HP 350 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2014 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
In de VS geregistreerde handelsmerken
van de Microsoft-bedrijvengroep.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, december 2014
Artikelnummer van document: 781559-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Voor deze computer kan bijgewerkte en/of
apart aangeschafte hardware en/of een
dvd-station vereist zijn om de software van
Windows 7 te installeren. Zo kunt u volledig
gebruikmaken van de functionaliteit van
Windows 7. Raadpleeg
http://windows.microsoft.com/en-us/
windows7/get-know-windows-7 voor meer
informatie.
Ga voor toegang tot de nieuwste
handleiding naar http://www.hp.com/
support en selecteer uw land. Selecteer
Drivers en downloads en volg de instructies
op het scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om volledige restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid van uw verkoper.
Voor verdere informatie of om een volledige
restitutie van de aankoopprijs van de
computer te verzoeken, kunt u contact
opnemen met uw verkoper.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de
netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor oppervlakken die toegankelijk zijn voor
de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology
Equipment (IEC 60950-1).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Welkom ............................................................................................................................................................. 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 4
Linkerkant ............................................................................................................................................. 6
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 7
Bovenkant ............................................................................................................................................ 8
Touchpad ............................................................................................................................. 8
Lampjes ............................................................................................................................... 9
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 11
Toetsen .............................................................................................................................. 12
Onderkant ........................................................................................................................................... 13
Voorkant ............................................................................................................................................. 14
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 15
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 15
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 15
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen ............................ 15
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 15
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 16
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 16
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 16
WLAN configureren ........................................................................................... 17
Draadloze router configureren .......................................................................... 17
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 17
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 18
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 18
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 19
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 19
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 20
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 20
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 20
Werken met Touchpad en Touchpadbewegingen ............................................................. 20
v
Touchpad uit- en inschakelen ........................................................................... 21
Tikken ................................................................................................................ 21
Schuiven ........................................................................................................... 21
In- en uitzoomen met twee vingers ................................................................... 22
Tikken met twee vingers ................................................................................... 22
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 23
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 23
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 24
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 25
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok gebruiken ....................................... 25
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 26
5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 27
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken .......................................................... 27
Audio .................................................................................................................................................. 27
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 27
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 27
Hoofdtelefoons en microfoons aansluiten .......................................................................... 28
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 28
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 29
Video .................................................................................................................................................. 29
VGA ................................................................................................................................... 30
HDMI .................................................................................................................................. 30
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 31
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 33
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 33
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 33
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 33
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen) ................................ 34
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 34
Sluimerstand activeren en beëindigen .............................................................. 34
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 35
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand .......................... 35
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 35
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 36
Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 36
Acculading weergeven ...................................................................................... 36
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 36
Omgaan met een lage acculading .................................................................... 37
Een lage acculading herkennen ....................................................... 37
vi
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 37
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 37
Accu plaatsen ................................................................................... 37
Accu verwijderen .............................................................................. 38
Accuvoeding besparen ...................................................................................... 38
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................ 39
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................. 39
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen .............................................. 39
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 40
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 41
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-technology (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 41
7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 42
Geheugenkaartlezers gebruiken ........................................................................................................ 42
Een geheugenkaart plaatsen ............................................................................................. 42
Geheugenkaart verwijderen ............................................................................................... 43
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 43
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 44
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 44
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 45
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 45
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 46
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 46
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 46
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen) ........................................ 47
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen ...................................................................... 48
De onderhoudsklep verwijderen ........................................................................ 48
De onderhoudsklep terugplaatsen .................................................................... 48
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 49
De vaste schijf verwijderen ............................................................................... 49
Vaste schijf installeren ...................................................................................... 51
Schijfeenheid in de upgraderuimte vervangen .................................................................. 51
Optischeschijfeenheid vervangen ..................................................................... 51
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 53
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 53
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 54
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 54
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 54
vii
9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 55
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 55
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 55
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 56
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 56
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* beheren ...................................................... 57
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* invoeren ..................................... 59
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 59
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 59
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 59
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 60
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 60
Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................... 60
HP SimplePass gebruiken ................................................................................................. 61
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 61
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 61
10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 62
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 62
Computer reinigen .............................................................................................................................. 66
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 67
Scherm reinigen (All-in-One's of notebooks) ..................................................... 67
Zijkanten of deksel reinigen .............................................................................. 67
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 67
Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren ................................................................ 68
11 Back-up maken en gegevens herstellen ....................................................................................................... 69
Back-up maken .................................................................................................................................. 69
Herstelmedia maken voor het herstellen van het originele systeem ................................. 69
Wat u moet weten ............................................................................................. 69
Herstelmedia maken ......................................................................... 70
Systeemherstelpunten maken ........................................................................................... 70
Wat u moet weten ............................................................................................. 70
Systeemherstelpunt maken ............................................................................... 70
Back-up maken van het systeem en uw persoonlijke gegevens ....................................... 71
Tips voor het maken van een back-up .............................................................. 71
Wat u moet weten ............................................................................................. 71
Een back-up maken met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van
Windows ............................................................................................................ 72
Herstellen en terugzetten ................................................................................................................... 72
Eerder systeemherstelpunt herstellen ............................................................................... 72
viii
Individuele bestanden herstellen ....................................................................................... 72
Individuele bestanden herstellen met het hulpprogramma Back-up en
Herstellen van Windows .................................................................................... 72
Originele systeem herstellen met HP Recovery Manager ................................................. 73
Wat u moet weten ............................................................................................. 73
Herstellen met behulp van de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) .. 73
Herstellen met behulp van herstelmedia ........................................................... 74
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ...................................... 74
12 Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ....................................... 75
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 75
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 75
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 75
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 76
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................... 77
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 77
13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 78
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 78
Labels ................................................................................................................................................. 79
14 Specificaties .................................................................................................................................................. 80
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 80
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 80
15 Toegankelijkheid ........................................................................................................................................... 81
Ondersteunende technologie die ondersteund wordt ......................................................................... 81
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 81
Bijlage A Reizen met of transporteren van computer ........................................................................................ 82
Bijlage B Problemen oplossen ........................................................................................................................... 83
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 83
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 83
De computer kan niet worden ingeschakeld ...................................................................... 83
Het computerscherm is leeg .............................................................................................. 83
De software werkt niet goed .............................................................................................. 84
De computer staat aan maar reageert niet ........................................................................ 84
De computer is ongewoon warm ....................................................................................... 84
Een extern apparaat werkt niet .......................................................................................... 85
ix
De draadloze netwerkverbinding werkt niet ....................................................................... 85
Een schijf wordt niet afgespeeld ........................................................................................ 85
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ....................................................... 86
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ......... 86
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................... 87
Index ................................................................................................................................................................... 88
x
1 Welkom
Nadat u de computer hebt geregistreerd en ingesteld, raden wij de volgende stappen aan om
optimaal te profiteren van uw slimme investering:
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie Verbinding maken met een netwerk op pagina 15 voor
meer informatie.
Uw antivirussoftware bijwerken - bescherm uw computer tegen schade door virussen. De
software is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Antivirussoftware gebruiken op pagina 59
voor meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.
Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Navigeren met het
toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 20 voor aanvullende
informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geïnstalleerde software.
Selecteer Start > Alle programma's. Voor meer informatie over het gebruik van software die bij
de computer is geleverd, raadpleegt u de instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies
kunnen zijn verstrekt bij de software, of staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie Back-up maken en gegevens herstellen op pagina 69.
1
Informatie zoeken
U hebt
Installatie-instructies
al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor het vinden van hulpmiddelen met productinformatie, uitleg
en meer.
Hulpmiddelen Informatie over
Poster
Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
Ga voor toegang tot de nieuwste handleiding naar
http://www.hp.com/support en selecteer uw land.
Selecteer Drivers en downloads en volg de instructies
op het scherm.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een HP technicus
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties van HP servicecentra
HP website
Ga voor toegang tot de nieuwste handleiding naar
http://www.hp.com/support en selecteer uw land.
Selecteer Drivers en downloads en volg de instructies
op het scherm.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
Als u toegang wilt krijgen tot deze
gebruikershandleidingen, selecteert u Start > Help en
ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Als u toegang wilt krijgen tot deze
gebruikershandleidingen, selecteert u Start > Help en
ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Beperkte garantie
*
Als u toegang wilt krijgen tot deze handleiding,
selecteert u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen > Garantiegegevens
weergeven.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Hulpmiddelen Informatie over
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geeft u het productnummer, de garantieperiode (te vinden op
het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: De computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld.
Met Rapid Start Technology kunt u de computer snel
opnieuw activeren als die zich in een inactieve toestand
bevindt. Zie Standen voor energiebesparing gebruiken
op pagina 33 voor meer informatie.
(2) Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: raadpleeg HP 3D DriveGuard gebruiken
(alleen bepaalde modellen) op pagina 54 voor informatie
over HP 3D DriveGuard.
(3) Audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfooningang)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt
u hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten. Deze ingang biedt geen ondersteuning voor
optionele apparaten met uitsluitend een microfoon.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt het
risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende
informatie over veiligheid. Als u toegang wilt krijgen tot
deze gebruikershandleidingen, selecteert u Start > Help en
ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: wanneer u een apparaat aansluit op deze
uitgang, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon)
als audio-in (microfoon) ondersteunt.
(4) USB-2.0-poort Hierop kan een optioneel USB-apparaat, zoals een
toetsenbord, een muis, een externe schijfeenheid, een
printer, een scanner of een USB-hub worden aangesloten.
OPMERKING: zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 43 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(5) Optische-schijfeenheden (alleen bepaalde
modellen)
Leest een optische schijf of leest en schrijft naar een
optische schijf, afhankelijk van uw computermodel.
(6) Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
(7) Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Rechterkant 5
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(2) Lampje van de netvoedingsadapter/accu
Wit: de netvoedingsadapter is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu is volledig
opgeladen.
Oranje: de netvoedingsadapter is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
Uit: de netvoedingsadapter is niet aangesloten op een
externe voedingsbron.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(4) Externemonitorpoort Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(5) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel, andere compatibele digitale apparatuur of
audioapparatuur of een high-speed HDMI-apparaat.
(6) RJ-45-netwerkaansluiting/lampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (links): het netwerk is aangesloten.
Oranje (rechts): er is netwerkactiviteit.
(7) USB-3.0-poorten (2) Elke USB 3.0-poort verbindt een optioneel USB-apparaat,
zoals een toetsenbord, een muis, een externe
schijfeenheid, een printer, een scanner of een USB-hub.
OPMERKING: zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 43 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(3) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Sommige modellen bieden toegang tot videoconferenties en
online chat door middel van videostreams.
Als u informatie zoekt over het gebruik van de webcam,
selecteert u Start > Alle programma's > Communicatie en
chatten > HP WebCam.
(4) WLAN-antennes* Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie
over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
. Als u toegang wilt krijgen tot deze
gebruikershandleidingen, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
Beeldscherm 7
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee schakelt u het touchpad in en uit.
(2) Touchpadzone Hiermee kunt u de cursor verplaatsen en onderdelen op
het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: De computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw
activeren als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Standen voor energiebesparing gebruiken op pagina 33
voor meer informatie.
(2) Lampje voor Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3) Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
Bovenkant 9
Onderdeel Beschrijving
(4) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows®
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
(5) Touchpadlampje
Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(6) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitknop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan-uitknop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: wanneer u de aan-uitknop ingedrukt
houdt, resulteert dit in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Windows geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-
knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te
schakelen.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw
activeren als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Standen voor energiebesparing gebruiken op pagina 33
voor meer informatie.
Meer informatie over de instellingen voor energiebeheer:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer.
Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
systeeminformatie weer te geven
(3) Windows-knop Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(6) Num lock-toets Hiermee schakelt u het toetsenblok tussen de cijfer- en
pijlenfunctie.
(7) Toetsenblok Typ cijfers of gebruik de pijlenfunctie.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ontgrendeling voor het afdekplaatje van
de accu en vergrendeling
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Toetsenbordschroef Hiermee kunt u het toetsenbord verwijderen.
(4) Geheugenpaneel Biedt toegang tot de schroef van het toetsenbord en
geheugenmoduleslots.
(5) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
interne onderdelen.
Onderkant 13
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
(6) Luidsprekers (2) Hiermee kunt u geluid produceren.
(7) Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de
draadloze LAN (WLAN)-module en de
geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit
van de computer te herstellen. Neem vervolgens
contact op met de klantenondersteuning. Als u Help
en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start >
Help en ondersteuning.
(8) Schroef van de optischeschijfeenheid en
ontgrendelingsopeningsgat
Biedt toegang tot het ontgrendelen van de
optischeschijfeenheid.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekers (2) Hiermee kunt u geluid produceren.
(2) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen
die informatie opslaan, beheren, delen of openen.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op WLAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of
WLAN’s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants,
cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen): hiermee kunt u een persoonlijk netwerk
(Personal Area Network, PAN) opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth
geschikte apparaten, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's.
Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten
zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor
draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem.
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen
U kunt apparaten voor draadloze communicatie in- en uitschakelen met de knop voor draadloze
communicatie.
OPMERKING: Een computer kan een knop of schakelaar voor draadloze communicatie hebben, of
een toets voor draadloze communicatie op het toetsenbord. De term "knop voor draadloze
communicatie" verwijst in deze handleiding naar alle types bedieningselementen voor draadloze
communicatie.
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
Verbinding maken met een draadloos netwerk 15
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Als u meer informatie wilt, opent u Help en ondersteuning door Start > Help en ondersteuning te
selecteren.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van de modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
WLAN configureren
Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur
nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het configureren van een draadloze router, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u bezorgd bent om de beveiliging van
uw computer in een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en
eenvoudig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Als u meer informatie
wilt, opent u Help en ondersteuning door Start > Help en ondersteuning te selecteren.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Klik op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer een WLAN-netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Voer de code in en klik vervolgens op OK om de
verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt
u op Netwerkcentrum openen, en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk
instellen. Er verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier
verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
5. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur
te beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 19
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunt u
gebruiken op het TouchPad van uw computer of op een touchscreen (alleen bepaalde modellen).
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen. U kunt ook demonstraties van Touchpadbewegingen bekijken.
Ga als volgt te werk om de eigenschappen van de muis in Windows te openen:
Selecteer Start > Apparaten en printers. Klik met de rechtermuisknop op het apparaat dat uw
computer vertegenwoordigt en selecteer Muisinstellingen.
Werken met Touchpad en Touchpadbewegingen
Met het Touchpad kunt u over het computerscherm navigeren en de aanwijzer bedienen met behulp
van eenvoudige vingerbewegingen.
TIP: gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
20 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Touchpad uit- en inschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan-uitknop van het
touchpad.
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het TouchPad.
Tik met één vinger in het TouchPad-gebied om een selectie te maken. Dubbeltik op een item om
het te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links
of naar rechts.
Cursorbesturing gebruiken 21
In- en uitzoomen met twee vingers
Door twee vingers naar buiten of naar binnen te bewegen, kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of
tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het gebied van de TouchPad en ze daarna
van elkaar af te bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna naar elkaar
toe te bewegen.
Tikken met twee vingers
Als u met twee vingers tikt, kunt u menu-opties van een object op het scherm selecteren.
OPMERKING: als u tikt met twee vingers voert u dezelfde actie uit als met het rechtsklikken met de
muis.
22 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Plaats twee vingers op de touchpadzone en druk om het optiemenu voor het geselecteerde
object weer te geven.
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Via het toetsenbord kunt u met de actietoetsen en hotkeys ook specifieke
functies uitvoeren.
OPMERKING: afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Sneltoetsen herkennen
Een sneltoets is een combinatie van de fn-toets (2) en de esc-toets (1).
Met fn+esc kunt u systeeminformatie weergeven.
Toetsenbord gebruiken 23
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 tot en met f4 en f6 tot en met f12 geeft de toegewezen functie voor die toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
VOORZICHTIG: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility
(BIOS). Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Zie Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
op pagina 75 voor instructies voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de
instructies onder aan het scherm.
Nadat u de actietoetsfunctie hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-
toets te drukken in combinatie met de bijbehorende actietoets.
Pictogra
m
Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning.
Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over het
besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates voor de computer
bevat.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als er
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, schakelt u met f4 tussen weergave op het
computerbeeldscherm, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op de computer en de
monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens op de computer te ontvangen. De toets f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.
f6 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f7 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f8 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
f9 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd
af.
f10 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
24 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Pictogra
m
Toets Beschrijving
f11 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd
of bd af.
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Om een
draadloze verbinding tot stand te brengen, zorgt u ervoor dat een draadloos netwerk is ingesteld.
Toetsenblokken gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok. Zie
Toetsen op pagina 12 voor meer informatie over de locatie van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
(1) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
Toetsenbord gebruiken 25
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Wanneer de computer weer wordt opgestart,
wordt de functie van het toetsenblok weer actief gemaakt zoals
deze was toen de computer werd uitgeschakeld.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als
een extern numeriek toetsenblok.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.)Bijvoorbeeld:
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over het volgende:
Geïntegreerde luidspreker(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of -toetsen
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken
Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor
het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of
terugspoelen:
Mediaknoppen
Actietoetsen voor media
Mediatoetsen
Audio
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-
inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om
multimedia te maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals
luidsprekers of hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie Audio configureren voor HDMI op pagina 31 voor informatie over het aansluiten van
high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u
audioapparaten aansluit.
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
volumeknoppen;
Volumeactietoetsen
volumetoetsen.
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken 27
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid. Als u toegang wilt krijgen tot deze
gebruikershandleidingen, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: u kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over welk
type volumebesturing uw computer heeft.
Hoofdtelefoons en microfoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons of headsets op de audio-uitgang (hoofdtelefoon)/audio-ingang van
de computer aansluiten. Er zijn in de handel veel headsets met een geïntegreerde microfoon
verkrijgbaar.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat als u een
draadloze
hoofdtelefoon of headset
aan wilt sluiten op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid. Als u toegang wilt krijgen tot deze handleiding, selecteert
u Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
Audiofuncties op de computer controleren
OPMERKING: voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer
onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en klik op de knop Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.
3. Sla het bestand op het bureaublad op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het geluid af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Audio.
28 Hoofdstuk 5 Multimedia
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers hebben een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde
software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt eerst
een voorbeeld van de foto of de video-opname bekijken en die vervolgens opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
videobeelden vastleggen en delen;
video streamen met software voor expresberichten;
foto's maken.
Video
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt over een HDMI-poort (High-Definition
Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
De computer beschikt over de volgende externe videopoorten:
VGA
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over de
videopoorten van uw computer.
Webcam (alleen bepaalde modellen) 29
VGA
De externe-monitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of VGA-projector.
1. Sluit de kabel van het apparaat aan op de externe-monitorpoort om een VGA-weergaveapparaat
aan te sluiten.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen 4 weergavetoestanden:
Alleen het computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het
beeldscherm van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld op het scherm gelijktijdig weergegeven op
zowel
de
computer als op het externe apparaat.
Uitbreiden: hiermee wordt het beeld op het scherm verdeeld over de computer
en
het
externe apparaat weergegeven.
Alleen het tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Voor optimale resultaten, vooral als u kiest voor de optie "Uitbreiden", kunt u de
schermresolutie van het externe apparaat als volgt aanpassen. Selecteer Start >
Configuratiescherm > Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave
Schermresolutie aanpassen.
HDMI
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, hebt u een
(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het
computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-
apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
30 Hoofdstuk 5 Multimedia
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het video-apparaat.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen 4 weergavetoestanden:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op de computer
en
het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Voor optimale resultaten, vooral als u kiest voor de optie "Uitbreiden", kunt u de
schermresolutie van het externe apparaat als volgt aanpassen. Selecteer Start > Configuratiescherm
> Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave Schermresolutie aanpassen.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Ga als volgt te werk om de audio weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
Video 31
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
32 Hoofdstuk 5 Multimedia
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan-uitknop of een aan-uitschakelaar hebben. De term
aan-
uitknop
verwijst in deze handleiding naar de twee typen aan-uitknoppen.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit in de volgende gevallen:
Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort (Universal Serial Bus) kan worden
aangesloten.
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan-uitknop, is de aanbevolen procedure het
gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen door kort op de aan-uitknop te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan-uitlampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
Computer uitschakelen 33
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw te activeren als die zich in een inactieve
toestand bevindt.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: u kunt met Rapid Start Technology de slaapstand selecteren. Om de slaapstand te
beëindigen, drukt u op een willekeurige toets, activeert u het touchpad of drukt u kort op de aan/
uit-knop.
Sluimerstand: Rapid Start Technology activeert de sluimerstand na een periode van inactiviteit
in de slaapstand als de computer op accuvoeding of op externe netvoeding werkt, of als de accu
een kritiek laag ladingsniveau bereikt. Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt u op de aan/
uit-knop om uw werk te hervatten.
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Als u de
sluimerstand handmatig wilt kunnen activeren, moet deze voorziening worden ingeschakeld via
Energiebeheer. Zie Sluimerstand activeren en beëindigen op pagina 34.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan-uitknop.
Sluit het beeldscherm.
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
Slaapstand beëindigen
Druk kort op de aan-uitknop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of beweeg over het touchpad
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan-uitlampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
Sluimerstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de sluimerstand wordt geactiveerd als de computer enige
tijd inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt of wanneer de acculading een kritiek
laag niveau bereikt.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de time-outs wijzigen in het Configuratiescherm van
Windows.
Sluimerstand activeren
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Sluimerstand.
U beëindigt de sluimerstand als volgt:
Druk kort op de aan-uitknop.
De aan-uitlampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was
gestopt met werken.
OPMERKING: als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter wordt standaard weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk. Met behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer
en kunt u de resterende acculading bekijken.
Beweeg de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om Energiebeheer te
gebruiken of om het energiebeheerschema te wijzigen.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
Opties voor energiebeheer instellen 35
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma’s en informatie over de accu:
hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties;
informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren;
informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
Selecteer Start > Help en ondersteuning > Leren > Energiebeheerschema's: Veelgestelde
vragen.
Accucontrole gebruiken
Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Problemen oplossen > Voeding, thermisch en
mechanisch.
3. Klik op het tabblad Energie en klik op Accucontrole.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Verlaag de helderheid van het scherm.
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 35
voor meer informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
netvoedingsadapter
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
Opties voor energiebeheer instellen 37
2. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit.
De accu-ontgrendeling (2) vergrendelt de accu automatisch. Schuif de accuvergrendeling (3)
naar buiten om de accu goed te vergrendelen.
Accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Schuif de ontgrendeling van de accu (1) en accuvergrendeling (2) naar binnen om de accu te
ontgrendelen.
3. Verwijder de accu uit de computer (3).
Accuvoeding besparen
Open het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm en selecteer instellingen voor
een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder
ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Als u toegang wilt krijgen tot de gebruikershandleidingen, selecteert u Start > Help en
ondersteuning > Gebruikershandleidingen. Als u toegang wilt krijgen tot de accugegevens, selecteert
u Start > Help en ondersteuning > Leren > Energiebeheerschema's: Veelgestelde vragen.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
Opties voor energiebeheer instellen 39
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: zie de poster
Installatie-instructies
, die u in de doos vindt van de computer, voor
informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert;
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan-uitlampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
OPMERKING: de volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan-uitlampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan-uitlampjes
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-technology (alleen
bepaalde modellen)
Als de computer in de slaapstand staat, haalt de Intel® Smart Connect-technologie de computer van
tijd tot tijd uit de slaapstand. Als er een netwerkverbinding beschikbaar is, worden geopende apps,
zoals Postvak In van uw e-mailprogramma, websites van sociale media en nieuwspagina's door
Smart Connect bijgewerkt voordat de computer weer in de slaapstand gaat. Ook wordt content die u
offline hebt gemaakt, zoals e-mails, gesynchroniseerd door Smart Connect. Wanneer de slaapstand
wordt beëindigd, hebt u direct toegang tot uw bijgewerkte informatie.
Om deze functie in te schakelen of de instellingen handmatig aan te passen, selecteert u Start >
Alle programma's > Intel > Intel® Smart Connect Technology.
Om het pictogram van Intel Smart Connect Technology zichtbaar te maken, plaatst u de
muisaanwijzer boven de pictogrammen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klikt
u op het pictogram.
Opties voor energiebeheer instellen 41
7 Externe kaarten en apparaten
Geheugenkaartlezers gebruiken
Met optionele geheugenkaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types
geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
Een geheugenkaart plaatsen
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een geheugenkaart, om
beschadiging van de connectoren van de geheugenkaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de geheugenkaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats
zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt mogelijk een menu met
beschikbare opties weergegeven.
42 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
Geheugenkaart verwijderen
VOORZICHTIG: gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de geheugenkaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de geheugenkaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor apparaten met USB 1.0,
1.1, 2.0 of 3.0. Uw computer kan ook een USB-laadpoort hebben die een extern apparaat van stroom
voorziet. Een optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer
kunnen worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken 43
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: de eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van
een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af
die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los.
44 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
Ga als volgt te werk om een extern apparaat op de computer aan te sluiten:
VOORZICHTIG: als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting
wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens
de stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding op de computer.
Er zijn verschillende typen verwisselbare USB-stations:
1,44-MB diskettestation
Vaste-schijfmodule
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
MultiBay-apparaat
Optionele externe apparaten gebruiken 45
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Laat een
schijf niet vallen, plaats er geen objecten op, of stel een schijf niet bloot aan vloeistoffen of extreme
temperaturen of vochtigheid.
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijven:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid verwijdert of installeert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaapstand of de hibernationstand staat, schakelt u de
computer in en vervolgens weer uit.
Voordat u een schijfeenheid aanraakt, moet u eerst de statische elektriciteit ontladen door een
geaard oppervlak aan te raken.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optischeschijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Externe vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf
plaatst of vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan-uitknop
te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
46 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen)
Intel® Smart Response Technology (SRT) is een cachefunctie van Intel® Rapid Storage Technology
(RST) die de prestaties van het computersysteem aanzienlijk verbetert. Met SRT kunnen computers
met een SSD de mSATA-module gebruiken als cachegeheugen tussen het systeemgeheugen en de
vaste schijf. Hierdoor hebt u een vaste schijf (of een RAID-volume) voor maximale opslagcapaciteit,
terwijl u tegelijkertijd betere systeemprestaties hebt dankzij de SSD.
Als u een vaste schijf toevoegt of vervangt, en van plan bent om een RAID-volume in te stellen, moet
u SRT tijdelijk uitschakelen, het RAID-volume instellen en SRT vervolgens weer inschakelen. U
schakelt SRT als volgt tijdelijk uit:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Intel > Intel Rapid Storage Technology.
2. Klik op de koppeling Versnelling en klik vervolgens op de koppeling Versnelling uitschakelen.
3. Wacht tot de versnellingsmodus is voltooid.
4. Klik op de koppeling Opnieuw instellen op beschikbaar.
BELANGRIJK: U moet SRT tijdelijk uitschakelen wanneer u de RAID-modus wijzigt. Breng de
wijziging aan en schakel SRT opnieuw in. Als u deze functie niet tijdelijk uitschakelt, kunt u geen
wijzigingen aanbrengen in de RAID-volumes.
OPMERKING: HP ondersteunt SRT met zelfversleutelende schijven (SED's) niet.
Externe vaste schijven gebruiken 47
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen
De onderhoudsklep verwijderen
Verwijder het onderpaneel om toegang te krijgen tot de vaste schijf en andere componenten.
1. Verwijder de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
2. Wanneer de accuruimte van u af wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
De onderhoudsklep terugplaatsen
Plaats de onderhoudsklep terug nadat u de vaste schijf en andere onderdelen hebt bekeken.
1. Wanneer de accuruimte van u af wijst, legt u de onderhoudsklep neer en lijn de voorste rand van
de onderhoudsklep uit met de voorste rand van de computer (1).
2. Lijn de tabs (2) aan de achterste rand van het onderpaneel uit met de uitsparingen op de
computer en leg deze neer tot ze stevig op hun plaats zitten.
48 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
3. Plaats de schroef (3) en draai deze vast.
4. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan-uitknop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
De vaste schijf verwijderen
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en zet de computer uit.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu. (Zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37.)
Externe vaste schijven gebruiken 49
5. Wanneer de accuruimte van u af wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
6. Til de connector (1) op om de vaste schijf los te koppelen. Trek aan het lipje om de kabel van de
vaste schijf los te maken (2) en til de vaste schijf uit de vasteschijfruimte (3).
50 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Vaste schijf installeren
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de hier afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1) en trek aan het plastic lipje (2) om de kabel van
de vaste schijf opnieuw aan te sluiten. Druk vervolgens de connector naar beneden om de vaste
schijf (3) opnieuw aan te sluiten.
2. Plaats de onderhoudsklep terug (zie De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 48).
3. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
4. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
5. Zet de computer aan.
Schijfeenheid in de upgraderuimte vervangen
De upgraderuimte kan een optischeschijfeenheid bevatten.
Optischeschijfeenheid vervangen
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de optischeschijfeenheid uit de upgraderuimte verwijdert. Verwijder de
optischeschijfeenheid niet wanneer de computer aan staat, of in de slaapstand of de sluimerstand
staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Externe vaste schijven gebruiken 51
Ga als volgt te werk om de optischeschijfeenheid uit de upgraderuimte te verwijderen:
1. Sla uw werk op.
2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de upgraderuimte naar u toe.
6. Verwijder de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
7. Draai de schroef van de upgraderuimte los (1).
8. Duw met een gewone schroevendraaier voorzichtig tegen het nokje om de optischeschijfeenheid
te ontgrendelen (2).
9. Verwijder de optische schijf uit de upgraderuimte (3).
Ga als volgt te werk om een optische schijf in de upgraderuimte te plaatsen:
1. Plaats de optische schijf in de upgraderuimte (1).
52 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
2. Draai de schroef van de upgraderuimte vast (2).
3. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
4. Keer de computer weer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de
computer.
5. Schakel de computer in.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer lange tijd gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd.
Als een schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op de schijf niet aaneengesloten
(opeenvolgend) opgeslagen zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om bestanden te
zoeken, waardoor de computer dus langzamer wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de
gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie echter meer dan
een uur in beslag nemen.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Externe vaste schijven gebruiken 53
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfdefragmentatie.
3. Klik op Schijf defragmenteren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning. Als u Help en ondersteuning wilt
openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Klik op Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset > Schijfopruiming.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met gesloten beeldscherm, terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort na elk van deze gebeurtenissen wordt de vaste schijf door HP 3D DriveGuard weer vrijgegeven
voor normale werking.
OPMERKING: omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen hebben, is HP 3D
DriveGuard-bescherming niet nodig.
OPMERKING: Een harde schijf in de ruimte voor de primaire of secundaire harde schijf wordt
beschermd door HP 3D DriveGuard. Een harde schijf die is geplaatst in een optioneel
dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard-software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van
de primaire vaste schijf en/of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Om te zien of een schijfeenheid wordt beschermd en of deze is geparkeerd,
geeft u het pictogram weer op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk of in het Mobiliteitscentrum:
54 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
9 Beveiliging
Computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt
of gestolen.
OPMERKING: voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van alle
vertrouwelijke bestanden en deze verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Bepaalde voorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn mogelijk niet
beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegde toegang tot Computer Setup (f10) Beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Niet-gemachtigd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne
netwerkadapter
Functie voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
Windows-gebruikerswachtwoord
Windows Defender
Onbevoegde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
Beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele
beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt een cursorbesturingsapparaat (touchpad of USB-muis) of
het toetsenbord gebruiken om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup (Computerinstellingen).
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verscheidene typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt
beveiligen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer
Setup, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
Beheerderswachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-
BIOS.
Wachtwoorden voor Windows kunnen uitsluitend worden ingesteld in het besturingssysteem
Windows.
Computer beveiligen 55
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een functie van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
functies van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de vereisten die zijn ingesteld door het programma.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw
Windows-wachtwoord niet voor een andere toepassing of website.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows-wachtwoorden en Computer Setup-
beheerderswachtwoorden en een beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met het instellen van het
beheerderswachtwoord voor Windows wordt niet het
beheerderswachtwoord voor Computer Setup ingesteld.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
Als u meer informatie wilt over het instellen van een beheerderswachtwoord voor Windows of een gebruikerswachtwoord
voor Windows, opent u Help en Ondersteuning door Start> Help en ondersteuning te selecteren.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die
voorkomen dat het beheerderswachtwoord wordt verwijderd,
kunt u het pas verwijderen zodra deze functies worden
uitgeschakeld.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in het volgende onderwerp
56 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw beheerderswachtwoord instellen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer Press the ESC key for
Startup Menu (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
6. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Beheerderswachtwoord wijzigen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer Press the ESC key for
Startup Menu (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, typt u het nieuwe wachtwoord en drukt
u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, typt u het nieuwe
wachtwoord en drukt u op enter.
7. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 57
Beheerderswachtwoord verwijderen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer Press the ESC key for
Startup Menu (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
7. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
58 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* invoeren
Naast de prompt Beheerderswachtwoord typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde soort
toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen) en drukt u op enter. Na drie mislukte
pogingen om het beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw opstarten en het
opnieuw proberen.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem,
programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunt u de meeste virussen detecteren, vernietigen en in veel gevallen
eventueel aangerichte schade herstellen. Om uw computer te blijven beschermen tegen nieuw
ontdekte virussen, moet antivirussoftware bijgehouden worden.
Voor meer informatie over computervirussen typt u virus in het vak Zoeken van Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
U kunt twee soorten firewalls in overweging nemen:
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
netwerkgebaseerde firewalls die tussen de ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall op een systeem is geïnstalleerd, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dat probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem volledig wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer
alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
Het is mogelijk dat updates van het besturingssysteem en andere software beschikbaar zijn gekomen
nadat de computer is verzonden. Volg deze richtlijnen om er zeker van te zijn dat alle beschikbare
updates op de computer zijn geïnstalleerd.
Antivirussoftware gebruiken 59
1. Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt
2. Voer Windows Update daarna elke maand uit.
3. Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's beschikbaar zijn, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
Optionele beveiligingskabel installeren
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer
op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor het beveiligingskabelslot.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de
vingerafdruklezer wilt gebruiken, moet u op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
instellen, en vervolgens met de HP SimplePass-software één of meer vingerafdrukken registreren.
Locatie van de vingerafdruklezer
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich bevindt in een van de volgende gedeelten
van uw computer:
aan de onderkant van het touchpad;
aan de rechterkant van het toetsenbord;
60 Hoofdstuk 9 Beveiliging
aan de rechterbovenkant van het scherm;
aan de linkerkant van het scherm.
Afhankelijk van uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide
gevallen geldt dat u uw vinger langs de metalen sensor moet vegen. Zie Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 voor de plaats van de vingerafdruklezer op uw computer.
HP SimplePass gebruiken
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich aanmeldt bij de computer en met wachtwoorden
beveiligde websites. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
u bij Windows aan te melden;
toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldingsgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en
wachtwoord nodig hebt.
beveiligde accounts op de computer in te stellen voor meerdere gebruikers.
Raadpleeg de helpfunctie van de software voor meer informatie over HP SimplePass.
Vingerafdrukken vastleggen
Schuif een vinger over de vingerafdruksensor om HP SimplePass te starten.
1. Schuif een vinger over de vingerafdruksensor om HP SimplePass te starten.
2. Als het HP SimplePass welkomstscherm wordt weergegeven, klikt u op Aan de slag.
3. HP SimplePass vraagt u met uw rechterwijsvinger over de sensor te vegen.
4. Veeg 3 keer met uw vinger om de registratie te voltooien.
Als de registratie is gelukt, wordt er boven de vinger een groene cirkel weergegeven.
5. Selecteer Windows-aanmelding instellen om een wachtwoord voor Windows in te stellen.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken hebt vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk hebt vastgelegd om u aan te melden bij
Windows.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 61
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
OPMERKING: Voordat u een geheugenmodule toevoegt of vervangt, controleert u of de computer
de meest recente BIOS-versie bevat. Voer indien nodig een update uit van het BIOS. Zie BIOS-
update uitvoeren op pagina 75.
VOORZICHTIG: als de computer niet beschikt over de meest recente BIOS-versie voordat u een
geheugenmodule plaatst of vervangt, kan dit leiden tot verschillende systeemproblemen.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan-uitknop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie Accu verwijderen op pagina 38).
4. Verwijder het onderpaneel van het geheugen.
a. Verwijder de schroef met de accuruimte van u af (1).
b. Kantel het onderpaneel van het geheugen (2).
c. Til het onderpaneel van het geheugen weg (3).
62 Hoofdstuk 10 Onderhoud
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 63
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
64 Hoofdstuk 10 Onderhoud
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
7. Plaats het onderpaneel van het geheugen terug.
a. Kantel met de accuruimte van u af de onderhoudsklep van het geheugen (1) om de
linkerrand van de onderhoudsklep van het geheugen op één lijn te brengen met de
computerruimte.
b. Kantel het onderpaneel van het geheugen (2) omlaag op zijn plaats.
c. Draai de schroef (3) vast.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 65
8. Plaats de accu (zie Accu plaatsen op pagina 37).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Zet de computer aan.
Computer reinigen
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Een maximale concentratie van 0,3 procent dimethylbenzyl ammoniumchloride (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes, verkrijgbaar in verschillende merken)
Glasreinigingsvloeistof zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer
kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het
geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd
kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
66 Hoofdstuk 10 Onderhoud
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl deze is ingeschakeld, om
het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.
Schakel de computer uit.
Koppel de computer los van de voedingsbron.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen
schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er
vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-One's of notebooks)
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten of deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of het deksel een zachte microvezel-doek of een zeemlap
die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een aanvaardbaar
wegwerpdoekje.
OPMERKING: verwijder wanneer u het deksel van de computer reinigt, het vuil door ronddraaiende
bewegingen te maken.
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er
geen vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een wegwerpdoekje.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Computer reinigen 67
Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Met updates worden problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer
geïnstalleerd. De technologie wijzigt continu, en door programma’s en stuurprogramma’s te updaten
maakt de computer gebruik van de nieuwste beschikbare technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk
dat oude grafische onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet het beste halen uit uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en
stuurprogramma's van HP te downloaden. U kunt u ook aanmelden voor het ontvangen van
automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
68 Hoofdstuk 10 Onderhoud
11 Back-up maken en gegevens herstellen
De computer is voorzien van hulpmiddelen (zowel van het besturingssysteem als van HP) die u
helpen om uw gegevens te beschermen en indien nodig te herstellen.
Back-up maken
1. Gebruik HP Recovery Manager om meteen een set herstelschijven te maken nadat u de
computer hebt ingesteld.
2. Maak systeemherstelpunten terwijl u hardware en softwareprogramma's toevoegt.
3. Maak regelmatig een back-up van uw systeem en bestanden als u vaak foto's, video's, muziek
en andere persoonlijke bestanden toevoegt.
Herstelmedia maken voor het herstellen van het originele systeem
Wij raden u aan om met HP Recovery Manager een set herstelschijven of een herstel-flashdrive te
maken zodra u de computer hebt geïnstalleerd. U hebt deze herstelschijven of herstel-flashdrive
nodig om het systeem te herstellen als de vaste schijf onverhoopt beschadigd raakt. Met een
systeemherstelactie wordt het originele besturingssysteem opnieuw geïnstalleerd, waarna de
instellingen van standaardprogramma's worden geconfigureerd.
Wat u moet weten
U kunt slechts één set herstelmedia maken. Wees voorzichtig met deze herstelmedia en bewaar
ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt hoeveel opslagcapaciteit er voor de
flashdrive nodig is of hoeveel lege dvd-schrijven er nodig zijn.
Gebruik dvd-r-, dvd+r-, dvd-r dl- of dvd+r dl-schijven, of een flashdrive. Gebruik geen lees/schrijf-
schijven zoals cd±rw, dvd±rw, dubbellaags dvd±rw en bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven);
deze zijn niet compatibel met de HP Recovery Manager-software.
Als de computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u een optionele externe
optischeschijfeenheid (afzonderlijk aan te schaffen) gebruiken om herstelschijven te maken. U
kunt ook herstelschijven voor de computer aanschaffen via de website van HP. Als u
gebruikmaakt van een externe optischeschijfeenheid, moet deze worden aangesloten op een
USB-poort van de computer, niet op een USB-poort van een ander extern apparaat, zoals een
USB-hub.
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het maken niet.
Bewaar de herstelmedia op een veilige plek uit de buurt van de computer.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstelmedia.
De volgende keer dat u HP Recovery Manager opent, wordt u verzocht door te gaan met het
proces.
Back-up maken 69
Herstelmedia maken
1. Selecteer Start en typ recovery (herstel) in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager in de
lijst. Als u hierom wordt gevraagd, geeft u aan dat u wilt doorgaan.
2. Klik op Recovery Media Creation (Herstelmedia maken).
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Raadpleeg Originele systeem herstellen met HP Recovery Manager op pagina 73 voor meer
informatie over het herstellen van het systeem.
Systeemherstelpunten maken
Een systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf dat op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een herstelpunt bevat gegevens, zoals
registerinstellingen, die door Windows worden gebruikt. Door een eerdere toestand van het systeem
te herstellen kunt u wijzigingen die zijn aangebracht vanaf het moment dat het herstelpunt werd
gemaakt, terugdraaien.
Als u een eerdere toestand van het systeem herstelt, heeft dat geen invloed op gegevensbestanden
die zijn opgeslagen of e-mailberichten die zijn gemaakt sinds het laatste herstelpunt. Wel heeft dit
invloed op door u geïnstalleerde software.
Als u bijvoorbeeld een foto van een digitale camera downloadt en vervolgens de computer in de
toestand van de vorige dag herstelt, blijft de foto op de computer staan.
Als u echter fotobeheersoftware installeert en vervolgens de computer herstelt in de toestand waarin
deze de vorige dag verkeerde, wordt de software verwijderd en kunt u deze niet gebruiken.
Wat u moet weten
Als u het systeem hebt hersteld naar een herstelpunt en van gedachten verandert, kunt u de
herstelactie ongedaan maken.
Maak een systeemherstelpunt:
voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt;
op gezette tijden, als de computer normaal functioneert.
Windows Systeemherstel slaat ook extra kopieën op van bestanden die sinds het laatst
gemaakte herstelpunt zijn gewijzigd. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie
over het gebruik van extra kopieën.
Systeemherstelpunt maken
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Maken en volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg Eerder systeemherstelpunt herstellen op pagina 72 voor meer informatie over het
herstellen van het systeem.
70 Hoofdstuk 11 Back-up maken en gegevens herstellen
Back-up maken van het systeem en uw persoonlijke gegevens
Op de computer bevinden zich belangrijke gegevens, zoals bestanden, e-mails en foto's. U wilt deze
gegevens uiteraard bewaren, zelfs als u per ongeluk een virus downloadt of het systeem niet meer
goed werkt. Hoe volledig u uw bestanden kunt herstellen, is afhankelijk van het moment waarop u
voor het laatst een back-up hebt gemaakt. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt,
blijf dan periodiek back-ups maken.
Tips voor het maken van een back-up
Nummer elke back-upschijf voordat u deze in de optischeschijfeenheid plaatst.
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheken Documenten, Muziek, Afbeeldingen en Video's
en maak hiervan regelmatig een back-up.
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermafdruk
van de instellingen te maken. Een schermafdruk kan veel tijd besparen als u uw voorkeuren
opnieuw moet instellen.
Ga als volgt te werk om een schermafdruk te maken:
1. Geef het scherm weer dat u wilt opslaan.
2. Kopieer het scherm:
Als u alleen het actieve venster wilt kopiëren, drukt u op alt+prt sc.
Als u het volledige scherm wilt kopiëren, drukt u op prt sc.
3. Open een tekstverwerkingsdocument of een grafisch bewerkingsprogramma en selecteer
Bewerken > Plakken. De schermafdruk wordt toegevoegd aan het document.
4. Sla het document op en druk het af.
Wat u moet weten
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een
flashdrive of op schijven.
Sluit de computer tijdens het maken van een back-up aan op een netvoedingsbron.
Neem voldoende tijd om het back-upproces te voltooien. Afhankelijk van de grootte van de
bestanden kan dit meer dan een uur in beslag nemen.
Controleer de hoeveelheid vrije ruimte op het back-upapparaat voordat u het back-upproces
start.
Wanneer maakt u een back-up?
Voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt;
Voordat de computer wordt gerepareerd of hersteld;
Op gezette tijden, om er zeker van te zijn dat u over recente kopieën van uw persoonlijke
gegevens beschikt;
Na het toevoegen van veel bestanden, bijvoorbeeld als u video's van een verjaardag hebt
opgeslagen;
Voordat u antivirussoftware gebruikt voor het verwijderen van een kwaadaardig
programma;
Back-up maken 71
Na het toevoegen van gegevens die moeilijk te vervangen zijn, zoals afbeeldingen, video's,
muziek, projectbestanden of gegevensrecords.
Een back-up maken met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van Windows
Met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van Windows kunt u een back-up maken van uw
bestanden. U kunt het back-upniveau (van individuele mappen tot volledige schijven) zelf selecteren.
Om ruimte te besparen, worden de back-ups gecomprimeerd. Ga als volgt te werk om een back-up te
maken:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up en Herstellen.
2. Volg de instructies op het scherm om een back-up te plannen en te maken.
OPMERKING: Windows biedt de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Raadpleeg Individuele bestanden herstellen met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van
Windows op pagina 72 voor meer informatie over het herstellen van het systeem.
Herstellen en terugzetten
Eerder systeemherstelpunt herstellen
Het kan voorkomen dat de computer of Windows zich na het installeren van nieuwe software
onvoorspelbaar gedraagt. Meestal kunt u dit probleem oplossen door de software te verwijderen. Als
de problemen zich na het verwijderen van de software echter blijven voordoen, kunt u de computer
terugzetten naar een eerder systeemherstelpunt (op een eerdere datum en tijd gemaakt).
Ga als volgt te werk om het systeem terug te zetten naar een eerder systeemherstelpunt waarop de
computer optimaal werkte:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Systeemherstel en volg de instructies op het scherm.
Individuele bestanden herstellen
Als bestanden per ongeluk van de vaste schijf worden verwijderd en niet meer terug kunnen worden
gehaald uit de Prullenbak, of als bestanden beschadigd raken, is de functionaliteit voor het herstellen
van individuele bestanden bijzonder handig. De mogelijkheid om individuele bestanden te herstellen
komt ook van pas als u er ooit voor zou kiezen om het originele systeem te herstellen met HP
Recovery Manager. U kunt alleen individuele bestanden herstellen waarvan u eerder een back-up
hebt gemaakt.
Individuele bestanden herstellen met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van
Windows
Met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van Windows kunt u bestanden herstellen waarvan
een back-up is gemaakt:
72 Hoofdstuk 11 Back-up maken en gegevens herstellen
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up en Herstellen.
2. Volg de instructies op het scherm om de gewenste bestanden uit de back-up te herstellen.
OPMERKING: Windows biedt de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Originele systeem herstellen met HP Recovery Manager
Met HP Recovery Manager herstelt u de computer door deze terug te zetten in de oorspronkelijke
fabriekstoestand.
Wat u moet weten
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geïnstalleerd. In het geval van
software die niet bij de computer is geleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de schijf die u bij aankoop hebt
ontvangen.
Een systeemherstelactie moet worden gebruikt als laatste redmiddel om computerproblemen op
te lossen. Probeer het systeem eerst te herstellen via herstelpunten (zie Eerder
systeemherstelpunt herstellen op pagina 72) en gedeeltelijke herstelacties (zie Individuele
bestanden herstellen op pagina 72). Pas als dit niet lukt, voert u HP Recovery Manager uit.
Een systeemherstelactie moet worden uitgevoerd als de vaste schijf van de computer niet meer
werkt of als alle pogingen om problemen met computerfuncties op te lossen, zijn mislukt.
Als uw herstelmedia niet werken, kunt u herstelschijven voor uw systeem aanschaffen op de
website van HP.
De optie Minimized Image Recovery (Minimaal systeemherstel) wordt alleen aanbevolen voor
ervaren gebruikers. Alle hardwaregerelateerde stuurprogramma's en software worden opnieuw
geïnstalleerd, andere softwareapplicaties echter niet. Onderbreek het proces niet tot het voltooid
is. Doet u dit toch, dan mislukt het herstellen.
Herstellen met behulp van de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen)
Met de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u het systeem herstellen zonder dat u
herstelschijven of een herstel-flashdrive nodig hebt. Dit type herstelactie kan alleen worden gebruikt
als de vaste schijf nog werkt.
U controleert als volgt of er een herstelpartitie aanwezig is: selecteer Start, klik met de
rechtermuisknop op Computer, en selecteer Beheren > Schijfbeheer. Als er een herstelpartitie
aanwezig is, wordt er in het venster een herstelschijfeenheid vermeld.
OPMERKING: als de computer geen herstelpartitie heeft, zijn er herstelschijven meegeleverd.
1. Ga als volgt te werk om HP Recovery Manager te openen:
Selecteer Start en typ recovery (herstel) in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager in
de lijst.
– of –
Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press
the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder in het
Herstellen en terugzetten 73
scherm wordt weergegeven. Druk vervolgens op f11 terwijl "F11 (System Recovery)" (F11
Systeemherstel) op het scherm wordt weergegeven.
2. Klik op Systeemherstel in het venster HP Recovery Manager.
3. Volg de instructies op het scherm.
Herstellen met behulp van herstelmedia
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste herstelschijf in de optischeschijfeenheid van de computer of in een optionele
externe optischeschijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de herstel-flashdrive in een USB-poort van de computer en start de computer opnieuw
op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
moet de opstartvolgorde van de computer worden gewijzigd. Raadpleeg Opstartvolgorde van de
computer wijzigen op pagina 74.
3. Druk op f9 tijdens het opstarten van het systeem.
4. Selecteer de optischeschijfeenheid of de flashdrive.
5. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Ga als volgt te werk om de opstartvolgorde voor herstelschijven te wijzigen:
1. Start de computer opnieuw op.
2. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
3. Selecteer Interne cd/dvd-rom-drive in het venster met opstartopties.
Ga als volgt te werk om de opstartvolgorde voor een herstel-flashdrive te wijzigen:
1. Plaats de flashdrive in een USB-poort.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
4. Selecteer de flashdrive in het venster met opstartopties.
74 Hoofdstuk 11 Back-up maken en gegevens herstellen
12 Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Setup Utility ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie
tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals de schijfeenheden, het scherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat ook instellingen voor de types
geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Om Setup Utility (BIOS) te openen, schakelt u de computer in of start deze opnieuw op, drukt u snel
op esc en daarna op f10.
OPMERKING: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel
ROM-datum
of
systeem-BIOS
) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS) (zie Setup Utility (BIOS) starten op pagina 75).
2. Als u Setup Utility (BIOS) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de
pijltoetsen om Exit (Afsluiten) te selecteren, selecteer Exit Discarding Changes (Afsluiten en
wijzigingen niet opslaan), en druk daarna op enter.
3. Selecteer Ja.
Setup Utility (BIOS) starten 75
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ hp support assistant in Start en selecteer de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Als de update recenter is dan het BIOS, noteert u de datum,
naam of een ander typerend kenmerk van de update. Aan de hand van deze gegevens
kunt u de update terugvinden nadat deze naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS, noteert u het pad naar de locatie op uw vaste schijf
waar de BIOS update gedownload is. U hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de
update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Open Windows Verkenner door Start > Computer te selecteren.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk
Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld
bestandsnaam
.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
76 Hoofdstuk 12 Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u
diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het
hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen
isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere
softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc, en druk daarna op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen naar de diagnoseprogramma's in de volgende volgorde:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden op pagina 77 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar een USB-station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt
uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn
alleen beschikbaar in het Engels.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat:
Optie 1: HP PC Diagnostics-startpagina: biedt toegang tot de nieuwste versie van UEFI
1. Ga naar http://hp.com/go/techcenter/pcdiags.
2. Klik op de koppeling UEFI Download en selecteer vervolgens Uitvoeren.
Optie 2: Pagina Support and Drivers: biedt downloadmogelijkheden voor een specifiek product voor
eerdere en latere versies
1. Ga naar http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.
– of –
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic op HP UEFI Support Environment (Omgeving voor HP UEFI-
ondersteuning).
– of –
Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) 77
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in Help en ondersteuning geen uitsluitsel geeft
over uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
78 Hoofdstuk 13 Ondersteuning
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
BELANGRIJK: alle labels die in dit gedeelte worden beschreven bevinden zich op een van de 3
plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: op de onderkant van de computer, in de accuruimte of
onder de onderhoudsklep.
Servicelabel—Biedt belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met Ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer
opgeven. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met Ondersteuning.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
Label met Microsoft® certificaat van echtheid (alleen bepaalde modellen voorafgaand aan
Windows 8) bevat de Windows-productcode. U kunt de productcode nodig hebben wanneer u
een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met het systeem wilt
oplossen. HP-platformen waarop Windows 8 of Windows 8.1 is voorgeïnstalleerd, hebben geen
fysiek label, maar hebben een elektronisch geïnstalleerde digitale productcode.
OPMERKING: deze digitale productcode wordt bij een herinstallatie van een Windows 8- of
Windows 8.1-besturingssysteem volgens een door HP goedgekeurde herstelmethode,
automatisch door het Microsoft-besturingssysteem herkend en geactiveerd.
Label(s) met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een
aantal landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
Labels 79
14 Specificaties
Ingangsvermogen
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
80 Hoofdstuk 14 Specificaties
15 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, produceert en distribueert producten en diensten die door iedereen kunnen worden
gebruikt, inclusief door personen met een handicap, zowel op een zelfstandige basis of met de juiste
hulpapparaten.
Ondersteunende technologie die ondersteund wordt
HP-producten ondersteunen een breed scala aan besturingssystemen van ondersteunde
technologieën en kunnen worden geconfigureerd voor gebruik met aanvullende ondersteunende
technologieën. Gebruik de zoekfunctie op uw apparaat om meer informatie over ondersteunende
functies te vinden.
OPMERKING: voor meer informatie over een bepaald product voor ondersteunende technologie,
neemt u contact op met de klantenondersteuning voor dat product.
Contact opnemen met de ondersteuning
Wij verbeteren voortdurend de toegankelijkheid van onze producten en services en wij zijn verheugd
met feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt vertellen
over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
naar +1 (888) 259-5707, van maandag tot vrijdag tussen 6:00 en 21:00 North American Mountain
Time. Als u doof of slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op
als u technische ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen naar
+1 (877) 656-7058, van maandag tot vrijdag tussen 06:00 en 21:00 North American Mountain Time.
OPMERKING: ondersteuning is alleen in het Engels.
Ondersteunende technologie die ondersteund wordt 81
A Reizen met of transporteren van computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten, uit de
computer.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up afzonderlijk van de computer.
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luistert u naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke
maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als op de computer een apparaat voor draadloze communicatie is geïnstalleerd, is het mogelijk
dat het gebruik van dit apparaat in sommige omgevingen aan voorwaarden gebonden is. Dit kan
het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op
gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald
apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer gebruikt.
Ga als volgt te werk als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Vraag de douanebepalingen voor computers op voor de landen/regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
82 Bijlage A Reizen met of transporteren van computer
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg Help en ondersteuning voor aanvullende informatie en koppelingen naar websites.
Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan-uitknop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
u de computer met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of het
netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Het computerscherm is leeg
Als u de computer niet hebt uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen de oorzaak vormen:
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort
op de aan-uitknop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het
beeldscherm wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de
computer is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft
bereikt. Om deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen 83
het pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op f4 om de
beeldweergave over te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste
modellen geldt dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor,
is aangesloten op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of
op het externe weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op f4
drukt, wordt de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer,
een of meer externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
De software werkt niet goed
Als de software niet reageert of niet naar behoren reageert, moet u de computer opnieuw opstarten.
Klik op Start, klik op de pijl naast Afsluiten en selecteer vervolgens Opnieuw opstarten. Als u de
computer niet opnieuw kunt opstarten aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende
gedeelte, De computer staat aan maar reageert niet op pagina 84.
De computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer wordt afgesloten:
VOORZICHTIG: noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
De computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter
ongewoon
warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
84 Bijlage B Problemen oplossen
Een extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet
Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt:
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding op het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
Een schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
hebt geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
Problemen oplossen 85
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen
in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u
het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: als beide beeldschermen worden gebruikt, verschijnt het dvd-beeld niet op een
beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is
voltooid
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
Schakel de slaapstand uit.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
86 Bijlage B Problemen oplossen
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is de ontlading van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar
in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u ontvangt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens
een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning van HP als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
87
Index
A
aan/uit
Accu 36
besparen 38
opties 33
aan-uitknop 33
aan-uitknop herkennen 11
aan-uitlampjes 4, 9
aan-uitschakelaar 33
aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 20
accu
lage acculading 37
ontladen 36
resterende lading weergeven
36
vervangen 39
verwijderen 38
voeding besparen 38
Accu
afvoeren 39
opbergen 39
plaatsen 37
accu, temperatuur 39
Accucontrole 36
Accuhendel, herkennen 13
Accu-informatie zoeken 36
Accuvoeding 36
actietoetsen
afspelen, onderbreken,
hervatten 24
draadloos 25
helderheid van het scherm
verhogen 24
helderheid van het scherm
verlagen 24
Help en ondersteuning 24
herkennen 12
schakelen tussen
schermweergaven 24
volgende track of sectie 24
volume dempen 25
volume omhoog 24
volume omlaag 24
vorige track of sectie 24
actietoetsen, media 27
Afsluiten 33
Antivirussoftware 59
Audiofuncties controleren 28
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 4
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 4
B
Back-up 69
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 18
Beheerderswachtwoord 56
Beschrijfbare media 34
besparen, voeding 38
Beveiliging, draadloze
communicatie 17
beveiligingskabel,
bevestigingspunt herkennen 5
BIOS
update downloaden 76
update uitvoeren 75
versie vaststellen 75
Bluetooth, label 79
Bluetooth-apparaat 15, 18
C
Caps Lock-lampje, herkennen 10
Computer, reizen met 39, 82
Computer reageert niet 33
Computer reinigen 66
Computer Setup
Beheerderswachtwoord 57
Configureren
audio voor HDMI 31
connector, netvoeding 6
connectors
audio-ingang
(microfooningang) 4
netwerk 6
RJ-45 (netwerk) 6
Controleren, audiofuncties 28
D
Draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 18
benodigde apparatuur 17
Beveiliging 17
functioneel bereik 18
gebruiken 16
Openbare WLAN, verbinding
maken 18
verbinding maken 18
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 15
knop 15
Draadloze communicatie, knop
15
E
Elektrostatische ontlading 87
Esc-toets herkennen 12
Essentiële updates, software 59
Externe apparaten 45
Externe monitor, poort 30
externe monitorpoort 6
externe netvoeding gebruiken 40
Externe schijfeenheid 45
F
Firewallsoftware 59
Fn-toets, herkennen 12, 23
G
gebruiken
externe netvoeding 40
standen voor
energiebesparing 33
Gebruikerswachtwoord 56
geheugenkaart
ondersteunde types 42
plaatsen 42
verwijderen 43
geheugenkaartlezer, herkennen
14
88 Index
Geheugenmodule
herkennen 14
plaatsen 64
vervangen 62
verwijderen 63
geheugenpaneel, herkennen 13
geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 25, 26
Geluidsvolume
aanpassen 27
knoppen 27
toetsen 27
H
harde schijf
HP 3D DriveGuard 54
Installeren 51
verwijderen 49
HDMI, audio configureren 31
HDMI-poort, aansluiten 30
HDMI-poort, herkennen 6
Herstellen 72
HP Recovery Manager 73
Herstellen, origineel systeem 73
Herstellen, systeem 73
Herstellen vanaf herstelmedia 74
Herstelmedia 69
Herstelpunten 70
High-definitionapparatuur,
aansluiten 30
hoofdtelefoons en microfoons,
aansluiten 28
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 4
HP 3D DriveGuard 54
HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI)
downloaden 77
gebruiken 77
HP Recovery Manager 73
Hubs 43
I
In-/uitgangen
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
4
Ingangsvermogen 80
Installatie van draadloos netwerk
17
Interne microfoons, herkennen 7
Internetverbinding instellen 17
K
Kabels
USB 44
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 79
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 79
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 79
knoppen
aan/uit 11
ejecttoets voor optische-
schijfeenheid 5
linkerknop van touchpad 8
rechterknop van touchpad 8
Windows-knop 12
Knoppen
aan/uit 33
geluidsvolume 27
media 27
Kritiek lage acculading 33
L
label met Certificaat van Echtheid
van Microsoft 79
Labels
Bluetooth 79
Certificaat van Echtheid van
Microsoft 79
kennisgevingen 79
keurmerk voor draadloze
communicatie 79
Serienummer 79
WLAN 79
lage acculading 37
lampjes
aan/uit 4
Caps Lock 10
netvoedingsadapter/accu 6
vaste schijf 4
Lampjes
aan/uit 9
draadloze communicatie 9
RJ-45-(netwerk)status 6
Touchpad 10
Lampjes, vaste schijf 54
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 6
lampje van de vaste schijf 54
lampje voor draadloze
communicatie 9, 15
Leesbare media 34
Luidsprekers, herkennen 12, 14
M
Media, actietoetsen 27
Media afspelen,
bedieningselementen 27
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 4
Muis, externe
voorkeuren instellen 20
N
Netvoedingsadapter, testen 41
netvoedingsadapter testen 41
netvoedingsconnector
herkennen 6
netwerkconnector, herkennen 6
Num lock, extern toetsenblok 26
num lock-toets, herkennen 25
O
Omgevingsvereisten 80
Onderdelen
beeldscherm 7
bovenkant 8
linkerkant 6
Onderkant 13
rechterkant 4
voorkant 14
Onderhoud
schijfdefragmentatie 53
schijfopruiming 54
Onderhoud van computer 66
Ondersteunde schijven 69
Ontgrendeling accuafdekplaatje
13
ontgrendelinsgat
optischeschijfeenheid,
herkennen 14
Opbergen, accu 39
Openbare WLAN, verbinding
maken 18
Opstartvolgorde
wijzigen 74
Opties voor energiebeheer
instellen 33
Index 89
Optionele externe apparaten
gebruiken 45
Optische-schijfeenheid 45
Optischeschijfeenheid,
herkennen 5
Origineel systeem, herstellen 73
Originele systeem herstellen
herstelmedia maken 69
P
poorten
HDMI 30
Poorten
externe monitor 6, 30
HDMI 6
USB 5
VGA 30
Problemen, oplossen 83
Problemen oplossen
schijf afspelen 85
schijf branden 86
Problemen oplossen, extern
beeldscherm 86
Productnaam en productnummer,
van computer 79
R
Reizen, met computer 39, 79
Reizen met de computer 82
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 6
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 6
S
Schakelaar, aan/uit 33
Schijfdefragmentatie, software 53
Schijfeenheden
externe 45
gebruiken 46
hanteren 46
optische 45
vaste 45
Schijfmedia 34
Schijfopruiming, software 54
schroef van de
optischeschijfeenheid,
herkennen 14
Schuiven, touchpadbeweging 21
Serienummer 79
Serienummer, van computer 79
slaapstand
activeren 34
beëindigen 34
Slaapstand
activeren 34
beëindigen 34
sleuven
beveiligingskabel 5
sneltoetsen
beschrijving 23
Software
antivirus 59
essentiële updates 59
firewall 59
schijfdefragmentatie 53
schijfopruiming 54
standen voor energiebesparing
33
Systeemherstel 73
Systeemherstelpunten 70
maken 70
T
Temperatuur 39
toegankelijkheid 81
toetsen
actie 12
esc 12
media 27
Toetsen
fn 12
geluidsvolume 27
media 27
Toetsenblok, extern
gebruiken 26
num lock 26
Toetsenblokken herkennen 25
Toetsenbord, sneltoetsen
herkennen 23
toetsenbordschroef, herkennen
13
Touchpad
gebruiken 20
knoppen 8
Touchpadbewegingen
gebruiken 20
In- en uitzoomen met twee
vingers 22
schuiven 21
Tikken met twee vingers 22
Touchpadbewegingen tikken met
twee vingers 22
Touchpadbeweging in- en
uitzoomen met twee vingers 22
Touchpadlampje, herkennen 10
Touchpadzone
herkennen 8
U
Uitschakelen, computer 33
uitvoerknop van optische schijf,
herkennen 5
upgraderuimte
optischeschijfeenheid
vervangen 51
USB 3.0-poort 6
USB-apparaten
beschrijving 43
verwijderen 44
USB-apparatuur
aansluiten 44
USB-hubs 43
USB-kabel aansluiten 44
USB-poorten herkennen 5, 6
V
Vaste schijf
externe 45
HP 3D DriveGuard 54
vaste schijf, herkennen 14
Vaste schijf, lampje herkennen 4
Ventilatieopeningen, herkennen
6
Ventilatieopeningen herkennen
13
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 18
Verwijderde bestanden
herstellen 72
VGA-poort, verbinding maken
met 30
Video 29
Vingerafdrukken, registreren 61
Vingerafdruklezer 60
vingerafdruklezer, herkennen 12
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 35
90 Index
Wachtwoorden
beheerder 56, 57
gebruiker 56
webcam 7
Webcam 7, 29
Webcam, herkennen 7
Windows Back-up en Herstellen
bestanden herstellen 72
Windows-knop, herkennen 12
WLAN, label 79
WLAN-antennes, herkennen 7
WLAN-apparaat 16, 79
Index 91
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101

HP 350 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding