Xerox FreeFlow Variable Information Suite Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Version 16.0.3.0
December 2020
702P08489
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
© 2020 Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden. XEROX
®
en XEROX en Beeldmerk
®
, FreeFlow
®
, FreeFlow
Makeready
®
, FreeFlow Output Manager
®
, FreeFlow Process Manager
®
, VIPP
®
en GlossMark
®
zijn handelsmerken
van Xerox Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Handelsmerken van andere bedrijven worden hierbij als volgt erkend:
Adobe PDFL - Adobe PDF Library Copyright © 1987-2020 Adobe Systems Incorporated.
Adobe
®
, het Adobe-logo, Acrobat
®
, het Acrobat-logo, Acrobat Reader
®
, Distiller
®
, Adobe PDF JobReady
, InDe-
sign
®
, PostScript
®
en het PostScript-logo zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Sys-
tems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen. Alle keren dat de naam PostScript in de tekst
voorkomt, verwijst deze naar de PostScript-taal zoals gedefinieerd door Adobe Systems Incorporated, tenzij an-
ders vermeld. De naam PostScript wordt ook gebruikt als een producthandelsmerk voor de implementatie door
Adobe Systems van de PostScript-interpreter en andere Adobe-producten. Copyright 1987-2020 Adobe Systems
Incorporated en zijn licentieverleners. Alle rechten voorbehouden. Bevat Adobe
®
PDF Libraries en Adobe Normali-
zer-technologie.
Intel
®
, Pentium
®
, Centrino
®
en Xeon
®
zijn geregistreerde handelsmerken van Intel Corporation. Intel Core
Duo is
een handelsmerk van Intel Corporation.
Intelligent Mail
®
is een geregistreerd handelsmerk van de United States Postal Service.
Macintosh
®
, Mac
®
en Mac OS
®
zijn geregistreerde handelsmerken van Apple, Inc., geregistreerd in de Verenigde
Staten en andere landen. Elementen van de technische gebruikersdocumentatie van Apple gebruikt met toestem-
ming van Apple, Inc.
Novell
®
en NetWare
®
zijn geregistreerde handelsmerken van Novell, Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.
Oracle
®
is een geregistreerd handelsmerk van Oracle Corporation Redwood City, Californië, Verenigde Staten.
PANTONE
en andere Pantone Inc.-handelsmerken zijn eigendom van Pantone Inc. Alle rechten voorbehouden.
QR Code
is een handelsmerk van Denso Wave Incorporated in Japan en/of andere landen.
TIFF
®
is een geregistreerd handelsmerk van Aldus Corporation.
Het Graphics Interchange Format© is auteursrechtelijk beschermd eigendom van CompuServe Incorporated.
GIFSM is een servicehandelsmerk van CompuServe Incorporated.
Windows
®
, Windows
®
10, Windows Server
®
2012, Windows Server
®
2016 and Windows Server
®
2019 en Internet
Explorer zijn handelsmerken van Microsoft Corporation; Microsoft
®
en MS-DOS
®
zijn gedeponeerde handelsmer-
ken van Microsoft Corporation.
Alle andere productnamen en diensten die in deze publicatie worden vermeld, zijn handelsmerken of geregi-
streerde handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven. Ze worden in deze publicatie in het voordeel van deze
bedrijven gebruikt en zijn niet bedoeld om goedkeuring of een ander verband met de publicatie uit te drukken.
Bedrijven, namen en gegevens die in voorbeelden worden gebruikt zijn fictief, tenzij anders vermeld.
Hoewel dit materiaal met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, wijst Xerox Corporation aansprakelijkheid af
voor de gevolgen van eventuele onnauwkeurigheden of ontbrekende informatie.
Dit document wordt regelmatig bijgewerkt. In volgende uitgaven zullen wijzigingen worden opgenomen en techni-
sche onnauwkeurigheden en drukfouten worden gecorrigeerd.
Geproduceerd in de Verenigde Staten.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
3
Inhoudsopgave
1 VI Design Express installeren..........................................................................................11
Ondersteunde versies van Adobe InDesign ....................................................................... 12
Programma downloaden .................................................................................................. 13
Fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes downloaden ..................................... 14
Minimale systeemvereisten .............................................................................................. 15
Installatie-opmerkingen ................................................................................................... 16
Installatie op een Windows-systeem................................................................................. 17
Volledige en aangepaste installatie in Windows ......................................................... 17
Mac OS X-installatie ......................................................................................................... 18
Speciale installatie in Mac OS X.................................................................................. 18
Licentieverlening .............................................................................................................. 19
Licentiebestand.......................................................................................................... 20
2 Overzicht van VI Design Express....................................................................................23
VI Suite Klantenforum...................................................................................................... 25
Verklarende woordenlijst .................................................................................................. 26
Overzicht van de documentatie ........................................................................................ 32
De werkruimte van InDesign ............................................................................................ 33
Ondersteunde grafische indelingen .................................................................................. 35
Schermfonts en printerfonts ............................................................................................. 36
Overzicht van speciale beeldvorming en VDE .................................................................... 38
Beperkingen..................................................................................................................... 39
Oorzaken van de beperkingen..................................................................................... 40
VDE-documenten openen in bijgewerkte versies van InDesign.......................................... 44
3 Werken met VDE ...............................................................................................................45
Voorkeursinstellingen VDE opgeven.................................................................................. 48
Tabblad Interface....................................................................................................... 48
Tabblad Exportinstellingen ......................................................................................... 49
Tabblad Fontexportopties........................................................................................... 52
Batchverwerking van PDF-bestanden als bronnen............................................................. 59
PDF's met ingesloten EPS wijzigen ............................................................................. 59
Variabele gegevens en ontwerplayout .............................................................................. 60
Knoppen, selectievakjes en pictogrammen........................................................................ 62
Aan de slag ...................................................................................................................... 70
Het VDE-venster openen ............................................................................................ 70
De werkruimte voorbereiden....................................................................................... 71
Een gegevensbestand definiëren ................................................................................ 71
Het gescheiden-gegevensbestand definiëren.............................................................. 72
Subgegevensbestand met scheidingstekens laden ...................................................... 79
Een XML-gegevensbestand definiëren ........................................................................ 85
Een map voor de middelen selecteren....................................................................... 102
4
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Typen VDE-gegevensobjecten definiëren .................................................................. 104
4 Regels ............................................................................................................................... 107
Definities van de term Regel........................................................................................... 108
Regel maken .................................................................................................................. 111
Aanmaken van een regel voor het ophalen van een LMOT-subset............................. 115
Regelwijziging of - duplicatie .......................................................................................... 118
Regel testen ................................................................................................................... 119
Regel verwijderen ........................................................................................................... 120
Zichtbaarheidsobject van een laag loskoppelen.............................................................. 121
Zoek een bestand met een onbekende bestandsnaamextensie ....................................... 122
Regels en transformaties importeren en exporteren........................................................ 124
Nieuw gegevensbestand importeren en het effect daarvan op regels en
transformaties.......................................................................................................... 124
5 VDE-ontwerpelementen ............................................................................................... 125
Tekst .............................................................................................................................. 126
Statische tekst.......................................................................................................... 126
Variabele tekst ......................................................................................................... 126
Variabele tekstbestanden ......................................................................................... 126
Opties voor tekstaanpassing en tekstomloop ............................................................ 127
Variabele tekst op een pad ....................................................................................... 133
Variabele tekst rond een object ................................................................................ 134
Vervormde tekst ....................................................................................................... 136
Tabbladen ................................................................................................................ 138
Inspringen bij nieuwe paragraaf............................................................................... 138
Contouren maken..................................................................................................... 139
Blanco variabele tekstregels onderdrukken ..................................................................... 141
Tabellen met variabele velden ........................................................................................ 143
Dynamische tekenstijlen................................................................................................. 144
Standaard tekenopmaak .......................................................................................... 144
Geavanceerde tekenopmaak .................................................................................... 145
Tekenkleur................................................................................................................ 146
Opties voor onderstrepen ......................................................................................... 146
Dynamische tekenstijlen gebruiken........................................................................... 147
Statische en dynamische tekststijlen mengen........................................................... 147
Grafische afbeeldingen .................................................................................................. 151
Statische grafische afbeeldingen.............................................................................. 151
Variabele beelden .................................................................................................... 151
Streepjescodes ............................................................................................................... 154
Aztec........................................................................................................................ 156
Gegevensmatrix ....................................................................................................... 157
EAN -5 ..................................................................................................................... 158
EAN -8 ..................................................................................................................... 159
EAN -13 ................................................................................................................... 160
GS1 Databar ............................................................................................................ 161
MaxiCode................................................................................................................. 163
PDF417.................................................................................................................... 164
QR Code................................................................................................................... 165
USPS 4-State Customer Barcode (IMB)..................................................................... 171
Inhoudsopgave
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
5
UPC-A ...................................................................................................................... 172
UPC-E....................................................................................................................... 174
Fonts voor streepjescodes............................................................................................... 176
Code 128 ................................................................................................................. 177
Code 39 ................................................................................................................... 178
EAN 128 .................................................................................................................. 179
EAN (8-digit) ............................................................................................................ 180
EAN (13-digit) .......................................................................................................... 181
Interleaved 2 of 5 .................................................................................................... 182
PostJPN.................................................................................................................... 183
PostNet .................................................................................................................... 184
UPC (Version A)........................................................................................................ 185
OMR ........................................................................................................................ 186
Variabele lagen .............................................................................................................. 189
PDF-formuliervelden....................................................................................................... 190
6 VDE-tekstpatroonstalen ................................................................................................ 193
Een tekstpatroonstaal maken ......................................................................................... 194
Speciale beeldvorming gebruiken in een tekstpatroonstaal ............................................. 197
VDE-tekstpatroonstaal Artistiek zwart....................................................................... 197
Fluorescerend VDE-tekstpatroonstaal ....................................................................... 198
Infrarood VDE-tekstpatroonstaal.............................................................................. 199
VDE-tekstpatroonstaal MicroText ............................................................................. 200
VDE-tekstpatroonstaal GlossMark- en CorrelationMark-tekst..................................... 201
7 Xerox Speciale inkt ......................................................................................................... 203
Statische en variabele tekst ............................................................................................ 205
Tekstbeperkingen ..................................................................................................... 206
Statische en variabele beelden ....................................................................................... 207
Objecten ........................................................................................................................ 209
Paden............................................................................................................................. 210
De voltooide pagina-opmaak ......................................................................................... 211
8 Variabele kleur ................................................................................................................ 213
Een variabele kleur toepassen op een kaderlijn of kadervulling........................................ 214
Een variabele kleur toepassen op een zwart/wit-beeld..................................................... 217
9 VDE-bedrijfsgrafieken .................................................................................................... 219
Bedrijfsgrafiekopties....................................................................................................... 220
Grafiekopties VI Design Express ..................................................................................... 221
Selecteren van invoergegevens................................................................................. 222
Opties staaf- en lijngrafiek ....................................................................................... 223
Opties cirkelgrafiek................................................................................................... 225
Voorbeeld................................................................................................................. 227
Kantlijnen ................................................................................................................ 227
Geavanceerde VIPP
®
DDG-parameters..................................................................... 228
10 PIF-opties ...................................................................................................................... 231
Inhoudsopgave
6
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gebruik van VDE PIF-opties............................................................................................ 232
Notitie toevoegen .................................................................................................... 232
URI toevoegen ......................................................................................................... 234
VDE PIF-optie verwijderen........................................................................................ 236
11 Geavanceerde functies............................................................................................... 239
Geavanceerde functie activeren ..................................................................................... 240
Geavanceerde functie BOOKMARK instellen ................................................................... 242
Een nieuwe geavanceerde functie toevoegen ................................................................. 244
Een geavanceerde functie exporteren en importeren...................................................... 247
Een geavanceerde functie taggen in een kader............................................................... 249
De VIPP
®
-code in de opdrachtstructuur plaatsen...................................................... 250
Geavanceerde functies opslaan ...................................................................................... 252
Opgeslagen geavanceerde functies verwijderen........................................................ 253
Het pad instellen voor het opslaan van geavanceerde functies ................................. 254
12 Gegevenstransformaties............................................................................................. 257
Venster Gegevenstransformatie maken .......................................................................... 258
Maskers voor gebruikersinvoer ........................................................................................ 265
Rekenkundige uitdrukkingen........................................................................................... 267
Gegevenstransformatie voor rekenkundige uitdrukking maken........................................ 268
Een gegevenstransformatie met de naam AddTwoNumbers maken.......................... 268
13 Exporteren en afdrukken ............................................................................................ 271
Exportopties................................................................................................................... 273
VI Project Container maken: Projectinstellingen.............................................................. 275
VI Print Package maken: Print Package-instellingen ........................................................ 278
VI Design Express PDF-bestand maken: PDF-instellingen ................................................ 281
Venster Exporteren en Afdrukken ................................................................................... 285
Afdrukinstellingen .................................................................................................... 285
N-op-1...................................................................................................................... 291
Samenvoegen .......................................................................................................... 296
Paginavakken........................................................................................................... 297
Bijsnijden PDF-bronnen ............................................................................................ 297
Media en afwerking.................................................................................................. 298
Exportvoorinstellingen.............................................................................................. 309
Aangepaste exportvoorinstellingen........................................................................... 309
Het VPP/VPC/PDF-bestand afdrukken ............................................................................. 314
VI Print Package (.vpp) ............................................................................................. 314
VI Project Container (.vpc)........................................................................................ 315
14 Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens ...................................... 319
Paginaopmaak............................................................................................................... 321
Masterpagina voor velden met eenmalig voorkomende gegevens............................. 321
Pagina voor velden met terugkerende gegevens ....................................................... 321
Transactievervolgpagina........................................................................................... 321
Overige pagina's ...................................................................................................... 322
Voorbeeldtestbestanden................................................................................................. 323
Inhoudsopgave
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
7
Transactionele werkstroom............................................................................................. 324
Alleen de gegevens verzenden.................................................................................. 324
Testomgeving........................................................................................................... 325
InDesign-schermweergave en voorbeeld van werkelijke toepassing................................. 326
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevensindelingen ................................... 327
Titelrecord................................................................................................................ 327
Veldbeschrijving ....................................................................................................... 327
Voorvoegsel.............................................................................................................. 328
Klantenrecordset ...................................................................................................... 328
Basisvoorvoegsel ...................................................................................................... 328
SOF.......................................................................................................................... 329
MOF......................................................................................................................... 329
Eerste vaker voorkomende voorvoegsel..................................................................... 329
Voorvoegsel/veld ...................................................................................................... 329
Scheidingsteken ....................................................................................................... 330
Voorbeelden van door voorvoegsels gescheiden transactionele
gegevensbestanden ................................................................................................. 330
Ingebouwde variabelen.................................................................................................. 332
VPPpageCount (ook bekend in het gegevensvenster als VDE_PageNumber) ............. 332
VPPpageTotal (ook bekend in het gegevensvenster als VDE_PageTotal).................... 332
VPPpreviousValue..................................................................................................... 332
VPPnextValue........................................................................................................... 332
VPPfirstValue ........................................................................................................... 333
VPPlastValue............................................................................................................ 333
VPPspaceLeftInFrame .............................................................................................. 333
VPPprefixName........................................................................................................ 333
VPPruntimeProductName......................................................................................... 333
Ingebouwde regels en gegevenstransformaties .............................................................. 334
Ingebouwde regels................................................................................................... 335
Ingebouwde gegevenstransformaties....................................................................... 336
Een transactioneel document ontwerpen........................................................................ 337
Een transactioneel document creëren....................................................................... 338
Een voorgesorteerd door voorvoegsels gescheiden transactioneel gegevensdocu-
ment aanmaken....................................................................................................... 363
15 Effecten van speciale beeldvorming gebruiken ..................................................... 385
Beperkingen aangaande printerondersteuning ............................................................... 389
Beperkingen................................................................................................................... 390
Belangrijke informatie over printerinstellingen................................................................ 392
Printerfonts voor speciale beeldvorming kopen en installeren.................................... 392
Printer instellen om speciale beeldvorming te gebruiken ........................................... 392
Ondersteuning van speciale beeldvorming voor VDE installeren...................................... 396
Kleurstaal voor speciale beeldvorming gebruiken ...................................................... 396
Fonts voor speciale beeldvorming voor VDE .............................................................. 397
CorrelationMark ............................................................................................................. 399
Eén-laags CorrelationMark-effect.............................................................................. 399
Twee-laags CorrelationMark-effect........................................................................... 399
CorrelationMark-font (vervangen)................................................................................... 400
Eén-laags CorrelationMark-effect met behulp van correlatiefonts
(vervangen).............................................................................................................. 401
Inhoudsopgave
8
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Twee-laags CorrelationMark-effect met behulp van correlatiefonts
(vervangen).............................................................................................................. 402
CorrelationMark-beperkingen en vereisten................................................................ 403
CorrelationMark-fonttabel (vervangen)..................................................................... 403
CorrelationMark-kleurstalen...................................................................................... 404
Documenten ontwerpen met CorrelationMarks......................................................... 405
FluorescentMark-kleur .................................................................................................... 406
Eén-laags effect ....................................................................................................... 406
Fluorescerend twee-lageneffect................................................................................ 407
FluorescentMark-kleuren: beperkingen en vereisten .................................................. 407
Kleurstalen van FluorescentMark (UV) ...................................................................... 408
Documenten ontwerpen met FluorescentMark-kleuren ............................................. 411
GlossMark
®
-tekst............................................................................................................ 413
Font voor GlossMark
®
-tekst (vervangen) ......................................................................... 414
GlossMark Text: beperkingen en vereisten................................................................. 415
Fonttabellen voor GlossMark Text ............................................................................. 416
GlossMark-kleurstalen............................................................................................... 417
Documenten ontwerpen met GlossMark Text............................................................ 417
Void pantograph (VP)..................................................................................................... 419
Void pantograph (VP) maken ................................................................................... 419
Een void pantograph (VD) toepassen op een kader................................................... 421
Vectorpatroonontwerp met behulp van VDE............................................................. 421
Effecten van speciale beeldvorming toepassen op zwart/wit TIFF-beelden...................... 428
Infrarode kleur ............................................................................................................... 429
Infrarode kleurstalen ................................................................................................ 429
Documenten ontwerpen met infrarode kleur............................................................. 431
MicroText-font................................................................................................................ 434
Het effect gebruiken................................................................................................. 434
MicroText-font: beperkingen en vereisten ................................................................. 435
MicroText fonttabel.................................................................................................. 436
Documenten ontwerpen met MicroText-fonts........................................................... 436
CR-sleutel genereren voor Correlation Mark-effect voor speciale beeldvorming................ 437
CR-sleutel genereren ................................................................................................ 437
Een sleutelstaal toepassen op een kader................................................................... 440
CR-sleutel verwijderen .............................................................................................. 441
Een document ontwerpen met speciale beeldvormingseffect en sleutel .................... 442
16 Hints en tips.................................................................................................................. 445
Aan de slag .................................................................................................................... 446
Werken met Blanco variabele regels onderdrukken ......................................................... 449
Gegevenstransformaties gebruiken om problemen met letters/hoofdletters op te
lossen............................................................................................................................. 451
Gegevenstransformaties gebruiken om databasevelden te splitsen ................................. 454
Gegevenstransformaties gebruiken om twee tekenreeksen samen te voegen .................. 457
Gegevenstransformatie gebruiken voor de opmaak van numerieke gegevens.................. 459
Een regel maken voor het invoegen van tekst ................................................................. 461
Regels gebruiken om de zichtbaarheid van lagen in- en uit te schakelen ......................... 463
VPPlayerName gebruiken om diverse lagen te ondersteunen met één
zichtbaarheidsregel .................................................................................................. 470
Inhoudsopgave
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
9
Paginazichtbaarheid................................................................................................. 476
Speciale beeldvorming toevoegen .................................................................................. 478
MicroText toevoegen................................................................................................ 478
FluorescentMark toevoegen ..................................................................................... 479
Inhoudsopgave
10
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Inhoudsopgave
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
11
1
VI Design Express installeren
Dit hoofdstuk bevat:
Ondersteunde versies van Adobe InDesign ........................................................................... 12
Programma downloaden ...................................................................................................... 13
Fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes downloaden ......................................... 14
Minimale systeemvereisten .................................................................................................. 15
Installatie-opmerkingen ....................................................................................................... 16
Installatie op een Windows-systeem..................................................................................... 17
Mac OS X-installatie ............................................................................................................. 18
Licentieverlening .................................................................................................................. 19
In VI Design Express installeren worden de systeemvereisten, installatieprocedures en licentieverle-
ning beschreven.
Wanneer VI Design Express (VDE) voor het eerst wordt geïnstalleerd, werkt de software 30 dagen
lang zonder licentie. Na 30 dagen hebt u een VDE-licentie nodig om het programma te kunnen ge-
bruiken. Neem contact op met uw plaatselijke Xerox-vertegenwoordiger als u een licentie wilt
aanschaffen.
Systeemklok
Probeer niet de systeemklok te verzetten om het programma zonder licentie te kunnen gebrui-
ken. Probeer niet de systeemklok te verzetten. Een dergelijke poging wordt door VDE gedetec-
teerd en zal niet werken.
Updates worden vrijgegeven als volledige installatieprogramma's.
U kunt elke willekeurige FreeFlow VI Suite 16.0.3.0-update bovenop een eventuele eerdere ver-
sie van de FreeFlow VI Suite installeren. Voor de installatie van VI Suite-onderdelen hebt u be-
heerderbevoegdheid nodig.
Actieve producten moeten vóór de installatie van een update worden stopgezet.
Eventuele actieve producten, zoals FreeFlow VI eCompose of VI eCompose, moeten vóór de in-
stallatie van een update worden stopgezet.
Voorvereiste voor installatie
Als gebruik wordt gemaakt van deze 16.0.3.0-versie van de VI Design Express-software, up-
grade de VI Compose-software op de printer dan naar VI Compose 16.0.3. Als gebruik wordt
gemaakt van VI eCompose-software, upgrade de softwareversie dan naar VI eCompose
16.0.3.0.
Ondersteuning verwijderd
Adobe InDesign CS5.5 en Adobe InDesign CS6 worden in deze versie niet langer ondersteund.
Adobe InDesign CC2019 en CC2020 worden wel ondersteund.
Ondersteunde versies van Adobe InDesign
VDE ondersteunt twee versies van Adobe InDesign, zoals gedocumenteerd in Minimale
systeemvereisten . Daar VDE wordt bijgewerkt om nieuwe versies van Adobe InDesign te onder-
steunen, behoudt Xerox zich het recht voor om ondersteuning van oude versies van Adobe InDe-
sign te beëindigen.
WAARSCHUWING: Kies geen Adobe InDesign- of Creative Cloud-updates zonder eerst te
controleren of uw VDE-versie deze latere versie van de Adobe-software kan uitvoeren. Het is
mogelijk dat u dit proces voor automatische updates moet uitschakelen.
12
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VI Design Express installeren
Programma downloaden
U kunt het VDE-programma downloaden door naar www.xerox.com/support te gaan en VIPP te
zoeken. Selecteer daar Software. Stel het besturingssysteem in op Windows OS of Macintosh OS X
(afhankelijk van het platform dat u gaat gebruiken) om het correcte installatiebestand weer te ge-
ven. Klik op het installatiebestand FreeFlow VI Design Express om dit te downloaden.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
13
VI Design Express installeren
Fonts voor speciale beeldvorming en
streepjescodes downloaden
U kunt fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes downloaden door naar www.xerox.
com/support te gaan en VIPP te zoeken. Selecteer daar Software.
Opmerking: Als u fonts downloadt, verschijnt de licentieovereenkomst voor eindgebruikers
in beeld. Voordat u de fonts kunt downloaden, moet u eerst akkoord gaan met de voorwaar-
den van de Licentieovereenkomst eindgebruiker. Als u de voorwaarden van de licentieover-
eenkomst voor eindgebruikers niet accepteert, wordt het venster voor het downloaden van
fonts gesloten.
14
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VI Design Express installeren
Minimale systeemvereisten
VDE wordt alleen ondersteund op systemen met Windows 10, Mac OS X en Intel. Windows-onder-
steuning geldt voor zowel 32-bits als 64-bits systemen.
Opmerking: Ondersteuning voor VDE op Windows 10-systemen is afhankelijk van de onder-
steuning van Adobe voor dat besturingssysteem.
Voor VDE 16.0.3.0 moet VI Compose 16.0.3.0 op de doelprinter zijn geïnstalleerd. Als VI eCo-
mpose is geïnstalleerd op de printer, moet een upgrade plaatsvinden naar versie 16.0.3.0.
De minimumeisen voor het gebruik van VDE zijn dezelfde als die voor Adobe InDesign op een on-
dersteund systeem. VDE wordt ondersteund bij de volgende versies van InDesign:
Adobe InDesign 2019
Adobe InDesign 2020
Adobe InDesign Creative Cloud moet worden geïnstalleerd voordat de VDE-software wordt geïn-
stalleerd. Raadpleeg de Adobe InDesign of Adobe Creative Suite voor ondersteuning van het
besturingssysteem.
Voor Windows gelden de volgende vereisten:
Windows 10, Windows Server 2012 (inclusief R2), Windows Server 2016 en Windows Server
2019. De Service Pack-niveaus moeten geschikt zijn voor Adobe InDesign.
Voor processor- en geheugenvereisten raadpleegt u de systeemvereisten voor het installeren
van het Windows-besturingssysteem
Minimaal 4 GB RAM
Minimaal 5 GB beschikbare ruimte op de harde schijf
1024 x 768-beeldscherm
Dvd-rom/cd-romstation
De vereisten voor Mac OS X zijn als volgt:
Mac OS X (Intel-processor)
Minimaal 4 GB RAM
Minimaal 5 GB beschikbare ruimte op de harde schijf
1024 x 768-beeldscherm
Dvd-rom/cd-romstation
Voor VDE hoeft VI Compose niet te zijn geïnstalleerd op het werkstation. Wanneer u echter het
geëxporteerde VI Project Container-bestand (.vpc) naar de printer verzendt, moet VI Compose op
het doelafdrukapparaat worden geïnstalleerd Als u de exportoptie VI Design Express PDF gebruikt,
is VI Compose niet nodig. Het exporteren naar VI Design Express PDF is echter minder efficiënt
dan het exporteren en afdrukken van het .vpc-bestand.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
15
VI Design Express installeren
Installatie-opmerkingen
Alle versies van Windows en Mac OS X:
De installatie van zowel de Windows- als Mac OS X-software moet uitgevoerd worden terwijl
de gebruiker is aangemeld als beheerder met beheerdersrechten.
Het wordt aanbevolen dat u de installatie van de huidige versie van VDE eerst ongedaan
maakt, en pas dan de nieuwe versie installeert.
Windows 10 en hoger:
Wanneer de installatie op een Windows 10-systeem wordt uitgevoerd, wordt er mogelijk een
PCA-dialoogvenster (Program Compatibility Assistant) weergegeven met het volgende bericht:
Dit programma is mogelijk niet correct geïnstalleerd.
Als er geen foutberichten worden weergegeven door het VDE-installatieprogramma, is de soft-
ware geïnstalleerd en kunt u het PCA-bericht negeren. Om de installatie te voltooien klikt u op
Dit programma is correct geïnstalleerd.
Speciale beeldvormingseffecten:
Speciale beeldvormingseffecten worden ondersteund op de FreeFlow Print Server (FFPS) en
EFI-apparaten die de Xerox productieprinters aansturen. Inkjet- en Xerox Solid Ink Technology-
en vergelijkbare systemen worden niet ondersteund. Speciale beeldvormingseffecten worden
alleen ondersteund bij het gebruik van .vpc- of VIPP
®
-code op de printer. Het exporteren en/of
afdrukken van speciale beeldvormingseffecten vanuit een PDF-bestand wordt niet
ondersteund.
Installeer geen fonts voor speciale beeldvorming als u de functies voor speciale beeldvorming
niet gaat gebruiken. Als u de fonts op een later tijdstip wilt installeren, voert u de aangepaste
installatie uit. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm.
Fonts voor speciale beeldvorming zijn schermfonts die worden gebruikt om de kleur en het for-
maat van het font voor het effect van speciale beeldvorming op het scherm na te bootsen.
Deze fonts kunnen niet worden gebruikt voor afdrukken. Als u uit een toepassing wilt afdrukken
die gebruik maakt van deze fonts, downloadt u de fonts voor speciale beeldvorming die in de
toepassing worden gebruikt. Zie Fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes
downloaden voor meer informatie over downloads. Download de benodigde printerfonts. Som-
mige van deze fontbestanden kunnen groot zijn. Xerox raadt aan alleen de fonts die in de toe-
passing worden gebruikt te installeren.
Fonts voor streepjescodes:
Er is een zip-bestand met printerstreepjescodefonts (BarcodeFonts.zip) dat kan worden ge-
download. Voor meer informatie raadpleegt u Fonts voor speciale beeldvorming en
streepjescodes downloaden. Dit bestand bevat streepjescodefonts voor de printer die kunnen
worden gebruikt in VIPP
®
-toepassingen. Deze fonts moeten als printerfonts worden geïnstal-
leerd op de doelprinter.
Met Windows Uninstaller kan de installatie van het VDE-pakket worden verwijderd. Het verwijde-
ren van de installatie van Mac werkt als voorheen.
16
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VI Design Express installeren
Installatie op een Windows-systeem
Opmerking: Raadpleeg voordat u met de installatie begint, eerst installatie-opmerkingen
voor belangrijke achtergrondinformatie.
De Windows-installatie vindt plaats via het zip-bestand dat wordt gedownload vanaf de website
www.xerox.com/support. Raadpleeg Programma downloaden voor meer informatie. Het zip-be-
stand bevat het installatiebestand, het leesmij-bestand en de map VIPP
®
Example met daarin be-
standen en bronnen die kunnen worden gebruikt voor de voorbeelden in Hints en tips.
Als u VDE wilt installeren, moet u zijn aangemeld en over beheerdersrechten beschikken.
Wanneer u de toepassing voor het installeren van VDE downloadt (VDE_Installer_xx.exe), moet u
het bestand in een tijdelijke map plaatsen en de bestanden in die map uitpakken. Waarbij xx de
softwareversie aanduidt.
Dubbelklik op het uitgepakte installatiebestand om de plug-ins te installeren.
Zodra het installatieprogramma is gestart, moet u de juiste taal voor het installatieprogramma se-
lecteren, de instructies op het scherm volgen om de licentieovereenkomst voor eindgebruikers te
lezen en akkoord gaan met de voorwaarden. Vervolgens kunt u de software installeren.
Ook kunt u tijdens de installatieprocedure kiezen uit de volgende mogelijkheden:
Typisch Gebruik deze optie om de VDE plug-in en gerelateerde bestanden te instal-
leren. Gebruik deze optie om VDE te installeren als u de functies voor specia-
le beeldvorming niet nodig hebt.
Volledig Gebruik deze optie om de plug-ins van VDE en alle schermfonts voor specia-
le beeldvorming te installeren.
Aangepast Gebruik deze optie om de functies en fonts die u wilt installeren te
selecteren.
Andere bestanden die tegelijk met de plug-ins worden geïnstalleerd zijn een README-bestand, de
licentieovereenkomst voor de eindgebruiker van Xerox, de licentieovereenkomst voor de eindge-
bruiker van Adobe en PDF-bestanden met kennisgevingen van juridische aard. De FreeFlow VI De-
sign Express handleiding voor de gebruiker in de geselecteerde taal wordt ook geïnstalleerd.
Wanneer de installatie is voltooid, moet u de computer opnieuw opstarten.
VVoolllleeddiiggee eenn aaaannggeeppaassttee iinnssttaallllaattiiee iinn WWiinnddoowwss
Opmerking: Raadpleeg voordat u met de installatie begint, eerst installatie-opmerkingen
voor belangrijke achtergrondinformatie.
Gebruik tijdens de installatieprocedure de optie Volledig om VDE en alle fonts voor speciale
beeldvorming te installeren. U kunt de optie Aangepast tijdens de eerste installatieprocedure of
op een later tijdstip gebruiken om een aantal of alle fonts voor speciale beeldvorming te
installeren.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Wanneer de installatie is
voltooid, moet u de computer opnieuw opstarten.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
17
VI Design Express installeren
Mac OS X-installatie
Opmerking: Raadpleeg voordat u met de installatie begint, eerst installatie-opmerkingen
voor belangrijke achtergrondinformatie.
De Mac OS-installatie wordt uitgevoerd via een .dmg-bestand dat zich bevindt in het zip-bestand
dat is gedownload via de website www.xerox.com/support Raadpleeg Programma downloaden
voor meer informatie. Het zip-bestand bevat het .dmg-installatiebestand, het leesmij-bestand en
een map (VIPP
®
Example) met daarin bestanden en bronnen die kunnen worden gebruikt voor de
voorbeelden in Hints en tips.
Sla het bestand VDE_Install_x.x.dmg in een zelf gekozen locatie op, waarbij x.x het versienummer
is. Dubbelklik op het .DMG-bestand om de VDE-installatieschijf op het bureaublad te plaatsen. Als
de inhoud van de schijf niet automatisch wordt weergegeven, dubbelklik er dan op om een nieuw
venster voor de Finder te openen.
Dubbelklik op het pictogram van het installatieprogramma om de pl te installeren. Voor gebruikers
met beheerdersrechten verschijnt het dialoogvenster Autorisatie op het scherm. Voer hier de be-
treffende toegangscode in. Als de gebruiker geen beheerdersrechten heeft, verschijnt het dialoog-
venster nonPrivAuth en moeten de betreffende toegangscodes worden ingevoerd.
Wanneer het dialoogvenster Taal verschijnt, klikt u op het vervolgkeuzemenu en selecteert u de ge-
wenste taal voor het installatieprogramma. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie
te voltooien.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de gebruiksrechtovereenkomst voor de eindgebruiker te
lezen en ermee akkoord te gaan en de software te installeren.
Tijdens de installatieprocedure kunt u kiezen uit de volgende mogelijkheden:
Standaardinstallatie Gebruik deze optie om de VDE plug-in en gerelateerde bestanden te in-
stalleren. Gebruik deze optie om VDE te installeren als u de functies voor
speciale beeldvorming niet nodig hebt.
Aangepaste installatie Gebruik deze optie om de VDE-functies en fonts voor speciale beeldvor-
ming die u wilt installeren te selecteren.
Andere bestanden die tegelijk met de plug-ins worden geïnstalleerd zijn een README-bestand, de
licentieovereenkomst voor de eindgebruiker van Xerox, de licentieovereenkomst voor de eindge-
bruiker van Adobe en PDF-bestanden met kennisgevingen van juridische aard. De VI Design Ex-
press handleiding voor de gebruiker in de geselecteerde taal wordt ook geïnstalleerd.
SSppeecciiaallee iinnssttaallllaattiiee iinn MMaacc OOSS XX
Opmerking: Raadpleeg voordat u met de installatie begint, eerst installatie-opmerkingen
voor belangrijke achtergrondinformatie.
Gebruik deze optie om de plug-ins te installeren en een aantal of alle fonts voor speciale
beeldvorming. Dit is de optie die wordt gebruikt om de fonts voor speciale beeldvorming te
installeren wanneer dit niet is gebeurd tijdens de eerste installatie van VDE.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
18
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VI Design Express installeren
Licentieverlening
Wanneer uw product voor het eerst wordt geïnstalleerd, werkt de software 30 dagen lang zonder
licentie. Als u het product na die periode van 30 dagen wilt gebruiken, moet u de proefversie om-
zetten in een versie van het product op basis van een volledige licentie. Daartoe moet u een pro-
ductielicentie aanschaffen.
Het licentieproces voor VDE hangt af van waar en hoe de software voor VDE is aangeschaft. Dit is
vanwege unieke licentievereisten per geografische regio. Deze informatie is opgenomen in de set
die u ontvangt/downloadt bij aanschaf van VDE.
Systeemklok
Probeer niet de systeemklok te verzetten om het programma zonder licentie te kunnen gebrui-
ken. Een dergelijke poging wordt door VDE gedetecteerd en zal niet werken.
Licentiebestand voor handmatige installatie
Als u het handmatige proces van Licentie laden gebruikt, krijgt u een licentiebestand. Licentie-
bestanden (*.dat) voor alle VI-producten worden automatisch gegenereerd. Bij het proces
wordt het bestand als HardwareAddress.dat opgeslagen, waarbij HardwareAddress het
adres is van de computer waarop het product onder licentie zal worden gebruikt. Het is dan
ook mogelijk dat u meer dan één productlicentiebestand met identieke bestandsnamen ont-
vangt. U moet ervoor waken dat u andere licenties overschrijft als u een nieuwe productlicentie
opslaat. Als licentiebestanden op een en dezelfde computer op hetzelfde moment verlopen,
kunt u één bestand aanvragen waarmee alle VI-producten op die computer worden
geactiveerd.
Als u wilt zien hoeveel dagen resteren in de proefperiode of als u de status van de licentie wilt zien,
selecteert u het VDE-venstermenu rechtsboven in het onderstaande VDE-venster.
Als u het VDE-venstermenu selecteert, krijgt u een menu met de volgende opties:
Licentie...
Deze optie wordt uitgebreid besproken in het hoofdstuk dat u momenteel leest.
Voorkeursinstellingen...
Deze optie wordt besproken in VDE-voorkeursopties instellen .
Printerlicentie VI Compose...
Deze optie wordt besproken in het gedeelte Voorwaarden voor ondersteuning van Xerox-
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
19
VI Design Express installeren
kantoorprinters.
PDF's met ingesloten EPS wijzigen
Deze optie wordt besproken in het gedeelte Batchverwerking van PDF-bestanden als
bronnen.
Over FreeFlow VI Design Express
Deze optie moet worden gebruikt voor het doorgeven van een softwareprobleem aan Xerox.
Deze optie geeft alleen de softwareversie-informatie weer die cruciaal is voor het oplossen
van problemen. Geef zo mogelijk altijd een screenshot of foutberichten en een screenshot
van de versie-informatie door.
Handleiding voor de gebruiker
Met deze optie opent u de FreeFlow VI Design Express - Handleiding voor de gebruiker .
Frame Inspector
Frame Inspector wordt gebruikt om VDE-specifieke informatie over een frame weer te ge-
ven. U kunt Frame Inspector openen door het item Frame Inspector in het menu in het
VDE-venster te kiezen.
Wanneer Frame Inspector is geopend en een grafisch kader of tekstkader wordt geselec-
teerd in een InDesign-document, worden de kaderopties voor dat kader weergegeven in
Frame Inspector. Kaderopties bestaan onder meer uit tekstaanpassing, Xerox Speciale inkt,
tekstvervorming, variabele kaderkleur en streepjescode-informatie.
LLiicceennttiieebbeessttaanndd
De optie Licentie... leidt naar het licentievenster van FreeFlow VI Design Express. In dit venster
vindt u informatie over de geïnstalleerde licentie en drie unieke licentie-opties. Gebruik het venster
om de optie te kiezen die bij uw locatie past.
Licentievensteropties:
Licentiegegevens
Dit venster bevat:
Licentietype
Resterende dagen Het aantal dagen voordat de huidige licentie verloopt.
Host-ID licentie: VDE zoekt de informatie in uw computer en geeft deze weer. Als er een
geldige licentie is geïnstalleerd, wordt de host-ID weergegeven van de
computer waarop de licentie is geïnstalleerd.
Productversie De geïnstalleerde versie van de VDE-software.
Als u een activeringscode hebt...
De informatie in dit deelvenster is voor gebruikers die een software-activeringscode hebben
ontvangen bij de softwarelicentiekit voor de VDE-software.
Als u de softwarelicentiekit niet hebt, en u ergens bent waar deze vereist is, neem dan contact op
met uw Xerox-verkoopvertegenwoordiger om de softwarelicentieset voor de VDE-software te
kopen. Nadat de order is verwerkt, wordt een set met de software-activeringscode en het
serienummer, indien geleverd, naar de klant verzonden.
Voor overige instructies gaat u naar De activeringscode gebruiken.
Als u een licentiebestand hebt ontvangen...
20
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VI Design Express installeren
Gebruik deze optie als u een licentiebestand (*.dat) hebt ontvangen, meestal via e-mail. Als u het
bestand ontvangen hebt, sla het dan op in een veilige en toegankelijke locatie op uw computer.
Voor overige instructies gaat u naar De licentie laden.
OOppttiiee AAccttiivveerriinnggssccooddee ggeebbrruuiikkeenn
Opmerking: Bewaar de software-activeringscode en het serienummer (indien van
toepassing) op een veilige plek. Deze kunt u later nodig hebben voor upgrades,
ondersteuning, etc.
Als u de software-activeringscode hebt, kunt u het automatische licentieproces gebruiken dat hier
wordt beschreven.
1. Kies een beschikbare Host-ID van systeem voor de host-ID van de licentie. (De
standaardinstelling wordt aanbevolen.)
Opmerking: Als het automatische licentieproces mislukt, hebt u de Host-ID van het
systeem en de software-activeringscode nodig als u contact opneemt met het Xerox
Welcome Centre voor ondersteuning.
2. Voer het serienummer in van het apparaat waarop de software is geïnstalleerd.
3. Voer de software-activeringscode in de daartoe bestemde ruimte in en klik op de knop
Activeren... .
4. Mogelijk ontvangt u een formulier van de licentieserver van Xerox om nadere informatie op te
geven. Vul het formulier in en selecteer OK als u klaar bent.
5. Deze informatie en de software-activeringscode worden verzonden naar de licentieserver van
Xerox.
6. Nu moet de licentieserver van Xerox over alle benodigde informatie voor het valideren van de
aanvraag van een licentie beschikken. Als aanvullende informatie vereist is, wordt een nieuw
scherm geopend waarin om deze informatie wordt gevraagd. Geef de vereiste informatie op
en klik op OK .
7. De licentieserver van Xerox controleert de informatie en activeert de licentie of meldt een fout
met een code als de ingevoerde informatie niet overeenstemt met die van Xerox. Als er een
foutbericht wordt gegenereerd, meld de code dan bij uw plaatselijke Xerox-
vertegenwoordiger, zodat hij u kan helpen.
Als de ingevoerde informatie compleet en correct is, wordt een licentiebestand aangemaakt en op
uw systeem geladen. Details van de licentie worden weergegeven in het gedeelte
Licentiegegevens van het scherm Licentie. Klik op OK om de licentie toe te passen. Zodra u de
knop OK selecteert, wordt de licentie toegepast.
Zo af en toe kan het gebeuren dat de automatische activering van de licentie mislukt. Wanneer
dit het geval is, neemt u contact met het Xerox Welcome Centre op voor ondersteuning. Houd de
Host-ID van systeem van het werkstation en de software-activeringscode paraat die in de set zijn
geleverd. Uw verzoek om hulp kan ertoe leiden dat een licentiebestand per e-mail naar u wordt
opgestuurd. In dat geval kunt u het onderstaande proces volgen om handmatig de licentie te
activeren.
Opmerking: Als het u niet lukt om een verbinding met de licentieserver tot stand te
brengen op de hierboven beschreven wijze, kunt u naar ieder ander op het internet
aangesloten apparaat gaan en u aanmelden bij het portaal met behulp van deze URL:
https://www.xeroxlicensing.xerox.com/activation.Voer de software-activeringscode in en
volg de aanwijzingen op het scherm. U moet de Host-ID van het systeem weten van de PC
waarop VDE is geïnstalleerd. Er wordt een licentiebestand naar u verzonden via e-mail.
Verplaats het licentiebestand naar een veilige locatie op het VDE-systeem en gebruik de
optie Licentie laden om de licentie te installeren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
21
VI Design Express installeren
OOppttiiee LLiicceennttiiee llaaddeenn ggeebbrruuiikkeenn
Zo activeert u de VDE-licentie met behulp van een licentiebestand:
1. Selecteer Licentie laden .
2. Blader naar de map waarin het licentiebestand is opgeslagen, selecteer het bestand en klik
op OK .
3. De licentie wordt geïnstalleerd. De nieuwe licentie-informatie wordt boven in het
licentievenster weergegeven.
4. Selecteer OK om de licentie te activeren.
22
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VI Design Express installeren
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
23
2
Overzicht van VI Design Express
Dit hoofdstuk bevat:
VI Suite Klantenforum.......................................................................................................... 25
Verklarende woordenlijst ...................................................................................................... 26
Overzicht van de documentatie ............................................................................................ 32
De werkruimte van InDesign ................................................................................................ 33
Ondersteunde grafische indelingen....................................................................................... 35
Schermfonts en printerfonts ................................................................................................. 36
Overzicht van speciale beeldvorming en VDE ........................................................................ 38
Beperkingen ......................................................................................................................... 39
VDE-documenten openen in bijgewerkte versies van InDesign.............................................. 44
VI Design Express (VDE) is een plug-in voor Adobe
®
InDesign. Met deze plug-in kunnen grafische
ontwerpers het volgende doen:
Toepassingen maken die variabele gegevens bevatten.
De toepassing met variabele gegevens exporteren. VI Design Express beschikt over drie
exporttypen.
VI Project Container Aanbevolen voor Xerox-afdrukapparaten met VI Com-
pose-software. Dit is de meest efficiënte manier om
VIPP
®
-toepassingen af te drukken en ten volle te profite-
ren van VIPP
®
Pro en Dynamic Document Construction
(DDC).
VI Print Package Bestemd voor kantoor- of niet-Xerox-apparaten die VI
Compose ondersteunen. Hierbij wordt gebruik gemaakt
van de snelheid van DCC bij het afdrukken van toepassin-
gen met variabele gegevens.
VI Design Express PDF Dit is het VIPP
®
PDF-systeem, aanbevolen voor kleine op-
drachten. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van VIPP
®
Pro of DDC, waardoor het afdrukken langer kan duren als
het aantal records 1000 of meer bedraagt. Gebruik geen
speciale beeldvormingseffecten wanneer u een VDE als
PDF exporteert. Speciale beeldvorming wordt niet onder-
steund bij het genereren van een PDF-bestand.
Druk de toepassing met productiesnelheid af wanneer u de opdracht exporteert met behulp
van de indeling VI Project Container (.vpc).
De inline invoer en afwerking voor de applicatie (apparaatafhankelijk) instellen.
Aanvullende geavanceerde ontwerpwijzigingen implementeren met het op code gebaseerde
hulpprogramma FreeFlow VI Design Pro en bestanden omzetten in PDF met het hulpprogram-
ma VI eCompose.
Daarnaast kunnen grafische ontwerpers dit allemaal met VDE doen, zonder dat ze eerst VIPP
®
-
programmeertechnieken of de VIPP
®
Pro-taal onder de knie hoeven te krijgen. Tegelijkertijd be-
schikken ze over de voordelen van VIPP
®
Pro zoals:
geen opsplitsing van gegevensbestanden in segmenten
niet wachten op precompositie, dus alleen .vpc- en .vpp-uitvoer
eenvoudig opnieuw afdrukken.
VDE is beschikbaar voor zowel het Mac OS X- als het Windows-platform, en is ontworpen om van-
uit een bekende ontwerpomgeving variabele gegevenstoepassingen te maken met gebruik van de
snelheid van de VIPP
®
Pro-software.
Met InDesign en VDE worden de statische en variabele elementen van de toepassing ingevoegd
of gedefinieerd met gebruik van de InDesign-omgeving en VDE. De statische elementen van het
ontwerp worden gemaakt met de gereedschappen en grafische bronnen van InDesign. De varia-
bele elementen, zoals databasevelden en voorwaardelijke logica, worden met VDE geïmplemen-
teerd. Dit wordt allemaal geregeld via een eenvoudig te gebruiken grafische gebruikersinterface.
Bij het afdrukken wordt er een .vpc-, .vpp- of PDF-bestand uitgevoerd met de export-optie van In-
Design. Het .vpc- of .vpp-bestand kan op elk willekeurig Xerox-apparaat met VIPP
®
Pro worden af-
gedrukt, d.w.z. de VI Compose-software is geïnstalleerd en er is een licentie bij de RIP. Zodoende
kan Dynamic Document Construction worden gebruikt en kan het PDF-bestand worden afgedrukt
via elk afdrukmechanisme dat PDF-afdrukken ondersteunt.
Zowel .vpc- als .vpp-pakketten maken gebruik van dynamische documentconstructie en beide zijn
de meest efficiënte uitvoerindeling voor het afdrukken van grote hoeveelheden. Xerox raadt aan
om deze indelingen te gebruiken voor toepassingen met meer dan 1000 records. Voor kleine op-
drachten is ook de uitvoeroptie VDE PDF beschikbaar. Aangezien het PDF-systeem de PDF moet
samenstellen, duurt het afdrukken van deze uitvoer langer dan bij de .vpc- of .vpp-optie. Voor de
PDF-optie hoeft VI Compose echter niet op de printer te zijn geïnstalleerd en is er geen licentie bij
het afdrukmechanisme vereist.
VDE beschikt over een eenvoudige en gebruiksvriendelijke gebruikersinterface, is snel en biedt fle-
xibele uitvoeropties. Wanneer InDesign en VDE samen worden gebruikt, beschikt u over de voorde-
len van een bekend en krachtig ontwerpprogramma voor de lay-out en snelheid en/of flexibiliteit
voor de afdrukken. Wanneer gebruik wordt gemaakt van het VI Compose-afdrukmechanisme op
de printer en van de .vpc- of .vpp-uitvoer van het menu VDE, kunnen opdrachten binnen enkele mi-
nuten worden uitgevoerd, zonder dat u hoeft te wachten tot de afdrukklare bestanden zijn samen-
gesteld. Als flexibiliteit belangrijk is, kunt u ook de uitvoeroptie VDE PDF gebruiken om naar een
willekeurige bestemming af te drukken.
Beoogde doelgroep
De VDE-plug-in voor InDesign en deze documentatie zijn bedoeld voor grafische ontwerpers
die ervaring hebben met Adobe InDesign. Als u behoefte hebt aan een InDesign-training of als
u kennis wilt maken met InDesign, kunt u de zelfstudieprogramma's en de documentatie raad-
plegen die bij het programma worden geleverd.
Documentatie
In deze documentatie wordt de VDE-plug-in beschreven die in een Windows-besturingssysteem
wordt gebruikt. De functies van VDE zijn voor zowel Windows- als Mac-besturingssystemen het-
zelfde, maar Mac-gebruikers moeten rekening houden met de verschillen in de muisfuncties en
toetsaanslagen tussen Windows en Mac. Als bijvoorbeeld de instructie Klik met de rechter-
muisknop wordt gegeven, moeten Mac-gebruikers de Mac-snelkoppelingen, muisklikacties enz.
gebruiken.
Overal in dit document wordt verwezen naar de VI Project Container, oftewel het .vpc-bestand.
Tenzij anders aangegeven zijn deze termen onderling uitwisselbaar met het VI Print Package,
oftewel het .vpp-bestand. Beide uitvoerindelingen worden ondersteund door VDE.
24
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
VI Suite Klantenforum
Xerox biedt een forum voor ondersteuning. Het VI Suite Klantenforum maakt nu deel uit van een
groter ondersteuningsforum, waar u informatie over Xerox-producten en diensten kunt plaatsen
en bekijken, allemaal op één plaats. Neem even de tijd om u aan te melden bij dit forum voor klan-
ten: https://VIPPsupport.xerox.com .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
25
Overzicht van VI Design Express
Verklarende woordenlijst
Door VDE vervagen de grenzen tussen de wereld van het creatieve documentontwerp en toepas-
singen met variabele gegevens. Daarom kan het gebeuren dat sommige termen die in dit docu-
ment worden gebruikt niet bekend zijn bij grafische ontwerpers of IT-professionals. Het VDE-
product heeft unieke mogelijkheden. Hieronder vindt u de beschrijvingen van een aantal termen
die te maken hebben met grafisch ontwerp en IT.
Geavanceerde functie
Een unieke soort VI Design Express-regel die wordt gebruikt om een geavanceerde functie in
het document in te voegen. Geavanceerde functies kunnen worden gebruikt om het VIPP
®
-
commando BOOKMARK in te voegen in het VPC-bestand dat is gegenereerd door VDE, om
een aangepaste VIPP
®
-code op een specifieke plaats in het document in te voegen. Een BOOK-
MARK-opdracht wordt verwerkt door FreeFlow VI eCompose om een verdeelpunt in te stellen
bij het genereren van PDF-uitvoer.
APPE
Adobe PDF-printer (APPE). VDE-uitvoer kan met het APPE-afdrukmechanisme van de FreeFlow
Print Server worden afgedrukt. De APPE ondersteunt geavanceerde toepassingen zoals XOb-
jects waarnaar in de PDF wordt verwezen, transparanten, etc.
Toepassing, ontwerp en opmaak
In de context van VI Design Express worden deze termen gebruikt om te beschrijven wat u in
het documentvenster van InDesign ziet. De woorden Ontwerp en Opmaak worden door elkaar
gebruikt om te verwijzen naar wat er op het scherm te zien is. Het woord Toepassing wordt ge-
bruikt om de hele VDE-opdracht te beschrijven, inclusief de manier waarop de opdracht eruit
ziet en hoe de opdracht werkt.
Artistiek zwart
Een Xerox-effect voor speciale beeldvorming waarbij patroontoner wordt gebruikt. Voor meer
informatie raadpleegt u Speciale beeldvorming met VIC in de Handleiding voor de gebruiker
van FreeFlow VI Compose.
Middel en bron
Synonieme termen die worden gebruikt om de bestanden te beschrijven die in een InDesign-
of VI-project worden gebruikt.
Uitvloeien
Een grafische term die wordt gebruikt om een gebied buiten de grenzen van de pagina van
een document te beschrijven. Een afloop van 3,175 mm (0,125 inch) betekent bijvoorbeeld dat
er een nieuwe afloopgrens om het document wordt toegevoegd. Gebruik deze verlengde grens
voor het plaatsen van objecten. Wanneer de pagina op het formaat van de documentpagina
wordt afgesneden en niet op de grens van de afloop, wordt er dwars door een gekleurd gebied
gesneden. Als u niet helemaal recht hebt gesneden, kunt u met de afloopgrens de kans op losse
witte delen voorkomen. Door gebruik te maken van afloopgebieden, voegt u extra ruimte toe
aan een ontwerp die later weer kan worden afgesneden.
Segmenteren
Segmenteren betekent dat een groter afdrukopdracht in kleinere segmenten wordt gesplitst.
Als het afdrukbestand in een toepassing wordt gemaakt die zich niet op de printer bevindt,
zoals uitvoer van VIPP
®
SE, moeten de gegevensbestanden meestal in segmenten worden ge-
splitst, zodat de afdrukken sneller op de printer worden gemaakt en zodat de bestanden tot op
zekere hoogte opnieuw kunnen worden afgedrukt zonder dat het hele gegevensbestand op-
nieuw hoeft te worden verwerkt.
26
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
Gegevensobject/Lijst gegevensobjecten
In VI Design Express is het gegevensobject een gegevensveld, regel of gegevenstransformatie
die ofwel in VDE is geïmporteerd of is gegenereerd met een optie in VDE, zoals een gegevens-
transformatieobject. Deze gegevensobjecten staan vermeld in de Lijst gegevensobjecten in het
venster van de VDE plug-in. Er zijn verschillende soorten gegevensobjecten.
gescheiden databasebestand
Een gescheiden databasebestand wordt gebruikt om de variabele gegevenstoepassing aan te
sturen in VDE. Een gescheiden-gegevensbestand is meestal afkomstig uit een groter database-
systeem. Met vragen over gescheiden-gegevensbestanden kunt u meestal terecht bij de
databasebeheerder.
Dubbelzijdig en dubbelzijdig kop/staart
2-zijdig en 2-zijdig kop/staart zijn instellingen die in het exportmenu van VDE staan, in het ven-
ster Printerinstellingen. Als u een van deze opties selecteert, kan de inhoud op beide zijden van
het papier worden afgedrukt. Met de optie 2-zijdig wordt op beide zijden van een vel afgedrukt,
met de bovenkant van elk paginabeeld bovenaan het vel. Met 2-zijdig kop/staart wordt de
voorzijde bedrukt met de bovenkant van het paginabeeld aan de bovenkant van de pagina, en
wordt het paginabeeld op de achterkant omgedraaid. De gebruikte instellingen voor de ver-
schillende printers variëren, afhankelijk van hoe het papier in de printer wordt ingevoerd en in-
stellingen zoals portret, landschap, invoer met de korte kant eerst, invoer met de lange kant
eerst en eventuele andere 2-zijdige afdrukopties op het afdrukapparaat die van invloed kunnen
zijn op hoe pagina's worden afgedrukt. In normale omstandigheden kan het begin van een
nieuw record worden afgedrukt op de voorkant van het volgende 2-zijdige vel. Zo nodig wordt
een blanco achtervel geforceerd. Als u geen nieuw record op de voorkant van het volgende 2-
zijdige vel wilt afdrukken en een blanco achtervel forceren, selecteert u 2-zijdig met kettingpa-
pier of 2-zijdig kop/staart met kettingpapier. Wees voorzichtig met deze optie, omdat het begin
van een nieuw record niet betekent dat er op de voorkant van het volgende vel wordt afge-
drukt. Het betekent dat het begin van een nieuw record op de eerstvolgende beschikbare zijde
wordt afgedrukt. Het wordt aangeraden om de opties te testen op het doelapparaat. Als de uit-
voer niet naar wens wordt afgedrukt, exporteert u de opdracht opnieuw en selecteert u de an-
dere 2-zijdige optie.
Elementen
In de context van VI Design Express zijn elementen de verschillende componenten van de In-
Design-opmaak die het basisontwerp vormen. Elementen zijn onder meer lijnen, vakken of an-
dere grafische afbeeldingen, bestanden, variabele gegevens, lagen en alle eventuele andere
componenten van het ontwerp. Elementen die bij VDE worden gebruikt, zijn ofwel statisch of-
wel variabel.
Statische elementen: In een VDE-toepassing zijn statische elementen de onderdelen van
het ontwerp die niet veranderen wanneer de toepassing van het ene record naar het andere
overschakelt.
Variabele elementen: In een VDE-toepassing zijn variabele elementen de onderdelen van
het ontwerp die veranderen wanneer de toepassing van het ene record naar het andere
overschakelt. Variabele elementen in het ontwerp kunnen bestaan uit tekst, tekstbestanden,
grafische afbeeldingen en lagen. Variabelen worden ofwel rechtstreeks in de toepassing in-
gevoegd, ofwel via regels op basis van voorwaarden die in VDE zijn gedefinieerd.
Statische elementen
In een VDE-toepassing zijn statische elementen de onderdelen van het ontwerp die niet veran-
deren wanneer de toepassing van het ene record naar het andere overschakelt.
Variabele elementen
In een VDE-toepassing zijn variabele elementen de onderdelen van het ontwerp die veranderen
wanneer de toepassing van het ene record naar het andere overschakelt. Variabele elementen
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
27
Overzicht van VI Design Express
in het ontwerp kunnen tekst, tekstbestanden, grafische afbeeldingen, kleuren en lagen zijn.
FreeFlow Print Server (FFPS)
Een term die wordt gebruikt om het Xerox FreeFlow Print Server-printerassortiment te beschrij-
ven, dat wordt aangestuurd door de FreeFlow Print Server-controller. In dit document wordt de
afkorting FFPS gebruikt.
FreeFlow
®
VI Compose (VIC)
Voorheen VI Interpreter genoemd. PostScript-software die op de printer is geïnstalleerd. Met
deze software kunnen complexe documenten op productiesnelheden worden afgedrukt. Dank-
zij het gebruik van VI Compose in combinatie met de VIPP
®
-taal, worden de afdrukprestaties
bij variabele gegevens verbeterd door het gebruik van objectelementen in cache, dynamische
tekststroom, gegevensgestuurde grafische afbeeldingen, gegevensindeling, voorwaardelijke
verwerking en verbeterde werkstromen.
FreeFlow
®
Variable Information Suite (VIS)
Een suite van softwareprogramma's ter verbetering van de productie van afdrukopdrachten
met variabele gegevens op VIPP
®
-afdrukapparaten. De suite bevat de volgende toepassingen:
FreeFlow VI Compose
FreeFlow VI Design Express
FreeFlow VI Design Pro
FreeFlow VI eCompose
FreeFlow VI Explorer
VIPP
®
Manage
Init-bestand
Een init-bestand is een set VIPP
®
-headerinstructies die kan worden toegevoegd aan het begin
van een gegevensbestand of, op sommige apparaten, aan de printerwachtrij. Daardoor kan
een toepassing die meermaals wordt uitgevoerd met gebruik van dezelfde bronnen onafhanke-
lijk van VDE worden uitgevoerd. Het nieuwe gegevensbestand kan uit de database worden op-
gehaald en het init-bestand kan worden toegevoegd aan het begin of worden ingesteld in de
printerwachtrij.
LMOT
LMOT is de afkorting van 'Limited multiple-occurrence tag' (tag met beperkt terugkerende ge-
gevens). Deze term wordt gebruikt voor het beschrijven van gegevenssets in een XML-bestand
die een beperkt aantal keren kunnen worden herhaald. Een klantenrecord kan bijvoorbeeld een
LMOT-set bevatten met informatie zoals het type telefoon, het kengetal, het telefoonnummer
en de locatie. Deze informatie kan bij een klant voor elk telefoontype dat is vastgelegd, worden
herhaald. Telefoontypes zijn bijvoorbeeld thuis, werk of mobiel. Elk telefoontype heeft dezelfde
tags, maar de gegevens binnen de tags kunnen verschillen. In het bovenstaande voorbeeld van
een telefoontype, komt de LMOT-set voor de telefoon drie keer voor.
Kantlijn
Kantlijn is een term die het gebied van een fysiek vel papier beschrijft waarop niet mag worden
afgedrukt. Een marge reduceert het bedrukbare gebied van een fysiek vel papier.
Paginaformaat
Het fysieke formaat, in breedte- en hoogteafmetingen, van een vel papier. Raadpleeg
Velformaat.
28
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
Fysieke pagina / logische pagina / N-op-1
Wordt gebruikt in de context van VI Design Express. In InDesign maakt u een documentop-
maak die bestaat uit pagina's die gedefinieerd zijn in het menu Documentinstelling. Tijdens de
export bestaat de optie om een paginaformaat te selecteren. Deze optie wordt gedefinieerd
als de fysieke pagina of het fysieke vel waarop de printer de opdracht kan afdrukken. Dit for-
maat kan hetzelfde of groter zijn dan het documentformaat dat in InDesign is gedefinieerd.
Vaak is het de bedoeling om een document meerdere keren op het fysieke vel af te drukken. In
de IT-wereld wordt dit geassocieerd met het afdrukken van veel logische pagina's, of het af-
drukken van het oorspronkelijke document, op het fysieke vel dat in de printer wordt gebruikt.
Dit wordt ook wel N-op-1 genoemd. Deze opties voor VDE worden ingesteld via de exportfunc-
tie van InDesign.
Door voorvoegsel gescheiden transactioneel gegevensbestand
Met transactionele voorvoegselgegevens wordt een gegevensopmaak beschreven die door VI
Design Express wordt ondersteund en gebruikt voor het genereren van transactionele docu-
menten, zoals telefoonrekeningen, creditcardafschriften, etc. Het eerste veld van elk gegevens-
record bevat een voorvoegsel dat wordt gebruikt om te bepalen hoe dat record in het
document wordt geplaatst.
Productiesnelheid
Een term die om de afdruksnelheid te beschrijven. Als op productiesnelheid wordt afgedrukt op
een printer, betekent dit zo snel als voor de printer en de toepassing mogelijk is.
Regel
Wordt gebruikt om de logische stroom in een variabele gegevenstoepassing aan te sturen. Een
regel is een IF- of ELSE-voorwaarde. Dit zijn beslissingspunten. Als iets gelijk is aan x, doe dan
y, of doe anders z. In VI Design Express kan een regel worden gebruikt om een databaseveld of
een waarde testen. De regel kan worden gebaseerd op het resultaat van een actie, zoals het
plaatsen van tekst of een beeld. Daarnaast kan met een VDE-regel ook de zichtbaarheid van
een InDesign-laag worden in- of uitgeschakeld.
Velformaat
In de context van VI Design Express wordt deze aanduiding gebruikt in het exportmenu van In-
Design bij het maken van de uiteindelijke uitvoerparameters. Het velformaat verwijst naar het
formaat van het vel papier waarop de toepassing wordt afgedrukt. Raadpleeg Paginaformaat.
Markering/bijsnijmarkeringen
Markering is een term die verwijst naar een markering, meestal een korte, dunne lijn, die op de
uiteindelijke afdrukken van de pagina wordt afgedrukt en als leidraad wordt gebruikt voor het
afwerken van de toepassing. Een markering wordt meestal gebruikt om aan te duiden waar
moet worden gesneden. Een markering wordt meestal in elke hoek van het document afge-
drukt, net buiten het documentgebied dat met het documentformaat is gedefinieerd in het
menu Documentinstelling. De term uitsnijmarkering wordt ook vaak gebruikt om hetzelfde te
beschrijven.
speciale beeldvorming
Een term in de offsetindustrie die verwijst naar het afdrukgebied met speciale beeldvorming
voor speciale afdrukeffecten. VI Compose biedt ondersteuning voor MicroText Font, Correlation
Mark en Fluorescent Mark. Deze unieke afdrukmogelijkheden kunnen worden gebruikt om
fraude te voorkomen en om visuele effecten aan documenten toe te voegen.
TransPromo
TransPromo of TransPromotional is een combinatie van promotie-inhoud en transactionele ge-
gevens. Een telefoonrekening bestaat bijvoorbeeld uit transacties. Door promotiemateriaal aan
het rekeningafschrift toe te voegen, zoals advertenties voor een nieuwe mobiele
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
29
Overzicht van VI Design Express
telefoonservice of waardebonnen voor winkelkortingen, kan waarde aan het rekeningafschrift
worden toegevoegd. TransPromo is vervangen door de functie Door voorvoegsel gescheiden
transactionele gegevens, nu door VI Design Express ondersteund.
Variabele informatie
Een term die wordt gebruikt als algemene beschrijving voor de gegevens die in VIPP
®
-toepas-
singen worden gebruikt. De algemene beschrijving verwijst naar de vele bronnen die in een toe-
passing kunnen worden ingevoegd, en naar de manier waarop elementen van het ontwerp
voorwaardelijk in de toepassing kunnen worden geplaatst. De meest herkenbare toepassing
van variabele gegevens is een mailmerge, waarbij de variabele gegevens zoals naam, adres,
etc. uit een databasebestand in een brief worden geplaatst.
Variable Information Production Printware (VIPP
®
)
Een programmeertaal die als basis voor VI Compose wordt gebruikt, en de software die met de
FreeFlow VI Suite wordt meegeleverd. Wanneer u een document exporteert, schrijft VDE alle
VIPP
®
Pro-code die op de printer wordt gebruikt om de toepassing in te stellen. U hoeft niet te
leren hoe u VIPP
®
moet programmeren.
VI Design Express PDF
VI Design Express PDF is een exportoptie. Als deze optie wordt geselecteerd, verwerkt VDE de
variabele gegevenstoepassing op de pc of Mac en genereert VDE een PDF-bestand.
.
VI Print Package (VPP)
Een VPP is een afdrukklaar pakket dat wordt gemaakt tijdens het uitvoeren van de exportfunc-
tie van VI Design Express. Het VI Print Package is bedoeld voor rechtstreekse verzending naar
een kantoorapparaat en is een op zichzelf staand afdrukbestand. De VI Design Express-soft-
ware verpakt alle bronnen, besturingsbestanden, licentiebestanden, indien beschikbaar, enzo-
voort in het .vpp-bestand. In tegenstelling tot het .vpc-bestand (dat hieronder wordt
beschreven) hoeft de printer de bestanden niet uit te pakken op schijf, maar er moeten wel vol-
doende systeembronnen op het doelapparaat aanwezig zijn om het .vpp-bestand in staat te
stellen alle bronnen in het geheugen op te slaan. Als er niet genoeg systeembronnen beschik-
baar zijn, moet u kijken hoe u een .vpc-bestand naar een kantoorapparaat kunt verzenden.
VI Project Container (VPC)
Een VPC is een fysieke groepering van de bronnen in een project. Een VPC is een gecompri-
meerd archiefbestand dat alle bronnen van een VP plus het VPF-bestand bevat, en dat wordt
gebruikt voor het transporteren en archiveren van VP's.
VI Project Resource
Een bestand dat onderdeel is van een VI-project. Meestal zijn VI Project-bronnen ook VIPP
®
-
bronnen, maar er kunnen ook niet-VIPP
®
-bestanden worden opgenomen in het project. De
niet-VIPP
®
-bestanden worden niet verwerkt door VI Compose. Een projectbron kan deel uitma-
ken van een VI Project met een VPF, of van een project zonder VPF. De directory's die project-
bronnen bevatten, worden bepaald door de waarde van het commando SETPPATH in het
bestand xgfdos.run of xgfunix.run, samen met het commando SETPROJECT in een
VIPP
®
-opdracht.
VIPP
®
Pro/VIPP
®
SE
Pro beschrijft het type VIPP
®
Pro-code dat rechtstreeks door VI Compose wordt verwerkt op
het apparaat, zodat de kostbare pre-compositiestap niet meer nodig is. Het gegevensbestand
wordt tijdens het uitvoeren van de opdracht op het apparaat verwerkt. VIPP
®
SE is een pre-
compositie VIPP
®
-werkstroom, waarin een vooraf samengesteld afdrukbestand buiten de prin-
ter om wordt gemaakt. Met VIPP
®
Pro kunnen er wijzigingen worden doorgevoerd tot het mo-
ment van afdrukken. De gegevensbestanden hoeven niet in segmenten te worden gesplitst en
30
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
het is eenvoudig om een of meer records opnieuw af te drukken. De totale verwerkingstijd en
afdruktijd is veel korter met VIPP
®
Pro.
VDE levert een VPC-bestand af. Het type VIPP
®
Pro-code dat zich in het VPC-bestand bevindt,
is VIPP
®
Pro.
VIPP
®
-bron
Een VIPP
®
-bron is een bestand dat wordt gebruikt door een VIPP
®
-opdracht of VI-project.
VIPP
®
-bronnen zijn onder meer:
Formulieren
Beelden
Segmenten
Tekst-, gegevens- en programmabestanden
PostScript-bestanden
Verzendingsbestanden
Geschikt voor VIPP
®
Pro.
Beschrijft een apparaat met VI Compose-software. VIPP
®
-documenten en VDE-toepassingen
kunnen worden verzonden naar een printer die geschikt is voor VIPP
®
Pro.
Xerox Speciale inkt
Xerox-toner voor speciale beeldvorming is een optionele vijfde kleur die beschikbaar is op de
Xerox 1000-printer of de Xerox 800-printer. VI Design Express ondersteunt het maken van do-
cumenten met variabele gegevens voor dit apparaat, door gebruikers Xerox-toner voor speciale
beeldvorming te laten toepassen op tekst en grafische afbeeldingen zonder steunkleuren of
overdrukken te hoeven gebruiken.
XML
Extensible Markup Language (XML), is een gegevensindeling die gebruik maakt van <begin>-
en </eind>-tags voor het inkapselen van de gegevens en kenmerken die aan een gegevensbe-
stand zijn gekoppeld. XML-gegevensbestanden kunnen in het VDE-venster worden geïmpor-
teerd. U kunt dan selecteren welke XML-gegevenselementen u op een pagina wilt publiceren of
in voorwaardelijke logica wilt gebruiken.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
31
Overzicht van VI Design Express
Overzicht van de documentatie
Dit document is bedoeld voor InDesign-gebruikers met basiskennis over documentontwerp met va-
riabele gegevens. Behalve dit overzicht komen de volgende onderwerpen aan bod in dit
document:
VI Design Express installeren
Werken met VDE
Regels
VDE-ontwerpelementen
VDE-tekstpatroonstalen
Xerox Speciale inkt
Variabele kleur
VDE-bedrijfsgrafieken
PIF-opties
Geavanceerde functies
Gegevenstransformaties
Exporteren en afdrukken
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Hints en tips
32
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
De werkruimte van InDesign
Hier ziet u de standaardwerkruimte van InDesign. De vermelde termen zijn over het algemeen be-
doeld voor beschrijvingen van handelingen die in InDesign moeten worden uitgevoerd, niet in
VDE. Als u informatie over InDesign wilt, raadpleegt u de zelfstudieprogramma's en de documen-
tatie die bij het programma zijn meegeleverd.
Wanneer u VDE met InDesign gebruikt om opdrachten met variabele gegevens te maken, komt u
via het VDE-venster bij de variabele gegevens die u nodig hebt voor de opdracht. U vindt het VDE-
venster in het InDesign-menu. Het VDE-venster wordt meestal in het InDesign-dockinggebied ge-
plaatst. Het VDE-venster wordt gedetailleerd beschreven in dit document.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
33
Overzicht van VI Design Express
34
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
Ondersteunde grafische indelingen
VDE ondersteunt alle grafische indelingen die door Adobe InDesign worden ondersteund voor sta-
tische objecten. De indelingen zijn onder meer PDF-bestanden van één pagina, .png, . bmp, .eps, .
tif, .jpg en andere veelgebruikte indelingen. Voor variabele objecten wordt een subset met indelin-
gen ondersteund, waaronder PDF-bestanden van één pagina, PDF-objecten, .tif-,. eps- en .jpg-
indelingen.
Wanneer u PDF-bestanden als variabele bronnen gebruikt, biedt VDE een optie om een EPS-versie
(Encapsulated PostScript) van die bron in het PDF-bestand op te nemen. Deze actie is nodig wan-
neer het doelafdrukapparaat een PostScript RIP (Raster Image Processor) is, omdat een VIPP
®
-op-
dracht in .vpc- of .vpp-indeling PDF niet intern kan afdrukken op een PostScript-
afdrukmechanisme, omdat bij het afdrukken van een VIPP
®
-bestand in deze indelingen geen ge-
bruik wordt gemaakt van printerdrivers die doorgaans worden aangeroepen bij het afdrukken van
PDF-bestanden met een PostScript-afdrukmechanisme. Het insluiten van EPS in het PDF-bestand
kan plaatsvinden tijdens de export. Het duurt één tot drie seconden om elke PDF te verwerken. Of
u kunt een batchmodus gebruiken voordat u het toepassingsontwerp start.
Voor meer informatie raadpleegt u in de Exportopties van InDesign het hoofdstuk PDF-bestanden
in map met middelen met ingesloten EPS wijzigen en Batchverwerking van PDF-bestanden als
bronnen.
Opmerking: Als het doelafdrukapparaat een FFPS APPE-mechanisme (Adobe PDF Print En-
gine) is, hoeft u EPS niet in de PDF-bron op te nemen, omdat APPE in staat is om PDF-be-
standsindelingen rechtstreeks af te drukken.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
35
Overzicht van VI Design Express
Schermfonts en printerfonts
Als u TTF-, TTC- en OTF-fonts gebruikt, stelt VDE de fonts beschikbaar aan VI Compose op het
doelafdrukapparaat. VI Compose verpakt de fonts met ingebouwde CID-technologie in een inter-
ne indeling in het .vpc- of .vpp-bestand dat is gegenereerd tijdens de export. VDE controleert of er
fontlicentiebeperkingen zijn opgelegd door de eigenaars en leveranciers van de fonts, en geeft tij-
dens het exporteren een waarschuwing als er beperkingen zijn aangetroffen. Als er beperkingen
zijn aangetroffen, krijgt de gebruiker een dialoogvenster te zien met daarin de benodigde acties
om door te gaan.
Opmerking: Mac OS-Dfonts worden niet ondersteund.
Bij gebruik van Xerox-toner voor speciale beeldvorming en streepjescodes, gebruikt VDE een
plaatsaanduiding die bij benadering de grootte en plaatsing van het object weergeeft. VDE ren-
dert deze items niet. De items worden gerenderd op de printer of in het PDF-bestand dat wordt
gegenereerd met de VDE-optie PDF.
Om te renderen op de printer moet voor de fonts van speciale-beeldvormingsprinters of printer-
fonts voor fontgebaseerde streepjescodes zoals Code 128, Code 39, EAN, 2of5, PostNet en UPA
een printerfont op de printer worden geïnstalleerd. Alle 2-D, UPC-A- en UC-E-streepjescodes die be-
schikbaar zijn in VDE, worden getekend door de weergavefunctie en vereisen geen printerfonts.
Verouderde UPC-A- en UPC-E-printerfonts zijn zo nodig nog wel beschikbaar. Hetzelfde geldt voor
het exporteren naar een VDE PDF-bestand. Installeer printerfonts in de Adobe Normalizer-font-
map. Deze map bevindt zich op een van de volgende locaties:
Op een Mac: /Applications/Xerox/VIPP/VPP/normalizer/v2vnormproc/
fonts
Op een 64-bits PC : C:\Program Files (x86)\Xerox\VIPP\VDE\normalizer
\fonts
Op een 32-bits PC : C:\Program Files\Xerox\VIPP\VDE\normalizer\fonts
U kunt printerfonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes downloaden. Voor meer infor-
matie raadpleegt u Fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes downloaden.
Opmerking: Vanwege het grote aantal tekens en glyphs in TTF-, TTC- en OTF-fonts met in-
gesloten CID-technologie moet u de instelling voor glyph-telling van ingesloten fonts van
Adobe InDesign op minimaal 70.000 zetten.
Als u de instelling voor glyph-telling van ingesloten fonts van Adobe InDesign wilt verho-
gen, klikt u in de grafische gebruikersinterface op BewerkenVoorkeurenAlgemeen.
Bij het gebruik van TTF-, TTC- en OTF-fonts met ingesloten CID-technologie kan het
fontpakket dat tijdens het exporteren wordt samengesteld door VDE tamelijk groot wor-
den. Elk CID-font dat in de toepassing wordt gebruikt, kan meer dan 40 MB in beslag ne-
men Het grote fontbestand kan van invloed zijn op de prestaties tijdens het exporteren,
het samenstellen van het .vpc-bestand, en tijdens de uitvoering op de printer of in het
proefafdrukprogramma, omdat eerst een groot fontpakket wordt gemaakt en vervolgens
wordt uitgepakt op de doelprinter. Hierdoor kan de verwerkingstijd wel 30 minuten lan-
ger zijn.
Om dergelijke vertragingen te voorkomen, installeert u de printerfonts op het apparaat
en in het proefafdrukprogramma, en gebruikt u de optie Fontvervanging van VDE om
te voorkomen dat CID-fonts moeten worden ingepakt.
36
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
In plaats van de grote fonts te verpakken, gebruikt VDE een verwijzing naar het printer-
font waardoor het fontpakket dat VDE maakt tijdens het exporteren aanzienlijk kleiner
wordt. Hierdoor is er minder tijd nodig om de bronnen uit te pakken op de doelprinter,
en is de totale ontwerp- en afdruktijd derhalve korter. Hoewel fontvervanging is ontwor-
pen voor gebruik in combinatie met CID-fonts, kan de optie Fontvervanging van VDE
met elk font in de toepassing worden gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over
VDE-optie Fontvervanging het Tabblad Fontexportopties.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
37
Overzicht van VI Design Express
Overzicht van speciale beeldvorming en VDE
Xerox Speciale beeldvorming wordt ondersteund op Xerox-afdrukapparaten aangestuurd door
FFPS en EFI Digital Front Ends. Met de Speciale beeldvorming van Xerox kunt u goedkope, elemen-
taire beveiligings- of nieuwe effecten toevoegen aan documenten met de standaard toner die bij
de printer wordt geleverd. U hebt geen speciale apparatuur of tonerbehuizing nodig. Niet alle ef-
fecten zijn beschermd tegen kopiëren, maar door een combinatie van kleur met variabele gege-
vens te gebruiken kunt u uw documenten verlevendigen en een beperkte mate van beveiliging
bieden.
Speciale beeldvormingseffecten worden alleen ondersteund bij het gebruik van .vpc-uitvoer. Speci-
ale beeldvormingseffecten worden niet ondersteund op Xerox Office-apparaten of bij het genere-
ren of afdrukken van PDF-uitvoer.
Gebruik de effecten niet voor documenten die een hoge mate van beveiliging vereisen.
Wanneer u gebruik maakt van de Xerox-technologie voor speciale beeldvorming, moet u de
schermfonts voor speciale beeldvorming gebruiken die u kunt installeren via de optie Aange-
past installatie van het VDE-installatieprogramma. Tijdens de ontwerpfase representeren deze
fonts de hoogte en de breedte van het effect voor speciale beeldvorming dat u wilt afdrukken.
Als u GlossMark Text, Correlation Mark Text of Micro Text effecten gebruikt, installeert u de
printerfonts voor speciale beeldvorming op de printer. Als u de printerfonts niet installeert,
krijgt u een foutmelding, VIPP
®
MPR of GLT Font niet gevonden.
38
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
Beperkingen
Om het eenvoudig te houden, kan men stellen dat er beperkingen zijn met betrekking tot wat VDE
kan doen vanwege de manier waarop VDE en andere softwareprogramma's toepassingen naar de
printer sturen.
In InDesign en de meeste andere desktoppublishingprogramma's wordt gebruikgemaakt van een
traditioneel compositiemodel voor het afdrukken van documenten. Wanneer VDE echter met In-
Design wordt gebruikt, worden opdrachten afgedrukt met de basistechnologie van VDE. Deze
technologie is gebaseerd op het Dynamic Document Construction (DDC)-model, dat overal ter we-
reld in productieomgevingen wordt gebruikt.
In het DDC-model wordt het document in de laatste fase van de werkstroom in elkaar gezet. De
uiteindelijke compositie van de opdracht kan meestal via een viewer of de printercontroller worden
bekeken. Dit is de zogeheten Digital Front End (DFE). Bij gebruik van het DDC-model voor afdruk-
ken worden de instructies voor de samenstelling en presentatie van het document in de ontwerp-
fase gemaakt. De variabele en statische elementen waaruit het document bestaat, worden in een
VI Project Container (VPC) naar de printer verzonden. Aangezien de elementen op de DFE in het
ontwerp worden ingevoegd, worden zowel de tijd die nodig is om af te drukken als de ruimte die
nodig is om de opdracht in een wachtrij te bewaren, aanzienlijk beperkt.
In tegenstelling tot het DDC-model worden in het traditionele compositiemodel de componenten
van de opdracht aan het begin van de opdracht in elkaar gezet en wordt er een afdrukbestand in
PDL-indeling gemaakt, zoals PDF, PostScript, PPML, etc. Deze afdrukbestanden kunnen 1 GB of gro-
ter zijn, aangezien ze de weergave van ieder element op iedere pagina van het document volledig
beschrijven, zelfs als hetzelfde element op alle pagina's op dezelfde manier wordt weergegeven.
Het kan een lange tijd duren voordat de compositiesoftware de afdrukbestanden heeft gemaakt.
Vervolgens worden de bestanden naar de DFE verzonden, waar de PDL wordt verwerkt en iedere
pagina in elkaar wordt gezet voordat deze wordt afgedrukt. In het compositiemodel, nadat het
PDL-bestand is gemaakt, vereist elke wijziging in de presentatie van het document, inclusief mid-
delen en variabele gegevens, dat het hele document opnieuw wordt samengesteld en dat er een
nieuw PDL-bestand wordt gemaakt.
VDE sluit volledig aan bij het DDC-model door gebruik te maken van de gebruikersinterface van In-
Design om het document te ontwerpen en vervolgens de interne InDesign-instructies te exporte-
ren om het document samen te stellen en te presenteren met gebruik van de VIPP
®
Pro-taal. Door
gebruik te maken van VPC's, verzendt VDE in één stap alle middelen, inclusief VIPP
®
Pro-sjablonen
en bestanden met variabele gegevens, naar de DFE.
De beperkingen doen zich voor bij InDesign-toepassingen met veel functies in combinatie met de
behoefte om variabele gegevens in te voegen en af te drukken op productiesnelheid. VDE is be-
doeld om grote volumes eenvoudige variabele documenten snel te kunnen produceren. Bij het ont-
werp van VDE zijn enige concessies gedaan om dit doel te bereiken. In de volgende gedeelten
worden de belangrijkste beperkingen beschreven en wordt er een algemene uitleg gegeven over
de basis van deze beperkingen, zodat u kunt begrijpen wat wel en wat niet werkt.
Het wordt aangeraden om een voorbeeld van uw opdracht te beoordelen voordat u deze voor pro-
ductie verzendt. Andere op VIPP
®
gebaseerde programma's, zoals VI Design Pro en VI Compose,
kunnen worden gebruikt om het door VDE gegenereerde VPC-bestand of het PDF-bestand dat is
gegenereerd met de optie VDE PDF te bekijken of te verwerken.
Alle de gebruiker gedefinieerde namen moeten bestandsnamen hebben die alleen uit ASCII-
tekens van 7 bits bestaan. Door de gebruiker gedefinieerde namen omvatten regels, transfor-
maties, lagen, kleuren, database-veldnamen en opdrachtbronnen die in tags worden
aangeroepen.
Om mogelijke conflicten met de afhandeling van de PostScript- en VIPP
®
-opdrachtsyntaxis of
-parameters te voorkomen, mag u de volgende tekens niet gebruiken: { } ( ) [ ] < > ~ ! @ $
% ^ * I : ' ' ? / \ "
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
39
Overzicht van VI Design Express
Het wordt aangeraden om drie of meer tekens te gebruiken voor door de gebruiker gedefini-
eerde labels of database-veldnamen, en om de speciale tekens te vermijden.
Het label kan tenminste een of meer hoofdletters en een of meer kleine letters bevatten. Het
wordt aangeraden om het teken _ voor onderstrepen te gebruiken in plaats van een spatie,
om te voorkomen dat het label als een VIPP
®
- of PostScript-commando wordt behandeld.
OOoorrzzaakkeenn vvaann ddee bbeeppeerrkkiinnggeenn
Het DDC-model is weliswaar efficiënt, maar sommige huidige technologische beperkingen in
PDL's en DFE's zijn van invloed op de InDesign-functieset die beschikbaar is voor VDE. Een van de
meest belangrijke functies heeft te maken met transparantie en het samenvoegen van
paginaobjecten met verschillende lagen om een enkel object met de juiste weergave te
produceren.
InDesign-software beschikt over functies zoals slagschaduwen, waarbij gebruik wordt gemaakt
van transparantie. De objecten worden samengevoegd door middel van transparantie en er een
bitmap van te maken. De huidige PDL's en de bijbehorende interpreters op de DFE's zijn niet in
staat om objecten op een voorspelbare wijze samen te voegen. Daarom ondersteunt VDE alleen
het gebruik van InDesign-functies die transparantie gebruiken en GEEN variabele gegevens
bevatten.
Opmerking: In de volgende gedeelten:
Staat variabele tekst voor een willekeurig InDesign-tekstobject dat VDE-
gegevensobjecten bevat van het type Tekst of Tekstbestand. Alle
teksttekenreeksen die een dergelijk VDE-gegevensobject bevatten, worden door VDE
volledig als variabele tekst behandeld.
Zijn variabele afbeeldingen alle grafische bestanden van het type Grafische
afbeelding die in een InDesign-layout zijn ingevoegd via een databaserecord of een
voorwaardelijke regel.
TTeekksstt
Er zijn beperkingen met betrekking tot variabele tekst die te maken hebben met een aantal van
de InDesign-presentatiefuncties voor tekst die niet van toepassing is op niet-variabele tekst. Over
het algemeen zijn effecten waarvoor de tekst in InDesign moet worden gerasterd, niet
beschikbaar in VDE. Rasteren is het weergeven van tekst in bitmaps. De belangrijkste beperkingen
voor variabele tekst zijn als volgt:
Alleen de op het font gebaseerde spatiëring tussen tekens wordt ondersteund.
Re-flow van variabele tekst tussen kaders, vormen en tabellen wordt niet ondersteund.
Woordafbreking wordt niet ondersteund voor variabele tekst.
Voetnoten en kopregels worden niet ondersteund.
Zorg ervoor dat het gemaakte tekstkader groot genoeg is voor de volledige tekstinhoud.
Wanneer de tekstvariabelen worden omgezet, past de tekst nog steeds in het opgegeven
tekstkader.
GGrraaffiisscchhee aaffbbeeeellddiinnggeenn
Er zijn beperkingen met betrekking tot variabele grafische afbeeldingen die te maken hebben met
een aantal van de InDesign-presentatiefuncties voor grafische afbeeldingen, die niet van
toepassing zijn op niet-variabele grafische afbeeldingen.
40
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
Grafische kaders die variabele grafische afbeeldingen bevatten, mogen niet vervormd zijn of
schuin.
Variabele tekst met een inline grafische afbeelding, of een grafische afbeelding die direct in
het tekstkader wordt geplaatst en niet in een kader voor een grafische afbeelding, worden niet
ondersteund. Gebruik de optie Variabele tekst rond een object.
Het uitlijnen van de grafische afbeelding in het kader is beperkt tot de opties die u alleen kunt
toepassen via het venster Aanpassingsopties voor kader. Gebruik geen aanpassingsoptie
die in het menu is gekozen. Voor meer informatie raadpleegt u Een afbeelding aanpassen aan
een kader .
Gebruik niet het gereedschap van de witte pijl om de afbeelding te verplaatsen of te wijzigen
nadat u deze in het kader hebt ingevoegd, omdat de wijzigingen dan verloren gaan in de
opmaak. Voor meer informatie raadpleegt u Een afbeelding aanpassen aan een kader .
VVaarriiaabbeellee llaaggeenn
VDE vertrouwt op de InDesign-software om vaste objecten samen te voegen en om EPS-bestand
(Encapsulated PostScript) te leveren voor het resulterende samengevoegde object. Voor vaste
lagen die op iedere pagina van het document verschijnen, genereert InDesign één EPS-bestand.
Wanneer echter gebruik wordt gemaakt van voorwaardelijke logica op basis van variabele
gegevens om de lagen in of uit te schakelen voor een bepaalde pagina, moet een groot aantal
combinaties van lagen worden samengevoegd en is er een EPS-bestand voor iedere combinatie
vereist. Hierdoor wordt de opdracht veel complexer.
Om onverwachte resultaten te voorkomen, kunt u het aantal variabele lagen die worden
aangeroepen of in- of uitgeschakeld tot een minimum beperken via een zichtbaarheidsobject dat
in de toepassing wordt gebruikt. De volgende combinatie is van invloed op de prestaties van de
VDE-export wanneer het uit te voeren VPC-bestand wordt gemaakt. Het aantal beschikbare
zichtbaarheidslagen en het totale aantal zichtbaarheidslagen die op een pagina worden gebruikt
Indien mogelijk moet u het aantal zichtbaarheidslagen per pagina tot een minimum beperken en
de gegevens combineren in een of twee lagen. Als u de informatie combineert, zal dit een groot
verschil maken voor de prestaties bij de export en voor de totale bestandsgrootte van het VPC-
bestand dat voor afdrukken wordt gemaakt.
Wanneer u de optie Exporteren selecteert, en voordat u het VPC-bestand maakt, selecteert u
diverse gerelateerde exportopties. Wanneer u variabele lagen gebruikt die worden aangestuurd
door een zichtbaarheidsobject, bekijkt u de informatie in het menu Samenvoegen. Het menu
Samenvoegen beschikt over twee vakken met verplichte invoer onder het kopje Aantal lagen per
pagina met variabele zichtbaarheid. Het is van belang dat u de juiste minimum- en
maximumwaarden invoert. Voor meer informatie over het instellen van deze waarden raadpleegt
u Samenvoegen .
IInntteerraaccttiiee mmeett ssttaattiisscchhee eenn vvaarriiaabbeellee oobbjjeecctteenn
Vanwege de manier waarop VDE statische gegevensobjecten scheidt van variabele objecten,
moet u voorkomen dat er statische elementen boven op een variabel element wordt geplaatst. De
weergave in InDesign kan er weliswaar correct uitzien, maar VDE rendert de objecten niet in deze
volgorde; en het variabele object overschrijft (verdrijft) het statische object.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
41
Overzicht van VI Design Express
Tip: Om te voorkomen dat de statische elementen worden gemaskeerd, moet u zorgen dat
het statische object als variabel object wordt behandeld. Dat kan op twee manieren,
afhankelijk van het object waar u mee werkt, bijvoorbeeld:
Maak voor tekstobjecten een gegevenstransformatieobject dat een leeg veld bevat of
een spatie, en voeg die transformatie toe aan het einde van een tekstreeks. Zo wordt
VDE gedwongen deze tekst als een variabele te behandelen.
Voor grafische objecten kunt u proberen het object aan te roepen met een regel voor
grafische afbeeldingen.
MMaasstteerrppaaggiinnaa''ss
Met de InDesign-software kunt u een speciaal type pagina maken, dat als sjabloon kan worden
gebruikt om andere pagina's mee te maken. Dergelijke pagina's worden masterpagina's
genoemd. VDE ondersteunt alleen het gebruik van masterpagina's die geen variabele tekst of
grafische afbeeldingen bevatten.
AAnnddeerree IInnDDeessiiggnn--oobbjjeecctteenn
In InDesign kan een grote verscheidenheid aan objecten in bestanden worden opgenomen die
niet worden beschouwd als eenvoudige objecten zoals tekst of grafische afbeeldingen, bestemd
voor niet-afdruktoepassingen. Het gaat meer om mediaelementen, zoals knoppen,
geluidsbestanden, URL-koppelingen en films. Dit soort objecten wordt momenteel niet door VDE
ondersteund en als u de objecten gebruikt, kan dat tot onvoorspelbare resultaten leiden. Het
wordt aanbevolen om alleen eenvoudige objecten te gebruiken voor het afdrukken.
Opmerking: Er kunnen URL's en PDF-notities worden toegevoegd aan toepassingen die
naar PDF exporteren met behulp van de VDE PIF-opties. Raadpleeg PIF-opties .
XXMMLL
VDE ondersteunt XML-gegevensbestanden. De volgende beperkingen zijn van toepassing:
XML-bestanden van het transactionele type worden op dit moment niet ondersteund. Voor
meer informatie over transactionele records raadpleegt u Door voorvoegsel gescheiden
transactionele gegevens .
Opdrachtbronnen die in de tags worden aangeroepen, moeten uit ASCII-tekens van 7 bits
bestaan. Gebruik geen van de onderstaande tekens voor opdrachtbronnen: { } ( ) [ ] < > ~
! @ $ % A * I : ' ' ? / \ ".
Deze versie ondersteunt XML-gegevensbestanden met LMOT (beperkt herhaalde tags).
Bijvoorbeeld:
Het XML-element dat wordt gedefinieerd met de tags <PHONE> en </PHONE> is een LMOT.
Er zijn meerdere sets met <PHONE>- en </PHONE>-tags binnen één klantenrecord aanwezig.
Het klantenrecord dat is gedefinieerd door de <RECORD>- en </RECORD>-tags wordt
42
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
beschouwd als een LMOT, omdat <PHONE> alleen een beperkt aantal keren wordt herhaald in
een klantenrecord, elke keer voor een type telefoon die de klant heeft.
Deze versie ondersteunt geen XML-gegevensbestanden met geneste LMOT's binnen LMOT's.
Voor meer informatie over het gebruik van XML-gegevensbestanden raadpleegt u Een XML-
gegevensbestand definiëren .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
43
Overzicht van VI Design Express
VDE-documenten openen in bijgewerkte
versies van InDesign
Als u een VDE-document opent dat in een oudere versie van Adobe InDesign is gemaakt, voert
Adobe InDesign een conversie uit. De conversie kan van invloed zijn op de instellingen van de toe-
passing die door de VDE plug-in zijn gemaakt. U wordt aangeraden om het document te bekijken
of een proefafdruk te maken om er zeker van te zijn dat er geen objecten, regels, transformaties of
geplaatste kaders zijn veranderd. Als de toepassing is gewijzigd als gevolg van het conversieproces,
wordt u aangeraden om de toepassing opnieuw te maken met de nieuwere versie van de Adobe
InDesign-software.
44
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Overzicht van VI Design Express
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
45
3
Werken met VDE
Dit hoofdstuk bevat:
Voorkeursinstellingen VDE opgeven...................................................................................... 48
Batchverwerking van PDF-bestanden als bronnen ................................................................. 59
Variabele gegevens en ontwerplayout .................................................................................. 60
Knoppen, selectievakjes en pictogrammen............................................................................ 62
Aan de slag .......................................................................................................................... 70
Met VDE kunnen variabele gegevenselementen in een InDesign-document worden ingevoegd en
kunnen variabele elementen of lagen worden beheerd met behulp van voorwaardelijke logica of
regels. De variabele elementen zijn extra inhoud die in het oorspronkelijke InDesign-documentont-
werp kan worden geplaatst en worden gestuurd door waarden die zich in een gegevensbestand
bevinden. Ieder document kan op basis van bepaalde gegevens worden aangepast. Dit heet een
gegevensgestuurde variabele-gegevenstoepassing. Gescheiden, met voorvoegsel gescheiden of
transactionele en niet-transactionele XML-gegevensbestanden worden ondersteund.
Deze functies worden gestuurd door de VDE-plug-in:
Het effect van de variabele gegevens in het ontwerp kunt u in de InDesign-layout zien aan het
veranderende recordnummer.
Gegevens kunnen worden getransformeerd. Een naam kan bijvoorbeeld worden getransfor-
meerd van letters naar hoofdletters voor een titel of een numerieke waarde kan worden opge-
maakt als munteenheid.
Tekst en beelden kunnen tijdens het werken worden gewijzigd om deze passend te maken bin-
nen grafische of tekstkaders. In naam- en adresblokken kunt u blanco regels onderdrukken.
U kunt de zichtbaarheid op laag- of paginaniveau in- en uitschakelen.
Een subset van een groter gegevensbestand kan voor afdrukken worden geselecteerd met be-
hulp van Recordbereik.
Een enkele record kan meerdere keren in een opdracht worden herhaald.
U kunt statische elementen op elk willekeurig moment aan documenten toevoegen met gebruik
van InDesign-gereedschappen en variabele elementen kunnen te allen tijde worden toegevoegd
met VDE-gereedschappen. Hier volgt een voorbeeld van de handelingen die normaal gesproken
moeten worden uitgevoerd om een variabele gegevenstoepassing met InDesign en VDE te
maken:
Gebruik InDesign om het eerste ontwerp te maken. Open InDesign zoals gewoonlijk en maak
een documentpagina met gebruik van opties van het menu Documentinstelling. Als u afloop-
opties wilt gebruiken, moet u de aflooptekens in deze fase van het proces opgeven. VDE ne-
geert alle markeringsopties die u selecteert in deze menuoptie van InDesign. Markeringen kunt
u eventueel later selecteren in het exportmenu van VDE.
Maak de statische basislayout van het document met gebruik van de InDesign-gereedschap-
pen. Dit is inclusief het plaatsen van grafische afbeeldingen en tekstkaders en het toepassen
van speciale effecten op deze objecten. Alle grafische indelingen van InDesign kunnen in deze
statische layout worden gebruikt, evenals speciale effecten, zoals schaduweffecten, etc. Op dit
punt kan de statische layout op dezelfde manier worden behandeld als een willekeurige andere
InDesign-layout. De basislayout kan ook meerdere pagina's bevatten. Het aantal pagina's
wordt tijdens het eerste ontwerp gedefinieerd door de standaardwaarde in het veld Nieuw
document Aantal pagina's van InDesign te wijzigen. Ook kunt u extra pagina's invoegen
via de InDesign-optie Pagina toevoegen, die u kunt vinden via het menu Layout Pagina's .
Maak een nieuwe map op het systeem. Geef de map een zinvolle naam, zodat u deze gemak-
kelijk kunt vinden. Kopieer alle externe bronnen die u voor de toepassing gebruikt naar de nieu-
we map, die in deze documentatie Map met middelen wordt genoemd.
Start de VDE plug-in. Raadpleeg Aan de slag .
Selecteer het gegevensbestand met scheidingstekens of het XML-gegevensbestand. Raadpleeg
Het gescheiden-gegevensbestand laden of Het XML-gegevensbestand laden .
Als u een gescheiden-gegevensbestand gebruikt, stelt u het correcte scheidingsteken in. Raad-
pleeg Het gescheiden-gegevensbestand definiëren .
Als u een XML-gegevensbestand gebruikt, stelt u de herhalingstag in. Raadpleeg Een XML-
gegevensbestand definiëren .
Als u gebruik maakt van door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens, raadpleegt u
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens .
Selecteer een map met middelen. Raadpleeg Een map met middelen selecteren .
Tijdens het importeren van het gegevensbestand in VDE wordt de Lijst gegevensobjecten ge-
vuld met veldnamen en gegevenswaarden. VDE kent het veld Type, zoals Tekst, Tekstbestand,
Grafische afbeelding, toe op basis van de kenmerken in het gegevensbestand. De gebruiker
moet echter controleren of het juiste gegevenstype door VDE is toegepast en dit zo nodig wij-
zigen. Raadpleeg Typen VDE-gegevensobjecten definiëren :
Tekst
Tekstbestand
Grafische afbeelding
Zichtbaarheid
Kleur
Plaats variabele gegevens in de InDesign-layout. Raadpleeg Regels .
Voeg variabele gegevensobjecten toe aan tekstkaders en grafische kaders.
Maak desgewenst Regels voor variabelen, transformaties en geavanceerde functies.
Maak meer lagen en pas variabele zichtbaarheidinformatie toe, indien nodig.
Test het ontwerp en pas het aan.
Controleer lange teksttekenreeksen indien nodig
Schuif door de records en bekijk het variabele effect op het ontwerp.
Controleer de voorwaardelijke logica en plaatsing van elementen. Pas deze aan, indien
nodig
Sla de toepassing op en druk deze af. Raadpleeg Exporteren en afdrukken .
De toepassing exporteren:
Selecteer .vpc, .vpp of VI Design Express PDF als indeling voor de aflevering in het me-
nu Exporteren.
Selecteer het formaat van het papier waarop u wilt afdrukken.
Selecteer Paginabereik of Record herhalen, indien nodig.
Selecteer de paginarangschikkingsopties N-op-1 en Z-sorteren, indien nodig.
Selecteer snijtekens, indien nodig.
Pas de rugmarges aan, indien nodig.
46
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Stel de voorwaarden voor de variabele pagina's in, indien nodig.
Definieer en selecteer invoer- en afwerkingsopties, indien nodig.
Controleer de toepassing.
Test en valideer de applicatie voordat deze in productie genomen wordt.
Stuur de .vpc, .vpp of PDF die door de optie Exporteren is gegenereerd ter productie naar
de printer of een drukkerij.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
47
Werken met VDE
Voorkeursinstellingen VDE opgeven
Het venster Voorkeursinstellingen van VDE wordt gebruikt om de voorkeursinstellingen voor de in-
terface en VI Projects in te stellen. Xerox raadt u aan om de standaardinstellingen te gebruiken.
Opties worden ingesteld voor de momenteel aangemelde gebruiker. Als meerdere gebruikersac-
counts op de computer worden ondersteund, zal iedere gebruiker zijn/haar eigen voorkeursinstel-
lingen hebben.
Kies Voorkeursinstellingen
in het VDE-venstermenu om het venster Voorkeursinstellingen van
VDE weer te geven.
Het venster Voorkeursinstellingen van VDE heeft vier tabbladen, die in de volgende gedeelten wor-
den beschreven:
Tabblad Interface
Tabblad Exportinstellingen
Tabblad Fontexportopties
Tabblad OMR-configuratie
TTaabbbbllaadd IInntteerrffaaccee
Het tabblad Interface beschikt over drie onderwerpen.
