- 35 -
De belangrijkste instellingen worden beschreven onder 1, 4, 5 en 7:
1. Resolue:
U kunt kiezen voor 720p bij 25 of 30 fps. Dat is de opmale instelling. Om ruimte te besparen op de
geheugenkaart kunt u ook een lagere resolue van 480p selecteren. De resolue van 1080p wordt
opgenomen met minder opnamen per seconde, dat wil zeggen met geïnterpoleerde beelden, en kan
resulteren in onscherpe opnamen. Wij adviseren waar mogelijk 720p te gebruiken.
2. Belichng:
Hier kunt u bij sterk tegenlicht bewust kiezen voor een overbelichng van 1/3 of 2/3 maar ook voor
een onderbelichng, wanneer dit vanwege een extreme lichtsituae nodig is. In het algemeen leidt de
standaardinstelling +0/0 tot de gewenste resultaten.
3. Witbalans:
De fabrieksinstelling is „Auto“. Aankelijk van de toepassing kan deze worden geopmaliseerd voor
zonnig of bewolkt weer, of voor kunstlicht (wanneer de camera bijvoorbeeld binnen wordt gebruikt).
4. Connu opnemen:
Deze belangrijke instelling maakt het mogelijk automasch connu video-opnamen te maken; naar
keuze kunt u filmpjes maken van 2, 5 of 10 minuten. Zodra de (oponele) microSD-kaar (compabel
tot 32 GB) vol is, wordt telkens de oudste videoclip overschreven. Natuurlijk kunt u deze
connu-opname-instelling met “Uit“ deacveren.
In het normale scherm (On-Screen-Display = OSD), wordt de connue opname weergegeven met een
pictogram. Onder het pictogram wordt de geselecteerde lengte van de video-clip aangegeven: 2, 5,
10.
5. Bewegingssensor:
Als deze funce wordt geacveerd, begint de camera in de ingeschakelde modus een video-opname
te maken, zodra iets in het blikveld van de camera beweegt. Als er 10 seconden lang geen
beeldwijziging wordt waargenomen, schakelt de video-opname weer uit. Zodra weer een object in het
blikveld terechtkomt, begint de camera weer te filmen. Deze funce kan interessant zijn als er in het
verkeer veel „stop-and-go“ situaes voorkomen, of wanneer de camera in een geparkeerde situae
alleen moet filmen als er nieuwe informae in beeld komt.
Natuurlijk kan deze funce ook als eenvoudige „bewakingscamerafunce“ worden gebruikt, zolang de
accu vol is of er een stroomvoorziening is.
Wanneer deze funce geacveerd is, wordt deze in het OSD met een pictogram van een loper
aangegeven.
6. (Geluids-)opname:
de geluidsopname kan oponeel worden in- of uitgeschakeld. Wanneer de geluidsopname
geacveerd is wordt in de OSD een microfoontje afgebeeld.
7. LCD-uit:
Met deze funce kan de belichng van het display automasch worden uitgeschakeld wanneer 2, 5 of
10 minuten geen cameratoetsen worden bediend. Aankelijk van de camera-instelling neemt de