HP ENVY m6-1100 Notebook PC series Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: september 2012
Onderdeelnummer van document:
692770-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuke dingen om te doen ..................................................................................................................... 1
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Informatie over hardware en software zoeken ..................................................................................... 4
Hardware opzoeken. ............................................................................................................ 4
Software opzoeken .............................................................................................................. 4
Voorkant ............................................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 5
Linkerkant ............................................................................................................................................. 7
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 8
Bovenkant ............................................................................................................................................ 9
Touchpad ............................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................. 10
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer ..................................................................... 11
Toetsen .............................................................................................................................. 13
Onderkant ........................................................................................................................................... 15
Labels ................................................................................................................................................. 16
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 18
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 18
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 18
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 18
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken ........................... 19
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 19
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 19
WLAN configureren ........................................................................................... 20
Draadloze router configureren .......................................................................... 20
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 20
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 21
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 22
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) .............................................................................. 22
v
4 Geniet van entertainmentvoorzieningen .................................................................................................... 23
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 25
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 25
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 25
Hoofdtelefoons aansluiten ................................................................................................. 25
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 25
Beats Audio gebruiken ....................................................................................................... 25
Beats Audio-configuratiescherm openen .......................................................... 26
Beats Audio in- en uitschakelen ........................................................................ 26
Geluid controleren ............................................................................................................. 26
Video gebruiken ................................................................................................................................. 26
VGA-monitor of projector aansluiten .................................................................................. 26
HDMI-televisie of monitor aansluiten ................................................................................. 27
Audio-instellingen (met HDMI-televisie) configureren ....................................... 28
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 29
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 29
5 Navigeren met aanraakbewegingen, cursorbesturingen en het toetsenbord ......................................... 30
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 30
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................................... 31
Tikken ................................................................................................................................ 32
Schuiven ............................................................................................................................ 32
Knijpen/zoomen ................................................................................................................. 33
Draaien (alleen bepaalde modellen) .................................................................................. 33
met 2 vingers klikken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 34
Vegen (alleen bepaalde modellen) .................................................................................... 34
Randveegbewegingen ....................................................................................................... 35
Vanaf rechterrand vegen ................................................................................... 35
Vanaf bovenrand vegen .................................................................................... 36
Vanaf linkerrand vegen ..................................................................................... 36
Toetsenbord en muis gebruiken ......................................................................................................... 37
Toetsen gebruiken ............................................................................................................. 37
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................... 38
Microsoft Windows 8-sneltoetsen gebruiken ..................................................... 40
Hotkeys gebruiken ............................................................................................ 40
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken .................................................................. 41
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 42
Slaapstand of sluimerstand activeren ................................................................................................ 42
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen) ........................................ 42
vi
Slaapstand activeren en beëindigen .................................................................................. 43
Door gebruiker geïnitieerde sluimerstand activeren en beëindigen ................................... 43
Wachtwoordbeveiliging instellen bij uit slaapstand komen ................................................ 43
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................................................. 44
Energiebeheerschema selecteren ...................................................................................................... 44
Werkt op accuvoeding ........................................................................................................................ 44
In de fabriek verzegelde accu ............................................................................................ 45
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen ............................................................. 45
Accu-informatie zoeken ..................................................................................................... 45
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 46
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 46
Problemen met lage acculading verhelpen ........................................................................ 46
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................... 46
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is ......... 47
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan
beëindigen ......................................................................................................... 47
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................................ 47
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................................. 47
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen ............................................................... 47
Uitvoeren met externe voedingsbron ................................................................................................. 47
Energieproblemen oplossen .............................................................................................. 48
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) ....................................................................................... 49
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-technology (alleen bepaalde modellen) ....... 49
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................... 49
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 51
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 51
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 51
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 52
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten ............................................ 52
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 53
Optische-schijfeenheden gebruiken ................................................................................................... 54
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 55
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 55
Gegevens en schijfeenheden delen en software openen .................................................. 56
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 58
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 58
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................... 58
Een vaste schijf vervangen ................................................................................................ 59
vii
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 60
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 60
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 61
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................... 61
Programma's en stations bijwerken ................................................................................................... 63
De computer reinigen ......................................................................................................................... 64
Display, zijkanten en deksel schoonmaken ....................................................................... 64
Touchpad en toetsenbord reinigen .................................................................................... 64
Reizen met of transporteren van computer ........................................................................................ 65
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 66
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 66
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 67
Wachtwoorden instellen in Setup Utility (BIOS) ................................................................. 67
Vingerafdruklezer gebruiken .............................................................................................................. 68
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..................................................... 68
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 68
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 68
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 69
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 69
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 69
Software-updates installeren .............................................................................................................. 69
Windows-updates installeren ............................................................................................. 69
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 70
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 70
Back-up maken van software-applicaties en gegevens ..................................................................... 70
Optionele beveiligingskabel gebruiken ............................................................................................... 70
10 Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken .......................................................................... 72
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 72
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 72
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 72
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 73
System Diagnostics gebruiken ........................................................................................................... 74
11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten .......................................................................... 75
Herstelmedia en back-ups maken ...................................................................................................... 75
HP Herstelmedia maken .................................................................................................... 76
Herstellen ........................................................................................................................................... 77
Windows vernieuwen gebruiken om snel en eenvoudig te herstellen ............................... 79
viii
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren ........................................................... 79
HP Herstelbeheer herstellen .............................................................................................. 80
Wat u moet weten ............................................................................................. 80
De HP Herstelpartitie gebruiken om een geminimaliseerde installatiekopie
te herstellen (alleen bepaalde modellen) .......................................................... 81
HP herstelmedia gebruiken om te herstellen .................................................... 81
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ....................................................... 81
De HP herstelpartitie verwijderen ...................................................................................... 81
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 83
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 83
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 83
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 85
Index ................................................................................................................................................................... 86
ix
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat ontworpen is om uw werk en plezier met de computer
te verbeteren. Om het beste uit de computer te halen, leest u dit hoofdstuk over de beste praktijken
na de installatie, over leuke dingen die u met de computer kunt doen, en over waar u meer
hulpmiddelen van HP kunt vinden.
Beste praktijken
Om uw slimme investering te beschermen, raden wij u aan nadat u de computer gebruiksklaar hebt
gemaakt en hebt geregistreerd, de volgende stappen uit te voeren:
Surf naar de gedrukte versie van de Windows 8 Basics-handleiding om de nieuwe Windows®-
voorzieningen te ontdekken.
TIP: Om snel terug te keren naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app
of het bureaublad van Windows, druk op de Windows-logotoets op uw toetsenbord. Door
opnieuw op de Windows-logotoets te drukken keert u terug naar het vorige scherm.
Als u dat nog niet heeft gedaan, verbindt u de computer met een bekabeld of draadloos netwerk.
Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 18 voor meer informatie.
Leer de hardware en software van de computer kennen. Ga naar
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 en Geniet van entertainmentvoorzieningen op pagina 23 voor meer
informatie.
Update of koop antivirussoftware. Meer informatie vindt u in
Antivirussoftware gebruiken
op pagina 69.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie
Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 75.
Leuke dingen om te doen
U weet dat u een YouTube-video op de computer kunt bekijken. Maar wist u ook dat u de
computer ook op een televisie of spelcomputer kunt aansluiten? Zie
HDMI-televisie of monitor
aansluiten op pagina 27 voor meer informatie.
U weet dat u muziek kunt luisteren op de computer. Maar wist u ook dat u live radio naar de
computer kunt streamen en naar muziek of praatprogramma's uit de hele wereld kunt luisteren?
Zie
Audio gebruiken op pagina 25.
U weet dat u met Microsoft-applicaties een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u dat u
de computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeën met een groep te delen? Zie
VGA-monitor of projector aansluiten op pagina 26.
Ervaar muziek zoals de artiest deze bedoeld heeft, met een diepe gecontroleerde basis en een
helder, puur geluid. Zie
Beats Audio gebruiken op pagina 25.
Gebruik de touchpad en de nieuwe aanraakbewegingen van Windows 8 om afbeeldingen en
tekstpagina's snel te besturen. Zie
Touchpadbewegingen gebruiken op pagina 31.
Beste praktijken 1
Meer hulpmiddelen van HP
U heeft Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor informatie over procedures, instructies en meer.
Hulpmiddel Inhoud
Installatie-instructies Overzicht van computerinstallatie en -functies
Windows 8 Basics-handleiding
Overzicht van het gebruik van en navigeren met Windows® 8.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen vanaf het
startscherm, typ h en selecteer daarna Help en
ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor
wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Een breed aanbod van informatie over procedures en tips
voor het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Als u deze handleiding wilt openen, selecteert u de HP
Ondersteuningsassistent app op het startscherm,
selecteert u Mijn computer, en daarna
Gebruikershandleidingen, of gaat naar
http://www.hp.com/ergo.
Werkplek correct inrichten.
Richtlijnen voor houding en manier van werken voor meer
comfort en minder risico op lichamelijk letsel.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://www.hp.com/support voor
ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP.
Ondersteuning via e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
Servicecentrumlocaties van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Als u deze handleiding wilt openen, selecteert u de HP
Ondersteuningsassistent app op het startscherm,
selecteert u Mijn computer, en daarna
Gebruikershandleidingen.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Hulpmiddel Inhoud
Beperkte garantie*
Als u deze handleiding wilt openen, selecteert u de HP
Ondersteuningsassistent app op het startscherm,
selecteert u Mijn computer, en daarna Garantie en
diensten, of gaat naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments.
Specifieke garantiegegevens voor deze computer.
*U vindt de specifiek toegekende beperkte garantie van uw HP-product in de gebruikershandleidingen op uw computer en/of
op de cd/dvd in de verpakking. In sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de HP beperkte
garantie meegeleverd in de doos. In landen of regio's waar de garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt
exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Ocean: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP-product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Ga voor ondersteuning in de VS naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Meer hulpmiddelen van HP 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Informatie over hardware en software zoeken
Hardware opzoeken.
Ga als volgt te werk om de op uw computer geïnstalleerde hardware weer te geven:
1. Typ h op het startscherm en selecteer daarna Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en Beveiliging, en klik daarna in het systeemgebied op Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer.
Software opzoeken
Ga als volgt te werk om de op uw computer geïnstalleerde software weer te geven: klik op het
startscherm met de rechtermuisknop of veeg over de bovenkant van de touchpad om de apps
weer te geven, en selecteer daarna het pictogram Alle apps.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
Digitale mediakaartlezer Ondersteunt de volgende typen digitale kaarten:
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
Secure Digital Extended Capacity-geheugenkaart (SDxC)
Ultra High Speed MultiMediaCard (UHS/MMC)
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Optische-schijfeenheid Leest van en schrijft naar een optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen).
(2) Lampje van de optische-schijfeenheid Groen: Er wordt geschreven naar of gelezen van de
optische-schijfeenheid.
Uit: De optische-schijfeenheid is inactief.
(3) Uitwerpknop van de optische-schijfeenheid Opent de schijflade.
(4)
Aan/uit-lampje
Wit: De computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: De computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology standaard
ingeschakeld. Rapid Start Technology stelt u in staat
de computer snel opnieuw te activeren als die zich in
een inactieve toestand bevindt. Zie
Slaapstand of
sluimerstand activeren op pagina 42 voor meer
informatie.
(5)
Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: Er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de vaste
schijf geparkeerd.
OPMERKING: Raadpleeg
HP 3D DriveGuard
gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 60
voor informatie over HP 3D DriveGuard.
(6)
USB-3.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB 3.0-apparaat aan. De
poort zorgt voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 51 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
Rechterkant 5
Onderdeel Beschrijving
(7)
USB-2.0-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten.
(8)
lampje van de netvoedingsadapter
Wit: De netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu is opgeladen.
Oranje: De netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu wordt opgeladen.
Uit: De computer werkt op gelijkstroomvoeding.
(9) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(10) Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel
aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
(2)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(3)
HDMI-poort Hiermee sluit u de computer aan op een optioneel video-
of audioapparaat, zoals een high-definition televisietoestel
en andere compatibele digitale apparatuur of
audioapparatuur.
(4)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(5) Lampjes van de RJ-45-netwerkconnector Wit (bovenkant): Het netwerk is aangesloten.
Amber (onderkant): Er vindt een nieuwe activiteit
plaats in het netwerk.
(6)
USB-3.0-poorten (2) Hierop sluit u een optioneel USB 3.0-apparaat aan. De
poort zorgt voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 51 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(7)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat
weer te geven. Ook kunt u hierop de microfoon van een
optionele headset aansluiten. De connector biedt geen
ondersteuning voor optionele apparaten met uitsluitend
een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat
u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset gebruikt. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor
meer informatie over veiligheid.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op de
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
Linkerkant 7
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje Aan: De webcam is in gebruik.
(5) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video's opnemen, foto's maken, en
videoconferenties houden en online chatten door video's te
streamen.
Om de webcam te gebruiken, typ c op het startscherm en
selecteer CyberLink YouCam.
(4) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Als u deze handleiding wilt openen,
selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm, selecteert u Mijn computer, en daarna
Gebruikershandleidingen.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad aan/uit-knop Hiermee schakelt u het Touchpad in of uit.
(2) Touchpad lampje Aan: Het Touchpad is uitgeschakeld.
Uit: Het Touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpad zone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) op het scherm
verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of
activeren.
OPMERKING: Het touchpad ondersteunt ook
randveegbewegingen. Raadpleeg
Randveegbewegingen
op pagina 35 voor meer informatie.
(4) Linkerknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 9
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje Wit: De computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: De computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology standaard
ingeschakeld. Rapid Start Technology stelt u in staat
de computer snel opnieuw te activeren als die zich in
een inactieve toestand bevindt. Raadpleeg
Slaapstand
of sluimerstand activeren op pagina 42 voor meer
informatie.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(3)
Lampje Geluid uit Oranje: Het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: Het geluid van de computer is ingeschakeld.
(4)
Lampje voor draadloze communicatie Wit: Een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: Alle apparatuur voor draadloze communicatie
is uitgeschakeld.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(5) Touchpad lampje Aan: Het Touchpad is uitgeschakeld.
Uit: Het Touchpad is ingeschakeld.
(6) Lampje van de vingerafdruklezer Wit: De vingerafdruk is gelezen.
Oranje: De vingerafdruk is niet gelezen.
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft® Windows® geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
Meer informatie over de instellingen voor energiebeheer:
1. Typ p op het startscherm.
2. Type energie in het zoekvak.
3. Selecteer Instellingen, en selecteer daarna
Energiebeheer, of raadpleeg
Energiebeheer
op pagina 42.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de b-toets of de Esc-
toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-logotoets U keert terug naar het startscherm vanuit een geopende
app of het bureaublad.
(4) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt
voor diepe, gecontroleerde bastonen met behoud van een
helder geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
OPMERKING: Als u het Beats Audio-configuratiescherm
wilt openen, typ c en selecteer Configuratiescherm,
selecteer Hardware en geluiden, en selecteer daarna
Beats Audio-configuratiescherm.
(5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(6)
Windows-applicatietoets Geeft opties voor een geselecteerd object weer.
Bovenkant 13
Onderdeel Beschrijving
(7) Num Lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen
tussen de standaard numerieke functie van een extern
toetsenblok (standaard ingeschakeld) en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt
ingeschakeld.
(8) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Standaard ingesteld om te werken als een extern numeriek
toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te schakelen
tussen deze numerieke functie en de navigatiefunctie
(aangeduid met de pijlen op de toetsen).
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Geïntegreerde subwoofer Produceert superieure bastonen.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3)
Accuvergrendeling
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte en opent
u de onderhoudsklep van de computer.
(4) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
Onderkant 15
Onderdeel Beschrijving
(5) Compartiment voor draadloze module Hierin bevindt zich het WLAN-apparaat (wireless local area
network).
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is goedgekeurd
voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot
apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo
voorkomt u dat het systeem niet meer reageert. Als er na
het vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit van
de computer te herstellen. Neem daarna via Help en
ondersteuning contact op met de ondersteuning. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
(6)
Compartiment voor optische-schijfeenheid,
vasteschijfruimte, compartiment voor
draadloze module en
geheugenmodulecompartiment
De onderhoudsklep biedt toegang tot het compartiment
voor optische-schijfeenheid, vasteschijfruimte,
compartiment voor draadloze module en
geheugenmodulecompartiment.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op eenvoudig toegankelijke locaties.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Onderdeelnummer van product
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen)
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Het servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Label(s) met keurmerk voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie, en de keurmerken van een
aantal landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. De labels met keurmerk voor
draadloze communicatie bevinden zich in de accuruimte.
Labels 17
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer op
LAN-netwerken (meestal Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of WLAN’s op kantoor,
thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants, coffeeshops, hotels en
universiteiten, aansluiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor
draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Bedieningselementen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie ingesteld en brandt het lampje voor draadloze communicatie
(wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ h op het startscherm en selecteer Instellingen.
2. Type netwerken en delen in het zoekvak en selecteer daarna Netwerkcentrum.
Voor meer informatie typt u h op het startscherm en selecteert u Help en ondersteuning.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
WLAN configureren
Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur
nodig:
Een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
Een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
Een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een WLAN-netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en daarna via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het instellen van een WLAN of het gebruiken van een bestaand WLAN altijd
beveiligingsvoorzieningen in om uw netwerk te beschermen tegen ongeoorloofde toegang. WLAN's in
openbare gelegenheden (hotspots), zoals cafés en luchthavens bieden mogelijk geen extra
beveiliging. Als u bezorgd bent om de beveiliging van uw computer in een hotspot, beperkt u uw
netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en eenvoudig surfen op internet.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Voor meer informatie typt
u h op het startscherm en selecteert u Help en ondersteuning.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Tik op het bureaublad op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en houd uw vinger erop, of klik met de rechtermuisknop op het
netwerkstatuspictogram.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Voer de code in en klik daarna op OK om de verbinding
tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u de WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klik op het
bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteer daarna
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee
te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te
controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al
naargelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische
apparatuur of vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smart phone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4 Geniet van
entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw computer van HP als entertainment-hub om via de webcam uw sociale contacten te
onderhouden, geniet van en beheer uw muziek en download en bekijk films. Of sluit externe
apparaten, zoals luidsprekers, een hoofdtelefoon, monitor, projector, tv, en alleen op bepaalde
modellen high-definition apparaten, aan op uw computer om een nog krachtiger
entertainmentcentrum te maken.
Multimediavoorzieningen
Hieronder vindt u enkele entertainmentvoorzieningen die op uw computer aanwezig zijn.
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje Aan: De webcam is in gebruik.
(3) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video's opnemen, foto's
maken, en videoconferenties houden en online
chatten door video's te streamen.
Typ c op het startscherm en selecteer CyberLink
YouCam in de lijst met apps.
(4) Geïntegreerde subwoofer Produceert superieure bastonen.
23
Onderdeel Beschrijving
(5)
USB-2.0-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat
aansluiten.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 51 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(6)
USB-3.0-poorten (3) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
Deze poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
(7) Optische-schijfeenheid Leest van en schrijft naar een optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen).
(8) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-
toets, wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
Beats Audio is een verbeterd audioprofiel dat zorgt
voor diepe bastonen met behoud van een helder
geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen weergeven en regelen via
het besturingssysteem Windows. Ga als volgt te
werk om de baseigenschappen weer te geven en in
te stellen:
Typ c op het startscherm en selecteer
Configuratiescherm en selecteer Hardware en
geluiden, en selecteer daarna Beats Audio-
configuratiescherm.
(9) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-
toets, wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
(10)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-
ingang (microfoon)
Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat
apparaat weer te geven. Ook kunt u hierop de
microfoon van een optionele headset aansluiten. De
connector biedt geen ondersteuning voor optionele
apparaten met uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit
op deze connector, worden de computerluidsprekers
uitgeschakeld.
(11)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisie, andere compatibele digitale
apparatuur of audioapparatuur, of een HDMI-
apparaat met hoge snelheid.
(12)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of
projector aansluiten.
(13) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
24 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
Webcam gebruiken
Uw computer heeft een geïntegreerde webcam, een krachtig sociaal netwerkhulpmiddel, waarmee u
met vrienden en collega´s bij u in de buurt of aan de andere kant van de wereld kunt communiceren.
Met de webcam kunt u met uw software voor expresberichten video streamen, video's maken en
delen, en foto's maken.
Als u de webcam wilt starten via het startscherm van de computer, typt u c en selecteert u
CyberLink YouCam in de lijst met apps.
Voor meer informatie over het gebruik van de webcam gaat u naar Help en ondersteuning. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Audio gebruiken
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-
inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om
multimedia te maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals
luidsprekers of hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op USB-poorten (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio-instellingen (met HDMI-televisie) configureren op pagina 28 voor informatie
over het aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan
voordat u audioapparaten aansluit.
Hoofdtelefoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons op de hoofdtelefoonaansluiting op de computer aansluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Om audio op te nemen sluit u de microfoon van een headset aan op de audio-uitgang
(hoofdtelefoon)/audio-ingang (microfoon) op de computer. Voor optimale resultaten tijdens het
opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van
achtergrondruis.
Beats Audio gebruiken
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt voor diepe, gecontroleerde bastonen met
behoud van een helder geluid. U kunt Beats Audio ervaren via de interne luidsprekers van de
computer, via externe luidsprekers die op een USB-poort zijn aangesloten, of via een Beats Audio-
hoofdtelefoon die aangesloten is op de hoofdtelefoonaansluiting.
Webcam gebruiken 25
Beats Audio-configuratiescherm openen
Met het Beats Audio-configuratiescherm kunt u audio- en basinstellingen bekijken en handmatig
regelen.
Als u het Beats Audio-configuratiescherm wilt openen, typ c op het startscherm en selecteer
Configuratiescherm, selecteer Hardware en geluiden, en selecteer daarna Beats Audio-
configuratiescherm.
Beats Audio in- en uitschakelen
Als u Beats Audio wilt in- of uitschakelen, drukt u op de fn-toets en de b-toets.
Geluid controleren
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden > Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en selecteer daarna Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ s op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden > Geluid.
Video gebruiken
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De meeste computers hebben een VGA-poort (Video Graphics
Array) voor het aansluiten van analoge videoapparaten. Sommige computers beschikken ook over
een HDMI-poort (HDMI = High-Definition Multimedia Interface), waarop een high-definition monitor of
tv kan worden aangesloten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
VGA-monitor of projector aansluiten
Als u het schermbeeld op een externe VGA-monitor wilt weergeven of wilt projecteren (bijvoorbeeld
voor een presentatie), sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
26 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
Ga als volgt te werk om een monitor of projector aan te sluiten:
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de
computer.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het
beeldscherm van de computer.
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als
het externe apparaat.
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als
het externe apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie Extend (Uitspreiden). Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de
lijst met apps. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen. Onder
Beeldscherm, selecteer Schermresolutie aanpassen voor de beste resultaten.
HDMI-televisie of monitor aansluiten
Om het beeld van het computerscherm op een high-definition televisie of monitor weer te geven, sluit
u het high-definition apparaat volgens de volgende instructies aan.
Om een HDMI-apparaat op de computer aan te sluiten, hebt u een apart aan te schaffen HDMI-kabel
nodig.
Video gebruiken 27
Ga als volgt te werk om een high-definition televisie of monitor op de computer aan te sluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition televisie of monitor.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het
beeldscherm van de computer.
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als
het externe apparaat.
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als
het externe apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie Extend (Uitspreiden). Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de
lijst met apps. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen. Onder
Beeldscherm, selecteer Schermresolutie aanpassen voor de beste resultaten.
Audio-instellingen (met HDMI-televisie) configureren
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk
om HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer heeft aangesloten:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
28 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
Ga als volgt te werk om de audio-stream weer af te spelen via de computerluidsprekers:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers en hoofdtelefoons.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met Intel Wireless Display kunt u inhoud van de computer draadloos overbrengen naar een
ontvangst- of weergaveapparaat, zoals hd-tv, monitor, projector, gameconsole, Blu-ray-speler of dvr,
door gebruik te maken van een optionele (afzonderlijk aan te schaffen) adapter voor draadloze
weergave. Meer informatie over het gebruik van de adapter voor draadloze weergave vindt u in de
instructies van de fabrikant.
Als u Intel Wireless Display wilt openen, typt u w op het startscherm en selecteert u daarna Intel
WiDi.
OPMERKING: Controleer voordat u de voorziening voor draadloze weergave gaat gebruiken of het
draadloze apparaat is ingeschakeld.
Audio- en videobestanden beheren
CyberLink PowerDVD helpt u uw foto- en videoverzamelingen te beheren en bewerken.
Als u CyberLink PowerDVD wilt openen via het startscherm van de computer, typt u c en
selecteert u daarna CyberLink PowerDVD in de lijst met apps.
Zie de helpfunctie van de PowerDVD-software voor informatie over het gebruik van CyberLink
PowerDVD.
Audio- en videobestanden beheren 29
5 Navigeren met aanraakbewegingen,
cursorbesturingen en het toetsenbord
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook
eenvoudig op het scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen).
Aanraakbewegingen kunnen op het touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt
worden (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: Een externe USB-muis (afzonderlijk aan te schaffen) kan worden aangesloten op
een van de USB-poorten van de computer.
Controleer de Windows 8 Basics-handleiding van uw computer. De handleiding biedt informatie over
algemene taken met de touchpad, het touchscreen of het toetsenbord.
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord,
waarmee u gemakkelijk veelvoorkomende taken uitvoert.
Sommige computermodellen zijn tevens voorzien van een geïntegreerd numeriek toetsenblok.
Touchpad gebruiken
Het touchpad stelt u in staat op de computer te navigeren met eenvoudige selecties.
U kunt de aanraakbewegingen aanpassen door de instellingen, de configuratie van de knoppen, de
kliksnelheid en de opties voor de aanwijzer te wijzigen. Typ h op het startscherm om de lijst Apps
weer te geven. Selecteer Configuratiescherm, en selecteer daarna Hardware en geluiden. Klik
onder Apparaten en printers op Muis.
Touchpad in- of uitschakelen
Dubbeltik snel achtereen op de aan/uit-knop van het Touchpad om het Touchpad in en uit te
schakelen.
Het lampje van het Touchpad brandt wanneer het Touchpad is ingeschakeld.
Het Touchpad ondersteunt verschillende bewegingen (vegen, knijpen en draaien) om met uw vingers
items op het bureaublad te manipuleren.
30 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, cursorbesturingen en het toetsenbord
Touchpadbewegingen gebruiken
Met een touchpad kunt u het aanwijsapparaat op het scherm met uw vingers bedienen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
U bekijkt als volgt een demonstratie van een beweging:
1. Typ c op het startscherm om de lijst Apps weer te geven. Selecteer Configuratiescherm, en
selecteer daarna Hardware en geluiden.
2. Selecteer Synaptics touchpad.
3. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt de bewegingen als volgt uit of in:
1. Op het Synaptics touchpad-scherm, schakel het selectievakje in of uit naast de beweging die u
in- of uit wilt schakelen.
2. Klik op toepassen en daarna op OK.
Touchpadbewegingen gebruiken 31
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de de tikfunctie op de touchpad.
Wijs een item op het scherm aan, en tik met een vinger op het touchpad-gebied om een selectie
te maken. Dubbeltik op een item om het te openen.
OPMERKING: Houd de touchpad met uw vinger ingedrukt om een hulpscherm te openen dat
informatie biedt over het geselecteerde item.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpad-gebied en sleep ze daarna omlaag, naar
links of rechts.
32 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, cursorbesturingen en het toetsenbord
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de touchpad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpad en ze daarna naar elkaar toe te
bewegen.
Draaien (alleen bepaalde modellen)
Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's draaien.
Wijs een object aan en fixeer daarna uw linkerwijsvinger in het touchpad-gebied. Schuif uw
rechterwijsvinger met een slepende beweging van 12 uur naar 3 uur. Voor een omgekeerde
draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: Het draaien is bedoeld voor specifieke apps waar u een object of afbeelding kunt
manipuleren of wijzigen. Mogelijk is het draaien niet functioneel voor alle apps.
Touchpadbewegingen gebruiken 33
met 2 vingers klikken (alleen bepaalde modellen)
door met 2 vingers te klikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde
object.
Vegen (alleen bepaalde modellen)
Met een snelle veegbeweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en maak uw vingers in een lichte, snelle
veegbeweging, opwaarts, neerwaarts, naar links of rechts.
34 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, cursorbesturingen en het toetsenbord
Randveegbewegingen
Met randveegbewegingen kunt u taken zoals de instellingen wijzigen en het zoeken of gebruiken van
apps uitvoeren.
Vanaf rechterrand vegen
Door vanaf de rechterrand te vegen krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen,
apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.
Schuif uw vinger voorzichtig van de rechterrand om de charms weer te geven.
Touchpadbewegingen gebruiken 35
Vanaf bovenrand vegen
Door vanaf de bovenrand te vegen opent u de op het startscherm beschikbare apps.
BELANGRIJK: Wanneer een app actief is, verschilt de veegbeweging vanaf de bovenrand per app.
Veeg met uw vinger voorzichtig vanaf de bovenrand om de beschikbare apps weer te geven.
Vanaf linkerrand vegen
Door vanaf de linkerrand te vegen krijgt u toegang tot uw geopende apps zodat u eenvoudig kunt
schakelen.
Schuif van de linkerrand van de touchpad om tussen apps te schakelen.
36 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, cursorbesturingen en het toetsenbord
Toetsenbord en muis gebruiken
Het toetsenbord en de muis stellen u in staat te typen en dezelfde functies uit te voeren als bij gebruik
van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke
functies uitvoeren.
TIP: Met de Windows-logotoets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad. Als u opnieuw op de Windows-logotoets drukt keert u
terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Toetsen gebruiken
Er zijn verschillende manieren om snel toegang te krijgen tot informatie of functies uit te voeren op uw
computer met bepaalde toetsen en toetscombinaties.
Toetsenbord en muis gebruiken 37
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. De pictogrammen op de
functietoetsen f1 tot en met f12 geven de aan deze toetsen toegewezen functies weer.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Zie
Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken op pagina 72 voor
instructies voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de instructies onder aan het
scherm.
Om de toegewezen functie na het uitschakelen van de actietoetsvoorziening te activeren, moet de fn-
toets in combinatie met de juiste actietoets worden ingedrukt.
VOORZICHTIG: Wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot de ondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze actietoets kan de
weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die
weergavegegevens van de computer ontvangen.
f5 Hiermee wordt de voorziening voor stralingsachtergrondverlichting van het
toetsenbord (alleen bepaalde modellen) in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u de accuwerktijd wilt verlengen, schakelt u deze voorziening uit.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f9 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f10 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
38 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, cursorbesturingen en het toetsenbord
Pictogram Toets Beschrijving
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze
verbinding mogelijk is.
Toetsenbord en muis gebruiken 39
Microsoft Windows 8-sneltoetsen gebruiken
Microsoft Windows 8 biedt snelkoppelingen om acties snel uit te voeren. Verschillende
snelkoppelingen helpen u met de functies van Windows 8. Druk op de Windows-logotoets in
combinatie met de toets om de actie uit te voeren.
Zie voor meer informatie over de Windows 8-sneltoetsen Help en ondersteuning. Typ h op het
startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Sneltoets Toets Beschrijving
U keert terug naar het startscherm vanuit een geopende app of het
bureaublad. Als u opnieuw op de toets drukt keert u terug naar het
vorige scherm.
+ c Opent de charms.
+ d Opent het bureaublad.
+ tabblad Schakelt tussen geopende apps.
OPMERKING: Blijf deze toetscombinaties indrukken totdat de
gewenste app verschijnt.
alt + f4 Sluit een actieve app.
Hotkeys gebruiken
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en ofwel de esc-toets of de b-toets.
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
Functie Hotkey Beschrijving
Systeeminformatie
weergeven
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
Hiermee regelt u de
instellingen voor bastonen.
fn+b Hiermee schakelt u de basinstellingen van Beats Audio in of uit.
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt voor diepe,
gecontroleerde bastonen met behoud van een helder geluid. Beats
Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen weergeven en regelen via het
besturingssysteem Windows. Ga als volgt te werk om de
baseigenschappen weer te geven en in te stellen:
Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm,
selecteer Hardware en geluiden, en selecteer daarna Beats Audio-
configuratiescherm.
40 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, cursorbesturingen en het toetsenbord
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
Num Lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen tussen de
standaard numerieke functie van een extern toetsenblok
(standaard ingeschakeld) en de navigatiefunctie (aangeduid met
de pijlen op de toetsen).
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok Standaard ingesteld om te werken als een extern numeriek
toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te schakelen tussen
deze numerieke functie en de navigatiefunctie (aangeduid met de
pijlen op de toetsen).
Toetsenbord en muis gebruiken 41
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de
computer alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron beschikbaar is om de accu
op te laden, is het belangrijk om de opgeladen accu te controleren en niet te gebruiken. De computer
ondersteunt energiebeheerschema’s waarmee ingesteld kan worden hoeveel stroom de computer
mag gebruiken en moet besparen. Op deze manier kunt u de computerprestaties instellen op het
besparen van energie.
Slaapstand of sluimerstand activeren
Microsoft® Windows® kent twee energiebesparende standen, de slaapstand en de sluimerstand.
Slaapstand: de slaapstand wordt automatisch geactiveerd na een inactieve periode wanneer de
computer op accuvoeding of op externe netvoeding werkt. Uw werk wordt opgeslagen, zodat u
uw werk zeer snel kunt hervatten. U kunt de slaapstand ook handmatig activeren. Zie
Slaapstand activeren en beëindigen op pagina 43 voor meer informatie.
Sluimerstand: de sluimerstand wordt automatisch geactiveerd als de acculading kritiek laag is. In
de sluimerstand wordt uw werk opgeslagen in een sluimerstandbestand op de vaste schijf en
wordt de computer uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u de sluimerstand wilt gebruiken, moet deze voorziening worden
ingeschakeld via Energiebeheer. Zie
Door gebruiker geïnitieerde sluimerstand activeren en
beëindigen op pagina 43 voor meer informatie.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Wanneer de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, is het niet mogelijk
om netwerkverbindingen te maken of de computer te gebruiken.
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld.
Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren als die zich in een
inactieve toestand bevindt.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: Rapid Start Technology stelt u in staat de slaapstand te selecteren. Om de
slaapstand te beëindigen, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het touchpad of drukt
u kort op de aan/uit-knop.
Sluimerstand: Rapid Start Technology activeert de sluimerstand na een inactieve periode in de
slaapstand als uw computer op accuvoeding werkt of gebruik maakt van een externe
voedingsbron of als de acculading kritiek laag is. Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt u
op de aan/uit-knop om uw werk te hervatten.
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Als u de
sluimerstand wilt kunnen activeren, dient u Door gebruiker geïnitieerde sluimerstand in te stellen bij
Energiebeheer. Zie
Door gebruiker geïnitieerde sluimerstand activeren en beëindigen op pagina 43.
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Sluit het beeldscherm.
Wijs vanuit het startscherm naar de rechterboven- of onderhoek van het scherm. Wanneer de
lijst met charms geopend wordt, klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en daarna
op Slaapstand.
U beëindigt als volgt de slaapstand:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of beweeg over het touchpad.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld voor het uit de slaapstand komen, dan moet u
uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.
Door gebruiker geïnitieerde sluimerstand activeren en beëindigen
U kunt Door gebruiker geïnitieerde sluimerstand activeren en overige energie-instellingen en time-
outs wijzigen bij Energiebeheer:
1. Typ energie op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna Energiebeheer
uit de lijst van applicaties.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld voor het uit de slaapstand komen, dan moet u
uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.
Wachtwoordbeveiliging instellen bij uit slaapstand komen
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ energie op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
Slaapstand of sluimerstand activeren 43
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer
gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het bureaublad van Windows. Met behulp van de energiemeter krijgt
u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Beweeg de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energie intypen,
Instellingen selecteren, en daarna Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Energiebeheerschema selecteren
Een energiebeheerschema helpt u bij het besparen van energie en het maximaliseren van de
prestaties van de computer. Om het energiebeheerschema te wijzigen, typ energie op het
startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna Energiebeheer.
De volgende energiebeheerschema´s zijn beschikbaar:
HP Recommended (aanbevolen). Dit schema zorgt voor automatisch evenwicht tussen
prestaties en energiebesparing als de hardware dit ondersteunt.
Energiebesparing. Dit schema zorgt voor energiebesparing door systeemprestaties en
helderheid van beeldscherm waar mogelijk te verlagen.
Hoge prestaties. Bij dit schema wordt de voorkeur gegeven aan de prestaties. Het
energieverbruik kan hierdoor toenemen. Bij gebruik van dit energiebeheerschema is de
accuwerktijd korter. Klik op Extra schema's weergeven om dit energiebeheerschema te
selecteren.
U kunt ook uw eigen energiebeheerschema maken en dit aan uw behoeften aanpassen.
Om Energiebeheer te gebruiken, typ energie op het startscherm, selecteer Instellingen, en
selecteer daarna Energiebeheer.
Werkt op accuvoeding
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer een opgeladen accu op de
computer geïnstalleerd is en de netvoedingsadapter losgekoppeld wordt van de computer, schakelt
de computer automatisch over naar accuvoeding en wordt de helderheid van het beeldscherm
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Een accu in de computer wordt langzaam
ontladen wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten, en andere factoren.
In de fabriek verzegelde accu
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in HP
Ondersteuningsassistent. Om accu-informatie te openen selecteer de HP Ondersteuningsassistent
app op het startscherm, en selecteer daarna Accuprestaties. Als in Accucontrole wordt aangegeven
dat de accu moet worden vervangen, neemt u contact op met de ondersteuning.
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde door de
gebruiker vervangbare accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die
als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Activeer de sluimerstand of schakel de
computer uit via Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren
gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: De accuvergrendeling keert automatisch terug naar haar oorspronkelijke stand.
3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer (3).
Accu-informatie zoeken
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in HP
Ondersteuningsassistent. Om accu-informatie te openen, selecteer de HP Ondersteuningsassistent
app op het startscherm, en selecteer daarna Accuprestaties.
Werkt op accuvoeding 45
HP Ondersteuningsassistent biedt de volgende hulpprogramma’s en informatie over de accu:
Accutest
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Om accu-informatie te openen, selecteer de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm,
en selecteer daarna Accuprestaties.
Accuvoeding besparen
Gebruik de volgende tips om acculading te besparen en de levensduur van de accu te
maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Verwijder de accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt of opgeladen.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u deze niet gebruikt.
Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron,
zoals een externe vaste schijf die op een USB-poort aangesloten is.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Voor meer informatie over de energiemeter, zie het gedeelte “De energiemeter
gebruiken”.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de sluimerstandvoorziening is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer
uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Als de sluimerstandvoorziening is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, wordt de sluimerstand geactiveerd.
Problemen met lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een netvoedingsadapter aan.
Sluit een optioneel dockingapparaat of een uitbreidingsapparaat aan.
Sluit een optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft aan.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan beëindigen
Als de computer niet voldoende acculading heeft om de sluimerstand te beëindigen, gaat u als volgt
te werk:
1. Vervang de lege, door de gebruiker vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de
netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de sluimerstand door op de aan/uit-knop te drukken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Verwijder de accu en bewaar deze apart op een koele, droge plaats als de computer meer dan twee
weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Zo bespaart u
acculading.
Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is
dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit
elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe
contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Als u deze gebruikershandleidingen wilt openen, selecteer de HP Ondersteuningsassistent
app op het startscherm, selecteer Mijn computer, en selecteer daarna Gebruikershandleidingen.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
In Accucontrole in HP Ondersteuningsassistent wordt aangegeven wanneer u de accu moet
vervangen omdat een interne cel niet goed werkt, of omdat de accuconditie zover is afgenomen dat
de capaciteit zwak is geworden. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook
informatie over een garantie-id. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie
over het bestellen van een vervangende accu.
Uitvoeren met externe voedingsbron
Raadpleeg de poster Installatie-instructies, die u vindt in de doos van de computer, voor informatie
over het aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of
uitbreidingsapparaat.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
Uitvoeren met externe voedingsbron 47
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde modellen).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe voedingsbron aansluit:
De accu wordt opgeladen.
De helderheid van het beeldscherm wordt verhoogd.
Het pictogram van de energiemeter op het Windows-bureaublad verandert van vorm.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Het pictogram van de energiemeter op het Windows-bureaublad verandert van vorm.
Energieproblemen oplossen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat de
computer op de netvoeding aangesloten is:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter op de computer aan en steek de stekker van de adapter vervolgens
in een stopcontact.
4. Schakel de computer in.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, controleert u of de netvoedingsadapter op de juiste wijze
is aangesloten op de computer en op het stopcontact.
Als de netvoedingsadapter op de juiste wijze is aangesloten maar de aan/uit-lampjes toch
uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de klantenondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen)
HP CoolSense detecteert automatisch wanneer de computer zich niet meer op een "vaste"
locatie bevindt. De prestaties en de ventilatorinstellingen worden zodanig aangepast dat de
temperatuur van de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd en blijven de
prestaties en de ventilatorinstellingen staan op de fabrieksinstelling. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
U schakelt CoolSense als volgt in of uit:
Typ koelen op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna HP CoolSense.
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-
technology (alleen bepaalde modellen)
Als de computer in de slaapstand staat, haalt de Intel® Smart Connect-technologie de computer van
tijd tot tijd uit de slaapstand. Smart Connect werkt vervolgens de inhoud van bepaalde geopende
applicaties bij en activeert de slaapstand weer. Dientengevolge is uw werk onmiddellijk beschikbaar
zodra u de slaapstand beëindigt. U hoeft niet te wachten terwijl de updates worden gedownload.
Als u deze voorziening wilt inschakelen of de instellingen handmatig wilt aanpassen, typt u I en
selecteert u Intel Smart Connect Technology.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen. Zorg ervoor dat uw werk is opgeslagen voordat u de computer afsluit.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Als u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB- of videopoort kan worden
aangesloten
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is het aan te raden om de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs vanuit het startscherm naar de rechterboven- of onderhoek van het scherm.
3. Wanneer de lijst met charms geopend wordt, klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie
en daarna op Afsluiten.
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) 49
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete, klik op het pictogram Energie en selecteer daarna Afsluiten.
Houd de aan/uit-knop minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten of SSD's (solid-state drives) waarop u gegevens kunt
opslaan, beheren, delen en openen. De computer heeft een interne vaste schijf waarop de software
en het besturingssysteem staan en waarop al uw persoonlijke bestanden worden opgeslagen.
Sommige computers beschikken ook over een optische-schijfeenheid waarmee u cd's, dvd's of Blu-
ray-schijven (bd) (op bepaalde modellen) kunt lezen of erop kunt schrijven om audio en video af te
spelen en op te nemen.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een externe vaste schijf aan (apart aan te schaffen) zoals
een optische schijf of vaste schijf, of plaatst u een digitale opslagkaart om gegevens direct van uw
telefoon of camera te importeren. Via een op een USB-poort van de computer aangesloten USB-
flashdrive kunnen gegevens snel worden overgebracht. Sommige externe apparaten gebruiken de
voeding van de computer; andere apparaten beschikken over eigen voeding. Sommige apparaten
zijn uitgerust met software die geïnstalleerd moet worden.
OPMERKING: Raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 18 voor meer informatie
over het aansluiten van externe apparaten voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stations en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken
De meeste computers beschikken over meer dan een USB-poort omdat deze veelzijdige interface
gebruikt kan worden voor het op de computer aansluiten van verschillende typen externe apparaten
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of hub.
Uw computer kan zijn voorzien van meer dan een type USB-poort. Raadpleeg
Vertrouwd raken met
de computer op pagina 4 voor meer informatie over de typen USB-poorten op de computer. Houd er
rekening mee apparaten te kopen die compatibel zijn met de computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Doorgeven van gegevens met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
USB-apparaat gebruiken 51
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: De USB-poort op de computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte
afgebeelde USB-poort.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle programma's die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik in Windows op het pictogram USB Personal in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk. Een bericht Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen wordt weergegeven. Volg
de instructies op het scherm.
3. Klik op het USB-pictogram en volg de instructies op het scherm.
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Steek de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Als u een extern apparaat zonder eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het
apparaat uit en koppelt u het vervolgens los van de computer. Als u een extern apparaat met een
eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de
computer en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact.
52 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te plaatsen:
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-opslagslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te verwijderen:
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Selecteer het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet uitgeworpen wordt, trek de kaart dan uit het slot.
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen 53
Optische-schijfeenheden gebruiken
Een optische-schijfeenheid maakt gebruik van laserlicht om grote hoeveelheden gegevens te lezen
en op te slaan. Sommige schijfeenheden lezen alleen gegevens, andere kunnen ook gegevens op
een lege schijf schrijven (branden).
Gebruik de volgende tips voor de beste prestaties van uw optische schijf:
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optische-schijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat u de nieuwste software-updates voor de schijf geïnstalleerd hebt.
Als de door u gebruikte schijf niet schoon is, veeg deze dan schoon met een droge, pluisvrije,
zachte doek.
Uw computer kan zijn voorzien van een optische-schijfeenheid die een of meer van de volgende
schijftechnologieën ondersteunt:
Cd: Op een compact disc worden gegevens opgeslagen die door een laser van de optische-
schijfeenheid gelezen worden. De volgende cd-indelingen zijn beschikbaar:
Cd-recordable (cd-r): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er kunnen
slechts één keer gegevens op de cd worden gebrand. Als de gegevens eenmaal op de cd-
r-schijf zijn geschreven, kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens
staan er permanent op.
Cd-re-writable (cd-rw): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er kunnen
meerdere keren gegevens op de cd worden gebrand. De gegevens op deze cd kunnen
worden gewist.
Dvd: een dvd is een optische schijf met een grote capaciteit. Op dit type schijf kunnen meer
gegevens worden opgeslagen dan op een cd. Op een dubbelzijdige dvd kan maximaal 17 GB
aan gegevens worden opgeslagen. De volgende dvd-indelingen zijn beschikbaar:
Dvd-recordable (dvd-r of dvd+r): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er
kunnen slechts één keer gegevens op de dvd worden gebrand. Als de gegevens eenmaal
op de schijf zijn geschreven, kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist; de
gegevens staan er permanent op. De dvd’s kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Dvd-re-writable (dvd-rw of dvd+rw) waarmee vele keren achter elkaar gegevens kunnen
worden gelezen en opgenomen. De gegevens op dit type schijf kunnen worden gewist. De
dvd’s kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Bd: een Blu-ray schijf kan meer gegevens bevatten dan ander optische schijven, en kan worden
gebruikt voor het opnemen, opnieuw schrijven en afspelen van HD-video (high-definition video).
Houd bij het gebruiken van bd's rekening met het volgende:
Voor het afspelen van bd-films is CyberLink PowerDVD op de computer geïnstalleerd.
Als u een bd-film tegelijkertijd op het interne en op het externe scherm probeert af te spelen, kan
er een fout optreden. Speel een bd-film dus slechts op één scherm af.
Uit kopieerbeveiligingsoverwegingen zijn er in de computer AACS-keys (AACS = Advanced
Access Content System) geïntegreerd. AACS-keys moeten af en toe worden vernieuwd om het
afspelen van nieuwe bd-films mogelijk te maken. Als een dergelijke bd-film in het schijfstation
wordt geplaatst, vraagt het programma CyberLink PowerDVD om een update om door te kunnen
54 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
gaan met het afspelen van de film. Volg de instructies op het scherm om de update te
installeren.
Als er tijdens het kijken naar een bd strepen op het beeldscherm verschijnen, kunnen die
worden veroorzaakt door interferentie met het draadloze netwerk. Als u dit probleem wilt
oplossen, sluit u alle geopende applicaties en schakelt u de voorziening voor draadloze
communicatie uit.
Optische schijf plaatsen
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf (3) voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: Nadat u een schijf hebt geplaatst, moet u even wachten. Als u geen mediaspeler
hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Optische schijf verwijderen
1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen, en trek de lade (2)
voorzichtig zo ver mogelijk uit.
Optische-schijfeenheden gebruiken 55
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Gegevens en schijfeenheden delen en software openen
Wanneer uw computer deel uitmaakt van een netwerk, bent u niet beperkt tot het gebruik van
uitsluitend de op uw computer opgeslagen informatie. Netwerkcomputers kunnen software en
gegevens met elkaar uitwisselen.
OPMERKING: Wanneer een schijf zoals een dvd-film of -spel beveiligd is tegen kopiëren kan deze
niet gedeeld worden.
Om mappen of bibliotheken op hetzelfde netwerk te delen:
1. Open Bestandsverkenner op het bureaublad.
2. Klik op het tabblad Delen in het venster Bibliotheken en klik daarna op Specifieke personen.
3. Typ een naam in het vak Bestanden delen en klik op Toevoegen.
4. Klik op Delen en volg de instructies op het scherm.
Om informatie van uw lokale schijf te delen:
1. Open Bestandsverkenner op het bureaublad.
2. Klik Lokale schijf (C:) in het venster Bibliotheken.
3. Klik op het tabblad Delen en klik op Geavanceerd delen.
4. Op de lokale schijf (C:) Eigenschappen venster, selecteer Geavanceerd delen.
5. Controleer Deze map delen.
56 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Ga als volgt te werk om schijven op het netwerk te delen:
1.
Klik op het bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Daadloos
in het
systeemvak.
2. Selecteer Netwerkcentrum openen.
3. Selecteer een actief netwerk onder Uw actieve netwerken bekijken.
4. Selecteer Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen om deelopties voor privacy,
netwerkdetectie, het delen van bestanden en printers of andere netwerkopties in te stellen.
Optische-schijfeenheden gebruiken 57
8 Computer onderhouden
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft
functioneren. Dit hoofdstuk biedt informatie over het verbeteren van de prestaties van de computer
met hulpprogramma´s zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, en door het vervangen van een
vaste schijf of het toevoegen van geheugen. Het biedt ook informatie over het updaten van
programma's en stations, instructies voor het reinigen van de computer en tips voor het reizen met de
computer.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer. Door de computer regelmatig te onderhouden met
hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, kunt u de prestaties van de
computer drastisch verbeteren. Naarmate de computer ouder wordt kunt u ook overwegen om
grotere schijven en meer geheugen te installeren.
Schijfeenheden hanteren
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijven:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaap- of sluimerstand staat, schakelt u de computer
in en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optische-schijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
58 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Een vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat een schijf niet vallen, plaats er geen objecten op, of stel een schijf niet bloot
aan vloeistoffen of extreme temperaturen of vochtigheid. Raadpleeg
Schijfeenheden hanteren
op pagina 58 voor specifieke voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van schijven.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet of
de computer is afgesloten of in de slaap- of sluimerstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
Vaste schijf verwijderen:
1. Draai de schroef van de onderhoudsklep los (1), en verschuif daarna de accuontgrendeling (2)
totdat de onderhoudsklep wordt ontgrendeld.
2. Schuif de klep uit het slot (3) naar voren, breng deze omhoog en verwijder deze (4).
3. Verwijder de 4 schroeven (1) uit de vaste schijf.
4. Koppel de kabel van de vaste schijf (2) los van de systeemkaart.
Prestaties verbeteren 59
5. Til de vaste schijf (3) uit de vasteschijfruimte.
Om een harde schijf te plaatsen, keert u deze procedure om.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Vaste schijven in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf worden
beschermd door HP 3D DriveGuard. Vaste schijven die zijn aangesloten op USB-poorten, worden
niet beschermd door HP 3D DriveGuard. Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor
meer informatie.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer lange tijd gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd.
Als een schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op de schijf niet aaneengesloten
(opeenvolgend) opgeslagen zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om bestanden te
zoeken, waardoor de computer dus langzamer wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de
60 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie echter meer dan
een uur in beslag nemen.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Ga als volgt te werk om een schijfdefragmentatie uit te voeren:
1. Sluit de computer op een netvoedingsbron aan.
2. Typ schijf op het startscherm en selecteer Instellingen en selecteer daarna Uw schijven
defragmenteren en optimaliseren.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt er op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
Ga als volgt te werk om een schijfopruiming uit te voeren:
1. Typ schijf op het startscherm en selecteer Instellingen en selecteer daarna Schijfruimte
vrijmaken door overbodige bestanden te verwijderen.
2. Volg de instructies op het scherm.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen zorgt ervoor dat de prestaties van de computer verbetert. U kunt de
computer vergelijken met een fysieke werkplek. De vaste schijf is de archiefkast waarin u uw werk
bewaart, en het geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen niet toereikend is om al
uw werk aan te kunnen, net zoals een bureau dat overvol ligt met werk, neemt uw productiviteit af.
Een goede oplossing om de prestaties te verbeteren is het uitbreiden van de hoeveelheid geheugen
op de computer.
De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten. De geheugenmoduleslots bevinden zich
aan de onderkant van de computer onder het onderpaneel. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule toe te voegen of de bestaande geheugenmodule in een van de
geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
Prestaties verbeteren 61
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u een geheugenmodule aan de computer toevoegt of uit de computer
verwijdert. Verwijder een geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand
staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Verwijder het onderpaneel van de computer.
7. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule kantelt naar boven.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de geheugenmodule voorzichtig uit
het geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet
aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
62 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
8. Plaats een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot (2), totdat de module goed op
zijn plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
9. Plaats het onderpaneel terug.
10. Plaats de accu terug.
11. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
12. Schakel de computer in.
Programma's en stations bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stations naar de
laatste versies. Met updates worden problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de
computer geïnstalleerd. De technologie wijzigt continu, en door programma’s en stations te updaten
Programma's en stations bijwerken 63
maakt de computer gebruik van de nieuwste beschikbare technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk
dat oude grafische onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste station zou u niet het beste halen uit uw apparatuur.
Download de laatste versies van HP-programma's en stations en meld u aan om automatische
updateberichten te ontvangen indien beschikbaar. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
De computer reinigen
Als u de computer en externe apparaten schoonmaakt, blijven ze in een goede conditie. Als u de
computer niet reinigt, kan er stof en vuil in de computer terechtkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik geen van de volgende reinigingsproducten voor het schoonmaken van de
computer:
sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen, deze kunnen het oppervlak van de computer permanent beschadigen.
Display, zijkanten en deksel schoonmaken
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Laat het beeldscherm drogen voordat u het computerdeksel sluit.
Veeg de zijkanten en het deksel met een vochtig, kiemdodend doekje schoon. Materiaal met vezels,
zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen.
OPMERKING: Verwijder wanneer u het deksel van de computer reinigt, het vuil door ronddraaiende
bewegingen te maken.
Touchpad en toetsenbord reinigen
VOORZICHTIG: Zorg bij het schoonmaken van het toetsenbord dat er geen vloeistoffen tussen de
toetsen komen. Hierdoor kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Als u het touchpad en het toetsenbord wilt schoonmaken en desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of een antistatische doek zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. U kunt ook een kiemdodend
wegwerpdoekje gebruiken.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van
een elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
64 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Reizen met of transporteren van computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Verwijder een eventueel medium uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit een
schijfruimte verwijdert.
VOORZICHTIG: voer deze handeling uit voordat u de schijfeenheid transporteert, opbergt
of op reis meeneemt. Op deze manier beperkt u schade aan de computer, schade aan een
schijfeenheid of verlies van gegevens.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw ruimbagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke
maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als een draadloos apparaat op de computer aangesloten is, is het mogelijk dat deze apparaten
in sommige omgevingen beperkt werken. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in
ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat
het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming
vragen voordat u de computer gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio’s die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
Reizen met of transporteren van computer 65
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaardbeveiligingsoplossingen die worden geboden door het
besturingssysteem Windows, applicaties van HP, Setup Utility (BIOS), dat geen deel uitmaakt van
Windows, en andere software van derden kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens
beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en andere types schadelijke code.
BELANGRIJK: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde beveiligingsvoorzieningen
beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer Opstartwachtwoord
Computervirussen Antivirussoftware
Onbevoegde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Onbevoegde toegang tot Setup Utility (BIOS) en andere
systeemidentificatiegegevens
Administrator password (Beheerderswachtwoord)
Doorlopende of toekomstige bedreigingen voor de computer Software-updates
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Gebruikerswachtwoord
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingskabelslot
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens en online transacties te
beveiligen. Er kunnen verschillende soorten wachtwoorden worden ingesteld. Toen u de computer
bijvoorbeeld voor de eerste keer inrichtte, werd u gevraagd om een gebruikerswachtwoord te maken
voor het beveiligen van de computer. In Windows of in Setup Utility (BIOS) van HP dat vooraf is
geïnstalleerd op de computer, kunnen aanvullende wachtwoorden worden ingesteld.
Het is misschien handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat u niet meer toegang kunt verkrijgen tot bepaalde
voorzieningen van de computer, moet u elk wachtwoord vastleggen en op een veilige plaats uit
de buurt van de computer bewaren. Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Wijzig uw wachtwoorden ten minste een keer per kwartaal.
Een ideaal wachtwoord is lang en bevat letters, interpunctie, symbolen en cijfers.
Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van uw bestanden, alle
vertrouwelijke bestanden verwijderen en vervolgens alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
Als u verdere informatie wilt over Windows-wachtwoorden, bijvoorbeeld een wachtwoord voor de
schermbeveiliging, typt u h op het State scherm en selecteert u daarna Help en ondersteuning.
66 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. U
kunt de computer ook zodanig instellen dat het
gebruikerswachtwoord nodig is om de slaapstand te
beëindigen. Zie
Wachtwoordbeveiliging instellen bij uit
slaapstand komen op pagina 43 voor aanvullende informatie.
Administrator password (Beheerderswachtwoord) Beveiligt toegang op beheerdersniveau van
computergegevens.
OPMERKING: Met dit wachtwoord kan geen toegang
worden verkregen tot de inhoud van Setup Utility (BIOS).
Wachtwoorden instellen in Setup Utility (BIOS)
Wachtwoord Functie
Administrator password (Beheerderswachtwoord) Dit wachtwoord moet elke keer worden ingevoerd
wanneer u Setup Utility (BIOS) wilt openen.
Als u uw beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) niet openen.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Uw beheerderswachtwoord is niet
uitwisselbaar met een beheerderswachtwoord dat is
ingesteld in Windows en wordt niet weergegeven wanneer
het wordt ingesteld, ingevoerd, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: Als u het opstartwachtwoord invoert bij de
eerste wachtwoordcontrole moet u het
beheerderswachtwoord invoeren om Setup Utility (BIOS) te
openen.
Opstartwachtwoord Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd
wanneer u de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de
computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, ingevoerd, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerders- of opstartwachtwoord in Setup Utility (BIOS) in te stellen, te
wijzigen of te verwijderen:
1. Om Setup Utility (BIOS) te openen schakelt u de computer in of start deze opnieuw op, drukt
snel op esc en daarna op f10.
2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) en volg de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 67
Vingerafdruklezer gebruiken
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de
vingerafdruklezer wilt gebruiken, moet u op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
instellen, en vervolgens met de HP SimplePass-software één of meer vingerafdrukken registreren.
Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de locatie van de vingerafdruklezer
op de computer.
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich bij de computer en bij met wachtwoorden
beveiligde websites moet aanmelden. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
U bij Windows aan te melden;
Toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
Een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en een
wachtwoord nodig heeft;
Op de computer beveiligde accounts voor meerdere gebruikers in te stellen.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP SimplePass software voor meer informatie.
Vingerafdrukken vastleggen
Ga als volgt te werk om met HP SimplePass één of meer vingerafdrukken te registreren:
1. Schuif een vinger over de vingerafdruksensor om HP SimplePass te starten.
– of –
Typ h op het startscherm en selecteer HP SimplePass.
2. Als het HP SimplePass welkomstscherm wordt weergegeven, klik op Eenvoudig aan de slag.
3. HP SimplePass vraagt u om met uw rechterwijsvinger over de sensor te vegen.
4. Veeg 3 keer met uw vinger om de registratie te voltooien.
Als de registratie is gelukt, wordt er boven de vinger een groene cirkel weergegeven.
5. Ga als volgt te werk:
Aanmelding bij Windows instellen: Hiermee kunt u een Windows-wachtwoord instellen.
Instellingen: Hiermee kunt u persoonlijke instellingen uit- of inschakelen.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd, om u aan te melden bij
Windows.
68 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om de
computer te beveiligen, is er mogelijk internetbeveiligingssoftware met antivirus- en
firewallvoorzieningen, een proefversie, op de computer geïnstalleerd. Het is noodzakelijk om
beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte
virussen en andere beveiligingsrisico’s. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de evaluatieversie
van de beveiligingssoftware omzet in een reguliere versie of dat u een programma naar keuze
aanschaft om uw computer volledig te beschermen.
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of
de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord
en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Voor meer informatie over computervirussen typt u h op het startscherm en selecteert u Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
Software van HP, Microsoft en derden die op de computer geïnstalleerd is, moet regelmatig
geüpdatet worden om beveiligingsproblemen te corrigeren en de prestaties van de software te
verbeteren. Zie
Programma's en stations bijwerken op pagina 63 voor meer informatie.
Windows-updates installeren
Het is mogelijk dat updates van het besturingssysteem en andere software beschikbaar zijn gekomen
nadat de computer is verzonden. Microsoft verzendt waarschuwingen met betrekking tot essentiële
updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de
computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
Internetbeveiligingssoftware gebruiken 69
Volg deze richtlijnen om er zeker van te zijn dat alle beschikbare updates op de computer zijn
geïnstalleerd:
Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt. Typ u op het
startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna Windows Update.
Voer Windows Update daarna elke maand uit.
Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's beschikbaar zijn, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
Software-updates van HP en derden installeren
Het verdient aanbeveling periodiek een update uit te voeren van de software en stations die
oorspronkelijk op de computer waren geïnstalleerd. Ga naar
http://www.hp.com/support om de
recentste versies te downloaden. Hier kunt u zich ook aanmelden voor het ontvangen van
automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Als u na de aanschaf van de computer software van derden geïnstalleerd hebt, update deze software
dan regelmatig. Softwarefabrikanten bieden software-updates van hun producten om
beveiligingsproblemen te corrigeren en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel tijdens het instellen van het draadloze netwerk altijd de beveiligingsvoorzieningen in. Zie
Draadloos netwerk beveiligen op pagina 20 voor meer informatie.
Back-up maken van software-applicaties en gegevens
Maak regelmatig een back-up van uw software-applicaties en gegevens om deze te beveiligen tegen
permanent verlies of schade door een virusaanval of een software- of hardwarestoring. Zie
Back-ups
maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 75 voor meer informatie.
Optionele beveiligingskabel gebruiken
Van het apart aan te schaffen beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of
wordt gestolen. Sloten voor beveiligingskabels vormen slechts één onderdeel van een volledige
beveiligingsoplossing die u moet implementeren om de kans op diefstal te minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats van het
bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op uw computer.
1. Plaats de beveiligingskabel rond een beveiligd object.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
70 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
Optionele beveiligingskabel gebruiken 71
10 Setup Utility (BIOS) en System
Diagnostics gebruiken
Setup Utility ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie
tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals de schijfeenheden, het scherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat ook instellingen voor de types
geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Om Setup Utility (BIOS) te openen schakelt u de computer in of start deze opnieuw op, drukt
snel op esc en daarna op f10.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) vindt u onder in het scherm.
OPMERKING: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaq's worden genoemd.
sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu).
3. Als u Setup Utility (BIOS) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de
pijltoetsen om Exit (Afsluiten) te selecteren, selecteer Exit Discarding Changes (Afsluiten en
wijzigingen niet opslaan), en druk daarna op enter.
72 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm.
2. Selecteer Updates and tune-ups, en selecteer daarna Controleer nu op HP updates.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de
update kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden
nadat deze naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS, noteer het pad naar de locatie op uw vaste schijf
waar de BIOS update gedownload is. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de
update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ h op het startscherm en selecteer Bestandsverkenner.
2. Klik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk lokale
schijf (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
BIOS-update uitvoeren 73
System Diagnostics gebruiken
Met System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer naar behoren werkt.
U start System Diagnostics als volgt:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc, en druk daarna op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
74 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken
11 Back-ups maken, herstellen en
bestanden terugzetten
De computer is voorzien van hulpmiddelen die het besturingssysteem en HP bieden om u te helpen
uw informatie te beschermen en indien nodig te herstellen. Deze hulpmiddelen helpen u om de
computer terug te brengen naar een goede werkende toestand of zelfs naar de oorspronkelijke
fabriekstoestand. Dit alles met eenvoudige stappen.
De volgende onderwerpen komen in dit hoofdstuk aan bod:
Herstelmedia en back-ups maken
Uw systeem herstellen en bestanden terugzetten
OPMERKING: In deze handleiding wordt een overzicht gegeven van de opties voor het maken en
herstellen van back-ups en het terugzetten van bestanden. Voor meer informatie over de geboden
hulpmiddelen, zie Help en ondersteuning. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
Herstelmedia en back-ups maken
In het geval van een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up.
1. Nadat u de computer succesvol ingesteld heeft, maakt u HP Herstelmedia aan. Met deze stap
wordt een back-up gemaakt van de HP Herstelpartitie op de computer. De back-up kan gebruikt
worden om het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de vaste
schijf beschadigd of vervangen is.
Door u gemaakte HP Herstelmedia bieden de volgende herstelopties:
Systeemherstel: installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en de standaard
ingeschakelde programma's opnieuw.
Herstellen met geminimaliseerde installatiekopie: installeert het oorspronkelijke
besturingssysteem en alle hardware-gerelateerde stations en software opnieuw, maar geen
andere software-toepassingen.
Fabrieksinstellingen: herstelt de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand door alle
informatie van de vaste schijf te verwijderen en de partities opnieuw te maken. Daarna
worden het besturingssysteem en de software die standaard geïnstalleerd zijn opnieuw
geïnstalleerd.
Herstelmedia en back-ups maken 75
Zie HP Herstelmedia maken op pagina 76.
2. Maak systeemherstelpunten wanneer u hardware en softwareapplicaties toevoegt. Een
systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf dat op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een systeemherstelpunt bevat informatie die
Windows gebruikt, zoals registerinstellingen. Windows 8 maakt automatisch een herstelpunt
tijdens Windows-updates en andere systeemonderhoudswerkzaamheden (zoals software-
updates, beveiligingsscans of systeemdiagnoses). U kunt op elk gewenst moment handmatig
een herstelpunt maken. Voor meer informatie en stappen om specifieke systeemherstelpunten
te maken, zie Windows Help en Ondersteuning. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
3. Maak een back-up van de systeembestanden en uw persoonlijke bestanden wanneer u foto's,
video's, muziek en andere persoonlijke bestanden toevoegt. Windows Bestandsgeschiedenis
kan ingesteld worden om regelmatig en automatisch bestanden uit bibliotheken, het bureaublad,
contacten en favorieten op te slaan. Als bestanden per ongeluk van de vaste schijf worden
verwijderd en niet meer via de Prullenbak kunnen worden hersteld, of als bestanden beschadigd
raken, kunt u de opgeslagen bestanden herkennen met Bestandsgeschiedenis. Het herstellen
van specifieke bestanden is ook zinvol wanneer u de computer opnieuw wilt instellen door
Windows 8 opnieuw te installeren of als u wilt herstellen met HP Herstelbeheer
OPMERKING: Bestandsgeschiedenis is standaard uitgeschakeld, dus moet de voorziening
worden ingeschakeld.
Voor meer informatie en stappen om Windows Bestandsgeschiedenis in te schakelen, zie
Windows Help en Ondersteuning. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
HP Herstelmedia maken
HP Herstelbeheer is een softwareprogramma dat een nieuwe manier biedt om herstelmedia te maken
nadat u de computer succesvol heeft ingesteld. Met HP herstelmedia kunt u een
systeemherstelprocedure uitvoeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Het systeemherstel
installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die standaard geïnstalleerd zijn,
en configureert de instellingen van de programma's. HP herstelmedia kan ook gebruikt worden om
het systeem aan te passen of een vaste schijf te vervangen.
U kunt slechts één set HP herstelmedia maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen en
bewaar ze op een veilige plaats.
HP Herstelbeheer onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor de
lege USB-flashstation of het benodigde aantal lege dvd-schijven.
Om flashstations te maken, moet uw computer beschikken over een vaste schijf met de
mogelijkheid dvd's te schrijven, en dient u uitsluitend lege dvd-r, dvd+r, dvd-r dl, dvd+r dl-
schijven te gebruiken. Gebruik geen lees/schrijf-schijven zoals cd±rw, dvd±rw, dubbellaags dvd
±rw en bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven); deze zijn niet compatibel met de HP
Herstelbeheer-software. U kunt ook een leeg USB-flashstation van hoge kwaliteit gebruiken.
Als uw computer geen geïntegreerde optische-schijfeenheid heeft met de mogelijkheid dvd's te
schrijven, maar u wilt dvd-herstelmedia maken, kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen)
optionele externe optische-schijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of kunt u
herstelschijven voor de computer aanvragen via de website van HP. Voor ondersteuning in de
VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. Als u een externe optische-
schijfeenheid gebruikt, moet deze direct aangesloten worden op een USB-poort op de computer;
de schijf kan niet verbonden worden met een USB-poort op een extern apparaat, zoals een USB
-hub.
76 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van hersteldvd's.
HP Herstelbeheer voltooit dan het branden van de huidige dvd. De volgende keer dat u HP
Herstelbeheer opent, wordt u verzocht door te gaan en worden de resterende schijven gebrand.
Om HP herstelmedia te maken:
1. Typ h op het startscherm en selecteer HP Herstelbeheer.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Als u het systeem wilt herstellen, zie
HP Herstelbeheer herstellen op pagina 80.
Herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Kies de methode die het best past bij uw
situatie en expertiseniveau:
Als u uw persoonlijke documenten en gegevens op moet slaan, kunt u Windows
Bestandsgeschiedenis gebruiken om informatie uit de gemaakte back-ups te herstellen. Voor
meer informatie en stappen om Bestandsgeschiedenis te gebruiken, zie Windows Help en
ondersteuning. Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Als u een probleem met een vooraf geïnstalleerde toepassing of station wilt oplossen, gebruikt u
de optie Stations en toepassingen opnieuw installeren van HP Herstelbeheer om de individuele
toepassing of station opnieuw te installeren.
Typ herstel op het startscherm, selecteer HP Herstelbeheer, en selecteer daarna Stations
en toepassingen opnieuw installeren, en volg de instructies op het scherm.
Als u het systeem naar een vorige toestand wilt herstellen zonder persoonlijke informatie te
verliezen, is Windows Systeemherstel een optie. Met systeemherstel kunt u herstellen zonder de
vereisten van Windows vernieuwen of opnieuw installeren. Windows maakt automatisch een
systeemherstelpunt tijdens een Windows update en andere
systeemonderhoudswerkzaamheden. Zelfs als u niet handmatig een herstelpunt maakt, kunt u
kiezen om te herstellen naar een vorig punt, dat automatisch gemaakt is. Voor meer informatie
en stappen om Windows Systeemherstel te gebruiken, zie Windows Help en ondersteuning. Typ
h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Als u het systeem op een snelle en eenvoudige manier wilt herstellen zonder persoonlijke
informatie, instellingen of apps te verliezen die vooraf op uw computer geïnstalleerd zijn of bij de
Windows Store aangeschaft zijn, overweeg het gebruik van Windows vernieuwen. Bij deze optie
hoeven geen gegevens op een andere schijf opgeslagen te worden. Zie
Windows vernieuwen
gebruiken om snel en eenvoudig te herstellen op pagina 79.
Als u de oorspronkelijke toestand van de computer wilt herstellen biedt Windows een
eenvoudige manier om alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen te verwijderen en
Windows opnieuw te installeren.
Zie
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren op pagina 79 voor meer informatie.
Als u uw computer opnieuw wilt instellen met een geminimaliseerde installatiekopie, kunt u
kiezen voor de HP-optie Herstellen met geminimaliseerde installatiekopie van de HP
Herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) of de HP Herstelmedia. Herstellen met
geminimaliseerde installatiekopie installeert uitsluitend stations en hardware-ingeschakelde
Herstellen 77
toepassingen. Andere toepassingen die horen bij de installatiekopie blijven beschikbaar voor
installatie via de optie Stations en toepassingen opnieuw installeren in HP Herstelbeheer.
Zie
HP Herstelbeheer herstellen op pagina 80 voor meer informatie.
Als u de oorspronkelijke fabriekspartionering en -inhoud van de computer wilt herstellen, kunt u
de optie systeemherstel van de HP Herstelmedia kiezen. Zie
HP Herstelbeheer herstellen
op pagina 80 voor meer informatie.
Als u de vaste schijf hebt vervangen, kunt u de optie Fabrieksinstellingen van HP herstelmedia
gebruiken om de fabrieksinstallatiekopie naar de vervangende schijf te herstellen. Zie
HP
Herstelbeheer herstellen op pagina 80 voor meer informatie.
Als u de herstelpartitie wilt verwijderen om ruimte op de vaste schijf terug te winnen, biedt HP
Herstelbeheer de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie
De HP herstelpartitie verwijderen op pagina 81 voor meer informatie.
78 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
Windows vernieuwen gebruiken om snel en eenvoudig te herstellen
Wanneer uw computer niet correct werkt en u de systeemstabiliteit moet herstellen, kunt u met de
optie Windows herstellen opnieuw beginnen maar behouden wat voor u van belang is.
BELANGRIJK: Met Vernieuwen verwijdert u de traditionele toepassingen die oorspronkelijk niet
standaard op het systeem geïnstalleerd waren.
OPMERKING: Tijdens Vernieuwen wordt een lijst van de verwijderde traditionele toepassingen
opgeslagen zodat u snel ziet wat u mogelijk opnieuw moet installeren. Zie Help en ondersteuning
voor instructies aangaande het opnieuw installeren van traditionele toepassingen. Typ h op het
startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
OPMERKING: Mogelijk wordt bij gebruik van Vernieuwen om uw toestemming of wachtwoord
gevraagd. Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie. Typ h op het
startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
U start Vernieuwen als volgt:
1. Wijs vanuit het startscherm naar de rechterboven- of onderhoek van het scherm om de charms
weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik op PC-instellingen wijzigen in de rechteronderhoek van het scherm, en selecteer daarna
Standaard op het scherm PC-instellingen.
4. Onder Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed is op bestanden, selecteer Aan de slag
en volg de instructies op het scherm.
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren
Soms wilt u een gedetailleerde herformattering van de computer uitvoeren of wilt u persoonlijke
informatie verwijderen voordat de computer wegdoet of recyclet. Het proces dat in dit gedeelte wordt
beschreven biedt een snelle en eenvoudige manier om de oorspronkelijke toestand van de computer
te herstellen. Deze optie verwijdert alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van de computer
en installeert Windows opnieuw.
BELANGRIJK: Bij deze optie worden geen back-ups van uw informatie gemaakt. Maak een back-
up van alle persoonlijke informatie die u wilt behouden, voordat u deze optie gebruikt.
U kunt deze optie activeren door de f11-toets op het startscherm te gebruiken.
U gebruikt de f11-toets als volgt:
1. Druk op f11 terwijl de computer opstart.
– of –
Houd f11 ingedrukt terwijl u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Problemen oplossen in het menu opstartopties.
3. Selecteer Refresh your PC (De pc vernieuwen) en volg de instructies op het scherm.
Om het startscherm te gebruiken:
1. Wijs vanuit het startscherm naar de rechterboven- of onderhoek van het scherm om de charms
weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
Herstellen 79
3. Klik op PC-instellingen wijzigen in de rechterbovenhoek van het scherm en selecteer
Standaard voor het scherm PC-instellingen.
4. Onder Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren, selecteer Aan de slag, en volg de
instructies op het scherm.
HP Herstelbeheer herstellen
HP Herstelbeheer herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. Met de door u
gemaakte HP Herstelmedia kunt uit de volgende herstelopties kiezen:
Systeemherstel: Installeert het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw en configureert de
programma's die standaard geïnstalleerd waren.
Herstellen met geminimaliseerde installatiekopie: installeert het besturingssysteem en alle
hardware-gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere
softwaretoepassingen.
Fabrieksinstellingen: herstelt de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand door alle
informatie van de vaste schijf te verwijderen en de partities opnieuw te maken. Daarna installeert
het het besturingssysteem en de software die standaard geïnstalleerd was opnieuw.
Met de HP Herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u Herstellen met geminimaliseerde
installatiekopie gebruiken
Wat u moet weten
HP Herstelbeheer herstelt alleen software die standaard geïnstalleerd is. Voor software die niet
bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de website van de
fabrikant of moet de software opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de media die door de
fabrikant is geleverd.
Herstel met HP Herstelbeheer moet worden gebruikt als laatste redmiddel om
computerproblemen op te lossen.
HP Herstelmedia moet gebruikt worden als de vaste schijf van de computer vastloopt.
Om de opties fabrieksinstellingen of systeemherstel te gebruiken, moet u HP herstelmedia
gebruiken.
Als de herstelmedia niet werken, kunt u herstelmedia voor uw systeem aanvragen op de website
van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor
wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
BELANGRIJK: HP Herstelbeheer maakt niet automatisch back-ups van uw persoonlijke gegevens.
Maak een back-up van alle persoonlijke informatie die u wilt behouden, voordat u deze optie gebruikt.
80 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
De HP Herstelpartitie gebruiken om een geminimaliseerde installatiekopie te herstellen
(alleen bepaalde modellen)
Met de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u een geminimaliseerde installatiekopie
herstellen zonder dat u herstelschijven of een USB-flashdrive nodig heeft. Dit type herstelactie kan
alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog werkt.
Om HP Herstelbeheer te starten vanuit de HP Herstelpartitie:
1. Druk op f11 terwijl de computer opstart.
– of –
Houd f11 ingedrukt terwijl u de aan/uit-knop indrukt.
2. Selecteer Problemen oplossen in het menu opstartopties.
3. Selecteer HP Herstelbeheer in de lijst en volg de instructies op het scherm.
HP herstelmedia gebruiken om te herstellen
U kunt HP herstelmedia gebruiken om het oorspronkelijke systeem te herstellen. Deze methode kan
worden gebruikt als uw systeem geen HP herstelpartitie heeft of de vast schijf niet correct werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste HP herstelschijf in de optische-schijfeenheid van de computer of in een
optionele externe optische-schijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de HP herstel USB-flashdrive in een USB-poort van de computer en start de computer
opnieuw op.
OPMERKING: Als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Herstelbeheer, wijzigt
u de opstartvolgorde van de computer. Zie
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
op pagina 81.
3. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw opstart in HP Herstelbeheer, kunt u de opstartvolgorde van de
computer wijzigen, de genoemde apparatenvolgorde in BIOS, waar de computer naar
opstartinformatie zoekt. U kunt de selectie voor een optische schijf of een USB/flashdrive wijzigen.
Om de opstartvolgorde te wijzigen:
1. Plaats de door u gemaakte HP herstelmedia.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Houd esc ingedrukt terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
4. Selecteer de optische schijf of de USB/flashdrive van waaruit u wilt opstarten.
5. Volg de instructies op het scherm.
De HP herstelpartitie verwijderen
Met HP Herstelbeheer-software kunt u de HP Herstelpartitie verwijderen om schijfruimte vrij te
maken.
Herstellen 81
BELANGRIJK: Het verwijderen van de HP Herstelpartitie betekent dat u Windows Vernieuwen, de
optie Windows Alles verwijderen and Windows opnieuw installeren niet meer kunt gebruiken, of de
optie HP Herstelbeheer voor het Herstellen met geminimaliseerde installatiekopie. Maak HP
herstelmedia voordat u de herstelpartitie verwijdert om te zorgen dat u herstelopties heeft; Zie
HP
Herstelmedia maken op pagina 76.
Ga als volgt te werk om de HP herstelpartitie te verwijderen:
1. Typ h op het startscherm en selecteer HP Herstelbeheer.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg de instructies op het scherm om door te gaan.
82 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Bedrijfsnetspanning en
werkstroom variëren per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V gelijkstroom bij 3.5 A – 65 W
19,5 V gelijkstroom bij 3.33 A – 65 W
19 V gelijkstroom bij 4,74 A – 90 W
19,5 V gelijkstroom bij 4.62 A – 90 W
Gelijkstroomstekker van externe HP
voeding
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
Ingangsvermogen 83
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
84 Hoofdstuk 12 Specificaties
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig
heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
85
Index
A
aan/uit
accu 45
aan/uit-knop herkennen 12
aan/uit-lampjes, herkennen 5, 10
accu
afvoeren 47
lage acculading 46
ontladen 46
opbergen 47
vervangen 47
accu-informatie, zoeken 45
accuruimte 15, 17
accuvergrendeling 15
accuvoeding 45
actietoetsen
afspelen, pauzeren,
hervatten 38
draadloze communicatie 39
geluid harder 38
geluid uit 39
geluid zachter 38
helderheid van beeldscherm
verhogen 38
helderheid van beeldscherm
verlagen 38
Help en ondersteuning 38
herkennen 13
schakelen tussen
beeldschermen 38
stralingsachtergrondverlichting
toetsenbord 38
volgende muziekstuk of
gedeelte 38
vorige muziekstuk of
gedeelte 38
actietoets voor
achtergrondverlichting
toetsenbord, herkennen 38
afsluiten 49
alles verwijderen en Windows
opnieuw installeren 79
antivirussoftware, gebruiken 69
audiofuncties, controleren 26
audiofuncties controleren 26
audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
audio-ingang (microfoon) 7, 24
audio voor HDMI configureren 28
B
Back-up maken
persoonlijke bestanden 76
Back-up maken, van software en
gegevens 70
Back-ups 75
basinstellingen, hotkey 40
Beats Audio 13, 24, 25, 40
Beats Audio, hotkey 26
Beats Audio-configuratiescherm
26
bedieningselementen voor
draadloze communicatie
besturingssysteem 18
knop 18
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 21
beste praktijken 1
beveiliging, draadloze
communicatie 20
Beveiligingskabel installeren 70
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel 6
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 6
BIOS
update downloaden 73
update uitvoeren 72
versie vaststellen 72
Bluetooth-apparaat 18, 22
Bluetooth label 17
b-toets, herkennen 13, 24
C
Caps Lock-lampje, herkennen 10
compartiment voor draadloze
module, herkennen 16
compartiment voor
geheugenmodule, herkennen
16
compartiment voor optische-
schijfeenheid, herkennen 16
Computer, opnieuw instellen 79
computer, reizen met 47
computer reageert niet 49
connector, netvoeding 6
connectors
audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
audio-ingang (microfoon) 7,
24
netwerk 7
RJ-45 (netwerk) 7
CyberLink PowerDVD 29
D
de computer uitschakelen 49
digitale kaart
plaatsen 53
Digitale mediakaartlezer 4
Digitale mediakaartlezer,
herkennen 4
draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 21
benodigde apparatuur 20
beveiliging 20
functioneel bereik 21
gebruiken 19
openbare WLAN, verbinding
maken 21
verbinding maken 21
Draadloos netwerk beveiligen 70
draaien, touchpadbeweging 33
E
een accu opbergen 47
een netvoedingsadapter testen
48
Elektrostatische ontlading 85
Esc-toets, herkennen 13
externe apparaten 52
externe monitorpoort, herkennen
24
externe netvoeding, gebruiken
47
86 Index
externe netvoeding gebruiken 47
F
firewallsoftware 69
fn-toets, herkennen 13, 24, 40
G
Geheugenmodule
plaatsen 63
vervangen 61
verwijderen 62
geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 14, 41
geïntegreerd webcamlampje,
herkennen 8, 23
geminimaliseerde installatiekopie
maken 80
H
HDMI
audio configureren 28
HDMI-poort, herkennen 7, 24
HDMI-poort, verbinding maken
met 27
Herstellen 77, 79
HP Herstelbeheer 80
HP herstelmedia gebruiken
77
media 81
Ondersteunde schijven 76
schijven 76, 81
starten 81
systeem 80
USB-flashdrive 81
herstellen met geminimaliseerde
installatiekopie 81
herstelmedia
HP Herstelbeheer maken
gebruiken 77
maken 76
Herstelpartitie 81
verwijderen 81
high-definitionapparatuur,
aansluiten 27, 29
hotkeys
basinstellingen 40
beschrijving 40
gebruiken 40
systeeminformatie
weergeven 40
hotkeys toetsenbord, herkennen
40
HP 3D DriveGuard 60
HP Herstelbeheer 80
opstartproblemen corrigeren
81
starten 81
HP herstelmedia
Herstellen 81
HP herstelmedia maken
maken 76
HP herstelpartitie 81
Herstellen 81
verwijderen 81
hubs 51
I
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 33
Ingangsvermogen 83
installatie van draadloos netwerk
20
Installeren
essentiële updates 69
optionele beveiligingskabel 70
Intel Wireless Display 29
interne microfoons, herkennen 8,
23
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 69
Internetverbinding instellen 20
K
kabels
USB 52
kennisgevingen
label met kennisgevingen 17
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 17
knijpen, touchpadbeweging 33
knoppen
aan/uit 12
linkerknop van het Touchpad
9
optische-schijfeenheid
uitwerpen 5
rechterknop van het
Touchpad 9
Touchpad aan/uit 9
knop voor draadloze
communicatie 18
kritiek lage acculading 46
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 17
labels
Bluetooth 17
kennisgevingen 17
keurmerk voor draadloze
communicatie 17
service 16
WLAN 17
lage acculading 46
lampje geluid uit, herkennen 10
lampjes
aan/uit 5, 10
Caps Lock 10
draadloze communicatie 10
geluid uit 10
netvoedingsadapter 6
optische-schijfeenheid 5
RJ-45-netwerkconnector 7
Touchpad 9, 11
vaste schijf 5
vingerafdruklezer 11
webcam 8, 23
Lampjes van de RJ-45-
netwerkconnector 7
Lampje van de optische-
schijfeenheid, herkennen 5
lampje van de vaste schijf 5
lampje van de vingerafdruklezer
11
lampje voor draadloze
communicatie 10, 18
leuke dingen om te doen 1
Luchthavenbeveiliging 58
luidsprekers, herkennen 12, 24
M
muis, externe
voorkeuren instellen 30
N
netvoedingsadapter 6
Netvoedingsadapter, testen 48
netvoedingsconnector
herkennen 6
netwerkconnector, herkennen 7
Index 87
Num Lock-toets, herkennen 14,
41
O
omgevingsvereisten 83
onderdelen
beeldscherm 8
bovenkant 9
linkerkant 7
onderkant 15
rechterkant 5
voorkant 4
onderhoud
Schijfdefragmentatie 60
Schijfopruiming 61
onderhoudsklep 16
Ondersteunde schijven
Herstellen 76
Oorspronkelijk systeem,
herstellen 80
openbare WLAN, verbinding
maken 21
opnieuw instellen
computer 77, 79
stappen 79
Opstartvolgorde
HP Herstelbeheer wijzigen 81
optionele externe apparaten,
gebruiken 52
optische schijf
verwijderen 55
Optische schijf
plaatsen 55
optische-schijfeenheid,
herkennen 5, 24
P
poorten
externe monitor 7, 24, 26
HDMI 7, 24, 27
Intel Wireless Display 29
USB 2.0 6, 24
USB 3.0 5, 7, 24
VGA 26
poort voor externe monitor 7, 26
PowerDVD 29
productnaam en productnummer,
van computer 16
R
recyclen
computer 77, 79
reizen met de computer 17, 47,
65
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 7
S
schuiven, touchpadbeweging 32
serienummer, van computer 16
servicelabel, van computer 16
servicelabels
zoeken 16
Setup Utility (BIOS)
wachtwoorden 67
Slaapstand
activeren 43
beëindigen 43
Sluimerstand
activeren 43
beëindigen 43
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 46
software
CyberLink PowerDVD 29
Schijfdefragmentatie 60
Schijfopruiming 61
Software Schijfdefragmentatie 60
Software Schijfopruiming 61
software-updates, installeren 69
Software-updates van HP en
derden installeren 70
subwoofer, herkennen 15, 23
Systeemherstel 80
systeemherstelpunt
maken 76
systeemherstelpunten
terugzetten 77
systeeminformatie, hotkey 40
T
temperatuur 47
temperatuur van de accu 47
Terugzetten
Windows
Bestandsgeschiedenis 77
toetsen
actie 13
b13, 24
Esc 13
fn 13, 24
Num Lock 14
Windows-applicaties 13
Windows-logo 13
toetsenblok, geïntegreerd
numeriek 14
Touchpad
knoppen 9
Touchpad aan/uit-knop 9
Touchpadbewegingen
draaien 33
in-/uitzoomen 33
knijpen 33
schuiven 32
Touchpad lampje 9, 11
Touchpad zone, herkennen 9
Transport van computer 65
U
Uitwerpknop van de optische-
schijfeenheid, herkennen 5
USB 2,0-poort, herkennen 6, 24
USB 3.0-poort, herkennen 5, 7,
24
USB-apparaten
beschrijving 51
verbinding maken 51
verwijderen 52
USB-hubs 51
USB-kabel, aansluiten 52
USB-poorten, herkennen 5, 6, 7,
24
USB-poorten herkennen 24
uw computer onderhouden 64
uw computer reinigen 64
V
vaste schijf
HP 3D DriveGuard 60
vaste-schijfruimte, herkennen 16
ventilatieopeningen, herkennen
7, 15
verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 21
vergrendeling, accu 15
Vernieuwen 79
computer 77
Verwijderde bestanden
terugzetten 77
88 Index
VGA-poort, verbinding maken
met 26
video 26
Vingerafdrukken, registreren 68
vingerafdruklezer
gebruiken 68
Vingerafdruklezer, herkennen 12
W
wachtwoordbeveiliging instellen bij
uit slaapstand komen 43
Wachtwoorden
Setup Utility (BIOS) 67
Windows 67
wachtwoorden gebruiken 66
webcam 25
webcam, herkennen 23
webcamlampje, herkennen 8, 23
Windows
back-up 76
bestanden terugzetten 77
Bestandsgeschiedenis 76, 77
opnieuw installeren 77, 79
opnieuw instellen 79
optie alles verwijderen en
opnieuw installeren 79
systeemherstelpunt 76, 77
Vernieuwen 77, 79
Windows-applicatietoets,
herkennen 13
Windows-logotoets, herkennen
13
Windows-updates, installeren 69
Windows-wachtwoorden 67
WLAN-antennes, herkennen 8
WLAN-apparaat 17, 19
WLAN label 17
Index 89
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99

HP ENVY m6-1100 Notebook PC series Handleiding

Type
Handleiding