2
YY
Q
KEYSTONE COMPOSEAL-VLINDERAFSLUITERS, RINGTYPE
HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
OPMERKINGEN
- De afsluiter kan, al dan niet met de aandrijving
op de afsluiter gemonteerd, in de leiding worden
geïnstalleerd. Zorg ervoor dat de klep voorzichtig in
een verder openstaande/gesloten stand kan worden
gedraaid om te voorkomen dat de rand van de klep
tijdens het plaatsen van de afsluiter in aanraking
komt met de aangrenzende flenzen.
- Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker van
de afsluiter (en niet van de fabrikant van de afsluiter)
zich ervan te verzekeren dat het leidingsysteem
volgens de juiste eisen is aangelegd en dat de
afsluiter naar behoren is geïnstalleerd.
FIG. 1
FIG. 2
D max./min.
2.2 Compatibiliteit van flenzen en leidingen
Controleer voor installatie of het boorschema
van de afsluiter- en leidingflenzen
overeenkomt.
Flenzen moeten aan de volgende eisen voldoen
(Fig. 1):
- Binnendiameter:
D min.: De afsluitermaat Q + voldoende
speling voor de klep.
D max.: De optimale binnendiameter (ID) is
gelijk aan de binnendiameter van
flensnorm EN 1092-1, tabel 8, type
11. Voor binnendiameters die groter
zijn dan D max. of andere flenstypen
kunt u contact opnemen met uw
plaatselijke Emerson-verkooppunt,
aangezien grotere binnendiameters
kunnen leiden tot een verminderde
functionaliteit van de afsluiter.
-
Als de flens of de leiding is voorzien van een
verhoogd aansluitvlak, moet de diameter
hiervan ten minste 8 mm groter zijn dan de
maat YY van de afsluiter.
Dankzij het ontwerp van de Keystone
CompoSeal met de geïntegreerde O-ring,
zijn er geen flenspakkingen nodig. Er kunnen
echter wel pakkingen gebruikt worden als dat
om een of andere reden noodzakelijk mocht
zijn. In dat geval moeten de O-ringen uit het
huis worden verwijderd en worden rubber
flenspakkingen aanbevolen van min. 1 mm /
max. 2 mm dik.
2.3 Installatie van de afsluiter
De afsluiters zijn bidirectioneel en kunnen
in beide richtingen ten opzichte van de
stroming gemonteerd worden. De afsluiter
zal de stroming in beide richtingen regelen.
De aanbevolen installatiestand is met de as
horizontaal waarbij de onderrand van de klep
met de stroming mee opent (vooral bij slurries
en bij media met een neiging tot sedimentatie).
Voor optimale regeling en probleemloze
werking wordt een rechte leiding aanbevolen
van 10 tot 20 leidingdiameters aan de inlaatzijde
en 3 tot 5 leidingdiameters aan de uitlaatzijde.
Gebruik de afsluiter niet als een breekijzer
om de flenzen te spreiden; dit kan leiden
tot beschadiging van het flensgebied en/of
beschadiging van de O-ringafdichting.
BELANGRIJK
De aansluitende flenzen moeten in goede
staat zijn en vrij van vuil en/of insluitingen. De
binnenzijde van beide leidingen moeten goed
gereinigd worden voordat de afsluiter wordt
geïnstalleerd.
2.3.1 Bestaand systeem
1. Controleer of de afstand tussen de flenzen
overeenkomt met de bouwlengte van de
afsluiter. Spreid de flenzen met geschikt
gereedschap om de afsluiter gemakkelijk in
de leiding te kunnen plaatsen.
2. Sluit de afsluiter zover dat de kleprand ten
minste 10 mm binnen de flenzen van het
huis valt.
3. Plaats de afsluiter tussen de flenzen en
let daarbij vooral op de O-ringafdichtingen
van de flenzen. De flenzen moeten goed
gespreid worden om te voorkomen dat de
O-ringen uit de groeven rollen. Plaats ter
ondersteuning van de afsluiter 2 flensbouten
door de leidingflenzen en de instellippen van
de afsluiter.
4. Controleer of de O-ringafdichtingen van de
flenzen nog op hun plaats zitten.
5. Centreer het afsluiterhuis en breng alle
flensbouten aan. Draai de flensbouten met
de hand vast.
6. Open langzaam de afsluiter volledig. De klep
staat parallel aan de vlakke askanten.
7. Houd de flenzen van de afsluiter goed
uitgelijnd, neem de flensspreiders
voorzichtig weg en draai de flensbouten
weer met de hand aan.
8. Draai de afsluiter langzaam open en dicht
om te controleren of de klep voldoende
speling heeft.
9. Trek alle bouten kruislings aan met het
aanbevolen aanhaalmoment volgens
Tabel 1. Het opgegeven maximale
aanhaalmoment mag niet worden
overschreden, om schade aan het
composiet huis te voorkomen.
- De aangrenzende leiding moet minimale krachten
en momenten overbrengen op de afsluiter tijdens en
na installatie.
- Verplaatsen en optillen van de afsluiter moet
gebeuren volgens de voorschriften die in de vorige
paragraaf ‘1.3 Verplaatsing' worden beschreven.
- Voorzie de top as van de afsluiter van wat vet bij het
monteren van een metalen of composite hendel.
Gebruik geen hamer of ander slagmiddel om de
hendel of aandrijving te monteren op de afsluiter.
-
Breek de 4 positie lipjes in geval de afsluiter wordt
gemonteerd tussen AS2129 E flenzen DN 80 (Fig. 2).