-AFSTANDSBEDIENING In de besturingsunit kan een 5-pins radio-ontvangstmodule worden ondergebracht. Om deze te installeren moet de elektrische voeding worden afgekoppeld en moet de module worden aangebracht op de connector CN5 op de besturingsunit. Om de ontvanger niet te beschadigen, waardoor de werking onherroepelijk zou worden aangetast, moet hij worden geplaatst in de richting die wordt aangegeven in paragraaf 13 (aansluitschema). Volg vervolgens de aanwijzingen van de radio-ontvanger op om de radio-afstandsbediening in het geheugen op te slaan. 6. WERKING MET ENCODER OF AMPEROMETRISCHE WERKING De unit heeft 4 dip-switches waarmee amperometrische werking of werking met encoder kan worden geselecteerd. De werking met encoder garandeert een grotere veiligheid bij de detectie van obstakels, en een grotere herhaalbaarheid van het verlangzamingspunt. Voor de werking met encoder zijn mechanische aanslagen of eindschakelaars nodig, zowel bij opening als bij sluiting. Om de werking met encoder te selecteren moeten de dipswitches 1 en 2 op ON worden gezet, en de dip-switches 3 en 4 op OFF (fig. 01). Om de amperometrische werking te selecteren moeten de dip-switches 1 en 2 op OFF worden gezet, en de dip-switches 3 en 4 op ON (fig. 02). Amperometrische werking Werking met encoder Voor de juiste programmeerprocedure van de besturingsunit moet deze handeling worden uitgevoerd vóór de programmeerfase van de besturingsunit, aangezien de werking ervan hierdoor radicaal wordt veranderd. Fig. 02 Fig. 01 7. CONTROLELEDS LEDS AAN UIT ALIM Voeding via ringtransformator Voeding door batterijen of geen voeding FCC1 Eindschakelaar bij sluiting motor 1 niet geactiveerd Eindschakelaar bij sluiting motor 1 geactiveerd FCA1 Eindschakelaar bij opening motor 1 niet geactiveerd Eindschakelaar bij opening motor 1 geactiveerd FCC2 Eindschakelaar bij sluiting motor 2 niet geactiveerd FCA2 Eindschakelaar bij opening motor 1 niet geactiveerd Eindschakelaar bij opening motor 2 geactiveerd STOP Eindschakelaar bij sluiting motor 2 geactiveerd Stop-commando niet geactiveerd Stop-commando geactiveerd FSW-CL Veiligheid bij sluiting niet geactiveerd Veiligheid bij sluiting geactiveerd FSW-OP Veiligheid bij opening niet geactiveerd Veiligheid bij opening geactiveerd • Indien vet gedrukt, geeft de status van de leds aan dat de poort gesloten is, de besturingsunit wordt gevoed, en beide eindschakelaars zijn geïnstalleerd. NEDERLANDS • Als er geen eindschakelaars worden gebruikt, moeten de respectieve contacten worden overbrugd, en moeten de leds FCC1 - FCA1 - FCC2 - FCA2 branden. • Als er geen STOP-voorziening wordt geïnstalleerd, moet de ingang worden overbrugd, en moet de led STOP branden. 8. WERKING VAN HET DISPLAY De besturingsunit heeft een handige display voor weergave van de bedrijfsparameters en de programmering ervan. Bovendien wordt de status van de poort voortdurend weergegeven tijdens de normale werking. Tijdens de weergave en programmering van de werkingsparameters wordt links op het display de geselecteerde parameter weergegeven, terwijl aan de rechterkant de ingestelde waarde verschijnt. Op fig. 03 ziet u een voorbeeld van de parameter “A” met de waarde “2”. 60 A2 Fig. 03 Tijdens de normale werking wordt de status van de poort weergegeven. De weergegeven waarden worden in de onderstaande tabel vermeld: WEERGEGEVEN WAARDE O t C P c L STATUS POORT Poort in rust Poort wordt geopend Poort geopend in pauze (alleen als de automatische sluiting is vrijgegeven, zie volgende paragraaf) Poort wordt gesloten 9. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS Alvorens te beginnen met het regelen van de werkingsparameters, moet het type werking van de besturingsunit worden geselecteerd (met of zonder encoder – zie paragraaf 6). Volg onderstaande aanwijzingen op om de regeling van de werkingsparameters te beginnen: 1 - Nadat alle nodige aansluitingen gemaakt zijn, moet de voeding naar de installatie worden ingeschakeld en moet worden gecontroleerd of alle signaleringsleds zich in de situatie bevinden die wordt aangegeven in paragraaf 7. 2- Op het display wordt de waarde “--” weergegeven. 3- Druk op de knop P2 en houd hem ingedrukt totdat op het display de naam en de waarde van de eerste parameter verschijnen. 4- Om de waarde van de parameter te wijzigen, druk op de toets P1. 5- Om over te gaan naar de volgende parameter, druk op de toets P2. 6- Nadat er 60 seconden geen toetsen zijn aangeraakt, sluit de besturingsunit de regeling af. Het is mogelijk de regeling handmatig af te sluiten door alle parameters te laten passeren met behulp van de toets P2. Wanneer de waarde “--” op het display verschijnt, bent u weer teruggekeerd naar de normale werking. In de onderstaande tabel worden alle instelbare parameters en de mogelijke waarden samengevat. DISPLAY BESCHRIJVING Regeling van de gevoeligheid van de elektronische koppeling. A1 A2 A3 A4 Minimum motorkracht Lage-gemiddelde motorkracht Gemiddelde-hoge motorkracht Hoge motorkracht Vertraging vleugel 2: met deze parameter kan de verschiltijd tussen de twee vleugels worden geselecteerd. b1 b2 b3 b4 1,5 seconde verschil 3 seconden verschil 6 seconden verschil 10 seconden verschil Automatische sluiting: met deze functie wordt de automatische sluiting van de poort al of niet vrijgegeven c0 c1 Niet geactiveerd Geactiveerd Werking van het commando OPEN A: deze werking bepaalt het gedrag van de knop OPEN A (volledige opening). d0 d1 Opent / Sluit / Opent..... E0 E1 Niet geactiveerd F0 F1 Niet geactiveerd G0 G1 Waarschuwingslamp Opent / Stop / Sluit / Stop /Opent...... Geactiveerd Bokslag: door deze functie vrij te geven start de vleugel waarop het elektroslot geïnstalleerd is bij elke OPEN-impuls enkele seconden lang met een sluitende beweging. Dit is om het ontgrendelen van het elektroslot te vergemakkelijken. Geactiveerd Verlichting / Waarschuwingslamp: met deze parameter is het mogelijk het type uitgang te selecteren vanaf de klemmen LAMP - LAMP, door te kiezen tussen waarschuwingslamp en verlichting. Verlichting (actief gedurende 90 seconden) 61 NEDERLANDS Werking voor gemeenschappelijke woonhuizen: door deze functie te activeren tijdens de openingsfase van de poort, wordt het start-commando onderdrukt. DISPLAY BESCHRIJVING Percentage punt waarop verlangzaming begint: met deze parameter wordt de lengte van het langzamer afgelegde gedeelte geselecteerd, te kiezen uit de twee vooringestelde waarden H0 H1 40% van de maximale opening die in het geheugen is opgeslagen i0 i1 Hoog L0 L1 Werking zonder eindschakelaars 20% van de maximale opening die in het geheugen is opgeslagen Snelheid tijdens de langzame fase: met deze parameter kan de motorsnelheid worden ingesteld tijdens de langzame fase, te kiezen uit twee waarden Laag Werking met eindschakelaars: met deze parameter kan de werking met of zonder eindschakelaars worden geselecteerd Werking met eindschakelaars Aantal motoren: met deze parameter wordt het type poort geselecteerd, met één of twee vleugels M1 M2 Poort met één vleugel, één motor aangesloten Poort met twee vleugels, twee motoren aangesloten 10. PROGRAMMERING Alvorens te beginnen met het programmeren moet het type werking van de besturingsunit worden geselecteerd (met of zonder encoder – zie paragraaf 6). Tijdens de programmeerprocedure worden de mechanische aanslagen voor opening en sluiting en de eventuele pauzetijd vóór hernieuwde sluiting opgeslagen in de besturingsunit. 1- Deblokkeer de motorvertragingen, plaats de vleugels halverwege de opening, en blokkeer de aandrijvingen weer. 2- Geef de besturingsunit voeding en ga na of op het display de waarde “--” wordt weergegeven 3- Druk op de knop P2 en houd hem ingedrukt totdat op het display de eerste parameter en de bijbehorende waarde worden weergegeven. 4- Geef een commando OPEN A met een willekeurige voorziening die met deze ingang verbonden is, het display geeft de waarde “Pr” weer en de vleugels beginnen te bewegen. De eerste manoeuvre die door de vleugels wordt uitgevoerd, moet een sluiting zijn. Als dat niet gebeurt, moet de beweging van het hek worden stopgezet met een reset-impuls, door een verbinding te maken tussen de twee pins van “RESET” met behulp van de speciale connector (zie Fig. 04). Schakel de spanning uit en zet de connector weer in de normale stand (Fig. 04). Wissel vervolgens de draden om van de motor/en die de openingsmanoeuvre hebben uitgevoerd. Hervat de programmeerfase vanaf punt 1. 5- Nadat de mechanische aanslag voor sluiting is bereikt, houden de motorvertragingen een pauze van ongeveer 2 seconden, waarna ze weer starten met een manoeuvre voor volledige opening tot aan de mechanische aanslag voor opening of de desbetreffende eindschakelaar. 6- Als de automatische hersluiting niet is vrijgegeven is de programmeerfase nu voltooid, anders begint de besturingsunit de pauzetijd te tellen. 7- Nadat de gewenste tijd verstreken is, moet nieuwe OPEN A impuls worden gegeven, en begint de poort de sluitingsfase. 8- Nadat de aanslag bij sluiting bereikt is, is de programmeerfase voltooid en verschijnt op het display de waarde “--”. • Tijdens de hele programmeerprocedure geeft het display de waarde “Pr” weer. Fig. 04 NEDERLANDS • Tijdens de hele programmering blijft de waarschuwingslamp branden met permanent licht. • Tijdens de programmeerprocedure voeren de vleugels de bewegingen langzaam uit. 11. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING Dit is een zeer belangrijke voorziening voor wat betreft de veiligheid, en de afstelling ervan blijft constant en is niet onderhevig aan slijtage. Zij is zowel bij opening als bij sluiting actief; wanneer zij ingrijpt wordt de beweging van de poort omgekeerd zonder de automatische hersluiting buiten werking te stellen, als deze was ingeschakeld. Als zij meerdere keren achtereen ingeschakeld wordt tijdens de sluitingsbeweging, gaat de besturingsunit over op STOP, waarbij alle automatische commando’s buiten werking worden gesteld. Als zij meerdere malen achtereen ingeschakeld wordt, duidt dat namelijk op een aanhoudend obstakel en zou het gevaarlijk kunnen zijn om manoeuvres uit te voeren. Om de normale werking te herstellen moet de gebruiker een OPEN A / OPEN B impuls geven. 62 12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN F1=T10A 250V - 5x20 BESCHERMING Voeding 24V~ ZEKERING BESCHERMING ZEKERING BESCHERMING ZEKERING BESCHERMING F2=T0.63A 250V - 5x20 Voeding accessoires en batterijoplader F3=R0.63A 250V - 5x20 Uitgang waarschuwingslamp F4=R3.15A 250V - 5x20 Uitgang elektroslot 13. AANSLUITSCHEMA NEDERLANDS ZEKERING 63 64 Geen effect Geen effect Keert de beweging van de poort om Keert de beweging van de poort om Wordt gesloten Wordt geopend Wordt geopend Wordt gesloten Geopend in pauze Gesloten Status poort Blokkeert de werking en hervat deze bij deactivering Geen effect Geen effect Blokkeert de werking Geen effect Blokkeert de werking Blokkeert de werking Sluit de poort onmiddellijk Begint de pauzetijd opnieuw Veiligheid OP/CL Onderdrukt het commando OPEN Veiligheid OP/CL Onderdrukt het commando OPEN Keert de beweging om Geen effect Blokkeert de werking en hervat deze bij deactivering Blokkeert de werking en hervat deze bij deactivering Blokkeert de werking en keert om bij deactivering Blokkeert de sluiting. Als Blokkeert de pauzetijd, bij hij vrij komt sluit hij, als de deactivering sluit hij weer pauzetijd verstreken is, na 5 sec. na 5 sec. weer Geen effect Veiligheden sluiting Blokkeert de sluiting. Als Blokkeert de pauzetijd, bij hij vrij komt sluit hij, als de deactivering sluit hij weer pauzetijd verstreken is, na 5 sec. na 5 sec. weer Blokkeert de werking en Keert de beweging om keert om bij deactivering Blokkeert de werking en Geen effect hervat deze bij deactivering Geen effect Veiligheden sluiting Geen effect Geen effect Onderdrukt het commando OPEN Impulsen Veiligheden opening Geen effect (OPEN onderdrukt) Stop Geen effect Open B Opent de vleugel gedeeltelijke, en sluit hem weer na de pauzetijd Open A Opent de vleugel, en sluit weer na de pauzetijd Blokkeert de beweging van de poort, bij de volgende impuls gaat hij open Blokkeert de beweging van de poort, bij de volgende impuls gaat hij dicht Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Onderdrukt het commando OPEN Impulsen Veiligheden opening Geen effect (OPEN onderdrukt) Stop Automatische logica ”AP” Stap voor Stap C=1 d=1 E=0 Sluit de poort onmiddellijk Begint de pauzetijd opnieuw Geopend in pauze Gesloten Open B Opent de vleugel gedeeltelijke, en sluit hem weer na de pauzetijd Automatische logica “A” C=1 d=0 E=0 14. BEDRIJFSLOGICA’S Open A Opent de vleugel, en sluit weer na de pauzetijd Status poort NEDERLANDS 65 Sluit de poort Geen effect Geen effect Begint de pauzetijd opnieuw Keert de beweging van de poort om Geen effect Wordt gesloten Wordt geopend Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking en hervat deze bij deactivering Geen effect Geen effect Onderdrukt het commando OPEN Veiligheid OP/CL Blokkeert de werking en hervat deze bij deactivering Blokkeert de werking en keert om bij deactivering Blokkeert de sluiting. Als Blokkeert de pauzetijd, bij hij vrij komt sluit hij, als de deactivering sluit hij weer pauzetijd verstreken is, na 5 sec. na 5 sec. weer Blokkeert de werking en Keert de beweging om keert om bij deactivering Blokkeert de werking en Geen effect hervat deze bij deactivering Geen effect Veiligheden sluiting Geen effect Blokkeert de werking en hervat deze bij deactivering Onderdrukt het commando OPEN Veiligheid OP/CL Onderdrukt het commando OPEN Blokkeert de sluiting. Als Blokkeert de pauzetijd, bij hij vrij komt sluit hij, als de deactivering sluit hij weer pauzetijd verstreken is, na 5 sec. na 5 sec. weer Geen effect Veiligheden sluiting Keert de beweging om Impulsen Veiligheden opening Geen effect (OPEN onderdrukt) Stop Veiligheid OP/CL Onderdrukt het commando OPEN Blokkeert de sluiting. Als Onderdrukt het comhij vrij komt sluit hij, als de mando OPEN bij deactipauzetijd verstreken is, vering sluit hij na 5 sec.. na 5 sec. weer Blokkeert de werking en Keert de beweging om keert om bij deactivering Blokkeert de werking en Geen effect hervat deze bij deactivering Geen effect Veiligheden sluiting Geen effect Geen effect Logica ”D” voor gemeenschappelijke woonhuizen C=1 d=0 E=1 Blokkeert de werking Geen effect (OPEN onderdrukt) Geen effect Geopend in pauze NEDERLANDS Blokkeert de werking en hervat deze bij deactivering Geen effect Geen effect Impulsen Stop Veiligheden opening Geen effect Onderdrukt het (OPEN onderdrukt) commando OPEN Blokkeert de werking Open B Opent de vleugel gedeeltelijke, en sluit hem weer na de pauzetijd Gesloten Blokkeert de werking Geen effect Sluit de poort Open B Voert de gedeeltelijke opening uit Open A Opent de vleugel, en sluit weer na de pauzetijd Status poort Wordt geopend Blokkeert de werking van de poort, bij de volgende impuls gaat hij open Blokkeert de werking van de poort, bij de volgende impuls gaat hij open Sluit Geopend Wordt gesloten Opent de vleugel Gesloten Open A Geen effect Keert de beweging van de poort om Wordt geopend Blokkeert de werking Geen effect (OPEN onderdrukt) Impulsen Stop Veiligheden opening Geen effect Onderdrukt het (OPEN onderdrukt) commando OPEN Halfautomatische logica ”EP” Stap voor Stap C=0 d=1 E=0 Geen effect Keert de beweging van de poort om Wordt gesloten Status poort Sluit de poort Sluit Geopend Open B Voert de gedeeltelijke opening uit Opent de vleugel Open A Gesloten Status poort Halfautomatische logica ”E” C=0 d=0 E=0 15. BEVESTIGING KAART De houder voor buiten is zo ingericht dat de centrale, de ringtransformator en eventuele (Optionele) bufferbatterijen te herbergen. Volg de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monteren. Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren: 1. Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Fig.5 ref.) op de zuiltjes die met de volgende letters zijn aangegeven: A-C-I-P-Q-G. 2. Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Fig.5 ref. ). De afstandsstukken die bij de letters A & P zijn geplaatst dienen enkel als steun voor de kaart. 3. Sluit de bekabeling aan volgens het aansluitschema (paragraaf 13). 4. Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende instructies. Fig. 05 Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de onderkant van de houder (Fig. 6 ref.  ) open te maken, zoals vereist door de geldende veiligheidsvoorschriften. NEDERLANDS Fig. 06 66 diverso del previsto. 7) No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos inflamables constituye un grave peligro para la seguridad. 8) Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605. Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las Normas arriba indicadas. 9) GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran intervenir en la utilización. 10) La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D. 11) Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar cualquier intervención en la instalación. 12) Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar. 13) Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial con umbral de 0,03 A. 14) Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las partes metálicas del cierre. 15) La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10. 16) Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento, arrastre, corte. 17) Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”. 18) GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean de producción GENIUS. 19) Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS 20) No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del sistema de automación. 21) El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto. 22) No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto durante su funcionamiento. 23) Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente. 24) Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta. 25) El usuario no debe por ningún motivo intentar reparar o modificar el producto, debe siempre dirigirse a personal cualificado. 26) Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe entenderse como no permitido HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN 1) ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen. 2) Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen aufmerksam gelesen werden. 3) Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt. 4) Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen zu können. 5) Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen. 6) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab. 7) Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar. 8) Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604 und EN 12605 entsprechen. Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten. 9) Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen. 10) Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein. 11) Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung und die Batterie abzunehmen. 12) Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung empfohlen. 13) Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist. 14) Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht ausgeführt wurde. Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden. 15) Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen Vorschriften zu überprüfen. 16) Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen. 17) Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten Vorrichtungen einzusetzen. 18) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt wurden. 19) Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS verwendet werden. 20) Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Veränderungen vorgenommen werden. 21) Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das dem Produkt beigelegt ist, übergeben. 22) Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten. 23) Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation zu vermeiden. 24) Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig geöffnetem Tor erfolgen. 25) Der Betreiber sollte keinerlei Reparaturen oder direkte Eingriffe auf der Automation ausführen, sondern sich hierfür ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal wenden. 26) Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorgesehen sind, sind nicht zulässig WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1) LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. 2) Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. 3) De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar. 4) Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. 5) Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen. 6) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. 7) Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid. 8) De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605. Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen. 9) GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik. 10) De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn. 11) Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. 12) Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking. 13) Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A. 14) Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan. 15) Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10. 16) De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie. 17) Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”. 18) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd. 19) Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen. 20) Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem. 21) De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen. 22) Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is. 23) Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven. 24) Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is. 25) De gebruiker mag geen pogingen tot reparatie doen of directe ingrepen plegen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd personeel. 26) Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Genius Brain 03 and Brain 04 de handleiding

Categorie
Poortopener
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor