Fujifilm X-E3 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruiksaanwijzing
BL00004927-B04
NL
ii
Inleiding
Dank u voor uw aankoop van dit product. Lees
deze handleiding aandachtig door voordat u de
camera in gebruik neemt. Bewaar de handleiding
waar deze gelezen zal worden door iedereen die
het product gebruikt.
Voor de meest recente informatie
De meest recente versies van de handleidingen zijn
beschikbaar op:
http://fujifilm-dsc.com/en-int/manual/
De site is niet alleen toegankelijk
vanaf uw computer, maar ook vanaf
smartphones en tablets.
Voor informatie over  rmware-updates, ga naar:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software/
fujilm rmware
iii
P
Hoofdstukinhoudsopgave
Menulijst
iv
1 Voordat u begint
1
2 Eerste stappen
27
3 Basisfotogra e en afspelen
47
4 Films opnemen en afspelen
53
5 Foto’s maken
61
6 De opnamemenu’s
113
7 Afspelen en het afspeelmenu
173
8 De instellingenmenu’s
201
9 Sneltoetsen
245
10
Randapparatuur en optionele accessoires
259
11 Aansluitingen
281
12 Technische notities
293
iv
Menulijst
Cameramenu-opties worden hieronder opge-
somd.
Opnamemenu’s
Pas de instellingen bij het nemen van fotos of opne-
men van  lms aan.
N
Raadpleeg pagina113 voor meer informatie.
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
P
1⁄
1⁄
BEELDGROOTTE 115
BEELDKWALITEIT 116
RAW OPNAME 117
FILMSIMULATIE 118
KORRELEFFECT 120
DYNAMISCH BEREIK 121
WITBALANS 122
HIGHLIGHT TINT 126
2⁄
2⁄
SCHADUWTINT 126
KLEUR 127
SCHERPTE 127
RUISONDERDRUKKING 128
L BEL. RO 128
LENSMODLTIE OPTM. 129
KLEURR 129
PIXELMAPPING 130
3⁄
3⁄
KIES INST. OP MAAT 131
BEW/BEW INST. OP M 131
G AF/MF INSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
SCHERPSTELGEBIED 133
SCHERPSTELLING 134
AF-C AANGEPASTE INSTELL. 135
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
136
AF-PUNTDISPLAY
yz
136
AANTAL FOCUSPUNTEN 137
PRE-AF 137
AF-HULPLICHT 138
2⁄
2⁄
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
139
AF+MF 141
HF ASSISTENTIE 142
SCHERPSTELLOEP 143
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD
143
DIRECT AF-INSTELLING 144
SCHERPTEDIEPTESCHAAL 144
ONTGREND/
FOCUSPRIORITEIT
145
3⁄
3⁄ TOUCH SCREEN MODUS 146
v
Menulijst
A OPNAME-INSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
ONDERWERPPROGRAMMA 149
ZELFONTSPANNER 151
INTERVAL-TIMEROPNAME 152
AE-REEKS INSTELLING 154
FILMSIMULATIE BKT 154
LICHTMEETSYSTEEM 155
SLUITERTYPE 156
IS MODE 157
2⁄
2⁄
ISO 158
ADAPT. INSTEL. 161
DRAADLS COMMUNICT 163
F FLITSINSTELLINGEN
P
FLASHFUNCTIE-INSTELLING 164
VERWIJDER R. OGEN 165
MODUS TTL VERGRENDELEN 166
LED-LICHTINSTELLING 167
MASTER-INSTELLING 167
CH-INSTELLING 168
B FILMINSTELLINGEN
P
FILMMODUS 169
FILMSCHERPSTELLING 170
HDMI-UITGANG INFODISPLAY 170
4K FILMUITGANG 171
HDMI REC-BEDIENING 171
MIC-NIVEAU-INSTEL 172
MIC/AFSTANDSBED. 172
Het afspeelmenu
Pas afspeelinstellingen aan.
N
Raadpleeg pagina180 voor meer informatie.
C MENU VOOR HERBEKIJKEN
P
1⁄
1⁄
RAW-CONVERSIE 180
WISSEN 183
BEELDUITSNEDE 186
NIEUW FORMAAT 187
BEVEILIGEN 188
FOTO DRAAIEN 189
VERWIJDER R. OGEN 190
SPRAAKMEMO INSTELLING 191
C MENU VOOR HERBEKIJKEN
P
2⁄
2⁄
OPDRACHT
BEELDOVERDRACHT
192
DRAADLS COMMUNICT 193
DIAVOORSTELLING 193
FOTOBOEK HULP 194
PC AUTO. OPSLAAN 196
OPDRACHT (DPOF) 197
AFDRUK. instax PRINTER 199
BEELDVERHOUDING 200
vi
Instellingenmenu’s
Pas de basisinstellingen van de camera aan.
N
Raadpleeg pagina201 voor meer informatie.
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN
P
FORMATTEREN 203
DATUM/TIJD 204
TIJDVERSCHIL 205
a
206
MIJN MENU-INSTELINGEN 206
SENSORREINIGING 208
RESET 209
D GELUIDSINSTELLINGEN
P
AF PIEPVOLUME 210
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
211
BEDIENING VOL.
211
SLUITER VOLUME 212
SLUITER GELUID 212
AFSPEEL VOLUME 213
D SCHERMINSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
EVF-HELDERHEID 214
EVF KLEUR 215
LCD-HELDERHEID 215
LCD KLEUR 216
WEERGAVE 216
AUTOROTATIE DISPLAYS 217
PRVW BELICH/WITBALANS
HANDM. MODUS
217
VOORBEELD BEELDEFFECT 218
2⁄
2⁄
COMP.RICHTL. 219
AUTO ROT. WEERG. 220
EENHEDEN AF-SCHAAL 220
DISP. INST. OP MAAT 221
vii
Menulijst
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
223
BEWERK/SLA OP SNELMENU 224
FUNCTIE-INS. (Fn) 226
COMMANDOSCHIJF
INSTELLING
228
BEDIENING MET
o S.S.
228
INST. ISO COMMANDOSCHIJF 229
SLUITER AF 229
SLUITER AE 230
2⁄
2⁄
OPNAME ZONDER LENS 230
NEEM OP ZONDER KAART 231
SCHERPSTELRING 231
MODUS AE/AF-VERG. 232
DIAFRAGMA-INSTEL. 232
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
233
D ENERGIEBEHEER
P
UITSCHAKELEN 234
PRESTATIE 235
D INSTELLINGEN OPSLAAN
P
NUMMERING 237
ORIG. FOTO OPSLAAN 238
BEWERK BSTNDSNAAM
238
COPYRIGHT INFO 239
D VERBINDINGSINSTELLINGEN
P
Bluetooth INSTELLINGEN 241
PC AUTO.OPSLAAN INST 242
VERB.INST. instax PRNTR 242
ALGEMENE INSTELLINGN
243
INFORMATIE
244
RESET DRAADLOZE INSTELLING 244
viii
P
Inhoudsopgave
Inleiding ........................................................................................ ii
Voor de meest recente informatie ............................................ii
Menulijst....................................................................................... iv
Opnamemenu’s .................................................................................. iv
Het afspeelmenu ................................................................................. v
Instellingenmenu’s ............................................................................vi
Meegeleverde accessoires ...................................................xix
Over deze handleiding........................................................... xx
Symbolen en conventies .............................................................xx
Terminologie ........................................................................................xx
1
Voordat u begint 1
Voordat u begint 1
Onderdelen van de camera .................................................... 2
De serienummerplaat ......................................................................4
De scherpstellingstok (scherpstelhendel) ...........................4
De sluitertijdschijf ...............................................................................5
De belichtingscompensatieschijf .............................................5
De DRIVE-knop .....................................................................................6
De automatische standkeuzehendel .....................................7
De commandoschijven...................................................................8
Het indicatielampje ........................................................................ 10
Het LCD-scherm ............................................................................... 11
De zoeker scherpstellen .............................................................. 11
Cameraschermen ..................................................................... 12
Elektronische zoeker/LCD-scherm ........................................ 12
Een weergavemodus kiezen ..................................................... 14
ix
Inhoudsopgave
Weergavehelderheid en -kleur aanpassen ...................... 15
Schermrotatie .................................................................................... 15
De DISP/BACK-knop ....................................................................... 16
De standaardweergave aanpassen.......................................17
De menu’s gebruiken ..............................................................20
Touch screen modus ...............................................................22
Opname-aanraaktoetsen ............................................................ 22
Touchscreen knoppen terugkijken ....................................... 25
2
Eerste stappen 27
Eerste stappen 27
De draagriem bevestigen .....................................................28
Een lens bevestigen ................................................................30
De batterij opladen .................................................................32
Het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten .......36
Compatibele geheugenkaarten ............................................. 40
De camera in- en uitschakelen ............................................42
Het batterijniveau controleren ...........................................43
Basisinstellingen ....................................................................... 44
Een andere taal kiezen .................................................................. 46
De tijd en datum veranderen ................................................... 46
3
Basisfotografi e en afspelen 47
Basisfotografi e en afspelen 47
Fotograferen (modus P) .........................................................48
a Fotos bekijken ....................................................................51
b Fotos wissen .........................................................................52
x
4
Films opnemen en afspelen 53
Films opnemen en afspelen 53
F Films opnemen ...................................................................54
Filminstellingen aanpassen ....................................................... 57
a Films bekijken .....................................................................58
5
Foto’s maken 61
Fotos maken 61
Een opnamemodus kiezen ...................................................62
Modus P: Programma AE ............................................................ 62
Modus S: Sluiterprioriteit AE .....................................................64
Modus A: Diafragmaprioriteit AE ........................................... 69
Modus M: Handmatige belichting ........................................72
Auto-modus ........................................................................................ 74
Automatische scherpstelling ...............................................77
Scherpstelmodus ............................................................................. 78
Automatische scherpstellingsopties
(scherpstelling) ............................................................................... 80
Scherpstelpuntselectie................................................................. 82
Handmatig scherpstellen ......................................................87
Scherpstelling controleren ........................................................ 89
d Belichtingscompensatie .................................................91
C (Aangepast) ..................................................................................... 91
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling .................... 92
De AF-L- en AE-L-knoppen ........................................................ 93
BKT Bracketing ............................................................................94
O AE BKT ............................................................................................. 95
W ISO BKT .......................................................................................... 95
X FILMSIMULATIE BKT ............................................................... 95
V WITBALANS BKT ....................................................................... 96
Y DYNAMISCH BEREIK BKT .................................................... 96
xi
Inhoudsopgave
I Continu fotograferen (seriemodus) .............................97
Y Geavanceerde lters ........................................................99
Geavanceerde  lteropties ........................................................100
j Meervoudige belichtingen .......................................... 101
u Panoramas ........................................................................ 103
Fotograferen met  itser ...................................................... 107
Flitsinstellingen ...............................................................................109
6
De opnamemenu’s 113
De opnamemenu’s 113
H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT ................................ 114
BEELDGROOTTE ..............................................................................115
BEELDKWALITEIT .............................................................................116
RAW OPNAME ..................................................................................117
FILMSIMULATIE ................................................................................118
KORRELEFFECT ................................................................................120
DYNAMISCH BEREIK ......................................................................121
WITBALANS ........................................................................................122
HIGHLIGHT TINT ..............................................................................126
SCHADUWTINT ...............................................................................126
KLEUR ....................................................................................................127
SCHERPTE............................................................................................127
RUISONDERDRUKKING ...............................................................128
L BEL. RO ..............................................................................................128
LENSMODLTIE OPTM. ..................................................................129
KLEURR .................................................................................................129
PIXELMAPPING ................................................................................130
KIES INST. OP MAAT .......................................................................131
BEW/BEW INST. OP M ..................................................................131
xii
G AF/MF INSTELLINGEN ..................................................... 133
SCHERPSTELGEBIED ......................................................................133
SCHERPSTELLING ...........................................................................134
AF-C AANGEPASTE INSTELL. ....................................................135
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT. ................................................136
AF-PUNTDISPLAY yz ...........................................................136
AANTAL FOCUSPUNTEN ............................................................137
PRE-AF ...................................................................................................137
AF-HULPLICHT .................................................................................138
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. .............................................139
AF+MF ..................................................................................................141
HF ASSISTENTIE ...............................................................................142
SCHERPSTELLOEP ..........................................................................143
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD ..................................................143
DIRECT AF-INSTELLING ...............................................................144
SCHERPTEDIEPTESCHAAL .........................................................144
ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT .............................................145
TOUCH SCREEN MODUS ...........................................................146
A OPNAME-INSTELLINGEN ............................................... 149
ONDERWERPPROGRAMMA .....................................................149
ZELFONTSPANNER ........................................................................151
INTERVAL-TIMEROPNAME .........................................................152
AE-REEKS INSTELLING ..................................................................154
FILMSIMULATIE BKT ......................................................................154
LICHTMEETSYSTEEM ....................................................................155
SLUITERTYPE .....................................................................................156
IS MODE ...............................................................................................157
ISO ...........................................................................................................158
xiii
Inhoudsopgave
ADAPT. INSTEL. ................................................................................161
DRAADLS COMMUNICT .............................................................163
F FLITSINSTELLINGEN ........................................................ 164
FLASHFUNC TIE-INSTELLING ....................................................164
VERWIJDER R. OGEN .....................................................................165
MODUS TTL VERGRENDELEN ..................................................166
LED-LICHTINSTELLING ................................................................167
MASTER-INSTELLING ....................................................................167
CH-INSTELLING ................................................................................168
B FILMINSTELLINGEN ......................................................... 169
FILMMODUS ......................................................................................169
FILMSCHERPSTELLING ................................................................170
HDMI-UITGANG INFODISPLAY ...............................................170
4K FILMUITGANG............................................................................171
HDMI REC-BEDIENING .................................................................171
MIC-NIVEAU-INSTEL ......................................................................172
MIC/AFSTANDSBED. .....................................................................172
7
Afspelen en het afspeelmenu 173
Afspelen en het afspeelmenu 173
De afspeelweergave ............................................................. 174
De DISP/BACK-knop .....................................................................176
Fotos bekijken ....................................................................... 178
Zoomweergave ...............................................................................179
Miniatuurweergave ......................................................................179
C Het afspeelmenu .............................................................. 180
RAW-CONVERSIE .............................................................................180
WISSEN .................................................................................................183
BEELDUITSNEDE .............................................................................186
xiv
NIEUW FORMAAT ...........................................................................187
BEVEILIGEN .........................................................................................188
FOTO DRAAIEN ................................................................................189
VERWIJDER R. OGEN .....................................................................190
SPRAAKMEMO INSTELLING ......................................................191
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT .........................................192
DRAADLS COMMUNICT .............................................................193
DIAVOORSTELLING ........................................................................193
FOTOBOEK HULP ............................................................................194
PC AUTO. OPSLAAN ......................................................................196
OPDRACHT (DPOF) .......................................................................197
AFDRUK. (instax) PRINTER .........................................................199
BEELDVERHOUDING.....................................................................200
8
De instellingenmenu’s 201
De instellingenmenu’s 201
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN .......................................... 202
FORMATTEREN .................................................................................203
DATUM/TIJD ......................................................................................204
TIJDVERSCHIL ...................................................................................205
a .......................................................................................206
MIJN MENU-INSTELINGEN ........................................................206
SENSORREINIGING .........................................................................208
RESET .....................................................................................................209
D GELUIDSINSTELLINGEN ................................................. 210
AF PIEPVOLUME ..............................................................................210
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME ..........................................211
BEDIENING VOL. ..............................................................................211
SLUITER VOLUME ............................................................................212
xv
Inhoudsopgave
SLUITER GELUID ..............................................................................212
AFSPEEL VOLUME ..........................................................................213
D SCHERMINSTELLINGEN .................................................. 214
EVF-HELDERHEID ...........................................................................214
EVF KLEUR ...........................................................................................215
LCD-HELDERHEID ..........................................................................215
LCD KLEUR ..........................................................................................216
WEERGAVE ..........................................................................................216
AUTOROTATIE DISPLAYS ............................................................217
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS ..............217
VOORBEELD BEELDEFFECT ......................................................218
COMP.RICHTL. ...................................................................................219
AUTO ROT. WEERG. ........................................................................220
EENHEDEN AF-SCHAAL ..............................................................220
DISP. INST. OP MAAT .....................................................................221
D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN...................................... 223
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL ..............................................223
BEWERK/SLA OP SNELMENU ..................................................224
FUNCTIE-INS. (Fn) ...........................................................................226
COMMANDOSCHIJF INSTELLING .........................................228
BEDIENING MET o S.S. .............................................................228
INST. ISO COMMANDOSCHIJF ................................................229
SLUITER AF..........................................................................................229
SLUITER AE..........................................................................................230
OPNAME ZONDER LENS ............................................................230
NEEM OP ZONDER KAART ........................................................231
SCHERPSTELRING ...........................................................................231
MODUS AE/AF-VERG. ..................................................................232
xvi
DIAFRAGMA-INSTEL. ....................................................................232
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN .............................................233
D ENERGIEBEHEER ............................................................... 234
UITSCHAKELEN ................................................................................234
PRESTATIE ............................................................................................235
D INSTELLINGEN OPSLAAN .............................................. 236
NUMMERING .....................................................................................237
ORIG. FOTO OPSLAAN .................................................................238
BEWERK BSTNDSNAAM ..............................................................238
COPYRIGHT INFO ...........................................................................239
D VERBINDINGSINSTELLINGEN ....................................... 240
Bluetooth INSTELLINGEN ..........................................................241
PC AUTO.OPSLAAN INST ............................................................242
VERB.INST. instax PRNTR .............................................................242
ALGEMENE INSTELLINGN ..........................................................243
INFORMATIE .......................................................................................244
RESET DRAADLOZE INSTELLING ...........................................244
9
Sneltoetsen 245
Sneltoetsen 245
Sneltoetsopties ...................................................................... 246
De Q-knop (Snelmenu) ....................................................... 247
De snelmenuweergave ..............................................................247
Instellingen bekijken en wijzigen ........................................249
Het snelmenu bewerken ..........................................................250
De Fn-knopppen (Functie) ................................................ 252
Rollen toewijzen aan de functietoetsen ..........................254
E MIJN MENU ........................................................................ 256
MIJN MENU-INSTELINGEN ........................................................256
xvii
Inhoudsopgave
10
Randapparatuur en optionele accessoires 259
Randapparatuur en optionele accessoires 259
Externe  itsers ........................................................................ 260
Flitsinstellingen ...............................................................................261
SYNC-TERMINAL .............................................................................263
EXTERNE FLASH ..............................................................................264
MASTER(OPTISCH) .........................................................................269
Lenzen ....................................................................................... 275
Lensonderdelen ..............................................................................275
Lensdoppen verwijderen..........................................................276
Zonnekappen bevestigen ........................................................276
Lenzen met diafragmaringen ................................................277
Lenzen zonder diafragmaringen ..........................................278
Lenzen met O.I.S. Schakelaars ................................................278
Lenzen met handmatige scherpstelling .........................279
Lensverzorging ................................................................................280
11
Aansluitingen 281
Aansluitingen 281
HDMI-uitgang......................................................................... 282
Aansluiten op HDMI-apparaten ............................................282
Fotograferen .....................................................................................283
Afspelen ...............................................................................................283
Draadloze overdracht .......................................................... 284
Smartphones en tablet:
FUJIFILMCameraRemote ......................................................284
Smartphones en tablet: Bluetooth®-koppeling ..........285
Smartphones en tablets: Wi-Fi ...............................................285
Computers: FUJIFILM PC AutoSave ....................................286
Computers: Draadloze verbindingen ................................286
xviii
Aansluiten op computers via USB................................... 287
Windows (MyFinePix Studio) ..................................................287
Mac OS X/macOS ...........................................................................287
RAW FILE CONVERTER EX 2.0 ..................................................287
De camera aansluiten .................................................................288
instax SHARE printers .......................................................... 291
Een verbinding tot stand brengen .....................................291
Fotos afdrukken ..............................................................................292
12
Technische notities 293
Technische notities 293
Accessoires van FUJIFILM ................................................... 294
Software van FUJIFILM ........................................................ 298
FUJIFILM Camera Remote ........................................................298
FUJIFILM PC AutoSave ................................................................298
MyFinePix Studio ............................................................................299
RAW FILE CONVERTER EX 2.0 ..................................................299
Voor uw veiligheid ................................................................ 300
Productverzorging................................................................ 313
De beeldsensor reinigen .................................................... 314
Firmware-updates ................................................................ 315
De Firmwareversie controleren .............................................315
Probleemoplossing .............................................................. 316
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen ............. 325
Capaciteit geheugenkaart ................................................. 329
Technische gegevens .......................................................... 330
Inhoudsopgave
xix
Meegeleverde accessoires
Het volgende wordt bij de camera meegeleverd:
NP-W126S oplaadbare batterij
BC-W126 batterijlader
EF-X8  itser met schoenbevestiging
Behuizingsdop
Metalen clipjes draagriem (× 2)
Bevestigingsgereedschap clipje
Beschermkappen (× 2)
Schouderriem
Gebruiksaanwijzing (deze handleiding)
N
Heeft u een lenzenpakket gekocht, controleer dan of de
lens is meegeleverd.
xx
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat instructies voor uw FUJIFILM
X-E3 digitale camera. Zorg dat u de inhoud heeft
gelezen en begrijpt voordat u verder gaat.
Symbolen en conventies
In deze handleiding worden de volgende symbolen
gebruikt:
O
Informatie die moet worden gelezen om schade
aan het product te voorkomen.
N
Aanvullende informatie die tijdens het gebruik
van het product van pas kan komen.
P
Paginas waarop verwante informatie kan wor-
den gevonden.
Menu’s en andere teksten die op het scherm verschij-
nen worden vetgedrukt weergegeven. De afbeeldin-
gen zijn alleen ter verduidelijking; tekeningen kunnen
zijn vereenvoudigd, terwijl fotos niet noodzakelijk zijn
gemaakt met het model van de camera die in deze
handleiding wordt beschreven.
Terminologie
Er wordt naar de optionele SD-, SDHC- en SDXC-ge-
heugenkaarten die de camera gebruikt om fotos op te
slaan gerefereerd als geheugenkaarten. De elektroni-
sche zoeker kan worden aangeduid als de “EVF” en het
LCD-scherm als “LCD”.
1
Voordat u begint
2
1
Onderdelen van de camera
A
Belichtingscompensatieschijf
......................................................5, 91
B
Ontspanknop .................................. 50
C
Automatische
standkeuzehendel ..........................7
D
Sluitertijdschijf .....................5, 64, 72
E
Flitsschoen ............................107, 260
F
Microfoon ......................................172
G
Bevestigingsoog draagriem .......28
H
Connectorkap
I
Keuzeknop scherpstelmodus .....78
J
Signaalcontacten lens
K
Lensontgrendelingsknop .............31
L
AF-hulplicht ................................... 138
Zelfontspannerlamp ................... 151
M
Voorste commandoschijf ..... 8, 228
N
ON/OFF-schakelaar ....................... 42
O
Functietoets (Fn1) ........................ 252
P
Behuizingsdop ................................ 30
Q
Microfoon/afstandsontspanner-
aansluiting (2,5mm)
..........................................55, 68, 172
R
HDMI-micro-aansluiting
(Type D) ........................................282
S
Micro USB (Micro-B)
USB 2.0 aansluiting ..... 35, 68, 288
3
1
Onderdelen van de camera
T
Dioptrieregelaarsbediening........11
U
Elektronische zoeker (EVF)
.............................................12, 14, 15
V
Oogsensor ........................................ 14
W
VIEW MODE-knop ........................... 14
X
DRIVE-knop ........................................6
b (verwijderen)-knop
(weergavestand) .......................... 52
Y
AE-L (belichtingsvergrendeling)-
knop ................................................ 93
Z
Achterste commandoschijf
..........................................9, 178, 228
a
Scherpstellingstok
(scherpstelhendel) ..........................4
b
AF-L (scherpstelvergrendeling)-
knop ................................................ 93
c
Q (snelmenu)-knop .....................247
d
Indicatielampje ....................... 10, 35
e
MENU/OK-knop ............................... 20
f
DISP (display)/BACK-knop
.................................................16, 176
g
a (afspeel)-knop ......................... 51
h
Afdekkapje kabelaansluiting
voor DC-koppelstuk ..................294
i
Afdekkap voor het batterijvak .... 36
j
Vergrendeling van
afdekkap voor het
batterijencompartiment ........... 36
k
Serienummerplaat ...........................4
l
Statiefbevestiging
m
LCD-scherm .................11, 12, 14, 15
n
Luidspreker .......................................58
o
Batterijvergrendeling .................... 39
p
Batterijvak ........................................36
q
Geheugenkaartsleuf ..................... 36
4
1
De serienummerplaat
Verwijder de serienummerplaat niet, deze geeft het
FCC-ID, het KC-kenmerk, het serienummer en andere
belangrijke informatie weer.
De scherpstellingstok (scherpstelhendel)
Kantel of druk op de scherpstelling-
stok om het scherpstelgebied te
selecteren. De scherpstellingstok
kan ook worden gebruikt om de
menu’s te navigeren.
5
1
Onderdelen van de camera
De sluitertijdschijf
De sluitertijdschijf wordt gebruikt
voor het kiezen van de sluitertijd.
De belichtingscompensatieschijf
Draai aan de schijf om een hoeveel-
heid belichtingscompensatie te
kiezen.
6
1
De DRIVE-knop
Door op de DRIVE-knop te drukken
worden de opties voor drive-modus
weergegeven, waarmee u uit de de
volgende drive-modi kunt kiezen.
Stand
Stand
P
P
B
B
STILSTAAND BEELD
STILSTAAND BEELD 48
I
I
CONTINU
CONTINU 97
O
O
AE BKT
AE BKT 95
W
W
ISO BKT
ISO BKT 95
X
X
FILMSIMULATIE BKT
FILMSIMULATIE BKT 95
V
V
WITBALANS BKT
WITBALANS BKT 96
Y
Y
DYNAMISCH BEREIK BKT
DYNAMISCH BEREIK BKT 96
Adv.
Adv.
j
j
MULTI-BELICHTING
MULTI-BELICHTING
101
u
u
PANORAMA
PANORAMA
103
Y
Y
GEAVANC. FILTER
GEAVANC. FILTER 99
F
F
VIDEO
VIDEO 54
7
1
Onderdelen van de camera
De automatische standkeuzehendel
Wissel tussen automatisch en hand-
matige standen.
Positie
Positie
Stand
Stand
Kies uit P (programma AE), S (sluiter-prioriteit AE),
A(opening-prioriteit AE), en M (handmatig) standen
(
P
62, 64, 69, 72). Pas de sluitersnelheid en diafrag-
ma aan met behulp van programmaverschuiving
(stand P) of stel sluitersnelheid en/of diafragma hand-
matig in (stand S, A en M).
Automatische modus. De camera past instellingen au-
tomatisch aan volgens de optie geselecteerd door het
draaien aan de voorste commandoschijf. Kies uit modi
geschikt voor specifi eke onderwerptypes (
P
74) of
selecteer
S GEAVANCRD SR AUTO om de camera
automatisch de modus aan het ondewerp te laten
aanpassen (
P
76). Scene-selectie is niet beschikbaar
in drive-modi Adv. of
Y.
N
Beperkingen kunnen van toepassing zijn op de camera-in-
stellingen, afhankelijk van de stand en de opname-omstan-
digheden.
8
1
De commandoschijven
Draai de commandoschijven of druk deze in om de
bewerkingen hieronder uit te voeren.
Voorste commandoschijf
Draai
Draai
Selecteer menutabbladen of paginas door menu’s.
Pas het diafragma aan.
Selecteer een scène bij het fotograferen in de automati-
sche modus.
Selecteer een geavanceerd fi lter wanneer u fotos
maakt met
Y (GEAVANC. FILTER) geselecteerd in
auto-modus.
Pas de belichtingscorrectie aan als C is geselecteerd met
de belichtingscorrectieschijf.
Pas gevoeligheid aan (AAN geselecteerd voor INST.
ISO COMMANDOSCHIJF).
Bekijk andere fotos tijdens het afspelen.
Druk op
Druk op
Schakel heen en weer tussen openings- en belich-
tingscompensatie wanneer C geselecteerd is met de
belichtingscompensatieschijf, of tussen openings- en
belichtingscompensatie en gevoeligheid wanneer C is
geselecteerd met de belichtingscompensatieschijf en
INST. ISO COMMANDOSCHIJF is AAN.
9
1
Onderdelen van de camera
Achterste commandoschijf
Draai
Draai
Markeer menu-items.
Kies de gewenste combinatie van sluitertijd en diafrag-
ma (programmaverschuiving).
Kies een sluitertijd.
Stel de instellingen bij in het snelmenu.
Kies de grootte van het scherpstelkader.
Zoom in of uit bij het afspelen in volledig beeld of
meervoudig beeld.
Druk op
Druk op
Voer de functie toegewezen aan de SCHIJF-functietoets
uit.
Houd ingedrukt om de scherpstelweergave in handma-
tige scherpstelmodus te kiezen.
Zoom in op het actieve scherpstelpunt tijdens het
afspelen.
10
1
Het indicatielampje
Als de zoeker niet wordt gebruikt,
wordt de camerastatus aangegeven
door het indicatielampje.
Indicatielampje
Indicatielampje
Camerastatus
Camerastatus
Brandt groen Scherpstelling vergrendeld.
Knippert groen
Focus of langzame sluitertijd waarschuwing. Fotos
kunnen worden gemaakt.
Knippert groen
en oranje
Camera aan: Fotos nemen. Extra fotos kunnen
gemaakt worden.
Camera uit: Fotos uploaden naar een smartphone
of tablet.
Brandt oranje
Fotos nemen. Er kunnen momenteel geen extra
fotos worden gemaakt.
Knippert oranje
Flitser laadt op; fl itser zal niet fl itsen wanneer er een
foto wordt gemaakt.
Knippert rood Lens- of geheugenfout.
N
Waarschuwingen kunnen tevens op het scherm verschij-
nen.
11
1
Onderdelen van de camera
Het LCD-scherm
De LCD-monitor functioneert ook
als een touchscreen dat gebruikt
kan worden voor:
Touch-fotogra e (
P
23)
Scherpstelveldkeuze (
P
22)
Functieselectie (
P
24)
Full-frame-weergave (
P
25)
De zoeker scherpstellen
De camera is uitgerust met een
dioptrieregelaar in het bereik van
−4 tot +2m
–1
om zich aan te passen
aan individueel verschillende ge-
zichtsvermogens. Draai de dioptrie-
regelaar totdat de weergave van de
zoeker scherpgesteld is.
12
1
Cameraschermen
Deze sectie geeft een overzicht van de indicato-
ren die mogelijk worden weergegeven tijdens
het fotograferen.
O
Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren
brandend.
Elektronische zoeker/LCD-scherm
12
/3
1
/
2
050
1
0
:
00
AM12/31/2050 10:00 AM
2000
3.2 0.0 51200
41
40
13
1
Cameraschermen
A
Scherpstelloep .......................89, 143
B
Voorbeeld scherptediepte .... 70, 89
C
Beeldoverdrachtstatus ...............192
D
Bluetooth AAN/UIT ......................241
E
Aantal frames geselecteerd
voorupload ................................. 192
F
Filmmodus ..............................54, 169
G
Resterende tijd ................................ 54
H
Aantal beschikbare beelden
*
... 329
I
Beeldkwaliteit en -grootte
...............................................115, 116
J
Datum en tijd ................44, 204, 205
K
Scherpstelkader ....................... 82, 92
L
Virtuele horizon .............................. 18
M
Scherpstelwaarschuwing
.................................................50, 325
N
Witbalans .......................................122
O
Filmsimulatie ................................118
P
Dynamisch bereik ........................121
Q
Temperatuurwaarschuwing ....328
R
Histogram ........................................ 19
S
Afstandsindicator .......................... 89
T
Batterijniveau .................................43
U
Gevoeligheid .................................158
V
Belichtingscompensatie .............. 91
W
Diafragma ..........................63, 69, 72
X
Sluitertijd .............................63, 64, 72
Y
TTL-vergrendeling ..... 166, 227, 255
Z
AE-vergrendeling ........... 92, 93, 230
a
Lichtmeting ...................................155
b
Opnamemodus .............................. 62
c
Scherpstelindicator ....................... 79
d
Handmatige
scherpstelindicator ......................87
e
Scherpstelmodus ........................... 78
f
AF-vergrendeling ........... 92, 93, 229
g
AF+MF-indicator .........................141
h
Sluitertype ......................................156
i
Continumodus ...............................97
j
Belichtingsindicator ............... 72, 91
k
Zelfontspannerindicator............151
l
Microfoon/
afstandsontspanner .................172
m
Flitsmodus (TTL) ..........................109
Flitscompensatie ..........................109
n
IS-modus ........................................ 157
o
Downloadstatus
locatiegegevens .........................243
* Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.
14
1
Een weergavemodus kiezen
Druk op de VIEW MODE-knop om
door de volgende weergavemodi te
bladeren:
E OOGSENSR: De zoeker schakelt
in en het LCD-scherm schakelt uit
als u uw oog naar de zoeker beweegt; als u uw oog
weghaalt, schakelt de zoeker weer uit en het LCD-
scherm weer in.
EVF ONLY: Zoeker aan, LCD-scherm uit.
LCD ONLY: LCD-scherm aan, zoeker uit.
EVF ONLY + E: Uw oog naar de zoeker brengen scha-
kelt de zoeker in; uw oog weghalen schakelt deze uit.
Het LCD-scherm blijft uit.
E OOGSENSOR + LCD-BEELDWEERGAVE: Uw oog tegen de
zoeker plaatsen tijdens het fotograferen schakelt de
zoeker in, maar het LCD-scherm wordt gebruikt voor
de weergave van beelden onmiddellijk na het foto-
graferen.
De oogsensor
De oogsensor reageert mogelijk op an-
dere objecten dan uw oog of op licht dat
direct op de sensor schijnt.
Oogsensor
15
1
Cameraschermen
Weergavehelderheid en -kleur aanpassen
De helderheid en kleurtoon van de zoeker en het
LCD-scherm kunnen worden aangepast met be-
hulp van de items in het D SCHERM SET-UP-menu.
Kies EVF-HELDERHEID of EVF KLEUR om de hel-
derheid of kleurtoon van de zoeker aan te passen,
LCD-HELDERHEID of LCD KLEUR om hetzelfde te doen
voor het LCD-scherm.
Schermrotatie
Als AAN is geselecteerd voor D SCHERM SET-UP>
AUTOROTATIE DISPLAYS, draaien de indicatoren in de
zoeker en het LCD-scherm automatisch om zich aan de
richting van de camera aan te passen.
16
1
De DISP/BACK-knop
De DISP/BACK-knop regelt het weer-
geven van de indicatoren in de
zoeker en op het LCD-scherm.
N
Indicatoren voor de EVF en LCD moeten apart worden
geselecteerd. Om de EVF-weergave te kiezen, plaats u uw
oog op de zoeker terwijl u de DISP/BACK-knop gebruikt.
Zoeker
P
Standaard Informatie uit
LCD-scherm
Standaard Informatie uit
Infoscherm
3.2
17
1
Cameraschermen
De standaardweergave aanpassen
Om de items getoond in de standaardweergave te
kiezen:
1
Geef standaardindicatoren weer.
Gebruik de DISP/BACK-knop om standaardindicators
weer te geven.
2
Selecteer DISP. INST. OP MAAT.
Selecteer D SCHERM SET-UP> DISP. INST. OP
MAAT in het instellingenmenu.
3
Kies items.
Markeer items en druk op MENU/OK om te selecteren
of te deselecteren.
COMP.RICHTL.
ELEKTR. WATERPAS
FOCUSFRAME
AF-AFSTANDSINDICATOR
MF-AFSTANDSINDICATOR
HISTOGRAM
LIVEWEERG.
HOOGTEPUNTALARM
OPNAMEMODUS
DIAFR/S-SNELHEID/ISO
INFORMATIE-ACHTERGROND
Belichtingscomp. (Getal)
Belichtingscomp. (Schaal)
FOCUSMODUS
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLITSLICHT
DOORLOPENDE MODUS
DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.
TOUCH SCREEN MODUS
WITBALANS
FILMSIMULATIE
DYNAMISCH BEREIK
REST. BEELDJES
BEELDFORM/-KWALITEIT
FILMMODUS & OPNAMETIJD
OPDRACHT
BEELDOVERDRACHT
ACCUNIVEAU
FRAMINGKADER
18
1
4
Sla wijzigingen op.
Druk op DISP/BACK om de wijzigingen op te slaan.
5
Sluit de menu’s af.
Druk op DISP/BACK zoals nodig om terug te keren
naar de opnameweergave.
N
Sommige indicatoren worden niet in alle modi weergege-
ven.
Virtuele horizon
Als u ELEKTR. WATERPAS selecteert,
wordt de virtuele horizon weergegeven.
De camera is waterpas als de twee lijnen
over elkaar liggen. Houd er rekening
mee dat de virtuele horizon mogelijk
niet wordt weergegeven als de camera-
lens naar boven of naar beneden wordt
gericht.
Framingkader
Schakel FRAMINGKADER in om de randen van het beeld mak-
kelijker zichtbaar te maken tegen donkere achtergronden.
19
1
Cameraschermen
Histogrammen
Histogrammen geven de verdeling van de tinten in de foto
weer. De horizontale as geeft de helderheid weer, de verticale as
het aantal pixels.
Aantal pixels
Schaduwen Hoge lichten
Helderheid pixels
Optimale belichting: Pixels zijn als een
gelijkmatige kromme verdeeld over alle
tinten.
Overbelicht: Pixels bevinden zich in groep-
jes aan de rechterzijde van de gra ek.
Onderbelicht: Pixels bevinden zich in
groepjes aan de linkerkant van de
gra ek.
Voor het bekijken van afzonderlijke
RGB-histogrammen en een scherm met
delen van het beeld die bij de huidige in-
stellingen overbelicht worden, geschoven
over het beeld dat door het objectief te
zien is, drukt u op de functietoets waaraan
HISTOGRAM is toegewezen (
P
226,
254).
A
Overbelichte gebieden knipperen
B
RGB-Histogrammen
AB
20
1
De menus gebruiken
Om de menu’s weer te geven, drukt u op
MENU/OK.
Fotograferen
Fotograferen
Afspelen
Afspelen
VERLATEN
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
BEELDGROOTTE
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
VERLATEN
SPRAAKMEMO INSTELLING
RAW-CONVERSIE
MENU VOOR HERBEKIJKEN
WISSEN
BEELDUITSNEDE
NIEUW FORMAAT
BEVEILIGEN
FOTO DRAAIEN
VERWIJDER R. OGEN
Om in de menu’s te navigeren:
1
Druk op MENU/OK om de menu’s
weer te geven.
VERLATEN
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
BEELDGROOTTE
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
2
Druk de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) naar links
om het tabblad voor het huidi-
ge menu te markeren.
VERLATEN
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
BEELDGROOTTE
Tabblad
21
1
De menu's gebruiken
3
Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om
het tabblad (H, G, A, F, B, E, C of D) met het
gewenste item te markeren.
4
Duw de scherpstellingstok naar rechts om de curs-
or in het menu te plaatsen.
N
Gebruik de voorste instelschijf om menutabbladen te
selecteren of door menu’s te bladeren en de achterste
instelschijf om menu-items te markeren.
De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kantelt niet
diagonaal.
22
1
Touch screen modus
Gebruik aanraaktoetsen voor opnames of afspelen.
Opname-aanraaktoetsen
Touch control en de EVF
Als AAN is geselecteerd voor D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH SCREEN
INSTELLINGEN> TOUCHSCREEN AAN/UIT en één van
ALLE, RECHTS of LINKS voor EVF TOUCHSCREENGEBD
INST., kan de LCD-monitor gebruikt worden om het
scherpstelveld te selecteren terwijl fotos worden inge-
kaderd in de elektronische zoeker (EVF).
23
1
Touch screen modus
LCD-monitor touch control
Touchscreen knoppen kunnen ge-
bruikt worden voor dergelijke opera-
ties als het kiezen van het scherpstel-
gebied en het ma ken van fotos. De
uitgevoerde bewerking kan worden
geselecteerd door op de touchscreenmodus indicator op
het scherm te tikken en door vervolgens door de volgen-
de opties te bladeren:
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
TOUCH
TOUCH
OPNEMEN
OPNEMEN
Tik op uw object op het scherm om te focussen en de
sluiter te ontspannen.
AF
AF
Tik aan om een scherpstelpunt te selecteren. In scherp-
stelmodus S (AF-S) wordt de scherpstelling vergrendeld,
terwijl in scherpstelmodus C (AF-C) de camera constant
de scherpstelling bijstelt volgens de veranderingen in
afstand tot het onderwerp.
GEBIED
GEBIED
Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te
selecteren. Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar
het geselecteerde punt.
UIT
UIT
Touchscreen knoppen UIT. Het scherm reageert niet
wanneer erop getikt wordt.
N
De aanraaktoetsinstellingen kunnen worden aangepast met
behulp van
G
AF/MF INSTELLINGEN> TOUCH SCREEN
MODUS (
P
146). Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en
de touchscreenmodusindicator te verbregen, selecteert u UIT
voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH SCREEN
INSTELLINGEN> TOUCHSCREEN AAN/UIT.
24
1
Aanraakfunctie
Functies kunnen aan de volgende
veegbewegingen worden toege-
wezen op eenzelfde manier als de
functieknoppen (
P
252):
Veeg omhoog: T-Fn1
Veeg naar links: T-Fn2
Veeg naar rechts: T-Fn3
Veeg omlaag: T-Fn4
25
1
Touch screen modus
Touchscreen knoppen terugkijken
Als AAN is geselecteerd voor D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH SCREEN
INSTELLINGEN> TOUCHSCREEN AAN/UIT, kunnen
aanraaktoetsen worden gebruikt voor de volgende
afspeelbewerkingen:
Veeg: Veeg uw vinger langs het
scherm om andere fotos te bekij-
ken.
Zoom: Plaats twee vingers op het
scherm en beweeg ze uit elkaar
om in te zoomen.
Knijp: Plaats twee vingers op het
scherm en beweeg ze naar elkaar
toe om uit te zoomen.
N
Fotos kunnen uitgezoomd worden tot de gehele afbeel-
ding zichtbaar is, maar niet verder dan dat.
26
1
Touch screen modus
Dubbele klik: Tik twee keer op de
weergave om op het scherpstel-
punt in te zoomen.
Blader: Bekijk andere delen van de
foto tijdens terugspeelzoom.
27
Eerste stappen
28
2
De draagriem bevestigen
Maak de draagriemclipjes aan de camera vast en
daarna aan de draagriem.
1
Open een draagriemclipje.
Gebruik het hulpmiddel voor het
vastmaken van clipjes om een
draagriemclipje te openen, en
zorg ervoor dat u het hulpmid-
del en het clipje vasthoudt in de
aangegeven richtingen.
2
Schuif de klem op de tool.
Schuif de klem op de tool zodat
deze over de projectie haakt.
3
Plaats het draagriemclipje op een oogje.
Haak het bevestigingsoogje vast
in de opening van het clipje. Ver-
wijder het gereedschap en houd
het clipje met de andere hand op
zijn plek.
O
Bewaar het gereedschap op een
veilige plaats, omdat u dit nodig
heeft om de draagriemclipjes te
openen bij het verwijderen van
de draagriem.
29
2
De draagriem bevestigen
4
Haal het clipje door het oogje.
Draai het clipje totdat het volledig
door het oogje is en dichtklikt.
5
Bevestig een beschermkapje.
Plaats het beschermkapje over
het oogje, zoals weergegeven.
De zwarte kant moet richting de
camera wijzen.
6
Maak de draagriem vast.
Steek de draagriem door een be-
schermkap en draagriemclipje en
zet deze vast zoals aangegeven.
O
Zorg ervoor dat de draagriem
goed vastzit om te voorkomen
dat de camera valt.
Herhaal de stappen hierboven voor het tweede oogje.
30
2
Een lens bevestigen
De camera kan gebruikt worden met lenzen voor
het FUJIFILM X-bevestigingspunt.
Verwijder de behuizingsdop van de
camera en de achterste dop van de
lens. Plaats de lens op het bevesti-
gingspunt, houd de markering op
de lens en de camera op één lijn
(
A
) en draai vervolgens aan de lens totdat deze op
zijn plaats klikt (
B
).
O
Zorg dat stof of andere vreemde materie niet in de camera
komt en zorg dat de interne onderdelen van de camera
niet worden aangeraakt bij het bevestigen van de lenzen.
Druk niet op de ontgrendelingsknop van de lens tijdens
het bevestigen van de lens en zorg dat de vergrendeling
stevig op zijn plaats is geklikt.
A
B
31
2
Een lens bevestigen
Lenzen verwijderen
Schakel, om de lens te verwijderen, de
camera uit en druk vervolgens op de ont-
grendelingsknop (
A
) van de lens en draai
aan de lens zoals aangeduid (
B
).
O
Om te voorkomen dat stof zich
ophoopt op de lens of in de came-
ra, plaatst u de lenskappen en de
behuizingsdop van de camera terug
wanneer de lens niet is bevestigd.
Lenzen en andere optionele accessoires
De camera kan gebruikt worden met lenzen en accessoires voor
het FUJIFILM X-bevestigingspunt.
O
Vóór het vastmaken of verwijderen (verwisselen) van
lenzen, bevestigt u de lensdoppen en controleert u of de
lenzen geen stof of vreemde substanties bevatten. Ver-
wissel lenzen niet in direct zonlicht of onder een heldere
lichtbron omdat licht dat direct in de binnenkant van de
camera schijnt, storingen kan veroorzaken.
A
B
32
2
De batterij opladen
De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet
opgeladen. Laad voor gebruik de batterij op in
de meegeleverde batterijlader.
O
Een NP-W126S oplaadbare batterij wordt meegeleverd met
de camera. Het opladen duurt ongeveer 150 minuten.
1
Plaats de batterij in de lader.
Plaats de batterij in de mee-
geleverde batterijlader, zoals
aangeduid.
CHARGE
2
Steek de lader in een stopcontact.
Sluit de lader aan op een stop-
contact binnenshuis. De laadin-
dicator licht op.
3
Laad de batterij op.
Verwijder de batterij zodra het opladen is voltooid.
33
2
De batterij opladen
De laadindicator
De laadindicator geeft de laadtoestand van de batterij als volgt
weer:
Laadindicator
Laadindicator
Laadtoestand
Laadtoestand
Handeling
Handeling
Uit
Batterij niet
geplaatst.
Plaats de batterij.
Batterij volledig
opgeladen.
Verwijder de batterij.
Aan
De batterij wordt
opgeladen.
Knippert Batterij defect.
Haal de lader uit het
stopcontact en verwijder
de batterij.
34
2
O
Het meegeleverde netsnoer is uitsluitend bedoeld voor
gebruik met de meegeleverde batterijlader. Gebruik de
meegeleverde lader niet met andere kabels en het meege-
leverde netsnoer niet met andere apparaten.
Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op de batterij.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan het
verwijderen van de batterij uit de camera onmogelijk maken.
Voorkom dat de batterijpolen worden kortgesloten. Anders
kan de batterij oververhit raken.
Lees de voorzorgsmaatregeln in “De batterij en stroomvoeding.
Gebruik alleen batterijladers die bedoeld zijn voor gebruik
met de batterij. Anders kan de batterij en/of de batterijla-
der defect raken.
Probeer niet de labels van de batterij te halen of de behui-
zing te openen.
Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar
lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.
Als de batterij niet kan opladen, heeft deze het einde van
haar levensduur bereikt en moet deze worden vervangen.
Haal de lader uit het stopcontact wanneer deze niet in
gebruik is.
Verwijder vuil van de batterijpolen met een schone, droge
doek. Neemt u deze voorzorgsmaatregel niet in acht, dan
kan de batterij mogelijk niet worden opgeladen.
Merk op dat de laadtijden bij lage temperaturen toenemen.
35
2
De batterij opladen
Opladen via de computer
De batterij laadt ook op als de camera is aangesloten op een
computer. Zet de camera uit, plaats de batterij en verbind een
micro-USB (micro-B) USB 2.0-kabel zoals weergegeven en zorg
ervoor dat de connectors volledig ingebracht zijn (kies een
kabel die geschikt is voor gegevensoverdracht en die niet meer
dan 1,5m lang is).
Opladen duurt ongeveer 300 minuten. Batterijstatus wordt
weergegeven door het indicatielampje.
Indicatielampje
Indicatielampje
Laadtoestand
Laadtoestand
Aan Batterij wordt opgeladen
Uit Opladen voltooid
Knippert Batterij defect
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; gebruik geen
USB-hub of toetsenbord. Het opladen stopt als de computer
naar de slaapstand gaat; om het opladen te hervatten, activeert
u de computer en ontkoppelt u de USB-kabel en sluit u deze op-
nieuw aan. Het opladen kan mogelijk niet worden ondersteund,
afhankelijk van het computermodel, computerinstellingen en de
huidige toestand van de computer.
36
2
Het plaatsen van batterijen en
geheugenkaarten
Plaats, na het opladen van de batterij, de batterij
en geheugenkaarten zoals hieronder beschre-
ven.
1
Open de kap van het batterijvak.
Verschuif de vergrendeling van
het batterijvak zoals aangeduid
en open de kap van het batterij-
vak.
A
B
O
Open de kap van het batterij-
vak niet wanneer de camera is
ingeschakeld. Het niet in acht
nemen van deze voorzorgs-
maatregel kan beschadiging
van fotobestanden of geheu-
genkaarten tot gevolg hebben.
Gebruik niet te veel kracht
wanneer u de kap van het
batterijvak opent of sluit.
37
2
Het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten
2
Plaats de batterij.
Terwijl u de batterij gebruikt om
de batterijklep naar een kant
te drukken, plaatst u eerst de
contactpunten van de batterij
in de richting die wordt aange-
geven door de pijl. Controleer of
de batterij stevig vastzit.
O
Plaats de batterij in de aan-
gegeven richting. Oefen geen
kracht uit of probeer niet de bat-
terij achterstevoren of onderste-
boven te plaatsen. In de juiste
stand is de batterij gemakkelijk
in te schuiven.
3
Plaats de geheugenkaart.
Houd de kaart in de getoonde
richting en schuif deze in het ap-
paraat totdat deze aan de achter-
kant van de sleuf vastklikt.
O
Controleer of de kaart in de
juiste richting is geplaatst; steek
de kaart er niet onder een hoek
in en oefen geen kracht uit.
38
2
4
Sluit de kap van het batterijvak.
Sluit en vergrendel de kap.
A
B
O
Als de kap niet dicht kan,
controleert u of de batterij in
de juiste richting is geplaatst.
Probeer de kap niet dicht te
forceren.
39
2
Het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten
De batterij verwijderen
Voordat u de batterij verwijdert, schakelt u de camera uit en
opent u de kap van het batterijencompartiment.
Druk de batterijvergrendeling opzij en
laat de batterij uit de camera glijden zoals
getoond om de batterij te verwijderen.
O
De batterij kan warm worden bij gebruik in omgevingen
met hoge temperaturen. Wees voorzichtig bij het verwij-
deren van de batterij.
Geheugenkaarten verwijderen
Voordat u de geheugenkaarten verwijdert, schakelt u de camera
uit en opent u de afdekking van het batterijencompartiment.
Druk op en ontgrendel de kaart om deze
deels uit te werpen (druk op het midden
van de kaart en ontgrendel deze lang-
zaam zonder uw vinger van de kaart te ha-
len om te voorkomen dat de kaart uit de
sleuf valt). De kaart kan nu met de hand
worden verwijderd.
40
2
Compatibele geheugenkaarten
FUJIFILM- en SanDisk SD-, SDHC- en SDXC-geheu-
genkaarten zijn getest en goedgekeurd voor gebruik
in deze camera; UHS-I wordt ondersteund. Kaarten
met een UHS-snelheidsklasse van 3 of hoger wor-
den aanbevolen voor  lms. Een volledige lijst met
goedgekeurde geheugenkaarten is beschikbaar op
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/
compatibility/. Met andere geheugenkaarten kan de
werking niet worden gegarandeerd. De camera is niet
geschikt om te worden gebruikt met xD-Picture Cards
of MultiMediaCard (MMC)-apparaten.
O
Voorkom dat de camera wordt uitgeschakeld of dat de
geheugenkaart wordt verwijderd terwijl de camera bezig is
met het formatteren van de geheugenkaart of met het
wegschrijven of wissen van gegevens. Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.
Geheugenkaarten kunnen worden
vergrendeld, zodat de kaart niet
geformatteerd kan worden en er
geen fotos opgeslagen of gewist
kunnen worden. Schakel de schrijfbeveiligingsschakelaar
naar de ontgrendelde stand voordat u de geheugenkaart
in de camera plaatst.
41
2
Het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten
O
Nieuwe geheugenkaarten moeten vóór het eerste gebruik
worden geformatteerd en alle geheugenkaarten die in
een computer of ander apparaat zijn gebruikt, moeten ook
weer worden geformatteerd.
Geheugenkaarten zijn klein en kunnen ingeslikt worden; houd
ze buiten het bereik van kinderen. Als een kind een geheu-
genkaart inslikt, moet u onmiddellijk medische hulp inroepen.
miniSD- of microSD-adapters die groter of kleiner zijn dan
geheugenkaarten, worden mogelijk niet normaal uitgeworpen.
Breng de camera naar een erkend service center als dit gebeurt.
Probeer de kaart niet met geweld uit de camera te halen.
Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op geheu-
genkaarten. Etiketten die losraken kunnen cameradefecten
veroorzaken.
Bij sommige soorten geheugenkaarten kunnen  lmopna-
men onderbrekingen vertonen.
Door het formatteren van een geheugenkaart in de came-
ra wordt een map aangemaakt waarin de fotos worden
opgeslagen. U mag deze map niet verwijderen of een
andere naam geven. Ook mag u de fotobestanden in deze
map niet bewerken, wissen of herbenoemen met behulp
van een computer of ander apparaat. Gebruik altijd de ca-
mera om fotos te verwijderen; kopieer bestanden naar een
computer alvorens de bestanden te bewerken of hernoe-
men en bewerk of hernoem de kopieën, niet de originele
bestanden. Het hernoemen van bestanden op de camera
kan problemen veroorzaken tijdens het afspelen.
42
2
De camera in- en uitschakelen
Gebruik de ON/OFF-schakelaar om de camera in en
uit te schakelen.
Draai de schakelaar naar ON om de
camera in te schakelen, of naar OFF
om de camera uit te schakelen.
O
Vingervlekken en vuil op de lens of de zoeker zijn van
invloed op de kwaliteit van de fotos of het zicht door de
zoeker. Zorg dat de lens en de zoeker schoon blijven.
N
Druk op de
a
-knop om het afspelen te starten. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de opname-
modus.
De camera wordt automatisch uitgeschakeld als er
geen handelingen worden uitgevoerd gedurende de
geselecteerde tijdsduur voor D STROOMBEHEER>
UITSCHAKELEN. Druk de ontspanknop half in of draai de
ON/OFF-schakelaar naar OFF en vervolgens weer naar ON om
de camera opnieuw aan te zetten nadat deze automatisch
werd uitgeschakeld.
43
2
Het batterijniveau controleren
Controleer het batterijniveau in het scherm na
het inschakelen van de camera.
Het batterijniveau wordt als volgt
weergegeven:
Indicator
Indicator
Beschrijving
Beschrijving
e
Batterij is gedeeltelijk ontladen.
f
Batterij ongeveer 80% vol.
g
Batterij ongeveer 60% vol.
h
Batterij ongeveer 40% vol.
i
Batterij ongeveer 20% vol.
i
(rood)
Batterij bijna leeg. Zo snel
mogelijk opladen.
j
(knippert rood)
De batterij is leeg. Schakel de
camera uit en laad de batterij
op.
44
2
Basisinstellingen
Wanneer u de camera de eerste keer aanzet, kunt
u een taal kiezen en de cameraklok instellen.
Met standaardinstellingen kunt u ook de camera
koppelen meteen smartphone of tablet zodat
u later de klokken kunt synchroniseren of fotos
kunt downloaden. Volg de stappen hieronder
wanneer u de camera de eerste keer aanzet.
N
Als u de camera aan een smartphone of tablet wilt kop-
pelen, installeer en start de meest recente versie van de
FUJIFILM Camera Remote-app op het apparaat alvorens u
doorgaat. Voor meer informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
1
Schakel de camera in.
Een taalkeuzedialoogvenster zal
worden weergegeven.
2
Kies een taal.
Markeer een taal met de scherp-
stellingstok (scherpstelhendel,
A
) en druk op MENU/OK (
B
).
B
A
45
2
Basisinstellingen
3
Koppel de camera aan de smartphone of tablet.
Druk op MENU/OK om de camera
aan een smartphone of tablet te
koppelen die de FUJIFILM Camera
Remote-app draait.
N
Om het koppelen over te slaan, druk op DISP/BACK.
4
Controleer de tijd.
Wanneer de koppeling compleet
is, wordt u aangespoord om de
cameraklok in te stellen op de tijd
die is gemeld door de smartphone
of tablet. Controleer of de tijd klopt.
N
Om de klok handmatig in te stellen, druk op DISP/BACK
(
P
46).
5
Stel de klok in.
Druk op MENU/OK om de cameraklok in te stellen op
de tijd die gemeld is door de smartphone of tablet en
verlaat de opnamemodus.
N
Als er gedurende langere tijd geen batterij in de camera zit,
wordt de cameraklok teruggezet en wordt het taalkeuzeven-
ster weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld.
De huidige stap overslaan
Druk op DISP/BACK om de huidige stap over te slaan. Een bevesti-
gingsdialoog wordt weergegeven; selecteer NEE om te voorkomen
dat u stappen herhaalt die u oversloeg de volgende keer dat u de
camera aanzet.
SCAN QR OF ZK NR "FUJIFILM
Camera Remote" APP OP NET
SMARTPHONE GEMAKKELIJK
DOOR KOPPELEN
OVERDRACHT VAN BEELDEN OP
KOPPELEN MET SMARTPHONE?
KOPPELREGISTRATIE
OVERSLAAN HELPOK
KOPPELREGISTRATIE
KOPPLEN VOLTOOID
DATUM/TIJD VAN SMARTPHONE INSTELLEN?
OK ANNULEREN
46
2
Basisinstellingen
Een andere taal kiezen
Om de taal te wijzigen:
1
Geef taalopties weer.
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
a.
2
Kies een taal.
Markeer de gewenste optie en druk op MENU/OK.
De tijd en datum veranderen
Om de cameraklok in te stellen:
1
Geef DATUM/TIJD-opties weer.
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
DATUM/TIJD.
2
Stel de klok in.
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar
links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het
uur of de minuut te markeren en duw omhoog en
omlaag om te veranderen. Druk op MENU/OK om de
klok in te stellen.
47
Basisfotogra e en
afspelen
48
3
Fotograferen (modus P)
Deze sectie beschrijft hoe u fotos kunt maken met
programma AE (modus P). Raadpleeg pagina 62–73
voor meer informatie over S-, A- en M-modi.
1
Selecteer de drive-modus B (STILSTAAND BEELD).
Druk op de DRIVE-knop en selec-
teer
B (STILSTAAND BEELD) in
de lijst met opties voor dri-
ve-modi.
2
Pas de instellingen aan voor programma AE.
C
D
B
A
A
Keuzehendel automatische modus (
P
7):
Selecteer z.
B
Sluitertijd (
P
62): Selecteer A (auto).
C
Scherpstelmodus (
P
78): Selecteer S (enkelvou-
dige AF).
D
Diafragma (
P
62): Selecteer A (auto).
49
3
Fotograferen (modus P)
3
Controleer de opnamemodus.
Bevestig dat P verschijnt in het
scherm.



4
Maak de camera gereed.
Houd met beide handen de
camera stevig vast en laat uw
ellebogen rusten tegen uw zij.
Trillende of onvaste handen
kunnen uw fotos wazig maken.
Houd uw vingers en andere
voorwerpen uit de buurt van
de lens en AF-hulpverlichting
om onscherpe of te donkere
(onderbelichte) fotos te voor-
komen.
5
Zet de foto in een kader.
Lenzen met zoomringen
Gebruik de zoomring om de foto in
het scherm te kaderen. Draai de ring
naar links om uit te zoomen, naar
rechts om in te zoomen.
50
3
Fotograferen (modus P)
6
Stel scherp.
Houd de ontspanknop half
ingedrukt om scherp te stellen.
N
Als het onderwerp slecht belicht
wordt, kan de AF-hulpverlich-
ting gaan branden.
Scherpstelindicator
Scherpstelkader
Als de camera in staat is om scherp te stellen, klinkt er
tweemaal een pieptoon en lichten scherpstelge-
bied en scherpstelindicator groen op. Scherpstel-
ling en belichting blijven vergrendeld terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, wordt
het scherpstelkader rood, wordt
s weergegeven
en zal de scherpstelindicator wit knipperen.
7
Neem een foto.
Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de
foto te maken.



51
3
a
Fotos bekijken
U kunt fotos in de zoeker of op het LCD-scherm
bekijken.
Druk op
a om de fotos schermvullend te bekijken.
100-0001
Extra fotos kunnen bekeken worden door de scherp-
stellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts te
duwen of de voorste commandoschijf te draaien. Duw
de scherpstellingstok of draai de schijf naar rechts om
de fotos te zien in de volgorde waarin ze zijn opgeno-
men en naar links om de fotos in omgekeerde volgor-
de te zien. Houd de scherpstellingstok ingedrukt om
snel naar het gewenste frame te scrollen.
N
Fotos gemaakt met andere cameras worden gemarkeerd
met een
m
(“geschenkbeeld”)-pictogram om aan te dui-
den dat deze misschien niet correct worden weergegeven
en dat mogelijk de zoomweergave niet beschikbaar is.
52
3
b
Fotos wissen
Gebruik de b-knop om fotos te wissen.
O
Gewiste fotos kunnen niet worden teruggehaald. Kopieer
eerst alle belangrijke fotos naar een computer of ander
opslagapparaat.
1
Druk, als een afbeelding in volledig scherm wordt
weergegeven, op de b-knop en selecteer ENKELE
FOTO.
WISSEN
ENKELE FOTO
GEKOZEN VELDEN
ALLE FOTO’S
2
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar
links of rechts om door de fotos te scrollen en druk
op MENU/OK om te verwijderen (een bevestigings-
dialoog wordt niet weergegeven). Herhaal dit om
extra fotos te wissen.
N
Beveiligde fotos kunnen niet worden gewist. Verwijder de
beveiliging van foto’s die u wilt wissen (
P
188).
Fotos kunnen ook via de menu’s worden gewist met
behulp van de optie
C
MENU VOOR HERBEKIJKEN>
WISSEN (
P
183).
53
Films opnemen en
afspelen
54
4
F
Films opnemen
Deze sectie beschrijft hoe  lms op te nemen in
de automatische modus.
1
Druk op de DRIVE-knop en selec-
teer F (VIDEO) in de lijst met
opties voor drive-modi.
2
Draai de keuzehendel van de
automatische modus naar AUTO
om  lms op te nemen in de
S GEAVANCRD SR AUTO-mo-
dus.
N
Draai de hendel naar z om  lms in modus P op te
nemen. Films die zijn opgenomen met U geselec-
teerd voor FILMMODUS zullen ook worden opgeno-
men in modus P.
3
Druk op de ontspanknop om de
opname te starten. Een opna-
me-indicator (V) knippert en de
overgebleven tijd wordt weer-
gegeven terwijl de opname in
uitvoering is.
55
4
Films opnemen
4
Druk nogmaals op de knop om de opname te
beëindigen. De opname eindigt automatisch wan-
neer de maximale lengte is bereikt of de geheu-
genkaart vol is.
Een externe microfoon gebruiken
Geluid kan worden opgenomen met
externe microfoons met een aansluiting
van 2,5mm in doorsnede; microfoons
die systeemstroom nodig hebben kun-
nen niet worden gebruikt. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de microfoon voor
meer informatie.
56
4
O
Geluid wordt opgenomen via de ingebouwde microfoon
of een optionele externe microfoon. Bedek de microfoon
niet tijdens de opname. Houd er rekening mee dat de
microfoon mogelijk ook geluiden van de lens of andere
camerageluiden oppikt tijdens het opnemen.
In  lms met zeer heldere onderwerpen kunnen verticale
of horizontale strepen verschijnen. Dit is normaal en duidt
niet op een defect.
N
Het indicatielampje gaat branden tijdens de opname.
Tijdens het opnemen kunt u de belichtingscompensatie
veranderen met maximaal ±2EV en de zoom aanpassen
met behulp van de zoomring op de lens (indien beschik-
baar).
Als de lens met een modusschakelaar voor het diafragma
is uitgerust, selecteer dan de diafragmafunctie voordat
u begint met de opname. Als er een andere optie dan A
is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het diafragma
worden aangepast terwijl de opname bezig is.
Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instel-
lingen, terwijl in andere gevallen de instellingen mogelijk
niet van toepassing zijn tijdens de opname.
57
4
Films opnemen
Filminstellingen aanpassen
De  lmsoort, framegrootte en frame rate kan ge-
selecteerd worden met B FILMINSTELLINGEN>
FILMMODUS.
De AF-veldmodus voor video-opname wordt
geselecteerd met B FILMINSTELLINGEN>
FILMSCHERPSTELLING; kies uit AF(MULTI) en
AF-VELD KEUZE.
De scherpstelmodus kan worden geselecteerd met
de keuzeknop voor de scherpstelmodus; selecteer
voor continue scherpstelaanpassing C, of kies S en
schakel Intelligente gezichtsdetectie in. Intelligente
gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de scherpstel-
modus M.
Scherptediepte
Kies lage f-waarden om achtergronddetails zachter te maken.
58
4
a
Films bekijken
Bekijk  lms op de camera.
Tijdens het afspelen in volledig
scherm worden  lms aangeduid
door een
W-pictogram.
12/31/2050 10:00 AM
±0
AFSPELENAFSPELEN
Tijdens het afspelen van een  lm
zijn de volgende handelingen
mogelijk:
Scherpstellingstok
Scherpstellingstok
(scherpstelhendel)
(scherpstelhendel)
Afspelen is
Afspelen is
bezig
bezig
(
(
x
x
)
)
Afspelen
Afspelen
gepauzeerd
gepauzeerd
(
(
y
y
)
)
Omhoog Afspelen stoppen
Omlaag
Afspelen
pauzeren
Afspelen
starten/
hervatten
Links/rechts
Snelheid
aanpassen
Enkel beeld
terugspoelen/
vooruitspoelen
De voortgang wordt tijdens het af-
spelen op het scherm weergegeven.
29m59s
PAUZE
STOP
O
Dek de luidspreker niet af tijdens het
afspelen.
59
4
Films bekijken
N
Druk op MENU/OK om het afspelen te pauzeren en een
volumeregelaar weer te geven. Duw de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het volume aan
te passen; druk opnieuw op MENU/OK om door te gaan met
afspelen. Het volume kan tevens worden aangepast met
behulp van D GELUID SET-UP> AFSPEEL VOLUME.
Afspeelsnelheid
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhen-
del) naar links of rechts om de afspeels-
nelheid aan te passen tijdens afspelen. De
snelheid wordt aangeduid door het aantal
pijltjes (
M of N).
29m59s
PAUZE
STOP
Pijltjes
60
MEMO
61
Foto’s maken
62
5
Een opnamemodus kiezen
Voor de bediening van de sluitertijd en het
diafragma (modi P, S, A en M) draait u de keu-
zehendel van de automatische modus naar z.
Draai de hendel naar AUTO om te kiezen uit modi
geschikt voor speci eke onderwerptypes of se-
lecteer S GEAVANCRD SR AUTO om de camera
de modus automatisch aan het onderwerp aan
te passen.
Modus P: Programma AE
Laat de camera de sluitertijd en het diafragma kiezen
voor optimale belichting. Andere waarden die dezelfde
belichting produceren kunnen worden geselecteerd
met programmaverschuiving.
B
A
C
Pas de instellingen als volgt aan:
A
Keuzehendel automatische modus: z
B
Sluitertijd: A (automatisch)
C
Diafragma: A (automatisch)
63
5
Een opnamemodus kiezen
Bevestig dat P verschijnt in het
scherm.



O
Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van
de camera bevindt, worden de sluitertijd en het diafragma
weergegeven als “– – –”.
Programmaverschuiving
Indien gewenst, kunt u de achterste
commandoschijf draaien om andere
sluitertijd- en diafragmacombinaties te se-
lecteren, zonder de belichting te wijzigen
(programmaverschuiving).
Sluitertijd
Diafragma
O
Programmaverschuiving is niet beschikbaar tijdens het
opnemen van  lm of als het  itslicht TTL-auto onder-
steunt of als een automatische optie is geselecteerd voor
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT> DYNAMISCH
BEREIK.
N
Om programmaverschuiving te annuleren, schakelt u de
camera uit.



64
5
Modus S: Sluiterprioriteit AE
Kies een sluitertijd en laat de camera het diafragma
aanpassen voor optimale belichting.
B
A
C
Pas de instellingen als volgt aan:
A
Keuzehendel automatische modus: z
B
Sluitertijd: Kies een sluitertijd
C
Diafragma: A (automatisch)
Bevestig dat S verschijnt in het
scherm.



O
Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij de
geselecteerde sluitertijd, wordt het diafragma in het rood
weergegeven. Als het onderwerp zich buiten het licht-
meterbereik van de camera bevindt, wordt het diafragma
weergegeven als “– – –”.
65
5
Een opnamemodus kiezen
N
Bij instellingen anders dan 180X kan de sluitertijd ook wor-
den aangepast in stappen van ⁄EV door aan de achterste
commandoschijf te draaien. De sluitertijd kan zelfs worden
aangepast wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Gevoeligheid en scherptediepte
Als u een kortere sluitertijd kiest als het onderwerp slecht
belicht wordt, zal het automatische belichtingsprogramma van
de camera een groter diafragma selecteren. Dit produceert de
juiste belichting, maar kan ook de scherptediepte verminderen
zodat minder van het gebied achter en voor uw onderwerp is
scherpgesteld. Om het diafragma te verkleinen en de scherpte-
diepte te verhogen, selecteert u een hogere gevoeligheid.
66
5
Tijd (T)
Draai de sluitertijdschijf naar T (tijd) om lange sluiter-
tijden voor langdurige belichtingen te kiezen. Gebruik
van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de
camera tijdens het belichten te voorkomen.
1
Draai de sluitertijdschijf naar T.
2
Draai aan de achterste com-
mandoschijf om een sluitertijd
te kiezen.
3
Druk de ontspanknop volledig in om een foto te
maken met de geselecteerde sluitertijd. Bij snel-
heden van 1s of langzamer wordt een afteltimer
weergegeven terwijl de belichting in uitvoering is.
N
Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige be-
lichtingen, selecteert u AAN voor
H INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT> L BEL. RO. Let erop dat de tijd die
nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotografe-
ren hierdoor langer kan worden.
67
5
Een opnamemodus kiezen
Lamp (B)
Selecteer een sluitertijd van B (lamp) voor langdurige
belichtingen waarin u de sluiter handmatig opent
en sluit. Gebruik van een statief wordt aanbevolen
om bewegen van de camera tijdens het belichten te
voorkomen.
1
Draai de sluitertijdschijf naar B.
2
Druk de ontspanknop volledig in. De sluiter kan
tot 60minuten lang openblijven zolang de ont-
spanknop wordt ingedrukt; het scherm toont de
tijd die verstreken is sinds de belichting begon (als
de elektronische sluitertijd wordt gebruikt, zal de
sluiter 1seconde openblijven, onafhankelijk van
hoe lang de sluiterknop ingedrukt wordt).
N
Door een diafragma van A te selecteren, wordt de sluiter-
tijd ingesteld op 30sec..
Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige be-
lichtingen, selecteert u AAN voor H INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT> L BEL. RO. Let erop dat de tijd die
nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotografe-
ren hierdoor langer kan worden.
68
5
Een afstandsontspanner gebruiken
Een optionele RR-90 afstandsontspanner
kan gebruikt worden voor langdurige
belichtingen. De RR-90 sluit aan via de
Micro-USB (Micro-B) USB2.0 aansluiting.
Daarnaast kunnen elektronische ontgren-
delingen van andere leveranciers worden
aangesloten via de microfoon-/externe
ontgrendelconnector (2,5mm 3-pool
mini-aansluiting).
Mechanische ontspanners van ande-
re merken worden aangesloten zoals
getoond.
AB
N
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven wanneer een ontspan-
ner van een derde partij verbonden
is; druk op MENU/OK en selecteer
n
AFST.B voor MIC/AFSTANDSBED..
CONTROLEER MIC/AFSTAND-
SLUITER INSTELLING
OVERSLAAN
SET
69
5
Een opnamemodus kiezen
Modus A: Diafragmaprioriteit AE
Kies een diafragma en laat de camera de sluitertijd
aanpassen voor optimale belichting.