Maximum aantal voorbeeldgegevensrecords
Met deze optie wordt het maximum aantal gegevensrecords ingesteld dat VDE in de VDE Lijst
gegevensobjecten laadt. Tijdens het bladeren door de gegevensrecords moet VDE iedere
record in het geselecteerde gegevensbestand verwerken. Door de waarde voor Maximum
steekproef gegevensrecords te wijzigen, neemt het aantal verwerkte records toe of af. Dit kan
van invloed zijn op de tijd die VDE nodig heeft om elke record te doorlopen.
48
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
De standaardwaarde is 500. Het toegestane bereik is 10–100.000.
Maximale grootte XML-gegevensbestand
Met deze optie stelt u het standaard scheidingsteken in voor de gegevensbestanden die
geopend worden om de VDE-opdracht aan te maken.
Standaard veldscheidingsteken
Met deze optie stelt u het standaard scheidingsteken in voor de gegevensbestanden die
geopend worden om de VDE-opdracht aan te maken. Selecteer Overige om de standaard te
veranderen als de meeste verwerkte gegevensbestanden een ander scheidingsteken gebruikt
dan Geen, Tab of Spatie.
Standaard decimaal scheidingsteken
Met deze optie stelt u het standaard decimaal scheidingsteken in voor VDE. Er kan gekozen
worden tussen een punt en een komma. De standaardinstelling is afhankelijk van uw locatie. In
de VS moet het decimaal scheidingsteken bijvoorbeeld worden ingesteld op punt. De
geselecteerde optie moet gebaseerd zijn op het doelland voor de gegevens en toepassing.
Geavanceerde VIPP
®
DDG-parameters weergeven
Schakel deze optie in om geavanceerde VIPP
®
DDG-parameters in de toepassing
Bedrijfsgrafieken te selecteren. Als het selectievakje niet is ingeschakeld, zijn de DDG-
parameters niet beschikbaar.
TTaabbbbllaadd EExxppoorrttiinnsstteelllliinnggeenn
Het tabblad Exportinstellingen beschikt over negen instellingen. Deze instellingen zijn de
standaardwaarden in het venster VDE Exporteren of de waarden die gespecificeerd worden in de
VIPP
®
Pro-code die gegenereerd wordt door VDE.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
49
Werken met VDE
Standaard VI-mapnaam
De optie Standaard VI-mapnaam is bedoeld om de mapnaam op te geven die VDE gebruikt bij
het exporteren van het document naar een VI Container-bestand. Dit is de map waarin VI
Compose kijkt voor opdracht- en bronbestanden tijdens het afdrukken. Deze map bevindt zich
onder de map xgfc.
De standaard mapnaam is VIDesignExpress. Dit kan gewijzigd worden op basis van individuele
vereisten. Bij de mapnaam wordt onderscheid tussen letters en hoofdletters gemaakt, de naam
mag niet langer zijn dan 32 tekens, en mag alleen bestaan uit streepje (-), underscore (_), punt
(.) en alfanumerieke tekens.
Standaard VI-projectnaam
Met Standaard VI-projectnaam geeft u de naam op die als de VI Container-projectnaam
wordt gebruikt. Dit is de opdrachtnaam die voor het document wordt gebruikt.
De standaardwaarde is <default>. Als <default> is ingesteld, gebruikt VDE de InDesign-
documentnaam als projectnaam. Wanneer u de naam wijzigt, krijgen alle opdrachten de
waarde opgegeven voor de projectnaam. Het kan bijvoorbeeld handig zijn om alle opdrachten
van een ingestelde waarde als voorvoegsel te voorzien, zoals MijnOpdracht_. Tijdens het
exportproces kan de unieke opdrachtnaam aan het voorvoegsel worden toegevoegd.
De projectnaam die door VDE wordt gebruikt mag niet meer dan 32 tekens bevatten. Bij de
naam wordt onderscheid tussen letters en hoofdletters gemaakt, de naam mag alleen bestaan
uit streepje (-), onderstrepingsteken (_), punt (.) en alfanumerieke tekens.
Overschakelingsreeks font/kleur
Met deze instelling kunt u de standaard font/kleur overschakelingsinstellingen wijzigen die de
exportfunctie gebruikt bij het genereren van de VI Project Container. Deze instellingen worden
gebruikt wanneer de opdracht op een ondersteunde VIPP
®
Pro-printer wordt verwerkt, ten
behoeve van de fonts en fontkleuren die door de toepassing worden gebruikt.
De standaard tekenreeks is |~|. Het is onwaarschijnlijk dat u deze waarde hoeft te wijzigen.
50
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Mocht de tekenreeks |~| echter in de gegevens voorkomen, dan wordt deze geïnterpreteerd als
een overschakeling van font/kleur. Om dit te voorkomen wijzigt u de standaardinstelling via dit
menu Voorkeursinstellingen in een tekenreeks die niet in het gegevensbestand wordt gebruikt.
Deze reeks moet uit minimaal 3 en maximaal 6 tekens bestaan, De reeks mag alleen uit 7-bits
tekens van de standaard ASCII-tekenset bestaan, met uitzondering van het spatieteken,
backslash, open- en sluithaakjes en het percentageteken.
Indexlengte overschakeling font/kleur
Met deze waarde wordt de lengte van de tekenreeks aangegeven op basis van de
overschakelingsreeks font/kleur die wordt gebruikt voor de naam van de font- of kleurindex.
Deze informatie wordt door VI Compose gebruikt bij het verwerken van de opdracht.
De standaardwaarde is ingesteld op 4. Wijzig deze waarde niet tenzij u vertrouwd bent met de
VIPP
®
Pro-taal en meer dan 4 tekens nodig hebt om de naam van de font-/kleuroverschakeling
op te geven. Het toegestane bereik is 4 tot 6 tekens.
Breedte uitsnijmarkeringen
Met deze optie wordt de standaarddikte van VDE-uitsnijmarkeringen ingesteld wanneer de
optie Uitsnijmarkeringen in het VDE-menu Exporteren is geselecteerd.
Deze waarde wordt weergegeven in de maateenheid die momenteel is geselecteerd in het
InDesign-venster BewerkenVoorkeurenEenheden en toenamen. (De maateenheden die
in InDesign kunnen worden geselecteerd zijn: Punten, Pica's, Inches, Decimale inches,
Millimeters, Cicero's, Agates of Aangepast.)
De standaardwaarde is 0.5 punten. Het toegestane bereik is van 0.2 tot 9.0 punten.
Lengte uitsnijmarkeringen
Met deze optie wordt de standaardlengte van de uitsnijmarkering ingesteld wanneer de optie
Uitsnijmarkeringen van VDE in het VDE-menu Exporteren is geselecteerd.
De standaardwaarde is 18.0 punten. Het toegestane bereik is van 4.0 tot 72.0 punten. Deze
waarde wordt weergegeven in de maateenheid die momenteel is geselecteerd in het InDesign-
venster BewerkenVoorkeurenEenheden en toenamen.
Inspringing uitsnijmarkeringen
Met deze optie wordt de standaardinspringing van de uitsnijmarkering ingesteld vanuit de
hoek van de pagina - de logische pagina wanneer de optie N-op-1 wordt gebruikt - als de VDE-
optie Uitsnijmarkeringen in het VDE-menu Exporteren is geselecteerd.
De standaardwaarde is 4.5 punten. Het toegestane bereik is van 0.0 tot 18.0 punten. Deze
waarde wordt weergegeven in de maateenheid die momenteel is geselecteerd in het InDesign-
venster BewerkenVoorkeurenEenheden en toenamen.
Drempelwaarde VM-grootte
Met deze optie stelt u de drempelwaarde in voor VIPP
®
-paginarangschikkingshandelingen
binnen VI Compose op de printer. Deze is ingesteld op 10 MB om een definitie van een
stapelgrootteparameter (Z-sort) te vermijden die groter is dan het beschikbare virtuele
geheugen van het apparaat. Zodra VDE een Z-sort-parameter detecteert die hoger is dan de
drempelwaarde, ontvangt de gebruiker een waarschuwing. Als er een waarschuwing verschijnt,
verhoogt u de drempelwaarde van het VM verhogen mits er voldoende geheugen beschikbaar
is op het apparaat, of verlaagt u de stapelgrootte binnen de optie Z-sorteren.
Opmerking: De stapelgrootte dient gelijk te zijn aan of kleiner te zijn dan het aantal vellen
die de offline-snijmachine kan verwerken. Het normale bereik is 200 tot 500 vellen.
Standaard afdrukkwaliteit
In de standaard afdrukkwaliteit is een bepaalde afdrukmodus voor de printer vastgelegd.
Ondersteuning voor de afdrukkwaliteit wordt vaker gevonden op kantoorapparatuur dan op
productieapparatuur. Als een apparaat geen afdrukkwaliteit ondersteunt, wordt elke andere
instelling dan Standaardinstelling printer genegeerd.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
51
Werken met VDE
TTaabbbbllaadd FFoonntteexxppoorrttooppttiieess
Het tabblad Fontexportopties biedt een mechanisme om OTF/TTF/TTC-fonts die worden gebruikt
in de InDesign-toepassing te vervangen door printerfonts die op de doelprinter zijn geïnstalleerd.
VVoooorrddeelleenn vvaann hheett ggeebbrruuiikk vvaann pprriinntteerrffoonnttss
Als u de opdracht exporteert, bouwt VDE een fontpakket op basis van de fonts die in het
document worden gebruikt. Wanneer standaard fontsets zoals andere fonts dan CID worden
gebruikt, blijft het fontpakket betrekkelijk klein, dus er is niet veel tijd nodig om het fontpakket
samen te stellen en uit te breiden. Als er echter grote fonts zoals OTF/TTF/TTC-fonts met CID-
technologie worden gebruikt, kan het fontpakket al snel groot worden, daar deze fonts wel meer
dan 40 MB per stuk kunnen zijn. Daardoor neemt de tijd die nodig om het fontpakket samen te
stellen toe (van seconden tot minuten), en is er ook meer tijd nodig op de printer om deze fonts te
isoleren.
U kunt dit voorkomen door printerfonts op de doelprinter te installeren, daarna een VDE-
fontvervangingstabel te gebruiken om bepaalde fonts uit te sluiten van het fontpakket. Als u een
font dat in uw applicatie wordt gebruikt koppelt aan een printerfont dat op de doelprinter is
geïnstalleerd, hoeft dat font niet meer in het fontpakket te worden opgenomen, daar VDE direct
de printerfonts aanroept. Dit leidt tot veel kleinere fontpakketten en bespaart tijd bij het
exporteren en afdrukken. Hoewel het proces oorspronkelijk bedoeld was om tijd te besparen bij
het gebruik van OTF/TTF/TTC-fonts met CID-technologie, kan dit proces bij elk OTF/TTF/TTC-font
in de toepassing worden gebruikt. U constateert misschien alleen aanmerkelijke tijdbesparingen
bij het gebruik van fontvervanging met OTF/TTF/TTC-fonts met CID-technologie.
HHooee ggeebbrruuiikktt uu ffoonnttvveerrvvaannggiinngg??
Bij fontvervanging wordt eerst een fontvervangingstabel gedefinieerd, daarna kiest u bij de
exportfunctie een fontvervangingstabel door het selectievakje Fontvervanging inschakelen te
selecteren in het vak Projectinstellingen. Alleen zichtbaar als er een fontvervangingstabel is
gemaakt.
IItteemmss aaaannmmaakkeenn iinn ddee ffoonnttvveerrvvaannggiinnggssttaabbeell
Om items in de fontvervangingstabel te maken, moet u de PostScript-naam van de printer weten,
niet de bestandsnaam. Vanwege deze vereiste is enige kennis van printerfonts nodig. Dit is vooral
het geval wanneer OTF/TTF/TTC-fonts met CID-technologie worden gebruikt, daar u moet weten
hoe u een volledige PostScript-fontnaam opgeeft.
Ga naar de VDE-menubalk en selecteer Voorkeursinstellingen . Selecteer vervolgens het tabblad
Fontexportopties . Het onderstaande venster wordt weergegeven.
52
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
De eerste keer dat het tabblad Fontexportopties wordt geopend, zijn de plaatselijke fonts met een
door de gebruiker ingevoerde PostScript-fontnaam in de lijst met plaatselijke fonts van het
tabblad Fontexportopties opgenomen.
Als de fonts die u in uw toepassing gebruikt niet in de lijst Plaatselijke fonts worden vermeld of als
de bijbehorende PS-fontnamen ervan niet zijn ingevoerd, moet u ze handmatig invoeren. U doet
dit door de fonts een voor een toe te voegen door op het + -teken te klikken of door het
tegelijkertijd toevoegen van alle fonts die in uw huidige InDesign-document worden gebruikt door
het selecteren van Documentfonts toevoegen .
Bij het gebruik van de + -toets verschijnt een nieuwe vervolgkeuzelijst Plaatselijke fonts met het
gegevensinvoervenster Vervangen met PS-fontnaam van printer. Het vervolgkeuzemenu
Plaatselijke fonts is een lijst met alle fonts die op uw computer zijn geïnstalleerd. Klik op het font
dat u wilt toevoegen en voer de bijbehorende PS-fontnaam dan handmatig in.
Als u op Documentfonts toevoegen klikt, worden alle plaatselijke fonts die in uw huidige
InDesign-document worden gebruikt, automatisch door VDE ingevoerd. U moet de bijpassende
PS-fontnaam zelf handmatig voor elk plaatselijk font invoeren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
53
Werken met VDE
Als u een item wilt verwijderen, plaatst u de cursor op de grijze ruimte tussen de naam van het
plaatselijke font en de PS-naam van het printerfont, en klikt u om het item te markeren Als u op
de knop Verwijderen (-) drukt, wordt het item uit de tabel verwijderd.
54
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Wanneer het selectievakje links is geselecteerd, geeft dit aan dat dit fontvervangingsitem actief is,
dat betekent dat dit Plaatselijke font niet in het VDE-fontpakket wordt opgenomen wanneer het
document wordt geëxporteerd. U kunt het kruisje uit het selectievakje verwijderen om handmatig
te regelen welke fonts in een Fontvervangingstabel actief zijn of niet. Wanneer het selectievakje
niet is geselecteerd, neemt VDE het plaatselijke font op in het fontpakket.
Activeer het keuzerondje onder "Vervangen met PS-fontnaam van printer" om de PS-fontnaam in
te voeren wanneer dit nodig is.
De keuzerondjes onder "Font is al geïnstalleerd op de printer" duiden deze status aan.
PS-naam printerfont
De vermelding PS-naam printerfont is een door de gebruiker ingevoerd veld. Dit veld is de
PostScript-fontnaam, niet de naam van het printerfontbestand, en wanneer OTF/TTF/TTC-fonts
met CID-technologie worden gebruikt, moet dit de volledige PostScript-fontnaam zijn.
OTF/TTF/TTC-fonts
De PostScript-fontnaam is te vinden door het printerfont te bekijken in een tekst-editor. Zoek op "/
FontName". Voor het font Xerox Sans dat hierboven is gebruikt zou de zoekactie de tekenreeks
/FontName /XeroxSans def opleveren, waarbij XeroxSans de PostScript-fontnaam is die u invoert
als de PS-naam printerfont.
OTF/TTF/TTC-fonts met CID-technologie
De PostScript-fontnaam voor OTF/TTF/TTC-fonts met CID-technologie moet een volledige
PostScript-fontnaam zijn. Dit is een combinatie van de fontnaam, de tekenset, UTF8-codering en
schrijfrichting. Kennis van CID-printerfonts, CMAP's en dergelijke is vereist om de volledige
PostScript-fontnaam te verkrijgen. In het voorbeeld hierboven is Ryumin-Light_UniJIS-UTF8-H de
volledige PostScript-fontnaam, waarbij:
Fontnaam = Ryumin-Light
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
55
Werken met VDE
Tekenset = UniJIS
Codering = UTF8
Schrijfrichting = H (Horizontaal)
Als de PostScript-naam van het printerfont verkeerd wordt ingevoerd, vindt de opdracht het
printerfont niet. Afhankelijk van de fontvervangingsinstellingen van de printer wordt de opdracht
afgebroken of er wordt gebruikt gemaakt van het standaard printerfont.
OOTTFF//TTTTFF//TTTTCC--ffoonnttvveerrwweerrkkiinngg
De volgende opties zijn beschikbaar bij het gebruik van fonts in variabele objecten in een
document:
Fontinsluiting met detectie van Interne fonts
Het selectievakje Gebruik geen fontexportopties in het VPC-exportvenster Projectinstellingen
moet worden ingeschakeld als er lokale CID-fonts zijn ingesteld en ingeschakeld in het venster
VoorkeursinstellingenFontexportopties.
In dit geval wordt elk OTF/TTF/TTC-font met CID-technologie in een eigen EPS-bestand
geplaatst en wordt als VIPP
®
-opdrachtbron in de VPC opgenomen. De bijbehorende UTF-8
CMaps worden allemaal in het EPS-fontpakket geplaatst. Als de CID-fonts waarnaar in de
opdracht wordt verwezen niet in het doelafdrukapparaat worden gevonden, worden de
ingesloten fonts gebruikt. Dit resulteert in hetzelfde gedrag als in eerdere versies. Er is echter
een duidelijke verbetering van de prestaties te zien bij het laden en verwerken van de opdracht,
als de CID-fonts die in de VIPP
®
-opdracht worden gebruikt op het doelafdrukapparaat zijn
geïnstalleerd en daar intern worden aangetroffen.
Geen fontinsluiting, hetzelfde font wordt op het doelapparaat geïnstalleerd
Selecteer in het venster VoorkeursinstellingenFontexportopties de optie Font is al op de
printer geïnstalleerd voor elk font dat u al op het doelapparaat hebt geïnstalleerd. Zorg dat de
optie "Gebruik geen fontexportopties" in het VPC-exportvenster "Projectinstellingen" is
uitgeschakeld.
In dit geval worden de OTF/TTF/TTC-fonts met CID-technologie die in het venster
Fontexportopties zijn ingeschakeld niet in de VPC ingesloten. Alleen de UTF-8 CMaps worden in
het EPS-fontpakket ingesloten. Het voordeel is een veel kleiner VPC-bestand en betere
prestaties bij het laden en verwerken van de VIPP
®
-opdracht. Hierbij wordt er vanuit gegaan
dat de gebruikers de benodigde CID-fonts al op het doelafdrukapparaat hebben geïnstalleerd
en dat elk font wordt gevonden wanneer de VIPP
®
-opdracht wordt verzonden en verwerkt.
Als er standaard (niet-CID) PS-fonts zijn ingesteld in het venster Fontexportopties, worden ze
niet in de VPC ingesloten en wordt er derhalve vanuit gegaan dat ze ook op het
doelafdrukapparaat worden geïnstalleerd.
56
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Opmerking: Het is zeer belangrijk om te controleren dat de PS-fontnaam waarnaar wordt
verwezen in de VIPP
®
-opdracht exact overeenkomt met de naam op het apparaat, anders
kunnen er fouten optreden. Het is essentieel dat het font EXACT overeenkomt met
betrekking tot fontfamilie, stijl, gewicht, type en versie, anders kunnen er verschillen tussen
de fonts bestaan, waardoor de pagina anders wordt gerenderd. Het kan ook zijn dat de
UTF-8 CMap niet voor alle tekens werkt, met als eindresultaat zwart/witte vakken in plaats
van de verwachte tekens, of helemaal geen tekens.
Fontvervanging, geen fontinsluiting - vervangingsfont wordt op apparaat geïnstalleerd
Selecteer in het venster VoorkeursinstellingenFontexportopties de optie Vervangen
met PS-fontnaam van printer voor elk font dat u al op het doelapparaat hebt
geïnstalleerd. Zorg dat de optie Gebruik geen fontexportopties in het VPC-
exportvenster Projectinstellingen niet is ingeschakeld.
Deze optie werkt hetzelfde als in eerdere versies. Het vervangingsfont op het
doelafdrukapparaat moet een naam hebben die exact overeenkomt met de PS-
fontnaam die in het venster Fontexportopties is ingesteld.
Opmerking: De fonts die op het afdrukapparaat zijn geïnstalleerd, MOETEN precies
overeenkomen wat betreft fontfamilie, stijl, gewicht, soort en versie met de fonts waarnaar
in de VIPP
®
-opdracht wordt verwezen, aangezien deze met behulp van VDE is gemaakt.
Anders zijn de resultaten onvoorspelbaar.
Als u de VIPP
®
-opdracht met andere VI Suite-software wilt verwerken en bekijken, moeten
dezelfde OTF/TTF/TTC-fonts met CID-technologie in de volgende mappen worden opgeslagen:
VI Design Pro:
X:/vide/resource/CIDFont
VI Explorer:
X:/vviewer/resource/CIDFont
VI eCompose:
X:/xvtp/bin/normalizer/Resource/
CIDFont en/of C:/Windows/Fonts
EExxppoorrtteerreenn mmeett bbeehhuullpp vvaann ddee ffoonnttvveerrvvaannggiinnggssttaabbeell
De fontvervangingstabel wordt standaard gebruikt, tenzij u Gebruik geen fontexportopties
selecteert in het venster Projectinstellingen.
In dat geval neemt VDE niet de plaatselijke fonts voor actieve fontvervanging op, zoals
gedefinieerd in de fontvervangingstabel, maar gebruikt in plaats daarvan printerfonts die op de
doelprinter moeten zijn geïnstalleerd.
WAARSCHUWING: Als de fonts niet op de doelprinter beschikbaar zijn of als de PostScript-
fontnamen verkeerd zijn ingevoerd in de fontvervangingstabel, wordt de opdracht
afgebroken of wordt het standaard printerfont gebruikt, afhankelijk van de
fontvervangingsinstellingen van de doelprinter. Wanneer u fontvervangingstabellen gebruikt,
wordt u aangeraden te controleren of de juiste printerfonts worden gebruikt voordat u de
productie start.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
57
Werken met VDE
TTaabbbbllaadd OOMMRR--ccoonnffiigguurraattiiee
Hier definieert u de configuratie van de OMR-code voor OMRINIT/OMRSHOW.
Het tabblad OMR-configuratie bevat vier instellingen.
Configuratiereeks
Elk teken in de reeks vertegenwoordigt een staaf in het OMR-symbool. Voor meer informatie
klikt u op het informatiepictogram naast het veld Configuratiereeks.
Staafbreedte
Hiermee past u de breedte van de staaf aan.
Staaflengte
Hiermee past u de lengte van de staaf aan.
Ruimte tussen staven
Hiermee past u de ruimte tussen de staven aan.
58
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Batchverwerking van PDF-bestanden als
bronnen
PDF-objecten kunnen worden gebruikt als statische en variabele bronnen in een VIPP
®
-applicatie.
Als u echter een PDF als variabele bron wilt gebruiken, moet in het PDF-bestand EPS-beeldinforma-
tie ingesloten zijn om correct te kunnen afdrukken op een PostScript-printer. Dit is niet nodig wan-
neer wordt afgedrukt op een ondersteunde APPE-printer. VDE biedt twee opties om PDF-bronnen
te verwerken en de EPS-beeldinformatie toe te voegen aan het PDF-bestand. In dit gedeelte wordt
het batch-proces beschreven.
Voor batchverwerking van PDF-bestanden in een bronmap selecteert u de optie PDF-batchverwer-
king in het menu van VDE. Blader vervolgens naar de maplocatie met de PDF-bestanden. Wanneer
de map is geselecteerd, begint de batchverwerking automatisch.
Afhankelijk van het aantal PDF-bestanden dat u in de toepassing opent, kan dit enkele minuten
duren. De status van de bestanden die worden verwerkt wordt op een statusbalk aangegeven.
Als de PDF-bestanden eenmaal op deze manier zijn verwerkt, wordt de EPS-informatie niet nog-
maals toegepast. Als u dus naar de optie Export gaat en PDF-bestanden in map met middelen
met ingesloten EPS wijzigen selecteert, voegt VDE de benodigde EPS-informatie alleen toe aan de
bestanden waarvoor dit nodig is.
EPS en bestandsomvang
Als EPS in de PDF-bestanden wordt ingesloten, wordt het oorspronkelijke bestand daardoor gro-
ter. Zorg dat u over genoeg opslagruimte in uw bestandssysteem beschikt.
Beperkingen voor transparantie
Als u op een PostScript-printer afdrukt, houd dan rekening met de beperkingen voor transparan-
tie. Een variabel beeld met transparantie dat over een achtergrond heen wordt geplaatst, mas-
keert bijvoorbeeld wat er zich onder het beeld bevindt.
PPDDFF''ss mmeett iinnggeessllootteenn EEPPSS wwiijjzziiggeenn
VDE kan VIPP
®
-toepassingen genereren die gebruik maken van variabele verwijzingen naar PDF-
afbeeldingen. Hoewel VIPP
®
het gebruik van variabele PDF-afbeeldingen ondersteunt, kunnen
deze PDF-bestanden alleen worden gebruikt wanneer het doelafdrukapparaat een FFPS APPE-
afdrukmechanisme of VI eCompose is. Bij verzending naar een PS-afdrukmechanisme is dit
brontype ongeldig. Bij het exporteren van uw VIPP
®
-toepassing naar VI Projects (.vpc) kunt u de
optie PDF-bestanden in map met middelen met ingesloten EPS wijzigen inschakelen. Als u deze
optie inschakelt, wordt de oorspronkelijke PDF gewijzigd door het insluiten van een EPS-versie van
het oorspronkelijke PDF-beeld in de PDF. Bij verzending naar een apparaat waarop PS VIPP
®
is
ingeschakeld, gebruikt VIPP
®
de ingesloten EPS-informatie in plaats van de PDF. FreeFlow VI
Explorer, beschikbaar bij de Xerox e-store, bevat een batchbestand dat kan worden gebruikt voor
het automatiseren van dit insluitproces als pre-processtap in de werkstroom.
Geavanceerde PDF-opties
Geavanceerde PDF-opties zoals transparantie, raken verloren bij het genereren van het EPS-
beeldbestand, maar blijven behouden in het PDF-bestand. Wanneer u de PDF afdrukt naar de
PS Interpreter, gebruikt VIPP
®
de ingesloten EPS-taal.
Gebruik deze optie niet met het FFPS Adobe Print-afdrukmechanisme (APPE)
Bij het ontwerpen van toepassingen die zijn gericht op de FFPS APPE met gebruik van PDF-
bronnen, is het niet nodig deze optie te gebruiken. APPE kan de PDF-bronnen rechtstreeks
opnemen in een VIPP
®
-toepassing.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
59
Werken met VDE
Variabele gegevens en ontwerplayout
Met VDE kunt u deze variabele gegevenstypen invoeren in de InDesign-layout:
Teksttekenreeksen
Tekstbestanden
Grafische afbeeldingen
Zichtbaarheid
Stijl
Kleur
Met deze soorten variabele gegevens kunt u ontwerpen maken die variëren afhankelijk van de op-
drachtvereisten, maar die gebruik maken van één InDesign-layout als basis voor het ontwerp. Met
VDE kunt u de tekst, grafische afbeeldingen en zelfs de layout van het ontwerp wijzigen afhanke-
lijk van de aan de opdracht toegewezen gegevensvelden en lagen en ingestelde regels, inclusief
paginazichtbaarheid.
De voorbeelden die u in dit gedeelte van de FreeFlow VI Design Express - Handleiding voor de ge-
bruiker vindt, zijn gebaseerd op een toepassing die bedoeld is voor het maken van legitimatiepas-
sen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende elementen:
statische InDesign-functies, zoals lagen, tekst en grafische vakken,
variabele VDE-functies die ervoor zorgen dat statische elementen kunnen variëren afhankelijk
van ingestelde regels en gegevensvelden,
effecten van speciale beeldvorming om variabele gegevens toe te voegen aan de afgewerkte
identiteitsbewijs, zodat er een extra beveiligingsniveau aan de afdrukken wordt toegevoegd.
Hieronder vindt u een voorbeeld van een afgewerkt identiteitsbewijs.
Dit zijn de variabele gegevens van het identiteitsbewijs:
Voornaam en achternaam van de werknemer
Afdeling van de werknemer
Werknemersnummer
Foto van de werknemer
Functies voor speciale beeldvorming op de foto of MicroText en op de gouden balk onder de
naam van de afdeling of fluorescerende tekst.
60
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
U moet bekend zijn met het VDE-venster en ook kennis hebben van variabelen en de regels waar-
mee u deze variabelen kunt aansturen. In de volgende gedeelten vindt u die informatie.
Opmerking: Voor informatie over het ontwerpen in of het gebruiken van InDesign, moet u
de van toepassing zijnde InDesign-zelfstudieprogramma's en documentatie raadplegen. In
dit document vindt u alleen informatie over het gebruik van de VDE-invoegtoepassing.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
61
Werken met VDE
Knoppen, selectievakjes en pictogrammen
De VDE-vensters bevatten knoppen, selectievakjes en pictogrammen die gebruikt worden om in-
formatie in te voeren in het ontwerp of in transformaties en Regels. In dit gedeelte wordt een over-
zicht gegeven van deze besturingselementen.
Als u gegevens in de basislayout van InDesign wilt invoegen, moet u de knoppen en selectievakken
gebruiken die in het VDE-venster worden weergegeven.
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
Kies de knoppen boven aan het VDE-venster om het ven-
ster te minimaliseren of te maximaliseren, het venster te
sluiten, de licentie te laden of te bekijken, voorkeursin-
stellingen voor het bestand in te stellen of om over VDE
te lezen.
Raadpleeg VDE-voorkeursopties instellen voor meer
informatie.
Deze knoppen bevinden zich aan de rechterbovenzijde
van elk InDesign-venster. Ze worden gebruikt voor toe-
gang tot uitklapmenu's gerelateerd aan deze vensters.
Als u bijvoorbeeld klikt op deze knop op het Stalen-ven-
ster, verschijnt een menu waarmee de stalen van VDE
kunnen worden gedefinieerd.
Gegevensbestand selecteren
62
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
Gebruik de knop Gegevensbestand om naar het gege-
vensbestand dat in de toepassing wordt gebruikt te bla-
deren en het te selecteren.
Voor meer informatie over de knop Gegevensbestand
raadpleegt u Het gescheiden-gegevensbestand laden .
Map met middelen kiezen
Gebruik de knop Middelen om naar de map met midde-
len (bronnen zoals bijvoorbeeld grafische afbeeldingen,
etc.) van de toepassing te bladeren en deze te
selecteren.
Voor meer informatie over de knop Middelen raadpleegt
u Een map met middelen selecteren .
Gebruikersgegevens weergeven
Selecteer Gebruikersgegevens weergeven om te schake-
len tussen de feitelijke gegevens en de kopregelinforma-
tie. Schakel dit selectievakje in om de daadwerkelijke
inhoud van het gegevensobject weer te geven in plaats
van de label(naam) van het gegevensobject. Als dit se-
lectievakje niet is ingeschakeld, worden de geselecteerde
veldnaam, lagen met variabele zichtbaarheid en veldna-
men van variabele grafische afbeeldingen weergegeven.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
63
Werken met VDE
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
Velden markeren
Selecteer Velden markeren om de gegevensvelden met
variabele tekst van de opdracht aan te duiden met een
markering. Als deze optie is geselecteerd, worden de
tekstgegevensobjecten gemarkeerd die in een InDesign-
document zijn ingevoegd. Dit is handig wanneer het se-
lectievak Gebruikersgegevens weergeven is geselecteerd,
aangezien het als richtlijn kan worden gebruikt om te
zien welke objecten van de opdracht statisch en welke
variabel zijn.
Invoervak Recordnummer
Gebruik het vak van het recordnummer om het record te
selecteren in het gegevensbestand dat op het scherm
verschijnt. De gegevens verschijnen in de InDesign-werk-
ruimte en de bijbehorende lijst in het onderste gedeelte
van het VDE-venster.
Schakelaar variabele kleur
Dit pictogram is een schakelaar om variabele kleur toe te
passen op de kaderlijn of de kaderopvulling. Als het op-
gevulde vak bovenop ligt, wordt de kaderopvulling gese-
lecteerd. Als u op het pictogram klikt om te schakelen
64
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
zodat outline bovenop ligt, wordt de variabele kleur toe-
gepast op de kaderlijn.
Lengte van tekstwaardevelden
Klik op de knop a om het record met de kortste tekst
voor het geselecteerde record te zoeken.
Klik op de knop aaa om het record met de langste tekst
voor het geselecteerde record te zoeken.
Aangezien de gegevens in variabele tekstobjecten in
lengte kunnen variëren, zijn deze twee knoppen beschik-
baar om te helpen bepalen of er voldoende ruimte in de
opmaak beschikbaar is voor alle gegevens die in het ge-
gevensbestand staan. Markeer een veldnaam en klik op
a om het kortste record te bekijken of op aaa om het
langste record van het desbetreffende veld te bekijken.
Dit is een voorbeeld van een testrecord waarin de lang-
ste voornamen en achternamen van een gegevensbe-
stand zijn gebruikt. Allereerst ziet u een voorbeeld van de
gewenste resultaten. Ten tweede ziet u een voorbeeld
van onvoorziene resultaten. In beide voorbeelden zijn de
aandachtsgebieden gemarkeerd.
Door in het ontwerp een eenvoudige aanpassing te ma-
ken in de tekst of het tekstvak, kunnen alle gegevens van
alle records correct in de opdracht worden opgenomen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
65
Werken met VDE
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
Zoekoptie
Het veld dat is te vinden naast het vergrootglas op de
lijst met gegevensobjecten. Wordt gebruikt voor het vin-
den van veldnamen van gegevensobjecten in de lijst met
gegevensobjecten. Voer de eerste tekens in van het ge-
gevensobject dat u zoekt en het eerste gegevensobject
dat overeenkomt met de zoekcriteria wordt gemarkeerd.
66
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
Weergaven Gegevensveld, Regel en
Gegevenstransformatie
Met de driehoekige knoppen aan de linkerzijde van de
lijst met objecttypes aan de onderzijde van het VDE-ven-
ster kunnen de lijsten worden uitgeklapt of ingeklapt.
Klik op de knop voor een volledige lijst met opties, of om
de lijst te verkorten.
Knop Geavanceerde functie
Klik op de knop Geavanceerde functie om een geavan-
ceerde functie in te voegen (BOOKMARK).
Zie Geavanceerde functies voor meer informatie over
wat er moet worden ingevoegd en hoe dit moet
gebeuren.
Knoppen Exporteren en Importeren
Klik op de pijl Exporteren (omhoog) of Importeren (om-
laag) om een regel of gegevenstransformatie te exporte-
ren of importeren.
Knop Gegevenstransformatie
De knop Gegevenstransformatie wordt gebruikt om een
venster te openen waarin een gegevenstransformatie
van het type Tekst, Tekstbestand of Grafische afbeelding
wordt gemaakt. Zie Gegevenstransformatie voor meer
informatie.
Knop Regel maken
De knop Regel maken wordt gebruikt om het venster Re-
gel maken te openen, waarin u een voorwaardelijke regel
kunt definiëren. Zie Regel maken voor meer informatie.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
67
Werken met VDE
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
Knop Regel bewerken/Gegevenstransformatie
bewerken
De knop Regel bewerken/Gegevenstransformatie bewer-
ken wordt gebruikt om het venster Regel bewerken of Ge-
gevenstransformatie bewerken te openen, waarin u een
voorwaardelijke Regel of gegevenstransformatie kunt wij-
zigen. Zie Regel maken en Regelwijziging of -
duplicatie voor meer informatie.
Knop Regel verwijderen
De knop Regel verwijderen wordt gebruikt om een ge-
markeerde regel uit het VDE-venster te verwijderen.
Pictogrammen in het VDE-venster ter indi-
catie van objecttypen
Wanneer u een gegevensbestand hebt geselecteerd, ver-
schijnen de velden van het geselecteerde bestand in dit
gebied van het VDE-venster. Links van de naam van het
gegevensobject verschijnt een pictogram om het object-
type aan te duiden.
Tekstpictogrammen
Gegevensveld, Regel en Gegevenstransformatie
Tekstbestandpictogrammen
Gegevensveld, Regel en Gegevenstransformatie
Pictogram Stijlregel
Pictogrammen grafische afbeelding
Gegevensveld, Regel en Gegevenstransformatie
Zichtbaarheidspictogrammen
Gegevensveld en Regel.
Kleurpictogram
Variabele kleur en variabele-kleurregel. De kleur van het
vak verandert op basis van de kleurnaam in het venster
68
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Knoppen, velden en pictogrammen Beschrijving
Knoppen, velden en pictogrammen in
VDE-venster
Stalen. Als er geen kleur is gedefinieerd, is het pictogram
grijs. U kunt dit corrigeren door ervoor te zorgen dat u
een geldige variabele-kleurnaam hebt gedefinieerd.
Knoppen en pictogrammen die in vensters
voorkomen
Toetsenbordpictogram
Telkens wanneer er een tekenreeks in het venster Regel
wordt ingevoerd, verschijnt er een pictogram van een
toetsenbord bij dat veld.
Knoppen Toevoegen en Verwijderen
Grote knoppen met plus- en mintekens worden gebruikt
om items toe te voegen en te verwijderen.
Grote knoppen met plus- en mintekens worden gebruikt
om items toe te voegen en te verwijderen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
69
Werken met VDE
Aan de slag
In Aan de slag wordt beschreven hoe u VDE moet openen. Het hoofdstuk biedt elementaire ach-
tergrondinformatie die u nodig hebt om het VDE-venster te begrijpen. U kunt lezen wat u ermee
kunt doen en hoe u het InDesign-programma kunt instellen voor het gebruik van VDE. U kunt de
achtergrondinformatie in de volgende gedeelten vinden:
Het VDE-venster openen
De werkruimte voorbereiden
Een gegevensbestand definiëren
Een map voor de middelen selecteren
Typen VDE-gegevensobjecten definiëren
HHeett VVDDEE--vveennsstteerr ooppeenneenn
Als het VDE-venster nog niet is geopend, selecteert u Venster VI Design Express in de
menubalk van InDesign. Het VDE-uitklapmenu wordt op het scherm weergegeven.
InDesign beschikt over een dockinggebied voor plug-ins en andere vensters. Dit bevindt zich
meestal in het rechtergedeelte van de werkruimte. U kunt het VDE-venster echter overal in het
scherm plaatsen door het te slepen en op de gewenste plek neer te zetten.
U kunt gegevens invoeren en functies selecteren in het VDE-venster door op de functie te
dubbelklikken, met de rechtermuisknop op een knop te klikken of door handmatig gegevens in een
geselecteerd object in te voeren. De besturingselementen van het VDE-venster worden alleen
ingeschakeld wanneer het van toepassing zijnde InDesign-paginaelement en/of het
70
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
gegevensobject uit de lijst is/zijn geselecteerd.
DDee wweerrkkrruuiimmttee vvoooorrbbeerreeiiddeenn
Opmerking: Stel nu eerst de weergave-eenheden van InDesign in met behulp van het menu
Voorkeuren van InDesign BewerkenVoorkeursinstellingen op de menubalk van InDesign.
Hiermee worden de eenheden ingesteld die door InDesign en VDE worden gebruikt voor het
weergeven van functies die aan roosters, linialen en exporteren zijn gerelateerd.
U kunt variabele gegevens toevoegen aan een ontwerp of u kunt variabelen invoegen tijdens het
maken van een nieuw ontwerp. Welke methode u ook kiest, voordat u variabele gegevens aan het
ontwerp toevoegt moet u het te gebruiken gegevensbestand selecteren, de map met middelen
waarin de variabele bronnen zich bevinden toewijzen en het bestandstype controleren van ieder
item dat in de lijst met VIPP
®
-gegevensobjecten wordt weergegeven.
In deze gedeelten vindt u de basisstappen voor het voorbereiden van de werkruimte:
Een gegevensbestand definiëren
Een map voor de middelen selecteren
Typen VDE-gegevensobjecten definiëren
Het proces begint in het VDE-venster:
EEeenn ggeeggeevveennssbbeessttaanndd ddeeffiinniiëërreenn
VDE kan een gescheiden-gegevensbestand of XML-gegevensbestand importeren. Het proces voor
het importeren van beide gegevenssoorten is gelijksoortig. Er gelden bij het importeren van een
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
71
Werken met VDE
XML-bestand echter minder beperkingen voor naamconventies etc. We geven hieronder een korte
beschrijving van elk gegevensbestandtype en het proces voor het importeren van het
gegevensbestand voor gebruik binnen VDE.
HHeett ggeesscchheeiiddeenn--ggeeggeevveennssbbeessttaanndd ddeeffiinniiëërreenn
VDE kan twee typen gescheiden-gegevensbestanden verwerken. In dit gedeelte wordt een
standaard gescheiden-gegevensbestand beschreven, waarbij één gescheiden gegevensregel
overeenkomt met één klantrecord. Een door een voorvoegsel gescheiden transactioneel
gegevensbestand dat wordt gebruikt voor toepassingen van een transactioneel of
transpromotioneel type, wordt ook ondersteund. Dit wordt later beschreven in Door voorvoegsel
gescheiden transactionele gegevens, raadpleeg dit gedeelte voor meer informatie.
Een gegevensbestand met scheidingstekens wordt gebruikt om de variabele gegevenstoepassing
aan te sturen. Meestal is een gescheiden-gegevensbestand het resultaat van een aantal
opgehaalde gegevens of een query uit een groter databasesysteem. U kunt ook een gescheiden
bestand maken in een teksteditor of een spreadsheet en dit bestand opslaan in een door
komma's gescheiden indeling.
Er is een limiet aan het aantal gegevensvelden in een gegevensbestand dat wordt geladen in een
document. De maximumlimiet is afhankelijk van het aantal tekens per veldnaam. In het
algemeen is het maximumaantal gegevensvelden ongeveer 350, ervan uitgaande dat een
veldnaam 8 of minder tekens heeft. Het is dus goed om de limiet in gedachten te houden bij het
definiëren van veldnamen, want naarmate het aantal tekens voor elke veldnaam toeneemt,
neemt het toegestane aantal gegevensvelden af.
Bij het definiëren van veldnamen in een gegevensbestand is het belangrijk om naamconflicten
met woorden die in PostScript en VIPP
®
zijn gereserveerd, te voorkomen. Het wordt daarom
ten zeerste aangeraden een combinatie van hoofdletters en letters te gebruiken (bijv.
Voornaam,Anaam,Status) of een underscore als voorvoegsel/achtervoegsel, bijv. _voornaam,
_anaam,_status.
Het is ook goed om ten minste drie tekens te gebruiken voor veldnamen, om conflicten met
gereserveerde woorden te voorkomen. Gebruik bovendien geen veldnamen die uitsluitend uit
cijfers bestaan (bijv. 1234). Daarnaast mogen de volgende tekens niet worden gebruikt, om
mogelijke conflicten met sleutelwoorden en parameterafhandeling te voorkomen:
{ } ( ) [ ] < > ~ ! @ $ % ^ * I : ' ' ? / \ "
Alle opdrachtbronnen die rechtstreeks worden aangeroepen in een VIPP
®
-opdracht of
waarnaar wordt verwezen via een variabele of gegevensveld, moeten bestandsnamen hebben
die UITSLUITEND bestaan uit 7-bits ASCII-tekens. Daarnaast mogen de volgende tekens niet
worden gebruikt vanwege mogelijke conflicten met de afhandeling van de PostScript- en
VIPP
®
-opdrachtsyntaxis of -parameters:
{ } ( ) [ ] < > ~ ! @ $ % ^ * | : ' ' ? / \ "
72
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Opmerking: Informatie over tekens die kunnen worden gebruikt in bestandsnamen en
veldnamen: Namen van proefafdruk- of productiegegevensbestanden die worden
geïmporteerd in VDE kunnen tekens bevatten die buiten het 7-bits ASCII-bereik liggen. Het
wordt niettemin sterk aangeraden geen tekens te gebruiken uit de lijst die mogelijke
conflicten kan opleveren met de afhandeling van de PS/VIPP
®
-opdrachtsyntaxis en
-parameters, zoals hieronder aangegeven. Veldnamen van gegevensbestanden mogen
tekens bevatten die buiten het 7-bits ASCII-bereik liggen. U dient echter nog steeds de lijst
tekens te vermijden die mogelijke conflicten kunnen veroorzaken met de afhandeling van
de PS/VIPP
®
-commandosyntaxis en -parameters, zoals hieronder aangegeven, EN
naamconflicten te voorkomen met gereserveerde sleutelwoorden van PS en VIPP
®
, door
gebruik te maken van meer dan twee tekens in uw bestandsnamen en een combinatie van
hoofdletters en letters, bijvoorbeeld Bnaam in plaats van bnaam of BNAAM. Alle andere
opdrachtbronnen, bijv. beeld- of tekstbestanden, moeten bestandsnamen hebben die
UITSLUITEND uit 7-bits ASCII-tekens zijn samengesteld en moeten het gebruik vermijden
van tekens die mogelijke conflicten kunnen veroorzaken met de afhandeling van de PS/
VIPP
®
-commandosyntaxis en -parameters, zoals hieronder aangegeven. De volgende tekens
moeten niet worden gebruikt in bestandsnamen of veldnamen, om conflicten met de
sleutelwoorden en de afhandeling van parameters te voorkomen:{ } ( ) [ ] < > ~ ! @ $ %
^ * I : ' ' ? / \ ".
Het gegevensbestand bestaat uit een grote hoeveelheid records. Het aantal records wordt
bepaald door de opgehaalde gegevens. VDE wordt niet beïnvloed door het aantal records in het
gegevensbestand. Wanneer het productiegegevensbestand echter een groot aantal records bevat,
wordt voor testdoeleinden vaak een beperkte versie gebruikt.
De eerste record van een gescheiden-gegevensbestand dat door VDE wordt gebruikt moet de
veldnamen bevatten, gescheiden door een scheidingsteken. De velden van alle volgende records
bevatten de gegevens van de gebruikers.
Een veelvoorkomend scheidingsteken is de komma, vandaar de door komma's gescheiden
bestanden, ook wel CSV-bestanden genoemd (comma separated values). Soms bevat een record
van een door komma's gescheiden bestand een komma. In onderstaande tabel ziet u hier een
voorbeeld van. Hierdoor kunnen problemen ontstaan bij het ophalen van de gegevens.
Veldnaam (eerste record):
Address1 Bonus
Opgehaalde gegevens (tweede
record):
123 West 5th Avenue Suite 45A
Ziet er als volgt uit in het
gegevensbestand:
123 West 5th Avenue, Suite 45A,
$5,000
Als dit zo wordt gelaten, wordt de komma gezien als scheidingsteken. De waarde $5,000 gaat
verloren, omdat de tekst Suite 45A wordt beschouwd als de gegevenswaarde voor het veld Bonus.
Als de gebruikersgegevens een scheidingsteken bevatten, moet u een van deze opties kiezen:
Het databasebestand moet opnieuw worden gegenereerd met een ander scheidingsteken dat
niet in de gegevens wordt gebruikt.
U moet voor bepaalde elementen van het databasebestand aanhalingstekens gebruiken.
Wanneer u aanhalingstekens gebruikt, ziet het databasebestand er als volgt uit:
Veldnaam of eerste record:
Address1 Bonus
Opgehaalde gegevens of
tweede record:
123 West 5th Avenue, Suite
45A
$5.000
Ziet er als volgt uit in het
gegevensbestand:
123 West 5th Avenue, Suite
45A,$5,000
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
73
Werken met VDE
Bij het verwerken van de gegevens wordt de komma door de aanhalingstekens beschermd.
HHeett ggeesscchheeiiddeenn--ggeeggeevveennssbbeessttaanndd ddeeffiinniiëërreenn
Het importeren van door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens wordt beschreven in
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens.
Als de basislayout voor een variabele gegevensopdracht in InDesign klaar is, moet u een
gegevensbestand laden om de variabele gegevens aan de opdracht te koppelen. De variabele
gegevens voor de opdracht bevinden zich in het gescheiden-gegevensbestand, een CSV-bestand.
In de eenvoudigste vorm wordt de opdracht alleen aangestuurd door de records van het
gegevensbestand. Voor complexere of gepersonaliseerde opdrachten kunt u Regels definiëren.
In een gescheiden-gegevensbestand kan het scheidingsteken een willekeurig ASCII-teken zijn.
Meestal is het standaard een komma, of dubbele punt, spatie of tab. In het venster
Eigenschappen gegevensbestand wordt de eerste regel van het databasebestand weergegeven,
waarin u het scheidingsteken kunt bepalen. Als u twijfelt, kunt u contact opnemen met de
databasebeheerder of degene die het bestand heeft geleverd. Als het scheidingsteken Geen
(gebruikt voor gegevensbestanden met enkelvoudige velden), Tab of Spatie is, selecteert u dit op
het GUI-scherm. Als het om een ander scheidingsteken gaat, selecteert u Overig. Vervolgens typt
u het scheidingsteken in het daarvoor bestemde vak.
Het gegevensbestand dat tijdens de ontwerpfase wordt gebruikt, is vaak een subset van een veel
groter bestand dat geselecteerd is tijdens de exportfase van het project. Als dit het geval is,
moeten beide gegevensbestanden dezelfde kenmerken delen, zoals veldnamen en
scheidingsteken. Terwijl het normaal is om een groter productiebestand te selecteren tijdens de
exportfase, kunt u ook het bestand gebruiken dat hier als afdrukgegevensbestand is geselecteerd.
Als het gegevensbestand eenmaal is geselecteerd en de gescheiden bestanden in de opdracht zijn
geladen, wordt het VDE-venster gevuld met de namen van de databasevelden van het gescheiden
bestand. Alle velden worden in VDE geladen met als standaardgegevenstype Tekst, zoals
aangeduid met het pictogram
of Grafische afbeelding, zoals aangeduid met het pictogram
links van de veldnaam. Als het databasebestand echter records bevat die geen tekst bevatten,
moet het gegevenstype van die records worden gewijzigd in het juiste gegevenstype. Daarvoor
kunt u zich baseren op onderstaande beschrijvingen. De daadwerkelijke records die zich in het
gegevensbestand bevinden kunnen uit de volgende willekeurige items bestaan:
Tekst
Een willekeurig teken of een willekeurige
tekenreeks.
Tekstbestand
De naam van een bestand dat tekst bevat.
Opmerking: Het tekstbestand moet een UTF-8 of een ASCII-tekstbestand met tekencodes
onder 0x80 zijn. Fabriekseigen opmaakopdrachten en -tags worden genegeerd en afgedrukt
als tekst.
74
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Grafisch
De naam van een grafisch element. Geldige
beeldbestandbronnen hebben een van de
volgende bestandsextensies: .jpg, .jpeg, .tif, .
tiff, .eps, .ps, of .pdf. Alle andere extensies
worden overgeslagen en niet opgenomen bij
het genereren van de VIPP
®
-opdracht.
Zichtbaarheid
een zichtbaarheidsveld kan een indicator Aan
of Uit bevatten, die wordt gebruikt om de
zichtbaarheid van een laag of pagina in of uit
te schakelen.
Kleur
Een variabele-kleurveld dat de naam bevat
van een gedefinieerde kleur in de kleurenstaal.
Als de kleur niet bestaat, moet u de
kleurenstaal maken. Als de kleurenstaal niet is
gedefinieerd, wordt de standaardkleur Wit
gebruikt.
De bovenstaande gegevenstypen kunnen ook aan een VIPP
®
-gegevensobject worden toegewezen
via een voorwaardelijke regel en worden toegevoegd aan de InDesign-layout. Wanneer de regel
wordt gemaakt, worden de desbetreffende objecten weergegeven in de lijst van het VDE-venster.
Als u het gegevensbestand dat voor de opdracht wordt gebruikt wilt laden, klikt u op de knop
Gegevensbestand selecteren.
Het dialoogvenster Gegevensbestand selecteren wordt geopend. Blader naar het
gegevensbestand voor de opdracht, markeer het en klik vervolgens op Openen.
VDE opent het venster Eigenschappen gegevensbestand.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
75
Werken met VDE
Het venster Eigenschappen gegevensbestand bevat deze velden:
Codering gegevensbestand
Een vervolgkeuzelijst bevat een aantal bestandcoderingstypen die momenteel worden
ondersteund. Codering gegevensbestand biedt de mogelijkheid om verschillende
coderingsschema's te selecteren op basis van de gegevens. Wanneer u niet zeker weet welke
codering u moet gebruiken, kies dan Unicode (UTF8). Deze is geschikt voor de meeste Noord-
Amerikaanse en Europese talen.
De coderingstypen die op dit moment worden ondersteund zijn:
Unicode (UTF8)
Unicode (UTF-16) (alleen ondersteuning voor CSV, niet voor XML-gegevens)
Western European (ISO Latin-1)
Western European (ISO Latin-9)
Western European (Mac OS Roman)
Western European (Windows-1252)
Central European (ISO Latin-2)
Central European (Windows-1250)
Central European (Mac OS Latin2)
Cyrillic (Windows-1251)
Cyrillic (CP-866)
Cyrillic (Mac OS Cyrillic)
Thai (Windows CP-874)
Thai (TIS-620)
Vietnamese (Windows-1258)
Japans (Shift-JIS)
76
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Japans (EUC-JP)
Grieks (ISO Latin)
Grieks (Windows-1253)
Turks (ISO Latin-5)
Turks (Windows-1254)
Opmerking: Op dit moment wordt een willekeurig gegevensbestand dat via VDE voor een
InDesign-document is geselecteerd, altijd geconverteerd in UTF-8 voordat de gegevens
naar het VPC-verzendingsbestand worden gekopieerd. Zo kan VIPP
®
zowel de variabele
gegevens als de teksttekenreeksen vanuit het document zelf verwerken, met gebruik van
dezelfde codering in de VIPP
®
-code, d.w.z. geen gemengde coderingen in dezelfde opdracht.
Beperkingen:
De gegevens die vanuit ISO Latin-1 en ISO Latin-9 naar UTF-8 zijn geconverteerd, kunnen wel
twee of drie keer zo groot zijn als de oorspronkelijke gegevens, afhankelijk van het aantal extra
ASCII-tekens > 0x7F die in de gegevens aanwezig zijn. De lage ASCII-tekens zijn altijd een byte in
ISO Latin-* en UTF-8.
Voor toepassingen die veelvuldig worden geactiveerd, zoals een dagelijks rapport enz., waarbij
alleen de gegevens veranderen terwijl de bronnen zoals formulieren of afbeeldingen niet
veranderen, ondersteunt VDE het model van VIPP
®
Pro Alleen de gegevens verzenden. Hierbij
wordt het nieuwe gegevensbestand opgehaald en rechtstreeks naar de printer verzonden. Het is
niet nodig om een VPC met VDE te maken. Voor het ondersteunen van dit model Alleen de
gegevens verzenden gebruikt u een van de volgende opties:
Definieer een init-bestand in de afdrukwachtrij van de printer met daarin het VIPP
®
-
koptekstbestand. Raadpleeg eventueel de Verklarende woordenlijst.
Gebruik het .nub-bestand uit het oorspronkelijke .vpc-bestand voor deze opdracht en voeg dit
toe aan de bovenzijde van het nieuwe gegevensbestand voordat u het rechtstreeks naar de
printer verzendt.
De bovenstaande tekst is een voorbeeld van een .nub-bestand. Als u deze methode Alleen de
gegevens verzenden wilt gebruiken, moeten de gegevens UTF8-codering hanteren. Voeg het .
nub-bestand toe aan de bovenzijde van het gegevensbestand. De inhoud van het .nub-bestand
wordt hierboven weergegeven. De blauwe tekst is het nieuwe gegevensbestand dat volledig in lijn
dient te zijn met het oorspronkelijke gegevensbestand. Veldnamen moeten hetzelfde zijn en
dezelfde volgorde hebben.
Wees voorzichtig bij het handmatig bewerken van het verzendingsbestand van de VPC-gegevens,
want de codering moet als UTF-8 worden gehandhaafd. Dit betekent dat als u de gegevens
handmatig moeten bewerken, u dit moet doen met een teksteditor die UTF-8 goed kan verwerken
en weergeven, en dat het gewijzigde bestand weer als UTF-8 op de schijf moet worden
opgeslagen.
Eerste regel van het gegevensbestand
De gegevens in de eerste regel van het gescheiden-gegevensbestand verschijnen hier. Als u
goed wilt kunnen werken met VDE, moet de eerste regel van het gescheiden-gegevensbestand
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
77
Werken met VDE
titelgegevens bevatten. De eerste regel van het gegevensbestand wordt weergegeven om u te
helpen bij het selecteren van het scheidingsteken dat in het bestand wordt gebruikt. Als u
vragen hebt over de codering van het gegevensbestand en het scheidingsteken dat in het
bestand is gebruikt, moet u degene die het gegevensbestand heeft gemaakt raadplegen.
Scheidingsteken gegevensvelden
Het programma gaat standaard naar de instelling Overige en plaatst een komma in het veld
Overige. Wanneer het gegevensbestand een ander scheidingsteken bevat, kunt u dat
scheidingsteken selecteren via een van de keuzerondjes, of het invoeren in het veld Overige.
Het scheidingsteken is het teken dat wordt gebruikt om de velden in het gegevensbestand van
elkaar te scheiden. Er zijn vier opties:
Geen
Geen scheidingsteken; iedere record bevat een veld.
Tab
Het scheidingsteken is het tabteken. Met deze optie kunt u de tab als scheidingsteken
selecteren (het is niet altijd gemakkelijk om een tab in te voeren als scheidingsteken. Om
problemen te voorkomen wordt dit vaak gedaan via de hexadecimale waarde).
Spatie
Het spatieteken is het scheidingsteken van het bestand.
Ander
Een ander teken wordt als scheidingsteken gebruikt. Wanneer u deze optie selecteert, moet het
teken in het daartoe bestemde vak worden getypt. VDE hanteert de komma als standaard
scheidingsteken.
Decimaal scheidingsteken
De standaardinstelling van dit programma is een Punt (.). Desgewenst kan de komma als
decimaal scheidingsteken worden ingesteld.
Begin- en eindaanhalingstekens verwijderen
Wordt gebruikt om begin- en eindaanhalingstekens te verwijderen. Als in het databasebestand
gebruik wordt gemaakt van scheidingstekens, worden in de meeste databaseprogramma's de
gegevensvelden tussen aanhalingstekens gezet. Met deze optie worden deze aanhalingstekens
verwijderd wanneer het gegevensveld wordt omgezet. Wanneer deze optie is ingeschakeld,
worden de aanhalingstekens verwijderd, zodra ze in de lijst verschijnen. Wanneer deze optie is
uitgeschakeld, verschijnen de aanhalingstekens als onderdeel van de gegevens in de lijst.
Begin- en eindspaties voor veldgegevens verwijderen
Wordt gebruikt om spaties aan het begin en eind van veldgegevens te verwijderen.
Gegevensbestand bevat voorvoegselvelden die meer dan eens voorkomen
Kruis dit selectievakje alleen aan als u een door voorvoegsels gescheiden transactioneel
gegevensbestand gebruikt dat voldoet aan de TransPromo-gegevensspecificatie die in Door
voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens staat beschreven. Raadpleeg dit gedeelte
voor meer informatie.
OK en Annuleren
Klik op OK als alle selecties zijn voltooid, of op Annuleren om het venster te sluiten zonder een
gegevensbestand toe te wijzen.
Als u klaar bent met dit venster, selecteert u de knop OK. De databasevelden worden meteen
als lijst in het VDE-venster weergegeven.
78
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Wanneer u het recordnummer in het VDE-venster wijzigt, wordt de veldwaarde van de nieuwe
record rechts van de veldnaam weergegeven. Als de InDesign-layout eenmaal voorzien is van
ingevoegde gegevensbestandvelden, worden bovendien de tekst en de afbeeldingen op het
scherm tegelijk met de records gewijzigd.
SSuubbggeeggeevveennssbbeessttaanndd mmeett sscchheeiiddiinnggsstteekkeennss llaaddeenn
SSuubbddaattaabbaassee
Subdatabase is de mogelijkheid om een aanvullend CSV-bestand te importeren met een veld dat
overeenkomt met een veld in het CSV-hoofdbestand.
Het werkt gelijksoortig aan het hoofddatabasebestand. Laten we een scenario bekijken als
illustratie van het gebruik.
1. Open het VDE-venster, als deze nog niet geopend is.
2. Laad het hoofdgegevensbestand (customer.csv) uit het VDE-venster.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
79
Werken met VDE
3. Na het laden van het hoofdgegevensbestand wordt de optie Subgegevensbestand importeren
ingeschakeld, zoals hieronder weergegeven.
80
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
4. Klik op de optie Een subgegevensbestand importeren. Er wordt een nieuw dialoogvenster
geopend waarin de gebruiker het subgegevensbestand kan laden en de benodigde invoer kan
leveren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
81
Werken met VDE
5. Na het invullen van de benodigde details klikt u op OK. In het VDE-venster verschijnt een
afzonderlijk inklapbaar knooppunt met alle velden beschikbaar in het subgegevensbestand
(dealers.csv).
82
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
6. Het knooppunt biedt de volgende twee opties voor het subgegevensbestand in het
contextmenu.
Subgegevensbestand bewerken - opent het dialoogvenster waar de gebruiker wijzigingen
kan uitvoeren.
Subgegevensbestand verwijderen - verwijdert het subgegevensbestand uit het InDesign-
document.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
83
Werken met VDE
7. De subgegevensvelden zijn beschikbaar voor het aanmaken van regels en
gegevenstransformaties, zoals hieronder weergegeven.
84
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
8. Alle subgegevensvelden gedragen zich op dezelfde manier als de hoofdgegevensvelden. Ze
kunnen overal in de InDesign-documenten worden gebruikt als hoofdgegevensbestandvelden.
EEeenn XXMMLL--ggeeggeevveennssbbeessttaanndd ddeeffiinniiëërreenn
Een XML-gegevensbestand dat door een webservice wordt gegenereerd of uit een database wordt
gehaald, kan worden gebruikt voor het aansturen van een variabele-gegevenstoepassing die is
ontwikkeld met behulp van VDE. XML (Extensible Markup Language) is een gegevensindeling die
gebruik maakt van begin- en /eind-tags (<tagname></tagname>) voor het inkapselen van de
gegevens en kenmerken die aan het gegevensbestand zijn gekoppeld. Met VDE kunt u een XML-
bestand in het gegevensvenster van VDE importeren en vervolgens XML-gegevenselementen
selecteren die op de pagina moeten worden gepubliceerd, of die in voorwaardelijke logica moeten
worden gebruikt.
De gegevens kunnen op een van de twee volgende manieren in de XML-gegevens worden
gepresenteerd:
Eenmalig voorkomen
Beperkt herhaalde tags (LMOT)
Unlimited multiple-occurrence tag (UMOT, tag voor onbeperkt aantal keren voorkomen)
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
85
Werken met VDE
De eerste 2 zijn toegewijd aan het promotionele type XML, briefkaarten, tickets, etc.. De laatste is
gekoppeld aan het transactionele type XML. Wanneer een tag wordt geselecteerd als UMOT,
worden er aanvullende VDE-functies ingeschakeld ter ondersteuning van de verwerking van
transactionele gegevens.
EEeennmmaalliigg vvoooorrkkoommeenn
Een één-element-tag, de meest voorkomende vorm van XML-tags, is een element binnen de start-
en eindtag dat uit één element bestaat. Een voorbeeld hiervan is de start-tag <HUISDIER> en de
eindtag </HUISDIER>. Binnen deze tag bestaat de waarde of de inhoud van het HUISDIER-
element uit Hond:
BBeeppeerrkktt hheerrhhaaaallddee ttaaggss ((LLMMOOTT))
Een beperkt herhaalde tag (LMOT) is een tag die binnen één klantenrecord mogelijk meerdere
keren voorkomt. De tag bevat mogelijk andere tags, maar kan niet uit een geneste LMOT bestaan.
Geneste LMOT's worden niet ondersteund.
In de hieronder weergegeven XML-gegevens zijn de tags <PHONE> en </PHONE> beperkt
herhaalde tags die zich bevinden binnen de tags <RECORD> en </RECORD>. Het element
<PHONE> komt twee keer voor, één keer met de informatie over het telefoonnummer op het werk,
en nog een keer met informatie over het privé telefoonnummer. In tegenstelling tot
transactionele gegevens zijn deze gegevens beperkt. Men heeft namelijk maar een beperkt aantal
telefoonnummers. Mogelijk vereist uw toepassing dat u alle beschikbare waarden voor de
geselecteerde tags in de LMOT-groep afdrukt (dit is het standaardgedrag), of dat u een subset van
tags in de LMOT-groep moet selecteren. Als u een subset wilt selecteren, is het noodzakelijk dat u
eerst een regel maakt. Raadpleeg Aanmaken van een regel voor het ophalen van een LMOT-
subset voor meer informatie.
UUnnlliimmiitteedd mmuullttiippllee--ooccccuurrrreennccee ttaagg ((UUMMOOTT,, ttaagg vvoooorr oonnbbeeppeerrkktt
aaaannttaall kkeerreenn vvoooorrkkoommeenn))
Een UMOT-tag is gelijksoortig aan een LMOT, met als uitzondering dat het aantal keren
voorkomen erg groot kan zijn (UMOT's bevatten doorgaans transacties) en mogelijk niet op een
enkele pagina past. Bij het in een kader plaatsen van UMOT's wordt daarom automatisch een
mechanisme ingeschakeld dat vervolgpagina's aanmaakt. VDE kan slechts één UMOT-groep voor
een gegeven XML-bestand verwerken.
Hoewel de gegevensindeling anders is, gebruikt VDE dezelfde mechanismen voor het verwerken
van XML UMOT-gegevens als voor het verwerken van velden die meervoudig voorkomen voor Door
voorvoegsels gescheiden transactionele gegevens. Raadpleeg het hoofdstuk Door voorvoegsel
gescheiden transactionele gegevens om te weten te komen hoe u een transactioneel document
kunt ontwerpen en om inzicht te krijgen in de manier waarop transacties op gedupliceerde of
86
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
vervolgpagina's kunnen stromen.
Een Unlimited multiple-occurrence tag (UMOT, tag voor onbeperkt aantal keren voorkomen) is
een tag dat mogelijk meer dan één keer wordt herhaald in een enkel klantenrecord zonder
beperking. Dit kan leiden tot paginaoverloop bij het samenstellen van het document. Dat noemen
we transacties, bijvoorbeeld: lijst met bankbewerkingen, lijst met telefoongesprekken, etc. De tag
kan andere tags bevatten, maar mag geen geneste UMOT bevatten. Geneste UMOT's worden
niet ondersteund.
In de bovenstaande XML-gegevens zijn de tags <line> en </line> Unlimited multiple-occurrence
tags (UMOT's, tags voor onbeperkt aantal keren voorkomen) die zijn vervat binnen de tags <lines>
en </lines>. <line> verschijnt een onbeperkt aantal keer voor elk record en is niet vast voor elk
record.
In het voorbeeld van het XML-gegevensbestand dat volgt, zijn de tags <lines> <line> .... < /line>
<line> ... </line> </lines> een voorbeeld van een UMOT-groep. Er kan een willekeurig aantal <line>
... </line> tags voor elk record bestaan. Wanneer een UMOT-groep in het VDE-venster wordt
weergegeven, wordt alleen de eerste verschijning van de UMOT-tag <line> weergegeven. De
resterende waarden worden bij het aanmaken aan de transactietabel toegevoegd.
Elk veld in de tag <line> wordt in het VDE-venster weergegeven onder de UMOT-groepsnaam
<invoice><lines><line>. Als u de structuur openklapt, ziet u alle velden en de bijbehorende
waarden zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
87
Werken met VDE
HHeett XXMMLL--ggeeggeevveennssbbeessttaanndd llaaddeenn
Het XML-bestand dat tijdens de ontwerpfase van de toepassing wordt gebruikt, moet een subset
zijn van een veel groter XML-bestand dat kan worden geselecteerd tijdens de exportfase van het
project. Het gebruik van een subset van het grotere productiebestand zorgt dat VDE tijdens de
ontwerpfase efficiënter werkt. Dit testbestand moet bestaan uit alle verwachte tags en LMOT/
UMOT-groepen, indien gebruikt, die in het XML-productiebestand gevonden zullen worden. De
tagnamen moeten overeenkomen met de productiegegevens. Als uw XML-productiebestand
relatief klein is, kunt u dat bestand zowel in de ontwerpfase als tijdens de productie gebruiken.
Als de XML-bestandsselectie is voltooid en het XML-bestand naar VDE is geïmporteerd, wordt het
VDE-venster gevuld met de namen van de XML-tags die in het XML-bestand zijn gevonden. VDE
wijst voor Type de standaardwaarde Tekst
aan alle tags toe, tenzij de bestandsextensie kan
88
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
worden geïnterpreteerd als grafisch bestandstype of tekstbestandstype , zoals wordt
aangeduid door het pictogram links van de tagnaam.
Het wordt aanbevolen dat u controleert welke typewaarde VDE aan de tags heeft gekoppeld. Als
de automatisch toegewezen typewaarde onjuist is, verandert u het type van de tag handmatig op
basis van de onderstaande beschrijvingen. Dit is belangrijk, aangezien het tagtype bepaalt welke
functionaliteit aan de tag kan worden toegewezen.
Tekst
Een willekeurig teken of een willekeurige
tekenreeks.
Tekstbestand
De naam van een bestand dat tekst bevat.
OPMERKING: Het tekstbestand moet een
gewoon UTF-8- of ASCII-tekstbestand met
tekencodes onder 0x80 zijn. Fabriekseigen
opmaakopdrachten en -tags worden
genegeerd en afgedrukt als tekst.
Grafisch
De naam van een grafisch element. Geldige
beeldbestandbronnen hebben een van de
volgende bestandsextensies: .jpg, .jpeg, .tif, .
tiff, .eps, .ps, of .pdf. Alle andere extensies
worden overgeslagen en niet opgenomen bij
het genereren van de VIPP
®
-opdracht.
Zichtbaarheid
Het zichtbaarheidsveld kan een indicator Aan
of Uit bevatten, die wordt gebruikt om de
zichtbaarheid van een laag of pagina in of uit
te schakelen.
Kleur
Het variabele-kleurveld dat de naam bevat van
een gedefinieerde kleur in de kleurenstaal. Als
de kleur niet bestaat, moet u de kleurenstaal
maken. Als de kleurenstaal niet is gedefinieerd,
wordt de standaardkleur Wit gebruikt.
De bovenstaande gegevenstypen kunnen ook aan een VIPP
®
-gegevensobject worden toegewezen
via een voorwaardelijke regel en worden toegevoegd aan de InDesign-layout. Wanneer de regel
wordt gemaakt, worden de desbetreffende objecten weergegeven in de lijst van het VDE-venster.
Hierna volgt een voorbeeld van een XML-gegevensbestand. De tagnamen die hieronder worden
gebruikt, zijn uitsluitend bedoeld als voorbeeld. Andere XML-gegevensbestanden gebruiken
mogelijk andere tagnamen.
De gegevenscodering wordt in de eerste regel gedefinieerd als UTF8, de standaardinstelling,
indien er niets anders wordt opgegeven.
Tussen de tags <HEADER>... en </HEADER> worden bepaalde HEADER-gegevens ingevoerd. Dit is
optioneel en mogelijk niet in alle XML-gegevensbestanden aanwezig.
Alle klantenrecords zijn te vinden binnen de tags <RECORDS> en </RECORDS>. Het onderstaande
voorbeeld bevat drie klantenrecords, die binnen de tags <RECORD> en </RECORD> zijn
gedefinieerd.
Het is belangrijk de tag waarmee elk klantenrecord begint te identificeren. Deze tag wordt de
herhalingstag genoemd. Net als bij het definiëren van het scheidingsteken in een gescheiden-
gegevensbestand moet de herhalingstag worden geïdentificeerd om te zorgen dat VDE elk
klantenrecord kan identificeren. In het volgende gegevensbestandvoorbeeld is de herhalingstag
<RECORD>, aangezien hiermee het begin van een nieuw klantenrecord wordt aangeduid. Het
volledige XML-pad is dan <RECORDS><RECORD>.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
89
Werken met VDE
90
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Het XML-gegevensbestand laden
Het XML-gegevensbestand laden:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
91
Werken met VDE
1. Klik op de knop Gegevensbestand selecteren. Het dialoogvenster Gegevensbestand
selecteren wordt geopend.
2. Stel de optie voor het bestandstype in op Extended Markup Language-bestanden (*.xml) en
selecteer het XML-bestand uit de weergegeven lijst.
3. Selecteer Openen om door te gaan.
GGeeggeevveennssccooddeerriinngg
De gegevenscodering die wordt gebruikt moet in het XML-gegevensbestand worden
gespecificeerd. Als dat niet het geval is, wordt UTF-8 als standaardinstelling gebruikt.
De coderingstypen die op dit moment worden ondersteund zijn:
Unicode (UTF8)
Western European (ISO Latin-1)
Western European (ISO Latin-9)
Western European (Mac OS Roman)
Western European (Windows-1252)
Central European (ISO Latin-2)
Central European (Windows-1250)
Central European (Mac OS Latin2)
Cyrillic (Windows-1251)
Cyrillic (CP-866)
Cyrillic (Mac OS Cyrillic)
92
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Thai (Windows CP-874)
Thai (TIS-620)
Vietnamese (Windows-1258)
Grieks (ISO Latin)
Grieks (Windows-1253)
Turks (ISO Latin-5)
Turks (Windows-1254)
Wanneer het bovenstaande venster Eigenschappen gegevensbestand verschijnt, moet u het
volgende controleren of wijzigen:
Herhalingstag
De herhalingstag is de eerste tag van elk
nieuw klantenrecord. De tag wordt door VI
Design Express gebruikt om het begin van de
nieuwe klantengroepering te identificeren.
Decimaal scheidingsteken
Het decimale scheidingsteken moet worden
ingesteld op basis van de standaardinstelling
in uw land. Er kan worden gekozen tussen een
punt en een komma.
TTaaggttyyppee kkiieezzeenn
Specificeer het type tag dat meervoudig
voorkomt
Dit vermeldt alle tags die meervoudig
voorkomen in de XML en vraagt de gebruiker
het type te kiezen, LMOT of UMOT. Er kan
slechts één UMOT zijn.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
93
Werken met VDE
Na identificatie van de herhalingstag en het decimale scheidingsteken klikt u op de knop OK .
VDE parst het gegevensbestand en probeert het tagtype te identificeren. Als de velden niet
correct zijn geïdentificeerd, kunt u met uw rechtermuisknop op de onjuiste tag klikken om deze
instellingen te wijzigen.
VDE geeft het gegevensvenster weer. Het gegevensvenster vermeldt het tagtype, het pad van de
tag dat rechts is uitgelijnd, en de waarde van de tag.
Bij de parsing van het XML-gegevensbestand geeft VDE de geïdentificeerde LMOT-groep in groen
weer en de geïdentificeerde UMOT-groep in paars. Als als meerdere LMOT-groepen aanwezig zijn,
worden ze in wisselende groentinten weergegeven. LMOT's gebruiken de markering Type met
94
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
groen en UMOT's gebruiken de markering Type met een paarse kleur.
In het voorbeeld van het XML-gegevensbestand dat hierna wordt vermeld, vormen de tags
<PHONE> ...</PHONE> een voorbeeld van een LMOT-groep. Het eerste klantenrecord heeft twee
iteraties met telefoongegevens, een voor de vaste telefoonlijn en een voor de mobiele telefoon
(GSM). Wanneer een LMOT-groep in het gegevensvenster wordt weergegeven, worden in eerste
instantie de als eerste voorkomende tagwaarden weergegeven. U kunt de weergegeven iteratie
wijzigen door met uw rechtermuisknop op een LMOT-tag te klikken, de tag te markeren en te
selecteren welke iteratie u in het gegevensvenster wilt weergeven.
De in groen gemarkeerde tags worden beschouwd als LMOT-groepen. De weergegeven waarden
zijn de waarden die binnen de LMOT-groep als eerste bij deze tags voorkomen. U kunt de
weergegeven iteratie wijzigen door met uw rechtermuisknop op een LMOT-tag te klikken en de
optie Geval van LMOT te selecteren. Alle waarden voor die LMOT-tag die in het bestand
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
95
Werken met VDE
voorkomen worden dan weergegeven. Als u de iteratie voor een tag wijzigt, worden alle tags
binnen de LMOT-groep gewijzigd. U moet misschien de weergegeven iteratie wijzigen om regels
met behulp van LMOT-tags te valideren. Anders heeft het geen betekenis, behalve dat de
geselecteerde iteratie bestaat uit de taggegevens die in het gegevensvenster en in InDesign
worden weergegeven wanneer de tag op de pagina wordt geplaatst.
Als een klantenrecord uit meer dan één LMOT-groep bestaat, wordt elke groep in afwisselende
groentinten gemarkeerd.
GGeebbrruuiikk vvaann XXMMLL--ggeeggeevveennss iinn hheett oonnttwweerrpp vvaann uuww ddooccuummeenntt
Bij het gebruik van XML-gegevens met de tag eenmalig voorkomen, beperkt meervoudig
voorkomen of onbeperkt meervoudig voorkomen in uw document moet u u bewust zijn van het
type XML-tags dat erin is opgenomen, te weten tags met één element of beperkt herhaalde tags.
Een tag met één element kan op de pagina worden geplaatst door het tekstgereedschap in een
tekstkader of tabel in te voegen en te dubbelklikken op het tagelement in het gegevensvenster.
Dit lijkt op het plaatsen van gescheiden velden in een tekstkader (of tabel). Het merendeel van de
XML-gegevens wordt behandeld als tags met één element. Ze kunnen worden gebruikt in regels
en gegevenstransformaties en u kunt ze in uw document plaatsen via tekstkaders, waarbij u
dezelfde handelingen verricht als voor gescheiden gegevens.
Een beperkt herhaalde tag (LMOT) is een andere soort tagelement, dat bij plaatsing in het
document anders reageert. Aangezien de tag deel uitmaakt van een herhaalde set met daaraan
gerelateerde taggegevens, varieert de waarde voor de tag afhankelijk van waar de tag zich binnen
de LMOT-groep bevindt. Laten we als voorbeeld de XML-gegevens op pagina 91 nemen. De eerste
klantenrecordtags binnen <RECORD> en </RECORD> bevatten twee sets <PHONE>-gegevens. Elke
set, iteratie genoemd, bevat dezelfde set met XML-tagnamen, echter met verschillende
gegevenswaarden voor de tags, afhankelijk van de iteratie (waar de tags zich in het document
bevinden).
Wanneer een set LMOT-tags in een tekstkader wordt geplaatst, verschijnt de waarde ervan,
weergegeven op de geselecteerde plek waar de tag voorkomt in het gegevensvenster, in het
InDesign-venster. Bij afdrukken geldt echter dat voor elke keer dat de geselecteerde LMOT-tags in
het geselecteerde klantenrecord voorkomen, de bijbehorende tagwaarden onder elkaar worden
afgedrukt.
Als u slechts bepaalde iteraties in een LMOT-groep wilt selecteren, moet u een regel maken
waarmee een subset van die groep wordt opgehaald. Raadpleeg Een regel maken voor het
ophalen van een LMOT-subset . De regel wordt dan beoordeeld en er wordt een
subsetgegevenselement in het gegevensvenster gemaakt. Wanneer u dit gegevensobject in een
tekstkader plaatst, wordt alleen de subset van de beoordeelde waarden afgedrukt.
Vanwege de manier waarop een LMOT-tag wordt verwerkt en het feit dat de waarden van de tag
telkens als de tag voorkomt, onder elkaar worden afgedrukt, moet u goed opletten bij het
combineren van statische en/of variabele gegevens met een LMOT-tag.
96
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Het onderstaande voorbeeld afdrukken met behulp van het bovenstaande voorbeeld met XML-
codes:
U bent mogelijk geneigd een enkel tekstkader maken en de statische tekst Gebruik deze
telefoonnummers te plaatsen, gevolgd door de LMOT-tag <KENGETAL> en een koppelstreepje,
gevolgd door de tag <TELEFOON>. Dit is onjuist, aangezien het tekstkader telkens als de tag
PHONE in de LMOT-groep voorkomt, wordt herhaald. Als u dit doet, krijgt u namelijk het volgende
resultaat:
De juiste methode voor het creëren van de gewenste uitvoer is het creëren van twee tekstkaders.
Het eerste tekstkader bevat de tekst Gebruik deze telefoonnummers: Het tweede tekstkader
bevat de LMOT-tag <AREACODE> en een koppelstreepje, gevolgd door de tag <PHONE>.
Na verwerking krijgt u dan de juiste uitvoer, aangezien alleen de tag <AREACODE>, het
koppelstreepje en de tag <NUMBER> telkens worden herhaald. In het tekstkader van InDesign
verschijnt echter alléén de waarde van de eerste keer dat de LMOT-tag voorkomt, of de op dit
moment geselecteerde waarde voor de LMOT-tags.
Vanwege deze verschillende afhandeling met LMOT-tags wordt u aangeraden alleen statische
tekst en variabele tekst met LMOT-tags te combineren als u precies begrijpt welke uitvoer kan
worden verwacht. Het tekstkader met de LMOT-tags wordt verderop herhaald telkens wanneer de
tags voor het huidige klantenrecord in de LMOT-groep voorkomen.
Als u alle kengetallen en telefoonnummers met location= home uit het bovenstaande voorbeeld
wilt afdrukken, moet u twee regels voor het ophalen van LMOT-subsets maken. Deze regels
worden dan gebruikt voor het selecteren van de waarden voor <AREACODE> en voor <NUMBER>
wanneer de tag location gelijk is aan home. Er worden dan twee LMOT-gegevensobjecten in het
gegevensvenster gegenereerd, die nu kunnen worden gebruikt voor het plaatsen van de
kengetallen en telefoonnummers als subset van de LMOT-groep in een tekstkader. Dit wordt
uitgebreid uitgelegd in Aanmaken van een regel voor het ophalen van een LMOT-subset .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
97
Werken met VDE
Gebruik van XML-gegevens in tabellen
U kunt XML-gegevens invoegen in InDesign-tabellen.
Voor tags met één element is het proces voor het plaatsen van een tag in een tabel vergelijkbaar
met het proces dat voor gescheiden gegevens wordt gebruikt: Plaats de cursor van het
tekstgereedschap in het tabelelement en dubbelklik op de tag in het VDE-venster dat u in de tabel
plaatst.
Bij beperkt herhaalde tags (LMOT) is het proces vergelijkbaar, maar aangezien het om een LMOT-
tag gaat, kan de LMOT-tag meerdere waarden hebben. De tabel wordt daarom gemaakt als tabel
met één rij, met optionele kopteksten of voetteksten, in een tekstkader dat groot genoeg is voor
de weergave van de meervoudige LMOT-waarden voor de geselecteerde tags. Als de grootste
LMOT-groep voor de geselecteerde tags drie waarden heeft, moet het tekstkader groot genoeg
zijn voor het invullen van drie rijen, plus de optionele koptekst en voettekst. Elke LMOT-waarde
wordt in de tabel onder de vorige waarde op een nieuwe rij geplaatst. Als de tabel meerdere
kolommen bevat, worden de gegevens in de kolommen ook herhaald. Tags met statische
gegevens of tags met één element worden in elke rij herhaald, terwijl bij LMOT-tags telkens de
volgende waarde wordt afgedrukt.
1. Voor het maken van een tabel met een lijst van telefoonnummers met behulp van het
gegevensbestand dat we vanaf pagina 91 als voorbeeld hebben gebruikt, volgt u de
onderstaande stappen. In het voorbeeld komen er per klantenrecord in de productiegegevens
niet meer dan drie verschillende waarden van het telefoonnummer Ga naar de volgende
pagina voor. Voor uw opdrachten moet degene die het XML-gegevensbestand aanlevert dit
soort gegevens aan de ontwerper doorgeven.
2. Creëer een InDesign-tekstkader dat groot genoeg is voor drie gegevensrijen. Als er een
koptekst en/of voettekst aan de tabel moet worden toegevoegd, moet het tekstkader
voldoende ruimte bieden voor de koptekst en/of voettekst naast de gegevensrijen.
3. Plaats de cursor van het tekstgereedschap in het tekstkader en selecteer de optie Tabel in de
menubalk van InDesign. Het venster Tabel invoegen wordt nu weergegeven.
4. Stel de waarde van de bodyrijen voor het hoofdgedeelte in op 1. Dit is de instelling die wordt
toegepast telkens wanneer er LMOT-gegevens in een tabel worden gebruikt.
5. Voer de waarden voor de nummers van kolommen en de koptekst-/voettekstrijen in. De tabel
in dit voorbeeld bevat twee kolommen, een koptekstrij maar geen voettekstrij.
98
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
6. Pas het formaat van het tekstkader aan de gegevens aan. Het tekstkader moet breed genoeg
zijn voor het kengetal en het telefoonnummer. De rij moet ook hoog genoeg zijn voor de
ondersteuning van het maximale aantal LMOT-waarden voor Telefoon, plus een rij voor de
optionele koptekst. Informatie over het maximale aantal LMOT-waarden wordt als onderdeel
van het XML-gegevensbestand meegeleverd. In het gegevensbestand van dit voorbeeld is het
maximale aantal keren dat PHONE in deze LMOT-groep voorkomt 3.
7. Pas de breedte van de kolommen aan uw vereisten aan.
8. Voeg de tekst van de koptekst toe. De koptekst van de tabel wordt slechts eenmaal afgedrukt.
9. Voeg de XML-tags voor de tabel toe.
10. In de eerste kolom voegt u de elementtag Location toe.
11. In de tweede kolom voegt u de tag AREACODE toe, gevolgd door een spatieteken, een
koppelstreepje en nog een spatieteken, gevolgd door de tag NUMBER.
Hoewel in de InDesign-layout slechts één rij te zien is, worden na het exporteren van het
document waarin gebruik wordt gemaakt van het gegevensbestand in dit voorbeeld, voor elk
klantenrecord de volgende tabellen opgebouwd.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
99
Werken met VDE
UUMMOOTT iinn ttaabbeelllleenn ggeebbrruuiikkeenn
Bij onbeperkt herhaalde tags (UMOT) is het proces vergelijkbaar, maar aangezien het om een
UMOT-tag gaat, kunnen de UMOT-tags oneindige waarden hebben. De tabel wordt daarom
gemaakt als tabel met één rij met optionele kopteksten of voetteksten in een tekstkader dat groot
genoeg is voor de weergave van de meervoudige UMOT-waarden voor de geselecteerde tags. Als
de tabel meerdere kolommen bevat, worden de gegevens in de kolommen ook herhaald. Tags met
statische gegevens of tags met één element worden in elke rij herhaald, terwijl bij UMOT-tags
telkens de volgende UMOT-waarde wordt afgedrukt. Hier volgen enkele regels die moeten worden
opgevolgd:
Een kader dat UMOT's bevat (velden uit de transactietag) is een UMOT-kader.
Een pagina met een UMOT-kader is een UMOT-pagina.
Er kunnen verschillende UMOT-kaders in een UMOT-pagina voorkomen, en verschillende
UMOT-pagina's in een document.
Alle UMOT-pagina's moeten opeenvolgend zijn.
Alle UMOT-kaders van alle UMOT-pagina's worden op volgorde ingevuld.
Als er geen UMOT-kader in een gegeven UMOT-pagina is gevuld, wordt die pagina niet
afgebeeld voor het document dat wordt gemaakt voor de gegevensset van de huidige
herhalingstag.
Zo nodig wordt de laatste UMOT-pagina opnieuw gebruikt totdat alle transacties zijn
opgebruikt.
Als de waarde van de UMOT groter is dan het bestaande UMOT-tekstkader, dan wordt de
informatie doorgegeven naar het volgende UMOT-tekstkader op dezelfde of de volgende UMOT-
pagina. Als er slechts één UMOT-kader is en als de waarden groter zijn, dan gaat de tabel over
naar de volgende pagina tot het volgende record.
1. Plaats een tekstkader op de pagina die lang genoeg is om te zorgen dat alle UMOT-tags er
comfortabel in passen. (als dit niet het geval is, krimpen de gegevens de cel)
100
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
2. Zorg nu dat het tekstkader is geselecteerd en klik met de rechtermuisknop op de UMOT-groep
in het VDE-venster. Klik vervolgens op Tabel met transactiegegevens maken.
3. VDE creëert de transactionele tabel in het geselecteerde tekstkader zoals hieronder
weergegeven, met elke kolom voor de waarden van elke UMOT-tag.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
101
Werken met VDE
4. We kunnen de tabel nu zo nodig bewerken om de koptekst of voettekst toe te voegen.
Wanneer we het document naar PDF of VPC exporteren, zien we dat het kader is gevuld met
alle transactionele gegevens uit het XML-gegevensbestand.
EEeenn mmaapp vvoooorr ddee mmiiddddeelleenn sseelleecctteerreenn
Middelen, ook bekend als bronnen, kunnen willekeurige bestandstypen zijn die in de toepassing
worden gebruikt, zoals een tekstbestand of een grafische afbeelding. Ze worden meestal in het
document ingesloten via variabele gegevens of voorwaardelijke logica.
Alle bronnen die u in de toepassing gaat gebruiken, moeten zich in een enkele map met middelen
bevinden. Deze bevindt zich op een door de gebruiker gedefinieerde plaats op het Windows- of
Mac-systeem.
VIPP
®
en InDesign moeten weten waar de middelen of VIPP
®
-bronnen zich op de computer of
het netwerk bevinden. Middelen of bronnen voor de opdracht moeten in een enkele map worden
geplaatst. Gebruik geen submappen. VDE en VIPP
®
kunnen speciale brontypen alleen in een
enkele map openen. Als er geen map met middelen is toegewezen, zoekt VDE naar de middelen in
de map die het gegevensbestand bevat.
Opmerking: Evenals het gegevensbestand, ondersteunt VDE het concept van test- en
productieomgevingen, waarbij een map met middelen tijdens de ontwerptest kan worden
gebruikt en een andere map met middelen tijdens het exportfase voor productie. Hoewel
het normaal is om een map met middelen voor de ontwerpfase en een map met middelen
voor de productiefase op verschillende plaatsen te hebben, kunt u ook een enkele map met
middelen gebruiken tijdens het ontwerp en de productie, indien gewenst. Wanneer u een
map met middelen voor de ontwerpfase en een map met middelen voor de productiefase
gebruikt, kan de map met middelen voor de ontwerpfase testbestanden met een lage
resolutie bevatten en kan de map met middelen voor de productiefase
afbeeldingsbestanden met een hoge resolutie bevatten die tijdens de productie worden
gebruikt. De map met middelen voor de productiefase selecteert u tijdens de exportfase.
Klik op de knop Map met middelen kiezen om de map met middelen te definiëren.
Blader vervolgens naar de map met middelen voor deze opdracht en selecteer de map.
102
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Wanneer de map is geselecteerd, wordt het pad naar de map met middelen ingevoerd in het veld
Map met middelen van het VDE-venster.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
103
Werken met VDE
TTyyppeenn VVDDEE--ggeeggeevveennssoobbjjeecctteenn ddeeffiinniiëërreenn
Wanneer het gescheiden- of XML-gegevensbestand voor het eerst in VDE wordt geladen, wordt de
lijst met gegevensobjecten gevuld met de namen en gegevenswaarden van het veld of de XML-
tag. Klik op het kleine driehoekje aan de linkerzijde van de lijst met gegevensobjecten om de
boomstructuur met de gegevensobjecten weer te geven. Door op deze driehoek te klikken kunt u
deze sectie van de lijst met gegevensobjecten afsluiten of openen.
Als het gegevensbestand is geselecteerd:
De lijst met VIPP
®
-gegevensobjecten onder aan het VDE-venster wordt in het begin gevuld
met de velden van het gegevensbestand. Tijdens het ontwerpproces worden er extra
gegevensobjecten aan deze lijst toegevoegd.
De recordteller onder het selectievakje Velden markeren toont het huidige klantenrecord dat
wordt weergegeven. U kunt overgaan op een ander klantenrecord met behulp van de pijlen
omhoog of omlaag of door het klantenrecord te typen. Als u door de klantenrecords bladert,
veranderen de waarden die voor de velden of tags worden weergegeven.
VDE geeft de velden in het VDE-venster weer en toont drie blokken informatie over ieder
databaseveld.
pictogram
Veldnaam
Gegevens
pictogram
In de eerste kolom wordt met een pictogram het type object weergegeven. In eerste instantie
evalueert VDE het veld en wijst dan een pictogram toe dat het bestand het beste omschrijft.
Als het veld bijvoorbeeld gegevens bevat met een extensie van een grafisch bestand, wordt
104
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
een grafisch pictogram toegewezen. De meeste velden zullen het pictogram Tekst
toegewezen krijgen. Objecttypen kunnen op basis van het bedoelde gebruik worden gewijzigd
in een van de volgende.
Veldnaam
Tekst
Willekeurige tekst.
Tekstbestand
Een UTF-8- of ASCII-tekstbestand met
tekencodes kleiner dan 0x80. Fabriekseigen
opmaakopdrachten en -tags worden
genegeerd en afgedrukt als tekst.
Grafische afbeelding
Een grafisch element, bijvoorbeeld een JPEG-,
TIFF-, EPS-bestand enz.
Zichtbaarheid
Een waarde waar/niet waar waarmee wordt
aangegeven of de laag wel of niet zichtbaar is.
Kleur
Een variabele kleur. Er moet een kleur met die
naam aanwezig zijn of worden gemaakt in het
kleurstaalvenster tijdens het ontwerp, anders
wordt de kleur standaard op Wit ingesteld.
In de tweede kolom wordt de veld- of tagnaam op dezelfde manier weergegeven als in het
gegevensbestand.
Gegevens
In de derde kolom worden de gegevens weergegeven die in dat veld staan voor het huidige
record dat in het vak Recordweergave wordt weergegeven. Deze bevindt zich onder het
selectievakje Velden markeren. De kolom bevat ook informatie over voorwaardelijke
instellingen voor later toegevoegde objecten. Zo kan een zichtbaarheidsobject bijvoorbeeld
aan of uit staan.
In het geval dat een of meerdere velden of tags NIET van hetzelfde type is als de standaard
toegewezen instelling, moet het veld- of tagtype worden gewijzigd.
Als u het veld- of tagtype wilt wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het veld en selecteert u
vervolgens Type wijzigen in het pop-upmenu.
Wanneer de optie Type wijzigen wordt gemarkeerd, verschijnt er een submenu met de
verschillende typen. Selecteer het juiste veld- of tagtype in het submenu. Het pictogram in de
eerste kolom verandert en geeft het gekozen type weer.
Bij het exporteren van het bestand naar de VI-indeling is het mogelijk een gegevensveld te
definiëren waar de waarde kan worden gebruikt voor het definiëren van het papier of aantal
herhalingen tijdens exporteren en afdrukken.
Klik met de rechtermuisknop op een gegevensobject met tekstvariabele in het VDE-venster.
Wanneer de optie Tonen in wordt gemarkeerd, verschijnt er een submenu met verschillende opties
voor Tonen in. Selecteer de optie voor veld in het submenu. Als Herhalingstellerlijst wordt
geselecteerd, verschijnt de veldnaam in het menu Herhalingsteller voor het venster
Afdrukinstellingen. Als een van de media-instellingen wordt geselecteerd, verschijnt deze in het
corresponderende veld media-instelling in het paneel Papier definiëren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
105
Werken met VDE
106
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Werken met VDE
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
107
4
Regels
Dit hoofdstuk bevat:
Definities van de term Regel............................................................................................... 108
Regel maken....................................................................................................................... 111
Regelwijziging of - duplicatie .............................................................................................. 118
Regel testen ....................................................................................................................... 119
Regel verwijderen ............................................................................................................... 120
Zichtbaarheidsobject van een laag loskoppelen .................................................................. 121
Zoek een bestand met een onbekende bestandsnaamextensie ........................................... 122
Regels en transformaties importeren en exporteren ............................................................ 124
Regels vormen de sleutel voor het aansturen van variabele gegevenstoepassingen. Met een regel
kunt u tekst, de inhoud van een tekstbestand of een grafische afbeelding invoegen in een tekst of
een kader voor grafische afbeeldingen. Via regels kunt u ook de zichtbaarheid van een laag of pa-
gina regelen.
Definities van de term Regel
Regel
Een regel bestaat uit een of meer ingevoerde items die worden beoordeeld.
Invoeritem
Een invoeritem bestaat uit een waarde die door de regel wordt gebruikt als het invoeritem als
waar wordt beoordeeld. Een uitzondering hierop is het eerste invoeritem, dat alleen een stan-
daardwaarde bevat die wordt gebruikt als alle andere invoeritems als niet waar worden
beoordeeld.
Een invoeritem bevat ook een EN/OF-beoordelingscomponent en een of meer voorwaarden waar-
op de component van toepassing is.
Van de ingevoerde items wordt beoordeeld of ze waar of niet waar zijn. Invoeritems worden op
volgorde van boven naar beneden beoordeeld. Er wordt gestart bij de tweede invoer en het stan-
daardinvoeritem wordt overgeslagen. Als een invoeritem als waar wordt beoordeeld, wordt de be-
oordeling gestopt en wordt de bijbehorende waarde als resultaat gebruikt. Als geen van de
invoeritems als waar wordt beoordeeld, wordt de standaardwaarde gebruikt.
Voorwaarden
Met de voorwaarden wordt gedefinieerd wat er gecontroleerd moeten worden. De delen zijn:
De twee operanden zijn XML-tags, databasevelden of door de gebruiker ingevoerde tekstteken-
reeksen die voor de vergelijking worden gebruikt.
De vergelijkende operator zoals gelijk aan of groter dan.
Regeltypen
Dit zijn de regeltypen:
Tekstregels: Een tekstregel wordt gebruikt om een teksttekenreeks in een tekstvak in uw docu-
ment te plaatsen. De reeks kan als enige tekst in het tekstvak worden geplaatst, of aan het be-
gin, in het midden of aan het einde van een andere teksttekenreeks worden ingevoegd.
Gebruiksvoorbeeld: U wilt een andere kortingswaarde aanbieden op basis van een lidmaat-
schapsniveau. Als het lidmaatschapsniveau Goud is, wilt u bijvoorbeeld 25% korting
108
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
aanbieden en als het lidmaatschapsniveau Zilver is, wilt u bijvoorbeeld slechts 10% korting
aanbieden.
Tekstbestandregels: Een tekstbestandregel wordt gebruikt om een verwijzing naar een bestand
met tekst in een tekstvak in uw document te plaatsen. De inhoud van het bestand wordt be-
oordeeld en in het tekstvak geplaatst.
Gebruiksvoorbeeld: U wilt bijvoorbeeld een korte beschrijving opgeven van een item dat te
koop is. U kunt deze korte beschrijvingen in een tekstbestand opslaan (een voor ieder product)
en vervolgens iedere beschrijving aanroepen op basis van de product-ID of -naam.
Grafische afbeeldingsregels: Een grafische afbeeldingsregel wordt gebruikt om een afbeelding
in een grafisch kader in uw document te plaatsen.
Gebruiksvoorbeeld: U wilt bijvoorbeeld een brief van een makelaar afdrukken en de juiste foto
van de makelaar gebruiken in het titelgedeelte van het document. U kunt de juiste afbeelding
aanroepen op basis van een bepaalde waarde in een XML-tag of databaseveld.
Stijlregels: Een stijlregel wordt gebruikt om diverse fontkenmerken te wijzigen of toe te wijzen
aan geselecteerde tekst.
Gebruiksvoorbeeld: U wilt een andere kortingswaarde aanbieden op basis van een lidmaat-
schapsniveau. Als het lidmaatschapsniveau Goud is, wilt u bijvoorbeeld 25% korting aanbie-
den maar ook de naam van de klant afdrukken met diverse tekstkenmerken, zoals Kleur goud,
Vetgedrukt etc. Als het lidmaatschapsniveau Zilver is, wilt u bijvoorbeeld andere fontkenmer-
ken gebruiken. Zie Dynamische tekenstijlen voor meer informatie.
Zichtbaarheidsregels: Een Zichtbaarheidsregel wordt gebruikt om InDesign-lagen in uw docu-
ment in of uit te schakelen: On of Zichtbaar, of Off of Niet zichtbaar. Deze regel is uitgebreid
en is nu ook van toepassing op het afdrukken van een pagina. Zie Regels gebruiken om de
zichtbaarheid van lagen in- en uit te schakelen voor stapsgewijze hulp.
Gebruiksvoorbeeld: U wilt bijvoorbeeld een logo en informatie over een staat op de pagina
plaatsen. Deze kunnen zelfs in verschillende talen zijn. U kunt dit eventueel bereiken door een
enkele laag te genereren voor elke staat en voor elk taal. Vervolgens roept u de benodigde laag
aan op basis van informatie in de gegevens. In het vervolgkeuzeveld van het dialoogvenster
Regels is een variabele optie met de naam VPPlayerName beschikbaar. Met behulp van
VPPlayerName kunt u de zichtbaarheidsregel eenmalig voor meerdere lagen instellen. U hoeft
de zichtbaarheidsregel dan niet meer steeds voor elke individuele laag in te stellen. Zie Regels
gebruiken om de zichtbaarheid van lagen in- en uit te schakelen voor meer informatie. Het ge-
bruik van VPPlayerName wordt aan het einde van dat gedeelte besproken.
PDF-zichtbaarheidsregels: Adobe Acrobat en Reader hebben de mogelijkheid om delen van
een PDF-document zichtbaar te maken aan de gebruiker of juist te verbergen bij weergave of
afdrukken, met behulp van de wisseltoets zichtbaar/verborgen in het venster Lagen van de
werkbalk. Met deze regel kan VDE lagen in PDF maken.
Gebruiksvoorbeeld:
Toestaan dat een achtergrondformulier in de PDF aanwezig is, dat echter wordt uitgescha-
keld wanneer het document op voorbedrukt papier wordt afgedrukt.
Een watermerk in-/uitschakelen, bijvoorbeeld KOPIE.
Kleurregels: Een Kleurregel wordt gebruikt om een zwart/wit-beeld of een opvulling/lijn in een
frame in een geselecteerde kleur te verven. Gebruik voor tekst een stijlregel.
Gebruiksvoorbeeld: U wilt bijvoorbeeld kleur toevoegen aan een zwart/wit-beeld zoals een
logo.
Regels voor het ophalen van een LMOT-subset: Zie Een XML-gegevensbestand definiëren voor
beschrijvingen van XML-gegevenstypen. De XML-gegevens die op dit moment worden onder-
steund, vallen in twee categorieën: Tags met één element en beperkt herhaalde tags (LMOT).
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
109
Regels
Bij het opbouwen van regels waarmee XML-tags met één element worden beoordeeld, ge-
bruikt men hetzelfde proces dat ook voor gescheiden gegevens kan worden gebruikt. Bij het
opbouwen van regels waarmee beperkt herhaalde XML-tags worden beoordeeld gebruikt men
een proces dat hier weliswaar op lijkt, maar dat de beoordeling toch iets anders uitvoert en
dat wordt gebruikt voor het creëren van een subset met waarden uit vele mogelijke LMOT-
waarden. Raadpleeg Aanmaken van een regel voor het ophalen van een LMOT-subset voor
meer informatie.
Variabele laagobjecten en prestaties: Gebruik regels voor tekst of grafische afbeeldingen
om het aantal variabele lagen op een pagina te verminderen. Als er objecten in veel ver-
schillende variabele lagen op een pagina worden gebruikt, kunnen de prestaties van VDE
achteruitgaan en kunnen er tijdens de export zeer grote bestanden ontstaan. Er kan veel
beter één variabele laagobject worden gebruikt, ook al heeft dat variabele object vele ver-
schillende versies, dan items in vier of vijf verschillende variabele lagen op een pagina die
misschien maar een paar versies van elk object hebben.
Selecteer Gebruikersgegevens weergeven bij het testen: Als u Zichtbaarheidsregels ge-
bruikt en uw toepassing test, moet u Gebruikersgegevens weergeven selecteren om de
juiste werking van de zichtbaarheidsregel weer te geven. Als u deze optie niet inschakelt,
worden alle lagen weergegeven. Als deze optie niet is ingeschakeld, kunt u vele uren tijd
verspillen aan het opsporen van fouten in uw zichtbaarheidsregels.
110
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
Regel maken
Hieronder vindt u een overzicht van de stappen die nodig zijn voor het maken van een Regel van
een willekeurig type.
Opmerking: Er is een maximumaantal regels dat in een document kan worden
gedefinieerd. Deze limiet is afhankelijk van de lengte van elke regeldefinitie, het aantal tags
of velden van het gegevensbestand en de lengte van elke tag- of veldnaam. We raden aan
de namen van regels kort te houden en het aantal voorwaarden in elke regel tot een
minimum te beperken.
Tip: Schrijf de voorwaardelijke logica op een stuk papier en volg de logica vervolgens om er
zeker van te zijn dat deze correct is voordat u de regel maakt en toepast. Wanneer er
problemen zijn met de regel of als u zich zorgen maakt dat het resultaat niet goed zal zijn,
kunt u de regel in een tekstregel omzetten. Gebruik betekenisvolle teksttekenreeksen als
resultaat van de test. Door dit bij elke record te controleren, kunt u controleren wat het
resultaat van die regel voor het desbetreffende record was.
1. Klik op de knop Regel maken onder in het VDE-venster. Het venster Regel samenstellen
verschijnt. Om te kunnen bepalen welke knop u moet gebruiken, laat u de cursor over een van
de knoppen in het VDE-venster zweven. Boven de knop verschijnt dan de knopinfo van de
desbetreffende knop.
In eerste instantie bestaat het venster uit vier velden, zoals Regelnaam, Regeltype,
Beschrijving en Standaardwaarde, en de plus- en min-knoppen om invoer toe te voegen of te
verwijderen. Met de twee knoppen onderaan het venster kunt u de Regel opslaan door op OK
te klikken, of u kunt afsluiten zonder de gegevens op te slaan door op Annuleren te klikken.
2. Voer een regelnaam in. Het is raadzaam om een makkelijk te begrijpen en te herkennen
naam te gebruiken, omdat deze regel in verschillende delen van de toepassing gebruikt kan
worden. In regelnamen mogen alleen 7-bits ASCII-tekens worden gebruikt, de letters A-Z, a-z,
de cijfers 0-9, underscore, punt en isgelijk-teken. Het gebruik van letters en hoofdletters wordt
aangeraden om conflicten met gereserveerde woorden te voorkomen. Regelnamen moeten
ten minste 3 tekens lang zijn, maar gebruik geen namen die langer zijn dan 25 tekens.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
111
Regels
3. Selecteer het regeltype in de keuzelijst Regeltype. Definieer het regeltype altijd voordat u
invoeritems en voorwaarden toevoegt, want als u het regeltype wijzigt nadat de regel al is
gedefinieerd, kan de definitie van de regel ongeldig worden.
4. Voer een optionele beschrijving in. Het beschrijvingsveld dient alleen voor het invoeren van
informatie over de regel of transformatie. Het maximumaantal tekens is 50.
5. Voer een standaardwaarde in of kies er een. De standaardwaarde is de waarde die wordt
gebruikt als geen van de invoeritems beoordeeld wordt als waar. De vervolgkeuzelijst bevat de
tags of velden van het gegevensbestand die van hetzelfde type zijn als het regeltype. Alle
tags of velden die bijvoorbeeld als Tekst-tag of -veld zijn gedefinieerd, worden in de
vervolgkeuzelijst weergegeven wanneer het regeltype Tekst is. Alle tags of velden die als tag
of veld voor een grafische afbeelding zijn gedefinieerd, worden weergegeven wanneer het
regeltype Grafische afbeelding is, etc. Wanneer het regeltype is ingesteld op Zichtbaarheid is
de standaardwaarde AAN.
Er kan ook een teksttekenreeks als standaardwaarde worden ingevoerd. Telkens wanneer er
een tekenreeks in het venster Regel wordt ingevoerd, verschijnt er een pictogram van een
toetsenbord bij dat veld.
6. Als de eerste velden in het venster Regel zijn gedefinieerd, kunt u zoveel invoeritems aan de
regel toevoegen als u wilt. Klik op de grote knop voor het toevoegen van invoeritems ,
rechts van het scherm Regel samenstellen. Voeg met deze methode zoveel invoeritems toe als
nodig is om aan de vereisten van de opdracht te voldoen. Wanneer u een nieuw item
toevoegt, worden automatisch de vakken toegevoegd die moeten worden ingevuld om de
voorwaarden in te stellen.
7. Kies een waarde of voer de teksttekenreeks in die u wilt gebruiken als het invoeritem waar
is.
112
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
8. Selecteer een van deze twee opties als de Regel waar is:
Wanneer aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan
Dus wanneer de leeftijd boven de 21 is OF
roken gelijk is aan nee OF bloeddruk is laag.
Als in dit geval een van de voorwaarden
waar is, wordt dit beschouwd als een pass en
wordt aan de voorwaarde voldaan.
Wanneer aan alle volgende voorwaarden
wordt voldaan
dus wanneer mijn leeftijd boven de 21 is EN
ik rook niet EN mijn bloeddruk is laag. Om
waar te zijn, moet in dit geval aan alle
voorwaarden worden voldaan.
Het verschil betreft het gebruik van OF en EN.
9. Selecteer de eerste waarde die u wilt gebruiken in de voorwaardelijke bewering of Operand
1 . De vervolgkeuzelijst bevat een lijst met alle tags of velden van het gegevensbestand. Kies
er een. U kunt hier geen teksttekenreeksen invoeren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
113
Regels
10. Selecteer een alfabetische ([T]) of een numerieke ([#]) operator om de operanden te
vergelijken en waar of niet waar te retourneren. De vervolgkeuzelijst bevat een lijst met
beschikbare logische operatoren. De selecties die voorafgegaan worden door [T] duiden een
tekstvergelijking aan, terwijl de selecties die worden voorafgegaan door [#] een numerieke
vergelijking aanduiden. Hieronder volgt een korte beschrijving van de betekenis van deze
voorwaarden:
[T] is gelijk aan
Dit is waar als de te controleren tag of het te controleren veld de ingevoerde tekenreeks
bevat. Dus als de tekenreeks ABcd is, moet de inhoud van de te controleren tag of het te
controleren veld ABcd zijn. Dit is hoofdlettergevoelig en Abcd zal als resultaat 'niet waar'
geven. ABcde zal ook niet waar zijn, aangezien deze meer tekens bevat.
[T] is gelijk aan (letterkast negeren)
Dit is waar als de tag of het veld die/dat wordt gecontroleerd de ingevoerde tekenreeks
bevat. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen letters en hoofdletters. Dus als de
tekenreeks ABcd is, moet de inhoud van de tag of het veld die/dat wordt gecontroleerd
gelijk zijn aan een combinatie van letters en hoofdletters die gelijk is aan ABcd .
Aangezien er geen onderscheid wordt gemaakt tussen letters en hoofdletters, voldoet
zowel Abcd als abCD aan de voorwaarde. ABcde zal echter niet waar zijn, aangezien
deze reeks te veel tekens bevat.
[T] is niet gelijk aan
Dit is waar wanneer de tag of het veld die/dat wordt gecontroleerd, niet gelijk is aan de
ingevoerde tekenreeks. Dit wordt vaak gebruikt om tags of velden te controleren die Y of
N bevatten om Yes of No aan te duiden, maar het kan ook worden gebruikt om
complexere tekenreeksen te controleren. Bij deze controle wordt een onderscheid gemaakt
tussen letters en hoofdletters.
[T] is niet gelijk aan (letterkast negeren)
Dit is waar wanneer de tag of het veld die/dat wordt gecontroleerd, niet gelijk is aan de
ingevoerde tekenreeks. Dit wordt vaak gebruikt om tags of velden te controleren die Y of
N bevatten om Yes of No aan te duiden, maar het kan ook worden gebruikt om
complexere tekenreeksen te controleren. Bij deze controle wordt geen onderscheid
gemaakt tussen hoofdletters en letters.
[T] bevat
Deze controle wordt gebruikt om op het bestaan van een serie opeenvolgende tekens in
een tekenreeks, tag of veld te controleren. Als de tag of het veld bijvoorbeeld de tekst
Totale uitbetaling bevat, is het resultaat van deze controle waar wanneer wordt
gecontroleerd op Totale of le ui etc.
[T] bevat niet
Dit is het tegenovergestelde van hierboven. Controleer de tekenreeks om er zeker van te
zijn dat de opgegeven tekenreeks niet aanwezig is.
[T] begint met
Hiermee controleert u of het n aantal tekens aan het begin van de tekenreeks die wordt
gecontroleerd, overeenkomt met de opgegeven tekenreeks of het n aantal tekens.
[T] eindigt met
Hiermee controleert u of het n aantal tekens aan het einde van de tekenreeks die wordt
gecontroleerd, overeenkomt met de opgegeven tekenreeks of het n aantal tekens.
114
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
[T] bestand bestaat
Tests om te bepalen of een bestand bestaat. Als het bestand bestaat, is het resultaat van
de test Waar. Zie Zoek een bestand met een onbekende bestandsnaamextensie .
[#] is gelijk aan
Hiermee wordt een numerieke waarde gecontroleerd. De controle is waar als de waarde die
wordt gecontroleerd gelijk is aan de opgegeven waarde.
[#] is niet gelijk aan
Dit is het tegenovergestelde van hierboven. De waarde die wordt gecontroleerd mag niet
gelijk zijn aan de opgegeven waarde.
[#] is groter dan
Is waar wanneer de waarde die wordt gecontroleerd, groter is dan de opgegeven waarde.
[#] is groter dan of gelijk aan
Is waar wanneer de waarde die wordt gecontroleerd, groter is dan of gelijk aan de
opgegeven waarde.
[#] is kleiner dan
Is waar wanneer de waarde die wordt gecontroleerd, kleiner is dan de opgegeven waarde.
[#] is kleiner dan of gelijk aan
Is waar wanneer de waarde die wordt gecontroleerd, kleiner is dan of gelijk aan de
opgegeven waarde.
Opmerking: Als een van de operanden niet-numerieke tekens bevat, kunnen er zich bij
het vergelijken van numerieke waarden onverwachte resultaten voordoen.
11. Selecteer of voer de waarde in die als vergelijkingswaarde Operand 2 wordt gebruikt. Het
pictogram met het toetsenbord verschijnt bij het invoeritem wanneer u een teksttekenreeks
invoert.
12. Gebruik de knop met het kleine plusteken om zoveel voorwaarden voor een invoeritem als
gewenst in te voeren.
13. Gebruik de knop met het grote plusteken om desgewenst extra invoeritems toe te voegen.
14. Klik op OK om de regel op te slaan.
15. Als de regel eenmaal is gedefinieerd, verschijnt deze als selecteerbaar object in de lijst met
gegevensobjecten van VDE.
AAaannmmaakkeenn vvaann eeeenn rreeggeell vvoooorr hheett oopphhaalleenn vvaann eeeenn
LLMMOOTT--ssuubbsseett
Een regel voor het ophalen van een LMOT-subset is een standaard VDE-regel die wordt gebruikt
voor het vergelijken van een LMOT XML-tag met een andere LMOT-tag uitsluitend binnen
dezelfde LMOT-groep, en voor het ophalen van een subset met waarden voor de vergeleken tag.
Het onderstaande voorbeeld is het tweede klantengegevensrecord dat is aangehaald uit het XML-
gegevensbestand te vinden in Het XML-gegevens bestand laden .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
115
Regels
Dit record heeft een LMOT-groep op basis van de tag <PHONE>. De tag <PHONE> komt in deze
LMOT-groep drie keer voor. De tag bevat telkens aanvullende informatie over de telefoon, inclusief
het type, de locatie, het kengetal en het nummer. De tag <PHONE><AREACODE> heeft dus drie
verschillende waarden, afhankelijk van de iteratie van de tag (waar de tag zich binnen de
geselecteerde LMOT-groep bevindt).
Als u een LMOT-tag selecteert en op uw pagina plaatst, krijgt u alle waarden in de LMOT-groep
voor die tag. Als u bijvoorbeeld een tekstkader hebt gemaakt en daarna de tag AREACODE hebt
geselecteerd, het teken - hebt toegevoegd en de tag NUMBER hebt toegevoegd, ziet het
afgedrukte tekstkader er als volgt uit:
Als u een subset met waarden wilt selecteren om deze op de pagina te plaatsen, moet u een regel
creëren waarmee de LMOT-groep zodanig wordt beoordeeld, dat de gezochte iteraties worden
gevonden.
Opmerking: Wanneer u meerdere tags gebruikt, zoals <AREACODE> en <NUMBER>, kunt u
voor elke waarde een regel maken. Een ander alternatief is het genereren van een
gegevenstransformatie die kan worden gebruikt voor het samenvoegen van tags, zodat er
een LMOT-object wordt gecreëerd waarnaar in een regel kan worden verwezen.
De stappen voor het genereren van de regel of gegevenstransformatie zijn gelijk aan de eerder
besproken stappen.
De volgende afbeelding toont een regel die wordt gebruikt voor het selecteren van het woord
AREACODE. Dit kengetal wordt in het VDE-venster afgeleverd als eenmalig voorkomende waarde
op basis van het XML-gegevensvoorbeeld.
Door deze regel voor het kengetal te maken, en een andere regel voor het telefoonnummer,
verschijnt alle informatie die u nodig hebt in het gegevensvenster en kunt u alle kengetallen en
telefoonnummers met location= work als subset van de LMOT-groep <PHONE> in uw document
116
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
plaatsen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
117
Regels
Regelwijziging of - duplicatie
Gebruik de knop Regel wijzigen om een nieuwe voorwaardelijke regel voor de opdracht in te stel-
len. Wanneer een regel wordt gemarkeerd en de knop is geselecteerd, verschijnt het venster Regel
toevoegen of wijzigen. Het venster bevat alle tags of velden die aanvankelijk worden gebruikt voor
het definiëren van de regel.
Wanneer de regel geopend is in het venster Regel toevoegen of wijzigen, kunt u het venster ge-
bruiken om het volgende te doen:
Een regel wijzigen
Door de invoeritems op het scherm te wijzigen en op OK te drukken.
De regel dupliceren
Door een nieuwe naam in het veld Regelnaam in te voeren en op OK te drukken.
118
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
Regel testen
Als u de voltooide regel wilt controleren, schuift u door de gegevensrecords met de pijl-omhoog en
de pijl-omlaag in het venster waarin de records worden weergegeven. Wanneer het selectievak Ge-
bruikersgegevens weergeven in opdracht is ingeschakeld, veranderen de gegevens in de InDesign-
werkruimte op basis van het resultaat van de regel en de inhoud van het gegevensobject waaraan
de regel is toegewezen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
119
Regels
Regel verwijderen
Als u een regel wilt verwijderen, moet u de optie Regel verwijderen gebruiken. Markeer de regel
die u wilt verwijderen in het VDE-venster. Klik met de rechtermuisknop om het menu weer te ge-
ven. Selecteer de optie Regel verwijderen om deze regel te verwijderen. Of klik op de toets Ver-
wijderen . Met de verwijderingsoptie verwijdert u alle typen regels.
Let op: Met behulp van de optie Regel verwijderen worden de regel en alle verwijzingen
naar de regel uit het document verwijderd. Wanneer de regel op verschillende plaatsen of in
verschillende lagen wordt gebruikt, heeft dit gevolgen voor de verschillende plaatsen en/of
lagen.
120
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
Zichtbaarheidsobject van een laag
loskoppelen
Als u een zichtbaarheidsobject van een laag wilt loskoppelen, wijzigt de relatie van het object met
de desbetreffende laag.
1. Wanneer u met de rechtermuisknop op een zichtbaarheidsobject klikt, wordt de optie Zicht-
baarheidsobject van laag loskoppelen beschikbaar. Alle lagen die verband houden met dat ob-
ject kunt u bij dat invoeritem vinden.
2. Selecteer de laag waarvan u het zichtbaarheidsobject wilt loskoppelen.
3. Als het zichtbaarheidsobject een regel is, kunnen alle verwante lagen ook worden losgekoppeld
door de regel te verwijderen.
Opmerking: Dit is ook een handige manier om de lagen waaraan de regel is gekoppeld te
bekijken.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
121
Regels
Zoek een bestand met een onbekende
bestandsnaamextensie
De regelevaluatie bestand bestaat wordt gebruikt als test van een bestaand bestand. Als het be-
stand wordt gevonden, wordt de voorwaarde als waar beoordeeld. Als het bestand niet wordt ge-
vonden, wordt de voorwaarde als niet waar beoordeeld.
Een toepassing voor dit evaluatietype is die waarin een tag of veld een beeldnaam maar geen ex-
tensie mag bevatten. In dit geval bevat EmployID een lijst met medewerkersnummers. In de loop
der jaren zijn hier foto's van de medewerkers met bijbehorende nummers opgeslagen. Al deze re-
cords zijn opgeslagen met allerlei extensies in de bestandsnaam. Maak uw toepassing en roep een
volledige bronnaam met extensie aan door middel van een combinatie van gegevenstransforma-
ties, d.w.z. één per extensietype, en een enkele regel via de evaluatie 'Bestand bestaat'.
De map met middelen bevat bijvoorbeeld de volgende beelden:
64733.eps
65873.jpg
64221.tif
54987.pdf
Het gegevensbestand heeft een tag of veld met de naam EmployID, de waarde in die tag of dat
veld voor record 1 is 64733, voor record 2 is dat 65873, voor record 3 is het 64221 en voor record
4 is 54987.
Omdat er vier extensietypen zijn, moet u vier gegevenstransformaties maken: één voor elk exten-
sietype. Bij elke gegevenstransformatie wordt de waarde van de tag of het veld EmployID samen-
gevoegd met een van de vier bestandsnaamextensies.
Met deze transformatie wordt de waarde van de tag of het veld EmployID samengevoegd met de
extensie.jpg. Maak drie andere gegevenstransformaties, één voor .eps, één voor .tif en één voor .
pdf.
Maak nu de regel die gebruik maakt van de evaluatie "bestand bestaat".
122
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
In de regel zijn de volgende acties gedefinieerd:
Als geen van de items of de waarde van het veld Foto plus bestandsnaamextensie als waar
wordt beoordeeld, wordt het beeldbestand Geen.jpg gebruikt.
Als de waarde in de eerste transformatie, JPG_Extensie, bestaat in de map met middelen, dan
wordt dat bestand gebruikt.
Als de waarde niet in de eerste transformatie voorkomt, ga dan naar de volgende test. De vol-
gende test zoekt de waarde in de 2de transformatie, die wordt gebruikt indien gevonden. Als
de waarde niet wordt gevonden, wordt de volgende test uitgevoerd, etc.
Zoals met alle regels wordt de evaluatie van boven naar beneden uitgevoerd. Zodra een regel een
positief resultaat oplevert, stopt de verwerking. Daarom moet u voorzichtig te werk gaan bij het
vaststellen van de volgorde voor de test, want de regel levert de waarde voor de eerste treffer.
In het voorbeeld hierboven werd de voorwaarde "bestand bestaat" gebruikt om te zien of grafische
bestanden met bepaalde indelingen aanwezig zijn. Dezelfde logica kan worden toegepast op
tekstbestanden met de optie Tekstbestandregel.
Opmerking: Als de evaluatie "bestand bestaat" word gebruikt, is de tweede operand niet
verplicht en niet beschikbaar in de grafische gebruikersinterface.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
123
Regels
Regels en transformaties importeren en
exporteren
Een regel of transformatie kan naar een map met door de gebruiker gedefinieerde bestanden op
uw systeem worden geëxporteerd, en die regel of transformatie kan weer worden geïmporteerd in
een andere VDE-toepassing. U kunt deze functie inschakelen door op de pijl omhoog of omlaag
voor Exporteren of Importeren te klikken, zoals hieronder aangegeven.
Niet-overeenkomende gegevens in geïmporteerde regel of transformatie
Hoewel VDE zo goed mogelijk aangeeft of de geïmporteerde regel of transformatie niet-over-
eenkomende gegevensvelden, tags, kleuren etc. bevat, wordt van de gebruiker verwacht dat
hij/zij de gevolgen van algemene regels en transformaties inziet en de regel of transformatie in
de nieuwe toepassing aanpast, zodat de regel of transformatie kan worden toegepast in de
nieuwe toepassing.
Variabele kleuren of stijlen
Dit wordt afgeraden voor variabele kleuren of stijlen, aangezien VDE niet kan controleren of
een variabele kleur of stijl bestaat. Als u variabele kleuren of stijlen gebruikt, is het raadzaam
om uw toepassing te controleren en te valideren voordat deze in productie wordt genomen.
Functie-ondersteuning
Deze functie wordt niet ondersteund in de mode Transactionele database.
NNiieeuuww ggeeggeevveennssbbeessttaanndd iimmppoorrtteerreenn eenn hheett eeffffeecctt
ddaaaarrvvaann oopp rreeggeellss eenn ttrraannssffoorrmmaattiieess
Als u een nieuw gegevensbestand met een andere gegevensstructuur importeert, verschijnt er een
dialoogvenster waarin u wordt gevraagd of u de huidige regels en transformaties wilt behouden.
Het dialoogvenster wordt weergegeven omdat de nieuwe gegevensstructuur sommige regels of
gegeventransformaties onbruikbaar kan maken, bijvoorbeeld door wijzigingen in tag- of
veldnamen. U kunt de regels en transformaties verwijderen of aanpassen, of tag- of
databaseveldnamen beschermen, etc. Regels en transformaties die afwijkende tag- of veldnamen
hebben, worden in rood weergegeven. U moet deze regels of transformaties verwijderen of
corrigeren voordat u het document kunt gaan exporteren.
124
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Regels
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
125
5
VDE-ontwerpelementen
Dit hoofdstuk bevat:
Tekst .................................................................................................................................. 126
Blanco variabele tekstregels onderdrukken.......................................................................... 141
Tabellen met variabele velden ............................................................................................ 143
Dynamische tekenstijlen..................................................................................................... 144
Grafische afbeeldingen....................................................................................................... 151
Streepjescodes ................................................................................................................... 154
Fonts voor streepjescodes ................................................................................................... 176
Variabele lagen .................................................................................................................. 189
PDF-formuliervelden ........................................................................................................... 190
De elementen die het ontwerp vormen, bestaan uit zowel statische (niet veranderende) gegevens
als variabele gegevens.
U kunt statische gegevens in het ontwerp invoegen met de gereedschappen van InDesign. Varia-
bele gegevens kunnen in het document worden ingevoegd met behulp van de tag- of gegevensvel-
den uit de Lijst gegevensobjecten. De Lijst gegevensobjecten kan ook Regels (voorwaarden) en
gegevenstransformaties bevatten die in het document kunnen worden ingevoegd.
VDE-variabelen zijn onder andere:
Teksttekenreeksen
Tekstbestanden
Variabele tekst rondom een object
Blanco variabele tekstregels onderdrukken
Variabele tabellen
Vervormde tekst
Tabbladen
Dynamische tekenstijlen
Grafische afbeeldingen
Streepjescodes
Tekstpatroonstalen
Variabele kleur
Variabele lagen
Tekst
In een document met variabele gegevens wordt de tekst gescheiden in statische tekst en variabele
tekst. Dit zijn labels die worden gebruikt om te beschrijven hoe een tekstgebied wordt beïnvloed
door de variabele gegevens die de toepassing sturen.
SSttaattiisscchhee tteekksstt
Statische tekst is een tekstgebied zonder variabele tekst. Statische tekst wordt niet door gegevens
gestuurd en wordt niet beïnvloed door de gegevens van een databaseveld of XML-tag. De
statische tekst wordt in het InDesign-document ingevoerd met gebruik van de standaard
InDesign-gereedschappen en besturingselementen voor het toevoegen van tekstobjecten op de
pagina. Dit is inclusief alle ondersteunde InDesign-tekstkenmerken, met inbegrip van speciale
effecten, zoals slagschaduwen, etc. Dit verschilt van variabele tekst waar alleen door VIPP
®
ondersteunde tekstkenmerken toegestaan zijn.
Opmerking: Als u een enkele tekstvariabele in een statische tekenreeks of tekstalinea
plaatst, verandert de statische tekst in variabele tekst. Hierdoor is deze variabele beperkt tot
tekstkenmerken die worden ondersteund door VI Compose, zoals fontgrootte, vet, cursief
etc.
VVaarriiaabbeellee tteekksstt
Variabele tekst is tekst die varieert afhankelijk van informatie die in de gegevensbestanden en
regels van het bijbehorende ontwerp zijn opgenomen. Variabele tekst wordt beheerd door VIPP
®
,
dus alleen de in VIPP
®
ondersteunde tekstkenmerken zijn toegestaan.
Variabele tekst in een InDesign-document invoegen:
Klik op het gereedschap Tekstkader om een nieuw tekstvak te tekenen of klik in een tekstvak,
waarbij u de cursor op de plaats neerzet waar de variabele tekst wordt ingevoerd.
Markeer het object (van gegevenstype Tekst) dat u wilt invoegen.
Voeg het geselecteerde object in op de huidige cursorpositie. Dubbelklik hiertoe op het object
of klik op de knop Gegevensobject invoegen. De objectnaam wordt in het tekstgebied
weergegeven. Wanneer objecten worden ingevoerd, wordt of de naam van het veld of de
inhoud van het veld in de werkruimte weergegeven, afhankelijk van de status van het
selectievakje Gebruikersgegevens weergeven.
U kunt zo nodig voor of achter het ingevoegde object tekst invoeren of een ander tekstobject
invoegen.
Raadpleeg Knoppen, selectievakjes en pictogrammen voor informatie over hoe u de
teksttekenreeks in plaats van de veldnaam kunt weergeven. Door het selectievakje
Gebruikersgegevens weergeven in of uit te schakelen, kunt u wisselen tussen de weergave van de
daadwerkelijke inhoud van de geselecteerde gegevensvelden of tags voor het huidige
geselecteerde record of de veldnaam. Blader door de gegevens en zie hoe de inhoud verandert
door op de pijl omhoog of de pijl omlaag in het venster Huidige record te klikken. Verder kunt u
het markeren van de variabele gegevens in- en uitschakelen door op het selectievakje Velden
markeren te klikken.
VVaarriiaabbeellee tteekkssttbbeessttaannddeenn
Variabel tekstbestand in een InDesign-document invoegen:
Klik op het gereedschap Tekstkader om een nieuw tekstvak te tekenen of klik in een tekstvak,
waarbij u de cursor op de plaats neerzet waar de variabele tekst wordt ingevoerd.
Markeer het object (van gegevenstype Tekstbestand) dat u wilt invoegen.
126
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Voeg het geselecteerde object in op de huidige cursorpositie. Dubbelklik hiertoe op het object
of klik op de knop Gegevensobject invoegen . De objectnaam wordt in het tekstgebied
weergegeven.
Als het selectievakje Gebruikersgegevens weergeven is ingeschakeld, verschijnt de inhoud van het
tekstbestand. Anders verschijnt de bestandsnaam van het tekstbestand. Naarmate de records
veranderen, verandert de tekst of de bestandsnaam ook. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat het
tekstbestand waarnaar wordt verwezen, in elk record verandert. Dit kan ook voorwaardelijk
worden gedaan met gebruik van de regelsjablonen. Zie Regels .
OOppttiieess vvoooorr tteekkssttaaaannppaassssiinngg eenn tteekkssttoommlloooopp
De tekstomloopoptie van InDesign Tekstomloop voor tekstkader wordt ondersteund. Tekstomloop
kan op alle gevormde objecten worden toegepast met variabele gegevens op basis van de
onderstaande voorwaarden:
Omloop van rechthoekige objecten om andere rechthoekige objecten is mogelijk.
Omloop van niet-rechthoekige objecten om objecten van welke andere vorm dan ook is niet
mogelijk.
Omloop van niet-rechthoekige objecten om andere niet-rechthoekige objecten is niet mogelijk.
Wanneer variabele tekst in een toepassing wordt gebruikt, zal iedere variabele een afwisselend
aantal tekens bevatten en moet dus worden gezorgd dat de ingevoegde tekst in het kader past.
Met behulp van de VDE-opties voor het passend maken van tekst kunt u kiezen hoe de
uiteindelijke tekst wordt aangepast om binnen een bepaalde vorm te passen. De oorspronkelijke
fontgrootten worden in de toepassing bewaard, maar hoe de tekst er in het uiteindelijke
document uitziet is afhankelijk van de selecties die u maakt in het venster VDE-
tekstaanpassingsopties.
Opties voor het passend maken en laten omlopen van tekst worden in het venster VDE-
tekstaanpassingsopties ingesteld. De wijze waarop tekst in een toepassing past en wordt
omgeleid hangt af van de combinatie van de kaders die in het venster zijn ingeschakeld.
VDE-opties voor tekstaanpassing en tekstomloop
De opties van VDE voor tekstaanpassing en tekstomloop die hier zijn beschreven, zijn niet
dezelfde als de functie Tekstomloop van InDesign. Als u het venster voor tekstomloop van
InDesign wilt openen, selecteert u het tekstkader in het document. Vervolgens selecteert u
VensterTekstomloop. De opties van InDesign staan hieronder vermeld:
Geen tekstomloop ondersteund
Tekstomloop voor tekstkader ondersteund
Omloop voor objectvorm niet ondersteund
Object overslaan niet ondersteund
Naar volgende kolom niet ondersteund
De optie Omkeren naast de pictogrammen
wordt eveneens
niet ondersteund
Documentweergaveverschillen tussen InDesign en VIPP
®
Vanwege de verschillen in de omloopalgoritmen tussen Adobe InDesign en VIPP
®
, wordt een
document dat gebruik maakt van de toepassing Tekstomloop rond een object mogelijk anders
weergegeven in Adobe InDesign dan in de VIPP
®
-opdracht die wordt gegenereerd uit een
dergelijk document en wordt weergegeven of afgedrukt. Controleer de rendering van de VIPP
®
-
opdracht door de VI Project Container (VPC) in FreeFlow VI Explorer of in de VDE te bekijken,
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
127
VDE-ontwerpelementen
door het selecteren van ExporterenVI Project Container (VPC)Controleer VI Project
Container na export, om te kijken of de tekstomloop naar verwachting wordt uitgevoerd.
Opties voor tekstaanpassing en tekstomloop en formaat tekstkader
Bij het plaatsen van een teksttekenreeks in een tekstkader moet u zorgen dat de grootte van
het tekstkader geschikt is voor de langste verwachtte teksttekenreeks. U kunt ervoor kiezen de
tekst te laten omlopen of u kunt een van de VDE-opties voor tekstaanpassing en tekstomloop
gebruiken voor een betere beheersing van de tekenreeksen. U kunt de teksttekenreeks
bijvoorbeeld zonder tekstomloop binnen de breedte van de kolom passen of een teken kiezen
voor tekstomloop als de teksttekenreeks de breedte van het tekstkader overschrijdt.
Wanneer de tekst die in een tekstvak is geplaatst te lang is voor de hoogte van het vak, of de
woorden zijn te lang voor de breedte van het vak, verplaatst InDesign de overlopende tekst
naar een automatisch gekoppeld tekstkader. Om te voorkomen dat variabele tekst in
onverwachte gebieden van het ontwerp terechtkomt, dient u het tekstvak aan te passen, zodat
hierin zelfs de langste tekstgegevens passen. Voer altijd een test op de toepassing uit om u
ervan te verzekeren dat de variabele gegevens in het ontwerp passen.
Automatische koppeltekens
VI Compose beschikt niet over een automatische woordafbrekingsfunctie. Bij het aanpassen
van tekst ten behoeve van variabele informatie hebben VDE-opties voorrang op InDesign-
tekstopties. Aangezien in de meeste gevallen de VDE-voorrangsfunctie geen automatische
woordafbreking in InDesign toestaat, kan VI Compose het hele woord op een regel weergeven,
waardoor dit voorbij de rechterrand van het tekstkader loopt. Om ervoor te zorgen dat wat u
ziet in het InDesign/VDE-scherm de afgedrukte versie zo dicht mogelijk benadert, schakelt u de
automatische woordafbrekingsfunctie in InDesign uit. (TypeParagraphHyphenate).
In alle voorbeelden in dit gedeelte wordt verondersteld dat automatische woordafbreking in
InDesign NIET is geselecteerd.
Alleen rechthoekige tekstkaders
Tekstaanpassing van frames met variabele tekst kan alleen op rechthoekige tekstkaders
worden toegepast. De optie kan niet worden toegepast op tekst op een pad, tekst in een
veelhoek enzovoort.
Tekstaanpassing bij kaders met variabele tekst werkt niet in combinatie met de
tekstomloopfunctie van InDesign. Zie Variabele tekst rond een object voor meer informatie.
Een kader met aangepaste variabele tekst kan niet een kader overlappen waarop tekstomloop
is toegepast. Hoewel de tekst op de juiste wijze in het InDesign-document wordt ingepast,
wordt de geëxporteerde VPC niet afgedrukt zoals verwacht.
Variabele blanco regels onderdrukken
De optie Blanco variabele tekstregels onderdrukken wordt verderop beschreven. Deze kan
worden gebruikt om blanco variabele regels te onderdrukken, die vaak voorkomen in een
naam-en-adres-blok of andere tekstkaders.
OOppttiieess vvoooorr tteekkssttaaaannppaassssiinngg
Met de opties voor tekstaanpassing wordt de tekst binnen het tekstvak passend gemaakt in de
breedte van het tekstvak. De tekst kan op een regel worden geplaatst door het aanpassen van de
spatiëring of door het uitrekken van de tekst over de breedte van het tekstvak.
Tekstaanpassing op een teksttekenreeks toepassen:
1. Plaats de tekstcursor binnen het InDesign-tekstkader.
2. Klik met uw rechtermuisknop om de opties weer te geven die voor dit kader beschikbaar zijn.
128
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
3. Selecteer de VDE-tekstaanpassingsopties.
4. Schakel Tekstaanpassing inschakelen in.
5. Selecteer:
In breedte aanpassen
In breedte uitrekken
In breedte aanpassen
Met de optie In breedte aanpassen wordt de breedte van tekens verminderd om de tekst op
één regel te passen als een regel tekst te lang is voor het tekstkader. De puntgrootte blijft
gelijk, alleen de breedte van ieder teken verandert. Als de tekst wel gewoon in het tekstkader
past, heeft deze optie geen effect.
In breedte uitrekken
De optie In breedte uitrekken lijkt op de optie In breedte aanpassen, maar met In breedte
uitrekken wordt ook de breedte van tekens vergroot om het hele tekstkader te vullen.
In breedte aanpassen en In breedte uitrekken
Het tekstkader kan meerdere regels bevatten. Iedere regel wordt afzonderlijk in het kader
gepast. Een CR, LF (Enter-toets) eindigt de huidige regel.
Een regel kan meerdere fonts en fontgroottes bevatten. De fonts en fontgroottes blijven
bewaard. Het enige dat verandert is de relatieve breedte van de tekens (de breedte van alle
tekens wordt bijvoorbeeld tot 70% verkleind, of vergroot tot 120%, om de regel in het
tekstvak te passen).
Voor In breedte uitrekken kan de tekst die in InDesign wordt weergegeven nooit meer dan
1000% horizontaal worden geschaald. Dit is een ingebouwde beperking van InDesign.
Tekstkaders met variabele gegevens in de geëxporteerde opdracht hebben, indien nodig, een
horizontale schaal van meer dan 1000%, maar tekst in kaders zonder variabele gegevens niet.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
129
VDE-ontwerpelementen
Voor In breedte uitrekken en In breedte aanpassen worden tekstregels waarin een tabteken is
opgenomen InDesign weergegeven als niet passend gemaakte tekst. Tekstkaders met
variabele gegevens in de geëxporteerde opdracht worden passend gemaakt volgens de
opgegeven opties, maar tekst in kaders zonder variabele gegevens niet. Gebruikers wordt
aangeraden geen tabtekens te gebruiken in tekst die passend gemaakt moet worden.
Voor In breedte uitrekken en In breedte aanpassen worden tekstregels die eindigen met een
of meer spaties in InDesign zonder de spaties in het kader gepast. De spaties worden in
InDesign dus genegeerd. Bij tekstkaders met variabele gegevens staan de spaties aan het
einde in de geëxporteerde opdracht, maar bij tekst in kaders zonder variabele gegevens niet.
Het wordt gebruikers aangeraden geen spaties te gebruiken aan het einde van tekst die
passend gemaakt moet worden.
Voor In breedte uitrekken en In breedte aanpassen worden tekstregels die zijn ingesteld op
uitvullen in InDesign weergegeven als niet passend gemaakte tekst. Tekstkaders met variabele
gegevens in de geëxporteerde opdracht worden passend gemaakt volgens de opgegeven
opties, maar tekst in kaders zonder variabele gegevens niet. Gebruikers wordt aangeraden de
tekst niet in te stellen op uitvullen als de tekst passend gemaakt moet worden.
Als de horizontale schaal van tekst handmatig is ingesteld op een andere instelling dan 100%
voordat de optie In breedte uitrekken of In breedte aanpassen is ingeschakeld, en de optie
voor het passend maken van tekst wordt uitgeschakeld, wordt een horizontale schaal van
100% toegepast.
Met In breedte uitrekken kunnen tekens maximaal 1000% breder worden gemaakt in
InDesign, dus 10 keer de normale breedte. Deze beperking van InDesign kan niet worden
gewijzigd. VIPP
®
heeft deze beperking niet; tekens in het VIPP
®
-einddocument kunnen
daarom breder zijn dan in het InDesign document.
Als er een tabteken in een regel staat waarop de optie In breedte aanpassen of In breedte
uitrekken wordt toegepast, wordt die regel in InDesign genegeerd, maar niet in VIPP
®
Pro. (Dit
komt doordat tabtekens in InDesign ongeveer worden beschouwd als een tabstop op een
typemachine; het programma weet daarom niet hoe de breedte van een tabteken moet
worden gedefinieerd. In VIPP
®
wordt een tab echter min of meer als een spatie beschouwd en
gebruikt om tekst passend te maken.)
Speciale beeldvorming en In breedte uitrekken
Voor GlossMark Text en CorrelationMark Text raden we aan de optie voor tekstaanpassing In
breedte uitrekken toe te passen. Op deze wijze wordt het teksteffect behouden met de huidige
breedte van het tekstkader. Hoewel de tekst er op het scherm uitgerekt uitziet, wordt deze wel
correct afgedrukt. Gebruik niet In breedte aanpassen, omdat deze optie het effect vervormt. Als u
de optie "In breedte uitrekken" niet gebruikt, neemt de lengte van de GlossMark Text of
CorrelationMark Text toe of af, al naar gelang het aantal tekens in de tekenreeks die wordt
afgedrukt.
Maak geen gebruik van opties voor tekstaanpassing bij de speciale beeldvormingseffecten met
MicroText en fluorescerende kleuren of infrarood.
OOppttiieess vvoooorr tteekkssttoommlloooopp
Met de tekstomloopopties wordt de tekst binnen het tekstvak passend gemaakt in de breedte van
het tekstvak. De tekst kan op een regel worden geplaatst door het aanpassen van de spatiëring of
door het uitrekken van de tekst over de breedte van het tekstvak.
Zo past u tekstomloop op een teksttekenreeks toe:
1. Plaats de tekstcursor binnen het InDesign-tekstkader.
2. Klik met uw rechtermuisknop om de opties weer te geven die voor dit kader beschikbaar zijn.
130
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
3. Selecteer de VDE-tekstaanpassingsopties.
4. Schakel Tekstomloop inschakelen in.
5. Selecteer:
Omloop bij alle tekens
Omloop bij specifieke tekens
6. In vak passen kan met beide opties voor tekstomloop worden toegepast.
Met de opties voor tekstomslag in VDE loopt de tekst zo nodig terug over meer dan één regel,
zodat de tekst van de bovenkant naar de onderkant van het tekstvak kan lopen. De twee
basisopties zijn Omloop bij alle tekens of Omloop bij specifieke tekens.
Wanneer tekstomloop is ingeschakeld, is wat in InDesign wordt weergegeven slechts een
benadering van wat er in VIPP
®
wordt weergegeven. Er is geen garantie dat de regels op
precies dezelfde plaatsen naar de volgende regel zullen overlopen.
Opmerking: Na toepassing van een van de opties voor tekstomloop bij tekens kan het
wijzigen van het font of de fontgrootte leiden tot een incorrecte weergave in InDesign,
hoewel de rendering van het geëxporteerde VPC nog steeds juist zal zijn. Door het eerst
uitschakelen van de opties, het wijzigen van de fonteigenschappen en vervolgens weer
inschakelen van de tekstomloop, voorkomt u dat het document in InDesign verkeerd wordt
weergegeven.
Omloop bij... tekens
Gebruik de opties Omloop bij alle tekens of Omloop bij specifieke tekens om de opties voor
tekstomloop te verfijnen.
Als de tekst in het kader de breedte van het tekstkader overschrijdt, wordt de tekstomloop
uitgevoerd voor het gespecificeerde teken. Dit kan handig zijn voor e-mailadressen die de
breedte van de kolom overschrijden. De optie Alle tekens kan worden gebruikt om een
teksttekenreeks verticaal op een pagina af te drukken, mits de breedte van het tekstkader
correct is ingesteld.
Wanneer u Tekstomloop bij alle tekens gebruikt, kunt u het tekstkader het beste versmallen tot
de breedte van een enkel teken en tevens uitlijning in het midden toepassen. Afhankelijk van
de fontgrootte verschijnt de tekst al dan niet op het InDesign-venster, maar wordt wel naar
wens afgedrukt. Het wordt aanbevolen dat u het bestand exporteert met behulp van de VDE-
optie Exporteren als PDF, het PDF-bestand vervolgens bekijkt om te zien of er voor dit effect
eventueel aanpassingen gedaan moeten worden.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
131
VDE-ontwerpelementen
Omloop bij streepje
Kies Omloop bij streepje om de tekst binnen een toepassing bij harde koppeltekens te laten
omlopen.
Andere tekens
Kies Andere tekens voor het invoeren van door de gebruiker opgegeven tekens, waarna er
binnen een toepassing tekstomloop wordt uitgevoerd.
In vak passen
Kies In vak passen om de regelafstand aan te passen om tekst passend te maken tussen de
boven- en onderkant van het tekstvak. Als de gekozen waarde voor regelafstand groot genoeg
is, wordt de fontgrootte verkleind om de tekst in het vak te passen en wordt de tekenbreedte
zo nodig vergroot of verkleind. Als vuistregel geldt dat hoe groter de regelafstand is, des te
kleiner de fontgrootte zal zijn. Net als met In breedte aanpassen of In breedte uitrekken
kunnen meerdere fonts en fontgroottes in de tekst worden gebruikt.
GGeeccoommbbiinneeeerrddee ooppttiieess vvoooorr tteekkssttaaaannppaassssiinngg eenn tteekkssttoommlloooopp
De tekst in het ontwerp kan tekstvakken bevatten die een combinatie zijn van tekstaanpassings-
en tekstomloopopties. De gecombineerde opties omvatten:
In breedte aanpassen en Omloop bij alle tekens
Bij deze combinatie wordt de tekstomloop uitgevoerd bij alle ongedefinieerde tekens en wordt
de tekst aangepast aan het tekstvak aangepast als de tekst te lang is. Roman of Latin fonts
worden links uitgelijnd en hebben een ongelijke rechtermarge.
In breedte aanpassen en Omloop bij specifieke tekens
Bij deze combinatie wordt de tekstomloop alleen bij harde koppeltekens of door de gebruiker
gedefinieerde tekens uitgevoerd en wordt de tekst aan het tekstvak aangepast als de tekst te
lang is. Roman of Latin fonts worden links uitgelijnd en hebben een ongelijke rechtermarge.
In breedte uitrekken en Omloop bij alle tekens
Bij deze combinatie wordt de volledige breedte van het tekstkader benut en wordt de
tekstomloop bij alle ongedefinieerde tekens uitgevoerd. De regelafstand wordt op de breedte
van het tekstvak afgestemd door het inkrimpen van een teksttekenreeks die te lang is voor het
tekstvak of het uitrekken van de tekst als de tekst te kort is. Roman of Latin fonts worden
uitgevuld en hebben een gelijkmatige rechtermarge.
132
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
In breedte uitrekken en Omloop bij specifieke tekens
Bij deze combinatie wordt de volledige breedte van het tekstkader benut en wordt de
tekstomloop alleen uitgevoerd bij spaties, harde koppeltekens of door de gebruiker
gedefinieerde tekens . De regelafstand wordt op de breedte van het tekstvak afgestemd door
het inkrimpen van tekst die te lang is voor het tekstvak of het uitrekken van de tekst als de
tekst te kort is. Roman of Latin fonts worden uitgevuld en hebben een gelijkmatige
rechtermarge.
De optie In vak passen kan worden toegepast op alle combinaties van opties voor
tekstaanpassing en tekstomloop.
Font of fontgrootte wijzigen
Bij toepassing van In breedte aanpassen met omloop of In breedte uitrekken met omloop kan
een wijziging van het font of de fontgrootte leiden tot een incorrecte weergave in InDesign,
hoewel de rendering van het geëxporteerde VPC nog steeds juist zal zijn. Door eerst de
tekstomloopoptie uit te schakelen, de fonteigenschappen te wijzigen en vervolgens weer de
tekstomloop in te schakelen voorkomt u dat het document in InDesign verkeerd wordt
weergegeven.
Regelafstandwaarden
Bij selectie van In breedte aanpassen met regelomloop of In breedte uitrekken met
regelomloop in combinatie met In vak passen: als de regelafstandwaarde groot genoeg is om
de basislijn van de laatste tekstregel op de onderrand van het tekstvak te plaatsen, zodat
bijvoorbeeld de staart van letters onder het vak uitkomt, zal InDesign het uitrekken of
aanpassen van tekst niet weergeven, alleen de omloop. In het geëxporteerde VPC wordt de
tekst wel correct weergegeven.
VVaarriiaabbeellee tteekksstt oopp eeeenn ppaadd
Padtekst is een standaardfunctie in InDesign waarmee u een teksttekenreeks langs een
voorgedefinieerd pad kunt plaatsen. Met de VDE plug-in is het mogelijk om variabele tekst in die
tekenreeks op te nemen, zodat u tags of velden uit een gegevensbestand of XML-bestand, of een
tekstobject uit een lijst gegevensobjecten kunt invoegen.
De twee bovenstaande afbeeldingen zijn voorbeelden van tekst op een open pad (links) en een
gesloten pad (rechts). De gemarkeerde velden zijn de variabele tags of velden van een bestand
met variabele XML of gegevens. In bovenstaande voorbeelden wordt voor elk nieuw record een
andere naam ingevoegd, afhankelijk van de waarden in het gegevensbestand.
VVaarriiaabbeellee tteekksstt oopp eeeenn ppaadd ggeebbrruuiikkeenn
1. Geef eerst het pad op of selecteer een object dat zich al op de pagina bevindt waarvoor een
pad is opgegeven. U kunt het pad zichtbaar maken door een kleur en lijndikte toe te wijzen.
Raadpleeg het gedeelte over beperkingen hieronder. Of u kunt de instelling van de lijnbreedte
op 0 laten staan om een onzichtbaar pad te gebruiken.
2. Selecteer het gereedschap Typ op een pad in het venster Gereedschappen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
133
VDE-ontwerpelementen
3. Geef tekstkenmerken op. Alleen tekstkenmerken die in VIPP
®
worden ondersteund, zoals font,
kleur, grootte, worden ondersteund.
4. Klik op het pad.
5. Begin met het typen van de tekenreeks. Als u een variabele tag of een variabel veld wilt
toevoegen, verplaatst u de cursor naar de positie waar u de variabele wilt invoegen en
dubbelklikt u op de tag, het gegevensveld of het object in de lijst met VDE-
gegevensobjecten.
6. Selecteer zo nodig het venster Opties Typ op een pad om aanpassingen te maken. (Zie
Beperkingen hieronder).
BBeeppeerrkkiinnggeenn
Alleen fontkenmerken die door VIPP
®
worden ondersteund, moeten worden gebruikt. Dit zijn:
Fontgrootte en breedte - fontkleur
Fonttype Normaal, Vet, Cursief en Vet Cursief indien ondersteund door het font
Links en rechts uitlijnen en centreren
Als u het pad zichtbaar wilt maken, moet u een doorgetrokken lijn selecteren met een dikte
tussen 1 en 9. Met de waarde 0 wordt het pad onzichtbaar.
Alleen de opties Uitlijnen, Naar pad en Spiegelen worden ondersteund in het venster Opties
Typ op een pad. Als u een van de opties bij Effect of Spatiëring selecteert, kunnen deze in de
InDesign-toepassing op het scherm worden weergegeven, maar deze opties worden niet
doorgevoerd in de VIPP
®
-toepassing.
VVaarriiaabbeellee tteekksstt rroonndd eeeenn oobbjjeecctt
Tekstomloop in InDesign wordt ondersteund met statische en/of variabele tekstkaders. Alle
grafische afbeeldingen waarop tekstomloop wordt toegepast kunnen ook statisch of variabel zijn.
Als u variabele tekst rond een object wilt laten lopen, selecteert u het object en past u de
tekstomloopoptie toe, zoals hieronder beschreven.
134
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Tekst voordat tekstomloopoptie is toegepast:
Tekst nadat tekstomloopoptie is toegepast:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
135
VDE-ontwerpelementen
Ondersteunde opties
Alleen de optie Zowel rechter- als linkerzijde wordt momenteel ondersteund.
Ondersteunde tekstkenmerken
Alleen basis tekstkenmerken worden ondersteund voor variabele tekst rond een object. Basis
tekstkenmerken zijn:
Fontselectie
Fontgrootte en breedte
Fontkleur
Lettertype Normaal, Vet, Cursief en Vet Cursief, indien ondersteund door het geselecteerde
font ondersteund
Links of rechts uitlijnen of centreren
Variabele tekst met inline grafische afbeeldingen wordt niet ondersteund
Variabele tekst met inline grafische afbeelding. Een grafische afbeelding die direct in het
tekstkader wordt geplaatst, en niet in een kader voor een grafische afbeelding, wordt niet
ondersteund door VDE. Gebruik de optie Variabele tekst rond een object zoals hierboven
beschreven.
VVeerrvvoorrmmddee tteekksstt
In het dialoogvenster VDE-tekstvervormingsopties kunt u verschillende effecten toepassen op een
tekstreeks, zoals een slagschaduw of vervorming. Dit kan verder worden uitgebreid door een van
de vier punten van het tekstkader aan te passen met het hulpmiddel Directe Selectie van
InDesign (witte pijl) om een tekstkader te vervormen en zo de indruk van perspectief te wekken bij
een tekstreeks. Wanneer de tekstreeks wordt afgedrukt, wordt de tekengrootte automatisch
aangepast, zodat alle binnen de toegestane kaderhoogte past.
Als u VDE-tekstvervormingsopties wilt toepassen, plaatst u de tekstcursor in het betreffende
tekstkader en klikt u met de rechtermuisknop. Hiermee opent u een snelmenu met onder andere
de Tekstvervormingsopties VI Design Express.
Klik op deze optie om het dialoogvenster met tekstvervormingsopties van VDE te openen.
136
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Als u Tekstvervorming wilt inschakelen, schakelt u het selectievakje Tekstvervorming inschakelen in.
Pas vervolgens de gewenste opties toe. Er moet minstens één optie worden geselecteerd om dit
effect te laten hebben.
De beschikbare opties zijn:
Tekstaanpassing inschakelen
Spiegeleffect inschakelen
Rotatie
Schaduweffect toepassen
Tekstaanpassing inschakelen
In breedte aanpassen
Met de optie In breedte aanpassen wordt de breedte van tekens verminderd om de tekst op
één regel te passen als een regel tekst te lang is voor het tekstkader. Als de tekst al gewoon in
het tekstkader past, heeft deze optie geen effect.
In breedte uitrekken
De optie In breedte uitrekken lijkt op In breedte aanpassen, maar heeft bovendien de
functionaliteit waarmee de tekenbreedte wordt vergroot om de tekst de hele breedte van het
kader te laten vullen.
Spiegeleffect inschakelen
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de tekst gespiegeld.
Rotatie
Hiermee kunt u de tekst 0 (standaard), 90, 180 of 270 graden roteren
Schaduweffect toepassen
Hiermee kunt u een schaduweffect toepassen op de teksttekenreeks. Als u het schaduweffect wilt
toepassen, moet u de horizontale (X) en verticale (Y) offsets definiëren. Deze kunnen negatief zijn.
Ook moet u de Kleur schaduweffect selecteren in de vervolgkeuzelijst Kleur schaduweffect. In
deze lijst staan alle ondersteunde kleurselecties die deel uitmaken van het venster Kleurstalen.
Klik op OK om de geselecteerde opties toe te passen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
137
VDE-ontwerpelementen
OOnnddeerrsstteeuunnddee tteekkssttkkeennmmeerrkkeenn
De ondersteunde tekstkenmerken zijn:
Enkelvoudige of meervoudige fontgroottes, letterbeelden of fontfamilies.
Alleen fontvulling.
Keuze van één enkele kleur voor de gehele reeks.
Alle andere fontkenmerken worden niet ondersteund.
Weergave van vervormde tekst
De grafische gebruikersinterface van VDE kan de tekstvervorming niet op het scherm
weergeven. U kunt de tekstvervorming zien door een proefafdruk te maken.
Toepassingen die niet worden ondersteund
Fonts en kleuren voor speciale beeldvorming, alsmede opties voor Xerox Speciale inkt, worden
niet ondersteund.
TTaabbbbllaaddeenn
Als u de tabtoets op het toetsenbord wilt gebruiken, moeten de tabinstellingen worden
gedefinieerd in het menu voor tabinstellingen van InDesign. Selecteer Type Tabs om het
venster met tabbladinstellingen te openen.
IInnsspprriinnggeenn bbiijj nniieeuuwwee ppaarraaggrraaaaff
Gebruik de InDesign-optie Inspringen bij nieuwe paragraaf om nieuwe paragrafen te laten
inspringen. De gespecificeerde waarde voor het inspringen moet gelijk zijn voor alle paragrafen
binnen een tekstkader. Als een verschillende waarde vereist is voor het inspringen van een
paragraaf, dan moet deze paragraaf in een afzonderlijk tekstkader worden geplaatst.
Het venster Opties voor paragraafstijl kan worden geopend door TypeParagraafstijlen te
selecteren, of door Paragraafstijlen te selecteren in het InDesign-uitklapmenu. Definieer de
alineastijl zoals u zou doen voor elke alineastijl binnen InDesign.
138
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
CCoonnttoouurreenn mmaakkeenn
Gebruik de InDesign-optie Contouren maken om teksttekens automatisch om te zetten in inline
verankerde objecten. De teksttekens moeten statisch zijn, maar Variabele kleur, Xerox Speciale
inkt en Tekstpatrooninkt kunnen wel op de tekens worden toegepast.
Het venster met opties voor het maken van contouren kan worden geopend door Type Create
Outlines te selecteren (of door Create Outlines in het InDesign-uitklapmenu te selecteren).
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
139
VDE-ontwerpelementen
Voor deze functie gelden de volgende beperkingen:
Tekst in een tekstkader:
Met Contouren maken wordt een vast pad gemaakt rondom de tekens die momenteel
binnen een tekstkader worden weergegeven, het pad kan dus niet op variabele tekst
worden toegepast.
Contouren maken wordt ondersteund voor teksttekens met tekstpatronen, Xerox Speciale
inkt en variabele kleur. Xerox Speciale inkt moet worden toegepast nadat een tekstteken is
omgezet in een contour. Tekstpatronen en variabele kleur kunnen zowel voor als na het
omzetten van een teken in een contour worden toegepast.
Op alle tekens binnen een tekstkader moet Contouren maken worden toegepast. Een
combinatie van zowel niet-contour- als contourtekens wordt dus niet ondersteund.
Tekst op een pad:
Contouren maken wordt niet ondersteund voor variabele tekst of tekst met tekstpatronen,
Xerox Speciale inkt of variabele kleur voor open of gesloten paden.
Opmerking: Tekst die als gewone tekstobjecten (niet omgezet in contouren) wordt gebruikt,
biedt ondersteuning voor al het bovenstaande (en meer) en kan statische of variabele tekst
zijn. Daarom raden wij aan om tekst als contour (met de optie Contouren maken) alleen te
gebruiken als dit absoluut noodzakelijk is voor uw ontwerp en alleen als enkel object op de
pagina. Gebruik van tekst als gewone tekst biedt u meer flexibiliteit met gebruik van VDE.
140
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Blanco variabele tekstregels onderdrukken
Het venster met tekstaanpassingsopties bevat een optie waarmee u blanco variabele regels in een
tekstkader kunt onderdrukken. Deze optie is bedoeld voor naam-en-adres-blokken, waar sprake kan
zijn van blanco regels als adrestags of -velden leeg zijn. In het volgende voorbeeld is een tekstka-
der voor naam en adres gemaakt.
De tag of het veld Addr2 is gemarkeerd omdat dit een optionele tag of een optioneel veld in elk
adresblok is dat vaak leeg zal blijven.
Wanneer dat het geval is, kan er een blanco regel achterblijven in het naam-en-adres-blok. Met de
optie Blanco variabele regels onderdrukken in het venster met tekstaanpassingen kunt u blanco re-
gels die het gevolg zijn van ontbrekende variabelen onderdrukken.
Plaats de tekstcursor in het tekstkader, klik met de rechtermuisknop en selecteer de optie Tekst-
aanpassing . Schakel de optie Blanco variabele regels onderdrukken in.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
141
VDE-ontwerpelementen
Met deze eenvoudige techniek evalueert VDE de tags of velden waaruit het naam-en-adres-blok
wordt samengesteld en als alle tags of velden op een bepaalde regel leeg zijn, wordt die regel voor
het afdrukken onderdrukt. Zoals te zien is in het bovenstaande voorbeeld, kunnen op deze manier
adresblokken van zowel drie als vier regels worden afgedrukt zonder witregels.
Opmerking: Hoewel deze optie bedoeld is voor naam-en-adres-blokken, kan de optie Blanco
variabele regels onderdrukken worden gebruikt in elk tekstkader waar een variabele die uit
nul tekens bestaat zou resulteren in een ongewenste blanco regel. De variabele moet uit nul
tekens bestaan om dit te laten gebeuren. Als de variabele spaties bevat of een ander teken,
wordt deze niet beschouwd als bestaande uit nul tekens.
142
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Tabellen met variabele velden
Statische tabellen worden altijd al ondersteund in Adobe InDesign en kunnen worden gebruikt als
statische elementen in VDE. Met VDE versie 10.0 en nieuwer kunnen tekstvariabelen worden ge-
bruikt binnen tabellen.
In het bovenstaande voorbeeld is een tabel ingevoegd in het InDesign-document. De gemar-
keerde gebieden zijn variabelen afkomstig van tags of velden in het XML- of gegevensbestand of
een regel of transformatie. Op deze manier kunt u variabele tabellen genereren wanneer de gege-
vens in de kolommen kunnen wijzigen op basis van de variabele gegevens.
VDE ondersteunt slechts één variabele tabel in een kader. Basiskaderfuncties worden ondersteund.
Tabel- en tekstrotatie worden niet ondersteund. Als meerdere tabellen nodig zijn in een document,
moet elke tabel worden gedefinieerd in een eigen kader. Variabele tabellen blijven beperkt tot één
doorgetrokken lijn voor celranden. Kleuren voor openingen worden niet ondersteund. Ook diago-
nale lijnen en basislijnverschuivingen worden niet ondersteund. Tekst kan in een kader boven de
tabel worden geplaatst, maar tekst kan niet rond of onder een tabel omlopen; voor dit soort effect
kunt u het beste meerdere tekstkaders gebruiken.
Opmerking: Wanneer twee cellen die een zijde gemeen hebben verschillende lijnkleuren en/
of -diktes hebben, wordt alleen de lijn met de hoogste prioriteit getekend. Stel een hoge pri-
oriteit in voor een bepaalde cellijn door het selectievakje Overdrukken in te schakelen van
de cellijn die u wilt tekenen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
143
VDE-ontwerpelementen
Dynamische tekenstijlen
Met VDE kan de gebruiker op dynamische wijze tekenstijlen toepassen op tekst. Hiermee kunnen
verschillende tekenstijlen worden toegepast op hetzelfde tekstblok, gebaseerd op de evaluatie van
de stijlregel. Voor meer informatie raadpleegt u Regels .
Dynamische tekenstijlen zijn beperkt tot de volgende kenmerken:
Standaard tekenopmaak
Geavanceerde tekenopmaak
Tekenkleur
Opties voor onderstrepen
Dynamische tekenstijlen worden toegepast met behulp van de stijlregels, die worden ingesteld in
het venster van VDE voor regels. Raadpleeg Regels voor meer informatie over het definiëren van
een regel. Deze stappen moeten worden voltooid om de dynamische tekenstijlen te gebruiken:
Definieer de tekenstijlen met behulp van het InDesign-venster Tekenstijlen.
In het VDE-venster Regels creëert u een stijlregel met behulp van de eerder gedefinieerde te-
kenstijlen van InDesign.
Gebruik de opdracht Object invoegen om de stijlregel toe te passen op de tekstselectie.
SSttaannddaaaarrdd tteekkeennooppmmaaaakk
fontfamilie
Fontstijl
Grootte
Regelafstand
Spatiëring
Tracking
Letterkast
Positie
Onderstrepen
Ligaturen
144
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Geen onderbreking
Doorhalen
fontfamilie en -stijl moeten samen bij de stijl worden ingesteld. Stel beide tegelijkertijd in. Anders
is de fontinstelling van de stijl onvoorspelbaar.
GGeeaavvaanncceeeerrddee tteekkeennooppmmaaaakk
Horizontaal schalen
Verticaal schalen
Verschuiving basislijn
Schuintrekken
Taal
Horizontaal en Verticaal schalen moeten tezamen worden ingesteld met dezelfde waarde. Als er
verschillende waarden worden ingesteld, wordt een van deze waarden genegeerd.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
145
VDE-ontwerpelementen
TTeekkeennkklleeuurr
Momenteel wordt alleen het teken Vulkleur ondersteund. De instellingen van het teken Lijnkeur
worden genegeerd.
OOppttiieess vvoooorr oonnddeerrssttrreeppeenn
Alleen het in- of uitschakelen van Onderstrepen AAN wordt ondersteund.
De optie Type die wordt ondersteund is Effen.
146
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
De optie Kleur die wordt ondersteund is Zwart.
De ondersteunde opties voor Gewicht en Verschuiving zijn Auto.
DDyynnaammiisscchhee tteekkeennssttiijjlleenn ggeebbrruuiikkeenn
Dynamische tekenstijlen worden over het algemeen gebruikt om verschillen te markeren in een
waarde van een tag of gegevensveld. De volgende voorbeelden bevatten informatie die varieert
op basis van een gedefinieerde tekenstijl, die wordt beheerd door een stijlregel:
Naam van een klant of een couponbedrag markeren door verschillende tekstkenmerken toe te
passen.
Waarden in een financieel rapport markeren met zwart voor positieve en rood voor negatieve
waarden.
Een klantselectie markeren met behulp van verschillende fonts, fontgroottes of kleuren.
Opmerking: Als u een tekenstijl instelt met fontinstellingen, dan moeten de fontfamilie en
de fontstijl altijd als een paar worden ingesteld: de ene kan niet zonder de andere worden
ingesteld.
HHeett bbeellaanngg vvaann eeeenn ssttaannddaaaarrdd tteekkeennssttiijjll
We raden u aan een standaard tekenstijl te definiëren, zodat de standaard tekstkenmerken van
InDesign niet worden geactiveerd als een stijlregel onjuist blijkt te zijn. De standaard tekenstijl
kan worden ingesteld als de dynamische stijl die is geselecteerd indien geen van de stijlregeltests
juist blijken te zijn. U kunt ook de ingebouwde optie Geen tekenstijl gebruiken om een eerder
gedefinieerde dynamische stijl uit te schakelen.
Voorbeeld
In de bovenstaande teksttekenreeksen is een stijlregel toegepast op de variabele Auto. Als in de
tag of het veld Auto Ford wordt vermeld, wordt een stijl met kenmerken van een 24-punts Times
New Roman Bold Red toegepast. Als in de tag of het veld Auto Honda wordt vermeld, wordt een
stijl met kenmerken van een 24-punts Times New Roman Bold Green toegepast. Er is echter geen
tekenstijl gedefinieerd voor een autowaarde gelijk aan MGB, dus er wordt geen stijl toegewezen.
Als er geen stijl wordt toegewezen, gebruikt InDesign de standaard InDesign-fontkenmerken. In
dit voorbeeld is dat Arial 18. Om deze mogelijke fout te voorkomen, maakt u een standaardstijl. In
dit geval definieert u een stijl met de kenmerken ingesteld op 24-punts Times Roman Bold Black,
die u toepast als de standaardstijl in de stijlregel. Voor de tekst MGB die wordt afgedrukt, worden
de standaard stijlkenmerken gebruikt, zodat de ‘look and feel’ van het tekstblok wordt behouden.
SSttaattiisscchhee eenn ddyynnaammiisscchhee tteekkssttssttiijjlleenn mmeennggeenn
Statische en dynamische tekststijlen kunnen samen binnen een tekstkader worden gebruikt, mits
ze niet worden toegepast op dezelfde teksttekenreeks. Bijvoorbeeld:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
147
VDE-ontwerpelementen
In de bovenstaande tekst is aan de blauwe tekst een statische stijl toegewezen van Times Roman
Bold Blue. Aan de kleurvariabele is een dynamische stijl toegewezen die is gebaseerd op de
waarde van de kleur (Times Roman Bold Brown). Zodra de benodigde stijlen en stijlregels zijn
gedefinieerd, wordt dit effect toegepast door:
De tekst "Pa's wijze" te markeren en de blauwe stijl toe te passen met behulp van het menu
Tekenstijl van InDesign.
De kleurvariabele te markeren en de stijlregel toe te wijzen die de dynamische tekststijl
beheert.
De rest van de tekst te markeren, beginnend met het woord "lynx", en een stijl toe te wijzen
met behulp van het venster Tekenstijl van InDesign.
VVoooorrbbeeeelldd
In het onderstaande voorbeeld bevat het gebruikte gegevensbestand XML-tags of
gegevensvelden met de naam Geslacht, Naam en Bedrag. De gedefinieerde stijlen zorgen dat de
naam wordt afgedrukt in blauw als de tag of het veld Geslacht als inhoud Mannelijk heeft, en in
roze als de tag of het veld Geslacht als inhoud Vrouwelijk heeft. Het Bedrag wordt afgedrukt in
rode vetgedrukte getallen als de waarde negatief is, en in zwart als de waarde positief is.
De afgedrukte eindversie van het tekstblok voor twee gegevenssets kan er dan zo uitzien:
Volg de onderstaande stappen op om de eindversie van dit voorbeeld te maken.
Stap 1: maak tekenstijlen
Deze vier tekenstijlen zijn gemaakt in InDesign:
CS1, ingesteld op de kleur Blauw met Arial 14 als font.
CS2, ingesteld op de kleur Roze met Arial 14 als font.
CS3, ingesteld op de kleur Rood met Arial 14 als font, Vet.
CS4, wordt gebruikt als standaardstijl en is ingesteld op zwart, Arial 14.
Stap 2: maak regels voor tekenstijlen
Voor dit voorbeeld zijn twee stijlregels vereist. De eerste stijlregel beheert de dynamische stijl die
wordt toegepast op de tag of het veld Naam, gebaseerd op een test van de tag of het veld
Geslacht. De tweede regel test de tag of het veld Bedrag en gebruikt een tekststijl van Vet Rood
(CS3) of de zwarte standaardtekststijl (CS4). Zodra de stijlregels zijn gedefinieerd, verschijnen ze
in de lijst Gegevensobjecten van VDE onder de sectie Regels.
De AmountStyleRule, hieronder weergegeven, wordt als volgt gedefinieerd:
148
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Regelnaam Wordt door de gebruiker gedefinieerd. In dit voorbeeld is de naam van
de regel AmountStyleRule.
Regeltype In dit voorbeeld is het regeltype ingesteld op Stijl .
Standaardwaarde Dit is de standaardstijl die wordt gebruikt als alle andere invoeritems
worden beoordeeld als onwaar. Deze is ingesteld op CS4 .
Waarde Deze is ingesteld op de CS3-stijl.
De logische test is ingesteld op Wanneer aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan .
Bedrag Dit is de tag of het gegevensveld dat wordt getest met behulp van
deze opties:
[#] is kleiner dan de vergelijkende operator
0 het aantal waarmee het "bedrag" wordt vergeleken
De AmountStyleRule kan derhalve als volgt worden samengevat: Als de waarde in de tag of het
gegevensveld Bedrag minder is dan nul, wordt de stijl CS3 (vet rood) gebruikt. Anders wordt de
stijl CS4 gebruikt, standaard Arial 20 zwart.
De GenderStyleRule wordt hieronder weergegeven:
De GenderStyleRule werkt op dezelfde wijze als de AmountStyleRule. De regel kan derhalve als
volgt worden samengevat: Gebruik de CS1-stijl wanneer de tag of het veld Geslacht gelijk is aan
Mannelijk, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Pas in
alle andere gevallen de stijl CS2 toe.
Stap 3: de regels toepassen
Klik met de rechtermuisknop op de gewenste Regel in de lijst met gegevensobjecten en kies
vervolgens Object invoegen:... uit het snelmenu om de stijlregel op de geselecteerde tekst toe te
passen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
149
VDE-ontwerpelementen
150
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Grafische afbeeldingen
Grafische elementen in een variabel document kunnen statisch of variabel zijn. Statische grafische
elementen blijven altijd hetzelfde. Variabele grafische elementen zijn gegevensgestuurd en varië-
ren afhankelijk van de informatie die in de gegevensbestanden van het bijbehorende ontwerp zijn
opgenomen.
Opmerking: VDE ondersteunt de optie Afgerond voor hoeken in het venster Hoekopties van
InDesign. Selecteer Object Hoekopties... voor toegang tot het venster Hoekopties.
SSttaattiisscchhee ggrraaffiisscchhee aaffbbeeeellddiinnggeenn
Net als statische tekst, worden statische grafische afbeeldingen niet door gegevens gestuurd.
Statische grafische afbeeldingen worden in documenten ingevoegd met gebruik van standaard
grafische gereedschappen en besturingselementen van InDesign. Een statische grafische
afbeelding kan een willekeurige door InDesign ondersteunde indeling hebben.
Opmerking: Een statische grafische afbeelding, bijvoorbeeld een logo, die op een laag
wordt geplaatst die voorwaardelijk kan worden aangeroepen, wordt nog steeds als statische
grafische afbeelding beschouwd.
VVaarriiaabbeellee bbeeeellddeenn
Variabele beelden veranderen op basis van informatie die in de gegevensbestanden en regels van
het bijbehorende ontwerp zijn opgenomen.
Grafische bestandsindeling
Variabele beeldbestanden moeten een grafische indeling hebben die door VI Compose wordt
ondersteund (TIFF, JPEG, EPS of PS).
Schalen en rotatie
Aangezien schalen en rotatie van invloed kunnen zijn op de afdrukprestaties, wordt aanbevolen
dat grafische afbeeldingen dezelfde grootte en afdrukstand hebben als die in de toepassing
wordt gebruikt.
Opties voor aanpassing
Aanbevolen wordt om de afbeelding en het overeenkomstige kader voor de afbeelding dat in
de toepassing wordt gebruikt van dezelfde afmetingen te maken. (Een afbeelding van 50 x 50
pixels moet in een kader van 50 x 50 pixels worden geplaatst.) Ook al is het gebruik van
aanpasopties toegestaan, het gebruik ervan kan extra verwerkingstijd en een minder efficiënt
afdrukbestand als gevolg hebben.
SSttaannddaaaarrdd vvaarriiaabbeellee bbeeeellddeenn iinnvvooeeggeenn
De volgende stappen maken deel uit van een methode die wordt gebruikt om een ondersteunde
grafische afbeelding in een grafisch kader te plaatsen, zonder dat er aanpassingen hoeven te
worden gedaan om het beeld aan het kader aan te passen.
Maak een vak voor de grafische afbeelding met een InDesign-gereedschap of gebruik een
grafisch vak.
Zorg dat de juiste grafische aanpasoptie is geselecteerd wanneer u een nieuw vak voor
grafische afbeeldingen maakt. Klik met de rechtermuisknop op het kader en selecteer
Aanpassen Kaderaanpassingsopties in het pop-upmenu. Selecteer vervolgens een van de
volgende aanpassingsopties. Raadpleeg Afbeelding aanpassen aan kader voor meer
informatie:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
151
VDE-ontwerpelementen
Geen
Inhoud aan kader aanpassen
Inhoud proportioneel aanpassen
Kader proportioneel vullen
Klik met de rechtermuisknop op het kader en selecteer vervolgens Inhoud Grafische
afbeelding om aan te geven dat het kader voor een grafische afbeelding bedoeld is.
Pas het formaat van het grafische kader aan, zodat het kader dezelfde afmetingen krijgt als
het in te voegen beeld.
Zorg dat het object waarnaar wordt verwezen een geldige naam heeft voor een grafische
afbeelding, bijvoorbeeld myfile.jpg. Het bestand moet zich in de huidige map met middelen
bevinden. Het gegevenstype voor dat object in VDE moet zijn ingesteld op Grafische
afbeelding.
Markeer het object met de referentie naar het beeldbestand en dubbelklik op het object of
selecteer de knop Gegevensobject invoegen om het beeld in het document in te voegen. Als
het selectievakje Gebruikersgegevens weergeven niet is ingeschakeld, verschijnt de naam
van het variabele beeldobject en niet de naam van het beeldbestand. Naarmate de records
veranderen, verandert de naam van de afbeelding of het bestand ook. Hierbij wordt ervan
uitgegaan dat het beeldbestand waarnaar wordt verwezen, in elk record verandert.
EEeenn bbeeeelldd vveerrwwiijjddeerreenn
Om een variabel beeld uit een grafisch kader te verwijderen, moet u het kader dat gekoppeld is
aan de grafische afbeelding selecteren en met de rechtermuisknop op het overeenkomstige
grafische object in de VDE-lijst klikken en de menuopdracht Grafisch object van kader
losmaken selecteren.
AAffbbeeeellddiinngg aaaannppaasssseenn aaaann kkaaddeerr
Bij het plaatsen van een variabele grafische afbeelding in een grafisch kader voorziet InDesign in
vele opties die invloed uitoefenen op de 'look and feel' van die grafische afbeelding. Zo kunt u
bijvoorbeeld het formaat van de afbeelding aanpassen, zodat deze in het kader past, of u kunt het
kader aanpassen, zodat dit om de grafische afbeelding past. VDE ondersteunt echter momenteel
nog niet alle InDesign-menuopties. Als u niet de juiste methode kiest, kan het zijn dat de wijziging
op het InDesign-scherm wordt weergegeven, maar dat tijdens het exporteren niet de juiste VIPP
®
Pro-code wordt gegenereerd. Het is waarschijnlijk zelfs zo, dat wanneer u door de records bladert
met de VDE-recordteller, de standaardinstellingen van InDesign worden hersteld.
Let op: Op dit moment zijn opties die via het venster Aanpassingsopties voor kader worden
toegepast, de enige kaderaanpassingopties die worden behouden nadat een variabel beeld
is gewijzigd. (Deze kunnen worden toegepast voor of nadat een grafisch afbeeldingsobject
aan het kader is gekoppeld.) Als u een variabel beeld in het kader plaatst en u een
aanpasoptie kiest in het menu dat wordt weergegeven door met de rechtermuisknop te
klikken (in plaats van het venster Formaat aanpassen), blijven de opties niet behouden. Op
een soortgelijke manier blijven de opties ook niet behouden als u na het invoegen van een
beeld gebruik maakt van het witte pijl-gereedschap om het beeld te verplaatsen of
anderszins te wijzigen binnen het kader, en het beeld wordt bijgewerkt.
Als u beelden wilt aanpassen zodat ze in een kader passen, moet u de volgende methode
gebruiken:
152
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
1. Klik met de rechtermuisknop op het kader voor de grafische afbeelding en markeer de optie
Aanpassen in het pop-upmenu.
2. Selecteer Opties voor aanpassen aan kader.... Met de andere opties verkrijgt u niet de
verwachte resultaten wanneer u de opdracht exporteert naar een VPC. Het venster Opties
voor aanpassen aan kader verschijnt.
3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Aanpassen een van de volgende opties:
Geen
Inhoud aan kader aanpassen
Inhoud proportioneel aanpassen
Kader proportioneel vullen
Opmerking: De waarden voor Bijsnijden moeten allemaal op nul (0) worden gezet.
4. Als u de gewenste selecties hebt gemaakt, klikt u op OK om op te slaan of op Annuleren om
het venster af te sluiten zonder op te slaan.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
153
VDE-ontwerpelementen
Streepjescodes
Hier worden de algemene stappen beschreven voor het invoegen van een streepjescode in het
ontwerp:
Maak een vak voor de grafische afbeelding met het InDesign-gereedschap, of gebruik een gra-
fisch vak. Het vak moet ongeveer de grootte van de afgedrukte streepjescode hebben en moet
ongeveer op de plaats staan waar de streepjescode moet komen.
Klik met de rechtermuisknop op het kader en selecteer vervolgens VDE-streepjescodeopties.
Instellingen van het venster voor streepjescodes
Bij het aanmaken van een streepjescode in VI Design Express, moet u altijd controleren of
de instellingen van het venster als volgt zijn geconfigureerd:
Inhoud passend maken
moet zijn ingesteld op geen
Uitsnijdingswaarden
moeten zijn ingesteld op 0 (nul)
Streepjescodes kunnen alleen worden gebruikt als de optie voor kaderaanpassing is ingesteld
op Geen. Voor meer informatie raadpleegt u Een afbeelding aanpassen aan een kader.
De volgende opties worden NIET ondersteund:
Inhoud aan kader aanpassen
Inhoud proportioneel aanpassen
Kader proportioneel vullen
Kies het type streepjescode uit de vervolgkeuzelijst. In de lijst vindt u de volgende onder-
steunde typen streepjescodes:
Aztec
Gegevensmatrix
EAN-5
EAN-8
EAN-13
GS1 Databar
MaxiCode
PDF417
QR Code
UPC-A
UPC-E
USPS 4-State Customer Barcode (IMB)
Code 128
Code 39
EAN 128
EAN (8-digit)
EAN (13-digit)
154
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Interleaved 2 of 5
PostJPN
PostNet
UPC (Version A)
Voer de juiste parameters in bij de velden van het venster dat verschijnt. Raadpleeg voor speci-
fieke informatie over een van de streepjescodes die hier worden vermeld, de specificaties van
de bewuste streepjescode die verkrijgbaar zijn bij klanten of via het internet.
Opmerking: Streepjescodes kunnen niet dynamisch worden gemaakt in InDesign, en daar-
om verschijnt een plaatsaanduiding op het scherm. De grootte van de plaatsaanduiding
komt niet altijd precies overeen met de grootte of de plaats van de gedrukte streepjescode.
Het resultaat moet dan ook altijd eerst worden gecontroleerd door het VPC-bestand te be-
kijken of door een testafdruk op een VIPP
®
Pro-printer te maken.
Als een type streepjescode is geselecteerd in het venster VDE-streepjescodeopties, wordt het ven-
ster geconfigureerd om de velden weer te geven die nodig zijn om de streepjescode in te voegen.
Hieronder vindt u een beschrijving van de vensters en de velden. Voor gedetailleerde informatie
over de streepjescodes die hier worden besproken, raadpleegt u de betreffende streepjescode-op-
dracht in de VIPP
®
Language Reference Manual (referentiehandleiding over de VIPP-taal).
Opmerking: Raadpleeg de specificaties van de specifieke streepjescode voor informatie
over de invoer die is toegestaan is in de volgende streepjescode-vensters. Deze informatie is
niet opgenomen in dit document, maar kan online worden opgezocht door naar de streep-
jescodespecificaties te zoeken.
WAARSCHUWING: Zorg dat de gegevens die voor de streepjescode worden geselecteerd,
geldig zijn voor de betreffende streepjescode-optie, op basis van de specificaties van de
streepjescode. VI Design Express en VI Compose controleren geen streepjescodegegevens.
Streepjescodes die worden gegenereerd met onjuiste gegevens conform de specificatie van
de streepjescode kunnen niet worden gescand.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
155
VDE-ontwerpelementen
AAzztteecc
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die
wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Schaal (%)
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
In breedte aanpassen
Voer de breedte van de gewenste streepjescode in. VDE past automatisch de streepjescode
aan die breedte aan, verticaal en horizontaal.
Foutniveau
De standaard is 23. Het bereik van waarden ligt tussen 0 en 99. Naarmate de waarde
toeneemt, nemen de gegevenscapaciteit en de kans op een decodeerfout af.
Minimum aantal lagen
Waarden tussen 1 en 32 worden geaccepteerd. De standaardwaarde is 23.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
156
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
GGeeggeevveennssmmaattrriixx
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die
wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Gegevens coderen als
Selecteer ASCII, Base 256, C40, C40+, Text of Text+.
Waarbij:
C40 Is geoptimaliseerd voor cijfers, hoofdletters en spaties.
C40+ Is geoptimaliseerd voor cijfers, hoofdletters en spaties met compressie van
getallenreeksen groter dan 13 cijfers.
Tekst Is geoptimaliseerd voor cijfers, letters en spaties.
Tekst+ Is geoptimaliseerd voor cijfers, letters en spaties met compressie van
getallenreeksen groter dan 13 cijfers.
Schaal (%)
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
Vorm
Selecteer Vierkant of Rechthoek.
Minimale afmeting van het symbool
Minimumafmetingen van het gegevensmatrixsymbool.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
157
VDE-ontwerpelementen
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
EEAANN --55
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die
wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
Voor de mens leesbare cijfers afdrukken
Schakel dit selectievakje in wanneer er voor de mens leesbare cijfers nodig zijn. De volgende
opties zijn beschikbaar:
Fontfamilie
Selecteer een fontfamilie, Arial, Courier New of Times New Roman.
Fontstijl
Kies Normaal of Vet.
Fontgrootte
Selecteer de fontgrootte die u in uw toepassing wilt gebruiken.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
158
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
standaardinstelling is zwart.
EEAANN --88
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die
wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
Voor de mens leesbare cijfers afdrukken
Schakel dit selectievakje in wanneer er voor de mens leesbare cijfers nodig zijn. De volgende
opties zijn beschikbaar:
Fontfamilie
Selecteer een fontfamilie, Arial, Courier New of Times New Roman.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
159
VDE-ontwerpelementen
Fontstijl
Kies Normaal of Vet.
Fontgrootte
Selecteer de fontgrootte die u in uw toepassing wilt gebruiken.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
EEAANN --1133
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die
wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
160
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Voor de mens leesbare cijfers afdrukken
Schakel dit selectievakje in wanneer er voor de mens leesbare cijfers nodig zijn. De volgende
opties zijn beschikbaar:
Fontfamilie
Selecteer een fontfamilie, Arial, Courier New of Times New Roman.
Fontstijl
Kies Normaal of Vet.
Fontgrootte
Selecteer de fontgrootte die u in uw toepassing wilt gebruiken.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
GGSS11 DDaattaabbaarr
GS1 Databarsoort
Selecteer een van de volgende GS1 Databarsoorten uit de vervolgkeuzelijst:
Omnidirectioneel
Afgekort
Gestapeld
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
161
VDE-ontwerpelementen
Omnidirectioneel gestapeld
Beperkt
Uitgebreid
Uitgebreid gestapeld
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die wordt
gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Segmenten per rij
Voer hier gegevens in voor het specificeren van het aantal segmenten dat per rij wordt gecodeerd.
Raadpleeg de ISO-specificatie van GS1 Databar voor meer informatie.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind. De
standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is geplaatst
binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen van het
kader vallen.
Voor de mens leesbare cijfers afdrukken
Schakel dit selectievakje in wanneer er voor de mens leesbare cijfers nodig zijn. De volgende opties
zijn beschikbaar:
fontfamilie
Selecteer een fontfamilie, Arial, Courier New of Times New Roman.
Fontstijl
Kies Normaal of Vet.
Fontgrootte
Selecteer de fontgrootte die u in uw toepassing wilt gebruiken.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
162
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
MMaaxxiiCCooddee
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die wordt
gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Modus
Selecteer een van de volgende modi uit de vervolgkeuzelijst:
2 Numerieke postcodes
3 Alfanumerieke postcodes
4 Standaard foutcorrectie
5 Verbeterde foutcorrectie
6 Programmering streepjescodelezer
Schaal (%)
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind. De
standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is geplaatst
binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen van het
kader vallen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
163
VDE-ontwerpelementen
In breedte aanpassen
Voer de breedte van de gewenste streepjescode in. VDE past automatisch de streepjescode aan
die breedte aan, verticaal en horizontaal.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
PPDDFF441177
Invoergegevens:
Veld 1
Selecteer het type invoergegevens, Tekstgegevens, Bytegegevens, Bytegegevens -
hexadecimaal of Numerieke gegevens.
Veld 2
Voer gegevens in of selecteer een tag, veld of transformatieregel in de vervolgkeuzelijst, die
wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks samen te voegen.
Standaardafmetingen gebruiken
Schakel deze knop in om standaardwaarden te gebruiken.
Rijen aangeven
Schakel deze knop in om het aantal rijen voor de streepjescode op te geven.
Kolommen aangeven
164
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Schakel deze knop in om het aantal kolommen voor de streepjescode op te geven.
Hoogte-breedteverhouding aangeven
Schakel deze knop in om zowel het aantal rijen al het aantal kolommen voor de streepjescode op
te geven.
Streepjescode afkorten
Schakel deze optie in om een PDF417 2D-streepjescode te genereren.
Schaal (%)
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind. De
standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is geplaatst
binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen van het
kader vallen.
In breedte aanpassen
Voer de breedte van de gewenste streepjescode in. VDE past automatisch de streepjescode aan
die breedte aan, verticaal en horizontaal.
Foutniveau
Kies een waarde tussen 0 en 8. Foutcorrectieniveaus bepalen de hoeveelheid schade en
foutcorrectie die de PDF417-streepjescode kan verdragen zonder verlies van gegevens. We raden
een minimumniveau van 2 aan, en houd rekening met de hoeveelheid gegevens en de grootte
van de streepjescode bij de selectie van het juiste foutniveau. Hoe groter de hoeveelheid
gegevens en de lengte van de streepjescode, hoe hoger dit niveau moet zijn.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
QQRR CCooddee
VDE ondersteunt een subset van de volledige QR Code-specificatie. De beschikbare opties worden
hieronder weergegeven. VDE geeft een plaatsaanduiding weer voor de QR-streepjescode in het
document. Wanneer het document wordt afgedrukt op een VIPP
®
Pro-ondersteund apparaat,
wordt de plaatsaanduiding vervangen door een afbeelding van de QR Code-streepjescode. Er zijn
geen coderings- of speciale fonts vereist.
URL's, SMS, GEO-coördinaten, contactgegevens, tekst, enz. zijn voorbeelden van informatie die
kan worden opgenomen in een QR-streepjescode. Voor meer informatie over hoe u deze opties
kunt opnemen in een QR Code, raadpleegt u de specificaties voor QR code die op het web
beschikbaar zijn.
Opmerking: VDE biedt geen ondersteuning voor Kanji, gemengde gegevensmodi of tekens
die uit meer dan 1 byte bestaan. Als deze ondersteuning nodig is, moet VI Design Pro
worden gebruikt als ondersteuning hiervoor is ingeschakeld.
De opties van QR Code worden weergegeven in het venster Opties streepjescode van VDE.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
165
VDE-ontwerpelementen
Invoergegevens
Tekstgegevens
Selecteer Tekstgegevens voor alfanumerieke compressiemodus. Dit maakt het gebruik van
alfanumerieke teksttekenreeksen mogelijk, ofwel ingevoerd via het toetsenbord ofwel als een
gegevensobject die is geselecteerd in de lijst met gegevensobjecten. Voor de gegevens kunt u
alleen van de volgende 45 tekens gebruik maken: 0–9, A-Z, %,$,&, +, -, , /, :, en de spatie.
Bytegegevens
Selecteer de modus Bytegegevens voor bytecompressie voor het coderen van de tekenset 8-
bit Latin. Dit is de standaardoptie. Selecteer deze wanneer u niet zeker weet welke optie u
moet kiezen.
Bytegegevens - hexadecimaal
Hexadecimale bytegegevens kunnen worden gebruikt om gegevens door te geven die
besturingstekens bevatten die anders zouden worden geconverteerd of getransformeerd.
Numerieke gegevens
Selecteer Modus Numerieke gegevens voor numerieke compressie. In de numerieke
compressiemodus zijn alleen de tekens 0 - 9 geldig.
166
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Website-adres (URL)
De invoerreeks moet een URL-koppeling naar een website zijn, die in de QR Code-streepjescode
wordt ingesloten. Wanneer de streepjescode met een geschikte QR Code-lezer en -scanner
wordt gescand, krijgt de toepassing een signaal van de streepjescode om een webbrowser te
openen met de opgegeven koppeling naar de website. De optie URL-tag toevoegen kan
worden gebruikt als de QR Code-lezer een initiële URL-tag nodig heeft voor de URL-koppeling
naar de website die in de QR Code-streepjescode is ingesloten.
Voer de URL in of plaats de informatie in een tag, gegevensveld, regel of
gegevenstransformatie.
Geocoördinaten
In dit venster kan de gebruiker een QR Code maken met ingesloten geo-coördinaten. De
verwachte invoerparameters zijn Breedtegraad en Lengtegraad in decimale graden, die in de
QR Code-streepjescode worden ingesloten. Wanneer de streepjescode met een geschikte QR
Code-lezer/scanner wordt gescand, krijgt de toepassing een signaal om een kaartfunctie te
openen met de opgegeven GPS-coördinaten.
De waarden voor breedtegraad en lengtegraad kunnen worden getypt of kunnen variabelen
zijn die worden geselecteerd uit uw gegevensbestand (of Regels en Gegevenstransformaties).
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
167
VDE-ontwerpelementen
Breedte is een positief of negatief decimaal getal
Lengte is een positief of negatief decimaal getal
Neem bijvoorbeeld het volgende adres:
Xerox Corporation
701 S. Aviation Blvd
El Segundo, CA 90245, VS
De breedtegraad en lengtegraad zijn:
Breedte: 33,9046405
Lengte: -118,3787178
TIP
Gebruik Google Maps of een andere kaartsoftware voor de juiste breedte- en lengtegraad in
decimale graden voor de geografische locatie die u wilt vastleggen.
Contactgegevens
Deze functie biedt ondersteuning voor de specificaties van VCard 2.1 en 3.0 voor het maken
van een QR Code-streepjescode met daarin contactinformatie die rechtstreeks kan worden
opgeslagen in de lijst met contactpersonen op een mobiele telefoon, als de streepjescode met
een geschikte QR Code-lezer en -scanner wordt gescand.
De beschikbare velden voor gegevensinvoer worden hieronder vermeld:
Voorvoegsel naam Dhr., Mevr., Mej., Dr., etc.
Voornaam Veld met verplichte invoer
Tweede voornaam/initialen Tweede voornaam of initiaal
Achternaam Veld met verplichte invoer
Achtervoegsel naam Jr., Sr., Ph.D. etc.
Functieomschrijving
Bedrijf/organisatie
Eenheid/divisie/afdeling
Website-adres Voer een volledige URL-koppeling in. Bijvoorbeeld: http://
www.xerox.com.
168
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Adresregel 1
Adresregel 2
Post bus
Stad/plaats
Staat/provincie/regio
Postcode
Land
Telefoon - werk
Telefoon privé
Mobiele telefoon
Fax Voor internationale telefoonnummers wordt de volgende
notatie aangeraden: + landcode (netnummer)
abonneenummer, bijvoorbeeld: +1 (310) 555-1234
E-mailadres
Schaal (%)
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind. De
standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de
resulterende streepjescode groter dan het grafische kader waarin deze is geplaatst binnen het
document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen van het kader vallen.
De standaard schaalwaarde is 100%.
Opmerking: VDE plaatst een plaatsaanduiding op de pagina; de optie Schaal heeft hier
geen invloed op. De enige manier om een rendering van de QR Code-streepjescode op de
pagina te zien is door de toepassing te exporteren naar een VI Project Container en deze af
te drukken op een voor VIPP
®
Pro-geschikte printer.
In breedte aanpassen
Voer de breedte van de gewenste streepjescode in. VDE past de streepjescode automatisch aan
deze breedte aan, verticaal en horizontaal.
QR Code versie
Versie QR Code is optioneel. Wanneer het bewerkingsvak leeg is, wordt de Versie QR Code niet
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
169
VDE-ontwerpelementen
gebruikt.
Er is een verband tussen de Versie QR Code en de grootte van een streepjescode. Wanneer het
bewerkingsvak leeg is, wordt de versie automatisch vastgesteld, d.w.z. de streepjescode wordt zo
klein mogelijk gemaakt op basis van de hoeveelheid te coderen gegevens en het
foutcorrectieniveau. Xerox raadt aan dat u het bewerkingsvak leeg laat. Er kan een versie worden
opgegeven om een vaste grootte voor de streepjescode te specificeren. Dit moet echter alleen
gedaan worden wanneer de grootte van de streepjescode bekend is en hierbij wordt altijd
rekening gehouden met de gegevens en het foutcorrectieniveau.
Foutcorrectieniveau
Foutcorrectie verwijst naar het niveau van foutcontrole dat toegepast wordt bij het QR Code-
coderingsalgoritme. Raadpleeg de ISO-specificatie van de QR Code voor aanvullende informatie
over Foutcorrectieniveau. Beschikbare foutcorrectieniveaus zijn:
Niveau L
Niveau M
Niveau Q
Niveau H
Er is een verband tussen het foutcorrectieniveau en de mogelijkheid tot herstel van gegevens van
een beschadigde streepjescode. Foutcorrectieniveau L biedt het kleinste aantal
herstelmogelijkheden en foutcorrectieniveau H het grootste aantal. Er is ook een verband tussen
het foutcorrectieniveau en de grootte van de streepjescode. Niveau H biedt een grotere
mogelijkheid voor het herstel van beschadigde gegevens, maar genereert ook een grotere
streepjescode. Xerox raadt aan foutcorrectieniveau M te gebruiken, tenzij de gedrukte
streepjescodes waarschijnlijk beschadigd zijn.
Maskerpatroon
Het maskerpatroon verwijst naar de instelling die 1 -8 tekens bevat en die aangeeft welke QR
Code-maskers door het coderingsprogramma zijn gebruikt om te kunnen nagaan of de
geproduceerde streepjescode leesbaar is. In geval van twijfel laat u de standaardoptie 1
geselecteerd.
Er zijn acht verschillende maskerpatronen die gebruikt kunnen worden om een streepjescode te
genereren. Xerox raadt aan dat u maskerpatroon 1 gebruikt, hoewel is vastgesteld dat bij elk van
de acht patronen goede streepjescodes werden geproduceerd. Als er om een bepaalde reden een
probleem is met de leesbaarheid van een streepjescode, voert u meer dan een maskerpatroon in.
Het gunstigste maskerpatroon zal worden gebruikt om de streepjescode te maken.
Opmerking: Er bestaat een verband tussen het aantal maskerpatronen en de prestaties.
Hoe groter het aantal maskerpatronen, hoe langer het duurt om een streepjescode te
maken.
Snelkoppelingen inschakelen
De optie Snelkoppelingen inschakelen moet altijd worden geselecteerd en ingeschakeld, tenzij er
een probleem is met de betrouwbaarheid van de streepjescodes. Wanneer deze optie is
geselecteerd, wordt het aantal tests voor het analyseren van de leesbaarheid van een
streepjescode beperkt.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
170
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
UUSSPPSS 44--SSttaattee CCuussttoommeerr BBaarrccooddee ((IIMMBB))
Trackinggegevens
Voer gegevens in of selecteer een databaseveld, XML-tag of transformatieregel in de
vervolgkeuzelijst, die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen.
Trackinggegevens zijn de tekenreeksen van 20 cijfers met trackinggegevens die uit de volgende
subvelden bestaan:
Streepjescode-identificatie van 2 cijfers. Het tweede cijfer moet een getal uit de reeks 0 tot en
met 4 zijn.
Identificatie van servicetype van 3 cijfers.
Identificatie van de mailer van 6 cijfers.
Serienummer van 9 cijfers.
Deze tekenreeks mag spaties bevatten om tegemoet te komen aan de behoefte van een door
mensen leesbare vorm die soms vereist is voor de 4-statenstreepjescode en om de leesbaarheid te
verbeteren.
Dit kan worden ingevoerd als tekst of door een enkel gegevensveld te selecteren in de lijst met
gegevensobjecten. Over het algemeen wordt een gegevenstransformatie gecreëerd om alle
verplichte gegevens aan een nieuw gegevensobject te plakken, dat is geselecteerd uit de lijst met
gegevensobjecten.
Routingcode
Voer gegevens in of selecteer een databaseveld, XML-tag of transformatieregel in de
vervolgkeuzelijst, die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren.
De routingcode is de postcode van het bezorgadres. Deze kan in een van de 4 door USPS
geaccepteerde vormen zijn:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
171
VDE-ontwerpelementen
( ) Een tekenreeks die uit nul tekens bestaat of een nul-
tekenreeks voor een ontbrekende postcode.
(12345) Een postcode van 5 cijfers
(12345-6789) Een postcode+4 van 9 cijfers
(12345-6789 01) Een postcode+4 van elf cijfers + DPC van 2 cijfers
Deze tekenreeks mag spaties bevatten om tegemoet te komen aan de door mensen leesbare
vorm die soms voor de 4-statenstreepjescode wordt vereist, of streepjes (-) om de leesbaarheid te
verbeteren.
Als de routingcodegegevens niet beschikbaar zijn in een enkel gegevensobject, dan kan een
nieuwe gegevenstransformatie worden gecreëerd om de gegevens toe te voegen aan een nieuw
gegevensobject dat kan worden geselecteerd uit de lijst met gegevensobjecten.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
UUPPCC--AA
Voor deze optie hoeft er geen printerfont op de doelprinter te zijn geïnstalleerd. VIPP
®
tekent de
streepjescode tijdens de verwerking met behulp van de ingevoerde gegevens.
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een databaseveld, XML-tag of transformatieregel in de
vervolgkeuzelijst, die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
172
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
wordt ingevoegd in de UPC-A-streepjescode moet11 numerieke tekens bevatten.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind. De
standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is geplaatst
binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen van het
kader vallen.
Voor de mens leesbare cijfers afdrukken
Schakel dit selectievakje in om voor de mens leesbare cijfers af te drukken onder de streepjescode.
Als deze optie is ingeschakeld, kunt u de volgende waarden instellen bij voor de mens leesbare
cijfers:
fontfamilie
Selecteer een font uit de vervolgkeuzelijst met beschikbare fonts.
Fontstijl
Kies de fontstijl: Normaal of Vet.
Fontgrootte
Kies de grootte van de cijfers die moeten worden afgedrukt.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
173
VDE-ontwerpelementen
UUPPCC--EE
Voor deze optie hoeft er geen printerfont op de doelprinter te zijn geïnstalleerd. VIPP
®
tekent de
streepjescode tijdens de verwerking met behulp van de ingevoerde gegevens.
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een databaseveld, XML-tag of transformatieregel in de
vervolgkeuzelijst, die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
wordt ingevoegd in de UPC-A-streepjescode bevat 7 numerieke tekens.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind. De
standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is geplaatst
binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen van het
kader vallen.
Voor de mens leesbare cijfers afdrukken
Schakel dit selectievakje in om voor de mens leesbare cijfers af te drukken onder de streepjescode.
Als deze optie is ingeschakeld, kunt u de volgende waarden instellen bij voor de mens leesbare
cijfers:
fontfamilie
Selecteer een font uit de vervolgkeuzelijst met beschikbare fonts.
174
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Fontstijl
Kies de fontstijl: Normaal of Vet.
Fontgrootte
Kies de grootte van de cijfers die moeten worden afgedrukt.
Kleur
Selecteer een kleur voor de streepjescode in het vervolgkeuzemenu met kleurstalen. De
standaardinstelling is zwart.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
175
VDE-ontwerpelementen
Fonts voor streepjescodes
Er is een printerfont op de printer geïnstalleerd om deze standaard streepjescodes te kunnen
afdrukken:
Code 128
Code 39
EAN 128
EAN (8-digit)
EAN (13-digit)
Interleaved 2 of 5
PostJPN
PostNet
UPC (Version A)
Het venster VDE-streepjescodeopties bevat voor elk van de streepjescodes een keuzelijst met in-
voervak, waarin handmatig een fontnaam kan worden ingevoerd of waar een font uit een lijst kan
worden geselecteerd.
Als u handmatig een font invoert, d.w.z. een gewoon font of een streepjescodefont, moet u eraan
denken dat de naam van het font niet altijd hetzelfde is als de naam van het fontbestand. De
naam van het TrueType-font Arial Bold is bijvoorbeeld arialbd.ttf en de naam van het printerfont-
bestand voor MB034 is MB034.fnt.
Als u een fontnaam voor de streepjescode in de keuzelijst met invoervak opgeeft, gebruik dan de
fontnaam uit de eerste paar regels van de kop van het font. De fontnaam heeft gewoonlijk de vol-
gende notatie: /Fontnaam xxxxx. De fontnaam is te vinden door het fontbestand met een be-
standseditor te bewerken.
Als de fontnaam is ingevoerd, maakt VDE een fontaanduiding aan en wordt verwacht dat het font
op de doelprinter is geïnstalleerd. Dus als het printerfont MB034 wordt gebruikt, moet MB034.fnt
op de printer zijn geïnstalleerd.
Rendering van streepjescodefonts
Voor het renderen van streepjescodefonts zoals Code 128, Code 39, EAN, 2of5, PostNet en UPA
op de printer worden alle 2-D streepjescodes die beschikbaar zijn in VDE getekend door de
weergavefunctie en vereisen geen printerfonts. Een printerfont moet op de printer zijn geïnstal-
leerd. Hetzelfde geldt voor het exporteren van PDF met de optie VDE PDF. De streepjescode-
printerfonts dienen in de Adobe Normalizer-fontmap te worden geïnstalleerd. Deze map
bevindt zich op een van de volgende locaties:
Op een Mac: /Applications/Xerox/VIPP/VPP/normalizer/v2vnormproc/
fonts
Op een 64-bits PC : C:\Program Files (x86)\Xerox\VIPP\VDE\normalizer
\fonts
Op een 32-bits PC : C:\Program Files\Xerox\VIPP\VDE\normalizer\fonts
Raadpleeg Streepjescodes voor downloadinstructies.
Streepjescodefonts zijn beschikbaar voor downloads
VIPP
®
-streepjescodeprinterfonts kunnen worden gedownload. Voor meer informatie raadpleegt
u Fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes downloaden.
176
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
CCooddee 112288
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
aan de streepjescode CODE128 wordt doorgegeven, bevat alfanumerieke tekens. Voor meer
informatie raadpleegt u de documentatie over streepjescodes.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Voor meer informatie
raadpleegt u de vorige opmerking over streepjescodefonts.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
Geen compressie toepassen
Schakel deze optie is als compressie niet nodig is.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
177
VDE-ontwerpelementen
CCooddee 3399
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
aan de streepjescode CODE39 wordt doorgegeven, bevat alleen alfanumerieke tekens.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Voor meer informatie
raadpleegt u de vorige opmerking over streepjescodefonts.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze binnen
het document van InDesign wordt geplaatst. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen
van het kader vallen.
178
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
EEAANN 112288
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
aan de streepjescode EAN128 wordt doorgegeven, kan alfanumerieke tekens bevatten. Voor
meer informatie raadpleegt u de documentatie over streepjescodes.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Voor meer informatie
raadpleegt u de vorige opmerking over streepjescodefonts.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer, indien noodzakelijk, een schaalfactor in. Vergeet echter
niet dat het gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes
worden geproduceerd die niet correct kunnen worden gescand als gevolg van
specificatieafmetingen of -proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden
worden gebruikt, is de grootte van de resulterende streepjescode groter dan die van het
grafische kader waarin deze is geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot
streepjescodes die buiten de grenzen van het kader vallen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
179
VDE-ontwerpelementen
EEAANN ((88--ddiiggiitt))
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
aan de streepjescode EAN8 wordt doorgegeven, kan alleen 7 alfanumerieke tekens bevatten.
De zeven tekens worden samengesteld door een linkerdeel van 4 tekens samen te voegen met
een rechterdeel van 3 tekens. Voor meer informatie raadpleegt u de documentatie over
streepjescodes.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Voor meer informatie
raadpleegt u de vorige opmerking over streepjescodefonts.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
180
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
grenzen van het kader vallen.
EEAANN ((1133--ddiiggiitt))
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
aan de streepjescode EAN13 wordt doorgegeven, kan 12 alfanumerieke tekens bevatten. De
twaalf tekens worden samengesteld door samenvoeging van de volgende tekenreeksen:
Teken
1 = het gebruikte nummersysteem
2 t/m 7 = het linkerdeel van de reeks
8 t/m 12 = het rechterdeel van de reeks
Voor meer informatie raadpleegt u de documentatie over streepjescodes.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Voor meer informatie
raadpleegt u de vorige opmerking over streepjescodefonts.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
181
VDE-ontwerpelementen
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
IInntteerrlleeaavveedd 22 ooff 55
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
wordt ingevoegd in de 2OF5-streepjescode mag alleen numerieke tekens bevatten van 0 tot en
met 9.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Zie de vorige opmerking
over streepjescodefonts voor meer informatie.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
182
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
PPoossttJJPPNN
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
aan de streepjescode POSTNET wordt doorgegeven, moet 5, 7 of 9 numerieke tekens bevatten.
Een lengte van 10 en 12 is tevens mogelijk als er een streepje op de 6e positie wordt
ingevoerd. Dit ondersteunt Zip, Zip + 4 of Zip+4+DPBC.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Zie de vorige opmerking
over streepjescodefonts voor meer informatie.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer, indien nodig, een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
183
VDE-ontwerpelementen
het gebruik van andere schaalfactoren dan 100% streepjescodes kan produceren die niet altijd
correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of -proporties die buiten het
bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, kan de grootte van de resulterende
streepjescode groter zijn dan die van het grafische kader waarin deze is geplaatst in het
InDesign-document. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de grenzen van het kader vallen.
PPoossttNNeett
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer een databaseveld, XML-tag of transformatieregel in de
vervolgkeuzelijst, die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
aan de streepjescode POSTNET wordt doorgegeven, moet 5, 9 of 11 numerieke tekens
bevatten. Een lengte van 10 en 12 is tevens mogelijk als er een streepje op de 6e positie wordt
ingevoerd. Dit ondersteunt Zip, Zip + 4 of Zip+4+DPBC.
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Zie de vorige opmerking
over streepjescodefonts voor meer informatie.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer, indien noodzakelijk, een schaalfactor in. Vergeet echter
niet dat het gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes
worden geproduceerd die niet correct kunnen worden gescand als gevolg van
184
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
specificatieafmetingen of -proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden
worden gebruikt, is de grootte van de resulterende streepjescode groter dan die van het
grafische kader waarin deze is geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot
streepjescodes die buiten de grenzen van het kader vallen.
Gegevens niet transformeren
Kruis dit vakje aan als u uw streepjescodegegevens niet wilt transformeren.
UUPPCC ((VVeerrssiioonn AA))
Invoergegevens
Voer gegevens in of selecteer in de vervolgkeuzelijst een databaseveld, XML-tag of
transformatieregel die wordt gebruikt om meerdere invoerreeksen in een grotere enkele reeks
samen te voegen. U kunt ook een tekenreeks via het toetsenbord invoeren. De tekenreeks die
wordt ingevoegd in de UPCA-streepjescode mag alleen 11 numerieke tekens bevatten. De elf
tekens worden samengesteld door samenvoeging van de volgende tekenreeksen:
Teken
1 = het gebruikte nummersysteem
getal van 2 t/m 6 = staat voor het leveranciernummer
getal van 7 t/m 11 = productnummer
Fontnaam
Voer een fontnaam in of selecteer een font in de vervolgkeuzelijst. Voor meer informatie
raadpleegt u de vorige opmerking over streepjescodefonts.
Fontgrootte
Kies een fontgrootte.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
185
VDE-ontwerpelementen
Verticaal en horizontaal schalen
Selecteer een percentage waarmee de streepjescode zo nodig moet worden vergroot/verkleind.
De standaardinstelling is 100%. Voer zo nodig een schaalfactor in. Vergeet echter niet dat het
gebruik van andere schaalfactoren dan 100% ertoe kan leiden dat streepjescodes worden
geproduceerd die niet altijd correct worden gescand als gevolg van specificatieafmetingen of
-proporties die buiten het bereik vallen. Als hoge schaalwaarden worden gebruikt, is de grootte
van de resulterende streepjescode groter dan die van het grafische kader waarin deze is
geplaatst binnen het document van InDesign. Dit leidt tot streepjescodes die buiten de
grenzen van het kader vallen.
OOMMRR
Hier worden de algemene stappen beschreven voor het invoegen van een OMR in het ontwerp:
1. Maak een grafisch vak met het InDesign
-gereedschap, of gebruik een bestaand grafisch vak
in het ontwerp. Zorg dat vak ongeveer de grootte van de afgedrukte OMR heeft, en ongeveer
op de plaats staat waar de OMR moet komen.
186
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
2. Klik met rechtermuisknop op het kader, en selecteer vervolgens VDE OMR-opties.
De volgende velden zijn beschikbaar:
Staven: Selecteer het keuzerondje Staven voor OMR-staven.
Datamatrix: Selecteer het keuzerondje Datamatrix voor OMR-datamatrix.
Voorzijde: Selecteer Voorzijde om de OMR-code op de voorpagina te plaatsen.
Achterzijde: Selecteer Achterzijde om de OMR-code op de achterpagina te plaatsen.
Max. aantal vellen in envelop: Selecteer een van de volgende opties.
1-255 Envelop invoeren na dit aantal pagina's
0 Niet invoeren voor de volgende pagina's
Vouwen na aantal vellen: Selecteer een van de volgende opties.
1-255 Tussenliggend vouwen na dit aantal pagina's
0 Niet tussenliggend vouwen voor de volgende pagina's
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
187
VDE-ontwerpelementen
Bijlagecode: De som 2 van elk ingeschakeld selectievakje voor een bijlage resulteert in
een geheel getal. Elk van de selectievakjes Bijlage vertegenwoordigt een staaf waarmee
een bijlagevel wordt ingevoegd vanuit de bijbehorende invoeglade.
3. Selecteer de benodigde velden en klik vervolgens op OK.
Het tabblad OMR-configuratie wordt ingesteld voor de OMR-code. Raadpleeg VDE-
voorkeursopties instellen voor meer informatie.
Opmerking: Er verschijnt een plaatsaanduiding op het scherm, omdat OMR niet
dynamisch kan worden gemaakt in InDesign. De grootte van de plaatsaanduiding
komt niet altijd precies overeen met de grootte of de plaats van de afgedrukte OMR. Als
u het resultaat wilt controleren, bekijkt u het VPC-bestand of drukt u een testpagina af
op een VIPP
®
Pro-printer.
188
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Variabele lagen
VDE-regels kunnen worden gebruikt om variabele lagen in of uit te schakelen. Variabele lagen wor-
den gebruikt op paginaniveau, waar elementen kunnen worden ingeschakeld (zichtbaar) of uitge-
schakeld (niet zichtbaar) op basis van het resultaat van de regel voor de variabele laag. Elementen
kunnen statische of variabele objecten zijn.
Opmerking: Hoe meer lagen in een toepassing worden gebruikt, hoe complexer de opdracht
kan worden tijdens de exportfunctie en het maken van het VPC-bestand. Dit vertaalt zich in
meer tijd om het VPC-bestand te maken. De benodigde tijd is afhankelijk van de kracht van
de processor van de Mac of de PC die u gebruikt.
Een overmatig gebruik van lagen met variabele elementen op een pagina kan van invloed
zijn op de prestaties. Als u het aantal aangeroepen en daadwerkelijk gebruikte lagen op een
pagina vermindert, kan dit gunstig zijn voor de prestaties van het VDE-exportproces. Als er
bijvoorbeeld 10 of meer lagen mogelijk zijn voor een pagina, maar u slechts drie van de tien
lagen aanroept via voorwaardelijke verwerking, worden de prestaties aanzienlijk verbeterd.
Tijdens de exportfase hebt u een optie nodig waarmee u het minimum- en het maximum-
aantal lagen opgeeft die per pagina van de toepassing kunnen worden aangeroepen. Als u
de juiste minimum- en maximumwaarde opgeeft in dit venster, kan dit de verwerkingstijd
die nodig is om de variabele gegevens te verwerken terwijl het VPC-bestand wordt samenge-
steld aanzienlijk verkorten.
De zichtbaarheid van een laag kunt u regelen door een zichtbaarheidsobject te maken, d.w.z. een
zichtbaarheidsregel of een zichtbaarheidsveld vanuit het gegevensbestand, die aan die laag is
toegewezen.
Wanneer u een regel maakt, wordt deze toegevoegd aan de lijst met gegevensobjecten die in het
VDE-venster wordt weergegeven. Het type Regel moet worden ingesteld op zichtbaarheid in het
venster Regel samenstellen voordat u de regel op een laag toepast. De instelling AAN zorgt ervoor
dat de laag zichtbaar is, terwijl de instelling UIT ervoor zorgt dat de laag verborgen blijft.
Voor meer informatie raadpleegt u Regels .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
189
VDE-ontwerpelementen
PDF-formuliervelden
Een InDesign-document dat PDF-formuliervelden bevat kan worden gebruikt in een VI-workflow
waar het PDF-formulier dat wordt gegenereerd vanuit VDE unieke gegevens voor ieder record be-
vat. De gegevens die worden ontleend aan een dergelijk PDF-formulier kunnen worden gebruikt
voor andere workflows voor het afdrukken van variabele gegevens. VDE ondersteunt variabele ge-
gevens voor de volgende interactieve objecten: Knop Reset, Knop Verzenden, selectievakje,
keuzelijst met invoervak,keuzelijst, keuzerondje, tekstveld en handtekeningveld.
Als u een InDesign-document maakt, worden aanvankelijk PDF-formuliervelden gemaakt met be-
hulp van het venster Buttons and Forms van InDesign. Voor het toevoegen van variabele gegevens
en VI-specifieke opties en voor toegang tot het dialoogvenster VDE PDF Form Field Options
klikt u met de rechtermuisknop op een geselecteerd formulierveld.
Opmerking: Gebeurtenissen en acties vanuit het dialoogvenster Buttons and Forms worden
niet ondersteund door VDE. Om een actie voor het specifieke formulierveld te kiezen, selec-
teert u de opties in het dialoogvenster VDE PDF Formulierveldopties. De Appearance
States die beschikbaar zijn voor drukknoppen, keuzerondjes en selectievakjes worden niet
ondersteund, maar de gemarkeerde of geselecteerde appearance state wordt gebruikt om
grafische kenmerken op te geven voor de formuliervelden in de gegenereerde VIPP
®
-
opdracht.
In het venster VDE GUI worden de volgende opties weergegeven, op basis van het soort formulier-
veld dat is geselecteerd:
Knop:
Actie: Specificeert het gedrag van de knop. Met Reset worden de oorspronkelijke waarden van
alle formuliervelden hersteld. Met Submit worden de onttrokken gegevens naar een webserver
of per e-mail naar een ontvanger verzonden. Met Print wordt het formulier met een klik op de
formulierkop rechtstreeks voor afdrukken verzonden.
URL: Richten aan de webserver of de ontvanger van de e-mail.
URL-type: Website of E-mail.
Bestandsindeling: Hier geeft u de indeling van het gegenereerde bestand op. De opties zijn
Form Data Format (FDF), Printable Data Format (PDF), XML Form Data Format (XFDF) of
HTML Data format (HTMLDF).
Knoplabel: De ingevoerde tekst wordt op de knop weergegeven.
Kleur knoplabel: Kleur van de tekst voor knoplabel.
Randstijl: Stijl voor contouren van knop.
Font van toetslabel: Lijst van beschikbare fontstijlen voor het label.
Grootte van toetslabel: Fontgrootte van knoplabel.
Selectievakje:
Vinkje: Symbool in het selectievakje bij selectie. Het gewenste symbool wordt geselecteerd via
de tabel Bijschrifttoewijzing.
Markeringskleur: Kleur van het vinkje in het selectievakje.
Randstijl: Stijl voor contouren van selectievakje.
Standaard geselecteerde variabele: Met variabele wordt de aanvankelijke status van het selec-
tievakje gespecificeerd. De waarde van de geselecteerde variabele moet 1 of 0 opleveren,
waarbij 1 staat voor een geselecteerd selectiekvakje en 0 voor een niet geselecteerd
selectievakje.
Keuzelijst met invoervak:
VDE-lijstitems gebruiken: Indien geselecteerd, worden lijstitems gespecificeerd met behulp van
Exportwaarde en Weergavewaarde. De exportwaarde is de waarde die wordt geëxporteerd
wanneer u de weergavewaarde selecteert. De weergavewaarde verschijnt in de geëxporteerde
PDF. Om een exportwaarde en weergavewaarde toe te voegen, selecteert u het plus-picto-
gram (+). Om een bestaande exportwaarde en weergavewaarde te verwijderen, selecteert u
het min-pictogram (-). De VDE-lijst komt in de plaats van de lijst met items in het
190
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
dialoogvenster Buttons and Forms van InDesign.
Standaardselectie variabele: Met deze optie stelt u de aanvankelijke variabele voor de keuze-
lijst met invoervak in.
Kleur van lijstitems: Kleur van de tekst van de lijstitems.
Randstijl: Stijl voor contouren van keuzelijst met invoervak.
Tekstuitlijning: Uitlijning van de tekst in keuzelijst met invoervak.
Font: Lijst van beschikbare fontstijlen voor de tekst met lijstitems.
Tekstveld in combobox kan worden bewerkt: Indien deze optie is geselecteerd, kan de gebruiker
tekstwaarden invoeren in plaats van een waarde te selecteren uit de vooraf gedefinieerde lijst.
Keuzelijst:
VDE-lijstitems gebruiken: Indien geselecteerd, worden lijstitems gespecificeerd met behulp van
Exportwaarde en Weergavewaarde. De exportwaarde is de waarde die wordt geëxporteerd
wanneer de weergavewaarde wordt geselecteerd. De weergavewaarde wordt weergegeven in
de geëxporteerde PDF. Om een exportwaarde en weergavewaarde toe te voegen, selecteert u
het plus-pictogram (+). Om een bestaande exportwaarde en weergavewaarde te verwijderen,
selecteert u het min-pictogram (-). De VDE-lijst komt in de plaats van de lijst met items in het
dialoogvenster Buttons and Forms van InDesign.
Standaardselectie variabele: Met deze optie stelt u de aanvankelijke variabele voor de keuze-
lijst in.
Kleur van lijstitems: Kleur van de tekst van de lijstitems.
Randstijl: Stijl voor contouren van de keuzelijst.
Tekstuitlijning: Uitlijning van de tekst in de keuzelijst.
Font: Lijst van beschikbare fontstijlen voor de tekst met lijstitems.
Keuzerondje:
Selectiemarkering: Symbool in het keuzerondje, wanneer geselecteerd. Om een symbool te se-
lecteren, opent u de tabel Bijschrifttoewijzing en selecteert u vervolgens een symbool.
Markeringskleur: Kleur van selectiemarkering weergegeven in het keuzerondje.
Randstijl: Kaderstijl voor contouren van keuzerondje.
Standaard geselecteerde variabele: Variabele specificeert de selectiestatus van keuzerondjes in
een groep. De waarde van de geselecteerde variabele moet 1 of 0 opleveren, waarbij 1 staat
voor een geselecteerd keuzerondje en 0 voor een niet geselecteerd keuzerondje. Sechts één van
de keuzerondjes van de groep kan een variabele hebben met de waarde 1 (de status Geselec-
teerd). Als er meer keuzerondjes in de groep een selectiestatus van 1 hebben, selecteert de
VIPP
®
-code die is gegenereerd voor de opdracht slechts één van de keuzerondjes.
Tekstveld:
Oorspronkelijke tekst: Begintekst weergegeven in veld.
Tekstkleur: Menu voor een lijst met kleuren voor tekst.
Randstijl: Stijl voor contouren van tekstveld.
Tekstuitlijning: Uitlijning van de tekst in tekstvak.
Tekst splitsen: Indien groter dan 1, wordt het aantal ingevoerde tekens beperkt.
Font: Lijst van beschikbare fontstijlen voor de tekst.
Handtekeningveld:
Randstijl: Stijl voor contouren van handtekeningveld.
Grafische kenmerken voor PDF-formuliervelden
De volgende grafische kenmerken van InDesign worden ondersteund voor de PDF-
formuliervelden:
Border Stroke Width, Border Stroke Color en Fill/Background Color.
Voor de knoppen Reset en Submit markeert of selecteert u een van de drie grafische ken-
merken in het dialoogvenster Buttons and Forms. Voor Appearance States selecteert u
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
191
VDE-ontwerpelementen
Normal, Rollover of Click. Geef de gewenste breedte en kleuren op voor de geselecteerde
staat van de knop.
Voor de selectievakjes en keuzerondjes markeert of selecteert u een van de zes grafische
kenmerken in het dialoogvenster Buttons and Forms. Voor Appearance States selecteert u
Normal On, Normal Off, Rollover On, Rollover Off, Click On of Click Off. Geef de ge-
wenste breedte en kleuren op voor de geselecteerde staat van het selectievakje.
Bij het exporteren van het document naar VPC of PDF worden de gemarkeerde of geselecteerde
instellingen voor Appearance states gebruikt in de VIPP
®
-opdracht voor de selectie van de bijbe-
horende grafische kenmerken en worden deze toegepast op het formulierveld.
Opmerking: Het interactieve gedrag van de staat Rollover en Click wordt niet ondersteund
in VDE en komt niet tot uitdrukking in de PDF die gegenereerd wordt vanuit de VIPP
®
-
opdracht.
192
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-ontwerpelementen
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
193
6
VDE-tekstpatroonstalen
Dit hoofdstuk bevat:
Een tekstpatroonstaal maken ............................................................................................. 194
Speciale beeldvorming gebruiken in een tekstpatroonstaal ................................................. 197
Met de optie Tekstpatroonstaal van VDE kan de gebruiker een staalkleur definiëren met een terug-
kerend tekstpatroon. Er kan statische of variabele tekst worden geselecteerd en er kan kleur wor-
den toegewezen aan tekst en achtergrond van het tekstpatroonstaal. Nadat een
tekstpatroonstaal is gedefinieerd, kan de gebruiker dit selecteren als de vulkleur voor een object of
pad (vorm).
In de afbeelding hierboven ziet u twee VDE-patroonstaalobjecten. Het bovenste object maakt ge-
bruikt van een patroonstaal dat is gedefinieerd met cyaan tekst die 15 graden is verdraaid op een
gele achtergrond. Het onderste object maakt gebruik van een tekstpatroonstaal dat is gedefini-
eerd met cyaan tekst die 45 graden is verdraaid zonder achtergrondkleur of transparantkleur.
Naast de standaard fonts die door VDE worden ondersteund kunt u gebruik maken van de fonts
en kleuren voor Speciale beeldvorming van Xerox om unieke effecten te creëren. U kunt bijvoor-
beeld een tekstpatroonstaal maken met MicroText.
Een tekstpatroonstaal maken
Kleurstalen worden gemaakt via het menu Staal voor toegang tot het menu Nieuw staal VDE-
tekstpatroon.... Zolang er geen stalen gemaakt zijn, kunt u geen VDE-tekstpatroonstalen selecte-
ren om objecten te vullen. Een Normaal staal VDE-tekstpatroon is een staal dat geen verwijzingen
bevat naar Speciale beeldvorming van Xerox.
Als u een VDE-tekstpatroonstaal wilt definiëren, selecteert u Nieuw staal VDE-tekstpatroon...
om het venster Staalopties te openen.
Selecteer de juiste opties in dit venster om een VDE-tekstpatroonstaal te maken. Afhankelijk van
de selecties worden sommige opties mogelijk in grijs weergegeven. Elke optie wordt als volgt
beschreven:
194
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-tekstpatroonstalen
Naam
De door de gebruiker gedefinieerde naam van het VDE-tekstpatroon. Zorg dat de naam niet
langer is dan 32 tekens en geen speciale tekens bevat. VDE voegt de syntax SI_TP_ toe aan
het begin van de naam die door de gebruiker is gedefinieerd. Deze syntaxt wordt intern ge-
bruikt om onderscheid te maken tussen normale stalen en tekstpatroonstalen.
Tekstgegevens
De tekst die wordt gebruikt in het patroon. De tekst kan statische tekst of variabele tekst zijn of
een combinatie van beiden. Wanneer u statische en variabele tekst combineert, moet u een
veld Teksttransformatie maken waarin de statische en variabele tekst aaneengeschakeld wor-
den, en naar dit veld verwijzen wanneer u tekst voor deze vermelding selecteert.
Fontfamilie
De naam van de fontfamilie die moet worden gebruikt.
Horizontale aanpassing
Een horizontale aanpassing in punten voor iedere herhaalde regel tekst.
Verticale aanpassing
Een verticale aanpassing in punten voor iedere herhaalde regel tekst.
Rotatie in graden
De waarde van de tekstrotatie.
Tekstkleur
Voor normale patrooneffecten is deze optie de tekstkleur die wordt geselecteerd uit de gedefi-
nieerde stalen. Wanneer u fonts voor speciale beeldvorming gebruikt, is deze optie grijs en
toont de optie voor achtergrondkleur de beschikbare kleuren voor speciale beeldvorming.
Achtergrondkleur
Voor normale effecten met patroontoner is deze optie de achtergrondkleur die wordt geselec-
teerd uit de gedefinieerde stalen. Met de optie [Geen] krijgt u een transparante achtergrond.
Wanneer u fonts voor speciale beeldvorming gebruikt, toont deze optie de beschikbare kleurop-
tie voor speciale beeldvorming.
In het eerdere voorbeeld is een VDE-tekstpatroonstaal gemaakt met de naam PlainColor-
Background (NormaalKleurAchtergrond). Het gegevensveld FirstName (Voornaam) is gese-
lecteerd als herhaald tekstobject. Arial 12pt Regular is de doelfontselectie. Horizontale en
verticale aanpassingen van 0,0625 inch zijn geselecteerd en de hoek voor tekstrotatie is inge-
steld op 15 graden. De tekstkleur is ingesteld op cyaan (CMYK) en de achtergrondkleur is inge-
steld op geel (CMYK).
Klik op OK om de nieuwe staalkleur toe te voegen aan het venster Staal. Vanaf dit punt is het
staal beschikbaar en kan het worden gebruikt om een object op de pagina te vullen, net als ie-
dere andere staalkleur.
Als u dit tekstpatroon wilt toepassen op een object, maak of markeer dan eerst het object, en
pas de staalkleur toe zoals te doen gebruikelijk.
Tekstpatronen op het scherm van InDesign zijn weergaven van toegepaste tekstpatronen. Druk de
toepassing af om het effect te zien. Met de vermelde opties wordt een object als volgt gevuld door
het tekstpatroonstaal.
Het vol-
gende voorbeeld laat de verschillende staalopties zien. De tekstgegevens zijn ingesteld op een
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
195
VDE-tekstpatroonstalen
statische teksttekenreeks Do Not Copy (Niet kopiëren) en de achtergrondkleur is ingesteld op
[Geen]. Als deze staalkleur wordt toegepast op een kader en bovenop een object wordt geplaatst,
zijn de resultaten vergelijkbaar met de volgende afbeelding:
Het object is bovenop een paars vak geplaatst, om het transparente effect van het VDE-tekstpa-
troon te laten zien. De tekst Static No Backfill (Statisch, geen achtergrondvulling) is een
apart tekstkader dat bovenop het object is geplaatst dat is gevuld met het tekstpatroon. Voeg
geen tekst, beelden of andere objecten in het VDE-tekstpatroonkader in. Dit kan tot onvoorspel-
bare resultaten leiden.
196
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-tekstpatroonstalen
Speciale beeldvorming gebruiken in een
tekstpatroonstaal
De effecten van speciale beeldvorming van Xerox kunnen worden gecombineerd met VDE-tekstpa-
tronen. Er zijn zes opties voor Speciale beeldvorming. Beschrijvingen van deze effecten en voor-
beelden van Staaloptiedefinities vindt u in deze gedeelten:
VDE-tekstpatroonstaal Artistiek zwart
Fluorescerend VDE-tekstpatroonstaal
Infrarood VDE-tekstpatroonstaal
VDE-tekstpatroonstaal MicroText
VDE-tekstpatroonstaal GlossMark- en CorrelationMark-tekst
VVDDEE--tteekkssttppaattrroooonnssttaaaall AArrttiissttiieekk zzwwaarrtt
Met het VDE-tekstpatroonstaal Artistiek zwart maakt u een glanzend en mat tekstpatroon. Het
tekstpatroon is te zien wanneer de pagina over een bepaalde hoek wordt verdraaid.
Er zijn twee opties beschikbaar voor Artistiek zwart:
Een glanzende achtergrond met een mat tekstpatroon
Een matte achtergrond met een glanzend tekstpatroon.
Voordat het VDE-tekstpatroonstaal kan worden gemaakt, voegt u eerst het staal SI_ARTBLACK_A
of SI_ ARTBLACK_B toe. Deze stalen zijn te vinden in het stalenbestand voor speciale
beeldvorming van VDE. Voor meer informatie over het toevoegen van stalen aan het venster Staal
raadpleegt u Een tekstpatroonstaal maken . Als het staal is toegevoegd, kan dit worden gebruikt
om de achtergrondkleur te definiëren in het venster VDE-tekstpatroonstaal.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
197
VDE-tekstpatroonstalen
In dit voorbeeld is de door de gebruiker gedefinieerde naam ArtBlackA, de Tekstgegevens zijn
FirstName (VoorNaam). Het gebruikte font is Arial Regular, 24 punts. Er zijn geen optionele
horizontale of verticale aanpassingen toegewezen. Er is echter wel een tekstrotatie van 15 graden
geselecteerd. Als u een VDE-tekstpatroonstaal met een effect voor speciale beeldvorming wilt
definiëren, selecteert u Geen bij de optie Tekstkleur. Stel de achtergrondkleur in op SI_
ARTBLACK_A of SI_ARTBLACK_B .
Nadat u de instellingen hebt gedefinieerd, klikt u op OK om deze kleur toe te voegen aan het
staalvenster.
Opmerking: Tekstpatronen op het scherm van InDesign zijn weergaven van toegepaste
tekstpatronen. Druk de toepassing af om het effect te zien. Voeg geen tekst, beelden of
andere objecten in het VDE-tekstpatroonkader in, anders krijgt u onvoorspelbare resultaten.
FFlluuoorreesscceerreenndd VVDDEE--tteekkssttppaattrroooonnssttaaaall
Fluorescerende VDE-tekstpatrooneffecten vullen een gebied met tekst met behulp van het
fluorescerende effect van speciale beeldvorming van Xerox. Zie Effecten van speciale
beeldvorming gebruiken voor meer informatie over het fluorescerende effect van speciale
beeldvorming.
Dit effect vult een object met een fluorescerende kleur. Wanneer een UV-lichtbron wordt gebruikt,
is het tekstpatroon zichtbaar.
198
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-tekstpatroonstalen
Voordat het VDE-tekstpatroonstaal kan worden gemaakt, moet een fluorescerende kleur worden
toegevoegd uit het staalbestand van Speciale beeldvorming van Xerox. Raadpleeg Kleurstaal voor
speciale beeldvorming gebruiken voor meer informatie.
De Staalopties zijn in wezen hetzelfde als de tekststaalopties voor Artistiek zwart die hierboven
beschreven zijn. Selecteer een willekeurig font dat door VDE wordt ondersteund en ken indien
nodig waarden toe voor verticale en horizontale aanpassingen. Laat de instelling van tekstkleur
ingesteld staan op Geen, en de achtergrondkleuroptie wordt ingesteld op de fluorescerende
staalkleur die u eerder hebt geladen.
Nadat de instellingen zijn gedefinieerd, klikt u op OK om dit staal aan de stalenlijst toe te
voegen. Het nieuwe staal kan nu worden gebruikt om een object te vullen.
Wanneer een effect voor speciale beeldvorming wordt geroteerd, kunnen problemen ontstaan
zoals witte strepen of ruis in het effect. Probeer in dat geval de hoek met +/- 5 graden af te stellen.
Opmerking: Tekstpatronen op het scherm van InDesign zijn weergaven van toegepaste
tekstpatronen. U moet de toepassing afdrukken om het effect te kunnen zien. Voeg geen
tekst, beelden of andere objecten in het VDE-tekstpatroonkader in, anders krijgt u
onvoorspelbare resultaten.
IInnffrraarroooodd VVDDEE--tteekkssttppaattrroooonnssttaaaall
Infrarode VDE-tekstpatrooneffecten vullen een gebied met tekst met behulp van het infrarode
effect van speciale beeldvorming van Xerox. Zie Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
voor meer informatie over het infrarode effect van speciale beeldvorming.
Dit effect vult een object met een infrarode kleur. Wanneer een infrarode lichtbron wordt gebruikt,
is het tekstpatroon zichtbaar.
Voordat het VDE-tekstpatroonstaal kan worden gemaakt, moet een infrarode kleur worden
toegevoegd uit het staalbestand van Speciale beeldvorming van Xerox. Raadpleeg Kleurstaal voor
speciale beeldvorming gebruiken en to Documenten ontwerpen met infrarode kleur voor meer
informatie.
De Staalopties zijn in wezen hetzelfde als de tekststaalopties voor fluorescerende kleur. Selecteer
een willekeurig font dat door VDE wordt ondersteund en ken indien nodig waarden toe voor
verticale en horizontale aanpassingen. Laat de instelling van tekstkleur ongemoeid ([Geen]) en de
achtergrondkleuroptie moet worden ingesteld op de eerder geladen Infrarode staalkleur.
Nadat de instellingen zijn gedefinieerd, klikt u op OK om dit staal aan de stalenlijst toe te
voegen. Het nieuwe staal kan nu worden gebruikt om een object te vullen.
Wanneer een effect voor speciale beeldvorming wordt geroteerd, kunnen problemen ontstaan
zoals witte strepen of ruis in het effect. Probeer in dat geval de hoek met +/- 5 graden af te stellen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
199
VDE-tekstpatroonstalen
Opmerking: Tekstpatronen op het scherm van InDesign zijn weergaven van toegepaste
tekstpatronen. U moet de toepassing afdrukken om het effect te kunnen zien. Voeg geen
tekst, beelden of andere objecten in het VDE-tekstpatroonkader in, anders krijgt u
onvoorspelbare resultaten.
VVDDEE--tteekkssttppaattrroooonnssttaaaall MMiiccrrooTTeexxtt
VDE-tekstpatrooneffecten met MicroText vullen een gebied met tekst met behulp van het font
MicroText van speciale beeldvorming van Xerox. Voor meer informatie over de microfonts van
speciale beeldvorming raadpleegt u Effecten van speciale beeldvorming gebruiken .
Dit effect vult een object met MicroText. Dit is tekst met een grootte van minder dan 1 punt. Dit
effect kan worden gebruikt om elk type object te vullen, en is vooral effectief wanneer het wordt
gebruikt als tekstvulpatroon.
Voordat het VDE-tekstpatroonstaal kan worden gemaakt, moet een MicroText-kleur worden
toegevoegd uit het staalbestand van Speciale beeldvorming van Xerox. Voor meer informatie
raadpleegt u Kleurstaal voor speciale beeldvorming gebruiken en Documenten ontwerpen met
MicroText-fonts . Er zijn zeven kleuren om te selecteren, SI_MI_BLACK, SI_MI_RED, SI_MI_
BLUE, SI_MI_GREEN, SI_MI_CYAN, SI_MI_MAGENTA en SI_MI_YELLOW.
Als u een VDE-tekstpatroon van MicroText definieert, selecteer dan een van de acht MicroText-
fonts voor speciale beeldvorming.
Wanneer u een MicroText-font selecteert, wordt de keuze voor Tekstkleur beperkt tot een van de
zeven ondersteunde kleuren voor MicroText. De optie Achtergrondkleur is grijs.
De optie Fontgrootte is grijs voor MicroText, omdat er geen gebruikersoptie beschikbaar is.
Rotatie en verticale en horizontale aanpassingen kunnen naar wens worden opgegeven.
Nadat de instellingen zijn gedefinieerd, klikt u op OK om dit staal aan de stalenlijst toe te
voegen. Het nieuwe staal kan nu worden gebruikt om een object te vullen.
Het nieuwe staal kan ook worden gebruikt om een gebied met tekst te vullen. Zo kunt u tekst
typen, de fontinstellingen van InDesign gebruiken om de tekens breder te maken en het VDE-
200
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-tekstpatroonstalen
tekstpatroon MicroText gebruiken om de tekens te vullen.
Opmerking: Tekstpatronen op het scherm van InDesign zijn weergaven van toegepaste
tekstpatronen. Druk de toepassing af om het effect te zien. Voeg geen tekst, beelden of
andere objecten in het VDE-tekstpatroonkader in. Dit kan tot onvoorspelbare resultaten
leiden.
VVDDEE--tteekkssttppaattrroooonnssttaaaall GGlloossssMMaarrkk-- eenn
CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--tteekksstt
VDE-tekstpatrooneffecten met GlossMark Text en CorrelationMark Text vullen een gebied met
behulp van het font GlossMark Text of CorrelationMark Text voor speciale beeldvorming van
Xerox. Zie Effecten van speciale beeldvorming gebruiken voor meer informatie over GlossMark- of
CorrelationMark-fonts van Speciale beeldvorming.
Dit effect vult een object met GlossMark- of CorrelationMark Text. Dit kan worden gebruikt voor
het vullen van een object op de pagina.
Voordat het VDE-tekstpatroonstaal kan worden gemaakt, moet een kleur voor GlossMark- of
CorrelationMark Text worden toegevoegd uit het staalbestand van Speciale beeldvorming van
Xerox. Voor meer informatie raadpleegt u Kleurstaal voor speciale beeldvorming gebruiken,
Documenten ontwerpen met GlossMark-tekst en Documenten ontwerpen met CorrelationMarks.
Selecteer een van de fonts voor GlossMark Text of CorrelationMark Text uit de fontlijst. De
parameter Text Size (Fontgrootte) is grijs, omdat deze wordt bepaald door het geselecteerde font.
Stel de fontfamilie-optie in op een van de beschikbare tekstfont voor GlossMark of
CorrelationMark voor Speciale beeldvorming. In het onderstaande voorbeeld is SI_NeueClassic-
Bold-GL-24 geselecteerd.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
201
VDE-tekstpatroonstalen
De optie Achtergrondkleur geeft beschikbare kleuren voor speciale beeldvorming te zien op basis
van het fonttype, zoals GlossMark of CorrelationMark. De gebruiker dient reeds de kleuren te
hebben geladen in het staalvenster uit het VIPP
®
-staalbestand, zoals beschreven in Een
tekstpatroonstaal maken.
Stel Rotatie en Verticale en horizontale aanpassingen naar wens in.
Nadat de instellingen zijn gedefinieerd, klikt u op OK om dit staal aan de stalenlijst toe te voegen.
Het nieuwe staal kan nu worden gebruikt om een object te vullen.
Opmerking: Tekstpatronen op het scherm van InDesign zijn weergaven van toegepaste
tekstpatronen. U moet de toepassing afdrukken om het effect te kunnen zien. Voeg geen
tekst, beelden of andere objecten in het VDE-tekstpatroonkader in, anders krijgt u
onvoorspelbare resultaten.
202
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-tekstpatroonstalen
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
203
7
Xerox Speciale inkt
Dit hoofdstuk bevat:
Statische en variabele tekst ................................................................................................ 205
Statische en variabele beelden ........................................................................................... 207
Objecten ............................................................................................................................ 209
Paden................................................................................................................................. 210
De voltooide pagina-opmaak.............................................................................................. 211
Gebruik de functie Speciale inkt om op VIPP
®
gebaseerde toepassingen met variabele gegevens
te ontwerpen om deze af te drukken op VIPP
®
-apparaten van Xerox die ingesteld zijn op Xerox
Speciale inkt.
Door implementatie van VDE is het mogelijk om Xerox Speciale inkt te gebruiken voor:
statische en variabele tekst voor tekstcontouren, tekstvulling of beide
statische of variabele beelden
paden die over een object worden getekend.
Dankzij de VDE-functie kan Xerox Speciale inkt met een enkele klik van de muisknop worden toe-
gepast. U hoeft geen beelden te bewerken of steunkleuren of overdrukken te definiëren voordat u
Xerox Speciale inkt gebruikt.
Als u Xerox Speciale inkt gebruikt bij variabele objecten zoals tekst en beelden, wordt het gebied
met Xerox Speciale inkt aangepast aan de grootte van de variabele tekst of beelden.
Xerox Speciale inkt op niet-ondersteunde apparaten
Wanneer een toepassing waarin Xerox Speciale inkt wordt gebruikt met VDE naar een appa-
raat wordt verzonden dat niet is toegerust op de verwerking van Xerox Speciale inkt, kunnen er
grijze gebieden verschijnen op de plaats waar de Xerox Speciale inkt was aangebracht. Als u
een document wilt afdrukken op een apparaat dat niet is toegerust op de verwerking van Xerox
Speciale inkt, moet u deze functie uit de toepassing verwijderen.
Proefafdrukken en Xerox Speciale inkt in PDF's
Bij proefafdrukken vanuit VDE is op de PDF de versiering in Xerox Speciale inkt te zien. Als u de
optie VDE PDF gebruikt om een PDF-bestand voor productie te maken, wordt de PDF afgedrukt
met Xerox Speciale inkt op een apparaat dat hierop is ingesteld. Als de PDF wordt afgedrukt op
een printer die niet is ingesteld op Xerox Speciale inkt, kunnen er grijze gebieden verschijnen
op de plaats waar de Xerox Speciale inkt was aangebracht. Als u moet afdrukken op een appa-
raat dat niet is ingesteld op Xerox Speciale inkt, moet u de applicatie bewerken om de effecten
van Xerox Speciale inkt uit te schakelen.
Xerox Speciale inkt
Xerox Speciale inkt is een optie op Xerox DC1000/800-apparaten, ondersteund door FFPS, EFI
en DFE's.
Bij het ontwerpen van toepassingen met behulp van Xerox Speciale inkt met eerdere versies
van VI Design Express (en VIPP
®
Pro Publisher) werd caching uitgeschakeld. De reden hiervoor
is dat caching met Xerox Speciale inkt niet door FFPS wordt ondersteund. VI Design Express is
zodanig gewijzigd dat eerst wordt getest op DFE, waarna caching alleen wordt uitgeschakeld
als het gaat om een FFPS. Hiermee kan caching op EFI worden gebruikt.
Doorzichtige, gouden en zilveren voorbehouden
Xerox Speciale inkt wordt toegepast als doorzichtige overdruk, waardoor de oorspronkelijke
tekstkleur of het beeld erdoorheen te zien is, of, in het geval van goud of zilver, als effen kleur.
Stel de onderliggende kleur voor Contour, Vullen of beide in op [Geen] of [Papier] staalkleur
wanneer u goud of zilver gebruikt als tekstcontour, tekstvulling of beide. Als dit niet wordt inge-
steld, wordt de onderliggende tekstkleur over de selectie van Xerox Speciale inkt heen gedrukt.
Het wordt niet aanbevolen om goud of zilver te gebruiken om een afbeelding te vullen, aange-
zien hiermee over de afbeelding heen wordt gekleurd.
In de volgende afbeelding ziet u een pagina-opmaak in Adobe InDesign, waarbij variabele gege-
vens zijn toegepast met behulp van VDE. Het document bevat statische en variabele tekst, stati-
sche en variabele beelden en ook een rond object.
Deze delen beschrijven hoe Xerox Speciale inkt wordt toegepast op elementen in de weergegeven
paginaopmaak:
Statische en variabele tekst
Statische en variabele beelden
Objecten
Paden
204
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Xerox Speciale inkt
Statische en variabele tekst
Voor deze pagina-opmaak moet u Xerox-toner voor speciale beeldvorming aanbrengen op de sta-
tische tekst en op de variabele tekst, dat is het kortingsbedrag en de voornaam David zoals afge-
beeld. De variabele tekstelementen veranderen met elk nieuw record.
Xerox Speciale inkt kan worden toegepast op alle tekst, op een regel in de tekst of op een woord
of teken in de tekst. Het proces waarmee Xerox Speciale inkt wordt toegepast is hetzelfde voor sta-
tische tekst of variabele tekst. Als u de toner voor speciale beeldvorming op de variabele tekst toe-
past, selecteert u de hele variabele.
Gebruik het tekstgereedschap om de tekst te markeren waarop u de Xerox-toner voor speciale
beeldvorming wilt toepassen. U kunt een teken, woord, regel of de hele tekst selecteren. Om het
menu weer te geven, klikt u met de rechtermuisknop en selecteert u vervolgens Opties toner spe-
ciale beeldvorming VDE .
Het contextgevoelige venster Opties Toner speciale beeldvorming VI Design Express verschijnt.
Selecteer de optie Speciale inkt die op het doelapparaat is geïnstalleerd.
Selecteer de gewenste optie. In de meeste gevallen wordt de tekst gevuld met Speciale inkt voor
een optimaal effect op de printer. U kunt toner voor speciale beeldvorming toepassen op de tekst,
alleen op de tekstcontouren of op beide. Schakel de gewenste selectievakjes in voor uw opdracht.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
205
Xerox Speciale inkt
Opmerking: Wanneer u de optie Helder gebruikt, wordt de doorzichtige toner over de onder-
liggende kleur afgedrukt, zodat de tekstcontouren, de tekstvulling of beide (afhankelijk van
de optie die u selecteert) een glanslaag krijgen. Wanneer u de optie Goud of Zilver gebruikt,
moet u de onderliggende tekstcontouren, tekstvulling of beide (afhankelijk van de optie die
u selecteert) instellen op Papier of Geen. Als u de onderliggende tekstcontouren, tekstvul-
ling of beide niet instelt, wordt de geselecteerde gouden of zilveren kleur teniet gedaan
door de tekstkleur.
Als de optie Gemarkeerde velden is geselecteerd in het VDE-venster, wordt tekst waarop Xerox-to-
ner voor speciale beeldvorming is toegepast, voorzien van een roze vak zoals in het volgende voor-
beeld wordt aangegeven.
Een roze vak zonder contouren geeft aan dat er tekstvulling is toegepast
Een roze vak zonder vulling geeft aan dat er tekstcontouren zijn toegepast
Een roze vak met vulling en contouren geeft aan dat er tekstvulling en tekstcontouren zijn
toegepast
Dit proces kan worden herhaald voor alle tekst op de pagina waarop Xerox Speciale inkt moet wor-
den toegepast.
TTeekkssttbbeeppeerrkkiinnggeenn
Als u Xerox-toners voor speciale beeldvorming toepast op statische of variabele tekst, mag het
tekstkader geen grafische elementen bevatten. Grafische elementen zijn onder meer haarlijnen,
lijnen en vormen die zijn ingevoegd of gekoppeld in het tekstkader. Voor de tekst mag u geen
stalen Tint, Verloop of Gemengde toner gebruiken.
206
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Xerox Speciale inkt
Statische en variabele beelden
Om Xerox-toner voor speciale beeldvorming toe te passen op beelden, gebruikt u het selectiege-
reedschap of de pijlen. Om het menu weer te geven, klikt u met de rechtermuisknop en selecteert
u vervolgens Opties toner speciale beeldvorming VDE .
Het contextgevoelige venster Opties Toner speciale beeldvorming VI Design Express verschijnt.
Selecteer de Speciale inkt-kleur die op het doelapparaat is geïnstalleerd.
Om de speciale inkt over het beeld toe te passen, schakelt u het selectievakje bij Beeld in. Als het
beeld variabel is, kan het beeldformaat per record variëren. Het gebied dat door VDE wordt toege-
kend voor Xerox-toner voor speciale beeldvorming, is gebaseerd op het beeldformaat.
Met de optie Padvulling wordt het hele beeldkader gevuld. Hoewel Padvulling een beschikbare op-
tie is, wordt deze niet vaak gebruikt. Een roze arcering wordt toegepast op het beeld om aan te ge-
ven dat er Xerox-toner voor speciale beeldvorming is toegepast op dit gebied.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
207
Xerox Speciale inkt
Opmerking: Raadpleeg Afbeelding aanpassen aan kader voor informatie over het regelen
van de afmetingen van variabele beelden in uw toepassing.
208
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Xerox Speciale inkt
Objecten
Xerox-toners voor speciale beeldvorming kunnen worden toegepast op objecten zoals cirkels, vier-
kanten etc. en op met de hand getekende paden.
Objecten worden op vergelijkbare wijze behandeld als beelden. In de originele pagina-opmaak
wordt Xerox-toner voor speciale beeldvorming toegepast op de rode cirkel om de aandacht te ves-
tigen op het kortingspercentage.
Gebruik het selectiegereedschap om het cirkelobject te selecteren. Als u het contextafhankelijke
venster VI Design Express Opties toner speciale beeldvorming VDE wilt weergeven, klikt u met
de rechtermuisknop en selecteert u vervolgens de optie Toners speciale beeldvorming VDE.
Selecteer de Speciale inkt-kleur die op het doelapparaat is geïnstalleerd.
Om het cirkelobject te vullen met Xerox-toner voor speciale beeldvorming, schakelt u het selectie-
vakje Padvulling in . Het object wordt voorzien van een lichtroze vulling om aan te geven dat er
Xerox-toner voor speciale beeldvorming in dit gebied is toegepast.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
209
Xerox Speciale inkt
Paden
Paden zijn met de hand getekende vormen, meestal gemaakt met een hulpmiddel zoals het pot-
loodgereedschap. Deze methode om Xerox-toner voor speciale beeldvorming toe te passen, kan
worden gebruikt als er geen eenvoudige vorm is om te vullen of als u alleen maar een bepaald deel
van een beeld wilt markeren.
In de originele documentopmaak wordt Xerox-toner voor speciale beeldvorming toegepast op de
computer in het blauwe voorbladbeeld op de pagina. Het potloodgereedschap wordt gebruikt om
een pad te tekenen, dat vervolgens wordt gevuld met VDE Xerox-toner voor speciale beeldvorming.
In de bovenstaande afbeelding ziet u het pad dat is gemaakt met het potloodgereedschap. Het
computerbeeld is omlijnd met het potloodgereedschap om een gebied te maken dat wordt gevuld
met Xerox-toner voor speciale beeldvorming.
Selecteer de Speciale inkt-kleur die op het doelapparaat is geïnstalleerd.
Selecteer het object. Om het scherm Opties toner speciale beeldvorming VDE weer te geven,
klikt u met de rechtermuisknop. Selecteer de optie Padvulling . Het computerbeeld wordt voorzien
van een laag Xerox-toner voor speciale beeldvorming en het bijschrift Xerox-toner voor spe-
ciale beeldvorming: Vullen verschijnt.
Speciale inkt en tekstkleur
Xerox-toner voor speciale beeldvorming kan worden toegepast op de tekstkleur van een tekst-
patroonstaal. Voor meer informatie raadpleegt u Een tekstpatroonstaal maken .
Speciale inkt en onderliggende details in een ontwerp
Als u Helder als kleuroptie gebruikt, blijft de oorspronkelijke kleur van de tekst, het pad of het
beeld zichtbaar onder een laag doorzichtige toner. Als u Goud of Zilver als kleur gebruikt, ver-
dwijnen de onderliggende details en worden vervangen door de gouden of zilveren kleur.
Voor tekst, de onderliggende tekstcontour, tekstvulling of beide, of welke optie is geselecteerd,
selecteert u geen of Papier als staalkleur .
210
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Xerox Speciale inkt
De voltooide pagina-opmaak
In de volgende afbeelding ziet u de voltooide pagina-opmaak in Adobe InDesign, met de Xerox-to-
ner voor speciale beeldvorming die is toegepast op de statische en variabele elementen op de
pagina.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
211
Xerox Speciale inkt
212
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Xerox Speciale inkt
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
213
8
Variabele kleur
Dit hoofdstuk bevat:
Een variabele kleur toepassen op een kaderlijn of kadervulling............................................ 214
Een variabele kleur toepassen op een zwart/wit-beeld......................................................... 217
Variabele kleur kan worden toegepast op een kaderopvulling, kaderlijn of op een zwart/wit-beeld
met behulp van de regel Kleur of door een variabele-kleurveld toe te passen op het kader of het
zwart/wit-beeld. Bij het gebruik van variabele kleur moet de naam van de variabele kleur beschik-
baar zijn in het venster Stalen van InDesign.
Opmerking: Kleuren voor speciale beeldvorming zijn niet beschikbaar voor de regel Variabe-
le kleur.
Een variabele kleur toepassen op een kaderlijn
of kadervulling
Zorg dat de kleuren die u wilt gebruiken deel uitmaken van het venster Kleurenstaal.
Selecteer het pictogram Regel maken .
Voer een naam in voor de regel.
Stel Kleur als regeltype in.
Selecteer een optionele standaardkleur of behoud de instelling geen. De standaardkleur is de optie
die wordt geselecteerd als er aan geen van de voorwaarden in de regel wordt voldaan.
214
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Variabele kleur
Vervolgens specificeert u uw voorwaarden voor deze regel door de kleur te selecteren die moet
worden gebruikt wanneer aan deze voorwaarde wordt voldaan. Specificeer de velden die worden
getest, de soort evaluatie, bijvoorbeeld is gelijk aan, is niet gelijk enz. en vervolgens de waarde
waarop u wilt testen. Als u nog meer voorwaarden wilt toevoegen, selecteert u de grote plustoets
+ .
In dit voorbeeld heeft de kleurregel met de naam MijnKleurregel als standaardkleur Geen. De kleur
MijnBlauw wordt geselecteerd als het veld Voornaam gelijk is aan David, waarbij geen onder-
scheid wordt gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. De kleur MijnGroen wordt geselecteerd
als het veld Voornaam gelijk is aan Carlo, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen hoofd-
letters en kleine letters, en de kleur MijnRood wordt geselecteerd als het veld Voornaam gelijk is
aan Jane, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Als u klaar bent met het opstellen van de kleurregel, selecteert u OK om deze op te slaan. Hier-
mee wordt de regel MijnKleurregel toegevoegd aan de VDE-objectenlijst in het gedeelte Regels.
De methode waarmee de regel wordt toegepast is dezelfde methode die wordt gebruikt om een
variabele kleur uit een databaseveld toe te passen. Net als bij een kleurregel is het belangrijk om
te controleren of het staalvenster een kleurnaam bevat zoals gedefinieerd in het databaseveld. Als
er een kleurnaam wordt gebruikt in een gegevensveld of regel, die niet aanwezig is in het staalven-
ster, wordt de standaardkleur Wit gebruikt.
De regel voor een variabele kleur of gegevensveld kan worden toegepast op een kaderlijn of kader-
vulling, op basis van de instelling die via de wisselknop Variable kleur kan worden geregeld.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
215
Variabele kleur
Het omcirkelde gebied in het bovenstaande voorbeeld toont de wisselknop waarmee de selectie
van kadervulling of kaderlijn wordt geregeld. In de afbeelding bevindt het opgevulde vak zich bo-
ven op andere elementen, wat aangeeft dat Kadervulling als optie is geselecteerd. Als de wissel-
knop is ingesteld op Kaderlijn, staat het contourvak bovenop. Gebruik deze wisselknop om heen en
weer te schakelen.
Een variabele kleur toepassen op een kadervulling
Selecteer het kader waarop u de kleurregel wilt toepassen en een veld met variabele kleur.
Stel de wisselknop in op Kadervulling.
Dubbelklik op de kleurregel en het veld met variabele kleur dat u wilt toepassen.
Een variabele kleur toepassen op een kaderlijn
Selecteer het kader waarop u de kleurregel wilt toepassen en een veld met variabele kleur.
Stel de dikte van de kaderlijn in .
Stel de wisselknop in op Kaderlijn
Dubbelklik op de kleurregel die u wilt toepassen of selecteer de regel. Klik vervolgens met de
rechtermuisknop en selecteer Object invoegen: regelnaam .
Blader door uw records om de bewerking en de logica te controleren.
Als u de regel wilt uitschakelen, selecteert u het kader en stelt u vervolgens via de opties Vulling/
lijn van InDesign de vulling of lijn in op Geen . U kunt ook de regel verwijderen door deze te selec-
teren, met de rechtermuisknop te klikken en de optie Regel verwijderen te selecteren.
216
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Variabele kleur
Een variabele kleur toepassen op een zwart/
wit-beeld
Er kan variabele kleur worden toegepast op zwart/wit-beelden. Dit wordt genegeerd bij gebruik op
kleurenbeelden. Gebruik de variabele kleur om een kleur toe te wijzen aan een zwart/wit-beeld,
zoals een logo of een mascottebeeld.
Zorg dat de kleuren die u wilt gebruiken deel uitmaken van het venster Kleurenstaal.
Maak een variabele regel en een variabele-kleurveld, zoals eerder beschreven.
Selecteer het beeld waarop u de regel voor variabele kleur wilt toepassen. Gebruik hiervoor het
hulpmiddel Directe selectie (witte pijl).
Pas de variabele kleurregel toe, zoals eerder beschreven.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
217
Variabele kleur
218
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Variabele kleur
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
219
9
VDE-bedrijfsgrafieken
Dit hoofdstuk bevat:
Bedrijfsgrafiekopties........................................................................................................... 220
Grafiekopties VI Design Express.......................................................................................... 221
VI Design Express genereert cirkel-, lijn- en staafgrafieken die worden samengesteld uit variabele
gegevens. De kenmerken van de grafieken zoals 2-D of 3-D, hele cirkel of halve cirkel, legenda's,
etc., zijn beschikbaar om het uiterlijk van de bedrijfsgrafiek te bewerken.
Bedrijfsgrafieken wordt geopend door met de rechtermuisknop te klikken op het grafische kader in
uw ontwerp en het venster VDE-grafiekopties te selecteren.
Bedrijfsgrafiekopties
VI Design Express-grafiekopties worden gebruikt voor het genereren van gegevensgestuurde
bedrijfsgrafieken in uw document. Er worden cirkel-, lijn- en staafgrafieken ondersteund. Er zijn
verschillende opties beschikbaar om het uiterlijk van de grafiek te verbeteren, waaronder 3D-
opties en aangepaste kleurselecties.
Voorbeelden van bedrijfsgrafieken:
De stappen voor het maken van een cirkel-, lijn- of staafgrafiek volgen hetzelfde proces:
1. Als u van plan bent om aangepaste kleuren voor uw grafiek te gebruiken, moet u die kleuren
definiëren in het venster Kleurenstalen voordat u begint met het maken van de grafiek, zodat
ze beschikbaar zijn voor selectie.
2. Maak een grafische kader op de locatie van de pagina waar u de bedrijfsgrafiek wilt
weergeven. De grootte van het grafische kader wordt gebruikt als formaat van de
bedrijfsgrafiek, waaronder schaal, etiketten en legenda's, als u hiervan gebruik maakt.
3. Met het grafische kader actief, klikt u met de rechtermuisknop en selecteert u vervolgens
VDE-grafiekopties... . Het dialoogvenster VI Design Express-grafiekopties verschijnt.
4. Selecteer het Grafiektype en selecteer vervolgens de Grafiekopties voor dat grafiektype.
5. Selecteer de gegevenselementen die worden gebruikt voor het samenstellen van de grafiek.
Zo nodig maakt u vóór stap 1 eerst gegevenstransformaties of regels die de juiste gegevens
bevatten. De gegevensvelden, ,egels of gegevenstransformaties die worden geselecteerd,
mogen alleen numerieke gegevens bevatten.
6. Om een voorbeeld van de grafiek weer te geven, gebruikt u de optie Voorbeeld in het
dialoogvenster Grafiekopties.
7. Maak zo nodig aanpassingen in de opties.
220
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-bedrijfsgrafieken
Grafiekopties VI Design Express
Teken een grafisch kader in uw document om een bedrijfsgrafiek te maken. De grootte van het
grafische kader moet overeenkomen met het formaat van de grafiek, inclusief etiketten etc., in uw
document.
Met het grafische kader actief, klikt u met de rechtermuisknop op het grafische kader en selecteert
u vervolgens VDE-grafiekopties .
Het dialoogvenster Grafiekopties VI Design Express verschijnt.
De optie Grafiektype wordt gebruikt om het grafiektype te selecteren. Gebruik dit menu Grafie-
ktype om een Staafgrafiek, Lijngrafiek of Cirkelgrafiek te selecteren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
221
VDE-bedrijfsgrafieken
SSeelleecctteerreenn vvaann iinnvvooeerrggeeggeevveennss
Het venster Grafiekopties VI Design Express vermeldt alle beschikbare gegevensvelden, regels
en gegevenstransformaties onder de titel Variabele gegevens. Selecteer alleen gegevensvelden,
regels en gegevenstransformaties die numerieke gegevens bevatten. Als u een veld kiest dat niet-
numerieke gegevens bevat, verschijnt er een foutmelding wanneer u Voorbeeld selecteert.
Verwijder het veld uit de lijst met invoergegevens om de fout op te lossen.
Markeer de gewenste velden in de lijst Variabele gegevens om de velden te selecteren. Als de
benodigde velden opeenvolgend zijn, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u de selectie
maakt . Of gebruik de Ctrl-toets wanneer u een veld selecteert . Geselecteerde velden worden
gemarkeerd.
Als u de selectie hebt gemaakt, klikt u op de pijl.
Hiermee worden de geselecteerde velden uit de lijst met Variabele gegevens overgebracht naar
de lijst met Invoergegevens.
Als u een veld uit de lijst met Invoergegevens wilt verwijderen, markeert u het veld en selecteert
u vervolgens X . Gebruik de Shift-knop of Ctrl-knop om meerdere selecties te maken.
Als u de volgorde van de velden in de lijst met invoergegevens wilt veranderen, selecteert u het
veld of de velden die u wilt verplaatsen en selecteert u vervolgens de pijl omhoog of omlaag.
222
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-bedrijfsgrafieken
Nadat u de gegevensvelden voor de grafiek hebt geselecteerd, kunt u het label wijzigen en een
staalkleur toewijzen aan elk segment in de grafiek. Als u geen kleur toewijst, wijst VI Design
Express een standaardkleur toe.
Opmerking: Wanneer de optie Kleur grijs wordt weergegeven, worden de standaardkleuren
van VI Design Express gebruikt. Als u de handmatige kleurselectie wilt activeren, schakelt u
het selectievakje Kleuren voor invoergegevens opgeven in het venster Grafiekopties in.
Als u dit selectievakje selecteert, kunt u het menu Kleur gebruiken om een kleur uit de lijst
met stalen te selecteren.
OOppttiieess ssttaaaaff-- eenn lliijjnnggrraaffiieekk
Het gedeelte Grafiekopties van het dialoogvenster Grafiekopties VI Design Express wordt
gebruikt om specifieke grafiekopties toe te wijzen.
Sommige opties worden mogelijk grijs weergegeven, omdat eerst een andere optie moet worden
geselecteerd om deze opties in te schakelen. Het dialoogvenster met de optie voor 3D-hoek wordt
bijvoorbeeld grijs weergegeven totdat 3D wordt geselecteerd. Als 3D eenmaal is geselecteerd,
kunt u het dialoogvenster 3D-hoek gebruiken om de 3D-weergavehoek van de grafiekelementen
te verhogen of verlagen.
De weergegeven opties zijn de standaard grafiekopties die beschikbaar zijn voor staaf- en
lijngrafieken. De opties voor de cirkelgrafiek verschillen enigszins.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
223
VDE-bedrijfsgrafieken
In de volgende tabel staat elke optie in meer detail beschreven.
3D Selecteer deze optie voor het creëren van een 3D-
grafiek. De weergavehoek van de 3D-grafiek kan
worden aangepast door het bedieningselement
rechts van de optie. Als deze optie niet wordt
geselecteerd, wordt er een 2D-grafiek gegenereerd.
3D-hoek Waarde tussen 0.1 en 1. Specificeert de 3D-hoek
van de staaf- of lijnsegmenten als het selectievakje
3D is ingeschakeld. Gebruik de pijlen omhoog/
omlaag om de hoekinstelling aan te passen of typ
een waarde.
Staaf-/lijnkaders weergeven Selecteer deze optie als u een lijn rondom elk
gegevenssegment van de grafiek wilt tekenen. De
standaardinstelling is niet geselecteerd.
Kleuren voor invoergegeven opgeven Schakel dit selectievakje in om staalkleuren toe te
kunnen wijzen aan elk grafieksegment. Met deze
optie kunt u de optie Kleur selecteren voor elk
grafiekelement in het gedeelte Invoergegevens
van het dialoogvenster.
Achtergrondkleur Met deze optie wijst u een achtergrondkleur aan de
grafiek toe.
Grafiekrichting Gebruik dit menu om de grafiekrichting te
selecteren.
Grafiekschaal Gebruik deze optie om de plaatsing van de schaal
te selecteren. Als er geen schaal nodig is, stelt u
deze optie in op Uit.
Etiketten weergeven Opties zijn:
224
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-bedrijfsgrafieken
Uit
Er worden geen etiketten afgedrukt.
Bij X-as
De etiketten worden op de X-as afgedrukt.
Bij gegevenspunt
De etiketten worden bij elk gegevenspunt van
een lijngrafiek afgedrukt.
Aan eind van staaf
De etiketten worden aan het einde van elke
staaf in een staafgrafiek afgedrukt.
Als legenda
De etiketten worden als een legenda afgedrukt.
Waarden invoergegevens weergeven Met deze optie worden gegevenswaarden
weergegeven. U kunt een font en fontkenmerken
selecteren. Deze optie wordt grijs weergegeven
wanneer Etiketten weergeven is ingesteld op Aan
eind van staaf of Bij gegevenspunt.
Font Typeface voor grafieketiketten en waarden.
OOppttiieess cciirrkkeellggrraaffiieekk
De opties voor de cirkelgrafiek verschillen enigszins van de opties voor de staaf- of lijngrafiek. De
afwijkende opties staan in de volgende lijst:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
225
VDE-bedrijfsgrafieken
3D Selecteer deze optie om een 3D-cirkelgrafiek te
maken. De weergavehoek van de 3D-cirkelgrafiek
kan worden aangepast met het bedieningselement
rechts naast de optie. Als deze optie niet wordt
geselecteerd, wordt er een 2D-grafiek gegenereerd.
3D-hoek Waarde tussen 0.1 en 1. Specificeert de 3D-hoek
van de segmenten als het selectievakje 3D is
ingeschakeld. Gebruik de pijlen omhoog/omlaag
om de hoekinstelling aan te passen of typ een
waarde.
Staaf-/lijnkaders weergeven Selecteer deze optie als u een lijn rondom elk
gegevenssegment van de grafiek wilt tekenen. De
standaardinstelling is niet geselecteerd.
Kleuren voor invoergegeven opgeven Schakel dit selectievakje in om staalkleuren toe te
kunnen wijzen aan elk grafieksegment. Als u deze
optie selecteert, kunt u de optie Kleur selecteren
voor elk grafiekelement in het gedeelte
Invoergegevens van het dialoogvenster.
Halve cirkel Er zijn drie opties beschikbaar:
Uit
Met deze optie genereert u een volledige
cirkelgrafiek.
Bovenste helft
Met deze optie genereert u een halve
cirkelgrafiek met de bovenste helft van de cirkel.
Onderste helft
Met deze optie genereert u een halve
cirkelgrafiek met de onderste helft van de cirkel.
Cirkelgrafiek met uitgelichte segmenten Schakel dit selectievakje in om de cirkelgrafiek uit
te lichten.
Etiketten weergeven Er zijn vier opties beschikbaar:
Uit
Er zijn geen etiketten zichtbaar.
Rondom cirkel
Er worden etiketten buiten de cirkelgrafiek
afgedrukt
Rondom cirkel met percentages
Er worden etiketten met percentages buiten de
cirkelgrafiek afgedrukt
Als legenda
Met deze optie wordt een legenda aan de
rechterkant van de cirkelgrafiek afgedrukt.
Font Typeface voor grafieketiketten en waarden.
226
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-bedrijfsgrafieken
VVoooorrbbeeeelldd
Als u een voorbeeld van de grafiek wilt weergeven, selecteert u Voorbeeld onderaan het
dialoogvenster. Het kan even duren voordat de rendering van het eerste voorbeeld is voltooid. Na
rendering van het eerste voorbeeld wordt de rendering van volgende voorbeelden veel sneller
uitgevoerd. Het wordt aanbevolen dat u het selectievakje Automatisch voorbeeld inschakelt,
waarmee het voorbeeld opnieuw wordt gegenereerd wanneer de meeste grafiekopties worden
gewijzigd.
Het voorbeeld toont hoe de grafiek en de etiketten in het grafische kader van uw pagina worden
weergegeven. Als etiketten of legenda's buiten het witte afbeeldingsgebied vallen dat het
grafische kader voorstelt, past u de kantlijnen aan totdat alle etiketten en legenda's zich binnen
het witte vierkant bevinden.
Selecteer Record om steeds naar een ander record te bladeren voor weergave van een voorbeeld
van elk record.
KKaannttlliijjnneenn
Het venster Kantlijnen wordt gebruikt voor het positioneren van de grafiek in het grafische kader,
zodat de grafiek en eventuele etiketten of legenda's binnen de breedte en hoogte blijven van het
grafische kader waarin de grafiek wordt opgenomen.
Gebruik bij het aanpassen van kantlijnen de optie Voorbeeld om de gemaakte wijzigingen te
bekijken.
Als u de voorbeeldoptie wilt selecteren, klikt u op Voorbeeld . Het kan even duren voordat de
rendering van het eerste voorbeeld is voltooid. Na rendering van het eerste voorbeeld wordt de
rendering van volgende voorbeelden veel sneller uitgevoerd. Het wordt aanbevolen dat u het
selectievakje Automatisch voorbeeld inschakelt, waarmee het voorbeeld opnieuw wordt
gegenereerd wanneer de meeste opties worden gewijzigd.
In het voorbeeld ziet u hoe de grafiek en de etiketten in het grafische kader van uw pagina
worden weergegeven. Als etiketten of legenda's buiten het witte afbeeldingsgebied vallen dat het
grafische kader voorstelt, past u de kantlijnen aan totdat alle etiketten en legenda's zich binnen
het witte vierkant bevinden.
Als u de geleidelijnen voor de kantlijnen in het voorbeeldvenster wilt laten weergeven, schakelt u
het selectievakje Geleiders weergeven in.
Als u tevreden bent met uw grafiek en de grafiekopties hebt geselecteerd, klikt u op OK om de
bedrijfsgrafiek in uw ontwerp op te nemen. Selecteer anders Annuleren om het maken van de
bedrijfsgrafiek af te breken.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
227
VDE-bedrijfsgrafieken
GGeeaavvaanncceeeerrddee VVIIPPPP
®®
DDDDGG--ppaarraammeetteerrss
De beschikbare grafiekopties in VI Design Express die worden beschreven, zullen voldoen aan de
meeste behoeften voor bedrijfsgrafieken. Er zijn echter ook enkele geavanceerde opties die u kunt
selecteren om uw grafiek te verfijnen.
Voor toegang tot de geavanceerde opties activeert u de VIPP
®
DDG-parameters door het
selectievakje Geavanceerde VIPP DDG-parameters weergeven te selecteren in de optie
Interface onder het menu Voorkeursinstellingen FreeFlow VI Design Express.
Voor toegang tot het dialoogvenster Voorkeursinstellingen FreeFlow VI Design Express kiest u
het menu Voorkeursinstellingen voor VDE-venster dat hier wordt weergegeven:
Selecteer Voorkeursinstellingen....
Het dialoogvenster Voorkeursinstellingen FreeFlow VI Design Express verschijnt. Selecteer
Geavanceerde VIPP DDG-parameters weergeven.
228
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-bedrijfsgrafieken
Met deze actie wordt de volgende toets toegevoegd aan de vensters Grafiekopties in de
rechterbovenhoek.
De DDG-parameters die worden weergegeven, zijn van toepassing op het geselecteerde
grafiektype. Als u het Grafiektype wijzigt, heeft dat tot gevolg dat er andere opties worden
weergegeven.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
229
VDE-bedrijfsgrafieken
Met de toets DDG-parameters schakelt u tussen de weergave van grafiekopties. Klik op deze
wisselknop om terug te keren naar de vensters Grafiekopties.
De VIPP
®
DDG-parameters worden als volgt beschreven:
Randlijn Als er elementranden worden weergegeven, wordt
met deze parameter de dikte aangepast: 0,1-2
Grootte van legendapunten Bij selectie hiervan worden legendapunten vergroot
of verkleind. 0,5-2
Inspringing legenda (horizontaal) Hiermee past u de inspringing van de legenda aan:
-4-2
Inspringing legenda (verticaal) Hiermee past u de inspringing van de legenda aan:
-2-2
Ruimte tussen staven Hiermee past u de ruimte tussen de staven aan,
alleen voor staafgrafieken: 0-1
Lijn vanaf oorsprong tekenen Hiermee voegt u een lijnelement toe vanaf de
oorsprong tot het eerste gegevenspunt, alleen voor
lijngrafieken: Waar of niet waar
Burst Amplitude Als de cirkelgrafiek is uitgeklapt, wordt met deze
parameter de amplitude vergroot of verkleind,
alleen voor cirkelgrafieken. 0,1-1
230
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
VDE-bedrijfsgrafieken
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
231
10
PIF-opties
Dit hoofdstuk bevat:
Gebruik van VDE PIF-opties ................................................................................................ 232
Met de VDE PIF-optie voegt u een interactieve PDF-functie, d.w.z. een object, in uw toepassing
toe. Een interactieve PDF-functie die in het document wordt geplaatst, wordt niet gerenderd wan-
neer de toepassing afdrukt op een printer waarop VIPP
®
is ingeschakeld, d.w.z afgedrukte uitvoer.
Als u PDF-afdrukken maakt door middel van exporteren naar een VI Design Express-PDF of door
het verwerken van een .vpc-bestand met behulp van VI eCompose, dan worden deze interactieve
PDF-functies bij weergave van het PDF-bestand in Adobe Acrobat of Reader omgezet in objecten
op de pagina waarop geklikt kan worden.
De volgende interactieve PDF-objecten worden ondersteund:
O-
p-
merking
Hiermee plaatst u een geel PDF-notitiepictogram
op de pagina. Als erop wordt geklikt, wordt de notitie uitgebreid en worden de titel en de inhoud van
de notitie weergegeven.
U-
RI
Hiermee voegt u een webadres in een selecteerbaar gebied op de pagina in. Wanneer de muisaanwij-
zer over dit gebied zweeft, verandert de muisaanwijzer en verschijnt er knopinfo met het webadres.
Als de gebruiker op dit gebied klikt en internettoegang heeft, wordt er een browservenster geopend
met het gespecificeerde webadres.
Gebruik van VDE PIF-opties
Opmerking: U wordt aangeraden om de interactieve PDF-functie Notitie toe te passen op
een bestaand tekstkader of grafisch kader, of u kunt een nieuw leeg tekst- of grafisch kader
maken. Het voordeel van het gebruik van een tekstkader of grafisch kader waarin tekst of
een afbeelding is opgenomen, is dat uw document dan een identificeerbaar object bevat
waarop de gebruiker tijdens het bekijken van de PDF-uitvoer kan klikken om de interactieve
PDF-functie in te schakelen.
Gebruik de informatie in deze delen om het proces voor toepassing en verwijdering van PIF-opties
te doorlopen:
Notitie toevoegen
URI toevoegen
VDE PIF-optie verwijderen
NNoottiittiiee ttooeevvooeeggeenn
1. Selecteer het kader, klik met de rechtermuisknop in het kader en selecteer VDE PIF-opties.
232
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
PIF-opties
2. Wanneer het dialoogvenster VDE PIF-opties wordt geopend, schakelt u het selectievakje
VDE PIF-opties inschakelen in.
3. In het menu Type PIF selecteert u Opmerking. Het venster verandert, zodat u de titel en
inhoud van de opmerking kunt invoeren.
4. Voer de titel van de opmerking in. De titel kan een veld of tag uit het gegevensbestand zijn, of
door de gebruiker gedefinieerde tekst.
5. Voer de inhoud van de notitie in.
Selecteer het bovenste keuzerondje om een veld uit het gegevensvenster te selecteren.
Selecteer het onderste keuzerondje om een door de gebruiker gedefinieerde
teksttekenreeks in te voeren zoals in de afbeelding aangegeven.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
233
PIF-opties
6. Om de VDE PIF-optie voor de opmerking af te ronden, klikt op OK. De VDE PIF-opmerking ziet
er ongeveer als volgt uit:
Wanneer het document wordt geëxporteerd, maakt de VDE PIF-notitie deel van het document uit.
Als het document wordt afgedrukt met behulp van .vpc-uitvoer, is de VDE PIF-opmerking niet
zichtbaar. Als u exporteert met behulp van de uitvoeroptie VI Design Express PDF of als u een PDF
aanmaakt vanuit het .vpc-bestand met behulp van de FreeFlow VI eCompose-server (VIPP
®
naar
PDF), wordt de VDE PIF-notitie op de PDF-pagina aangegeven door middel van een geel PDF-
notitiepictogram.
Wanneer u op het gele pictogram klikt, wordt de opmerking geopend en wordt de inhoud ervan
weergegeven.
UURRII ttooeevvooeeggeenn
U wordt aangeraden om een interactieve URI PDF-functie toe te passen op een bestaand
tekstkader of grafisch kader, of u kunt een nieuw leeg tekst- of grafisch kader maken. Het voordeel
van het gebruik van een tekstkader of grafisch kader waarin tekst of een afbeelding is
opgenomen, is dat uw document dan een identificeerbaar object bevat waarop de gebruiker
tijdens het bekijken van de PDF-uitvoer kan klikken om de interactieve PDF-functie in te schakelen.
234
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
PIF-opties
1. Selecteer het kader, klik met de rechtermuisknop in het kader en selecteer VDE PIF-opties.
2. Wanneer het dialoogvenster VDE PIF-opties wordt geopend, schakelt u het selectievakje
VDE PIF-opties inschakelen in.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
235
PIF-opties
3. In het menu Type PIF selecteert u URI.
Het dialoogvenster verandert, zodat u de URI-gegevens kunt invoeren. U kunt het webadres
typen of een veld in het menu selecteren. Zorg dat het veld moet een geldige URI bevat.
4. Klik op OK.
Wanneer het document wordt geëxporteerd, maakt de VDE PIF-URI deel van het document uit.
Als het document wordt afgedrukt met behulp van .vpc-uitvoer, is de VDE PIF-URI niet zichtbaar.
Als u exporteert met behulp van de uitvoeroptie VI Design Express PDF of als u een PDF genereert
vanuit het .vpc-bestand met behulp van de FreeFlow VI eCompose-server (VIPP
®
naar PDF), wordt
de VDE PIF URI als knopinfo weergegeven op de PDF-pagina.
Klik op de inhoud van het kader, waardoor de webkoppeling in uw browser wordt geactiveerd. Er
wordt een browser geopend en een poging gedaan om het webadres te openen.
VVDDEE PPIIFF--ooppttiiee vveerrwwiijjddeerreenn
Als u een gedefinieerd VDE PIF-object wilt verwijderen, volgt u deze stappen:
236
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
PIF-opties
1. Selecteer het kader, klik met de rechtermuisknop in het kader en selecteer VDE PIF-opties .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
237
PIF-opties
2. Wanneer het dialoogvenster VDE PIF-opties wordt geopend, schakelt u het selectievakje
VDE PIF-opties inschakelen uit.
3. Als u het VDE PIF-object uit uw toepassing wilt verwijderen, selecteert u OK .
238
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
PIF-opties
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
239
11
Geavanceerde functies
Dit hoofdstuk bevat:
Geavanceerde functie activeren.......................................................................................... 240
Geavanceerde functie BOOKMARK instellen........................................................................ 242
Een nieuwe geavanceerde functie toevoegen ..................................................................... 244
Een geavanceerde functie exporteren en importeren .......................................................... 247
Een geavanceerde functie taggen in een kader................................................................... 249
Geavanceerde functies opslaan .......................................................................................... 252
Wanneer u VIPP
®
-functies wilt invoegen die niet direct beschikbaar zijn en die niet kunnen worden
weergegeven in de InDesign-interface, gebruikt u Geavanceerde functies. Met Geavanceerde func-
ties voegt u rechtstreeks VIPP
®
-code toe aan de applicatie tijdens het gebruik van de functie Ex-
port wanneer u de VPC genereert. Geavanceerde functies kunnen worden gebruikt om een VIPP
®
-
BOOKMARK in te stellen.
De geavanceerde functie BOOKMARK is beschikbaar.
Gebruik de geavanceerde functie BLADWIJZER wanneer het applicatiebestand (VPC-bestand)
wordt verwerkt met de Xerox FreeFlow VI eCompose-server (VIeC). De VIeC-server gebruikt een op
VIPP
®
gebaseerd VPC-bestand en maakt daar een PDF-bestand van. Indien een BOOKMARK aan-
wezig is in de opdracht, kan de server het PDF-bestand splitsen in aparte sub-PDF-bestanden op
basis van een unieke ID in de applicatie, zoals een accountnummer of naam. De geavanceerde
functie BOOKMARK wordt gebruikt om deze optie en de vereiste parameters in te voegen in het
VPC-bestand tijdens de export vanuit VDE. Er is slechts één geavanceerde functie BOOKMARK per
opdracht toegestaan.
Geavanceerde functie activeren
Ga als volgt te werk om een geavanceerde functie te activeren:
1. Selecteer het pictogram Geavanceerde functies, dat is het tandwiel links onder in het VDE-
venster.
240
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
2. Wanneer het venster Geavanceerde functies wordt weergegeven, selecteert u BOOKMARK
om een VIPP
®
-BOOKMARK toe te voegen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
241
Geavanceerde functies
Geavanceerde functie BOOKMARK instellen
Om een geavanceerde functie in te stellen, selecteert u BOOKMARK.
Geef de vereiste en optionele informatie op voor de functie VIPP
®
BOOKMARK:
Deze bladwijzer inschakelen: Om de optie BOOKMARK in te schakelen, schakelt u het selec-
tievakje Deze bladwijzer inschakelen in.
Invoerreeks: Om ervoor te zorgen dat het geselecteerde veld uniek is, raadt Xerox u aan de
functie Transformeren te gebruiken om twee of meer variabele velden samen te voegen. Ge-
bruik de samengevoegde velden voor de Invoerreeks.
Sub-PDF-bestanden maken: Schakel dit selectievakje in om sub-PDF-bestanden te genereren.
Het veld is standaard geselecteerd. U kunt velden selecteren uit de lijst met gegevensobjecten,
of de reeks handmatig invoeren. Als u het selectievakje voor Sub-PDF-bestanden maken niet
inschakelt, splitst de FreeFlow VI eCompose-software de gegenereerde PDF niet.
Bladwijzer opnemen in sub-PDF-bestanden: Schakel dit selectievakje in om de bladwijzer op
te nemen in de sub-PDF.
Uitgebreide invoerreeks: De bladwijzer kent 256 tekens toe voor de invoerreeks-gegevens die
naar de VIeC-server worden doorgevoerd. Als u meer tekens nodig hebt voor de invoerreeks,
schakelt u dit selectievakje in. Zie het commando BOOKMARK in de Handleiding van de
VIPP
®
-taal voor meer informatie.
Uitgebreide invoer opnemen: Om te beschrijven hoe de uitgebreide bladwijzer moet worden
toegepast, selecteert u een van de drie opties:
242
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
Alleen in de hoofd-PDF
In hoofd-PDF en VIeC-indexbestand (standaard)
In hoofd-PDF, VIeC-indexbestand en sub-PDF-bestanden
Activeringsregel gebruiken: Om de functie BOOKMARK in te schakelen op basis van het resul-
taat van een eerder gedefinieerde VDE-tekstregel, schakelt u het selectievakje Activeringsre-
gel gebruiken in.
Opmerking: De toepasselijke regels staan in de lijst met activeringsregels. De func-
tie BOOKMARK wordt alleen geactiveerd voor een bepaald record als het evaluatie-
resultaat van de geselecteerde activeringsregel is ingesteld op WAAR .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
243
Geavanceerde functies
Een nieuwe geavanceerde functie toevoegen
1. Klik in het scherm Geavanceerde functie op het pictogram Plus (+) linksonder in het scherm.
2. Er wordt een nieuw dialoogvenster weergegeven. Typ in het veld Functienaam de naam en
klik vervolgens op OK.
3. Om de optie Geavanceerde functie in te schakelen, selecteert u het selectievakje
Geavanceerde functie inschakelen.
244
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
4. Voer de VIPP
®
-code in het tekstgebied voor VIPP-commandoregels in.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
245
Geavanceerde functies
5. Om gegevensvelden, gegevenstransformatie of regels in te voeren, klikt u met de
rechtermuisknop op het tekstgebied. In het contextmenu kiest u de gegevens die moeten
worden ingevoegd in de VIPP
®
-code.
6. Nadat u de functiecodes hebt voltooid, klikt u op OK.
246
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
Een geavanceerde functie exporteren en
importeren
1. Om een geavanceerde functie te exporteren, gaat u naar het venster Geavanceerde
functie en selecteert u vervolgens de geavanceerde functie die u wilt exporteren.
2. Onder op het scherm klikt u op het pictogram Exporteren.
3. Als exportnaam voert u de bestandsnaam op die locatie in met de extensie .dat.
4. Ga voor de importfunctie naar het venster Geavanceerde functies . Onder op het scherm
klikt u op het pictogram Importeren. Er wordt een dialoogvenster geopend.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
247
Geavanceerde functies
5. Selecteer in het dialoogvenster het APT .dat-bestand dat u wilt importeren.
De geïmporteerde geavanceerde functie wordt weergegeven in de lijst. Als de geïmporteerde
geavanceerde functie dezelfde naam heeft als een bestaande functie, hernoemt de software
de functie naar << advancedfunc(1) >>
248
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
Een geavanceerde functie taggen in een kader
1. Om een geavanceerde functie in een kader te taggen, klikt u in het scherm Geavanceerde
functies op de geavanceerde functie die u wilt toevoegen aan het kader.
2. Selecteer Deze opdracht uitvoerenInvoegen in een kader en klik vervolgens op OK.
3. Selecteer het kader waarvoor u de geavanceerde functies wilt activeren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
249
Geavanceerde functies
4. Klik met de rechtermuisknop op het kader en selecteer vervolgens VDE geavanceerde
functies.
5. Selecteer uit de lijst voor AF-naam de APT geavanceerde functie die u wilt koppelen aan het
documentkader.
6. Klik in het dialoogvenster VDE geavanceerde functies op code ervoor invoegen of code
erna invoegen. Klik op OK.
DDee VVIIPPPP
®®
--ccooddee iinn ddee ooppddrraacchhttssttrruuccttuuuurr ppllaaaattsseenn
Hierna volgen de aangepaste acties aan de hand waarvan wordt bepaald waar de VIPP
®
-code in
de opdrachtstructuur wordt geplaatst om Geavanceerde functies in de uitvoeringscontext
Aangepaste acties te maken.
Aan begin van opdracht
Als u de optie Aan begin van opdracht gebruikt, wordt het VIPP
®
-commando in het JDT-
bestand van de VI Project Container geplaatst en aan het begin van de opdracht uitgevoerd.
Bijvoorbeeld:
250
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
(Paginanr.) 1 4 SETPAGENUMBER
Aan begin van document
Als u de optie Aan begin van document gebruikt, wordt het VIPP
®
-commando in het DBM-
bestand van de VI Project Container geplaatst en aan het begin van het document uitgevoerd.
Bijvoorbeeld:
/NTMR 14 SETFONT
100 100 MOVETO
(Tekst voor weergave) SHL
Aan eind van document
De optie Aan eind van document is vergelijkbaar met de optie Aan begin van document. Als
u de optie Aan eind van document gebruikt, wordt het VIPP
®
-commando in het DBM-bestand
van de VI Project Container geplaatst en aan het eind van het document uitgevoerd.
Aan begin van iedere pagina
Als u de optie Aan begin van iedere pagina gebruikt, wordt de VIPP
®
-code geplaatst in
{.... }BEGINPAGE, waarbij BEGINPAGE acties definieert die aan het begin van elke pagina
moeten worden uitgevoerd.
Plaats de procedure BEGINPAGE voor eventuele markeringscommando's, waaronder het
commando MOVETO op de huidige pagina. Als u het commando BEGINPAGE achter een
markeringscommando plaatst, wordt het commando BEGINPAGE niet voor de huidige pagina
uitgevoerd en door het commando PAGEBRK aan het eind van de pagina verworpen.
Bijvoorbeeld:
IF CPCOUNT 2 eq {
/NCRB 0 SETFONT
}
ELSE {
/NCRB 20 SETFONT
}
ENDIF
Voor eind van iedere pagina
Als u de optie Voor eind van iedere pagina gebruikt, wordt de VIPP
®
-code geplaatst in {....
}ENDPAGE.
ENDPAGE wordt gebruikt om acties te definiëren die het systeem aan het eind van elke pagina
uitvoert, bijvoorbeeld:
{
/NHE 20 SETFONT
11 15 MOVETO
(Dit is een voorbeeldtekst) SH
} ENDPAGE
Na eind van iedere pagina
Als u de optie Na eind van iedere pagina gebruikt, wordt de VIPP
®
-code geplaatst in {.... }
/P ENDPAGE.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
251
Geavanceerde functies
Geavanceerde functies opslaan
Als u de VPC of PDF genereert, kunt u met Geavanceerde functie de VIPP
®
-commando's recht-
streeks in de toepassing invoeren tijdens het exporteren. Als u InDesign hebt afgesloten, kunnen
deze geavanceerde functies niet worden bewaard tenzij u de VPC of PDF expliciet exporteert en
importeert. Het doel van deze functie is om de geavanceerde functie globaal op te slaan voor een
specifiek apparaat.
In het deelvenster Geavanceerde functies kunt u de geavanceerde functie permanent opslaan
door Geavanceerde functie opslaan te selecteren. U kunt dit selectievakje uitschakelen bij het op-
starten. Als u de VIPP
®
-code in het tekstgebied voor VIPP
®
-commando's hebt ingevoerd, wordt
het selectievakje Geavanceerde functie opslaan beschikbaar.
Als u de toepassing opnieuw start of als u een document maakt, wordt het deelvenster Geavan-
ceerde functies gevuld met de opgeslagen geavanceerde functies, zoals aangegeven in de vol-
gende figuur:
252
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
OOppggeessllaaggeenn ggeeaavvaanncceeeerrddee ffuunnccttiieess vveerrwwiijjddeerreenn
Als u opgeslagen geavanceerde functies wilt verwijderen, klikt u op de toets Verwijderen -, zoals
aangegeven in de volgende figuur :
Er verschijnt een vraag of u de geavanceerde functies uit het opgeslagen pad wilt verwijderen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
253
Geavanceerde functies
HHeett ppaadd iinnsstteelllleenn vvoooorr hheett ooppssllaaaann vvaann
ggeeaavvaanncceeeerrddee ffuunnccttiieess
Met de functie Geavanceerde functies worden bestanden standaard opgeslagen in het pad C:
\Users\UserName\documents\AdvancedFunction. Er wordt een map Advanced
Function gemaakt in het pad C:\Users\UserName\documents\. Elke geavanceerde functie
wordt in dit pad opgeslagen als afzonderlijke .DAT-bestanden. Het geselecteerde pad verschijnt in
het dialoogvenster Voorkeursinstellingen FreeFlow VI Design Express.
254
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
Klik op Bladeren… om het pad naar de gewenste locatie te wijzigen .
Er verschijnt een dialoogvenster voor het openen van bestanden, waar u het mappad kunt
selecteren. Klik op Map selecteren . Het geselecteerde pad verschijnt in het veld met de
padtekst. Als u op OK klikt, verschijnt er een vraag of u de bestaande opgeslagen geavanceerde
functie wilt kopiëren naar het nieuwe aangegeven pad, zoals aangegeven in de volgende figuur :
Als u op OK klikt, worden alle eerder opgeslagen geavanceerde functies gekopieerd naar het
geselecteerde pad. Alle toekomstige geavanceerde functies van InDesign worden in dit pad
opgeslagen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
255
Geavanceerde functies
256
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Geavanceerde functies
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
257
12
Gegevenstransformaties
Dit hoofdstuk bevat:
Venster Gegevenstransformatie maken............................................................................... 258
Maskers voor gebruikersinvoer ............................................................................................ 265
Rekenkundige uitdrukkingen ............................................................................................... 267
Gegevenstransformatie voor rekenkundige uitdrukking maken............................................ 268
Met gegevenstransformaties kunnen gegevenstransformaties en notatieopties worden toegepast
op de tekst in het document. Transformaties Letterkast voor titel kunnen bijvoorbeeld worden toe-
gepast op naam- en adresgegevens om er zeker van te zijn dat de eerste letter altijd een hoofdlet-
ter is. Of u kunt valutasymbolen en scheidingstekens aan een numerieke waarde toevoegen,
terwijl ook het aantal decimale cijfers dat wordt weergegeven wordt gecontroleerd.
Gegevenstransformaties kunnen een of meer invoeritems bevatten. Ieder invoeritem bevat een
starttekenreeks en een of meer acties. Iedere actie heeft een actieselectielijst en controleert op
aanvullende gegevens zoals vereist door de geselecteerde actie. De lijst met acties bevat zeven ac-
ties en Geen actie. VDE beoordeelt eerst iedere afzonderlijke invoer, van starttekenreeks tot eerste
actie, resultaat van eerste actie naar tweede actie enzovoort. Vervolgens worden de resulterende
tekenreeksen van alle invoeritems samengevoegd.
Er is een maximumaantal gegevenstransformaties dat in een document kan worden gedefinieerd.
Deze limiet is afhankelijk van de lengte van elke gegevenstransformatiedefinitie, het aantal velden
van het gegevensbestand en de lengte van elke veldnaam. Xerox raadt het volgende aan:
houd de namen van de gegevenstransformaties kort
beperk het aantal ‘acties’ in elke gegevenstransformatie tot een minimum.
Venster Gegevenstransformatie maken
Het venster Gegevenstransformatie maken bestaat uit de volgende velden en bijbehorende
opties:
Naam gegevenstransformatie : Voer een naam in voor de gegevenstransformatie.
Beschrijving : Om het doel van gegevenstransformatie te beschrijven voor toekomstige refe-
rentie, voert u de informatie in dit veld in.
Type gegevenstransformatie : Selecteer een optie:
Tekst
Tekstbestand
Grafische afbeelding
Starttekenreeks : Het gegevensbestand vult de gegevensveldnamen.
Acties : De acties bepalen hoe VDE omgaat met de gegevens in de starttekenreeks.
Geen actie : Als u deze optie selecteert, wordt er geen actie uitgevoerd op het veld. De optie
Geen actie wordt vaak gebruikt om twee of meer gegevensvelden aaneen te schakelen. Wan-
neer er bijvoorbeeld een complexe reeks voor gebruik in een streepjescode-optie wordt ge-
bouwd, kunt u de voornaam, spatie, achternaam enzovoorts aaneenschakelen.
Letterkast voor titel : Wanneer deze optie wordt toegepast op een veld met tekstgege-
vens, zorgt VDE ervoor dat de eerste letter van ieder woord na een spatie een hoofdletter
wordt en dat de rest van het woord uit kleine letters bestaat. De transformatie Letterkast
voor titel kan bijvoorbeeld worden gebruikt om velden zoals een naam and adressen af te
drukken met de hoofdletters op de juiste plaats.
Hoofdletters : Wanneer deze optie wordt toegepast op een veld met tekstgegevens, ver-
andert VDE alle tekens van de teksttekenreeks in hoofdletters.
Kleine letters : Wanneer deze optie wordt toegepast op een veld met tekstgegevens, ver-
andert VDE alle tekens van de teksttekenreeks in kleine letters.
Subtekenreeks op basis van positie : Deze optie zorgt voor een tekenreekssplitsing. Spe-
cificeer een beginpositie en het aantal benodigde tekens. Bijvoorbeeld, in de tekenreeks
18002759376, kunt u de landcode of het "exchange number" (wisselnummer) uit de te-
kenreeks halen met gebruik van de optie Subtekenreeks gebaseerd op positie. Als u een
startpositie van 1 opgeeft voor een lengte van 1, wordt het teken 1 uit de reeks gehaald.
258
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gegevenstransformaties
Als u een startpositie van 2 opgeeft voor een lengte van 3, wordt het kengetal uit de reeks
gehaald.
Subtekenreeks op basis van index : Deze optie is handig als de gegevens waaruit u infor-
matie wilt halen, een scheidingsteken hebben. Als de tekenreeks bijvoorbeeld het tele-
foonnummer 1-800-275-9376 is, kan het teken - als scheidingsteken worden gebruikt.
Als u het teken - selecteert als scheidingsteken en index 1 selecteert, wordt het teken 1
uit de tekenreeks gehaald. Als u hetzelfde scheidingsteken gebruikt en een indexwaarde
van 4 selecteert, worden de tekens 9376 uit de tekenreeks gehaald.
Tekenteller : Met deze optie kunt u het aantal aanwezige tekens in de tekenreeks tellen.
U kunt de tekenteller gebruiken na Spaties verwijderen, waarmee u ongewenste spaties
verwijdert en alleen de gewenste tekens telt.
Spaties verwijderen : Met deze optie kunt u ongewenste begin- en eindspaties uit een te-
kenreeks verwijderen. U kunt de functie Spaties verwijderen gebruiken om dubbele spa-
tietekens binnen een tekenreeks te verwijderen. Dit kan handig zijn als de gegevens
ongewenste spatietekens bevatten.
Recordteller : Met deze optie kunt u een beginwaarde invoeren, gevolgd door een gese-
lecteerde verhogingswaarde. De beginwaarde moet numeriek zijn en tussen -999999999
en 999999999 liggen, inclusief 0. De verhogingswaarde kan een positief of een negatief
getal zijn tussen -9999 en +9999, en kan een 0 bevatten. Gebruik de optie Recordteller
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
259
Gegevenstransformaties
om lotnummers enz. te maken. De teller loopt op met elke recordwijziging, niet voor iedere
keer dat het record wordt afgedrukt. De recordteller telt bijvoorbeeld het aantal keer dat
de opdracht wijzigt van het ene record naar het andere. Als een enkel record vaak wordt
herhaald, wordt de teller niet verhoogd. De optie Recordteller maakt een teller voor gege-
venstransformatie. De waarde in de teller kan worden verhoogd of verlaagd met een ge-
geven hoeveelheid voor ieder verwerkt record. Let op: de teller loopt op per record. U kunt
dit mechanisme gebruiken voor serienummers, lotnummers, enz.
Als u de recordteller gebruikt, kunt u de volgende parameters gebruiken.
Starttekenreeks
Deze parameter heeft een andere functie dan in andere transformatie-uitdrukkingen. Startte-
kenreeks wordt gebruikt om de stapwaarde te voorzien van een voorloopreeks. Zo kan een
stapwaarde aan het begin van de tekstreeks Kaartnr. worden toegevoegd. Dit veld kan ook
een waarde zijn in een veld of leeggelaten worden.
Basis
Deze waarde is de numerieke startwaarde en kan elke willekeurige numerieke waarde zijn.
Opmerking: Gebruik gehele getallen uitsluitend voor zowel basis- als
verhogingswaarden.
Verhoging
De stapwaarde is de waarde die wordt toegevoegd aan de basiswaarde telkens wanneer een
nieuw record wordt verwerkt. Als de stapwaarde bijvoorbeeld is ingesteld op 1, wordt het resul-
taat van deze gegevenstransformatie in stappen van 1 verhoogd telkens wanneer een nieuw
record wordt verwerkt. Als de stapwaarde is ingesteld op 10, wordt het resultaat in stappen van
10 verhoogd. Negatieve getallen kunnen worden gebruikt om de waarde te verlagen In het
voorbeeld is het veld Starttekenreeks leeg, de basiswaarde is ingesteld op 0 en de verho-
gingswaarde is 1. Deze waarden resulteren in een veld dat in stappen van 1 wordt verhoogd
voor elk record dat wordt verwerkt. Omdat het veld Starttekenreeks leeg is, wordt er geen voor-
loopreeks aan de waarde toegevoegd.
Om de gegevenstransformatie te bewerken, voegt u in het veld Starttekenreeks een teken-
reeks toe, zoals Ticket: .
260
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gegevenstransformaties
Opmerking: Gebruik de Export-functie Recordbereik niet om een subset van een gege-
vensbestand af te drukken wanneer een recordteller wordt gebruikt. Er kunnen zich on-
voorspelbare resultaten voordoen, tenzij de opdracht wordt bewerkt en de
Basisinstelling van de recordteller wordt aangepast, zodat deze de juiste waarde aan-
geeft van het beginrecord dat wordt gebruikt in de exportoptie Recordbereik. Bijvoor-
beeld, in een opdracht van 10 records met de basiswaarde 1 waarbij het recordbereik
wordt gebruikt om records 5 t/m 10 opnieuw af te drukken, gaan de zaken mis omdat de
recordteller niet klopt voor de opnieuw afgedrukte records, tenzij de opdracht wordt be-
werkt en de beginbasiswaarde op 5 wordt ingesteld.
Voorloopnullen behouden
Om voorloopnullen te behouden, schakelt u het selectievakje in. Om voorloopnullen te onder-
drukken, verwijdert u het vinkje.
Herhalingsteller
Deze functie lijkt op de Recordteller, maar deze herhalingsteller loopt op telkens wanneer het
record wordt afgedrukt. Als bijvoorbeeld een record vijf keer wordt herhaald, loopt de teller met
vijf op. Om de teller te herstellen naar de oorspronkelijke waarde wanneer u een nieuw record
tegenkomt, selecteert u het selectievakje Basisinstelling . Om de verhoging door te blijven voe-
ren bij nieuwe records, verwijdert u het vinkje bij Basisinstelling . U kunt de teller bijvoorbeeld
gebruiken als u 100 loten uit een loterij wilt afdrukken met een volgnummer, maar slechts één
gegevensrecord hebt. Om het record 100 keer te herhalen, drukt u de loten af met de herha-
lingsteller en de opties voor record herhalen.
Getalnotatie
Wanneer Getalnotatie wordt toegepast op een veld dat numerieke tekenreeksen bevat, zorgt
VDE voor de notatie van de getallen in het veld. Er wordt een masker gemaakt met tekens,
waarvan sommige speciale functies hebben op het toetsenbord, waarmee wordt bepaald hoe
de numerieke tekenreeks wordt afgedrukt. Als er bijvoorbeeld een masker wordt toegepast op
de numerieke tekenreeks 18002759376, kan deze worden afgedrukt als een telefoonnummer:
1-800-275-9376, als een valuta: $ 180.027.593,76, of als een numerieke waarde:
180.027.593,76 of 180.027, waarbij de decimalen worden verwijderd. Voor meer informatie
over de notatie raadpleegt u Door de gebruiker gedefinieerde maskers .
Opmerking: De scheidingstekens voor decimale getallen en duizendtallen zijn in de Ver-
enigde Staten en Europa niet hetzelfde. Controleer of u het juiste scheidingsteken hebt
geselecteerd voor uw locatie.
Selecteer een scheidingsteken in de lijst.
VS-notatie
VS-notatie zonder decimaal scheidingsteken
EU-notatie
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
261
Gegevenstransformaties
EU-notatie zonder decimaal scheidingsteken
Geen notatiepunctuatie
Wanneer u een decimale optie selecteert en de numerieke tekenreeks geen decimale getallen
heeft, voegt VDE ,00 aan de numerieke tekenreeks toe.
Hex naar tekst
Hex naar tekst is een transformatieoptie waarmee een reeks hexadecimale waarden wordt ge-
transformeerd in een reeks normale teksttekens. Deze optie wordt doorgaans gebruikt om vari-
abele gegevens door te geven aan bepaalde streepjescodefuncties.
Een voorbeeld is een transformatie waarmee de reeks 4142434445 wordt omgezet in de teken-
reeks ABCDE.
Opmerking: Er wordt geen validatie uitgevoerd op de invoerreeks; de gebruiker is er dus
zelf verantwoordelijk voor dat de reeksen geldig zijn, omdat de conversie dynamisch op
de printer plaatsvindt. InDesign kan hexadecimale waarden onder 0x20 of boven 0x7e
niet correct weergeven.
Optelling
Met de bewerking Optelling worden twee numerieke waarden, ofwel een veld met numerieke
gegevens ofwel een door de gebruiker gedefinieerde numerieke waarde, gekozen en bij elkaar
opgeteld. De daaruit ontstane numerieke waarde is het resultaat van de bewerking. U kunt het
resultaat gebruiken als de invoerwaarde in een volgende uitdrukking of bewerking in een sa-
mengestelde gegevenstransformatie. Voor meer informatie raadpleegt u Rekenkundige
uitdrukkingen en Gegevenstransformatie voor een rekenkundige uitdrukking maken .
Opmerking: Rekenkundige uitdrukkingen kunnen getallen verwerken van maximaal 25
cijfers voor en 15 cijfers achter de komma.
Aftrekking
Met de bewerking Aftrekking worden twee numerieke waarden, ofwel een veld met numerieke
gegevens ofwel een door de gebruiker gedefinieerde numerieke waarde, gekozen en wordt de
tweede waarde van de eerste afgetrokken. De daaruit ontstane numerieke waarde is het resul-
taat van de bewerking. U kunt het resultaat gebruiken als de invoerwaarde in een volgende uit-
drukking of bewerking in een samengestelde gegevenstransformatie. Voor meer informatie
raadpleegt u Rekenkundige uitdrukkingen en Gegevenstransformatie voor een rekenkundige
uitdrukking maken .
Opmerking: Rekenkundige uitdrukkingen kunnen getallen verwerken van maximaal 25
cijfers voor en 15 cijfers achter de komma.
Vermenigvuldiging
Met de bewerking Vermenigvuldiging worden twee numerieke waarden, ofwel een veld met
numerieke gegevens ofwel een door de gebruiker gedefinieerde numerieke waarde, gekozen en
wordt de eerste waarde vermenigvuldigd met de tweede waarde. De daaruit ontstane numerie-
ke waarde is het resultaat van de bewerking. U kunt het resultaat gebruiken als de invoer-
waarde in een volgende uitdrukking of bewerking in een samengestelde
gegevenstransformatie. Voor meer informatie raadpleegt u Rekenkundige uitdrukkingen en
262
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gegevenstransformaties
Gegevenstransformatie voor een rekenkundige uitdrukking maken .
Opmerking: Rekenkundige uitdrukkingen kunnen getallen verwerken van maximaal 25
cijfers voor en 15 cijfers achter de komma.
Deling
Met de bewerking Deling worden twee numerieke waarden, ofwel een veld met numerieke ge-
gevens ofwel een door de gebruiker gedefinieerde numerieke waarde, gekozen en wordt de
eerste waarde door de tweede gedeeld. De daaruit ontstane numerieke waarde is het resultaat
van de bewerking. U kunt het resultaat gebruiken als de invoerwaarde in een volgende uitdruk-
king of bewerking in een samengestelde gegevenstransformatie. Voor meer informatie raad-
pleegt u Rekenkundige uitdrukkingen en Gegevenstransformatie voor een rekenkundige
uitdrukking maken .
Opmerking: Rekenkundige uitdrukkingen kunnen getallen verwerken van maximaal 25
cijfers voor en 15 cijfers achter de komma.
Rest
De rest (Modulo)-expressie maakt gebruik van twee numerieke operanden. Zorg dat beide
waarden gehele getallen zijn. Beide operanden bevatten een veld met numerieke gegevens of
een door de gebruiker gedefinieerde numerieke waarde.
De waarde van de eerste operand wordt gedeeld door de waarde van de tweede operand. Het
resterende gehele getal is de rest van de expressie. Als 10 bijvoorbeeld wordt gedeeld door 3, is
het resterende getal 1. Dat wil zeggen, 3 gaat drie keer in 10, daarmee komt u uit op 9. Trek 9
van 10 af en het resterende getal is 1.
Zorg dat beide waarden uitsluitend gehele getallen zijn. De tweede waarde kan niet nul zijn.
Voor meer informatie raadpleegt u Rekenkundige uitdrukkingen en Gegevenstransformatie
voor een rekenkundige uitdrukking maken .
Opmerking: Rekenkundige uitdrukkingen kunnen getallen verwerken van maximaal 25
cijfers voor en 15 cijfers achter de komma.
Som
De uitdrukking Opsomming is een optie die bedoeld is voor gebruik in een Door voorvoegsel
gescheiden transactionele gegevens-applicatie. Daarmee wordt het totaal berekend van alle
waarden in een object van terugkerende gegevens. Dit is van toepassing op een kolom met
waarden die bij een object van terugkerende gegevens in een document met door voorvoeg-
sel gescheiden transactionele gegevens horen. U kunt bijvoorbeeld de optie Opsomming ge-
bruiken in een telefoonrekening om de totale kosten te laten zien van de waarden die in een
kolom met de kosten per gesprek zijn ingevoerd.
Het gebruik van Opsomming buiten de toepassing met Door voorvoegsel gescheiden trans-
actionele gegevens wordt niet aanbevolen, omdat het resultaat dan gewoon de enkele waar-
de is die in de optie Starttekenreeks is aangegeven
Opmerking: Rekenkundige uitdrukkingen kunnen getallen verwerken van maximaal 25
cijfers voor en 15 cijfers achter de komma.
Afronding
Met de bewerking Afronding wordt een afrondingsalgoritme op een numerieke waarde toege-
past, ofwel een veld met numerieke gegevens ofwel een door de gebruiker gedefinieerde nume-
rieke waarde. Afronding is gebaseerd op de waarde die is ingesteld door de schuifregelaar voor
afronding.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
263
Gegevenstransformaties
De uitdrukking Afronding maakt gebruik van de methode Afronden naar boven. Wanneer
123,456 bijvoorbeeld is ingesteld op afronding op de tweede decimaal, is het resultaat 123,46.
Opmerking: Rekenkundige uitdrukkingen kunnen getallen verwerken van maximaal 25 cij-
fers voor en 15 cijfers achter de komma.
Gegevenstransformatie herhalen
De optie Gegevenstransformatie herhalen wordt gebruikt om de evaluatie van de gegevens-
transformaties een opgegeven aantal keren te herhalen. Bijvoorbeeld: als vóór het inschakelen
van deze optie het resultaat van een gegevenstransformatie de tekstreeks Dave Kirk was,
dan zou de uiteindelijke reeks na het toepassen van de functie Gegevenstransformatie herha-
len met een herhalingswaarde van 3 en als scheidingsteken ~ , er als volgt uitzien: Dave
Kirk ~ Dave Kirk ~ Dave Kirk . Het scheidingsteken wordt niet aan het eind van de reeks
toegevoegd.
U kunt de optie Gegevenstransformatie herhalen gebruiken met een standaardfont en de op-
tie toepassen op de Microtekst voor speciale beeldvorming, waarbij we u aanraden om altijd
een teksttekenreeks te herhalen. Zorg dat de herhalingswaarde tussen 2 en 10.000 ligt.
Waarden en printerprestatie
Gebruik geen hoge waarden voor Gegevenstransformatie herhalen, omdat hierdoor de printer-
prestaties nadelig kunnen worden beïnvloed.
Ondersteuning
Deze optie wordt niet ondersteund bij fonts voor speciale beeldvorming, GlossMark- of Correla-
tionMark-fonts.
Gegevenstransformatie herhalen
Het is weliswaar toegestaan om een transformatie te gebruiken bij de functie Gegevenstrans-
formatie herhalen als invoer voor een andere gegevenstransformatie, maar dit wordt niet aan-
geraden vanwege het grote aantal herhalende acties dat hiervan het gevolg kan zijn. Als u het
selectievakje voor Gegevenstransformatie herhalen inschakelt, voert u het aantal keer in dat
de gegevens moeten worden herhaald. Selecteer of definieer vervolgens het scheidingstype.
264
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gegevenstransformaties
Maskers voor gebruikersinvoer
Wanneer u de optie Notatie hebt geselecteerd, is een door de gebruiker gedefinieerd masker no-
dig. In een masker wordt beschreven hoe de gegevens op de pagina worden afgedrukt en hoe ze
worden weergegeven op het scherm. Normaal gesproken kan elk teken als maskerteken worden
gebruikt. Sommige tekens hebben echter een speciale functie. Twee daarvan worden hieronder
beschreven:
@ Het teken @ is een plaatsaanduiding voor een numeriek teken (0-9). Wanneer u
een masker maakt, is het belangrijk dat u voldoende @-tekens invoegt, zodat de
langste numerieke tekenreeks die wordt afgedrukt ook past. U kunt beter meer
tekens invoeren dan u nodig hebt, dan te weinig tekens hebben. Het maskerte-
ken @ meldt aan VDE dat als er een numerieke waarde aanwezig is op deze po-
sitie van de tekenreeks, deze moet worden afgedrukt en dat er anders niets
hoeft te worden afgedrukt.
# Het teken # is een positieteken voor verplichte numerieke tekens (0-9). Als er op
die positie geen numerieke waarde aanwezig is, wordt het teken vervangen door
een nul.
Door beide tekens te combineren hebt u veel notatiemogelijkheden. Hier volgt een aantal voor-
beelden van door gebruikers gedefinieerde maskers en het resultaat van die maskers voor de nu-
merieke tekenreeks 76893485.
Masker Resultaat
Opmerking
@@.@@@.@@@.
@@@
76.893.485 Hoewel er tekens voor plaatsaanduidingen zijn, wor-
den deze genegeerd als er geen numerieke gegevens
zijn. Dan wordt er niets afgedrukt.
##,###,###,### 00,076,893,485 Aangezien het teken # een vereiste plaatsaanduiding
is, wordt er een nul ingevoegd wanneer er geen an-
dere waarde aanwezig is.
@@,@@@,@@@,
@@#
76,893,485 Dit voorbeeld lijkt weliswaar op het eerste voorbeeld,
maar als er geen numerieke gegevens beschikbaar
zijn, wordt er op de plaats een nul afgedrukt.
@@,@@@,@@@.
@@@
76,893.485 Er is een punt ingevoegd. Deze staat voor een deci-
maal scheidingsteken. Er zijn hier drie decimale
plaatsen.
@@.@@@.@@#,## 76.893,48 Dit masker beperkt de decimale getallen tot twee te-
kens (VS).
$ @@.@@@.@@#,## $ 76.893,48 Dit masker heeft bijna dezelfde grenzen als het bo-
venstaande masker, alleen is het teken $ als valutate-
ken toegevoegd.
De onderstaande tabel bevat nog een aantal andere veelvoorkomende notatiemaskers voor nume-
rieke tekenreeksen, dit keer voor het telefoonnummer 8002759376:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
265
Gegevenstransformaties
Masker Resultaat
@@@-@@@-@@@@ 800-275-9376
(@@@) @@@-@@@@ (800) 275-9376
1 (800) @@@-@@@@ 1 (800) 275-9376
@@-@@-@@-@@-@@ 80-02-75-93-76
266
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gegevenstransformaties
Rekenkundige uitdrukkingen
U kunt Rekenkundige gegevenstransformatie-objecten maken en toepassen in documenten.
Rekenkundige uitdrukkingen worden ingesteld en toegepast in het venster Gegevenstransformatie.
Een gegevenstransformatie kan een enkelvoudige uitdrukking zijn of een samengestelde uitdruk-
king. Een samengestelde uitdrukking kan worden gemaakt door een aantal rekenkundige uitdruk-
kingen te combineren tot een enkele gegevenstransformatie. Dit betreft ook de uitdrukking
Getalsnotatie die kan worden gebruikt om de resulterende numerieke waarde te noteren, bijvoor-
beeld door het juiste valutateken aan de reeks toe te voegen.
Opmerking: De presentatie van de rekenkundige uitdrukking kan verschillen tussen InDe-
sign en de rendering op de printer. Zo kan een uitdrukking waarbij 999 afgetrokken wordt
van 1.000 in InDesign worden weergegeven als 1, maar als 0001 worden weergegeven op
de afdruk. Als u deze voorloopnullen wilt voorkomen, gebruikt u de optie Indeling om een
gegevenstransformatie toe te passen. Hiermee regelt u de weergave of onderdrukking van
voorloopnullen als de laatste gegevenstransformatie in een samengestelde
gegevenstransformatie.
In een samengestelde gegevenstransformatie wordt de resulterende waarde van de eerste uit-
drukking automatisch verwerkt in de tweede uitdrukking. De resultaten van de tweede uitdrukking
worden verwerkt in de derde uitdrukking, enzovoort. Hieronder ziet u een voorbeeld van de bewer-
kingen in een samengestelde uitdrukking waarbij eerst twee getallen worden opgeteld, en de som
vervolgens wordt vermenigvuldigd met een vast getal:
uitdrukking1: som van twee getallen (2 + 3 = 5)
uitdrukking2: resultaat van uitdrukking1 vermenigvuldigd met 5 (5 x 5 = 25)
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
267
Gegevenstransformaties
Gegevenstransformatie voor rekenkundige
uitdrukking maken
U maakt een gegevenstransformatie voor een rekenkundige uitdrukking op dezelfde manier als
een andere gegevenstransformatie.
De volgende lijst bevat de stappen voor het maken van een gegevenstransformatie waarbij de in-
houd van het veld Qty1 (die de waarde 23 heeft) wordt opgeteld bij de inhoud van TotQty1 (die
de waarde 100 heeft). Nadat de gegevenstransformatie is gemaakt, kunt u deze selecteren om
het resultaat in het document te gebruiken.
EEeenn ggeeggeevveennssttrraannssffoorrmmaattiiee mmeett ddee nnaaaamm
AAddddTTwwooNNuummbbeerrss mmaakkeenn
Een gegevenstransformatie met de naam AddtwoNumbers maken:
1. Voer AddTwoNumbers (Twee getallen toevoegen) in het veld Gegevenstransformatie in om
die naam toe te wijzen aan de gegevenstransformatie.
2. Stel het type gegevenstransformatie in op Tekstvoor rekenkundige uitdrukkingen.
3. Stel de Starttekenreeks in, dat is de beginwaarde. In dit voorbeeld is de starttekenreeks
Qty1 . De starttekenreeks kan een veld zijn met numerieke gegevens of een handmatig
ingevoerde waarde. Wanneer u een veldnaam gebruikt, zorg dan dat alle records in het
databasebestand een numerieke waarde in die veldnaam hebben. Als er records zijn die
geen numerieke waarde bevatten, kunnen er onvoorspelbare resultaten optreden.
4. Selecteer een actie om toe te passen. Selecteer voor dit voorbeeld Optelling .
5. Selecteer een numerieke waarde om toe te voegen. In dit voorbeeld wordt het veld
TotQty1 gebruikt. De toegevoegde numerieke waarde kan een veld zijn met numerieke
gegevens of een handmatig ingevoerde waarde. Wanneer u een veldnaam gebruikt, zorg dan
dat alle records in het databasebestand een numerieke waarde in die veldnaam hebben. Als
er records zijn die geen numerieke waarde bevatten, kunnen er onvoorspelbare resultaten
optreden.
6. Om de gegevenstransformatie te voltooien, selecteert u OK . In dit voorbeeld wordt het veld
AddTwoNumbers (Twee getallen toevoegen) weergegeven op de lijst met
gegevensobjecten. U kunt deze gegevenstransformatie gebruiken door een tekstvak in het
document te maken, en vervolgens de gegevenstransformatie AddTwoNumbers (Twee
getallen toevoegen) in te voegen. Hiermee plaatst u de huidige waarde in het
gegevensobject in het tekstvak op het document.
U kunt de gegevenstransformatie verder verfijnen door de optie Getalnotatie toe te voegen. Met
deze optie kunt u de notatie van de resulterende waarde regelen, door bijvoorbeeld een
valutateken toe te voegen en twee cijfers achter de komma. Als u nog meer uitdrukkingen wilt
toevoegen, klikt u op de kleine plustoets + .
268
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gegevenstransformaties
Als u complexe uitdrukkingen wilt maken, klikt u op de kleine plustoets + om uitdrukkingen toe te
voegen aan de gegevenstransformatie. De uitdrukkingen worden van boven naar onder verwerkt.
Hieronder ziet u een schermvoorbeeld van een complexe uitdrukking.
De gegevenstransformatie ComplexExpression neemt als eerste invoeritem de door de gebruiker
gedefinieerde waarde, 2009, en telt daar de waarde 1000 bij op. Dit leidt tot een nieuwe waarde
van 3009.
De daaruit ontstane waarde wordt gebruikt als invoer voor de volgende uitdrukking. De volgende
uitdrukking begint dus met de waarde 3009, en trekt de waarde in het veld Qty1 af . Het veld
Qty1 voor record één heeft een waarde van 23. Dus 3009 min 23 is 2986.
De daaruit ontstane waarde van 2986 is het invoeritem voor de volgende uitdrukking. De
volgende uitdrukking vermenigvuldigt de invoerwaarde 2986 met 3. Het resultaat is 8958.
De resulterende waarde 8958 vormt de invoer voor de volgende uitdrukking, waarin de
resulterende waarde door 2 wordt gedeeld. The resultaat is 4479.
De daaruit ontstane waarde van 4479 is het invoeritem voor de volgende uitdrukking. De
volgende uitdrukking levert een restwaarde als 4479 wordt gedeeld door 103. De restwaarde is
het gedeelte van het deeltal (4479) dat niet gelijk gedeeld kan worden door de deler (103); het is
het gehele getal dat overblijft. In dit voorbeeld is de restwaarde 50.
Het resultaat van de samengestelde uitdrukking is 50, en dit wordt weergegeven in de veldlijst
voor de gegevenstransformatie ComplexExpression.
Gebruik van de +-toets met gegevenstransformaties en rekenkundige uitdrukkingen
Gebruik de grote +-toets niet in de gegevenstransformatie-items wanneer u rekenkundige
uitdrukkingen gebruikt. Als u de grote +-toets gebruikt, wordt een extra tekenreeks gegeneerd en
worden de twee reeksen als volgt samengevoegd:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
269
Gegevenstransformaties
Bij het eerste invoeritem wordt 2 bij 2 opgeteld, dat levert 4 op. De volgende reeks is nieuw omdat
de grote +-toets is gebruikt. Het resultaat van dit invoeritem is 20 (10 + 10). De resultaten van de
twee invoeritems worden samengevoegd en zo ontstaat als volgt een nieuwe reeks, 420.
Invoeritems kunnen nuttig zijn om iedere waarde onafhankelijk van andere waarden te maken,
maar anderszins wordt het gebruik van invoeritems niet aanbevolen.
270
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Gegevenstransformaties
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
271
13
Exporteren en afdrukken
Dit hoofdstuk bevat:
Exportopties....................................................................................................................... 273
VI Project Container maken: Projectinstellingen.................................................................. 275
VI Print Package maken: Print Package-instellingen............................................................. 278
VI Design Express PDF-bestand maken: PDF-instellingen .................................................... 281
Venster Exporteren en Afdrukken ....................................................................................... 285
Het VPP/VPC/PDF-bestand afdrukken ................................................................................. 314
De functie Exporteren wordt door VDE gebruikt om een bestand te maken dat moet worden afge-
drukt. VDE kan het bestand exporteren als een VI Design Express PDF-bestand of naar een VI Pro-
ject Container (.VPC) of VIPP
®
Print Package (.VPP)-indeling. De .VPC- en .VPP-indelingen
benutten de voordelen van Dynamic Document Construction (DDC). Dit zijn de aanbevolen uit-
voerbestandsindelingen voor productiewerk met behulp van de krachtige VI Compose-software op
de printer om het document met de RIP te verwerken.
Opmerking: Als u naar de indelingen .VPC of .VPP exporteert, moet u VI Compose gebruiken
op de doelprinter van Xerox. Bestanden met deze indelingen worden niet afgedrukt als VI
Compose niet compleet met licentie is geïnstalleerd. Zonder licentie voert VI Compose af-
drukopdrachten in demonstratiemodus uit (57 pagina's voor EFI en 200 pagina's voor FFPS,
10 pagina's voor overige). Wanneer de exportoptie van VDE wordt geselecteerd, worden er
geen afwerkings- of invoeropties op de PDF overgebracht. De invoer- en afwerkingsopties in
het dialoogvenster Exporteren zijn uitgeschakeld. Als deze opties nodig zijn, selecteert u de
menu-optie VI Project Container (.vpc) of VI Print Package (.vpp) .
De voordelen van het DDC-model voor productiewerk worden hier vermeld. VI Compose-software
moet op het doelafdrukapparaat zijn geïnstalleerd.
Geen opsplitsing van gegevensbestanden (tenzij uw afdrukapparaat geen grote bestanden
kan verwerken)
Niet wachten op documenten die vooraf moeten worden samengesteld op het werkstation
(productieronden kunnen urenlang duren)
Er kunnen tot op het laatste moment wijzigingen worden aangebracht (inclusief de
bestemmingsprinter)
De voordelen van de optie Exporteren naar VI Design Express PDF worden hier vermeld. (VI Com-
pose-software hoeft niet op het doelafdrukapparaat te zijn geïnstalleerd.)
Flexibiliteit (afdrukken op iedere printer)
Mogelijkheden PDF-proefafdrukken en Adobe-opdrachtoptie
De functie Exporteren wordt gebruikt om de informatie te verzamelen die nodig is om de applica-
tie af te drukken en deze zodanig te verpakken dat de informatie gemakkelijk naar de printer kan
worden verzonden. Voor het ondersteunen van zowel productieafdrukapparaten en kantoorprin-
ters biedt VDE drie pakketmechanismen:
VI Project Container (.vpc)
Dit is bedoeld ter ondersteuning van productieprinters. Een VI Project Container is een gecompri-
meerd containerbestand dat de bronnen en gegevens bevat die nodig zijn om de applicatie af te
drukken. Ondersteunde VI-productieprinters hebben een ingebouwd mechanisme voor het uitpak-
ken van de bronnen en gegevens die zich in het VI Project Container-bestand bevinden en het af-
drukken van de applicatie. Een .vpc-bestand kan worden gebruikt om af te drukken op
kantoorprinters die geschikt zijn voor VIPP
®
, maar het moet gebruik maken van het hulpprogram-
ma VIPP
®
Manage om het .vpc-bestand naar de doelprinter te verzenden.
VI Print Package (.vpp)
Dit is bedoeld ter ondersteuning van kantoorprinters. Een VI Print Package is een afdrukbestand
dat is bedoeld om rechtstreeks naar een kantoorprinter te verzenden die geschikt is voor VIPP
®
.
Tijdens het exporteren kan er een bestemmingsprinter worden geselecteerd en het .vpp-bestand
wordt automatisch naar de printer verzonden. Het afdrukbestand bevat alle bronnen en gegevens
die nodig zijn om de applicatie af te drukken. Een VI Print Package kan ook worden verzonden
naar een productieprinter die geschikt is voor VIPP
®
; voor productieapparaten is VI Project Contai-
ner echter de voorkeursoptie voor exporteren. Wanneer het VI Print Package voor een productie-
printer is bedoeld, moet ervoor worden gezorgd dat de optie ‘Middelen op printer opslaan’ NIET is
ingeschakeld.
VI Design Express PDF (.pdf)
Bedoeld ter ondersteuning van printers waarop VI Compose niet is geïnstalleerd of om kleinere
(proef)afdrukopdrachten uit te voeren. Het PDF-bestand wordt gegenereerd op het werkstation.
Het werkstation mag niet voor andere doeleinden worden gebruikt als het PDF-bestand wordt ge-
renderd. Het voltooide bestand kan daarna op iedere printer die PDF-afdrukken ondersteunt wor-
den afgedrukt. Het aanmaken van een PDF neemt meer tijd in beslag dan het genereren van een
VPC-bestand, omdat het document per pagina wordt gerenderd. Als u een PDF-bestand genereert,
krijgt u meer flexibiliteit voor het afdrukken naar apparaten waarop VI Compose niet wordt uitge-
voerd of om de PDF te gebruiken voor andere doeleinden dan afdrukken. Tijdens het exportproces
kunt u het Adobe-bestand met opdrachtopties wijzigen en de opties voor het genereren van het
PDF-bestand instellen. (Raadpleeg VI Design Express PDF-bestand maken: PDF-instellingen.)
Als er een pakketmethode is geselecteerd, wordt het dialoogvenster van die methode weergege-
ven. Het dialoogvenster bestaat uit een aantal deelvensters. Selecteer elk deelvenster en voer
daarin informatie over de opdrachteigenschappen in. Na het invoeren van de informatie klikt u op
OK om de VDE exportbewerking te starten. Afhankelijk van de complexiteit van de toepassing
neemt deze stap tussen één en vijftien minuten in beslag om de .VPC of .VPP-pakketten te genere-
ren, die vervolgens naar de printer worden verzonden voor direct afdrukken. Het genereren van het
PDF-bestand kan verscheidene uren duren met die optie, afhankelijk van de complexiteit van het
document en het aantal records dat moet worden samengesteld.
Gedurende dit proces verzamelt VDE alle opdrachtinformatie, de vereiste bronnen, het gegevens-
bestand enzovoort, en maakt het ofwel een VI Project Container-bestand (.VPC) ofwel een VI Print
Package-bestand (.VPP), of begint het samenstellen van het PDF-bestand, afhankelijk van de ex-
portkeuze die u hebt gemaakt. Wanneer u de optie VI Project Container selecteert, moet u het .
vpc-bestand met behulp van lpr, hot folders of andere afdrukmethoden naar de bestemmingsprin-
ter verzenden. Als u VI Print Package selecteert, wordt het .vpp-bestand automatisch naar het
doelafdrukapparaat verzonden (als dit is geselecteerd) of u kunt het bestand handmatig naar de
printer verzenden. Als u er voor koos om het PDF-bestand te maken, gebruik dan een willekeurige
standaardmethode om het PDF-bestand af te drukken op uw doelapparaat.
272
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Exportopties
Voor het exporteren van de VDE-applicatie moet de gebruiker de toepasselijke opties instellen die
worden gebruikt om de uiteindelijke afdrukken te maken. Het proces is voor alle drie de bestands-
indelingen nagenoeg hetzelfde. Eventuele verschillen zullen worden aangegeven.
Gebruik de optie InDesign Bestand Exporteren om een van de drie opties ‘Opslaan als’ te
kiezen:
Als u de optie VI Project Container selecteert, wordt er een .vpc-bestand gemaakt.
Als u de optie VI Print Package selecteert, wordt een .vpp-bestand gegenereerd.
Als u de optie VI Design Express PDF selecteert, wordt een .pdf-bestand gegenereerd.
Opmerking: Selecteer niet de optie InDesign Export to PDF (InDesign exporteren naar
PDF), want daarmee worden VDE-regels of gegevenstransformaties niet verwerkt en wordt
er dus geen correct PDF-bestand gemaakt. Selecteer altijd Exporteren, daarna de optie VDE
PDF voor correcte PDF-uitvoerbestanden.
Voer de bestandsnaam in. Dit is doorgaans dezelfde als de naam van het InDesign-projectdocu-
ment. Klik vervolgens op Opslaan . Selecteer VI Project Container (VPC), VI Print Package (VPP) of
VI Design Express PDF (PDF) als het type voor Opslaan als.
De gebruikersinvoer is grotendeels hetzelfde voor het venster VI Project Container maken, VI Print
Package maken en VI Design Express PDF maken. De opties verschillen qua invoer alleen in de
hieronder beschreven vensters, Projectinstellingen, Print Package (Afdrukpakket) en VI Design Ex-
press PDF Settings. Deze verschillen worden in het eerste weergegeven venster gevonden en zijn
specifiek voor de geselecteerde optie Opslaan als (VI Project Container, VI Print Package of VI De-
sign Express PDF). Neem het toepasselijke gedeelte door:
VI Project Container maken: Projectinstellingen
VI Print Package maken: Print Package-instellingen
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
273
Exporteren en afdrukken
VI Design Express PDF-bestand maken: PDF-instellingen
De andere tabbladen zijn hetzelfde voor alle opslagindelingen. De gegevens in de vensters kunnen
in elke volgorde worden ingevoerd, maar het is handig als u ze doorwerkt in de volgorde waarin ze
worden gepresenteerd. Zodra informatie in een venster is ingevoerd, blijft deze staan totdat de ge-
bruiker deze eventueel weer wijzigt. De optie Voorinstellingen is een snelkoppeling die kan worden
geselecteerd en toegepast om de tabbladen te vullen met vooraf ingestelde waarden. Dit zijn mo-
menteel alleen paginarangschikkingsinstellingen voor katernen en kalenders. In een toekomstige
versie zullen andere voorinstellingsopties worden toegevoegd.
Alle opties voor Opslaan als bieden toegang tot de volgende opties:
VI Project Container maken: Projectinstellingen
VI Print Package maken: Print Package-instellingen
Afdrukinstellingen
N-op-1
Samenvoegen
Media en afwerking
Exportvoorinstellingen
Opmerking: U kunt een .vpc-file bewerken met hulpprogramma's zoals VI Design Pro, maar
het is raadzaam om een .vpp-bestand niet te bewerken. Dit bestand heeft een speciale inde-
ling en alle eventuele fouten kunnen leiden tot onvoorspelbare resultaten of zelfs tot het
niet kunnen afdrukken van de afdruk.
274
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
VI Project Container maken:
Projectinstellingen
Het venster VI Project Container maken wordt geopend als u VI Project Container (VPC) kiest als
type voor Opslaan als.
De volgende gegevens moeten door de gebruiker worden ingevoerd:
Projectmap en projectnaam
Dit zijn velden die door de gebruiker kunnen worden gedefinieerd. De standaard projectmap is
VIDesignExpress. U kunt de mapnaam desgewenst wijzigen. Namen van mappen en project-
en kunnen alleen bestaan uit verbindingsstreepjes, onderstrepingstekens, punten en alfanume-
rieke tekens; ze mogen bovendien niet langer zijn dan 32 tekens.
De naam van de projectmap is belangrijk, omdat hiermee een map op de FFPS of op een an-
dere doelprinter wordt gedefinieerd of gemaakt in de map xgfc. De projectnaam maakt een
map in de projectmap. Dit is waar alle bronnen van de map met middelen worden opgeslagen.
FFPS slaat alleen bestanden op wanneer de optie FFPS-filter (VPCF) is ingesteld op Gebruiken
en afdrukken of Alleen gebruiken. Als Afdrukken en vergeten is ingesteld als filteroptie, worden
er geen bronnen op de printer opgeslagen. Voor meer informatie over het configureren van de
VPCF-filteroptie op de FFPS, raadpleegt u de documentatie van de printer of een Xerox-
vertegenwoordiger.
Gegevensbestand productie
Gebruik dit bestand ALLEEN wanneer het gegevensbestand van de productieopdracht verschilt
van het gegevensbestand dat tijdens het ontwerpproces is gebruikt. De recordlayout en namen
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
275
Exporteren en afdrukken
waarbij onderscheid tussen letters en hoofdletters wordt gemaakt in het nieuwe gegevensbe-
stand moeten identiek zijn aan de recordlayout en namen waarbij onderscheid tussen letters
en hoofdletters wordt gemaakt van het oorspronkelijke gegevensbestand. Als u op de optie
Wissen klikt, wordt het op dat moment toegewezen gegevensbestand verwijderd. Dit kan van
invloed zijn op regels en gegevenstransformaties die mogelijk moeten worden hersteld bij een
nieuw gegevensbestand.
Recordbuffergrootte
De optie Recordbuffergrootte wordt gebruikt om de parameter voor het VIPP
®
Pro-commando
SETBUFSIZE in te stellen in het geëxporteerde VI Container-bestand. Dit bepaalt de regelbuf-
ferinstelling in de VI Compose. Raadpleeg voor meer informatie de opdracht SETBUFSIZE in de
VIPP
®
Language Reference Manual (referentiehandleiding over de VIPP-taal).
De standaardwaarde is 32767. Het toegestane bereik is 255 - 65534.
Xerox raadt u aan om de standaardinstelling te gebruiken. Verhoog deze waarde alleen als u
de volgende foutmelding in VI Compose krijgt: rangecheck error on readline (fout bereikcon-
trole op gelezen regel).
Ontbrekende bronnen negeren
Als deze optie is geselecteerd, voegt VDE VIPP
®
-code in waarmee de applicatie in staat is ont-
brekende bronnen te negeren. Dit betekent dat als een bron wordt aangeroepen die niet aan-
wezig is, er geen actie wordt ondernomen om de ontbrekende bron te vinden; de
afdrukopdracht wordt uitgevoerd, maar de betreffende bron wordt niet gebruikt in het docu-
ment. Wees voorzichtig bij het selecteren van deze optie. De optie is standaard uitgeschakeld,
zodat de opdracht wordt afgebroken wanneer een bron niet wordt gevonden.
Middelen in project opnemen
Selecteer de middelen in het project met behulp van het selectievakje. Schakel dit selectievakje
de eerste keer dat de opdracht wordt uitgevoerd altijd in. Wanneer het selectievakje is aange-
kruist, voegt VDE alle bronnen die zich in de map met middelen bevinden toe aan het .VPC-be-
stand dat door VDE wordt samengesteld om te worden afgedrukt. De enige reden om deze
optie uit te schakelen is wanneer de opdracht opnieuw wordt uitgevoerd en alle bronnen al op
de printer zijn geïnstalleerd. In dit geval heeft het uitschakelen van het selectievakje als resul-
taat dat alleen het gegevensbestand naar het .vpc-bestand wordt gekopieerd, zonder alle varia-
bele beelden, tekstbestanden enzovoort. Zo krijgt u een veel kleiner .vpc-bestand.
Map met middelen
Wordt standaard ingesteld op de geselecteerde map met middelen wanneer de ontwerpfase
van start gaat. Het is echter mogelijk een nieuwe productiemap met middelen op een andere
locatie te gebruiken. Alle middelen zoals beelden, tekstbestanden enz. die in de opdracht wor-
den gebruikt, moeten zich in de map met middelen bevinden die hier wordt ingevoerd.
Opdrachtkaart opnemen
Schakel dit selectievakje in om een opdrachtkaart in het project op te nemen. Normaal gespro-
ken wordt deze optie uitgeschakeld gelaten.
CIP3/4-bestand opnemen
Schakel dit selectievakje in om een CIP3/4-bestand in het project op te nemen. Normaal ge-
sproken wordt deze optie uitgeschakeld gelaten.
VI Project Container na export controleren
Wanneer deze optie is ingeschakeld, rendert VDE een PDF voor een proefafdruk. Beperkt tot de
eerste 150 pagina's van de toepassing. De PDF wordt geopend in uw standaardapplicatie voor
PDF-weergave.
276
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Schermfonts voor speciale beeldvorming in VPC opnemen
Kruis dit selectievakje aan om schermfonts voor speciale beeldvorming op te nemen in de .vpc.
Dit is alleen nodig wanneer het .vpc-bestand wordt bewerkt door VI-programma's die niet van
Xerox zijn. Aangezien alle SI-fonts al in de VI-hulpprogramma's zijn geïnstalleerd, blijft deze op-
tie gewoonlijk uitgeschakeld.
PDF-bestanden in map met middelen met ingesloten EPS wijzigen
Schakel deze optie in om PDF-bestanden als variabele VIPP
®
-bronnen te gebruiken op niet-
Adobe PDF-printers (APPE). Deze optie is niet nodig wanneer wordt afgedrukt op een printer
met APPE-ondersteuning of op een VI eCompose-server.
PDF-bestanden kunnen niet rechtstreeks naar een niet-Adobe PDF-printer worden verzonden.
Als u dergelijke bestanden op een PostScript-printer wilt afdrukken, moeten ze EPS-informatie
bevatten, bestaande uit de EPS-equivalenten van elke pagina en andere informatie. De infor-
matie wordt tijdens de export of tijdens de batchverwerking in het feitelijke PDF-bestand
ingesloten.
Als u deze optie selecteert, wordt het proces gestart waarmee EPS-informatie aan elke PDF-
bron wordt toegevoegd tijdens het exportproces. Daardoor neemt deze optie tijd in beslag. U
kunt dit vermijden door te zorgen voor batchverwerking van de PDF-bestanden voorafgaande
aan de export. Raadpleeg PDF-bestanden in batch verwerken als bronnen voor meer
informatie.
Aangezien het oorspronkelijke PDF-bestand tijdens dit proces wordt gewijzigd, is het belangrijk
dat u reservekopieën van de oorspronkelijke bestanden maakt.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
277
Exporteren en afdrukken
VI Print Package maken: Print Package-
instellingen
Het venster VI Print Package maken wordt weergegeven als u kiest voor het exporteren van een VI
Print Package-bestand (VPP).
De volgende gegevens moeten door de gebruiker worden ingevoerd:
VI Print Package naar printer verzenden
Schakel dit vakje in als u het .vpp-bestand automatisch naar een printer wilt verzenden. In de
keuzelijst staan alle Xerox PostScript-printers die kunnen worden gebruikt vanaf uw computer.
VI Print Package verwijderen nadat dit naar printer is verzonden
Schakel dit vakje in als u het .vpp-bestand wilt verwijderen nadat het naar de printer is verzon-
den. Wanneer de optie niet is geselecteerd, blijft het .vpp-bestand in de map waarin u het be-
stand hebt opgeslagen. Het is raadzaam om .vpp-bestanden na het afdrukken te verwijderen
om te voorkomen dat er grote bestanden op uw systeem worden opgeslagen.
Opmerking: Deze optie wordt genegeerd als u Proof VI Print Package selecteert na de ex-
portoptie. Het bestand wordt opgeslagen op de opslaglocatie, mocht u het bestand na een
proefafdruk handmatig willen verzenden om dit af te drukken.
278
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Gegevensbestand productie
Gebruik dit bestand ALLEEN wanneer het gegevensbestand van de productieopdracht verschilt
van het gegevensbestand dat tijdens het ontwerpproces is gebruikt. De recordlayout en namen
waarbij onderscheid tussen letters en hoofdletters wordt gemaakt in het nieuwe gegevensbe-
stand moeten identiek zijn aan de recordlayout en namen waarbij onderscheid tussen letters
en hoofdletters wordt gemaakt van het oorspronkelijke gegevensbestand. Als u op de optie
Wissen klikt, verwijdert u het momenteel toegewezen gegevensbestand; dit kan van invloed
zijn op regels en transformaties die mogelijk moeten worden hersteld bij een nieuw
gegevensbestand.
Recordbuffergrootte
Wordt gebruikt om de parameter voor het VIPP
®
Pro-commando SETBUFSIZE in het geëxpor-
teerde VI Print Package-bestand in te stellen. Dit bepaalt de regelbufferinstelling in de VI Com-
pose. Raadpleeg voor meer informatie de opdracht SETBUFSIZE in de VIPP
®
Language
Reference Manual (referentiehandleiding over de VIPP-taal).
De standaardwaarde is 32767. Het toegestane bereik is 255 - 65534.
Xerox raadt u aan om de standaardinstelling te gebruiken. Verhoog deze waarde alleen als u
de volgende foutmelding in VI Compose krijgt: rangecheck error on readline (fout bereikcon-
trole op gelezen regel).
Middelen opnemen in VI Print Package
Gebruik het selectievakje om de opdrachtmiddelen in het Print Package op te nemen. Schakel
dit selectievakje de eerste keer dat de opdracht wordt uitgevoerd altijd in. Wanneer het selec-
tievakje is aangekruist, voegt VDE alle bronnen die zich in de map met middelen bevinden toe
aan het .VPP-bestand dat door VDE wordt samengesteld om te worden afgedrukt. Wanneer u
de bronnen op de printer opslaat (zie Middelen op printer opslaan), kunt u de volgende keer
dat u de opdracht uitvoert het vinkje uit dit vakje verwijderen. Door deze optie uit te schakelen
wordt alleen het gegevensbestand in het .vpp-bestand opgenomen, waardoor het bestand veel
kleiner wordt. Hiervoor moeten wel alle benodigde bronnen op de printer aanwezig zijn.
Opmerking: Wanneer u van plan bent het .vpp-bestand te proeflezen, zet u een vinkje in
het selectievak Middelen in VI Package opnemen.
Map met middelen
De map die verschijnt als standaardmap is de map met middelen die wordt geselecteerd wan-
neer de ontwerpfase van start gaat. Het is echter mogelijk een nieuwe ‘productiemap’ met
middelen die zich op een andere locatie bevindt te gebruiken. Alle middelen (afbeeldingen,
tekstbestanden, etc.) die in de opdracht worden gebruikt, moeten zich in de map met middelen
bevinden die hier wordt ingevoerd.
Middelen opslaan op printer
Schakel dit selectievakje in om middelen op te slaan op de harde schijf van de printer. Om deze
optie te kunnen gebruiken, moet de printer wel een harde schijf hebben. Middelen worden op
de harde schijf van de printer opgeslagen met de projectmapgegevens die hieronder worden
verstrekt.
Projectmap en projectnaam
Dit zijn velden die door de gebruiker kunnen worden gedefinieerd. De standaard projectmap is
VIDesignExpress. U kunt de mapnaam desgewenst wijzigen. Namen van mappen en project-
en kunnen alleen bestaan uit verbindingsstreepjes, onderstrepingstekens, punten en alfanume-
rieke tekens; ze mogen bovendien niet langer zijn dan 32 tekens.
De naam van de projectmap is belangrijk, omdat hiermee een map op de doelprinter wordt ge-
definieerd of gemaakt in de map xgfc. De projectnaam maakt een map in de projectmap. Dit
is waar alle bronnen van de map met middelen worden opgeslagen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
279
Exporteren en afdrukken
Ontbrekende bronnen negeren
Als deze optie is geselecteerd, voegt VDE VIPP
®
-code in waarmee de applicatie in staat is ont-
brekende bronnen te negeren. Dit betekent dat als een bron wordt aangeroepen die niet aan-
wezig is, er geen actie wordt ondernomen om de ontbrekende bron te vinden; de opdracht
wordt afgedrukt. De betreffende bron wordt echter niet in het document gebruikt. Wees voor-
zichtig bij het selecteren van deze optie. Aangezien deze optie standaard is uitgeschakeld,
wordt de opdracht afgebroken wanneer een bron niet wordt gevonden.
VI Print Package na export controleren
Wanneer deze optie is geselecteerd, rendert VDE een PDF voor het maken van een proefafdruk
die beperkt is tot de eerste 150 pagina's van de toepassing. De PDF wordt geopend in uw stan-
daardapplicatie voor PDF-weergave. Deze toepassing is niet beschikbaar wanneer het PDF-sys-
teem is geselecteerd.
PDF-bestanden in map met middelen met ingesloten EPS wijzigen
Schakel deze optie in om PDF-bestanden als variabele VIPP
®
-bronnen te gebruiken op niet-
Adobe PDF-printers (APPE). Deze optie is niet nodig wanneer wordt afgedrukt op een printer
met APPE-ondersteuning of op een VI eCompose-server.
PDF-bestanden kunnen niet rechtstreeks naar een niet-Adobe PDF-printer worden verzonden.
Als u dergelijke bestanden op een PostScript-printer wilt afdrukken, moeten ze EPS-informatie
bevatten, bestaande uit de EPS-equivalenten van elke pagina en andere informatie. De infor-
matie wordt tijdens de export of tijdens de batchverwerking in het feitelijke PDF-bestand
ingesloten.
Als u deze optie selecteert, wordt het proces gestart waarmee EPS-informatie aan elke PDF-
bron wordt toegevoegd tijdens het exportproces. Daardoor neemt deze optie tijd in beslag. U
kunt dit vermijden door te zorgen voor batchverwerking van de PDF-bestanden voorafgaande
aan de export. Raadpleeg PDF-bestanden in batch verwerken als bronnen voor meer
informatie.
Aangezien het oorspronkelijke PDF-bestand tijdens dit proces wordt gewijzigd, is het belangrijk
dat u reservekopieën van de oorspronkelijke bestanden maakt.
EPS en met een toegangscode beveiligde PDF-bestanden
Conversie naar EPS of insluiting met EPS wordt niet ondersteund door PDF-bestanden die door
een toegangscode of andere maatregelen beveiligd zijn. Pogingen daartoe zullen mislukken en
dat was ook te verwachten. Hoe de gebruiker van deze mislukking op de hoogte wordt gebracht
hangt af van het besturingssysteem en het service pack-niveau van dat besturingssysteem.
EPS en bestandsomvang
Als EPS in de PDF-bestanden wordt ingesloten, wordt het oorspronkelijke bestand daardoor gro-
ter. Zorg dat u over genoeg opslagruimte in uw bestandssysteem beschikt.
Beperkingen voor transparantie
Als u op een PostScript-printer afdrukt, houd dan rekening met de beperkingen voor transparan-
tie. Een variabel beeld met transparantie dat over een achtergrond heen wordt geplaatst, mas-
keert bijvoorbeeld wat er zich onder het beeld bevindt.
Geavanceerde PDF-opties
Geavanceerde PDF-opties zoals transparantie, raken verloren bij het genereren van het EPS-
beeldbestand, maar blijven behouden in het PDF-bestand. Wanneer u de PDF afdrukt naar de
PS Interpreter, gebruikt VIPP
®
de ingesloten EPS-taal.
Gebruik deze optie niet met het FFPS Adobe Print-afdrukmechanisme (APPE)
Bij het ontwerpen van toepassingen die zijn gericht op de FFPS APPE met gebruik van PDF-bron-
nen, is het niet nodig deze optie te gebruiken. APPE kan de PDF-bronnen rechtstreeks opnemen in
een VIPP
®
-toepassing.
280
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
VI Design Express PDF-bestand maken: PDF-
instellingen
Het venster VI Design Express maken wordt weergegeven wanneer u de optie voor exporteren
naar een VDE PDF-bestand hebt geselecteerd.
Opmerking: De volgende voorbehouden gelden bij het exporteren naar een PDF-bestand:
Er kunnen zich onvoorspelbare resultaten voordoen als Speciale beeldvorming van Xerox
wordt gebruikt bij het exporteren naar PDF. Effecten van Speciale beeldvorming van Xe-
rox worden niet ondersteund bij het gebruik van PDF.
Wijzigingen in het type opdracht worden niet ondersteund, tenzij er wordt afgedrukt op
een FFPS APPE-mechanisme dat PDF/VT ondersteunt.
Opties voor invoer en afwerking die in een opdracht zijn geselecteerd, worden misschien
niet ondersteund, tenzij er wordt afgedrukt op een FFPS APPE-mechanisme dat PDF/VT
ondersteunt.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
281
Exporteren en afdrukken
De volgende gegevens moeten door de gebruiker worden ingevoerd:
Projectmap en projectnaam
Dit zijn velden die door de gebruiker kunnen worden gedefinieerd. De standaard projectmap is
VIDesignExpress. U kunt de mapnaam desgewenst wijzigen. Namen van mappen en project-
en kunnen alleen bestaan uit verbindingsstreepjes, onderstrepingstekens, punten en alfanume-
rieke tekens; ze mogen bovendien niet langer zijn dan 32 tekens.
De naam van de projectmap is belangrijk, omdat hiermee een map op de FFPS of op een an-
dere doelprinter wordt gedefinieerd of gemaakt in de map xgfc. De projectnaam maakt een
map in de projectmap. Dit is waar alle bronnen van de map met middelen worden opgeslagen.
FFPS slaat alleen bestanden op wanneer de optie FFPS-filter (VPCF) is ingesteld op Gebruiken
en afdrukken of Alleen gebruiken. Als Afdrukken en vergeten is ingesteld als filteroptie, worden
er geen bronnen op de printer opgeslagen. Voor meer informatie over het configureren van de
VPCF-filteroptie op de FFPS, raadpleegt u de documentatie van de printer of een Xerox-
vertegenwoordiger.
Gegevensbestand productie
Gebruik dit bestand ALLEEN wanneer het gegevensbestand van de productieopdracht verschilt
van het gegevensbestand dat tijdens het ontwerpproces is gebruikt. De recordlayout en namen
waarbij onderscheid tussen letters en hoofdletters wordt gemaakt in het nieuwe gegevensbe-
stand moeten identiek zijn aan de recordlayout en namen waarbij onderscheid tussen letters
en hoofdletters wordt gemaakt van het oorspronkelijke gegevensbestand. Als u op de optie
Wissen klikt, wordt het op dat moment toegewezen gegevensbestand verwijderd. Dit kan van
invloed zijn op regels en gegevenstransformaties die mogelijk moeten worden hersteld bij een
nieuw gegevensbestand.
Productiegegevensbestand gebruiken voor het verzenden
Klik op dit vakje om het productiegegevensbestand te gebruiken voor het maken van het PDF-
bestand.
PDF-kwaliteit
De instellingen PDF-kwaliteit worden gebruikt voor het specificeren van het Adobe-bestand
met opdrachtopties waarin de opties zijn gedefinieerd die worden gebruikt voor het genereren
van het PDF-bestand. Adobe-opdrachtopties bestaan onder meer uit instellingen voor afbeel-
dingen, kleuren en fonts, evenals resolutie en compatibiliteit.
Selecteer een van de instellingen voor de PDF-kwaliteit in de vervolgkeuzelijst of selecteer de optie
Aangepast om naar andere beschikbare Adobe-opdrachtopties te bladeren, inclusief de Adobe-op-
drachtoptiebestanden die u met behulp van Adobe Acrobat creëert. U kunt kiezen uit:
Hoog Gebruikt High_Quality_USletter.joboptions
Gemiddeld Gebruikt Medium_Quality_USletter.joboptions
Laag Gebruikt Low_Quality_USletter.joboptions
Aangepast De opties worden door de gebruiker geselecteerd.
Bestand met aangepaste opdrachtopties
Deze optie is beschikbaar wanneer u Aangepast selecteert als PDF-kwaliteit. Nadat u uw eigen
opdrachtoptiesbestand hebt gemaakt, zoekt u het op en selecteert u dit.
Recordbuffergrootte
De optie Recordbuffergrootte wordt gebruikt om de parameter voor het VIPP
®
Pro-commando
SETBUFSIZE in te stellen in het geëxporteerde VI Container-bestand. Met deze optie stelt u de
grootte van de regelbuffer in VI Compose in. Raadpleeg voor meer informatie de opdracht SET-
BUFSIZE in de VIPP
®
Language Reference Manual (referentiehandleiding over de VIPP-taal).
282
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
De standaardwaarde is 32767. Het toegestane bereik is 255 - 65534.
Xerox raadt u aan om de standaardinstelling te gebruiken. Verhoog deze waarde alleen als u
de volgende foutmelding in VI Compose krijgt: rangecheck error on readline (fout bereikcon-
trole op gelezen regel).
Ontbrekende bronnen negeren
Als deze optie is geselecteerd, voegt VDE VIPP
®
-code in waarmee de applicatie in staat is ont-
brekende bronnen te negeren. Dit betekent dat als een bron wordt aangeroepen die niet aan-
wezig is, er geen actie wordt ondernomen om de ontbrekende bron te vinden; de
afdrukopdracht wordt uitgevoerd, maar de betreffende bron wordt niet gebruikt in het docu-
ment. Wees voorzichtig bij het selecteren van deze optie. Aangezien deze optie standaard is
uitgeschakeld, wordt de opdracht afgebroken wanneer een bron niet wordt gevonden.
Middelen in project opnemen
Selecteer de middelen in het project met behulp van het selectievakje. Schakel dit selectievakje
de eerste keer dat de opdracht wordt uitgevoerd altijd in. Wanneer het selectievakje is aange-
kruist, voegt VDE alle bronnen die zich in de map met middelen bevinden toe aan het .VPC-be-
stand dat door VDE wordt samengesteld om te worden afgedrukt. De enige reden om deze
optie uit te schakelen is wanneer de opdracht opnieuw wordt uitgevoerd en alle bronnen al op
de printer zijn geïnstalleerd. In dit geval heeft het uitschakelen van het selectievakje als resul-
taat dat alleen het gegevensbestand naar het .vpc-bestand wordt gekopieerd, zonder alle varia-
bele beelden, tekstbestanden enzovoort. Zo krijgt u een veel kleiner .vpc-bestand.
Map met middelen
Wordt standaard ingesteld op de geselecteerde map met middelen wanneer de ontwerpfase
van start gaat. Het is echter mogelijk een nieuwe productiemap met middelen op een andere
locatie te gebruiken. Alle middelen zoals beelden, tekstbestanden enz. die in de opdracht wor-
den gebruikt, moeten zich in de map met middelen bevinden die hier wordt ingevoerd.
Schermfonts voor speciale beeldvorming in VPC opnemen
Kruis dit selectievakje aan om schermfonts voor speciale beeldvorming op te nemen in de .vpc.
Dit is alleen nodig wanneer het .vpc-bestand wordt bewerkt door VI-programma's die niet van
Xerox zijn. Aangezien alle SI-fonts al in de VI-hulpprogramma's zijn geïnstalleerd, blijft deze op-
tie gewoonlijk uitgeschakeld.
Gebruik geen Fontexportopties
Raadpleeg Exporteren via de fontvervangingstabel voor informatie over het exporteren van
fonts.
PDF's in map met middelen met ingesloten EPS wijzigen
Schakel deze optie in om PDF-bestanden als variabele VIPP
®
-bronnen te gebruiken op niet-
Adobe PDF-printers (APPE). Deze optie is niet nodig wanneer wordt afgedrukt op een printer
met APPE-ondersteuning of op een VI eCompose-server.
PDF-bestanden kunnen niet rechtstreeks naar een niet-Adobe PDF-printer worden verzonden.
Als u dergelijke bestanden op een PostScript-printer wilt afdrukken, moeten ze EPS-informatie
bevatten, bestaande uit de EPS-equivalenten van elke pagina en andere informatie. De infor-
matie wordt tijdens de export of tijdens de batchverwerking in het feitelijke PDF-bestand
ingesloten.
Als u deze optie selecteert, wordt het proces gestart waarmee EPS-informatie aan elke PDF-
bron wordt toegevoegd tijdens het exportproces. Daardoor neemt deze optie tijd in beslag. U
kunt dit vermijden door te zorgen voor batchverwerking van de PDF-bestanden voorafgaande
aan de export. Raadpleeg PDF-bestanden in batch verwerken als bronnen voor meer
informatie.
Aangezien het oorspronkelijke PDF-bestand tijdens dit proces wordt gewijzigd, is het belangrijk
dat u reservekopieën van de oorspronkelijke bestanden maakt.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
283
Exporteren en afdrukken
EPS en met een toegangscode beveiligde PDF-bestanden
Conversie naar EPS of insluiting met EPS wordt niet ondersteund door PDF-bestanden die door
een toegangscode of andere maatregelen beveiligd zijn. Pogingen daartoe zullen mislukken en
dat was ook te verwachten. Hoe de gebruiker van deze mislukking op de hoogte wordt gebracht
hangt af van het besturingssysteem en het service pack-niveau van dat besturingssysteem.
EPS en bestandsomvang
Als EPS in de PDF-bestanden wordt ingesloten, wordt het oorspronkelijke bestand daardoor gro-
ter. Zorg dat u over genoeg opslagruimte in uw bestandssysteem beschikt.
Beperkingen voor transparantie
Als u op een PostScript-printer afdrukt, houd dan rekening met de beperkingen voor transparan-
tie. Een variabel beeld met transparantie dat over een achtergrond heen wordt geplaatst, mas-
keert bijvoorbeeld wat er zich onder het beeld bevindt.
Geavanceerde PDF-opties
Geavanceerde PDF-opties zoals transparantie, raken verloren bij het genereren van het EPS-
beeldbestand, maar blijven behouden in het PDF-bestand. Wanneer u de PDF afdrukt naar de
PS Interpreter, gebruikt VIPP
®
de ingesloten EPS-taal.
Gebruik deze optie niet met het FFPS Adobe Print-afdrukmechanisme (APPE)
Bij het ontwerpen van toepassingen die zijn gericht op de FFPS APPE met gebruik van PDF-
bronnen, is het niet nodig deze optie te gebruiken. APPE kan de PDF-bronnen rechtstreeks op-
nemen in een VIPP
®
-toepassing.
PDF-logbestand genereren
Gebruik deze optie als u de vorming van een PDF wilt vastleggen.
PDF na voltooiing openen
Selecteer deze optie als u het PDF-bestand automatisch wilt openen.
Media- en afwerkingsopties opnemen
Alleen voor gebruik met ondersteunde versies van FreeFlow Print Server-apparaten die gebruik
maken van een Adobe PDF-afdrukmechanisme (FFPS APPE- / PDF/VT-apparaten). Schakel deze
optie in als u opties voor papier en afwerking in de PDF wilt opnemen. Als u deze optie selec-
teert, neemt de grootte van de resulterende PDF toe. De grootte kan aanzienlijk toenemen en
is afhankelijk van meerdere factoren, zoals het aantal papierwisselingen, het aantal opties dat
voor de opdracht is gedefinieerd en het totaal aantal pagina's.
284
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Venster Exporteren en Afdrukken
De vensters Exporteren en Afdrukken die in dit gedeelte worden weergegeven, zijn te vinden in het
venster van elke afdrukpakketoptie zoals PDF, VPC en VPP.
AAffddrruukkiinnsstteelllliinnggeenn
Het venster Afdrukinstellingen bestaat uit deze opties:
Paginaformaat van InDesign-document
Dit is het documentformaat dat aan het begin van het ontwerp is gedefinieerd. Meestal is dit
het formaat van het voltooide document nadat het afgedrukt en afgewerkt is. Een briefkaart
kan bijvoorbeeld het volgende documentformaat hebben: breedte van 432 mm (6 inch) en
hoogte van 288 mm (4 inch). VDE verwerkt paginaformaten tot het grootste Adobe InDesign-
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
285
Exporteren en afdrukken
paginaformaat van 200 bij 200 inch.
Velformaat
Hiermee wordt het vel papier beschreven dat op de printer wordt gebruikt. Selecteer het
formaat van het printervel door een van de vooraf geplaatste papierformaten te selecteren in
het vervolgkeuzemenu Printerpapierformaat. De breedte- en hoogte-instellingen worden
automatisch ingevuld. Als Aangepast in de vervolgkeuzelijst is geselecteerd, moeten de vakken
Breedte en Hoogte rechts van het vak Velformaat worden gevuld met de op dit moment
gebruikte eenheden. Het opgegeven minimumformaat van het vel is 36 x 36 punten. Het
velformaat is te klein voor afdrukken op een printer tenzij de optie printerpaginarangschikking
wordt gebruikt. Productieprinters ondersteunen mogelijk geen velformaten van minder dan
504 punten (7 inch), tenzij de velinstelling wordt vervangen door een acceptabel velformaat
voor printerpaginarangschikking.
Er kunnen in dezelfde opdracht verschillende papierformaten voor variabele
gegevensdocumenten worden gebruikt. Hiertoe selecteert u de optie [Paginaformaten van
InDesign-document gebruiken] in de vervolgkeuzelijst Velformaat op het tabblad
Afdrukinstellingen.
De gekozen opties bij Dubbelzijdig, Enkelzijdig, Tussenschietvel en Papiersoort zijn van invloed
op de opmaakweergave van VDE. Gebruik bij het ontwerp van het document uw gezonde
verstand. Als u bijvoorbeeld dubbelzijdig afdrukt, kunt u het paginaformaat tussen pagina een
en twee niet wijzigen. Doet u dit wel, dan voegt de printer een blanco pagina in op de
achterzijde van pagina 1 en wordt het paginaformaat pas op de nieuwe voorzijde van het
volgend vel gewijzigd.
Afdrukkwaliteit
Afdrukkwaliteit wordt gebruikt om de printer in een bepaalde afdrukmode te zetten.
Ondersteuning voor de afdrukkwaliteit wordt vaker gevonden op kantoorapparatuur dan op
productieapparatuur. Als een apparaat geen afdrukkwaliteit ondersteunt, wordt elke andere
instelling dan Standaardinstelling printer genegeerd.
Selecteer een van deze vijf opties uit de vervolgkeuzelijst.
Standaardinstelling printer
Dit is de standaardinstelling. Als u deze instelling selecteert, wordt er geen poging gedaan de
afdrukkwaliteitsinstellingen te wijzigen en wordt de printerstandaardinstelling gebruikt.
(Aanbevolen.)
Hoge resolutie/Foto
Mode voor hoge kwaliteit, voor dunne lijnen en veel details. Aanbevolen voor levendige,
verzadigde kleurenafdrukken en voor foto's.
Verbeterd
Een algemene mode voor scherpe, heldere kleurenafdrukken.
Standaard
Ideaal voor zwarte tekst en voor snelle kleurenafdrukken.
Snel in kleur
Snelste kleurenmode. Nuttig voor het bekijken van een voorbeeld.
Opmerking: De meeste productieprinters negeren de instellingen die via deze menuselectie
zijn gemaakt. De afdrukkwaliteit op productieprinters wordt geregeld via de DFE die bij de
printer wordt geleverd. Kantoorapparatuur ondersteunt mogelijk wel
afdrukkwaliteitsinstellingen. Raadpleeg de printerspecificaties en driverinstellingen voor
meer informatie.
286
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Afdrukken op beide zijden
Hiermee wordt het type opdracht ingesteld. Raadpleeg Opties voor dubbelzijdig voor meer
informatie.
Rotatie
Wordt gebruikt om de InDesign-afbeelding 0, 90, 180 of 270 graden naar links te draaien op
het uiteindelijke afgedrukte vel.
Blanco pagina's onderdrukken
Schakel deze optie in als u pagina's wilt onderdrukken die helemaal leeg zijn, d.w.z. de pagina
bevat geen afdrukbare objecten of markeringen.
Eerste pagina als achtergrond gebruiken
Schakel deze optie in om de eerste pagina als achtergrond voor alle andere pagina's als
bladmasters in te stellen.
Pagina afsnijden inschakelen
Deze optie dient standaard uitgeschakeld te blijven, omdat dit de instelling is die de meeste
applicaties zullen gebruiken. Voor applicaties waarbij items de paginaranden overschrijden en
vreemde effecten te zien zijn, wilt u misschien Pagina afsnijden inschakelen om het probleem
te verhelpen. Hiermee worden echter afloopwaarden buiten het paginavlak uitgeschakeld.
OOppttiieess vvoooorr dduubbbbeellzziijjddiigg aaffddrruukkkkeenn
De hier opgegeven instellingen worden gebruikt om de dubbelzijdige optie in te stellen die in de
applicatie wordt gebruikt.
Alle opties in de vervolgkeuzelijst Afdrukken op beide zijden worden hieronder beschreven. De
opties voor dubbelzijdig afdrukken houden automatisch rekening met een eventueel oneven
aantal pagina's en laten de printer gedwongen een nieuwe documentset afdrukken zoals
hierboven beschreven.
Uit
Er wordt niet dubbelzijdig afgedrukt bij de opdracht.
Dubbelzijdig
Er worden opties voor dubbelzijdig afdrukken toegepast op de opdracht. Wanneer het
document een oneven aantal pagina's heeft, wordt de achterkant van de laatste pagina leeg
gelaten. Het volgende record wordt op een nieuwe voorzijde afgedrukt.
Dubbelzijdig kop/staart
Er worden opties voor dubbelzijdig kop/staart toegepast. Wanneer het document een oneven
aantal pagina's heeft, wordt de achterkant van de laatste pagina leeg gelaten. Het volgende
record wordt op een nieuwe voorzijde afgedrukt.
Dubbelzijdig (kettingpapier)
Er worden opties voor dubbelzijdig afdrukken toegepast op de opdracht. Wanneer het
document een oneven aantal pagina's heeft en de laatste pagina op een voorzijde uitkomt,
wordt de eerste pagina van het volgende record op de achterkant van het vel afgedrukt. Er
wordt geen nieuwe voorzijde geforceerd.
Dubbelzijdig kop/staart (kettingpapier)
Er worden opties voor dubbelzijdig kop/staart-afdrukken toegepast op de opdracht. Wanneer
het document een oneven aantal pagina's heeft en de laatste pagina op een voorzijde
uitkomt, wordt de eerste pagina van het volgende record op de achterkant van het vel
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
287
Exporteren en afdrukken
afgedrukt. Er wordt geen nieuwe voorzijde geforceerd.
Opmerking: Opdrachten worden met behulp van de standaardlocatie van de printer
uitgevoerd. Gebruik bij het afdrukken van een 2-zijdige 1-op-1 opdracht het tabblad N-op-1
en stel de opties Horizontaal en Omlaag in op 1. Hiermee wordt het midden van de pagina
op het midden van het geselecteerde vel afgedrukt, voor een betere schoon-en-weer-
registratie. Wanneer u variabele gegevens uit hetzelfde record op de voor- en achterkant
van de opdracht afdrukt, moet u ook de optie Z-sort op het tabblad N-op-1 selecteren.
RReeccoorrddbbeerreeiikk iinnsscchhaakkeelleenn
Recordbereik wordt gebruikt om een recordbereik of subset van een groter gegevensbestand op te
geven voor afdrukken. VDE gebruikt het gegevensbestand dat afgedrukt moet worden als het
doelgegevensbestand waaruit de subset voor afdrukken wordt samengesteld.
Opmerking: Als u met de optie VDE PDF werkt, gebruik dan Recordbereik om de records te
beperken die worden verwerkt voor proefafdrukdoeleinden. Door het bereik in te stellen,
kunt u de tijd dat u moet wachten op het maken van het PDF-bestand verkorten.
Er wordt door VDE een kopie van het geselecteerde bestand gemaakt, vervolgens wordt de subset
samengesteld op basis van de ingevoerde waarden en doorgegeven aan het .vpc- of .vpp-bestand
voor afdrukken. Het originele gegevensbestand wordt niet gewijzigd.
Met Recordbereik kunt u het nummer van het beginrecord en van het eindrecord opgeven. Alle
records in dat bereik worden afgedrukt. Records buiten dat bereik worden niet afgedrukt.
Recordbereik wordt vaak gebruikt om een bereik van records uit een groter gegevensbestand
opnieuw af te drukken. De optie kan ook worden gebruikt om een groot gegevensbestand te
splitsen in een aantal kleinere stukken om die stukken op verscheidene printers af te drukken.
Wanneer u Recordbereik inschakelt:
is Beginrecord het eerste record dat wordt afgedrukt. De standaardwaarde is 1. Elk getal dat
hoger is dan nul, is geldig. Als het getal echter hoger is dan het totale aantal records in het
gegevensbestand, worden geen records geselecteerd.
Het veld Eindrecord mag leeggelaten worden. Wanneer het veld wordt leeggelaten, worden
alle records tot het einde van het bestand geselecteerd. Als een waarde wordt ingevoerd, moet
deze hoger dan of gelijk aan de waarde van het beginrecord zijn.
Wanneer u bijvoorbeeld een gegevensbestand gebruikt dat bestaat uit tien records waarbij het
beginrecord de waarde 1 heeft en als eindrecord 1 wordt opgegeven, dan wordt voor het
resulterende bestand alleen het eerste record afgedrukt. Als de eindwaarde 10 is, worden
records 1 t/m 10 afgedrukt. Wanneer u een reeks records wilt afdrukken van record 5 tot aan
het einde van het bestand, selecteer dan 5 als beginrecord en laat de optie Eindrecord leeg.
Opmerking: Gebruik de Export-functie Recordbereik niet om een subset van een
gegevensbestand af te drukken wanneer een recordteller wordt gebruikt. Er kunnen zich
onvoorspelbare resultaten voordoen, tenzij de opdracht wordt bewerkt en de basisinstelling
van de recordteller wordt aangepast, zodat deze de juiste waarde aangeeft van het
beginrecord dat wordt gebruikt in de exportoptie Recordbereik. In een opdracht van tien
records met een basiswaarde 1 waarbij Recordbereik wordt gebruikt om records 5 t/m 10
opnieuw af te drukken, gaat het mis omdat de recordteller niet klopt is voor de opnieuw
afgedrukte records, tenzij de opdracht wordt bewerkt en de beginbasiswaarde op 5 wordt
ingesteld.
288
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
HHeerrhhaalliinngg iinnsscchhaakkeelleenn
Gebruik de optie Herhaling inschakelen voor het aangeven van het aantal keren dat ieder record
moet worden herhaald, voordat u naar het volgende record gaat. Zo kunnen toepassingen zoals
Visitekaartjes worden ingeschakeld waar u de gegevens zoals naam, adres, etc. in een record een
aantal keren wilt herhalen voordat u naar het volgende klantenrecord gaat. Andere instellingen in
Herhaling inschakelen zijn Modus Sets en Tussenschietvel invoegen.
Herhalingsteller
In het venster Herhalingsteller kunt u een numerieke waarde tussen 1 en 9.999 invoeren, die
op alle records in het gegevensbestand wordt toegepast. Er kan ook een veldnaam worden
geselecteerd in het gegevensbestand en die wordt op dat specifieke record toegepast. Als u
een veld hebt geselecteerd, moet iedere record in het gegevensbestand een geldige waarde in
dat veld hebben. In het geselecteerde veld moet een numerieke waarde tussen 1 en 9.999
staan.
Iedere record wordt het aantal keren verwerkt dat is opgegeven in het vak Herhalingsteller. Dit
kan een vast getal zijn dat is ingevoerd door de gebruiker of een gegevensveld,
gegevenstransformatie of regel die een geldige numerieke waarde bevat of hierop wordt
geëvalueerd.
Opmerking: Het gegevensveld, de gegevenstransformatie of de regel moet een geldige
numerieke waarde bevatten van 1 t/m 64.000 of hierop worden geëvalueerd; andere
waarden worden niet ondersteund en er kunnen onvoorspelbare resultaten optreden.
Er gelden bepaalde beperkingen wanneer Herhalen wordt gebruikt bij andere opties die
beschikbaar zijn in de VDE-plug-in. Deze staan hieronder vermeld.
Ondersteund:
Herhalen met een vaste numerieke waarde
Herhalen met een geselecteerd gegevensveld dat een geldige numerieke waarde bevat
Herhalen met een gegevenstransformatie die na evaluatie een geldige numerieke waarde
oplevert
Herhalen met een gegevenstransformatie of regel die verwijst naar een andere
gegevenstransformatie of regel*
Herhalen met een vaste numerieke waarde + Z-sorteren
Herhalen met een geselecteerd gegevensveld dat een geldige numerieke waarde + Z-
sorteren bevat
Niet ondersteund:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
289
Exporteren en afdrukken
Herhalen met een gegevenstransformatie gecombineerd met het gebruik van Z-sorteren
Herhalen met een gegevenstransformatie of regel die verwijst naar een
gegevenstransformatie van een herhalingsteller
Herhalen met een gegevenstransformatie of regel die verwijst naar een andere
gegevenstransformatie of regel die gebruik maakt van de gegevenstransformatie van de
herhalingsteller
Modus Sets
Gebruik de Modus Sets om te kiezen tussen drie setmogelijkheden:
Record : De standaardinstelling (en het eerdere gedrag in voorgaande versies van VDE).
Bij deze optie wordt herhaald op recordniveau (de uitvoer van elk record wordt herhaald).
Pagina : Elke individuele pagina wordt herhaald. Deze optie is niet beschikbaar in de
modus N-op-1 of wanneer een gegevensveld wordt geselecteerd als 'Herhalingsteller'.
Deze optie is niet beschikbaar wanneer Dubbelzijdig is geselecteerd.
Opdracht : De volledige opdracht wordt herhaald. (De uitvoer van alle records.) Deze
optie is niet beschikbaar wanneer een gegevensveld wordt geselecteerd als
'Herhalingsteller'.
Tussenschietvel invoegen
Als u een optioneel tussenschietvel wilt genereren na ieder klantenrecord, selecteer dan de
optie Tussenschietvel en stel de juiste parameters voor het tussenschietvel in. Zo wordt een
tussenschietvel ingevoegd tussen twee opeenvolgende klantenrecords, zodat u snel
klantenrecords kunt identificeren.
Opmerking: Bij het gebruik van Herhalen met Z-sorteren, waarbij het aantal herhalingen
een gegevensveld, gegevenstransformatie of regel is, kunt u de optie Tussenschietvellen
selecteren, maar zijn geen papieropties zoals Soort, Kleur of Gewicht beschikbaar. Het
tussenschietvel maakt gebruik van het op dat moment geselecteerde papier.
Bijvoorbeeld:
In een toepassing voor visitekaartjes kunt u bijvoorbeeld 500 visitekaartjes afdrukken voor elk
klantgegevensrecord door de numerieke waarde 500 in te voeren. VDE maakt een .vpp- of .
vpc-bestand. Als dit bestand wordt afgedrukt, wordt elk record het opgegeven aantal keren
herhaald voordat een nieuw leeg voorvel wordt ingevoegd en de toepassing naar het volgende
record gaat. Als de optie Tussenschietvel is geselecteerd, wordt een tussenschietvel ingevoegd
na iedere recordset.
Als u in een toepassing voor visitekaartjes verschillende aantallen visitekaartjes per klant wilt
afdrukken, selecteert u een veldnaam uit de keuzelijst. Wanneer u deze optie gebruikt, wordt
ieder record het aantal keren verwerkt dat is opgegeven in het veld. Ieder record kan een
andere numerieke waarde hebben, dat betekent een ander aantal visitekaartjes per
klantrecord. VDE zorgt ervoor dat ieder nieuw record op de voorzijde van een nieuw vel begint.
Als de optie Tussenschietvel is geselecteerd, wordt een tussenschietvel ingevoegd na iedere
recordset.
Er kan een korte tekst aan het tussenschietvel worden toegevoegd. Deze tekst kan niet bestaan uit
variabele gegevens of uit velden uit het gegevensbestand. Wanneer u parameters voor Soort,
Kleur en Gewicht opgeeft, kunt u papier van andere kleuren gebruiken, zodat het tussenschietvel
meer opvalt.
290
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Opmerking: De waarde die wordt ingevoerd in het veld Aantal herhalingen moet een
geldige numerieke waarde (1 64.000) zijn. Als een gegevensveld wordt geselecteerd, moet
dat veld ook een geldige numerieke waarde bevatten. Als een gegevenstransformatie of
regel wordt geselecteerd, moet die ook een geldige numerieke waarde bevatten. Als dit niet
het geval is, kunnen er zich onvoorspelbare resultaten voordoen. De opdracht kan zelfs
worden afgebroken met een PostScript-foutbericht zoals PostScript RangeCheck in get
(Bereikcontrole van PostScript bij ophalen) of een ander bericht. De gebruiker moet
controleren of de gegevens, gegevenstransformaties en regels die moeten worden gebruikt,
resulteren in een geldige numerieke waarde.
NN--oopp--11
Het venster N-op-1 bestaat uit deze opties:
Opmerking: Wanneer u de optie N-op-1 gebruikt en de inhoud van hetzelfde record 2-zijdig
afdrukt om de voor- en achterkant, moet u ook een optie voor Z-sorteren toepassen om de
afdrukvolgorde voor de voorzijde en de achterzijde in stand te houden. Raadpleeg Opties
voor Z-sorteren: voor meer informatie.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
291
Exporteren en afdrukken
N-op-1 inschakelen
Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, kunt u N-op-1-instellingen invoeren en gebruiken.
Snijtekens afdrukken
Wanneer u deze optie selecteert, worden snijtekens van 6,5 mm ingevoegd. Aanpassingen van
de standaard snijtekens kunnen worden gemaakt via het menu Voorkeursinstellingen van VDE.
Pagina's per vel
Wordt gebruikt om aan te geven hoeveel pagina's er op een vel (N-op-1) moeten worden
afgedrukt. Via de opties kunt u opgeven hoe vaak de opdracht dwars en met de pagina mee
moet worden afgedrukt.
Auto
Gebruik deze optie om automatisch de beste paginarangschikkingsopties voor uw opdracht te
vinden op basis van velformaat, afloop, paginarotatie en bindruggen.
Randen
Als deze optie wordt gebruikt, kunt u hiermee horizontale en verticale randen instellen. De
waarde voor Bindrug kan negatief of positief zijn. Het toegestane bereik is -13 tot 153 mm en
-36 punten tot 432 punten.
Plaatsingsvolgorde
Wordt gebruikt om de volgorde aan te geven waarin de InDesign-pagina's op de printervellen
worden afgedrukt. Dit zijn de opties en de acties die daar het gevolg van zijn:
Deze optie:
betekent eerst
plaatsen vanuit:
vervolgens
plaatsen vanuit:
Rechts omlaag links naar rechts boven naar onder
Links omlaag rechts naar links boven naar onder
Rechts omhoog links naar rechts onder naar boven
292
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Deze optie:
betekent eerst
plaatsen vanuit:
vervolgens
plaatsen vanuit:
Links omhoog rechts naar links onder naar boven
Omlaag rechts boven naar onder links naar rechts
Omhoog rechts onder naar boven links naar rechts
Omlaag links boven naar onder rechts naar links
Omhoog links onder naar boven rechts naar links
Katernpaginarangschikking toepassen
Schakel dit vakje in om automatisch katernpaginarangschikking toe te passen op de opdracht.
Pagina's 180 graden roteren
Met de optie Pagina's 180 graden roteren kunt u logische pagina's, oftewel het document,
selecteren en deze draaien op het fysieke vel, oftewel het grotere afdrukvel. De geselecteerde
logische pagina's worden 180 graden geroteerd. In het onderstaande voorbeeld is deze optie
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
293
Exporteren en afdrukken
gebruikt voor een paginarangschikking kop-kop.
Als u logische pagina's 180 graden wilt verdraaien, selecteer dan de optie Pagina's 180 graden
roteren en voer de nummers in van de logische pagina's die moeten worden verdraaid. Gebruik
een komma of spatie om de nummers van de logische pagina's te scheiden.
Visuele paginarangschikking
Een visuele weergave van de paginarangschikking rechtsboven in het venster wanneer N-op-1
is geselecteerd. Als een groen vakje te zien is boven de pagina, past de combinatie van N-op-1
op het afgedrukte vel; bij een rood vakje passen de pagina's niet op het afgedrukte vel. Er
kunnen meerdere indicatoren in hetzelfde venster voorkomen.
294
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
OOppttiieess vvoooorr ZZ--ssoorrtteerreenn
De optie Z-sorteren ondersteunt documenten ongeacht het aantal pagina's. Alle documenten in
de afdrukopdracht moeten hetzelfde aantal pagina’s bevatten.
Met Z-sorteren kunt u de vulvolgorde voor een vel voor N-op-1 opgeven en kunt u de volgorde van
de records op de stapel aanhouden. De afdrukmogelijkheid voor de stapel wordt vaak ook Y-
sorteren genoemd.
Z-sorteren inschakelen
Gebruik deze optie voor N-op-1-afdrukken op een of twee zijden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
briefkaarten. Z-sort biedt de mogelijkheid om enkelzijdige en dubbelzijdige N-op-1-
documenten af te drukken. Met Z-sort kunt u ervoor zorgen dat de records op de voorkant en
de achterkant op een lijn staan wanneer er variabele gegevens op zowel de voorkant als de
achterkant van een N-op-1-document moeten worden afgedrukt. Met Z-sorteren kunt u deze
documenten ook in een noord/zuid-paginarangschikking of in stapels afdrukken. De
documenten worden vervolgens gesneden en gestapeld zonder dat de volgorde van de records
in de stapel verloren gaat. Deze optie wordt vaak gebruikt om de postcodes op volgorde te
houden. Verder kan er een tussenschietvel worden gemaakt om tussen de stapels met
afdrukken in te voegen om de afzonderlijke stapels van elkaar te kunnen scheiden. Bij het
afdrukken van N-op-1 met Z-sort in de stapel, moet elk document hetzelfde aantal pagina's
bevatten.
Vellen per stapel
Dit is een optionele instelling die wordt gebruikt om de stapelgrootte in te stellen. Deze optie
moet doorgaans worden ingesteld als u N-op-1 afdrukt op een groot vel en u gegevens uit één
record wilt afdrukken op de voor- en achterkant van hetzelfde document, of als u afdrukken in
de recordvolgorde wilt handhaven in de stapel, d.w.z. noord/zuid-paginarangschikking. Als u
een document afdrukt waarvoor gegevens uit hetzelfde record nodig waren op de voor- en
achterkant van het document, kunt u dit realiseren door de stapelgrootte in te stellen op 1.
Mogelijk moet u deze waarde verhogen als de documentenset bestaat uit meer dan 2
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
295
Exporteren en afdrukken
pagina's. Als u in de stapel afdrukt om de recordvolgorde te behouden (dit gebeurt vaak als de
reeks of postcodes intact moeten blijven), moet u de stapelgrootte instellen op een getal dat
kleiner is dan het maximumaantal vellen dat uw offline snijmachine kan snijden in één
doorgang; dit is doorgaans tussen 250 en 500 vellen. VDE drukt dan stapels af op basis van de
waarde die u hebt ingevoerd en behoudt de volgorde van de records in de stapel. Stel de
stapelgrootte niet in op een waarde die hoger is dan 500, want dat is mogelijk te veel voor het
geheugen van het apparaat. Voor kantoorprinters moet u de grootte van de stapel mogelijk
onder 50 houden.
Laatste stapel opvullen
Wordt gebruikt om de N-op-1-afdrukken op te vullen met lege records als het document een
oneven aantal pagina's bevat.
Tussenschietvel invoegen
Schakel het selectievakje in om een tussenschietvel in te voegen.
Tekst tussenschietvel
Voer de tekst in die op het tussenschietvel afgedrukt moet worden.
Soort/kleur/gewicht
Gebruik deze optie het gebruikte papier voor het tussenschietvel te definiëren.
Groepering inschakelen
Gebruikt voor het selecteren van een aantal opeenvolgende logische pagina's die in volgorde
op hetzelfde vel moeten worden geplaatst in plaats van de normale door de stapel-volgorde.
Het aantal en de volgorde van de logische pagina's in de groep, zijn afhankelijk van de
plaatsingsvolgorde en het totale aantal logische pagina's die op hetzelfde vel worden
geplaatst.
Opmerking: De optie Z-sorteren kan niet worden gebruikt bij VDE-toepassingen met door
voorvoegsels gescheiden transactionele gegevens, aangezien een transactioneel document
waarschijnlijk een verschillend aantal pagina's bevat voor iedere klantenrecordset die wordt
verwerkt, gebaseerd op het aantal transacties dat per klant wordt verwerkt.
SSaammeennvvooeeggeenn
Het venster Samenvoegen bestaat uit deze opties:
Aantal lagen per pagina met variabele zichtbaarheid:
Min
Het minimumaantal verschillende variabele lagen dat via een zichtbaarheidsobject wordt
aangeroepen en dat op iedere pagina van het document aanwezig zal zijn als het document is
afgedrukt. Een voorbeeld: in een opdracht met 50 afzonderlijke lagen voor Staat, waar slechts
één staat tegelijk wordt aangeroepen via zichtbaarheidsobjecten. De juiste waarde die moet
worden ingevoerd is 1. Voor dezelfde opdracht, maar met een extra zichtbaarheidslaag
gebaseerd op een ander zichtbaarheidsobject, is de juiste waarde 2. Deze waarde is gebaseerd
296
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
op het hele document en moet het minimale aantal zichtbaarheidslagen op een pagina in het
document zijn. De minimumwaarde is 1.
Max
Het maximumaantal verschillende zichtbaarheidslagen op een willekeurige pagina in het
document. Als er op pagina 1 twee zichtbaarheidslagen worden gebruikt en er slechts één laag
op de andere pagina's van het document wordt gebruikt, is de juiste instelling voor deze
waarde 2.
PPaaggiinnaavvaakkkkeenn
Het venster Paginavakken bestaat uit de volgende opties.
Het venster Paginavakken schakelt het aanmaken in van optionele paginagrensvakken in
aangemaakte PDF-uitvoer. Deze optie maakt geen wijzigingen in de PDF-inhoud, behalve het
toevoegen van aanvullende grensvakken op de pagina. Toepassingen die de PDF stroomafwaarts
in de werkstroom renderen of verwerken, kunnen besluiten ze te verwerken of negeren. Wanneer
de uitvoer van de VIPP
®
-opdracht geen PDF-bestand is, wordt de opdracht genegeerd en heeft
deze geen effect.
We kunnen de waarden de grensvakken op elke pagina invoeren door de relevante selectievakken
ernaast in te schakelen.
De waarden moeten variëren van 0 tot de breedte voor links/rechts of de hoogte voor boven/
onder van het velformaat.
BBiijjssnniijjddeenn PPDDFF--bbrroonnnneenn
Deze functie biedt verschillende opties voor bijsnijden, zoals crop box, bleed box, trim box en art
box, die kunnen worden toegepast op de PDF in het Indesign-document.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
297
Exporteren en afdrukken
MMeeddiiaa eenn aaffwweerrkkiinngg
Papier en afwerking is een optie die kan worden geselecteerd tijdens de export van het document.
Hiermee kunt u papierkenmerken, opties voor het type opdracht en afwerkingsopties voor ieder
vel definiëren, zodat u een document kunt maken met verschillende soorten opdrachten en
papiersoorten (substraten) en katernen. Als u alleen van één type opdracht en één papierselectie
gebruik maakt in uw opdracht, hoeft u deze toepassing niet te gebruiken. Als u echter van plan
bent om dubbelzijdig afdrukken in en uit te schakelen of op ander papier over te schakelen in uw
opdracht, of een katern af te drukken, moet u de toepassing Papierselectie gebruiken.
Opmerking: Als u met de optie VDE PDF werkt, worden de papier- en afwerkingsopties niet
doorgegeven aan het PDF.
Het venster Media en afwerking bestaat uit deze opties:
298
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Media en afwerking inschakelen
Schakel dit selectievakje in om de functie in te schakelen.
Papier
Gebruik het vervolgmenu om een papierdefinitie voor de opdracht te selecteren.
Type opdracht
Selecteer het Type opdracht in deze vervolgkeuzelijst. Deze opties worden gedefinieerd op het
tabblad Afdrukinstellingen.
Papier definiëren
Klik op deze knop om het venster Papier definiëren te openen.
Het venster Papier definiëren bestaat uit deze opties:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
299
Exporteren en afdrukken
Papiernaam
Een door de gebruiker ingevoerde beschrijvende naam voor het papier. Voordat u
papierkenmerken kunt toewijzen aan een vel in uw document, moet u eerst elke papiervariant
of substraat die u in uw document gaat gebruiken, definiëren en een naam geven. De
Papiernaam is verplicht, alle overige kenmerken zijn optioneel. Dit is een label dat wordt
gebruikt voor de identificatie van het papier en de bijbehorende kenmerken. Dit is de naam die
u kunt koppelen aan een vel in uw document. De papiernaam kan uit maximaal 24 tekens
bestaan (A-Z, 0-9) en is hoofdlettergevoelig. Gebruik geen spaties.
Selecteer voor de volgende kenmerken een waarde in de bijbehorende vervolgkeuzelijst. De lijst
bevat gebruikelijke vermeldingen die beschikbaar zijn in de FFPS, waaronder een aangepaste
optie voor sommige kenmerken. Bovendien is er een gedeelte Overgenomen en een
gedeelte Geen . Overgenomen betekent dat het kenmerk de vorige waarde overneemt.
Als er geen waarde is ingesteld, wordt de standaardinstelling van het systeem overgenomen.
Met de optie Geen wordt een blanco kenmerk ingesteld, er wordt geen waarde toegewezen
aan dat kenmerk.
Soort
Kies een papiersoort uit de vervolgkeuzelijst of voer uw eigen unieke waarde in om de
papiersoort in te stellen. De soortnaam kan uit maximaal 30 tekens bestaan (A-Z, 0-9) en er
wordt onderscheid gemaakt tussen letters en hoofdletters. Gebruik geen spaties. Dit is een
optioneel kenmerk, het veld kan worden leeg gelaten.
Kleur
Kies een kleur uit de vervolgkeuzelijst of voer uw eigen unieke waarde in om de papierkleur in
te stellen. De kleurnaam kan uit maximaal 30 tekens bestaan (A-Z, 0-9) en er wordt
onderscheid gemaakt tussen letters en hoofdletters. Gebruik geen spaties. Dit is een optioneel
kenmerk, het veld kan worden leeg gelaten.
Gewicht
Voer het gewicht in van de papiervariant die u definieert. U moet een geldige waarde invoeren.
Raadpleeg de handleiding van FFPS of van de printer geldige gewichtsbereiken. Dit is een
optioneel kenmerk, het veld kan worden leeg gelaten.
300
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Coating voorkant
Selecteer de coating die u aan de voorkant van de papiervariant hebt aangetroffen. Dit is een
optioneel kenmerk, het veld kan worden leeg gelaten.
Coating achterkant
Selecteer de coating die u aan de achterkant van de papiervariant hebt aangetroffen. Dit is
een optioneel kenmerk, het veld kan worden leeg gelaten.
Het venster Afwerking definiëren bestaat uit deze opties:
Naam
Een door de gebruiker ingevoerde beschrijvende naam voor de afwerkoptie die wordt
gedefinieerd.
Acties
Kies een actie in de keuzelijst met beschikbare afwerkingsacties. U kunt kiezen uit:
Nieten
Perforeren
Vouwen
Katern maken
Inbinden
Staffelen
Opvangbak
Externe afwerkeenheid
Opties
Gebruik de standaardopties of definieer uw eigen opties voor iedere beschikbare actie. Als u
ervoor kiest om opties te definiëren in plaats van de standaardinstelling te gebruiken, geeft
VDE de opties weer die per actie beschikbaar zijn.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
301
Exporteren en afdrukken
Standaardopties
Schakel dit vakje uit om door de gebruiker gedefinieerde opties te gebruiken.
Opmerking: Wanneer u afwerkingsopties definieert of gebruikt die niet door het
doelapparaat worden ondersteund, kan dat tot onvoorspelbare resultaten leiden. Controleer
bij uw drukker welke in-line afwerkingsopties beschikbaar zijn.
PPaappiieerrddeeffiinniittiiee mmaakkeenn
Voer de volgende stappen uit om een papiernaam op te geven (definitie).
1. Selecteer het tabblad Media en afwerking in het venster VPC maken, dat wordt
weergegeven tijdens het exporteren in VDE.
302
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
2. Selecteer Papier definiëren door op de knop Papier definiëren… te klikken. Daardoor
wordt een venster Papier definiëren weergegeven.
3. Maak een volledige papierdefinitie voor iedere papiervariant/substraat die u in het document
wilt gaan gebruiken. Klik op het plusteken ( + ) om papierdefinities toe te voegen.
Nadat u de definities hebt gemaakt, kunnen uw papiervarianten worden toegewezen aan een
pagina met behulp van de opties Papierselectie inschakelen op het tabblad Papierselectie.
Papiernaam aan een vel toewijzen
Wanneer u uw opdracht exporteert, wordt op het papierselectievenster het aantal vellen
weergegeven dat voor het afdrukken van één record van uw opdracht nodig is. Het totaal aantal
benodigde vellen hangt af van de volgende opties die zijn ingesteld tijdens de export:
Afdrukinstellingen - Afdrukken op beide zijden
Met deze optie definieert u of enkelzijdig, dubbelzijdig of dubbelzijdig (kop/staart) kan worden
gebruikt. Wanneer u enkelzijdig afdrukt, komt één vel overeen met één pagina van uw
document, dus een document van 10 pagina's leidt dan tot 10 vellen. Wanneer u 2-zijdig of 2-
zijdig kop/staart afdrukt, komt één vel overeen met twee pagina's op de voor- en achterzijde.
N-op-1 - N-op-1 inschakelen
De mogelijkheid om meerdere logische pagina's op een enkele fysieke pagina af te drukken. Bij
een opdracht waar de instelling 2-op-1 is geselecteerd, worden twee pagina's van uw opdracht
afgedrukt op 1 pagina. Dus een document van 10 pagina's leidt dan tot 5 afdrukvellen. Als ook
dubbelzijdig is geselecteerd, hebt u in totaal drie vellen nodig.
Aan de hand van de volgende stappen kunt u het toewijzingsproces doorlopen.
1. Op het scherm Papierselectie wordt het aantal vellen weergegeven dat nodig is om één
klantenrecord af te drukken. Elk vel wordt voorzien van een etiket, te beginnen bij Vel 1. Onder
het veletiket worden de nummers vermeld van de pagina's die op dat vel worden afgedrukt,
op de voor- en achterzijde als 2-zijdig is geselecteerd. Als u dubbelzijdig in- en uitschakelt,
verandert dienovereenkomstig het aantal vellen dat nodig is om het klantenrecord af te
drukken.
2. Klik op de keuzelijst Papier om de papierkenmerken voor het bijbehorende vel in te stellen. In
de keuzelijst worden alle eerder gemaakte papierdefinities vermeld.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
303
Exporteren en afdrukken
3. Als de optie Afdrukinstellingen - Afdrukken op beide zijden is ingesteld op Uit of niet 2-zijdig,
wordt de optie Type opdracht grijs weergegeven. Als de optie Afdrukken op beide zijden is
ingesteld op 2-zijdig of 2-zijdig kop/staart, kunt u 1-zijdig selecteren, 2-zijdig uitschakelen of
2-zijdig inschakelen. 2-zijdig kettingpapier/2-zijdig kop/staart (kettingpapier) wordt niet
ondersteund omdat het niet mogelijk is om halverwege een vel de papiervariant te wijzigen.
Wanneer dubbelzijdig wordt ingeschakeld, wordt de optie Dubbelzijdig gebruikt die is
geselecteerd in de optie Afdrukken op beide zijden.
PPaappiieerrsseelleeccttiiee vvoooorr kkaatteerrnn
Als u katernen afdrukt, kan het gebeuren dat u verschillende media-instellingen voor de
verschillende vellen in het katern nodig hebt. Gebruik de optie Papier definiëren in het venster
Export om een papierbibliotheek te definiëren voor gebruik bij het afdrukken van katernen. U kunt
bijvoorbeeld twee papierdefinities maken, de standaard papierdefinitie en een aangepaste
definitie met de naam Omslag met een hoger gewicht voor katernen.
Tijdens het exporteren van het katern kunnen papiervarianten uit deze papierbibliotheek aan elk
vel in het document worden toegewezen.
304
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
In de bovenstaande schermafbeelding is de papiervariant Omslag toegewezen aan het eerste vel,
dit is een zwaarder papier voor de omslag van het katern. Voor de overige vellen in het katern
wordt het lichtere standaardpapier gebruikt. Vel 3 neemt de vorige papierinstellingen over als er
geen andere instelling is opgegeven.
VDE geeft de logische pagina's weer die op ieder fysiek vel verschijnen. Dit katern bestaat uit
negen logische pagina's, gerangschikt 2-op-1 op een groter vel. Omdat het katern uit negen
pagina's bestaat, zijn de voor- en achterzijde van de laatste pagina opgevuld door VDE, en
daarom ziet u op de paginarangschikking van Vel 1 alleen Pagina 1,2.
AAffwweerrkkiinnggssddeeffiinniittiiee mmaakkeenn
Ingebouwde afwerking wordt gedefinieerd als een afwerkingsoptie die wordt ondersteund op het
apparaat zelf. Dat kan om de volgende opties gaan: Nieten, Perforeren, Vouwen, Katern maken,
Binden en Staffelen. Niet alle apparaten ondersteunen alle afwerkingsopties. Controleer welke
afwerkingsopties beschikbaar zijn op het doelapparaat voordat u deze opties instelt voor een
opdracht. In de meeste gevallen worden de geselecteerde afwerkingsopties genegeerd als deze
niet op het apparaat worden ondersteund, maar er kunnen zich onvoorspelbare resultaten
voordoen.
In-line afwerking is gedefinieerd als iedere afwerkingsoptie van derden die op het doelapparaat
aangesloten/beschikbaar is. Zo is een Square Fold katernmodule een voorbeeld van een in-line
externe afwerkeenheid. VDE kan afdrukken naar een opvangbak sturen en deze aan het einde van
een documentset verplaatsen om de afwerkeenheid ertoe aan te zetten de gewenste
geprogrammeerde actie te ondernemen.
Afwerking wordt het eerst gedefinieerd met het venster Afwerking definiëren, daarna kan de optie
worden geselecteerd via het venster Papier en afwerking in het venster VPC exporteren.
Neem voor meer informatie over de regeling van afwerkapparaten contact op met uw Xerox-
vertegenwoordiger.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
305
Exporteren en afdrukken
Afwerkingsopties definiëren
U kunt een bibliotheek van afwerkingsdefinities maken wanneer u het document exporteert, net
als papierdefinities. Wanneer de bibliotheek eenmaal is gedefinieerd, kunnen definities per vel
worden toegewezen.
Als u afwerkingsdefinities wilt toevoegen of wijzigen, selecteert u de knop Afwerking
definiëren... onder in het venster Papier en afwerking. Daardoor wordt een venster Afwerking
definiëren weergegeven. Gebruik dit venster om door de gebruiker gedefinieerde namen toe te
wijzen aan sets afwerkingsopties.
Voer de volgende stappen uit voor het maken van een afwerkingsdefinitie:
1. Kies een door de gebruiker gedefinieerde naam als beschrijving van de afwerkingsoptie. In
het onderstaande voorbeeld is de door de gebruiker gedefinieerde naam MyStaple.
2. Selecteer de gewenste (afwerkings) actie . In het bovenstaande voorbeeld is Nieten
geselecteerd. Schakel de Standaardopties uit om uw eigen instellingen te kunnen opgeven
in plaats van de standaardopties van de nieteenheid te gebruiken.
3. Selecteer een van de beschikbare opties voor die actie. Hier zijn er voor de actie van de
nieteenheid twee opties: Een nietje of twee nietjes.
306
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
4. Selecteer de beschikbare locaties voor de niet, op basis van de nietactie en de geselecteerde
optie.
Hiermee is de afwerkingsdefinitie "MyStaple" voltooid. Wanneer MyStaple wordt geselecteerd
en toegepast op een vel of op een aantal vellen, worden er twee nietjes aan de linkerkant van
het papier aangebracht.
Om meer afwerkingsdefinities toe te voegen, klikt u op + en gaat u terug naar stap 1
hierboven. Dit zijn voorbeelden van afwerkingsdefinities:
"MyStaple" is zo geprogrammeerd dat er twee nietjes links in het papier worden aangebracht;
"MyFold" zorgt ervoor dat het papier als Z wordt gevouwen, en bij "MyMakeBooklet" wordt een
rughecht aangebracht nadat Vierkant vouwen en bijsnijden is toegepast. Bij "MyJogTray"
worden vellen gestaffeld afgeleverd in de bovenste opvangbak.
Afwerkingsopties instellen
Als de afwerkingsdefinities zijn gemaakt, kunnen ze op velniveau worden gekoppeld via het
venster Media en afwerking. Afwerking maakt gebruik van een vergelijkbare methodologie als
Papierselectie.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
307
Exporteren en afdrukken
Er is een keuzelijst met afwerkingsdefinities toegevoegd aan ieder vel in de lijst Papier en
afwerking. Zo kunt u afwerkingsopties toepassen op een vel of een groep vellen.
Iedere afwerkingsoptie die wordt geselecteerd, blijft van kracht totdat deze wordt uitgeschakeld
of vervangen door een andere afwerkingsoptie. Een afwerkingsoptie kan worden uitgeschakeld
door [Geen] te selecteren uit het menu.
Selecteer Nieuwe set om de geselecteerde afwerking toe te passen op een specifieke set
opeenvolgende vellen. Een set begint bij een willekeurig vel waarvoor het vakje Nieuwe set is
ingeschakeld en eindigt bij het vel dat voorafgaat aan het vel waarvoor Nieuwe set is
ingeschakeld, of bij het laatste vel.
Nadat de afwerkingsopties zijn geselecteerd voor elk vel, gaat u verder met het instellen van
andere opties. Selecteer nadat alle instellingen zijn voltooid OK om het .vpc- of .vpp-bestand te
genereren.
Opmerking: Vanwege de verscheidenheid aan papierinvoer (lange of korte kant), apparaten
en configuraties, raden we u aan uw applicatie te testen om te controleren of de juiste
afwerking is toegepast en om zo nodig correcties aan te brengen. Het is bijvoorbeeld
misschien nodig om de nietlocatie te veranderen van links in rechts of van bovenaan in
onderaan om de gewenste resultaten te bereiken.
BBeeppeerrkkiinnggeenn
Opmerking: Momenteel is de enige manier om de afwerkingsopties te controleren het
afdrukken van de applicatie op de printer. U kunt ook het .vpc-bestand openen met VI
Design en de VIPP
®
-code bekijken.
De opties Dubbelzijdig (kettingpapier) en Dubbelzijdig kop/staart (kettingpapier) worden niet
ondersteund. De reden hiervan is dat het afdrukken bij een opdracht met een oneven aantal
pagina 's op de eerste pagina van het volgende record begint op de achterkant van het
308
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
laatste vel. Als de eerste pagina moet worden afgedrukt op papier van een ander soort, zou u
dit niet kunnen selecteren omdat u niet halverwege een vel de papiervariant kunt wijzigen.
U kunt maximaal 30 tekens in een door de gebruiker gedefinieerd veld gebruiken, maar geen
spaties.
SETMEDIA ondersteunt Papiernaam niet, alleen Soort, Kleur en Gewicht. De papiernaam
wordt intern door VDE gebruikt om een aparte papierdefinitietabel bij te houden en om naar
een naam in de papierinstelling voor een bepaalde opdracht te verwijzen. De VIPP
®
-code
maakt echter alleen gebruik van Soort, Kleur en Gewicht . Het aantal papierdefinities voor een
bepaalde site is dan ook beperkt.
EExxppoorrttvvoooorriinnsstteelllliinnggeenn
Met de optie Exportvoorinstellingen selecteert u een serie vooraf gedefinieerde instellingen die op
het document kunnen worden toegepast voor de export. Er zijn twee exportvoorinstellingen
beschikbaar: Katern en Kalender. U kunt ook uw huidige instellingen tijdens het exporteren
opslaan en uw eigen aangepaste exportvoorinstelling maken. Wanneer een van de
exportvoorinstellingen, inclusief een eventuele aangepaste exportvoorinstelling die u hebt
gemaakt, wordt geselecteerd en toegepast, past VDE automatisch de exportinstellingen van die
exportvoorinstelling toe.
Opmerking: Als u de optie Voorinstellingen gebruikt is het belangrijk dat u eerst een
geschikt velformaat hebt geselecteerd voor het afgedrukte document.
SSttaannddaaaarrdd eexxppoorrttvvoooorriinnsstteelllliinnggeenn
Katern
wordt gebruikt om de pagina's opnieuw te rangschikken om te worden afgedrukt in
katernindeling. Zo worden de pagina's van een InDesign-document, dat is ontworpen met
paginarangschikking 1,2,3,4,5,6 tot en met n, opnieuw gerangschikt in het afdrukbestand,
zodat het kan worden afgedrukt in katernindeling. Het oorspronkelijke InDesign-document
wordt niet gewijzigd. Zo kunnen bijvoorbeeld pagina's in USLetter-formaat opnieuw worden
gerangschikt om 2-op-1 op een vel van 11 x 17 inch te worden afgedrukt. U moet het
velformaat 11 x 17 inch opgeven in een eerdere tabbladinstelling.
Kalender
wordt gebruikt om de pagina's van een InDesign-document, dat is ontworpen met
paginarangschikking 1,2,3,4,5,6 tot en met n, in een nieuwe volgorde als portretkalender te
rangschikken. Zo kunnen bijvoorbeeld kalenderpagina's in A4-formaat opnieuw worden
gerangschikt om 2-op-1 op een A3-vel te worden afgedrukt. U moet het velformaat A3
opgeven in een eerdere tabbladinstelling.
AAaannggeeppaassttee eexxppoorrttvvoooorriinnsstteelllliinnggeenn
Er kan een aangepaste exportvoorinstelling worden gemaakt door de huidige exportinstellingen
op te slaan.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
309
Exporteren en afdrukken
EEeenn aaaannggeeppaassttee eexxppoorrttvvoooorriinnsstteelllliinngg mmaakkeenn
Zo maakt u een aangepaste exportvoorinstelling
1. Selecteer de opties die u voor deze exportvoorinstelling wilt opslaan.
310
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
2. Selecteer de plus-toets in het venster Voorinstellingen.
Het venster Voorinstelling export toevoegen wordt weergegeven. De huidige
exportinstellingen worden nu weergegeven.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
311
Exporteren en afdrukken
3. Voer een naam in voor uw exportvoorinstelling. In het bovenstaande voorbeeld werd als
opdrachtnaam Opdracht123 gebruikt.
4. Klik op de toets OK om uw aangepast exportvoorinstelling op te slaan.
EEeenn aaaannggeeppaassttee eexxppoorrttvvoooorriinnsstteelllliinngg ggeebbrruuiikkeenn
Een aangepaste exportvoorinstelling gebruiken
Gebruik het vervolgkeuzemenu Exportvoorinstellingen voor het selecteren van een van de twee
standaard voorinstellingen of een van de aangepast exportvoorinstellingen die in het venster
Voorinstellingen worden vermeld.
312
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Het venster Voorinstellingen vermeldt de instellingen van Exportvoorinstellingen. Als u tevreden
bent, klikt u op de optie Instellingen toepassen om de instellingen toe te passen op de
verschillende exportinstellingen die beschikbaar zijn.
EEeenn bbeessttaaaannddee eexxppoorrttvvoooorriinnsstteelllliinngg vveerrwwiijjddeerreenn
Als u een bestaande exportvoorinstelling wilt verwijderen, selecteert u de voorinstelling die u wilt
verwijderen in de vervolgkeuzelijst Exportvoorinstellingen.
U kunt alleen aangepaste Exportvoorinstellingen verwijderen. U kunt de standaard
voorinstellingen (katern of kalender) niet verwijderen.
Met de aangepaste voorinstelling geselecteerd, drukt u op de min-toets. Er wordt u in een pop-
upvenster gevraagd of u zeker weet dat u de voorinstelling wilt verwijderen. Selecteer OK om de
aangepaste voorinstelling te verwijderen.
U kunt een aangepaste Exportvoorinstelling toevoegen en een aangepaste Exportvoorinstelling
verwijderen, er is geen mogelijkheid om een aangepaste Exportvoorinstelling te bewerken. Als u
instellingen in een bestaande aangepaste Exportvoorinstelling wilt wijzigen, moet u de
voorinstelling verwijderen en de nieuwe aangepaste Exportvoorinstelling opslaan.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
313
Exporteren en afdrukken
Het VPP/VPC/PDF-bestand afdrukken
Zodra de functie Exporteren alle vereiste bestanden heeft verzameld, wordt een VI Project Contai-
ner-bestand (.vpc) of een VI Print Package-bestand (.vpp) gegenereerd. Welke van de twee het
wordt, wordt bepaald door de keuze die u hebt gemaakt in het venster Opslaan als type van
Exporteren.
Als u de optie VPC of VPP hebt geselecteerd, wordt het bestand in enkele minuten gegenereerd.
Als u de optie VDE PDF hebt geselecteerd, kan het uren duren voordat de PDF in een PDF-bestand
is omgezet dat gereed is voor afdrukken. Als het PDF-bestand klaar is, kunt u een willekeurige stan-
daardmethode gebruiken om het PDF-bestand af te drukken.
VVII PPrriinntt PPaacckkaaggee ((..vvpppp))
Het VI Print Package is geoptimaliseerd voor Xerox-kantoorapparatuur, zoals de Xerox 9203
ColorQube.
Het .vpp-bestand bevat alles wat nodig is om de applicatie af te drukken op een Xerox-
kantoorprinter die geschikt is voor VIPP
®
. U kunt het .vpp-bestand op uw systeem opslaan en
handmatig doorsturen naar de printer of u kunt een doelprinter selecteren in het venster VI Print
Package maken.
Als uw printer niet in de keuzelijst staat vermeld, moet u samen met de systeembeheerder
controleren of de printer beschikbaar is.
Wanneer u een printer selecteert, stuurt VDE het .vpp-bestand automatisch door naar die printer.
Als u geen printer selecteert, verzend het .vpp-bestand dan handmatig om dit af te drukken. Het .
vpp-bestand wordt opgeslagen op de locatie die u hebt opgegeven.
Wanneer u het selectievakje VI Print Package verwijderen aankruist, verwijdert VDE het .vpp-
bestand. Dit wordt aangeraden om te voorkomen dat de schijf vol raakt met afdrukbestanden.
VVoooorrwwaaaarrddeenn vvoooorr oonnddeerrsstteeuunniinngg vvaann XXeerrooxx--kkaannttoooorrpprriinntteerrss
Om de applicatie te kunnen afdrukken, moet op de doelprinter een geldige VI Compose-licentie
zijn geïnstalleerd. Zonder licentie wordt de opdracht na 10 pagina's afgebroken.
Als u geen geldige licentie hebt, moet u contact opnemen met uw Xerox-
verkoopvertegenwoordiger om een licentiebestand aan te schaffen. Sla het licentiebestand op een
veilige locatie op uw systeem op.
Als u het licentiebestand wilt installeren, moet u de optie Printerlicentie VI Compose selecteren
in het menu van het VDE-venster.
Hiermee wordt het dialoogvenster VIC-printerlicentie geopend. Via dit dialoogvenster kunt u het
Licentie-aanvraagformulier afdrukken (dit is nodig om de printerlicentie te bestellen) of, als u al
een geldige licentie hebt, de licentie op de printer installeren.
Als u het licentie-aanvraagformulier wilt gaan afdrukken, controleer dan of de printer die vermeld
staat in de lijst Printer selecteren voor licentie de printer is waarvoor u een licentie wilt hebben. Als
er een andere printer vermeld staat, bevat het licentie-aanvraagformulier ongeldige gegevens en
kan Xerox geen licentie verstrekken voor het apparaat.
Klik op Licentie-aanvraagformulier afdrukken . Hiermee drukt u het licentie-aanvraagformulier
af. Overhandig dit formulier aan uw Xerox-verkoopvertegenwoordiger of -analist.
Zodra het licentie-aanvraagformulier is verwerkt, ontvangt u een Xerox VI Compose-
licentiebestand voor de betreffende printer. Sla het licentiebestand op een veilige locatie op uw
systeem op.
Ga naar de locatie van het licentiebestand en selecteer het juiste licentiebestand . Klik op
314
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Licentie laden . Er wordt een afdrukbestand gemaakt dat automatisch naar de printer wordt
gezonden, waarna het licentiebestand op de printer wordt geïnstalleerd.
Wanneer het afdrukbestand van het licentie-installatieprogramma de licentie op de harde schijf
van de printer heeft opgeslagen, is de printer ook geschikt voor VI. Deze handeling hoeft slechts
eenmaal te worden uitgevoerd. Als de printer echter wordt uitgeschakeld of het bestand van de
printer wordt gewist, moet u de bovenstaande stap herhalen om het licentiebestand opnieuw op
de printer te installeren.
VVII PPrroojjeecctt CCoonnttaaiinneerr ((..vvppcc))
De VI Project Container (.vpc) is geoptimaliseerd ter ondersteuning van Xerox-productieprinters,
zoals de FFPS of EFI.
Het .vpc-bestand bevat alles wat nodig is om de applicatie af te drukken op een Xerox-
productieprinter die geschikt is voor VIPP
®
. Het .vpc-bestand wordt door VDE gemaakt en in het
bestandssysteem opgeslagen op de locatie die u specificeert. Die opslaglocatie kan een FFPS Hot
Folder zijn, van waaruit het .vpc-bestand automatisch naar een printerwachtrij wordt verzonden. U
kunt ook het .vpc-bestand handmatig verzenden voor afdrukken. Wellicht zijn de juiste procedures
voor het verzenden van bestanden naar de printer al ingesteld. Maak gebruik van die procedures
voor het verzenden van het VPC-bestand naar de printer.
Hieronder vindt u slechts een voorbeeld van het gebruik van lpr om een VPC-bestand naar de FFPS
te verzenden:
Besturingssysteem Windows:
lpr -S ServerName -P Wachtrijnaam -o l MijnOpdracht.vpc
Voor het besturingssysteem van de Mac:
lpr -P Wachtrijnaam -l MijnOpdracht.vpc
lpr -P Wachtrijnaam -oraw MijnOpdracht.vpc
Waarbij:
lpr is de lpr-opdracht.
-S ServerName is de servernaam of het IP-adres van de
bestemmingsprinter.
-P PrintQueueName is de bestemmingswachtrij op de printer.
-o l de letter O en L worden gebruikt om verzending
van een binair bestand aan te geven. Met deze
voorkeurssyntaxis weet Windows dat het de
gegevensstroom als raw bytes in plaats van
standaard tekstbestand moet behandelen.
-l en -oraw (Mac) de letter L en oraw worden gebruikt om verzending
van een binair bestand aan te geven. Ze geven aan
dat het afdrukbestand al is opgemaakt en zonder
filtering moet worden verzonden.
MijnOpdracht.vpc is het VI Container-bestand. Mogelijk moet u het
volledige pad naar het containerbestand opgeven.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
315
Exporteren en afdrukken
VVPPCCFF--ffiilltteerrooppttiiee oopp ddee FFFFPPSS iinnsstteelllleenn
Voor informatie over het instellen van printerwachtrijen en VPCF-filters moet u de documentatie
van de printer of VIPP
®
raadplegen of contact opnemen met uw plaatselijke Xerox-
vertegenwoordiger.
Een VPC-bestand rechtstreeks op de FFPS afdrukken:
Maak een nieuwe wachtrij een selecteer een wachtrij waarnaar het VPC-bestand kan worden
verzonden.
Bewerk de wachtrij-eigenschappen en selecteer de filteroptie VI Project Container Filter
(VPCF). Selecteer de knop Installatie... om de grafische gebruikersinterface van VPCF te
starten met de beschikbare filteropties. De VPCF-optie die wordt geselecteerd is afhankelijk
van de opdrachtvereisten.
VPCF-opties
De namen van het project en de map die door de onderstaande opties worden gemaakt, zijn
rechtstreeks gekoppeld aan de naam van de projectmap en de naam van het project die tijdens
de exportfase worden gedefinieerd.
316
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
HHeett ..vvppcc--bbeessttaanndd aaffddrruukkkkeenn
Alleen gebruiken Met deze optie worden de bestanden in een VPC-
bestand in het bestandssysteem van de printer
geplaatst of uitgebreid. Er worden een project en
een map in de map /usr/xgfc gemaakt, op basis
van de naam van het project en van de opdracht
die tijdens de exportfunctie van InDesign zijn
opgegeven. Het verzonden bestand wordt niet
afgedrukt. Deze optie wordt meestal gebruikt om
de opdrachtbronnen alvast te installeren.
Gebruiken en afdrukken Met deze optie worden de bestanden in het .VPC-
bestand in het bestandssysteem van de printer
geplaatst of uitgebreid. Er worden een project en
een map in de map /usr/xgfc gemaakt, op basis
van de naam van het project en van de opdracht
die tijdens de exportfunctie van InDesign zijn
opgegeven. Vervolgens wordt de toepassing
afgedrukt met gebruik van het
opdrachtverzendingsbestand dat zich in het VPC-
bestand bevindt. Wanneer de opdracht is voltooid,
blijven de opdrachtbronnen op de printercontroller
staan onder het project/de opdrachtnaam die door
de exportfunctie van InDesign is opgegeven. Deze
optie wordt meestal gebruikt om opdrachten uit te
voeren die wellicht vaker zullen worden uitgevoerd.
Houd de bronnen op het apparaat om de opdracht
met een nieuwe set gegevens uit te voeren zonder
de afbeeldingsbronnen, etc. opnieuw te hoeven
installeren, ervan uitgaande dat dezelfde bronnen
vereist zijn.
Afdrukken en vergeten Met deze optie worden de bestanden in een VPC-
bestand in het bestandssysteem van de printer
geplaatst. Er wordt gebruikgemaakt van een
tijdelijke map. De opdracht wordt uitgevoerd met
gebruik van het afdrukverzendingsbestand.
Wanneer de opdracht klaar is, worden alle
bestanden die met die opdracht te maken hebben
verwijderd. Deze optie wordt meestal gebruikt voor
opdrachten die één keer worden uitgevoerd.
Als de configuratie eenmaal voltooid en u het .vpc-bestand wilt afdrukken, gebruikt u de lpr-
functie om het .vpc-bestand naar de wachtrij op de FFPS-controller te verzenden. U kunt ook een
andere opdrachtverzendingsclient gebruiken.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
317
Exporteren en afdrukken
318
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Exporteren en afdrukken
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
319
14
Door voorvoegsel gescheiden
transactionele gegevens
Dit hoofdstuk bevat:
Paginaopmaak................................................................................................................... 321
Voorbeeldtestbestanden..................................................................................................... 323
Transactionele werkstroom................................................................................................. 324
InDesign-schermweergave en voorbeeld van werkelijke toepassing ..................................... 326
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevensindelingen ....................................... 327
Ingebouwde variabelen...................................................................................................... 332
Ingebouwde regels en gegevenstransformaties .................................................................. 334
Een transactioneel document ontwerpen............................................................................ 337
VI Design Express heeft de mogelijkheid om eenvoudige tot redelijk complexe transactionele do-
cumenten te maken die worden aangestuurd door bestanden met door voorvoegsel gescheiden
transactionele gegevens. Voor complexere transactionele toepassingen kan VI Design Express wor-
den gebruikt voor het creëren van de basis van de transactionele toepassing en kan het VI Design
Pro-programma of Xerox Professional Services worden ingeschakeld om zo nodig complexiteit toe
te voegen.
Transactionele documenten leveren cruciale inhoud aan de eindklant. Voorbeelden van transactio-
nele documenten bestaan onder meer uit telefoonrekeningen, creditcardafschriften, facturen, in-
ventarisrapporten, etc. Transactionele documenten waarin cross-selling-advertenties zijn
opgenomen, worden TransPromo-documenten genoemd. Ze kunnen worden gebruikt om waarde
toe te voegen aan de transactionele documenten die u creëert. Met behulp van VI Design Express
en door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens creëert u deze soorten toepassingen snel
en gemakkelijk.
Een veelvoorkomend transactioneel document dat gebruik maakt van door voorvoegsel geschei-
den transactionele gegevens deelt de volgende ontwerpkenmerken:
Er zijn mogelijk vele individuele voorvoegselgegevensrecords per klant. De verzameling van re-
cords noemen we een Klantenrecordset. Een veelvoorkomende afdrukoplage voor transactione-
le documenten bevat mogelijk honderden of duizenden klantenrecordsets. Gegevens voor
bepaalde gespecialiseerde transactionele documenten, zoals een hotelrekening, bevatten mo-
gelijk gegevens voor slechts één klantenrecordset.
Het aantal gegevenstransacties per klantenrecordset bepaalt het aantal pagina's dat voor elke
klant wordt gegenereerd. Dit wordt pas op het moment van afdrukken bekend. Sommige klan-
ten hebben maar een paar transacties, terwijl anderen vele transacties hebben. Een transactio-
neel document is doorgaans ontworpen voor verwerking met behulp van een
transactievervolgpagina voor de overlooptransacties. FreeFlow VI Design Express verwerkt deze
overloop automatisch.
Een transactioneel document bevat een combinatie van records met velden met eenmalig
voorkomende gegevens (Single Occurrence Fields, SOF), bijvoorbeeld records met naam, ac-
countnummer, adresinformatie, en een of meerdere records met velden met terugkerende ge-
gevens (Multiple Occurrence Fields, MOF). De transacties zijn in de MOF opgenomen. Een
voorbeeld hiervan zijn plaatselijke of internationale gespreksgegevens of creditcardaankopen.
Het is mogelijk dat er geen transacties in een klantenset zijn opgenomen als voor die periode
geen transacties werden vastgelegd.
De eerste pagina van een transactioneel document bevat vaak velden met eenmalig voorko-
mende gegevens, vaak met een loonstrookje of een deel met het bedrag dat is verschuldigd.
Afhankelijk van de toepassing en het ontwerp, kunnen er ook velden met terugkerende gege-
vens zijn opgenomen, d.w.z. transacties.
Bij het ontwerpen van een transactioneel document, kan redelijkerwijs worden verwacht dat
het aantal transacties de ruimte die hiervoor op een bepaalde pagina is gedefinieerd, over-
schrijdt. Hoewel FreeFlow VI Design Express de laatste pagina met MOF-records automatisch
dupliceert, komt het vaak voor dat de designer een specifieke paginaopmaak creëert voor ver-
volgpagina's waarin mogelijk niet alle SOF-informatie van de eerste pagina wordt vermeld.
Deze vervolgpagina wordt dan automatisch herhaald totdat alle MOF-records zijn verwerkt.
320
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Paginaopmaak
Een transactioneel document kan uit één of vele pagina's bestaan, afhankelijk van het toepas-
singstype en het aantal transacties in het gegevensbestand. Elke klantenrecordset kan een of
meerdere pagina's genereren op basis van het aantal transacties voor de individuele klant.
Wanneer de gegevens worden verwerkt, gebruikt de toepassing de verschillende paginaopmaken
zoals nodig. De toepassing keert terug naar de eerste paginaopmaak op een nieuwe voorzijde van
een pagina wanneer er een nieuwe klantenrecordset wordt geïdentificeerd. De verschillende pagi-
naopmaken die mogelijk nodig zijn voor het verwerken van een enkelvoudige klantenrecordset
voor alle informatie die voor een enkele klant wordt afgedrukt, worden hier beschreven:
Masterpagina voor velden met eenmalig voorkomende gegevens
Pagina voor velden met terugkerende gegevens
Transactievervolgpagina
Overige pagina's
MMaasstteerrppaaggiinnaa vvoooorr vveellddeenn mmeett eeeennmmaalliigg
vvoooorrkkoommeennddee ggeeggeevveennss
Een masterpagina voor velden met eenmalig voorkomende gegevens is de eerste pagina van de
transactionele toepassing, en in sommige de enige pagina die nodig is. Bevat meestal de naam en
adresgegevens en andere klantdetails die eenmalig in het document worden vermeld. We noemen
dit type gegevensrecord een Single Occurrence Field (veld met eenmalig voorkomende gegevens)
of SOF-record. Sommige SOF-velden worden meerdere keren in het document gebruikt, maar het
SOF-gegevensrecord verschijnt slechts één keer in de klantenrecordset.
Een masterpagina voor velden met eenmalig voorkomende gegevens kan, als hiervoor ruimte
aanwezig is, ook het begin van de (of alle) transacties voor een individuele klantenrecordset
bevatten. Als de hoeveelheid transacties in een individueel klantenrecordset naar alle
waarschijnlijkheid de op deze pagina toegewezen ruimte zal overschrijden, moet er mogelijk een
aanvullende transactievervolgpagina aan het ontwerp worden toegevoegd. Dit wordt beschreven
op de Transactievervolgpagina .
PPaaggiinnaa vvoooorr vveellddeenn mmeett tteerruuggkkeerreennddee ggeeggeevveennss
De MOF-transactiepagina (Multiple Occurrence Field, velden met terugkerende gegevens) is een
pagina die transacties bevat. Er kunnen ook promotionele berichten of andere informatie aan
worden toegevoegd, maar het hoofddoel is de weergave van transacties. Transacties zijn de met
voorvoegsels gescheiden records die MOF's (Multiple Occurrence Fields, velden met terugkerende
gegevens) bevatten. Een telefoonrekening bevat bijvoorbeeld transacties voor elk telefoongesprek.
Hoe meer telefoongesprekken er zijn gevoerd, des te meer MOF-records in de klantenrecordset
aanwezig zijn.
Het venster dat u creëert dicteert samen met de eigenschappen van de tabel hoeveel transacties
er op elke MOF-pagina passen. Als er een mogelijkheid bestaat dat het aantal transacties de op
de pagina toegekende ruimte overschrijdt, dan wordt de laatste MOF-pagina in het ontwerp
gedupliceerd totdat alle transacties voor de klantenrecordset zijn verwerkt.
TTrraannssaaccttiieevveerrvvoollggppaaggiinnaa
Dit is een optionele pagina, aangezien VI Design Express de laatste pagina met MOF-records
automatisch dupliceert totdat alle MOF-records zijn verwerkt. Als u echter een andere
paginaopmaak voor de vervolgpagina met MOF-records wilt creëren, moet u een
transactievervolgpagina maken. Hoewel u hiermee een pagina aan uw InDesign-opmaak
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
321
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
toevoegt, wordt deze pagina alleen afgedrukt als er een overloop aan af te drukken MOF-records
bestaat.
OOvveerriiggee ppaaggiinnaa''ss
Er kunnen overige pagina's aan het document worden toegevoegd. Deze pagina's bevatten
mogelijk doelgerichte advertenties, beelden, algemene voorwaarden of andere informatie die in
het transactioneel document moet worden afgedrukt. Merk op dat zowel de transactionele pagina
met velden met terugkerende gegevens als de transactievervolgpagina ook promotioneel
materiaal kunnen bevatten, hoewel ze alleen worden afgedrukt als er voldoende transacties in de
recordset aanwezig zijn om het afdrukken van die pagina's te activeren, waarbij alles wordt
aangedreven door de door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevens.
Aangezien VI Design Express de laatste pagina met MOF-records automatisch zal dupliceren, legt
dit wel een strenge regel op het feit dat u geen niet-MOF-pagina (zoals een beeld op een volledige
pagina) in het midden van de transactiepagina's (MOF) kunt invoegen. Een niet-MOF-pagina kan
worden ingevoegd voor eventuele MOF-pagina's en na de laatste MOF-pagina, maar kan niet
tussen MOF-pagina's worden ingevoegd. Op een MOF-pagina kunnen statische of variabele
beelden en tekst worden geplaatst. U moet u er echter wel van bewust zijn dat deze beelden of
tekst, zoals hierboven wordt vermeld, alleen verschijnen als de pagina ook daadwerkelijk wordt
afgedrukt.
Opmerking: Als een klantenrecordset geen transactionele records bevat, wordt de eerste
pagina die is ontworpen voor opname van transacties, al dan niet afgedrukt. Dit is
afhankelijk van het selectievakje Blanco pagina's onderdrukken in het venster
Afdrukinstellingen van de grafische gebruikersinterface voor Exporteren. Dit vakje is
standaard uitgeschakeld en de transactiepagina wordt afgedrukt met een lege MOF-tabel.
Als u geen pagina met een lege MOF-tabel wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje
Blanco pagina's onderdrukken in wanneer u de opdracht exporteert.
322
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Voorbeeldtestbestanden
Er zijn voorbeelden van transactionele testbestanden beschikbaar op de FreeFlow Variable-infor-
matiepagina op www.xerox.com. Selecteer de pagina Support & drivers en kies dan het label Sup-
port & drivers. Voer in het zoekveld VIPP in en selecteer FreeFlow Variable Information Suite in
de resultaten. Select het tabblad Software. Blader door de beschikbare downloads totdat u Sam-
ple_Transactional_Files.zip ziet.
Het zip-bestand bevat twee transactionele voorbeeldbestanden en stapsgewijze richtlijnen over
het creëren van de twee toepassingen.
Opmerking: De .indd-bestanden in het zip-bestand zijn gemaakt met InDesign CC 2014. Als
u echter gebruik maakt van de meegeleverde stapsgewijze richtlijnen, zult u in staat zijn bei-
de toepassingen te recreëren met behulp van CC2019 en CC2020. De instructies zijn uitslui-
tend in het Engels verkrijgbaar. Video's die in het zip-bestand zijn meegeleverd, hebben
geen audio. U kunt zo nodig woorden in uw eigen taal toevoegen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
323
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Transactionele werkstroom
Een transactionele werkstroom verschilt in veel opzichten van de werkstroom bij een promotioneel
document, zoals briefkaarten of katernen. Promotionele documenten worden doorgaans ontwor-
pen voor een enkele afdrukoplage ter ondersteuning van een marketingdoelstelling, zoals een kor-
ting aanbieden, etc. Deze opdrachten kunnen in VI Design Express worden ontworpen en
geëxporteerd als VI Project Container (vpc-bestand). Het vpc-bestand kan rechtstreeks naar een
VIPP
®
-printer worden verzonden, waarop het vpc-bestand wordt uitgepakt, de hulpbronnen op het
apparaat worden geïnstalleerd, de opdracht wordt uitgevoerd waarna alle bestanden optioneel
kunnen worden verwijderd. Een VI Project Container-werkstroom werkt prima voor dit soort
toepassingen.
Transactionele documenten worden doorgaans meerdere keren uitgevoerd, vaak naar aanleiding
van een tijdschema. Ze kunnen elk uur, dagelijks, wekelijks, maandelijks of op verzoek worden uit-
gevoerd. Wanneer de toepassing wordt uitgevoerd, is afhankelijk van het moment dat een nieuw
gegevensbestand beschikbaar is. Een workflow waarin u de toepassing via het VI Design Express-
designprogramma moet uitvoeren voor het genereren van het .vpc-bestand dat wordt afgedrukt
wordt niet aanbevolen, gedeeltelijk omdat het gegevensbestand erg groot kan zijn. Gebruik in
plaats daarvan de werkstroom Alleen de gegevens verzenden waar VIPP
®
bekend om staat.
AAlllleeeenn ddee ggeeggeevveennss vveerrzzeennddeenn
Alleen de gegevens verzenden is een werkstroom waarin alles wat u nodig hebt voor het starten
van de VIPP
®
-opdracht een nieuw door voorvoegsels gescheiden transactioneel gegevensbestand
is, dat wordt verzonden naar een wachtrij die voor dit soort VIPP
®
-opdrachten is geconfigureerd.
Dit zijn de voorvereisten voor het gebruik van deze werkstroom:
De hulpbronnen die in de toepassing worden gebruikt, moeten op het bestandssysteem van de
printer of het VI eCompose-platform zijn geïnstalleerd voordat u de opdracht uitvoert.
De wachtrij op de printer wordt geconfigureerd om de VIPP
®
-startopdrachten toe te voegen
via een init-bestand dat aan de wachtrij wordt toegewezen. De VIPP
®
-startopdrachten kunnen
ook vooraf aan het gegevensbestand worden toegevoegd, voordat de opdracht bij de
printerwachtrij wordt ingediend. Vraag meer informatie aan uw Xerox-analist.
Dit betekent dat u de toepassing ontwerpt met behulp van VI Design Express en zoals gebruikelijk
exporteert naar een VI Project Container-bestand. In de ontwerp- en testfase gebruikt u een kleine
subset van een gebruikelijk door voorvoegsels gescheiden transactioneel gegevensbestand.
Zodra de opdracht is geëxporteerd naar een VI Project Container-bestand (.vpc), kunt u het .vpc-
bestand naar het beoogde VIPP
®
-afdrukapparaat verzenden om het ontwerp op de printer te
controleren.
Wanneer u het vpc-bestand naar een wachtrij verzendt waarop het VPCF-filter is ingeschakeld en
is ingesteld op Gebruiken en afdrukken, pakt het filter alle VIPP
®
-hulpbronnen in het VI Projects
Container-bestand uit en installeert ze in het bestandssysteem van de printer op de locatie die in
het projectbestand wordt aangegeven. Deze hulpbronnen blijven op dezelfde locatie van de
printer totdat ze handmatig worden verwijderd of vervangen. Als u een andere printer voor de
productie wilt gebruiken, moet u deze stappen op dat apparaat herhalen.
Opmerking: De handeling waarbij u het .vpc-bestand naar de printer verzendt zorgt voor
toepassing van de hulpbronnen die nodig zijn om de afdrukopdracht uit te voeren naar het
bestandssysteem van de printer. Het .vpc-bestand bevat ook een voorbeeld init-bestand dat
in de projectmap wordt geïnstalleerd. Als u alleen de gegevens verzendt, moet de
gebruikte wachtrij naar dit init-bestand wijzen of moeten de startcommando's die in het
init-bestand worden weergegeven, vooraf aan het gegevensbestand zijn toegevoegd
voordat de opdracht naar de wachtrij wordt verzonden. Voor meer informatie over init-
bestanden, VIPP
®
-startopdrachten en eigenschappen van printerwachtrijen raadpleegt u
uw plaatselijke Xerox-analist.
324
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Zodra u klaar bent met het ontwerp en hebt gecontroleerd of het werk naar wens is, voert u de
toepassing in een productiemodus uit. U hoeft de gegevens niet langer door VI Design Express te
verwerken. Op dit punt bent u klaar voor het implementeren van de werkstroom Alleen de
gegevens verzenden.
Wanneer de toepassing volgens de planning wordt uitgevoerd, dient u het gegevensbestand
rechtstreeks bij de wachtrij in met behulp van bovenstaande stappen. Als de wachtrij correct is
geconfigureerd voor het gebruik van het init-bestand of als de VIPP
®
-startopdrachten vooraf in de
door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevens zijn ingevoegd, begint het uitvoeren van
de opdracht.
TTeessttoommggeevviinngg
Een transactioneel document is complexer dan enig ander promotioneel document. Er moet een
strategie worden opgezet voor het aanmaken en testen van een dergelijke toepassing, voordat de
productie start.
Het wordt aanbevolen dat u uw transactionele document ontwerp met behulp van een subset van
uw transactionele gegevens. Een gegevensbestand met tien klantenrecordsets transactionele
gegevens levert doorgaans maximale dekking van de mogelijke voorwaarden op waar u op moet
testen en waarvan u de juiste werking moet controleren.
Hoewel de SOF-gegevens op zo'n beetje dezelfde manier in uw document worden geplaatst als bij
een ander type promotioneel document dat u in VI Design Express hebt ontworpen, zijn
transactionele velden (MOF-gegevens) heel anders.
Voor elk transactietype hebt u testminima, testmaxima en gemiddelde transactionele gegevens
nodig door het creëren van voorvoegselgegevens voor:
Minimaal één klantenrecordset met een of meerdere van alle mogelijke transactietypen.
Minimaal één klantenrecordset met voldoende transactionele records voor het afdrukken van
een enkele transactionele pagina.
Minimaal één klantenrecordset met voldoende transactionele records voor het afdrukken van
een transactionele masterpagina en één transactievervolgpagina voor het controleren van de
overloop naar een vervolgpagina, indien van toepassing voor de applicatie.
Minimaal één klantenrecordset met voldoende transactionele records voor het afdrukken van
een transactionele MOF-pagina en meerdere transactievervolgpagina's voor het controleren
van de transactie-overloop naar meerdere vervolgpagina's, indien van toepassing voor de
applicatie.
Minimaal één klantenrecord met nul transactionele records. U dient te controleren of uw
toepassing in staat is tot het verwerken van situaties waarbij een klant geen gesprekken of
aankopen heeft gedaan.
Verschillende klantenrecords met een combinatie van alle bovenstaande.
Test en valideer of uw toepassing naar verwachting werkt met behulp van uw testgegevens. Als u
uw toepassing hebt gevalideerd en getest, en als uw live gegevens overeenkomen met op de
layout en het voorvoegsel van uw testgegevens, kunt u Alleen de gegevens verzenden naar het
beoogde afdrukapparaat voor afgedrukte uitvoer of naar de FreeFlow VI eCompose voor PDF-
uitvoer.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
325
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
InDesign-schermweergave en voorbeeld van
werkelijke toepassing
VI Design Express verwerkt de transactionele records niet tijdens het ontwerp van het document.
De layout in het InDesign-schermvoorbeeld is niet hetzelfde als de layout van de afdruk. Dat komt
omdat de InDesign-layout een conceptuele ontwerpweergave is van de SOF- en MOF-gegevens.
Hoewel de SOF-gegevens wel nauwkeurig in de gebruikersinterface worden weergegeven, wordt al-
leen de eerste instantie van een MOF-voorvoegsel op de gebruikersinterface weergegeven.
Als u wilt zien hoe uw document eruit ziet wanneer alle transactionele records zijn verwerkt, kunt u
er een voorbeeld van bekijken met behulp van de exportoptie van VI Design Express PDF waar-
mee een leesbare PDF wordt gegenereerd. Hoe meer records zich in uw testbestand bevinden, des
te langer het duurt om het PDF-bestand voor proeflezing te genereren. Daarom wordt aanbevolen
dat u uw testbestand beperkt tot tussen 10 en 20 klantenrecordsets.
De eerste keer dat u het document bekijkt, moet u de exportopties instellen. Als de opties zijn inge-
steld, worden ze de volgende keer dat u het document bekijkt, herinnerd.
326
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Door voorvoegsel gescheiden transactionele
gegevensindelingen
De termen die worden gebruikt voor het beschrijven van een door voorvoegsels gescheiden trans-
actioneel gegevensbestand worden hieronder weergegeven:
Titelrecord
Veldbeschrijving
Voorvoegsel
Klantenrecordset
Basisvoorvoegsel
SOF
MOF
Eerste vaker voorkomende voorvoegsel
Voorvoegsel/veld
Scheidingsteken
TTiitteellrreeccoorrdd
Het titelrecord in het bestand met voorvoegselgegevens is optioneel en wordt genegeerd indien
aanwezig. Indien aanwezig in het gegevensbestand, moet het selectievakje Gegevensbestand
bevat koptekstregel worden ingeschakeld om te zorgen dat de gegevens op de juiste wijze in het
venster met VI Design Express-gegevens worden weergegeven. Het titelrecord is mogelijk een
enkelvoudige veldnaam zoals INPUT, of kan verschillende veldnamen bevatten, die van elkaar
worden gescheiden door het scheidingsteken.
Het titelrecord is optioneel, omdat veel gegevensbestanden die door verzoeken of
gegevensverwerkingstoepassingen worden aangemaakt, automatisch een titelrecord toevoegen.
Aangezien dit niet voor VI Design Express nodig is, wordt het record genegeerd als het aanwezig
is, mits u Gegevensbestand bevat koptekstregel hebt ingeschakeld. Als u deze optie niet
inschakelt en er een titelrecord aanwezig is, kan dit onvoorspelbare gedragingen tot gevolg
hebben.
VVeellddbbeesscchhrriijjvviinngg
Een veldbeschrijving begint met een uniek voorvoegsel. Veldbeschrijvingen zijn optioneel, maar
het wordt aanbevolen dat de databasebeheerder de gegevens van de veldbeschrijving aanlevert
voor elk voorvoegsel dat in het testgegevensbestand wordt gebruikt. De veldbeschrijving wordt
gebruikt om te zorgen dat de gegevensvelden in het VI Design Express-gegevensvenster beter
kunnen worden geïdentificeerd door een korte beschrijving aan elk veld van een gegeven
voorvoegsel toe te wijzen. De veldbeschrijvingen worden vóór verwerking van de opdracht
verwijderd. De productiegegevens hoeven geen veldbeschrijving te hebben. Als dat wel het geval
is, wordt deze genegeerd.
De veldbeschrijvingssyntaxis is:
$$FD$$,DataPrefix,FieldlDescription,Fi eld2Descri pti on, Fi
eldnDescri ption
Waarbij:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
327
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
$$FD$$ het voorvoegsel van de veldbeschrijving is, die moet
beginnen en eindigen met $$ (standaard $$FD$$).
De tekens tussen de eerste $$ en de laatste $$
kunnen door de gebruiker worden gedefinieerd,
maar moeten voor elke veldbeschrijving hetzelfde
zijn.
Gegevensvoorvoegsel is het werkelijke voorvoegsel dat wordt gebruikt
voor het gegevensrecord waarvoor u de
veldbeschrijving aanmaakt.
Veldxbeschrijving is een korte beschrijving van elk veld in het
voorvoegselrecord. Alle tekens moeten afdrukbare
7-bits ASCII-tekens zijn.
Opmerking: Het wordt aanbevolen dat het voorvoegsel van de veldbeschrijving minder dan 10
tekens is, en dat de veldbeschrijving uit minder dan 20 tekens bestaat.
VVoooorrvvooeeggsseell
Het voorvoegsel is het eerste veld van elk record in het gegevensbestand. Het wordt gebruikt voor
het identificeren van elk record in de klantenset. Een voorvoegsel kan uit tot 32 tekens bestaan,
maar het wordt aanbevolen om het voorvoegsel op een lengte van tussen 2 en 5 tekens te
houden. De naam van het voorvoegsel mag geen van de volgende PS-scheidingstekens bevatten:
Haakjes: ( )
Vierkante haakjes: [ ]
Accolades: { }
Punthaken: < >
Schuine strepen vooruit en achteruit: / \
Sterretje: *
Enkel aanhalingsteken: '
Dubbel aanhalingsteken: "
Spatie
Opmerking: Teneinde verwarring te voorkomen, wordt aanbevolen dat u geen door VIPP
®
gereserveerd woord of VIPP
®
-opdracht als voorvoegsel gebruikt.
KKllaanntteennrreeccoorrddsseett
Een klantenrecordset wordt gebruikt voor het beschrijven van alle gegevensrecords waaruit een
enkele klantengegevensset bestaat. Een transactioneel gegevensbestand kan een enkel
klantenrecordset bevatten, maar bestaat vaker uit honderden of duizenden individuele
klantenrecordsets.
BBaassiissvvoooorrvvooeeggsseell
Het basisvoorvoegsel is het eerste gegevensvoorvoegsel in het gegevensbestand. Het is niet het
titelrecord of de veldbeschrijving.
Het basisvoorvoegsel is een speciaal voorvoegsel dat door VI Design Express wordt gebruikt om
het begin van een nieuwe klantenrecordset in het gegevensbestand aan te duiden. Dit kan
worden beschouwd als gelijksoortig aan Springen-naar-kanaal-1 dat vroeger met oude
328
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
transactionele mainframe-printers werd gebruikt. Wanneer bij het verwerken van de gegevens een
basisvoorvoegsel wordt gevonden, wordt de nieuwe mastervoorpagina automatisch ingesteld als
nieuwe eerste pagina voor die klantenrecordset.
SSOOFF
SOF staat voor Single Occurrence Field, oftewel velden met eenmalig voorkomende gegevens.
Deze SOF-velden zijn normaal gesproken opgenomen in niet-transactionele records van een
klantenrecordset. Ze bevatten informatie zoals naam, adres, rekeningnummers,
betalingsgeschiedenis, etc.
MMOOFF
MOF staat voor Multiple Occurrence Field, oftewel velden met terugkerende gegevens. MOF-
velden zijn velden die zijn opgenomen in de transactionele records van de klantenrecordset. Ze
bevatten de details van de transactie, zoals de datum, tijd, hoeveelheid en beschrijving van de
transactie.
EEeerrssttee vvaakkeerr vvoooorrkkoommeennddee vvoooorrvvooeeggsseell
Het eerste MOF-veld wordt door VI Design Express geïdentificeerd in het venster Eigenschappen
gegevensbestand wanneer het gegevensbestand wordt geïmporteerd naar het
ontwerpprogramma. Records in de klantenrecordset na het eerste vaker voorkomende voorvoegsel
worden beschouwd als transactionele records (MOF). SOF- en MOF-records kunnen niet onderling
worden verwisseld in een klantenrecordset. Alle SOF-records moeten vóór de MOF-records
verschijnen. Deze optie wordt doorgaans niet gewijzigd, maar als VI Design Express de verkeerde
eerste MOF-record selecteert, kunt u deze optie gebruiken om dit in te stellen.
VVoooorrvvooeeggsseell//vveelldd
De term voorvoegsel wordt gebruikt voor het beschrijven van het eerste veld van elk record in het
bestand met transactionele voorvoegselgegevens. Veld wordt gebruikt voor het beschrijven van de
velden (na het voorvoegselveld) in dat record. Het voorvoegsel en de velden worden in het venster
met VI Design Express-gegevens weergegeven met behulp van de volgende syntaxis:
Prefixnaam_Fn Veldinhoud
Waarbij :
Prefixname de naam is van het voorvoegsel dat in het
gegevensrecord wordt gebruikt.
_Fn het veldnummer is (_F1, _F2, F3....... Fn).
Veldinhoud de inhoud van dat veld is.
Als er een veldbeschrijving is opgenomen als onderdeel van het gegevensbestand (aanbevolen),
dan worden de velden weergegeven met behulp van deze syntaxis:
Prefixnaam_Fn (veldbeschrijving) Veldinhoud
Waarbij :
Prefixname de naam is van het voorvoegsel dat in het
gegevensrecord wordt gebruikt.
_Fn het veldnummer is (_F1, _F2, F3....... Fn).
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
329
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Veldbeschrijving is de beschrijving van het veld, bijvoorbeeld
Verschuldigd bedrag.
Veldinhoud de inhoud van dat veld is.
Opmerking: Het gebruik van de veldbeschrijving maakt het ontwerp van het document en
de selectie van bijpassende velden in elk record, gemakkelijker.
SScchheeiiddiinnggsstteekkeenn
Dit het scheidingsteken dat in het gegevensbestand wordt gebruikt om het voorvoegsel en de
velden van elkaar te scheiden.
VVoooorrbbeeeellddeenn vvaann ddoooorr vvoooorrvvooeeggsseellss ggeesscchheeiiddeenn
ttrraannssaaccttiioonneellee ggeeggeevveennssbbeessttaannddeenn
Twee voorbeelden van door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevensbestanden volgen
hierna. Beide gegevensopmaken zijn geldig voor VI Design Express.
DDoooorr vvoooorrvvooeeggsseellss ggeesscchheeiiddeenn ttrraannssaaccttiioonneeeell ggeeggeevveennssbbeessttaanndd
((mmeett vveellddbbeesscchhrriijjvviinngg))
Hieronder vindt u een voorbeeld van een door voorvoegsels gescheiden transactioneel
gegevensbestand (een klantenrecordset). Het voorbeeld is met kleuren gecodeerd voor aanduiding
van elk van de elementen van een klantenrecordset zoals hierboven beschreven.
In het hierboven weergegeven gegevensbestand:
330
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Vertegenwoordigt de magenta tekst de optionele titelregel. In dit voorbeeld is een veldnaam
aanwezig die INPUT wordt genoemd.
De cyaan tekst toont de optionele veldbeschrijvingsrecords. Het voorvoegsel met de
veldbeschrijving in het bovenstaande voorbeeld is $$FD$$, het gegevensvoorvoegsel wordt
toegewezen op basis van de naam van het klantenrecord of voorvoegsel dat wordt beschreven.
Na elk veldbeschrijvingsvoorvoegsel volgt een korte beschrijving van elk veld. Alle onderdelen van
de veldbeschrijving worden van elkaar gescheiden door het scheidingsteken. In het bovenstaande
voorbeeld wordt het teken : als scheidingsteken gebruikt.
De groene tekst is het basisvoorvoegsel. Elke keer als tijdens de verwerking van de opdracht een
basisvoorvoegsel wordt gevonden, wordt er een nieuwe voorpagina aangemaakt en start een
nieuw klantenrecordset.
De rode tekst toont de SOF-records. Deze bevatten de niet-transactionele gegevens, zoals naam
en adres.
De donkergroene tekst is het eerste MOF-voorvoegsel. Alle records hierna, tot het volgende
basisvoorvoegsel, worden beschouwd als MOF-records.
De grijze tekst toont de transactionele records (MOF's).
DDoooorr vvoooorrvvooeeggsseellss ggeesscchheeiiddeenn ttrraannssaaccttiioonneeeell ggeeggeevveennssbbeessttaanndd
((zzoonnddeerr vveellddbbeesscchhrriijjvviinngg))
Hieronder vindt u een ander voorbeeld van een transactioneel voorvoegselgegevensbestand. Dit
voorbeeld toont drie klantenrecordsets. Het voorbeeld bevat geen titelregel of veldbeschrijvingen.
In dit voorbeeld is:
H0 het basisvoorvoegsel, ook een SOF-record.
H1 een aanvullend SOF-record.
H2 nog een SOF-record.
T0 het eerste MOF-record.
T1 is een aanvullend MOF-record.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
331
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Ingebouwde variabelen
VI Design Express biedt enkele ingebouwde variabelen die helpen bij het documentontwerp. Een
variabele is vergelijkbaar met een veld. De waarden in de variabele verandert op basis van de hui-
dige staat van de gegevens die worden verwerkt. Deze ingebouwde variabelen kunnen worden ge-
bruikt om gegevens op de pagina te plaatsen of als operand voor het opbouwen van een
regelvoorwaarde.
Aangezien VI Design Express alleen de eerste instantie van elke in het ontwerp gecreëerde pagina
weergeeft, bevatten bepaalde variabelen alleen een beperkte waarde. De paginatellingsvariabele
wordt bijvoorbeeld in VI Design Express altijd weergegeven als 1, aangezien VI Design Express
nooit meervoudige transactievervolgpagina's weergeeft. Wanneer de opdracht op de printer wordt
samengesteld of naar PDF wordt geëxporteerd voor weergave in VI Design Express, bevat de inge-
bouwde variabele de juiste waarden. De variabele VPPpageCount neemt bijvoorbeeld toe voor
elke pagina in een klantenrecordset die wordt afgedrukt.
Het hiernavolgende zijn de ingebouwde variabelen van VI Design Express:
VPPpageCount (ook bekend in het gegevensvenster als VDE_PageNumber)
VPPpageTotal (ook bekend in het gegevensvenster als VDE_PageTotal)
VPPpreviousValue
VPPnextValue
VPPfirstValue
VPPlastValue
VPPspaceLeftInFrame
VPPprefixName
VPPruntimeProductName
VVPPPPppaaggeeCCoouunntt ((ooookk bbeekkeenndd iinn hheett ggeeggeevveennssvveennsstteerr
aallss VVDDEE__PPaaggeeNNuummbbeerr))
VPPpageCount is het paginanummer van de pagina in het definitieve samengestelde document
voor een bepaalde klantenrecordset. In VDE is dit altijd 1, wanneer het document echter op de
printer wordt samengesteld, wordt het juiste huidige paginanummer weergegeven.
VVPPPPppaaggeeTToottaall ((ooookk bbeekkeenndd iinn hheett ggeeggeevveennssvveennsstteerr
aallss VVDDEE__PPaaggeeTToottaall))
VPPPageTotal is het totale aantal pagina's van het definitieve samengestelde document voor een
bepaalde klantenrecordset. In VDE is dit altijd 1. Wanneer het document echter op de printer
wordt samengesteld, is het weergegeven paginanummer het totale aantal pagina's.
VVPPPPpprreevviioouussVVaalluuee
VPPpreviousValue kan worden gebruikt in de juiste operand van een waar-/niet waar-regel om de
waarde van een MOF-veld te vergelijken met de overeenkomstige waarde in het vorige record.
VVPPPPnneexxttVVaalluuee
VPPnextValue kan worden gebruikt in de juiste operand van een waar-/niet waar-regel om de
waarde van een MOF-veld te vergelijken met de overeenkomstige waarde in het volgende record.
332
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
VVPPPPffiirrssttVVaalluuee
VPPfirstValue kan worden gebruikt in de juiste operand van een waar/niet waar-regel voor het
detecteren van de allereerste transactie die voor een bepaalde klantenrecordset wordt verwerkt.
De linker operand kan een MOF-veld of VPPprefixName zijn.
VVPPPPllaassttVVaalluuee
VPPlastValue kan worden gebruikt in de juiste operand van een waar/niet waar-regel voor het
detecteren van de allerlaatste transactie die voor een bepaalde klantenrecordset wordt verwerkt.
De linker operand kan een MOF-veld of VPPprefixName zijn.
VVPPPPssppaacceeLLeeffttIInnFFrraammee
VPPspaceLeftInFrame is een ingebouwde variabele die de hoeveelheid resterende verticale
hoogte, gemeten in punten, tussen de huidige transactie en het einde van het venster bevat.
VVPPPPpprreeffiixxNNaammee
VPPprefixName is een ingebouwde variabele met de naam van het voorvoegsel van het huidige
MOF-record dat wordt verwerkt.
VVPPPPrruunnttiimmeePPrroodduuccttNNaammee
VPPruntimeProductName is een ingebouwde variabele die identificeert op welk platform de
opdracht wordt gerenderd. De meest voorkomende waarden zijn:
Normalizer (VDE) bij het exporteren van een PDF uit VI Design
Express
Normalizer (VIeC) bij het produceren van een PDF met VI eCompose
Normalizer (VDP) bij het exporteren van een PDF vanuit VI Design
Pro
FreeFlow VI Designer bij weergave van de opdracht in VI Design Pro
FreeFlow VI Explorer bij weergave van de opdracht in VI Explorer
Normalizer (FFPS) bij het afdrukken van de opdracht op de FreeFlow
Print Server/APPE
Deze variabele kan worden gebruikt in regels en gegevenstransformaties om de layout te variëren,
afhankelijk van het platform waarop de opdracht wordt gerenderd. U kunt bijvoorbeeld een
zichtbaarheidsregel configureren om het achtergrondformulier uit te schakelen wanneer de
opdracht wordt afgedrukt op voorbedrukt papier, maar de achtergrond handhaven wanneer er
een PDF wordt geproduceerd.
Opmerking: Als u niet zeker weet wat de waarde van een specifiek platform is, gebruikt u
een gegevenstransformatie om VPPruntimeProductName in een tekstvenster tussen te
voegen en drukt u de opdracht af op het doelapparaat. De waarde van de variabele wordt
op de pagina afgedrukt. Op de gebruikersinterface van VI Design Express is de waarde die
wordt toegewezen aan de variabele Normalizer (VDE) .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
333
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Ingebouwde regels en
gegevenstransformaties
VI Design Express biedt vier ingebouwde waar/niet waar-regels die helpen bij het documentont-
werp. Voor meer informatie over het gebruik van regels, raadpleegt u Regels . Het resultaat van
een waar/niet waar-regel is waar of niet waar. Dit type regel kan dan worden gebruikt in andere
regels of worden gekozen uit de regellijsten in verschillende optievensters.
Hierna volgen de bij VI Design Express ingebouwde regels:
VDE_BetweenGroup
VDE_NewGroup
VDE_NewGroupOrFrame
VDE_NewRecordSet
VI Design Express biedt twee ingebouwde gegevenstransformaties die helpen bij het documen-
tontwerp. Het gebruik van gegevenstransformaties wordt besproken in Gegevenstransformaties .
Hierna volgen de bij VI Design Express ingebouwde gegevenstransformaties:
VDE_PageNumber , ook bekend als ingebouwde variabele VPPpageCount
VDE_PageTotal , ook bekend als ingebouwde variabele VPPpageTotal
De ingebouwde regels en gegevenstransformaties zijn alleen-lezen. U kunt ze dus niet bewerken. U
kunt regels en gegevenstransformaties zo nodig opnieuw installeren door ze te importeren met de
optie 'Regel/gegevenstransformatie importeren' hieronder.
334
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Voor Windows, als VDE is geïnstalleerd op station C: dan is het bestand VDE_PrefixedData-
Rules.dat hier te vinden:
Op een 32-bits PC : C:\Program Files\Xerox\VIPP\VDE\PredefinedRules
Op een 64-bits PC : C:\Program Files (x86)\Xerox\VIPP\VDE\PredefinedRules
IInnggeebboouuwwddee rreeggeellss
VVDDEE__BBeettwweeeennGGrroouupp
Deze regel is waar wanneer een MOF-voorvoegsel verschilt van de vorige, met uitzondering van
aan het begin van een nieuw venster. U kunt deze regel bijvoorbeeld gebruiken in het venster Rij-
opties om een extra rij in uw tabel tussen MOF-groepen in te voegen, bijvoorbeeld een lege rij.
VVDDEE__NNeewwGGrroouupp
Deze regel is waar wanneer een MOF-voorvoegsel verschilt van de vorige. U kunt deze regel
gebruiken om een som van gegevenstransformaties voor een MOF-groep (een groep
opeenvolgende records met hetzelfde voorvoegsel) opnieuw in te stellen.
VVDDEE__NNeewwGGrroouuppOOrrFFrraammee
Deze regel is waar wanneer een MOF-voorvoegsel verschilt van de vorige of aan het begin van een
nieuw venster. U kunt deze regel bijvoorbeeld gebruiken in het venster Rij-opties om de
groepstitel tussen MOF-voorvoegselgroepen in uw tabel in te invoegen, en u kunt dit herhalen aan
de bovenkant van daaropvolgende vensters als de MOF-groep zich over meerdere pagina's
uitstrekt.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
335
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
VVDDEE__NNeewwRReeccoorrddSSeett
Deze regel is waar bij detectie van het voorvoegsel dat de allereerste transactie van een nieuwe
klantenrecordset aanduidt. U kunt deze regel bijvoorbeeld gebruiken voor het resetten van de som
van gegevenstransformaties bij wijziging van een klantenrecordset.
IInnggeebboouuwwddee ggeeggeevveennssttrraannssffoorrmmaattiieess
VVDDEE__PPaaggeeNNuummbbeerr
Het paginanummer van de pagina in het definitieve samengestelde document voor een bepaalde
klantenrecordset. In VDE is dit altijd 1, wanneer het document echter op de printer wordt
samengesteld, wordt het juiste huidige paginanummer weergegeven.
VVDDEE__PPaaggeeTToottaall
Het totale aantal pagina's van het definitieve samengestelde document voor een bepaalde
klantenrecordset. In VDE is dit altijd 1. Wanneer het document echter op de printer wordt
samengesteld, is het weergegeven paginanummer het totale aantal pagina's.
336
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Een transactioneel document ontwerpen
Transactionele documenten kunnen in twee categorieën worden gesplitst:
Gemengd transactioneel
Een gemengd transactioneel document vermeldt alle transacties voor een klantenrecordset
een voor een. Als er meerdere transactievoorvoegsels zijn, maakt dat niet uit. Een voorbeeld
van een gemengd transactioneel document is een creditcardafschrift of een hotelrekening,
waarbij de transacties worden gepresenteerd (afgedrukt) alsof ze in het gegevensbestand
werden vastgelegd.
Voorgesorteerd transactioneel
Een voorgesorteerd transactioneel document is een document waarin de transacties in het
gegevensbestand vooraf zijn gesorteerd in voorvoegselgroepen. De transacties worden nog
steeds afgedrukt in de volgorde waarin ze in het gegevensbestand worden gepresenteerd,
maar u wilt de transactiegroepen in het toepassingsontwerp mogelijk scheiden in wat eruit
ziet als aparte tabellen. Een voorbeeld van een dergelijke toepassing is een telefoonreke-
ning waarbij lokale, langeafstands- en internationale gesprekken worden geïdentificeerd
door afzonderlijke voorvoegsels en worden afgedrukt in wat eruit ziet als afzonderlijke tabel-
len of delen van het document.
Het proces voor het creëren van een door voorvoegsels gescheiden transactioneel gegevensdocu-
ment is gelijksoortig. Het voorgesorteerde document vereist mogelijk aanvullende regels om de
layout van de transactionele gegevens te beheren.
De basisstappen zijn:
Controleer het gegevensbestand en begrijp de veldnamen, de gegevens in het bestand en
waar in het document ze zullen worden gebruikt. Als u deze informatie niet hebt, gaat u op
zoek naar iemand die dit kan uitleggen, aangezien u zonder deze informatie niet in staat zult
zijn om een transactioneel document te ontwerpen. Vraag zo mogelijk de gegevensbeheerder
om veldbeschrijvingsrecords aan het begin van het gegevensbestand op te nemen.
Creëer uw eerste paginaopmaak.
Importeer uw door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevens en selecteer de beno-
digde opties om het gegevensbestand correct te importeren.
Ontwerp uw eerste pagina. De meest SOF-gegevens worden meestal op deze eerste pagina
afgedrukt.
Als op deze pagina MOF-records (transactioneel moeten worden afgedrukt, tekent u een tekst-
kader op de pagina waarin deze transacties moeten worden afgedrukt.
Als u wilt dat VI Design Express deze pagina dupliceert voor overlooptransacties, gaat u recht-
streeks naar het deel met het transactie-ontwerp. Als u een nieuwe paginaopmaak voor over-
looptransacties wilt creëren, moet u een nieuwe pagina voor transactievervolgpagina's
toevoegen.
Als u de SOF-velden op uw pagina hebt geplaatst en klaar bent om het transactionele deel van uw
document te ontwerpen:
Creëer een tekstkader waarin u de transacties wilt plaatsen. Het kader moet breed en lang ge-
noeg zijn om de transacties die u op die pagina wilt afdrukken, erin te passen.
Voeg de transactietabel in het tekstkader. Zo doet u dat:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
337
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Plaats de cursor in de eerste kolom van het tekstkader.
Selecteer het eerste MOF-voorvoegsel in het gegevensvenster.
Klik met de rechtermuisknop en selecteer Tabel met transactiegegevens maken.
Alle voorvoegsels en voorvoegselvelden worden nu in het tekstkader aan een tabel
toegevoegd.
Pas de kolommen van de tabel op de breedte van de gegevens aan.
Pas de eigenschappen van de tabel zo nodig op uw ontwerp aan.
Voeg VI Design Express-regels en gegevenstransformaties toe voor het beheer van de elemen-
ten die u in uw transactionele tabel wilt opnemen, zoals:
Kop- of voetteksten
Tussenregels
Tekst die alleen verschijnt op basis van een voorwaarde, zoals een totaalveld
Ander
Bekijk uw document regelmatig tijdens het ontwerp, om te zien hoe dit er na verwerking van
alle MOF-records uit komt te zien.
Wanneer het ontwerp is voltooid, exporteert u het naar een .vpc-bestand en stuurt u dat be-
stand naar de printer ter validatie.
Controleer of alle pagina-eindes aan de verwachting voldoen en dat elke pagina naar verwach-
ting wordt afgedrukt.
Voer de productie uit.
EEeenn ttrraannssaaccttiioonneeeell ddooccuummeenntt ccrreeëërreenn
VVoooorrbbeerreeiiddiinngg
Uw gegevensbeheerder dient nauw samen te werken met de ontwerper van de toepassing bij het
beschrijven van het gegevensbestand dat eerder is uitgepakt en ter beschikking van het
ontwerpteam werd gesteld. Het wordt aanbevolen dat uw gegevensbeheerder thuis raakt in het
deel Veldbeschrijving van dit document en veldbeschrijvingen opneemt in het gegevensbestand,
waarvan u tijdens het documentontwerp gebruik kunt maken.
Het uitgepakte gegevensbestand moet uit tussen 10 en 20 klantenrecordsets bestaan voor uw
ontwerp. Het gegevensbestand moet gegevens bevatten waarmee alle voorwaarden en de logica
in het document worden getest en gecontroleerd. Het wordt niet aangeraden het
productiegegevensbestand tijdens de ontwerpfase te gebruiken, aangezien deze uit duizenden
records kan bestaan.
Het is cruciaal dat de voorvoegselnamen, het aantal velden in elk voorvoegsel en het
scheidingsteken dat in het testbestand wordt gebruikt, hetzelfde zijn als in het
productiegegevensbestand.
Het gegevensbestand moet een door voorvoegsels gescheiden transactioneel gegevensbestand
zijn.
Door voorvoegsels gescheiden
- m.a.w. het eerste veld in elk record is een voorvoegsel. Het voorvoegsel is een speciaal veld
met identificatie van het type informatie dat in het voorvoegselrecord is opgenomen. Het
338
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
voorvoegsel wordt door VI Design Express gebruikt om te bepalen hoe de gegevens op de
pagina worden weergegeven.
Scheidingsteken
- m.a.w. het gegevensbestand bevat scheidingstekens. De velden waaruit elk record bestaat,
bevatten een scheidingsteken tussen elk veld. In het geval van het hieronder weergegeven
gegevensbestand, wordt het teken : oftewel een dubbele punt als scheidingsteken tussen
de velden gebruikt.
Transactioneel
- m.a.w. dit gegevensbestand bevat transactionele gegevensrecords (MOF). Een enkel
klantenrecordset kan vele transacties bevatten. De transacties kunnen dezelfde
voorvoegselnaam of een andere voorvoegselnaam hebben. Afhankelijk van de toepassing
die wordt ontwikkeld, worden de voorvoegselnamen mogelijk vooraf gesorteerd in groepen,
zoals een telefoonrekening met alle lokale gesprekken gegroepeerd, gevolgd door
internationale gesprekken, of gemengd, zoals in een creditcard- of factuurtoepassing,
waarin transacties worden weergegeven op basis van de datum van de transactie.
De indeling van de door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevensbestanden kan enigszins
variëren, aangezien sommige onderdelen van het door voorvoegsels gescheiden transactionele
gegevensbestand optioneel zijn, zoals beschreven in Voorbeelden van door voorvoegsels
gescheiden transactionele gegevensbestanden .
Een door voorvoegsels gescheiden transactioneel gegevensbestand heeft mogelijk de volgende
onderdelen, weergegeven als optioneel of verplicht:
Kopregel of geen eronder
een lijst met veldnamen die vaak te zien zijn in promotionele door voorvoegsels gescheiden
gegevensbestanden. De kopregels en de veldnamen die erin zijn opgenomen, worden niet
in VI Design Express gebruikt. Het is het voorvoegsel dat belangrijk is voor elk record. Vaak
wordt een kopregel met de veldnaam Input gebruikt. Dit is echter optioneel en wordt bij de
verwerking van de gegevens genegeerd. Als er echter een kopregel aanwezig is, moet u het
selectievakje Gegevensbestand bevat koptekstregel inschakelen om te zorgen dat het
venster Gegevensbestand de gegevens correct weergeeft. De kopregel is optioneel.
Een veldbeschrijvingsdeel
(Zie 1 hieronder). Dit wordt ten zeerste aanbevolen, aangezien het de ontwerper helpt het
doel van elk veld in een gegeven voorvoegsel te begrijpen. Zonder inzicht in deze
informatie, is het lastig om een toepassing te ontwerpen waarbij geen intieme kennis van
het gegevensbestand en het doel van elk veld aanwezig is. De veldbeschrijving gebruikt het
standaard voorvoegsel $$FD$$. De veldbeschrijving is uitsluitend bedoeld ter informatie, en
wordt bij de verwerking van de gegevens genegeerd. De veldbeschrijving is optioneel, maar
wordt ten zeerste aanbevolen.
Eenmalig voorkomende records
Zie 2 hieronder. Dit zijn voorvoegselrecords die slechts één keer in de klantenrecordset
verschijnen. In het onderstaande voorbeeld van een gegevensbestand staan er vijf van
dergelijke records in elke klantenset. In dit voorbeeld bevatten de records informatie over
het hotel, de gast, de kamer, de boekingsagent en de betalingsgeschiedenis. Hoewel deze
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
339
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
informatie mogelijk meer dan eens in het document wordt afgedrukt, bestaat het record
ervoor slechts één keer in de klantenrecordset. Daarom wordt het record beschreven als
Single Occurrence Record, een record dat eenmalig voorkomt. Dit zijn verplichte records
in een transactioneel document.
Terugkerende records
Zie 3 hieronder. Dit is de kern van het transactionele document. Dit zijn de werkelijke
transacties. Soms zijn de transacties vooraf gesorteerd door een voorvoegsel, andere keren
verschijnen ze in willekeurige volgorde op basis van wanneer de transactie werd gedaan en
om wat voor type transactie het ging. In deze hotelfactuurtoepassing worden verschillende
voorvoegsels gebruikt op basis van het type transactie, het kamertarief, belasting,
restaurantkosten, etc. Aangezien er meerdere transacties aanwezig zijn, worden deze
records Multiple Occurrence Fields of velden met terugkerende gegevens genoemd. Er
komen meerdere van deze records voor in een enkel klantenrecordset. Ze zijn verplicht in
een transactioneel document, hoewel niet elke klantenrecordset transacties zal bevatten.
Als u uw creditcard bijvoorbeeld deze maand niet hebt gebruikt, zijn er geen transacties om
te melden.
BBeesscchhrriijjvviinngg vvaann eeeenn ggeemmeennggdd,, ddoooorr vvoooorrvvooeeggsseellss ggeesscchheeiiddeenn
ttrraannssaaccttiioonneeeell ggeeggeevveennssbbeessttaanndd
Het onderstaande beeld toont een veelvoorkomend door voorvoegsels gescheiden transactioneel
gegevensbestand. Het bevat het optionele gedeelte Veldbeschrijving, maar er is geen kopregel
opgenomen.
340
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
341
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Veldbeschrijvingsgedeelte
In de weergegeven veldbeschrijving wordt de standaard voorvoegselnaam $$FD$$ gebruikt. U
kunt een eigen voorvoegsel creëren. Deze moet beginnen en eindigen met $$. De
voorvoegselnaam kan een lengte van tot 32 tekens hebben, maar het wordt aanbevolen een
lengte tussen 2 en 3 tekens aan te houden.
De veldbeschrijving wordt gebruikt voor het beschrijven van elk veld in een specifiek voorvoegsel
om de gegevens die u op de pagina wilt plaatsen, gemakkelijker te kunnen identificeren. Neem
bijvoorbeeld de onderstaande regel:
$$FD$$:Naam:Hotelnaam:Hoteladres:Hotelstad:Hotelstaat:Hotelpostcode:
Hoteltel.:Hotelemail
levert de volgende informatie:
$$FD$$ duidt aan dat het om een veldbeschrijving gaat
Naam is de voorvoegselnaam voor dit record
Veld 1 is de hotelnaam
Veld 2 is het hoteladres
Veld 3 is de stad voor het hoteladres
Veld 4 is de staat voor het hoteladres
Veld 5 is de postcode voor het hoteladres
Veld 6 is het telefoonnummer van het hotel
Veld 7 is het e-mailadres van het hotel
De gegevens die in deel 2 en 3 van de bovenstaande afbeelding worden weergegeven,
vertegenwoordigen een compleet klantenrecordset. De volgende klantenrecordset begint in deel 4
en 5 en wordt doorgaans op die wijze tot het einde van het gegevensbestand vervolgd.
HHeett iimmppoorrtteerreenn vvaann hheett ddoooorr vvoooorrvvooeeggsseellss ggeesscchheeiiddeenn
ttrraannssaaccttiioonneeeell ggeeggeevveennssbbeessttaanndd
Als u het door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevensbestand importeert, schakelt u het
selectievakje Gegevensbestand bevat voorvoegselvelden die meer dan eens voorkomen in, dat
hieronder geel gemarkeerd wordt weergegeven. Dit duidt voor VI Design Express aan dat het
gegevensbestand als transactioneel gegevensbestand moet worden behandeld.
342
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Als het gegevensbestand een koptekstregel bevat, schakelt u het selectievakje Gegevensbestand
bevat koptekstregel in, dat hierboven roze gemarkeerd wordt weergegeven. Als het
gegevensbestand geen koptekstregel bevat, laat u dit selectievakje uitgeschakeld staan. Als u
twijfelt, vraagt u het na bij uw databasebeheerder.
Als er velden met aanhalingstekens in de gegevens voorkomen, zet u een vinkje in het
selectievakje Begin- en eindaanhalingstekens verwijderen . Begin- en eindaanhalingstekens
worden vaak ingevoegd rondom een veld in de gegevens om velden te beschermen die het
scheidingsteken in de veldinhoud bevatten. Dit voorkomt dat dit teken wordt geïnterpreteerd als
scheidingsteken. Als dit wordt gebruikt, moet u de optie voor het verwijderen van de begin- en
eindaanhalingstekens selecteren.
Controleer de andere beschikbare opties. Wanneer alle benodigde opties zijn geselecteerd,
selecteert u OK om het gegevensbestand naar VI Design Express te importeren.
Het VI Design Express-gegevensvenster wordt dan bevolkt, zoals hieronder te zien is.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
343
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Opmerking: Het gegevensvenster ziet er enigszins anders uit dan het normale
gegevensvenster met scheidingstekens of XML-venster waar u aan gewend bent. De reden
hiervoor is dat transactionele gegevensbestanden veel gegevens kunnen bevatten en vele
voorvoegselrecords in een kleine ruimte kunnen weergeven. Elk voorvoegsel is standaard
ingeklapt. Sommige voorvoegsels worden verder ook gemarkeerd. De ongemarkeerde
voorvoegsels in het gegevensvenster dat hierboven wordt weergegeven, zijn Single
Occurrence Fields-records. Dit zijn voorvoegsels die eenmalig in een enkele klantenset
voorkomen. Ze bevatten doorgaans klanteninformatie, zoals naam- en adresgegevens, of de
accountgegevens, etc. De gemarkeerde voorvoegsels zijn Multiple Occurrence Fields-records.
Hoewel er verscheidene velden zijn met hetzelfde voorvoegsel in elke klantenrecordset,
verschijnen ze slechts één keer in het gegevensvenster.
WAARSCHUWING: Het is cruciaal dat het testgegevensbestand dat u voor uw ontwerp
gebruikt, minimaal één van elk voorvoegsel in de eerste 100 records van het
gegevensbestand bevat. Als dit niet het geval is, kan dit ertoe leiden dat VI Design Express
voorvoegsels mist en die voorvoegselvelden niet in uw toepassing kan afdrukken.
U kunt voorvoegsels uitklappen om te zien welke velden erin zijn opgenomen. Het aantal velden
binnen een voorvoegsel wordt aan het einde van de voorvoegselnaam tussen haakjes
weergegeven.
Aangezien er geen betekenisvolle veldnamen in een door voorvoegsels gescheiden transactioneel
gegevensbestand aanwezig zijn, omdat deze van voorvoegsel tot voorvoegsel kunnen veranderen,
gebruikt VI Design Express de volgende syntaxis om een naam aan een veld toe te wijzen:
Prefix Name_Fn
Waarbij :
344
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Prefix Name de naam van het voorvoegsel is. De
voorvoegselnaam is de naam die in het eerste veld
van elk record in het gegevensbestand wordt
gebruikt.
_Fn de veldpositie van een veld binnen het voorvoegsel
is. _F1 het eerste veld na het voorvoegsel is.
Het gegevensvenster dat hieronder wordt weergegeven, toont het voorvoegselnaamrecord
uitgeklapt, om de zeven beschikbare gegevensvelden van het naamvoorvoegsel te laten zien. Als u
dus de naam van het hotel moet plaatsen, selecteert u het veld Name_F1. Name_F6 geeft het
telefoonnummer, etc. Dit zijn de veldnamen die u gebruikt in plaats van gegevensobjecten op de
pagina.
VVoooorrbbeeeelldd vvaann eeeenn ggeemmeennggdd ttrraannssaaccttiioonneeeell ddooccuummeenntt
Hierna volgt een voorbeeld van een transactionele hotelfactuurtoepassing met gebruik van het
hierboven weergegeven gegevensbestand.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
345
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
De factuur kan een factuur zijn die uit één pagina bestaat of een factuur die uit meerdere
pagina's bestaat, zoals hierboven weergegeven, afhankelijk van de lengte van het verblijf, en het
aantal kosten dat door de hotelgast is opgelopen. De layout voor de eerste en opeenvolgende
pagina's, kan verschillen. In het bovenstaande voorbeeld wordt de gastinformatie weergegeven
346
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
op de eerste pagina, in het contourvak, en wordt de bedrijfsafbeelding of de staafgrafiek niet op
daaropvolgende pagina's weergegeven. Er verschijnt een paginanummer onderaan elke pagina,
waarin x van de y pagina's wordt vermeld.
Het onderstaande beeld is de bovenste helft van pagina 1 met de veldnamen van elk veld in het
document geplaatst.
Het onderstaande beeld is hetzelfde record, maar nu met de werkelijke waarden van deze
veldnamen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
347
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Het wordt aanbevolen dat u het selectievakje 'Gebruikersgegevens weergeven' in het VI Design
Express-gegevensvenster gebruikt om tijdens uw ontwerp te wisselen tussen veldnamen en de
veldinhoud. Als u de veldnamen laat weergeven, kunt u de gegevensvelden die u selecteert,
bijhouden. Als u de veldinhoud laat weergeven, kunt u de werkelijke inhoud van de velden in uw
document zien (tekst en grafische afbeeldingen) en grootte of tussenruimte zo nodig aanpassen.
NNaaaamm-- eenn aaddrreessbbllookk
Om het naam- en adresblok te maken, moet u de volgende velden in het voorvoegsel Gast
selecteren.
Guest_F1
Guest_F2
Guest_F3
Guest_F4
Guest_F5
Guest_F6
Guest_F8
Guest_F9
Het plaatsen van een veldelement uit een record dat eenmalig voorkomt, werkt volgens de
beschrijving eerder in dit document met als uitzondering dat u het voorvoegsel moet uitklappen
om toegang tot de velden erin te krijgen. Creëer een tekstvak, met bijpassende tekstkenmerken,
en dubbelklik dan op het veld dat u wilt invoegen.
348
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
1. Klik op de visgraatpijl om het gastvoorvoegsel uit te klappen en te zorgen dat de velden
binnen dat voorvoegsel beschikbaar komen voor selectie.
2. Teken een tekstkader op de locatie waar u de naam- en adresgegevens wilt plaatsen.
Selecteer de bijpassende fontkenmerken die u wilt gebruiken.
3. Selecteer het gepaste veld in het gegevensvenster om de volledige naam- en adresinformatie
te creëren. U doet dit door de cursor in het tekstvak te plaatsen en vervolgens op het
relevante veld in het gegevensvenster te dubbelklikken.
4. Als u het naam- en adresblok hebt voltooid, kunt u VI Design Express-
tekstaanpassingskenmerken toepassen, zoals In breedte aanpassen en Blanco variabele
regels onderdrukken. Deze opties zorgen dat de naam- of adresregels binnen de breedte van
het tekstvak passen en onderdrukken blanco regels. Niet alle adressen hebben bijvoorbeeld
een appartement- of suitenummer.
Vergeet niet dat u het selectievakje Gebruikersgegevens weergeven en Velden markeren in het
gegevensvenster kunt gebruiken om over te schakelen tussen veldnamen en veldinhoud en om het
markeren van velden te verwisselen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
349
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
PPaaggiinnaannuummmmeerriinngg
Paginanummeringen zoals 1/2 of Pagina 1 van 2 etc. kunnen worden gemaakt met behulp van
de ingebouwde gegevenstransformaties die worden vermeld in het gegevensvenster. De twee
transformaties VDE_PageNumber en VDE_PageTotal worden weergegeven in het gedeelte
gegevenstransformaties onderaan het VI Design-gegevensvenster.
Zo gebruikt u deze twee gegevenstransformaties:
1. Creëer een tekstkader middenonder op de pagina.
2. Stel de bijpassende fontkenmerken in.
3. Voer de tekst Pagina in.
4. Selecteer de eerste gegevenstransformatie VDE_PageNumber en voeg het tekstkader in.
5. Voeg een '/'-teken als scheidingsteken in voor afdrukken tussen de twee paginanummers.
6. Selecteer de tweede gegevenstransformatie VDE_PageTotal en voeg het tekstkader in.
7. Herhaal dit voor de vervolgpagina, indien toegevoegd.
350
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Opmerking: Tijdens het ontwerpen van de toepassing, wordt voor deze twee
gegevenstransformaties zowel voor VDE_PageNumber als voor VDE_PageTotal 1
weergegeven. Bij het exporteren van het document naar een .vpc van VI Design Express
PDF wordt het correcte paginanummer en het correcte totale aantal pagina's in de
klantenset ingevoegd. Het wordt aanbevolen om uw document op dit punt op te slaan.
HHeett ppllaaaattsseenn vvaann ttrraannssaaccttiieess iinn uuww ddooccuummeenntt
Voordat u transacties op uw pagina plaatst, moet u rekening houden met deze factoren :
Wilt u transacties toevoegen aan pagina 1, of wilt u uw transacties op pagina 2 laten
beginnen? U wilt misschien bij bepaalde soorten toepassingen betalingscoupons of
advertenties op pagina 1 toevoegen.
Hoeveel transacties wilt u op pagina 1 of pagina 2 etc. weergeven? Dit wordt gebaseerd op de
grootte van het tekstkader dat u genereert en de grootte van elke tabelregel op basis van het
gebruikte font en de gebruikte kenmerken.
Wanneer het aantal transacties in een klantenset groter is dan de ruimte die u hebt
toegewezen, wilt u dan dat VI Design Express de huidige pagina dupliceert of wilt u een
nieuwe pagina creëren met een ander pagina-ontwerp voor de overlooptransacties? Als u een
nieuwe pagina creëert, gebruikt VI Design Express die pagina voor de overlooptransacties
totdat alle transacties voor die klantenset zijn verwerkt.
Als u een nieuwe paginaopmaak voor de overlooptransacties of transactievervolgpagina's
maakt, moet u de onderstaande acties op de transactievervolgpagina dupliceren of wijzigen
aan de hand van de nieuwe paginaopmaak in uw ontwerp.
Transacties - de velden met terugkerende gegevens - in uw document plaatsen :
1. Creëer een tekstkader. De grootte, zoals hoogte en breedte, van het tekstkader, samen met
tekst- en tabelkenmerken, bepaalt hoeveel transactieregels in dat tekstkader kunnen worden
afgedrukt.
2. Klik terwijl de tekstcursor in het tekstkader knippert met de rechtermuisknop op de eerste
MOF-transactie. Dat is het transferrecord in deze hotelfactuur.
3. Selecteer Tabel met transactiegegevens maken.
Dit creëert automatisch een tabel in het tekstkader. De tabel heeft een kolom voor elk veld in
elk voorvoegsel. Er worden net zoveel rijen in de tabel opgenomen, als het aantal
voorvoegsels. In het geval van de hotelfactuur worden er zes rijen ingevoegd, een voor elk
MOF-record zoals weergegeven, gemarkeerd in het gegevensvenster. Deze enkele actie plaatst
al uw MOF-records in de tabel.
4. In het onwaarschijnlijke geval dat u niet wilt dat een voorvoegsel wordt afgedrukt, kunt u de
voorvoegselrij gewoonweg verwijderen. U kunt ook kolommen verwijderen als u niet wilt dat
de gegevens in die velden worden afgedrukt.
5. U kunt naar wens uiteenlopende tekstkenmerken op de verschillende velden toepassen en de
kolombreedte op de gegevens in elke kolom aanpassen. Voor MOF-records met minder velden
kunt u de ruimte van ongebruikte kolommen terugwinnen door Cellen samenvoegen te
gebruiken, maar wel altijd op een enkele rij.
U kunt het selectievakje Gebruikersgegevens weergeven in- en uitschakelen om te wisselen
tussen weergave van de naam Prefix_field en de werkelijke gegevens in de Prefix_fields.
Niet alle transactionele records in het gegevensbestand worden in het ontwerp weergegeven
Zoals eerder vermeld, ziet de weergave van uw ontwerp in het InDesign-venster er niet hetzelfde
uit als het document nadat alle MOF-records zijn verwerkt. Dat komt om VI Design Express tijdens
de ontwerpfase geen gegevensrecords verwerkt, maar alleen de voorvoegsels van de records op
het paginaontwerp plaatst. Alleen de eerste instantie van een MOF-record wordt op de
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
351
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
gebruikersinterface van het ontwerpprogramma weergegeven. Dus zelfs als er meerdere records
met hetzelfde voorvoegsel aanwezig zijn, wordt alleen de eerste weergegeven.
Om te zien hoe het document eruit ziet wanneer de opdracht naar de printer wordt verzonden,
kunt u het document proeflezen met behulp van de VI Design Express-exportfunctie en dan
exporteren naar VI Design Express PDF. Er wordt dan een PDF gegenereerd dat kan worden
bekeken en/of afgedrukt.
Met deze actie worden alle transacties in het gegevensbestand verwerkt en wordt een PDF
gecreëerd dat een vertegenwoordiging is van hoe het document eruit ziet wanneer het op een
printer wordt afgedrukt. De tijd die nodig is voor het genereren van de PDF is afhankelijk van het
aantal klantenrecordsets in uw testgegevensbestand. Daarom moet de grootte van uw
testgegevensbestand worden beperkt tot tussen 10 en 20 klantenrecordsets.
MMaaaakk eeeenn pprrooeeffaaffddrruukk vvaann uuww ttooeeppaassssiinngg iinn eeeenn PPDDFF
Als u uw toepassing als PDF wilt proeflezen, raadpleegt u hoofdstuk Uw transactioneel document
proeflezen en afdrukken .
AAaannvvuulllleennddee ccoonnttrroolleess ttooeevvooeeggeenn aaaann uuww ttrraannssaaccttiieettaabbeell
Op dit punt zijn de transacties in uw paginaontwerp neergezet zoals ze in het gegevensbestand
verschijnen. Om de presentatie van het document te verbeteren, zijn er aanvullende
werkzaamheden nodig om bedrijfsgrafieken, aanvullende rijruimte, kopteksten, voetteksten, labels
enzovoort toe te voegen.
Opmerking: Wanneer u aanvullende opties toevoegt aan uw transactiemasterpagina om
de presentatie van het document te verbeteren, wilt u waarschijnlijk dezelfde of
gelijksoortige wijzigingen ook in de transactievervolgpagina doorvoeren. In plaats van het
dupliceren van de opties in de tabel van de vervolgpagina kunt u de tabel uit pagina 1
kopiëren naar de vervolgpagina en de kenmerken aanpassen op het ontwerp van die
pagina.
BBeeddrriijjffssggrraaffiieekkeenn
Met een bedrijfsgrafiek of gegevensgestuurde grafische afbeelding kunt u gegevens laten
weergeven als een cirkelgrafiek, lijngrafiek of staafgrafiek. In de toepassing met de hotelfactuur
wordt er een staafgrafiek gecreëerd om de totalen voor elk van de zes in de toepassing gebruikte
transactiesoorten getoond. De totalen van elke transactiesoort zijn niet beschikbaar in de
gegevens als voorvoegselveld. Er kan echter wel een gegevenstransformatie worden gecreëerd om
alle transactievoorvoegsels bij elkaar op te tellen.
De gegevenstransformatie telt alle transacties van een bepaald voorvoegseltype in een enkele
klantenrecordset bij elkaar op en zet het aantal weer op nul aan het begin van de nieuwe
klantenrecordset. Voor dit testgeval moet u zes gegevenstransformaties maken, een voor elk MOF-
voorvoegsel.
Voordat u bovendien de bedrijfsgrafiek maakt, moet u mogelijk zes kleuren in het
kleurstalenvenster creëren. Een kleur voor elke voorvoegselnaam. Het maken van aanvullende
kleurstalen is een normale functie van Adobe InDesign en wordt hier niet beschreven.
Tip: Creëer een gegevenstransformatie en sla deze op. Voer vervolgens wijzigingen in de
gegevenstransformatie door, verander die voor het volgende voorvoegsel en sla dit op met
een nieuwe naam. U hoeft dan niet steeds de instellingen van de gegevenstransformaties
te herhalen.
De gegevenstransformatie maken die de transferkosten bij elkaar optelt
Het creëren van de gegevenstransformatie die de transferkosten bij elkaar optelt:
352
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
1. Selecteer het pictogram Gegevenstransformatie maken onderaan het VDE-
gegevensvenster.
2. Voer een betekenisvolle naam voor de gegevenstransformatie in, bijvoorbeeld SumTransfer.
3. Het gegevenstransfertype moet worden gehandhaafd als tekst.
4. Selecteer Transfer in het vervolgkeuzevak Vaker voorkomend voorvoegsel.
5. Geef een beschrijving voor deze gegevenstransformatie, zodat iemand anders die deze
toepassing bijhoudt, begrijpt wat het doel van deze gegevenstransformatie is.
6. Selecteer het veld Transfer_F4 als begintekenreeks in het vervolgkeuzevak. Transfer_F4
bevat eventuele transferkosten in de factuur voor de huidige klantenrecordset.
7. Selecteer de gegevenstransformatie-actie, in dit geval wilt u de actie Som gebruiken om alle
transferkosten voor deze klant bij elkaar op te tellen.
8. Selecteer het selectievakje Opnieuw instellen bij Waar . De som wordt nu weer op nul gezet
wanneer de regel die u selecteert, wordt beoordeeld als waar.
9. U wilt dat de som aan het begin van een nieuwe klantenrecordset weer op nul wordt gezet. Er
is een ingebouwde regel die op 'waar' wordt ingesteld wanneer het begin van een nieuwe
klantenrecordset wordt geïdentificeerd. Deze ingebouwde regel wordt VDE_NewRecordSet
genoemd. Selecteer VDE_NewRecordSet in het vervolgkeuzevak.
10. Selecteer OK om de gegevenstransformatie op te slaan.
De gegevenstransformatie die u hebt aangemaakt, moet er gelijksoortig uitzien als de
hieronder weergegeven gegevenstransformatie.
Dit is de eerste van zes gegevenstransformaties die u moet aanmaken voor het bij elkaar
optellen van alle zes de transactiesoorten die in de bedrijfsgrafiek worden gebruikt.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
353
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
De andere vijf gegevenstransformaties genereren
Als u de andere vijf gegevenstransformaties wilt genereren, herhaalt u de volgende acties met
behulp van de waarden die in de onderstaande tabel worden weergegeven:
1. Markeer de gegevenstransformatie die u zojuist in het VDE-gegevensvenster hebt
aangemaakt.
2. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Gegevenstransformatie bewerken .
3. Verander de naam van de gegevenstransformatie. Zie hieronder.
4. Wijzig het vaker voorkomende voorvoegsel in dat van het volgende transactievoorvoegsel. Zie
hieronder.
5. Wijzig de beschrijving om de naam van de transactie te weerspiegelen.
6. Wijzig de starttekenreeks in de volgende voorvoegselnaam en het veld. Zie hieronder.
7. Selecteer OK om de nieuwe gegevenstransformatie op te slaan.
Naam van
gegevenstransformatie
Naam van vaker
voorkomend voorvoegsel
Starttekenreeks
SomKamer Kamerwijz RoomCh_F4
SomBelasting Belasting Taxes_F4
SomInternet Internet Internet_F4
SomOpneming Opneming Intake_F4
SomWasgoed Wasgoed Laundry_F4
Hiermee creëert u zes gegevenstransformaties. Elke gegevenstransformatie bestaat uit de
totaalwaarde van elk MOF-voorvoegsel, de transferkosten, kamerkosten, kamerbelasting,
internetkosten, opneming (kosten gemaakt in restaurant, bar en cadeauwinkel) en
wasservices. Met deze waarden nu beschikbaar kunt u de bedrijfsgrafiek genereren.
De bedrijfsgrafiek wordt een staafgrafiek die op de eerste pagina tussen de SOF-gegevens en het
begin van de MOF-gegevens wordt geplaatst.
Instructies voor het creëren van een bedrijfsgrafiek worden voorzien in VDE-bedrijfsgrafieken .
Volg de instructies om een staafgrafiek te creëren. Gebruik de zes gegevenstransformaties als
invoergegevensvelden. Wijs de kleuren toe met de zes kleuren die u eerder hebt gecreëerd.
Tijdens de ontwerpfase verwerkt VI Design Express de gegevens niet, en zet in plaats daarvan een
plaatshoudende afbeelding op de plek van de bedrijfsgrafiek. Tijdens het aanmaken van de
grafische afbeelding kon u het uiterlijk ervan als voorbeeld bekijken. U kunt ook kiezen uw
document te exporteren naar een VI Design Express PDF om het uiteindelijke resultaat te
354
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
bekijken. Het genereren van de PDF zorgt voor verwerking van de records in uw gegevensbestand
en rendeert de pagina's zoals ze worden afgedrukt.
De grafiekopties van VI Design Express die worden gebruikt om de bedrijfsgrafiek te maken,
worden hieronder weergegeven. Voor meer informatie over bedrijfsgrafieken raadpleegt u het
hoofdstuk VDE-bedrijfsgrafieken .
Hiermee eindigt de informatie over het toevoegen van een bedrijfsgrafiek. U kunt alle beschikbare
bedrijfsgrafieken en opties selecteren bij het genereren van uw bedrijfsgrafiek.
AAaannvvuulllleennddee rriijjrruuiimmttee
Het kan voorkomen dat u enkele aanvullende rijruimtemogelijkheden aan uw toepassing wilt
toevoegen. In het geval van de hotelrekening wilt u bijvoorbeeld ruimte toevoegen tussen de
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
355
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
datums waarop u bij het hotel verbleef, zodat alle kosten voor één dag duidelijk kunnen worden
geïdentificeerd.
Een rij toevoegen aan de bovenkant van een tabel
Hiertoe moet u een rij aan de bovenkant van de tabel toevoegen. Zo voegt u een rij in:
1. Plaats de cursor in de linkerbovencel van de huidige tabel.
2. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Invoegen .
3. Selecteer Rij en dan Boven om een nieuwe rij boven de huidige locatie te maken.
4. Pas de rij-eigenschappen naar wens aan. Bij de hotelrekening moet de rij ongeveer half zo
hoog zijn als de andere rijen.
5. Voeg de cursor in de nieuwe cel in en markeer de hele rij. Voeg de cellen samen in één kolom
met behulp van de InDesign-tabeloptie Cellen samenvoegen te vinden onder het menu-item
Tabel.
Op dit punt hebt u een kleine rij boven de MOF-rijen gecreëerd. Als u het document echter zou
exporteren, is het resultaat dat deze kleine rij tussen elk voorvoegsel wordt gevoegd.
Om dit op te lossen, moet u een regel maken die zorgt dat deze rij alleen wordt weergegeven
wanneer het veld Prefix_F1 (het datumveld voor alle MOF-voorvoegsels) niet gelijk is aan de
vorige waarde, m.a.w. de waarde is veranderd, en wanneer het huidige record niet het eerste
record in een nieuw venster is. U wilt immers geen ruimte toevoegen aan de bovenkant van een
nieuw venster.
Maak een nieuwe regel
Maak een nieuwe regel die NieuweDag heet en er zo uitziet:
1. Stel de regelnaam in op NieuweDag .
356
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
2. Stel het regeltype in op Tekst .
3. Stel het vaker voorkomend voorvoegsel dat met deze regel in acht wordt genomen, in op
Alle .
4. Voer een betekenisvolle beschrijving in Waar als een nieuwe dag wordt gedetecteerd in.
5. De standaardwaarde moet worden ingesteld op onwaar door het typen van de tekst
onwaar .
6. De waarde moet worden ingesteld op waar door het typen van de tekst waar .
7. Wijzig de test in als al het volgende waar is . Dit betekent dat aan beide voorwaarden moet
worden voldaan om te zorgen dat de NieuweDag-regel wordt beschouwd als waar. Eventuele
actie met behulp van deze regel wordt alleen geactiveerd wanneer de NieuweDag-regel waar
blijkt te zijn.
8. Stel de testvoorwaarden in:
De eerste voorwaarde test als * _F1 , waarmee een datumveld wordt vertegenwoordigd, is
niet gelijk aan de vorige waarde. Deze test is dus waar als de waarde in het huidige
voorvoegselveld F1, de datum, niet gelijk is aan de vorige datum waar naar werd gekeken
en die in de ingebouwde variabele VPPpreviousValue is opgeslagen.
De ingebouwde variabele VPPnewFrame moet gelijk zijn aan onwaar. Dit betekent dat de
huidige transactie het vorige transactionele venster niet overschreed, en dus geen
overloopvoorwaarde in een nieuw venster forceerde. Deze variabele is alleen waar voor de
eerste transactie die in een nieuw venster wordt geplaatst. Zodra de tweede transactie in
het venster wordt geplaatst, wordt deze variabele op onwaar ingesteld.
Zodra u de regel hebt gemaakt die alleen waar is wanneer het gegevensveld werd gewijzigd en de
transactie zich niet bovenaan een nieuw venster bevindt, moet u die regel toepassen op de
nieuwe rij die hierboven is gecreëerd. Gebruik hiertoe VDE-tabelopties .
VVDDEE--ttaabbeell--ooppttiieess
VDE-tabel-opties wordt gebruikt voor het toewijzen van acties aan een rij. Een actie kan het
resultaat zijn van een regel die is ingebouwd of door de gebruiker gedefinieerd. Wanneer de regel
waar blijkt te zijn, wordt die tabelrij-optie-actie toegepast.
Voor toegang tot het venster VI Design Express Tabelrij-opties plaatst u de tekstcursor in de
linkercel van de tabelrij. Als de rij niet erg hoog is, moet u het kenmerk voor de fontgrootte
mogelijk instellen op een kleiner font en de rij voor het invoegen van tekst/cellen kleiner maken
zodat de tekstcursor in de rijcel kan worden geplaatst.
Terwijl de cursor in de tabelrij knippert, selecteert u VDE-tabelrij-opties (de laatste optie in het
vervolgkeuzemenu).
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
357
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Hiermee verschijnt het dialoogvenster Rij-opties VI Design Express. Het venster wordt hieronder
weergegeven.
Met het venster Rij-opties VI Design Express specificeert u de acht verschillende rij-opties die
hieronder worden beschreven:
358
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Deze rij nooit weergeven
Als u deze optie op een rij toepast, maakt de rij geen deel uit van het afgedrukte document. De
rij en eventuele informatie erin bestaat niet voor zover het verwerkte document aangaat. U
kunt dit gebruiken om een rij in uw tabel tijdelijk te verbergen. U kunt ook een dummy-rij
maken, bijvoorbeeld in lichtgrijs gekleurd, zodat deze gemakkelijk kan worden geïdentificeerd
om te voorkomen dat naastliggende MOF-rijen de horizontale gemeenschappelijke randen
overnemen, wat een automatisch gedrag is van InDesign. Dat komt omdat deze rijen, ook al
liggen ze in het ontwerp naast elkaar, mogelijk niet naast elkaar liggen in het uiteindelijke
opgemaakte document en het overnemen van een automatische rand dus ongewenst is.
Deze rij alleen weergeven voor voorvoegsel
Als u deze optie selecteert, moet u een voorvoegselnaam in het vervolgkeuzevak selecteren.
Het vervolgkeuzevak vermeldt alle MOF-voorvoegsels in uw gegevensbestand. De optie wordt
gebruikt om alleen een rij voor een bepaald voorvoegsel te tonen. Als uw gegevensbestand
bijvoorbeeld voorgesorteerd is en u alle voorvoegselgroepen bij elkaar op wilt tellen, moet
alleen de rij met de som voor een gegeven groep worden weergegeven voor dat voorvoegsel en
alleen aan het einde van de groep. Door voorvoegsels gescheiden moet dus ook worden
aangevinkt.
Deze rij alleen weergeven als regel waar is
Bij het selecteren van deze rij-optie selecteert u ook een van de beschikbare ingebouwde of
door de gebruiker gedefinieerde regels die in het vervolgkeuzevak worden vermeld. U kunt deze
optie bijvoorbeeld gebruiken in de toepassing voor de hotelrekening met de door de gebruiker
gedefinieerde regel NieuweDag, die test op een wijziging in het datumveld en of de huidige
transactie niet de eerste transactie in een nieuw kader is. Als dit wordt beoordeeld op waar,
wordt de tussenrij die u hebt gecreëerd, in het uiteindelijke document weergegeven. Als dit
wordt beoordeeld op onwaar, wordt de rij niet weergegeven.
Deze rij alleen weergeven als vorige voorvoegsel afwijkt
Deze actie toont alleen de geselecteerde rij als het vorige voorvoegsel afweek. U kunt deze
optie gebruiken voor het tonen van een rij met een tekstlabel wanneer wordt overgegaan van
de ene groep naar een andere groep. Bij het verwerken van telefoongesprekken kunt u
bijvoorbeeld een voorwaardelijk label of een regel plaatsen, die Lokale gesprekken of
Internationale gesprekken weergeeft in een rij die alleen wordt getoond wanneer u overgaat
tussen de twee groepen.
Deze rij alleen weergeven als volgende voorvoegsel afwijkt
Deze actie toont alleen de geselecteerde rij als het volgende voorvoegsel afwijkt. Als uw
gegevensbestand bijvoorbeeld voorgesorteerd is en u alle voorvoegselgroepen bij elkaar op wilt
tellen, moet alleen de rij met de som voor een gegeven groep worden weergegeven, alleen aan
het einde van de groep of alleen wanneer het volgende voorvoegsel afwijkt. Bovendien moet
de actie Alleen tonen voor dat voorvoegsel worden aangevinkt.
Deze rij alleen weergeven als ruimte in kader groter is dan
Als u deze rij-optie gebruikt, moet u, in punten, specificeren hoeveel verticale ruimte in het
kader over is. Het geldige bereik is 0 tot 1000 punten. Als de resterende ruimte wordt
beoordeeld als groter dan gespecificeerd, wordt de rij in het huidige kader getoond. Anders
wordt de rij genegeerd. U kunt deze optie gebruiken om bedanktekst in de resterende ruimte
na de laatste transactie te plaatsen. Plaats hiertoe de tekst in een extra voettekstrij en pas
deze optie voor de hoogte van deze rij toe. Als er voldoende ruimte tussen de laatste transactie
en het einde van het kader resteert, wordt de tekst weergegeven. Anders wordt de tekst
genegeerd.
Deze rij weglaten als alle variabele-gegevensobjecten leeg zijn
Wanneer deze optie wordt ingeschakeld, wordt een rij met MOF-velden of regels en
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
359
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
gegevenstransformaties met behulp van MOF-velden niet weergegeven als al deze variabele
objecten leeg zijn. U wilt bijvoorbeeld voorwaardelijke tekst of een regel voor of na bepaalde
transacties plaatsen. Voor alle andere transacties levert de regel een lege tekenreeks. Als u in
dat geval geen lege rij wilt weergeven, selecteert u de optie.
Variabele rijhoogte gebruiken
Bij het samenstellen van het uiteindelijke document, houdt VDE aan dat alle rijen standaard
een vaste hoogte hebben. Als de inhoud van een bepaalde cel niet in de celbreedte past, wordt
de fontgrootte automatisch verkleind om te zorgen dat de tekst past. Als de inhoud van een cel
mogelijk erg lang kan worden, is dit gedrag mogelijk niet gepast, aangezien dit tot gevolg kan
hebben dat de tekst in een wel heel kleine fontgrootte wordt afgedrukt. Wanneer deze optie
wordt aangevinkt, wordt de hoogte van de rij automatisch aangepast om te zorgen dat de
tekst volledig in de cel pas met behulp van de geselecteerde fontgrootte. Gebruik deze optie
alleen doelbewust, omdat er aanvullende verwerkingen bij het samenstellen door kunnen
worden veroorzaakt en dit gevolgen voor de prestaties kan hebben.
Opmerking: Als u dit vakje niet inschakelt, wordt aanbevolen om de optie Cel-/rijhoogte in
te stellen op Precies, zodat de InDesign-weergave overeenkomt met het uiteindelijke
opgemaakte document:
TTooeeppaassssiinngg vvaann eeeenn VVDDEE--rriijj--ooppttiiee iinn uuww ttooeeppaassssiinngg
U hebt een extra rij aan de bovenkant van de tabel gecreëerd voor de toepassing met de
hotelrekening. U paste de rijhoogte aan op ongeveer de helft van de rijhoogte van de andere
rijen. Het is de bedoeling dat dit als tussenrij wordt gebruikt om transacties in de tabel van elkaar
te scheiden wanneer de transactiegegevens veranderen. Bij de hotelrekening zorgt dit dat het
gemakkelijker wordt voor de hotelgast om te identificeren welke kosten op welke dag zijn
gemaakt.
U hebt een regel gemaakt om het datumveld voor elke transactie te testen, en wanneer de
waarde verandert ten opzichte van de vorige transactie, dan is de regel waar. U hebt ook een
aanvullende regeling toegevoegd, zodat deze regel alleen waar is als de transactie niet de eerste
transactie in een nieuw venster met de MOF-tabel is. De bedoeling hiervan was het voorkomen
van het gebruik van de tussenrij als eerste rij in een nieuw venster.
Om deze actie toe te passen op de tussenrij die u in de tabel hebt gevoegd, moet u de Rij-opties
VI Design Express instellen op het gebruik van 'Deze rij alleen weergeven als regel waar is.
1. Zorg dat de tekstcursor is geplaatst in de tussenrij die u hebt gemaakt.
2. Klik op die optie in het venster Rij-opties VI Design Express en selecteer de regel NieuweDag
die u eerder hebt gemaakt.
Opmerking: Als u deze optie op de eerste pagina met MOF-records instelt en u een
aanvullende paginaopmaak voor een transactievervolgpagina hebt gecreëerd, wilt u
deze regels en rij-opties mogelijk ook toepassen op de transactievervolgpagina. Sla uw
document op dit punt op.
360
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
KKoopptteekksstteenn eenn//ooff vvooeetttteekksstteenn vvaann ttaabbeelllleenn
Kop- en voetteksten kunnen deel uitmaken van een MOF-tabel. Kopteksten kunnen de kolomtitels
bevatten, terwijl voetteksten bestaan uit totalen of andere informatie die meestal aan het einde
van de tabel staat. Zie VDE-tabelopties voor een beschrijving van de tabelrij-opties die op zowel
kop- als voetteksten kunnen worden toegepast.
Kopteksten
Een koptekst in een tabel voegen is een standaard InDesign-functie. Gebruik het venster
Tabelopties om een of meerdere titelrijen in te voegen. U kunt de tabelkenmerken en tekststijlen
naar wens bewerken.
Zodra de koptekst is ingesteld in de VI Design Express Voorvoegsel-tabel (MOF), wordt deze
herhaald telkens als de MOF-transacties het kader van de huidige tabel overschrijden en er wordt
overgegaan naar een nieuw venster.
Opmerking: Hoewel kopteksten een goed idee kunnen zijn, kunt u de controle van uw
koptekstinformatie ook instellen met de Tabelrij-opties en de regels met behulp van de
ingebouwde variabele VPPnewFrame. In de meeste gevallen is het voor eenvoudige
transitionele documenten ook vaak gemakkelijker om een statische koptekst te creëren met
behulp van een eenvoudig tekstkader buiten het werkelijke MOF-kader en de tabel.
Voetteksten
De voettekst geeft tekst aan het einde van een tabel weer. Het is handig voor het afdrukken van
totale, etc. In het voorbeeld met de hotelrekening wilt u mogelijk een rij opnemen waarin het
totaal van de rekening aan het einde van de transacties wordt weergegeven.
Het creëren van een voettekstrij is ook een standaard tabelfunctie van InDesign. Selecteer de
Tabelopties om een of meerdere voettekstrijen in uw MOF-tabel te voegen. U moet dit doen in uw
masterpagina en in de transactievervolgpagina, als u hier gebruik van maakt.
Stel de tabel- en fontkenmerken voor de voettekstrijen in. De voettekstinformatie zal in de meeste
gevallen in het oog springen. Vergroot daarom de rijhoogte, centreer de tekst in de rij of pas de
ruimte tussen de tekst en de bovenkant van de rij aan en gebruik een vetgedrukt font of voeg
kleur toe.
Op de hotelrekening moet de tekst Totaal in de tweede cel van de voettekst verschijnen, en het
totaalbedrag van de factuur in de laatste cel van de voettekst. In het gegevensbestand is het
totaal van de factuur het veld 1 onder het SOF-voorvoegsel Betaling. Selecteer dus Payment_F1
om het totaal van de factuur in die cel te plaatsen.
Sla uw document op.
UUww ttrraannssaaccttiioonneellee ddooccuummeenntt pprrooeefflleezzeenn eenn aaffddrruukkkkeenn
Als u uw document hebt voltooid en waarschijnlijk op meerdere andere momenten tijdens het
ontwerpen van uw document, zult u uw document willen proeflezen. U moet dit doen om te
bekijken hoe uw MOF-transacties worden afgedrukt wanneer het document op de printer wordt
verwerkt. Tijdens de ontwerpfase toont InDesign alleen de eerste instantie van een MOF-
voorvoegsel in uw ontwerp. Regels en ingebouwde variabelen bevatten geen echte waarden op
basis van uw vaker voorkomende transactionele records, omdat gegevensrecords tijdens de
ontwerpfase niet worden verwerkt. Alleen als u uw document proefleest of afdrukt, wordt de
volledige gegevensset met alle beschikbare records verwerkt.
Uw document proeflezen als PDF-bestand om te bekijken
Uw document proeflezen als PDF-bestand om te bekijken:
1. Sla uw toepassing op als u dat nog niet hebt gedaan.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
361
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
2. Selecteer de optie Bestand in de InDesign-menubalk.
3. Selecteer Exporteren in het vervolgkeuzemenu.
4. Selecteer de locatie van de bestemming waar u de PDF wilt proeflezen.
5. In het exportvenster selecteert u VI Design Express PDF als Opslaan als type.
6. Voer een bestandsnaam in voor de PDF, zoals Hotel_Factuur_Ontwerp .
7. Selecteer Opslaan .
8. Voor de hotelfactuur zijn geen wijzigingen nodig om de opties te exporteren. Zorg dat het
selectievakje PDF na voltooiing openen wordt geselecteerd, omdat u anders het PDF-
bestand handmatig moet vinden en openen.
9. Als u nog andere wijzigingen wilt aanbrengen in de exportopties, raadpleegt u ' 'Exporteren
en afdrukken’ . Andere opties kunnen onder meer bestaan uit het specificeren van het
beoogde velformaat, de opmaakopties, enkelzijdig of dubbelzijdig, etc. voor selectie van de
uiteindelijke uitvoer. Deze opties worden alle beschreven in 'Exporteren en afdrukken .
10. Selecteer OK .
11. VI Design Express begint met het verwerken van het document met behulp van het
testgegevensbestand dat in het ontwerp wordt gebruikt. Na voltooiing verschijnt een bericht
waarin staat dat de PDF is voltooid. Klik op OK om de PDF te bekijken.
Uw document afdrukken op een VIPP
®
-afdrukapparaat
Als u uw document wilt afdrukken op een VIPP
®
-afdrukapparaat:
1. Sla uw toepassing op als u dat nog niet hebt gedaan.
2. Selecteer de optie Bestand in de InDesign-menubalk.
3. Selecteer Exporteren in het vervolgkeuzemenu.
4. Selecteer de bestemming van het VI Project Container-bestand. Dit kan een FFPS Hot Folder
zijn of een andere locatie.
5. In het exportvenster selecteert u VI Project Container (VPC) als Opslaan als type.
6. Voer een bestandsnaam in voor de VPC, zoals Hotel_Factuur_Ontwerp.
7. Selecteer Opslaan.
8. Voor de hotelfactuur zijn geen wijzigingen nodig om de opties te exporteren.
9. Als u nog andere wijzigingen wilt aanbrengen in de exportopties, raadpleegt u Exporteren en
afdrukken. Andere opties kunnen onder meer bestaan uit het specificeren van het afgedrukte
velformaat, de opmaakopties, enkelzijdig of dubbelzijdig, etc. voor selectie van de uiteindelijke
afgedrukte vellen. Deze opties worden alle beschreven in Exporteren en afdrukken.
10. Selecteer OK.
11. Op dit punt zal VI Design Express de gegevens niet verwerken. In plaats daarvan wordt er een
VI Project Container-bestand gegenereerd. Het VI Project Container-bestand bevat alles wat
nodig is voor het afdrukken van de toepassingen, inclusief bronnen en het gegevensbestand,
mits de correcte exportopties worden geselecteerd.
12. Als u het VPC-bestand eerst naar een FFPS Hot Folder hebt opgeslagen, wordt de opdracht al
verwerkt in de wachtrij die bij de FFPS Hot Folder hoort. Het verwerken van de opdracht
betekent het lezen van de VIPP
®
-sjablonen die door VI Design Express zijn gecreëerd toen u
uw toepassing exporteerde ten opzichte van het gegevensbestand en de hulpmiddelen in het
VPC-bestand die zijn overgebracht naar het bestandssysteem van de doelprinter.
362
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
13. Door het afdrukken van het VPC-bestand worden de hulpbronnen en VIPP
®
-
sjabloonbestanden van de opdracht geïnstalleerd op de printer. Er zijn correcte VPCF-
filteropties op de printer nodig. Zie uw Xerox-analist voor aanvullende informatie. Als u de
opdracht nogmaals wilt uitvoeren of als u de opdracht met een nieuw gegevensbestand wilt
gebruiken dat qua opmaak moet zijn afgestemd op het testgegevensbestand, kunt u het
bestand Alleen de gegevens verzenden naar de printer verzenden. U hoeft het nieuwe
gegevensbestand niet in VI Design Express uit te voeren. Uw Xerox-analist of Xerox
Professional Services is mogelijk in de arm genomen om uw Alleen de gegevens verzenden-
werkstroom te demonstreren en op te zetten.
EEeenn vvoooorrggeessoorrtteeeerrdd ddoooorr vvoooorrvvooeeggsseellss ggeesscchheeiiddeenn
ttrraannssaaccttiioonneeeell ggeeggeevveennssddooccuummeenntt aaaannmmaakkeenn
Voorgesorteerde door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevens is een gegevensopmaak
waarin de transacties voor iedere klantrecordset zijn voorgesorteerd in transactionele groepen. De
gegevens voor een telefoonrekening is een goed voorbeeld van voorgesorteerde gegevens. In dit
gegevensbestand worden voor elke klantenrecordset alle lokale gesprekken gegroepeerd voor alle
internationale gesprekken.
Hieronder vindt u een voorbeeld van een voorgesorteerd door voorvoegsels gescheiden
transactioneel gegevensbestand.
Dit gegevensbestand heeft:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
363
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Geen veldbeschrijvingsvelden. Het wordt aanbevolen dat u de maker van het
testgegevensbestand vraagt om veldbeschrijvingsrecords toe te voegen, aangezien ze u bij het
ontwerpen zullen helpen.
Geen kopregelrecord.
Een enkel SOF-record met het voorvoegsel H0. H0 bevat naam- en adresinformatie. H0 is ook
het basisvoorvoegsel. Elke keer dat het H0-voorvoegsel wordt verwerkt, interpreteert VI Design
Express dat als het begin van een nieuwe klantenrecordset en drukt de gegevens van het
volgende klantenrecordset op de voorkant van een nieuw vel af.
Twee typen MOF- of transactionele voorvoegselrecords.
T0 bevat de gegevens voor lokale gesprekken.
T1 bevat de gegevens voor internationale gesprekken.
OOnnttwweerrppeenn vvaann eeeenn ddoooorr vvoooorrvvooeeggsseellss ggeesscchheeiiddeenn
ttrraannssaaccttiioonneellee ggeeggeevveennssttooeeppaassssiinngg mmeett bbeehhuullpp vvaann
vvoooorrggeessoorrtteeeerrddee ggeeggeevveennss
Het volgende deel toont het creëren van een voorgesorteerd door voorvoegsel gescheiden
transactionele gegevenstoepassing. Het document dat hieronder wordt weergegeven, heeft een
vereenvoudigde layout voor een telefoonrekening, om de elementen van het transactionele
ontwerp te demonstreren. Er ontbreken elementen, zoals het betaalstrookje en grafische
elementen; deze kunnen met behulp van standaard InDesign-mogelijkheden worden toegevoegd.
Hieronder vindt u de eerste pagina van een klantenrecordset. De pagina bevat SOF-gegevens van
het voorvoegsel H0, zoals de klantnaam en de adresgegevens, en een Pagina X van Y waaruit
blijkt dat deze rekening uit drie pagina's bestaat. Voor deze klant overschrijden de Lokale
gesprekstransacties, T0 SOF-records, de toegewezen ruimte op de pagina voor MOF-
transactierecords.
364
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Het ontwerp voor dit document bevat geen transactievervolgpagina, dus de transacties die
overlopen vanaf pagina 1 worden afgedrukt op pagina 2, een duplicaat van de laatste pagina
met MOF-gegevens, in dit geval pagina 1.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
365
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
De details van de lokale gesprekken worden verder afgedrukt op pagina 2. De tekst (vervolg) is
toegevoegd aan het label Lokale gesprekken om aan te duiden dat dit een vervolg is van de
lokale gesprekken. De lokale gesprekken overschrijden ook deze pagina, dus deze pagina wordt
nogmaals gedupliceerd als pagina 3 in de documentset.
De details van de lokale gesprekken worden verder afgedrukt op pagina 2. De tekst (vervolg) is
toegevoegd aan het label Lokale gesprekken om aan te duiden dat dit een vervolg is van de
lokale gesprekken. De lokale gesprekken overschrijden ook deze pagina, dus deze pagina wordt
nogmaals gedupliceerd als pagina 3 in de documentset.
366
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Er is ruimte toegevoegd tussen de lokale gesprekken en de internationale gesprekken. Het label
voor de internationale gesprekken is toegevoegd, evenals de T1-transactiegroep.
Pagina 3 heeft voldoende ruimte voor alle 'T1'-transacties, dus er wordt een totaal voor
internationale gesprekken toegevoegd, en eronder een Grand Total voor de telefoonrekening.
Voor het creëren van deze toepassing met behulp van het gegevensbestand dat hierboven wordt
weergegeven, volgt u de onderstaande stappen.
Opmerking: Alle bestanden waarnaar hier wordt verwezen, zijn ook beschikbaar via www.
xerox.com , zie ' Voorbeeldtestbestanden aan het begin van dit hoofdstuk.
InDesign openen en een nieuwe pagina creëren
Het ontwerpbesluit is genomen om geen transactievervolgpagina te maken. Er is dus slechts één
pagina nodig om deze toepassing te creëren.
Als er op de pagina transacties overlopen, wordt die pagina zo nodig gedupliceerd totdat alle
transacties voor de klantenrecordset zijn verwerkt. Een nieuwe klantenrecordset start een nieuwe
voorpagina.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
367
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Het gegevensbestand importeren
Bij het importeren van het door voorvoegsels gescheiden transactionele gegevensbestand zet u
een vinkje in het selectievakje Gegevensbestand bevat voorvoegselvelden die meer dan eens
voorkomen (geel gemarkeerd). Dit duidt voor VI Design Express aan dat het gegevensbestand als
transactioneel gegevensbestand moet worden behandeld.
Dit gegevensbestand bevat geen 'koptekstregel'. 'Gegevensbestand bevat koptekstregel' (ook
geel gemarkeerd) MOET dus NIET worden aangevinkt. Als dat wel het geval is, haalt u het vinkje
weg. Als uw gegevensbestand een koptekstregel bevat, zet u een vinkje bij deze optie. Als u
twijfelt, vraagt u het na bij uw databasebeheerder.
Het basisvoorvoegsel is geïdentificeerd als voorvoegsel H0.
Het eerste vaker voorkomende voorvoegsel moet worden ingesteld op T0 (als dit nog niet het
geval is).
Als er velden met aanhalingstekens in de gegevens voorkomen, zet u een vinkje in het
selectievakje Begin- en eindaanhalingstekens verwijderen . Begin- en eindaanhalingstekens
worden vaak ingevoegd rondom een veld in de gegevens om velden te beschermen die het
scheidingsteken in de veldinhoud bevatten. Dit voorkomt dat dit teken wordt geïnterpreteerd als
scheidingsteken. Als dit wordt gebruikt, moet u de optie voor het verwijderen van de begin- en
eindaanhalingstekens selecteren.
Controleer de andere beschikbare opties. Wanneer alle benodigde opties zijn geselecteerd,
selecteert u OK om het gegevensbestand naar VI Design Express te importeren.
368
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Het VDE-gegevensvenster ziet er gelijksoortig uit als de bovenstaande afbeelding.
Voor dit gegevensbestand zijn er drie voorvoegsels, H0, T1 en T2.
H0 is het SOF-record met de naam en adresgegevens van de klant.
T0 is het eerste MOF-record met de transactiegegevens van de lokale gesprekken.
T1 is het andere MOF-record. Dit voorvoegsel bevat de transactiegegevens van de
internationale gesprekken.
Wanneer elk voorvoegsel wordt uitgeklapt, ziet u de inhoud van de velden en de veldwaarden voor
elk voorvoegsel.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
369
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
De volgende stap bestaat uit het toevoegen van de tekstkaders die nodig zijn voor opname van de
SOF-gegevens, met de naam- en adresgegevens.
Naam- en adresblok
Teken een tekstkader van ongeveer 3 1/2 inch bij 1 ¾ inch in het linkerbovendeel van de pagina.
Stel de fontkenmerken naar wens in (bijvoorbeeld Arial 11 pt).
Selecteer en plaats de velden voor hetzelfde naam- en adresvak.
U moet de volgende velden uit het 'H0'-voorvoegsel kiezen.
H0_F2
H0_F3
H0_F4
H0_F5
370
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
H0_F6
H0_F7
Tekst paginanummer
Als u het informatietype 'Pagina 1 van X' wilt plaatsen, typt u het woord Pagina onderaan
het tekstkader.
Voeg de ingebouwde variabele VDE_PageNumber na 'Pagina' in.
Voer een '/'-teken in, gevolgd door een spatie en de ingebouwde variabele VDE_PageTotal.
Het tekstkader moet er nu gelijksoortig uitzien als de afbeelding hieronder.
Wanneer de optie 'Gebruikersgegevens weergeven' is aangevinkt in het VDE-gegevensvenster, ziet
deze er gelijksoortig uit als de onderstaande afbeelding, afhankelijk van de klantenrecordset die u
bekijkt:
TT00-- eenn TT11--ttrraannssaaccttiieess ppllaaaattsseenn
De volgende stap is het plaatsen van de MOF-velden uit het gegevensbestand. De gegevens
hebben twee MOF-records, het MOF-record T0 en het MOF-record T1. MOF-records worden op de
pagina geplaatst door een tekstkader te tekenen en de transacties in te voegen in een tabel die VI
Design Express opbouwt wanneer Tabel met transactiegegevens maken wordt geselecteerd.
Teken een tekstkader voor de transacties. Dit moet ongeveer ½ inch onder het tekstkader met de
naam en het adres beginnen en bijna de onderkant van de pagina bereiken. Het kader moet
ongeveer 7 ½ inch breed zijn, zodat er voldoende ruimte is voor de transacties die u gaat
toevoegen.
1. Klik terwijl de tekstcursor in het tekstkader knippert met de rechtermuisknop op de eerste
MOF-transactie. In de gegevens van de telefoonrekening is dat het voorvoegselrecord T0.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
371
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
2. Selecteer Tabel met transactiegegevens maken .
Dit creëert automatisch een tabel in het tekstkader. De tabel heeft een kolom voor elk veld in
elk voorvoegsel. Er worden net zoveel rijen in de tabel opgenomen, als het aantal
voorvoegsels. In het geval van de toepassing met de telefoonrekening, worden er twee rijen
ingevoegd, een voor MOF-record T0 en een voor T1.
3. Selecteer de VDE-vensteroptie Gebruikersgegevens weergeven om de waarden in de
transactionele tabel te bekijken.
Op dit punt ziet uw toepassing er ongeveer zo uit:
U kunt eventuele aanpassingen maken, zodat de transacties beter leesbaar zijn door de
breedte van de cellen aan te passen en de uitlijningsopties voor kolommen te gebruiken,
zodat uw tabel er meer zo uitziet:
4. Sla uw toepassing nu op.
372
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
TTrraannssaaccttiieettiitteell
Aangezien de telefoongegevens bestaan uit vooraf gesorteerde voorvoegseltypes zoals T0 voor
plaatselijke gesprekken en T1 voor internationale gesprekken, wilt u mogelijk een titel voor elke
transactiegroep toevoegen.
Er moet een tekstregel worden gecreëerd voor het genereren van het juiste tekstlabel op basis van
de waarde van het voorvoegsel dat wordt getest. De waarde moet Lokale gesprekken zijn
wanneer MOF-records voor T0 worden verwerkt, en verandert in Internationale gesprekken
wanneer MOF-records voor T1 worden verwerkt.
Aangezien er slechts twee MOF-opties zijn, kunnen we een eenvoudige OF-regel opbouwen. Als er
meer dan twee voorvoegseltypes voorkomen, moet u aanvullende tests toevoegen voor elk
voorvoegseltype.
De regelnaam is Gesprekstitel .
Het regeltype moet worden ingesteld op Tekst .
Het veld Beschrijving bevat een beschrijving van de regel, zoals Koptekst gesprekken .
Wijzig de standaardwaarde in Lokale gesprekken . Dit is de tekst die wordt afgedrukt als geen
van de voorwaarden 'waar' blijkt te zijn.
De waarde moet worden ingesteld op Internationale gesprekken door dit te typen als invoer
bij Waarde =. Dit is de waarde die wordt gebruikt wanneer de voorwaarde er direct onder
'waar' blijkt te zijn.
De voorwaarde gebruikt de ingebouwde variabele VPPprefixName. De waarde van
VPPPrefixName is het huidige voorvoegsel van het MOF-record dat wordt verwerkt.
Kies Is gelijk aan de waarde en voer T1 in. (U moet T1 in het veld typen). Er wordt dan
gekeken of VPPprefixname gelijk is aan de waarde T1.
Als deze regel waar is, is de waarde Internationale gesprekken het resultaat van deze regel. Als
de regel wordt beoordeeld als onwaar, is het resultaat Lokale gesprekken. De regel moet er
ongeveer zo uitzien:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
373
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Opmerking: De optie Vaker voorkomend voorvoegsel wordt op Geen ingesteld, aangezien
er geen voorvoegselvelden in deze regel worden gebruikt.
Er moet een andere regel worden gegenereerd voor het toevoegen van de tekst (vervolg) aan de
tekst die door de bovenstaande regel is gegenereerd, als de huidige transactievoorvoegselgroep
T0 of T1 overloopt naar de volgende pagina. Met deze regel wordt alleen de tekst (vervolg)
toegevoegd wanneer een T0- of T1-transactiegroep overloopt naar de volgende pagina. Er moet
een andere regel worden gegenereerd voor het toevoegen van de tekst (vervolg) aan de tekst die
door de bovenstaande regel is gegenereerd, als de huidige transactievoorvoegselgroep T0 of T1
overloopt naar de volgende pagina. Met deze regel wordt alleen de tekst (vervolg) toegevoegd
wanneer een T0- of T1-transactiegroep overloopt naar de volgende pagina.
De regel moet er zo uitzien:
374
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
De regelnaam is Vervolg.
Het regeltype is Tekst.
Aangezien we MOF-voorvoegsels testen, wordt het vaker voorkomende voorvoegsel ingesteld
op Alle om alle MOF-voorvoegsels te testen, in dit geval T0 en T1.
Het veld Beschrijving bevat een beschrijving van de regel.
Het standaardwaardeveld is leeg, aangezien dit geen overloopvoorwaarde is en we niets willen
afdrukken.
De waarde wordt ingesteld op (vervolg) door deze tekst in het veld te typen. Dit is de waarde
die wordt gebruikt wanneer de voorwaarde er direct onder 'waar' blijkt te zijn.
De voorwaarde gebruikt de ingebouwde regel VDE_NewGroup. Deze regel is waar wanneer
een MOF-voorvoegsel verschilt van de vorige, en onwaar als het voorvoegsel hetzelfde is. Dat is
precies de voorwaarde die nodig is voor het afdrukken van (vervolg) als het geen nieuwe
groep is, omdat er geen wijziging voorkomt in het voorvoegsel. De voorwaarde wordt dus
ingesteld op VDE_NewGroup' is gelijk aan onwaar. Deze voorwaarde is waar wanneer het
huidige MOF-voorvoegsel niet tot een nieuwe groep behoort.
HHeett ggeebbrruuiikk vvaann rreeggeellss vvoooorr hheett ttooeevvooeeggeenn vvaann eeeenn
ttrraannssaaccttiieellaabbeell
Twee rijen toevoegen voor scheiding en titel
1. Markeer de bovenste cel van uw tabel.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
375
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
2. Voeg twee rijen in boven de huidige rij.
Deze twee nieuwe rijen bevatten als het goed is slechts één cel, dus markeer de volledige twee
rijen, na elkaar, en gebruik de optie Cellen samenvoegen om alle cellen in elke rij samen te
voegen tot één cel.
De regel Gesprekstitel toevoegen in de tweede rij
Zo doet u dat:
1. Plaats de cursor in de tweede rij.
2. Dubbelklik op de regel Gesprekstitel .
3. Wijzig de opties voor de rijhoogte zo nodig en selecteer een groter font en vetgedrukte
kenmerken.
4. Voeg de regel Overloop in na de gesprekstitel-regel met behulp van hetzelfde proces dat
hierboven is beschreven, en voeg een spatieteken tussen de twee regels in.
5. Wijzig zo nodig de fontkenmerken. Doorgaans een kleiner font dan de tekst van de
gesprekstitel.
Voeg een rij als tussenruimte in tussen T0 en T1
Een tussenrij kan worden gebruikt om transactionele voorvoegsels van elkaar te scheiden,
bijvoorbeeld wanneer T0 verandert in T1, wilt u misschien ruimte invoegen.
1. Plaats de cursor in de eerste rij en klik met de rechtermuisknop.
2. Selecteer de Rij-opties VI Design Express . Zo krijgt u controle over de zichtbaarheid van de
rij.
3. Zet een vinkje bij de optie Deze rij alleen weergeven als regel \'waar\' is . Selecteer de
ingebouwde regel VDE_BetweenGroup .
376
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
4. Selecteer OK .
Deze VDE-rijopties-regel maakt de rij zichtbaar wanneer de regel VDE_BetweenGroup waar
blijkt te zijn. Deze regel wordt beoordeeld als waar wanneer een MOF-voorvoegsel verschilt
van de vorige, met uitzondering van aan het begin van een nieuw venster.
De tweede rij bevat het label Gesprekstitel, te weten Lokale gesprekken of Internationale
gesprekken. Deze labels verschijnen slechts één keer per transactiegroep of aan het begin
van een nieuwe pagina, veroorzaakt door een overloopvoorwaarde. Daarvoor zijn VDE-tabelrij-
opties bedoeld.
5. Klik op de tweede rij om de cursor in die rij te plaatsen. Klik met de rechtermuisknop en
selecteer de Rij-opties VI Design Express .
6. Schakel de optie Deze rij alleen weergeven als regel waar is in.
7. Selecteer de ingebouwde regel VDE_NewGroupOrFrame .
8. Klik op OK .
9. Sla de toepassing op.
GGeeggeevveennssttrraannssffoorrmmaattiieess vvoooorr hheett bbiijj eellkkaaaarr oopptteelllleenn vvaann
ggeesspprreekkssttoottaalleenn eenn GGrraanndd TToottaall
Deze toepassing moet de totalen weergeven voor lokale gesprekken of T0-transacties en
internationale gesprekken of T1-transacties. De rekening moet ook een Grand Total hebben. De
gegevens voor deze totale maken geen onderdeel uit van de SOF- of MOF-gegevens. Ze kunnen
echter worden verkregen door het bij elkaar optellen van het veld T0_F7 in de T0-records, het veld
T1_F7 in de T1-records en een combinatie hiervan.
Voor het creëren van deze totalen, moet u drie gegevenstransformaties aanmaken.
Gegevenstransformatie voor het bij elkaar optellen van de lokale gesprekken in een
klantenrecordset
Gegevenstransformatie voor het bij elkaar optellen van de internationale gesprekken in een
klantenrecordset
Gegevenstransformatie voor het bij elkaar optellen van alle gesprekken in een
klantenrecordset
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
377
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Gegevenstransformatie voor het bij elkaar optellen van de lokale gesprekken in een
klantenrecordset
Maak een gegevenstransformatie. Geef deze de naam TotaalLokaal.
Het gegevenstransformatietype wordt ingesteld op Tekst .
Het vaker voorkomende voorvoegsel dat wordt gebruikt om de lokale gesprekken bij elkaar op
te tellen, is T0.
Typ een beschrijving voor de gegevenstransformatie.
De starttekenreeks moet worden ingesteld op het veld T0_F7.
De optie voor gegevenstransformatie die moet worden gebruikt, is Som.
Schakel de optie Opnieuw instellen bij waar in en selecteer de regel VDE_NewGroup om
de waarde aan het begin van elke transactiegroep weer op nul te zetten.
De gegevenstransformatie moet er gelijksoortig uitzien als de hieronder weergegeven
gegevenstransformatie.
Gegevenstransformatie voor het bij elkaar optellen van de internationale gesprekken
in een klantenrecordset
Maak een gegevenstransformatie. Geef het de naam TotaalInternationaal . Dit is gelijksoortig
aan de gegevenstransformaties die u zojuist hebt gecreëerd, maar nu wordt het veld T1_F7 voor
de som gebruikt.
Het gegevenstransformatietype wordt ingesteld op Tekst.
Het vaker voorkomende voorvoegsel dat wordt gebruikt om de internationale gesprekken bij
elkaar op te tellen, is T1.
Typ een beschrijving voor de gegevenstransformatie.
De starttekenreeks moet worden ingesteld op het veld T1_F7.
378
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
De optie voor gegevenstransformatie die moet worden gebruikt, is Som.
Schakel de optie Opnieuw instellen bij waar in en selecteer de regel VDE_NewGroup .
Gegevenstransformatie voor het bij elkaar optellen van alle gesprekken in een
klantenrecordset
Maak een gegevenstransformatie. Geef deze de naam GrandTotal . Dit is gelijksoortig aan de
gegevenstransformaties die u zojuist hebt gecreëerd, maar nu wordt een unieke veldidentificatie
* _F7 voor de som gebruikt. Dit betekent alle F7-MOF-velden voor het klantenrecordset. Dit wordt
beschikbaar als de optie Vaker voorkomend voorvoegsel wordt ingesteld op Alle.
Het type gegevenstransformatie wordt ingesteld op Tekst , en het Vaker voorkomende
voorvoegsel op Alle .
Typ een beschrijving voor de gegevenstransformatie. De starttekenreeks moet worden
ingesteld op * _F7, en de gegevenstransformatie-optie die u moet gebruiken, is Som .
Schakel de optie Opnieuw instellen bij waar in, en selecteer de regel VDE_NewRecordSet
om de waarde aan het begin van elke klantenrecordset weer op nul te zetten.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
379
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
RReeggeelleenn vvaann zziicchhttbbaaaarrhheeiidd vvaann ddee llookkaallee eenn iinntteerrnnaattiioonnaallee
ttoottaalleenn
U wilt de totalen voor lokale gesprekken of internationale gesprekken alleen aan het einde van
elke groep weergeven. Zo doet u dat:
Voeg twee rijen onder de laatste rij toe, d.w.z. de rij met de T1-gegevens.
Ga naar de derde cel van de eerste van de twee rijen die u zojuist hebt tussengevoegd en typ
het label Totaal lokale gesprekken . Stel de fontkenmerken naar wens in.
Ga naar de laatste cel in deze rij en voeg de gegevenstransformatie TotaalLokaal in door op
die gegevenstransformatie in het VDE-gegevensvenster te dubbelklikken.
Doe hetzelfde voor de volgende rij. Voer de tekst Totale internationale gesprekken in de
derde cel in. Vervolgens voert u de gegevenstransformatie TotaalInternationaal in de laatste
cel van die rij in.
RReeggeelleenn vvaann ddee rriijjzziicchhttbbaaaarrhheeiidd vvaann ttoottaalleenn
Bepaalde VDE-rij-opties moeten worden ingesteld om te regelen wanneer deze lokale en
internationale totaalrijen zichtbaar zijn.
Voor de eerste van de twee hierboven ingevoegde rijen, plaatst u de cursor in de rij.
Klik met de rechtermuisknop en selecteer de VDE-tabelrij-opties .
380
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Stel de tabelrij-opties in zoals hieronder aangeduid:
Merk op dat er twee tabelrij-opties worden ingesteld:
De eerste geeft deze rij alleen weer wanneer het voorvoegsel T0 is. T0 bevat de gegevens
voor lokale gesprekken.
De tweede rij-optie is Deze rij alleen weergeven als volgende voorvoegsel afwijkt. Dit
betekent dat de rij Totale lokale gesprekken alleen wordt weergegeven wanneer het
voorvoegsel T0 is en alleen wanneer het volgende voorvoegsel dat wordt verwerkt, een
ander voorvoegsel is. Daar wordt naar verwachting een totaal voor het T0-voorvoegsel
gegeven.
U moet naar de volgende rij gaan, het totaal voor internationale gesprekken, en dezelfde VDE-
tabelrij-opties instellen, waarbij u zorgt dat Deze rij alleen weergeven voor voorvoegsel wordt
ingesteld op T1, de internationale transacties.
VVooeetttteekksstteenn
Deze toepassing gebruikt de optie Tabelvoettekst voor het Grand Total. De voettekstrij verschijnt
alleen helemaal aan het einde van een tabel.
Markeer de laatste rij in de tabel en selecteer de Tabelcelopties .
Selecteer Kopteksten en voetteksten .
Selecteer de opties voor het toevoegen van een enkele voettekstrij.
Voer de tekst Totaal in de derde cel van deze rij in.
Voeg de gegevenstransformatie GrandTotal in de laatste cel van deze rij in.
Pas zo nodig de fontkenmerken aan.
Uw toepassing opslaan
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
381
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
AAaannppaasssseenn vvaann rriijjkkeennmmeerrkkeenn
Het kan nodig zijn om bepaalde rijkenmerken aan te passen. De In InDesign-naastliggende rijen
erven de algemene randkenmerken. Dit is geen probleem wanneer alle rijen worden weergegeven,
maar aangezien rijen met VDE-rij-opties soms wel en soms niet worden weergegeven, zijn
bepaalde overgenomen rijkenmerken mogelijk ongewenst.
De beste manier om dat te bekijken, is over te schakelen naar de In InDesign-voorbeeldmodus. U
doet dit door het selecteren van Beeld Schermmodus Voorbeeld .
Om te zorgen dat de lokale en internationale transacties als aparte tabellen worden weergegeven,
is het nodig om de randen in de tussenrij te verwijderen en titelrijen op te roepen. Volg hiertoe
deze stappen:
1. Markeer de bovenste rij. Dit is in werkelijkheid één rij boven de bovenste zichtbare rij.
2. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Celopties .
3. Selecteer Opvulling/lijn .
4. Stel de waarde voor Gewicht: in op 0 .
5. Stel de waarde voor Type: in op geen .
6. Selecteer OK .
7. Markeer de rij met de tekst Internationale gesprekken.
8. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Celopties .
9. Selecteer Opvulling/lijn .
10. Verwijder de bovenste en onderste cellijn en bewaar alleen de verticale lijnen. De bovenste
rand is verwijderd met de tussenrij, en de onderste rand is de bovenkant van de TO-rij, die dus
effen moet blijven.
11. Stel de waarde voor Gewicht: in op 0 .
12. Stel de waarde voor Type: in op geen .
13. Selecteer OK .
14. Markeer zowel de T0- als T1-rijen.
15. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Celopties .
16. Selecteer Rijen en kolommen .
17. Stel de waarde voor Rijhoogte: in op ten minste 0,3 inch.
18. Selecteer OK .
19. Markeer zowel de rij Totaal lokale gesprekken als Totaal internationale gesprekken.
20. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Celopties .
21. Selecteer Tekst .
382
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
22. Stel de bovenwaarde in voor aanpassing van de ruimte tussen de bovenkant van de cel en de
bovenkant van de tekst. Doe hetzelfde voor de onderwaarde indien nodig.
23. Selecteer OK .
24. Markeer beide Totaalrijen .
25. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Celopties .
26. Selecteer dan Opvulling/lijn .
27. Stel de kleuroptie voor Celvulling in op een lichte, lichtgrijze of gele kleur. Als het goed is, hebt
u deze kleur al eerder in het venster met kleurstalen gemaakt.
28. Selecteer OK
In de voorbeeldmodus ziet uw uiteindelijke document er ongeveer zo uit:
29. Sla uw document op en exporteer het. Raadpleeg Exporteren en afdrukken voor meer
informatie.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
383
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
384
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Door voorvoegsel gescheiden transactionele gegevens
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
385
15
Effecten van speciale beeldvorming
gebruiken
Dit hoofdstuk bevat:
Beperkingen aangaande printerondersteuning ................................................................... 389
Beperkingen ....................................................................................................................... 390
Belangrijke informatie over printerinstellingen .................................................................... 392
Ondersteuning van speciale beeldvorming voor VDE installeren.......................................... 396
CorrelationMark ................................................................................................................. 399
CorrelationMark-font (vervangen)....................................................................................... 400
FluorescentMark-kleur ........................................................................................................ 406
GlossMark
®
-tekst................................................................................................................ 413
Font voor GlossMark
®
-tekst (vervangen) ............................................................................. 414
Void pantograph (VP)......................................................................................................... 419
Effecten van speciale beeldvorming toepassen op zwart/wit TIFF-beelden.......................... 428
Infrarode kleur ................................................................................................................... 429
MicroText-font.................................................................................................................... 434
CR-sleutel genereren voor Correlation Mark-effect voor speciale beeldvorming.................... 437
Xerox-afdrukapparaten, de daadwerkelijke beeldvormingsmechanismen, ondersteunen vijf effec-
ten van speciale beeldvorming, plus bijkomende mogelijkheden voor deze effecten met behulp
van patroontoner. Niet alle effecten worden ondersteund op alle apparaten en niet alle kleuren of
fonts worden op verschillende printers hetzelfde afgedrukt.
Effecten van speciale beeldvorming kunnen worden gebruikt voor voordelige documentbeveiliging
of om opvallende effecten te ontwerpen die de aandacht van lezers opeisen. Hoewel de effecten
reproduceerbaar zijn op een goed kopieerapparaat door deze effecten met variabele gegevens te
combineren, wordt het veel moeilijker om effecten van speciale beeldvorming te wijzigen zonder
dat dit ten koste gaat van de visuele weergave. Bovendien kunnen sommige effecten worden ver-
borgen, of minder opvallen voor mensen die slechts een vluchtige blik op het document werpen.
Voorbeelden zijn de fluorescerende of infrarode effecten met twee lagen.
Effecten voor speciale beeldvorming zijn vooral handig voor bijvoorbeeld parkeerpassen, toegangs-
kaarten, legitimatiepassen en andere soorten documenten die tegen fraude beschermd moeten
worden. Met de effecten voor speciale beeldvorming van Xerox VIPP
®
kunt u zonder veel kosten
over deze extra beveiliging beschikken en hoeft u geen extra hardware, toner of dure post-proces-
singapparatuur aan te schaffen.
Dankzij de functies voor speciale beeldvorming van VIPP
®
kunt u uw ontwerp verbeteren door
tekst op te nemen die alleen in speciale omstandigheden zichtbaar is. Deze effecten worden be-
reikt met het gebruik van kleur, afdrukmateriaal en Xerox-technologie. Effecten voor speciale
beeldvorming kunnen alleen worden gereproduceerd wanneer het VIPP
®
-document wordt ge-
drukt; ze kunnen niet worden gereproduceerd wanneer u het document op het scherm bekijkt.
Effecten voor speciale beeldvorming zijn gebaseerd op technologie waarmee een alfanumerieke
tekenreeks zo in een afdrukpatroon wordt opgenomen, dat de tekenreeks niet onder normale
omstandigheden te zien is. De tekenreeks wordt pas onder bepaalde omstandigheden zichtbaar,
of met behulp van eenvoudige instrumenten, zoals een vergrootglas, UV-licht of infraroodcamera.
Vanwege de unieke eigenschappen van de fonts en kleuren voor speciale beeldvorming werken
niet alle fonts en kleuren even goed op alle Xerox-productieprinters of alle mediatypen. Het wordt
ten zeerste aangeraden om VDE te gebruiken om een kleurenoverzicht te maken van de effecten
waarin u geïnteresseerd bent, met een combinatie van verschillende fontfamilies en kleuren voor
speciale beeldvorming. Druk dit kleurenoverzicht af op de doelprinter en bekijk het resultaat. Op
die manier kunt u beter de effecten en kleuren die het beste werken met uw toepassing op de
doelprinter selecteren.
Opmerking: Speciale beeldvorming wordt NIET ONDERSTEUND bij het gebruik van:
Apparaten die niet van Xerox zijn
Vaste inkt-apparaten
De effecten voor speciale beeldvorming van VIPP
®
zijn:
CorrelationMark Hiermee drukt u tekst af die alleen zichtbaar is wan-
neer er een gecodeerde transparant overheen
wordt gelegd. Er is ook een CorrelationMark-effect
van twee lagen beschikbaar, waarbij twee teken-
reeksen kunnen worden opgenomen in het effect.
Als de code op de ene manier wordt gebruikt, is het
eerste bericht zichtbaar. Als de code wordt omge-
draaid of geroteerd, wordt de tweede tekenreeks
zichtbaar. In deze afbeelding ziet u een voorbeeld
van een toepassing met CorrelationMark-effect. In
de eerste afbeelding ziet u hoe het document er uit
ziet zonder gecodeerde transparant. In de tweede
afbeelding ziet u hoe het document er uit ziet wan-
neer de gecodeerde transparant er wel overheen is
gelegd. Het CorrelationMark-font werkt het best
met constante kleuren, maar u kunt ook kleurverlo-
pen gebruiken. De CorrelationMark-code kan wor-
den gemaakt door het bestand Correlation_Font_
Key.ps af te drukken op een transparant. Het be-
stand Correlation_Font_Key.ps is verkrijgbaar door
het bestand SI_Correlation_Utilities.zip te downloa-
den of door contact op te nemen met uw Xerox-ver-
tegenwoordiger. Zie Fonts voor speciale
beeldvorming en streepjescodes downloaden voor
meer informatie.
FluorescentMark-kleur Hiermee drukt u tekst af die in normaal licht bijna
onzichtbaar is en pas zichtbaar wordt bij UV-licht.
Er is ook een fluorescerend effect van twee lagen
beschikbaar, waarbij een zichtbare tweede teken-
reeks kan worden afgedrukt bovenop het effect. Als
UV-licht wordt gebruikt om het effect uit te laten
komen, vervaagt de zichtbare tekenreeks en wordt
de verborgen tekenreeks eronder zichtbaar.
386
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Opmerking: Het afdrukmateriaal waarop
het effect wordt afgedrukt, is zeer belangrijk
voor het effect. Alle afdrukmaterialen moe-
ten worden gevalideerd.
In deze afbeelding ziet u een voorbeeld van een
kleur bij normale verlichting (boven) en bij UV-ver-
lichting (onder). Er is geen ander speciaal materiaal
dan UV-licht gebruikt om de verborgen tekst zicht-
baar te maken.
GlossMark
®
-tekst Hiermee drukt u de tekst zodanig af dat deze niet
zo maar zichtbaar is, maar pas glanzend zichtbaar
wordt wanneer de tekst onder een hoek wordt be-
licht. In deze afbeelding ziet u hoe GlossMark Text
eruit ziet op standaard gecoat papier. De eerste af-
beelding geeft het rechtstreekse zicht weer. Gloss-
Mark Text werkt het best met constante kleuren,
maar u kunt ook kleurverlopen gebruiken. VDE be-
schikt over vooraf gedefinieerde kleurstalen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
387
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Infrarode kleur Hiermee drukt u tekst af die in normaal licht bijna
onzichtbaar is en pas zichtbaar wordt bij infrarood-
licht. Er is ook een infrarood effect van twee lagen
beschikbaar, waarbij een zichtbare tweede teken-
reeks kan worden afgedrukt bovenop het effect. Als
een UV-lichtbron wordt gebruikt om het effect uit
te laten komen, vervaagt de zichtbare tekenreeks
en wordt de verborgen tekenreeks eronder zicht-
baar. In deze afbeelding ziet u een voorbeeld van
een kleur bij normale verlichting (boven) en bij UV-
verlichting (onder). De onderste afbeelding is ge-
maakt met een webcam en wordt weergegeven op
een pc.
MicroText-font Hiermee drukt u tekst af met een grootte van min-
der dan één punt. In de bovenste afbeelding ziet u
de kwaliteit van een MicroText-font dat op stan-
daard gecoat papier is afgedrukt. Ter vergelijking
ziet u in de onderste afbeelding hoe MicroText er
uit ziet wanneer deze met dezelfde schaalgrootte
op Japans papier wordt afgedrukt. Bij het beoorde-
len van de kwaliteit is het handig om de resultaten
op verschillende papiersoorten te vergelijken.
Opmerking: Het gebruik van speciale beeldvorming kan de verwerking van de pagina's op
de printer zodanig complex maken dat de grenzen van de printer in bepaalde omstandighe-
den worden overschreden. Daarom kan niet worden gegarandeerd dat alle effecten van spe-
ciale beeldvorming voor alle documenten werken. Het aantal effecten voor speciale
beeldvorming op een pagina, de afmetingen van het effect en het afdrukmateriaal zijn alle-
maal van invloed op het uiterlijk van de afdrukken. We raden u ten zeerste aan het hoofd-
stuk over speciale beeldvorming in de Handleiding voor de gebruiker van FreeFlow VI
Compose door te nemen en de toepassing te testen voordat u het document in productie
neemt.
388
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Beperkingen aangaande printerondersteuning
Op de effecten van speciale beeldvorming zijn de volgende beperkingen van toepassing:
GlossMark Text wordt op geen enkel product op basis van toner met een laag glansniveau on-
dersteund. Het effect dat GlossMark Text heeft, is afhankelijk van de glans in de toner. Contro-
leer het effect voordat u met de productie begint, en gebruik daarbij toner met een laag
glansniveau aangezien het glanseffect mogelijk niet goed uit de verf komt. Lees het hoofdstuk
over artistiek zwart als alternatief voor GlossMark Text.
MicroText Mark wordt afgeraden in combinatie met de printers van DocuTech 180 HLC, Docu-
Tech 180 HLC Publisher, DocuTech 61XX of DocuPrint.
CorrelationMark kan niet worden gebruikt met de printers van Xerox 4110/4590/4595, Docu-
Tech180 HLC, DocuTech180 HLC Publisher, DocuTech 61XX of DocuPrint.
Venezia Mode wordt aangeraden bij het gebruik van FluorescentMark, Infrared Text, of bij het
gebruik van GlossMark Text in combinatie met de DocuColor 7000AP/8000AP/7002/8002/
8080.
GlossMark Text, FluorescentMark en infrarode tekst kunnen niet worden gebruikt in combinatie
met de printers Xerox Nuvera 100/120/144 EA DPS, Xerox Nuvera 288 Digital Perfecting Sys-
tem, 4110/4590/4595, DocuTech180 HLC, DocuTech180 HLC Publisher, DocuTech 61XX of
DocuPrint.
GlossMark Text, FluorescentMark, infrarode tekst, CorrelationMark en MicroText Mark kunnen
niet worden gebruikt in combinatie met Continuous Feed-printers (kettingpapier).
Veel van deze effecten kunnen met een hoogwaardig kopieerapparaat worden nagebootst.
Deze effecten zijn ontworpen voor opname van variabele gegevens en inspanningen om de
gegevens in de effecten te wijzigen, zullen zeer waarschijnlijk zichtbaar zijn.
Niet alle effecten, of alle kleuren, in een bepaald effect werken doelmatig op elk apparaat. Het
wordt aanbevolen vóór aanvang van de productie eerst met het gewenste apparaat en de ge-
wenste media een kleurenoverzicht te maken, zodat u de effecten en kleuren kunt controleren.
Speciale beeldvorming wordt niet ondersteund op vaste inkt-apparaten. GlossMark wordt niet
ondersteund op inkjet-apparaten.
ArtisticBlack-tekst wordt niet aanbevolen met de Xerox iGen 5 Press met matte toner en de
iGen 150 Press met matte toner.
ArtisticBlack-tekst, GlossMark-tekst, FluorescentMark en Infrared-tekst zijn niet van toepassing
op de Xerox Brenva HD Production Inkjet Press, Xerox iPrint Production Inkjet System, Xerox
Nuvera 288 EA Perfecting Production System, Xerox D136 Copier/Printer.
Anti-aliasing wordt aanbevolen bij het gebruik van MicroText met de Xerox Color 1000 Press,
Xerox Color 70 Printer, Xerox iGen 5 Press, Xerox iGen 150 Press, Xerox Nuvera 288 EA Perfec-
ting Production System, Xerox D136 Copier/Printer, Xerox Versant 80 Press, Xerox Versant 180
Press, Xerox Versant 3100 Press, Xerox Color C75 Press, Xerox Brenva HD Production Inkjet
Press, Xerox iPrint Production Inkjet System.
GlossMark-tekst wordt aanbevolen voor gebruik bij media van 220 gsm of hoger.
Afdrukkwaliteit Kleurmodus Normaal met Verbeterd glanzend wordt aanbevolen bij het
gebruik van GlossMark-tekst met de Xerox Color 70-printerfamilie en de Xerox Versant 80
Press.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
389
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Beperkingen
Dankzij de speciale beeldvorming beschikt u over alternatieven voor offsetmogelijkheden. In deze
context is het belangrijk dat u begrijpt dat het gedetailleerde effect anders is dan bij gewoon
offsetdrukwerk.
Opdrachten met effecten voor speciale beeldvorming bevatten complexe gegevens en dit bete-
kent dat de DFE zich net zo zal gedragen als bij andere complexe documenten. Bijvoorbeeld:
Een pagina met een MicroText-font kan uit 100 pagina's met 12 pt-tekst bestaan. Natuurlijk
verschilt de RIP-tijd van een pagina met MicroText-font van die van een pagina met 12 pt-
tekst.
GlossMark Text is in wezen tekst die door afbeeldingen wordt weergegeven. De RIP-tijd van
een pagina die uit afbeeldingen bestaat verschilt van die van een pagina die uit 12 pt-tekst
bestaat.
Grote hoeveelheden gegevens kunnen compressieproblemen op de DFE als gevolg hebben.
Voor sommige DFE's is een minimum compressiegraad nodig om met de printer te kunnen
communiceren. Met speciale beeldvorming komt men soms wel erg dicht in de buurt van die
grenzen. Wanneer de grenzen van de printer worden bereikt, zijn de effecten zichtbaar op de
afdrukken.
Wanneer de grenzen van de printer worden bereikt, bestaat er geen grotere kans dat kleuren
gaan verschuiven, etc.
Voor alle functies van speciale beeldvorming gelden bepaalde beperkingen. In de volgende lijst
vindt u de meest voorkomende beperkingen.
Gebruik alleen de geleverde kleurenstalenbestanden voor speciale beeldvorming om een kleur
voor speciale beeldvorming te selecteren. Wijzig deze bestanden niet.
In de kleurenpictogrammen die voor iedere staalkleur voor Speciale beeldvorming in het deel-
venster Stalen van InDesign worden weergegeven, worden de kleuren slechts bij benadering
weergegeven. Sommige staalkleuren voor Speciale beeldvorming zijn gebaseerd op kleur en
patronen en het is niet mogelijk patrooninformatie weer te geven in het staalkleurenpicto-
gram. Aangeraden wordt uw eigen kleurenoverzicht te maken om de werkelijke inhoud qua
kleur en patroon van een kleurenstaal voor Speciale beeldvorming te controleren.
Wanneer de installatieoptie Speciaal of Aangepast wordt geselecteerd, wordt in VDE gebruik
gemaakt van een set speciale kleurstalen en schermfonts voor speciale beeldvorming ter on-
dersteuning van MicroText-effecten. GlossMark, CorrelationMark, Infrarood en Fluorescerend
gebruiken alleen de kleurstalen. Met deze kleurstalen en schermfonts krijgt u alleen te zien hoe
het effect van speciale beeldvorming er ongeveer uit komt te zien. De schermfonts kunnen niet
in een andere applicatie worden gebruikt. De geïnstalleerde schermfonts en kleurstalen nemen
niet veel ruimte op de schijf in beslag.
Printerfonts voor Speciale beeldvorming kunnen worden gedownload. Zie Fonts voor Speciale
beeldvorming en streepjescodes downloaden voor meer informatie. Fonts voor speciale beeld-
vorming worden geleverd als een serie zip-bestanden. Selecteer het zip-bestand dat overeen-
komt met de fonts voor speciale beeldvorming die u nodig hebt.
MicroText-fonts bevatten alleen deze tekens (voor afdrukdoeleinden worden letters omgezet in
hoofdletters):
A tot en met Z, 0 tot en met 9, ! @ # $ % & * ( ) - _ = + [ ] ; : ' " , . ? / en ¥.
Cyrillische tekens kunnen met MicroText-fonts met normale dikte (niet vet) worden gebruikt.
Speciale beeldvorming kan de prestaties van de printer beïnvloeden. Voor speciale beeldvor-
ming is meer processorkracht nodig dan voor standaard tekstafdrukken. Daarom raadt Xerox
aan om de toepassing te testen en het gebruik van speciale beeldvorming aan te passen aan
het apparaat en de benodigde prestaties.
390
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
De effecten voor speciale beeldvorming worden ook beïnvloed door het afdrukmateriaal dat u
selecteert. FluorescentMark werkt het beste op zeer helder afdrukmateriaal, terwijl GlossMark-
en ArtisticBlack-tekst het beste werkt op gecoat afdrukmateriaal of afdrukmateriaal met een
hoog glansniveau boven 220 gsm. Voor alle effecten van speciale beeldvorming kan Xerox-pa-
pier van bijvoorbeeld van de Digital Color Elite-serie worden gebruikt. MicroText, Infrarood en
CorrelationMark werken op alle afdrukmaterialen.
De printerlade en -wachtrij moeten op het gewicht van het gebruikte afdrukmateriaal worden
ingesteld. Als u dit niet doet, kan dit van invloed zijn op de kwaliteit van de effecten voor speci-
ale beeldvorming.
De toestand van de printer en de kleurinstelling kunnen van invloed zijn op het uiterlijk en de
kwaliteit van de effecten. Het is heel belangrijk dat u de printer kalibreert en ervoor zorgt dat
de wachtrij-instellingen zijn zoals beschreven in Printer instellen om gebruik te maken van
speciale beeldvorming . Als u dit niet doet, krijgt u slechte effecten voor speciale beeldvorming
of helemaal geen.
Niet alle effecten van speciale beeldvorming worden op alle apparaten goed afgedrukt. Houd
rekening met de unieke kenmerken van deze effecten, de instellingen van het apparaat, confi-
guraties en geselecteerde afdrukmaterialen. Probeer ook andere ondersteunde kleuren, afdruk-
materialen, fonts en fontgrootten om het gewenste effect te bereiken.
GlossMark-effecten worden niet ondersteund door de eerste generatie EA-toners.
Het gebruik van UV-coater is nog niet gevalideerd.
Opmerking: Beperkingen die specifiek van toepassing zijn op de afzonderlijke speciale
beeldvormingseffecten vindt u in de gedeelten waarin de desbetreffende effecten worden
beschreven. Raadpleeg het relevante gedeelte voor deze belangrijk informatie.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
391
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Belangrijke informatie over printerinstellingen
Volg de instructies in de volgende gedeelten om de controller in te stellen:
Printerfonts voor speciale beeldvorming kopen en installeren
Printer instellen om gebruik te maken van speciale beeldvorming
PPrriinntteerrffoonnttss vvoooorr ssppeecciiaallee bbeeeellddvvoorrmmiinngg kkooppeenn eenn
iinnssttaalllleerreenn
Speciale beeldvormingsfonts kunnen worden gedownload. Zie Fonts voor speciale beeldvorming
en streepjescodes downloaden voor meer informatie over downloads.
MicroText-fonts Gebruikt voor teksttoepassingen met MicroText.
Een typische microfont-toepassing kan een
financieel document zijn waar kritische gegevens,
zoals het rekeningnummer, de chequewaarde, etc.
meerdere malen in een bepaald gebied worden
afgedrukt met het microfont. MicroText-fonts
ondersteunden alleen effen kleurwaarden als
fontkleur, bijvoorbeeld zwart. Deze fontset kan op
elk zwart/wit- of kleurensysteem worden
geïnstalleerd.
Als u de fonts voor speciale beeldvorming in bezit hebt, gebruikt u de installatieoptie voor
PostScript-printerfonts op uw printer. Wellicht moet u de documentatie van de printer raadplegen.
Zodra de fonts voor speciale beeldvorming zijn geïnstalleerd, moet u de printer opnieuw starten
om die fonts beschikbaar te stellen aan het systeem.
PPrriinntteerr iinnsstteelllleenn oomm ssppeecciiaallee bbeeeellddvvoorrmmiinngg ttee
ggeebbrruuiikkeenn
In de volgende hoofdstukken vindt u meer informatie over de instellingen voor kleurbeheer van de
FreeFlow Print Server. Raadpleeg de documentatie die u bij de EFI-controller hebt gekregen voor
de instellingen op die apparaten of kijk op de ondersteuningswebsite van de leverancier.
Speciale beeldvormingseffecten en fraudebescherming
Het gebruik van speciale beeldvorming van Xerox als enige bescherming tegen fraude wordt niet
aanbevolen. Elke technologie ter bescherming van documenten kan door een vakkundige vervalser
gekraakt worden. Bij elke beveiligingstoepassing moet goed worden nagedacht over de diverse
beschermingselementen en moet worden beoordeeld welke vaardigheden en inspanningen nodig
zijn om de bescherming te omzeilen.
Veelvuldig gebruik van speciale beeldvormingseffecten
Vanwege het unieke vermogen van de effecten van speciale beeldvorming van Xerox, kan zwaar
gebruik druk leggen op het vermogen van de printer om de pagina te renderen. Als dit gebeurt,
392
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
kunnen er kleurverschuivingen en andere afwijkingen optreden. De correcte maatregel is het
reduceren van de grootte of complexiteit van het effect langs de scanlijnen op het apparaat. Elk
apparaat kan weer anders reageren op speciale beeldvormingseffecten. De kleuren en effectiviteit
van elk effect kunnen verschillen, afhankelijk van de geselecteerde papiersoort, kleuren en fonts.
Het wordt aanbevolen dat u alle speciale beeldvormingseffecten op het doelapparaat controleert
voordat u de volledige productie start.
IInnsstteelllliinnggeenn vvaann FFrreeeeFFllooww PPrriinntt SSeerrvveerr 77..00 ((eenn hhooggeerr))
Alle effecten voor speciale beeldvorming, zoals MicroText, CorrelationMark, GlossMark-tekst,
ArtisticBlack-tekst, Infrarood en Fluorescerend vereisen kleurbeheerinstellingen op de controller. Bij
het gebruik van deze kleuren is het van cruciaal belang dat u de hieronder beschreven stappen
opvolgt bij het instellen van kleurbeheer.
1. Bewerk de wachtrij-instellingen en selecteer het tabblad Afdrukkwaliteit .
2. Stel Automatische beeldverbetering in op Uit
3. Stel de halftoon in op 200 Lijn of 200 Dot .
4. Stel de kleurmodus in op Normaal met verbeterde glans . (Alleen voor het ArtisticBlack en
GlossMark-effect )
5. Selecteer het tabblad Opties in hetzelfde menu, schakel PostScript overdrukken = Aan
(Blokkering negeren = Aan) en de optie Zwart overdrukken = Uit zoals hieronder
weergegeven.
6. Stel Anti-Aliasing in op Uit . (Met uitzondering van Aan voor MicroText-effect)
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
393
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
7. Stel de Trapping in op Uit .
8. Selecteer de optie Kleurbeheer voor het instellen van de Gewenste CMYK-rendering.
394
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
9. Bij het gebruik van staalkleuren voor speciale beeldvorming gebruikt u " Direct CMYK " als
kleurbeheer. Stel deze optie in zoals hieronder wordt weergegeven.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
395
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Ondersteuning van speciale beeldvorming
voor VDE installeren
Tijdens de installatie van VDE moet u Aangepaste installatie selecteren om alle of alleen geselec-
teerde vereiste onderdelen van speciale beeldvormingseffecten voor VDE te installeren. Als u de
opties voor speciale beeldvorming niet tijdens de eerste installatie selecteert, kunt u het installatie-
programma op een willekeurig ander tijdstip opnieuw uitvoeren en de installatieoptie Speciale of
Aangepaste installatie alsnog selecteren om de opties voor speciale beeldvorming te installeren.
Raadpleeg VI Design Express installeren voor meer informatie.
De ondersteuning van speciale beeldvorming bestaat uit schermfonts voor speciale beeldvorming
en een aangepaste kleurstaal met vooraf gedefinieerde kleuren van speciale beeldvorming.
KKlleeuurrssttaaaall vvoooorr ssppeecciiaallee bbeeeellddvvoorrmmiinngg ggeebbrruuiikkeenn
Kleuren voor speciale beeldvorming bij VDE worden geleverd als stalenbibliotheken. Er zijn zes
kleurenstalenbibliotheken voor speciale beeldvorming, en elke bibliotheek bevat kleuren voor een
specifiek effect voor speciale beeldvorming of patroonvormige inkt. De bibliotheken zijn te vinden
in de map VIDesignExpress_Swatches in de map InDesign Fonts.
De zes stalenbibliotheken zijn:
VIPP
®
_ARTBLACK_Swatches.ase bevat kleuren voor kleurenpatronen van Artblack
VIPP
®
_Micro_Swatches.ase bevat kleuren voor MicroText voor speciale
beeldvorming
VIPP
®
_GL_Swatches.ase bevat kleuren voor GlossMark Text voor speciale
beeldvorming
VIPP
®
_CR_Swatches.ase bevat kleuren voor CorrelationMark Text voor
speciale beeldvorming
VIPP
®
_UV_Swatches.ase bevat kleuren voor Fluorescent Text voor speciale
beeldvorming
VIPP
®
_IR_Swatches.ase bevat kleuren voor Infrared Text voor speciale
beeldvorming
Alle stalenbibliotheken voor speciale beeldvorming, een enkele bibliotheek of een enkele kleur uit
een bibliotheek kunnen aan het stalenvenster van InDesign worden toegevoegd. U wordt
aangeraden alleen de stalenkleuren voor speciale beeldvorming te kopiëren die u van plan bent te
gaan gebruiken in uw toepassing, aangezien u zo voorkomt dat het stalenvenster vol komt te
staan met honderden onnodige kleuren voor speciale beeldvorming.
SSttaalleennbbiibblliiootthheeeekk vvoooorr ssppeecciiaallee bbeeeellddvvoorrmmiinngg ttooeevvooeeggeenn iinn hheett
ssttaalleennvveennsstteerr vvaann IInnDDeessiiggnn
1. Open het venster Stalen in InDesign.
2. Klik op het menu Opties .
3. Selecteer Stalen laden... .
396
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
4. Blader naar de locatie van de stalenbibliotheken voor speciale beeldvorming, bijvoorbeeld:
(Windows:)./Adobe/AdobeInDesign CSX/Fonts
(Mac:) …/Application/InDesign CSX/Fonts
(waarbij X de versie van InDesign is)
5. Selecteer de stalenbibliotheek voor speciale beeldvorming voor het speciale
beeldvormingseffect dat u gebruikt.
6. Dubbelklik om het stalenvenster van InDesign te vullen met de kleuren voor speciale
beeldvorming die in de stalenbibliotheek zijn opgenomen.
AAffzzoonnddeerrlliijjkkee kklleeuurr vvoooorr ssppeecciiaallee bbeeeellddvvoorrmmiinngg ttooeevvooeeggeenn iinn hheett
ssttaalleennvveennsstteerr vvaann IInnDDeessiiggnn
1. Open het venster Stalen in InDesign.
2. Klik op het menu Opties .
3. Selecteer Nieuwe kleurstaal....
4. Selecteer wanneer het menu Nieuwe kleurstaal wordt weergegeven de vervolgkeuzelijst
Kleurmodus .
5. Blader naar het einde van de vervolgkeuzelijst.
Als er eerder een stalenbibliotheek voor speciale beeldvorming is geselecteerd, verschijnt deze
in de lijst en u kunt deze selecteren. Selecteer anders de optie Andere bibliotheek… .
6. Blader naar de locatie van de stalenbibliotheken voor speciale beeldvorming, bijvoorbeeld:
(Windows:).../Adobe/AdobeInDesign CSX/Fonts
(Mac:) …/Application/InDesign CSX/Fonts
(waarbij X de versie van InDesign is)
7. Selecteer de stalenbibliotheek voor speciale beeldvorming voor het speciale
beeldvormingseffect dat u gebruikt.
8. Selecteer Openen . Hiermee worden de kleuren in deze bibliotheek weergegeven.
9. Selecteer de gewenste kleur in de weergegeven lijst.
10. Klik op OK om de geselecteerde kleur op te nemen in het venster Stalen in InDesign.
FFoonnttss vvoooorr ssppeecciiaallee bbeeeellddvvoorrmmiinngg vvoooorr VVDDEE
Toen u tijdens de installatie Aangepaste installatie selecteerde, kreeg u de optie om alle of een
aantal schermfonts voor speciale beeldvorming te installeren. Dit zijn speciale schermfonts
waarmee het effect van de speciale beeldvorming op ware grootte in het InDesign-scherm wordt
weergegeven. Het zijn schermfonts, geen printerfonts; ze kunnen niet worden gebruikt om mee af
te drukken. Raadpleeg Printerfonts voor speciale beeldvorming kopen en installeren als u
printerfonts voor speciale beeldvorming wilt bestellen.
Als er tijdens de VDE-installatie alleen schermfonts voor speciale beeldvormingsfonts zijn
geselecteerd voor installatie, worden deze door VDE op de juiste fontlocatie voor InDesign
geplaatst. De fonts verschijnen dan in de vervolgkeuzelijst van het fontmenu van InDesign. Deze
fonts kunnen op een willekeurig tijdstip opnieuw worden geïnstalleerd door de VDE-
installatieprocedure opnieuw uit te voeren.
Opmerking over oudere GlossMark- en Correlation-fonts
De verouderde methode voor het afdrukken van GlossMark- en CorrelationMark-tekst met
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
397
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
behulp van een verzameling speciale fonts is vervangen. De methode is nog wel beschikbaar en
wordt nog ondersteund voor achterwaartse compatibiliteit, maar voor nieuwe applicaties
wordt het aanbevolen om de nieuwe GlossMark- en CorrelationMark-functies te gebruiken, die
meer flexibiliteit bieden.
398
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
CorrelationMark
Met de CorrelationMark-functie drukt u variabele tekenreeksen af die alleen zichtbaar zijn wan-
neer er een gecodeerde transparant overheen wordt gelegd. Alle eindgebruikers moeten op de
hoogte worden gesteld van de code die op de transparant wordt afgedrukt om de gegevens te
kunnen lezen. De CorrelationMark-code kan worden gemaakt door het bestand SI_VP_Correla-
tion_key.nm af te drukken op een transparant. Dit bestand kan worden gevonden in de map xgf/
demo.
EEéénn--llaaaaggss CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--eeffffeecctt
Het één-laagse CorrelationMark-effect gebruiken:
1. Het venster Kleurstalen gebruiken voor het maken van een nieuwe VDE CR-vectorstaal met
2 kleuren. Vectorpatroonontwerp met behulp van VDE . Het wordt aanbevolen om SI_CR_
colornames te gebruiken, die in het venster Kleurstalen kan worden geladen. Voor een
beschrijving van deze procedure raadpleegt u Kleurstaal voor speciale beeldvorming
gebruiken .
2. Teken een tekstvak met het formaat van het effect dat u gaat maken. Als u bijvoorbeeld wilt
dat het correlatie-effect een ½ inch breed en 3 inch lang wordt, moet u zorgen dat het
tekstvak een ½ inch breed en 3 inch lang wordt. Hiermee geeft u het gebied aan dat met het
correlatie-effect op het document zal worden afgedrukt.
3. Selecteer het tekstvak en selecteer vervolgens een van de CR-vectorstalen die in stap 1 als
opvulkleur voor het tekstkader werden gemaakt. Het tekstvak wordt gevuld met een hash-
patroon dat de geselecteerde kleur vertegenwoordigt.
4. Selecteer het tekstgereedschap .
5. Selecteer een van de beschikbare OTF - of TTF -fonts van InDesign. Gebruik GEEN font voor
speciale beeldvorming. DFont-indelingen worden niet ondersteund in VDE. Stel de fontgrootte
in.
6. Stel de horizontale uitlijnopties in via de optie Tekst Alinea onder menu-optie Type. Als u de
tekst verticaal in het tekstvak wilt centreren, selecteert u Object Opties tekstkader .
Selecteer vervolgens bij Verticaal uitvullen in het venster Uitlijnen de optie Midden.
7. Selecteer Papier als de kleur van de tekst in het venster Stalen. Als u een andere kleur
selecteert, mislukt het effect op het afdrukapparaat. Zorg dat Papier alleen wordt toegepast
op de tekst en NIET op de achtergrondopvulling.
8. Voer de tekst in met het toetsenbord of VDE om variabele tekstobjecten in te voegen.
TTwweeee--llaaaaggss CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--eeffffeecctt
Het twee-laagse CorrelationMark-effect gebruiken:
1. Het venster Kleurstalen gebruiken voor het maken van een nieuwe VDE CR-vectorstaal met
3 kleuren. Het wordt aanbevolen om SI_CR_colornames te gebruiken, die in het venster
Kleurstalen kan worden geladen.
2. Creëer de eerste CorrelationMark-laag met behulp van het proces dat hierboven wordt
beschreven, maar selecteer een twee-laagse CR-vectorstaal. Noteer de exacte X- en Y-
coördinaten die worden weergegeven voor het tekstvak van laag 1.
3. Creëer het tekstvak voor de tweede laag precies bovenop de eerste. Niet opvullen met kleur.
Selecteer Papier als tekstkleur en voeg de tekststring voor de tweede laag in.
4. Gebruik InDesign om de twee tekstkaderobjecten te groeperen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
399
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
CorrelationMark-font (vervangen)
CorrelationMark-fonts zijn vervangen, maar nog wel beschikbaar voor achterwaartse
compatibiliteit.
CorrelationMark-printerfonts kunnen worden gedownload. Zie Fonts voor speciale beeldvorming
en streepjescodes downloaden voor meer informatie. Deze fonts kunnen worden gebruikt met Xe-
rox-afdrukapparaten met een FFPS of EFI DFE. Met het CorrelationMark-font drukt u variabele te-
kenreeksen af die alleen zichtbaar zijn wanneer er een gecodeerde transparant overheen wordt
gelegd. Alle eindgebruikers moeten op de hoogte worden gesteld van de code die op de transpa-
rant wordt afgedrukt om de gegevens te kunnen lezen. De CorrelationMark-code kan worden ge-
maakt door het bestand Correlation_Font_Key.ps af te drukken op een transparant. Het bestand
Correlation_Font_Key.ps kan worden verkregen door het bestand SI_Correlation_Utilities.zip te
downloaden of door contact op te nemen met uw Xerox-vertegenwoordiger. Zie Fonts voor
speciale beeldvorming en streepjescodes downloaden voor meer informatie.
CorrelationMark-schermfonts kunnen tijdens de installatie van VDE worden geïnstalleerd. De spe-
ciale fontnamen, die zich in een vervolgkeuzelijst met fonts bevinden, hebben een van de twee vol-
gende notaties:
SI_fontnaam-CR voor een enkele-laageffect.
SI_fontnaam-CR-L2 voor een twee-lageneffect
Er zijn zes fontnamen/fontfamilies om uit te kiezen. Deze zijn te vinden in de vervolgkeuzelijst Font.
Bovendien hebben ze allemaal vier fontstijlen zoals Book of normal, Italic, Bold en BoldItalic, met
uitzondering van SI_NeueSmall-CR en NeueSmall-CR-L2, dat alleen beschikbaar is in Book of nor-
mal. De schermfonts, tezamen met de speciale kleurensleutels die u kunt vinden in de kleurenbi-
bliotheek, voorzien van het voorvoegsel SI_CR_, benaderen slechts de grootte en de kleur van de
afgedrukte tekenreeksen. Wijzig de namen van kleuren en fonts niet. VIPP
®
gebruikt deze tijdens
het drukproces als speciale codes.
CorrelationMark is beschikbaar als één-laageffect en als twee-lageneffect. Het effect wordt ge-
maakt door een speciaal CorrelationMark-font en een speciale CorrelationMark-kleur te gebruiken.
Bij het één-laagse effect wordt er een enkele tekenreeks afgedrukt, die zichtbaar wordt wanneer
de gecodeerde CorrelationMark-transparant over het effect wordt geplaatst.
Bij het twee-lageneffect worden er twee teksttekenreeksen gebruikt, die elk op dezelfde X, Y-coör-
dinaten worden afgedrukt. Elke laag heeft een uniek font en een unieke kleur, zoals aangegeven in
deze tabel:
Laag Te gebruiken font: Te gebruiken kleur:
1 SI fontnaam-CR SI CR kleurnaam (1)
2 SI fontnaam-CR-L2 SI CR kleurnaam (2)
In een toepassing met twee lagen is één tekenreeks zichtbaar wanneer de gecodeerde transparant
op een bepaalde manier wordt gebruikt. Wanneer de code wordt omgeslagen of 90 graden ge-
draaid wordt, wordt de tweede tekenreeks zichtbaar.
Of het CorrelationMark-font goed te zien is, is afhankelijk van veel factoren die u voor de toepas-
sing gebruikt. Zo bereikt u bijvoorbeeld goede resultaten met omslagpapier en gewoon papier van
het type Xerox Digital Color Elite. Het is belangrijk dat u het papiergewicht goed instelt op het ap-
paraat om de effecten te optimaliseren. In het bijzonder afdrukmateriaal gebruikt voor het Gloss-
Mark-effect moet een gewicht van meer dan 220 gsm hebben. Zoals met alle effecten voor
speciale beeldvorming moet u de toepassing testen om te controleren of deze voldoet aan de ver-
eisten op het gebied van ontwerp en prestaties.
Een CorrelationMark-effect kan overal op het document worden afgedrukt (VIPP
®
zorgt
400
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
automatisch voor een witte achtergrond onder het effect). De witte achtergrond is niet zichtbaar
voor de eindgebruiker. De enige keer dat dit niet automatisch gebeurt, is wanneer een Correlation-
Mark-font met de CR-L2-syntaxis in de fontnaam wordt gebruikt. CR-L2-fonts worden beschouwd
als CorrelationMark-fonts voor de tweede laag. Deze worden normaal gesproken gebruikt in het
CorrelationMark-effect voor speciale beeldvorming met twee lagen. Daarom maakt VIPP
®
geen
wit vak onder CR-L2-fonts. De onderste CorrelationMark-laag moet in interactie zijn met de bo-
venste CR-L2-laag. U mag het CR-L2 CorrelationMark-font in een één-laageffect gebruiken, maar
dit wordt niet aanbevolen. Om dit te doen moet u een witte ruimte op het document selecteren of
een wit vak onder het effect maken. Als u een tekenreeks met een CR-L2-font over een gekleurd
gebied in het document afdrukt, krijgt u onvoorspelbare resultaten.
Vanwege de interactie tussen de twee lagen in een twee-lagen CorrelationMark-effect is het van
belang dat voor de onderste laag het CR-font en voor de bovenste laag het CR-L2-font wordt ge-
bruikt. Als u deze volgorde niet volgt, zal alleen het effect van de bovenste laag zichtbaar zijn. In
het kort:
Voor het maken van een één-laageffect kunt u een willekeurig CR-font gebruiken.
Wanneer u een twee-lageneffect maakt, kunt u een willekeurig CR-font voor de onderste laag
en een willekeurig CR-L2-font voor de bovenste laag selecteren.
EEéénn--llaaaaggss CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--eeffffeecctt mmeett bbeehhuullpp vvaann
ccoorrrreellaattiieeffoonnttss ((vveerrvvaannggeenn))
Het één-laags CorrelationMark-effect met behulp van correlatiefonts (vervangen) gebruiken:
1. De CorrelationMark-schermfonts moeten zijn geïnstalleerd. Raadpleeg Ondersteuning van
speciale beeldvorming voor VDE installeren voor informatie over het installeren van deze
fontset in de InDesign-omgeving.
2. De SI_CR-kleurstalen die u gaat gebruiken moeten beschikbaar zijn. Open het document in
InDesign. Raadpleeg Kleurstaal voor speciale beeldvorming gebruiken voor informatie over
het kopiëren van geselecteerde SI_CR-kleuren naar het venster Stalen.
Selecteer het tekstgereedschap en stel vervolgens de tekstkenmerken in door het font
CorrelationMark te selecteren uit de vervolgkeuzelijst met fonts. Het selecteren van een font
voor effecten van speciale beeldvorming verschilt enigszins van de fontselectie in InDesign.
Dit komt doordat bij normale fontselectie InDesign een enkel font heeft dat het programma
schaalt om vele fontgroottes te ondersteunen. Bij fonts voor speciale beeldvorming is er een
enkel font per ondersteunde fontgrootte.
Als u een CorrelationMark-font wilt selecteren voor speciale beeldvorming, kiest u een
beschikbaar font uit de fontfamilies SI_fontnaam-CR in de lijst met fontfamilies. Selecteer
vervolgens de Fontstijl. In de fontstijlen voor speciale beeldvorming worden de stijl en grootte
van fonts vermeld. Het is belangrijk om nu de juiste fontstijl en –grootte te selecteren. Voor de
meeste fonts voor speciale beeldvorming, met uitzondering van de SI_NeueSmall-CR-fonts,
zijn de volgende puntgroottes beschikbaar: 18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66 en 72.
Stel ten slotte de juiste puntgrootte in voor weergavedoeleinden in InDesign. Dit heeft een
correcte benadering tot gevolg van het effect van speciale beeldvorming in het venster van
InDesign.
Als u bijvoorbeeld een CorrelationMark-font voor speciale beeldvorming gebruikt uit de
fontfamilie SI_NeueSign-CR met een puntgrootte van 36 en Bold Italic als stijl, selecteert u de
familie SI_NeueSign-CR uit de fontlijst. Selecteer vervolgens BoldItalic-36 uit de lijst met
fontstijlen en stel de puntgrootte in op 36 in de lijst met puntgroottes.
Selecteer geen andere fontkenmerken; deze worden genegeerd door VIPP
®
.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
401
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
3. Teken een tekstvak op de gewenste plaats van het document. Het tekstvak met even breed
zijn als het effect dat in het document wordt geplaatst. Dit is omdat het CorrelationMark-
effect als gekleurd gebied op het document verschijnt.
Om bijvoorbeeld een CorrelationMark-balk van 10 cm lang met gecentreerde tekst in het
document te maken, moet het tekstvak 10 cm breed zijn en moet u in het deelvenster Alinea
de knop Centreren selecteren. De hoogte van het tekstvak is niet relevant, behalve dat het
groot genoeg moet zijn voor de CorrelationMark Text die wordt afgedrukt. Het is belangrijk
dat u begrijpt dat het tekstvak breed genoeg moet zijn voor de langste tekenreeks die in het
tekstvak wordt geplaatst. VDE past de tekst niet aan om deze in het vak te laten passen.
4. Gebruik InDesign om de gewenste tekstuitlijnoptie in te stellen. Deze kan worden ingesteld op
links of rechts uitlijnen of centreren. Andere uitlijnparameters zijn niet geldig. U kunt
uitlijnopties vinden in het venster TypeAlinea in InDesign.
5. Stel de kleur van de tekst in door een van de beschikbare CorrelationMark-kleuren voor
speciale beeldvorming te selecteren in het venster Stalen. Voor CorrelationMark-kleuren
wordt gebruik gemaakt van de volgende naamconventie: SI_CR_kleurnaam. (Zie 2 hierboven
om deze kleuren aan het venster Stalen toe te voegen.) Als u niet een van deze speciale CR-
kleuren selecteert, werkt het CorrelationMark-effect niet als gewenst. Alleen de tekst in het
tekstvak moet worden aangeduid met SI_CR_kleurnaam. De achtergrond van het tekstkader
mag geen kleur bevatten.
6. Voer de teksttekenreeks in. De teksttekenreeks kan met het toetsenbord worden ingevoerd,
met een variabele-tekstobject vanuit VDE worden ingevoegd of met een combinatie van
beide. De teksttekenreeks moet op een regel passen.
TTwweeee--llaaaaggss CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--eeffffeecctt mmeett bbeehhuullpp vvaann
ccoorrrreellaattiieeffoonnttss ((vveerrvvaannggeenn))
Het twee-laagse CorrelationMark-effect met behulp van correlatiefonts (vervangen) gebruiken:
1. Maak de eerste CorrelationMark-laag volgens de hiervoor beschreven procedure. Noteer de
exacte X- en Y-coördinaten die worden weergegeven voor het tekstvak van laag 1. Als u het
twee-lagen CorrelationMark-effect wilt verkrijgen, moet het tekstvak van de tweede laag met
dezelfde coördinaten als die van de eerste laag worden gemaakt. Het tekstvak van de tweede
laag zal precies over het tekstvak van de eerste laag worden gelegd.
2. Selecteer het CorrelationMark-font voor de tweede laag . Dit moet een fontfamilie zijn met
het formaat SI_fontname-CR-L2.
3. Selecteer de fontstijl en –grootte en stel de puntgrootte in met behulp van de lijst met
fontgroottes van InDesign. Voorbeeld: de fontfamilie SI_NeueSign-CR-L2 en de fontstijl/-
grootte BoldItalic-36 zijn geselecteerd.
4. Wijzig de puntgrootte in InDesign in 36.
5. Wijs een SI_CR-kleur toe aan de tekst en voer de tweede tekenreeks zoals hierboven
aangegeven in met dezelfde uitlijnparameters. U hoeft niet dezelfde uitlijnparameters voor de
tekenreeksen te gebruiken; u bereikt zo echter een netter resultaat op de pagina.
6. Gebruik InDesign om de twee tekstkaderobjecten te groeperen.
Zoals met alle toepassingen voor speciale beeldvorming moet u de toepassing testen om te
controleren of het effect voldoet aan de specificaties van het ontwerp en de afdrukprestaties.
402
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--bbeeppeerrkkiinnggeenn eenn vveerreeiisstteenn
Papiervereisten De papierproducten van de serie Xerox Digital
Color Elite Gloss worden aanbevolen.
Tekstinhoud Willekeurige inhoud. U bereikt de beste resultaten
wanneer u een beperkt aantal tekens gebruikt.
DDee bbeeppeerrkkiinnggeenn ddiiee aalllleeeenn vvaann ttooeeppaassssiinngg zziijjnn oopp CCoorrrreellaattiioonn--
ffoonnttss ((vveerrvvaannggeenn))
Tekstkleur Een willekeurige kleurstaal van InDesign die begint
met SI_CR_ en eindigt met de naam van een kleur.
Tekstgrootte De ingevoerde tekstgrootte van InDesign moet
overeenkomen met de numerieke waarde van de
geselecteerde fontstijl. Als bijvoorbeeld de fontstijl
is ingesteld op BoldItalic-48, dan moet de
tekstgrootte binnen InDesign worden ingesteld op
48.
Font De ondersteunde fontfamilies inclusief L2-versies
zijn: SI_NeueModern-CRSI_NeueClassic-CRSI_
NeueSecurity-CRSI_NeueFixed-CRSI_NeueSign-
CRSI_NeueSmall-CR
DFE's Xerox-afdrukapparaten aangestuurd door FFPS en
EFI DFE's. Vanwege de grote hoeveelheid gegevens
in een CorrelationMark-font kan het gebruik van
verschillende CorrelationMark-fonts op één pagina
compressieproblemen veroorzaken.
Kleur Selecteer een van de vooraf gedefinieerde kleuren
van de kleurstaal in het venster Stalen van
InDesign. Beschikbare CorrelationMark-kleuren
hebben het voorvoegsel SI_CR_. Wijzig de naam
van de kleurstaal of de kleurwaarden niet. Dit heeft
geen gevolgen voor de kleur die tijdens het
afdrukken wordt gebruikt, maar VDE stuurt de
naam van de kleur naar de printer, waar deze aan
een vooraf gedefinieerde kleurcode wordt
gekoppeld in de VI Compose. Als u wijzigingen
maakt, wordt de desbetreffende kleur ongeldig. Dit
kan leiden tot onvoorspelbare resultaten.
Schaal Willekeurige vergrotingen/verkleiningen kunnen
moiré-patronen veroorzaken. De kans hierop is erg
groot. Schalen wordt sterk afgeraden.
Rotatie Rotaties die geen veelvoud zijn van 90 graden
kunnen moirépatronen veroorzaken. De kans hierop
is erg groot. Rotatie wordt sterk afgeraden.
CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--ffoonnttttaabbeell ((vveerrvvaannggeenn))
De beschikbare CorrelationMark-fonts en de hieraan gekoppelde letterbeelden staan hier vermeld.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
403
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Fontfamilie
Letterbeeld (grootte)
SI_NeueClassic-CR
SI_NeueClassic-CR-L2
SI_NeueModern-CR
SI_NeueModern-CR-L2
SI_NeueSecurity-CR
SI_NeueSecurity-CR-L2
SI_NeueFixed-CR
SI_NeueFixed-CR-L2
SI_NeueSign-CR
SI_NeueSign-CR-L2
Book (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
Italic (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
Bold (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
BoldItalic (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
SI_NeueSmall-CR
SI_NeueSmall-CR-L2
Book (6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20)
CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkk--kklleeuurrssttaalleenn
Bij CorrelationMark-effecten met een en twee lagen kan gebruik worden gemaakt van een van de
beschikbare vooraf gedefinieerde kleurstalen die voorzien zijn van het voorvoegsel SI_CR_ in het
venster Stalen. De beschikbare kleuren vindt u in onderstaande lijst.
Kleurstalen
SI_CR_Black50
SI_CR_Black75
SI_CR_Black100
SI_CR_Blue50
SI_CR_Blue75
SI_CR_Blue100
SI_CR_Cyan50
SI_CR_Cyan75
SI_CR_Cyan100
SI_CR_DarkBlue50
SI_CR_DarkBlue75
SI_CR_DarkBlue100
SI_CR_DarkGreen50
SI_CR_DarkGreen75
SI CR DarkGreen100
SI_CR_DarkRed50
SI_CR_DarkRed75
SI_CR_DarkRed100
SI_CR_Gray50
SI_CR_Gray75
SI_CR_Gray100
SI_CR_Green50
SI_CR_Green75
SI_CR_Green100
SI_CR_Magenta50
SI_CR_Magenta75
SI_CR_Magenta100
SI_CR_Maroon50
SI_CR_Maroon75
SI CR Maroon100
SI_CR_Olive50
SI_CR_Olive75
SI_CR_Olive100
SI_CR_Red50
SI_CR_Red75
SI_CR_Red100
SI_CR_Teal50
SI_CR_Teal75
SI_CR_Teal100
SI_CR_Yellow50 (vervangen)
SI_CR_Yellow75 (vervangen)
SI_CR_Yellow100 (vervangen)
Opmerking: Wijzig de naam of de instellingen van deze kleurdefinities niet. De kleuren in
de lijst geven slechts een idee van het daadwerkelijke kleurenpatroon dat op de printer zal
worden afgedrukt.
404
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
DDooccuummeenntteenn oonnttwweerrppeenn mmeett CCoorrrreellaattiioonnMMaarrkkss
Dankzij de kenmerken van de CorrelationMark-fonts kunnen deze goed worden gebruikt om
documenten te voorzien van extra beveiligingsfuncties. U kunt een effen kleur gebruiken om een
of twee lagen met extra informatie toe te voegen.
Met de CorrelationMark-fonts wordt variabele tekst afgedrukt die normaal als een effen kleurvlak
zou worden weergegeven, maar die zichtbaar wordt door er in de juiste richting een gecodeerde
transparant overheen te plaatsen. Een CorrelationMark met één laag en twee lagen wordt
ondersteund. Hiermee kunt u een enkele tekenreeks of twee tekenreeksen in hetzelfde
CorrelationMark-effect genereren. Dat zijn twee verschillende tekenreeksen met tekst die op
dezelfde plek kunnen worden gebruikt. Wanneer de gecodeerde transparant in de richting wordt
gelegd waardoor de tekst van laag 1 wordt weergegeven, moet u de transparant 90 graden
draaien of omslaan met gebruik van de omslagkant van de transparant om de tekst van laag 2
weer te geven.
U kunt CorrelationMark-fonts gebruiken om informatie in een document in te sluiten over de
identiteit, echtheid, waarde, eigendom of willekeurig element dat van waarde is voor de
rechtmatige eigenaar van het document. In het onderstaande voorbeeld van een
concerttoegangskaart kan het gedeelte met de effen kleur worden gebruikt om variabele
gegevens toe te voegen.
U kunt nog meer informatie op dezelfde plek toevoegen met gebruik van het laag 2-font. In
onderstaande afbeeldingen ziet u een voorbeeld waarbij de tekenreeks ONE in een laag is
geplaatst en TWO op dezelfde plaats is geplaatst.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
405
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
FluorescentMark-kleur
Met FluorescentMark-kleur, beschikbaar op FFPS- en EFI-vierkleurenprinters van Xerox, wordt vari-
abele tekst afgedrukt die niet goed zichtbaar is bij normaal licht; de tekst wordt pas zichtbaar bij
UV-licht of zwart licht. Wanneer het pakket voor speciale beeldvorming met VDE wordt geïnstal-
leerd, wordt een stalenbibliotheek met fluorescerende kleuren voor Speciale beeldvorming geïn-
stalleerd. Kleuren uit deze bibliotheek moeten worden toegevoegd aan het venster Stalen in
InDesign. Om het fluorescerende effect te bereiken, is het belangrijk dat u onderstaande proce-
dure volgt. Als u dit niet doet, wordt het fluorescerende effect niet goed tot stand gebracht en
wordt de tekst niet goed afgedrukt op de printer. VDE maakt de juiste VIPP
®
-code op de printer
om het effect af te drukken en gebruikt hiervoor speciale, vooraf op de printer geïnstalleerde
VIPP
®
-kleurcodes. Dit effect kunt u op de FFPS en EFI bereiken zonder dat u andere speciale fonts
hoeft te installeren.
Met het fluorescerende twee-lageneffect kunt u het effect verder verbergen door een laag tekst te
gebruiken die zichtbaar is bij normale lichtomstandigheden, maar die vervaagt, waarna de verbor-
gen tekst zichtbaar wordt bij UV-verlichting.
Nadat een fluorescerende kleur voor Speciale beeldvorming beschikbaar is gemaakt in het venster
Stalen in InDesign, wordt deze vermeld met de volgende syntaxis SI_UV_kleurnaam.
De kleurstalen die zich in de kleurenbibliotheek bevinden geven slechts een benadering van de af-
gedrukte kleur. De kleurwaarden die in InDesign worden weergegeven, zijn niet de waarden die op
de printer worden afgedrukt en mogen niet worden gewijzigd. Het is ook zeer belangrijk dat de na-
men van kleuren niet worden gewijzigd, aangezien deze op de printer worden gebruikt om de van
toepassing zijnde kleurcode te selecteren voor het afdrukken van het effect.
EEéénn--llaaaaggss eeffffeecctt
Het één-laags effect gebruiken:
1. Zorg dat de SI_UV-kleurnamen die u nodig hebt voor de toepassing in het venster Stalen zijn
geladen. Voor een beschrijving van deze procedure raadpleegt u Kleurstaal voor speciale
beeldvorming gebruiken .
2. Teken een tekstvak met het formaat van het effect dat u gaat maken. Als u bijvoorbeeld wilt
dat het fluorescerende effect een ½ inch breed en 3 inch lang wordt, moet u zorgen dat het
tekstvak een ½ inch breed en 3 inch lang wordt. Hiermee geeft u het gebied aan dat met een
fluorescerende kleur op het document zal worden afgedrukt.
3. Selecteer het tekstvak en selecteer vervolgens een van de beschikbare SI_UV-kleuren als
opvulkleur voor het tekstkader. Het tekstvak wordt volledig opgevuld met de geselecteerde
kleur.
4. Selecteer het tekstgereedschap .
5. Selecteer een van de beschikbare OTF - of TTF -fonts van InDesign. Gebruik GEEN font voor
speciale beeldvorming. DFont-indelingen worden niet ondersteund in VDE. Stel de fontgrootte
in. Fluorescerende teksteffecten werken beter wanneer de fontgrootte tussen de 8 en 14
punten ligt. U mag echter ook kleinere en grotere fonts gebruiken.
6. Stel de horizontale uitlijnopties in via de optie Tekst Alinea onder menu-optie Type. Als u de
tekst verticaal in het tekstvak wilt centreren, selecteert u Object Opties tekstkader .
Selecteer vervolgens bij Verticaal uitvullen in het venster Uitlijnen de optie Midden .
7. Selecteer Papier als de kleur van de tekst in het venster Stalen. U moet de kleur Papier als
tekstkleur selecteren. Als u een willekeurige andere kleur kiest, wordt dit effect niet goed
afgedrukt op de printer. Zorg dat Papier alleen wordt toegepast op de tekst en NIET op de
achtergrondopvulling.
8. Voer de tekst in met het toetsenbord of VDE om variabele tekstobjecten in te voegen.
406
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
FFlluuoorreesscceerreenndd ttwweeee--llaaggeenneeffffeecctt
Het fluorescerende twee-lageneffect gebruiken:
1. Maak de eerste FluorescentMark-laag volgens de hierboven beschreven procedure. Noteer
de exacte X- en Y-coördinaten die worden weergegeven voor het tekstvak van laag 1. Om het
twee-lagen FluorescentMark-effect te verkrijgen, moet het tekstvak van de tweede laag met
dezelfde coördinaten als de eerste laag worden gemaakt. Het tekstvak van de tweede laag zal
precies over het tekstvak van de eerste laag worden gelegd.
2. Selecteer een tekstkleur voor de bovenlaag die correspondeert met de kleur die is gebruikt
in de onderlaag. Raadpleeg de onderstaande tabel voor meer informatie. Voer de nieuwe
teksttekenreeks in. We raden aan dat voor de tweede teksttekenreeks een enigszins grotere
fontgrootte wordt gebruikt. Zo is bijvoorbeeld in het onderstaande effect voor de eerste laag
de kleur SI_UV_LEAFGREEN1 geselecteerd. Dit betekent dat een van de twee kleuren voor
laag twee (SI_UV_L2_MAGENTA of SI_UV_L2_YELLOW) kan worden gebruikt voor de
tekstkleur van de toplaag. In the onderstaande voorbeeld is SI_UV_L2_YELLOW geselecteerd.
3. Gebruik InDesign om de twee tekstkaderobjecten te groeperen.
Het onderstaande voorbeeld toont het fluorescerende twee-lageneffect. De toplaag met tekst
is zichtbaar bij normaal licht, maar vervaagt, waarna de verborgen tekst zichtbaar wordt bij
UV-verlichting.
Opmerking: VDE kan het fluorescerende effect niet weergeven. Het effect is alleen
zichtbaar op afdrukken. Voor betere fluorescerende effecten moet u helder wit
afdrukmateriaal gebruiken. Zoals met alle toepassingen voor speciale beeldvorming, moet u
de toepassing testen om te controleren of het effect voldoet aan de specificaties van het
ontwerp en de afdrukprestaties.
FFlluuoorreesscceennttMMaarrkk--kklleeuurreenn:: bbeeppeerrkkiinnggeenn eenn vveerreeiisstteenn
Voor dit effect hebt u geen speciale materialen nodig. In plaats daarvan wordt het middel om
papier optisch helderder en witter te maken gebruikt. Als gevolg daarvan zijn er een aantal
beperkingen op basis van de papierkeuze.
Met FluorescentMark-kleur wordt tekst afgedrukt die in normaal licht onzichtbaar of moeilijk te
zien is, maar die in ultraviolet licht met een veel hoger contrast wordt weergegeven. Aangezien er
geen speciale materialen worden gebruikt, bestaat de beperking dat de UV-component van
normaal licht als iets van het fluorescerende effect teweegbrengt. Ook maken de eigenschappen
van de fysieke toner, glans enzovoort, het mogelijk om de verborgen tekenreeks in gewoon licht te
ontcijferen. Om dit te voorkomen wordt de kleur van een grove structuur voorzien.
Papiervereisten Het effect is groter naarmate het papier helderder
is. De helderheid van papier wordt normaal
gesproken op de verpakking aangegeven. De
papierproducten van de serie Xerox Digital Color
Elite Gloss worden aanbevolen.
Kleur Gebruik een van de SI_UV-kleuren die beschikbaar
zijn in het venster Kleurstalen van InDesign. Wijzig
de naam van de kleurstaal of de kleurwaarden niet.
Dit heeft geen gevolgen voor de kleur die tijdens
het afdrukken wordt gebruikt, maar VDE stuurt de
naam van de kleur naar de printer, waar deze aan
een vooraf gedefinieerde kleurcode wordt
gekoppeld in de VI Compose. Als u wijzigingen
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
407
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
maakt, wordt de desbetreffende kleur ongeldig. Dit
kan leiden tot onvoorspelbare resultaten.
Tekstinhoud Willekeurige inhoud. U bereikt de beste resultaten
wanneer u een beperkt aantal tekens gebruikt.
Tekstkleur Gebruik de optie “Papier” in het venster Stalen van
InDesign.
Tekstkleur met twee lagen Raadpleeg de kleurenstalen in de onderstaande
tabel voor een fluorescerend tweelagen-effect. De
tekst voor de zichtbare tekstlaag, laag 2 toplaag,
moet een van de vermelde kleuren op basis van de
geselecteerde SI_UV_color voor de onderste laag.
Tekstkaderopvulling Het tekstkader moet worden opgevuld met een SI_
UV-kleurnaam. Deze kunt u selecteren in het
venster Stalen.
Font Een willekeurig ondersteund font op de printer of
ondersteund door VDE.
Tekstgrootte Niet beperkt, maar moet groot genoeg zijn om
gemakkelijk zichtbaar te zijn, 10 - 14 punten,
aangezien grotere punten zichtbaar kunnen zijn
zonder UV-licht.
DFE's Alleen op Xerox, FFPS en EFI.
Kleur Selecteer een van de vooraf gedefinieerde
kleuren van de kleurstaal in het venster Stalen
van InDesign. Beschikbare fluorescerende kleuren
zijn voorzien van het voorvoegsel SI_UV_. Wijzig de
naam van de kleurstaal of de kleurwaarden niet.
Dit heeft geen gevolgen voor de kleur die tijdens
het afdrukken wordt gebruikt, maar VDE stuurt de
naam van de kleur naar de printer, waar deze aan
een vooraf gedefinieerde kleurcode wordt
gekoppeld in de VI Compose. Als u wijzigingen
maakt, wordt de desbetreffende kleur ongeldig. Dit
kan leiden tot onvoorspelbare resultaten.
Schaal Schalen is van invloed op de zichtbaarheid, maar is
toegestaan
Rotatie Rotatie is van invloed op de zichtbaarheid, maar is
toegestaan
KKlleeuurrssttaalleenn vvaann FFlluuoorreesscceennttMMaarrkk ((UUVV))
Kleurstalen waarvoor geen speciaal
kleurbeheer vereist is.
SI_UV_BISTROGREEN1 SI_UV_
GREENERPASTURES2
SI_UV_
REDDISHORANGE1
SI_UV_BISTROGREEN2 SI_UV_HUNTERGREEN1 SI_UV_
REDDISHORANGE2
SI_UV_BLAZE_ORANGE1 SI_UV_HUNTERGREEN2 SI_UV_
REDDISHYELLOW1
SI_UV_BLUE1 SI_UV_JUNEBUG2 SI_UV_ROSERED1
408
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Kleurstalen waarvoor geen speciaal
kleurbeheer vereist is.
SI_UV_BLUEBLUE1 SI_UV_JUNGLEGREEN1 SI_UV_
RUSTICBROWN1
SI_UV_BLUEBLUE2 SI_UV_JUNGLEGREEN2 SI_UV_
SEAFOAMGREEN1
SI_UV_BLUEGRAY SI_UV_LEAFGREEN1 SI_UV_SKYBLUE1
SI_UV_BRONZEMIST2 SI_UV_LEAFGREEN2 SI_UV_
SPRINGGREEN1
SI_UV_BUTTERNUT1 SI_UV_LIMEGREEN1 SI_UV_
SPRINGGREEN2
SI_UV_CHIPMUNK2 SI_UV_MAROON1 SI_UV_STRAW1
SI_UV_DARKBROWN11 SI_UV_
MEDIUMSEAGREEN1
SI_UV_STRAW2
SI_UV_DARKBROWN12 SI_UV_
MEDIUMSEAGREEN2
SI_UV_TAUPEROD1
SI_UV_DARKORANGE1 SI_UV_ORANGEROD1 SI_UV_TAUPEROD2
SI_UV_DARKSKY1 SI_UV_ORANGEROD2 SI_UV_TURTLEGREEN1
SI_UV_DEEPPINK1 SI_UV_PACIFIC2 SI_UV_TURTLEGREEN2
SI_UV_DEEPTEAL1 SI_UV_PALEBLUE2 SI_UV_VERMILION1
SI_UV_DEEPTEAL2 SI_UV_PARKNAVY1 SI_UV_VERMILION2
SI_UV_GOLDENROD1 SI_UV_PARKNAVY2 SI_UV_VETIVER1
SI_UV_GRASSGREEN1 SI_UV_PINEBARK2 SI_UV_YELLOW1
SI_UV_GRASSGREEN2 SI_UV_PLUMPERFECT1 SI_UV_
YELLOWISHGREEN1
SI_UV_GREENERPASTURES1 SI_UV_PLUMPERFECT2 SI_UV_
YELLOWISHGREEN2
Kleurstalen waarvoor
kleurbeheerinstellingen van
"Direct CMYK" vereist zijn
SI_UV_BROWN1
SI_UV_DARKGRAY1
SI_UV_DARKPINK1
SI_UV_GOLD1
SI_UV_GOLD2
SI_UV_GREEN1
SI_UV_PINK
SI_UV_PURPLE
SI_UV_PURPLE1
SI_UV_RUSSIANBLUE
Opmerking: Wijzig de naam of de instellingen van deze kleurdefinities niet. De kleuren in
de lijst geven slechts een idee van het daadwerkelijke kleurenpatroon dat op de printer zal
worden afgedrukt. Deze kleuren hebben alleen invloed op de kleur van het achtergrondvak.
VDE selecteert automatisch de tekstkleur.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
409
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Kleurstalen voor fluorescerend twee-
lageneffect
SI_UV_color voor onderste laag
Fluorescerende kleur voor toplaag (de
zichtbare tekst)
SI UV BLUEBLUE1 (vervangen) SI UV 2L MAGENTA of SI UV 2L YELLOW
SI UV BISTROGREEN1 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV BISTROGREEN2 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV BLAZE ORANGE1 SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV BLUEBLUE2 (vervangen) SI UV 2L MAGENTA of SI UV 2L YELLOW
SI UV BRONZEMIST2 SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV BUTTERNUT1 SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV CHIPMUNK2 SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV DARKBROWN11 SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV DARKBROWN12 SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV DARKORANGE1 (vervangen) SI UV 2L CYAN of SI UV 2L MAGENTA of SI UV 2L
YELLOW
SI UV DARKPINK1 SI UV 2L CYAN
SI UV DARKSKY1 (vervangen) SI UV 2L YELLOW
SI UV GOLDENROD1 (vervangen) SI UV 2L CYAN of SI UV 2L MAGENTA of SI UV 2L
YELLOW
SI UV GRASSGREEN1 (vervangen) SI UV 2L CYAN of SI UV 2L MAGENTA
SI UV GREENERPASTURES1 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV GREENERPASTURES2 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV HUNTERGREEN1 SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV HUNTERGREEN2 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV JUNEBUG2 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV JUNGLEGREEN1 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV JUNGLEGREEN2 SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV LEAFGREEN1 SI UV 2L CYAN of SI SI UV 2L MAGENTA
SI UV LEAFGREEN2 SI UV 2L MAGENTA of SI UV 2L YELLOW
SI UV LIMEGREEN1 SI UV 2L CYAN of SI UV 2L MAGENTA of SI UV 2L
YELLOW
SI UV MAROON1 (vervangen) SI UV 2L CYAN of SI UV 2L YELLOW
SI UV MEDIUMSEAGREEN1 SI UV 2L MAGENTA
SI UV ORANGEROD1 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV MAGENTA
SI UV PACIFIC2 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV PARKNAVY1 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV PARKNAVY2 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV YELLOW
410
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Kleurstalen voor fluorescerend twee-
lageneffect
SI_UV_color voor onderste laag
Fluorescerende kleur voor toplaag (de
zichtbare tekst)
SI UV PINEBARK2 (vervangen) SI UV CYAN
SI UV PLUMPERFECT1 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV PLUMPERFECT2 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV REDDISHORANGE1 SI UV 2L CYAN of SI UV 2L MAGENTA
SI UV REDDISHORANGE2 SI UV 2L CYAN of SI UV 2L MAGENTA
SI UV ROSERED1 SI UV 2L CYAN
SI UV SPRINGGREEN1 SI UV 2L YELLOW
SI UV SPRINGGREEN2 SI UV 2L YELLOW
SI UV STRAW1 (vervangen) SI UV 2L MAGENTA
SI UV STRAW2 (vervangen) SI UV 2L CYAN of SI UV 2L MAGENTA of SI UV 2L
YELLOW
SI UV TAUPEROD2 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV YELLOW
SI UV TURTLEGREEN1 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV TURTLEGREEN2 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV VERMILION1 SI UV 2L CYAN SI UV 2L MAGENTA
SI UV VERMILION2 SI UV 2L MAGENTA
SI UV VETIVER1 (vervangen) SI UV CYAN of SI UV MAGENTA of SI UV YELLOW
SI UV YELLOW1 SI UV 2L YELLOW
SI_UV_YELLOWISHGREEN1 (vervangen) SI_UV_2L_CYAN of SI_UV_2L_MAGENTA of SI_
UV_2L_YELLOW
SI_UV_YELLOWISHGREEN2 (vervangen) SI_UV_2L_YELLOW
DDooccuummeenntteenn oonnttwweerrppeenn mmeett FFlluuoorreesscceennttMMaarrkk--
kklleeuurreenn
De methode waarmee de FluorescentMark-kleuren wordt gemaakt en gerenderd, maakt het
moeilijk om deze elektronisch of fysiek te wijzigen. En als de toepassing goed is ontworpen,
hebben gebruikers er geen idee van dat er informatie in gestructureerde kleurenpatronen in het
document is ingesloten. Een ander voordeel van FluorescentMark-kleuren is dat voor het
ontcijferen van de verborgen informatie slechts een UV-lichtbron nodig is. Er bestaan veel soorten
goedkope UV-bronnen, bijvoorbeeld draagbare geldscanners, flitslampen en zelfs sleutelhangers.
FluorescentMark-kleuren worden gebruikt om een tekenreeks zo in een gestructureerd
kleurenpatroon te plaatsen, dat de tekst in normaal licht niet te ontcijferen is en alleen zichtbaar
is in ultraviolet licht. Bovendien kan een tweede laag met zichtbare tekst worden gebruikt om de
zichtbaarheid van de verborgen laag verder te verbergen of beperken. Bij UV-verlichting vervaagt
de toplaag met tekst, waarna de verborgen laag zichtbaar wordt.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
411
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
In het onderstaande voorbeeld van een concerttoegangskaart, is er een uniek
identificatienummer aan de toegangskaart toegevoegd. Hetzelfde identificatienummer kan
worden gecodeerd als FluorescentMark-kleuren. Deze verschijnen als gestructureerde
kleurenpatronen op verschillende plaatsen van de toegangskaart.
In het onderstaande voorbeeld is een gedeelte van de toegangskaart uitvergroot met het
identificatienummer in gewone tekst en meteen daaronder het identificatienummer in
FluorescentMark-kleuren. De FluorescentMark-kleur wordt weergegeven als een gestructureerd
kleurpatroon.
U kunt de echtheid van de kaart controleren door deze onder UV-licht te houden en de
FluorescentMark-kleuren te vergelijken met het zichtbare identificatienummer, zoals hieronder
aangegeven. Als de nummers gelijk zijn, is de toegangskaart echt.
Hetzelfde gedeelte van de toegangskaart van de vorige afbeelding, maar onder UV-licht
gehouden. De FluorescentMark-kleuren onthullen een nummer dat overeenkomt met het
zichtbare identificatienummer.
Op soortgelijke wijze kunnen FluorescentMark-kleuren worden toegepast op waardebonnen,
cheques, diploma's, etc.
412
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
GlossMark
®
-tekst
De GlossMark-functie is alleen beschikbaar op Xerox-FFPS- en EFI-vierkleurenprinters. Met deze
functie kunt u variabele teksttekenreeksen zo afdrukken dat deze niet direct waar te nemen zijn,
maar pas als glans zichtbaar worden wanneer deze schuin worden belicht.
Het GlossMark-effect gebruiken :
1. Maak een Nieuwe VDE GL-vectorstaal met behulp van het venster Staal.
Vectorpatroonontwerp met behulp van VDE . Het wordt aanbevolen om SI_GL_colornames te
gebruiken, die in het venster Kleurstalen kan worden geladen. Voor een beschrijving van deze
procedure raadpleegt u Kleurstaal voor speciale beeldvorming gebruiken .
2. Teken een tekstvak met het formaat van het effect dat u gaat maken. Als u bijvoorbeeld wilt
dat het GlossMark-effect een ½ inch breed en 3 inch lang wordt, moet u zorgen dat het
tekstvak een ½ inch breed en 3 inch lang wordt. Hiermee geeft u het gebied aan dat met het
GlossMark-effect op het document zal worden afgedrukt.
3. Selecteer het tekstvak en selecteer vervolgens een van de GL-vectorstalen die in stap 1 als
opvulkleur voor het tekstkader werden gemaakt. Het tekstvak wordt gevuld met een hash-
patroon dat de geselecteerde kleur vertegenwoordigt.
4. Selecteer het tekstgereedschap .
5. Selecteer een van de beschikbare OTF - of TTF -fonts van InDesign. Gebruik GEEN font voor
speciale beeldvorming. DFont-indelingen worden niet ondersteund in VDE. Stel de fontgrootte
in.
6. Stel de horizontale uitlijnopties in via de optie Tekst Alinea onder menu-optie Type. Als u de
tekst verticaal in het tekstvak wilt centreren, selecteert u Object Opties tekstkader .
Selecteer vervolgens bij Verticaal uitvullen in het venster Uitlijnen de optie Midden .
7. Selecteer Papier als de kleur van de tekst in het venster Stalen. Als u een andere kleur
selecteert, mislukt het effect op het afdrukapparaat. Zorg dat Papier alleen wordt toegepast
op de tekst en NIET op de achtergrondopvulling.
8. Voer de tekst in met het toetsenbord of VDE om variabele tekstobjecten in te voegen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
413
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Font voor GlossMark
®
-tekst (vervangen)
GlossMark-fonts zijn vervangen, maar nog wel beschikbaar voor achterwaartse
compatibiliteit.
Fonts voor GlossMark-tekst zijn alleen beschikbaar op Xerox-FFPS- en EFI-vierkleurenprinters.
Met de fonts voor GlossMark-tekst worden variabele teksttekenreeksen afgedrukt die niet direct
waar te nemen zijn, maar pas als glans zichtbaar worden wanneer deze schuin worden belicht.
VDE maakt gebruik van een combinatie van speciale GlossMark-kleurstalen en fonts voor
GlossMark Text voor speciale beeldvorming om het glanseffect te creëren. De fonts die zijn
geïnstalleerd en zichtbaar zijn in de vervolgkeuzelijst met fonts, beginnende met SI_, zijn
slechts schermfonts. Schermfonts geven de grootte en de kleur van de afgedrukte
teksttekenreeks slechts bij benadering aan. Als u het effect wilt afdrukken op de Xerox-printer,
moet u eerst het GlossMark-printerfont op de printer installeren. Speciale beeldvormingsfonts
kunnen worden gedownload. Zie Fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes
downloaden voor meer informatie over downloads.
Wanneer het pakket voor speciale beeldvorming wordt geïnstalleerd met VDE, worden de
schermfonts voor speciale beeldvorming geïnstalleerd en vermeld in de fontvervolgkeuzelijst, met
het voorvoegsel SI_GL-familienaam. Er wordt ook een stalenbibliotheek met Gloss-kleuren voor
Speciale beeldvorming geïnstalleerd. Kleuren uit deze bibliotheek moeten worden toegevoegd aan
het venster Stalen in InDesign. Raadpleeg Kleurstaal voor speciale beeldvorming gebruiken .
Er zijn zes fontnamen/fontfamilies om uit te kiezen. Deze zijn te vinden in de vervolgkeuzelijst
Font. Bovendien hebben ze allemaal vier fontstijlen, Book of normal, Italic, Bold en BoldItalic, met
uitzondering van SI_NeueSmall-GL, dat alleen beschikbaar is in Book of normal.
De kleurstalen worden gebruikt om een idee te geven van de kleur die zal worden afgedrukt. De
kleurwaarden die in InDesign worden weergegeven, zijn niet de waarden die op de printer worden
afgedrukt en mogen niet worden gewijzigd. Zo is het ook heel belangrijk dat namen van kleuren
en fonts niet worden gewijzigd, aangezien de printer deze nodig heeft tijdens het afdrukken.
Het effect gebruiken:
1. Zorg dat de SI_GL-kleuren die u nodig hebt voor de toepassing in het venster Stalen zijn
geladen. Voor een beschrijving van deze procedure raadpleegt u Kleurstaal voor speciale
beeldvorming gebruiken .
2. Teken een tekstvak met het formaat van het effect dat u gaat maken. Zorg dat het tekstvak
breed genoeg is voor de langste teksttekenreeks die in dit tekstvak zal worden geplaatst. De
hoogte van het tekstvak is niet belangrijk, aangezien de grootte van het GlossMark-font voor
het speciale beeldvormingseffect de grootte van het GL-kleurenblok bepaalt die op de pagina
wordt afgedrukt.
3. Het selecteren van een font voor speciale beeldvorming verschilt enigszins van de fontselectie
in InDesign. Om het font voor de GlossMark Text voor speciale beeldvorming te selecteren
selecteert u eerst de fontfamilie GL uit de opties in de vervolgkeuzelijst en daarna voegt u
fonts in van de notatie SI_fontfamilienaam-GL. Selecteer vervolgens de Fontstijl . Hierbij
selecteert u de fontstijl en de puntgrootte van het font. De meeste fonts voor speciale
beeldvorming, met uitzondering van de familie SI_NeueSmall, zijn beschikbaar in de volgende
groottes zoals 18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66 en 72.
414
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
4. Vervolgens moet u de optie voor puntgrootte van InDesign kiezen die overeenkomt met het
font dat u hebt geselecteerd, voor een correcte weergave in InDesign.
Als bijvoorbeeld een SI_GlossMark-font wordt gebruikt uit de fontfamilie SI_NeueSign-GL met
een puntgrootte van 36 en een stijl van Bold Italic, selecteert u familie SI_NeueSign-GL uit de
fontlijst. Selecteer vervolgens BoldItalic-36 uit de lijst met fontstijlen. Tot slot is het belangrijk
voor weergavedoeleinden op het scherm om de puntgrootte van InDesign zodanig in te
stellen dat deze overeenkomt met de instelling BoldItalic-36. Dit doet u door de puntgrootte
van 36 te kiezen.
5. Selecteer de kleur van het font met de tekstinvoegcursor die in het tekstvak knippert.
Selecteer een SI_GL-kleur uit de GL-kleuren in het venster Stalen. Dit heeft alleen gevolgen
voor de kleur van de tekst. Stel de achtergrondkleur van de tekst NIET in. Deze moet ingesteld
blijven op Geen.
6. Voer de gewenste tekst in met behulp van het toetsenbord of met VDE als u variabele
tekstobjecten of een combinatie van beide wilt invoegen. Controleer of het tekstvak breed
genoeg is om de langste tekenreeks te bevatten die wordt afgedrukt. Houd de tekst beperkt
tot een regel.
Zoals met alle toepassingen van speciale beeldvorming moet u de toepassing testen om te
controleren of het effect voldoet aan de specificaties van het ontwerp en de afdrukprestaties.
GGlloossssMMaarrkk TTeexxtt:: bbeeppeerrkkiinnggeenn eenn vveerreeiisstteenn
Papiervereisten GlossMark Text vereist papier met een glad,
glanzend oppervlak, bijvoorbeeld een gecoat
glanzend papier.
Kleur van GlossMark Text Gebruik een van de SI_GL-kleuren die beschikbaar
zijn in het venster Kleurstalen van InDesign. Wijzig
de naam van de kleurstaal of de kleurwaarden niet.
Dit heeft geen gevolgen voor de kleur die tijdens
het afdrukken wordt gebruikt, maar VDE stuurt de
naam van de kleur naar de printer, waar deze aan
een vooraf gedefinieerde kleurcode wordt
gekoppeld in de VI Compose. Als u wijzigingen
maakt, wordt de desbetreffende kleur ongeldig. Dit
kan leiden tot onvoorspelbare resultaten.
Tekstinhoud Willekeurige fontinhoud. De teksttekenreeks mag
niet te lang worden, aangezien er zich
kleurverschuivingen kunnen voordoen in grote,
effen gebieden.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
415
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
DDee bbeeppeerrkkiinnggeenn ddiiee aalllleeeenn vvaann ttooeeppaassssiinngg zziijjnn oopp GGlloossssMMaarrkk--
ffoonnttss ((vveerrvvaannggeenn))
Grootte van GlossMark Text De fontfamilienaam en het fontstijlkenmerk
moeten worden ingesteld. De puntgrootte voor
InDesign moet gelijk zijn aan het nummer dat
wordt weergegeven in de stijlselectie. Als de
geselecteerde stijl bijvoorbeeld Book-24 is, dan
moet de puntgrootte voor InDesign worden
ingesteld op 24. Doet u dit niet, dan wordt de
GlossMark-tekst onjuist weergegeven in het venster
van InDesign.
Font Alleen de door Xerox geleverde fonttypen SI_
NeueClassic-GL, SI_NeueModern-GL, SI_
NeueSecurity-GL, SI_NeueSign-GL, SI_NeueFixed-
GL en SI_NeueSmall-GL worden ondersteund.
DFE's FFPS en EFI. Vanwege de grote hoeveelheid
gegevens in een GlossMark-font kan het gebruik
van verschillende GlossMark-fonts op één pagina
compressieproblemen veroorzaken.
Kleur Selecteer een van de vooraf gedefinieerde
kleuren van de kleurstaal in het venster Stalen
van InDesign. Beschikbare GlossMark-kleuren zijn
voorzien van het voorvoegsel SI_GL_. Wijzig de
naam van de kleurstaal of de kleurwaarden niet.
Dit heeft geen gevolgen voor de kleur die tijdens
het afdrukken wordt gebruikt, maar VDE stuurt de
naam van de kleur naar de printer, waar deze aan
een vooraf gedefinieerde kleurcode wordt
gekoppeld in de VI Compose. Als u wijzigingen
maakt, wordt de desbetreffende kleur ongeldig. Dit
kan leiden tot onvoorspelbare resultaten.
Schaal Willekeurige vergrotingen/verkleiningen kunnen
moiré-patronen veroorzaken. De kans hierop is erg
groot. Schalen wordt sterk afgeraden.
Rotatie Rotaties die geen veelvoud zijn van 90 graden
kunnen moirépatronen veroorzaken. De kans hierop
is erg groot. Rotatie wordt sterk afgeraden.
FFoonnttttaabbeelllleenn vvoooorr GGlloossssMMaarrkk TTeexxtt
De beschikbare GlossMark Text-fonts en de daaraan gekoppelde letterbeelden staan hier vermeld:
Fontfamilie
Letterbeeld (grootte)
SI_NeueClassic-GL
SI_NeueModern-GL
SI_NeueSecurity-GL
SI_NeueFixed-GL
SI NeueSign-GL
Book (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
Italic (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
Bold (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
BoldItalic (18, 24, 30, 36, 42, 48, 54, 60, 66, 72)
SI NeueSmall-GL Book (6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20)
416
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
GGlloossssMMaarrkk--kklleeuurrssttaalleenn
Selecteer een van de GlossMark-kleuren in het venster Stalen als opvulkleur voor het font dat u
voor GlossMark Text hebt geselecteerd. De beschikbare kleuren voor GlossMark-effecten hebben
het voorvoegsel SI_GL_ en staan in onderstaande tabel aangegeven.
Kleurstalen
SI_GL_Black
SI_GL_Blue
SI_GL_Cyan
SI_GL_Gray
SI GL Green
SI_GL_lightBlue
SI_GL_lightGreen
SI_GL_Magenta
SI_GL_Maroon
SI_GL_Olive
SI_GL_Peach
SI_GL_Red
SI_GL_Yellow
Opmerking: Wijzig de naam of de instellingen van deze kleurdefinities niet. De kleuren in
de lijst geven slechts een idee van het daadwerkelijke kleurenpatroon dat op de printer zal
worden afgedrukt.
DDooccuummeenntteenn oonnttwweerrppeenn mmeett GGlloossssMMaarrkk TTeexxtt
De differentiële glanskenmerken van GlossMark Text maken het moeilijk om GlossMark Text te
reproduceren of elektronisch of fysiek te wijzigen. Indien goed ontworpen, heeft GlossMark Text
ook een esthetische functie, waardoor de toegangskaart er waardevoller uitziet.
GlossMark Text wordt afgedrukt in een constante kleur waarin, gezien vanuit bepaalde hoeken of
met een bepaalde lichtinval, een variabele tekenreeks in de glans van de effen kleur te zien is.
In het onderstaande voorbeeld van de concerttoegangskaart kan het gedeelte met de effen kleur
worden gebruikt voor het plaatsen van variabele gegevens.
In de onderstaande voorbeelden is het gebied van de GlossMark Text vergroot. Als u er gewoon
recht tegen aan kijkt, is er alleen een effen kleur te zien. Daarna ziet u hetzelfde gebied onder een
hoek belicht. Hierdoor wordt de prijs van de toegangskaart zichtbaar.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
417
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Op soortgelijke wijze kan GlossMark Text worden toegepast op waardebonnen, cheques,
diploma's, etc.
418
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Void pantograph (VP)
Void pantograph is een speciaal effect gebaseerd op het tekstpatroon. Dit effect werkt met een
combinatie van achtergrondpatroon en voorgrondtekstpatroon. Het achtergrondpatroon defini-
eert de grootte of frequentie van de pixel voor het achtergrondvlak dat de tekst verbergt. Het voor-
grondtekstpatroon definieert de grootte of frequentie van de pixel voor de tekst die moet worden
verborgen. Dit patroon wordt gedefinieerd met behulp van het achtergrondpatroon en voorgrond-
tekstpatroon SETPAT die worden ingesteld met waarden in het commando SETPAT.
VVooiidd ppaannttooggrraapphh ((VVPP)) mmaakkeenn
VP-staal (Void pantograph) maken:
1. Select het menu Nieuw staal VDE-vectorpatroon in het venster Stalen.
2. Voer een betekenisvolle naam voor de void pantograph, bijvoorbeeld Void_Pantograph_1.
3. Selecteer het keuzerondje Void pantograph.
4. Geef een geldige frequentie voor tekstpixels en achtergrondpixels op.
5. Selecteer de juiste waarden voor kleur 1 en kleur 2.
6. Geef ook geldige waarden voor de overige entiteiten op.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
419
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
7. Klik op de toets OK .
8. Klik op OK om een nieuw staal te maken.
420
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
EEeenn vvooiidd ppaannttooggrraapphh ((VVDD)) ttooeeppaasssseenn oopp eeeenn kkaaddeerr
1. Creëer een tekstkader. Plaats variabele of statische tekst op een willekeurige plek in het
tekstkader.
2. Selecteer een tekstkader om het vectorpatroon toe te passen. Klik op Staal om het staal op
het tekstkader toe te passen .
VVeeccttoorrppaattrroooonnoonnttwweerrpp mmeett bbeehhuullpp vvaann VVDDEE
Vectorpatroon kan worden ontworpen met behulp van VI Design Express. Er zijn vier types
vectorpatronen:
1. GlossMark
2. Correlatielaag
3. Correlatie met 2 lagen
4. Void pantograph (VP)
Met behulp van een van deze drie types kunt u een vectorpatroon in het document aanmaken.
Volg de onderstaande stappen om vectorpatroon op het document toe te passen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
421
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
1. Open de kleurstalen en klik in het menu op Nieuwe VDE GL/CR-vectorpatroonstaal….
2. Klik op het menu. Het dialoogvenster Nieuwe VDE GL/CR-vectorpatroonstaal verschijnt.
422
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
3. Vul de benodigde informatie voor het vectorpatroon in.
Opmerking: Door het variëren van de horizontale en verticale aanpassingen, de rotatie
en de horizontale en verticale schaal, is het mogelijk om aangepaste correlatie-effecten
te maken die alleen werken met de bijbehorende sleuteltransparant met behulp van
dezelfde parameters.
Als u een aangepaste gecodeerde transparant wilt maken, maakt u een kopie van het bestand
VDE\xgf\demo\SI_VP_Correlation_key.nm, bewerkt u het met behulp van een
tekstbewerker of VI Design Pro, en drukt u het af of maakt u een pagina met behulp van VI
Design Express met een vak gevuld met een enkel correlatiepatroon. Kies Color1=None en
Color2=Black.
Naam: Geef een unieke staalnaam aan de nieuwe staal die u aanmaakt
Vectorpatroontype: Selecteer het type vectorpatroon dat u uit de radiotoets wilt aanmaken
(glanzend, correlatie, correlatie (2 lagen))
Kleur 1: Kleur 1 duidt de hatchachtergrondkleur aan voor het vectorpatroon dat moet worden
toegepast
Kleur 2: Kleur 2 duidt de hatchlijnkleur aan die voor het vectorpatroon moet worden
toegepast
Kleur 3: Kleur 3 wordt alleen ingeschakeld voor correlatie (2 lagen). Dit geeft de tweede
hatchlijnkleur voor de tweede laag van het vectorpatroon aan.
Afleiding: Voegt een afleidingspatroon aan het vectorpatroon toe. De waarden van het
afleidingspatroon zijn geen, licht of zwaar.
Lijnbreedte: Dit stelt de lijnbreedte van de hatchlijnen in het vectorpatroon in.
Frequentie tekstpixel: Hiermee definieert u de frequentie en de grootte van de pixel voor de
tekst die moet worden verborgen.
Frequentie achtergrondpixel: Hiermee definieert u de frequentie en de grootte van de pixel
voor het achtergrondvlak dat de tekst verbergt.
Horizontale aanpassing: Hiermee past u de vectorpatroonlijnen horizontaal aan.
Verticale aanpassing: Hiermee past u de vectorpatroonlijnen verticaal aan.
Rotatie: Hiermee roteren de hatchlijnen naar het gegeven aantal graden
Horizontale schaal: Hiermee worden de hatchlijnen van het vectorpatroon horizontaal
geschaald
Verticale schaal: Hiermee worden de hatchlijnen van het vectorpatroon verticaal geschaald
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
423
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
424
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
4. Klik op OK. Er wordt nu een nieuwe staal in de staallijst gemaakt met SI_VP_<opgegeven
naam>.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
425
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
5. Plaats nu een tekstkader en een tekst in het midden van het kader met variabele of statische
tekst.
Voor correlatie met 2 lagen:
Stap 5a: Plaats een ander tekstkader met andere tekst erin voor de tweede laag. Dit
tekstkader moet dezelfde grootte hebben als het tekstkader van de eerste laag en ze moeten
correct bovenop elkaar worden geplaatst.
426
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
6. Selecteer nu het tekstkader waarop het vectorpatroon moet worden toegepast en pas de
staal toe door erop te klikken (SI_VP_<gegeven naam>)
GlossMark:
Correlation:
Voor correlatie met 2 lagen:
Stap 6a: Selecteer beide tekstkaders samen en pas dan de staal SI_VP_CR2 toe
7. Als het ontwerp is voltooid, kunnen we het document als vpc exporteren en afdrukken om het
effect te verifiëren.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
427
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Effecten van speciale beeldvorming toepassen
op zwart/wit TIFF-beelden
U kunt effecten van speciale beeldvorming, zoals VP/GL, VP/CR, UV, IR en Artistiek zwart, toepas-
sen op zwart/wit TIFF-beelden.
Om effecten van speciale beeldvorming toe te assen op zwart/wit TIFF-beelden, selecteert u een
optie:
Maak een InDesign-document met een tiff-beeld in twee kaders
Maak een SI_VP_GlossMark-staalpatroon zonder afleidingspatroon, zoals hierboven beschre-
ven in Vectorpatroonontwerp met behulp van VDE
Maak een SI_VP_CRMark-staalpatroon zonder afleidingspatroon. Voor meer informatie raad-
pleegt u Vectorpatroonontwerp met behulp van VDE
Pas SI_VP_GlossMark toe op eerste tiff-beeld
Pas SI_VP_CRMark toe op tweede tiff-beeld
Exporteer als VPC en druk af om het effect te controleren.
Opmerking: Speciale beeldvormingseffecten kunnen alleen worden toegepast op zwart/wit
TIFF-beelden en kunnen niet worden toegepast op TIFF-beelden met grijstinten of kleuren.
428
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Infrarode kleur
Met infrarode tekst, beschikbaar op FFPS- en EFI-vierkleurenprinters alleen van Xerox, kunt u varia-
bele tekenreeksen zo afdrukken dat deze in normaal licht niet zichtbaar zijn. Deze kunnen echter
wel worden bekeken bij infrarood licht. Vooraf gedefinieerde kleurcodes voor infrarood vindt u in
de tabel aan het einde van dit gedeelte.
IInnffrraarrooddee kklleeuurrssttaalleenn
Infrarode effecten zijn beschikbaar als één-laageffect en als twee-lageneffect. Bij een enkele laag
wordt een teksttekenreeks onder een effen kleur verborgen, terwijl bij een infrarood effect met
twee lagen een teksttekenreeks wordt verborgen onder een kleur waarop extra tekst is afgedrukt.
Wanneer u een infrarode lichtbron gebruikt om de effecten te bekijken, verdwijnen de bovenste
laag met tekst of de tweede laag en het gekleurde gebied dat de verborgen tekst bedekt, zodat de
onderste laag met tekst te voorschijn komt. U moet de tekstkleuren en opvulkleuren selecteren uit
de SI_Color-kleurstalen voor infrarood afdrukken.
Er wordt ook een stalenbibliotheek met infraroodkleuren voor speciale beeldvorming geïnstalleerd
als bij installatie de optie Speciale beeldvorming of Compleet is geselecteerd. Kleuren uit deze
bibliotheek moeten worden toegevoegd aan het venster Stalen in InDesign. Raadpleeg Kleurstaal
voor speciale beeldvorming gebruiken .
In de onderstaande tabel ziet u de SI_IR_-kleuren die beschikbaar zijn voor infrarood afdrukken
met één laag en met twee lagen.
Kleurstalen waarvoor geen speciaal
kleurbeheer vereist is.
SI_IR_2L_BLUEPURPLE1 SI_IR_2L_PALEBLUE1 SI_IR_LAWNGREEN1
SI_IR_2L_DARKPINK1 SI_IR_2L_PURPLE1 SI_IR_LIGHTPURPLE1
SI_IR_2L_GRAYBROWN1 SI_IR_ARGYLEPINK1 SI_IR_
MALLARDGREEN1
SI_IR_2L_GREENYELLOW1 SI_IR_BLACKSLATE1 SI_IR_MAROON2
SI_IR_2L_LIGHTBROWN1 SI_IR_BRONZEGREEN1 SI_IR_MAZARINE1
SI_IR_2L_LIGHTCYAN1 SI_IR_CINNABAR1 SI_IR_OLIVE21
SI_IR_2L_LIGHTGRAY1 SI_IR_
COCONUTSHELL1
SI_IR_ORANGERED1
SI_IR_2L_LIGHTGRAY2 SI_IR_CORDOVAN1 SI_IR_ORANGERED2
SI_IR_2L_LIGHTGREEN1 SI_IR_CRIMSON1 SI_IR_RASPERBERRY1
SI_IR_2L_LIGHTMAGENTA1 SI_IR_DARKGREEN2 SI_IR_RED1
SI_IR_2L_LIGHTOLIVE1 SI_IR_DARKPURPLE1 SI_IR_
RHODODENDRON1
SI_IR_2L_LIGHTPURPLE1 SI_IR_EVERGREEN1 SI_IR_ROSEPINK1
SI_IR_2L_LIGHTPURPLE2 SI_IR_GOLDENROD1 SI_IR_ROSEVIOLET1
SI_IR_2L_LIGHTRED1 SI_IR_GRAPEJUICE1 SI_IR_SNORKELBLUE1
SI_IR_2L_LIGHTYELLOW1 SI_IR_JASMINEGREEN1 SI_IR_VIOLETKNIT1
SI IR 2L ORANGE1 SI IR KNIT1
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
429
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Kleurstalen waarvoor kleurbeheerinstellingen van
“Direct CMYK” vereist zijn
SI_IR_BLUE1 SI_IR_DP_
FIREBRICK1
SI_IR_DP_
SUBLIME1
SI_IR_DARKBLUE1 SI_IR_DP_
FIREBRICK2
SI_IR_DP_
SUBLIME2
SI_IR_DARKGREEN1 SI_IR_DP_
LIGHTORANGE1
SI_IR_DP_
PURPLE1
SI_IR_DARKOLIVE1 SI_IR_DP_
LIGHTORANGE2
SI_IR_DP_
PURPLE2
SI_IR_DEEPBLUE1 SI_IR_DP_PINK1 SI_IR_DP_
CYAN1
SI_IR_DEEPTEAL1 SI_IR_DP_PINK2 SI_IR_DP_
CYAN2
SI_IR_DP_LIGHTYELLOW1 SI_IR_DP_ORANGE1
SI_IR_DP_LIGHTYELLOW2 SI_IR_DP_ORANGE2
SI_IR_DP_YELLOW1 SI_IR_DP_MAGENTA1
SI IR DP YELLOW2 SI IR DP MAGENTA2
Infrarode kleurselecties voor een enkele laag als opvulkleur voor het
tekstkader:
SI_IR_2L_BLUEPURPLE1 SI_IR_2L_
PALEBLUE1
SI_IR_2L_DARKPINK1 SI_IR_2L_PURPLE1
SI_IR_2L_GRAYBROWN1 SI_IR_ARGYLEPINK1
SI_IR_2L_GREENYELLOW1 SI_IR_BLACKSLATE1
SI_IR_2L_LIGHTBROWN1 SI_IR_
BRONZEGREEN1
SI_IR_2L_LIGHTCYAN1 SI_IR_CINNABAR1
SI_IR_2L_LIGHTGRAY1 SI_IR_
COCONUTSHELL1
SI_IR_2L_LIGHTGRAY2 SI_IR_CORDOVAN1
SI_IR_2L_LIGHTGREEN1 SI_IR_CRIMSON1
SI_IR_2L_LIGHTMAGENTA1 SI_IR_DARKGREEN2
SI_IR_2L_LIGHTOLIVE1 SI_IR_
DARKPURPLE1
SI_IR_2L_LIGHTPURPLE1 SI_IR_EVERGREEN1
SI_IR_2L_LIGHTPURPLE2 SI_IR_GOLDENROD1
SI_IR_2L_LIGHTRED1 SI_IR_GRAPEJUICE1
430
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Infrarode kleurselecties voor een enkele laag als opvulkleur voor het
tekstkader:
SI_IR_2L_LIGHTYELLOW1 SI_IR_
JASMINEGREEN1
SI IR 2L ORANGE1 SI IR KNIT1
Infrarode kleurselecties voor twee lagen (opvulkleur voor het
tekstkader):
SI_IR_2L_BLUEPURPLE1 SI_IR_2L_
LIGHTBROWN1
SI_IR_2L_DARKPINK1 SI_IR_2L_
LIGHTGRAY1
SI_IR_2L_GRAYBROWN1 SI_IR_2L_
LIGHTOLIVE1
SI_IR_2L_GREENYELLOW1 SI_IR_2L_PURPLE1
SI_IR_2L_LIGHTCYAN1 SI_IR_2L_
LIGHTRED1
SI_IR_2L_LIGHTGRAY21 SI_IR_2L_
LIGHTYELLOW1
SI_IR_2L_LIGHTGREEN1 SI_IR_2L_ORANGE1
SI_IR_2L_LIGHTMAGENTA1 SI_IR_2L_
PALEBLUE1
SI IR 2L LIGHTPURPLE21 SI IR 2L
LIGHTPURPLE1
Tekstkleur met twee lagen IR zichtbaar:
SI_IR_Black
SI_IR_Blue
SI_IR_Green
SI_IR_Red
Opmerking: Wijzig de naam of de instellingen van deze kleurdefinities niet. De kleuren in
de lijst geven slechts een idee van het daadwerkelijke kleurenpatroon dat op de printer zal
worden afgedrukt
DDooccuummeenntteenn oonnttwweerrppeenn mmeett iinnffrraarrooddee kklleeuurr
De methode waarmee de infrarode kleurentoepassing wordt gemaakt en gerenderd, maakt het
moeilijk om deze elektronisch of fysiek te reproduceren of te wijzigen. En als de toepassing goed is
ontworpen, hebben gebruikers er geen idee van dat er informatie in gestructureerde
kleurenpatronen in het document besloten ligt. Een ander voordeel van infrarode kleuren is dat de
verborgen gegevens ontcijferd kunnen worden met een standaard webcam die over infrarood licht
voor nachtzicht beschikt. Er zijn veel goedkope webcams die het voorwerp met infrarood licht
beschijnen, het licht dat wordt gereflecteerd opvangen en de RAW opgenomen video digitaal
omzetten in een videobestand met grijstinten dat op een computer bekeken kan worden.
Infrarode kleuren worden gebruikt om een teksttekenreeks zo in een gestructureerd
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
431
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
kleurenpatroon te plaatsen dat de tekst in normaal licht niet te zien is en alleen zichtbaar is in
infrarood licht. Deze technologie lijkt op de FluorescentMark-kleurentechnologie. Het grootste
verschil is dat er infrarood licht in plaats van UV-licht wordt vereist om de verborgen tekst te
onthullen.
In een infrarood kleurentoepassing van twee lagen kan er door middel van overdruk een extra
laag met gegevens op de infrarode tekst worden geplaatst. Voor de overgedrukte tekst worden
effen kleuren gebruikt; de tekst is zichtbaar bij normaal licht maar verdwijnt in infrarood licht. Dan
komt de onderliggende infrarode tekst te voorschijn. Dit heeft het voordeel dat u nog een set
variabele gegevens kunt toevoegen, die ook als extra afleiding dient om de infrarode gegevens te
verbergen.
In een infrarode kleurentoepassing met twee lagen kan de ontwerper nog een variabele
teksttekenreeks toevoegen als overdruk. In de onderstaande voorbeelden ziet u een
toegangskaart voor een autorace waar het controlenummer voor het nummer van de
toegangskaart met infrarode kleuren is gecodeerd. De variabele tekst die niet fraudegevoelig is, in
dit voorbeeld de sectie, rij en stoelnummers, wordt afgedrukt als overdruk met effen gekleurde
tekst. Bij normaal licht is alleen de overdruktekst zichtbaar. Bij infrarood licht is de overdruktekst
niet meer zichtbaar en komt de met infrarode kleur gecodeerde tekst te voorschijn.
Houd er rekening mee dat Tekst het enige type object is dat met infrarode kleuren kan worden
gebruikt. Er kunnen andere toepassingen zijn, zoals het invoegen van grafische afbeeldingen of
logo's. Zolang de juiste kleurenset wordt gebruikt, kunnen alle soorten gegevens als infrarode
kleur worden ingesloten.
IInnffrraarroooodd eeffffeecctt mmeett eeeenn eennkkeellee llaaaagg mmaakkeenn
Het infrarood effect met een enkele laag maken:
1. Zorg dat de SI_IR-kleuren die u nodig hebt voor de toepassing in het venster Stalen zijn
geladen. Voor een beschrijving van deze procedure raadpleegt u Kleurstaal voor speciale
beeldvorming gebruiken .
2. Teken een tekstvak met het formaat van het effect dat u gaat maken. Als u bijvoorbeeld wilt
dat het infrarood effect een ½ inch breed en 3 inch lang wordt, moet u zorgen dat het
tekstvak een ½ inch breed en 3 inch lang wordt. Dit zijn de afmetingen van de achtergrond
van het infrarood effect.
3. Selecteer het tekstvak. Open het venster Stalen en selecteer de SI_IR-kleurnaam . Gebruik
geen SI_IR_2L_kleurnaam.
4. Selecteer het tekstgereedschap .
5. Selecteer een van de beschikbare OTF- of TTF-fonts van InDesign. Gebruik GEEN font voor
speciale beeldvorming. DFont-indelingen worden niet ondersteund in VDE. Stel de fontgrootte
in.
432
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
6. Selecteer Papier als de kleur van de tekst in het venster Stalen. U moet de kleur Papier als
tekstkleur selecteren. Als u een willekeurige andere kleur kiest, wordt dit effect niet goed
afgedrukt op de printer.
7. Gebruik de uitlijnopties van InDesign om de tekst horizontaal en verticaal in het tekstkader
te centreren.
8. Voer de tekst in met het toetsenbord of VDE om variabele tekstobjecten in te voegen.
IInnffrraarroooodd eeffffeecctt mmeett ttwweeee llaaggeenn mmaakkeenn
Het infrarood effect met twee lagen maken:
1. Zorg dat de SI_IR_2L-kleurnamen die u nodig hebt voor de toepassing in het venster Stalen
zijn geladen. Voor een beschrijving van deze procedure raadpleegt u Kleurstaal voor speciale
beeldvorming gebruiken .
2. Teken een tekstvak met het formaat van het effect dat u gaat maken. Als u bijvoorbeeld wilt
dat het infrarood effect een ½ inch breed en 3 inch lang wordt, moet u zorgen dat het
tekstvak een ½ inch breed en 3 inch lang wordt. Dit zijn de afmetingen van de achtergrond
van het infrarood effect.
3. Selecteer het tekstvak. Open het venster Stalen en selecteer de SI_IR_L2-kleurnaam .
Gebruik geen SI_IR_kleurnaam. Dit is een speciale infrarode kleur die in interactie is met een
zichtbare laag tekst die in de onderstaande stap 9 is toegevoegd.
4. Selecteer het tekstgereedschap .
5. Selecteer een van de beschikbare OTF- of TTF-fonts van InDesign. Gebruik GEEN font voor
speciale beeldvorming. DFont-indelingen worden niet ondersteund in VDE. Stel de fontgrootte
in.
6. Selecteer Papier als de kleur van de tekst in het venster Stalen. U moet de kleur Papier als
tekstkleur selecteren. Als u een willekeurige andere kleur kiest, wordt dit effect niet goed
afgedrukt op de printer.
7. Gebruik de uitlijnopties van InDesign om de tekst horizontaal en verticaal in het tekstkader
te centreren.
8. Voer de tekst in met het toetsenbord of VDE om variabele tekstobjecten in te voegen.
9. Maak vervolgens de tekst die in de bovenste tekstlaag te zien zal zijn.
10. Maak nog een tekstkader met dezelfde afmetingen als het tekstkader dat u in stap 2 hebt
gemaakt. Gebruik dezelfde coördinaten, aangezien dit vak boven op het eerste tekstvak komt
te liggen. Gebruik geen opvulling voor dit tekstkader.
11. Selecteer een van de beschikbare OTF- of TTF-fonts van InDesign. Gebruik GEEN font voor
speciale beeldvorming. DFont-indelingen worden niet ondersteund in VDE. Stel de fontgrootte
in.
12. Selecteer een fontkleur in het venster Kleurstalen. U moet een van deze vier kleuren
selecteren: SI_IR_Black, SI_IR_Blue, SI_IR_Red of SI_IR_Green. Het selecteren van een
willekeurige andere kleur geeft geen goede resultaten op de printer.
13. Gebruik InDesign om de twee tekstkaderobjecten te groeperen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
433
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
MicroText-font
MicroText-fonts kunnen worden gebruikt op Xerox-FFPS en EFI-apparaten. Niet ondersteund op
Highlight Color. MicroText verwijst naar het afdrukken van teksttekenreeksen met een puntgrootte
van minder dan 1. Informatie in een reeks wordt meestal herhaald, om te voorkomen dat tekens
niet meer leesbaar zijn als gevolg van vezels in het papier. Dankzij de toepassing Gegevenstrans-
formatie herhalen in VDE kan een tekstreeks eenvoudig worden herhaald.
VDE installeert een set van acht microfonts als het pakket voor speciale beeldvorming tijdens het
installatieproces wordt geselecteerd. Deze fonts verschijnen in de vervolgkeuzelijst met fonts van
InDesign. Deze fonts worden alleen gebruikt om een idee te geven van het formaat en de kleur
van het MicroText-effect. Als u MicroText wilt afdrukken, download dan de fonts of neem contact
op met uw Xerox-vertegenwoordiger. Zie Fonts voor speciale beeldvorming en streepjescodes
downloaden voor meer informatie over downloads.
Er wordt ook een stalenbibliotheek met MicroText-kleuren voor Speciale beeldvorming geïnstal-
leerd in de map InDesign Fonts als de optie Speciale beeldvorming of Compleet is geselecteerd tij-
dens de installatie. Kleuren uit deze bibliotheek moeten worden toegevoegd aan het venster
Stalen in InDesign. Raadpleeg Kleurstaal voor speciale beeldvorming gebruiken .
HHeett eeffffeecctt ggeebbrruuiikkeenn
Het effect gebruiken:
1. Nadat u de MicroText-kleuren voor Speciale beeldvorming in het venster Stalen in InDesign
hebt opgenomen, kunt u een ervan selecteren als uw fontkleur.
2. Selecteer het tekstgereedschap en selecteer vervolgens de fontfamilienaam SI_Micro uit
de vervolgkeuzelijst met fonts. Selecteer vervolgens de fontstijl. De beschikbare opties zijn f6,
f6-5, f7, f9, f6-5-Bold, f6-Bold, f7-Bold en f9-Bold.
3. Stel vervolgens de optie voor fontgrootte in InDesign op 1 punt in. Selecteer geen andere
fontkenmerken, zodat deze worden genegeerd. Als u de tekst op het scherm wilt kunnen
bekijken, moet u een grotere puntgrootte selecteren, bijvoorbeeld 10 punten. Zo kunt u
controleren of de juiste tekst in de toepassing wordt geplaatst. De tekstgrootte moet echter
weer op 1 punt worden ingesteld voordat de toepassing wordt opgeslagen en geëxporteerd.
Als u dit niet doet, kan dit leiden tot onvoorspelbare resultaten.
Opmerking: Indien nodig, kunt u ook het beeld van het document vergroten om de
MicroText te kunnen zien.
4. Teken een tekstvak .
5. Plaats het tekstinvoegpunt in dit vak.
6. Voer de gewenste tekst in. Dit kan onder andere statische tekst zijn of variabele tekst die via
VDE wordt ingevoegd. De MicroText-tekenreeks wordt meestal verscheidene keren herhaald
op een regel.
Opmerking: De functie Gegevenstransformatie herhalen kan worden gebruikt om
tekstreeksen X keer te herhalen. Dit kan handig zijn als u een MicroText-reeks wilt herhalen.
MicroText moet op zacht afdrukmateriaal worden afgedrukt. Als het papier te veel vezels
bevat kunnen sommige microtekens onleesbaar worden. Daarom wordt de herhaling van
tekstitems aanbevolen. Zoals met alle toepassingen van speciale beeldvorming moet u de
toepassing testen om te controleren of het effect voldoet aan de specificaties van het
ontwerp en de afdrukprestaties.
434
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
MMiiccrrooTTeexxtt--ffoonntt:: bbeeppeerrkkiinnggeenn eenn vveerreeiisstteenn
Papiervereisten Er komen meer fouten voor bij ruwe papiersoorten.
De papierproducten van de serie Xerox Digital
Color Elite Gloss worden aanbevolen.
Tekstkleur Alle effen kleuren kunnen als fontkleur worden
geselecteerd. Zwart, cyaan, magenta en geel
worden aanbevolen. Zwart is de enige kleur die op
Highlight Color-apparaten wordt ondersteund.
Tekstinhoud De tekst moet worden herhaald of op zichzelf
staan. Tekst met MicroText-font kan niet eenmalig
worden gebruikt voor een op zichzelf staan item,
zoals een kentekenplaat of creditcardnummers.
Door informatie te herhalen, wordt de leesbaarheid
van de tekst verhoogd.
Tekstgrootte De tekstgrootte van het document moet op 1 punt
worden ingesteld, ongeacht de grootte van het
geselecteerde MicroText-font.
Font Hoofdletters, beperkte tekenset. Bevat alleen deze
tekens, kleine letters zijn omgezet in hoofdletters
voor afdrukdoeleinden: A tot en met Z, 0 tot en met
9, ! @ # $ % & * ( ) - _ = + [ ] ; : ' , . ? / ¥ en
Cyrillische tekens.
Fontgrootte MOET worden ingesteld op 1 punt. Er mogen geen
andere kenmerken zoals vet of schuingedrukt
worden ingesteld. Als u dit niet doet, kan dit leiden
tot onvoorspelbare resultaten.
DFE's FFPS en EFI. Als een tekst met MicroText-font veel
gegevens bevat, kan dit ertoe leiden dat de DFE
trager gaat werken.
Schaal Door schaalwijzigingen wordt het font vernietigd.
Schalen wordt sterk afgeraden.
Rotatie Bij alle rotaties die geen veelvoud zijn van 90
graden is de kans groot dat het font wordt
vernietigd. Rotatie wordt sterk afgeraden.
Teksttoepassingen die gebruik maken van MicroText-font worden in VIPP
®
geïmplementeerd met
een PostScript-font. Dit font kan niet groter of kleiner worden gemaakt. Verschillende grootten
worden gemaakt door verschillende fonts te gebruiken. Het font kan ook niet worden geroteerd,
behalve met hele veelvouden van 90 graden. Het MicroText-font ondersteunt de meest gangbare
tekenset, maar is beperkt tot het gebruik van hoofdletters, cijfers en een paar symbolen. Speciale
tekens, zoals ß, Ä, §, ©, Æ en soortgelijke tekens, zijn niet in de set opgenomen. Letters worden
voor afdrukdoeleinden omgezet in hoofdletters.
De hoge resolutie van MicroText-fonttoepassingen wordt direct beïnvloed door de papierkwaliteit
of coating, zoals u hieronder kunt zien.
Het is belangrijk te weten dat in een MicroText-fonttoepassing niet alle tekens overal afzonderlijk
leesbaar zien (zie S in het eerste ENSEMBLE) en dat op zichzelf staande tekst, kentekens,
legitimatiebewijzen etc. herhaald moet worden.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
435
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
MMiiccrrooTTeexxtt ffoonnttttaabbeell
De beschikbare MicroText-fonts zijn:
Fontnamen
Fontstijl
SI micro f6, f6-Bold, f6-5, f6-5-Bold, f7, f7-Bold, f9, f9-Bold
DDooccuummeenntteenn oonnttwweerrppeenn mmeett MMiiccrrooTTeexxtt--ffoonnttss
Met MicroText-fonttekst drukt u variabele gegevenstekenreeksen af met fontgrootten van minder
dan 1 punt. De grootte van de MicroText-fonts maakt het moeilijk om deze elektronisch of fysiek
te reproduceren of te wijzigen. En als de toepassing goed is ontworpen, hebben gebruikers geen
idee dat er nog meer informatie in het document besloten ligt. U kunt een gewoon vergrootglas
gebruiken om het MicroText-font zichtbaar te maken.
In het onderstaande voorbeeld van de concerttoegangskaart ziet u dat er verschillende unieke
tekenreeksen bestaande uit tekst en symbolen op de kaart staan. U kunt MicroText-font gebruiken
om deze unieke controlenummers op een onopvallende manier te herhalen. Een manier is om de
regels van het toegangskaartontwerp te vervangen of uit te breiden met deze variabele gegevens.
Het is belangrijk om te weten dat bij het conventionele afdrukken van MicroText een vaste
tekenreeks onderdeel kan uitmaken van het ontwerp. Met VIPP
®
MicroText-fonts kunt u echter het
afdrukken met MicroText naar wens aanpassen via de unieke kaartcontrolenummers.
Hieronder is een gedeelte van de toegangskaart vergroot, zodat u het MicroText-font op de kaart
kunt zien:
Hieronder is een andere regel van de toegangskaart vergroot, zodat u een ander gedeelte van het
nummer van de toegangskaart kunt zien dat in MicroText-font is afgedrukt.
U kunt MicroText-font gebruiken voor het afdrukken van waardebonnen, cheques, diploma's, etc.
436
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
CR-sleutel genereren voor Correlation Mark-
effect voor speciale beeldvorming
Met de CorrelationMark-functie drukt u variabele tekenreeksen af die alleen zichtbaar zijn wan-
neer er een gecodeerde transparant overheen wordt gelegd. Zorg dat u de sleutel (afgedrukt op
een transparant) doorgeeft aan alle eindgebruikers die de gegevens moeten lezen. In de volgende
stappen staat beschreven hoe u de sleutel voor de VDE CorrelationMark kunt maken.
CCRR--sslleeuutteell ggeenneerreerreenn
CR-sleutelstaal genereren:
1. Select het menu Nieuw staal VDE-vectorpatroon in het venster Stalen.
In de bestaande gebruikersinterface Nieuw staal VDE GL/CR Vector-patroon is een nieuw
selectievakje met de naam CR-sleutel genereren toegevoegd. Deze wordt alleen
ingeschakeld als de geselecteerde stalen van het type Correlatie (1 laag) of Correlatie (2
lagen) zijn.
2. Voer een betekenisvolle naam voor het correlatiestaal, bijvoorbeeld Correlatie_1.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
437
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
3. Selecteer het keuzerondje Correlatie (1 laag).
4. Geef geldige waarden voor alle entiteiten op.
5. Schakel het selectievakje CR-sleutel genereren in.
438
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
6. Klik op de toets OK.
Als de gebruiker het selectievakje CR-sleutel genereren inschakelt en op OK klikt, wordt de
bijbehorende sleutel gegenereerd.
Door het selecteren van staalopties voor een staalsleutel, bijvoorbeeld SI_VP_Correlation_1_
KEY, worden alle entiteiten uitgeschakeld zoals hieronder aangegeven:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
439
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Opmerking: Als een waarde in het correlatiestaal wordt bewerkt, wordt de
bijbehorende CR-sleutel ook automatisch bijgewerkt.
EEeenn sslleeuutteellssttaaaall ttooeeppaasssseenn oopp eeeenn kkaaddeerr
U kunt een sleutelstaal toepassen op een kader, zoals aangegeven in de volgende figuur.
De sleutelstaal verschijnt in zwart/wit, en de naam van de sleutelstaal verschijnt als voorbeeld.
440
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
CCRR--sslleeuutteell vveerrwwiijjddeerreenn
Klik in het venster Stalen op het correlatiestaal en selecteer vervolgens Staalopties… .
Als het selectievakje CR-sleutel genereren niet is ingeschakeld, klikt u op OK . De
corresponderende CR-sleutel wordt verwijderd.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
441
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
EEeenn ddooccuummeenntt oonnttwweerrppeenn mmeett ssppeecciiaallee
bbeeeellddvvoorrmmiinnggsseeffffeecctt eenn sslleeuutteell
De CR-sleutels worden doorgaans op een transparante vel afgedrukt, terwijl de opdracht op ander
papier wordt afgedrukt. Bij het ontwerp van een document kunt u zowel het speciale
beeldvormingseffect of correlatie als de CR-sleutel van het document toepassen. Bij het
exporteren van het document worden twee PDF-bestanden of twee VPC-bestanden gegenereerd.
Het ontwerp en de sleutel in hetzelfde document maken:
Na de eerste pagina van het document kunt u meerdere pagina's toevoegen, zoals aangegeven in
de volgende figuur:
442
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
In het volgende voorbeeld wordt een sleutelstaal toegevoegd aan de tweede pagina:
In het exportvenster van de VPC of PDF is een nieuw selectievakje toegevoegd met de naam CR-
sleutelbestand genereren, waar u een voorbeeld van het document kunt bekijken en de begin-
en eindpagina kunt instellen. De eindpagina is de pagina waar de CR-sleutel is ontworpen in het
ontwerpdocument, waarmee twee verschillende bestanden worden gegenereerd, een voor de
sleutel en een voor het speciale beeldvormingseffect. Zodoende kunt u met de CR-sleutel zowel
een speciaal beeldvormingseffect als een sleutel ontwerpen in hetzelfde document, zoals
aangegeven in de volgende figuur:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
443
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Als het document een sleutelstaal heeft die op het kader wordt toegepast, wordt het selectievakje
CR-sleutelbestand genereren ingeschakeld in het exportvenster voor zowel VPC als PDF.
Klik op OK . Er worden twee VPC-bestanden of twee PDF-bestanden gegenereerd: een voor het
speciale beeldvormingseffect en een voor de sleutel.
Opmerking: U kunt het speciale beeldvormingseffect en de sleutel niet op dezelfde pagina
ontwerpen.
444
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Effecten van speciale beeldvorming gebruiken
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
445
16
Hints en tips
Dit hoofdstuk bevat:
Aan de slag ........................................................................................................................ 446
Werken met Blanco variabele regels onderdrukken.............................................................. 449
Gegevenstransformaties gebruiken om problemen met letters/hoofdletters op te lossen..... 451
Gegevenstransformaties gebruiken om databasevelden te splitsen ..................................... 454
Gegevenstransformaties gebruiken om twee tekenreeksen samen te voegen ...................... 457
Gegevenstransformatie gebruiken voor de opmaak van numerieke gegevens...................... 459
Een regel maken voor het invoegen van tekst ..................................................................... 461
Regels gebruiken om de zichtbaarheid van lagen in- en uit te schakelen ............................. 463
Speciale beeldvorming toevoegen ...................................................................................... 478
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verschillende VDE-functies kunt gebruiken. Dit hoofd-
stuk is een zelfstudiecursus waarin u kunt lezen hoe u een eenvoudig identiteitsbewijs kunt maken
met InDesign VDE. In ieder gedeelte:
wordt een functie beschreven,
kunt u zien hoe u de functie voor een document kunt gebruiken,
kunt u een nieuwe VDE-functie aan het documentontwerp toevoegen.
Voordat u het InDesign VDE-document maakt, moet u het bestand met voorbeeldgegevens en de
andere middelen ophalen die u nodig hebt voor het document dat hier wordt beschreven. Ga om
de informatie na te kijken naar het VDE-installatiebestand (.zip of .dmg) en kopieer de map VPPE-
xample naar het bureaublad van uw computer. Deze map bevat het gegevensbestand VPPExam-
ple.csv en alle andere middelen die worden gebruikt in de voorbeelden die in dit hoofdstuk worden
beschreven.
Hieronder ziet u een voorbeeld van de eerste paar records uit VPPExample.csv. Alle voorbeelden in
dit hoofdstukken gebruiken dit databasebestand. Het bestand is hieronder gereproduceerd.
Opmerking: U kunt de video's Hoe kan ik... downloaden vanaf de pagina www.xerox.com
/support; zoek VIPP en selecteer Video . Video's kunnen worden gebruikt om te leren hoe
een bepaalde functie werkt, bijvoorbeeld de video's over Xerox Speciale inkt. U kunt in
plaats daarvan ook het gedeelte Hints en tips doorlopen. Hierin vindt u hetzelfde overzicht
als in dit hoofdstuk.
Aan de slag
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het InDesign-bestand moet maken dat in de voorbeelden
van dit hoofdstuk wordt gebruikt.
Werken met Blanco variabele regels onderdrukken
Gegevenstransformaties gebruiken om problemen met letters/hoofdletters op te lossen
Gegevenstransformaties gebruiken om databasevelden te splitsen
Gegevenstransformaties gebruiken om twee tekenreeksen samen te voegen
Gegevenstransformatie gebruiken voor de opmaak van numerieke gegevens
Regels maken voor het invoegen van tekst
1. Open InDesign.
2. Maak een nieuw document.
a. Selecteer Bestand Nieuw Document .
b. Stel het paginaformaat in op Aangepast en wijzig de breedte in 89 mm en de hoogte
in 63,5 mm.
c. Stel de marges in op 0 mm.
d. Selecteer OK .
3. Plaats een aantal statische elementen in het document.
a. Teken een vak voor een grafische afbeelding (ongeveer 76 mm lang, % mm hoog) en
plaats dit linksboven in het document.
b. Ga naar Bestand Plaatsen en blader naar de map VPPExample.
c. Selecteer het bestand GlobalStorage_logo-final.jpg .
d. Pas het kader zo aan dat het overeenkomt met de daadwerkelijke afmetingen van het
beeld.
4. Teken een zwart vak van 25,5 mm² en plaats het ongeveer % mm van de linker en de
onderste rand van het document. Vul het vierkante vak met de kleur Zwart uit het venster
Stalen.
5. Plaats wat statische tekst.
a. Teken een tekstvak waarvan de bovenkant evenwijdig is aan de bovenkant van het zwarte
vak en dat uitloopt tot rechts naast de rand van het document. (Laat ongeveer 3 mm leeg
tussen het zwarte vak en het begin van het tekstvak).
b. Terwijl de cursor voor het invoegen van tekst knippert, kunt u het font en de kenmerken
van het font selecteren.
c. Selecteer een font zoals Arial in de vervolgkeuzelijst met fonts. Stel de grootte in op 10
punten.
d. Typ Naam: in het tekstvak.
e. Pas het tekstvak aan de hoogte van het geselecteerde font aan.
f. Herhaal dit tweemaal. Typ de tekenreeks:
Afd: in het tweede tekstvak,
En EmployNo: in het derde tekstvak.
g. Lijn de tekenreeksen verticaal uit met de eerste tekenreeks.
446
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
6. Sla het document op als VDEExample.indd .
Het document moet er ongeveer zo uitzien:
7. In de volgende stap voegt u een naam-en-adresblok toe. Open hiertoe de VDE plug-in als u
deze nog niet hebt geopend. Vervolgens doet u het volgende:
a. Ga naar de Windows-optie in het hoofdmenu en selecteer VI Design Express om het
VDE-venster te openen.
b. Selecteer Bladeren rechts van de optie Gegevensbestand. Ga naar de map VPPExample
die zich op het bureaublad van de computer bevindt en selecteer het gegevensbestand
VPPExample.csv .
c. Accepteer de standaardwaarden door op OK te klikken. Zo wordt de VDE-plug-in
voorzien van een lijst velden uit het databasebestand. Het veld met de naam ImageNo is
een grafisch bestand. Klik zo nodig met de rechtermuisknop op het veldtype en
selecteer Type wijzigen . Selecteer Grafische afbeelding bij de weergegeven opties.
d. Teken een tekstvak dat lang genoeg is voor het naam-en-adresblok direct onder het logo.
8. Gebruik de VDE-plug-in om gegevens uit het gegevensbestand in te voeren.
a. Dubbelklik op Fname om het veld Fname in te voegen op de plek waar de cursor zich
nu bevindt.
b. Voer een spatieteken in met het toetsenbord. Dubbelklik vervolgens op het veld Lname
om de Lname -gegevens in te voegen.
c. Druk op Enter om een regel omlaag te gaan.
d. Dubbelklik op het veld met de naam Addr1 . Druk vervolgens op Enter om naar de
volgende regel te gaan.
e. Dubbelklik op het veld met de naam Addr2 . Druk vervolgens op Enter om naar de
volgende regel te gaan.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
447
Hints en tips
f. Dubbelklik op het veld City , voer een komma en een spatie in, dubbelklik vervolgens op
het veld State en voer een spatie in. Dubbelklik vervolgens op het veld Zip .
g. Schakel het vakje Gebruikersgegevens weergeven in, zodat de gegevens uit de
databasevelden worden weergegeven.
h. Blanco regels in het naam-en-adres-vak worden besproken in Blanco regels met
onderdrukte variabelen gebruiken .
Het document moet er ongeveer zo uitzien:
U ziet dat er meteen al een paar problemen zijn die u moet oplossen. Het gaat om de
volgende problemen: problemen met letters, hoofdletters en lege regels. De correctie van
problemen met hoofd- en kleine letters wordt besproken in Gegevenstransformaties
gebruiken om problemen met hoofd- en kleine letters te verhelpen . Blanco regels in het
tekstvak worden besproken in Blanco regels met onderdrukte variabelen gebruiken .
9. Sla het document op.
448
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
Werken met Blanco variabele regels
onderdrukken
Het onderdrukken van variabele blanco regels wordt gebruikt om blanco regels te onderdrukken
die het gevolg zijn van lege variabele velden. Dit gebeurt vaak in naam-en-adres-blokken waarin
meerdere adresregels worden gebruikt. Als deze regels niet worden onderdrukt, kunnen er blanco
regels optreden in de afgedrukte documenten.
Het databasebestand VPPExample.csv bevat gangbare naam- en adresvelden in de kopregel. De
gegevens van de records zien eruit als in het echt. In een aantal records zijn alle velden gevuld
met gegevens. In andere records kan het zijn dat een aantal velden leeg zijn. Onderstaand
voorbeeld wordt gebruikt om een eenvoudige toepassing te maken waarin een naam-en-adresblok
wordt gemaakt en variabele lege regels worden onderdrukt.
Als de eerste twee records van het databasebestand worden gebruikt zonder lege regels te
onderdrukken, verschijnt er een lege regel in het adresblok van het tweede record, omdat het
bijbehorende veld, Addr2, leeg is.
Record 1 :
david kirk
701 S. Aviation Blvd
Suite 23
El Segundo, CA 90245,
VS
Record 2 : Jenni Smith
237 Webster Street
Webster, NY 19827
Open het bestand dat u in het vorige gedeelte hebt gemaakt in InDesign. Gebruik de recordteller
in het VDE-venster en klik door de vier records omhoog. U ziet dat er een lege regel te zien is in
het naam-en-adresblok. Dit komt doordat het veld Addr2 leeg is. De lege regels moeten worden
onderdrukt. In de volgende stappen wordt de optie Blanco variabele regels onderdrukken in de
VDE-tekstaanpassingsopties gebruikt om de blanco regel te onderdrukken die wordt veroorzaakt
door een leeg variabel veld.
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. Plaats de tekstcursor in het naam-en-adres-blok.
3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer de optie VDE-tekstaanpassing .
4. Schakel de optie Blanco variabele regels onderdrukken in.
Opmerking: Een spatie is een geldig teken, dus een regel met alleen een spatie wordt
niet als leeg beschouwd.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
449
Hints en tips
5. Selecteer Tekstaanpassing inschakelen en klik op In breedte aanpassen en op OK .
Gegevens die de kolombreedte overschrijden worden automatisch aangepast, zodat ze wel in
het tekstkader passen.
Record 2:
6. Als de optie Blanco variabele regels onderdrukken is geselecteerd, bladert u door de
gegevensrecords om te zien hoe de optie werkt.
7. Sla het document op.
450
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
Gegevenstransformaties gebruiken om
problemen met letters/hoofdletters op te
lossen
Vaak is het nodig de letters en/of hoofdletters van de gegevens te wijzigen. VDE ondersteunt de
volgende gegevenstransformaties:
Hoofdletters
Wordt gebruikt om alle tekens van een
willekeurige tekenreeks om te zetten in
hoofdletters.
Letters
Wordt gebruikt om alle tekens van een
willekeurige tekenreeks om te zetten in letters.
Letterkast voor titel
Wordt gebruikt om het eerste teken van een
teksttekenreeks te wijzigen in een hoofdletter
en alle andere tekens in kleine letters. Alle
tekens na een spatieteken worden omgezet in
hoofdletters.
In dit voorbeeld wordt VPPExample.indd gewijzigd om gebruik te maken van transformaties
Letterkast voor titel voor het corrigeren van de hoofdletters en de letters in de velden Fname en
Lname van het adresblok. Voor deze taak wordt een gegevenstransformatie-object gebruikt.
1. Open VPPExample.indd .
2. Open de VDE-plug-in als deze nog niet is geopend.
In de volgende stappen worden er drie gegevenstransformatie-regels gemaakt: twee
transformaties Letterkast voor titel voor Fname en Lname en een hoofdlettertransformatie
voor State.
3. Klik op het pictogram
in het VDE-venster om een transformatie Letterkast voor titel te
maken.
Het venster Gegevenstransformatie maken wordt geopend.
a. Zorg dat de gegevenstransformatie een zinvolle naam krijgt. Voer in dit geval Firstname
in.
b. Laat het type gegevenstransformatie staan op Tekst.
c. Selecteer het databaseveld Fname als starttekenreeks.
d. Selecteer Letterkast voor titel als actie.
De gegevenstransformatie-regel moet er zo uitzien:
4. Klik op OK om de gegevenstransformatie-regel op te slaan.
5. Maak de tweede transformatie Letterkast voor titel.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
451
Hints en tips
a. Klik op het pictogram Gegevenstransformatie . Het venster Gegevenstransformatie
maken wordt geopend.
b. Zorg dat de gegevenstransformatie een betekenisvolle naam krijgt. Voer in dit geval
Lastname in.
c. Laat het type gegevenstransformatie staan op Tekst .
d. Selecteer het databaseveld Lname als starttekenreeks.
e. Selecteer Letterkast voor titel als actie.
f. Klik op OK om de transformatie-regel op te slaan.
6. Maak een hoofdletter-transformatieregel voor het veld State.
a. Klik op het pictogram Gegevenstransformatie
in het VDE-venster om de
hoofdlettertransformatie voor het veld State te maken. Het venster
Gegevenstransformatie maken wordt geopend.
b. Zorg dat de gegevenstransformatie een zinvolle naam krijgt. Voer in dit geval
StateUpper in.
c. Laat het type gegevenstransformatie staan op Tekst .
d. Selecteer het databaseveld Staat als starttekenreeks.
e. Selecteer Letterkast voor titel als actie
f. Klik op OK om de transformatie-regel op te slaan.
De drie nieuwe objecten worden in het VDE-venster geplaatst, zoals u hieronder kunt zien:
7. Gebruik deze nieuwe objecten in het naam-en-adresblok om het probleem met de
hoofdletters en letters dat u in het voorbeeld op pagina kunt zien te corrigeren.
a. Zorg dat record één in het document wordt weergegeven. De recordteller van VDE moet
op 1 staan.
452
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
b. Schakel het selectievakje Gebruikersgegevens weergeven uit. Zo worden de veldnamen
in het document weergegeven.
c. Selecteer het tekstgereedschap en markeer het veld Fname door op het veld Fname
te dubbelklikken.
d. Dubbelklik op het gegevenstransformatie-object Firstname in het VDE-venster om
Fname te vervangen door Firstname in het naam-en-adresblok.
e. Selecteer het tekstgereedschap en markeer het veld Lname door op het veld Lname
te dubbelklikken.
f. Dubbelklik op het gegevenstransformatie-object Lastname in het VDE-venster om
Lname te vervangen door Lastname in het naam-en-adresblok.
g. Selecteer het tekstgereedschap en markeer het veld State door op het veld State te
dubbelklikken.
h. Dubbelklik op het gegevenstransformatie-object StateUpper in het VDE-venster om
State te vervangen door StateUpper in het naam-en-adresblok.
Het naam-en-adresblok zou er zo moeten uitzien:
8. Schakel het selectievakje Gebruikersgegevens weergeven in om door de databaserecords te
schuiven en te controleren of de problemen met de hoofdletters en letters van Fname
(Voornaam), Lname (Achternaam) en State (Staat) zijn opgelost.
9. Sla het document op.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
453
Hints en tips
Gegevenstransformaties gebruiken om
databasevelden te splitsen
Soms moeten gegevensvelden in afzonderlijke subvelden worden gesplitst om die in het
document te kunnen gebruiken. In het databasebestand dat u hieronder ziet, bevat het eerste
veld, FullName, bijvoorbeeld zowel de voornaam als de achternaam.
FullName,Fname,Lname,Addr1,Addr2,City,State,Zip,Dept,EmployID,
ImageNo,Telephone David Kirk,david,kirk,701 S. Aviation Blvd,Suite 23,El
Segundo,ca,90245,Sales,2- 98734,98734.jpg,3105555555
Jenni Smith,Jenni,Smith,237 Webster Street,,Webster, NY,19827,
Marketing,1- 64733,64733.jpg,5855558963
Ed Brice,ed,BRICE,12 Water Dr,Apt 3,Las Vegas,NV,73463,Admin,2-
38892,38892.jpg,3745559898 Mary Hahn,mary,HAHn,389 Western Ave,,Miami,
fl,64733,Sales,1-96676,96676.jpg,7655558976
Als dit het enige veld met naamgegevens in de database zou zijn, zou u dit kunnen splitsen om
het veld voor de voornaam als afzonderlijk veld te gebruiken. In het document dat in deze
voorbeelden wordt gemaakt, zijn deze velden al gescheiden, maar voor demonstratiedoeleinden
gaan we hier de gegevenstransformatie Subtekenreeks op basis van index gebruiken om het veld
FullName in twee afzonderlijke velden te splitsen die in het document kunnen worden geplaatst.
Er zijn twee subtekenreeksacties beschikbaar in VDE, Subtekenreeks op basis van positie en
Subtekenreeks op basis van index. Voor gegevens die consistente tekens bevatten en niet over
ingebouwde scheidingstekens beschikken, bijvoorbeeld een numerieke tekenreeks, kunt u
Subtekenreeks op basis van positie gebruiken om de gegevens op te halen door de beginpositie en
de lengte op te geven (het aantal tekens dat moet worden opgehaald). In het geval van velden
die gegevens van variabele lengte bevatten, zoals namen van personen, kunt u
Gegevenstransformatie Subtekenreeks op basis van index gebruiken. Om deze
gegevenstransformatie te gebruiken, moet het te splitsen gegevensveld een teken bevatten dat
kan worden gebruikt als scheidingsteken. Bijvoorbeeld in een telefoonnummer als 310-555-5555
kan het streepje als scheidingsteken worden gebruikt. In het veld FullName kan het spatieteken
als scheidingsteken worden gebruikt. Subtekenreeks op basis van index wordt gebruikt om de
namen in het veld FullName in twee subvelden te verdelen die in het document kunnen worden
geplaatst.
In dit voorbeeld worden er gegevenstransformaties voor Subtekenreeks op basis van index
gemaakt. De ene transformatie bevat de tekens links van het spatieteken of index 1, terwijl de
andere transformatie de gegevens rechts van het spatieteken of index 2 bevat.
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. Klik op het pictogram Gegevenstransformatie maken
in het VDE-venster.
Wanneer het volgende venster verschijnt:
a. Voer een naam in voor de gegevenstransformatie. Gebruik Sub1 .
b. Laat het type ingesteld staan op Tekst .
c. Selecteer het veld FullName als starttekenreeks.
d. Selecteer Subtekenreeks op basis van index als actie.
e. Verwijder het standaard koppelstreepje (-) als scheidingsteken en voer een enkel
spatieteken in (druk eenmaal op de spatiebalk van het toetsenbord).
f. Selecteer Index 1 voor dit eerste subveld. Index 1 resulteert in een subveld dat alle
tekens bevat die voor het eerste spatieteken staan, in dit geval de voornaam.
De gegevenstransformatie-object moet er zo uitzien:
454
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
3. Klik op OK om de gegevenstransformatie op te slaan.
4. Maak een gegevenstransformatieobject voor de tweede tekenreeks. Dit wordt Index 2. Dit
veld bevat alle gegevens na het eerste spatieteken. Als het veld FullName veel door
spatietekens gescheiden elementen zou bevatten, zou u alle subvelden kunnen ophalen door
de juiste indexwaarde op te geven.
a. Klik op het pictogram Gegevenstransformatie maken
in VDE.
b. Voer een naam in voor de gegevenstransformatie. Gebruik Sub2 .
c. Laat het type ingesteld staan op Tekst .
d. Selecteer het veld FullName als starttekenreeks.
e. Selecteer Subtekenreeks op basis van index als actie.
f. Verwijder het standaard koppelstreepje (-) als scheidingsteken en voer een enkel
spatieteken in. Druk eenmaal op de spatiebalk van het toetsenbord.
g. Selecteer Index 2 voor het tweede subveld. Index 2 resulteert in een subveld dat alle
tekens bevat die na het eerste spatieteken staan, in dit geval de achternaam.
5. Klik op OK om de gegevenstransformatie op te slaan.
6. Gebruik deze nieuwe velden, Sub1 en Sub2, om de voornaam en de achternaam op het
identiteitsbewijs die u maakt te plaatsen.
a. Klik in InDesign op het gereedschap Tekst en klik met de cursor in het tekstblok dat de
tekst Name bevat.
b. Dubbelklik op het object, Sub1 , in het VDE-venster om de subtekenreeks voor de
voornaam in het tekstblok in te voegen.
c. Voeg een spatieteken toe. Dubbelklik vervolgens op het object Sub2 om de tekenreeks
met de achternaamgegevens in te voegen.
7. Klik met de tekstcursor in het tekstvak met de tekst Dept:. Dubbelklik op het veld Dept in
het VDE-venster om de afdelingsgegevens in dit tekstvak in te voegen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
455
Hints en tips
8. Klik met de tekstcursor in het tekstvak met de tekst EmployNo. Dubbelklik op het veld
EmployID .
9. Schuif door het document om te zien hoe de variabele gegevens veranderen.
10. Sla het document op.
456
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
Gegevenstransformaties gebruiken om twee
tekenreeksen samen te voegen
Soms moeten twee of meer tekenreeksen worden samengevoegd. Een typisch voorbeeld is het
samenvoegen van een tekenreeks als .jpg met een veld dat werknemersnummers bevat, zodat er
op basis van een werknemersnummer een bepaalde afbeelding wordt aangeroepen. In dit
voorbeeld wordt hiervoor het gegevenstransformatie-gereedschap gebruikt.
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. In het databasebestand staat een gegevensveld met de naam van de afbeelding. Deze kunt u
gebruiken om de gegevens van de afbeelding te plaatsen. Teken hiertoe een kader voor een
grafische afbeelding van 25,5 x 25,5 mm, enigszins verschoven over het zwarte vak van het
identiteitsbewijs. Vervolgens dubbelklikt u, terwijl u dat kader hebt geselecteerd, op het veld
ImageNo in het VDE-venster.
Het identiteitsbewijs moet er zo uitzien.
3. Blader door de records om te zien hoe de gegevens en de afbeelding worden gewijzigd.
Dit is een manier om de variabele grafische afbeelding te plaatsen, maar soms kan het zijn
dat de volledige naam van de afbeelding niet in het databasebestand staat. In dat geval kunt
u de afbeelding plaatsen met gebruik van het veld EmployID en de actie Subtekenreeks op
basis van positie om tekens te selecteren op basis van een beginpositie en een
lengteparameter. Vervolgens voegt u de tekenreeks .jpg toe om de afbeelding aan te roepen.
4. Selecteer de grafische afbeelding die u net in stap 1 hebt toegevoegd en verwijder deze.
5. Klik op het pictogram Nieuwe gegevenstransformatie maken
om het venster
Gegevenstransformatie maken te openen.
a. Voer een naam in voor het nieuwe gegevenstransformatie-object. Gebruik de naam
PhotoTransform .
b. Selecteer Grafische afbeelding als transformatietype, aangezien het een naam van een
grafische afbeelding wordt wanneer de transformatie voltooid is.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
457
Hints en tips
c. Selecteer EmployID als starttekenreeks.
d. Selecteer Subtekenreeks op basis van positie . In deze situatie zou u Subtekenreeks op
basis van index kunnen gebruiken met de schuine streep als scheidingsteken, en Index 2
om het benodigde gedeelte van de gegevens in EmployID op te halen. U kunt hier echter
Subtekenreeks op basis van positie ook goed gebruiken, aangezien de gegevens die zich in
dit veld bevinden een constante vorm, een constant aantal gegevens en een constante
indeling hebben en deze optie nog niet eerder is gebruikt. Het is belangrijk te weten hoe
het gegevensveld er uit ziet. In het geval van record 1 bevat het veld EmployID de tekens
2-98734. De tekens die moeten worden opgehaald beginnen op positie 3 en nemen in
totaal 5 tekens in beslag.
e. Voer een beginpositie van 3 in en een lengte van 5 . Hierdoor wordt de tekenreeks
98734 opgehaald voor record 1.
6. Voeg de tekenreeks .jpg samen met de opgehaalde tekenreeks.
a. Als u nog een element aan de gegevenstransformatie wilt toevoegen, klikt u op het
grootste van de twee plustekens
. Zo wordt er een extra gegevenstransformatie-
element toegevoegd aan het PhotoTransform-object dat u aan het samenstellen bent.
b. Voer de tekenreeks .jpg als starttekenreeks in.
c. Laat de actie ingesteld staan op Geen actie . Het venster Gegevenstransformatie voor
PhotoTransform moet er als volgt uitzien:
7. Selecteer OK om de gegevenstransformatie op te slaan. Zo wordt het object PhotoTransform
als grafisch element aan het VDE-venster toegevoegd.
8. Om dit in het document te plaatsen, moet u een grafisch kader van 25,5 x 25,5 mm tekenen,
iets verschoven over het zwarte vak van het document.
a. Terwijl u het grafische kader hebt gemarkeerd, dubbelklikt u op het PhotoTransform -
object in het VDE-venster. Zo plaatst u de juiste afbeelding in het document.
b. Blader door de records om te zien hoe de tekst en grafische afbeelding veranderen per
record.
9. Sla het document op.
458
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
Gegevenstransformatie gebruiken voor de
opmaak van numerieke gegevens
Soms kan het nodig zijn numerieke gegevens op te maken. Dit kan zo eenvoudig zijn als het
toevoegen van komma's, punten of een valutasymbool aan een numerieke tekenreeks of een
telefoonnummer opmaken door er haakjes en schuine strepen aan toe te voegen.
In het databasebestand staat een veld genaamd Telephone dat voor record 1 de gegevens
3105555555 bevat. Dit wordt als volgt afgedrukt: (310) 555-5555.
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. Klik op het pictogram Nieuwe gegevenstransformatie maken
in het VDE-venster.
a. Voer de naam FormatNumber in als de naam van de gegevenstransformatie.
b. Laat het type gegevenstransformatie ingesteld staan op Tekst .
c. Selecteer het veld Telephone als starttekenreeks.
d. Selecteer Numeric Format als de te ondernemen actie
Er wordt een scherm weergegeven dat lijkt op het scherm dat hieronder wordt weergegeven.
3. Selecteer Geen notatiepunctuatie . Raadpleeg" Door de gebruiker gedefinieerde maskers
voor informatie over de betekenis van en beschikbare opties bij het gebruik van maskeren.
Wanneer u een maskeerbewerking voor valuta uitvoert, moet u aangeven of u de VS - of
EU -notatie wilt gebruiken voor duizendtallen en decimale cijfers, aangezien niet overal
dezelfde scheidingstekens worden gebruikt. Geef ook aan of u wel of geen decimale cijfers wilt
gebruiken.
4. Uw opdracht is een telefoonnummer op te maken, dus verwijder de standaard tekenreeks,
@@@@@@# en vervang deze door: (@@@) @@@-@@@@.
Het venster Gegevenstransformatie moet er zo uitzien:
5. Selecteer OK om de gegevenstransformatie FormatNumber in het VDE-venster te plaatsen.
6. Om dit opgemaakte telefoonnummer in het document te plaatsen, moet u direct onder het
tekstvak EmployNo: nog een tekstvak in het document maken.
a. Stel de fontkenmerken naar wens in.
b. Selecteer de tekstcursor en voeg het tekstinvoegpunt in het tekstkader in.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
459
Hints en tips
c. Dubbelklik op het object FormatNumber om het opgemaakte nummer in te voegen.
Het document moet er zo uitzien:
7. Sla het document op.
460
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
Een regel maken voor het invoegen van tekst
Soms is het nodig variabele gegevens voorwaardelijk in te voeren. Als dit bijvoorbeeld een
ledenpas zou zijn waarmee bepaalde kortingen kunnen worden genoten, zou het handig zijn een
variabele kortingswaarde af te kunnen drukken, afhankelijk van het soort lidmaatschap: Premium,
Executive of Club Card. In dit geval kan het databaseveld worden gecontroleerd op het soort
lidmaatschap. Dan zou een tekenreeks als 10%, 20% of 25% als kortingswaarde kunnen worden
afgedrukt. Voeg de kortingswaarde in een eigen tekstkader in of midden in een ander tekstkader.
Bijvoorbeeld U krijgt nu XX korting, waarbij XX 10, 20 of 25% kan zijn.
De opdracht is om de woorden Fire Marshal aan het identiteitsbewijs toe te voegen, wanneer
EmployNo begint met 2.
Om dit te doen moet u een regel maken.
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. Klik op het pictogram Regel maken
in het VDE -venster naast het pictogram voor
gegevenstransformatie.
a. Voer Fire in als naam voor deze regel.
b. Selecteer Tekst als regeltype.
c. Laat het veld Standaardwaarde leeg. Dit wordt de tekst die wordt afgedrukt als de regel
niet waar is.
d. Klik op het plusteken
(rechts).
e. Voer Fire Marshal in het waardeveld in.
f. Selecteer wanneer aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan .
g. Selecteer EmployID als het te controleren veld.
h. Selecteer [T] begint met als voorwaarde.
i. Voer 2 in het volgende veld in.
De regel moet er zo uitzien:
3. Klik op OK om deze regel op te slaan. De regel verschijnt als regelobject in het VDE-venster.
Dit in het document plaatsen:
a. Teken een tekstvak tussen de tekstvakken Dept en EmployeeNo.
b. Selecteer een tekstkleur in het venster Stalen. Selecteer een rode kleur.
c. Terwijl de tekstinvoegcursor knippert in het tekstvak, markeert u het object Fire in het
VDE-venster. Dubbelklik er niet op.
d. Klik met de rechtermuisknop om de regelopties weer te geven.
4. Selecteer Object invoegen: Fire .
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
461
Hints en tips
5. Blader door de records. De tekst, Fire Marshal, wordt alleen in record 1 en 3 weergegeven en is
niet zichtbaar wanneer record 2 en 4 worden weergegeven. Record 1 moet er zo uitzien:
6. Sla het document op.
462
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
Regels gebruiken om de zichtbaarheid van
lagen in- en uit te schakelen
De mogelijkheid om documenten in lagen te ontwerpen is een krachtige InDesign-functie. Bij het
gebruik van een laag beschikt de gebruiker doorgaans over een of meer versies van die laag. Met
behulp van de regel Zichtbaarheid kunt u de zichtbaarheid van een laag beheren door de optie in
of uit te schakelen. Zo kunt u de juiste versie van de laag selecteren op basis van de beoordeling
van een veld. Hiermee kunt u belangrijke informatie op de pagina plaatsen. U kunt bijvoorbeeld
een staatlogo en contactinformatie in een laag plaatsen. In de Verenigde Staten zouden er dan
50 versies van die laag worden gemaakt, een versie voor elke staat. Met behulp van een
zichtbaarheidsregel kan de juiste versie van de laag op de pagina worden geplaatst, door de
staatinformatie in het databasebestand te beoordelen. Een ander voorbeeld is op taal gebaseerd,
waarbij u een enkele laag met 3 of meer versies hebt op basis van de talen die u moet
ondersteunen. U kunt een zichtbaarheidsregel gebruiken om de zichtbaarheid van de juiste
taalversie in te schakelen, door de taaloptie in het databasebestand te beoordelen.
VDE ondersteunt het gebruik van variabele lagen. Dit zijn lagen waarvan de zichtbaarheid kan
worden in- of uitgeschakeld. Aangezien VDE gebruik maakt van Dynamic Document Construction
tijdens de export, kunnen de prestaties van VDE negatief worden beïnvloed wanneer er drie of
meer afzonderlijke zichtbaarheidsregels worden gebruikt op één pagina. U kunt dit probleem vaak
vermijden door tekst- of grafische regels te gebruiken voor afzonderlijke pagina-objecten. Het is
belangrijk om te weten dat een zichtbaarheidsregel die bijvoorbeeld twintig versies van een laag
beheert, de prestaties niet negatief beïnvloedt. Dit gebeurt alleen als u drie of meer verschillende
zichtbaarheidsregels op één pagina plaatst (ook al beheren deze slechts een paar versies van elke
laag). U kunt merken dat de prestaties achteruit gaan, doordat de export langer duurt en de .vpc-
bestanden groot zijn. Nogmaals, u kunt dit voorkomen door in uw document slechts een of twee
zichtbaarheidsregels per pagina op te nemen.
In het document maken we twee eenvoudige lagen om te laten zien hoe u regels moet maken om
de zichtbaarheid van een laag in- en uit te schakelen. De gebruikte lagen in dit voorbeeld zijn
eenvoudige gekleurde blokken, in een echte toepassing kan een laag variabele tekst en grafische
afbeeldingen bevatten die de hele "look and feel" van het document kunnen veranderen. Er zijn
twee manieren waarop u een zichtbaarheidsregel kunt maken. De eerste methode hieronder
wordt gebruikt als u slechts een of twee versies van de laag hebt. Als u deze methode gebruikt,
moet u een zichtbaarheidsregel genereren voor elke versie en de regel handmatig op de doellaag
toepassen. De tweede methode, die na de eerste methode staat beschreven, maakt gebruikt van
de optie VVPlayerName, waarmee u één zichtbaarheidsregel aan meerdere versies van een laag
kunt koppelen op basis van een gegevensveld. Deze methode verdient de voorkeur als u vele
versies van een laag gebruikt.
Voordat u met regels voor lagen aan het werk gaat, moet u zorgen dat de optie
Gebruikersgegevens weergeven is geselecteerd. Zo niet, dan worden alle lagen steeds
weergegeven, waardoor het testen lastiger wordt. Zorg dat deze optie is geselecteerd voordat u
doorgaat.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
463
Hints en tips
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. Maak twee nieuwe lagen: Open het venster Laag en voeg een laag toe met de naam Groen
en een laag met de naam Blauw .
3. Maak een groene achtergrond.
a. Maak van de groene laag de actieve laag.
464
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
b. Teken een effen gekleurd vak. Gebruik een groene kleur uit het venster Stalen om het vak
te omlijnen en op te vullen.
Het document moet er zo uitzien:
c. Plaats de groene laag onder Laag 1 door deze in het venster Lagen naar beneden te
slepen. Zo wordt de groene achtergrond onder de grafische afbeeldingen en de tekst van
het identiteitsbewijs geplaatst.
d. Klik op het oogpictogram naast de groene laag in het venster Lagen om de
zichtbaarheid uit te schakelen.
4. Maak een blauwe achtergrond.
a. Maak van de blauwe laag de actieve laag.
b. Teken een effen vak. Gebruik blauw uit het venster Stalen om het vak te omlijnen en op te
vullen.
c. Plaats de blauwe laag onder Laag 1 door deze in het venster Lagen naar beneden te
slepen. Zo wordt de blauwe achtergrond onder de grafische afbeeldingen en de tekst van
het identiteitsbewijs geplaatst.
d. Klik op het oogpictogram naast de blauwe laag in het venster Lagen om de
zichtbaarheid van die laag uit te schakelen.
5. Maak een zichtbaarheidsregel voor elk van beide lagen om de zichtbaarheid in te schakelen.
De standaardinstelling van de laag is uit, oftewel niet zichtbaar.
a. Klik op het pictogram Regel maken in het VDE-venster.
b. Voer GreenOn in als regelnaam.
c. Selecteer Zichtbaarheid als regeltype.
d. De standaardwaarde moet worden uitgeschakeld; selecteer Uit in het vervolgkeuzevak.
e. Selecteer vervolgens het plusteken om de gegevens van de regel toe te voegen.
f. De waarde moet worden ingesteld op Aan om de zichtbaarheid in te schakelen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
465
Hints en tips
g. Selecteer wanneer aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan .
h. Selecteer EmployID als het te controleren databaseveld. Selecteer [T] begint met als
test.
i. Stel de waarde die u wilt controleren in op 1 .
De regel moet er zo uitzien:
6. Selecteer OK om de regel op te slaan.
7. Herhaal de procedure om een regel voor de tweede laag te maken.
a. Klik op het pictogram Regel maken in het VDE-venster.
b. Voer BlueOn in als regelnaam.
c. Selecteer Zichtbaarheid als regeltype.
d. De standaardwaarde moet worden uitgeschakeld; selecteer Uit in het vervolgkeuzevak.
e. Selecteer het plusteken om de gegevens van de regel toe te voegen.
f. De waarde moet worden ingesteld op Aan om de zichtbaarheid in te schakelen.
g. Selecteer wanneer aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan .
h. Selecteer EmployID als het te controleren databaseveld.
i. Selecteer [T] begint met als test.
j. Stel de waarde die u wilt controleren in op 2 .
k. Selecteer OK om de regel op te slaan.
Er zijn twee nieuwe regelobjecten aan het VDE-venster toegevoegd, GreenOn en BlueOn .
8. Pas de GreenOn-regel toe.
a. Schuif naar record 2 in het databasebestand.
b. Zorg dat de groene laag actief is. Selecteer deze in het venster Lagen.
c. Klik op het oog pictogram in het venster Lagen om de groene laag zichtbaar te maken.
466
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
d. Selecteer het regelobject GreenOn in het VDE-venster.
e. Klik met de rechtermuisknop en selecteer de optie Object invoegen in laag: GreenOn .
Zo wordt de regel waarmee de zichtbaarheid van de groene laag wordt beheerd,
ingevoegd. Aangezien het veld EmployID met 1 begint, wordt de zichtbaarheid voor de
groene laag ingeschakeld.
9. Pas de BlueOn-regel toe
a. Zorg dat de blauwe laag de actieve laag wordt door deze te selecteren in het venster
Lagen.
b. Blader naar record 3 en klik op het oog pictogram in het venster Lagen om de blauwe
laag in te schakelen.
c. Selecteer het regelobject BlueOn in het VDE-venster.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
467
Hints en tips
d. Klik met de rechtermuisknop en selecteer de optie Object invoegen: BlueOn voor de
laag. Zo wordt de regel waarmee de zichtbaarheid van de blauwe laag wordt beheerd,
ingevoegd.
10. Sla het document op.
468
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
11. Blader door de records om te zien hoe lagen worden in- en uitgeschakeld. Het document moet
er zo uitzien:
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
469
Hints en tips
VVPPPPllaayyeerrNNaammee ggeebbrruuiikkeenn oomm ddiivveerrssee llaaggeenn ttee
oonnddeerrsstteeuunneenn mmeett éééénn zziicchhttbbaaaarrhheeiiddssrreeggeell
In het vorige voorbeeld hebt u een groene en een blauwe laag gemaakt. Om elke laag in of uit te
schakelen, moest u twee aparte regels voor zichtbaarheid maken en elke regel op de
desbetreffende laag toepassen. Dit is een werkbare manier als er slechts een paar versies van de
laag zijn, maar niet praktisch als u 50 versies van de laag wilt beheren. De ingebouwde VDE-
variabele, VPPlayerName, biedt een eenvoudige methode om meerdere versies van een laag te
beheren met behulp van één zichtbaarheidsregel. De namen van de lagen moeten in het VDE-
venster als gegevensobject worden weergegeven. U kunt dit doen door een veldnaam uit de
database te gebruiken die de naam van de laag bevat, of een regel of transformatie te gebruiken
die de naam van de laag gaat bevatten.
Als u deze optie wilt gebruiken voor het bestand dat u hebt gebruikt , VPPExample.indd, kunt u de
zojuist gemaakte regels voor lagen loskoppelen en verwijderen, of teruggaan naar het bestand
VIPP
®
Example.indd dat u heeft gebruikt voordat u deze oefening met lagen voltooide.
Op dit moment dient het identiteitsbewijs geopend te zijn in InDesign. Als u geen blauwe of
groene laag hebt, moet u deze nu maken. Zie instructies 2 t/m 4 in het vorige gedeelte.
Om de nieuwe optie voor zichtbaarheid te gebruiken, gaan we eerst een regel maken met daarin
de naam van de laag, aangezien deze informatie niet in het huidige databasebestand staat.
EEeenn rreeggeell mmaakkeenn mmeett ddaaaarriinn ddee nnaammeenn vvaann ddee llaaggeenn ddiiee
hhiieerroonnddeerr wwoorrddeenn ggeebbrruuiikktt
1. Klik op het pictogram Regel maken in het VDE-venster.
2. Voer een naam voor de regel in, noem de regel Zichtbaarheidsregel_Naam .
3. Selecteer Tekst als regeltype.
4. Voer een regelbeschrijving in om de regelopties gemakkelijker terug te kunnen vinden. Voer
Regel om naam van laag op te halen in.
5. Stel de standaardwaarde in op Blue . Dit is de naam van de blauwe laag.
6. Selecteer vervolgens het plusteken om de gegevens van de regel toe te voegen.
7. Stel de waarde in op Green . Dit is de naam van de groene laag.
8. Selecteer wanneer aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan .
9. Selecteer EmployID als het te controleren databaseveld.
10. Selecteer [T] begint met .
11. Stel de waarde die u wilt controleren in op 1 .
12. Selecteer OK om deze regel op te slaan.
Hiermee wordt het databaseveld EmployID gecontroleerd voor de waarde gelijk aan 1. Als de
regel waar is, wordt Green als resultaat geleverd. Als de regel niet waar, is het resultaat Blue. Dit is
nodig als invoer voor de zichtbaarheidsregel hieronder. Hoewel dit mogelijk meer werk is voor deze
twee lagen, kunt u met deze methode voor meerdere versies van een laag tijd besparen tijdens de
ontwerpfase. Dit geldt met name als de namen van de laag deel uitmaken van het
databasebestand, omdat u niet eerst een regel hoeft te genereren.
Een zichtbaarheidsregel maken
Volg deze instructies om de zichtbaarheidsregel te maken:
1. Klik op het pictogram Regel maken in het VDE-venster.
470
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
2. Voer een naam voor de regel in, noem de regel Zichtbaarheid_meerdere_versies .
3. Selecteer Zichtbaarheid als regeltype.
4. Voer een regelbeschrijving in om de regelopties gemakkelijker terug te kunnen vinden. Voer
Regel om versies van groene en blauwe laag te beheren in.
5. Stel de standaardwaarde in op OFF .
6. Selecteer vervolgens het plusteken om de regel toe te voegen.
7. Stel de standaardwaarde in op ON .
8. Selecteer wanneer aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan .
9. Selecteer VPPlayerName als optie, Dit is een speciale variabele voor de zichtbaarheidsregel,
die de namen van lagen in een InDesign-document voorstelt.
10. Selecteer Naam_zichtbaarheidslaag als de waarde die u wilt controleren.
11. Selecteer OK om deze zichtbaarheidsregel op te slaan.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
471
Hints en tips
12. Vervolgens moet u deze regel aan alle toepasselijke lagen koppelen. Klik hiertoe met de
rechtermuisknop op de regel Zichtbaarheid_meerdere_versies en klik op de optie
Zichtbaarheid meerdere lagen…
Hiermee wordt het venster Zichtbaarheid meerdere lagen weergegeven, waarin alle
beschikbare lagen in uw opdracht worden weergegeven.
13. Controleer de namen van de lagen waarop u de zichtbaarheidsregel wilt toepassen. In dit
geval moet u de regel toepassen op Green en Blue .
14. Selecteer OK - hiermee wordt de regel toegepast.
Blader door uw records om de regel te testen. Als het goed is, wordt de groene laag
weergegeven wanneer het databaseveld EmployID gelijk is aan 1. Anders wordt de blauwe
laag weergegeven.
Kruis het vakje Gebruikersgegevens weergeven aan
Zorg dat u de optie Gebruikersgegevens weergeven inschakelt in het VDE-venster, zodat u
goed kunt zien hoe de variabele lagen worden in- en uitgeschakeld.
472
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
Beperkingen
Voor VPPlayerName en variabele lagen gelden bepaalde beperkingen.
PPDDFF--zziicchhttbbaaaarrhheeiiddssrreeggeell ggeebbrruuiikkeenn
Dit is gelijksoortig aan het vorige onderwerp Regels gebruiken om de zichtbaarheid van lagen te
beheren. We gebruiken een eenvoudig CSV-gegevensbestand als illustratie van het gebruik.
1. Open het VDE-venster, als deze nog niet geopend is.
2. Importeer het gegevensbestand VPPExample.csv uit het VDE-venster.
3. Maak de inhoud die statisch moet zijn in de eerste laag van de PDF, zoals hieronder wordt
weergegeven.
4. Maak de tweede laag en geef deze laag de naam kopie.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
473
Hints en tips
5. Maak een tekstvenster in de tweede laag die is aangemaakt met de tekst KOPIE erin en
plaats dit zoals hieronder weergegeven.
6. Maak PDF-zichtbaarheidsregel.
a. Klik op het pictogram Regel maken in het VDE-venster.
b. Voer in de tweede laag de naam kopie als regelnaam in.
c. Selecteer PDF-zichtbaarheid als regeltype.
d. Selecteer de standaardwaarde als AAN.
7. Selecteer OK om de regel op te slaan.
474
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
8. Pas Regel kopiëren op de tweede laag toe.
Zorg dat de kopie van de tweede laag actief is en selecteer het in het venster Lafgen.
Markeer het object voor het kopiëren van de regel in het VDE-venster.
Klik met de rechtermuisknop op de kopieeroptie Object invoegen in laag. De Regel wordt
nu in de tweede laag ingevoegd en de laag wordt een optionele laag in de PDF. We
kunnen deze regel op dezelfde manier op vele lagen toepassen.
9. Sla het document op.
10. Exporteer het document als PDF, raadpleeg Exporteren en sessie afdrukken.
11. We kunnen de lagen nu in de PDF zien als optionele inhoud.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
475
Hints en tips
PPaaggiinnaazziicchhttbbaaaarrhheeiidd
U wilt wellicht soms zichtbaarheid aan een pagina toewijzen. Dit wordt bereikt door een
zichtbaarheidsregel te maken. U kunt de zichtbaarheidsregel in plaats van op een laag, op de
pagina toepassen. Als de geleverde waarde van de zichtbaarheidsregel On is, wordt de pagina
afgedrukt. Anders wordt de pagina niet afgedrukt. Let op: de pagina is altijd zichtbaar in InDesign,
maar de huidige status wordt door een watermerk Zichtbaarheid aangegeven.
U gaat bijvoorbeeld een voertuighandleiding afdrukken. De handleiding is normaal gesproken
twee pagina's lang. Als de klant echter een Speciale functie heeft besteld, moet een pagina met
Instructies voor speciale functie tussen pagina 1 en 2 worden ingevoegd, zodat een document van
drie pagina's ontstaat.
Om dit te doen, volgt u deze stappen:
1. U hebt een gegevensveld nodig dat gebaseerd is in een regel om de zichtbaarheid van de
extra pagina te bepalen.
2. Maak de drie pagina's van uw document in VDE.
3. In dit geval is pagina twee de pagina die via Zichtbaarheid pagina wordt in- of uitgeschakeld.
Plaats de optionele inhoud op pagina twee.
4. Maak vervolgens uw zichtbaarheidsregel:
a. Geef uw zichtbaarheidsregel een betekenisvolle naam, bijvoorbeeld
ZichtbaarheidregelMijnPagina .
b. Stel het regeltype in op Zichtbaarheid .
c. Geef een korte beschrijving, nuttige informatie wanneer u later uw toepassing gaat
bewerken.
d. Stel de standaardwaarde in op Off.
e. Stel de waarde in op On.
f. Selecteer wanneer aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan of de andere
optie, afhankelijk van uw voorwaardelijke behoeften.
g. Stel het gegevensveld in dat u gaat testen.
h. Stel de voorwaarde in die u gaat testen, bijvoorbeeld is gelijk aan .
i. Stel de waarde in die u gaat testen, in het onderstaande voorbeeld wordt het veld Other1
getest op de waarde 1.
Uw regel moet er ongeveer zo uitzien:
Druk nu op OK . Pas vervolgens de zichtbaarheidsregel toe op de pagina.
DDee zziicchhttbbaaaarrhheeiiddssrreeggeell ttooeeppaasssseenn oopp ddee ppaaggiinnaa
Volg deze stappen om de zichtbaarheidsregel aan de pagina te koppelen:
476
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
1. Klik met de rechtermuisknop op de regel.
2. Selecteer de juiste laag in het venster Lagen en selecteer de optie Object invoegen in
pagina: Hier de naam van uw regel . Hiermee wordt de paginazichtbaarheidsregel
toegepast.
Als u uw records doorloopt, geeft het watermerk aan of de pagina zichtbaar is of niet. Als de
pagina zichtbaar is, wordt deze afgedrukt. Als de pagina onzichtbaar is en er niets anders op de
pagina staat, wordt de pagina niet afgedrukt.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
477
Hints en tips
Speciale beeldvorming toevoegen
Als u effecten voor speciale beeldvorming in VDE wilt gebruiken, moet u de schermfonts en kleur-
stalen van speciale beeldvorming installeren, dit is een optie in het installatieprogramma van VDE.
Het VDE-installatieprogramma kan op een willekeurig tijdstip opnieuw worden uitgevoerd om deze
middelen te installeren. Lees ook Speciale beeldvormingseffecten gebruiken in dit document om
erachter te komen welke punten belangrijk zijn voor VDE en de printer als u speciale beeldvorming
wilt gaan gebruiken.
In de informatie die u in deze Hints en tips kunt vinden, wordt ervan uitgegaan dat u het gedeelte
Speciale beeldvorming van dit document hebt gelezen en dat u de VDE-middelen en printerbron-
nen ter ondersteuning van de speciale beeldvorming hebt geïnstalleerd.
MMiiccrrooTTeexxtt ttooeevvooeeggeenn
De bedoeling is om een regel met MicroText onder de foto te plaatsen die statische en variabele
tekst bevat.
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. Maak een nieuwe laag.
a. Noem de laag SIeffects . Het is niet nodig om een nieuwe laag te maken om speciale
beeldvormingseffecten te gebruiken.
b. Maak van de nieuwe laag de actieve laag.
3. Teken een tekstblok op een willekeurige plek in het document, dat het hele document in
beslag neemt. U moet dit tekstvak tekenen omdat MicroText een zeer klein font is, en het
handig is om eerst een fontgrootte van 6 of 8 punten te gebruiken om er zeker van te zijn dat
u de juiste gegevens hebt ingevoerd, voordat u de ingevoerde gegevens markeert en de
fontgrootte wijzigt in 1 punt, zoals vereist voor alle MicroText-fonts.
4. Stel het tekstfont in op een standaardfont, zoals Arial, en stel de fontgrootte in op 6.
5. Voer de gegevens in die in het tekstblok moeten komen te staan:
a. Typ Naam .
b. Voeg het object Firstname in vanuit het VDE-venster, dubbelklik op het object in het
VDE-venster.
c. Voeg een spatieteken in en voeg vervolgens het object Lastname vanuit het VDE-
venster in.
d. Typ vijf spatietekens en voeg vervolgens het object EmployID vanuit het VDE-venster
in.
e. Voeg nog vijf spaties in. Herhaal de procedure vervolgens nog een keer tot u twee sets
met gegevens hebt. De tekstlijn voor record 1 moet er zo uitzien wanneer deze klaar is:
Naam David Kirk 2-98734 Naam David Kirk 2-98734
6. Pas uitlijning in het midden toe door de tekenreeks te markeren en Type - Alinea te
selecteren en vervolgens het pictogram voor centreren te selecteren.
7. MicroText moet zwart, cyaan, magenta of geel van kleur zijn. Markeer de teksttekenreeks en
selecteer een van deze effen kleuren in het venster Stalen.
Vervolgens worden de MicroText-instellingen toegepast. Het is van belang dat u de kenmerken
die hieronder worden beschreven gebruikt. Als u andere kenmerken instelt of als u het font
vergroot of verkleint, zal dit negatieve gevolgen hebben voor het effect van speciale
beeldvorming.
478
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
8. Markeer de teksttekenreeks . Voer de volgende handelingen uit:
Selecteer het MicroText -font dat u wilt gebruiken. Selecteer de SI_microfontfamilie en
vervolgens een van de acht beschikbare stijlen. Bijvoorbeeld f7-Bold. Dit is ongeveer 0,7
punten en wordt vet afgedrukt.
Stel het kenmerk van de puntgrootte in op 1 . Dit moet 1 zijn, andere waarden worden
niet ondersteund. U moet het toetsenbord gebruiken om deze waarde op 1 in te stellen.
Pas het tekstvak aan de hoogte en de breedte van de tekst aan. Zorg dat u voldoende
ruimte hebt voor records die een groter aantal tekens hebben in de variabele objecten in
de teksttekenreeks.
Sleep de teksttekenreeks naar de plaats precies onder de afbeelding.
Om de MicroText te bekijken, selecteert u Ctrl + om in te zoomen. Vervolgens selecteert
u Ctrl - om uit te zoomen.
9. Sla het document op.
FFlluuoorreesscceennttMMaarrkk ttooeevvooeeggeenn
De bedoeling is om een fluorescerende tekstregel precies boven de foto met variabele tekst te
plaatsen.
1. Open VPPExample.indd en het VDE-venster, als deze nog niet geopend zijn.
2. Maak een nieuwe laag en noem deze SIeffects . Als deze laag al bestaat, zorg dan dat dit de
actieve laag wordt.
3. Blader naar record 1 .
4. Teken een tekstvak met de breedte van het document, die zich tussen de laatste regel van de
adresregel en de foto bevindt.
5. Selecteer een SI_UV_kleurnaam -kleur in het venster Stalen, terwijl het tekstvak is
geselecteerd. Dit is een speciale SI-kleurcode (voor speciale beeldvorming); mogelijk moet u
de SI_UV_kleur laden vanuit de VDE-kleurenbibliotheek. Raadpleeg Een kleurenstaal voor
speciale beeldvorming gebruiken om de SI_UV_color te laden in het venster Stalen.
6. Selecteer de kleur SI_UV_GOLD1 . Het tekstvak wordt met de SI_UV_GOLD1-kleur opgevuld.
7. Klik vervolgens op het tekstpictogram en klik in het tekstblok om de tekstinvoegcursor te
plaatsen.
8. Selecteer de optieType Alinea in de menubalk en selecteer het pictogram Centreren om de
tekstinvoegcursor horizontaal te centreren.
9. Selecteer Object Tekstkaderopties . Selecteer bij Verticaal uitvullen de optie Centreren in
het vervolgkeuzevak Uitlijnen. De horizontale en verticale tekstuitlijning worden ingesteld op
midden/midden, een aanbevolen instelling voor een tekenreeks met fluorescerende tekst.
10. Selecteer de tekstkleur . Deze MOET worden ingesteld op Papier in het venster Stalen. Het
fluorescerende effect werkt niet wanneer u een andere instelling gebruikt.
11. Voer de variabele tekst in de toepassing in:
a. Dubbelklik op Firstname in het VDE-venster om dat tekstobject in de fluorescerende
tekenreeks te plaatsen.
b. Voeg een spatieteken toe. Dubbelklik vervolgens op het object Lastname om dit in de
tekenreeks in te voegen.
c. Voeg een spatieteken toe en dubbelklik vervolgens op het object EmployID in het
VDE-venster om het nummer van de medewerker in te voegen.
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
479
Hints en tips
d. Als u wilt, kunt u de tekst markeren en het font of de fontgrootte wijzigen. Gebruik een
willekeurig font dat in InDesign kan worden geopend.
12. Schuif door het document om te zien hoe de variabelen van record tot record veranderen.
13. Sla het document op.
480
Xerox
®
FreeFlow
®
VI Design Express
Handleiding voor de gebruiker
Hints en tips
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460
  • Page 461 461
  • Page 462 462
  • Page 463 463
  • Page 464 464
  • Page 465 465
  • Page 466 466
  • Page 467 467
  • Page 468 468
  • Page 469 469
  • Page 470 470
  • Page 471 471
  • Page 472 472
  • Page 473 473
  • Page 474 474
  • Page 475 475
  • Page 476 476
  • Page 477 477
  • Page 478 478
  • Page 479 479
  • Page 480 480
  • Page 481 481
  • Page 482 482

Xerox FreeFlow Variable Information Suite Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding