Pottinger AEROSEM 300 Handleiding

Type
Handleiding
(ANDLEIDING
NL
 ).3425#4)%3 6//2 $% /6%2$2!#(4 6!. -!#().%3    PAGINA 
6ERTALING VAN DE ORIGINELE HANDLEIDING
Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
.R
Rijenzaaimachine
AEROSEM 300 Type 8541 (MaschNr + . . . 01001)
AEROSEM 400 Type 8559 (MaschNr + . . . 01001)
AEROSEM 3000 Type 8542 (MaschNr + . . . 01001)
AEROSEM 4000 Type 8543 (MaschNr + . . . 01001)
AEROSEM 4500 Type 8544 (MaschNr + . . . 01001)
AEROSEM 6000 Type 8545 (MaschNr + . . . 01001)
99 8541.NL.80K.0
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
T Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en
handleidingen zijn aanwezig.
T De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker
besproken en uitgelegd.
T Bandenspanning gecontroleerd
T Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
T Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
T Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
T Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
T Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
T Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
T Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
T Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
T Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
T
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
NL
ÂÇÁÈνÌÈÉÀºÏ¾
0801_NL-INHALT_8541 - 4 -
ÂçáèîÝìèéàÚïÞ
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies ......................................................................... 5
CE-kenmerk ...................................................................................... 6
Waarschuwingspictogrammen .......................................................... 6
Betekenis van de waarschuwingstekens .......................................... 6
Korte beschrijving van de machine ................................................... 8
Technische gegevens ........................................................................ 8
Uitrusting ........................................................................................... 9
Uitrustingsvarianten of Extra uitrusting ............................................. 9
Instructies voor het laden ................................................................ 10
Opbouw ........................................................................................... 10
V-snaar-aandrijving .......................................................................... 11
Gebruiksinstructies .......................................................................... 12
Instellen van de zaaihoeveelheid ..................................................... 15
Doseerwielpositie ............................................................................ 15
Transmissiepositie ........................................................................... 15
Bodemklep ...................................................................................... 16
Afdraaiklep ...................................................................................... 16
Smoorklep ....................................................................................... 16
Roeras ............................................................................................. 16
Hoeveelheid zaad per hectare instellen .......................................... 17
Hoeveelheidproef (Kalibreren) ......................................................... 17
Hydraulische zaaihoeveelheidverstelling ......................................... 20
Elektrische zaaihoeveelheidverstelling 1) ........................................ 20
Kouterdruk ....................................................................................... 21
Hydraulische kouterdrukverstelling ................................................ 21
KOUTERWISSELSYSTEEM
Kouterwisselsysteem....................................................................... 22
Spoortrekker .................................................................................... 23
Zaadeggen ...................................................................................... 25
Na-eg Perfekt (+2005 model) .......................................................... 26
Tandneiging instellen ....................................................................... 26
Transport op de weg ....................................................................... 26
MULTITRONIC
"MULTI tronic" zaaimonitor ............................................................. 31
Ingebruikneming van de zaaimonitor .............................................. 31
Het bedieningsoppervlak van de Multitronic II zaaimonitor ............ 32
Hoofdmenu ...................................................................................... 33
Belangrijk / transport ....................................................................... 35
Transportpositie ............................................................................... 35
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ....................................................................... 36
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud ................................. 36
Reinigen van machinedelen ............................................................ 36
In de openlucht laten staan ............................................................. 36
Overwinteren ................................................................................... 36
Aftakassen ....................................................................................... 36
Hydrauliekinstallatie ........................................................................ 36
Onderhoud ...................................................................................... 37
V-snaren voor diverse aanbouwsetten ............................................ 38
Basisinstelling .................................................................................. 39
Controleren voor instelling! .............................................................. 39
Standaardhydrauliek ventilatoraandrijving ...................................... 40
Hydr. Ventilatoraandrijving met Load Sensing aansturing ............... 41
Aanbouwvarianten ........................................................................... 42
MULTITRONIC
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult ........................................................................................ 59
In gebruik nemen van de besturing ................................................. 59
Betekenis van de toetsen ................................................................ 59
Bedieningsdeel inschakelen ............................................................ 60
Systeem-nieuwstart......................................................................... 60
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden ..................................... 60
Menu-basisinstelling........................................................................ 61
Hoofdmenu ...................................................................................... 62
Zaadmenu ....................................................................................... 63
Afdraaimenu (Calibreren) ................................................................. 64
Hectareteller .................................................................................... 66
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling ...................................... 67
Rijpadenschakeling ......................................................................... 68
Rijpadenteller ................................................................................... 69
Stotterschakeling............................................................................. 69
Controlefuncties .............................................................................. 70
Alarmering ....................................................................................... 71
Sensortest ....................................................................................... 72
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken ..................................................... 75
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig ................................. 76
- 5 -
NL
0600-NL-SICHERHEIT_8521
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies
De hefinrichting van de trekker bij het aan- en ontkoppelen op ”positieregeling” zetten!
Bij het aan- en ontkoppelen of bij het op- en afbouwen mag zich niemand tussen de trekker en de machine of tussen de
verschillende machines bevinden; ook bij het bedienen van de buitenhydrauliek mag men niet „ertussen“ gaan staan. Gevaar
voor verwondingen!
Let op voldoende stuurveiligheid – ook met een gevulde voorraadtank. Breng eventueel frontgewichten aan op de trekker!
Telkens voor het in gebruik nemen, de trekker en machine controleren op bedrijfs- en verkeersveiligheid! Alle beschermkappen
moeten zijn aangebracht!
De bestuurder is verantwoordelijk voor de „veiligheid“!
Niet met volle voorraadtank transporteren!
Het is verboden op de machine te klimmen of erop mee te rijden (ook op het vulplatform) alsook zich op te houden binnen
de gevarenzone (het zwenkbereik)!
Bij het verlaten van de trekker, voor het afstellen van de machine en bij onderhoudswerkzaamheden moet de combinatie
worden neergelaten, motor afzetten en contactsleutel verwijderen!
Instel- en onderhoudswerkzaamheden alleen uitvoeren als de machine is neergelaten!
Niet met de hand in de zaadbak grijpen en geen voorwerpen in de lege bak leggen, omdat een aanwezige roeras, bij een
aandrijfstand > ”0” kan draaien, als de machine wordt verschoven (en het stappenwiel draait). Gevaar voor verwondingen en
schade aan de machine!
Let er bij het vullen met ontsmet zaad en bij het reinigen van de voorraadtank met perslucht op, dat ontsmettingsmiddels
irriteert en giftig is: lichaamsdelen beschermen!
Voordat de machine in gebruik wordt genomen of voor het wegrijden, moet worden gekeken of er zich geen personen in de
nabijheid van de machine bevinden!
Controleer voor het eerste gebruik – en na een langdurige periode van stilstand – het oliepeil van de aandrijving en ga na of
alle lageringen voldoende zijn gesmeerd! Controleer tevens of alle bouten goed vastzitten en controleer hydraulische installatie
op lekkage!
Voordat u de rijenzaaimachine in gebruik neemt, dient u deze gebruikershandleiding en de veiligheidsaanwijzingen (‘Voor uw veiligheid’) eerst
zorgvuldig door te lezen en in acht te nemen; dit geldt ook voor de handleiding van een combinatie-bodembewerkingsmachine.
De bedienende persoon dient te worden geïnstrueerd over gebruik, onderhoud, veiligheidseisen en de gevaren van de machine. Alle andere
gebruikers van de machine moeten kennis nemen van de veiligheidsaanwijzingen.
De gebruiker dient zich te houden aan alle voorschriften ter voorkoming van ongevallen, alsmede aan de algemeen geldende regels wat betreft
veiligheid, arbeidsgeneeskunde en wegverkeer.
Let op de ‘waarschuwingspictogrammen´!
Aanwijzingen in deze handleiding met dit teken en waarschuwingsstickers op de machine waarschuwen
voor gevaar! (Verklaringen van de waarschuwingsstickers zie bijlage ‘pictogramsymbolen’).
Verlies van de garantie
De rijenzaaimachine is uitsluitend geconstrueerd voor normaal gebruik in de landbouw. Iedere andere toepassing geldt als oneigenlijk gebruik.
Voor schade die door oneigenlijk gebruik wordt veroorzaakt, kan de fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld.
Tot eigenlijk gebruik behoort ook het in acht nemen van de voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds- en reparatieomstandigheden, evenals het
gebruik van uitsluitend originele onderdelen.
Bij gebruik van toebehoren en/of onderdelen (slijtage- en reserveonderdelen) die niet door de firma Pöttinger zijn vrijgegeven, vervalt iedere
aanspraak op garantie.
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die ontstaat door eigenhandige reparaties en wijzigingen aan de machine, en
door gebrek aan controle tijdens het gebruik.
Eventuele klachten bij de levering (transportschade, volledigheid) moeten direct schriftelijk worden gemeld.
Garantieclaims en na te komen garantiebepalingen of uitsluiting van de aansprakelijkheid volgens onze leveringsvoorwaarden.
- 6 -
0600_NL-Warnbildzeichen_8521
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Voor het in gebruik nemen, de
gebruikershandleiding lezen,
de veiligheidsaanwijzingen
opvolgen,
transport en montageaanwijzingen
opvolgen!
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord aan
de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
hebben op de
veiligheid met
dit teken aange-
geven.
Betekenis van de waarschuwingstekens
Waarschuwingspictogrammen
Waarschuwingspictogrammen wijzen op mogelijk
gevaarlijke punten; ze dienen de veiligheid van alle
personen die met of aan de zaaimachine werken.
De verklaringen van deze pictogrammen zijn terug te vinden
in de bijlage „Verklaring van de pictogrammen“. Voor hun
plaatsing, zie fig.1 (3 e.a. = lopend nr. in de „verklaring“, r
= de rechter-, l = de linkerzijde van de machine).
Ontbrekende of beschadigde waarschuwingspictogram
men onmiddellijk opnieuw aanbrengen!
Deze kunnen worden besteld onder het in de bijlage
aangegeven artikelnummer.
Na het eerste gebruik alle
boutverbindingen ocntroleren
en eventuel natrekken. Daarna
regelmatig controleren. Speciale
aandraaimoomenten: zie handleiding
of evt. onderdelenlijst. Gebruik een
draaimomentsleutel!
Het meerijden op de machine tijdens
het werk of gedurende transport is
niet toegestaan. Het laadplatform
alleen betreden als de combinatie van
trekker en werktuig stilstaat en het
platform veilig is ondersteund.
Uitklapbare zijdelen. Afstand houden.
Niet in het bereik van uitklappen
machinedelen komen. Let op
voldoende vrije ruimte om uit te
kunnen klappen.
Verwondingsrisico. Afstand houden.
Draaiende machinedelen. Afstand
houden.
Niet achter beschermkappen of
afdekplaten enzovoort grijpen.
- 7 -
0600_NL-Warnbildzeichen_8521
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Levensgevaar door zwevende last, De
Aerosem alleen aan de transportogen
aanpikken.
Nooit de zaaimachine gelijktijdig met
het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem
aanpikken aan de voorraadbak. Gebruik hijsbanden,
geen kettingen! Nooit de zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen ophijsen.
Levensgevaar door zwevende
last, De Vitasem A aanpikken
aan het transportoog. Nooit de
zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Haak van hefmiddel hier aanhaken.
Verboden zich op te houden onder
– of in het gevarengebied rond een
geheven last.
Afstand houden. NOOIT
beschermkappen openen terwijl de
machine nog wordt aangedreven.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem A
aanpikken aan de voorraadbak en het transportoog.
Gebruik hijsbanden, geen kettingen! Nooit de zaaimachine
gelijktijdig met het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Afstand houden. Gevaar voor
uitzwenkende machinedelen, of
weggeslingerde voorwerpen.
- 8 -
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
0900-NL TECHN. DATEN_8541
Technische gegevens
(
wijzigingen voorbehouden
)
Korte beschrijving van de machine
De pneumatische rijenzaaimachine AEROSEM wordt vóór gebruik eerst op een bo-
dembewerkingsmachine bevestigd (met snelkoppelingsdriehoek).
Het zaaigoed uit de grote tank, die tegen regenwater is beschermd, wordt voor de gehele
arbeidsbreedte centraal gedoseerd en vervolgens gelijkmatig verdeeld naar de zaaikou-
ters geleid. Via een spoorwiel wordt gedoseerd, een aftakasaangedreven, geluidarme
schoepenventilator zorgt voor de lucht voor het transport van het zaaigoed – via een
verdelerkop naar de zaaikouters (optioneel hydraulische ventilatoraandrijving).
Er kan eenvoudig worden omgeschakeld van grof zaad naar jn zaad. Bovendien is de
machine voorzien van een traploos verstelbare oliebadtransmissie. Deze twee facto-
ren zorgen ervoor dat alle gewenste hoeveelheden van de verschillende zaadsoorten
kunnen worden uitgezaaid. Met een hydraulische zaadhoeveelheidverstelling kan de
hoeveelheid zaad ook tijdens het rijden aan de verschillende bodemomstandigheden
worden aangepast.
Trekkouters en breedzaaikouters kunnen zonder gereedschap tegen elkaar worden uitgewisseld. Optioneel zijn eenschijfskouters leverbaar.
De kouterdruk kan afzonderlijk aan de kouter, en centraal met een spilboom – of ook hydraulisch tijdens het rijden – worden versteld.
De spoortrekkers kunnen tot het tractormidden worden ingesteld, zij worden hydraulisch geschakeld: daarbij wordt automatisch de elektronische
rijpadschakeling en de rijpadmarkering geregeld.
De veelzijdige uitrustingsmogelijkheden, de eenvoudige en comfortabele bediening en de korte ombouwtijden door gemakkelijk, snel afdraaien
en simpele verwijdering van de resthoeveelheden maken de AEROSEM in combinatie met de bodembewerkingsmachine tot een slagvaardige
besteleenheid.
AEROSEM 300 / 3000 400 / 4000 4500 6000
Arbeidsbreedte 3,00 m 4,00 m 4,50 m 6,00 m
Aantal rijen 30 24 20 40 34 32 30 26 40 36 30 40
Afstand rijen cm 10 12,5 15 10 11,8 12,5 13,3 15,4 11,3 12,5 15 15
Gewicht ca. kg***
.. met trekkouters 625 614 579 695 657 648 639 621 725 707 672 805
.. met breedzaaikouters 642 628 590 707 676 666 656 635 747 727 689 827
.. met eenschijfskouters 696 675 626 779 737 724 710 682 819 792 743 899
Vulhoogte cm
(opgebouwd op cirkeleg) ca. 175 / 200 ca. 200
Totale hoogte cm
(opgebouwd op cirkeleg)
ca. 215 / 220 ca. 220
Zaaigoedtank - nuttige inhoud 1000 l / 1400 l 1400 l
Transportbreedte 3,00 m** 4,00 m* 4,50 m* 6,00 m*
Geluidsstijging**** bij
gesloten cabine
geopende achterruit
1,5 dB (A)
7 dB (A)
* Transportbreedte meer dan 3 m; zie bladzijde 24!
** Transportbreedte van de bodembewerkingsmachine in acht nemen!
*** Gewicht in de basisuitrusting: meergewicht voor extra uitrusting zie bladzijde 9
**** Aan het oor van de tractorchauffeur bij normtoerental
- 9 -
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
0900-NL TECHN. DATEN_8541
Waarschuwingspictogrammen
Waarschuwingspictogrammen wijzen op mogelijk gevaarlijke
punten; ze dienen de veiligheid van alle personen die met de
zaaimachine ”te doen” hebben.
De verklaringen van deze pictogrammen zijn terug te vinden
in de bijlage „Verklaring van de pictogrammen“. Voor hun
plaatsing, zie g.2 (3 e.a. = lopend nr. in de „verklaring“, r =
de rechter-, l = de linkerzijde van de machine).
Ontbrekende waarschuwingspictogrammen terug aan-
brengen!
Deze kunnen worden besteld onder vermelding van het bes-
telnummer (zie bijlage). Bestellen is mogelijk bij onze dealers
of direct bij de rma Pöttinger.
Uitrusting
- Snelkoppelingsinrichting: machinedriehoek – aanbouwset voor
bodembewerkingsmachine (bijv. zadeldriehoek, aandrijfrol, V-
snaar: ca. 30 kg)
- Zaaigoedtank met inhoudsweergave en platenafdekking, 2
vulkleppen
- Ventilator met V-snaaraandrijving (af fabriek hydraulisch)
- Spoorwiel
- traploos verstelbare oliebadaandrijving
- Doseringsbehuizing met groffe en fijne zaai-inrichting en schuif
voor het legen
- Roeras met uitneembare roerelementen
- Afdraai-inrichting
- Verdelerkop met 2-weg-uitlopen (naar zaaikouter of terug in de
tank)
- Trekkouters of breedzaaikouters met verstoppings-bescherming
- of eenschijfskouters (kouterwisselsysteem)
· Centrale en afzonderlijke kouterdrukverstelling,
- Steunpoten
· verlichtingssteunen (voor AEROSEM 300 en 3000).
Uitrustingsvarianten of Extra uitrusting
- zaaikoutereg; ca. 0,6 kg/kouterpaar,
- zaadeg 2-delig, met in het spoor volgende tanden; ca 16 kg/m,
- perfectzaadeg, met afzonderlijk verende elementen; ca. 22 kg/
m,
- Bescherming voor tanden voor perfectzaadeg, 3 m, ca. 10 kg,
- elektronische rijpadschakeling met hectareteller en
afdraaihelpfunctie,
- schijfrijpadmarkering-Æ 320 mm; ca. 35 kg,
- Controle-inrichting voor ventilator, dosering, afdraaiklep en
resthoeveelheid
- hydraulische kouterdrukverstelling,
- hydraulische zaaihoeveelheidsverstelling,
- hectareteller (mechanisch).
- Laadplatform: ca. 30 kg
- Laadbrug – 1,5 m, voor het vullen uit de zakken op aanhanger;
ca. 33 kg
- Stofbeschermingsvoorziening: ca. 11 kg
- Centrifugaalkoppeling voor ventilatoraandrijving
- hydraulische ventilatoraandrijving
- verbindingskabel voor de batterij
- adapterkabel voor 7-polige contactdoze
- Verbindingskabel 2m, 4m, 7m als verlenging bij
machinecombinaties
- aandrukrol voor eenschijfskouters,
- Erwtendoseerinriching
- Schijvenspoortrekker (schijven-AE: 400 mm) met afschuifbeveiliging
en hydraulische schakelautomaat (AEROSEM 300),
AEROSEM 3000 - 6000 met hydraulische schakelwisselklep en
hydraulisch oplichtbaar
4 (r, l)
3
6
1
2
8 (r, l) 14 (4/1)
Fig. 2
- 10 -
0500_NL-ANBAU_8541
AAN- EN AFBOUW
NL
Instructies voor het laden
Voor het laden (heffen) moet de rijenzaaimachine altijd op vier
punten worden ingehangen:
2 x ogen aan de voorste dwarsbuis (3/2)
2 x ogen aan de kouterrailaanbouwbok (5/2)
Gebruik een traverse en een draagband; let op het draag-
vermogen!
Ga nooit onder de geheven last staan!
Rijenzaaimachine alleen solo - zonder bodem-bewerkings-
machine - en met lege zaaigoedtank optillen.
Opbouw
Zadeldriehoek en aandrijfrol volgens de speciale monta-
geschets aan de bodembewerkingsmachine monteren (zie
bijlage. Zadeldriehoek verticaal ten opzichte van de aftakas.
Maat ‘115’ aanhouden. Aandrijving 1000 omw/min.).
Met de combinatiemachine onder de op steunen (3/1) staande
rijenzaaimachine rijden – en optillen.
Koppelingsdriehoek met spaninrichting verbinden (4/2).
Oogschroef op de juiste manier afstellen.
Steunen verwijderen (3/1).
Combinatie laten zakken.
De parallelle aanbouwstangen op korte afstand van de kou-
terrail ten opzichte van de ‘pakkerwals’ aanpassen – (5/B1,
B2, B3)
bijv. B2 – bij MKE (wisselaandrijving), PKE, VKE, HKE,
B3 – bij MKE-schakelaandrijving
Afstand onderzijde kouterrail tot de bodem instellen – met
spilbomen (5/1);
tijdens de werkzaamheden ca. 38 – 40 cm (zie g. 5)
Hydraulische slangen koppelen (beschermkapkleur):
Spoortrekker (3 – 4,5 m) – enkelvoudig werkend regelventiel
(rood),
Inklappen AEROSEM 6000 – dubbel werkend regelventiel –
let op de juiste aansluiting:
‘heffen’/inklappen (rood)
‘laten zakken’/uitklappen (geel)
hydr. heffen van de spoortrekker bij AEROSEM 300
- extra enkelvoudig werkend regelventiel (groen)
hydr. kouterdrukverstelling
- enkelvoudig werkend regelventiel (blauw)
4
5
1
2
3
3
12
2
1
- 11 -
0500_NL-ANBAU_8541
AAN- EN AFBOUW
NL
V-snaar-aandrijving
voor het aanleggen en afnemen van de V-snaar moet de
spaninrichting tot de aanslag worden losgemaakt
- met spilboom (7/1; eerst vastzetschroef 7/2 losmaken, na het
spannen weer aanhalen).
Snaarspanning zie fig. 8:
testkracht ca. 25 Nm, doorbuiging ca. 15 mm.
Bij de eerste ingebruikname na 20 min. bijspannen.
Snaarspanning dagelijks controleren.
13
4
21
7
8
9
Bij de aandrijving letten op het feit dat: de aandrijfeenheid
exact in een lijn moet liggen; evt. ventilator afstellen - schroe-
ven (7/3 en 7/4).
Bij een defect aan de snaren moeten de beide V-snaren worden
vervangen - XPZ-snaren; alleen gebruik maken van snaren
met dezelfde lengte. (L=L).
Altijd de bescherminrichting aanbrengen:
aan de ventilator (4/3) en de snaarbescherming (9/1) - de
daaraan bevestigde beschermhoek (9/2) dicht bij de aandrijfrol
monteren.
Bij hydraulische ventilatoraandrijving speciale aanwijzingen in
de bijlage in acht nemen!
Aanwijzing: bij cardanassen met nokkenschakel-koppelingen en
bij hard schakelende elektrohydraulische aftakaskoppelingen
bevelen wij het gebruik van een centrifugaalkoppeling voor
de ventilatoraandrijving aan, om overmatige slijtage aan de
V-snaren te voorkomen (extra uitrusting).
6
1
Stroomvoorziening voor elektronische rijpadschakeling:
12 V van 3-polige continue stroomstekkerdoos (DIN 9680).
(Is deze niet beschikbaar, dan dient als extra uitrusting een accu-
aansluitkabel met stekkerdoos of een adapter voor 7-polige
aanhangerstekkerdoos - dan parkeerverlichting inschakelen
– verkrijgbaar bij PÖTTINGER).
Aan de kant van de rijenzaaimachine moet de kabel in een
haak worden gehangen om de stekkerverbinding te ontlasten
– zie (6/1).
- 12 -
GEBRUIK
NL
0000-NL Einsatz_8541
Gebruiksinstructies
- Zijwaartse speling van de tractor-trekarm begrenzen,
- tractor-topstang zo aanbrengen dat deze tijdens de werkzaamheden slechts licht naar de aftakasmachine toe neigt;
lengte zo instellen dat de ingaande as/aftakasaandrijving horizontaal ligt,
- Tractorhydrauliek tijdens de werkzaamheden in ‘zweefpositie’: hefhydrauliek en markeur,
- let op het juiste aftakastoerental; V-snaarspanning controleren,
- aftakas alleen inschakelen bij stationair toerental motor; hydr. of pneumat. schakelbare aftakas met stootsgewijze
aanloop kan leiden tot een snellere slijtage van de V-snaar (centrifugaalkoppeling gebruiken),
- op de wendakker moet de aftakas worden uitgeschakeld, machine voldoende hoog heffen,
- bij het wegrijden moet vooraf minimaal gas worden gegeven – daarna ca. standaard toerental aanhouden.
