33
NL
GEBRUIK - Bediening
De ventilator heeft 3 snelheden:
snel, gemiddeld en langzaam.
1. Trek aan het koord.
De ventilator start in de hoogste snelheid.
2. Trek nogmaals aan het koord.
De ventilator zal overgaan naar gemiddeld.
3. Trek nogmaals aan het koord.
De ventilator zal overgaan naar langzaam.
4. Trek nogmaals aan het koord.
De ventilator zal stoppen.
Trek aan het andere koord om de lamp in en
uit te schakelen.
GEBRUIK - Zomer- en winterstand
De ventilator is uitgerust met een zomer- en
winterstand: in de zomerstand blaast de ven-
tilator lucht direct naar beneden voor een koele
bries, terwijl lucht in de winterstand door de
ruimte wordt gecirculeerd, bijvoorbeeld om de
warmte van uw verwarming door de ruimte te
verspreiden.
1. Schakel de schakelaar naar beneden om
de zomerstand in te schakelen.
2. Schakel de schakelaar omhoog om de
winterstand in te schakelen.
PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem Mogelijke oorzaak Aangeraden oplossing
Ventilator
start niet
1. De ventilator is aange-
sloten op een wand-licht-
schakelaar en deze is niet
ingeschakeld.
2. Stroom in de meterkast is
niet terug ingeschakeld of
is uitgevallen.
3. Er zitten draden naar de
ventilator los.
1. Controlleer of de lichtschakelaar is ingeschakeld.
2. Controleer of de hoofdstroomtoevoer in de meterkast
is ingeschakeld.
3. Controleer of er draden los zitten in de bedrading
naar de ventilator.
LET OP: zorg ervoor dat de hoofdstroomtoevoer
is uitgeschakeld, voordat u de bedrading
controleert!
Ventilator
maakt lawaai
Ventilator
wiebelt
of schudt
overmatig.
1. De montageplaat is niet
goed gemonteerd.
2. De neerwaartse stang is
niet goed geborgd.
1. Controleer of de montageplaat (nog) goed vastzit aan
het plafond. Zie ‘Montage - Het installeren van de
montageplaat’.
2. Controleer of de neerwaartse stang goed geborgd
is. Zie ‘Montage - Het installeren van de neerwaartse
stang aan het motorhuis’.