Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, september 2012
Artikelnummer van document: 692789-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuk om te doen ................................................................................................................................... 2
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 3
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 5
Hardware- en softwaregegevens opzoeken ......................................................................................... 5
Hardware vinden .................................................................................................................. 5
Software vinden ................................................................................................................... 5
Voorkant ............................................................................................................................................... 5
Rechterkant .......................................................................................................................................... 6
Linkerkant ............................................................................................................................................. 8
Achterkant ............................................................................................................................................ 9
Beeldscherm ...................................................................................................................................... 10
Bovenkant .......................................................................................................................................... 11
Touchpad ........................................................................................................................... 11
Lampjes ............................................................................................................................. 12
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer ..................................................................... 14
Toetsen .............................................................................................................................. 15
Onderkant ........................................................................................................................................... 17
Labels ................................................................................................................................................. 19
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 20
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 20
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 20
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 20
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 21
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 21
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 21
Draadloos netwerk installeren ........................................................................... 22
Draadloze router configureren .......................................................................... 22
v
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 22
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 24
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 25
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 25
4 Geniet van entertainmentvoorzieningen .................................................................................................... 26
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 28
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 28
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 28
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 28
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 29
Beats Audio gebruiken ....................................................................................................... 29
Beats Audio-configuratiescherm openen .......................................................... 29
Beats Audio in- en uitschakelen ........................................................................ 29
Geluid controleren ............................................................................................................. 29
Video gebruiken ................................................................................................................................. 30
VGA-monitor of -projector aansluiten ................................................................................ 30
HDMI-apparaat aansluiten ................................................................................................. 31
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) ................................................. 32
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 32
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 32
5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord .......................................... 33
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 34
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................................... 35
Tikken ................................................................................................................................ 35
Schuiven ............................................................................................................................ 36
Knijpen/zoomen ................................................................................................................. 36
Draaien (alleen bepaalde modellen) .................................................................................. 37
Met twee vingers klikken (alleen bepaalde modellen) ....................................................... 37
Snel bewegen (alleen bepaalde modellen) ........................................................................ 38
Randveegbewegingen ....................................................................................................... 38
Rechterrandveegbeweging ............................................................................... 38
Bovenrandveegbeweging .................................................................................. 39
Linkerrandveegbeweging .................................................................................. 39
Toetsenbord en muis gebruiken ......................................................................................................... 40
De toetsen gebruiken ......................................................................................................... 40
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................... 40
Sneltoetsen van Microsoft Windows 8 gebruiken ............................................. 41
vi
Hotkeys gebruiken ............................................................................................ 42
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken .................................................................. 43
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 44
Slaapstand en sluimerstand activeren ............................................................................................... 45
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen) ................................................. 45
Slaapstand activeren en beëindigen .................................................................................. 46
Door de gebruiker geactiveerde sluimerstand in- en uitschakelen .................................... 46
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 47
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................................................. 48
Energiebeheerschema selecteren ...................................................................................................... 49
Accuvoeding ....................................................................................................................................... 50
In de fabriek verzegelde accu ............................................................................................ 50
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen ............................................................. 50
Accu-informatie zoeken ..................................................................................................... 50
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 51
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 51
Problemen met lage acculading verhelpen ........................................................................ 52
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................... 52
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is ......... 52
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan
beëindigen ......................................................................................................... 52
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................................ 52
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................................. 52
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen ............................................................... 52
Externe voedingsbron ........................................................................................................................ 53
Problemen met energie oplossen ...................................................................................... 54
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) ....................................................................................... 55
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-technology (alleen bepaalde modellen) ....... 56
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................... 57
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 58
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 58
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 59
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 59
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten ............................................ 60
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 61
Optische-schijfeenheden gebruiken ................................................................................................... 62
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 64
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 65
vii
Gegevens en stations delen en software openen .............................................................. 66
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 67
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 67
Omgaan met schijfeenheden ............................................................................................. 67
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................... 68
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 70
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 70
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 71
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................... 71
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 74
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 74
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken ......................................... 74
Touchpad en toetsenbord schoonmaken .......................................................................... 74
Reizen met de computer of de computer transporteren ..................................................................... 75
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 77
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 77
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 78
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen ..................................................................... 79
Vingerafdruklezer gebruiken .............................................................................................................. 79
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..................................................... 80
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 80
Aanmelding bij Windows instellen ..................................................................... 80
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 80
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 81
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 81
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 81
Software-updates installeren .............................................................................................................. 81
Windows-updates installeren ............................................................................................. 82
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 82
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 82
Back-up maken van software-apps en gegevens .............................................................................. 82
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken ......................................................................................... 83
10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................. 84
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 84
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 84
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 85
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 85
viii
Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................................................. 86
11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten .......................................................................... 87
Herstelmedia en back-ups maken ...................................................................................................... 88
HP Recovery-media maken ............................................................................................... 89
Herstellen ........................................................................................................................................... 90
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en gemakkelijk herstellen .............................. 92
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren ........................................................... 92
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................. 93
Wat u moet weten ............................................................................................. 93
De HP Recovery-partitie gebruiken om een geminimaliseerde kopie te
herstellen (alleen bepaalde modellen) .............................................................. 94
HP Recovery-media gebruiken om te herstellen ............................................... 94
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ....................................................... 94
De HP Recovery-partitie verwijderen ................................................................................. 95
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 96
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 96
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 97
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 98
Index ................................................................................................................................................................... 99
ix
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat is ontworpen om uw werk en amusement te
verbeteren. Lees dit hoofdstuk om het beste uit de computer te halen. Lees over beste praktijken na
de installatie, over leuke dingen die u met de computer kunt doen en waar u meer hulpmiddelen van
HP kunt vinden.
Beste praktijken
Om optimaal te profiteren van uw slimme investering raden wij u aan nadat u de computer
gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, de volgende stappen uit te voeren:
Als u dat nog niet heeft gedaan, verbindt u de computer met een bekabeld of draadloos netwerk.
Raadpleeg
Verbinding maken met een netwerk op pagina 20 voor meer informatie.
Neem even de tijd om te bladeren in de afgedrukte handleiding van Windows 8 Basics om de
functies van uw nieuwe Windows® te verkennen.
TIP: Om vanaf een openstaande app of het bureaublad snel terug te keren naar het
startscherm van de computer, drukt u op de toets met het Windows-logo
op uw
toetsenbord. Als u nog eens op de toets met het Windows-logo drukt, keert u terug naar het
vorige scherm.
Leer de hardware en software van de computer kennen. Ga naar
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 5 en Geniet van entertainmentvoorzieningen op pagina 26 voor meer
informatie.
Update de antivirussoftware of koop antivirussoftware. Raadpleeg
Antivirussoftware gebruiken
op pagina 81 voor meer informatie.
Maak een back-up van de vasteschijfeenheid op herstelschijven of een herstel-flashdrive.
Raadpleeg
Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 87.
Beste praktijken 1
Leuk om te doen
U weet dat u een YouTube-video op de computer kunt bekijken. Maar wist u ook dat u de
computer ook op een televisie of spelconsole kunt aansluiten? Zie
HDMI-apparaat aansluiten
op pagina 31 voor meer informatie.
U weet dat u op de computer naar muziek kunt luisteren. Maar wist u ook dat u liveradio naar de
computer kunt streamen en naar muziek of praatprogramma's uit de hele wereld kunt luisteren?
Raadpleeg
Audio gebruiken op pagina 28.
U weet dat u met Microsoft-apps een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u dat u de
computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeën met een groep te delen? Zie
VGA-
monitor of -projector aansluiten op pagina 30.
Ervaar muziek zoals de artiest het bedoeld had, met diepe bassen en een zuiver geluid. Zie
Beats Audio gebruiken op pagina 29.
Gebruik de TouchPad en de nieuwe aanraakbewegingen van Windows 8 voor een soepele
bediening van afbeeldingen en pagina's met tekst. Zie
Touchpadbewegingen gebruiken
op pagina 35.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Meer hulpmiddelen van HP
U heeft Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies
Overzicht van installatie en voorzieningen van de computer.
Handleiding Windows 8 Basics Overzicht van gebruiken van en navigeren met Windows® 8.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen vanaf het
startscherm, typt u h en selecteert u Help en
ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor
wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Een breed aanbod van informatie over procedures en tips
voor het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Selecteer voor toegang tot deze handleiding de app
HP Support Assistant op het scherm Start, selecteer
Mijn computer en vervolgens
Gebruikershandleidingen of ga naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek.
Richtlijnen voor een werkhouding en werkgewoontes die het
comfort verbeteren en het risico van letsel beperken.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP.
Gebruikmaken van ondersteuning via e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
Een servicecentrum van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Selecteer voor toegang tot deze handleiding de app
HP Support Assistant op het scherm Start, selecteer
Mijn computer en vervolgens
Gebruikershandleidingen.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's.
Meer hulpmiddelen van HP 3
Bron Inhoud
Beperkte garantie*
Selecteer voor toegang tot deze handleiding de app
HP Support Assistant op het scherm Start, selecteer
Mijn computer en vervolgens Garantie en diensten
of ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Specifieke garantiegegevens voor deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
4 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
2 Vertrouwd raken met de computer
Hardware- en softwaregegevens opzoeken
Hardware vinden
Ga als volgt te werk om te ontdekken welke hardware is geïnstalleerd op uw computer:
1. Typ e op het startscherm en selecteer daarna Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en beveiliging en klik vervolgens in het systeemgebied op
Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer.
Software vinden
Om te ontdekken welke software op uw computer is geïnstalleerd, klikt u met de
rechtermuisknop op het scherm Start of veegt op de TouchPad van bovenaf om de apps weer te
geven en selecteert u het pictogram Alle apps.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende types digitale kaarten:
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
Secure Digital Extended Capacity-geheugenkaart (SDxC)
Ultra High Speed MultiMediaCard (UHS/MMC)
Hardware- en softwaregegevens opzoeken 5
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Optischeschijfeenheid Leest van en (alleen bepaalde modellen) schrijft naar een
optische schijf.
(2) Lampje van de optischeschijfeenheid
Groen: er wordt geschreven naar of gelezen van de
optischeschijfeenheid.
Uit: de optischeschijfeenheid is inactief.
(3) Ejectknop van de optischeschijfeenheid Hiermee ontgrendelt u de schijflade.
(4)
Aan/uit-lampje
Wit: de computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology
ingeschakeld in de fabriek. Rapid Start Technology
stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren
als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Slaapstand en sluimerstand activeren op pagina 45
voor meer informatie.
(5)
Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de vaste
schijf geparkeerd.
OPMERKING: raadpleeg
HP 3D DriveGuard
gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 70
voor informatie over HP 3D DriveGuard.
(6)
USB 3.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB 3.0-apparaat aan. De
poort zorgt voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 58 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(7)
USB 2.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 58 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(8) Lampje van de netvoedingsadapter
Wit: de netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu is opgeladen.
Oranje: de netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu wordt opgeladen.
Uit: de computer werkt op gelijkstroomvoeding.
(9)
Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
(10)
Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Rechterkant 7
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
(2)
Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of -projector
aan.
(3)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel en andere compatibele digitale apparatuur
of audioapparatuur.
(4)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(5)
USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze
poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 58 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(6)
Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aan.
(7)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat
u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset gebruikt. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor
aanvullende informatie over veiligheid.
OPMERKING: wanneer u een extern audioapparaat
aansluit op de hoofdtelefoonuitgang, worden de
computerluidsprekers uitgeschakeld.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Achterkant
Onderdeel Beschrijving
Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne
onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
Achterkant 9
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
(2) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(3) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's maken, en
videoconferenties houden en online chatten door video te
streamen.
Als u de webcam wilt gebruiken, typt u c op het startscherm en
selecteert u CyberLink YouCam.
(4) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(5) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale verzending en ontvangst houdt u de
directe omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Selecteer voor toegang tot deze
handleiding de app HP Support Assistant op het scherm Start, selecteer Mijn computer en vervolgens
Gebruikershandleidingen.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) touchpad-aan/uit-knop Hiermee schakelt u het touchpad in en uit.
(2) touchpadlampje
Aan: het touchpad is uit.
Uit: het touchpad is aan.
(3) touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm (ook wel
"cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het
scherm selecteren of activeren.
(4) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 11
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje Wit: de computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology
ingeschakeld in de fabriek. Rapid Start Technology
stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren
als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Slaapstand en sluimerstand activeren op pagina 45
voor meer informatie.
(2)
Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3)
Lampje voor draadloze communicatie
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie
is uitgeschakeld.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(5) Lampje van de vingerafdruklezer
Wit: de vingerafdruk is gelezen.
Oranje: de vingerafdruk is niet gelezen.
Bovenkant 13
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: als u op de aan/uit-knop drukt en deze
ingedrukt houdt, gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft® Windows® geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology ingeschakeld in de fabriek.
Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel
opnieuw te activeren als die zich in een inactieve toestand
bevindt. Zie
Slaapstand en sluimerstand activeren
op pagina 45 voor meer informatie.
Meer informatie over de instellingen voor energiebeheer:
1. Typ p op het startscherm.
2. Typ energie in het zoekvak.
3. Selecteer Instellingen en selecteer daarna
Energiebeheer of zie
Energiebeheer op pagina 44.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de b-toets, de
spatiebalk of de esc-toets om veelgebruikte
systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-logotoets Hiermee geeft u het bureaublad of het startscherm weer.
(4) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt
voor diepe, gecontroleerde bastonen met behoud van een
helder geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
Hiermee opent u het Beats Audio-configuratiescherm,
waarmee u alle audio-instellingen kunt weergeven en
regelen.
OPMERKING: Typ voor het openen van het Beats Audio-
configuratiescherm c op het startscherm, selecteer
Configuratiescherm, selecteer Hardware en geluiden en
selecteer daarna Beats Audio-configuratiescherm.
(5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(6)
Windows-apps-toets Hiermee worden opties weergegeven voor een
geselecteerd object.
Bovenkant 15
Onderdeel Beschrijving
(7) Num Lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen
tussen de standaard numerieke functie van een extern
toetsenblok (in de fabriek geselecteerd) en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt
ingeschakeld.
(8) Geïntegreerd numeriek toetsenblok In de fabriek ingesteld om te werken als een extern
numeriek toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te
schakelen tussen deze numerieke functie en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(2)
Accuontgrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte en opent
u het onderpaneel.
(3) Ventilatieopeningen (3) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
Onderkant 17
Onderdeel Beschrijving
(4) Geïntegreerde subwoofer Produceert superieure lage tonen.
(5)
Vasteschijfruimte, compartiment voor
module voor draadloze communicatie en
geheugenmodulecompartiment
Het onderpaneel bied toegang tot de vasteschijfruimte, het
compartiment voor de module voor draadloze
communicatie en het geheugenmodulecompartiment.
VOORZICHTIG: vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is goedgekeurd
voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot
apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo
voorkomt u dat het systeem niet meer reageert. Als er na
het vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit van
de computer te herstellen. Neem vervolgens via Help en
ondersteuning contact op met de ondersteuning. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning in de
lijst met apps.
18 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op goed toegankelijke locaties.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Productnummer
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning. Het
servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Label(s) met keurmerk voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie, en de keurmerken van een
aantal landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor
apparatuur voor draadloze communicatie bevinden zich in de accuruimte.
Labels 19
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waar u ook naar toe gaat. Maar ook thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met de computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local-area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimtes,
bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten.
In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze communicatie in de computer
met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: een apparaat waarmee u een PAN (personal area network) tot stand kunt
brengen, zodat u verbinding kunt maken met andere apparaten die draadloze communicatie via
Bluetooth ondersteunen, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en
camera's. In een PAN communiceert elk apparaat rechtstreeks met andere apparaten en
moeten de apparaten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, normaal gesproken binnen een
straal van 10 meter van elkaar.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning in de lijst met apps.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
Knop, schakelaar of toets voor draadloze communicatie (in deze handleiding "knop voor
draadloze communicatie" genoemd)
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Als het lampje voor
draadloze communicatie wit is, is minimaal één draadloos apparaat ingeschakeld. Als het lampje voor
draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: op sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje als
alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ n op het startscherm en selecteer Instellingen.
2. Typ netwerken en delen in het zoekvak en selecteer daarna Netwerkcentrum.
Typ voor meer informatie h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning in de lijst met
apps.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de draadloze router aansluit op het modem, en het testen van de internetservice.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Draadloos netwerk installeren
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het instellen van een WLAN of het gebruiken van een bestaand WLAN altijd
beveiligingsvoorzieningen in om uw netwerk te beschermen tegen ongeoorloofde toegang. WLAN's in
openbare gelegenheden (hotspots), zoals cafés en luchthavens bieden mogelijk geen extra
beveiliging. Als u bezorgd bent om de beveiliging van uw computer als u verbinding hebt met een
hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en eenvoudig surfen op
internet.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Tref de volgende voorzorgsmaatregelen om uw draadloze
netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
types.
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Typ voor meer informatie
h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning in de lijst met apps.
Verbinding maken met een WLAN
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje niet brandt, drukt u op de knop voor
draadloze communicatie.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
2. Tik of klik op het bureaublad op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren.
Typ de code en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich
buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als u de WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u met de
rechtermuisknop op het bureaublad op het netwerkstatuspictogram en selecteert u daarna
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee
te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor de
netwerkstatus in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de
verbinding te controleren.
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
imagingapparaten (printers, camera's)
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de helpfunctie bij de
Bluetooth-software.
24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modemverbinding, die
gebruikmaakt van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector,
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks op een router in uw huis wilt aansluiten
(in plaats van draadloos te werken), of als u op kantoor verbinding wilt maken met een bestaand
netwerk.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-(netwerk)kabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 25
4Geniet van
entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw computer van HP als entertainment-hub om via de webcam uw sociale contacten te
onderhouden, geniet van en beheer uw muziek en download en bekijk films. Of sluit externe
apparaten, zoals luidsprekers, een hoofdtelefoon, monitor, projector, tv, en op alleen bepaalde
modellen, high-definition apparaten aan op uw computer om een nog krachtiger
entertainmentcentrum te maken.
Hieronder vindt u enkele van de entertainmentvoorzieningen op de computer. Raadpleeg de
afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Multimediavoorzieningen
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
26 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
Onderdeel Beschrijving
(2) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's
maken, en videoconferenties houden en online
chatten door video te streamen.
Als u de webcam wilt gebruiken, typt u c op het
startscherm en selecteert u CyberLink YouCam.
(3) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(4) Luidsprekers (4) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(5)
USB-2.0-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat
aansluiten. Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 58 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(6)
USB-3.0-poorten (3) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
Deze poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
(7) Optischeschijfeenheid Leest van en (alleen bepaalde modellen) schrijft
naar een optische schijf.
(8) Geïntegreerde subwoofer Produceert superieure lage tonen.
(9) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-
toets, wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
Beats Audio is een verbeterd audioprofiel dat zorgt
voor diepe bastonen met behoud van een helder
geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
Hiermee opent u het Beats Audio-
configuratiescherm, waarmee u alle audio-
instellingen kunt weergeven en regelen.
Typ voor het openen van het Beats Audio-
configuratiescherm c op het startscherm, selecteer
Configuratiescherm, selecteer Hardware en
geluiden en selecteer daarna Beats Audio-
configuratiescherm.
(10) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de b-
toets, wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
(11)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat
apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
gebruikt. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid.
(12)
Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aan.
27
Onderdeel Beschrijving
(13)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel, andere compatibele
digitale apparatuur of audioapparatuur of een high-
speed HDMI-apparaat.
(14)
Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of -
projector aan.
Webcam gebruiken
De computer beschikt over een geïntegreerde webcam, een krachtig hulpmiddel voor sociale
netwerken waarmee u in nauw contact kunt staan met vrienden en collega's bij u in de buurt of aan
de andere kant van de wereld. Met de webcam kunt u video streamen met uw
expresberichtensoftware, video opnemen en delen en foto's maken.
Als u de webcam wilt starten, typt u c op het startscherm en selecteert u CyberLink YouCam.
Voor meer informatie over het gebruik van de webcam gaat u naar Help en ondersteuning. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Audio gebruiken
Op de HP computer kunt u muziek-cd's afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen of audio en video mengen om multimedia te
maken. Sluit externe audioapparaten aan, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon, om uw
luisterervaring te verbeteren.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op USB-poorten (of audio-
uitgang) van de computer of op een dockingapparaat aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) op pagina 32 voor informatie over het
aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat
u audioapparaten aansluit.
Hoofdtelefoon aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons op de hoofdtelefoonaansluiting op de computer aansluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
28 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon aan op de microfooningang van de computer om audio op te nemen. Voor
optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op
in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Beats Audio gebruiken
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt voor diepe, gecontroleerde bastonen met
behoud van een helder geluid.
Beats Audio-configuratiescherm openen
Gebruik het Beats Audio-configuratiescherm om uw audio- en basinstellingen te bekijken en
handmatig te regelen.
Typ voor het openen van het Beats Audio-configuratiescherm c op het startscherm, selecteer
Configuratiescherm, selecteer Hardware en geluiden en selecteer daarna Beats Audio-
configuratiescherm.
Beats Audio in- en uitschakelen
Om Beats Audio in- of uit te schakelen, drukt u op de fn-toets en de b-toets.
Geluid controleren
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden > Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en klik daarna op Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ s op het startscherm en selecteer Geluidsecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel de opname af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden > Geluid.
Audio gebruiken 29
Video gebruiken
De HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden en op de computer kunt bekijken zonder
dat u toegang tot een netwerk nodig heeft.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De meeste computers hebben een VGA-poort (Video Graphics
Array) voor het aansluiten van analoge videoapparaten. Sommige computers beschikken ook over
een HDMI-poort (HDMI = High-Definition Multimedia Interface), waarop een high-definition monitor of
tv kan worden aangesloten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
VGA-monitor of -projector aansluiten
Om het schermbeeld op een externe VGA-monitor of geprojecteerd voor een presentatie te kunnen
bekijken, sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
U sluit als volgt een monitor of projector aan:
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals weergegeven aan op de VGA-poort van de
computer.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
PC Screen only (Alleen computerscherm): hiermee wordt het beeld alleen weergegeven
op het beeldscherm van de computer.
Duplicate (Dupliceren): hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Extend (Uitspreiden): hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Second screen only (Alleen tweede scherm): hiermee wordt het beeld alleen
weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
30 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
OPMERKING: pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie Extend (Uitspreiden). Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de
lijst met apps. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder
Beeldscherm Schermresolutie aanpassen voor het beste resultaat.
HDMI-apparaat aansluiten
Om het computerbeeld weer te geven op een high-definition-tv of -monitor, sluit u het high-
definitionapparaat aan volgens de onderstaande instructies.
Om een HDMI-apparaat aan te sluiten op de computer, heeft u een apart aan te schaffen HDMI-kabel
nodig.
U sluit als volgt een high-definition-tv of -monitor aan op de computer:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition-tv of -monitor.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
PC screen only (Alleen computerscherm): hiermee wordt het beeld alleen weergegeven
op het beeldscherm van de computer.
Duplicate (Dupliceren): hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Extend (Uitspreiden): hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Second screen only (Alleen tweede scherm): hiermee wordt het beeld alleen
weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie Extend (Uitspreiden). Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de
lijst met apps. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder
Beeldscherm Schermresolutie aanpassen voor het beste resultaat.
Video gebruiken 31
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv)
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Nadat u een HDMI-tv
op de computer heeft aangesloten, kunt u HDMI-audio inschakelen door de volgende stappen uit te
voeren:
1. Klik op het bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidspreker in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer af te spelen:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidspreker in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers en hoofdtelefoons.
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met Intel® Wireless Display kunt u inhoud van de computer draadloos overbrengen naar een
ontvangst- of weergaveapparaat, zoals hd-tv, monitor, projector, gameconsole, Blu-ray-speler of dvr,
door gebruik te maken van een optionele (afzonderlijk aan te schaffen) adapter voor draadloze
weergave. Meer informatie over het gebruik van de adapter voor draadloze weergave vindt u in de
instructies van de fabrikant.
Als u Intel Wireless Display wilt openen, typt u w op het startscherm en selecteert u Intel WiDi.
OPMERKING: controleer voordat u de voorziening voor draadloze weergave gaat gebruiken of het
draadloze apparaat is ingeschakeld.
Audio- en videobestanden beheren
Met CyberLink PowerDVD kunt u uw foto- en videoverzameling beheren en bewerken.
Als u CyberLink PowerDVD wilt openen via het startscherm, typt u c en selecteert u CyberLink
PowerDVD in de lijst met apps.
Raadpleeg de helpfunctie van de PowerDVD-software voor meer informatie over het gebruik van
CyberLink PowerDVD.
32 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
5 Navigeren met aanraakbewegingen,
aanwijsapparaten en het toetsenbord
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook
navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen
gebruikt worden op uw TouchPad of op een touchscreen (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: een externe USB-muis (afzonderlijk aan te schaffen) kan worden aangesloten op
een van de USB-poorten van de computer.
Bekijk de handleiding Windows 8 Basics die bij uw computer is meegeleverd. De handleiding biedt
informatie over gebruikelijke taken met TouchPad, het touchscreen of het toetsenbord.
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord om
veelvoorkomende taken mee uit te kunnen voeren.
Sommige computermodellen zijn tevens voorzien van een geïntegreerd numeriek toetsenblok.
33
Touchpad gebruiken
Het touchpad stelt u in staat op de computer te navigeren met eenvoudige vingerbewegingen.
U kunt de aanraakbewegingen aanpassen door de instellingen, de configuraties van de knoppen, de
kliksnelheid en de opties voor de aanwijzer te wijzigen. Typ c op het startscherm om de lijst Apps
weer te geven. Selecteer Configuratiescherm en selecteer daarna Hardware en geluiden.
Selecteer Muis onder Apparaten en printers.
Touchpad in- of uitschakelen
Tik twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het touchpad om het touchpad in en uit te
schakelen.
Het lampje van het touchpad brandt wanneer het touchpad is ingeschakeld.
Het touchpad ondersteunt verschillende bewegingen waarmee u met uw vingers items op het scherm
kunt manipuleren door middel van schuiven, vegen, knijpen en draaien.
34 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Touchpadbewegingen gebruiken
Met een TouchPad kunt u het aanwijsapparaat op het scherm met uw vingers bedienen.
TIP: gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
Doe het volgende voor een demonstratie van elke touchpadbeweging:
1. Typ c op het startscherm om de lijst Apps weer te geven. Selecteer Configuratiescherm en
selecteer daarna Hardware en geluiden.
2. Selecteer Synaptics TouchPad.
3. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt een beweging als volgt uit of in:
1. Selecteer of wis in het scherm Synaptics TouchPad het selectievak naast de beweging die u
wilt in- of uitschakelen.
2. Klik op toepassen en vervolgens op OK.
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op de TouchPad.
Wijs naar een item op het scherm en tik vervolgens met één vinger op de TouchPad om een
selectie te maken. Dubbeltik op een item om het te openen.
OPMERKING: Houd uw vinger ingedrukt op de TouchPad om een help-venster te openen dat
informatie biedt over het geselecteerde item.
Touchpadbewegingen gebruiken 35
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers licht uit elkaar op de TouchPad en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of
naar rechts.
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de TouchPad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de TouchPad en ze daarna naar elkaar toe
te bewegen.
36 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Draaien (alleen bepaalde modellen)
Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's en pagina's draaien.
Wijs naar een object en zet de wijsvinger van uw linkerhand op de TouchPad. Schuif met de
wijsvinger van uw rechterhand in een draaiende beweging van twaalf uur naar drie uur. Om de
draaibeweging om te keren, beweegt u uw wijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: Draaien is bedoeld voor specifieke apps waarmee u een object of afbeelding kunt
manipuleren. Draaien werkt misschien niet bij alle apps.
Met twee vingers klikken (alleen bepaalde modellen)
Door met twee vingers te klikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
Plaats twee vingers op de TouchPad en druk naar beneden om het optiemenu te openen voor
het geselecteerde object.
Touchpadbewegingen gebruiken 37
Snel bewegen (alleen bepaalde modellen)
Met een snelle beweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.
Plaats drie vingers op de TouchPad en ga met uw vingers in een lichte en snelle beweging
omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Randveegbewegingen
Met randveegbewegingen kunt u taken uitvoeren, zoals het wijzigen van instellingen en het vinden of
gebruiken van apps.
Rechterrandveegbeweging
Met de rechterrandveegbeweging komen de charms tevoorschijn waarmee u kunt zoeken, kunt
delen, apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.
Schuif zachtjes met uw vinger vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
38 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Bovenrandveegbeweging
Met de bovenrandveegbeweging opent u de op het startscherm beschikbare apps.
BELANGRIJK: Als een app actief is, varieert de bovenrandbeweging afhankelijk van de app.
Schuif zachtjes met uw vinger vanaf de bovenrand om beschikbare apps weer te geven.
Linkerrandveegbeweging
Met de linkerrandveegbeweging komen openstaande apps tevoorschijn, zodat u er gemakkelijk
tussen kunt schakelen.
Veeg vanaf de linkerrand van de TouchPad om tussen apps te schakelen.
Touchpadbewegingen gebruiken 39
Toetsenbord en muis gebruiken
Het toetsenbord en de muis stellen u in staat te typen, items te selecteren, te schuiven en dezelfde
functies uit te voeren als bij gebruik van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het
toetsenbord kunt u specifieke functies uitvoeren.
TIP: Met de toets met het Windows-logo op het toetsenbord kunt u vanaf een openstaande
app of het bureaublad snel terugkeren naar het startscherm. Als u nog eens op de toets met het
Windows-logo drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
De toetsen gebruiken
Op uw computer kunt u met bepaalde toetsen en combinaties van toetsen op verschillende manieren
toegang krijgen tot informatie of functies uitvoeren.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 t/m f4, f5 (alleen bepaalde modellen) en f6 t/m f12 geeft de toegewezen functie voor die
toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Zie
Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken op pagina 84 voor instructies
voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de instructies onder aan het scherm.
Om de toegewezen functie te activeren nadat u de actietoetsvoorziening hebt uitgeschakeld, moet de
fn-toets in combinatie met de juiste actietoets worden ingedrukt.
VOORZICHTIG: wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot de ondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verhoogd.
40 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Pictogram Toets Beschrijving
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze actietoets kan de
weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die
weergavegegevens van de computer ontvangen.
f5 Hiermee wordt de voorziening voor stralingsachtergrondverlichting van het
toetsenbord in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: om de accuwerktijd te verlengen, schakelt u deze voorziening uit.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f9 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f10 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze
verbinding mogelijk is.
Sneltoetsen van Microsoft Windows 8 gebruiken
Microsoft Windows 8 biedt sneltoetsen om acties snel te kunnen uitvoeren. Meerdere sneltoetsen
helpen u met functies van Windows 8. Druk op het Windows-logo
in combinatie met de toets
om de actie uit te voeren.
Ga naar Help en ondersteuning voor meer informatie over sneltoetsen van Windows 8. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Sneltoets Toets Beschrijving
Hiermee keert u vanaf een openstaande app of het bureaublad terug
naar het startscherm. Als u nog eens op de toets drukt, keert u terug
naar het vorige scherm.
+ c Hiermee opent u de charms.
Toetsenbord en muis gebruiken 41
Sneltoets Toets Beschrijving
+ d Hiermee opent u het bureaublad.
+ tabblad Hiermee wisselt u tussen openstaande apps.
OPMERKING: Blijf op deze combinatie toetsen drukken tot de app
verschijnt die u wilt hebben.
alt + f4 Hiermee sluit u een actieve app.
Hotkeys gebruiken
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en de esc-toets, de b-toets of de spatiebalk.
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
Functie Hotkey Beschrijving
Systeeminformatie
weergeven
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
Hiermee regelt u de
instellingen voor lage tonen.
fn+b Hiermee schakelt u de basinstellingen van Beats Audio in of uit.
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt voor diepe,
gecontroleerde bastonen met behoud van een helder geluid. Beats
Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen ook weergeven en regelen via het
besturingssysteem Windows. Ga als volgt te werk om de
baseigenschappen weer te geven en in te stellen:
Typ c op het startscherm, selecteer Configuratiescherm, selecteer
Hardware en geluiden en selecteer daarna Beats Audio-
configuratiescherm.
Hiermee schakelt u het
accentlampje van het
touchpad in of uit.
fn+spatiebalk Hiermee schakelt u het accentlampje van het touchpad in of uit als
het touchpad is ingeschakeld.
OPMERKING: als u de accuwerktijd wilt verlengen, schakelt u het
accentlampje van het touchpad uit.
42 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
Num Lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen tussen de
standaard numerieke functie op een extern toetsenblok (deze
functie is standaard ingeschakeld) en de navigatiefunctie
(aangeduid met pijlen op de toetsen).
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok In de fabriek ingesteld om te werken als een extern numeriek
toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te schakelen tussen
deze numerieke functie en de navigatiefunctie (aangeduid met de
pijlen op de toetsen).
Toetsenbord en muis gebruiken 43
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de
computer alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron beschikbaar is om de accu
op te laden, is het belangrijk om de opgeladen accu te controleren en niet te gebruiken. De computer
ondersteunt energiebeheerschema’s waarmee ingesteld kan worden hoeveel stroom de computer
mag gebruiken en moet besparen. Op deze manier kunt u de computerprestaties instellen op het
besparen van energie.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Slaapstand en sluimerstand activeren
Microsoft® Windows kent twee energiebesparende standen, de slaapstand en de sluimerstand.
Slaapstand–De slaapstand wordt automatisch geïnitieerd na een inactieve periode wanneer de
computer op accuvoeding of een externe voedingsbron werkt. Uw werk wordt opgeslagen in het
geheugen, zodat u uw werk snel kunt hervatten. U kunt de slaapstand ook handmatig initiëren.
Zie
Slaapstand activeren en beëindigen op pagina 46 voor meer informatie.
Sluimerstand–De sluimerstand wordt automatisch geïnitieerd als de accu een kritiek niveau
bereikt. Wanneer de sluimerstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een
sluimerstandbestand en wordt de computer uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u de sluimerstand handmatig wilt initiëren, moet deze voorziening worden
ingeschakeld via Energiebeheer in het configuratiescherm van Windows. Zie
Door de gebruiker
geactiveerde sluimerstand in- en uitschakelen op pagina 46 voor meer informatie.
VOORZICHTIG: activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Wanneer de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, is het niet mogelijk
om netwerkverbindingen te maken of de computer te gebruiken.
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld.
Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren als die zich in een
inactieve toestand bevindt.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: Rapid Start Technology stelt u in staat de slaapstand te selecteren. Om de
slaapstand te beëindigen, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het touchpad of drukt
u kort op de aan/uit-knop.
Sluimerstand—Met Rapid Start Technology wordt de sluimerstand geïnitieerd na een inactieve
periode in de slaapstand wanneer de computer op accuvoeding of een externe voedingsbron
werkt of wanneer de accu een kritiek niveau bereikt. Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt
u op de aan/uit-knop om uw werk te hervatten.
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Als u de
sluimerstand handmatig wilt kunnen initiëren, moet deze door de gebruiker geactiveerde sluimerstand
worden ingeschakeld via Energiebeheer. Zie
Door de gebruiker geactiveerde sluimerstand in- en
uitschakelen op pagina 46.
Slaapstand en sluimerstand activeren 45
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Sluit het beeldscherm.
Wijs in het scherm Start naar de hoek rechtsboven of rechtsonder in het scherm. Als de lijst met
charms wordt geopend, klikt u op Instellingen, op het pictogram Energie en vervolgens op
Slaapstand.
U beëindigt als volgt de slaapstand:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of beweeg over het touchpad.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
Door de gebruiker geactiveerde sluimerstand in- en uitschakelen
U kunt de door de gebruiker geactiveerde sluimerstand inschakelen en andere instellingen voor
energiebeheer en time-outs wijzigen met Energiebeheer in het configuratiescherm van Windows:
1. Typ energie op het startscherm, selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer in de
lijst met apps.
2. Klik op Hardware en geluiden en klik vervolgens op Energiebeheer.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
4. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
5. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
6. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ energie op het startscherm, selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
2. Klik op Hardware en geluiden en klik vervolgens op Energiebeheer.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
4. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
5. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
6. Klik op Wijzigingen opslaan.
Slaapstand en sluimerstand activeren 47
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer
gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u snel
toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het bureaublad over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het
huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om Energiebeheer te
gebruiken of om het energiebeheerschema te wijzigen. Op het startscherm kunt u ook energie
typen, Instellingen selecteren en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Energiebeheerschema selecteren
Een energiebeheerschema helpt u bij het besparen van energie en het maximaliseren van de
prestaties van de computer. Om het energiebeheerschema te wijzigen, typt u energie op het
startscherm, selecteert u Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
De volgende energiebeheerschema´s zijn beschikbaar:
Aanbevolen door HP (aanbevolen). Dit schema zorgt voor automatisch evenwicht tussen
prestaties en energiegebruik als de hardware dit ondersteunt.
Energiebesparing. Dit schema zorgt voor energiebesparing door systeemprestaties en
helderheid van beeldscherm waar mogelijk te verlagen.
Hoge prestaties. Bij dit schema wordt de voorkeur gegeven aan de prestaties. Het
energieverbruik kan hierdoor toenemen. Bij gebruik van dit energiebeheerschema is de
accuwerktijd korter. Klik op Meer schema's weergeven om dit energiebeheerschema te
selecteren.
U kunt ook uw eigen energiebeheerschema maken en dit aanpassen aan de manier waarop u uw
computer gebruikt.
Om Energiebeheer in het configuratiescherm te gebruiken, typt u op het scherm Start c en selecteert
u daarna Configuratiescherm. Klik op Hardware en geluiden en klik vervolgens op
Energiebeheer.
Energiebeheerschema selecteren 49
Accuvoeding
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Als er in de computer een opgeladen
accu is geïnstalleerd en de netvoedingsadapter is losgekoppeld van de computer, schakelt de
computer automatisch over op accuvoeding en wordt de helderheid van het beeldscherm verlaagd
om accuvoeding te besparen. Een accu in de computer wordt langzaam ontladen wanneer de
computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten, en andere factoren.
In de fabriek verzegelde accu
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in Help en
ondersteuning. Voor toegang tot accu-informatie selecteert u de app HP Support Assistant op het
scherm Start en selecteert u vervolgens Accu en prestatie. Als in Accucontrole wordt aangegeven
dat de accu moet worden vervangen, neemt u contact op met de ondersteuning.
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde door de
gebruiker vervangbare accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die
als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een door de gebruiker te vervangen accu die de enige
beschikbare voedingsbron vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op of schakel de
computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is. Zo voorkomt u dat er
gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: De accuvergrendeling keert automatisch terug naar haar oorspronkelijke stand.
3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer.
Accu-informatie zoeken
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in HP
Support Assistant. Voor toegang tot accu-informatie selecteert u de app HP Support Assistant op
het scherm Start en selecteert u vervolgens Accu en prestatie.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma’s en informatie over de accu:
Accutest
informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Voor toegang tot accu-informatie selecteert u de app HP Support Assistant op het scherm Start en
selecteert u vervolgens Accu en prestatie.
Accuvoeding besparen
Tips om acculading te besparen en de levensduur van de accu te maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Verwijder een door de gebruiker te vervangen accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt
of opgeladen.
Schakel draadloos uit wanneer u deze niet gebruikt.
Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron,
zoals een externe vaste schijf die op een USB-poort aangesloten is.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram op het bureaublad geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Raadpleeg het gedeelte “De energiemeter gebruiken” voor meer informatie
over de energiemeter.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de sluimerstandvoorziening is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer
uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Als de sluimerstandvoorziening is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, wordt de sluimerstand geactiveerd.
Accuvoeding 51
Problemen met lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een netvoedingsadapter aan.
Sluit een optioneel dockingapparaat of een uitbreidingsapparaat aan.
Sluit een optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft aan.
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan beëindigen
Als de computer niet voldoende acculading heeft om de sluimerstand te beëindigen, gaat u als volgt
te werk:
1. Vervang de lege, door de gebruiker vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de
netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de sluimerstand door kort op de aan/uit-knop te drukken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Verwijder de accu en bewaar deze apart op een koele, droge plaats als een computer meer dan twee
weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Zo bespaart u
acculading.
Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is
dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Selecteer voor toegang tot de gebruikershandleidingen de app HP Support Assistant op het
scherm Start, selecteer Mijn computer en vervolgens Gebruikershandleidingen.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
In Accucontrole in Help en ondersteuning wordt aangegeven wanneer u de accu moet vervangen
omdat een accucel niet goed werkt, of omdat de accuconditie zover is afgenomen dat de capaciteit
zwak is geworden. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie
over een garantie-ID. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het
bestellen van een vervangende accu
52 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Externe voedingsbron
raadpleeg de poster Installatie-instructies, die u vindt in de doos van de computer, voor informatie
over het aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
netvoedingsbron via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of
uitbreidingsapparaat.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde modellen).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe netvoedingsbron aansluit:
De accu wordt opgeladen.
De helderheid van het beeldscherm wordt verhoogd.
Het pictogram van de energiemeter op het bureaublad verandert van vorm.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Het pictogram van de energiemeter op het bureaublad verandert van vorm.
Externe voedingsbron 53
Problemen met energie oplossen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat de
computer op de netvoeding aangesloten is:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter op de computer aan en steek de stekker van de adapter vervolgens
in een stopcontact.
4. Schakel de computer in.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, controleert u of de netvoedingsadapter op de juiste wijze
is aangesloten op de computer en op het stopcontact.
Als de netvoedingsadapter op de juiste wijze is aangesloten maar de aan/uit-lampjes toch
uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de klantenondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
54 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen)
HP CoolSense detecteert automatisch wanneer de computer zich niet meer op een "vaste"
locatie bevindt. De prestaties en de ventilatorinstellingen worden zodanig aangepast dat de
temperatuur van de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd en blijven de
prestaties en de ventilatorinstellingen op de fabrieksinstelling staan. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
U schakelt CoolSense als volgt in of uit:
Typ cool op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna HP CoolSense.
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) 55
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-
technology (alleen bepaalde modellen)
Als de computer in de slaapstand staat, haalt de Intel® Smart Connect-technologie de computer van
tijd tot tijd uit de slaapstand. Smart Connect werkt vervolgens de inhoud van bepaalde geopende
applicaties bij en activeert de slaapstand weer. Dientengevolge is uw werk onmiddellijk beschikbaar
zodra u de slaapstand beëindigt. U hoeft niet te wachten terwijl de updates worden gedownload.
Als u deze voorziening wilt inschakelen of de instellingen handmatig wilt aanpassen, typt u
smart op het scherm Start en selecteert u Intel® Smart Connect Technology.
56 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen. Zorg dat u uw werk opslaat voor u de computer uitschakelt.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Als u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB- of videopoort kan worden
aangesloten.
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is het aan te raden om de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs in het scherm Start naar de hoek rechtsboven of rechtsonder in het scherm.
3. Als de lijst met charms wordt geopend, klikt u op Instellingen, op het pictogram Energie en
vervolgens op Uitschakelen.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete, klik op het pictogram Energie en selecteer vervolgens Uitschakelen.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Computer afsluiten (uitschakelen) 57
7 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten waarop u gegevens kunt opslaan, beheren, delen en
openen. De computer heeft een interne vaste schijf of een solid-state drive waarop de software en
het besturingssysteem staan en waarop al uw persoonlijke bestanden worden opgeslagen. Sommige
computers beschikken over een optischeschijfeenheid waarmee u cd's, dvd's of Blu-ray-schijven (bd)
(op bepaalde modellen) kunt lezen of erop kunt schrijven.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een externe vaste schijf aan (apart aan te schaffen) zoals
een optische schijf of vaste schijf, of plaatst u een digitale opslagkaart direct van uw telefoon of
camera. Via een op een USB-poort van de computer aangesloten USB-flashdrive kunnen gegevens
snel worden overgebracht. Sommige externe apparaten gebruiken de voeding van de computer;
andere apparaten beschikken over eigen voeding. Sommige apparaten zijn uitgerust met software die
geïnstalleerd moet worden.
OPMERKING: Raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 20 voor meer informatie
over het aansluiten van externe apparaten voor draadloze communicatie.
OPMERKING: zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken
De meeste computers beschikken over meer dan een USB-poort omdat deze veelzijdige interface
gebruikt kan worden voor het op de computer aansluiten van verschillende typen externe apparaten
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of hub.
De computer heeft meer dan één type USB-poort. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer
op pagina 5 voor meer informatie over de typen USB-poorten op de computer. Houd er rekening mee
apparaten te kopen die compatibel zijn met de computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Doorgeven van gegevens met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
58 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: De USB-poort op de computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte
afgebeelde USB-poort.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht op het
bureaublad en een pictogram in het systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend
door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik in het bureaublad op het hardwarepictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk. Het bericht Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen verschijnt. Volg de
instructies op het scherm.
3. Klik op het USB-pictogram en volg de instructies op het scherm.
USB-apparaat gebruiken 59
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Steek de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Als u een extern apparaat zonder eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het
apparaat uit en koppelt u het vervolgens los van de computer. Als u een extern apparaat met een
eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de
computer en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact.
60 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te plaatsen:
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-opslagslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te verwijderen:
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik in het bureaublad op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak
aan de rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet uitgeworpen wordt, trek de kaart dan uit het slot.
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen 61
Optische-schijfeenheden gebruiken
Een optische-shijfeenheid maakt gebruik van laserlicht om grote hoeveelheden gegevens te lezen en
op te slaan. Sommige schijfeenheden lezen alleen gegevens, andere kunnen ook gegevens op een
lege schijf schrijven (branden).
Gebruik de volgende tips voor de beste prestaties van uw optische schijf:
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optischeschijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat u de nieuwste software-updates voor de schijf geïnstalleerd hebt.
Als de door u gebruikte schijf niet schoon is, veeg deze dan schoon met een droge, pluisvrije,
zachte doek.
Uw computer kan zijn voorzien van een optische-schijfeenheid die een of meer van de volgende
schijftechnologieën ondersteunt:
Cd: Op een compact disc worden gegevens opgeslagen die door een laser van de optische-
schijfeenheid gelezen worden. De volgende cd-indelingen zijn beschikbaar:
Cd-recordable (cd-r): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er kunnen
slechts één keer gegevens op de cd worden gebrand. Als de gegevens eenmaal op de cd-
r-schijf zijn geschreven, kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens
staan er permanent op.
Cd-re-writable (cd-rw): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er kunnen
meerdere keren gegevens op de cd worden gebrand. De gegevens op deze cd kunnen
worden gewist.
Dvd: een dvd is een optische schijf met een grote capaciteit. Op dit type schijf kunnen meer
gegevens worden opgeslagen dan op een cd. Op een dubbelzijdige dvd kan maximaal 17 GB
aan gegevens worden opgeslagen. De volgende dvd-indelingen zijn beschikbaar:
Dvd-recordable (dvd-r of dvd+r): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er
kunnen slechts één keer gegevens op de dvd worden gebrand. Als de gegevens eenmaal
op de schijf zijn geschreven, kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist; de
gegevens staan er permanent op. De dvd’s kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Dvd-re-writable (dvd-rw of dvd+rw) waarmee vele keren achter elkaar gegevens kunnen
worden gelezen en opgenomen. De gegevens op dit type schijf kunnen worden gewist. De
dvd’s kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Bd: een Blu-ray schijf kan meer gegevens bevatten dan andere optische schijven en kan worden
gebruikt voor het opnemen, opnieuw schrijven en afspelen van HD-video (high-definition video).
Houd bij het gebruiken van bd's rekening met het volgende:
Voor het afspelen van bd-films is CyberLink PowerDVD op de computer geïnstalleerd.
Als u een bd-film tegelijkertijd op het interne en op het externe scherm probeert af te spelen, kan
er een fout optreden. Speel een bd-film dus slechts op één scherm af.
Uit kopieerbeveiligingsoverwegingen zijn er in de computer AACS-keys (AACS = Advanced
Access Content System) geïntegreerd. AACS-keys moeten af en toe worden vernieuwd om het
62 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
afspelen van nieuwe bd-films mogelijk te maken. Als een dergelijke bd-film in het schijfstation
wordt geplaatst, vraagt het programma CyberLink PowerDVD om een update om door te kunnen
gaan met het afspelen van de film. Volg de instructies op het scherm om de update te
installeren.
Als er tijdens het kijken naar een bd strepen op het beeldscherm verschijnen, kunnen die
worden veroorzaakt door interferentie met het draadloze netwerk. Als u dit probleem wilt
oplossen, sluit u alle geopende applicaties en schakelt u de voorziening voor draadloze
communicatie uit.
Optische-schijfeenheden gebruiken 63
Optische schijf plaatsen
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf (3) voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: Nadat u een schijf hebt geplaatst, moet u even wachten. Als u geen mediaspeler
hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
64 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Optische schijf verwijderen
1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen, en trek de lade (2)
voorzichtig zo ver mogelijk uit.
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Optische-schijfeenheden gebruiken 65
Gegevens en stations delen en software openen
Als uw computer deel van een netwerk is, bent u niet beperkt tot het gebruik van enkel de informatie
die op uw computer is opgeslagen. Op netwerkcomputers kunnen software en gegevens met elkaar
worden uitgewisseld.
OPMERKING: Als een schijf, zoals een film of spel op dvd, auteursrechtelijk beschermd is, kan die
niet worden gedeeld.
Ga als volgt te werk om mappen of bibliotheken op het netwerk te delen:
1. Open op het bureaublad Bestandsverkenner.
2. Klik op het tabblad Delen op het venster Bibliotheken en klik vervolgens op Bepaalde
mensen.
3. Typ een naam in het vak Bestanden delen en klik op Toevoegen.
4. Klik op Delen en volg de instructies op het scherm.
Voor het delen van informatie van uw lokale schijf:
1. Open op het bureaublad Bestandsverkenner.
2. Klik op Lokale schijf (C:) in het venster Bibliotheken.
3. Klik op het tabblad Delen en klik op Geavanceerd delen.
4. Op de lokale schijf (C:) het venster Eigenschappen, selecteer Geavanceerd delen.
5. Vink Deze map delen aan.
Ga als volgt te werk om stations op het netwerk te delen:
1.
Klik met de rechtermuisknop in het bureaublad op het pictogram Draadloos
in het
systeemvak.
2. Selecteer Netwerkcentrum openen.
3. Selecteer onder Uw actieve netwerken weergeven een actief netwerk.
4. Selecteer Instellingen geavanceerd delen wijzigen om opties voor delen in te stellen voor
privacy, netwerkdetectie, bestands- en printerdeling of andere netwerkopties.
66 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
8 Computer onderhouden
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft
functioneren. Dit hoofdstuk biedt informatie over het verbeteren van de prestaties van de computer
met hulpprogramma´s zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, en door het vervangen van een
vaste schijf of het toevoegen van geheugen. Het biedt ook informatie over het updaten van
programma's en stuurprogramma's, instructies voor het reinigen van de computer en tips voor het
reizen met de computer.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer. Door de computer regelmatig te onderhouden met
hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, kunt u de prestaties van de
computer drastisch verbeteren. Naarmate de computer ouder wordt, kunt u ook overwegen grotere
vaste schijven te installeren of meer geheugen toe te voegen.
Omgaan met schijfeenheden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijfeenheden:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaapstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Raak, voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijf of op de computer niet aan.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden ntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Prestaties verbeteren 67
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl een optischeschijfeenheid
naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op
de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is
aangesloten.
Vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat de schijfeenheid niet vallen, zet er niets op en stel de schijfeenheid niet bloot
aan vloeistoffen, hoge temperaturen of een hoge vochtigheidsgraad. Raadpleeg
Omgaan met
schijfeenheden op pagina 67 voor de specifieke voorzorgsmaatregelen bij het omgaan met
schijfeenheden.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet of
de computer is afgesloten of in de slaapstand staat, schakelt u de computer in en vervolgens via het
besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
OPMERKING: raadpleeg Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen op pagina 50 voor
meer informatie.
Verwijder de vaste schijf als volgt:
OPMERKING: voor computers met twee vaste schijven is de verwijderingsprocedure hetzelfde. De
vasteschijfkabel voor de ene vaste schijf is echter langer dan de kabel voor de andere vaste schijf.
1. Draai de schroeven van het onderpaneel los (1).
68 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
2. Schuif het paneel uit het slot (2) en breng het paneel omhoog en verwijder het (3).
3. Koppel de kabel van de vaste schijf (1) los van de systeemkaart.
4. Verwijder de twee schroeven (2) uit de vaste schijf.
5. Schuif het lipje van de vaste schijf (3) naar links en til de vaste schijf uit de vasteschijfruimte.
OPMERKING: na het verwijderen van de vaste schijf uit de computer verwijdert u de houder
van de vaste schijf om toegang te krijgen tot de vaste schijf.
6. Verwijder de vier schroeven (1) uit de vasteschijfhouder.
7. Verwijder de vasteschijfhouder (2) van de vaste schijf.
Prestaties verbeteren 69
8. Koppel de vasteschijfkabel (3) los van de vaste schijf.
Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om een vaste schijf te installeren.
OPMERKING: wanneer u een tweede vaste schijf installeert, schuift u de vasteschijfkabel
voorzichtig onder de kabelklemmen voordat u de vasteschijfkabel aansluit.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: vaste schijven in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf worden
beschermd door HP 3D DriveGuard. Vaste schijven die zijn aangesloten op USB-poorten, worden
niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard-software voor meer informatie.
Schijfdefragmentatie gebruiken
Bij het gebruik van de raken de bestanden op de vaste schijf in de loop der tijd gefragmenteerd. Als
de vaste schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op de vaste schijf niet
aaneengesloten (opeenvolgend) zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om de bestanden
te vinden, waardoor de computer trager wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde
bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste schijf, zodat het
systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
Nadat u Schijfdefragmentatie heeft gestart, werkt deze toepassing zelfstandig verder. Al naar gelang
de grootte van de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer
dan een uur in beslag nemen.
70 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ schijf op het startscherm. Selecteer Instellingen en selecteer daarna De stations
defragmenteren en optimaliseren.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ schijf op het startscherm. Selecteer Instellingen en selecteer daarna Schijfruimte
vrijmaken door onnodige bestanden te verwijderen
2. Volg de instructies op het scherm.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen zorgt ervoor dat de computerprestaties verbeteren. De computer is te
vergelijken met uw fysieke werkplek. De vaste schijf is het archief waarin u uw werk opslaat en het
geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen van de computer niet groot genoeg meer
is om al uw werk op te slaan, zoals een bureau waar het werk vanaf valt, daalt uw productiviteit. Een
goede manier om de prestaties te verbeteren is het geheugen van de computer uit te breiden.
De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten. De geheugenmoduleslots bevinden zich
aan de onderkant van de computer, onder het afdekplaatje van de vaste schijf. U kunt de capaciteit
van de computer vergroten door een geheugenmodule toe te voegen of de bestaande
geheugenmodule in een van de geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
OPMERKING: controleer, voordat u gaat werken met een tweekanaals configuratie met een tweede
geheugenmodule, of beide geheugenmodules identiek zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
Prestaties verbeteren 71
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u een geheugenmodule aan de computer toevoegt of uit de computer
verwijdert. Verwijder een geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand
staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Verwijder het onderpaneel van de computer.
7. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
72 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
8. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot (2), totdat de module goed op
zijn plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat u de geheugenmodule niet buigt, om schade aan de
module te voorkomen.
9. Plaats het onderpaneel terug.
10. Plaats de accu terug.
11. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
12. Schakel de computer in.
Prestaties verbeteren 73
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's,
zodat u steeds over de recentste versie beschikt. Met updates kunnen problemen worden opgelost,
en updates voegen nieuwe voorzieningen en opties toe aan de computer. De technologie verandert
continu. Door programma's en stuurprogramma's te updaten, maakt de computer gebruik van de
nieuwste technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oudere onderdelen van het videosysteem niet
meer goed samenwerken met de meest recente spelsoftware. Zonder het nieuwste stuurprogramma
zou u niet het beste uit de apparatuur halen.
Download de recentste versies van HP programma's en stuurprogramma's en registreer u om
automatische updatemeldingen te krijgen wanneer er nieuwe versies beschikbaar komen. Voor
ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde
ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Computer schoonmaken
Als u de computer en externe apparaten schoonmaakt, helpt dat om ze in goede conditie te houden.
Als u de computer niet schoonmaakt, kan er stof en vuil in de computer terechtkomen.
VOORZICHTIG: vermijd de volgende schoonmaakproducten voor het schoonmaken van de
computer:
Sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen. Deze kunnen het oppervlak van de computer onherstelbaar beschadigen.
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken
Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon met een zachte, pluisvrije doek die is bevochtigd met een
alcoholvrij glasreinigingsmiddel. Zorg dat het beeldscherm droog is voordat u de computer dichtdoet.
Gebruik een vochtig, bacteriëndodend doekje voor het schoonmaken van de zijkanten en het
beeldschermdeksel. Vezelhoudende materialen, zoals papieren zakdoekjes, kunnen krassen
veroorzaken op de computer.
OPMERKING: wanneer u de bovenkant van de computer schoonmaakt, veegt u in een
cirkelbeweging om vuil en stofdeeltjes te verwijderen.
Touchpad en toetsenbord schoonmaken
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat vloeistoffen nooit tussen de toetsen van het toetsenbord kunnen
komen, zelfs niet wanneer u de computer schoonmaakt. Hierdoor kunnen interne componenten
blijvend beschadigd raken.
Om het touchpad en het toetsenbord schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of een antistatische doek zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. U kunt ook een kiemdodend
wegwerpdoekje gebruiken.
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen en om stof, pluisjes en vuildeeltjes te verwijderen van het toetsenbord.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord schoon te maken. Zo beperkt
u het risico van een elektrische schok en schade aan de interne onderdelen. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
74 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Reizen met de computer of de computer transporteren
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt transporteren, neem dan de volgende
tips in acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Verwijder een eventueel medium uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit een
schijfruimte verwijdert.
VOORZICHTIG: voer deze handeling uit voordat u de schijfeenheid transporteert, opbergt
of op reis meeneemt. Op deze manier beperkt u schade aan de computer, schade aan een
schijfeenheid of verlies van gegevens.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw overige bagage.
VOORZICHTIG: stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke
maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan twee weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als op de computer een apparaat voor draadloze communicatie is geïnstalleerd, is het mogelijk
dat het gebruik van dit apparaat in sommige omgevingen aan voorwaarden gebonden is. Dit kan
het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op
gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald
apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
Reizen met de computer of de computer transporteren 75
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
76 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaardbeveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het
besturingssysteem Windows, apps van HP en Setup Utility (BIOS), dat geen deel uitmaakt van
Windows, kunnen de computer beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en
andere types schadelijke code.
BELANGRIJK: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde beveiligingsvoorzieningen
beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Gebruik van de computer door onbevoegden
Opstartwachtwoord
Vingerafdruklezer
Computervirussen Antivirussoftware
Ongeoorloofde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Setup Utility
(BIOS) en overige systeemidentificatiegegevens
Beheerderswachtwoord
Huidige of toekomstige bedreigingen van de computer Software-updates
Ongeoorloofde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Gebruikerswachtwoord
Ongeoorloofd meenemen van de computer Beveiligingskabelslot
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen en online
transacties te beveiligen. Er kunnen verschillende types wachtwoorden worden ingesteld. Toen u
bijvoorbeeld de computer voor de eerste keer gebruikte, werd u verzocht een gebruikerswachtwoord
te maken ter beveiliging van de computer. Aanvullende wachtwoorden kunnen worden ingesteld in
Windows of in Setup Utility (BIOS) van HP, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is
geïnstalleerd op de computer.
Wellicht vindt u het handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Wachtwoorden gebruiken 77
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Om het risico te beperken dat u geen toegang meer heeft tot bepaalde voorzieningen van de
computer, moet elk wachtwoord worden vastgelegd en op een veilige plaats worden bewaard.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de voorschriften die worden gesteld door het
programma.
Wijzig uw wachtwoorden minstens één keer per drie maanden.
Een ideaal wachtwoord is lang en bestaat uit letters, leestekens, symbolen en cijfers.
Voordat u de computer verzendt voor reparatie, maakt u een back-up van uw bestanden.
Verwijder daarna vertrouwelijke bestanden en alle wachtwoordinstellingen.
Als u verdere informatie wilt over Windows-wachtwoorden, bijvoorbeeld een wachtwoord voor de
schermbeveiliging, typt u h op het State scherm en selecteert u daarna Help en ondersteuning.
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. U
kunt de computer ook zodanig instellen dat het
gebruikerswachtwoord nodig is om de slaapstand te
beëindigen. Zie
Wachtwoordbeveiliging instellen voor
beëindigen slaapstand op pagina 47 voor aanvullende
informatie.
Beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer op
beheerdersniveau.
OPMERKING: met dit wachtwoord krijgt u geen toegang
tot de inhoud van Setup Utility (BIOS).
78 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord Dit wachtwoord moet worden opgegeven om toegang te
krijgen tot Setup Utility (BIOS).
Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) niet openen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: dit beheerderswachtwoord is niet hetzelfde
als een beheerderswachtwoord dat is ingesteld in Windows.
Een beheerderswachtwoord wordt niet weergegeven als het
wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: Als u het opstartwachtwoord bij de eerste
wachtwoordcontrole invoert, moet u het
beheerderswachtwoord invoeren om toegang te krijgen tot
Setup Utility (BIOS).
Opstartwachtwoord Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd
wanneer u de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de
computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerderswachtwoord of een opstartwachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te verwijderen in Setup Utility (BIOS):
1. Om Setup Utility (BIOS) te starten, schakelt u de computer aan of start u die opnieuw. Druk snel
op esc en daarna op f10.
2. Gebruik de pijltoetsen en volg de instructies op het scherm. Wanneer het menu Startup
(Opstarten) verschijnt, drukt u op f10.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) en volg de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Vingerafdruklezer gebruiken
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Om de
vingerafdruklezer te gebruiken, moet op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
worden ingesteld. Vervolgens registreert u met de HP SimplePass software een of meer
vingerafdrukken.
Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor de locatie van de vingerafdruklezer
op de computer.
Vingerafdruklezer gebruiken 79
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich aanmeldt bij de computer en met wachtwoorden
beveiligde websites. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
u bij Windows aan te melden;
toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldingsgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en
wachtwoord nodig heeft.
beveiligde accounts op de computer in te stellen voor meerdere gebruikers.
Raadpleeg de helpfunctie van de software voor meer informatie over HP SimplePass.
Vingerafdrukken vastleggen
U legt als volgt een of meer vingerafdrukken vast met HP SimplePass:
1. Veeg met een vinger over de vingerafdruksensor om HP SimplePass te starten.
– of –
Typ simple op het startscherm en selecteer HP SimplePass.
2. Klik op Aan de slag, het is eenvoudig als het welkomstvenster van HP SimplePass wordt
weergegeven.
3. HP SimplePass vraagt u met uw rechterwijsvinger over de sensor te vegen.
4. Veeg drie keer met uw vinger om de registratie te voltooien.
Als de registratie is gelukt, wordt er boven de vinger een groene cirkel weergegeven.
5. Selecteer een van de volgende opties:
Windows-aanmelding instellen—Hiermee kunt u een Windows-wachtwoord instellen.
Instellingen—Hiermee kunt u persoonlijke instellingen uit- of inschakelen.
Aanmelding bij Windows instellen
1. Dubbelklik op het pictogram HP SimplePass op het bureaublad.
2. Klik op het pictogram Instellingen en selecteer daarna Set up Windows logon (Aanmelding bij
Windows instellen).
3. Geef uw Windows-wachtwoord op en klik op Toepassen.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd om u aan te melden bij
Windows.
80 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
blootgesteld aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om de computer te
beschermen, kan op de computer vooraf internetbeveiligingssoftware zijn geïnstalleerd met antivirus-
en firewallvoorzieningen. Deze software wordt dan aangeboden als proefversie. Het is noodzakelijk
om beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas
ontdekte virussen en andere veiligheidsrisico's. Wij raden u dringend aan de proefaanbieding te
upgraden of de door u gewenste software aan te schaffen om de computer volledig te beveiligen.
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen programma's, hulpprogramma's of het besturingssysteem buiten werking
stellen of de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden
opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Voor meer informatie over computervirussen typt u h op het startscherm en selecteert u Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan software zijn die u op de computer en/of het netwerk installeert, of een combinatie van
hardware en software.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
Software van HP, Microsoft Windows en derden die op de computer is geïnstalleerd, moet periodiek
worden bijgewerkt om veiligheidsproblemen op te lossen en de prestaties van de software te
verbeteren. Raadpleeg
Programma's en stuurprogramma's bijwerken op pagina 74 voor meer
informatie.
Internetbeveiligingssoftware gebruiken 81
Windows-updates installeren
Sinds de computer de fabriek heeft verlaten, zijn er mogelijk updates beschikbaar gekomen voor het
besturingssysteem en andere software. Microsoft verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële
updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de
computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U zorgt als volgt dat alle beschikbare updates worden geïnstalleerd op de computer:
Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt. Typ u op het
startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna Windows Update.
Voer Windows Update daarna maandelijks uit.
Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's zijn uitgegeven, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
Software-updates van HP en derden installeren
Het verdient aanbeveling periodiek een update uit te voeren van de software en stuurprogramma's
die oorspronkelijk op de computer waren geïnstalleerd. Ga naar de website van HP om de recentste
versies te downloaden. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html. Hier kunt u zich ook aanmelden voor het ontvangen van automatische
updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Als u software van derden heeft geïnstalleerd na de aanschaf van de computer, voert u periodiek een
update van die software uit. Softwarebedrijven voorzien in software-updates van hun producten om
veiligheidsproblemen op te lossen en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het installeren van een draadloos netwerk altijd de veiligheidsvoorzieningen in.
Raadpleeg
Draadloos netwerk beveiligen op pagina 22 voor meer informatie.
Back-up maken van software-apps en gegevens
Maak periodiek een back-up van uw apps en gegevens om te voorkomen dat ze definitief verloren
gaan of beschadigd raken door een virusaanval of niet-werkende software of hardware. Zie
Back-ups
maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 87 voor meer informatie.
82 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken
Van een beveiligingskabelslot, dat afzonderlijk moet worden aangeschaft, moet op de eerste plaats
een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. Beveiligingskabelsloten vormen slechts één onderdeel van
een volledige beveiligingsoplossing die moet worden geïmplementeerd om de kans op diefstal te
minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor de plaats
van het bevestigingspunt voor het beveiligingskabelslot.
1. Leg het beveiligingskabelslot om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken 83
10 Setup Utility (BIOS) en
Systeemdiagnose gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geïnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Om Setup Utility (BIOS) te starten, schakelt u de computer aan of start u die opnieuw. Druk snel
op esc en daarna op f10.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) wordt onder op het scherm weergegeven.
OPMERKING: wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaqs worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
84 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu).
3. Als u Setup Utility (BIOS) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de
pijltoetsen om Exit (Afsluiten) te selecteren. Selecteer Exit Discarding Changes (Afsluiten en
wijzigingen niet opslaan) en druk daarna op enter.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer de app HP Support Assistant op het startscherm.
2. Selecteer Updates en optimalisaties en vervolgens Nu controleren op HP updates.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Bekijk de meest recente BIOS-update en vergelijk die met de BIOS-versie die momenteel
op uw computer is geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u
de update kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden
nadat deze naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS, noteer dan het pad van de locatie van de harde
schijf waar de BIOS-update is gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om
de update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
BIOS-update uitvoeren 85
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ e op het startscherm en selecteer Bestandsverkenner.
2. Klik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk Lokaal
station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
Systeemdiagnose gebruiken
Met Systeemdiagnose kunt u diagnostische tests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer correct functioneert.
U start Systeemdiagnose als volgt:
1. Schakel de computer in of start die opnieuw, druk snel op esc en daarna op f10.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
86 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
11 Back-ups maken, herstellen en
bestanden terugzetten
De computer is voorzien van hulpmiddelen die HP en het besturingssysteem bieden om u te helpen
uw informatie te beschermen en indien nodig te herstellen. Met deze hulpmiddelen kunt u de
computer terugbrengen naar een goede werkende toestand of zelfs naar de oorspronkelijke
fabriekstoestand. Dit alles met eenvoudige stappen.
De volgende processen komen in dit hoofdstuk aan bod:
Herstelmedia en back-ups maken
Het systeem herstellen
OPMERKING: In deze handleiding staat een overzicht beschreven van opties voor het maken van
back-ups en het herstellen. Zie Help en ondersteuning voor meer details over de geboden
hulpmiddelen. Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
87
Herstelmedia en back-ups maken
In het geval van een systeemfout kunt u het systeem enkel herstellen in de staat van de recentste
back-up.
1. Maak HP Recovery-media als u de computer hebt ingesteld. Met deze stap maakt u een back-
up van de HP Recovery-partitie op de computer. De back-up kan worden gebruikt om het
oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de harde schijf is beschadigd
of vervangen.
HP Recovery-media die u maakt bieden de volgende herstelopties:
Systeemherstel—Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en de programma's
die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
Herstel van geminimaliseerde kopie—Installeert het besturingssysteem en alle aan
hardware gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere
softwaretoepassingen.
Fabrieksinstellingen—Herstelt de computer in de oorspronkelijke staat van de fabriek door
alle gegevens van de harde schijf te verwijderen en de partities opnieuw te maken.
Vervolgens worden het besturingssysteem en de software die in de fabriek is geïnstalleerd
opnieuw geïnstalleerd.
Zie
HP Recovery-media maken op pagina 89.
2. Maak systeemherstelpunten wanneer u hardware en softwareapplicaties toevoegt. Een
systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf dat op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een systeemherstelpunt bevat informatie die
Windows gebruikt, zoals registerinstellingen. Windows maakt automatisch een
systeemherstelpunt tijdens een Windows-update en andere
systeemonderhoudswerkzaamheden (zoals een software-update, beveiligingsscans of
systeemdiagnoses). U kunt op elk gewenst moment handmatig een systeemherstelpunt maken.
Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie en stappen om specifieke
systeemherstelpunten te maken. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
3. Maak een back-up van uw persoonlijke bestanden wanneer u foto's, video's, muziek en andere
persoonlijke bestanden toevoegt. Windows Bestandsgeschiedenis kan zo worden ingesteld dat
er regelmatig en automatisch back-ups worden gemaakt van bibliotheken, het bureaublad,
contactpersonen en favorieten. Als u per ongeluk bestanden van de vaste schijf verwijderd en u
kunt deze bestanden niet meer uit de Prullenbak herstellen, of als bestanden beschadigd raken,
kunt u de bestanden waarvan u met Bestandsgeschiedenis een back-up hebt gemaakt
herstellen. Het herstellen van bestanden is ook zinvol wanneer u de computer opnieuw wilt
instellen door Windows opnieuw te installeren of wilt herstellen met HP Recovery Manager.
OPMERKING: Bestandsgeschiedenis is standaard uitgeschakeld, dus moet de voorziening
worden ingeschakeld.
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie en instructies voor het
inschakelen van Windows Bestandsgeschiedenis. Typ h op het startscherm en selecteer Help
en ondersteuning.
88 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
HP Recovery-media maken
HP Recovery Manager is een softwareprogramma dat een manier biedt om herstelmedia te maken,
nadat u de computer hebt ingesteld. HP Recovery-media kunt u gebruiken om een
systeemherstelprocedure uit te voeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Met Systeemherstel
installeert u het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die in de fabriek zijn
geïnstalleerd en configureert u de instellingen van de programma's. HP Recovery-media kunnen ook
gebruikt worden om het systeem aan te passen of te helpen bij het vervangen van een harde schijf.
U kunt slechts één set HP Recovery-media maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen
en bewaar ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor
de lege USB-flashdrive of het benodigde aantal lege dvd-schijven.
Om herstelschijven te maken, moet uw computer een optische schijf met dvd-
schrijfondersteuning hebben en mag u enkel gebruikmaken van hoogwaardige lege dvd-r-, dvd
+r-, dvd-r dl-, dvd+r dl-schrijven. Gebruik geen lees/schrijf-schijven zoals cd±rw, dvd±rw,
dubbellaags dvd±rw of bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven); deze zijn niet compatibel met de
HP Recovery Manager software. In plaats daarvan kunt u gebruikmaken van een hoogwaardige
lege USB-flashdrive.
Als de computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid met dvd-schrijfondersteuning heeft,
maar u wilt dvd-herstelmedia maken, kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen) externe
optischeschijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of kunt u herstelschijven voor de
computer aanvragen via de website van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. Als u een externe
optischeschijfeenheid gebruikt, moet die direct zijn aangesloten op een USB-poort op de
computer; het station kan niet worden aangesloten op een USB-poort op een extern apparaat,
zoals een USB-hub.
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van alle herstel-
dvd's. HP Recovery Manager zal de huidige dvd branden. De volgende keer dat u HP Recovery
Manager start, wordt u verzocht door te gaan, waarna de resterende schijven worden gebrand.
Voor het maken van HP Recovery-media
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 93 als u ooit het systeem moet herstellen.
Herstelmedia en back-ups maken 89
Herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Kies de methode die het beste bij uw
situatie en expertise past:
Als u uw persoonlijke bestanden en gegeven moet herstellen, kunt u Windows
Bestandsgeschiedenis gebruiken om uw gegevens te herstellen vanaf de back-ups die u hebt
gemaakt. Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie en stappen om
Bestandsgeschiedenis te gebruiken. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
Als u een probleem met een vooraf geïnstalleerd(e) toepassing of stuurprogramma moet
oplossen, gebruikt u de optie Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren van HP
Recovery Manager om de afzonderlijke toepassing of het afzonderlijke stuurprogramma
opnieuw te installeren.
Typ in het scherm Start herstel, selecteer HP Recovery Manager, selecteer vervolgens
Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren en volg de instructies op het
scherm.
Als u het systeem wilt herstellen naar een vorige staat zonder persoonlijke gegevens te
verliezen, is Windows Systeemherstel een optie. Met Systeemherstel kunt u herstellen zonder
de vereisten van Windows Vernieuwen of het opnieuw installeren. Windows maakt automatisch
systeemherstelpunten tijdens een Windows-update en andere
systeemonderhoudsgebeurtenissen. Ook als u niet handmatig een herstelpunt hebt gemaakt,
kunt u ervoor kiezen te herstellen naar een vorig, automatisch gemaakt punt. Zie Windows Help
en ondersteuning voor meer informatie en stappen om Windows Systeemherstel te gebruiken.
Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Als u het systeem snel en gemakkelijk wilt herstellen zonder uw persoonlijke gegevens,
instellingen of apps te verliezen die vooraf op uw computer waren geïnstalleerd of die u had
aangekocht in de Windows Store, kunt u Windows Vernieuwen in overweging nemen. Voor deze
optie hoeft er geen back-up van gegevens te worden gemaakt op een ander station. Zie
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en gemakkelijk herstellen op pagina 92.
Als u uw computer wilt herstellen in de oorspronkelijke staat, biedt Windows een gemakkelijke
manier om alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen te verwijderen en Windows opnieuw
te installeren.
Zie
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren op pagina 92 voor meer informatie.
Als u uw computer opnieuw wilt instellen met een geminimaliseerde afbeelding, kunt u de optie
HP Minimized Image Recovery kiezen uit de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) of
HP Recovery-media. Met herstel van geminimaliseerde kopieën worden alleen
stuurprogramma's en hardware activerende toepassingen geïnstalleerd. Andere toepassingen in
de kopie blijven beschikbaar voor installatie via de optie Stuurprogramma's en toepassingen
opnieuw installeren in HP Recovery Manager.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 93 voor meer informatie.
Als u de oorspronkelijke fabriekspartitionering en -inhoud van de computer wilt herstellen, kunt u
de optie Systeemherstel van de HP Recovery-media kiezen. Zie
Herstellen met HP Recovery
Manager op pagina 93 voor meer informatie.
90 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
Als u de harde schijf hebt vervangen, kunt u de optie Fabrieksinstellingen van HP Recovery-
media gebruiken om de fabriekskopie te herstellen op het vervangende station. Zie
Herstellen
met HP Recovery Manager op pagina 93 voor meer informatie.
Als u de herstelpartitie wilt verwijderen om vrije ruimte terug te winnen, biedt HP Recovery
Manager de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie
De HP Recovery-partitie verwijderen op pagina 95 voor meer informatie.
Herstellen 91
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en gemakkelijk herstellen
Als uw computer niet goed werkt en uw systeem moet opnieuw stabiel worden, kunt u de optie
Windows Vernieuwen starten om vernieuwd te starten en wat u belangrijk vindt te houden.
BELANGRIJK: Met Vernieuwen worden traditionele toepassingen verwijderd die in de fabriek
oorspronkelijk niet op het systeem waren geïnstalleerd.
OPMERKING: Tijdens Vernieuwen wordt een lijst met verwijderde traditionele toepassingen
opgeslagen, zodat u snel kunt zien wat u misschien opnieuw moet installeren. Zie Help en
ondersteuning voor instructies over het opnieuw installeren van traditionele toepassingen. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
OPMERKING: Mogelijk wordt bij gebruik van Vernieuwen om uw toestemming of wachtwoord
gevraagd. Raadpleeg Windows Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
U start Vernieuwen als volgt:
1. Wijs op het startscherm naar de hoek helemaal rechtsboven of -onder in het scherm om de
charms weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik op Pc-instellingen wijzigen in de hoek rechtsonder in het scherm en selecteer Algemeen
in het pc-instellingenscherm.
4. Selecteer onder Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed is op bestanden Aan de slag en
volg de instructies op het scherm.
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren
Soms wilt u een gedetailleerde herformattering van de computer uitvoeren of wilt u persoonlijke
informatie verwijderen voordat de computer wegdoet of recyclet. Het in dit gedeelte beschreven
proces biedt een snelle en eenvoudige manier om de oorspronkelijke toestand van de computer te
herstellen. Deze optie verwijdert alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van de computer en
installeert Windows opnieuw.
BELANGRIJK: Deze optie biedt geen back-ups van uw gegevens. Maak voor u deze optie gebruikt
back-ups van persoonlijke gegevens die u wilt behouden.
U kunt deze optie initiëren door gebruik te maken van de toets f11 of via het startscherm.
U gebruikt de toest f11 als volgt:
1. Druk op f11 terwijl de computer wordt opgestart.
– of –
Houd f11 ingedrukt als u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer De pc opnieuw instellen en volg de instructies op het scherm.
92 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
U gebruikt het opstartscherm als volgt:
1. Wijs op het startscherm naar de hoek helemaal rechtsboven of -onder in het scherm om de
charms weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik op Pc-instellingen wijzigen in de hoek rechtsonder in het scherm en selecteer Algemeen
in het pc-instellingenscherm.
4. Selecteer onder Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren Aan de slag en volg de
instructies op het scherm.
Herstellen met HP Recovery Manager
Met HP Recovery Manager herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. Met de HP
Recovery-media die u hebt gemaakt, kunt u kiezen uit een van de volgende herstelopties:
Systeemherstel—Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en configureert de
instellingen vervolgens voor de programma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
Herstel van geminimaliseerde kopie—Installeert het besturingssysteem en alle aan hardware
gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere softwaretoepassingen.
Fabrieksinstellingen—Herstelt de computer in de oorspronkelijke staat van de fabriek door alle
gegevens van de harde schijf te verwijderen en de partities opnieuw te maken. Vervolgens
worden het besturingssysteem en de software die in de fabriek is geïnstalleerd opnieuw
geïnstalleerd.
Met de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) is alleen herstel van geminimaliseerde
kopieën mogelijk.
Wat u moet weten
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geïnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of moet de software opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de media die
door de fabrikant is geleverd.
Herstel met HP Recovery Manager moet worden gebruikt als laatste redmiddel om
computerproblemen op te lossen.
HP Recovery-media moeten gebruikt worden als de harde schijf van de computer niet werkt.
Om gebruik te maken van de opties Fabrieksinstellingen of Systeemherstel moet u HP
Recovery-media gebruiken.
Als de HR Recovery-media niet werken, kunt u herstelmedia voor uw systeem aanvragen op de
website van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
BELANGRIJK: HP Recovery Manager maakt niet automatisch back-ups van uw persoonlijke
gegevens. Maak voor u gaat herstellen back-ups van persoonlijke gegevens die u wilt behouden.
Herstellen 93
De HP Recovery-partitie gebruiken om een geminimaliseerde kopie te herstellen
(alleen bepaalde modellen)
Met de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) kunt u een geminimaliseerde kopie
herstellen zonder dat u herstelschijven of een herstel-USB-flashdrive nodig heeft. Dit type herstelactie
kan alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog werkt.
Voor het starten van de HP Recovery Manager van de HP Recovery-partitie:
1. Druk op f11 terwijl de computer wordt opgestart.
– of –
Houd f11 ingedrukt als u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
HP Recovery-media gebruiken om te herstellen
U kunt HP Recovery-media gebruiken om het originele systeem te herstellen. Deze methode kan
gebruikt worden als uw systeem geen HP Recovery-partitie heeft of als de harde schijf niet goed
werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste HP Recovery-schijf die u hebt gemaakt in de optische-schijfeenheid van de
computer of in een optionele externe optische-schijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de HP Recovery-USB-flashdrive die u hebt gemaakt in een USB-poort van de computer
en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
wijzigt u de opstartvolgorde van de computer. Zie
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
op pagina 94.
3. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw start in HP Recovery Manager kunt u de opstartvolgorde van de
computer wijzigen. Dat is de volgorde van in het BIOS vermelde apparaten waar de computer
opstartgegevens zoekt. U kunt de selectie wijzigen voor een optische schijf of een USB-flashdrive.
Voor het wijzigen van de opstartvolgorde:
1. Plaats de HP Recovery-media die u hebt gemaakt.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Houd esc ingedrukt terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
4. Selecteer de optische schijf of de USB-flashdrive waar u vanaf wilt opstarten.
5. Volg de instructies op het scherm.
94 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
De HP Recovery-partitie verwijderen
Met HP Recovery Manager-software kunt u de HP Recovery-partitie verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
BELANGRIJK: Als u de HP Recovery-partitie verwijdert, kunt u niet langer gebruikmaken van
Windows Vernieuwen, de Windows-optie Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren of de HP
Recovery Manager-optie om geminimaliseerde kopieën te herstellen. Maak HP Recovery-media voor
u de Recovery-partitie verwijdert om te zorgen dat u herstelopties hebt; zie
HP Recovery-media
maken op pagina 89.
Volg de volgende stappen om de HP Recovery-partitie te verwijderen:
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Recovery-partitie verwijderen en volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Herstellen 95
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Netspanning in bedrijf en
werkstroom verschillen per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V gelijkstroom bij 3,5 A of 19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
19 V gelijkstroom bij 4,74 A of 19,5 V gelijkstroom bij 4,62 A - 90 W
18,5 V bij 6,5 A of 19,5 V gelijkstroom bij 6,15 A – 120 W
Gelijkstroomstekker van externe HP
voeding
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
96 Hoofdstuk 12 Specificaties
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 85°C -4°F tot 185°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 15.240 m -50 ft tot 50.000 ft
Omgevingsvereisten 97
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico
van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, zorg dan voor een goede aarding voordat u de computer loskoppelt.
Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak, voordat u onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak van het onderdeel aan,
zodat u niet statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig
heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
98 Hoofdstuk 13 Elektrostatische ontlading
Index
A
aan/uit
accu 50
Aan/uit-knop, herkennen 14
Aan/uit-lampjes, herkennen 6, 12
accu
afvoeren 52
lage acculading 51
ontladen 51
opbergen 52
vervangen 52
accu, temperatuur 52
Accu-informatie zoeken 50
Accuontgrendeling 17
Accuruimte 17, 19
Accuvoeding 50
Actietoetsen
afspelen, pauzeren,
hervatten 41
draadloze communicatie 41
geluid harder 41
geluid uit 41
geluid zachter 41
helderheid van beeldscherm
verhogen 40
helderheid van beeldscherm
verlagen 40
Help en ondersteuning 40
herkennen 15
schakelen tussen
beeldschermen 41
stralingsachtergrondverlichting
toetsenbord 41
volgende muziekstuk of
hoofdstuk 41
vorige muziekstuk of
hoofdstuk 41
Afsluiten 57
alles verwijderen en Windows
opnieuw installeren 92
Antivirussoftware, gebruiken 81
Audio configureren, voor HDMI
32
Audiofuncties, controleren 29
Audio-ingang (microfoon) 8
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) 8
B
Back-up maken
persoonlijke bestanden 88
Back-up maken, van software en
gegevens 82
Back-ups 87
Basinstellingen, hotkey 42
Beats Audio 15, 27, 29, 42
Beats Audio, configuratiescherm
29
Beats Audio, hotkey 29
Bedrijfs-WLAN, verbinding 23
Beveiliging, draadloze
communicatie 22
Beveiligingskabel,
bevestigingspunt herkennen 7
Beveiligingskabelslot,
bevestigen 83
Bevestigen
optioneel
beveiligingskabelslot 83
Bevestigingspunt
beveiligingskabel 7
BIOS
update downloaden 85
update uitvoeren 84
versie vaststellen 85
Bluetooth, label 19
Bluetooth-apparaat 20, 24
B-toets, herkennen 15, 27
C
Caps Lock-lampje, herkennen 13
Compartiment voor module voor
draadloze communicatie,
herkennen 18
Computer, opnieuw instellen 92
Computer, reizen met 52
Computer reageert niet 57
Computer schoonmaken 74
Connector, netvoeding 7
Controleren, audiofuncties 29
CyberLink PowerDVD 32
D
Digitale kaart
plaatsen 61
Digitale media, slot herkennen 5
Draadloos netwerk, beveiligen 82
Draadloos netwerk (WLAN)
benodigde apparatuur 22
beveiliging 22
effectief bereik 23
gebruiken 21
verbinding maken 23
verbinding met bedrijfs-
WLAN 23
verbinding met openbaar
WLAN 23
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 20
knop 20
Wireless Assistant (Assistent
voor draadloze
communicatie), software 20
Draadloze communicatie, knop
20
Draadloze communicatie, lampje
12, 20
Index 99
Draaien, touchpadbeweging 37
E
Elektrostatische ontlading 98
Esc-toets, herkennen 15
Externe apparaten 60
Externemonitorpoort 8, 30
Externemonitorpoort, herkennen
28
Externe netvoeding gebruiken
53
F
Firewallsoftware 81
Fn-toets, herkennen 15, 27, 42
G
Geheugenmodule
plaatsen 73
vervangen 71
verwijderen 72
Geheugenmodule, onderpaneel,
verwijderen 72
Geheugenmodulecompartiment,
herkennen 18
Geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 10, 27
Geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 16, 43
Geluid uit, lampje herkennen 12
geminimaliseerde afbeelding
maken 93
H
HDMI
audio configureren 32
HDMI-poort, herkennen 8, 28
HDMI-poort, verbinding maken
met 31
herstel geminimaliseerde kopie
94
Herstellen 90, 92
HP Recovery Manager 93
HP Recovery-media
gebruiken 89
media 94
Ondersteunde schijven 89
schijven 89, 94
starten 94
systeem 93
USB-flashdrive 94
Herstelmedia
maken 89
maken met HP Recovery
Manager 89
Herstelpartitie 94
verwijderen 95
High-definitionapparatuur,
aansluiten 31, 32
Hotkeys
Accentlampje van het
touchpad 42
basinstellingen 42
beschrijving 42
gebruiken 42
systeeminformatie
weergeven 42
HP 3D DriveGuard 70
HP herstelpartitie 94
Herstellen 94
verwijderen 95
HP Recovery Manager 93
opstartproblemen oplossen
94
starten 94
HP Recovery-media
Herstellen 94
maken 89
Hubs 58
I
In-/uitgangen
audio-ingang (microfoon) 8
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
8
netwerk 8
RJ-45 (netwerk) 8
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 36
Ingangsvermogen 96
Installatie, WLAN 22
Installeren
essentiële updates 82
Intel Wireless Display 32
Interne microfoons, herkennen
10, 26
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 81
Internetverbinding instellen 22
K
Kabels
USB 59
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 19
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 19
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 19
Knijpen, touchpadbeweging 36
Knoppen
aan/uit 14
ejectknop van
optischeschijfeenheid 6
linker touchpad 11
rechter touchpad 11
Kritiek lage acculading 51
L
Labels
Bluetooth 19
kennisgevingen 19
keurmerk voor draadloze
communicatie 19
Serienummer 19
service 19
WLAN 19
lage acculading 51
Lampjes
aan/uit 6, 12
Caps Lock 13
draadloze communicatie 12
geluid uit 12
netvoedingsadapter 7
optischeschijfeenheid 6
touchpad 11
vaste schijf 6
Vingerafdruklezer 13
webcam 10, 27
Leuk om te doen 2
Luchthavenbeveiligingsapparatuu
r67
Luidsprekers, herkennen 10, 27
M
Muis, externe
voorkeuren instellen 34
N
Netvoedingsadapter 7
Netvoedingsadapter, testen 54
100 Index
Netvoedingsconnector,
herkennen 7
Netwerkconnector, herkennen 8
Num Lock-toets, herkennen 16,
43
O
Omgevingsvereisten 97
Onderdelen
achterkant 9
beeldscherm 10
bovenkant 11
linkerkant 8
onderkant 17
rechterkant 6
voorkant 5
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 70
Schijfopruiming 71
Onderhoud van computer 74
Ondersteunde schijven
Herstellen 89
Ontgrendeling, accu 17
Oorspronkelijk systeem,
herstellen 93
Opbergen, accu 52
Openbaar WLAN, verbinding 23
Opnieuw instellen
computer 90, 92
stappen 92
Opstartvolgorde
HP Recovery Manager
wijzigen 94
Optionele externe apparaten
gebruiken 60
Optische schijf
plaatsen 64
verwijderen 65
Optischeschijfeenheid, ejectknop
herkennen 6
Optischeschijfeenheid,
herkennen 6, 27
Optischeschijfeenheid, lampje
herkennen 6
P
Poorten
externe monitor 8, 28, 30
HDMI 8, 28, 31
Intel Wireless Display 32
USB 2.0 7, 27
USB 3.0 6, 8, 27
VGA 30
PowerDVD 32
Productnaam en productnummer,
van computer 19
R
Recyclen
computer 90, 92
Reizen, met computer 52, 75
Reizen met computer 19
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 8
S
Schijfdefragmentatie, software 70
Schijfopruiming, software 71
Schuiven, touchpadbeweging 36
Serienummer 19
Serienummer, van computer 19
Servicelabels
locatie 19
Setup Utility (BIOS),
wachtwoorden 79
slaapstand
activeren 46
beëindigen 46
Slots
digitale media 5
Sluimerstand
activeren 46
beëindigen 46
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 51
Software
CyberLink PowerDVD 32
Schijfdefragmentatie 70
Schijfopruiming 71
Software-updates, installeren 81
Software-updates van HP en
derden, installeren 82
Subwoofer, herkennen 18, 27
Systeemherstel 93
systeemherstelpunt
maken 88
terugzetten 90
Systeeminformatie, hotkey 42
T
Temperatuur 52
Terugzetten
Windows
Bestandsgeschiedenis 90
Testen, netvoedingsadapter 54
Toetsen
actie 15
b15, 27
esc 15
fn 15, 27
Num Lock 16
Windows 7 15
Windows-logo 15
Toetsenblok, geïntegreerd
numeriek 16
Toetsenbord, actietoets voor
achtergrondverlichting
herkennen 41
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 42
touchpad
knoppen 11
touchpad, aan/uit-knop 11
Touchpad, hotkey voor
accentlampje 42
touchpad, lampje 11
touchpad, zone herkennen 11
Touchpadbewegingen
draaien 37
in-/uitzoomen 36
knijpen 36
schuiven 36
Transport van computer 75
U
Uitschakelen, computer 57
USB 2,0-poort, herkennen 27
USB 2.0-poort, herkennen 7
USB 3.0-poort, herkennen 6, 8,
27
USB-apparaten
beschrijving 58
verbinding maken 59
verwijderen 59
USB-hubs 58
USB-kabel, aansluiten 59
V
Vaste schijf
HP 3D DriveGuard 70
Vaste schijf, lampje 6
Index 101
Vasteschijfruimte, herkennen 18
Ventilatieopeningen, herkennen
8, 9, 17
Verbinding maken met WLAN 23
Vernieuwen 92
computer 90
Verwijderde bestanden
terugzetten 90
VGA-poort, aansluiten 30
Video 30
Vingerafdrukken, registreren 80
Vingerafdruklezer
gebruiken 79
Vingerafdruklezer, herkennen 14
Vingerafdruklezer, lampje 13
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 47
Wachtwoorden
Setup Utility (BIOS) 79
Windows 78
Wachtwoorden gebruiken 77
webcam 28
Webcam, herkennen 10, 27
Webcamlampje, herkennen 10
Windows
alles verwijderen en optie
opnieuw installeren 92
back-up 88
bestanden terugzetten 90
Bestandsgeschiedenis 88, 90
opnieuw installeren 90, 92
Opnieuw instellen 92
systeemherstelpunt 88, 90
Vernieuwen 90, 92
Windows-apps, toets herkennen
15
Windows-logotoets, herkennen
15
Windows-updates, installeren 82
Windows-wachtwoorden 78
Wireless Assistant (Assistent voor
draadloze communicatie),
software 20
WLAN, label 19
WLAN-antennes, herkennen 10
WLAN-apparaat 19, 21
102 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112