(Ventilatortoerental:
ca: 3000 omw/min bij AEROSEM 3000
3500 omw/min vanaf AEROSEM 4000).
- als er ver beneden het standaardtoerental van de aftakas wordt gebleven (ventilatortoerental), kan dit leiden tot
verdelingsonnauwkeurigheden of bij zeer grote zaadhoeveelheden tot verstoppingen,
- let op het begin van de werkzaamheden en het moment van zaad deponeren – afhankelijk van de rijsnelheid ca. 1
– 2 m. Zaaigoed heeft een bepaalde tijd nodig om van het doseerwiel naar de zaaikouters te komen. Daarom moet
na halt houden de machine worden geheven en een eindje worden teruggereden - om gemiste plekken in het land
te vermijden,
- rijsnelheid en omstandigheden aanpassen, zodat het zaaigoed gelijkmatig diep wordt neergelegd; bij goede
omstandigheden max. ca. 12 km/h (compacteg),
- instellingen controleren - zoals afdraaiproef (maar afdraaiklep beneden): doseerwielpositie - bij fijnzaad grofdoseerwiel
vastgezet, aandrijfpositie, smoorklep, bodemklep - wanneer de korrels breken, moet de bodemklep een inkeping
hoger dan in de zaaitabel staat aangegeven,
- bij zaaibegin - en daarna - regelmatig controleren of alle kouters zaaien, of er geen sprake is van verstoppingen. (Als
de machine wordt stilgezet, moet bij enigszins geheven machine zaaigoed onder iedere kouter liggen.),
- de producent is niet aansprakelijk voor vervolgschade door verstoppingen of afwijkingen van zaadhoeveelheden,
- zaadleidingen mogen niet doorhangen - op hellingen omleggen,
- afstand onderzijde kouterrail ten opzichte van de bodem ca. 38 – 40 cm,
- spoorwiel voldoende bodemdruk geven - veerspanning,
- spoortrekker controleren - instelling en correct omschakelen,
- elektronische rijpadschakeling - ritme controleren en controleren of de ‘uitloopkleppen’ op de juiste manier
omschakelen,
- vulpeil bij de inhoudsaanduiding controleren,
- bij gebeitst koolzaad de tank met max. 10 kg zaaigoed vullen: bij vezelrijk zaaigoed, of als bonen in dubbele of
meervoudige rijen worden ‘gelegd’, moet de tank met minder zaaigoed worden gevuld,
- let er bij het vullen op dat er geen vreemde elementen (papierresten, zakken e.d.) in de tank terechtkomen,
- onderste trede van het laadplatform opklappen,
- vulklep sluiten,
- vanwege hygroscopische eigenschappen van het zaaigoed (incl. beits) moet de zaaigoedtank (incl. doseerwielen)
worden geleegd, als de machine gedurende een langere periode niet gebruikt gaat worden. Let erop dat beits irriteert
en giftig is!
Achtung!
Maximalen Tank-Füllstand nicht überschreiten!
Der maximale Tank-Füllstand ist bei Unterkante
Verteilerkopf und wird mit einem Aufkleber innen
am Tank gekennzeichnet.
Wird der maximale Tank-Füllstand überschritten,
können Saatfehler in der Fahrgassenschaltung
auftreten!
4xx.xxx
max.
123-08-06
- 13 -
GEBRUIK
NL
0000-NL Einsatz_8541
Laadplatform
Tijdens de werkzaamheden moet de onderste trede (43/1) omhoog
worden geklapt.
Voor het afdraaien moet het rechter gedeelte van het platform (43/2)
worden ingeklapt.
Het is niet toegestaan om tijdens het rijden op de machine / het
platform te klimmen, of op het platform mee te rijden!
Treden schoonhouden!
Machine afzetten wanneer de zaaigoedtank wordt gevuld, aftakas
uitschakelen!
Let er tijdens het vullen van de tank op dat beits irriteert, en giftig is!
Lichaamsdelen op de juiste manier beschermen!
Laadbrug
Voor het vullen vanuit zakken op een aanhanger.
Laadbrug aan de ‘turbo-zaaimachine’ bevestigen.
Let erop dat het geheel stabiel is!
Na het vullen de laadbrug op de aanhanger laten.
43
12
44
Legen / restanten
Combinatie laten zakken.
Opvangbak onder de uitlooptrechter.
Schuif voor het legen (60/1) openen.
Na het ‘legen’ afdraaiklep op ‘afdraaien’, bodemklep op ‘6’, alle
doseerwielen een beetje draaien – met stergreep (60/2).
Om alle zaadresten te verwijderen moet de ventilator korte tijd lopen
(zodat knaagdieren hierdoor niet worden aangetrokken).
Afbouw / wegzetten
De opbouwrijenzaaimachine ‘AEROSEM’ wordt na het afbouwen op
steunen geplaatst – met een lege zaaigoedtank.
Alle steunen (61/1) plaatsen (de steunlengte/voor zo plaatsen dat bij
neergezette machine de koppeldriehoek enigszins voorover neigt).
V-snaaraandrijving helemaal ontspannen (zie blz. 7) en V-snaar
verwijderen.
Hydraulische verbinding en stroomverbinding losmaken.
Vergrendeling losmaken (61/2).
Bodembewerkingsmachine laten zakken.
De ‘AEROSEM’ (gereinigd, kouters en spoorschijven tegen roest-
vorming beschermd) in een droge ruimte wegzetten; let erop dat de
machine stabiel en veilig staat!
Elektronische behuizing ‘extra droog’ wegzetten
60
12
61
1
2
- 14 -
GEBRUIK
NL
0000-NL Einsatz_8541
Stofbeschermingsvoorziening (fig. 55)
Hiermee wordt de ventilator-aanzuiglucht verder naar boven aangezo-
gen en in de zaaigoedtank wordt een lichte overdruk gegenereerd.
Vulklep daarom tijdens de werkzaamheden sluiten.
Hectareteller (indien geen Multitronic aanwezig)
Zodra het spoorwiel draait, wordt geteld.
De aanduiding gebeurt in a en ha.
Met de draaikruk (56/1) op „0“ zetten.
Centrifugaalkoppeling
Stootsgewijze aftakas-aanloop en stokkende aandrijving leidt tot
een sterke slijtage van de V-snaar of tot schade aan de V-snaar en
ventilator; daarom centrifugaalkoppeling inschakelen:
a) altijd bij cardanassen met uitschakelkoppeling (nokkenschakelk
oppeling),
b) handig bij tractoren met elektrohydraulisch geschakelde
aftakas.
De centrifugaalkoppeling - incl. V-snaarschijf - is/wordt op de ven-
tilatoras gemonteerd (ook achteraf nog te monteren, wanneer bijv.
aandrijfomstandigheden als a/b optreden).
Het inschakeltoerental van de koppeling is ingesteld
op ca. 600 omw/min. Na een periode van langere
stilstand moet voor ingebruikname de koppeling
korte tijd in het inschakeldraaigebied met ca. 500-600
omw/min worden gebruikt (om deze te ‘reinigen’).
55
56 1
- 15 -
DOSEREN
NL
0000-NL DOSIERVERFAHREN_8541
11
10
1
23
1
Instellen van de zaaihoeveelheid
Met een grof- (10/3) en twee fijndoseerwielen (10/1+2) met drie
instelmogelijkheden en de traploze toerentalverstelling kan de
zaaihoeveelheid worden gevarieerd.
(Extra uitrusting voor erwten leverbaar).
Het geheel wordt via een spoorwiel aangedreven, dat over de te
bewerken bodem loopt – aan de spanschroef (11/1) de bodemdruk
van het spoorwiel instellen.
Let op de volgende schakelposities (in zaaitabel aangegeven):
1. doseerwielpositie
2. aandrijfpositie - volgens schaalaanduiding
3. bodemklep
4. smoorklep
5. afdraai-inrichting (alleen omleggen voor het afdraaien)
6. roeras (roersteker verwijderen bij koolzaad)
Doseerwielpositie
met behulp van de stergreep (12/1) as verschuiven – onderwijl
enigszins draaien – en met stekker (12/2) vastzetten. (Bij omstellen
bodemklep op ‘1’).
Positie I fijndoseerwiel (10/1)
Positie II fijndoseerwiel (10/1+2)
Positie III grofdoseerwiel (10/3)
In positie I en II (fijn zaad) moet het grofdoseerwiel worden vastgezet
– met hendel (14/6, 12/6).
Hendel van achteren laten vastklikken 14/a - grofdoseerwiel
vastgezet,
hendel vóór laten vastklikken 14/b - bij doseerwielpositie III
Wanneer (in doseerwielpositie I en II) de hendel (14/6) niet in de
arreteerpositie (14/a) kan worden omgeschakeld, dan moet het
grofdoseerwiel enigszins worden verdraaid (hiervoor schuif voor
het legen openen).
Transmissiepositie
de oliebadtransmissie kan van 0 - 100 traploos worden versteld (0
= stilstand).
Wanneer in de doseerwielpositie III (grofdoseerwiel) een
aandrijfinstelling kleiner dan 15 noodzakelijk is, dan moet op
doseerwielpositie II (fijndoseerwiel 1 + 2) worden omgeschakeld
en moet de afdraaitest met een hogere aandrijfpositie worden
uitgevoerd.
Stelhendel (13/1) met stergreep vastzetten.
(Hydraulische zaadhoeveelheidverstelling: zie blz. 12).
ll llll
1
12
2
13 14
6
ab
1
3
5
4
6
- 16 -
DOSEREN
NL
0000-NL DOSIERVERFAHREN_8541
ll llll
1
12
23
5
4
6
Bodemklep
met de stelhendel (12/3) volgens de zaaitabel instellen; 1 – 6.
De bodemklep vormt onder de doseerwielen de afsluiting van de
doseerbehuizing; zij is afgeveerd, kan doorbuigen. (Bij omstellen
van de doseerwielen altijd de bodemklep op ‘1’).
Wanneer bij het afdraaien gebroken korrels worden
gesignaleerd, dan moet de bodemklep een inkeping
hoger dan in de zaaitabel staat aangegeven.
Afdraaiklep
alleen voor het afdraaien de hendel (12/4) in de bovenste positie
laten vastklikken – bij (12/5).
Arbeidspositie: hendel ‘beneden’.
Smoorklep
open- (voor normaalzaad: fig. 16) en dichtpositie (voor fijnzaad:
fig. 17).
De smoorklep regelt de hoeveelheid lucht voor het transport van
het zaaigoed. (Bij hydraulische ventilatoraandrijving smoorklep altijd
‘open’; zie hydraulische ventilatoraandrijving).
Roeras
de roeras zorgt voor een gelijkmatige naloop van het zaaigoed.
De buitenste roersteker met de beugel naar binnen wijzend
plaatsen.
Bij koolzaad roersteker (18/1) uit de roeras trekken; ook bij rollende
‘nalopende’ erwten, evt. ook bonen.
Reinigingsveren: de reinigingsveren (18/2) houden de fijndoseerwielen
vrij van afzettingen, bijv. beitsen. Zij kunnen worden omgedraaid en
moeten in geval van slijtage op tijd worden vervangen.
16 17
18
1
- 17 -
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(KALIBREREN)
0900-NL ABDREHEN_8541
NL
Hoeveelheidproef (Kalibreren)
Zaaitabellenwaarde
Omdat het zaad door haar specifieke gewicht, korrelgrootte,
korrelvorm en gebruikt ontsmettingsmiddel zeer verschillend is,
kunnen de waarden in de zaaitabel slechts richtwaarden zijn.
Voor het begin van de werkzaamheden moet daarom een
hoeveelheidproef (Kalibreren) worden doorgevoerd, om de juiste
stand van de aandrijving te verkrijgen.
Bij afwijkingen op de gewenste te zaaien hoeveelheid met een
veranderde stand van de aandrijving, de hoeveelheid proef
opnieuw uitvoeren.
- met een willekeurige stand van de aandrijving een eerste
hoeveelheidproef doorvoeren
- de nieuwe “juiste” stand van de aandrijving bepalen(meegeleverde
“zaaischijf” als hulp nemen).
- dan opnieuw een hoeveelheidproef doorvoeren
Ook zonder richtwaarde uit de tabel kan de nieuwe “juiste” stand
van de aandrijving worden verkregen:
Voorbeeld:
gewenste zaaihoeveelheid = 160 kg/ha
Hoeveelheidproef geeft 120 kg/ha, met aandrijfstand 30
120 kg/ha = 30 aandrijfstand
160 kg/ha = ? aandrijfstand
aandrijfstand (30) x gewenste zaaihoeveelheid (160)
hoeveelheidproef – uitgebrachte hoeveelheid (120)
Resultaat: de nieuwe ”juiste” aandrijfstand = 40
= 40
Hoeveelheid zaad per hectare instellen
Het kalibreren
OPMERKING: In het Duitse spraakgebruik zijn in plaats
van „Hoeveelheidproef„ de begrippen „afdraaien“ of
„afdraaiproef“ gebruikelijk. Wij gebruiken in deze handleiding
het begrip „Hoeveelheidproef“, om fouten bij het vertalen te
voorkomen.
Bij de zogenaamde zaad hoeveelheidproef (kalibreren) wordt
vastgesteld, welke hoeveelheid (kg) aan zaad per hectare wordt
uitgebracht, bij de actuele instelling van de doseerinrichting. De
doseerinrichting van de zaaimachine kan daardoor precies op de
te zaaien hoeveelheid worden aangepast.
- 18 -
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(KALIBREREN)
0900-NL ABDREHEN_8541
NL
Hoeveelheidproef (Kalibreren)
De combinatie laten zakken.
Schuif voor het legen sluiten (19/1).
Doseerwielen
Aandrijfstand
Bodemklep
Smoorklep
Zaaigoedtank vullen (evt. vooraf roersteker uit de roeras trekken;
bij koolzaad).
Hendel (19/4) boven laten vastklikken.
Opvangbak onder de uitlooptrechter.
Handslinger bij (19/2) opsteken;
- een aantal omwentelingen maken, om alle cellen te vullen.
Opvangbak nogmaals legen.
In de Tabel-1 het aantal gewenste omdraaiingen van de slinger
vaststellen.
- afhankelijk van de werkbreedte en het aantal rijen
- voor 1/40 ha of 1/10 ha.
De slinger linksom draaien
Daarna het zaad in de opvangbak nauwkeurig wegen.
Dit gewicht (G) met de “oppervlaktefactor” vermenigvuldigd, geeft
als resultaat de te zaaien hoeveelheid in kg/ha:
G x 40 (bij 1/40 ha; 250 m2)
G x 10 (bij 1/10 ha; 1000 m2)
De juiste stand van de aandrijving verkrijgen
- meegeleverde “zaaischijf” als hulp gebruiken
of
- berekenen met formule (zie vorige pagina)
1) 20 verdeleruitlopen
2) 24 verdeleruitlopen
3) 30 verdeleruitlopen
4) wielomwentelingen
Beëindigen van de hoeveelheidproef
- Handslinger op de kouterdrukverstelhendel of de V-
snaarspaninrichting vaststeken.
- Hefboom (19/4) uit de vergrendeling halen en naar beneden
zwenken.
Aanwijzing: de elektronische rijpadschakeling Multitronic II
is voorzien van een functie ‘afdraaihulp’, die behulpzaam kan
zijn bij het berekenen en meetellen van het aantal noodzakelijke
omwentelingen van de afdraaislinger van de zaaimonitor, voor het
gewenste afdraaioppervlak.
Functie zie handleiding Multitronic II, bijlage A.
}
instellen in overeenstemming met
de zaaitabel!
1
2
19
4
21
Tabel 1
Arbeids-
breedte
(m)
Rijenaf-
stand
(cm)
Aantal
rijen
Slingeromwentelingen
1/40 ha
(250 m2)1/10 ha
(1000 m2)
3,0
10,0 30 42,3 169
11,5 26 36,6 146
12,5 2) 24 42,3 169
15,0 1) 20 42,3 169
4,0
10,0 40 31,7 127
11,8 34 27,0 108
12,5 3) 32 31,7 127
13,3 3) 30 31,7 127
15,4 3) 26 27,5 110
4,5
11,3 40 28,2 113
12,5 36 25,4 102
15,0 3) 30 28,2 113
6,0 15,0 40 21,1 85
6,0
(T 600)
10,0 60 16,0 4) 64,0 4)
11,5 52 13,9 4) 55,6 4)
15,0 40 16,0 4) 64,0 4)
- 19 -
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(KALIBREREN)
0900-NL ABDREHEN_8541
NL
Zaaien met dubbele rijenafstand
Wanneer bij wijze van uitzondering slechts met de helft van het aantal
kouters (dubbele rijenafstand) wordt gezaaid, dan moeten de kleppen
aan de ‘niet-zaaiende’ 2-weg-uitlopen worden omgesteld
- bovenste kleppenhendel onder/voor vastzetten (22/1).
- De aandrijving wordt ingesteld voor de dubbele hoeveelheid zaad
kg/ha;
- voor het afdraaien moeten de instelwaarden van de dubbele
‘gewenste zaadhoeveelheid’ worden genomen.
- Slingeromwentelingen bij het afdraaien volgens de tabel.
- Bij een dubbele of meervoudige rijenafstand (bijv. bonen) mag
maar weinig zaad in de tank worden gebracht!
Spoortrekker op de juiste manier instellen!
1
22
Dosierräder wechseln:
1. Schrauben (S) demontieren (4x)
2. Vorstecker (V) an der Rückseite entfernen
3. Hebel (H) auf Pos 6 stellen
4. Federn (F) im Tank demontieren
5. Dosiereinheit herausziehen
6. Dosierrad wechseln
- 20 -
ZAAIHOEVEELHEIDVERSTELLING
0600-NL Saatmengenverstellung_8541
NL
Elektrische zaaihoeveelheidverstelling 1)
Noodbediening:
Bij het uitvallen van de elektronica kan doe hoeveelheid zaad
handmatig worden ingesteld.
Volgende stappen uitvoeren:
- Verbinding tussen verstelcilinder en verstelhendel door het
verwijderen van schroef (60) loskoppelen.
- Stergreep (61) er af draaien
- Zeskante moer aan de achterkant van de verstelhendel
verwijderen
- Stergreep (61) aan de achterzijde er op schroeven
- Te zaaien hoeveelheid instellen en de stergreep vastzetten
1) Optie
Hydraulische zaaihoeveelheidverstelling
In combinatie met de hydraulische kouterdrukverstelling kan een
hydraulische ”overhoeveelheidsverstelling” nuttig zijn.
Voor de bediening de driewegkraan (Fig. 31) juist
omschakelen
Instellen van de „normale“ en „maximale“ hoeveelheid.
”Normale hoeveelheid” - zoals gebruikelijk afdraaien; de stergreep
(32/1) echter als aanslag onder de stelhefboom zetten - stevig vast-
draaien (de verstelcilinder is daarbij helemaal ingetrokken).
”Maximale hoeveelheid” - cilinder helemaal uittrekken, de gewenste
”maximale hoeveelheid” selecteren door het verschuiven van de
verstelcilinder - bij (32/2) - met de stergreep (52/3) vastzetten.
Opnieuw afdraaien.
Opgelet: de aandrijfverstelhendel niet vastzetten!
De hoogste aandrijfstand voor „normale hoeveelheid“ = ”100”
min de gewenste overhoeveelheid (cilinderweg).
32
1
2
3
31
- 21 -
KOUTERDRUK
NL
0000-NL SCHARDRUCK_8541
1
29
2
Kouterdruk
De kouterdruk - en dus ook de zaaidiepte - is met een spilboom
(29/1) traploos instelbaar (handslinger van afdraaien en
snarenspannen).
Afzonderlijke kouters - bijv. in rijsporen - kunnen door het
verhangen van de veer (bij 29/2) met een verhoogde kouterdruk
werken.
Op gelijke bodemomstandigheden wijzigt de graafdiepte
evenredig met de rijsnelheid - sneller/oppervlakkiger of
langzamer/dieper. Bij controle van de graafdiepte moet er
daarom op worden gelet dat op het controletraject met normale
snelheid wordt gereden.
Hydraulische kouterdrukverstelling
Voor de bediening is een enkelwerkend trekkerbedieningsa
pparaat vereist;
Hiermee kan tijdens het zaaien op wisselende bodem de
kouterdruk worden veranderd.
In de gatenlijst wordt met de aanslagbout (30/1) de gewenste
normale en maximale druk gekozen.
31
30
1
- 22 -
NL
0400-NL SCHARWECHSELSYSTEM_8521
KOUTERWISSELSYSTEEM
Kouterwisselsysteem
Bij de "VITASEM, AEROSEM" kunnen sleepkouters en
breedzaaikouters zonder gereedschappen worden verwisseld.
Daartoe de veer (61/1) los maken en de veergeborgde bouten (61/2)
eruit trekken.
De gemonteerde bouten weer borgen.
Sleepkouter (fig. 61) – normale kouter
Voor het vlak uitstrooien van het zaad kunnen aan de sleepkouters
verstelbare dieptebegrenzers worden aangebracht (61/4) – kunnen
ook nadien aangebracht worden.
Breedzaaikouter (fig. 62) – bandbreedte ca. 8,5 cm
Voor een breedwerpig oogstverhogende zaadverdeling; ze zijn
geschikt voor schone en fijnkorrelige grondsoorten.
Sleep- en breedzaaikouters hebben een verstoppings-bescherming;
bovendien kunnen ze ook verend naar voren wegklappen, om bij het
neerlaten van de machine verbuigingen te vermijden.
Eenschijfskouter (fig. 63)
Ze hebben een voordeel bij lang-stengelige organische resten.
De roterende afstrijker (63/1) verwijdert aan de binnenzijde van de
ruimschijf (63/2) vastklevende aarde. De buitenzijde is door haar
welving zelfreinigend.
Door de rubberen lap (63/3) wordt het verspringen van de korrel in
de richel verhinderd.
Door het in- of uitdraaien van de schroefas (63/4) kan de
aandrukkracht van de roterende afstrijker worden veranderd.
De schroefas weer borgen met een contramoer.
Erop letten dat de kunststof schijf van de roterende
afstrijker niet tegen de voorkant aanligt. Dit zou een
remmend effect op de ruimschijf hebben.
Aandrukrol (fig.64) (extra uitrusting)
Aandrukrol in de richel (Fabrieksinstelling)
De korrels worden in de richel licht in de grond gedrukt.
Aandrukrol nnaast de richel
Alleen voor machines met tenminste 14 cm rijenafstand.
De richel wordt door de rol dichtgedrukt.
Daartoe kan de rol (64/1) aan haar houder (64/2) worden
omgeschroefd.
Diepteinstelling van de eenschijfkouters
De eenschijfkouters worden door de aandrukrol in diepte geleid.
De diepte-instelling kan in gradaties van 1 cm versteld worden door
het versteken van de veerpen (64/3).
61
62
63
64
  CM   CM
- 23 -
SPOORTREKKER
NL
0000-NL SPURANREIßER_8541
Spoortrekker
De schijvenspoortrekkers zijn op het tractormidden en tractorspoor
instelbaar.
Instelling:
- Spoortrekker-hefarm in arbeidspositie brengen.
- Schijvenopstandspunt op de juiste manier instellen.
De lengteafstand richt zich naar:
- de arbeidsbreedte (B) en
- de rijenafstand (R) van de rijenzaaimachine en naar
- de tractorspoorbreedte (S) bij spoormarkering; (fig. 23).
Instelling op tractormidden:
a) vanaf kouterrail = halve arbeidsbreedte = A
b) vanaf buitenkouter = arbeidsbr. + rijenafstand = A1
2
Instelling op tractorspoor, vanaf buitenkouter:
arbeidsbr. + rijenafst. - tractorspoorbreedte = A2
2
Voorbeeld: 3 m arbeidsbreedte (B = 300 cm)
10 cm rijenafstand (R = 10 cm)
170 cm tractorspoorbreedte (S = 170 cm)
A = B = 300 = 150 cm (op tractormidden, vanaf kouterrail)
2 2
A1 = B + R = 300 + 10 = 155 cm
2 2
A2 = B + R – S = 300 + 10 – 170 = 70 cm
2 2
23
De spoortrekkers worden met het tractorregelventiel bediend:
Tractorregelventiel bij rit-einde op ‘heffen’ instellen
beide spoortrekkers zijn geheven,
Tractorregelventiel bij rit-begin op ‘laten zakken’
tijdens de werkzaamheden moet het regelventiel altijd in positie
‘zweefstand’ blijven staan!
(bij AEROSEM 6000 regelventiel al tijdens het laten zakken in positie
‘zweefstand’ zetten)
AEROSEM 300: enkelvoudig regelventiel
Een schakelautomaat regelt het omschakelen (basispositie
van de schakelautomaat, zie onderhoud).
De trekkabel (24/1) moet bij het gebruik van de kabelhoudveer
enigszins omhooggetrokken zijn, zodat de spoorschijf zich aan
de bodem kan aanpassen, maar bij het rollen door een ploegs-
nede wordt ondersteund - tegen overbelasting wordt beveiligd;
kettingen op de juiste manier inhangen - bij (24/2).
24
1
2
- 24 -
SPOORTREKKER
NL
0000-NL SPURANREIßER_8541
25
1
2
3
4
3
AEROSEM 3000 - 4500: Enkelwerkend ventiel
AEROSEM 6000: Dubbelwerkend ventiel met “Zweefstand”
Multitronic II zaaimonitor
Omschakelen en telimpuls voor elektronische rijpadenschakeling
gebeurt middels een hydraulische wisselklep, wanneer de spoortrekker
zich bij het heffen/inklappen in de eindpositie bevindt.
Als de spoortrekker tijdens de rit voor hindernissen wordt ingeklapt,
dan kan een ongewilde telimpuls worden vermeden, door de
spoortrekker verticaal te zetten – maar niet in de eindpositie te
brengen.
Wanneer de spoortrekker helemaal moet worden ingeklapt, zonder
dat een ongewilde telimpuls wordt geregistreerd, dan moet de
rijpadenschakeling in positie <OFF> worden gebracht, door 2 maal
op de rijpadentoets te drukken.
(zie handleiding voor Multitronic in bijlage A).
Een voldoende diepgang van de spoortrekkerschijven kan via de
contramoeren (25/2) aan de cilinders (25/1) worden ingesteld.
Hefarm laten hiervoor zakken.
Moeren (25/2) niet te ver indraaien, zodat bij het inklappen de hefarm
niet al aanligt, voordat de cilinder al helemaal is ingeschoven.
Overbelastingsbeveiliging: wanneer de overbelastings-beveiliging
wordt geactiveerd, dient een nieuwe afschuifschroef te worden
geplaatst.
- M 8 x 40 DIN 931 8.8 (25/4)
Door de schijfas (24/3) te verdraaien, kan de schijf, afhankelijk van
zwaar of licht oppervlak meer of minder op grip worden ingesteld.
Voor het transport moet de spoortrekker worden ingeklapt en
vastgezet (25/3).
- 25 -
0000-NL STRIEGELVARIANTEN_8541
ZAADEGGEN NL
Zaadeggen
Koutereg (fig. 33):
alleen voor trekkouters.
Aan de kouters van de achterste rij afgeveerd aan te
brengen.
- Geschikt voor lichte tot middelzware bodems – zonder
plantenresten.
Zaadeg (fig. 38):
- tweedelig, tweerijig , met nalopende tanden,
- voor gemiddelde en zware bodem.
De tandendruk kan worden gevarieerd door de onderste kambalk
(38/a+b) om te steken en door de moer (38/c) aan de buffer te
plaatsen of af te nemen.
Perfectzaadeg (fig 39):
geschikt voor alle bodems en gebruiksomstandigheden.
- de apart geveerde zaadegdelen zijn „centraal“ verstelbaar;
- de druk (de intensiteit) vooraf met een pen selecteren in de
gatenrij (39/1).
AEROSEM 3000: voor transport over de weg (3 m breedte) aan de
linkerkant het buitenste kamelement (39/2) inschuiven/afsteken – in
arbeidspositie uittrekken/afsteken.
Tandenbescherming aanbrengen! (bescherming = extra uitrusting,
Fig.40).
38
39
1
2
40
- 26 -
0700_NL-Perfektstriegel_8537
VITASEM
VITASEM A met stapwiel rechts
VITASEM A met stapwiel links
AEROSEM
VITASEM
VITASEM A met stapwiel rechts
AEROSEM met stapwiel rechts
Na-eg Perfekt (+2005 model)
Aan de na-eg Perfekt kunnen extra verlengingen worden gemonteerd: al naar gelang het machinemodel (zie afbeelding):
- links en recht
- alleen recht
- alleen links
Voordelen:
De werking van de na-eg wordt aan de buitenzijden verbeterd; speciaal bij het wegwerken van rugjes die ontstaan door de egalisatieplaten
van een rotorkopeg.
Transport op de weg
om de transportbreedte te verminderen wordt het verlengstuk in
de transporthouder (TH) gestoken,
- met steekpen (V) borgen.
Tandneiging instellen
De regelschroef (S) maakt het mogelijk de tandneiging optimaal
in te stellen.
- De uiteinden van de tanden moeten horizontaal op de bodem
liggen.
- Instelbereik: 40 mm
- 27 -
RIJPADEN
NL
0000-NL Fahrgassen_8541
Voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden
Aan de rand van het veld (de markeur aan veldzijde neergelaten)
de rijpadentelimpuls op de juiste beginwaarde zetten - b.v. bij een
3- en 4-ritme op 2.
De automatische verderschakeling gebeurt door sensoren, b.v. bij
de markeurwissel.
Bij symmetrische rijpadenritmes met even getallen wordt aan de
rand van het veld begonnen met een 1/2 zaaimachinewerkbreedte;
daartoe moeten aan de verdelerkop de betreffende uitlopen worden
‘gesloten’ of worden omgeleid:
bovenste klephendel beneden/voor vastleggen (47/1).
Heeft de meststrooier een grensstrooimechanisme, dan kan aan de
rand van het veld ook meteen op volle zaaimachinewerkbreedte en
met een volledig rijpad worden begonnen.
Bij de rijpadschakeling zijn per wielspoor maximaal 3 zaadleidingen
uitschakelbaar (om te leiden).
Het zaaigoed voor het rijpad wordt door de uitlopen in de verdelerkop
in de zaaigoedtank teruggeleid. Dit is niet van invloed op de
verdeelnauwkeurigheid.
Het „uitschakelen“ gebeurt wanneer de trekmagneet van spanning
wordt voorzien; zo kan b.v. bij een elektronische „storing“ met een
volledig rijenaantal worden verder gewerkt. (Indien nodig kunnen dan
de kleppen in de verdelerkopuitlopen worden gesloten).
De aanpassing aan de rijpadspoorbreedte is zeer eenvoudig, daarvoor
moeten de onderste zaadleidingsslangen op de juiste manier worden
omgestoken.
Bij asymmetrische rijpaden gebeurt het uitschakelen bij twee
doorritten in tegenovergestelde richting telkens slechts op het
wielspoor aan een zijde. De niet benodigde buiten de bocht liggende
magneet moet daarom worden gedeactiveerd door het uittrekken van
de steekverbinding, al naargelang de gekozen draairichting.
(Opgelet: bij levering vanuit de fabriek zijn steeds
de beide magneetkoppelingen aangesloten. Daarom
moet men, nadat het rijpadenritme en de rijrichting
gekozen werd, de magneten in overeenstemming
hiermee controleren!)
Moeten er geen rijpaden worden aangelegd en moet de elektronische
bewaking toch actief zijn, dan moet het „0“-ritme gekozen
worden.
(Instelling van het rijpadenritme, zie bijlage A, hoofdstuk. 5.1.1)
De huidige bedrijfsgegevens blijven opgeslagen, zodat b.v. na een
werkonderbreking in het juiste ritme wordt verder gewerkt.
2-Weg-uitlopen: aan de rijpaduitlopen moet de bovenste klephendel
tussen de aanslaghaken kunnen worden bewogen (48/a,b).
De onderste klephendel is door middel van een schroef (M 5 x 60)
(48/1) incl. terugbrengveer met de magneet (48/2) verbonden; de
‘schroeengte’ moet zo worden ingesteld dat bij geschakeld rijpad
de klep boven tegen de uitloopwand aan ligt.
Aan de normale uitlopen (zonder rijpad) is de bovenste klephendel
boven/achter vastgelegd (47/2).
Maximaal 3 kleppen kunnen met een trekmagneet worden
bewogen.
1
2
47
48
ab
1
2
- 28 -
RIJPADEN
NL
0000-NL Fahrgassen_8541
arbeidsbreedte
rijenzaaimachine
sproeibreedte
strooibreedte
scha-
kel-
ritme voorbeeld voor het aanleggen van de rijpaden
rijpad symmetrisch in een zaaispoor
rijpad in scheef zaaispoor (asymmetrisch)
- 29 -
RIJPADEN
NL
0000-NL Fahrgassen_8541
Controle-inrichting: (alleen in combinatie met rijpadschakeling).
Ventilator (50/a), dosering (50/b), afdraaiklep (50/c) en resthoeveelheid (50/d) kunnen worden gecontroleerd.
Storingen tijdens gebruik worden op de monitor weergegeven door ERROR, en er klinkt een akoestisch signaal.
c
b
d
50
a
51
Vulpeilcontrole
De resthoeveelheid melder is verstelbaar (zie g. 51);
- voor koolzaad beschermzeef en roersteker verwijderen.
Rijpadmarkering (alleen in combinatie met
rijpadschakeling)
Voor het vooruitloopsproeien kan het rijpadspoor tijdens het
zaaien met spoorschijven worden gekenmerkt (g. 53).
Er wordt automatisch geschakeld. Het elektromagneet-ventiel
is aan de voorzijde van de machine gemonteerd.
De schijvenspoortrekker instellen op rijpad-spoorbreedte.
Voor het transport moet de schijfhefarm worden opgeklapt
en vastgezet (g. 54).
Als het rijpad in een verplaatst zaaispoor wordt aangelegd (4S,
6S, 8S), dan moet de niet-gebruikte rijpadmarkeur omhoog
geklapt worden vastgezet.
5354
- 30 -
RIJPADEN
NL
0000-NL Fahrgassen_8541
52
Ventilatorcontrole
De ventilatorcontrole geeft ook een signaal af, wanneer wordt gereden met een te laag of
een te hoog ventilatortoerental. Ondanks deze extra ‘waarschuwing’ moet erop worden gelet
dat de ventilator - al bij het wegrijden – met hoog toerental loopt; het aftakas-normtoerental
(ca. 1000 omw/min) moet worden aangehouden.
Bij opgeheven spoortrekkers (op de wendakker) is de controle van de ventilator en dosering
onderbroken - geen alarm.
Bij hydraulische ventilatoraandrijving worden voor grofzaad (normaal) en jnzaad
verschillende ventilatortoerentallen gebruikt; voor een correcte waarschuwing moet de
zaaimonitor op de juiste manier worden ingesteld: (zie bijlage A, punt 5.1.7)
Machinetype Aandrijving Dosering Toerental
3000 V-snaar Grofzaad 3000
Fijnzaad 3000
Hydraulische motor Grofzaad 3000
Fijnzaad 2300
4000 – 6000 V-snaar Grofzaad 3500
Fijnzaad 3500
Hydraulische motor Grofzaad 3500
Fijnzaad 2300
De inductieve sensoren worden ingesteld met afstand 1 - 3 mm (g. 52); bij het instellen
van de ventilatorsensor moet als volgt te werk worden gegaan:
ventilatoras zo draaien dat de inkeping boven staat. Sensor met de hand tot de ventilatoras
indraaien, dan 3,5 omwentelingen terugdraaien en met de contramoer borgen.
In de sensoren is een functiecontrole (licht-diode) ingebouwd, zodat bij een correctie-instelling
of testschakeling ‘het functioneren’ zichtbaar is.
- 31 -
0800-NL Sämonitor_8537
NL
MULTITRONIC
1) alleen bij AEROSEM, TERRASEM
"MULTI tronic" zaaimonitor
Beschikbare functies
De Multitronic II zaaimonitor is een compacte boordcomputer met veel nuttige functies. Hij voert belangrijke besturings- en controletaken uit
en maakt u het werk lichter door zijn nuttige aanduidings- en helpfuncties.
De zaaimonitor werd een zeer algemene vorm gegeven. Daardoor kan hij probleemloos worden ingezet voor de mechanische zaaimachinelijn
“MULTIDRILL ME/MEL” en voor de pneumatische zaaimachinelijn „AEROSEM, TERRASEM“.
Hier een beknopt overzicht van de beschikbare functies:
Besturingsfuncties:
- aanleggen van rijpaden
- bijkomend aanleggen van rijpadmarkeringen
- automatisch of manueel verderschakelen van de rijpadentelimpuls
- onderbreken van de automatische verderschakeling van de rijpadentelimpuls (bij het omrijden
van hindernissen)
Aanduidingfuncties:
- aanduiding van de rijpadentelimpuls en van het rijpadenritme
- hectareteller voor een gedeelte van de oppervlakte
- hectareteller voor de totale oppervlakte
- rijsnelheid
- zaaiasdraaiing
- ventilatortoerental
1)
Controlefuncties:
- zaaias- / afdraaiklepcontrole
- vulpeilcontrole
- ventilatorcontrole
1)
Helpfuncties:
- sensortest
- afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van de handkrukomwentelingen
- ijking van de hectareteller (aanpassing van de hectareteller aan de bodemcondities)
- instelbare tijdvertraging voor de automatische verderschakeling van de rijpadentelimpuls
- menubesturing naar keuze in het Duits, Frans of Engels
- omschakelen van het stuursignaal
- aanduiding van de boordspanning
Gebruiksinstructies:
De monitor monteren in de trekkerscabine.
Stroomvoorziening: 12 V van een 3-polige contactdoos met onafgebroken stroom (is er geen aanwezig, dan is als extra uitrusting een
aansluitingskabel voor de batterij met contactdoos of een adapter voor een 7-polige aanhangercontactdoos - in dit geval het parkeerlicht
aanzetten - bij PÖTTINGER verkrijgbaar; zie onderdelenlijst).
Zekering: geïntegreerd in de stekker
- na reactie en het verhelpen van de storing automatisch weer actief. Kabel aan de zaaimachine aansluiten. (De steekverbinding ontlasten). In het
geval van een te korte kabel tot de "VITASEM, AEROSEM, TERRASEM“, zijn er geschikte verlengsnoeren verkrijgbaar als extra uitrusting.
Ingebruikneming van de zaaimonitor
De Multitronic II zaaimonitor wordt ingeschakeld door de contactstekker in de contactdoos te steken.
Er weerklinkt een signaal. Op de indicator verschijnt gedurende ca. 2 seconden het ingestelde machinetype:
voor de lijn VITASEM of
voor de lijn AEROSEM
voor de lijn TERRASEM
Aanwijzing!
Wordt het verkeerde machinetype weergegeven, dan moet eerst het
juiste machinetype worden ingesteld
- zie bedieningshandleiding "Multitronic II"
Pas dan kan de zaaimonitor correct functioneren.
- 32 -
0800-NL Sämonitor_8537
MULTITRONIC NL
1) alleen bij AEROSEM, TERRASEM
Het bedieningsoppervlak van de Multitronic II zaaimonitor
1
2
3
4
5
7
6
8
9
Betekenis van de toetsen:
F-toets
- Hoofdmenu activeren
- Hulpfuncties activeren (sensortest, kallibreerhulp)
- Instellingen opslaan
Pijltoetsen
- Menu-instellingen veranderen
- Navigeren in het menu (omhoog/omlaag)
Indicatie rijsnelheid
1x drukken = indicatie van de rijsnelheid
Indicatie hectareteller
1x drukken = indicatie hectareteller voor een gedeelte
van de oppervlakte
2x drukken = indicatie hectareteller voor de totale
oppervlakte
De deel-hectareteller wissen = beide pijltoetsen en
2 sec lang indrukken
Beide hectaretellers wissen = beide pijltoetsen en
10 sec lang indrukken
Indicatie omwentelingen
1x drukken = indicatie van de zaaiasomwenteling
2x drukken = indicatie van de toerental blazer 1)
Indicatie rijpadentelimpuls en rijpadenritme
De rijpadentelimpuls en het rijpadenritme worden
aangeduid.
links: rijpadentelimpuls
rechts: rijpadenritme (huidige doortocht)
Verderschakeling van de rijpadentelimpuls.
De rijpadentelimpuls wordt automatisch verdergeschakeld via
sensoren of drukschakelaars.
Tijdens het automatisch tellen kan hij ook manueel gecorrigeerd
worden:
Met de pijltoetsen of wordt de rijpadentelimpuls
gecorrigeerd.
Via de pijltoetsen of kan men de rijpadentelimpuls echter
ook helemaal manueel schakelen, als de automatische
verderschakeling werd uitgeschakeld. (bijv. om om te rijden voor
hindernissen)
2x drukken = indicator <AUS>
lichtdiode aan = rijpad geschakeld
lichtdiode uit = rijpad niet geschakeld
Hoofdmenu verlaten:
U kunt het hoofdmenu op elk moment verlaten door te drukken
op een van de toetsen.
Instellingen opslaan:
F-toets indrukken en gedurende 6 seconden ingedrukt
houden.
Na 2,5 seconden begint de melding op het display te
knipperen.
Na 6 seconden weerklinkt een akoestisch signaal.
Als het signaal dooft, is de instelling opgeslagen.
U kunt de F-toets loslaten.
Als u de F-toets vroeger loslaat, blijft de oude instelling
behouden.
Aanwijzing!
De uitvoerige handleiding voor de Multitronic zaaimonitor bevindt
zich in bijlage bij deze gebruiksaanwijzing.
Bij het rijden op openbare wegen de elektronica van het boordnet
loskoppelen (de stekker aan de kant van de trekker uittrekken).
Indicator / display
F-toets (functietoets)
+ Pijltoetsen
Rijsnelheid
Hectareteller
Zaaiasomwenteling
Rijpad
Lichtdiode
- 33 -
MULTITRONIC II BEKNOPTE INFORMATIE VOOR "AEROSEM,
TERRASEM"
NL
0801-NL MULTITRONIC-Kurzinfo_8541
Hoofdmenu
Het hoofdmenu wordt geactiveerd d.m.v. de functietoets F. Hier wordt basisinstelling <Grnd> van de zaaimachine ingesteld. Ook de
hulpfuncties sensortest <SEns> en afdraaihulp <Abdr> worden met deze toets geactiveerd.
/
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
/
/
/
/
/
/
1 2 3 4 5
1 = Zaaias/afdr.kl.
2 = Hectareteller
3 = Rijpadensch.
4 = Vulstand
5 = Blazer
Met de pijltjestoetsen de
werkbreedte kiezen en
opslaan
Met de pijltjestoetsen het
rijpadenritme kiezen en
opslaan
De ijking wordt op het veld
uitgevoerd.
Indien u geen ijking wenst: kort op de
F-toets drukken
Met de pijltjestoetsen
het aantal wielimpulsen
kiezen en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
zaaiasbewaking in- (IN)
of uitschakelen (UIT) en
opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vulniveaubewaking in-
(IN) of uitschakelen (UIT)
en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vertragingstijd kiezen en
opslaan
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Aanduiding van de
boordspanning, bijv.:
12,0 volt
Met de pijltjestoetsen het
kalibreervlak
(10 = 1/10 ha)
(20 = 1/20 ha)
(40 = 1/40 ha)
(100 = 1/100 ha)
kiezen en opslaan
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
/
/
/
Met de pijltjestoetsen het
ventilatortoerental kiezen en
opslaan.
Bewaking aan: 1800-4000 t/min,
bewaking uit: 0
Met de pijltjestoetsen het
aantal verdeelkopwegen
kiezen en opslaan (20, 24,
30, 40, 48, 60)
Met de pijltjestoetsen het
aantal zaairijen kiezen en
opslaan (10 tot 60)
Machinetype Werkbreedte
Impulsen /100m
Aérosem 300 3,0m 813
Aérosem 400 4,0m 1084
Aérosem 3000 3,0m 813
Aérosem 4000 4,0m 1084
Aérosem 6000 6,0m 1626
Terrasem 3000 T 3,0m 813
Terrasem 4000 T 4,0m 1084
- 34 -
MULTITRONIC II BEKNOPTE INFORMATIE VOOR "AEROSEM,
TERRASEM"
NL
0801-NL MULTITRONIC-Kurzinfo_8541
Alarmmeldingen:
Alarm controle van de zaaiassen
Alarm controle van de vulhoogte
Alarm ventilatorcontrole
Als het ventilatortoerental 500 t/min
hoger of lager is dan de ingestelde
waarde, volgt een ventilatoralarm. Het
ventilatoralarm <GebL> en het actuele
ventilatortoerental (bijv. 1800 t/min)
worden afwisselend getoond.
Hoofdmenu verlaten:
U kunt het hoofdmenu ten allen tijde verlaten door één
van de 4 meldingstoetsen in te drukken.
Instellingen opslaan:
F-toets indrukken en 6 sec. lang ingedrukt houden. Na
2,5 sec. begint de melding te knipperen. Na 6 sec. klinkt
een akoestisch signaal. Als de signaaltoon ophoudt,
is de instelling opgeslagen. U kunt de Ftoets loslaten.
Als u de F-toets vroeger loslaat, blijft de oude instelling
opgeslagen.
- 35 -
TRANSPORT
NL
0000-NL Transport_8541
Belangrijk / transport
De machine in transportstand brengen en controleren of ze hiervoor klaar is.
Tijdens het rijden over de openbare weg moet de elektronica van het boordstroomnet worden losgemaakt (stekker van de
tractor losmaken).
Het is verboden op de machine mee te rijden of zich op te houden binnen de gevarenzone ervan.
De transportsnelheid aanpassen aan de toestand van de straten en wegen. Voorzichtig in de bochten: de aanbouwmachine
zwenkt uit!
Tijdens het transport op een aanhanger geldt een max. snelheid van 25 km/h.
De bepalingen van het wegenverkeersreglement met betrekking tot technische eisen en rijvaardigheidseisen moeten in acht
worden genomen. Volgens deze voorschriften is de gebruiker verantwoordelijk voor de verkeersveilige combinatie van tractor
en machine tijdens ritten over openbare wegen.
Werktuigen mogen een veilige besturing van het voertuig niet negatief beïnvloeden. Werktuigen mogen de veilige besturing
van het voertuig niet in het gedrang brengen. De toegelaten trekkeraslasten, het toegelaten totaalgewicht en de belastbaarheid
van de riemen (afhankelijk van snelheid en luchtdruk)mogen door de aangebouwde machine niet overschreden worden. De
belasting van de vooras moet voor de stuurvastheid minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig bedragen.
De max. toegestane transportbreedte bedraagt 3 m. Voor machines die breder zijn, is een uitzonderingsvergunning noodz-
akelijk.
Aan de omtrek van de machine mogen geen delen uitsteken die het verkeer meer dan onvermijdbaar in gevaar brengen (§
32 verkeersreglement). Zijn deze uitstekende delen toch niet te vermijden, dan moeten ze afgedekt en herkenbaar gemaakt
worden. Veiligheidsmiddelen zijn zowel voor het kenbaar maken van de machinecontouren als voor de veiligheid aan de ach-
terzijde noodzakelijk – b.v. roodwit gestreepte waarschuwingsborden 423 x 423 mm – zijn ook noodzakelijk voor het zichtbaar
maken van de buitencontouren van de machine, en noodzakelijk voor de veiligheid aan de achterzijde van de machine - bijv.
rood-wit gestreepte waarschuwingsborden 423 x 423 mm (DIN 11030); strepen 100 mm breed, in een hoek van 45° naar
buiten/beneden verlopend.
Verlichtingsapparaten zijn noodzakelijk als de lichten van de trekker door aanbouwmachines worden bedekt of indien de
weersomstandigheden het zicht beperken; of b.v. voor- en achteraan, als de aanbouwmachine aan de zijkanten meer dan
40 cm buiten de verlichtingsinstallatie van de trekker uitsteekt; of voor de veiligheid aan de achterzijde, als er meer dan 1 m
afstand is tussen de achterlichten van de trekker en het uiteinde van de machine.
Wij raden aan om de nodige waarschuwingsborden en verlichtingsapparaten rechtstreeks via de handel aan te kopen.
Een aanhanger met daarop een machine moet zijn voorzien van waarschuwingsborden, rode reectoren achter, gele reectoren
aan de zijkant, en moet altijd verlichting voeren – ook overdag.
Transportpositie
Tractor-trekarm aan de zijkant vastzetten.
Vulklep sluiten.
Markeur opklappen en vastzetten.
Spoorwiel opklappen (spoortrekker moet al zijn opgeklapt).
Rijpadmarkering opgeklapt vastzetten.
Aan perfectzaadeg bescherming "3 m" voor tanden aanbrengen!
(bescherming = extra toebehoor).
Verlichting en waarschuwingsstickers aanbrengen (volgens wegen-
verkeersreglement).
Rijenzaaimachines die breder zijn dan 3 m (incl. bodembewerkings-
machine) moeten worden getransporteerd op een PÖTTINGER-
aanhanger. Kammen opklappen - bovenste kambalk (59/1) bij (59/2)
losmaken en opgeklapte kam met stekkers borgen - bij (59/2).
59
1
2
- 36 -
NL
0400_NL-Allgemeine-Wartung_BA
Hydrauliekinstallatie
Wees voorzichtig met hydrauliekinstallaties i.v.m.
verwonding en infectie.
Als er olie uit een slang of leiding spuit, kom dan niet
te dichtbij. Vloeistof zoals olie onder hoge druk kan in
de huid dringen. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk
een arts.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Controleer of alle hydraulieknippels/verbindingen dicht
zijn. Eventueel nippels/wartels aandraaien.
Voor iedere inbedrijfsname
- Voor iedere inbedrijfsname moeten de slangen van het
hydrauliek gecontroleerd worden op beschadiging.
Versleten of beschadigde slangen moeten direct
vervangen worden. De kwaliteit van nieuw te monteren
slangen en andere delen moeten aan de eisen voldoen
en gelijk zijn aan het origineel gemonteerde materiaal.
Slangen ondergaan een natuurlijke veroudering. Ze
moeten na 5 of 6 jaren worden vervangen.
In de openlucht laten staan
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moeten
de cylinderstangen worden
gereinigd en worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Veiligheid-
saanwijzing
Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds-
en reparatie-
werkzaamheden,
de trekkermotor
uitschakelen.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoe-
ren, wanneer de
machine veilig
en stabiel staat
en goed wordt
ondersteund.
Na één werkuur
alle bouten nat-
rekken.
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud
Om ook na langere tijd nog plezier van uw machine te
houden neemt u de volgende aanwijzingen
in acht:
- Na de eerste gebruiksuren alle bouten
en moeren na-trekken.
Speciaal gecontroleerd moeten worden:
- Mesbouten bij maaiers
- Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal
voor deze machines en werktuigen ontwikkeld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door
ons geleverde delen niet door ons gecontroleerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde
omstandigheden constructieve eigenschappen van
Uw machine negatief beïnvloeden. De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade
ontstaan door het gebruik van niet originele delen en
toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
Reinigen van machinedelen
Let op!
Geen hogedrukreiniger gebruiken voor het reinigen van
lagers en van hydraulische delen.
Gevaar voor roestvorming!
- Na het reinigen van de machine deze volgens het
smeerschema doorsmeren en de machine een korte
tijd laten draaien.
- Door met te
hoge druk te
reinigen kan
beschadiging
van lak
optreden.
Veiligheidsaanwijzing
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekkermotor uitschakelen.
Overwinteren
- De machine voor het overwinteren goed schoon
maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden opbergen.
- Olie-wisselen of op niveau brengen.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten volgens schema doorsmeren.
Aftakassen
- zie ook de aanwijzingen in de aanhang
Let op: voor u onderhoud pleegt!
In principe gelden de aanwijzingen die in de
gebruikershandleiding worden gegeven.
Als daarin geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende aftakassenfabrikant.
Repara-
tieaanwijzingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen in
de aanhang (indi-
en beschikbaar)
ONDERHOUD
- 37 -
ONDERHOUD
NL
0600-NL Wartung_8541
Onderhoud
Onderhoudswerkzaamheden aan aangebouwde machine: machine
laten zakken, aftakas uitschakelen, motor afzetten en contactsleutel
verwijderen!
Een geheven machine moet extra worden ondersteund tegen
onbedoeld neerlaten!
Voor werkzaamheden aan hydraulische delen de druk van de
installatie laten!
De olie opbergen zoals voorgeschreven (hydraulische olie en
mineraalolie)!
Na de eerste ingebruikneming (ca. 8 h)
alle schroeven bijdraaien, daarna regelmatig controleren of ze nog
voldoende vastzitten.
Ca. alle 50 werkuren
de schijflageringen van de markeurs en rijpadenmarkering
(multifunctioneel vet op lithiumbasis) smeren.
Het oliepeil in de aandrijving controleren – meetstaaf (63/1), voor de
controle niet indraaien.
Het reservoir – inhoud 2,5 l – moet met olie worden bijgevuld:
hydraulische olie HLP 32.
V-snaren, snaarspanning controleren, en controleren of zij zich op één
lijn bevinden; de V-snaren ontspannen, als de machine afgebouwd
voor een langere periode wordt weggezet.
Defecte V-snaren altijd paarsgewijs vervangen; gebruik snaren van
gelijke lengte (L=L, XPZ).
Kettingaandrijving bijspannen: lager bij (64/1+2) losmaken, handmatig
spannen. Schroeven weer aanhalen.
assen gangbaar houden. Beschadigingen aan de lak herstellen.
Bij schijfkouters de schijven proper houden en de afstrijkers
controleren.
De verbindingsslangen van de hydraulica regelmatig controleren
en bij beschadiging of verbrossing vervangen (onderdelenlijst).
De verbindingsslangen zijn onderhevig aan een natuurlijk
verouderingsproces, ze mogen niet langer dan gedurende 5-6 jaar
gebruikt worden.
Bij het reinigen met een waterstraal (vooral bij hoge druk) niet direct
‘op lagers’ richten.
Vervuilingen aan de elektronische behuizing met een zachte doek en
een mild reinigingsmiddel verwijderen (geen oplosmiddel gebruiken);
de omkasting niet in een vloeistof onderdompelen!
Bij laswerkzaamheden aan de tractor of aangebouwde
machine en tijdens het opladen van de tractoraccu,
of bij het aansluiten van een tweede accu (starthulp)
moet altijd de verbinding met de elektronische
behuizing worden verbroken.
63
64
1
2
1
- 38 -
ONDERHOUD
NL
0600-NL Wartung_8541
Basisinstelling van de markeur-schakelautomaten:
(alleen bij AEROSEM 300):
de dwarsarm in werkstand.
De hydraulische cilinder helemaal uittrekken; de beide markeurs
zijn opgeheven.
De moeren aan zuiger (66/1, sleutelwijdte 24) zo draaien tot een
schakelarrêteergrendel lichtlopend inklikt (de andere arrêteergrendel
is uitgeklikt).
De moeren met een contramoer vastzetten. Een proefschakeling
uitvoeren.
Sensorinstelling (66/2 + Fig.67):
Hydraulische cilinder moet helemaal zijn ingeschoven; zie ook
controle-inrichting.
67
66
2
1
Machinetype Aanbouwset V-snaar
Lion 300
Lion 3000 79 9021.26.01 79 9003.34.05 (XPZx1900)
Lion 4000 79 9021.26.02 79 9003.34.01 (XPZx1750)
Lion 301
Lion 3001
Lion 4001
79 9021.26.03 79 9003.34.02 (XPZx1800)
Lion 301
Lion 3001
Lion 4001
79 9021.26.04
(voor volgwerktuigen met D=>500 mm) 79 9003.34.05 (XPZx1900)
V-snaren voor diverse aanbouwsetten
NL
HYDRAULISCHE VENTILATORAANDRIJVING
- 39 -
0700_NL-HYD-GEBLAESE_8548
Een veilige en exacte afstelling kan echter alleen in
combinatie met de tractor worden gerealiseerd, en is
daarom noodzakelijk.
Een juiste afstelling is noodzakelijk,
om eventuele zaaifouten bij een te laag
toerental of beschadigingen aan de
ventilator bij een te hoog toerental te
voorkomen.
De afstelprocedure (controle) moet als volgt worden
uitgevoerd.
Basisinstelling
Eerste instelling:
Voor zaaimachines gelden de volgende nominale
toerentallen.
BEL-
ANGRIJK!
Zaaimachines met
een hydraulische
ventilatoraandri-
jving moeten
voordat ze in
gebruik worden
genomen, op het
juiste nominale
toerental worden
afgesteld.
Controleren voor instelling!
1. De tractor moet voldoen aan de volgende
basisvoorwaarden.
a. Onafhankelijk van de hefinstallatiehydrauliek
functionerende oliecirculatie met een minimaal
olietransport van 35 l/min, zoals bijv. Fendt Favorit 600
met 2 hydrauliekcirculaties.
b. of gesloten - of loadsensing hydraulisch systeem met
instelbare oliehoeveelheid, zoals bijv. John Deere,
Fendt Favorit 800 of Case Magnum met hydraulische
systeemdruk van ten minste 150 bar.
c. vrije terugloop naar de hydraulische olietank via
meegeleverde hydraulische steekkoppeling, bouwgr.
4 en een leidingdiameter van min. 22 mm.
- aansluitplaats volgens aanwijzingen van de
tractorproducent. (montage van de hydraulische
steekkoppeling aan de tractor voor de terugloop
gebeurt niet door Pöttinger-monteurs).
d. Overleg met tractorproducent of hydraulische installatie
geschikt is voor hydraulische motoren.
e. Oliekoeler voor hydraulische olie.
2. Instelling van het toerental alleen uitvoeren
als de hydraulische olie warm is (machine in
bedrijf is geweest).
3. Hydraulische aansluiting aan de kant van de
tractor indien mogelijk aan het met voorrang
geschakelde regelventiel aansluiten.
1) Nominaal ventilatortoerental komt overeen met
motortoerental bij aftakastoerental n = 1000 t/min.
2) Grof zaad (gerst, haver, rogge, tarwe, triticale,
voererwten, veldbonen enz.)
3) Fijn zaad (koolzaad, klaver, zonnebloemen, phacelia
enz.)
zie ook zaaitabel
Type machine Ventilator-toerental 1)
Grof zaad 2)
minimum
Fijn zaad 3)
toerentalbereik
AEROSEM 300 / 3000
3000 2300
AEROSEM 400 / 4000
3500 2300
AEROSEM 5000
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000
3500 2200 - 2500
AEROSEM 5000 F
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000 F
3500 2800 - 3200
TERRASEM 4000
3500 2300
TERRASEM 6000
3500 2800 - 3200
Let op!
Bij zaaimachines met hydraulische ventilatoraandrijving
moet zowel bij grof zaad, als bij fijn zaad met geopende
smoorklep worden gewerkt.
Smoorklep (3) verwijderen of mechanisch
vastzetten.
Belangrijk!!
Bij hydraulische
ventilatoraandri-
jving moet de
zaaimachine
zijn voorzien
van ventilator-
controle en het
gecontroleerde
toerental moet
worden ingesteld
op 2300 omw/min
(zie handleiding
Multitronic II).
Als de hydr.
aandrijving
achteraf wordt
gemonteerd, dient
hierop absoluut te
worden gelet.
NL
HYDRAULISCHE VENTILATORAANDRIJVING
- 40 -
0700_NL-HYD-GEBLAESE_8548
GROF
Instelprocedure voor fijn zaad
Bij rijenzaaimachines met een hydraulische
ventilatoraandrijving wordt het luchtdebiet beperkt door
het ventilatortoerental te verlagen.
Instelling als volgt uitvoeren.
Variant 1 - bij trekkers met instelbaar oliedebiet wordt
het toerental geregeld via de oliedebietregelaar aan
de trekker.
Variant 2 - bij trekkers zonder instelbaar oliedebiet
1. Handwiel aan regelblok
helemaal uitdraaien (op
aanslag).
2. Het noodzakelijke
gereduceerde
ventilatortoerental wordt
dan door het ventiel
automatisch bereikt.
Wanneer het ventilatortoerental voor fijn zaad te laag
is, dan kan dit volgens tabel 1 worden verhoogd door
het handwiel in te draaien.
Instellingen noteren!!
1. Positie van de oliehoeveelheidstelhendel aan de
tractor
2. oliedrukweergave aan de zaaimachine.
(Aanduiding aan de drukmanometer door
meegeleverde markeringspijl)
Bij machines zonder toerentalbewaking (Multitronic,
Power, ISOBUS enz.) moet de hydraulische
ventilatoraandrijving ingesteld worden volgens
volgende richtwaarden:
Een goed ingestelde hydraulische ventilatoraandrijving
werkt in de volgende drukbereiken.
Attentie!
Om een constant ventilatortoerental te verkrijgen,
moeten alle andere verbruikers (kouterdruk-spoortrekker-
voorloopmarkering enz.) op het minimale oliedebiet voor
de bewerking gezet worden. (instelling aan trekker)
Instelprocedure voor grof zaad
1. Handwiel aan het regelblok helemaal indraaien (op
aanslag).
2. Oliehoeveelheidstelhendel aan de tractor op geringe
doorvoerhoeveelheid zetten – ca. 1/3.
3. Ventilator aanzetten (motortoerental voor aftakas n =
1000 omw/min)
4. Ventilatortoerental controleren. Melding op display (D).
Nominaal toerental zie tabel.
Controle alleen bij warme motor uitvoeren.
5. Als het nominale ventilatortoerental niet wordt bereikt,
moet de hoeveelheid olie aan de tractor stapsgewijs
worden verhoogd.
Wordt hiermee het noodzakelijke toerental niet bereikt, dan
kan een verdere verhoging tot het nominale toerental alleen
worden bereikt door enkele evenwichtsringen onder
het handwiel aan het regelblok te verwijderen (fig. 1).
6. Motortoerental laten zakken tot aftakastoerental n = 850
omw/min.
Bij dit toerental mag de ventilatorcontrole (toon + lampje)
niet worden geactiveerd; als dat wel gebeurt, moet de
oliehoeveelheid aan de kant van de tractor enigszins
worden verhoogd (waarschuwing uit).
Instellingen noteren!!
1. Positie van de oliehoeveelheidstelhendel aan de
tractor
2. oliedrukweergave aan de zaaimachine.
(Aanduiding aan de drukmanometer door
meegeleverde markeringspijl)
Fijn zaad
Let op!
Instelling alleen
geldig voor
gebruikte tractor.
Bij inzet van een
andere tractor
opnieuw instellen.
P
T
Grof zaad
Fijn zaad
Handwiel (1)
Evenwichtsringen
Drukmanometer
P = drukleiding T = tankleiding
Toerentalmeting – drukmeting
Sensor
D
Attentie!
Evenwichtsringen
alleen verwijderen
of aanbrengen als
de trekkermotor
uitgeschakeld is.
Standaardhydrauliek ventilatoraandrijving
Arbeidspositie
Drukbereik
tot 3 m 4m tot 6 m
Grof zaad 70 - 90 bar 80 - 100 bar
Fijn zaad 30 - 40 bar 30 - 50 bar
FIJN
NL
HYDRAULISCHE VENTILATORAANDRIJVING
- 41 -
0700_NL-HYD-GEBLAESE_8548
Technische details
Olieopbrengst max: 35 l/min
Ventilatortoerental max: 4250 o/min
Ventilatortoerental min: 1200 o/min
Hydraulische aansluitingen:
P – leiding (drukleiding: Stekker BG 4
T – leiding (Retourleiding):
Mof BG 4 (standaard gemonteerd),
Stekker BG 4 (los bijgevoegd)
LS – leiding: Stekker BG 2
Instel aanwijzingen
Voor het in bedrijf nemen van de aandrijving moet worden
vastgesteld
- dat de instelschroef op het regelventiel
op de schaal in stand 0 is gezet (minimale
doorstroomhoeveelheid).
Na het in gebruik nemen moet
- met behulp van de ze schroef het toerental worden
ingesteld.
Een veilige en precieze instelling is alleen in combinatie
met de gebruikte trekker mogelijk.
Voor standaardmachines gelden daarbij de volgende
norm-toerentallen
Uitschakelen van LS – aandrijvingen bij hydromotoren is
normaal gesproken alleen mogelijk door:
- De P–leiding er uit te trekken.
- De trekker motor stop te zetten.
Om deze handelingen te voorkomen werd aan de
trekkerzijde van de P–leiding (trekkerzijde)
Een blokkeerkraan ingebouwd. Voor het uitschakelen van
de aandrijving moet slechts de blokkeerkraan gesloten
te worden.
ATTENTIE:
Een juiste
instelling
beslist nodig
om mogelijke
zaaifouten van
een te laag
toerental of
beschadiging
van de ventilator
door een te hoog
toerental te
vermijden.
Hydr. Ventilatoraandrijving met Load Sensing aansturing
Type machine Ventilator-toerental 1)
Grof zaad 2)
minimum
Fijn zaad 3)
toerentalbereik
AEROSEM 300 / 3000
3000 2300
AEROSEM 400 / 4000
3500 2300
AEROSEM 5000
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000
3500 2200 - 2500
AEROSEM 5000 F
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000 F
3500 2800 - 3200
TERRASEM 4000
3500 2300
TERRASEM 6000
3500 2800 - 3200
Voor het gebruik van de hydraulische ventilatoraandri-
jving
- Minimumdebiet van de trekker 35 l/min
- Bedrijfsdruk hydrauliek min. 150 bar
Om reden van prioriteitenschakeling van het hydraulische
systeem kan er op trekkers met een geringere olieopbrengst
tot daling van het toerental komen tijdens het heffen en
keren van de machine.
(Prioriteit 1: Besturing, Prioriteit 2: Hefinrichting enz.)
Een verlaagd toerental kan leiden tot
- verstoppen van de zaadgeleiders(heffen van de
machine tijdens het rijden noodzakelijk)
- ongewenste toerentalschommelingen van het
loopwiel
Dit probleem kan worden opgelost, als de hydr.
Ventilatoraandrijving via een Load Sensing Systeem wordt
verzorgd (LET O: de trekker moet over een LS systeem
beschikken).
Voorwaarden:
- Zaaimachine met ventilatorbewaking (Multitronic,
Power , ISOBUS enz.)
- LS-hydrauliek met eigen LS-leiding aan de trekker
= 3 aansluitleidingen
De LS aandrijving vindt plaats met een extra leiding
(Snuffelleiding).
Deze leiding regelt een contant drukverschil tussen LS
– en P – leiding. Daardoor wordt de olieopbrengst voor
dit circuit, en zodoende het toerental onafhankelijk van
andere circuits, constant gehouden.
Verder wordt slechts die hoeveelheid olie toegevoerd,
die voor de hydromotor wordt benodigd.
Een Bypassleiding, die de olie door het circuit leidt en
zodoende onnodig opwarmt, vervalt.
(Bij LS-hydrauliek zonder extra LS-leiding =
2 aansluitleidingen - ventilatoraandrijving van
standaardhydrauliek gebruiken)
P-Leiding T-Leiding
LS-Leiding Blokkeerkraan
- 42 -
0600_NL-Satteldreieck_8541
NL
AANBOUWBOK
K
Aanbouwvarianten
AANWIJ-
ZING!
Volg ook de
aanwijzingen In
de montage- en
gebruikershand-
leiding van de
rotor-kopeg.
Aanbouwvariant 1
- bij ventilatoraandrijving hydraulisch
Aanbouwvariant 2
- bij ventilatoraandrijving mechanisch
AANWIJZING!
De afstand tussen de aanbouwmachine
en de rotor-kopeg kan met de houders (K)
worden veranderd.
- beide houders (K) demonteren
- de houders 180° draaien
- linker houder aan de rechterzijde monteren
- rechter houder aam de linker zijde monteren
Gebruikershandleiding
Zaaimonitor
Multitronic II voor
AEROSEM
TERRASEM
0900-NL Multitronic_8541
- A44 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
1 Algemeen
De volgende aanwijzingen en verklaringen a.u.b. zorgvuldig doorlezen. Daardoor voorkomt u fouten
bij bediening en instelling.
Inhalt
1 Algemeen.................................................................................................................................................................................. 44
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor ................................................................................................................... 45
2.1 Elektrische aansluiting .................................................................................................................................................... 45
2.2 Technische gegevens ...................................................................................................................................................... 45
2.3 Mogelijke functies ............................................................................................................................................................45
3 In werking stellen van de zaaimonitor ...................................................................................................................................... 46
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen voor VITASEM .................................................................................. 46
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II – Zaaimonitor ..............................................................................................46
4.2 De meldingstoetsen ........................................................................................................................................................46
4.3 De alarmmeldingen .........................................................................................................................................................46
4.4 Hoofdmenu ..................................................................................................................................................................... 47
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM .................................................................................................................................. 48
5.1 De basisinstelling ............................................................................................................................................................48
5.1.1 Rijbaanritme ........................................................................................................................................................48
5.1.2 Werkbreedte ........................................................................................................................................................ 48
5.1.3 IJken van de hectareteller of ingeven van de wielimpulsen ................................................................................ 49
5.1.4 Säwellen- / Abdrehklappenüberwachung ............................................................................................................ 50
5.1.5 Controle van de vulhoogte ..................................................................................................................................50
5.1.6 Vertragingstijd ..................................................................................................................................................... 50
5.1.7 Blazercontrole ....................................................................................................................................................50
5.1.8 Aantal van de uitlopen van de verdelerkap ........................................................................................................51
5.1.9 Het aantal zaaipijpen ..........................................................................................................................................51
5.1.7 Opslaan van instellingen .................................................................................................................................... 51
5.2 Sensortest en aanduiding van de boordspanning ...........................................................................................................52
5.3 Afdraaihulp (voor het kalibreren) .....................................................................................................................................53
6 De meldingstoetsen ..................................................................................................................................................................54
6.1 Rijtempo aangeven .........................................................................................................................................................54
6.2 De hectareteller ...............................................................................................................................................................54
6.2.1 Gedeelte oppervlaktes- / gehele oppervlaktes aangeven ................................................................................... 54
6.2.2 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes wissen .......................................................................................................54
6.2.3 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes en van gehele oppervlaktes wissen. .........................................................54
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven .....................................................................................................................54
6.4 Toerental van de blazer aangeven ................................................................................................................................. 54
6.5 De rijbaanslag .................................................................................................................................................................55
6.5.1 Rijbaanslag aangeven / veranderen ..................................................................................................55
6.5.2 Automatisch verderschakelen onderbreken ........................................................................................................ 55
7 Alarmmeldingen ........................................................................................................................................................................56
7.1 Zaaiassenalarm ...............................................................................................................................................................56
7.2 Vulhoogte-alarm ..............................................................................................................................................................56
7.3 Blazeralarm .....................................................................................................................................................................57
8 Machinetype en taal instellen en stuursignaal omschakelen....................................................................................................58
0900-NL Multitronic_8541
- A45 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor
2.1 Elektrische aansluiting
De stroomverzorging van de zaaimonitor vindt plaats met een DIN 9680-stekker vanaf de 12-Volt aansluiting op de trekker. Deze 3-polige
stekkers worden ook in een 2-polige uitvoering gebruikt, omdat alleen de twee hoofdaansluitingen (+12V, massa) noodzakelijk zijn.
Indien gewenst, bestaat ook de mogelijkheid om de zaaimonitor met een ISO 11786 signaalstopcontact te gebruiken.
Attentie!
Stekkers en contactdozen van een ander constructietype zijn niet toegestaan, aangezien de betrouwbare werking
dan niet gegarandeerd is.
2.2 Technische gegevens
Bedrijfsspanning: van +10V tot +15V
Stroomverbruik van de zaaimonitor 70 mA
Bedrijfstemperatuur: van -5°C tot +60°C
Temperatuur bij opslag van -25°C tot +60°C
Beveiligingsgraad IP65
Beveiliging 6A Multi-fuse in de stekker.
Na een kortsluiting en na een wachttijd van ca. 2 minuten herstelt de beveiliging zich zelf.
LCD-veld: 4-cijfers, met verlichte achtergrond
2.3 Mogelijke functies
De Multitronic II – Zaaimonitor is een compacte bedrijfscomputer met veel functies. Hij neemt belangrijke stuur- en controle-opgaven
van u over, is een zinvol afleesinstrument en verlicht uw werk door de praktische hulpfuncties.
De zaaimonitor is universeel ontworpen. Daardoor kan hij zonder problemen worden toegepast op de mechanische zaaimachines uit
de ”VITASEM” -serie en op de pneumatische zaaimachines uit de series ”AEROSEM EN TERRASEM”.
Hier een kort overzicht van de mogelijke functies:
Stuurfuncties:
- Aanleggen van rijbanen
- Extra aanleggen van rijpadenmarkeringen
- Automatisch of handmatig verder schakelen van de rijpadenslagen
- Onderbreken van het automatisch verder schakelen van de rijpadenslagen als er om een hindernis heen moet worden gereden.
Meldingsfuncties:
- Melden van rijpadenslag en rijpadenritme
- Hectareteller voor gedeeltelijke oppervlakten
- Hectareteller voor gehele oppervlakten
- Rijtempo
- Toerental van de zaaiassen
- Toerental van de blazer
Controlefuncties:
- Controle van de zaaiassen
- Controle van de vulhoogte
- Controle van de afdraaiklep
- Controle van de blazer
Hulpfuncties:
- Sensortest
- Afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van het toerental van de handslinger
- IJken van de hectareteller (Aanpassen van de hectareteller aan de bodemtoestand)
- Instelbare vertragingstijd voor het automatisch verder schakelen van de rijpadenslag
- Menutaal naar keuze: Duits, Frans of Engels
- Omschakeling van het sensorsignaal
- Aanduiding van de boordspanning
0900-NL Multitronic_8541
- M46 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
3 In werking stellen van de zaaimonitor
De Multitronic II - Zaaimonitor wordt ingeschakeld door de spanningsverzorgende
stekker in het trekkerstopcontact te steken. Er klinkt een kort claxonsignaal. In het display
verschijnt ca. 2 seconden lang het ingestelde machinetype.
Voor de bouwreeks VITASEM moet de melding < > verschijnen.
Voor de bouwreeks AEROSEM moet de melding < > verschijnen.
Voor de bouwreeks TERRASEM moet de melding < > verschijnen.
Mocht het verkeerde machinetype verschijnen, moet eerst de instelling van het machinetype
worden veranderd (zie punt 8). Daarna kan de zaaimonitor pas correct gaan werken.
Daarna wordt een melding opgeroepen voor de rijsnelheid, de hectareteller, het toerental
van de zaaiassen of de schakeling voor de rijpaden.
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen
voor VITASEM
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II – Zaaimonitor
Meldingen/Display (1/1), functietoets rijsnelheid (1/2),
toerental zaaias / toerental blazer (1/3), hectareteller (1/4),
diode (1/5), rijpad (1/6),
pijltjestoetsen (1/7, A,V), F-toets (1/8)
4.2 De meldingstoetsen
De groene toetsen zijn meldingstoetsen
Melding rijsnelheid (1/2)
1x indrukken = weergave rijsnelheid
Melding hectareteller (1/4)
1x indrukken = Melding hectareteller voor gedeeltelijke oppervlaktes
2x indrukken = Melding hectareteller voor de gehele oppervlakte
Wissen van de hectareteller voor gedeeltelijke oppervlaktes =
allebei de pijltoetsen A en V 2 seconden lang ingedrukt houden
Wissen van allebei de hectaretellers = allebei de pijltoetsen A en V
10 seconden lang ingedrukt houden
Weergave toerentallen (1/3)
1x drukken = weergave zaaias toerental
2x indrukken = Melding toerental blazer
Melding rijpadenslag en rijpadenritme (1/6)
Met de pijltoetsen A of V kunt u de rijpadenslag met de hand veranderen.
2x indrukken = Melding <AUS>
Lichtdiode aan (1/5) = rijbaan ingeschakeld
Lichtdiode uit (1/5) = rijbaan niet ingeschakeld
4.3 De alarmmeldingen
<doSi> = Alarm Controle van de zaaiassen
<doSi> = Alarm Controle van de afdraaiklep
<FUEL> = Alarm Controle van de vulhoogte
<GEbl> = Alarm controle van de blazer
2x
1
1
8
A
V
2
3
4
6
5
7
0900-NL Multitronic_8541
- A47 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
4.4 Hoofdmenu
Het hoofdmenu wordt geactiveerd d.m.v. de functietoets F. Hier wordt basisinstelling <Grnd> van de zaaimachine ingesteld. Ook de
hulpfuncties sensortest <SEns> en afdraaihulp <Abdr> worden met deze toets geactiveerd.
/
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
/
/
/
/
/
/
1 2 3 4 5
1 = Zaaias/afdr.kl.
2 = Hectareteller
3 = Rijpadensch.
4 = Vulstand
5 = Blazer
Met de pijltjestoetsen de
werkbreedte kiezen en
opslaan
Met de pijltjestoetsen het
rijpadenritme kiezen en
opslaan
De ijking wordt op het veld
uitgevoerd.
Indien u geen ijking wenst: kort op de
F-toets drukken
Met de pijltjestoetsen
het aantal wielimpulsen
kiezen en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
zaaiasbewaking in- (IN)
of uitschakelen (UIT) en
opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vulniveaubewaking in-
(IN) of uitschakelen (UIT)
en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vertragingstijd kiezen en
opslaan
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Aanduiding van de
boordspanning, bijv.:
12,0 volt
Met de pijltjestoetsen het
kalibreervlak
(10 = 1/10 ha)
(20 = 1/20 ha)
(40 = 1/40 ha)
(100 = 1/100 ha)
kiezen en opslaan
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
/
/
/
Met de pijltjestoetsen het
ventilatortoerental kiezen en
opslaan.
Bewaking aan: 1800-4000 t/min,
bewaking uit: 0
Met de pijltjestoetsen het
aantal verdeelkopwegen
kiezen en opslaan (20, 24,
30, 40, 48, 60)
Met de pijltjestoetsen het
aantal zaairijen kiezen en
opslaan (10 tot 60)
Machinetype Werkbreedte
Impulsen /100m
Aérosem 300 3,0m 813
Aérosem 400 4,0m 1084
Aérosem 3000 3,0m 813
Aérosem 4000 4,0m 1084
Aérosem 6000 6,0m 1626
Terrasem 3000 T 3,0m 813
Terrasem 4000 T 4,0m 1084
Alarmmeldingen:
Alarm controle van de zaaiassen
Alarm controle van de vulhoogte
Alarm ventilatorcontrole
Als het ventilatortoerental 500 t/min
hoger of lager is dan de ingestelde
waarde, volgt een ventilatoralarm. Het
ventilatoralarm <GebL> en het actuele
ventilatortoerental (bijv. 1800 t/min)
worden afwisselend getoond.
Instellingen opslaan:
F-toets indrukken en 6 sec. lang ingedrukt houden. Na 2,5 sec. begint de melding
te knipperen. Na 6 sec. klinkt een akoestisch signaal. Als de signaaltoon ophoudt,
is de instelling opgeslagen. U kunt de Ftoets loslaten. Als u de F-toets vroeger
loslaat, blijft de oude instelling opgeslagen.
Hoofdmenu verlaten:
U kunt het hoofdmenu ten allen tijde verlaten door één
van de 4 meldingstoetsen in te drukken.
0900-NL Multitronic_8541
- M48 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM
In het hoofdmenu kunt u drie functies oproepen:
Basisinstelling van de drilmachine <Grnd>
Sensortest <SEns>
Draaihulp <Abdr>
F-toets indrukken en met pijltoets A of V de gewenste functie kiezen. Daarna weer de
F-toets indrukken om de gekozen functie te activeren.
5.1 De basisinstelling
Voor het in werking stellen van de zaaimonitor moet eerst de basisinstelling worden
ingesteld. Daardoor worden de kenmerkende gegevens en de technische toestand van
de drilmachine aan de zaaimonitor meegedeeld.
Als de basisinstelling verkeerde gegevens bevat, zijn verkeerde functies
en verkeerde berekende meldingen het gevolg.
F-toets indrukken en met A of V de basisinstelling kiezen. Daarna weer de F-toets
indrukken om de basisinstelling te activeren. Hierbij wordt de instelling van het rijbaanritme
opgeroepen.
5.1.1 Rijbaanritme
In dit menu kan een symmetrisch en een asymmetrisch rijbaanritme worden ingesteld
of de schakelaar voor de rijbanen gedeactiveerd worden.
Symmetrisch rijbaanrtime:
<SY:02>, 03, 04, 05, 06, 07, 08, 09, 10, 11, 12
Asymetrisch rijbaanritme:
<AS:02>, 04, 06, 08, 10, 12
Gedeactiveerde rijrillenschakeling: <FG:00>
Met A of V het rijrillenritme kiezen en met F opslaan (zie punt. 5.1.10)
Hierna volgt de instelling van de werkbreedte van de drilmachine.
5.1.2 Werkbreedte
Eerst verschijnt het symbool voor de werkbreedte <Arb> en na 3 sec een vooraf
ingestelde werkbreedte.
Met A of V de werkbreedte kiezen en met F opslaan (zie punt 5.1.10)
Hierna volgt het ijken van de hectareteller.
0900-NL Multitronic_8541
- M49 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
5.1.3 IJken van de hectareteller of ingeven van de wielimpulsen
Om het aantal hectares precies te kunnen tellen en om het rijtempo precies te kunnen
aangeven moet een impulsgetal voor 100 m rijafstand wordengegeven.
De afstand kan op twee manieren worden berekend:
Ingeven van de wielimpulsen volgens tabelle
of
praktische berekening van het impulsgetal
Allereerst moet altijd de tabellenwaarde worden ingegeven. Alleen in het geval, dat de
hectareteller niet precies werkt, moet de hectareteller geijkt worden.
5.1.3.1 IJken van de hectareteller
Het ijken van de hectareteller betekent een aanpassing aan de toestand van de akkerbodem.
Er dient slechts dan te worden geijkt, als de hectareteller niet precies werkt.
U dient direct op het veld te ijken.
Eerst verschijnt symbool voor ijken <Eich> en na 3 sec een vooraf ingesteld aantal van
wielimpulsen.
IJken niet doorvoeren:
Als u niet of pas later wilt ijken, moet u even de F-toets indrukken. Het programma gaat
dan verder met het volgende instellingsmenu wielimpulsen <InPu>.
IJken doorvoeren:
Als u wilt ijken, moet u als volgt te werk gaan:
Machine naar het begin van de te meten afstand rijden.
100 m op het veld afmeten
Pijltoets A indrukken, De melding < FAhr > = vertrekken verschijnt
De te meten afstand helemaal af rijden. De zaaimonitor telt nu impulsen aan de
hectareteller.
Aan het einde van de meten afstand de pijltoets V indrukken. De zaaimonitor telt dan
geen impulsen meer.
Met F-toets het aantal impulsen opslaan (zie punt 5.1.7)
Na het ijken vervalt de invoer van de wielimpulsen. Door de F-toets in te drukken komt
men op het menupunt Zaaias-controle (zie 5.1.4), of men verlaat het menu met een
groene toets.
5.1.3.2 Ingeven van de wielimpulsen
Eerst verschijnt het symbool voor de wielimpulsen <InPu> en na 3 sec een vooraf
ingesteld aantal impulsen.
Bij de AEROSEM is het impulsgetal afhankelijk van de werkbreedte,
en moet volgens de tabel worden ingevoerd: (behalve na het ijken)
AEROSEM / TERRASEM Impulsaantal/100 m
3 m 813
4 m 1084
4,5 m 1220
5 m 1355
6 m AEROSEM 1626
6 m TERRASEM 813
Met pijltoets A of V het aantal impulsen kiezen en met F-toets opslaan (zie punt 5.1.7).
Nu wordt de controle van de zaaiassen ingesteld.
0900-NL Multitronic_8541
- M50 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
5.1.4 Säwellen- / Abdrehklappenüberwachung
In diesem Menü wird die Säwellen- und Abdrehklappenüberwachung ein- oder
ausgeschaltet.
Eerst verschijnt het symbool van de zaaiasbewaking <doSi> = dosering en na 3 sec.
wordt de bewakingstoestand weergegeven.
Überwachung ein = <Ein>
Überwachung aus = <AUS>
Met pijltoets A of V de controle aan- of uitzetten en met F-toets opslaan (zie punt
5.1.10).
Hierna wordt de controle van de vulhoogte ingesteld.
5.1.5 Controle van de vulhoogte
In dit menu wordt de controle van de vulhoogte aan- of uitgezet.
Eerst verschijnt het symbool van de vulhoogtebewaking <FUEL> = vulhoogte en na 3
sec. wordt de bewakingstoestand weergegeven.
Controle van de vulhoogte aan = <Ein>
Controle van de vulhoogte uit = <AUS>
Met pijltoets A of V de controle aan- of uitzetten en met F-toets opslaan (zie punt
5.1.10).
Hierop volgt het instellen van de vertragingstijd.
5.1.6 Vertragingstijd
De vertragingstijd t3 <ZEit> is een vertraging van de schakelimpuls voor het automatisch
verderschakelen van de rijbaanslagen. Deze tijd dient ertoe om verkeerde schakelingen
te voorkomen. De vertragingstijd kan van 0,5 sec tot 20,0 sec trapsgewijs met trappen
van 0,5 sec worden ingesteld.
0 tot 10 seconden in trappen van 0,5 sec.
10 tot 10 seconden in trappen van 1 sec.
De volgende waardes moeten vooraf worden ingesteld:
Automatisch verderschakelen via: Gemelde waarde
(komt overeen met vertragingstijd in sec)
Drukschakelaar aan de twee- of driewegafsluiter 1,5
Fendt – signaalstopcontact, ISO 11786 1,5
Sensor aan het spoorwiel minimaal 3,5
U kunt echter ook nog andere waardes instellen. U kunt met de pijltoetsen A of V de
vertragingstijd kiezen en met de F-toets opslaan (zie punt 5.1.10).
Nu volgt het instellen van de blazercontrole.
5.1.7 Blazercontrole
In dit menu wordt de blazercontrole aan- of uitgezet. Allereerst verschijnt het symbool
<GEbL> en na 3 sec. verschijnt een vooraf ingesteld toerental voor de blazer.
Blazercontrole aanzetten: Es lassen sich Gebläsedrehzahlen im Bereich von 1800 U/min
bis 4000 U/min in Schritten von 100 U/min einstellen.
In de volgende tabel ziet u, welk toerental u voor ieder afzonderlijk geval moet
instellen.
Machinetype Aandrijving Dosering Toerental van
de blazer
3000 V-riem grof zaad 3000
fijn zaad 3000
hydro-motor grof zaad 3000
fijn zaad 2300
4000 – 6000 V-riem grof zaad 3500
fijn zaad 3500
hydro-motor grof zaad 3500
fijn zaad 2300
0900-NL Multitronic_8541
- M51 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
Met de pijltoetsen A of V het toerental van de blazer volgens de bovenstaande tabel
kiezen en met de F-toets opslaan (zie: punt 5.1.10)
Blazercontrole uitzetten:
Met de pijltoetsen A of V het blazer-toerental <0> kiezen en met de F-toets opslaan
(zie: punt 5.1.10)
Hierna volgt het instellen van het aantal uitlopen van de verdelerkap.
5.1.8 Aantal van de uitlopen van de verdelerkap
In dit menu wordt het aantal uitlopen van de verdelerkap aangegeven. Deze gegevens
zijn noodzakelijk voor het correcte functioneren van de afdraaihulp.
Allereerst verschijnt het symbool voor het aantal uitlopen van de verdelerkap <AUSL>
en na 3 sec. verschijnt een vooraf ingesteld aantal. Er kunnen 16, 20, 24, 30, 32, 36, 40,
48 of 60 uitlopen worden gekozen.
Met de pijltoetsen A of V het aantal uitlopen van de verdelerkap kiezen en met de F-toets
opslaan (zie: punt 5.1.10)
Nu volgt het instellen van het aantal zaaipijpen.
5.1.9 Het aantal zaaipijpen
In dit menu wordt het aantal zaaipijpen aangegeven. Deze gegevens zijn noodzakelijk
voor het correcte functioneren van de afdraaihulp.
Allereerst verschijnt het symbool voor het aantal zaaipijpen <drh> en na 3 sec. verschijnt
een vooraf ingesteld aantal. Er kunnen 10 tot 60 zaaipijpen worden gekozen. Het is echter
niet mogelijk om meer zaaipijpen dan uitlopen van de verdelerkap in te stellen.
Met de pijltoetsen A of V het aantal zaaipijpen kiezen en met de F-toets opslaan (zie:
punt 5.1.10).
De basisinstelling van de drilmachine is nu afgesloten. Het programma keert nu terug naar
het hoofdmenu en het symbool voor de basisinstelling <Grnd> verschijnt opnieuw.
U kunt nu het menu verlaten met één van de 4 groene meldingstoetsen.
5.1.10 Opslaan van instellingen
Als de vooraf ingestelde waardes worden veranderd, moeten de veranderde waardes
worden opgeslagen.
Alle instellingen kunnen op dezelfde manier worden opgeslagen:
De F-toets 6 sec lang indrukken. Na 2,5 sec begint de melding te knipperen. Na 6
sec houdt het knipperen op en er klingt een akoestisch signaal. Als de signaaltoon
ophoudt is de instelling opgeslagen.
U kunt nu de F-toets loslaten en u gaat zo automatisch naar het volgende menu.
Als u de F-toets vroeger loslaat, gaat u ook naar het volgende menu, maar de eventueel
veranderde waarde wordt niet opgeslagen en de oude waarde blijft.
6 Sek.
0900-NL Multitronic_8541
- M52 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
5.2 Sensortest en aanduiding van de boordspanning
De sensortest is een mogelijkheid om de functie van de sensoren aan de drilmachine
te controleren.
De F-toets indrukken en met de pijltoetsen A of V de sensortest <SEnS> kiezen, daarna
weer de F-toets indrukken om de test te activeren.
Er verschijnen 5 balken op het scherm:
1=Controle van de zaaiassen
2=Hectareteller
3=Verder schakelen van de rijpadenslag
4=Controle van de vulhoogte
5=Controle van de blazer
De balken tonen de schakeltoestand van de afzonderlijke schakelelementen.
van hectareteller (sensoren met openingsfunctie)
Lange balk = geen metaal gevonden
Korte balk = metaal gevonden
Verderschakelen van de rijbaanslag via
- Sensor aan de schudcompensatie (Sensoren met openingsfunctie)
Lange balk = geen metaal gevonden
Korte balk = metaal gevonden
- Drukschakelaar aan de twee- of driewegafsluiter (Sensoren met sluitingsfunctie)
Lange balk = schakelaar staat onder druk
Korte balk = schakelaar zonder druk
- Fendt – Signaalstopcontact
Lange balk = slagwerkstelling omhoog getrokken
Korte balk = slagwerkstelling omlaag
- Sensor aan het spoorwiel (sensor met sluitingsfunctie):
Lange balk = metaal gevonden
Korte balk = geen metaal gevonden
Voor controle van de vulhoogte (eindschakelaar met sluitingsfunctie)
Lange balk = Voelhoek verticaal ( zaadkast vol)
Korte balk = Voelhoek horizontaal ( zaadkast leeg)
Voor controle van de zaaiassen zonder blazermodule (sensor met
openingsfunctie)
De sensoren aan de afdraaiklep en op de zaai-as zijn in serie geschakeld. Daarom
kan de controle van deze sensoren slechts gemeenschappelijk plaats vinden.
- Afdraaiklep in zaaistand brengen (Hendel naar beneden)
- De LED op de afdraaiklepsensor licht op.
- Met de afdraaislinger op de aandrijving draaien, de zaai-as beweegt:
Lange balk = geen metaal gevonden
Korte balk = metaal gevonden
Voor controle van de blazer (openingsfunctie), (altijd met blazermodule)
Als de sensor in aanraking komt met metaal, verschijnt 0,5 sec. een lange balk, daarna
weer een korte balk. Als dit verwisselen sneller gaat dan 0,5 sec., is er steeds een
lange balk te zien. Als er geen signalen aankomen, is steeds een korte balk te zien.
Voor controle van de zaaiassen met blazermodule
Als ook een blazercontrole aanwezig is, dan wordt de zaai-as en afdraaiklepcontrole
eveneens via de blazermodule aangestuurd. De gemeenschappelijke controle van de
sensoren vindt plaats als boven omschreven, echter met de volgende weergave:
Als de sensor zich van het metaal vandaan beweegt, verschijnt 0,5 sec. een lange
balk, daarna weer een korte balk. Als dit verwisselen sneller gaat dan 0,5 sec., is er
steeds een lange balk te zien. Als er geen signalen aankomen, is steeds een korte
balk te zien.
1 2 3 4 5
0900-NL Multitronic_8541
- M53 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
5.3 Afdraaihulp (voor het kalibreren)
Verklaring:
"Afdraaien" is een eigennaam en betekent eigenlijk "kalibreren".
De afdraaihulp (kalibreerhulp) is een hulpprogramma voor de zaaigoedafdraaiproef
(zaaigoedkalibreerproef).
Het programma berekent het aantal omwentelingen van de zwengel en toont deze op het
display en telt ook het aantal omwentelingen van de zwengel bij de afdraaiproef.
De F-toets drukken en met de pijltoetsen A of V de draaihulp <Abdr> kiezen. Daarna
weer de F-toets indrukken om de draaihulp te activeren.
Er verschijnt een keuzeveld voor de grootte van het oppervlak dat moet worden afgedraaid.
U kunt daarbij kiezen tussen
1/10 ha melding <10>
1/20 ha melding <20>
1/40 ha melding <40>
1/100 ha melding <100>
Met de pijltoetsen A of V de grootte van de oppervlakte kiezen, die afgedraaid moet
worden en bevestigen met de F-toets (kort indrukken).
De zaaimonitor berekent nu het aantal zwengelomwentelingen en geeft daarvan een
melding. Daarbij verschijnen waardes vanaf 100 omwentelingen als hele getallen. Waardes
die onder 100 omwentelingen liggen, verschijnen nauwkeurig tot op 0,5 omwenteling.
Nu kan de afdraaiproef beginnen. De zaaimonitor telt nu de omwentelingen van de
handzwengel en wel van achteren naar voren,beginnend bij het aangegeven aantal.
Daardoor wordt steeds aangegeven hoeveel omwentelingen nog doorgevoerd moeten
worden. Tijdens de laatste 5 omwentelingen wordt bovendien nog een akoestisch signaal
gegeven om de bediener erop voor te bereiden dat hij het afdraaiproces moet stop zetten.
Als de waarde <0> wordt bereikt, klingt een voortdurende signaaltoon om de bediener
eraan te herinneren dat hij het afdraaiproces onmiddellijk stop moet zetten.
Als het afdraaien toch doorgaat, worden op het scherm dienovereenkomstig de minus-
waardes aangegeven. Het voortdurende akoestische signaal klingt zo lang verder, totdat
de hectareteller geen impulsen meer registreert.
Afdraaiproef herhalen: F-toets indrukken, de afdraaiproef begint van voren af aan.
Afdraaiproef stop zetten: één van de 4 groene meldingstoetsen indrukken om het menu
te verlaten.
U kunt de functie van een sensor controleren door een metalen voorwerp (bijv. een
schroevendraaier), voor de sensor houdt en daarna weer wegtrekt. U kunt de functie van
de drukschakelaar controleren door met aangesloten hydraulische leiding de machine
die de rillen trekt omhoog te halen.
Als u nogmaals op de F-toets drukt, wordt de boordspanning weergegeven.
Het eerste teken, "U", staat symbool voor spanning.
De drie cijfers staan voor de boordspanning, hier bijv. 12,0 volt.
Door te drukken op de F-toets keert u terug naar de sensortest <SEnS>.
U kunt het menu nu verlaten via een van 4 de meldingstoetsen.
0900-NL Multitronic_8541
- M54 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
6 De meldingstoetsen
De groene toetsen zijn de meldingstoetsen. Met deze toetsen kunnen de volgende
functies worden opgevraagd:
Hectareteller tonen / wissen
Rijtempo aangeven
Omwenteling van de zaaiassen aangeven
Toerental van de blazer aangeven
Rijpadenslag aangeven / veranderen
6.1 Rijtempo aangeven
Meldingstoets indrukken. Het rijtempo wordt in km/h aangegeven.
6.2 De hectareteller
De zaaimonitor beschikt over twee afzonderlijke hectaretellers, en wel: een teller voor
gedeeltelijke oppervlakken en een teller voor gehele oppervlakken.
De gegevens worden als volgt weergegeven):
0.000 – 9.999 10.00 – 99.99 100.0 – 999.9 1000 – 9999
6.2.1 Gedeelte oppervlaktes- / gehele oppervlaktes aangeven
Meldingstoets indrukken. De getelde gedeeltelijke oppervlakte verschijnt.
Meldingstoets nog een keer indrukken. De getelde gehele oppervlakte verschijnt 5 sec
lang, daarna verschijnt weer de melding van de gedeelte oppervlakte.
6.2.2 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes wissen
Meldingstoets indrukken. De teller van gedeeltelijke oppervlaktes verschijnt. Nu allebei
de pijltoetsen A en V tegelijkertijd 2 sec lang indrukken. De melding begint te knipperen.
Na 2 sec wordt de melding op <0> gezet en het knipperen houdt op. Het wissen is
afgesloten.
6.2.3 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes en van gehele oppervlaktes
wissen.
Meldingstoets nog eens indrukken. De teller van gehele oppervlaktes verschijnt. Nu
allebei de pijltoetsen A en V tegelijkertijd 10 sec lang indrukken De melding begint te
knipperen. Na 10 sec wordt de melding op <0> gezet en het knipperen houdt op. Het
wissen is afgesloten.
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven
Meldingstoets indrukken. De omwenteling van de zaaiassen wordt door een roterende
<0> aangegeven.
6.4 Toerental van de blazer aangeven
Meldingstoets nog een keer indrukken. Het toerental van de blazer wordt aangegeven,
daarbij wordt de gemelde waarde afgerond (op 30 omwentelingen precies)
weergegeven.
2 sec
+
10 sec
+
0900-NL Multitronic_8541
- M55 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
6.5 De rijbaanslag
De rijbaanslag kan aangegeven en veranderd worden. Het verderschakelen van de
rijbaanslag kan daarbij automatisch of manueel gebeuren. Het is ook mogelijk om het
automatisch verderschakelen te onderbreken om bijv. om hindernissen heen te rijden
zonder de rijbaanslag te veranderen.
6.5.1 Rijbaanslag aangeven / veranderen
Meldingstoets indrukken. De rijbaanslag en het rijbaanritme worden aangegeven.
Links: rijbaanslag Rechts: rijbaanritme
Instellen van het rijbaanritme: zie punt 5.1.1
Verderschakelen van de rijbaanslag:
De rijbaanslag wordt automatisch door sensoren of drukschakelaars verder geschakeld.
Het doorschakelen van de rijpadenslag wordt aangegeven door een kort akoestisch
signaal.
Hij kan ook manueel geschakeld worden.
Met de pijltoetsen A of V wordt de slag van de rijbaan veranderd.
Als een rijbaan wordt aangelegd, gaat het rode licht van de LED-melding in de meldingstoets
van de rijbaan branden.
Bij het inschakelen van het rijpad weerklinken 5 korte akoestische signalen.
6.5.2 Automatisch verderschakelen onderbreken
Meldingstoets opnieuw indrukken. In de melding verschijnt <AUS>. Het automatisch
verderschakelen van de rijbaanslag is onderbroken. Nu kunt u de machine gebruiken
die de rillen trekt of de drilmachine omhoogtrekken, zonder de rijbaanslag verder te
schakelen. Nu kan ook de rijbaan direct aan of uit worden gezet.
Rijbaan aan: pijltoets A indrukken (LED is aan)
Rijbaan uit: pijltoets V indrukken (LED is uit)
Als u weer in de normale rijbaanslag verder moet wilt rijden, moet u nog een keer de
meldingstoets indrukken. In de melding verschijnt dan weer de voor de onderbreking
ingestelde rijbaanslag.
Attentie!
Als de aanduiding <AUS> actief is, kunnen de andere aanduidingen niet worden
gebruikt.
De <AUS>-functie wordt uitgeschakeld, als er op een van de groene toetsen wordt
gedrukt.
Aanwijzing:
Gebruik de <AUS>-functie alleen voor korte tijd, bijv. voor het rangeren of om om te
rijden voor hindernissen op het veld.
Hoe u de rijpadenschakeling voor langere tijd uitschakelt, leest u in
- punt 5.1.1
0900-NL Multitronic_8541
- M56 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
7 Alarmmeldingen
De vulhoogte van de zaadkast, het toerental van de blazer en omwenteling van de zaaiassen
kunnen worden gecontroleerd. Voorwaarde daarvoor is, dat er een dienovereenkomstige
controle-inrichting aan de zaaimachine is en dat deze inrichting is ingeschakeld.
(Inschakelen van de controle van de vulhoogte en van zaaiassen zie: punt 5.1.4 en 5.1.5,
blazercontrole punt 5.1.7).
De controle-inrichtingen zijn alleen dan actief als de zaaimachine zich in werkstand
bevindt. (Zaaimachine omlaag en/of zaaimachine omlaag).
De controle-inrichting is niet actief als de machine zich in transportstand bevindt.
(Drillmaschine omhoog getrokken en/of zaaimachine omhoog getrokken).
7.1 Zaaiassenalarm
De controle-inrichting voor de zaaiassen controleert het draaien van de zaaias. (Activeren
van de zaaiassencontrole zie: punt 5.1.4).
De sensoren op de afdraaiklep en op de zaai-as zijn in serie geschakeld. Eerst wordt
de door de sensor op de afdraaiklep, de stand van de hendel gecontroleerd. Een
tweede sensor controleert de draaiïng van de zaai-as in combinatie met een gever op
de zaai-as. Door deze gever worden schakelimpulsen naar de sensor en daardoor naar
de zaaimonitor geleid.
- Is de afdraaiklep omhoog (hendel naar boven), of
- is de afdraaiklep gesloten (hendel naar beneden), maar de zaai-as staat stil, dan
worden geen impulsen naar de zaaimonitor geleid.
Als er binnen 10 sec. geen impulsen worden geregistreerd, terwijl de machine zich in
werkstand bevindt, gaat een optisch en een akoestisch alarm over.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm = <Err1>
Het alarm kan met één van de groene meldingstoetsen worden onderdrukt. Nadat de
zaaimachine is gebruikt of de machine omhoog is gebracht, is het alarm echter weer
actief.
Als er een defect optreedt, dat niet meteen kan worden gerepareerd (bijv. een defecte
sensor), is het ook mogelijk om de controle tijdelijk helemaal uit te schakelen, totdat
het defect kan worden gerepareerd. (Deactiveren van de zaaiassencontrole zie: punt
5.1.4).
7.2 Vulhoogte-alarm
De controle-inrichting voor de vulhoogte controleert de hoeveelheid zaadgoed in de
zaadkast. (Inschakelen van de vulhoogtecontrole zie punt 5.1.5).
De melder van de vulhoogte krijgt een sensor een signaal, als de resterende hoeveelheid
zaadgoed een bepaalde stand heeft bereikt. Dan gaat een akoestisch en een optisch
alarm over.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm = <FUEL>
Het alarm kan met een van de groene meldingstoetsen onderdrukt worden. Nadat de
rillenmachine gebruikt is of de machine omhoog is getrokken is het alarm echter weer
actief.
Als er een defect optreedt, dat niet meteen kan worden gerepareerd (bijv.een defecte
sensor), is het ook mogelijk om de controle tijdelijk helemaal uit te schakelen, totdat
het defect kan worden gerepareerd. (Deactiveren van de vulhoogtecontrole: zie punt
5.1.5).
0900-NL Multitronic_8541
- M57 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
7.3 Blazeralarm
De controle-inrichting voor de blazer controleert het toerental van de blazer. (Inschakelen
van de blazercontrole: zie: punt 5.1.7). Een sensor krijgt impulsen van de blazeras. Per
asomwenteling wordt een impuls gegeven. De zaaimonitor berekent daaruit het toerental
van de blazer in omwentelingen per minuut en vergelijkt dit getal met het ingestelde
toerental. Als het berekende toerental 500 omwent./min. méér of minder dan het ingestelde
toerental is, gaat een optisch en akoestisch alarm over.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm:
Abwechselnd wird die Alarmmeldung <GEbL> und die den Alarm
auslösende aktuelle Gebläsedrehzahl, z.B. <1700>, angezeigt.
Het alarm kan met een van de groene meldingstoetsen worden onderdrukt. Nadat
de zaaimachine is gebruikt of nadat de machine is geheven, is het alarm echter weer
actief.
Als er een defect optreedt, dat niet meteen kan worden gerepareerd (bijv. een defecte
sensor), is het ook mogelijk om de controle tijdelijk helemaal uit te schakelen, totdat het
defect kan worden gerepareerd. (Deactiveren van de blazercontrole: zie: punt 5.1.7).
Beim Überschreiten einer Gebläsedrehzahl von 4500 U/min wird ein ständiger Gebläsealarm
ausgelöst. Die Steuerung lässt sich nicht mehr bedienen. Dies ist eine Sicherheitsfunktion.
Erst wenn die Gebläsedrehzahl unter 4500 U/min fällt, ist die Steuerung wieder normal
zu bedienen.
0900-NL Multitronic_8541
- M58 -
MULTITRONIC "AEROSEM, TERRASEM" NL
8 Machinetype en taal instellen en stuursignaal
omschakelen
De Multitronic II – Zaaimonitor kan in de bouwreeks van mechanische drilmachines
VITASEM en in de bouwreeks van pneumatische drilmachines AEROSEM ingezet
worden.
Het is ook mogelijk om als van het menu Duits, Frans of Engels te kiezen.
De zaaimonitor wordt vanaf het werk al vooraf ingesteld op de afzonderlijke machine.
De instelling kan echter ook ten allen tijde door de gebruiker zelf gebeuren.
Spanningsverzorgende stekker uit het stopcontact trekken.
F-toets ingedrukt houden en stekker weer in stopcontact steken. De melding <tYPE>
voor het machinetype verschijnt
F-toets weer loslaten.
F-toets opnieuw indrukken. De instelling voor het machinetype wordt geactiveerd.
Mit den Pfeiltasten A oder V den Maschinentyp AEROSEM (Anzeige <AEro>) oder
TERRASEM (Anzeige <tErA>) wählen und mit F-Taste speichern (s. Pkt. 5.1.10),
in de melding verschijnt weer <tYPE>
Met de pijltoetsen A of V het instellen van de taal activeren (melding <nAt>)
F-toets indrukken. Het instellen van de taal wordt geactiveerd.
Met de pijltoetsen A of V de gewenste taal kiezen
Duits Melding <GEr>
Frans Melding <FrAn>
Engels Melding <EnGL>
De gekozen taal met de F-toets opslaan (zie punt 5.1.7)
Op het scherm verschijnt weer <nAt>
Met de pijltjestoetsen A of V wordt het menu voor het omschakelen van het sensorsignaal
geactiveerd.
(melding op het display: <SiGn>)
Dit menu dient om het signaal van een sensor om te keren. Dit maakt het mogelijk
sensoren voor een maakcontact te vervangen door sensoren voor een breekcontact
(en omgekeerd).
Op de F-toets drukken.
Eerst wordt het menu voor het omschakelen van de rijpadensensor opgeroepen.
Het sensorsignaal wordt normaal verwerkt.
Met de pijltjestoetsen A of V kan de verwerking van het signaal veranderd worden.
Met de F-toets opslaan.
Nu wordt het menu voor het omschakelen van de vulhoogtesensor opgeroepen.
Het sensorsignaal wordt normaal verwerkt.
Met de pijltjestoetsen A of V kan de verwerking van het signaal veranderd worden.
Met de F-toets opslaan.
Op het display verschijnt weer <SiGn>
De instellingen zijn uitgevoerd. U kunt het menu verlaten via de groene
meldingstoetsen.
- 59 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult Betekenis van de toetsen
Displayweergave:
Informatie in het inschakelscherm
- Fabrikant
- Machine type
- Software versie
Na 3seconden wordt het „werkmenu“ (= ARBEITSMENÜ)
weergegeven.
Toetsen:
1 - 4 Functie toetsen voor menu bediening
5 Speciaal menu
6 Pompende schakeling IN/UIT
7 Rijpadenteller met 1 verhogen
8 Rijpadentelling vastzetten/vrijgeven
9 Hectareteller
10 -
11 Calibreringsmenu (Afdraaimenu)
12 Hoofdmenu
13 Zaadmenu
14 AAN-UIT
In gebruik nemen van de besturing
Om het goed functioneren van de besturing te garanderen, moeten de volgende stekkerverbindingen worden
gecontroleerd:
1. Spannings-verzxrging 12 Volt van de trekker
2. Verbinding naar de computer op de machine
1
5
2 3 4
6 9
711 12
813 14
AANWIJZING!
Lees de volgende
aanwijzingen
en toelichtingen
voor het gebruik
aandachtig door.
Daardoor vermijdt
U bedienings- en
instelfouten.
Vitasem
1
2
384B3000
- 60 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
- Toets „OK“ drukken tot signaaltoon komt
- Systeem-nieuwstart wordt uitgevoerd
ATTENTIE! Alle gegevens worden op deATTENTIE! Alle gegevens worden op de
voorgeprogrammeerde standaard waarden terug
gezet.
Toets „ESC“ drukken
- Actie afbreken
Bedieningsdeel inschakelen
Inschakelen van het bedieningsdeel door
- drukken van de toets-I/O 2,5 s
Inschakelbeeld wordt weergegeven.
Werkmenu wordt na 3 seconden weergegeven.
Systeem-nieuwstart
Daarbij worden de voorgeprogrammeerde
standaardwaarden geactivieerd.
Na deze start van het systeem
- Basisinstelling vande machine controleren
- en eventuel een aanpassing van de besturing op de
zaaimachine uitvoeren.
Toets „MENU“ indrukken
- Menu basisinstelling (= Gundeinstellung) wordt
opgeroepen
- met toetsen " of " of
Keuze van menupunt
Softwareversionen (= Softwareversie)
- Toets „OK“ indrukken
- Menu „Softwareversie" (= Softwareversionen) wordt
opgeroepen
Toets „GRD“ indrukken
- Vraag „Basistoestand inrichten?" (= Grundzustand
herstellen)
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden
Functie Standaard Eigen
Zaadhoeveelheidverstelling AAN
Soort zaad tarwe
Hoeveelheid zaad 180 kg/ha
Verandering hoeveelheid
zaad in procenten
10 %
Hoeveelheid reducering Uit
Zaaibuizen uitgeschakeld 4
Rijpadenritme symmetrisch
– 8
Pompende schakeling Uit
Lengte van de stroken 5m
Controle van de zaaias 5s Aan
Controle vulstand 15% Aan
Controle blazer 3000 UpM
Aan
Controle Kalibreerklep Aan
Tijdvertraging Rijpaden-
Sensor
3,5
seconden
Impuls ha-teller 813
Sensorinstelling Rijpaden normaal
Sensorinstelling vulstand normaal
Sensoreinstellung
Kalibrierklappe
normaal
Sensorinstelling kalibreerklep Vitasem
Werkbreedte 3 m
Aantal zaaibuizen 24
Aantal kopuitlopen 24
Taal Duits
Aanwijzing!
Voor het voor
de eerste keer
gebruiken van
de PowerControl
moet de
basisinstelling
ervan worden
gecontroleerd.
ATTENTIE!
De systeem-
neuwstart
moet alleen
worden werden,
uitgevoerd als
er problemen
optreden tijdens
het gebruik
van de „Power
Control“
Aanwijzing!
De gewenste taal
kan hier worden
ingesteld.
Toets „L“ indrukken
Vitasem
S 2.9
--
D 2.0
- 61 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Aanwijzing!
Bij de
basisinstelling
krijgt de regeling
de gegevens van
de zaaimachine.
Foutieve
gegevens leiden
tot foutieve
berekeningen!
Menu-basisinstelling
Toets „MENU“ drukken
- Menu Grundeinstellung (= basisinstelling) wordt
weergegeven
- met toetsen " of " of
Keuze van het gewenste menupunt
- Druk de toets „OK“
- Overnemen van de nieuwe instelling
- Druk de toets „ESC“
- Weergave springt naar het speciale menu
terug
Menupunten
Zaadhoeveelheidverstelling (=
Saatmengenverstellung)
- Zaaizaadbibliotheek: (Zaaihoeveelheid en
dichtheid)
15 verschillende soorten kunnen worden
opgeslagen.
- Verandering in %: (zie ook zaad menu)
Instellen van de verstelstappen voor het zaad
menu
- Verstelmotor ijken:
Voor de eerste verstelling van de aandrijving moet
de Verstelmotor worden geijkt.
Rijpadenritme (= Fahrgassenrhythmus)
- Instelling op veldspuit en machinebreedte.
Pompende schakeling (= Stotterschaltung)
- Als de pompende schakeling is ingeschakeld,
strokenlengte instelbaar tussen 2 en 20 m.
Controle (= Überwachung)
- Instellen van de grenswaarden voor alarmering
- activeren en deactiveren van de verschillende
controle functies
Tijdvertraging (= Zeitverzögerung)
- Instellen van de rijpaden-doorschakeling tussen 0,5
en 25 seconden (in stappen van 0,5 seconden)
100m vergelijking (= 100m Abgleich)
- Vaststellen van het aantal impulsen van de
hectareteller door het rijden van een aftand van
100m.
Impulsen ha-teller (= Impulse ha-Zähler)
- Invoermogelijkheid van het aantal impulsen
afhankelijk van de gebruikte machine.
ATTENTIE: ingegeven waarden worden door
het rijden van een 100 m vergelijking weer
overschreven.
Sensortest (= Sensortest)
- geen instelling nodig
Machinetype (= Maschinentyp)
- Moet correct worden ingesteld, omdat veel functies
van het machinetype afhankelijk zijn.
Werkbreedte (= Arbeitsbreite)
- Belangrijk voor dosering, hectaretelling, kalibreren
(afdraaien), ...
Sensorinstelling (= Sensoreinstellung)
- Mogelijkheid voor het omschakelen van een sensor
tussen openen en sluiten.
Softwareversie (= Softwareversionen)
- Weergave van de softwareversies
- 62 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Hoofdmenu
Toets „MAIN“ indrukken
- In het display worden de actuele toestanden van
de besturing weergegeven
1.1 Rijpadenslag
Het doorschakelen van het rijpadenslag gebeurt
automatisch door een sensor.
• De rijpadenslag kan echter ook handmatig worden
doorgeschakeld.
Toets „Rijdpadenteller met 1 verhogen“ (=
Fahrgassenzähler um 1 erhöhen) drukken.
- Bij elke keer drukken schakelt het rijpad 1 slag door.
- Stemmen rijpadenslag en rijpadenritme overeen,
dan wordt het rijpad gemaakt.
- De aanduiding „Rijpad“ (= Fahrgasse) wordt dan in
het display omgekeerd afgebeeld
Het automatische doorchekelen van de rijpadenslag
kan ook worden onderbroken.
Toets „Rijpadentellen blokkeren/vrijgeven“ (=
Fahrgassenzähler sperren/freigeben) indrukken.
- De actuele waarde van de rijpadenslag wordt nu klein
weergegeven.
- De sensor voor het automatische doorschalen van
het rijpad en de „Toets 7“ zijn geblokkeerd
- Drukt men de „Toets 8“ nogmaals in dan is de
automatische doorschakeling weer actief en de
waarde voor de rijpadenslag wordt weer groot
afgebeeld.
1.2 Rijpadenritme
- Een symmetrisch rijpad wordt zonder index
weergegeven (zie afbeelding hierboven).
- Een asymmetrisch rijpad wort met Index „A“
weergegeven.
- Als rijpad is gedeactiveerd ("Fahrgasse aus“) wordt
niets in het display weergegeven.
- Bij rijpaden speciaal wordt in het weergaveveld het
betreffende rijpadenritme getoond.
Nadere informatie voor het instellen van het rijpadenritme
Zie paragraaf „Rijpadenschakeling“.
1.3 Deel oppervlakte hectareteller
- Weergave van de actuele stand
Nadere informatie zie paragraaf „Hectaretelling“.
1.5 Rijsnelheid
- Weergave van de actuele rijsnelheid.
1.7 Zaaias controle
- Pictogram-weergave van de actuele toestand.
= draaiende zaaias
= stilstaande zaaias
- Bedient men de onder het pictogram aangebrachte
functietoets, dan wordt in het display een uitvoerige
informatie tetoond. (zie paragraf „Alarmering“)
- Via de ESC toets keert men terug naar het
hoofdmenu.
1.8 Vulstand controle
- Pictogram-weergave van de actuele toestand.
= voorraadbak leeg
= voorraadbak vol
- Balken-aanduiding tussen 0 en 100%
- Bedient men de onder het pictogram aangebrachte
functietoets, dan wordt in het display een uitvoerige
informatie getoond. (zie paragraf „Alarmering“)
- Via de ESC toets keert men terug naar het
hoofdmenu.
AANWIJZING!
Het hoofdmenu
Kan op de
volgende
Manieren worden
Verlaten:
Bedienen van toets
, , ,
of
AANWIJZING!
Nadere informatie
over de
verschillende
controlefuncties
zie paragraaf
„Controle-
functies“.
1.1 1.2 1.3
1.7
1.5
1.8
- 63 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Zaadmenu
Toets „Zaadmenu“ indrukken
- In het display worden gegevens mbt. soort zaad en
de zaaihoeveelheid weergegeven.
2.1 Soort zaad (= Saat)
- Aanduiding van de gekozen soort zaad
Zie paragraaf „Zaadhoeveelheidverstelling“.
2.2 Stand aandrijving (= Getriebestellung)
- Weergave van de door de boordcomputer berekende
stand van de aandrijving.
2.3 Ingestelde hoeveelheid (= Istmenge)
- Hier wordt de door de gebruiker gekozen hoeveelheid
weergegeven.
- De ingestelde hoeveelheid verandert zich, als de
toetsen of worden ingedrukt.
(verandering van de hoeveelheid zaad in
procenten)
2.4 Moet-waarde (= Sollmenge)
- Weergave van de volgens de zaadbibliotheek
ingestelde Moet-waarde (= Saatmenge)
zie paragraaf „Zaadbibliotheek “.
2.5 Uit te brengen hoeveelheid verhogen
Toets drukken
- Hoeveelheid uit te brengen zaad wordt verhoogd
(in het concrete voorbeeld met 10%).
- Staat daarbij de machine stil, verschijnt tevens de
opdracht „Slinger draaien“ (= Kurbel drehen), omdat
de aandrijving niet in stilstand naar boven versteld
mag worden.
- Als de toets tijdens het rijden wordt bediend of de
ingaande as van de aandrijving wordt met de slinger
gedraaid, dan registreert de hectareteller-sensor de
omdraaiing van de as, opdracht „Slinger draaien“,
verdwijnt en de opdracht wordt uitgevoerd.
- De elektrische cilinder gaat in de nieuwe stand van
de aandrijving staan.
AANWIJZING!
Het zaadmenu kan
op de volgende
manieren worden
verlaten:
Bedienen van de
toets , ,
, , ,
of
2.6 Uit te brengen hoeveelheid reduceren
Toets indrukken
- De hoeveelheid zaad wordt gereduceerd (in het
concrete voorbeeld met 10%).
- Wordt de toets F2 (komt overeen met –10%)
tweemaal wordt ingedrukt, reduceert men de
hoeveelheid zaad met 20%).
- De elektrische cilinder gaat in de nieuwe stand van
de aandrijving staan.
2.7 Uit te brengen hoeveelheid op de gewenste
waarde terug zetten
(volgens zaadtabel)
Toets indrukken
- Een tevoren veranderde waarde weer met de
gewenste waarde gelijk stellen.
- Daarna zijn de gewenste waarde en de actuele
waarde gelijk.
- Moeten deze waarden weer gelijk worden gemaakt,
dan kan dit worden bereikt door de toets 3 (100%)
een maal in te drukken.
- Staat daarbij de machine stil, verschijnt tevens de
opdracht „Slinger draaien“ (= Kurbel drehen), omdat
de aandrijving niet in stilstand naar boven versteld
mag worden.
- Als de toets tijdens het rijden wordt bediend of de
ingaande as van de aandrijving wordt met de slinger
gedraaid, dan registreert de hectareteller-sensor de
omdraaiing van de as, opdracht „Slinger draaien“
(= Kurbel drehen), verdwijnt en de opdracht wordt
uitgevoerd.
AANWIJZING! Wijkt de actuele waarde af
van de gewenste waarde, dan wordt het
veld „100%“ zwart weergegeven.
2.1
2.5 2.6
2.2
2.7
2.4
2.3
- 64 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
OK-toets (F3) indrukken
Er wordt gevraagd, of de afdraaiproef moet worden
herhaald.
- Met O.K. (toets F3) gaat het programma over naar het
menu „Afdraaioppervlakte kiezen“ (= Abdrehfläche
auswählen).
- Bij het indrukken van de ESC-toets springt het
programma naar het keuzemenu „Afdraaiproef/
Afdraaihulp“ (=Abdrehprobe/ Abdrehhilfe) terug.
Afdraaiproef (= Abdrehprobe)
- De afdraaiproef ondersteund het kalibreren
(Afdraaien) van de zaaimachine bij een geactiveerde
Zaadhoeveelheidverstelling. Om een precieze te
zaaien hoeveelheid te verkrijgen, moet dit altijd
worden uitgevoerd.
Via de pijltjestoetsen „Afdraaiproef“ (= Abdrehprobe)
kiezen en met O.K. bevestigen.
- Aanduiding van:
Soort zaad, hoeveelheid zaad en stand van de
aandrijving
- De gegevens worden daarbij uit het menu „Verstelling
hoeveelheid zaad“ (= Saatmengenverstellung)
overgenomen.
- Met O.K. wordt de afdraaicyclus (Kalibreren)
begonnen.
- Daarna met de afdraaislinger ca. 10 omwenteling
op de zaaias doen, om het zaaihuis met zaad te
laten vullen en de korrels in de stroomrichting te
krijgen.
De besturing telt het aantal omdraaiingen van de zaaias
en deelt mee, als het voordraaien is beëindigd.
Afdraaimenu (Calibreren)
Toets „Afdraaimenu“ (= Abdrehmenü) indrukken
- Menu „Afdraaien“ (= Abdrehen) wordt
weergegeven
- met toetsen " of " of
het gewenste menupunt kiezen
- Druk op de toets „OK“
- Het gemarkeerde menu oproepen
- Druk de toets „ESC“
- De weergave springt terug naar het
hoofdmenu
Menupunt
afdraaihulp (= Abdrehhilfe)
- De afdraaihulp is een telhulp bij het kalibreren
(afdraaien) van de zaaimachine en geeft de gebruiker
aanwijzingen bij het uitvoeren van het afdraaien.
Via de pijltjestoetsen „Afdraaioppervlakte “ (=
Abdrehfläche) kiezen en met O.K. bevestigen.
- Mogelijke oppervlakten:
1/10ha, 1/20ha, 1/40ha, 1/100ha.
Met de afdraaislinger moeten de aangegeven
Omdraaiingen worden gemaakt.
- De sturing telt mee en geeft de resterende
omdraaiingen weer.
- Bij de laatste 5 slingeromdraaiingen klinkt een
akoestisch signaal, om er opmerkzaam te maken,
dat het einde van de afdraaiproef bijna is bereikt.
- Bij het bereiken van de waarde 0 verschijnt de
STOP aanduiding in het display en er klinkt een
voortdurend geluidssignaal.
- Het afdraaien moet nu worden beëindigd.
- Het werkelijke aantal omdraaiingen wordt
weergegeven.
AANWIJZING!
Het afdraaien
(Kalibreren) dient
om de precieze
hoeveelheid uit te
brengen zaad te
bepalen.
De besturing
„Power Control“
ondersteunt
het afdraaien
(Kalibreren) door
hulpprogramma´s.
* OPMERKING:
In het Duitse
taalgebruik Is
in plaats van
„Kalibreren“
het begrip
„Afdraaien“
bekend. In deze
handleiding
Echter gebruiken
wij overwegend
het begrip
„Kalibreren“,
om fouten bij
het vertalen te
vermijden.
- 65 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
- Na 10 geregistreerde omdraaiingen van de zaaias
- Aanduiding in het display "Draaien beëindigen“ (=
Drehen beenden) en „Opvangbak leegmaken“ (=
Mulden leeren)
- de opvangbak leeg maken
- weer in kalibreerstand (Abdrehposition) monteren
De handelingen met O.K. bevestigen.
Met de pijltjestoetsen „Afdraaioppervlakte“ (=
Abdrehfläche) kiezen en met O.K. bevestigen.
- Mogelijke oppervlakten:
1/10ha, 1/20ha, 1/40ha, 1/100ha
- Met de afdraaislinger moet het aantal aangegeven
omdraaiingen worden gedraaid.
- De besturing telt mee en toont het resterende aantal
omdraaiingen van de slinger.
- Bij de laatste 5 omdraaiingen klinkt een akoestisch
signaal, om er opmerkzaam op te maken, dat het
einde van de afdraaiproef bijna is bereikt.
- Bij het bereiken van de waarde 0 verschijnt de
STOP aanduiding in het display en er klinkt een
voortdurend signaal.
- Het kalibreren (afdraaien) moet nu worden
beëindigd.
- Het daadwerkelijke aantal omdraaiingen wordt
O.K.-toets (F3) indrukken
De besturing berekent uit de vooraf gegeven waarden
een theoretische MOET-waarde „MOET“.
De werkelijke waarde „Ist“ is de werkelijk uitgebrachte
hoeveelheid zaad.
- De werkelijke hoeveelheid in de opvangbakken nu
wegen.
- Met de „+/- toetsen“ deze werkelijke hoeveelheid
„Ist“ invoeren
- Invoer met O.K. bevestigen
Het programma berekent de nieuwe stand van de
aandrijving.
- Als een grote stand van de aandrijving wordt
berekend, verschijnt de melding „S.v.P de slinger
draaien“ (= Bitte Kurbel drehen), omdat de
aandrijving naar boven moet worden versteld.
- De slinger zo lang draaine tot de nieuwe stand van
de aandrijving is bereikt.
- Als een kleinere stand van de aandrijving nodig is,
wordt deze direct bereikt.
- Het draaien van de slinger hoeft dan niet.
Als de juiste stand van de aandrijving is bereikt, wordt
Gevraagt, of de afdraaiproef moet worden herhaald.
- Met „O.K.“ (toets F3) kan de afdraaiproef worden
herhaald.
- Het programma gaat naar het menu
„Afdraaioppervlakte kiezen“ (= Abdrehfläche
auswählen) terug.
- Met ESC wordt het afdraaien beëindigd.
- Het programma gaat terug naar het menu
„Afdraaiproef/afdraaihulp kiezen“ (= Abdrehprobe/
Abdrehhilfe auswählen).
AANWIJZING!
Het afdraaimenu
kan op de
volgende
manieren worden
verlaten:
Bedienen van de
toetsen , ,
, , ,
of
- 66 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Directe invoer van het aantal impulsen
Toets „speciaal menu“ indrukken
- met pijltjestoets „Impulsen ha-teller“ (= Impulse
ha-Zähler) kiezen
- met O.K. bevestigen
- Met de toetsen +/- het machinespecifieke aantal
impulsen volgens de gebruikershandleiding
invoeren.
- Opslaan van de invoer met O.K. (F3)
100m vergelijking
Aanpassen van de hectareteller aan de
bodemomstandigheden
- 100m afstand op het veld uitzetten en de trekker
op het beginpunt plaatsen.
Toets „speciaal menu“ indrukken
- met pijltjestoets „100m-vergelijking“ (= 100-
Abgleich) kiezen
- met O.K. bevestigen
„Begin van het IJKEN“ (= Eichung beginnen) met O.K.
bevestigen.
- Nu de trekker in beweging zetten.
- De besturing telt de impulsen van de sensor van
de hectareteller.
Na 100m-afstand op STOP drukken.
- Er wordt een nieuwe impulsenwaarde voor de
hectareteller getoond.
- Met O.K. resultaat opslaan, dan met ESC terug naar
het hoofdmenu.
Met „ESC“ het resultaat verwerpen en op de oude
waarde laten staan. Terug naar het hoofdmenu.
Hectareteller
Toets „Hectareteller“ (= Hektarzähler) indrukken
- De Power Control beschikt over 2 hectaretellers.
Aanduiding van de actuele telerstanden van
- deeloppervlakken-hectareteller en
- totaal-oppervlakte-hectareteller
Met ESC (F4) wordt het menu verlaten.
• Deeloppervlakken-hectareteller wissen
- met pijltjestoets (F1) de „deeloppervlakte“ (=
Teilfläche) kiezen
- met toets (F2) WISSEN
- Waarde wordt teruggezet naar 0
• Totaaloppervlakte-hectareteller wissen
- met pijltjestoets (F1) de „totaal-oppervlakte“ (=
Gesamtfläche) kiezen
- met toets (F2) WISSEN
- Waarde wordt teruggezet naar 0
Daarbij worden de beide hectaretellers „deel-
oppervlakte en totaal-oppervlakte“ op waarde 0
gezet.
Hectareteller ijken
Om correct functioneren van de hectareteller te garanderen,
moet de het bij de besturing bekend zijn, hoeveel impulsen
het stappenwiel of de wielsensor op een afstand van 100
m. levert.
Het verkrijgen van het aantal impulsen kan op 2 manieren
plaats vinden.
- Directe invoer van het aantal impulsen volgens de
tabel in de machinegebruikershandleiding.
- 100m proef (is de meest exacte manier).
743 Vitasem Aufbau
805 Vitasem Anbau
702
743
- 67 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Zaadbibliotheek
Met pijltjestoetsen „Zaadbibliotheek“ (=
Saatgutbibliothek) kiezen.
- met O.K. bevestigen
Met pijltjestoetsen „soort zaad“ (= Saatgut) kiezen.
- De pijl staat altijd op het laats gebruikte soort zaad
en is actief.
- Met O.K. soort zaad kiezen of de instellingen
bewerken.
(O.K. moet mogelijk enige seconden worden
vastgehouden, tot de parameteraanduiding
verschijnt.)
De zaadbibliotheek heeft 15 verschillende soorten zaad,
die de bediener naar believen kan veranderen
(12 soorten zaad zijn vooringesteld).
Per soort zaad zijn de volgende informaties
opgenomen:
Naam: max. 15 Zeichen
Hoeveelheid: in kg/h
Dichtheid: in kg/dm3
Normtoerental: in UpM
- Als men nu de pijl op een parameter beweegt en op
O.K. drukt, kan men deze veranderen.
- Voor het opslaan van de veranderingen de toets zo lang
ingedrukt houden, tot een akoestisch signaal klinkt.
- In het zaadmenu en kalibreermenu (Afdraaimenu) is
altijd de laatst bewerkte soort zaad geactiveerd.
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling
Toets „Speciaalmenu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen keuze van menupunt maken
Zaadhoeveelheidverstelling
- met O.K. bevestigen
met pijltjestoetsen „ON“ kiezen
- met O.K. bevestigen
(Als eerder „OFF“ gekozen is, moet „O.K.“ zolang
worden bediend, tot een akoestisch signaal
klinkt).
Verstelmotor ijken
met pijltjestoetsen verstelmotor ijken kiezen“ (=
Stellmotor eichen)
- met O.K. bevestigen
De verstelmotor wordt aan de aandrijving aangepast.
- Er verschijnt de opdracht: Draai de slinger!
- Nu de slinger op de ingaande as van de aandrijving
draaien.
- Via de sensor van de hectareteller wordt de beweging
van de aandrijving geregistreerd.
- De verstelmotor slaat uit tot de bovenste aanslag
en deze waarde wordt opgeslagen.
- Dan wordt de onderste aanslag benaderd en ook
deze waarde wordt opgeslagen.
- Daarna wordt de actuele stand van de aandrijving, die
overeenkomt met de gewenste te zaaien hoeveelheid
zaad aangenomen.
- Het ijken is beëindigd.
- Be¨°eindig het draaien met de slinger en verlaat het
menu met ESC.
AANWIJZING!
Met hulp van de
elektronische
zaadhoeveelheid-
verstelling kan de
hoeveelheid zaad
zeer comfortabel
en exact vanaf
de bestuurders-
zitplaats worden
versteld.
- De verstelling van
de hendel van de
aandrijving vindt
plaats door een
elektrocilinder.
-Voordat de
hoeveelheidver-
stelling voor het
eerst kan worden
gebruikt moet de
besturing op de
cilinder worden
gekalibreerd.
- Dit wordt uitgevo-
erd met de functie
„Verstelmotor
ijken “.
- 68 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Speciale rijpaden
Speciale-rijpaden zijn bijzondere uitvoeringen.
Een hier gekozen tactvolgorde vereist steeds een
speciale ordening van de rijpadenelementen op de
machine.
Met pijltjestoetsen „Spezial-Fahrgasse“ kiezen en met
O.K. bevestigen.
- Rijpadenritme met + / - toets kiezen en met O.K.
opslaan
- Takt 4/18:
Werkbreedte zaaimachine: 4 Meter
Volgwerktuigen (Spuit/kunstmeststrooier): 18
Meter
- Tactvolgorde:
1L, 2, 3, 4, 5R, 6, 7, 8, 9, 10R, 11, 12, 13, 14L, 15,
16, 17, 18
L = linker zijde geschakeld
R = rechter zijde geschakeld
Rijpadenschakeling
Toets „Speciaalmenu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Rijpadenritme (= Fahrgassenrhythmus)
- met O.K. bevestigen
Rijpadenschakeling uitschakelen
Met pijltjestoetsen „uit“ (= aus) kiezen en met O.K.
bevestigen.
- De rijpadenschakeling is gedeactiveerd.
- De weergave in het hoofdmenu voor rijpadentact en
rijpadenritme is nu op 0 gezet.
Symmetrische rijpaden
Met pijltjestoetsen ‘symmetrisch’ kiezen en met ‘ok’
bevestigen.
- Rijpadenritme met +/- toets kiezen en met ‘ok’
opslaan
- Mogelijke rijpadenritmen: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9,
10, 11, 12, 13, 14, 15
Asymmetrische rijpaden
Met pijltjestoetsen ‘asymmetrisch’ kiezen en met ‘ok’
bevestigen..
- Rijpadenritme met +/- toets kiezen en met ‘ok’
opslaan
- Mogelijke rijpadenritmen: 2A, 4A, 6A, 8A,
10A, 12A, 14A
Verandering in %
Met pijltjestoetsen „Verandering in %“ (= Änderung in
%) kiezen.
- met O.K. bevestiging
- Het percentage kan aan de omstandigheden worden
aangepast.
- In het zaadmenu heeft de bediener de mogelijkheid,
de te zaaien hoeveelheid met een zeker percentage te
verhogen, of te verlagen.
- Via de +/- toetsen kan de waarde worden veranderd
en door langer op de OK-toets te drukken worden
opgeslagen.
- 69 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Stotterschakeling
Bij de stotterschakeling wordt bij het leggen van het rijpad,
het rijspoor niet over de gehele lengte vrijgelaten, Maar
afwisselend gezaaid en vrijgelaten.
Voorbeeld: Bij een symmetrische cyclus wordt het linker
trekkerspoor 5m bezaaid, terwijl het rechter spoor wordt
vrij gelaten. Na de 5m wordt omgeschakeld, zodat het
rechter spoor wordt bezaaid en het linker wordt vrij
gelaten, enz….
In het bedieningsdeel hoeft alleen de strooklengte
ingegeven te worden.
Toets „Speciaal-menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Stotterschakeling
met O.K. bevestigen
Lengte van de stroken met + / - toets ingeven
- Instelbare lengten tussen 2 en 20 m
- met O.K. opslaan
In en uitschakelen van de functie
Met de toets „Stotterschakeling aan/uit“ (= Stotterschaltung
ein/ aus) wordt de functie in- en uit geschakeld.
- Zodra deze is ingeschakeld, verschijnen naast
de rijpadenteller twee uit streepjes opgebouwde
loodrechte lijnen.
Rijpadenteller
Het verder schakelen van de rijpadentact gebeurt
automatisch door de sensor „onderstel uitgeklapt“ (=
Fahrwerk ausgefahren).
- Een tijdvertraging voor het verder schakelen kan worden
ingesteld.
- Dit kan noodzakelijk zijn om een ongewild verder
schakelen te verhinderen als de machine korte tijd
wordt geheven.
Toets „Speciaal menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Tijdvertraging (Zeitverzögerung)
- met O.K. bevestigen
- Met de + / - toetsen kan de waarde worden veranderd
en door langer indrukken van de OK-toets worden
opgeslagen.
Zie ook het hoofdstuk „Rijpadentact en rijpadenritme
in het hoofdmenu van de Power Control
besturing“
- 70 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Controlefuncties
De Power Control kan de volgende machinefuncties
controleren: zaaias, vulpeil, blazertoerental, kalibreerklep
(opvangklep*)
Toets „Speciaal-menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Controle
- met O.K. bevestigen
Controle: zaaias
Er wordt gecontroleerd of de zaaias ook draait, als het
stappenwiel draait.
Met pijltjestoetsen „zaaias“ (= Säwelle) kiezen en met
O.K. bevestigen.
- Keuze met pijltjestoetsen „zaaias-controle AAN of
UIT“ (= Säwellen-Überwachung EIN oder AUS) en
met O.K. opslaan.
Bij zaaias-controle „AAN“ (= EIN) wordt het menu
„tijdvertraging voor zaaias alarm“ (= Zeitverzögerung
für Säwellenalarm) opgeroepen
- Tijdvertraging met + / - toets ingeven
- 1s tot 20s in stappen van 1s instelbaar
- met O.K. opslaan
Controle: Vulpeil
Via een analoge Vulstandmeting wordt de tankinhoud
opgenomen en gecontroleerd.
Met pijltjestoetsen „Vulpeil“ (= Füllstand) kiezen en met
O.K. bevestigen
- Keuze met pijltjestoetsen „Vulpeil-controle AAN of UIT“
(= Füllstand-Überwachung EIN oder AUS) en met O.K.
opslaan.
Bij vulpeil-controle „EIN“ (= AAN) wordt het
menu „Minimum-vulpeil“ (= Minimum-Füllstand)
opgeroepen.
- Minimum met + / - toets ingeven
5 tot 50% in stappen van 5% instelbaar
- met O.K. opslaan
AANWIJZING!
In principe
geldt: Als een
controle- functie
is gedeactiveerd,
is het betreffende
symbool in het
hoofdmenu
uitgeschakeld
en er vindt geen
alarmering plaats.
- 71 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Alarm vulpeil
Wordt het laagste peil onderschreden, dan wordt een
optisch en een akoestisch alarm opgeroepen.
Door heet drukken op de daaronder liggende toets
„F3“ wordt de alarmmelding in het gehele display
weergegeven.
= Controle vulpeil: Voorraadbak leeg
- WISSEN (zie boven)
Alarmering
- De controlefuncties worden pas actief, als de
zaaimonitor een rijsnelheid registreert.
- Als een geactiveerd controlefunctie wordt aangesproken,
wordt een overeenkomend alarm opgeroepen.
- een optisch (knipperende weergave) en akoestisch
alarm (Interval-geluidsignaal)
Door het drukken op de daaronder liggende toets wordt
de alarmmelding in het gehele display weergegeven.
- Met de opdracht „wissen“ (= löschen) wordt
het intervalgeluidssignaal onderdrukt (toets F1
drukken).
- Het optische alarm blijft bestaan.
- Het akoestische alarm wordt weer actief, als de
rijpadensensor het rijpad verder schakelt, dus na
het rijden van de kopakker.
- Via de ESC-toets komt men terug in het
hoofdmenu.
Alarm zaaias
Via de zaaias-sensor wordt het draaien van de zaaias
gecontroleerd.
- Registreert de zaaimonitor binnen de
voorgeprogrammeerde tijd geen impulsen, dan
wordt een optisch en een akoestisch signaal
gegeven.
Door op de daaronder liggende toets „F2“ te drukken
wordt het alarm in het gehele display weergegeven.
= Controle zaaias: zaaias draait niet
- WISSEN (zie boven)
AANWIJZING!
Optisch alarm:
Knipperende
weergave
Akoestisch
alarm: Interval-
toonsignaal
De alarmering Is
pas actief vanaf
een snelheid van
1 km/h.
knipperend
knipperend
- 72 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Sensortest
Met de sensortest kunnen alle sensoren, de verstelmotor
en de boordspanning worden gecontroleerd.
Toets "Sondermenü" (= Speciaal-menu) indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Sensortest
- met O.K. bevestigen
In het eerste beeldscherm controle van de sensoren
voor:
Rijpaden, zaaias, hectareteller en vulpeil
- Metaal voor sensor: Balken op IN
- Geen metaal voor sensor: Balken op UIT
- Wissel naar 2e beeldscherm: pijltjestoetsen drukken
- Terug naar het hoofdmenu: ESC drukken
In het tweede beeldscherm controle van de sensoren
voor:
Blazer en kalibreerklep (Opvangklep*).
- De actuele stand van de verstelmotor en de
boordspanning worden weergegeven.
- Bovendien kan de electro-cilinder handmatig worden
versteld.
- Wissel naar 1e beeldscherm: pijltjestoetsen drukken
- Terug naar het hoofdmenu: ESC drukken
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige
passing
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren
• Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
9400_NL-Anhang A_Sicherheit
Aanhangsel -A
Aanwijzingen voor veilig werken
- A 1 -
20%
Kg
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben
op de veiligheid met dit teken aangegeven.
1.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen.
2.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze
machines en werktuigen ontwikkeld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons geleverde
onderdelen niet door ons gecontroleerd en vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde omstandigheden
constructieve eigenschappen van Uw machine negatief
beinvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade ontstaan door het gebruik van niet originele delen
en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van
aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de
fabrikant uit.
3.) Beschermkappen, -beugels en -doeken
Alle beschermkappen, -beugels en -doeken moeten aan de
machine gemonteerd zijn en ook intact zijn. Regelmatige controle
en vervanging van versleten en beschadigde beschermingen is
noodzakelijk.
4.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd maken.
Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op
verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
5.) Asbest
Bepaalde toeleveringsdelen van het voertuig of
machine kunnen om technische redenen asbest
bevatten. Let op kentekens die op de onderdelen
staan.
6.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine meenemen is niet toegestaan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven transportstand over
openbare wegen worden vervoerd.
7.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor en achter voldoende van ballastgewichten
worden voorzien om de bestuurbaarheid en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig moet op de
vooras rusten).
b. De rijeigenschappen
worden door de weg
en door de machine
beïnvloed. Rijstijl aan
de omstandigheden
aanpassen.
c. Als er eveneens een
volgwagen is aan-
gekoppeld, moet bij
het rijden van bochten
rekening gehouden
worden met de breedte
van de machine en met
eventueel uitslaan van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt op de
uitstekende delen en op door de massakracht doordraaiende
delen letten!
8.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de driepuntshefinrichting
de hendel van de hefinrichting in een stand blokkeren, waarin
ongecontroleerd heffen of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de driepuntshefinrichting
ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van klemmen
of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de hefinrichting buiten
de kabine, niet tussen trekker en machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet de hendel van
de hefinrichting geblokkeerd zijn, om ongecontroleerd zakken te
vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op de grond
worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder
dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-werkzaamheden,
de aandrijfmotor uitschakelen en de aandrijfas afkoppelen.
9.) Het reinigen van de machine
Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde onderdelen
te reinigen, ook het reinigen van hydraulische delen met een
hogedrukreiniger moet worden ontraden.
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.76 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Zie gebruikershandleiding trekker
Zie prijslijst en/of gebruikershandleiding van de machines
Nameten
Driepuntsmachine of front-/driepuntscombinatie
1. Berekening van het minste frontballastgewicht GV min
Breng het berekende minste frontbalastgewicht, dat voor op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
Frontaanbouwmachine
2. Berekening van het minste ballastgewicht in de driepuntshefinrichting GH min
Breng het berekende minste ballastgewicht, dat achter op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
TL [kg]
TV [kg]
TH [kg]
GH [kg]
GV [kg]
leeggewicht van de trekker
belasting van de voor-as bij een lege trekker
belasting van de achteras bij een lege trekker
hartafstand van de assen
totaalgewicht driepuntsmachine/driepuntsballastgewicht
totaalgewicht frontaanbouwmachine/ frontballast
afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw
machine/frontballast en het hart van de
voor-as
afstand hart achteras tot hart hefkogel
afstand hart achteras tot hart hefkogel
hartafstand hefkogel en zwaartepunt
driepuntsmachine / driepuntsballast
a [m]
b [m]
c [m]
d [m]
2
3
1
1
1
1
1
2
2
2
3
3
1
3
2
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig
De combinatie van machines in de front en in de driepuntshefinrichting mag niet leiden tot een overschrijding van de toegestane
totaalgewichten, de toegestane asbelastingen en de maximale bandenbelasting van de trekker. De voor-as van de trekker moet altijd
met tenminste 20% van het ledige gewicht van de trekker belast blijven.
Overtuig u er van voor het aankopen van een machine, dat deze voorwaarden aanwezig zijn, door de volgende berekening uit te
voeren of de combinatie van trekker en werktuig(en) te wegen.
Berekening van het totaalgewicht, de asbelastingen en de belasting van de banden, als ook de minste
ballasttoevoeging
Voor de berekening hebt u de volgende gegevens nodig:
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.77 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Minste ballastgewicht
front/driepuntshef
Totaalgewicht
Voor-as belasting
Achteras belasting
Daadwerkelijke waarde
vlg. berekening
Toegestane waarde vlg.
gebruikershandleiding
Dubbele toegestane
bandenbelasting
(twee banden)
Het minste ballastgewicht moet als aanbouwwerktuig of in de vorm van ballastgewichten op de trekker
worden aangebracht!
De berekende waarden moeten lager / gelijk () zijn aan de toegestane waarden!
3. Berekening van de daadwerkelijk voor-as belasting TV tat
(Als het minste frontballastgewicht (GV min) niet wordt bereikt door het gewicht van de machine (GV), moet het gewicht in het front worden verhoogd
tot de berekende waarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane voor-as belasting in de
tabel in.
4. Berekening van het daadwerkelijke totaalgewicht Gtat
(Als het minste ballastgewicht (GH min) niet wordt bereikt moet het gewicht van de driepunts-machine (GH) worden verhoogd tot minste
ballastgewichtswaarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane totaal-belasting in de
tabel in.
5. Berekening van de daadwerkelijke achteras belasting TH tat
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane achteras belasting in de
tabel in.
6. Bandenbelasting
Voer de dubbele waarde (twee banden) van de toegestane bandenbelasting (zie bijv. gegevens van de bandenleverancier in de tabel in).
Tabel
- 78 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Gerst Haver Rogge Tarwe
Stand van de
opvangbak 1111
Stand doseerwiel Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad
Rijenafstand (cm) 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0**
Stand van de
aandrijving
10
15
20 77 67 77 77
25 98 85 98 98 98 85 98 98
30 115 100 115 115 93 81 93 93 119 103 119 119 127 110 127 127
35 134 116 134 134 110 95 110 110 140 121 140 140 149 129 149 149
40 153 133 153 153 127 110 127 127 161 140 161 161 171 148 171 171
45 172 149 172 172 144 125 144 144 182 158 182 182 193 167 193 193
50 191 166 191 191 160 139 160 160 202 175 202 202 215 186 215 215
55 210 182 210 210 177 153 177 177 223 193 223 223 236 205 236 236
60 229 198 229 229 194 168 194 194 244 211 244 244 256 222 256 256
65 248 215 248 248 211 183 211 211 265 230 265 265 280 243 280 280
70 267 231 267 267 229 198 229 229 286 248 286 286 302 262 302 302
75 287 249 287 287 247 214 247 247 307 266 307 307 325 282 325 325
80 308 267 308 308 266 231 266 266 330 286 330 330 351 304 351 351
85 330 286 330 330 286 248 286 286 355 308 355 355 378 328 378 378
90 353 306 353 353 306 265 306 306 380 329 380 380 405 351 405 405
95 377 327 377 377 327 283 327 327 432 374 432 432
100 402 348 402 402 348 302 348 348 459 398 459 459
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 24 Verdeleruitlopen
** = 20 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 300, 3000 (3,0 m werkbreedte)
- 79 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Raps, inkrustiert
(zonder roervingers) Raps Graszaad Klaver
Stand van de
opvangbak 2211
Stand doseerwiel Fijn doseerwiel II Fijn doseerwiel II Grof doseerwiel III Fijn doseerwiel II
Stand reduceer klep Fijn zaad Fijn zaad Normaal- en grof zaad Fijn zaad
Rijenafstand (cm) 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0**
Stand van de
aandrijving
10 2,0 1,7 2,0 2,0 21 18 21 21 3,8 3,3 3,8 3,8
15 3,2 2,8 3,2 3,22 33 29 33 33 5,3 4,6 5,3 5,3
20 4,3 3,7 4,3 4,3 45 39 45 45 6,7 5,8 6,7 6,7
25 5,4 4,7 5,4 5,4 5,2 4,5 5,2 5,2 57 49 57 57 8,0 6,9 8,0 8,0
30 6,5 5,6 6,5 6,5 6,3 5,5 6,3 6,3 69 60 69 69 9,2 8,0 9,2 9,2
35 7,6 6,6 7,6 7,6 7,4 6,4 7,4 7,4 81 70 81 81 10,4 9,0 10,4 10,4
40 8,6 7,5 8,6 8,6 8,5 7,4 8,5 8,5 92 80 92 92 11,6 10,1 11,6 11,6
45 9,7 8,4 9,7 9,7 9,6 8,3 9,6 9,6 103 89 103 103 12,8 11,1 12,8 12,8
50 10,7 9,3 10,7 10,7 10,6 9,2 10,6 10,6 115 100 115 115 14,1 12,2 14,1 14,1
55 11,8 10,2 11,8 11,8 127 110 127 127 15,4 13,3 15,4 15,4
60 12,9 11,2 12,9 12,9 139 120 139 139 16,7 14,5 16,7 16,7
65 14,1 12,2 14,1 14,1 151 131 151 151 18,0 15,6 18,0 18,0
70 15,4 13,3 15,4 15,4 19,4 16,8 19,4 19,4
75 16,8 14,6 16,8 16,8 20,8 18,0 20,8 20,8
80 18,3 15,9 18,3 18,3
85 19,9 17,2 19,9 19,9
90 21,6 18,7 21,6 21,6
95 23,4 20,3 23,4 23,4
100 25,1 21,8 25,1 25,1
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 24 Verdeleruitlopen
** = 20 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 300, 3000 (3,0 m werkbreedte)
- 80 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Voedererwten Akkerbonen Phacelia Zonnebloemen
Stand van de
opvangbak 4413
Stand doseerwiel Grof doseerwiel Grof doseerwiel Fijn doseerwiel II Fijn doseerwiel I + II
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Fijn zaad Normaal- en grof zaad
Rijenafstand (cm) 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0**
Stand van de
aandrijving
10
15
20
25 100 87 100 100 4,9 4,2 4,9 4,9
30 121 105 121 121 118 102 118 118 5,9 5,1 5,9 5,9
35 142 123 142 142 138 120 138 138 6,9 6,0 6,9 6,9 4,1 3,6 4,1 4,1
40 163 141 163 163 160 139 160 160 7,9 6,8 7,9 7,9 5,2 4,5 5,2 5,2
45 184 159 184 184 182 158 182 182 8,9 7,7 8,9 8,9 6,1 5,3 6,1 6,1
50 205 178 205 205 204 177 204 204 9,9 8,6 9,9 9,9 7,1 6,2 7,1 7,1
55 226 196 226 226 224 194 224 224 11,0 9,5 11,0 11,0 8,0 6,9 8,0 8,0
60 247 214 247 247 244 211 244 244 12,0 10,4 12,0 12,0 8,9 7,7 8,9 8,9
65 268 232 268 268 264 229 264 264 13,0 11,3 13,0 13,0 9,9 8,6 9,9 9,9
70 289 250 289 289 284 246 284 284 14,3 12,4 14,3 14,3
75 311 270 311 311 305 264 305 305 15,4 13,3 15,4 15,4
80 333 289 333 333 326 283 326 326 16,5 14,3 16,5 16,5
85 356 309 356 356 349 302 349 349 17,6 15,3 17,6 17,6
90 378 341 378 378 371 322 371 371 18,8 16,3 18,8 18,8
95
100
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 24 Verdeleruitlopen
** = 20 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 300, 3000 (3,0 m werkbreedte)
- 81 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Gerst Haver Rogge Tarwe
Stand van de
opvangbak 1111
Stand doseerwiel Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad
Rijenafstand (cm) 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4*
Stand van de
aandrijving
10
15
20 77 65 67
25 98 83 85 98 83 85
30 115 98 100 93 79 81 119 101 103 127 108 110
35 134 114 116 110 94 95 140 119 121 149 127 129
40 153 130 133 127 108 110 161 137 140 171 145 148
45 172 146 149 144 122 125 182 155 158 193 164 167
50 191 162 166 160 136 139 202 172 175 215 183 186
55 210 179 182 177 150 153 223 190 193 236 201 205
60 229 195 199 194 165 168 244 207 212 256 218 222
65 248 211 215 211 179 183 265 225 230 280 238 243
70 267 227 231 229 195 199 286 243 248 302 257 262
75 287 244 249 247 210 214 307 261 266 325 276 282
80 308 262 267 266 226 231 330 281 286 351 298 304
85 330 281 286 286 243 248 355 302 308 378 321 328
90 353 300 306 306 260 265 380 323 329 405 344 351
95 377 320 327 327 278 284 407 346 353 432 367 375
100 402 342 349 348 296 302 435 370 377 459 390 398
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 30 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 400, 4000 (4,0 m werkbreedte)
- 82 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Raps, inkrustiert
(zonder roervingers) Raps Graszaad Klaver
Stand van de
opvangbak 2211
Stand doseerwiel Fijn doseerwiel II Fijn doseerwiel II Grof doseerwiel III Fijn doseerwiel II
Stand reduceer klep Fijn zaad Fijn zaad Normaal- en grof zaad Fijn zaad
Rijenafstand (cm) 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4*
Stand van de
aandrijving
10 2,0 1,7 1,7 21 18 18 2,3 2,0 2,0
15 3,2 2,7 2,8 33 28 29 3,8 3,2 3,3
20 4,3 3,7 3,7 45 38 39 5,3 4,5 4,6
25 5,4 4,6 4,7 5,2 4,4 4,5 57 48 49 6,7 5,7 5,8
30 6,5 5,5 5,6 6,3 5,4 5,5 69 59 60 8,0 6,8 6,9
35 7,6 6,5 6,6 7,4 6,3 6,4 81 69 70 9,2 7,8 8,0
40 8,6 7,3 7,5 8,5 7,2 7,4 92 78 80 10,4 8,8 9,0
45 9,7 8,2 8,4 9,6 8,2 8,3 103 88 89 11,6 9,9 10,1
50 10,7 9,1 9,3 10,6 9,0 9,2 115 98 100 12,8 10,9 11,1
55 11,8 10,0 10,2 127 108 110 14,1 12,0 12,2
60 12,9 11,0 11,2 139 118 121 15,4 13,1 13,4
65 14,1 12,0 12,2 151 128 131 16,7 14,2 14,5
70 15,4 13,1 13,4 18,0 15,3 15,6
75 16,8 14,3 14,6 19,4 16,5 16,8
80 18,3 15,6 15,9 20,8 17,7 18,0
85 19,9 16,9 17,3
90 21,6 18,4 18,7
95 23,4 19,9 20,3
100 25,1 21,3 21,8
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 30 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 400, 4000 (4,0 m werkbreedte)
- 83 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Voedererwten Akkerbonen Phacelia Zonnebloemen
Stand van de
opvangbak 4413
Stand doseerwiel Grof doseerwiel Grof doseerwiel Fijn doseerwiel II Fijn doseerwiel I + II
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Fijn zaad Normaal- en grof zaad
Rijenafstand (cm) 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4* 10,0
13,3* 11,8 15,4*
Stand van de
aandrijving
10
15
20
25 100 85 87 4,9 4,2 4,2
30 121 103 105 118 100 102 5,9 5,0 5,1
35 142 121 123 138 117 120 6,9 5,9 6,0 4,1 3,5 3,6
40 163 139 141 160 136 139 7,9 6,7 6,8 5,2 4,4 4,5
45 184 156 159 182 155 158 8,9 7,6 7,7 6,1 5,2 5,3
50 205 174 178 204 173 177 9,9 8,4 8,6 7,1 6,0 6,2
55 226 192 196 224 190 194 11,0 9,4 9,5 8,0 6,8 6,9
60 247 210 214 244 207 211 12,0 10,2 10,4 8,9 7,6 7,7
65 268 228 232 264 224 229 13,0 11,1 11,3 9,9 8,4 8,6
70 289 246 250 284 241 246 14,3 12,2 12,4
75 311 264 270 305 259 264 15,4 13,1 13,3
80 333 283 289 326 277 283 16,5 14,0 14,3
85 356 303 309 349 297 302 17,6 15,0 15,3
90 378 321 341 371 315 322 18,8 16,0 16,3
95
100
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 30 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 400, 4000 (4,0 m werkbreedte)
- 84 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Gerst Haver Rogge Tarwe
Stand van de
opvangbak 1111
Stand doseerwiel Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad
Rijenafstand (cm) 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5
Stand van de
aandrijving
10
15
20 77 69
25 98 88 98 88
30 115 104 93 84 119 107 127 114
35 134 121 110 99 140 126 149 134
40 153 138 127 114 161 145 171 154
45 172 155 144 130 182 164 193 174
50 191 172 160 144 202 182 215 194
55 210 189 177 159 223 201 236 212
60 229 206 194 175 244 220 256 230
65 248 223 211 190 265 239 280 252
70 267 240 229 206 286 257 302 272
75 287 258 247 222 307 276 325 293
80 308 277 266 239 330 297 351 316
85 330 297 286 257 355 320 378 340
90 353 318 306 275 380 342 405 365
95 377 339 327 294 407 366 432 389
100 402 362 348 313 435 392 459 413
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 30 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 4500 (4,5 m werkbreedte)
- 85 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Raps, inkrustiert
(zonder roervingers) Raps Graszaad Klaver
Stand van de
opvangbak 2211
Stand doseerwiel Fijn doseerwiel II Fijn doseerwiel II Grof doseerwiel III Fijn doseerwiel II
Stand reduceer klep Fijn zaad Fijn zaad Normaal- en grof zaad Fijn zaad
Rijenafstand (cm) 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5
Stand van de
aandrijving
10 2,0 1,8 21 19 2,3 2,1
15 3,2 2,9 33 30 3,8 3,4
20 4,3 3,9 45 41 5,3 4,8
25 5,4 4,9 5,2 4,7 57 51 6,7 6,0
30 6,5 5,9 6,3 5,7 69 62 8,0 7,2
35 7,6 6,8 7,4 6,7 81 73 9,2 8,3
40 8,6 7,7 8,5 7,7 92 83 10,4 9,4
45 9,7 8,7 9,6 8,6 103 93 11,6 10,6
50 10,7 9,6 10,6 9,5 115 104 12,8 11,5
55 11,8 10,6 127 114 14,1 12,7
60 12,9 11,6 139 125 15,4 13,9
65 14,1 12,7 151 136 16,7 15,0
70 15,4 13,8 18,0 16,2
75 16,8 15,1 19,4 17,5
80 18,3 16,5 20,8 18,7
85 19,9 17,9
90 21,6 19,4
95 23,4 21,1
100 25,1 22,6
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 30 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 4500 (4,5 m werkbreedte)
- 86 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Voedererwten Akkerbonen Phacelia
Stand van de
opvangbak 441
Stand doseerwiel Grof doseerwiel Grof doseerwiel Fijn doseerwiel II
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Fijn zaad
Rijenafstand (cm) 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5 11,3
15,0* 12,5
Stand van de
aandrijving
10
15
20
25 100 83 4,9 4,4
30 121 109 118 106 5,9 5,3
35 142 128 138 124 6,9 6,2
40 163 147 160 144 7,9 7,1
45 184 166 182 164 8,9 8,0
50 205 185 204 184 9,9 8,9
55 226 203 224 202 11,0 9,9
60 247 222 244 220 12,0 10,8
65 268 241 264 238 13,0 11,7
70 289 260 284 256 14,3 12,9
75 311 280 305 275 15,4 13,9
80 333 300 326 293 16,5 14,9
85 356 320 349 314 17,6 15,8
90 378 340 371 334 18,8 16,9
95
100
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 30 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 4500 (4,5 m werkbreedte)
- 87 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Gerst Haver Rogge Tarwe Graszaad
Stand van de
opvangbak 1
Stand doseerwiel Grof doseerwiel III
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad
Rijenafstand (cm) 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5
Stand van de
aandrijving
10 21 18
15 33 29
20 77 67 45 39
25 98 85 98 85 57 49
30 115 100 93 81 119 103 127 110 69 60
35 134 116 110 95 140 121 149 129 81 70
40 153 133 127 110 161 140 171 148 92 80
45 172 149 144 125 182 158 193 167 103 89
50 191 166 160 139 202 175 215 183 115 100
55 210 182 177 153 223 193 236 205 127 110
60 229 198 194 168 244 211 256 222 139 120
65 248 215 211 183 265 230 280 243 151
70 267 231 229 198 286 248 302 262
75 287 249 247 214 307 266 325 282
80 308 267 266 231 330 286 351 304
85 330 286 286 248 355 308 378 328
90 353 306 306 265 380 329 405 351
95 377 327 327 283 407 353 432 374
100 402 348 348 302 435 377 459 398
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 40 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 6000 (6,0 m werkbreedte)
- 88 -
ZAAITABEL NL
0000-NL Sätabelle_8541
Soort zaad Voedererwten Akkerbonen Phacelia Klaver Raps
Raps,
inkrustiert
(zonder
roervingers)
Stand van de
opvangbak 412
Stand doseerwiel Grof doseerwiel III Fijn doseerwiel II
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Fijn zaad
Rijenafstand (cm) 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5 10,0
15,0* 11,5
Stand van de
aandrijving
10 3,8 3,3 2,0 1,7
15 5,3 4,6 3,2 2,8
20 6,7 5,8 4,3 3,7
25 100 87 4,9 4,2 8,0 6,9 5,2 4,5 5,4 4,7
30 121 105 118 102 5,9 5,1 9,2 8,0 6,3 5,5 6,5 5,6
35 142 123 138 120 6,9 6,0 10,4 9,0 7,4 6,4 7,6 6,6
40 163 141 160 139 7,9 6,8 11,6 10,1 8,5 7,4 8,6 7,5
45 184 159 182 158 8,9 7,7 12,8 11,1 9,6 8,3 9,7 8,4
50 205 178 204 177 9,9 8,6 14,1 12,2 10,6 9,2 10,7 9,3
55 226 196 224 194 11,0 9,5 15,4 13,3 11,8 10,2
60 247 214 244 211 12,0 10,4 16,7 14,5 12,9 11,2
65 268 232 264 229 13,0 11,3 18,0 15,6 14,1 12,2
70 289 250 284 246 14,3 12,4 19,4 16,8 15,4 13,3
75 311 270 305 264 15,4 13,3 20,8 18,0 16,8 14,6
80 333 289 326 283 16,5 14,3 18,3 15,9
85 356 309 349 302 17,6 15,3 19,9 17,2
90 378 341 371 322 18,8 16,3 21,6 18,7
95 23,4 20,3
100 25,1 21,8
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 40 Verdeleruitlopen
Zaaitabel voor AEROSEM 6000 (6,0 m werkbreedte)
0600 NL-EG Konformitätserklärung
PÖTTINGER Sätechnik GmbH
D-06406 Bernburg; Zimmerstr. 16
EG-Conformiteitsverklaring
overeenkomstig de EG-richtlijn 98/37/EG
Wij _______________________________________________________________________
(naam van de aanbieder)
__________________________________________________________________________________
(volledig adres van de rma - bij in de gemeenschap toegelaten gemachtigde eveneens de rma en het adres van
de fabrikant aangeven)
verklaren enig in verantwoording, dat het product
__________________________________________________________________________
(de fabrikant, type)
waarop deze verklaring betrekking heeft, met de desbetreffende grondleggende veiligheids-
en gezondheidseisen van de EG-richtlijnen 98/37/EG,
(indien van toepassing)
alsook de eisen van de andere desbetreffende EG-richtlijnen
__________________________________________________________________________
(titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de andere EG-richtlijnen
overeenkomt.
(indien van toepassing)
Om de veiligheids- en gezondheidseisen, die in EG-richtlijnen vermeld zijn, in juiste vorm om
te zetten, is/zijn van volgende norm(en) en/of technische specicatie(s) gebruik gemaakt:
__________________________________________________________________________
(titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de norm(en) en/of van de technische spezicatie(s)
Bijblad 1
____________________________ ____________________________________
(plaats en datum van de verklaring) (naam, functie en handtekening van bevoegd persoon)
NL
Hoofd ontwikkeling
Grieskirchen, 04.12.2007
Rijenzaaimachine
AEROSEM Type: 300 AEROSEM Type: 4000
AEROSEM Type: 400 AEROSEM Type: 4500
AEROSEM Type: 3000 AEROSEM Type: 6000
pa. Ing. W. Schremmer
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Weiterentwicklung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
GmbH ständig an der Verbesserung ihrer
Produkte.
Änderungen gegenüber den Abbildungen und
Beschreibungen dieser Betriebsanleitung müssen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Änderungen
an bereits ausgelieferten Maschinen kann daraus nicht
abgeleitet werden.
Technische Angaben, Maße und Gewichte sind
unverbindlich. Irrtümer vorbehalten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch auszugsweise,
nur mit schriftlicher Genehmigung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Urheberrecht
vorbehalten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
GHVFUL]LRQLGLTXHVWHLVWUX]LRQLSHUO·XVR$OOR VWHVVR
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
G·DXWRUH
GB
I
P
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91

Pottinger AEROSEM 300 Handleiding

Type
Handleiding