B
A
C
Pas de instellingen als volgt aan:
A
Keuzehendel automatische modus: z
B
Sluitertijd: A (automatisch)
C
Diafragma: Selecteer Z en draai aan de lensdiafrag-
maring om het diafragma aan te passen
Bevestig dat A verschijnt in het
scherm.



O
Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij het
geselecteerde diafragma, wordt de sluitertijd in het rood
weergegeven. Als het onderwerp zich buiten het licht-
meterbereik van de camera bevindt, wordt de sluitertijd
weergegeven als “– – –”.
N
Het diafragma kan zelfs worden aangepast wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
70
5
Voorbeeld scherptediepte bekijken
Wanneer VOORB DIEPTESCH is toege-
wezen aan een functietoets, stopt druk-
ken op de knop het verkleinen van het
diafragma tot de geselecteerde waarde,
waardoor de scherptediepte als voorbeeld
in het scherm kan worden bekeken.



N
Als zowel AF-AFSTANDSINDICATOR
en MF-AFSTANDSINDICATOR
zijn geselecteerd in de
D
SCHERM SET-UP> DISP. INST.
OP MAAT-lijst, kan de scherptediep-
te ook worden bekeken door gebruik
te maken van de scherptediepte-in-
dicator in de standaard weergave.
Gebruik de DISP/BACK-knop om
standaardindicators weer te geven.





Scherptediepte
Gebruik de optie
G
AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPTEDIEPTESCHAAL om te kiezen hoe scherpte-
diepte wordt weergegeven. Kies BASIS FILMFORMAAT
om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediep-
te te maken voor fotos die worden gezien als prenten en
dergelijke, en kies PIXELBASIS om u te helpen scherpte-
diepte te beoordelen voor fotos die met hoge resoluties
zullen worden bekeken op computers of andere elektroni-
sche beeldschermen.
71
5
Een opnamemodus kiezen
Gevoeligheid en bewegingsonscherpte
Als u een klein diafragma kiest wanneer het onderwerp slecht
belicht is, kan de sluitertijd geselecteerd door het automatische
belichtingsprogramma mogelijk niet snel genoeg zijn om be-
wegingsonscherpte te voorkomen. Voor kortere sluitertijden die
de bewegingsonscherpte verminderen, selecteert u een hogere
gevoeligheid.
72
5
Modus M: Handmatige belichting
Verander de belichting van die geselecteerd door de
camera.
B
A
C
Pas de instellingen als volgt aan:
A
Keuzehendel automatische modus: z
B
Sluitertijd: Kies een sluitertijd
C
Diafragma: Selecteer Z en draai aan de lensdiafrag-
maring om het diafragma aan te passen
Bevestig dat M verschijnt in het
scherm. De hoeveelheid waarmee
de foto onder- of overbelicht zou
zijn bij de huidige instellingen wordt
getoond door de belichtingsindi-
cator; stel de sluitertijd en het diafragma bij totdat de
gewenste belichting wordt bereikt.
N
Bij instellingen anders dan 180X kan de sluitertijd ook wor-
den aangepast in stappen van ⁄EV door aan de achterste
commandoschijf te draaien.



73
5
Een opnamemodus kiezen
Belichtingsvoorbeeld
Om een belichtingsvoorbeeld op
het LCD-scherm te zien, selecteert
u een andere optie dan UIT voor
D SCHERM SET-UP> PRVW BELICH/
WITBALANS HANDM. MODUS. Selecteer
UIT bij gebruik van de  itser of in andere
situaties waarin de belichting mogelijk
kan veranderen wanneer de foto wordt
gemaakt.
74
5
Auto-modus
De camera past instellingen automatisch aan volgens
de optie geselecteerd door het draaien aan de voorste
commandoschijf. Kies uit modi geschikt voor speci e-
ke onderwerptypes of selecteer S GEAVANCRD SR
AUTO om de camera automatisch de modus aan het
ondewerp te laten aanpassen.
1
Druk op de DRIVE-knop en selec-
teer B (STILSTAAND BEELD) in
de lijst met opties voor dri-
ve-modi.
2
Draai de automodusselectie-
hendel naar AUTO.
3
Draai de voorste comman-
doschijf om een optie te kiezen.
De huidig geselecteerde scène
verschijnt op het scherm.
75
5
Een opnamemodus kiezen
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
S
S
GEAVANCRD SR
GEAVANCRD SR
AUTO
AUTO
De camera optimaliseert automatisch de instellingen om
zich aan te passen aan het onderwerp.
h
h
PORTRET
PORTRET Kies deze scène voor portretten.
Z
Z
GEZICHT
GEZICHT
VERZACHTEN
VERZACHTEN
Verwerkt portretten om het onderwerp een vloeiende,
natuurlijke teint te geven.
M
M
LANDSCHAP
LANDSCHAP Kies deze scène voor daglichtfotos of gebouwen en
landschappen.
N
N
SPORT
SPORT Kies deze scène bij het fotograferen van bewegende
onderwerpen.
O
O
NACHT
NACHT Kies deze stand voor slecht schemerlicht of nachtscènes.
H
H
NACHT(STAT.)
NACHT(STAT.) Kies deze stand voor lange sluitertijden bij nachtopnames.
p
p
VUURWERK
VUURWERK Lange sluitertijden worden gebruikt om de lichteff ecten
van vuurwerk vast te leggen.
Q
Q
ZONSOPKOMST
ZONSOPKOMST Kies deze stand om de levendige kleuren in zonsopkom-
sten en zonsondergangen vast te leggen.
R
R
SNEEUW
SNEEUW Kies voor frisse, heldere fotos die de helderheid van scènes
vastleggen welke door glimmende witte sneeuw worden
gedomineerd.
s
s
STRAND
STRAND Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van
zonovergoten standen vastleggen.
f
f
ONDER WATER
ONDER WATER Vermindert de blauwe gloed die doorgaans geassocieerd
wordt met onderwaterverlichting.
U
U
FEESTEN
FEESTEN Leg achtergrondverlichting binnenshuis onder omstandig-
heden met weinig licht vast.
V
V
BLOEMEN
BLOEMEN
Auto scherpstelling voor close-up fotos en krachtige kleuren.
W
W
DOCUMENTEN
DOCUMENTEN
Maak duidelijke foto’s van gedrukte tekst of tekeningen.
N
Scene-selectie is ook beschikbaar met
A
OPNAME-INSTELLINGEN> ONDERWERPPROGRAMMA
in het opnamemenu.
76
5
Een opnamemodus kiezen
S GEAVANCRD SR AUTO
De scène die geselecteerd is door
de camera in S GEAVANCRD SR
AUTO stand wordt getoond met een
pictogram op het scherm.
a AUTO
c LANDSCHAP
d NACHT
h NACHT(STAT.)
e MACRO
u STRAND
v ZONSOPKOMST
w SNEEUW
x HEMEL
y GEBLADERTE
z HEMEL & GEBLADERTE
d PORTRET
g TEGENLICHTPORTRET
c BEWEGEND VOORWERP
a PORTRET&BEWEGING
b TEGENLICHTPORTRET&
BEWEGING
O
De geselecteerde stand kan verschillen afhankelijk van de
opnameomstandigheden. Als de stand en het onderwerp
niet overeenkomen, selecteer handmatig een scène.
77
5
Automatische scherpstelling
Maak fotos met behulp van automatisch scherp-
stellen.
1
Draai de scherpstelmoduskeu-
zeknop naar S of C (
P
78).
2
Gebruik G AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPSTELLING om een scherpstelling te kiezen
(
P
80).
3
Kies de positie en grootte van
het scherpstelkader (
P
82).
4
Maak fotos.
N
Voor informatie over het automatische scherpstellingssys-
teem bezoekt u:
http://fujifilm-x.com/af/en/index.html
78
5
Scherpstelmodus
Gebruik de scherpstelmoduskeuze-
knop om te kiezen hoe de camera
scherpstelt.
Kies uit de volgende opties:
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
S
(AF-S)
Enkelvoudige AF: De scherpstelling blijft vergrendeld
terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Kies dit voor
stilstaande onderwerpen.
C
(AF-C)
Continue AF: Scherpstelling wordt continu aangepast
volgens de veranderingen in de afstand tot het onderwerp
terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Gebruik dit
voor bewegende onderwerpen. Oogdetectie AF is niet
beschikbaar.
M
(handmatig)
Handmatig: Stel handmatig scherp met de scherpstelring
van de lens. Kies voor handmatige bediening van de
scherpstelling of in situaties waarbij de camera niet kan
scherpstellen met automatische scherpstelling (
P
87).
N
Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige
scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige
scherpstelmodus staat.
Als AAN is geselecteerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN>
PRE-AF, zal de scherpstelling continu worden aangepast
in modi S en C, zelfs wanneer de ontspanknop niet wordt
ingedrukt.
79
5
Automatische scherpstelling
De scherpstelindicator
De scherpstelindicator wordt groen wan-
neer op het onderwerp is scherpgesteld
en knippert wit wanneer de camera niet
in staat is om scherp te stellen. Haakjes
(“( )”) geven aan dat de camera aan het
scherpstellen is en worden continu weer-
gegeven in modus C.
j wordt weerge-
geven in handmatige scherpstelmodus.



Scherpstelindicator
80
5
Automatische scherpstellingsopties (scherpstelling)
Kies hoe de camera scherpstelt in modi S en C.
1
Druk op MENU/OK en ga naar het opnamemenu.
2
Selecteer
G
AF/MF INSTELLINGEN> SCHERPSTELLING.
3
Kies een scherpstelling.
N
Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
246).
Hoe de camera scherpstelt is afhankelijk van de scherp-
stelmodus.
Scherpstelmodus S (AF-S)
Scherpstelmodus S (AF-S)
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
Voorbeeld
Voorbeeld
r
ENKEL
PUNT
Camera stelt scherp op onderwerp
in geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik deze optie om scherp te
stellen op geselecteerd onderwerp.
y
ZONE
Camera stelt scherp op onderwerp
in geselecteerde scherpstelzone.
Scherpstelzones bevatten meerdere
scherpstelpunten, waardoor het
gemakkelijker wordt om scherp te
stellen op bewegende onderwerpen.
z
GROOTHOEK
Camera stelt automatisch scherp op
onderwerpen met hoog contrast;
weergave toont gebieden die zijn
scherpgesteld.
81
5
Automatische scherpstelling
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
Voorbeeld
Voorbeeld
j
ALLE
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectie-
weergave van het scherpstelpunt (
P
83, 84) om in
deze volgorde door de AF-modi te roteren:
r ENKEL
PUNT,
y ZONE, en z GROOTHOEK.
Scherpstelmodus C (AF-C)
Scherpstelmodus C (AF-C)
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
Voorbeeld
Voorbeeld
r
ENKEL
PUNT
Scherpstelling volgt onderwerp
bij geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik dit voor onderwerpen die
zich naar de camera toe of van de
camera weg bewegen.
y
ZONE
Scherpstelling volgt onderwerp in
geselecteerde scherpstelgebied.
Gebruik dit voor onderwerpen die
vrij voorspelbaar bewegen.
z
TRACKING
Scherpstelling volgt onderwerpen
die door een breed gebied van het
kader bewegen.
j
ALLE
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectie-
weergave van het scherpstelpunt (
P
83, 84) om in
deze volgorde door de AF-modi te roteren:
r ENKEL
PUNT,
y ZONE, en z TRACKING.
82
5
Scherpstelpuntselectie
Kies een scherpstelpunt voor automatisch scherpstel-
len.
De scherpstelpuntweergave bekijken
1
Druk op MENU/OK en ga naar het opnamemenu.
2
Selecteer G AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPSTELGEBIED om de scherpstelpuntweer-
gave te bekijken.
3
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
en achterste commandoschijf om een scherpstel-
gebied te kiezen (
P
83).
N
Het scherpstelpunt kan ook geselecteerd worden met
touch controls (
P
22).
83
5
Automatische scherpstelling
Een scherpstelpunt selecteren
Gebruik de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om het scherp-
stelpunt te kiezen en de achterste
commandoschijf om de grootte
van het scherpstelkader te kiezen.
De procedure varieert afhankelijk van de optie die is
geselecteerd voor Scherpstelling.
Scherpstelling
Scherpstelling
Scherpstellingstok
Scherpstellingstok
Achterste commandoschijf
Achterste commandoschijf
Kantel
Kantel
Druk op
Druk op
Draai
Draai
Druk op
Druk op
r
r
Selecteer
scherpstel-
punt
Selecteer
middelste
scherpstel-
punt
Kies uit 6 kader-
groottes
Herstel oor-
spronkelijke
grootte
y
y
Kies uit 3 kader-
groottes
z
z
N
Handmatige scherpstelpuntselectie is niet beschikbaar als
z
GROOTHOEK/TRACKING is geselecteerd in scherp-
stelmodus S.
Als
j
ALLE is geselecteerd voor AF-modus, kunt u de
achterste commandoschijf in de selectieweergave van het
scherpstelpunt roteren (
P
84) om in deze volgorde door
de AF-modi te roteren:
r
ENKEL PUNT (6 kadergroottes),
y
ZONE (3 kadergroottes), en
z
GROOTHOEK (scherp-
stelstand S) of
z
TRACKING (scherpstelstand C).
84
5
De scherpstelpuntweergave
De scherpstelpuntweergave verschilt volgens de optie
geselecteerd voor Scherpstelling.
N
Scherpstelkaders worden getoond door kleine vierkantjes
(
), scherpstelgebieden door grote vierkanten.
Scherpstelling
Scherpstelling
r
r ENKEL PUNT
y
y ZONE
z
z
GROOTHOEK/TRACKING
GROOTHOEK/TRACKING
Het aantal beschikba-
re punten kan worden
geselecteerd met be-
hulp van
G AF/MF
INSTELLINGEN>
AANTAL
FOCUSPUNTEN.
Kies uit zones met 7 × 7,
5 × 5 of 3 × 3 scherpstel-
punten.
Plaats het scherp-
stelkader over het
onderwerp en druk op
MENU/OK.
Beschikbare scherpstelpunten
TTL-contrastdetectie AF biedt meer
scherpstelpunten (
A
) dan intelligente
hybride AF (
B
), welke fasedetectie com-
bineert met TTL-contrastdetectie AF.
85
5
Automatische scherpstelling
Selectie van scherpstelkader in seriemodus
Wanneer continue hoge snelheid (8.0fps, 11fps, 14fps) is geselec-
teerd voor drive-modus, daalt het aantal beschikbare scherpstel-
kaders in scherpstelmodus C.
Enkel punt Gebied Tracking
Automatische scherpstelling
Hoewel de camera is uitgerust met een uiterst nauwkeurig au-
tomatisch scherpstellingssysteem, is het mogelijk dat er niet kan
worden scherpgesteld op onderstaande onderwerpen.
Zeer glimmende onderwerpen, zoals spiegels of autos.
Onderwerpen die zich achter een raam of andere re ecteren-
de voorwerpen bevinden.
Donkere onderwerpen en onderwerpen die licht absorberen
in plaats van re ecteren, zoals haar of vacht.
Niet tastbare onderwerpen, zoals rook of vuur.
Onderwerpen die vrijwel niet contrasteren met de achter-
grond.
Onderwerpen die zich voor of achter een contrastrijk voor-
werp bevinden dat eveneens in het scherpstelkader valt
(bijvoorbeeld een onderwerp tegen een achtergrond met zeer
contrasterende elementen).
86
5
Automatische scherpstelling
Scherpstelling controleren
Om in te zoomen op het huidige scherp-
stelgebied voor nauwkeurige scherp-
stelling, drukt u op het midden van de
achterste commandoschijf. Druk opnieuw
op het midden van de achterste comman-
doschijf om zoomen te annuleren.
Normale weergave Scherpstelzoom
N
In scherpstelmodus S kan zoomen worden aangepast
door het draaien aan de achterste commandoschijf als
STANDAARD of FOCUS PIEK HIGHLIGHT geselecteerd
is voor
G
AF/MF INSTELLINGEN> HF-ASSISTENTIE
(
P
142). Scherpstelzoom is niet beschikbaar in scherp-
stelmodus C of wanneer
G
AF/MF INSTELLINGEN>
PRE-AF ingeschakeld is of een andere optie dan
r
ENKEL PUNT is geselecteerd voor SCHERPSTELLING.
Gebruik
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
FUNCTIE-INS. (Fn) om de functie te veranderen die door
het midden van de achterste commandoschijf wordt
uitgevoerd of de standaardfunctie aan andere controls toe
te wijzen.
87
5
Handmatig scherpstellen
Pas scherpstelling handmatig aan.
1
Draai de scherpstelmoduskeu-
zeknop naar M.
j verschijnt in het scherm.



2
Stel handmatig scherp met de
scherpstelring van de lens. Draai
de ring naar links om de scherp-
stelafstand te verkleinen, naar
rechts om deze te vergroten.
3
Maak fotos.
N
Gebruik
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
SCHERPSTELRING om de draairichting van de scherpstel-
ring om te keren.
Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige
scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige
scherpstelmodus staat.
88
5
Snelle scherpstelling
Om automatische scherpstelling te gebruiken om scherp te
stellen op een onderwerp in het geselecteerde scherpstelge-
bied, drukt u op de knop waaraan scherpstelvergrendeling of
AF-AAN is toegewezen (de grootte van het scherpstelgebied
kan worden gekozen met de achterste commandoschijf). In
handmatige scherpstelmodus kunt u met deze functie snel
scherpstellen op een gekozen onderwerp met behulp van en-
kelvoudige of continue AF volgens de optie die is gekozen voor
G AF/MF INSTELLINGEN> DIRECT AF-INSTELLING.
89
5
Handmatig scherpstellen
Scherpstelling controleren
Verscheidene opties zijn beschikbaar voor het controleren
van scherpstelling in de handmatige scherpstelmodus.
De handmatige scherpstelindicator
De handmatige scherpstelindicator
geeft aan hoe dicht de scherpstelaf-
stand bij de afstand tot het onder-
werp in de scherpstelhaakjes ligt. De
witte lijn duidt de afstand tot het on-
derwerp in het scherpstelgebied aan
(in meters of feet overeenkomstig de optie geselecteerd
voor
D
SCHERM SET-UP> EENHEDEN AF-SCHAAL in
het instellingenmenu), de blauwe balk de scherptediep-
te, of met andere woorden de afstand voor of achter het
onderwerp dat scherp in beeld lijkt te zijn.
Scherpstelzoom
Als AAN is geselecteerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPSTELLOEP, zal de camera automatisch inzoomen
op het geselecteerde scherpstelgebied als aan de scherp-
stelring wordt gedraaid.
Druk op het midden van de
achterste commandoschijf om zoom te verlaten.
N
Als STANDAARD of FOCUS PIEK HIGHLIGHT is geselec-
teerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN> HF-ASSISTENTIE,
kan zoomen worden aangepast door te draaien aan de
achterste commandoschijf.
Scherpstelafstand
(witte lijn)


Scherptediepte
90
5
Handmatig scherpstellen
HF-assistentie
De optie G AF/MF INSTELLINGEN> HF-ASSISTENTIE
kan worden gebruikt om de scherpstelling te controle-
ren wanneer fotos in een kader worden getoond op het
LCD-scherm of de elektronische zoeker in handmatige
scherpstelmodus.
N
Het HF-ASSISTENTIE-menu kan worden weergegeven
door het midden van de achterste commandoschijf inge-
drukt te houden.
De volgende opties zijn beschikbaar:
FOCUS PIEK HIGHLIGHT: Markeert con-
trastrijke contouren. Draai aan de
scherpstelring totdat het onder-
werp is gemarkeerd.
DIGITAAL SPLITSEN BEELD: Geeft een
gesplitste afbeelding in het mid-
den van het beeld weer. Kader
het onderwerp in het gesplitste
beeldveld in en draai aan de
scherpstelring totdat de vier delen
van het gesplitste beeld juist zijn
uitgelijnd.
91
5
d
Belichtingscompensatie
Pas belichting aan.
Draai aan de belichtingscompensa-
tieschijf.
O
De hoeveelheid beschikbare com-
pensatie varieert met de opname-
modus.
C (Aangepast)
Wanneer de belichtingscompensa-
tieschijf gedraaid wordt naar C, kan
belichtingscompensatie worden
aangepast door het draaien aan de
voorste commandoschijf.
instellen met
N
De voorste commandoschijf kan worden gebruikt om de
belichtingscompensatie op waarden tussen −5 en +5EV
in te stellen.
De voorste commandoschijf kan gebruikt worden om
openings- en belichtingscompensatie of (wanneer AAN
is geselecteerd voor INST. ISO COMMANDOSCHIJF)
gevoeligheid in te stellen. Draai de schijf om tussen de
verschillende instellingen te schakelen.
92
5
Scherpstellings-/
belichtingsvergrendeling
Stel fotos samen met onderwerpen die zich niet
in het midden bevinden.
1
Scherpstelling: Positioneer het
onderwerp in het midden van
het scherpstelkader en druk
de ontspanknop half in om de
scherpstelling en de belichting
te vergrendelen. De scherpstelling en de belichting
blijven vergrendeld zolang de ontspanknop half
ingedrukt blijft (AF/AE-vergrendeling).
2
Stel opnieuw samen: Houd de ont-
spanknop half ingedrukt.
3
Neem de foto: Druk de knop volledig in.
N
Scherpstelvergrendeling met behulp van de ontspan-
knop is alleen beschikbaar als ON is geselecteerd voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> SLUITER AF,
SLUITER AE.
93
5
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling
De AF-L- en AE-L-knoppen
Scherpstelling en belichting kunnen
ook worden vergrendeld met de
AF-L- en AE-L-knoppen. Bij de stan-
daardinstellingen vergrendelt de
AF-L-knop de scherpstelling en de
AE-L-knop de belichting. Scherpstel-
ling en/of belichting blijven ver-
grendeld terwijl de knop wordt ingedrukt, ongeacht of
de ontspanknop wel of niet half wordt ingedrukt.
De functies van de knoppen kunnen worden ver-
anderd met behulp van de volgende opties van
D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN:
FUNCTIE-INS. (Fn): Kies de functies die de AE-L en
AF-L-knoppen vervullen.
MODUS AE/AF-VERG.: Als AE/AF-VERG AAN/UIT is
geselecteerd voor MODUS AE/AF-VERG., worden
scherpstelling en/of belichting vergrendeld wanneer
de knop wordt ingedrukt en blijven deze vergrendeld
totdat de knop nogmaals wordt ingedrukt.
94
5
BKT
Bracketing
Varieer instellingen automatisch voor een serie
foto’s.
1
Druk op de DRIVE-knop om de
opties voor drive-modi weer te
geven.
2
Kies een serietype en (als W ISO BKT of
V WITBALANS BKT is geselecteerd) een serieaan-
tal.
3
Druk op MENU/OK om drive-modusselectie te beëin-
digen.
4
Maak fotos.
95
5
Bracketing
O AE BKT
Gebruik A OPNAME-INSTELLINGEN> AE-REEKS
INSTELLING om de afbakeningshoeveelheid en aan-
tal fotos te kiezen. Telkens als er op de ontspanknop
wordt gedrukt, neemt de camera het gespeci ceerde
aantal fotos: een foto met behulp van de gemeten
waarde voor belichting en de andere onder- en over-
belicht met meervouden van de geselecteerde afbake-
ningshoeveelheid (
P
154).
N
Ongeacht de bracketinghoeveelheid, zal de belichting niet ho-
ger zijn dan de grenzen van het meetsysteem voor belichting.
W ISO BKT
Selecteer een bracketinghoeveelheid (±1, ±⁄, of ±⁄). Tel-
kens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt
de camera een foto met de huidige gevoeligheid en ver-
werkt de camera ze tot twee extra kopieën, een met een
verhoogde gevoeligheid en de andere met een gevoelig-
heid verlaagd met de geselecteerde hoeveelheid.
X FILMSIMULATIE BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten,
neemt de camera een foto en verwerkt hij deze om
kopieën te maken met verschillende  lmsimula-
tie-instellingen, die gekozen zijn met behulp van
A OPNAME-INSTELLINGEN> FILMSIMULATIE BKT
(
P
154).
96
5
Bracketing
V WITBALANS BKT
Selecteer een bracketinghoeveelheid (±1, ±2, of ±3).
Elke keer dat de sluiterknop wordt ingedrukt, maakt
de camera één opname en verwerkt deze dan om drie
kopieën te maken: één met de huidige witbalans, één
met  jnafstelling verhoogd met de geselecteerde hoe-
veelheid, en een andere met  jnafstelling verminderd
met de geselecteerde hoeveelheid.
Y DYNAMISCH BEREIK BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt,
maakt de camera drie fotos met verschillende dyna-
mische bereiken: 100% voor de eerste, 200% voor de
tweede en 400% voor de derde.
N
Hoewel de bracketing van het dynamisch bereik geac-
tiveerd is, zal de gevoeligheid beperkt zijn tot minimaal
ISO800 (of tot minimaal ISO200 tot 800 als een automati-
sche optie is geselecteerd voor gevoeligheid); de gevoelig-
heid die voorheen van kracht was wordt hersteld zodra de
bracketing eindigt.
97
5
I
Continu fotograferen (seriemodus)
Leg beweging vast in een serie fotos.
1
Druk op de DRIVE-knop om de
opties voor drive-modi weer te
geven.
2
Selecteer I CONTINU en kies een frame-vooruit-
snelheid.
3
Maak fotos. De camera maakt fotos terwijl de
ontspanknop wordt ingedrukt; de opname eindigt
als de ontspanknop wordt losgelaten of wanneer
de geheugenkaart vol is.
O
Als de bestandsnummering 999 bereikt voordat het foto-
graferen is voltooid, worden de resterende fotos opgesla-
gen in een nieuwe map.
Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de beschikba-
re ruimte op de geheugenkaart onvoldoende is.
Beeldsnelheid varieert volgens onderwerp, sluitertijd,
gevoeligheid en scherpstelmodus. Beeldsnelheden kun-
nen langzamer worden en opnametijden kunnen stijgen
naarmate meer fotos worden genomen.
De  itser schakelt automatisch uit; de eerder ingestelde
itsmodus wordt weer geselecteerd wanneer de stand
voor continu fotograferen wordt uitgeschakeld.
98
5
Continu fotograferen (seriemodus)
Scherpstelling en belichting
Selecteer scherpstelmodus C om te variëren per foto; om de
belichting per foto te variëren, selecteert u OFF voor
D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> SLUITER AE.
N
Een framesnelheid van 8,0, 11 of 14fps selecteren be-
grenst de keuze van scherpstelframes in scherpstelmodus
C en begrenst de Intelligente Gezichtsherkenning naar het
veld gebruikt voor intelligente hybride AF (TTL contraste-
ren-detecteren AF+fase-detectie AF;
P
84).
Trackingprestaties voor belichting en scherpstelling
kunnen variëren volgens factoren zoals diafragma, gevoe-
ligheid en belichtingscompensatie.
99
5
Y
Geavanceerde lters
Maak fotos met  ltere ecten.
1
Druk op de DRIVE-knop om de
opties voor drive-modi weer te
geven.
2
Markeer Y GEAVANC. FILTER en druk op MENU/OK
om de geavanceerde  lteropties weer te geven.
3
Markeer een geavanceerde  lter en druk op
MENU/OK om de gemarkeerde optie te selecteren en
verlaat de opnamemodus.
4
Maak fotos.
N
Wanneer de automodusselectiehendel naar AUTO gedraaid
wordt, kunt u de voorste commandoschrijf draaien om een
lter te kiezen in de opnameweergave.
100
5
Geavanceerde  lters
Geavanceerde  lteropties
Kies uit de volgende  lters:
Filter
Filter
Beschrijving
Beschrijving
G SPEELGOEDCAMERA
Kies voor een retro speelgoedcamera-eff ect.
H MINIATUUR
De boven- en onderzijden van fotos
worden onscherp gemaakt voor een
diorama-eff ect.
I POP-KLEUR
Maak beelden met hoog contrast met
verzadigde kleuren.
J HIGH-KEY
Creëer heldere beelden met een laag
contrast.
Z LAAG-TOON
Creëer uniforme donkere tonen met en-
kele gebieden die over opgelichte vlakken
beschikken.
K
DYNAMISCHE KLEURTOON
Dynamische kleurtoonexpressie wordt
gebruikt voor een fantasie-eff ect.
X ZACHTE FOCUS
Creëer een look die gelijkmatig zacht is
over het hele beeld.
u
GEDEELTE KLEUR (ROOD)
Delen van het beeld die de geselecteerde
kleur hebben, worden opgenomen in die
kleur. Alle andere delen van het beeld
worden in zwart-wit vastgelegd.
v
GEDEELTE KLEUR (ORANJE)
w
GEDEELTE KLEUR (GEEL)
x
GEDEELTE KLEUR (GROEN)
y
GEDEELTE KLEUR (BLAUW)
z
GEDEELTE KLEUR (PAARS)
N
Afhankelijk van het onderwerp en de camera-instellingen
kunnen beelden in sommige gevallen korrelig zijn of
variëren in helderheid of kleurtoon.
101
5
j
Meervoudige belichtingen
Maak een foto die twee belichtingen combi-
neert.
1
Druk op de DRIVE-knop om de
opties voor drive-modi weer te
geven.
2
Selecteer Adv., markeer vervolgens
j MULTI-BELICHTING en druk op MENU/OK om
de gemarkeerde optie te selecteren en verlaat de
opnamemodus.
3
Maak de eerste foto.
102
5
Meervoudige belichtingen
4
Druk op MENU/OK. De eerste foto
wordt bovenaan in het beeld
weergegeven door de lens en u
wordt gevraagd om de tweede
foto te maken.
VERLATEN
OPNIEUW PROBEREN
VOLGENDE
N
Om terug te keren naar Stap3 en de eerste foto
opnieuw te nemen, duwt u de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) naar links. Druk op DISP/BACK om
de eerste foto op te slaan zonder een meervoudige
belichting te maken.
5
Maak de tweede foto met
behulp van het eerste beeld als
leidraad.
2.030
VERLATEN
6
Druk op MENU/OK om meer-
voudige belichting te creëren,
of duw de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) naar links
om terug te keren naar Stap5
en de tweede foto opnieuw te
nemen.
VERLATEN
OPNIEUW PROBEREN
103
5
u
Panoramas
Volg de aanwijzingen op het scherm om een
panoramafoto te maken.
1
Druk op de DRIVE-knop om de
opties voor drive-modi weer te
geven.
2
Selecteer Adv., markeer vervolgens u PANORAMA
en druk op MENU/OK om de gemarkeerde optie te
selecteren en verlaat de opnamemodus.
3
Om de grootte van de hoek te selecteren waarmee
u de camera zult draaien tijdens het opnemen,
duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar
links. Markeer een grootte en druk op MENU/OK.
4
Duw de scherpstellingstok naar rechts om een
keuze aan draairichtingen te zien. Markeer een
panrichting en druk op MENU/OK.
5
Druk de ontspanknop volledig in om de opname
te starten. U hoeft de ontspanknop tijdens het
fotograferen niet ingedrukt te houden.
104
5
6
Pan de camera in de met de
pijl aangegeven richting. De
opname wordt automatisch
beëindigd wanneer de camera
volledig tot aan het aangegeven
einde is gepand en het panora-
mabeeld is voltooid.
Veeg camera lang gele lijn
in richting van y
HOEK RICHTING
Voor de beste resultaten
Gebruik voor de beste resultaten een lens met een brandpunt-
afstand van 35mm of minder (50mm of minder in 35mm for-
maat). Houd uw ellebogen tegen uw zij en beweeg de camera
in een kleine cirkel met een constante lage snelheid, waarbij de
camera horizontaal of onder een rechte hoek wordt gehouden.
Let op dat u alleen in de richting pant die wordt aangegeven
door de hulplijnen. Gebruik een statief voor de beste resultaten.
Als het resultaat niet naar wens is, probeer dan te pannen met
een andere snelheid.
105
5
Panorama's
O
Als de ontspanknop in zijn geheel wordt ingedrukt voor-
dat het panorama is voltooid, wordt de opname beëindigd
en wordt mogelijk geen panorama vastgelegd. Opname
kan mogelijk ook worden onderbroken als de camera te
snel of te langzaam wordt gepand. De opname wordt
geannuleerd wanneer de camera wordt bewogen in een
andere richting dan wordt aangegeven.
Panoramas worden gemaakt uit meerdere beelden; als ON
is geselecteerd voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
SLUITER AE, wordt de belichting voor het gehele panora-
ma bepaald door het eerste beeld. In sommige gevallen
neemt de camera een grotere of kleinere hoek op of is
hij niet in staat de fotos perfect met elkaar te verbinden.
Het laatste deel van het panorama wordt mogelijk niet
opgenomen als de opname eindigt voordat het panorama
is voltooid.
De gewenste resultaten worden mogelijk niet behaald
bij bewegende onderwerpen, onderwerpen vlakbij de
camera, onveranderlijke onderwerpen zoals de lucht of
een grasveld, onderwerpen die constant bewegen zoals
golven en watervallen of onderwerpen die duidelijk ver-
anderingen ondergaan in helderheid. Panoramas kunnen
onscherp worden als het onderwerp slecht belicht wordt.
106
5
Panorama's
Panorama’s bekijken
In full-frame afspelen kunt u de achterste commandoschijf
gebruiken om de panorama’s in of uit te zoomen. Of u kunt de
panorama afspelen met de scherpstellingstok (scherpstelhen-
del).
AFSPELEN
STOP PAUZE
Duw de scherpstellingstok omlaag om afspelen te starten en
duw opnieuw om te pauzeren. Duw de scherpstellingstok naar
links of rechts om de draairichting te wijzigen terwijl afspelen in
uitvoering is of om de panorama te scrollen wanneer afspelen
gepauzeerd is; verticale panoramas zullen verticaal scrollen en
horizontale panoramas horizontaal. Om full-frame afspelen te
verlaten duwt u de scherpstellingstok omhoog.
107
5
Fotograferen met  itser
Gebruik de meegeleverde EF-X8  itser met
schoenbevestiging voor extra verlichting ‘s
nachts of binnenshuis bij weinig licht.
1
Schuif de  itser op de  its-
schoen zoals weergegeven
en stop wanneer deze op zijn
plaats klikt.
2
Zet de  itser omhoog.
O
Als de  itser niet wordt opgetild,
worden instellingen aangepast
voor eenheden die zijn aan-
gesloten via de sync-terminal
(
P
263).
3
Selecteer
F FLITSINSTELLINGEN>
FLASHFUNCTIE-INSTELLINGEN
in de cameramenu’s om de op-
ties voor EF-X8 weer te geven.
VERLATEN
FLITSINSTELLINGEN
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
N
Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
246).
108
5
4
Markeer items met de scherp-
stellingstok (scherpstelhendel)
en draai de achterste comman-
doschijf om de gemarkeer-
de instelling te veranderen
(
P
109).
MEEGELEVERDE FLASH
AANPASSEN
EINDE
M
ODUS
5
Druk op DISP/BACK om de veranderingen in werking
te stellen.
O
Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp kunnen
sommige lenzen schaduwen werpen wanneer er met de
itser fotos worden gemaakt.
De  itser zal niet afgaan bij een aantal instellingen, bijvoor-
beeld in panoramamodus of wanneer de elektronische
sluiter wordt gebruikt.
Kies een sluitertijd langer dan 180X bij gebruik van de
itser in belichtingsmodus S (sluitertijdprioriteit AE) of
handmatig (M).
N
In de TTL-modus kan de  itser meerdere keren afgaan bij
iedere opname. Houd de camera stil totdat de opname
volledig klaar is.
109
5
Fotograferen met  itser
Flitsinstellingen
De volgende instellingen
zijn beschikbaar wanneer
de meegeleverde EF-X8
itser met schoenbevesti-
ging is aangebracht.
MEEGELEVERDE FLASH
AANPASSEN
EINDE
M
ODUS
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
A
Flitsbedienings-
modus
Kies uit de volgende opties:
TTL: TTL-modus. Pas de fl itscompensatie aan (
B
)
en kies een fl itsmodus (
C
).
M: De fl itser fl itst bij de geselecteerde output (
B
),
ongeacht de helderheid van het onderwerp of
de camera-instellingen. Uitvoer wordt uitgedrukt
in fracties van volledige sterkte, van ⁄ tot ⁄. De
gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt
bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het
itsbedieningssysteem vallen; maak een testopna-
me en controleer de resultaten.
C
(COMMANDER): Kies of de fl itser wordt gebruikt om
de op afstand gesynchroniseerde fl itsers te bedienen,
bijvoorbeeld als deel van een studiofl itssysteem.
D (UIT): De EF-X8 fl itst niet. Flitsers verbonden
via de sync-terminal zullen nog steeds fl itsen als
de ontspanknop wordt losgelaten, maar kunnen
worden uitgeschakeld door de EF-X8 te laten
zakken en de fl itsers uit te schakelen in het fl itsin-
stellingenmenu.
110
5
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
B
Flitscompensatie/
output
Pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties
verschillen per geselecteerde fl itsbedieningsmodus
(
A
).
C
Flitsmodus
(TTL)
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De
beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opna-
mestand (P, S, A of M) is geselecteerd.
E (FLASH AUTO): De fl itser fl itst alleen indien
nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens
de helderheid van het onderwerp. Er wordt een
p-pictogram weergegeven als de ontspanknop
halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de
itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.
F (STANDAARD): De fl itser fl itst bij elke foto indien
mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens
de helderheid van het onderwerp. De fl itser fl itst
niet als deze niet volledig is opgeladen als de
ontspanknop wordt losgelaten.
G (TRAGE SYNC.): Combineer de fl itser met een
lange sluitertijd bij het fotograferen van portreton-
derwerpen tegen een achtergrond met nacht-
decor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is
opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
D
Synchroniseren
Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de
sluiter opent te fl itsen (
H/1E GORDIJN) of direct
voordat deze sluit (
I/2E GORDIJN). 1EGORDIJN
wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.
111
5
Fotograferen met  itser
Rode-ogenverwijdering
Rode ogen verwijderen is beschikbaar als een andere optie dan
UIT is geselecteerd voor
F FLITSINSTELLINGEN> VERWIJDER
R. OGEN en
G AF/MF INSTELLINGEN> INST. GEZICHTS-/
OOGHERKEN. op AAN staat. Het verwijderen van rode ogen
reduceert “rode ogen veroorzaakt wanneer licht van de  itser
wordt weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.
Flitssynchronisatiesnelheid
De  itser synchroniseert met de sluiter bij sluitertijden van ⁄s
of langer.
Optionele  itsers van FUJIFILM
De camera kan ook worden gebruikt met optionele
FUJIFILM- itsers met schoenbevestiging.
Flitsers van derden
Gebruik geen  itsers van derden die meer dan 300V toepassen
op de  itsschoen van de camera.
112
MEMO
113
De opnamemenus
114
6
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Pas de instellingen voor de beeldkwaliteit aan.
Druk op MENU/OK in de opna-
meweergave en selecteer het
tabblad
H(INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT) om de instel-
lingen voor beeldkwaliteit weer te
geven.
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opna-
memodus.
VERLATEN
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
BEELDGROOTTE
115
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
Selecteer het formaat en de beeldverhouding van de
te maken fotos.
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
O 3 : 2
6000 × 4000
P 3 : 2
4240 × 2832
Q 3 : 2
3008 × 2000
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
O 16 : 9
6000 × 3376
P 16 : 9
4240 × 2384
Q 16 : 9
3008 × 1688
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
O 1 : 1
4000 × 4000
P 1 : 1
2832 × 2832
Q 1 : 1
2000 × 2000
N
BEELDGROOTTE wordt niet teruggesteld als de camera
wordt uitgeschakeld of als er een andere opnamemodus
wordt geselecteerd.
Beeldverhouding
Fotos met een beeldverhouding van 32 hebben dezelfde
verhoudingen als een beeld van 35mm  lm, terwijl een beeld-
verhouding van 169 geschikt is voor weergave op apparaten
met High De nition (HD). Fotos met een beeldverhouding van
11 zijn vierkant.
116
6
BEELDKWALITEIT
Selecteer een bestandsformaat en een compressiever-
houding. Selecteer FINE of NORMAL om JPEG-fotos
op te nemen, RAW om RAW-fotos op te nemen, of
FINE+RAW of NORMAL+RAW om zowel JPEG- als
RAW-fotos op te nemen. FINE en FINE+RAW gebruiken
lagere JPEG-compressieverhoudingen voor JPEG-af-
beeldingen van hoge kwaliteit, terwijl NORMAL en
NORMAL+RAW hogere JPEG-compressieverhoudingen
gebruiken zodat er meer afbeeldingen kunnen worden
opgeslagen.
De functieknoppen
Om RAW-beeldkwaliteit aan of uit te zetten voor een enkele
foto, wijst u RAW toe aan een functieknop (
P
254). Als een
JPEG-optie momenteel is geselecteerd voor beeldkwaliteit, zal
het drukken op de knop tijdelijk de overeenkomstige JPEG+-
RAW-optie selecteren. Als een JPEG+RAW-optie momenteel is
geselecteerd, zal het drukken op de knop tijdelijk de overeen-
komstige JPEG-optie selecteren, terwijl als RAW is geselecteerd,
het drukken op de knop tijdelijk FINE selecteert. Het maken van
een foto of nogmaals op de knop drukken herstelt de vorige
instelling.
117
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
Kies of u RAW-beelden wenst te comprimeren.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
GEDECOMPRIMEERD RAW-beelden worden niet gecomprimeerd.
VERLIESVRIJ GECOMPRIM.
RAW-beelden worden gecomprimeerd
met een omkeerbaar algoritme dat de
bestandsgrootte vermindert zonder verlies
van beeldgegevens. De beelden kunnen
worden bekeken in RAW FILE CONVERTER
EX2.0 of andere software die “lossless”
RAW-compressie ondersteunt.
118
6
FILMSIMULATIE
Boots de e ecten van verschillende  lmsoorten na,
waaronder zwart-wit (met of zonder kleur lters). Kies
een palet op basis van uw onderwerp en creatieve
bedoelingen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
c
PROVIA/
STANDAARD
Standaard kleurreproductie. Geschikt voor een
breed scala aan onderwerpen, van portretten
tot landschappen.
d
Velvia/LEVENDIG
Een contrastrijk palet van verzadigde kleuren,
geschikt voor natuurfotografi e.
e
ASTIA/LAAG
Versterkt het bereik van beschikbare kleuren
voor huidtinten in portretten terwijl de hel-
derblauwe kleuren van de luchten bij daglicht
behouden blijven. Aanbevolen voor portretfoto-
grafi e buitenshuis.
i
CLASSIC CHROME
Zachte kleur en verbeterd schaduwcontrast
voor een rustige uitstraling.
g
PRO Neg. Hi
Biedt iets meer contrast dan h PRO Neg. Std.
Aanbevolen voor portretfotografi e buitenshuis.
h
PRO Neg. Std
Een palet van zachte tinten. De reeks beschikba-
re kleuren voor huidtinten is vergroot, waardoor
er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor
portretfotografi e in de studio.
119
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
a
ACROS
*
Neem zwart-witfotos met een rijke gradatie en
een uitstekende scherpte.
b
MONOCHROOM
*
Voor het maken van standaard zwart-witfotos.
f
SEPIA
Maak fotos in sepia.
* Verkrijgbaar met gele (Ye), rode (R) en groene (G) fi lters die grijstinten
verdiepen die overeenkomen met tinten complementair aan de
geselecteerde kleur. De gele (Ye) fi lter verdiept paars en blauw en de
rode (R) fi lter blauw en groen. De groene (G) fi lter verdiept rood en
bruin, huidtinten inbegrepen, waardoor het een goede keuze voor
portretten is.
N
De enige opties die beschikbaar zijn wanneer de automo-
dusseletiehendel naar AUTO gedraaid is, zijn
c
,
b
, en
f
.
Opties voor  lmsimulatie kunnen worden gecombineerd
met de instellingen voor tinten en scherpte.
Instellingen voor  lmsimulatie zijn ook toegankelijk via
sneltoetsen (
P
246).
Voor meer informatie bezoekt u: http://fujifilm-x.com/en/
x-stories/the-world-of-film-simulation-episode-1/
120
6
KORRELEFFECT
Voeg een  lmkorrele ect toe. Selecteer een hoeveel-
heid (STERK of ZWAK) of kies UIT om  lmkorrels uit te
schakelen.
Opties
Opties
STERK ZWAK UIT
121
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
DYNAMISCH BEREIK
Regel het contrast. Kies een lagere waarde om het
contrast te verhogen als u binnenshuis of onder een
bewolkte hemel fotografeert. Een hogere waarde ver-
mindert het verlies aan detail in hoge lichten en scha-
duwen als u contrastrijke onderwerpen fotografeert.
Hogere waarden zijn aanbevolen voor onderwerpen
waarin zowel zonlicht als diepe schaduwen voorko-
men, voor onderwerpen met hoge contrasten zoals op
water re ecterend zonlicht, helder verlichte herfstbla-
deren, portretfotos met een blauwe lucht als achter-
grond en witte voorwerpen of mensen in witte kleren.
Let er echter op dat spikkels kunnen verschijnen op
fotos die met hogere waarden zijn gemaakt.
Opties
Opties
AUTO
V 100% W 200% X 400%
N
Als AUTO is geselecteerd, kiest de camera automatisch
V
100% of
W
200%, afhankelijk van het beeld en de
opnameomstandigheden. De sluitertijd en het diafragma
worden weergegeven wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
W
200% is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO400
en hoger,
X
400% bij gevoeligheden van ISO800 en
hoger.
122
6
WITBALANS
Kies een witbalansoptie die overeenkomt met de licht-
bron voor natuurlijke kleuren.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO Witbalans wordt automatisch aangepast.
k/l/m
Meet een waarde voor witbalans.
k
Kies een kleurtemperatuur.
i
Voor onderwerpen in direct zonlicht.
j
Voor onderwerpen in de schaduw.
k
Gebruik dit onder daglicht”-tl-buizen.
l
Gebruik dit onder “warm-witte” tl-buizen.
m
Gebruik dit onder “koelwitte” tl-buizen.
n
Gebruik dit onder gloeilampverlichting.
g
Vermindert de blauwe tint die bij onderwaterverlich-
ting vaak te zien is.
N
De resultaten variëren met de opnameomstandigheden.
Bekijk de fotos na het fotograferen om te controleren of de
kleuren naar wens zijn.
De witbalans wordt alleen aangepast voor de  itser in de
modi AUTO en
g
. Schakel de  itser uit als u fotos met
andere witbalansopties wilt maken.
Witbalansopties zijn ook toegankelijk via sneltoetsen
(
P
246).
123
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Witbalans verfi jnen
Drukken op MENU/OK na het selec-
teren van een witbalansoptie geeft
de dialoog rechts weer; gebruik de
scherpstellingstok (scherpstelhen-
del) om de witbalans te ver jnen of
druk op DISP/BACK om zonder ver jnen te verlaten.
N
De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kantelt niet
diagonaal.
R:0 B:0
INSTELLEN
WB VERSCHUIVING AUTO
124
6
Aangepaste witbalans
Kies k, l of m om de witbalans
aan te passen aan ongebruikelijke
lichtomstandigheden. De opties
voor witbalansmeting worden
weergegeven; kadreer een wit
object zodat het scherm wordt gevuld en druk de
ontspanknop helemaal in om de witbalans te meten
(om de meest recente aangepaste waarde te selecteren
en af te sluiten zonder de witbalans te meten, drukt u
op DISP/BACK of druk op MENU/OK om de meest recente
waarde te selecteren en het dialoogvenster voor het
ver jnen weer te geven).
Als “VOLTOOID!” wordt weergegeven, druk dan op MENU/OK
om de witbalans in te stellen op de gemeten waarde.
Wanneer “ONDER” wordt weergegeven, verhoog dan de
belichtingscompensatie en probeer het opnieuw.
Wanneer “OVER” wordt weergegeven, verlaagt u de belich-
tingscompensatie en probeert u het opnieuw.
ONTSPANNER : NIEUWE WB
VERSCHUIVING
NIET WIJZIGEN
AANGEPAST 1
125
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
k: Kleurtemperatuur
Het selecteren van k in het wit-
balansmenu geeft een lijst van
kleurtemperaturen weer; markeer
een kleurtemperatuur en druk op
MENU/OK om de gemarkeerde optie
te selecteren en het dialoogvenster
voor ver jnen weer te geven.
Kleurtemperatuur
De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de
kleur van een lichtbron, gemeten in Kelvin (K). Lichtbronnen
met een kleurtemperatuur die lijkt op die van direct zonlicht
worden wit getoond; lichtbronnen met een lagere kleurtem-
peratuur krijgen een gele of rode gloed en lichtbronnen met
een hogere lichttemperatuur worden blauw getint. U kunt een
kleurtemperatuur kiezen die overeenkomt met de lichtbron. U
kunt ook een optie kiezen die sterk afwijkt van de kleur van de
lichtbron om de fotos warmer” of “kouder” te maken.
VERSCHUIVING
R:0 B:0
WITBALANS
INSTELLEN
KLEURTEMPERATUUR
126
6
HIGHLIGHT TINT
Pas het uiterlijk van de hoge lichten aan. U kunt kiezen
uit zeven opties tussen +4 en −2.
Opties
Opties
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2
SCHADUWTINT
Pas het uiterlijk van schaduwen aan. U kunt kiezen uit
zeven opties tussen +4 en −2.
Opties
Opties
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2
127
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
KLEUR
Pas de kleurdichtheid aan. U kunt kiezen uit negen
opties tussen +4 en −4.
Opties
Opties
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4
SCHERPTE
Verscherp of verzacht de contouren. U kunt kiezen uit
negen opties tussen +4 en −4.
Opties
Opties
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4
128
6
L BEL. RO
Selecteer AAN om spikkels in langdurige belichtingen
te verminderen.
Opties
Opties
AAN UIT
RUISONDERDRUKKING
Verminder ruis in fotos gemaakt bij hoge gevoelighe-
den. U kunt kiezen uit negen opties tussen +4 en −4.
Opties
Opties
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4
129
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
LENSMODLTIE OPTM.
Selecteer AAN om de de nitie te verbeteren door aan-
passing voor di ractie en het lichte verlies van scherp-
stelling aan de rand van de lens.
Opties
Opties
AAN UIT
KLEURR
Kies het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleur-
reproductie.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
sRGB Aanbevolen voor de meeste situaties.
Adobe RGB Voor commercieel drukwerk.
130
6
PIXELMAPPING
Gebruik deze optie als u lichtpuntjes in uw fotos merkt.
1
Druk op MENU/OK in de opnameweergave
en selecteer het tabblad H INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT.
2
Markeer PIXELMAPPING en druk op MENU/OK om
pixelmapping uit te voeren. Verwerking kan enkele
seconden duren.
O
Resultaten worden niet gegarandeerd.
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u met
pixelmapping begint.
Pixelmapping is niet beschikbaar wanneer de temperatuur
van de camera verhoogd is.
131
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
KIES INST. OP MAAT
Herroep instellingen opgeslagen met BEW/BEW INST.
OP M. Instellingen kunnen worden herroepen vanuit
alle zeven banken met aangepaste instellingen.
Banken
Banken
AANGEPAST 1 AANGEPAST 2 AANGEPAST 3 AANGEPAST 4
AANGEPAST 5 AANGEPAST 6 AANGEPAST 7
BEW/BEW INST. OP M
U kunt 7 sets met aangepaste camera-instellin-
gen opslaan voor veelvoorkomende situaties.
Opgeslagen instellingen kunnen worden terugge-
haald met H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT>
KIES INST. OP MAAT.
1
Druk op MENU/OK in de opnamemodus om het op-
namemenu weer te geven. Selecteer het tabblad
H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT, markeer dan
BEW/BEW INST. OP M en druk op MENU/OK.
132
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
2
Markeer een aangepaste instel-
lingenbank en druk op MENU/OK
om te selecteren.
BEW/BEW INST. OP M
KIES INST. OP MAAT
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
AANGEPAST 2
AANGEPAST 3
AANGEPAST 4
AANGEPAST 5
AANGEPAST 6
AANGEPAST 7
AANGEPAST 1
3
Pas het volgende naar wens aan:
ISO
AANGEPAST 1
ACT. INST. OPSL
VERLATEN
DYNAMISCH BEREIK
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
ISO
DYNAMISCH
BEREIK
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
KLEUR
SCHERPTE
RUISONDERDRUKKING
4
Druk op DISP/BACK. Er wordt een
bevestigingsvenster weerge-
geven. Markeer OK en druk op
MENU/OK.
OP MAAT 1 GOED INGESTELD?
OK
ANNULEREN
INST. OP MAAT OPSLAAN
N
Markeer, om huidige camera-instellingen op te slaan in de
geselecteerde bank, ACT. INST. OPSL in Stap3 en druk op
MENU/OK. Namen van banken kunnen worden aangepast
met behulp van AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN.
Om de standaardinstellingen terug te zetten voor de
huidige bank, selecteert u RESET.
133
6
G
AF/MF INSTELLINGEN
Pas de scherpstelinstellingen aan.
Om de scherpstelinstellingen aan te
passen, drukt u op MENU/OK in de op-
nameweergave en selecteert u het
tabblad
G (AF/MF INSTELLINGEN).
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opna-
memodus.
VERLATEN
AF/MF INSTELLINGEN
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
AF-PUNTDISPLAY
AANTAL FOCUSPUNTEN
PRE-AF
AF-HULPLICHT
SCHERPSTELGEBIED
SCHERPSTELGEBIED
Kies het scherpstelgebied voor de automatische
scherpstelling, handmatige scherpstelling en scherp-
stelzoom.
134
6
SCHERPSTELLING
Kies de scherpstelling voor de scherpstelmodi S en C.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
r
ENKEL PUNT
De camera stelt scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt. Het aantal beschikba-
re scherpstelpunten kan worden geselecteerd met
behulp van
G AF/MF INSTELLINGEN> AANTAL
FOCUSPUNTEN. Gebruik deze optie om scherp te
stellen op een geselecteerd onderwerp.
y
ZONE
De camera stelt scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelgebied. Scherpstelgebieden
bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het
gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegen-
de onderwerpen.
z
GROOTHOEK/
TRACKING
In scherpstelmodus C traceert de camera scherpstelling
op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt
terwijl de sluiterknop half wordt ingedrukt. In scherp-
stelmodus S stelt de camera automatisch scherp op
contrastrijke onderwerpen; de gebieden waarop wordt
scherpgesteld worden in het scherm weergegeven.
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op kleine
voorwerpen of snel bewegende onderwerpen.
j
ALLE
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectie-
weergave van het scherpstelpunt (
P
83, 84) om in
deze volgorde door de AF-modi te roteren:
r ENKEL
PUNT,
y ZONE, en z GROOTHOEK/TRACKING.
135
6
AF/MF INSTELLINGEN
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
Selecteer scherpstelvolgopties
voor scherpstelmodus C. Kies uit
Instellingen 1 tot 5 naargelang uw
onderwerp.
OK
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INSTELLING 1 STANDAARD INSTELLING
VOOR MEERVOUDIG GEBRUIK
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
INSTELLING 1
STANDAARD INSTELLING
VOOR MEERVOUDIG
GEBRUIK
Een standaard volgoptie die goed werkt bij typische
bewegende onderwerpen.
INSTELLING 2 OBSTAKELS
NEGEREN & VERDERGAAN
MET ONDERWERP
VOLGEN
Het scherpstelsysteem probeert het gekozen
onderwerp te volgen. Kies dit bij onderwerpen die
moeilijk in het scherpstelgebied te houden zijn of
als andere objecten mogelijk in het scherpstelge-
bied met het onderwerp kunnen komen.
INSTELLING 3 VOOR
VERSNELLEN /
VERTRAGEN VAN
ONDERWERP
Het scherpstelsysteem probeert te compenseren
voor versnelling of vertraging van het onderwerp.
Kies dit voor onderwerpen gevoelig voor snelle
veranderingen in snelheid.
INSTELLING 4 VOOR
ONDERWERP DAT PLOTS
VERSCHIJNT
Het scherpstelsysteem probeert snel scherp te
stellen op onderwerpen die in het scherpstelgebied
komen. Kies dit voor onderwerpen die plotseling
verschijnen of wanneer onderwerpen snel wisselen.
INSTELLING 5 VOOR
ONREGELMATIG
&VERSNELLEND /
VERTRAGEND ONDERWERP
Kies dit voor moeilijk te volgen onderwerpen die
niet alleen geneigd zijn plotseling te veranderen
van snelheid maar ook grote bewegingen van voor
naar achter en links naar rechts te maken.
136
6
AF-PUNTDISPLAY yz
Kies of afzonderlijke scherpstelpunten worden afge-
beeld wanneer ZONE of GROOTHOEK/TRACKING
is geselecteerd voor G AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPSTELLING.
Opties
Opties
ON OFF
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
Kies of de scherpstelmodus en het scherpstelgebied
die gebruikt worden als de camera in de portretstand
staat afzonderlijk worden opgeslagen van dat wat ge-
bruikt wordt als de camera in de landschapstand staat.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
UIT
Dezelfde instellingen worden gebruikt bij beide
standen.
FOCUSGEBIED
ONLY
Het scherpstelgebied voor elke stand kan afzonderlijk
worden geselecteerd.
AAN
De scherpstelmodus en het scherpstelgebied kunnen
afzonderlijk van elkaar worden geselecteerd.
137
6
AF/MF INSTELLINGEN
PRE-AF
Als AAN is geselecteerd, dan zal de camera de scherp-
stelling blijven aanpassen, zelfs wanneer de sluiter-
knop niet half wordt ingedrukt. Merk op dat dit het
leegraken van de batterij versnelt.
Opties
Opties
AAN UIT
AANTAL FOCUSPUNTEN
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is
voor de selectie van het scherpstelpunt in de hand-
matige scherpstelmodus of wanneer ENKEL PUNT is
geselecteerd voor SCHERPSTELLING.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
91 PUNTEN
(7 × 13)
Kies uit 91 scherpstelpunten opgesteld in een 7- bij
13-punts raster.
325 PUNTEN
(13 × 25)
Kies uit 325 scherpstelpunten opgesteld in een 13- bij
25-punts raster.
138
6
AF-HULPLICHT
Als deze instelling op AAN wordt gezet, gaat de
AF-hulpverlichting branden om het automatisch
scherpstellen te assisteren.
Opties
Opties
AAN UIT
O
De camera kan mogelijk niet scherpstellen met behulp
van de AF-hulpverlichting in sommige gevallen. Als de
camera niet in staat is om scherp te stellen, kunt u probe-
ren de afstand tot het onderwerp te vergroten.
Schijn met de AF-hulpverlichting niet recht in de ogen van
het onderwerp.
139
6
AF/MF INSTELLINGEN
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
Intelligente gezichtsdetectie stelt
in de gehele foto de scherpstelling
en belichting in voor gezichten van
mensen die zich in het beeld bevin-
den, waarbij wordt voorkomen dat de
camera de achtergrond scherpstelt in groepsportretten.
Kies dit voor fotos die portretonderwerpen benadrukken.
Gezichten kunnen met de camera in verticale of horizon-
tale richting worden gedetecteerd; als er een gezicht is
gedetecteerd, wordt dit aangeduid door een groene rand.
Als er zich meerdere gezichten in de foto bevinden, zal
de camera het gezicht dat zich het dichtst bij het midden
bevindt selecteren; andere gezichten worden met witte
randen aangeduid. U kunt ook kiezen of de camera de
ogen detecteert en scherpstelt wanneer de Intelligente
gezichtsdetectie aan staat. Kies uit de volgende opties:
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
GEZICHT AAN/OOG UIT
Uitsluitend Intelligente gezichtsdetectie.
GEZICHT AAN/
OOG AUTO
De camera kiest automatisch op welke oog deze zich
richt wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.
GEZ. AAN/
PRIOR. R.OOG
De camera richt zich op het rechteroog van per-
sonen gedetecteerd met behulp van Intelligente
gezichtsdetectie.
GEZ. AAN/
PRIOR. L.OOG
De camera richt zich op het linkeroog van per-
sonen gedetecteerd met behulp van Intelligente
gezichtsdetectie.
GEZICHT UIT/OOG UIT
Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.
140
6
O
In sommige modi is het mogelijk dat de camera de belich-
ting voor de gehele foto in plaats van voor het portreton-
derwerp instelt.
Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop wordt
ingedrukt, bevindt het gezicht zich mogelijk niet in het
gebied met de groene rand bij het maken van de foto.
N
Als de camera niet in staat is om de ogen van het onder-
werp te detecteren doordat deze verborgen zijn door haar,
een bril of andere objecten, zal de camera scherpstellen
op de gezichten.
Opties voor gezichts-/oogdetectie zijn ook toegankelijk via
sneltoetsen (
P
246).
141
6
AF/MF INSTELLINGEN
AF+MF
Als AAN is geselecteerd in scherpstelmodus S, kan de
scherpstelling handmatig worden aangepast door aan
de scherpstelring te draaien terwijl de ontspanknop
half wordt ingedrukt. Zowel standaardopties als opties
voor MF assistentie bij scherpstelpieken worden onder-
steund.
Opties
Opties
AAN UIT
O
Lenzen met een indicator voor scherpstelafstand moeten
worden ingesteld op de handmatige scherpstelmodus
(MF) voordat deze optie kan worden gebruikt. Het selecte-
ren van MF schakelt de indicator van de scherpstelafstand
uit. Zet de scherpstelring op het midden van de indicator
voor scherpstelafstand, omdat de camera mogelijk niet
kan scherpstellen als de ring is ingesteld op oneindig of op
de minimale scherpstelafstand.
AF + MF scherpstelzoom
Wanneer AAN is geselecteerd voor G AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPSTELLOEP en ENKEL PUNT geselecteerd is voor
SCHERPSTELLING, kan zoom worden gebruikt om in te zoo-
men op het geselecteerde scherpstelgebied. De zoomfactor
(2,5× of 6×) kan worden geselecteerd met de achterste com-
mandoschijf.
142
6
HF ASSISTENTIE
Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de
handmatige scherpstelmodus.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
STANDAARD
Scherpstelling wordt op normale wijze weergegeven
(scherpstelpieken en digitaal splitsen beeld zijn niet
beschikbaar).
DIGITAAL
SPLITSEN BEELD
Geeft een zwart-witbeeld (MONOCHROOM) of ge-
splitst beeld in kleur (KLEUR) in het midden van het
beeld weer. Kader het onderwerp in het gesplitste
beeldveld in en draai aan de scherpstelring totdat de
drie delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.
FOCUS PIEK
HIGHLIGHT
De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een
kleur en een piekniveau.
N
U kunt ook MF-assisteeropties kiezen door het midden van
de achterste commandoschijf in te houden.
143
6
AF/MF INSTELLINGEN
SCHERPSTELLOEP
Als AAN is geselecteerd, zal de weergave automatisch
inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wan-
neer de scherpstelring naar de handmatige scherpstel-
modus is gedraaid.
Opties
Opties
AAN UIT
O
Het drukken op het midden van de achterste comman-
doschijf annuleert scherpstelzoom.
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD
Selecteer AAN om het huidige scherpstelkader te
meten wanneer ENKEL PUNT is geselecteerd voor
SCHERPSTELLING en SPOT is geselecteerd voor
LICHTMEETSYSTEEM.
Opties
Opties
AAN UIT
144
6
DIRECT AF-INSTELLING
Kies of de camera scherpstelt met behulp van enkel-
voudige AF (AF-S) of continue AF (AF-C) als de AF-L-
knop wordt ingedrukt in de handmatige scherpstelmo-
dus.
Opties
Opties
AF-S AF-C
SCHERPTEDIEPTESCHAAL
Kies BASIS FILMFORMAAT om u te helpen praktische
evaluaties van de scherptediepte te maken voor fotos
die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies
PIXELBASIS om u te helpen scherptediepte te beoor-
delen voor fotos die met hoge resoluties zullen wor-
den bekeken op computers of andere elektronische
beeldschermen.
Opties
Opties
PIXELBASIS BASIS FILMFORMAAT
145
6
AF/MF INSTELLINGEN
ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT
Kies hoe de camera scherpstelt in scherpstelmodus AF-S
of AF-C.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ONTGRENDELEN
Sluitertijd krijgt voorrang op de scherpstelling.
U kunt fotos nemen wanneer de camera niet is
scherpgesteld.
FOCUS
Scherpstelling krijgt voorrang op de sluitertijd. U
kunt alleen fotos nemen wanneer de camera is
scherpgesteld.
146
6
TOUCH SCREEN MODUS
Kies de opnamebewerkingen die worden uitgevoerd
met de aanraaktoetsen.
Stilstaande Fotografi e
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
TOUCH OPNEMEN
Tik op uw object op het scherm om te focussen en
de sluiter te ontspannen. In de salvomodus worden
fotos genomen terwijl u uw vinger op het scherm
houdt.
AF
Tik aan om een scherpstelpunt te selecteren. In
scherpstelmodus S (AF-S) wordt de scherpstelling
vergrendeld, terwijl in scherpstelmodus C (AF-C) de
camera constant de scherpstelling bijstelt volgens
de veranderingen in afstand tot het onderwerp.
Scherpstelvergrendeling en doorlopende scherp-
stelling kunnen beëindigd worden door op het
AFOFF-pictogram te tikken.
GEBIED
Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom
te selecteren. Het scherpstelkader zal zich verplaat-
sen naar het geselecteerde punt.
UIT
Touchscreen knoppen UIT. Het scherm reageert niet
wanneer erop getikt wordt.
147
6
AF/MF INSTELLINGEN
Filmopname
N
We raden u aan dat u AF-VELD KEUZE selecteert voor
FILMSCHERPSTELLING in het opnamemenu
B (Film)
tabblad voor het opnemen van  lms met behulp van aan-
raaktoetsen (in sommige  lmmodi, wordt AF-VELD KEUZE
automatische geselecteerd).
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
TOUCH OPNEMEN
Tik uw onderwerp aan op het scherm om scherp te
stellen en te beginnen met opnemen. In scherpstel-
modus C (AF-C) stelt de camera de scherpstelling
doorlopend bij als reactie op veranderingen van de
afstand tot het onderwerp; om opnieuw scherp te
stellen in scherpstelmodus S (AF-S) of om scherp
te stellen op een nieuw onderwerp in scherpstel-
modus C tikt u op het onderwerp op de monitor.
Druk op de ontspanknop om het opnemen te
beëindigen.
AF
Tik op uw onderwerp op het scherm om scherp te
stellen en druk op de ontspanknop om het op-
nemen te beëindigen of te starten. In scherpstel-
modus C (AF-C) stelt de camera de scherpstelling
doorlopend bij als reactie op veranderingen van de
afstand tot het onderwerp; om opnieuw scherp te
stellen in scherpstelmodus S (AF-S) of om scherp te
stellen op een nieuw onderwerp in scherpstelmo-
dus C tikt u op het onderwerp op de monitor.
148
6
AF/MF INSTELLINGEN
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
GEBIED
Tik om een scherpstelpunt te selecteren en druk
op de ontspanknop om het opnemen te starten
of beëindigen. In scherpstelmodus C (AF-C) zal
de camera doorlopend de scherpstelling bijstellen
als reactie op veranderingen in de afstand tot het
onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt. In
scherpstelmodus S (AF-S) kunt u het scherpstelpunt
verplaatsen door op het scherm te tikken maar kunt
u alleen opnieuw scherpstellen door de toetsen
waar AF-AAN aan is toegewezen te gebruiken
(
P
227).
UIT
Touchscreen knoppen UIT. Het scherm reageert niet
wanneer erop getikt wordt.
N
Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchs-
creenmodusindicator te verbregen, selecteert u UIT voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH SCREEN
INSTELLINGEN> TOUCHSCREEN AAN/UIT.
149
6
A
OPNAME-INSTELLINGEN
Pas opname-opties aan.
Om opname-opties weer te geven,
drukt u op MENU/OK in de opname-
weergave en selecteert u het tab-
blad
A(OPNAME-INSTELLINGEN).
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opna-
memodus.
ONDERWERPPROGRAMMA
Kies de opnamestand die wordt gebruikt wanneer de
auto standkeuzehendel in de AUTO positie staat.
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
S
S
GEAVANCRD SR
GEAVANCRD SR
AUTO
AUTO
De camera optimaliseert automatisch de instellin-
gen om zich aan te passen aan het onderwerp.
h
h
PORTRET
PORTRET Kies deze scène voor portretten.
Z
Z
GEZICHT
GEZICHT
VERZACHTEN
VERZACHTEN
Verwerkt portretten om het onderwerp een vloei-
ende, natuurlijke teint te geven.
M
M
LANDSCHAP
LANDSCHAP Kies deze scène voor daglichtfotos of gebouwen
en landschappen.
N
N
SPORT
SPORT Kies deze scène bij het fotograferen van bewegen-
de onderwerpen.
O
O
NACHT
NACHT Kies deze stand voor slecht schemerlicht of
nachtscènes.
VERLATEN
OPNAME-INSTELLINGEN
ONDERWERPPROGRAMMA
INTERVAL-TIMEROPNAME
AE-REEKS INSTELLING
FILMSIMULATIE BKT
ZELFONTSPANNER
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
IS MODE
150
6
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
H
H
NACHT(STAT.)
NACHT(STAT.) Kies deze stand voor lange sluitertijden bij nacht-
opnames.
p
p
VUURWERK
VUURWERK Lange sluitertijden worden gebruikt om de lichtef-
fecten van vuurwerk vast te leggen.
Q
Q
ZONSOPKOMST
ZONSOPKOMST Kies deze stand om de levendige kleuren in zons-
opkomsten en zonsondergangen vast te leggen.
R
R
SNEEUW
SNEEUW Kies voor frisse, heldere fotos die de helderheid
van scènes vastleggen welke door glimmende
witte sneeuw worden gedomineerd.
s
s
STRAND
STRAND Kies voor frisse, heldere fotos die de helderheid
van zonovergoten standen vastleggen.
f
f
ONDER WATER
ONDER WATER Vermindert de blauwe gloed die doorgaans geas-
socieerd wordt met onderwaterverlichting.
U
U
FEESTEN
FEESTEN Leg achtergrondverlichting binnenshuis onder
omstandigheden met weinig licht vast.
V
V
BLOEMEN
BLOEMEN Auto scherpstelling voor close-up fotos en krach-
tige kleuren.
W
W
DOCUMENTEN
DOCUMENTEN Maak duidelijke fotos van gedrukte tekst of
tekeningen.
151
6
OPNAME-INSTELLINGEN
ZELFONTSPANNER
Kies een vertraging voor het loslaten van de ontspanknop.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
R 2 SEC
De ontspanknop wordt twee seconden na het indrukken
van de ontspanknop losgelaten. Gebruik deze stand om
bewegingsonscherpte als gevolg van het indrukken van
de ontspanknop te voorkomen. Het zelfontspannerlampje
knippert terwijl de timer aftelt.
S 10 SEC
De ontspanknop wordt tien seconden na het indrukken
van de ontspanknop losgelaten. Dit kunt u gebruiken voor
fotos waarin u zelf wilt voorkomen. Het zelfontspanner-
lampje knippert direct voordat de foto wordt gemaakt.
UIT Zelfontspanner uitgeschakeld.
Als er een andere optie dan UIT
is geselecteerd, begint de timer
wanneer de ontspanknop volledig
wordt ingedrukt. De weergave op
het scherm toont het aantal reste-
rende seconden tot de ontspanknop wordt losgelaten.
Druk op DISP/BACK om de timer te stoppen voor de foto
wordt genomen.
O
Sta achter de camera wanneer u de ontspanknop indrukt.
Als u voor de lens staat, heeft dit invloed op de scherpstel-
ling en de belichting.
De zelfontspanner wordt automatisch uitgeschakeld wan-
neer de camera wordt uitgeschakeld.
9
152
6
INTERVAL-TIMEROPNAME
Con gureer de camera zodat deze automatisch fotos
neemt bij een vooringesteld interval.
1
Markeer
INTERVAL-TIMEROPNAME
in het tabblad
A(OPNAME-INSTELLINGEN)
en druk op MENU/OK.
ANNULERENEIND
INTERVAL/AANTAL KEER
INTERVAL AANTAL KEER
2
Gebruik de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om de inter-
val en het aantal fotos te kiezen.
Druk op MENU/OK om door te
gaan.
ANNULERENSTART
START WACHTTIJD
VERWACHTE STARTTIJD 11 : 00 PM
LATER
3
Gebruik de scherpstellingstok
om de starttijd te kiezen en
druk vervolgens op MENU/OK. Het
fotograferen start automatisch.
ANNULEREN
153
6
OPNAME-INSTELLINGEN
O
Intervalfotogra e kan niet worden gebruikt bij een slui-
tertijd van B (lamp) of tijdens meervoudige belichtings-
fotogra e. In seriemodus kan er slechts één foto worden
gemaakt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten.
N
Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Controleer het batterijniveau alvorens te beginnen. Wij ra-
den het gebruik van een optionele AC-9V netstroomadap-
ter en optioneel CP-W126 DC-koppelstuk aan.
De weergave gaat soms uit tussen fotos en licht een paar
seconden op voordat de volgende foto wordt genomen.
De weergave kan op elk moment worden geactiveerd
door op de ontspanknop te drukken.
Om door te gaan met opnamen maken tot de geheugen-
kaart vol is, stelt u het aantal opnamen in op ∞.
154
6
AE-REEKS INSTELLING
Pas de afbakeningsinstellingen van de belichting aan.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FRAMES/
STAP INSTELLING
Kies het aantal opnames in de afbakeningsvolg-
orde (FOTO’S) en de hoeveelheid belichting wordt
gevarieerd bij elke opname (STAP).
1 FRAME/
DOORLOPEND
Kies of de opnames in de afbakeningsvolgorde één
per keer worden genomen (1FRAME) of in een serie
(DOORLOPEND).
SEQUENTIE
INSTELLING
Kies de volgorde waarin fotos worden gemaakt.
FILMSIMULATIE BKT
Kies de drie  lmsimulatietypes gebruikt voor  lmsimu-
latie-afbakening (
P
118).
Opties
Opties
c
PROVIA/STANDAARD
d
Velvia/LEVENDIG
e
 ASTIA/LAAG
i
CLASSIC CHROME
g
PRO Neg. Hi
h
PRO Neg. Std
a
ACROS
*
b
MONOCHROOM
*
f
SEPIA
* Verkrijgbaar met gele (Ye), rode (R) en groene (G) fi lters.
155
6
OPNAME-INSTELLINGEN
LICHTMEETSYSTEEM
Kies hoe de camera de belichting meet.
O
De geselecteerde optie treedt alleen in werking wan-
neer
G
AF/MF INSTELLINGEN> INST. GEZICHTS-/
OOGHERKEN. op GEZICHT UIT/OOG UIT staat.
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
o
(meervoudig)
De camera bepaalt de belichting direct op basis van
een analyse van de compositie, kleur en de verde-
ling van de helderheid. Aanbevolen voor de meeste
situaties.
p
(middenmeting)
De camera meet het gehele beeld maar wijst het groot-
ste gewicht toe aan het gebied in het midden.
v
(spot)
De camera meet de lichtomstandigheden in het mid-
den van het beeld, in een gebied dat overeenkomt met
ca. 2% van het totaal. Aangeraden bij onderwerpen die
vanachter belicht worden, en in andere gevallen waar
de achtergrond beduidend helderder of donkerder is
dan het belangrijkste onderwerp.
w
(gemiddeld)
De belichting wordt ingesteld op basis van het ge-
middelde van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde
belichting bij meerdere fotos met hetzelfde licht en
is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van
landschappen en het maken van portretten van onder-
werpen met witte of zwarte kleding.
156
6
SLUITERTYPE
Kies het sluitertype. Kies de elektronische sluiter om
het sluitergeluid te dempen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
t MECHANISCHE
SLUITER
Maak fotos met de mechanische sluiter.
s ELEKTRONISCHE
SLUITER
Maak fotos met de elektronische sluiter.
t MECHANISCH+
s ELEKTRONISCH
De camera kiest het sluitertype overeenkomstig
de opnameomstandigheden.
Als een andere optie dan t MECHANISCHE SLUITER
is geselecteerd, kunnen sluitersnelheden korter dan
¼ s worden gekozen door de schijf voor sluitersnel-
heden te draaien naar 4000 en dan te draaien aan de
achterste commandoschijf.
O
Vertekening is mogelijk zichtbaar in opnamen van bewe-
gende onderwerpen gemaakt met de elektronische sluiter,
terwijl banden en waas kunnen optreden in opnamen
gemaakt onder tl-verlichting of andere  ikkerende of onre-
gelmatige verlichting. Respecteer, bij het maken van fotos
met gedempte sluiter, de beeldrechten van uw onderwerp
en het recht op privacy.
N
Wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt, wordt
de  itser uitgeschakeld, gevoeligheid beperkt tot waarden
van ISO12800–200, en heeft ruisonderdrukking voor lange
tijdopnamen geen invloed.
157
6
OPNAME-INSTELLINGEN
IS MODE
Kies uit de volgende beeldstablisatie-opties:
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
L
CONTINU
CONTINU
+BEWEGING
+BEWEGING
Beeldstabilisatie aan. Als +BEWEGING is
geselecteerd, dan past de camera de sluitertijd
aan om onscherpte te verminderen wanneer er
bewegende voorwerpen zijn gedetecteerd.
l CONTINU
M OPNEMEN
+BEWEGING
Zoals hierboven, behalve dat beeldstabilisatie
alleen wordt uitgevoerd wanneer de sluiterknop
half wordt ingedrukt (alleen scherpstellings-
modus C) of de sluiter wordt ontspannen. Als
+BEWEGING is geselecteerd, dan past de
camera de sluitertijd aan om onscherpte te ver-
minderen wanneer er bewegende voorwerpen
zijn gedetecteerd.
m ALLEEN OPNAME
UIT
Beeldstabilisatie uit. Kies deze optie bij het
gebruik van een statief.
N
+BEWEGING heeft geen e ect wanneer gevoeligheid op
een vaste waarde is ingesteld en kan ook niet beschikbaar
zijn bij een aantal andere gecombineerde instellingen. Het
e ect kan variëren afhankelijk van de lichtomstandigheden
en de snelheid waarbij het onderwerp beweegt.
Deze optie is enkel beschikbaar met lenzen die beeldstabi-
lisatie ondersteunen.
158
6
ISO
Pas de gevoeligheid van de camera voor licht aan.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO1
AUTO2
AUTO3
De gevoeligheid wordt automatisch aangepast als
reactie op de opname-omstandigheden. Kies de
basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale
sluitertijd voor AUTO1, AUTO2 en AUTO3.
12800200
Pas gevoeligheid handmatig aan. Geselecteerde waar-
de wordt in het scherm weergegeven.
H(25600/51200),
L(100/125/160)
Kies voor bijzondere situaties. Merk op dat vlekken
kunnen verschijnen in fotos genomen bij H, terwijl L
het dynamisch bereik vermindert.
N
De gevoeligheid wordt niet gereset wanneer de camera
wordt uitgezet.
Gevoeligheid kan niet worden aangepast wanneer de
automodusselectiehendel naar AUTO wordt gedraaid.
Wanneer AAN wordt geselecteerd voor
D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> INST. ISO COMMANDOSCHIJF, kan
gevoeligheid worden aangepast door op het midden van de
voorste commando te drukken om gevoeligheid te selecteren
en vervolgens de schrijf te draaien om een instelling te kiezen.
Gevoeligheid aanpassen
Hoge waarden kunnen worden gebruikt om beelden minder
wazig te maken als er weinig verlichting is, terwijl lagere waar-
den zorgen voor langere sluitertijden of een wijdere opening
van het diafragma bij fel licht. Let erop dat spikkels kunnen
verschijnen in fotos met een hoge gevoeligheid.
159
6
OPNAME-INSTELLINGEN
AUTO
Kies de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en
minimale sluitertijd voor AUTO1, AUTO2 en AUTO3. De
standaardwaarden worden hieronder getoond.
Item
Item
Opties
Opties
Standaard
Standaard
AUTO1
AUTO1
AUTO2
AUTO2
AUTO3
AUTO3
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID 12800–200 200
MAX. GEVOELIGHEID 12800–400 800 1600 3200
MIN. SLUITERSNELH ⁄–¼ SEC, AUTO ⁄SEC
De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen
de standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid
wordt alleen verhoogd boven de standaardwaarde
als de vereiste sluitertijd voor optimale belichting
langer zou zijn dan de waarde geselecteerd voor
MIN.SLUITERSNELH.
160
6
N
Als de waarde geselecteerd voor BASISINSTEL.
GEVOELIGHEID hoger is dan de waarde geselecteerd
voor MAX. GEVOELIGHEID, wordt BASISINSTEL.
GEVOELIGHEID ingesteld op de waarde geselecteerd
voor MAX. GEVOELIGHEID.
De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer
zijn dan MIN. SLUITERSNELH als fotos nog steeds on-
derbelicht zouden zijn bij de waarde geselecteerd voor
MAX. GEVOELIGHEID. Als AUTO is geselecteerd voor
MIN. SLUITERSNELH, de camera kiest automatisch een
minimale sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de inversie
van de lensbrandpuntafstand in seconden (bijvoorbeeld,
als de lens een brandpuntafstand van 50mm heeft, kiest
de camera een minimale sluitertijd in de buurt van ⁄s).
De minimale sluitertijd wordt niet beïnvloed door de optie
geselecteerd voor beeldstabilisatie.
161
6
OPNAME-INSTELLINGEN
ADAPT. INSTEL.
Pas instellingen aan voor lenzen met M-bevestiging
aangesloten met een optionele FUJIFILM M MOUNT
ADAPTER.
Brandpuntsafstand kiezen
Kies een bijbehorende optie in het
ADAPT. INSTEL.-menu als de lens
een brandpuntsafstand heeft van
21, 24, 28 of 35mm.
Voor andere lenzen, selecteer
LENS5 of LENS6 en gebruik de
scherpstellingstok (scherpstelhen-
del) om de brandpuntafstand in te
voeren.
INSTELLEN
LENSREGISTRATIE
LENS 1
LENS 2
LENS 3
LENS 4
LENS 5
LENS 6
LENS 5
VOER BRANDPUNTSAFSTAND IN
ANNULERENOK
162
6
Vervormingscorrectie
Kies uit de opties STERK, MEDIUM
of ZWAK om de vervorming
TONVORMING of KUSSENVORMING
te corrigeren.
LENS5 VERVORMING CORR.
TONVORMING MEDIUM
TONVORMING ZWAK
TONVORMING STERK
UIT
KUSSENVORMING ZWAK
KUSSENVORMING MEDIUM
KUSSENVORMING STERK
Kleurschaduwcorrectie
Variaties in kleur (schakering) tussen
het midden en de randen van het
beeld kunnen voor elke hoek afzon-
derlijk worden ingesteld.
Om kleurschaduwcorrectie te ge-
bruiken, volgt u de stappen hieronder.
1
Draai aan de achterste commandoschijf om een hoek
te kiezen. De geselecteerde hoek wordt aangegeven
met een driehoek.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om
de schaduw aan te passen totdat er geen zichtbaar
verschil in kleur is tussen de geselecteerde hoek en
het midden van het beeld. Duw de scherpstellingstok
naar links of rechts om kleuren aan te passen op de
cyaan-roodas. Duw de scherpstellingstok omhoog of
omlaag om kleuren aan te passen op de blauw-geelas.
N
Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de kleurscha-
duwcorrectie aan terwijl u fotos neemt van een blauwe
lucht of een vel grijs papier.
VOLGENDE
OK
163
6
OPNAME-INSTELLINGEN
Randbelichtingscorrectie
Kies uit waarden tussen –5 en +5.
Het kiezen van positieve waarden
verhoogt de randbelichting, terwijl
negatieve waarden de randbelich-
ting verlagen. Positieve waarden
worden aanbevolen voor ouderwetse lenzen, negatie-
ve waarden worden gebruikt om het e ect te geven
van afbeeldingen gemaakt met een antieke lens of een
gaatjescamera.
N
Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de randbelich-
tingscorrectie aan terwijl u fotos neemt van een blauwe
lucht of een vel grijs papier.
ANNULEREN
OK
DRAADLS COMMUNICT
Verbind met smartphones die de meest recente ver-
sie van de FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De
smartphone kan worden gebruikt om door de beelden
op de camera te bladeren, geselecteerde beelden te
downloaden, de camera op afstand te bedienen of
locatiegegevens naar de camera te uploaden.
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
164
6
F
FLITSINSTELLINGEN
Pas  itsergerelateerde instellingen aan.
Om  itsergerelateerde instellin-
gen aan te passen, drukt u op
MENU/OK in de opnameweerga-
ve en selecteert u het tabblad
F(FLITSINSTELLINGEN).
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opna-
memodus.
VERLATEN
FLITSINSTELLINGEN
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
Kies een  itsbedieningsmodus,
itsmodus of sync-modus of pas
het  itsniveau aan. De beschikbare
opties variëren per  itser.
MEEGELEVERDE FLASH
AANPASSEN
EINDE
M
ODUS
N
Raadpleeg pagina261 voor meer informatie.
165
6
FLITSINSTELLINGEN
VERWIJDER R. OGEN
Verwijder rode-ogen-e ecten veroorzaakt door de
itser.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FLASH+
VERWIJDEREN
Een voorfl its die rode ogen vermindert wordt gecom-
bineerd met digitale verwijdering van rode ogen.
FLASH Alleen rode ogen verminderen door middel van fl its.
VERWIJDEREN Alleen digitaal rode ogen verwijderen.
UIT
Rode ogen verminderen door middel van fl its en
digitaal rode ogen verwijderen uitgeschakeld.
N
Flitser voor rode-ogenreductie kan worden gebruikt in de
TTL- itserregelingstanden. Digitale verwijdering van rode
ogen wordt alleen uitgevoerd wanneer een gezicht wordt
gedetecteerd en is niet beschikbaar voor RAW-beelden.
166
6
MODUS TTL VERGRENDELEN
In plaats van het aanpassen van het  itsniveau per
foto kan TTL- itsbediening worden vergrendeld voor
consistente resultaten binnen een reeks fotos.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VERGR. MET L.
FLASH
De fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten
waarde voor de meest recente foto. Een foutmelding
wordt weergegeven wanneer er geen eerder geme-
ten waarden bestaan.
VERGR. MET
MEETFLASH
De camera geeft een reeks voorfl itsen en de fl itssterk-
te wordt vergrendeld op de gemeten waarde.
N
Om gebruik te maken van TTL-vergrendeling, wijst u
TTL-VERGRENDELING toe aan een cameraknop en
gebruikt u vervolgens deze knop om TTL-vergrendeling in
of uit te schakelen (
P
254).
Flitscompensatie kan worden aangepast terwijl TTL-ver-
grendeling is ingeschakeld.
167
6
FLITSINSTELLINGEN
LED-LICHTINSTELLING
Kies of u het LED-videolicht van de  itser (indien
beschikbaar) wenst te gebruiken als een catchlight of
AF-hulplicht bij het nemen van fotos.
Optie
Optie
Functie van LED-videolicht in statische fotogra e.
Functie van LED-videolicht in statische fotogra e.
CATCHLIGHT Catchlight
AF ASSIST AF-hulpverlichting
AF ASSIST+CATCHLIGHT
AF-hulplichtverlichting en catchlight
UIT Geen
N
Deze optie is ook toegankelijk via het menu voor  itsinstel-
lingen.
MASTER-INSTELLING
Kies een  itsgroep (A, B of C) voor de  itser bevestigd
aan de camera itsschoen wanneer deze functioneert
als een hoofd itser die  itseenheden op afstand be-
diend via FUJIFILM draadloze optische  itsbediening of
kies OFF om de uitvoer van de hoofd itser te beperken
tot een niveau dat geen invloed heeft op de uiteinde-
lijke foto.
Opties
Opties
Gr A Gr B Gr C OFF
N
Deze optie is ook toegankelijk via het menu voor  itsinstel-
lingen.
168
6
FLITSINSTELLINGEN
CH-INSTELLING
Kies het kanaal dat wordt gebruikt voor de communi-
catie tussen de hoofd itser en  itseenheden op af-
stand bij het gebruik van FUJIFILM optische draadloze
itsbediening. Afzonderlijke kanalen kunnen worden
gebruikt voor verschillende  itssystemen of om inter-
ferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij
elkaar werken.
Opties
Opties
CH1 CH2 CH3 CH4
169
6
B
FILMINSTELLINGEN
Pas  lmopname-opties aan.
Om  lmopname-opties weer te
geven, drukt u op MENU/OK in de op-
nameweergave en selecteert u het
tabblad
B(FILMINSTELLINGEN).
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opna-
memodus.
FILMMODUS
Kies een beeldformaat en -snelheid voor  lmopname.
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
Snelheid
Snelheid
U 2160/29.97P
3840 × 2160
(4K)
29,97fps
U 2160/25P
25fps
U 2160/24P
24fps
U 2160/23.98P
23,98fps
i 1080/59.94P
1920 × 1080
(Full HD)
59,94fps
i 1080/50P
50fps
i 1080/29.97P
29,97fps
i 1080/25P
25fps
i 1080/24P
24fps
i 1080/23.98P
23,98fps
h 720/59.94P
1280 × 720
(HD)
59,94fps
h 720/50P
50fps
h 720/29.97P
29,97fps
h 720/25P
25fps
h 720/24P
24fps
h 720/23.98P
23,98fps
VERLATEN
FILMINSTELLINGEN
FILMSCHERPSTELLING
HDMI-UITGANG INFODISPLAY
FILMMODUS
4K FILMUITGANG
HDMI REC-BEDIENING
MIC-NIVEAU-INSTEL
MIC/AFSTANDSBED.
170
6
FILMSCHERPSTELLING
Kies hoe de camera het scherpstelpunt voor  lmopna-
me selecteert.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AF(MULTI) Automatische selectie van scherpstelpunten.
AF-VELD KEUZE
De camera stelt scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelgebied.
HDMI-UITGANG INFODISPLAY
Als ON is geselecteerd, zullen HDMI-apparaten waarop
de camera is aangesloten de informatie in het camera-
scherm ook weergeven.
Opties
Opties
ON OFF
171
6
FILMINSTELLINGEN
4K FILMUITGANG
Kies de bestemming voor 4K- lms opgenomen terwijl
de camera is aangesloten op een HDMI-recorder of
ander apparaat dat 4K ondersteunt.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
b KAART
4K-fi lms worden opgenomen op een camerageheugen-
kaart in 4K en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in
FullHD.
HDMI
4K-fi lms worden uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in
4K, wat wordt gestart wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt. De camera slaat geen 4K-fi lms op een geheu-
genkaart op.
HDMI REC-BEDIENING
Kies of de camera signalen naar het HDMI-apparaat
moet sturen om een  lm te starten en/of te stoppen,
wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt om de  lmop-
name te starten en te stoppen.
Opties
Opties
ON OFF
172
6
FILMINSTELLINGEN
MIC-NIVEAU-INSTEL
Stel het opnameniveau voor de
ingebouwde en externe microfoons
in.
OK ANNULEREN
MIC-NIVEAU-INSTEL
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
4—1 Kies een opnameniveau.
N
Weergave toont de piek in het opnameniveau gedetec-
teerd in een bepaalde periode.
U kunt MIC-NIVEAU-INSTEL toewijzen aan een camera-
toets en die toets dan gebruiken om het microfoonniveau
tijdens het opnemen aan te passen.
MIC/AFSTANDSBED.
Geef aan of het apparaat dat is aangesloten op de
microfoon/afstandsontspanner-aansluiting een micro-
foon is of een afstandsontspanner.
Opties
Opties
m MIC n AFST.B
173
Afspelen en het
afspeelmenu
174
7
De afspeelweergave
Deze sectie geeft een overzicht van de indicato-
ren die mogelijk worden weergegeven tijdens
het afspelen.
O
Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren
brandend.
12/31/2050 10:00 AM
175
7
De afspeelweergave
A
Datum en tijd .........................44, 204
B
Gezichtsdetectie-indicator ........139
C
Bluetooth AAN/UIT ......................241
D
Opdracht beeldoverdracht .......192
E
Beeldoverdrachtstatus ...............192
F
Aantal frames geselecteerd
voor upload .................................192
G
Beeldnummer ...............................237
H
Beschermde afbeelding .............188
I
Locatiegegevens ..........................243
J
Indicator voor
rode-ogenverwijdering ... 165, 190
K
Geavanceerd fi lter .........................99
L
Geschenkbeeld ............................... 51
M
Indicator fotoboekhulp ..............194
N
Batterijniveau .................................43
O
Beeldgrootte/-kwaliteit .....115, 116
P
Filmsimulatie ................................118
Q
Dynamisch bereik ........................121
R
Witbalans .......................................122
S
Gevoeligheid .................................158
T
Belichtingscompensatie .............. 91
U
Diafragma ..........................63, 69, 72
V
Sluitertijd .............................63, 64, 72
W
Indicator afspeelmodus ............... 51
X
Filmpictogram ................................ 58
Y
Foto’s waarderen ..........................176
Z
DPOF-printindicator ...................197
176
7
De DISP/BACK-knop
De DISP/BACK-knop regelt de weer-
gave van de indicatoren tijdens het
afspelen.
Standaard Informatie uit
FAVORIETEN
3.2
12/31/2050 10:00 AM
+2
1
/
3
Favorieten Infoscherm
Favorieten: Foto’s waarderen
Om de huidige foto te waarderen, druk op DISP/BACK en duw de
scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog en omlaag om
nul tot vijf sterren te selecteren.
177
7
De afspeelweergave
Foto-informatie bekijken
De fotoinformatieweergave verandert elke keer de scherpstel-
lingstok (scherpstelhendel) omhoog geduwd wordt.
Basisgegevens
1/2000
S.S
3.2
F
51200 +2
1
/
3
ISO
VOLGENDE
3.2
12/31/2050 10:00 AM
+2
1
/
3
Infoscherm 2 Infoscherm 1
Inzoomen op het scherpstelpunt
Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in
te zoomen op het scherpstelpunt. Druk nogmaals om terug te
keren naar schermvullend afspelen.
178
7
Fotos bekijken
Lees deze sectie voor informatie over terugspeel-
zoom en afspelen met meervoudig beeld.
Gebruik de achterste comman-
doschijf om van afspelen in volledig
scherm naar zoomweergave of
miniatuurweergave te gaan.
Afspelen in volledig scherm
Miniatuurweergave
100-0001
Zoomweergave
Weergave
van negen
miniaturen
Weergave
van
honderd
miniaturen
DISP/BACK
MENU/OK
Gemiddelde
zoom
Maximale
zoom
179
7
Fotos bekijken
Zoomweergave
Draai de achter commandoschijf naar rechts om in te
zoomen op de huidige foto, links om uit te zoomen.
Druk op DISP/BACK, MENU/OK of het midden van de ach-
terste commandoschijf om het zoomen af te sluiten.
N
De maximale zoomfactor is afhankelijk van de optie die is
geselecteerd voor
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT>
BEELDGROOTTE. Zoomweergave is niet beschikbaar
voor kopieën met een nieuw formaat of kopieën die zijn
uitgesneden en opgeslagen in
a
-grootte.
Bladeren
Wanneer de foto ingezoomd is, kan de
scherpstellingstok (scherpstelhendel)
gebruikt worden om delen van het beeld
te bekijken die op het moment niet zicht-
baar zijn op de weergave.
Navigatievenster
Miniatuurweergave
Om het aantal weergegeven afbeeldingen te verande-
ren, draait u de achterste commandoschijf naar links
wanneer een foto schermvullend wordt weergegeven.
N
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om beel-
den te markeren en druk op MENU/OK om het gemarkeerde
beeld in full frame te zien. In de negen- en honderd-frame-
weergaven duwt u de scherpstellingstok omhoog of
omlaag om meer fotos te bekijken.
180
7
C
Het afspeelmenu
Pas afspeelinstellingen aan.
Het afspeelmenu wordt weerge-
geven wanneer u op MENU/OK in de
afspeelmodus drukt.
VERLATEN
SPRAAKMEMO INSTELLING
RAW-CONVERSIE
MENU VOOR HERBEKIJKEN
WISSEN
BEELDUITSNEDE
NIEUW FORMAAT
BEVEILIGEN
FOTO DRAAIEN
VERWIJDER R. OGEN
RAW-CONVERSIE
Bij RAW-fotos worden de camera-instellingen en
de gegevens van de beeldsensor apart opgeslagen.
Door middel van C MENU VOOR HERBEKIJKEN>
RAW-CONVERSIE kunt u JPEG-kopieën van RAW-fo-
tos maken met andere opties voor de instellingen
genoemd op pagina182. De oorspronkelijke beeldge-
gevens blijven onaangetast, waardoor een RAW-foto
op meerdere verschillende manieren kan worden
verwerkt.
1
Druk op MENU/OK om het afspeelmenu weer te
geven als een RAW-foto wordt weergegeven.
181
7
Het afspeelmenu
2
In het afspeelmenu markeert u
RAW-CONVERSIE en drukt u op
MENU/OK om instellingen weer te
geven.
CREEREN
REFLECT OPN. COND.
PUSH/PULL-VERWERKING
DYNAMISCH BEREIK
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
WITBALANS
RAW-CONVERSIE
ANNULEREN
N
Deze opties kunnen tevens worden weergegeven
door op de Q-knop te drukken tijdens het afspelen.
3
Markeer een instelling en duw
de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) naar rechts om
opties weer te geven. Duw de
scherpstellingstok omhoog of
omlaag om de gewenste optie te markeren en
druk op MENU/OK om te selecteren en terug te keren
naar de instellingenlijst. Herhaal deze stap om
extra instellingen aan te passen.
4
Druk op de Q-knop om de JPEG-kopie als voorbeeld
te bekijken en druk op MENU/OK om op te slaan.
WB
RAW-CONVERSIE
200
%
400
%
100
%
182
7
De instellingen die kunnen worden aangepast bij het
omzetten van RAW-afbeeldingen naar JPEG zijn:
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
REFLECT OPN. COND.
Maak een JPEG-kopie met de instellingen
die op het moment van fotograferen van
kracht waren.
PUSH/PULL-VERWERKING Pas belichting aan.
DYNAMISCH BEREIK
Verbeter details in hoge lichten voor natuur-
lijk contrast.
FILMSIMULATIE
Boots de eff ecten van verschillende fi lms-
oorten na.
KORRELEFFECT Voeg een fi lmkorreleff ect toe.
WITBALANS Pas witbalans aan.
WB VERSCHUIVING Ver jn witbalans.
HIGHLIGHT TINT Pas hoge lichten aan.
SCHADUWTINT Pas schaduwen aan.
KLEUR Pas de kleurdichtheid aan.
SCHERPTE Verscherp of verzacht de contouren.
RUISONDERDRUKKING
Bewerk de kopie om spikkels te verminderen.
LENSMODLTIE OPTM.
Verbeter de defi nitie door aanpassing voor
diff ractie en het lichte verlies van scherpstel-
ling aan de rand van de lens.
KLEURR
Kies de kleurruimte gebruikt voor kleurre-
productie.
183
7
Het afspeelmenu
WISSEN
Wis afzonderlijke fotos, meerdere geselecteerde fotos
of alle fotos.
O
Gewiste fotos kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm
belangrijke fotos of kopieer deze naar een computer of
ander opslagapparaat voordat u verder gaat.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ENKELE FOTO Wis fotos één voor één.
GEKOZEN VELDEN Verwijder meerdere geselecteerde fotos.
ALLE FOTO’S Wis alle onbeveiligde fotos.
ENKELE FOTO
1
Selecteer ENKELE FOTO voor WISSEN in het af-
speelmenu.
2
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar
links of rechts om door de fotos te scrollen en druk
op MENU/OK om te verwijderen (een bevestigings-
dialoog wordt niet weergegeven). Herhaal dit om
extra fotos te wissen.
184
7
GEKOZEN VELDEN
1
Selecteer GEKOZEN VELDEN voor WISSEN in het
afspeelmenu.
2
Markeer fotos en druk op MENU/OK om te selecteren
of deselecteren (fotos in fotoboeken of printop-
drachten worden weergegeven door S). Geselec-
teerde fotos worden aangeduid met vinkjes (R).
3
Wanneer de bewerking is voltooid, drukt u op
DISP/BACK om een bevestigingsscherm weer te
geven.
4
Markeer OK en druk op MENU/OK om de geselec-
teerde fotos te wissen.
185
7
Het afspeelmenu
ALLE FOTO’S
1
Selecteer ALLE FOTOS voor WISSEN in het af-
speelmenu.
2
Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer OK
en druk op MENU/OK om alle onbeveiligde fotos te
wissen.
N
Het indrukken van DISP/BACK annuleert het wissen; merk
op dat alle fotos verwijderd voordat de knop werd inge-
drukt niet kunnen worden teruggehaald.
Als er een waarschuwing verschijnt die vermeldt dat de
geselecteerde fotos deel uitmaken van een DPOF-printop-
dracht, druk dan op MENU/OK om de fotos te verwijderen.
186
7
BEELDUITSNEDE
Maak een beelduitsnede van de huidige foto.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer BEELDUITSNEDE in het afspeelmenu.
3
Gebruik de achterste commandoschijf om in en uit
te zoomen en duw de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts om de foto te scrollen totdat het gewenste
deel wordt weergegeven.
4
Druk op MENU/OK om een bevestigingsvenster weer
te geven.
5
Druk opnieuw op MENU/OK om de bijgesneden
kopie in een afzonderlijk bestand op te slaan.
N
Grotere beelduitsneden produceren grotere kopieën; alle
kopieën hebben een beeldverhouding van 3:2. Als het
formaat van de uiteindelijke kopie
a
zal zijn, wordt OK in
geel weergegeven.
187
7
Het afspeelmenu
NIEUW FORMAAT
Maak een kleine kopie van de huidige foto.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer NIEUW FORMAAT in het afspeelmenu.
3
Markeer een formaat en druk op MENU/OK om een
bevestigingsvenster weer te geven.
4
Druk opnieuw op MENU/OK om de kopie met nieuw
formaat naar een afzonderlijk bestand te kopiëren.
N
De beschikbare formaten zijn afhankelijk van het formaat
van het origineel.
188
7
BEVEILIGEN
Beveilig fotos tegen per ongeluk wissen. Markeer een
van de volgende opties en druk op MENU/OK.
FOTO: Beveilig geselecteerde fotos. Duw de scherpstel-
lingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om
fotos te bekijken en druk op MENU/OK om te selecteren
of deselecteren. Druk op DISP/BACK wanneer de bewer-
king is voltooid.
BEVEILIG ALLES: Beveilig alle fotos.
ALLES RESETTEN: Verwijder beveiliging van alle fotos.
O
Beveiligde fotos zullen worden gewist zodra de geheu-
genkaart wordt geformatteerd.
N
Beelden beschermen die momenteel geselecteerd zijn
voor upload naar smartphones of tablets verwijdert de
uploadmarkering.
189
7
Het afspeelmenu
FOTO DRAAIEN
Draai fotos.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer FOTO DRAAIEN in het afspeelmenu.
3
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
omlaag om de foto 90° met de klok mee te draaien,
of omhoog om 90° tegen de klok in te draaien.
4
Druk op MENU/OK. De foto zal voortaan automatisch
worden weergeven in de geselecteerde stand als
deze wordt bekeken op de camera.
N
Beveiligde fotos kunnen niet worden gedraaid. Verwijder
de beveiliging voordat u fotos draait.
De camera is mogelijk niet in staat om fotos te draaien die
met andere cameras zijn gemaakt. Fotos die zijn gedraaid
op de camera zullen niet worden gedraaid als ze bekeken
worden op een computer of op andere cameras.
Fotos gemaakt met
D SCHERM SET-UP> AUTO ROT.
WEERG. worden tijdens het afspelen automatisch in de
juiste richting weergegeven.
190
7
VERWIJDER R. OGEN
Verwijder rode ogen uit portretten. De foto wordt door
de camera geanalyseerd; als er rode ogen worden
waargenomen, ondergaat de foto een speciaal proces
en wordt er een kopie aangemaakt waarop rode-ogen-
verwijdering is toegepast.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer VERWIJDER R. OGEN in het afspeelmenu.
3
Druk op MENU/OK.
N
De resultaten variëren afhankelijk van de scène en de mate
waarin de camera succesvol gezichten detecteert. Rode
ogen kunnen niet worden verwijderd van een foto waarop
het verwijderen van rode ogen al eens is uitgevoerd; die
fotos worden aangeduid door een
e
-pictogram tijdens
het afspelen.
De tijd die nodig is om een foto te verwerken, hangt af van
het aantal gedetecteerde gezichten.
Rode-ogenverwijdering kan niet worden uitgevoerd op
RAW-afbeeldingen.
191
7
Het afspeelmenu
SPRAAKMEMO INSTELLING
Voeg een spraakmemo toe aan de huidige foto.
1
Selecteer AAN voor SPRAAKMEMO INSTELLING in
het afspeelmenu.
2
Geef een foto weer waaraan u een spraakmemo
wilt toevoegen.
3
Houd het midden van de voorste commandoschijf
ingedrukt om de memo op te nemen. De opname ein-
digt na 30sec. of wanneer de schijf wordt los gelaten.
N
De nieuwe memo wordt opgenomen over bestaande memos
heen. Het verwijderen van de foto verwijdert ook de memo.
Spraakmemo’s kunnen niet worden toegevoegd aan  lms
of beveiligde fotos.
Spraakmemo’s Afspelen
Fotos met spraakmemo’s worden aangegeven door
q-pictogrammen tijdens het afspelen. Om een memo af te
spelen, selecteert u de foto en drukt u op het midden van
de voorste commandoschijf; er wordt een voortgangsbalk
weergegeven terwijl de memo afspeelt. Volume kan worden
aangepast door op MENU/OK te drukken om afspelen te pau-
zeren en vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
omhoog of omlaag te duwen om het volume aan te passen.
Druk op MENU/OK om het afspelen te hervatten. Het volume kan
tevens worden aangepast met behulp van
D GELUID SET-UP>
AFSPEEL VOLUME.
192
7
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
Selecteer fotos voor uploaden naar een gekoppelde
smartphone of tablet.
1
Selecteer OPDRACHT BEELDOVERDRACHT in het
afspeelmenu.
2
Markeer fotos en druk op MENU/OK om te selecteren
of deselecteren. Herhaal totdat alle gewenste fotos
geselecteerd zijn.
3
Druk op MENU/OK om afspelen te verlaten.
N
Als AAN is geselecteerd voor
D
VERBINDING
INSTELLING> Bluetooth INSTELLINGEN> AUTO
OVERDRACHT BEELDEN, zal de upload beginnen
kort nadat u afspelen verlaat of de camera uitschakelt.
N
Opdrachten beeldoverdracht kunnen maximaal 999 fotos
bevatten.
Beschermde fotos, RAW-beelden, cadeau”-fotos en videos
kunnen niet geselecteerd worden voor upload.
U kunt beelden ook markeren voor upload door op de
AF-L-knop te drukken.
193
7
Het afspeelmenu
DRAADLS COMMUNICT
Verbind met smartphones die de meest recente ver-
sie van de FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De
smartphone kan worden gebruikt om door de beelden
op de camera te bladeren, geselecteerde beelden te
downloaden, de camera op afstand te bedienen of
locatiegegevens naar de camera te uploaden.
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
DIAVOORSTELLING
Bekijk fotos in een automatische diavoorstelling. Druk
op MENU/OK om te starten en duw de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) naar rechts of links om vooruit of
achteruit te gaan. U kunt op ieder moment tijdens de
voorstelling op DISP/BACK drukken om een helpscherm
weer te geven. De diavoorstelling kan op elk gewenst
moment worden beëindigd door op MENU/OK te druk-
ken.
N
De camera wordt niet automatisch uitgeschakeld wanneer
een diavoorstelling aan het afspelen is.
194
7
FOTOBOEK HULP
Maak boeken van uw favoriete fotos.
Een fotoboek maken
1
Selecteer NIEUW BOEK voor C MENU VOOR
HERBEKIJKEN> FOTOBOEK HULP.
2
Scroll door de beelden en duw de scherpstelling-
stok (scherpstelhendel) omhoog om te selecteren
of deselecteren. Druk op MENU/OK om af te sluiten
wanneer het boek is voltooid.
N
Fotos die kleiner zijn dan
a
en  lms kunnen niet
voor fotoboeken worden geselecteerd.
De als eerste geselecteerde foto wordt automatisch
de omslagfoto. Duw de scherpstellingstok omlaag
om het huidige beeld voor de cover te selecteren.
3
Markeer FOTOBOEK VOLTOOIEN en druk op
MENU/OK (om alle fotos voor het boek te selecteren,
kiest u ALLES SELECTEREN). Het nieuwe boek wordt
aan de lijst in het fotoboekhulpmenu toegevoegd.
N
Boeken kunnen tot 300 fotos bevatten. Boeken die geen
fotos bevatten, worden automatisch verwijderd.
Fotoboeken
Fotoboeken kunnen worden gekopieerd naar een computer
met behulp van MyFinePix Studio-software.
195
7
Het afspeelmenu
Fotoboeken bekijken
Markeer een album in het fotoalbumassisteermenu en
druk op MENU/OK om het album weer te geven en duw
vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
naar links of rechts om door de fotos te scrollen.
Fotoboeken bewerken of verwijderen
Geef het fotoboek weer en druk op MENU/OK. De volgen-
de opties worden weergegeven; selecteer de gewenste
optie en volg de aanwijzingen op het scherm.
BEWERKEN: Bewerk het boek zoals beschreven in “Een
fotoboek maken.
WISSEN: Wis het fotoboek.
196
7
PC AUTO. OPSLAAN
Upload fotos van de camera naar een computer met
de meest recente versie van FUJIFILM PC AutoSave
(let op dat u eerst de software moet installeren en de
computer moet con gureren als een bestemming voor
beelden die van de camera gekopieerd zijn).
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/
197
7
Het afspeelmenu
OPDRACHT (DPOF)
Maak een digitale “printopdracht” voor DPOF-compati-
bele printers.
1
Selecteer C MENU VOOR HERBEKIJKEN>
OPDRACHT (DPOF).
2
Selecteer MET DATUM s om de datum van op-
name af te drukken op de foto, selecteer ZONDER
DATUM om fotos af te drukken zonder datum of
ALLES RESETTEN om alle fotos uit de printop-
dracht te verwijderen alvorens verder te gaan.
3
Geef een foto weer die u wilt toevoegen aan of
verwijderen uit de printopdracht.
4
Duw de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) omhoog of
omlaag om het aantal kopieën
te kiezen (tot 99). Om een foto
uit de opdracht te verwijderen,
duwt u de scherpstellingstok
omlaag totdat het aantal kopie-
en 0 is.
Totaal aantal
afdrukken
Aantal kopieën
5
Herhaal stap 3–4 om de printopdracht te voltooien.
6
Het totale aantal afdrukken wordt in de monitor
weergegeven. Druk op MENU/OK om af te sluiten.
01
PRINTOPDRACHT
(
DPOF
)
PRINTS
GEREEDKIES FOTO
DPOF:
00001
198
7
N
De fotos in de huidige printopdracht worden tijdens het
afspelen aangeduid met een
u
-pictogram.
Printopdrachten kunnen maximaal 999 fotos bevatten.
Als een geheugenkaart is geplaatst met een printopdracht
die door een andere camera is gecreëerd,dient u de
opdracht moeten verwijderen alvorens te creëren zoals
hierboven beschreven.
199
7
Het afspeelmenu
AFDRUK. (instax) PRINTER
Om fotos af te drukken naar optionele FUJIFILM instax
SHARE printers, selecteert u eerst D VERBINDING
INSTELLING> VERB.INST. instax PRNTR; voer de naam
en het wachtwoord van de instax SHARE printer (SSID)
in en volg dan de onderstaande stappen.
1
Schakel de printer in.
2
Selecteer C MENU VOOR
HERBEKIJKEN> AFDRUK.
instax
PRINTER. De camera zal verbin-
ding maken met de printer.
FUJIFILM-CAMERA-1234
VERBINDEN MET PRINTER
ANNULEREN
PRINTER
AFDRUK.
instax-12345678
N
Bij het afdrukken van een beeld van een serieopname
geeft u het beeld weer voordat u AFDRUK. instax
PRINTER selecteert.
3
Gebruik de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om de foto
weer te geven die u wilt uitprinten
en druk vervolgens op
MENU/OK
.
De foto wordt naar de printer
gestuurd en het afdrukken start.
100-0020
instax-12345678
ZENDEN AFBREKEN
PRINTER
AFDRUK.
N
Fotos die zijn gemaakt met andere cameras kunnen
niet worden afgedrukt.
Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar
in het LCD-scherm.
200
7
Het afspeelmenu
BEELDVERHOUDING
Kies hoe High De nition (HD)-apparaten fotos weerge-
ven met een beeldverhouding van 32 (deze optie is
alleen beschikbaar wanneer een HDMI-kabel is aan-
gesloten). Selecteer 169 om het beeld weer te geven
zodat dit het scherm vult met een uitgesneden boven-
en onderkant, 32 om het gehele beeld weer te geven
met een zwarte band aan elke zijde.
Optie
Optie
16
16
9
9
3
3
2
2
Weergave
201
De instellingenmenus
202
8
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
Pas de basisinstellingen van de camera aan.
Voor toegang tot de basisinstel-
lingen van de camera drukt u
op MENU/OK, selecteert u het tab-
blad
D(INSTALLATIE) en kiest u
GEBRUIKERSINSTELLINGEN.
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
FORMATTEREN
DATUM/TIJD
TIJDVERSCHIL
MIJN MENU-INSTELINGEN
SENSORREINIGING
RESET
203
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
FORMATTEREN
Om een geheugenkaart te formatteren:
1
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
FORMATTEREN in het tabblad D (INSTALLATIE).
2
Er wordt een bevestigings-
venster weergegeven. Om de
geheugenkaart te formatteren,
markeert u OK en drukt u op
MENU/OK. Om af te sluiten zonder
de geheugenkaart te formatteren, selecteert u
ANNULEREN of drukt u op DISP/BACK.
O
Alle gegevens —inclusief beveiligde fotos— worden van
de geheugenkaart gewist. Vergeet niet belangrijke fotos
eerst naar een computer of ander opslagapparaat te kopi-
eren.
Open het batterijvak niet tijdens het formatteren.
N
Het formatteermenu kan worden weergegeven door op
het midden van de achterste commandoschijf te drukken
terwijl u de
b
-knop ingedrukt houdt.
OK
ANNULEREN
FORMATTEREN
FORMATTEREN OK?
ALLE DATA WORDT GEWIST!
204
8
DATUM/TIJD
Om de cameraklok in te stellen:
1
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
DATUM/TIJD in het tabblad D (INSTALLATIE).
2
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar
links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het
uur of de minuut te markeren en duw omhoog
en omlaag om te veranderen. Om de opdracht te
veranderen waarin het jaar, de maand en dag zijn
weergegeven, markeer de datumweergave en duw
de scherpstellingstok omhoog of omlaag.
3
Druk op MENU/OK om de klok in te stellen.
205
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
TIJDVERSCHIL
Schakel de cameraklok direct om van de tijdzone van
uw woonplaats naar de lokale tijd op uw bestemming
tijdens het reizen. Om het verschil tussen uw lokale
tijdzone en tijdzone thuis te speci ceren:
1
Markeer g LOKAAL en druk op MENU/OK.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
om het tijdsverschil tussen de lokale tijd en uw
eigen tijdzone te kiezen. Druk op MENU/OK wanneer
de instellingen zijn voltooid.
Om de klok van de camera op lokale tijd in te stellen,
markeert u
g LOKAAL en drukt u op MENU/OK. Om de
klok op de tijdzone van uw woonplaats in te stellen,
selecteert u h THUIS. Als g LOKAAL is geselecteerd,
wordt g drie seconden in het geel weergegeven
zodra de camera wordt ingeschakeld.
Opties
Opties
g LOKAAL h THUIS
206
8
a
Kies een taal.
MIJN MENU-INSTELINGEN
Bewerk de items opgesomd in het tabblad
E(MIJNMENU), een gepersonaliseerd aangepast
menu met veelgebruikte opties.
1
Markeer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
MIJN MENU-INSTELINGEN in het
tabblad
D
(INSTALLATIE) en druk
op MENU/OK om de opties rechts
weer te geven.
MIJN MENU-INSTELINGEN
ITEMS TOEVOEGEN
ITEMS RANGSCHIKKEN
ITEMS VERWIJDEREN
207
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
2
Druk de keuzeknop omhoog of
omlaag om ITEMS TOEVOEGEN
te markeren en druk op MENU/OK.
Opties die kunnen worden toe-
gevoegd aan “mijn menu zijn
gemarkeerd in blauw.
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
MIJN MENU-INSTELINGEN
BEELDGROOTTE
ANNULEREN
SELECTEREN
N
Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met
vinkjes.
3
Markeer een item en druk op
MENU/OK om deze toe te voegen
aan “mijn menu”.
MIJN MENU-INSTELINGEN
1BEELDGROOTTE
OPSLAAN
VERPLAATSEN
4
Druk op MENU/OK om terug te keren naar het be-
werkscherm.
5
Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items
zijn toegevoegd.
N
“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.
“Mijn menu” bewerken
Om items opnieuw te rangschikken of te verwijderen, selecteert
u ITEMS RANGSCHIKKEN of ITEMS VERWIJDEREN bij stap1.
208
8
SENSORREINIGING
Verwijder stof van de beeldsensor van de camera.
OK: Reinig de sensor onmiddellijk.
WANNEER INGESCHAKELD: Het reinigen van de sensor
wordt uitgevoerd als de camera ingeschakeld wordt.
WANNEER UITGESCHAKELD: Het reinigen van de sensor zal
worden uitgevoerd als de camera wordt uitgescha-
keld (sensorreiniging wordt echter niet uitgevoerd als
de camera wordt uitgeschakeld in de afspeelmodus).
N
Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van
sensorreiniging, kan handmatig worden verwijderd.
209
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
RESET
Zet de opname-opties of de opties van het instellin-
genmenu terug naar de standaardwaarden.
1
Markeer de gewenste optie en druk op MENU/OK.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
OPNAMEMENU
RESET
Zet alle opnamemenu-instellingen, behalve
de aangepaste witbalans en aangepaste
instellingen gecreëerd met gebruik van
BEW/BEW INST. OP M, terug naar de
standaardwaarden.
SET-UP RESET
Zet alle instellingen in het instellingenmenu,
behalve DATUM/TIJD, TIJDVERSCHIL en
VERBINDING INSTELLING, terug naar de
standaardwaarden.
2
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Markeer OK en druk op MENU/OK.
210
8
D
GELUIDSINSTELLINGEN
Maak wijzigingen in de camerageluiden.
Om toegang te krijgen tot geluidsin-
stellingen, drukt u op MENU/OK, selec-
teert u het tabblad
D (INSTALLATIE)
en kiest u GELUID SET-UP.
GELUIDSINSTELLINGEN
AF PIEPVOLUME
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
BEDIENING VOL.
SLUITER VOLUME
SLUITER GELUID
AFSPEEL VOLUME
AF PIEPVOLUME
Kies het volume van de pieptoon die klinkt wanneer
de camera scherpstelt. Het geluidssignaal kan worden
gedempt door eUIT te selecteren.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) eUIT (dempen)
211
8
GELUIDSINSTELLINGEN
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
Kies het volume van de pieptoon die klinkt terwijl de
zelfontspanner is ingeschakeld. Het geluidssignaal kan
worden gedempt door eUIT te selecteren.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) eUIT (dempen)
BEDIENING VOL.
Pas het volume aan van de geluiden die worden ge-
maakt tijdens de bediening van de camera. Kies eUIT
om de bedieningsgeluiden uit te schakelen.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) eUIT (dempen)
212
8
SLUITER VOLUME
Pas het volume van de geluiden gemaakt door de elek-
tronische sluiter aan. Kies eUIT om het sluitergeluid uit
te schakelen.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) eUIT (dempen)
SLUITER GELUID
Kies het geluid dat de elektronische sluiter maakt.
Opties
Opties
i GELUID 1 j GELUID 2 k GELUID 3
213
8
GELUIDSINSTELLINGEN
AFSPEEL VOLUME
Pas het volume voor het afspelen van een  lm aan. U
kunt kiezen uit 10 opties tussen 10 (hoog) en 1 (laag) of
0 selecteren om audio tijdens het afspelen van  lm te
dempen.
Opties
Opties
109876543210
214
8
D
SCHERMINSTELLINGEN
Breng wijzigingen aan in de weergave-instellin-
gen.
Om toegang te krijgen tot weer-
gave-instellingen, drukt u op
MENU/OK, selecteert u het tab-
blad
D (INSTALLATIE) en kiest u
SCHERM SET-UP.
SCHERMINSTELLINGEN
EVF-HELDERHEID
EVF KLEUR
LCD-HELDERHEID
LCD KLEUR
WEERGAVE
AUTOROTATIE DISPLAYS
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS
VOORBEELD BEELDEFFECT
EVF-HELDERHEID
Pas de helderheid van het scherm aan in de elektroni-
sche zoeker. Selecteer HANDMATIG om te kiezen uit
13 opties van +5 (helder) tot −7 (donker), of selecteer
AUTO voor automatische aanpassing van de helder-
heid.
Opties
Opties
HANDMATIG AUTO
215
8
SCHERMINSTELLINGEN
EVF KLEUR
Pas de kleurtoon van het scherm aan in de elektroni-
sche zoeker. U kunt kiezen uit 11 opties tussen +5 en
−5.
Opties
Opties
+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4 −5
LCD-HELDERHEID
Pas de monitorhelderheid aan. U kunt kiezen uit 11
opties tussen +5 en −5.
Opties
Opties
+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4 −5
216
8
LCD KLEUR
Pas de monitorkleur aan. U kunt kiezen uit 11 opties
tussen +5 en −5.
Opties
Opties
+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4 −5
WEERGAVE
Kies hoe lang fotos worden weergegeven nadat ze zijn
gemaakt. Kleuren kunnen enigszins afwijken van de
uiteindelijke foto en er kan “beeldruis” (spikkels) optre-
den bij hogere gevoeligheden.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
CONTINU
Fotos worden getoond totdat de MENU/OK-knop wordt
ingedrukt of de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk
op het midden van de achterste commandoschijf om in
te zoomen op het actieve scherpstelpunt; druk opnieuw
om het zoomen te annuleren.
1.5 SEC
Fotos worden gedurende de geselecteerde tijd weer-
gegeven of tot de ontspanknop halverwege wordt
ingedrukt.
0.5 SEC
UIT Fotos worden na het fotograferen niet weergegeven.
217
8
SCHERMINSTELLINGEN
AUTOROTATIE DISPLAYS
Kies of de indicaties in de zoeker en de LCD-monitor
draaien overeenkomstig de camerastand.
Opties
Opties
AAN UIT
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS
Selecteer PRVW BELICHTING/WB om voorbeelden
van de belichting en witbalans in de handmatige
belichtingsmodus in te schakelen of kies PRVW WB om
alleen een voorbeeld van de witbalans te zien (PRVW
WB wordt aanbevolen in situaties waarin belichting
en witbalans mogelijk veranderen tijdens de opname,
wat misschien het geval is als u bijvoorbeeld een  itser
met een gloeilamp gebruikt). Selecteer UIT bij gebruik
van een  itser of in andere situaties waarin de belich-
ting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt
gemaakt.
Opties
Opties
PRVW BELICHTING/WB PRVW WB UIT
218
8
VOORBEELD BEELDEFFECT
Kies AAN om een voorbeeld van de  lmsimulatie-e ec-
ten, witbalans en andere instellingen in de monitor te
zien, kies UIT om schaduwen bij laag contrast, scènes
met achtergrondverlichting en andere moeilijk zichtba-
re onderwerpen zichtbaarder te maken.
Opties
Opties
AAN UIT
N
Als UIT is geselecteerd, zullen de e ecten van came-
ra-instellingen niet zichtbaar zijn in de monitor en zullen
kleuren en tinten verschillen van kleuren en tinten in de
uiteindelijke foto. De weergave wordt echter aangepast
om de e ecten van geavanceerde  lters en monochroom-
en sepia-instellingen te tonen.
219
8
SCHERMINSTELLINGEN
COMP.RICHTL.
Kies een kaderraster voor opnamemodus.
Optie
Optie
F
F
RAST 9
RAST 9
G
G
RASTER 24
RASTER 24
H
H
HD-KADEREN
HD-KADEREN
Weergave
P P P
Voor compositie met
de “derdenregel”.
Een raster van zes
bij vier.
Kader HD-foto’s in
de beelduitsnede
aangegeven aan de
boven- en onderkant
van het scherm.
N
Inkaderingsbegeleiders worden niet getoond bij stan-
daardinstellingen maar kunnen worden weergegeven met
behulp van
D SCHERM SET-UP> DISP. INST. OP MAAT
(
P
221).
220
8
AUTO ROT. WEERG.
Selecteer AAN om staande (portret) fotos tijdens het
afspelen automatisch te draaien.
Opties
Opties
AAN UIT
EENHEDEN AF-SCHAAL
Kies de eenheden gebruikt voor de indicator van de
scherpstelafstand.
Opties
Opties
METERS FEET
221
8
SCHERMINSTELLINGEN
DISP. INST. OP MAAT
Kies de items getoond in de standaardweergave.
1
Gebruik in de opnamemodus de DISP/BACK-knop
om standaardindicators weer te geven.
2
Druk op MENU/OK en selecteer D SCHERM
SET-UP> DISP. INST. OP MAAT in het tabblad
D(INSTALLATIE).
3
Markeer items en druk op MENU/OK om te selecteren
of te deselecteren.
Item
Item
Standaard
Standaard
COMP.RICHTL.
w
ELEKTR. WATERPAS
w
FOCUSFRAME
R
AF-AFSTANDSINDICATOR
w
MF-AFSTANDSINDICATOR
R
HISTOGRAM
w
LIVEWEERG.
HOOGTEPUNTALARM
w
OPNAMEMODUS
R
DIAFR/S-SNELHEID/ISO
R
INFORMATIE-ACHTERGROND
R
Belichtingscomp. (Getal)
w
Belichtingscomp. (Schaal)
R
FOCUSMODUS
R
LICHTMEETSYSTEEM
R
Item
Item
Standaard
Standaard
SLUITERTYPE
R
FLITSLICHT
R
DOORLOPENDE MODUS
R
DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.
R
TOUCH SCREEN MODUS
R
WITBALANS
R
FILMSIMULATIE
R
DYNAMISCH BEREIK
R
REST. BEELDJES
R
BEELDFORM/-KWALITEIT
R
FILMMODUS & OPNAMETIJD
R
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
R
ACCUNIVEAU
R
FRAMINGKADER
w
222
8
SCHERMINSTELLINGEN
4
Druk op DISP/BACK om de wijzigingen op te slaan.
5
Druk op DISP/BACK zoals nodig om terug te keren
naar de opnameweergave.
N
Sommige indicatoren worden niet in alle modi weergege-
ven.
223
8
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
Ga naar opties voor camerabediening.
Om toegang te krijgen tot be-
dieningsopties, drukt u op
MENU/OK, selecteert u het tabblad
D(INSTALLATIE) en kiest u TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN.
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
BEWERK/SLA OP SNELMENU
FUNCTIE-INS. (Fn)
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
SLUITER AF
SLUITER AE
BEDIENING MET
INST. ISO COMMANDOSCHIJF
S.S.
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
Kies de functies uitgevoerd door de scherpstellingstok
(scherpstelhendel).
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VERGRENDELING
(UIT)
De scherpstellingstok kan niet worden gebruikt
tijdens het fotograferen.
DRUK
n OM TE
ONTGR.
Druk op de stok om het scherpstelpuntscherm te
bekijken en kantel de stok om een scherpstelpunt te
selecteren.
AAN
Kantel de stok om het scherpstelpuntscherm te
bekijken en selecteer een scherpstelpunt.
224
8
BEWERK/SLA OP SNELMENU
Kies de items weergegeven in het snelmenu.
1
Selecteer D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
BEWERK/SLA OP SNELMENU in het tabblad
D(INSTALLATIE).
2
Het huidige snelmenu wordt weergegeven; ge-
bruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om
het item te markeren dat u wilt veranderen en druk
op MENU/OK.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op
MENU/OK om deze toe te wijzen aan de geselecteer-
de positie.
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
FILMSIMULATIE
*
KORRELEFFECT
*
DYNAMISCH BEREIK
*
WITBALANS
*
HIGHLIGHT TINT
*
SCHADUWTINT
*
KLEUR
*
SCHERPTE
*
RUISONDERDRUKKING
*
KIES INST. OP MAAT
*
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
HF ASSISTENTIE
TOUCH SCREEN MODUS
ZELFONTSPANNER
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
ISO
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
FLITSCOMPENSATIE
FILMMODUS
MIC-NIVEAU-INSTEL
EVF/LCD-HELDERHD
EVF/LCD KLEUR
GEEN
* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.
225
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
N
Selecteer GEEN om geen item toe te wijzen aan de
geselecteerde positie. Wanneer KIES INST. OP MAAT
is geselecteerd, worden de huidige instellingen
getoond in het snelmenu met het label BASE.
4
Markeer het gewenste item en druk op MENU/OK om
dit toe te wijzen aan de geselecteerde positie.
N
Er is ook toegang tot het snelmenu in de opnamemodus
door de Q-knop ingedrukt te houden.
226
8
FUNCTIE-INS. (Fn)
Kies de functies die worden vervuld door de functie-
toetsen.
1
Selecteer D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
FUNCTIE-INS. (Fn) in het tabblad D(INSTALLATIE).
2
Markeer de gewenste toets en druk op MENU/OK.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op
MENU/OK om deze toe te wijzen aan de geselecteer-
de toets.
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
KIES INST. OP MAAT
SCHERPSTELGEBIED
SCHERPSTELLOEP
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INST. GEZICHTS-/
OOGHERKEN.
ZELFONTSPANNER
AE-REEKS INSTELLING
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
ISO
DRAADLS COMMUNICT
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
TTL-VERGRENDELING
MODELING FLASH
AANP. MIC.GELUID
VOORB DIEPTESCH
PRVW BELICH/WITBALANS
HANDM. MODUS
VOORBEELD BEELDEFFECT
HISTOGRAM
ALLEEN AE-VERGRENDELING
ALLEEN AF-VERGRENDELING
AE/AF-VERGRENDELING
AF-AAN
DIAFRAGMA-INSTEL.
AUTO BEELDOVERDRACHT
Bluetooth AAN/UIT
PLAYBACK
GEEN (bediening uitgeschakeld)
227
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
N
Toegang tot opties voor het toewijzen van functieknop-
pen kan ook worden verkregen door het ingedrukt
houden van de DISP/BACK-knop.
ALLEEN AE-VERGRENDELING, ALLEEN
AF-VERGRENDELING, AE/AF-VERGRENDELING en
AF-AAN kan niet worden toegewezen aan de aanraak-
functieknoppen (T-Fn1 via T-Fn4).
AF-AAN
Als AF-AAN is geselecteerd, kunt u de toets indrukken
in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te
houden.
MODELING FLASH
Als MODELING FLASH is geselecteerd wanneer er een
compatibele  itser-eenheid is bevestigd, kunt u op de
knop drukken om de  its te testen en om te controle-
ren op schaduwen en dergelijke (modeling  ash).
TTL-VERGRENDELING
Als TTL-VERGRENDELING is geselecteerd, kunt u op
de toets voor het vergrendelen van  itsoutput volgens
de optie geselecteerd voor F FLITSINSTELLINGEN>
MODUS TTL VERGRENDELEN drukken (
P
166).
228
8
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
Kies de functies die worden vervuld door de comman-
doschijven.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
Y F X S.S.
De voorste commandoschijf regelt het diafragma, de
achterste commandoschijf de sluitertijd.
Y S.S. X F
De voorste commandoschijf regelt de sluitertijd, de
achterste commandoschijf het diafragma.
BEDIENING MET o S.S.
Selecteer UIT om het  jn afstellen van de sluitertijd uit
te schakelen met behulp van de instelschijf.
Opties
Opties
AAN UIT
229
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
INST. ISO COMMANDOSCHIJF
Selecteer AAN om toe te staan dat gevoeligheid wordt
aangepast met de voorste commandoschijf.
Opties
Opties
AAN UIT
N
De gevoeligheid geselecteerd met de commandoschijf
wordt gere ecteerd in de instellingen gekozen voor
A OPNAME-INSTELLINGEN> ISO.
SLUITER AF
Kies of de camera scherpstelt wanneer de ontspan-
knop half wordt ingedrukt.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AF-S
ON: De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de
ontspanknop half is ingedrukt.
OFF: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wan-
neer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
AF-C
ON: De camera stelt scherp zolang de ontspanknop
half is ingedrukt.
OFF: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wan-
neer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
230
8
SLUITER AE
Belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop
halverwege is ingedrukt als ON is geselecteerd.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AF-S/MF
ON: De belichting wordt vergrendeld wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
OFF: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
AF-C
ON: De belichting wordt vergrendeld terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
OFF: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
N
Selecteer OFF zodat de camera de blootstelling voor elke
opname in de seriemodus kan aanpassen.
OPNAME ZONDER LENS
Kies AAN om de sluiterontgrendeling in te schakelen
wanneer er geen lens is bevestigd.
Opties
Opties
AAN UIT
231
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
NEEM OP ZONDER KAART
Kies of de sluiter kan worden ontspannen als er geen
geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ON
Als er geen geheugenkaart is geplaatst, kan de sluiter
worden ontspannen om de camerafunctie te testen en de
opname- en setupmenu’s kunnen worden weergegeven.
OFF
De sluiter wordt uitgeschakeld als er geen geheugenkaart
is geplaatst, zodat per ongeluk verlies van fotos gemaakt
zonder geheugenkaart wordt voorkomen.
SCHERPSTELRING
Kies de richting waarin de scherpstelring moet worden
gedraaid om de scherpstelafstand te vergroten.
Opties
Opties
X NAAR RECHTS (met de klok mee) Y NAAR LINKS (tegen de klok in)
232
8
MODUS AE/AF-VERG.
Als AE/AF-VERG B INDR is geselecteerd, zal de belich-
ting en/of de scherpstelling vergrendelen terwijl de
AE-L- of AF-L-knop wordt ingedrukt. Als AE/AF-VERG
AAN/UIT is geselecteerd, zal de belichting en/of
scherpstelling vergrendelen wanneer de AE-L- of AF-L-
knop wordt ingedrukt en vergrendeld blijven totdat de
knop nogmaals wordt ingedrukt.
Opties
Opties
AE/AF-VERG B INDR AE/AF-VERG AAN/UIT
DIAFRAGMA-INSTEL.
Kies de methode die wordt gebruikt om het diafragma
aan te passen wanneer u lenzen zonder diafragmarin-
gen gebruikt.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO +
o HANDM.
Draai aan de voorste commandoschijf om het diafrag-
ma te kiezen. Draai voorbij het kleinste diafragma om
A(auto) te kiezen.
AUTO
Diafragma wordt automatisch geselecteerd; came-
rafuncties in belichtingsmodus P (programma AE) of
S(sluiterprioriteit AE).
HANDMATIG
Draai aan de voorste commandoschijf om het diafrag-
ma te kiezen; camerafuncties in belichtingsmodus
A(diafragmaprioriteit AE) of M (handmatig).
233
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
Schakel touchscreen knoppen in of uit.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
TOUCHSCREEN
AAN/UIT
AAN: Touch controls ingeschakeld; de LCD-mo-
nitor functioneert als een touchscreen.
UIT: Touch controls uitgeschakeld; de LCD-mo-
nitor kan niet gebruikt worden als een touchs-
creen.
EVF
TOUCHSCREENGEBD
INST.
Selecteer het gebied van de LCD-monitor (ALLE,
RECHTS of LINKS) dat gebruikt wordt voor
touch controls terwijl de zoeker actief is, of kies
UIT om de touch controls uit te schakelen terwijl
de zoeker gebruikt wordt.
234
8
D
ENERGIEBEHEER
Pas de instellingen voor energiebeheer aan.
Voor toegang tot energiebeheerin-
stellingen drukt u op MENU/OK, selec-
teert u het tabblad
D (INSTALLATIE)
en kiest u STROOMBEHEER.
ENERGIEBEHEER
UITSCHAKELEN
PRESTATIE
UITSCHAKELEN
Hiermee selecteert u hoe lang het duurt totdat de
camera automatisch wordt uitgeschakeld wanneer de
camera niet wordt bediend. Kortere tijden verhogen
de levensduur van de batterij; als UIT is geselecteerd,
moet de camera handmatig uitgezet worden.
Opties
Opties
5 MIN 2 MIN 1 MIN 30 SEC 15 SEC UIT
235
8
ENERGIEBEHEER
PRESTATIE
Pas de instellingen voor stroombeheer aan.
Optie
Optie
AF prestaties
AF prestaties
(snelheid)
(snelheid)
LCD/EVF
LCD/EVF
weergavekwaliteit
weergavekwaliteit
Batterij
Batterij
duurzaamheid
duurzaamheid
H PRES. Snel Zeer hoog Laag
STANDAARD Normaal Hoog Normaal
N
Wanneer STANDAARD is geselecteerd, zal de beeldsnel-
heid dalen wanneer er geen handelingen worden uit-
gevoerd. Het bedienen van camerabesturing herstelt de
beeldsnelheid naar normaal.
236
8
D
INSTELLINGEN OPSLAAN
Breng wijzigingen aan in de bestandsbeheerin-
stellingen.
Voor toegang tot bestandsbeheerin-
stellingen drukt u op MENU/OK, selec-
teert u het tabblad
D
(INSTALLATIE)
en kiest u OPSLAAN SET-UP.
INSTELLINGEN OPSLAAN
NUMMERING
ORIG. FOTO OPSLAAN
BEWERK BSTNDSNAAM
COPYRIGHT INFO
237
8
INSTELLINGEN OPSLAAN
NUMMERING
Nieuwe fotos worden opgeslagen in
beeldbestanden waarvan de bestand-
snamen beginnen met een viercijferig
bestandsnummer dat wordt toege-
wezen door telkens een nummer aan
het laatst gebruikte bestandsnummer
toe te voegen. Tijdens het afspelen wordt het bestands-
nummer weergegeven zoals getoond. NUMMERING regelt
of de bestandsnummering wordt teruggezet op 0001
wanneer een nieuwe geheugenkaart wordt geplaatst of de
huidige geheugenkaart is geformatteerd.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
CONTINU
De nummering gaat verder vanaf het laatst gebruikte bestand-
snummer of het eerst beschikbare bestandsnummer, afhan-
kelijk van welk nummer het hoogst is. Kies deze optie om het
aantal fotos met dubbele bestandsnamen te verminderen.
RESET
Na het formatteren of bij het plaatsen van een nieuwe
geheugenkaart wordt de nummering teruggezet op 0001.
N
Wanneer het beeldnummer de waarde 999-9999 bereikt,
wordt de ontspanknop uitgeschakeld. Formatteer de
geheugenkaart na het overdragen van fotos die u wenst
te bewaren naar een computer.
Het selecteren van
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
RESET stelt NUMMERING in op CONTINU zonder de
bestandsnummering te resetten.
Beeldnummers van fotos kunnen verschillen wanneer
deze met andere cameras zijn gemaakt.
Beeldnummer
Mapnum-
mer
Bestands-
nummer
238
8
ORIG. FOTO OPSLAAN
Kies AAN om onverwerkte kopieën van fotos gemaakt
met behulp van VERWIJDER R. OGEN op te slaan.
Opties
Opties
AAN UIT
BEWERK BSTNDSNAAM
Wijzig het pre x van bestandsnamen. sRGB-beelden
gebruiken een vierletter-pre x (standaard “DSCF”),
Adobe RGB-beelden een drieletter-pre x (“DSF”) voor-
afgegaan door een underscore.
Optie
Optie
Standaardpre x
Standaardpre x
Voorbeeld bestandsnaam
Voorbeeld bestandsnaam
sRGB DSCF ABCD0001
AdobeRGB _DSF _ABC0001
239
8
INSTELLINGEN OPSLAAN
COPYRIGHT INFO
Copyrightinformatie, in de vorm van Exif-tags, kan
worden toegevoegd aan nieuwe fotos terwijl ze wor-
den gemaakt. Veranderingen aan copyrightinformatie
zijn alleen zichtbaar in afbeeldingen die zijn gemaakt
nadat deze veranderingen zijn gedaan.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
COPYRIGHT INFO
WEERG
Bekijk de huidige informatie over auteursrechten.
AUTEURSINFO
INVOEREN
Voer de naam van de maker in.
COPYRIGHT INFO
INVOEREN
Voer de naam van de copyrighthouder in.
COPYRIGHT INFO
VERWIJDEREN
Verwijder de huidige informatie over auteursrech-
ten. Deze wijziging geldt alleen voor opnamen die
zijn gemaakt nadat deze optie is gekozen; copyright
informatie opgenomen met bestaande beelden
wordt niet beïnvloed.
240
8
D
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Pas instellingen aan voor verbinding met andere
apparaten.
Om toegang te krijgen tot ver-
bindingsinstellingen, drukt u op
MENU/OK, selecteert u het tab-
blad
D (INSTALLATIE) en kiest u
VERBINDING INSTELLING.
N
Voor meer informatie over draadloze verbindingen be-
zoekt u:
http://fujifilm-dsc.com/wifi/
Bluetooth INSTELLINGEN
PC AUTO.OPSLAAN INST
ALGEMENE INSTELLINGN
INFORMATIE
RESET DRAADLOZE INSTELLING
VERB.INST. PRNTR
VERBINDINGSINSTELLINGEN
241
8
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Bluetooth INSTELLINGEN
Pas Bluetooth instellingen aan.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
KOPPELREGISTRATIE
Om de camera aan een smartphone of tablet te
koppelen, selecteer deze optie en start vervolgens
FUJIFILM Camera Remote op het apparaat en tik
op KOPPELREGISTRATIE.
KOPPELREG;
VERWIJDEREN
Beëindig koppeling.
Bluetooth AAN/UIT
AAN: De camera stelt automatisch een
Bluetooth-verbinden vast met gekoppelde
apparaten wanneer deze ingeschakeld is.
UIT: De camera verbindt niet via Bluetooth.
AUTO OVERDRACHT
BEELDEN
AAN: Markeer fotos voor upload zoals ze zijn
genomen.
UIT: Fotos zijn niet gemarkeerd voor upload
zoals ze zijn genomen, maar JPEG-beelden
kunnen geselecteerd worden voor upload met
de optie OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
in het afspeelmenu.
N
Installeer de meest recente versie van de FUJIFILM Camera
Remote-app op uw smartphone of tablet alvorens het ap-
paraat aan uw camera te koppelen of beelden te uploaden.
Wanneer AAN is geselecteerd voor zowel Bluetooth AAN/
UIT en AUTO OVERDRACHT BEELDEN, zal upload naar
gekoppelde apparaten beginnen kort nadat u afspelen
verlaat of de camera uitschakelt.
242
8
PC AUTO.OPSLAAN INST
Pas instellingen aan voor verbinding met computers
via draadloze LAN.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
PC AUTO.
OPSLAAN
Kies de methode die wordt gebruikt voor verbinding
met een computer via draadloze LAN.
EENVOUDIGE SETUP: Verbinding maken met
behulp van WPS.
HANDMATIGE SETUP: Kies het netwerk uit een
lijst (KIES UIT LIJST) of voer de naam handmatig in
(VOER SSID IN).
WISSEN REG.
BEST.PC
Verwijder geselecteerde bestemmingen.
DET. VORIGE
VERB.
Bekijk computers waarmee de camera recent verbon-
den is geweest.
VERB.INST. instax PRNTR
Pas de instellingen aan voor aansluiting op optionele
FUJIFILM instax SHARE printers.
De printernaam (SSID) en het wachtwoord
De printernaam (SSID) kan worden gevon-
den op de onderkant van de printer; het
standaardwachtwoord is “1111”. Als u al
een ander wachtwoord heeft gekozen om
af te drukken vanaf een smartphone, voer
dat wachtwoord dan in.
243
8
VERBINDINGSINSTELLINGEN
ALGEMENE INSTELLINGN
Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze
netwerken.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
NAAM
Kies een naam (NAAM) om de camera te identifi -
ceren op een draadloos netwerk (de camera heeft
standaard een unieke naam toegewezen gekregen).
VERKLEIN(SP)
H
Kies AAN (de standaardinstelling, aanbevolen voor
de meeste omstandigheden) om het formaat van
grotere afbeeldingen naar
H aan te passen voor
het uploaden naar smartphones, UIT voor het up-
loaden van afbeeldingen in oorspronkelijk formaat.
Een nieuw formaat geven is alleen van toepassing
op de kopie geüpload naar de smartphone; het
origineel wordt niet beïnvloed.
GEOTAGGING
Kies of locatiegegevens gedownload via een
smartphone worden ingesloten in de fotos als ze
worden gemaakt.
LOCATIE-INFO
Geeft de laatst gedownloade locatiegegevens van
een smartphone weer.
244
8
VERBINDINGSINSTELLINGEN
INFORMATIE
Bekijk de MAC- en Bluetoothadressen van de camera.
RESET DRAADLOZE INSTELLING
Herstel draadloze instellingen naar hun standaard
waarden.
245
Sneltoetsen
246
9
Sneltoetsopties
Pas camerabesturing aan volgens uw stijl of
situatie.
Veelgebruikte opties kunnen worden toegevoegd
aan het Q-menu of aan een aangepast “mijn menu of
toegewezen worden aan een Fn-knop (functie) voor
rechtstreekse toegang:
Het Q-menu (
P
247): Het Q-menu wordt weerge-
geven door op de Q-knop te drukken. Gebruik het
Q-menu om de geselecteerde opties te bekijken of te
wijzigen voor veelgebruikte menu-items.
“Mijn menu” (
P
256): Voeg veelgebruikte opties
toe aan dit aangepaste menu, dat kan worden be-
keken door te drukken op MENU/OK en het tabblad
E(“MIJNMENU”) te selecteren.
De functieknoppen (
P
252): Gebruik de functieknop-
pen voor directe toegang tot geselecteerde functies.
247
9
De Q-knop (Snelmenu)
Druk op Q voor een snelle toegang tot geselec-
teerde opties.
De snelmenuweergave
Bij de standaardinstellingen bevat het snelmenu de
volgende items:
BASE
KIES INST. OP MAAT
INSTELLEN
A
KIES INST. OP MAAT
B
ISO
C
DYNAMISCH BEREIK
D
WITBALANS
E
RUISONDERDRUKKING
F
BEELDGROOTTE
G
BEELDKWALITEIT
H
FILMSIMULATIE
I
HIGHLIGHT TINT
J
SCHADUWTINT
K
KLEUR
L
SCHERPTE
M
ZELFONTSPANNER
N
SCHERPSTELLING
O
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
P
EVF/LCD-HELDERHD
248
9
Het snelmenu toont de opties die momenteel zijn
geselecteerd voor items
B
P
, die kunnen worden
veranderd zoals beschreven op pagina250.
KIES INST. OP MAAT
Het item H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT>
KIESINST. OP MAAT (item
A
) toont de huidige aangepaste
instellingenbank:
q: Geen aangepaste instellingenbank geselecteerd.
tu: Selecteer een bank om de instellingen opgesla-
gen met de optie
H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT>
BEW/BEW INST. OP M te bekijken.
rs: De huidige aangepaste instellingenbank.
249
9
De Q-knop (Snelmenu)
Instellingen bekijken en wijzigen
1
Druk op Q om het snelmenu
weer te geven tijdens het foto-
graferen.
2
Gebruik de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om items te
markeren en draai de achterste
commandoschijf om te veran-
deren.
BASE
INSTELLEN
KIES INST. OP MAAT
N
Wijzigingen worden niet
opgeslagen op de huidige in-
stellingenbank. Instellingen die
verschillen van die in de huidi-
ge instellingenbank (
t
u
)
worden getoond in het rood.
3
Druk op Q om af te sluiten wanneer de instellingen
zijn voltooid.
250
9
Het snelmenu bewerken
Om de items weergegeven in het snelmenu te kiezen:
1
Houd de Q-knop ingedrukt
tijdens het fotograferen.
2
Het huidige snelmenu wordt weergegeven; ge-
bruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om
het item te markeren dat u wilt veranderen en druk
op MENU/OK.
251
9
De Q-knop (Snelmenu)
3
Markeer een van de volgende opties en druk op
MENU/OK om deze toe te wijzen aan de geselecteer-
de positie.
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
FILMSIMULATIE
*
KORRELEFFECT
*
DYNAMISCH BEREIK
*
WITBALANS
*
HIGHLIGHT TINT
*
SCHADUWTINT
*
KLEUR
*
SCHERPTE
*
RUISONDERDRUKKING
*
KIES INST. OP MAAT
*
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
HF ASSISTENTIE
TOUCH SCREEN MODUS
ZELFONTSPANNER
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
ISO
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
FLITSCOMPENSATIE
FILMMODUS
MIC-NIVEAU-INSTEL
EVF/LCD-HELDERHD
EVF/LCD KLEUR
GEEN
* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.
N
Selecteer GEEN om geen item toe te wijzen aan de
geselecteerde positie. Wanneer KIES INST. OP MAAT
is geselecteerd, worden de huidige instellingen
getoond in het snelmenu met het label BASE.
N
Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> BEWERK/SLA OP
SNELMENU.
252
9
De Fn-knopppen (Functie)
De functies die worden uitgevoerd door iedere
functietoets kunnen geselecteerd worden door
de toets ingedrukt te houden.
N
De functies toegewezen aan T-Fn1 tot T-Fn4 kunnen worden
bereikt door over de monitor te vegen.
De standaardtoewijzingen zijn:
Fn1-knop
Fn1-knop
Lichtmeetsysteem
T-Fn2 (veeg naar links)
T-Fn2 (veeg naar links)
Filmsimulatie
T-Fn1 (veeg omhoog)
T-Fn1 (veeg omhoog)
Scherpstelling
T-Fn3 (veeg naar rechts)
T-Fn3 (veeg naar rechts)
Witbalans
253
9
De Fn-knopppen (Functie)
T-Fn4 (veeg omlaag)
T-Fn4 (veeg omlaag)
Gevoeligheid
AF-L-knop
AF-L-knop
Scherpstelvergrendeling
AE-L-knop
AE-L-knop
Belichtingsvergrendeling
Centrum van de achterste instelschijf
Centrum van de achterste instelschijf
Scherpstelloep
254
9
Rollen toewijzen aan de functietoetsen
Om rollen toe te wijzen aan de knoppen:
1
Houd de DISP/BACK-knop inge-
drukt totdat een knopselectie-
menu wordt weergegeven.
2
Markeer een knop en druk op MENU/OK.
3
Markeer de gewenste functie en druk op
MENU/OK
om
deze aan de geselecteerde knop toe te wijzen. Kies uit:
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
KIES INST. OP MAAT
SCHERPSTELGEBIED
SCHERPSTELLOEP
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INST. GEZICHTS-/
OOGHERKEN.
ZELFONTSPANNER
AE-REEKS INSTELLING
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
ISO
DRAADLS COMMUNICT
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
TTL-VERGRENDELING
MODELING FLASH
AANP. MIC.GELUID
VOORB DIEPTESCH
PRVW BELICH/WITBALANS
HANDM. MODUS
VOORBEELD BEELDEFFECT
HISTOGRAM
ALLEEN AE-VERGRENDELING
ALLEEN AF-VERGRENDELING
AE/AF-VERGRENDELING
AF-AAN
DIAFRAGMA-INSTEL.
AUTO BEELDOVERDRACHT
Bluetooth AAN/UIT
PLAYBACK
GEEN (bediening uitgeschakeld)
255
9
De Fn-knopppen (Functie)
N
Knoptoewijzingen kunnen ook worden geselecteerd
met behulp van
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
FUNCTIE-INS. (Fn).
ALLEEN AE-VERGRENDELING, ALLEEN
AF-VERGRENDELING, AE/AF-VERGRENDELING en
AF-AAN kan niet worden toegewezen aan de aanraak-
functieknoppen (T-Fn1 via T-Fn4).
AF-AAN
Als AF-AAN is geselecteerd, kunt u de toets indrukken
in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te
houden.
MODELING FLASH
Als MODELING FLASH is geselecteerd wanneer er een
compatibele  itser-eenheid is bevestigd, kunt u op de
knop drukken om de  its te testen en om te controle-
ren op schaduwen en dergelijke (modeling  ash).
TTL-VERGRENDELING
Als TTL-VERGRENDELING is geselecteerd, kunt u op
de toets voor het vergrendelen van  itsoutput volgens
de optie geselecteerd voor F FLITSINSTELLINGEN>
MODUS TTL VERGRENDELEN drukken (
P
166).
256
9
E
MIJN MENU
Verkrijg toegang tot een persoonlijk menu van
veelgebruikte opties.
Om “mijn menu weer te geven,
drukt u op MENU/OK in de opname-
weergave en selecteert u het tab-
blad
E (MIJN MENU).
VERLATEN
ZELFONTSPANNER
INTERVAL-TIMEROPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
SLUITERTYPE
IS MODE
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
ISO
MIJN MENU
N
Het tabblad
E
is alleen beschikbaar als opties zijn toege-
wezen aan MIJN MENU.
MIJN MENU-INSTELINGEN
Om de items opgesomd op het tabblad E(MIJN
MENU) te kiezen:
1
Markeer
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
MIJN MENU-INSTELINGEN in
het tabblad D (INSTALLATIE) en
druk op MENU/OK om de opties
rechts weer te geven.
MIJN MENU-INSTELINGEN
ITEMS TOEVOEGEN
ITEMS RANGSCHIKKEN
ITEMS VERWIJDEREN
257
9
MIJN MENU
2
Druk de keuzeknop omhoog of
omlaag om ITEMS TOEVOEGEN
te markeren en druk op MENU/OK.
Opties die kunnen worden toe-
gevoegd aan “mijn menu zijn
gemarkeerd in blauw.
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
DYNAMISCH BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
MIJN MENU-INSTELINGEN
BEELDGROOTTE
ANNULEREN
SELECTEREN
N
Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met
vinkjes.
3
Markeer een item en druk op
MENU/OK om deze toe te voegen
aan “mijn menu”.
MIJN MENU-INSTELINGEN
1BEELDGROOTTE
OPSLAAN
VERPLAATSEN
4
Druk op MENU/OK om terug te keren naar het be-
werkscherm.
5
Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items
zijn toegevoegd.
N
“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.
“Mijn menu” bewerken
Om items opnieuw te rangschikken of te verwijderen, selecteert
u ITEMS RANGSCHIKKEN of ITEMS VERWIJDEREN bij stap1.
258
MEMO
259
Randapparatuur en
optionele accessoires
260
10
Externe  itsers
Flitsers kunnen worden bevestigd op de  its-
schoen of verbonden via de sync-terminal.
Optionele externe  itsers zijn krachtiger dan de EF-X8
die is meegeleverd met de camera. Sommige onder-
steunen hoge-snelheid sync (FP) en kunnen worden
gebruikt bij sluitertijden sneller dan de sync-snelheid,
terwijl andere kunnen functioneren als hoofd itsers
die de  itsers op afstand via optische draadloze  itsbe-
diening bedienen.
O
U bent mogelijk niet in staat de  itser te testen in sommi-
ge gevallen, bijvoorbeeld als een instellingenmenu wordt
weergegeven op de camera.
261
10
Externe  itsers
Flitsinstellingen
Om instellingen voor een  itser gemonteerd op de
itsschoen of verbonden via de sync-terminal aan te
passen:
1
Sluit de eenheid aan op de camera.
2
Selecteer
FLASHFUNCTIE-INSTELLING in
de opnamemodus in het tab-
blad
F(FLITSINSTELLINGEN).
De beschikbare opties variëren
volgens de  itser.
Menu
Menu
Beschrijving
Beschrijving
P
P
MEEGELEVERDE
FLASH
Wordt weergegeven wanneer de meege-
leverde EF-X8 fl itser is gemonteerd op de
itsschoen en is opgetild.
107
SYNC-TERMINAL
SYNC-TERMINAL wordt weergegeven
als de EF-X8 verlaagd wordt en of geen fl it-
seenheid of een onverenigbare fl itseenheid
op de fl itsschoen is bevestigd.
263
EXTERNE
FLASH
Wordt weergegeven wanneer een optionele
itser is gemonteerd op de fl itsschoen en is
ingeschakeld.
264
MASTER
(OPTISCH)
Weergegeven als een optionele fl itser die
functioneert als hoofdfl itser voor FUJIFILM
optische draadloze fl itsbediening op afstand
is verbonden en ingeschakeld.
269
VERLATEN
FLITSINSTELLINGEN
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
262
10
3
Markeer items met de scherp-
stellingstok (scherpstelhendel)
en draai de achterste comman-
doschijf om de gemarkeerde
instelling te veranderen.
MEEGELEVERDE FLASH
AANPASSEN
EINDE
M
ODUS
4
Druk op DISP/BACK om de veranderingen in werking
te stellen.
Rode-ogenverwijdering
Rode-ogencorrectie is beschikbaar wanneer een optie an-
ders dan UIT is geselecteerd voor
F FLITSINSTELLINGEN>
VERWIJDER R. OGEN en een “GEZICHT AAN”-optie geselec-
teerd is voor
G AF/MF INSTELLINGEN> INST. GEZICHTS-/
OOGHERKEN.. Het verwijderen van rode ogen reduceert “rode
ogen veroorzaakt wanneer licht van de  itser wordt weerkaatst
in de pupillen van het onderwerp.
263
10
Externe  itsers
SYNC-TERMINAL
SYNC-TERMINAL wordt
weergegeven als de
EF-X8 verlaagd wordt
en of geen  itseenheid
of een onverenigbare
itseenheid op de  its-
schoen is bevestigd.
SYNC-TERMINAL
AANPASSEN
EINDE
MODUS
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
A
Flitsbedienings-
modus
Kies uit de volgende opties:
M: Een triggersignaal wordt overgebracht via de
itsschoen X contacten wanneer een foto geno-
men wordt. Kies een sluitertijd langzamer dan de
sync-snelheid; zelfs langzamere snelheden kunnen
nodig zijn als de eenheid lange fl itsen gebruikt of
een langzame reactietijd heeft.
D (UIT): Het triggersignaal wordt uitgeschakeld.
B
Synchroniseren
Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de
sluiter opent te fl itsen (H/1E GORDIJN) of direct
voordat deze sluit (
I/2E GORDIJN). 1EGORDIJN
wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.
264
10
EXTERNE FLASH
De volgende opties zijn
beschikbaar met optio-
nele  itsers met schoen-
bevestiging.
EXTERNE FLASH
AANPASSEN
EINDE
MODUS
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
A
Flitsbedienings-
modus
De fl itsbedieningsmodus geselecteerd met de fl itser.
Dit kan in sommige gevallen worden aangepast
vanaf de camera: de beschikbare opties variëren per
itser.
TTL: TTL-modus. Pas fl itscompensatie (
B
) aan.
M: De fl itser fl itst bij de geselecteerde output,
ongeacht de helderheid van het onderwerp of de
camera-instellingen. De output kan in sommige
gevallen worden aangepast vanaf de camera (
B
).
MULTI: Flits herhalen. Compatibele fl itsers met
schoenbevestiging zullen meerdere malen fl itsen
bij elke opname.
D (UIT): De fl itser fl itst niet. Sommige fl itsers
kunnen uitgeschakeld worden vanaf de camera.
265
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
B
Flitscompensatie/
output
De beschikbare opties verschillen volgens de fl itsbe-
dieningsmodus.
TTL: Pas fl itscompensatie aan (de volledige waarde
wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van
het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden).
In het geval van EF-X20, EF-20, EF-42 en EF-X500
wordt de geselecteerde waarde toegevoegd aan
de waarde geselecteerd met de fl itser.
M/MULTI: Pas fl itsoutput aan (alleen compatibele
eenheden). Kies uit waarden uitgedrukt als fracties
van volledig vermogen, van ⁄ (modus M) of
¼(MULTI) tot ⁄ in stappen gelijk aan ⁄EV. De
gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt
bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het
itsbedieningssysteem vallen; maak een testopna-
me en controleer de resultaten.
266
10
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
C
Flitsmodus
(TTL)
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De
beschikbare opties zijn afhankelijk van de opna-
mestand (P, S, A, of M) die is geselecteerd.
E(FLASH AUTO): De fl itser fl itst alleen indien
nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de
helderheid van het onderwerp. Een
p-pictogram
weergegeven als de ontspanknop halverwege
wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen
als de foto wordt genomen.
F(STANDAARD): De fl itser fl itst bij elke foto indien
mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens
de helderheid van het onderwerp. De fl itser fl itst
niet als deze niet volledig is opgeladen als de
ontspanknop wordt losgelaten.
G(TRAGE SYNC.): Combineer de fl itser met een
lange sluitertijd bij het fotograferen van portreton-
derwerpen tegen een achtergrond met nacht-
decor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is
opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
267
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
D
Synchroniseren
Regel fl itstiming.
H(1E GORDIJN): De fl itser fl itst direct nadat de
sluiter opent (normaliter de beste keuze).
I(2E GORDIJN): De fl itser fl itst onmiddellijk voor-
dat de sluiter sluit.
R(AUTO FP(HSS)): Synchronisatie met hoge snel-
heid (alleen compatibele eenheden). De camera
schakelt automatisch synchronisatie met hoge
snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden
lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid. Gelijk aan
1EGORDIJN wanneer MULTI is geselecteerd voor
itsbedieningsmodus.
E
Zoom
De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor een-
heden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige
eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera
gemaakt worden. Als AUTO is geselecteerd, wordt
zoom automatisch aangepast om de dekking aan te
passen aan de brandpuntsafstand van de lens.
F
Verlichting
Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:
J(FLASH VOEDINGSPRIOR.): Win bereik door de
dekking enigszins te verminderen.
K(STANDAARD): Stel dekking af op beeldhoek.
L(PRIOR. GELIJK BEREIK): Verhoog dekking enigs-
zins voor gelijkmatigere verlichting.
268
10
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
G
LED-verlichting
Kies hoe het ingebouwde LED-licht functioneert tij-
dens stille fotografi e (alleen compatibele eenheden):
als een catchlight (
M/CATCHLIGHT), als AF-hulpver-
lichting (
N/AF ASSIST) of als zowel een catchlight
als AF-hulpverlichting (
O/AF ASSIST+CATCHLIGHT).
Kies OFF om de LED uit te schakelen tijdens het
fotograferen.
G
Aantal  itsen
*
Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als
de ontspanknop wordt losgelaten in MULTI-modus.
H
Frequentie
*
Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in
MULTI-modus.
* Volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van
het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.
269
10
Externe  itsers
MASTER(OPTISCH)
De opties rechts worden
weergegeven als de een-
heid momenteel func-
tioneert als hoofd itser
voor FUJIFILM optische
draadloze  itsbediening
op afstand.
MASTER(OPTISCH)
AANPASSEN
EINDE
MODUS
De hoofdeenheden en
eenheden op afstand kun-
nen worden geplaatst in
maximaal drie groepen (A,
B en C) en  itsmodus en
itsniveau kunnen voor elke
groep afzonderlijk worden
aangepast. Er zijn vier kanalen beschikbaar voor com-
municatie tussen de eenheden; afzonderlijke kanalen
kunnen worden gebruikt voor verschillende  itssyste-
men of om interferentie te voorkomen als meerdere
systemen dicht bij elkaar werken.
BB
A
C
270
10
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
A
Flitsbedie-
ningsmodus
(groep A)
Kies fl itsbedieningsmodi voor groepen A, B en C.
TTL% is alleen beschikbaar voor groepen A en B.
TTL: De eenheden in de groep fl itsen in TTL-modus.
Flitscompensatie kan afzonderlijk worden aange-
past voor elke groep.
TTL%: Als TTL% is geselecteerd voor groep A of B,
kunt u de output van de geselecteerde groep als
een percentage van de andere specifi ceren en de
algemene fl itscompensatie voor beide groepen
aanpassen.
M: In modus M itsen de eenheden in de groep bij
de geselecteerde output (uitgedrukt als een fractie
van volledig vermogen) ongeacht de helderheid
van het onderwerp of camera-instellingen.
MULTI: Het kiezen van MULTI voor een groep stelt
alle eenheden in alle groepen in op herhalende
itsmodus. Alle eenheden zullen meerdere malen
itsen bij elke opname.
D (UIT): Als OFF geselecteerd is, zullen de
eenheden in de groep niet fl itsen.
B
Flitsbedie-
ningsmodus
(groep B)
C
Flitsbedie-
ningsmodus
(groep C)
271
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
D
Flitscompen-
satie/-output
(groep A)
Pas fl itsniveau voor de geselecteerde groep aan
volgens de optie geselecteerd voor fl itsbedienings-
modus. Merk op dat de volledige waarde mogelijk
niet wordt toegepast als de grenzen van het fl itsbe-
dieningssysteem zijn overschreden.
TTL: Pas fl itscompensatie aan.
M/MULTI: Pas fl itsoutput aan.
TTL%: Kies het evenwicht tussen groepen A en B en
pas de algemene fl itscompensatie aan.
E
Flitscompen-
satie/-output
(groep B)
F
Flitscompen-
satie/-output
(groep C)
272
10
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
G
Flitsmodus
(TTL)
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De
beschikbare opties zijn afhankelijk van de opna-
mestand (P, S, A, of M) die is geselecteerd.
E(FLASH AUTO): De fl itser fl itst alleen indien
nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de
helderheid van het onderwerp. Een
p-pictogram
weergegeven als de ontspanknop halverwege
wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen
als de foto wordt genomen.
F(STANDAARD): De fl itser fl itst bij elke foto indien
mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens
de helderheid van het onderwerp. De fl itser fl itst
niet als deze niet volledig is opgeladen als de
ontspanknop wordt losgelaten.
G(TRAGE SYNC.): Combineer de fl itser met een
lange sluitertijd bij het fotograferen van portreton-
derwerpen tegen een achtergrond met nacht-
decor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is
opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
273
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
H
Synchroniseren
Regel fl itstiming.
H(1E GORDIJN): De fl itser fl itst direct nadat de
sluiter opent (normaliter de beste keuze).
I(2E GORDIJN): De fl itser fl itst onmiddellijk voor-
dat de sluiter sluit.
R(AUTO FP(HSS)): Synchronisatie met hoge snel-
heid (alleen compatibele eenheden). De camera
schakelt automatisch synchronisatie met hoge
snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden
lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid. Gelijk aan
1EGORDIJN wanneer MULTI is geselecteerd voor
itsbedieningsmodus.
I
Zoom
De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor een-
heden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige
eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera
gemaakt worden. Als AUTO is geselecteerd, wordt
zoom automatisch aangepast om de dekking aan te
passen aan de brandpuntsafstand van de lens.
J
Verlichting
Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:
J(FLASH VOEDINGSPRIOR.): Win bereik door de
dekking enigszins te verminderen.
K(STANDAARD): Stel dekking af op beeldhoek.
L(PRIOR. GELIJK BEREIK): Verhoog dekking enigs-
zins voor gelijkmatigere verlichting.
274
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
K
Master
Wijs de hoofdfl itser toe aan groep A (Gr A), B (Gr B) of
C (Gr C). Als OFF is geselecteerd, zal de uitvoer van de
hoofdfl itser op een niveau worden gehouden dat de
uiteindelijke foto niet beïnvloed. Alleen beschikbaar
als de eenheid op de fl itsschoen van de camera
is bevestigd als een hoofdfl itser voor FUJIFILM
optische draadloze fl itsbediening op afstand in de
modus TTL, TTL% of M.
K
Aantal  itsen
Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als
de ontspanknop wordt losgelaten in MULTI-modus.
L
Kanaal
Kies het kanaal dat wordt gebruikt door de hoofd-
itser voor communicatie met de fl itsers op afstand.
Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor
verschillende fl itssystemen of om interferentie te
voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar
werken.
L
Frequentie
Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in
MULTI-modus.
275
10
Lenzen
De camera kan gebruikt worden met lenzen voor
het FUJIFILM X-bevestigingspunt.
Lensonderdelen
A
Zonnekap
B
Bevestigingsmarkeringen
C
Scherpstelring
D
Zoomring
E
Diafragmaring
F
O.I.S.-schakelaar
G
Diafragmamodusschakelaar
H
Signaalcontacten lens
I
Voorste lensdop
J
Achterste lensdop
276
10
Lensdoppen verwijderen
Verwijder lensdoppen zoals afge-
beeld.
N
Lensdoppen kunnen verschillen van de afgebeelde dop-
pen.
Zonnekappen bevestigen
Wanneer bevestigd, verminderen
zonnekappen schittering en be-
schermen ze het voorste lensele-
ment.
277
10
Lenzen
Lenzen met diafragmaringen
Bij andere instellingen dan A kunt u
diafragma aanpassen door aan de
diafragmaring van de lens te draai-
en (belichtingsmodi A en M).
De diafragmamodusschakelaar
Als de lens over een diafragmamodus-
schakelaar beschikt, kan het diafragma
handmatig worden aangepast door de
schakelaar naar
Z te schuiven en aan de
diafragmaring te draaien.
Diafragmaring
Diafragmamodus-
schakelaar
A 16 11 8 5.6 4
2.8
A161185.64
Diafragmaring
278
10
Lenzen zonder diafragmaringen
De methode die wordt gebruikt
voor het aanpassen van het
diafragma kan worden geselec-
teerd met behulp van D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN>
DIAFRAGMA-INSTEL.. Wanneer er
een andere optie dan AUTO is geselecteerd, kan het
diafragma worden aangepast met behulp van de voor-
ste commandoschijf.
N
Diafragmaregeling staat standaard op de voorste
commandoschijf, maar kan opnieuw worden toe-
gewezen aan de achterste commandoschijf met
behulp van
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
COMMANDOSCHIJF INSTELLING.
Lenzen met O.I.S. Schakelaars
Als de lens optische beeldstabili-
satie (O.I.S.) ondersteunt, kan de
beeldstabilisatiemodus worden
gekozen in de cameramenus. Om
beeldstabilisatie te activeren, schuift
u de O.I.S.-schakelaar naar ON.
O.I.S.-schakelaar
279
10
Lenzen
Lenzen met handmatige scherpstelling
Schuif de scherpstelring naar voren
voor automatische scherpstelling.
Schuif voor handmatige scherpstel-
ling de scherpstelring naar achteren
en draai eraan terwijl u de resultaten
in het camerascherm controleert.
De scherpstelafstand- en scherpte-
diepte-indicatoren kunnen worden
gebruikt ter ondersteuning van het
handmatig scherpstellen.
O
Let erop dat handmatige scherpstelling mogelijk niet
beschikbaar is in alle opnamemodi.
De scherptediepte-indicator
De scherptediepte-indicator toont de
geschatte scherptediepte (de afstand voor
en achter het scherpstelpunt waarop is
scherpgesteld). De indicator wordt weer-
gegeven in  lmformaat.
280
10
Lenzen
Lensverzorging
Gebruik een blaaskwast om stof te verwijderen en
neem vervolgens met een zachte, droge doek af.
Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met
een FUJIFILM lensreinigingsdoekje waarop een kleine
hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.
Plaats de voorste en achterste doppen terug op de
camera wanneer de lens niet in gebruik is.
281
Aansluitingen
282
11
HDMI-uitgang
Fotos nemen en afspelen is mogelijk via
HDMI-apparaten.
Aansluiten op HDMI-apparaten
Sluit de camera aan op TVs of andere HDMI-apparaten
met behulp van een HDMI-kabel van derden.
1
Schakel de camera uit.
2
Sluit de meegeleverde kabel zoals hieronder aan-
geduid aan. Let op dat de connectors volledig in
de aansluitingen worden gestoken.
O
Gebruik een HDMI-kabel die niet langer is dan 1,5m.
3
Con gureer het apparaat voor HDMI-ingang zoals
beschreven in de documentatie meegeleverd met
het apparaat.
Plaats in HDMI-
connector
Plaats in HDMI-micro-
aansluiting (Type D)
283
11
HDMI-uitgang
4
Schakel de camera in. U kunt nu fotos nemen en
afspelen terwijl u op het televisiescherm kijkt en
fotos opslaan op het HDMI-apparaat.
O
De USB-kabel kan niet worden gebruikt terwijl er een
HDMI-kabel is aangesloten.
Fotograferen
Neem fotos en neem  lms op terwijl u de scène door
de cameralens op het HDMI-apparaat bekijkt of beeld-
materiaal opslaat op het HDMI-apparaat.
N
Deze functie kan worden gebruikt om 4K- en Full HD- lms
op te slaan op een HDMI-recorder.
Afspelen
Om het afspelen te starten, drukt u op de a-knop van
de camera. Het scherm van de camera wordt uitge-
schakeld en fotos en  lms worden naar het HDMI-ap-
paraat gezonden. Let erop dat de volume-instelling
van de camera geen invloed heeft op het geluid dat
door het televisietoestel wordt afgespeeld; gebruik de
volumeregeling van het televisietoestel om het volume
aan te passen.
O
Sommige televisies geven kort een zwart scherm weer
wanneer het afspelen van  lm begint.
284
11
Draadloze overdracht
Verkrijg toegang tot draadloze netwerken en
maak verbinding met computers, smartphones
of tablets. Voor meer informatie bezoekt u:
http://fujifilm-dsc.com/wifi/
fujilm Wi-Fi app
Smartphones en tablet: FUJIFILMCameraRemote
Installeer de meest recente versie van de FUJIFILM
Camera Remote-app op uw smartphone of tablet om
verbinding te maken met de camera via Bluetooth® of
Wi-Fi. Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
285
11
Draadloze overdracht
Smartphones en tablet: Bluetooth®-koppeling
Gebruik D VERBINDING INSTELLING> Bluetooth
INSTELLINGEN> KOPPELREGISTRATIE om de camera
aan smartphones of tablets te koppelen. Koppeling
biedt een eenvoudige methode voor het downloaden
van fotos van de camera.
N
Fotos worden gedownload via een draadloze verbinding.
Smartphones en tablets: Wi-Fi
Gebruik de DRAADLS COMMUNICT-opties in
A OPNAME-INSTELLINGEN of het afspeelmenu om
verbinding te maken met een smartphone of tablet via
Wi-Fi. Eenmaal verbonden, kunt u door de beelden op
de camera bladeren, geselecteerde beelden downloa-
den, de camera op afstand besturen, of de locatiegege-
vens naar de camera te kopiëren.
286
11
Draadloze overdracht
Computers: FUJIFILM PC AutoSave
Installeer de meest recente versie van FUJIFILM PC
AutoSave op uw computer om fotos te uploaden van
de camera via draadloze netwerken. Voor downloads
en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/
Computers: Draadloze verbindingen
U kunt fotos uploaden van de camera met de
PCAUTO. OPSLAAN-optie in het afspeelmenu.
287
11
Aansluiten op computers via USB
Kopieer fotos naar een computer via USB.
Windows (MyFinePix Studio)
MyFinePix Studio kan worden gebruikt om fotos naar
een computer te kopiëren, waar ze kunnen worden op-
geslagen, bekeken, geordend en afgedrukt. MyFinePix
Studio is beschikbaar als download via de volgende
website:
http://fujifilm-dsc.com/mfs/
fujilm mfs
Wanneer het downloaden is voltooid, dubbelklikt u
op het gedownloade bestand (“MFPS_Setup.EXE”) en
volgt u de instructies op het scherm om de installatie
te voltooien.
Mac OS X/macOS
Fotos kunnen worden gekopieerd naar uw computer
met behulp van Image Capture (meegeleverd met uw
computer) of andere software.
RAW FILE CONVERTER EX 2.0
Gebruik RAW FILE CONVERTER EX2.0 om RAW-bestan-
den op uw computer te bekijken, te downloaden via:
http://fujifilm-dsc.com/rfc/
fujilm rfc
288
11
De camera aansluiten
1
Zoek een geheugenkaart met fotos die u naar de
computer wilt kopiëren en plaats de kaart in de
camera.
O
Stroomverlies tijdens het kopiëren kan gegevens-
verlies of beschadiging van de geheugenkaart tot
gevolg hebben. Plaats een nieuwe of volledig opgela-
den batterij in de camera voordat u deze aansluit.
2
Klaar voor een USB 2.0 kabel met een micro
USB-connector (Micro-B) van een andere leveran-
cier. Schakel de camera uit en sluit de kabel aan,
zorg dat de connectors er volledig in zijn gestoken.
O
De USB-kabel mag niet langer dan 1,5m zijn en moet
geschikt zijn voor gegevensoverdracht.
289
11
Aansluiten op computers via USB
3
Schakel de camera in.
4
Kopieer fotos naar de computer met behulp van
MyFinePix Studio of applicaties beschikbaar voor
uw besturingssysteem.
5
Wanneer de overdracht is voltooid, schakelt u de
camera uit en ontkoppelt u de USB-kabel.
290
11
Aansluiten op computers via USB
O
Als er een geheugenkaart wordt geplaatst waarop een
groot aantal fotos staat, kan het enkele momenten duren
voordat de software start en bent u mogelijk niet in staat
de fotos te importeren of op te slaan. Gebruik een geheu-
genkaartlezer om de fotos over te zetten.
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; gebruik
geen USB-hub of toetsenbord.
Controleer of de computer geen bericht weergeeft dat het
kopiëren in uitvoering is en of het indicatielampje uit is
voordat u de camera uitschakelt of de USB-kabel loskop-
pelt (als het aantal te kopiëren fotos erg groot is, kan het
indicatielampje blijven branden nadat het bericht uit het
computerscherm is verdwenen). Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregel kan gegevensverlies of
beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben.
Koppel de camera af voordat u een geheugenkaart plaatst
of verwijdert.
Het kan in sommige gevallen gebeuren dat het niet mo-
gelijk is om toegang te verkrijgen tot fotos die opgeslagen
zijn op een netwerkserver door de software op dezelfde
manier te gebruiken als men doet bij een particuliere
computer.
Bij het gebruik van diensten waarvoor een internetverbin-
ding is vereist, is de gebruiker verantwoordelijk voor alle
door de telefoonmaatschappij en/of internetprovider in
rekening gebrachte kosten.
291
11
instax SHARE printers
Druk fotos af vanaf uw digitale camera naar
instax SHARE printers.
Een verbinding tot stand brengen
Selecteer D VERBINDING INSTELLING> VERB.INST.
instax PRNTR en voer de instax SHARE printernaam
(SSID) en het wachtwoord in.
De printernaam (SSID) en het wachtwoord
De printernaam (SSID) kan worden gevon-
den op de onderkant van de printer; het
standaardwachtwoord is “1111”. Als u al
een ander wachtwoord heeft gekozen om
af te drukken vanaf een smartphone, voer
dat wachtwoord dan in.
292
11
instax SHARE printers
Fotos afdrukken
1
Schakel de printer in.
2
Selecteer C MENU VOOR
HERBEKIJKEN> AFDRUK.
instax PRINTER. De camera
zal verbinding maken met de
printer.
FUJIFILM-CAMERA-1234
VERBINDEN MET PRINTER
ANNULEREN
PRINTER
AFDRUK.
instax-12345678
N
Bij het afdrukken van een beeld van een serieopname
geeft u het beeld weer voordat u AFDRUK. instax
PRINTER selecteert.
3
Gebruik de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om de foto
weer te geven die u wilt uit-
printen en druk vervolgens op
MENU/OK.
100-0020
instax-12345678
ZENDEN AFBREKEN
PRINTER
AFDRUK.
N
Fotos die zijn gemaakt met andere cameras kunnen
niet worden afgedrukt.
Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar
in het LCD-scherm.
4
De foto wordt naar de printer gestuurd en het
afdrukken start.
293
Technische notities
294
12
Accessoires van FUJIFILM
De volgende optionele accessoires zijn ver-
krijgbaar bij FUJIFILM. Informeer bij uw lokale
FUJIFILM-vertegenwoordiger naar de meest re-
cente informatie over accessoires die in uw regio
leverbaar zijn of ga naar http://www.fujifilm.com/
products/digital_cameras/index.html.
Oplaadbare Li-ionbatterijen
Oplaadbare Li-ionbatterijen
NP-W126/NP-W126S: Extra NP-W126/NP-W126S op-
laadbare batterijen met hoge capaciteit kunnen naar
behoefte worden bijgekocht.
Batterijladers
Batterijladers
BC-W126: Vervangende batterijladers kunnen naar be-
hoefte worden bijgekocht. Bij +20 °C laadt de BC-W126
een NP-W126/NP-W126S in ongeveer 150 minuten op.
Netstroomadapters
Netstroomadapters
AC-9V (vereist CP-W126 DC-koppelstuk): Gebruik deze 100–240V, 50/60Hz
netadapter voor langere opname en weergave of bij het kopiëren van
fotos naar een computer.
DC-koppelstukken
DC-koppelstukken
CP-W126: Verbind de AC-9V met de camera.
295
12
Accessoires van FUJIFILM
Afstandsontspanners
Afstandsontspanners
RR-90: Hiermee kunt u het schudden van de camera
verminderen of de sluiter open houden tijdens langdu-
rige belichting.
Stereomicrofoons
Stereomicrofoons
MIC-ST1: Een externe microfoon voor fi lmopname.
FUJINON-lenzen
FUJINON-lenzen
XF-serie lenzen: Verwisselbare lenzen uitsluitend voor
gebruik met het FUJILFILM X-bevestigingspunt.
XC-serie lenzen: Verwisselbare lenzen uitsluitend voor
gebruik met het FUJILFILM X-bevestigingspunt.
Flitsers met schoenbevestiging
Flitsers met schoenbevestiging
EF-X500: Deze klikbare fl itser heeft een richtgetal van
50 (ISO 100, m) en ondersteunt FP (synchronisatie met
hoge snelheid), waardoor deze gebruikt kan worden bij
sluitertijden hoger dan de fl itssynchronisatiesnelheid.
Gevoed door vier AA-batterijen of een optionele EF-BP1
batterij, ondersteunt handmatige en TTL-fl itsbediening
en automatische powerzoom binnen het bereik van
24–105mm (gelijk aan 35mm formaat), met FUJIFILM
optische draadloze fl itsbediening waardoor deze fl itser
kan worden gebruikt als een hoofd- of externe fl itser
voor draadloze fl itsfotografi e op afstand. De fl itserkop
kan 90° naar boven, 10° naar beneden, 135° naar links of
180° naar rechts worden gedraaid voor indirect fl itslicht.
296
12
Flitsers met schoenbevestiging (vervolg)
Flitsers met schoenbevestiging (vervolg)
EF-42: Deze klikbare fl itser (gevoed door vier AA-bat-
terijen) beschikt over een richtgetal van 42 (ISO 100,
m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itsbediening
en automatische powerzoom binnen het bereik van
24–105mm (gelijk aan 35mm formaat). De fl itserkop
kan 90° naar boven, 180° naar links of 120° naar rechts
worden gedraaid voor indirect fl itslicht.
EF-X20: Deze klikbare fl itser heeft een richtgetal van 20
(ISO 100, m). Gevoed door twee AAA-batterijen, lichte,
compacte eenheid voorzien van een schijf voor het
aanpassen van TTL-fl itscompensatie of handmatige
itsoutput.
EF-20: Deze klikbare fl itser (gevoed door twee AA-batte-
rijen) beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en
ondersteunt TTL-fl itsbediening (handmatige fl itsbedie-
ning wordt niet ondersteund). De fl itserkop kan 90° naar
boven worden gedraaid voor indirect fl itslicht.
Handgrepen
Handgrepen
MHG-XE3: Betreft een verbeterde handgreep. Batterijen en geheugen-
kaarten kunnen worden verwijderd met de handgreep vast en de
handgreep is uitgerust met een rail voor snelle montage van schoen-
tjes op de camera.
Lederen tassen
Lederen tassen
BLC-XE3: Deze tas combineert bruikbaarheid met de luxe van leer en
wordt geleverd met een doek die kan worden gebruikt om de camera
in te wikkelen voordat u deze in de tas doet en in andere situaties.
Terwijl de camera in de tas zit, kunt u fotos maken en batterijen en
geheugenkaarten plaatsen of verwijderen.
297
12
Accessoires van FUJIFILM
Handgreepriemen
Handgreepriemen
GB-001: Verbetert de grip. Combineer met een handgreep voor veiliger
hanteren.
Macro-verlengstukken
Macro-verlengstukken
MCEX-11/16: Te bevestigen tussen de camera en de lens om op te
nemen bij hoge reproductieverhoudingen.
Teleconverters
Teleconverters
XF1.4X TC WR: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele
lenzen met ongeveer 1,4×.
XF2X TC WR: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele
lenzen met ongeveer 2,0×.
Bevestigingsadapters
Bevestigingsadapters
FUJIFILM M MOUNT ADAPTER: Biedt de mogelijkheid om de camera met
een divers aanbod aan M-bevestigingslenzen te gebruiken.
Behuizingsdoppen
Behuizingsdoppen
BCP-001: Dek de lensbevestiging van de camera af wanneer er geen
lens is bevestigd.
instax SHARE printers
instax SHARE printers
SP-1/SP-2: Aan te sluiten via draadloos LAN om fotos te kunnen
afdrukken op instax fi lm.
298
12
Software van FUJIFILM
De camera kan gebruikt worden met de volgen-
de FUJIFILM-software.
FUJIFILM Camera Remote
Leg een draadloze verbinding vast tussen uw camera
en een smartphone of tablet (
P
284).
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
FUJIFILM PC AutoSave
Download fotos van uw camera via draadloze netwer-
ken (
P
286).
http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/
299
12
Software van FUJIFILM
MyFinePix Studio
Beheer, bekijk, print en bewerk de vele beelden ge-
download van uw digitale camera (
P
287).
http://fujifilm-dsc.com/mfs/
fujilm mfs
RAW FILE CONVERTER EX 2.0
Bekijk RAW-fotos op uw computer en converteer ze
naar andere indelingen (
P
287).
http://fujifilm-dsc.com/rfc/
fujilm rfc
300
12
Voor uw veiligheid
Lees deze opmerkingen voordat u de camera gebruikt
Veiligheidsopmerkingen
Zorg ervoor dat u uw camera goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en
uw Gebruiksaanwijzing zorgvuldig door.
Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.
Informatie over pictogrammen
De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst
aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht
wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden
tot ernstig of fataal letsel.
ATTENTIE
ATTENTIE
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden
tot persoonlijk letsel of materiële schade.
De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet
worden nageleefd.
Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft
(“Belangrijk”).
Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling
verboden is (“Verboden”).
Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden
verricht (“Vereist”).
De symbolen op dit product (inclusief de accessoires) geven het volgende weer:
AC
DC
Klasse II-apparatuur (De constructie van het product is dubbel geïsoleerd.)
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Verwijder uit het
stopcontact
Als er een probleem ontstaat, schakel de camera dan uit, verwijder de batterij, koppel de
Als er een probleem ontstaat, schakel de camera dan uit, verwijder de batterij, koppel de
netadapter van de camera los en haal deze uit het stopcontact.
netadapter van de camera los en haal deze uit het stopcontact. Het blijven gebruiken van
de camera als deze rook of een ongewone geur verspreidt of wanneer de camera een
ander gebrek vertoont, kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Neem
contact op met uw FUJIFILM-dealer.
301
12
Voor uw veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera binnendringen.
Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera binnendringen. Als water of
andere vreemde voorwerpen in de camera terechtkomen, schakel de camera uit,
verwijder de batterij, koppel de netstroomadapter los en trek deze uit het stopcontact.
Het blijven gebruiken van de camera kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
Neem contact op met uw FUJIFILM-dealer.
Niet in de
badkamer of douche
gebruiken
Gebruik de camera niet in de badkamer of douche.
Gebruik de camera niet in de badkamer of douche. Dit kan brand of een elektrische schok
veroorzaken.
Haal het apparaat
niet uit elkaar
Probeer nooit de camera te demonteren of te modi ceren (open nooit de behuizing).
Probeer nooit de camera te demonteren of te modi ceren (open nooit de behuizing). Het niet
in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot
gevolg hebben.
Raak geen interne
onderdelen aan
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen
dan niet aan.
dan niet aan. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische
schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben.
Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng
het product naar het verkooppunt voor advies.
Het verbindingssnoer mag niet worden aangepast, verwarmd, overmatig gedraaid of uitgerekt
Het verbindingssnoer mag niet worden aangepast, verwarmd, overmatig gedraaid of uitgerekt
en er mogen geen zware voorwerpen op worden geplaatst.
en er mogen geen zware voorwerpen op worden geplaatst. Deze handelingen zouden het
snoer kunnen beschadigen en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken.
Neem contact op met uw FUJIFILM-dealer als het snoer beschadigd is.
Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond.
Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond. Hierdoor kan de camera vallen of
kantelen en letsel veroorzaken.
Probeer nooit foto’s te maken als u in beweging bent.
Probeer nooit foto’s te maken als u in beweging bent. Gebruik de camera niet tijdens het
wandelen of als u in een auto rijdt. Dit kan leiden tot een val of een verkeersongeluk.
Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan.
Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan. Dit kan tot een elektri-
sche schok leiden door de ladingsoverdracht van een blikseminslag.
Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is.
Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is. Plaats de
batterij zoals aangeduid door de merktekens.
Probeer de batterijen niet te demonteren, aan te passen of te verhitten. Laat de batterijen niet
Probeer de batterijen niet te demonteren, aan te passen of te verhitten. Laat de batterijen niet
vallen, sla niet tegen ze aan, gooi ze niet en stel ze niet op een andere manier bloot aan hevige
vallen, sla niet tegen ze aan, gooi ze niet en stel ze niet op een andere manier bloot aan hevige
schokken. Gebruik geen batterijen die tekenen van lekkage, vervorming, verkleuring of andere
schokken. Gebruik geen batterijen die tekenen van lekkage, vervorming, verkleuring of andere
onregelmatigheden vertonen. Gebruik alleen aangewezen laders om oplaadbare batterijen op te
onregelmatigheden vertonen. Gebruik alleen aangewezen laders om oplaadbare batterijen op te
laden en probeer niet om niet-oplaadbare Li-ion of alkaline batterijen op te laden. Laat de batte-
laden en probeer niet om niet-oplaadbare Li-ion of alkaline batterijen op te laden. Laat de batte-
rijen niet kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten.
rijen niet kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten. Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam
vatten, scheuren of gaan lekken, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel.
Gebruik uitsluitend batterijen of netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedge-
Gebruik uitsluitend batterijen of netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedge-
keurd zijn. Gebruik geen andere spanning dan de vermelde voedingsspanning.
keurd zijn. Gebruik geen andere spanning dan de vermelde voedingsspanning. Het gebruik van
andere spanningsbronnen kan tot brand leiden.
302
12
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Als de batterij lekt en vloeistof in contact komt met uw ogen, huid of kleding, spoelt u het
Als de batterij lekt en vloeistof in contact komt met uw ogen, huid of kleding, spoelt u het
betre ende gebied onmiddellijk met schoon stromend water af en zoekt u medische hulp of belt
betre ende gebied onmiddellijk met schoon stromend water af en zoekt u medische hulp of belt
u onmiddellijk het alarmnummer.
u onmiddellijk het alarmnummer.
Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden.
Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden. De meegeleverde
lader is uitsluitend voor gebruik met het type batterij dat met de camera wordt
meegeleverd. Als u de lader gebruikt om gewone batterijen of andere types oplaadbare
batterijen op te laden, dan kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie.
Het gebruik van een  itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorza-
Het gebruik van een  itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorza-
ken.
ken. Let bijzonder goed op bij het fotograferen van baby’s en kleine kinderen.
Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken.
Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit
leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name bij hoge omgevingstemperaturen
of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk
geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.
Zorg ervoor dat terwijl het product aan is, geen enkel deel van het lichaam in contact blijft met het product
Zorg ervoor dat terwijl het product aan is, geen enkel deel van het lichaam in contact blijft met het product
gedurende langere periodes.
gedurende langere periodes. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden
door lage temperaturen, met name tijdens langdurig gebruik, bij hoge omgevingstemperaturen,
of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk
geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.
Niet gebruiken in de aanwezigheid van ontvlambare voorwerpen, explosieve gassen of stof.
Niet gebruiken in de aanwezigheid van ontvlambare voorwerpen, explosieve gassen of stof.
Als u de batterij bij u draagt, plaatst u deze in de digitale camera of bewaart u de batterij in de
Als u de batterij bij u draagt, plaatst u deze in de digitale camera of bewaart u de batterij in de
harde tas. Als u de batterij wilt opbergen, bergt u deze op in de harde tas. Als u de batterijen
harde tas. Als u de batterij wilt opbergen, bergt u deze op in de harde tas. Als u de batterijen
wegbrengt voor recycling, bedekt u de polen met isolatietape.
wegbrengt voor recycling, bedekt u de polen met isolatietape. Door contact met andere
batterijen of metalen voorwerpen kan de batterij in brand vliegen of ontploff en.
Houd geheugenkaarten, itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kin-
Houd geheugenkaarten,  itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kin-
deren.
deren. Kinderen kunnen kleine onderdelen inslikken; buiten het bereik van kinderen bewaren.
Mocht een kind een klein onderdeel inslikken, raadpleeg dan een arts of bel het alarmnummer.
Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen.
Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen. Onder de onderdelen die letsel kunnen
veroorzaken zijn de draagriem, die verstrikt rond de nek van een kind kan raken, wat ver-
stikking tot gevolg kan hebben, en de fl itser, die een visuele beperking kan veroorzaken.
Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op.
Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op. Dit product genereert radiofre-
quentie-emissies die kunnen interfereren met navigatie- of medische apparatuur.
ATTENTIE
ATTENTIE
Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof.
Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof. Dit kan brand
of een elektrische schok veroorzaken.
Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld.
Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld.
Laat de camera niet achter in afgesloten ruimtes zoals in een afgesloten voertuig of in
direct zonlicht. Dit kan brand veroorzaken.
Plaats geen zware voorwerpen op de camera.
Plaats geen zware voorwerpen op de camera. Hierdoor kan het zware voorwerp vallen of
kantelen en letsel veroorzaken.
303
12
Voor uw veiligheid
ATTENTIE
ATTENTIE
Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is.
Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is. Trek niet aan
het snoer om de netstroomadapter te verwijderen. Dit kan het netsnoer of de kabels
beschadigen en brand of een elektrische schok veroorzaken.
Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken.
Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken.
Hierdoor kan de temperatuur te hoog oplopen waardoor de behuizing vervormt of
waardoor er brand ontstaat.
Als u de camera reinigt of u de camera voor langere tijd niet van plan bent te gebruiken, verwij-
Als u de camera reinigt of u de camera voor langere tijd niet van plan bent te gebruiken, verwij-
dert u de batterij en koppelt u de netstroomadapter los.
dert u de batterij en koppelt u de netstroomadapter los. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot
brand of een elektrische schok.
Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen.
Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen. Er kan brand ontstaan als u
de lader in het stopcontact laat zitten.
Bij het verwijderen van een geheugenkaart kan de kaart te snel uit de sleuf schieten. Gebruik
Bij het verwijderen van een geheugenkaart kan de kaart te snel uit de sleuf schieten. Gebruik
uw vinger om deze tegen te houden en laat de kaart zachtjes los.
uw vinger om deze tegen te houden en laat de kaart zachtjes los. Bij het eruit schieten van de
kaart kan letsel ontstaan.
Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken.
Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken. Een ophoping van stof in uw ca-
mera kan tot brand of een elektrische schok leiden. Neem contact op met uw FUJIFILM-dealer
om de camera om de twee jaar van binnen te laten reinigen. Dit is echter niet gratis.
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang de batterij
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang de batterij
alleen met hetzelfde of een soortgelijk type.
alleen met hetzelfde of een soortgelijk type.
De batterij en voedingsbron
Opmerking: Controleer welk type batterijen in uw camera wordt gebruikt en lees de relevante paragrafen
aandachtig door.
Waarschuwing: Batterijen mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht,
vuur of dergelijke.
Dit gedeelte beschrijft hoe u de batterijen moet hanteren zodat ze zo lang mogelijk meegaan.
Verkeerd gebruik kan de levensduur verkorten of lekkage, oververhitting en ontploffi ng van de
batterij tot gevolg hebben.
Li-ionbatterijen
Li-ionbatterijen
Dit gedeelte is van toepassing als in uw camera een oplaadbare Li-ionbatterij wordt gebruikt.
De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgeladen. Laad de batterij vóór gebruik op. Laat de
batterij in het compartiment zitten wanneer u de camera niet gebruikt.
Opmerkingen over de batterij
Opmerkingen over de batterij
Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee
dagen vóór gebruik op.
De levensduur van de batterij kan worden verlengd door de camera uit te schakelen wanneer hij
niet wordt gebruikt.
304
12
De capaciteit van de batterij neemt bij lage temperaturen af; een lege batterij werkt vaak niet wan-
neer het koud is. Bewaar een volledig opgeladen reservebatterij op een warme plaats en verwissel
de batterij wanneer dat nodig is; of bewaar de batterij in een van uw zakken en plaats de batterij pas
vlak voordat u gaat fotograferen in de camera. Voorkom dat de batterij in direct contact komt met
handenwarmers of andere verwarmingsapparaten.
De batterij opladen
De batterij opladen
Laad de batterij op met de meegeleverde batterijlader.
De laadtijd neemt toe wanneer de omge-
vingstemperatuur lager is dan +10 °C of hoger is dan +35 °C.
Probeer de batterij nooit op te laden bij
temperaturen boven 40 °C; opladen is niet mogelijk bij temperaturen onder 0 °C.
Probeer nooit een volledig opgeladen batterij op te laden. De batterij hoeft echter ook niet volledig
ontladen te zijn om te worden opgeladen.
De batterij kan onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.
Levensduur van de batterij
Levensduur van de batterij
Bij normale temperaturen kan de batterij minimaal 300 keer worden opgeladen. Wanneer de batterij
steeds minder lang haar lading kan vasthouden, is dat een indicatie dat het einde van de levensduur
van de batterij is bereikt en dat de batterij moet worden vervangen.
Opslag
Opslag
De prestatie van de batterij kan verslechteren als de batterij gedurende langere perioden in volledig
opgeladen toestand ongebruikt blijft. Ontlaad de batterij volledig voordat u deze opbergt.
Wanneer de camera gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, neem dan de batterij uit de
camera en bewaar de batterij op een droge plaats met een omgevingstemperatuur van +15 °C
tot +25 °C. Bewaar de batterij niet op plaatsen waar de batterij wordt blootgesteld aan extreme
temperaturen.
Attentie: De batterij hanteren
Attentie: De batterij hanteren
Bewaar of vervoer de batterij niet samen met metalen voorwerpen zoals kettinkjes of haarspelden.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Probeer de batterij niet te demonteren of te modifi ceren.
Laad de batterij alleen op met de voorgeschreven batterijladers.
Verwijder een versleten batterij onmiddellijk.
Laat de batterij niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken.
Stel de batterij niet bloot aan water.
Houd de polen van de batterij altijd schoon.
De batterij en de camera kunnen onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm
aanvoelen. Dit is normaal.
Attentie: Afvalverwijdering
Attentie: Afvalverwijdering
Lever lege batterijen in volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval. Er moet gelet wor-
den op milieu-aspecten bij het weggooien van batterijen. Gebruik het apparaat bij een gematigde
temperatuur.
305
12
Voor uw veiligheid
Netstroomadapters (los verkrijgbaar)
Netstroomadapters (los verkrijgbaar)
Gebruik uitsluitend FUJIFILM-netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedgekeurd
zijn. Andere adapters kunnen de camera beschadigen.
Gebruik de netstroomadapter uitsluitend binnenshuis.
Zorg ervoor dat de DC-stekker goed op de camera wordt aangesloten.
Schakel de camera uit voordat u de netstroomadapter afkoppelt. Koppel de adapter af door aan de
stekker te trekken i.p.v. aan het snoer.
Gebruik de netstroomadapter niet met andere apparaten.
Haal het apparaat niet uit elkaar.
Stel de adapter niet bloot aan hoge temperaturen en vocht.
Stel de adapter niet bloot aan sterke schokken.
Tijdens gebruik kan de netstroomadapter warm aanvoelen. Dit is normaal.
Wanneer de netstroomadapter de radio-ontvangst verstoort, moet de antenne opnieuw gericht
of verplaatst worden.
De camera gebruiken
Richt de camera niet op extreem heldere lichtbronnen, zoals de zon bij een onbewolkte lucht. Het
niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de beeldsensor van de camera
toebrengen.
Fel zonlicht gefocust door de zoeker kan het paneel van de elektronische zoeker (EVF) beschadi-
gen. Richt de elektronische zoeker niet op de zon.
Maak proefopnamen
Maak proefopnamen
Voordat u fotos gaat maken van belangrijke gebeurtenissen (zoals een huwelijk of reis), kunt u
het beste enkele testopnamen maken en bekijken zodat u zeker weet dat de camera goed werkt.
FUJIFILM Corporation aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of inkomstenderving voortko-
mend uit het niet goed functioneren van het product.
Opmerkingen over auteursrechten
Opmerkingen over auteursrechten
Opnamen gemaakt met uw digitale camerasysteem mogen zonder toestemming van de eigenaar
niet worden gebruikt op een manier die de copyrightwetten overtreedt, tenzij deze uitsluitend voor
privégebruik bedoeld zijn. Er zijn bepaalde beperkingen van toepassing bij het fotograferen van
optredens op podia, evenementen en tentoonstellingen, zelfs wanneer de foto’s alleen voor privége-
bruik bestemd zijn. De gebruiker wordt er ook op gewezen dat het overdragen van een geheugen-
kaart die fotos of gegevens bevat die onder de copyrightwetten vallen, uitsluitend toegestaan is
binnen de beperkingen opgelegd door de regelgeving in het kader van deze auteursrechten.
Hantering
Hantering
Stel de camera tijdens het maken en opslaan van fotos niet bloot aan schokken om correcte
opnames te garanderen.
306
12
Vloeibare kristallen
Vloeibare kristallen
In geval van beschadiging van het scherm moet de uiterste zorg worden betracht en ieder contact
met de vloeibare kristallen worden vermeden. Neem onmiddellijk maatregelen als een van de
volgende situaties zich voordoet:
Als vloeibare kristallen met uw huid in aanraking komen, moet de betreff ende plek onmiddellijk
met een doek worden schoongemaakt en vervolgens met veel stromend water en zeep worden
gewassen.
Als vloeibare kristallen in contact komen met de ogen, moeten de ogen onmiddellijk gedurende
minimaal 15 minuten met schoon stromend water worden uitgespoeld en moet medische hulp
worden ingeroepen.
Als vloeibare kristallen worden ingeslikt, moet de mond met veel schoon stromend water worden
gespoeld. Drink grote hoeveelheden water en probeer over te geven, raadpleeg daarna een arts.
Hoewel het LCD-scherm met geavanceerde precisietechnologie is gefabriceerd, kan het scherm
pixels bevatten die altijd zijn verlicht of nooit zijn verlicht. Dit is geen defect. Beelden opgenomen
met dit product worden niet beïnvloed.
Informatie over handelsmerken
Informatie over handelsmerken
Digital Split Image is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation.
xD-Picture Card en
E zijn handelsmerken van FUJIFILM Corporation. De hierin gebruikte lettertypen
zijn uitsluitend ontwikkeld door DynaComware Taiwan Inc. Macintosh, MacOS en macOS zijn
handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Windows is een geregistreerd
handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Wi-Fi® en Wi-Fi
Protected Setup® zijn geregistreerde handelsmerken van Wi-Fi Alliance. Het Bluetooth®-woordmerk en
de logo’s zijn geregistreerde handelsmerken in bezit van Bluetooth SIG, Inc., en elk gebruik van zulke
merken door FUJIFILM is onder licentie. De SDHC- en SDXC-logo’s zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
Het HDMI-logo is een handelsmerk. Alle andere handelsnamen genoemd in deze handleiding zijn de
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Elektrische interferentie
Elektrische interferentie
Deze camera kan medische en luchtvaartapparatuur verstoren. Vraag in het ziekenhuis of bij de lucht-
vaartmaatschappij om toestemming voordat u uw camera in een ziekenhuis of vliegtuig gebruikt.
Kleurentelevisiesystemen
Kleurentelevisiesystemen
NTSC (National Television System Committee) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in de Ver-
enigde Staten, Canada en Japan wordt gebruikt. PAL (Phase Alternation by Line) is een kleurentelevi-
siesysteem dat vooral in Europa en China wordt gebruikt.
Exif Print (Exif Versie. 2.3)
Exif Print (Exif Versie. 2.3)
Exif Print is een recentelijk herzien bestandsformaat voor digitale camera’s waarin samen met de foto
informatie wordt opgeslagen over de manier waarop tijdens het afdrukken de optimale kleurenre-
productie kan worden bereikt.
307
12
Voor uw veiligheid
BELANGRIJKE MEDEDELING: Lezen alvorens de software te gebruiken
Direct of indirect exporteren, in zijn geheel of gedeeltelijk, van software met een licentie zonder de
toestemming van de van toepassing zijnde bestuursorganen is verboden.
OPMERKINGEN
Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht om gevaar voor brand en een schok te voorkomen.
Lees eerst de “Veiligheidsopmerkingen” en zorg dat u deze begrijpt voordat u de camera gebruikt.
Voor klanten in Canada
Voor klanten in Canada
CAN ICES-3 (B)/NMB-3(B)
ATTENTIE: Dit Klasse B digitale apparaat voldoet aan de Canadese norm ICES-003.
Verklaring Industry Canada: Dit apparaat voldoet aan de RSS-normen van Industry Canada voor
vergunningsvrije apparaten. De werking is onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1)Dit
apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2)Dit apparaat moet elke interferentie accepteren,
inclusief interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Dit apparaat en zijn antenne(s) mogen niet samen geplaatst worden of worden opgesteld in combi-
natie met een andere antenne of zender, behalve geteste ingebouwde radios. De functie Landcode-
selectie is uitgeschakeld voor producten die in de VS/Canada op de markt gebracht worden.
Verklaring over blootstelling aan straling: De beschikbare wetenschappelijke gegevens tonen niet
aan dat eventuele gezondheidsproblemen in verband worden gebracht met het gebruik van draad-
loze apparatuur met laag vermogen. Het is echter niet bewezen dat deze draadloze apparatuur met
laag vermogen absoluut veilig is. Draadloze apparatuur met laag vermogen zenden lage niveaus
van radiofrequentie-energie (RF) uit in het microgolfbereik tijdens gebruik. Terwijl hoge niveaus
van RF gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid (door verhitting van celweefsel), veroorzaakt
blootstelling aan lage RF-niveaus die geen verhittingseff ecten produceren, geen bekende nadelige
gevolgen voor de gezondheid. Veel studies over blootstelling aan lage RF-niveaus hebben geen bio-
logische eff ecten aangetoond. Sommige studies suggereerden dat er bepaalde biologische eff ecten
kunnen optreden, maar dergelijke bevindingen zijn niet bevestigd door aanvullend onderzoek. X-E3
is getest en voldoet aan de IC stralingsblootstellingslimieten voor een ongecontroleerde omgeving
en aan RSS-102 van de regels voor blootstelling aan IC radiofrequentie (RF).
308
12
Verwijdering van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens
Verwijdering van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens
In de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein: Dit symbool op het product
of in de handleiding en in de garantievoorwaarden en/of op de verpakking duidt aan
dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. In plaats daarvan
moet het apparaat bij een inzamelpunt voor recycling van elektrische en elektronische
apparatuur worden ingeleverd.
Door dit product op de juiste wijze weg te gooien helpt u potentiële negatieve gevolgen voor het
milieu en de gezondheid van de mens voorkomen. Onjuiste verwerking van dit product kan het
milieu schaden.
Dit symbool op de batterijen of accu’s duidt aan dat deze batterijen niet als huishoude-
lijk afval mogen worden behandeld.
Als uw apparaat eenvoudig verwijderbare batterijen of accu’s bevat, dient u deze
overeenkomstig de lokale regels afzonderlijk in te leveren.
De recycling van materialen helpt bij het behoud van natuurlijke bronnen. Neem contact op met
uw gemeente, uw inzamelpunt voor het inleveren van huishoudelijk afval of de winkel waar u het
product hebt gekocht voor meer gedetailleerde informatie over recycling van dit product.
In landen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein: Neem contact op met uw
gemeente en vraag naar de juiste wijze waarop u dit product inclusief batterijen of accu’s dient weg
te gooien.
In Japan: Dit symbool op de batterijen duidt aan dat ze afzonderlijk weggegooid moeten
worden.
309
12
Voor uw veiligheid
Apparaten met draadloos netwerk en Bluetooth: waarschuwingen
Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:
RoHS-richtlijn 2011/65/EU
RE-richtlijn 2014/53/EU
Hierbij verklaar ik, FUJIFILM Corporation, dat het type radioapparatuur FF170001 conform is met
Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende
internetadres:
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/x/fujifilm_x_e3/pdf/index/fujifilm_x_e3_cod.pdf
Deze conformiteit wordt aangegeven door de volgende conformiteitsmarkering op het product:
Deze markering is geldig voor niet-Telecom-producten en EU-geharmoniseerde Telecom-producten
(bijvoorbeeld Bluetooth®).
BELANGRIJK: Lees eerst de volgende mededelingen alvorens de ingebouwde draadloze zender van de
camera te gebruiken.
Q Dit product, dat een coderingsfunctie bevat die in de Verenigde Staten is ontwikkeld, wordt
gecontroleerd door de United States Export Administration Regulations en mag niet worden
geëxporteerd of opnieuw worden geëxporteerd naar landen waarvoor in de Verenigde Staten
een handelsembargo geldt.
Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth
Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth
.
. FUJIFILM aanvaardt geen aanspra-
kelijkheid voor schade als gevolg van ongeoorloofd gebruik. Niet gebruiken in toepassingen die
een hoge mate van betrouwbaarheid vereisen, bijvoorbeeld in medische apparatuur of andere
systemen die direct of indirect invloed hebben op een mensenleven. Wanneer u het apparaat in
computer- en andere systemen gebruikt die een grotere mate van betrouwbaarheid eisen dan
aangeboden door apparaten met een draadloos netwerk of Bluetooth, zorg er dan voor dat u alle
benodigde voorzorgsmaatregelen neemt om te veiligheid te garanderen en storing te voorkomen.
Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft.
Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft. Dit apparaat conformeert met
voorschriften van apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth in het land waarin het gekocht is.
Neem alle lokale voorschriften in acht bij het gebruik van het apparaat. FUJIFILM aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor problemen die voortvloeien uit het gebruik in andere rechtsgebieden.
Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of
Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of
radio-interferentie.
radio-interferentie. Gebruik de zender niet in de nabijheid van magnetrons of op andere plaatsen
die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie, waardoor
ontvangst van draadloze signalen mogelijk wordt voorkomen. Wederzijdse interferentie kan zich
voordoen als de zender in de nabijheid van andere draadloze apparaten in de 2,4GHz band wordt
gebruikt.
310
12
De draadloze zender werkt in de 2,4 GHz-band met DSSS-, OFDM- en GFSK-modulatie.
De draadloze zender werkt in de 2,4 GHz-band met DSSS-, OFDM- en GFSK-modulatie.
Veiligheid: Apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth brengen gegevens over via de radio
en hun gebruik heeft vervolgens meer aandacht nodig voor veiligheid dan geldt voor draadloze
netwerken.
-
Maak geen verbinding met onbekende netwerken of netwerken waarvoor u geen toegangs-
rechten hebt, zelfs als ze worden weergegeven op uw apparaat, aangezien zulke toegang
als ongeautoriseerd wordt gezien. Maak alleen verbinding met netwerken waarvoor u
toegangsrechten hebt.
-
Let op dat draadloze transmissies kwetsbaar kunnen zijn voor onderschepping door derden.
Het volgende kan strafbaar zijn:
Het volgende kan strafbaar zijn:
-
Demontage of modifi catie of dit apparaat
-
Verwijderen van apparaatcertifi catielabels
Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en
Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en
draadloze zenders.
draadloze zenders. Het werkt tevens op dezelfde frequentie als zenders met een licentie en speciale
laagspanningzenders zonder licentie die in RFID-trackingsystemen voor lopende banden en in
andere vergelijkbare toepassingen worden gebruikt.
Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen
Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht worden genomen.
in acht worden genomen. Controleer of de RFID-zender niet in werking is, alvorens dit apparaat in
gebruik te nemen. Merkt u dat het apparaat interferentie veroorzaakt in zenders met een licentie
die voor RFID-tracking worden gebruikt, stop dan onmiddellijk met gebruik van de betreff ende
frequentie of verplaats het apparaat naar een andere locatie. Indien u merkt dat dit apparaat
interferentie veroorzaakt in RFID-trackingsystemen met lage spanning, neem dan contact op met
een FUJIFILM-vertegenwoordiger.
Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig.
Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig. Houd er rekening mee dat Bluetooth actief kan
blijven zelfs terwijl de camera uit is. Bluetooth kan uitgeschakeld worden door UIT te selecteren
voor
D VERBINDING INSTELLING> Bluetooth INSTELLINGEN> Bluetooth AAN/UIT.
311
12
Voor uw veiligheid
Lees deze opmerkingen voordat u de camera gebruikt
Veiligheidsopmerkingen
Zorg ervoor dat u de lens goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en de
Gebruiksaanwijzing van de camera zorgvuldig door.
Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.
Informatie over pictogrammen
De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst
aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht
wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden
tot ernstig of fataal letsel.
ATTENTIE
ATTENTIE
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden
tot persoonlijk letsel of materiële schade.
De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet
worden nageleefd.
Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft
(“Belangrijk”).
Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling
verboden is (“Verboden”).
Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden
verricht (“Vereist”).
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Niet onderdompelen
Niet onderdompelen in of blootstellen aan water.
Niet onderdompelen in of blootstellen aan water. Het niet in acht nemen van deze voor-
zorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Haal het apparaat
niet uit elkaar
Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open).
Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open). Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan brand, een elektrische schok of letsel door een defect
product tot gevolg hebben.
Raak geen interne
onderdelen aan
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende
onderdelen dan niet aan.
onderdelen dan niet aan. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een
elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg
hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok.
Breng het product naar het verkooppunt voor advies.
Plaats niet op onstabiele oppervlakken.
Plaats niet op onstabiele oppervlakken. Het product kan vallen, wat letsel tot gevolg kan
hebben.
Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera.
Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera. Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan permanent oogletsel tot gevolg hebben.
312
12
Voor uw veiligheid
ATTENTIE
ATTENTIE
Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of
Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of
uitermate sto ge plaatsen.
uitermate sto ge plaatsen. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan
brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Laat niet in direct zonlicht liggen of op plaatsen die onderhevig zijn aan zeer hoge temperatu-
Laat niet in direct zonlicht liggen of op plaatsen die onderhevig zijn aan zeer hoge temperatu-
ren, zoals in een afgesloten voertuig op een zonnige dag.
ren, zoals in een afgesloten voertuig op een zonnige dag. Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan brand tot gevolg hebben.
Houd buiten het bereik van kleine kinderen.
Houd buiten het bereik van kleine kinderen. In de handen van kinderen kan dit product
letsel veroorzaken.
Hanteer niet met natte handen.
Hanteer niet met natte handen. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan
een elektrische schok tot gevolg hebben.
Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht.
Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht. Zonlicht dat
wordt scherpgesteld in de camera wanneer de zon zich in het beeld of vlakbij het beeld
bevindt, kan brand of brandwonden veroorzaken.
Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product
Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product
niet in direct zonlicht.
niet in direct zonlicht. Zonlicht dat wordt scherpgesteld door de lens kan brand of
brandwonden tot gevolg hebben.
Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd.
Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd. Het product kan vallen of
andere voorwerpen raken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
313
12
Productverzorging
Om langdurig van uw camera te kunnen genie-
ten, moeten onderstaande voorzorgsmaatrege-
len in acht worden genomen.
Camerabehuizing: Gebruik een zachte, droge doek om de
camera te reinigen na elk gebruik. Gebruik geen alcohol,
verfverdunner of andere vluchtige chemicaliën. Deze
kunnen vervormingen of verkleuringen van het leer van
de camerabehuizing tot gevolg hebben. Vloeisto en op
de camera moeten onmiddellijk worden verwijderd met
een zachte, droge doek. Gebruik een blaaskwast om stof
van de monitor te verwijderen, waarbij u oplet dat u geen
krassen maakt, en neem vervolgens met een zachte, droge
doek af. Resterende vlekken kunnen worden verwijderd
met een FUJIFILM-lensreinigingsdoekje waarop een kleine
hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht. Plaats
de behuizingsdop terug wanneer er geen lens is bevestigd
om binnendringen van stof in de camera te voorkomen.
Beeldsensor: Meerdere fotos ontsierd door vlekken en
plekken op identieke locaties kan duiden op de aan-
wezigheid van stof op de beeldsensor. Reinig de sensor
met behulp van
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
SENSORREINIGING.
314
12
De beeldsensor reinigen
Stof dat niet kan worden verwijderd met be-
hulp van D GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
SENSORREINIGING kan handmatig worden
verwijderd, zoals hieronder wordt beschreven.
O
Let erop dat er kosten in rekening worden gebracht bij het
repareren of vervangen van de beeldsensor als deze wordt
beschadigd tijdens het reinigen.
1
Gebruik een blaaskwast (geen
borstel) om stof van de sensor
te verwijderen.
O
Gebruik geen borstel of blaas-
borstel. Anders kan de sensor
worden beschadigd.
2
Controleer of het stof succesvol is verwijderd. Her-
haal stappen 1 en 2 indien nodig.
3
Vervang de behuizingsdop of lens.
315
12
Firmware-updates
Sommige functies van het product kunnen ver-
schillen van de beschrijving meegeleverd in de
handleiding vanwege de  rmware-update. Voor
uitgebreide informatie over ieder model, bezoekt
u onze website:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/
software
fujilm rmware
De Firmwareversie controleren
O
De camera zal alleen de  rmware-versie weergeven als er
een geheugenkaart is geplaatst.
1
Schakel de camera uit en controleer of er een
geheugenkaart is geplaatst.
2
Zet de camera aan terwijl u op de DISP/BACK-knop
drukt. De versie van de huidige  rmware zal wor-
den weergegeven; controleer de  rmwareversie.
3
Schakel de camera uit.
N
Om de  rmware-versie te bekijken of  rmware te updaten
voor optionele accessoires zoals uitwisselbare lenzen,
itsschoeneenheden en vattingadapter, bevestig de acces-
soires op de camera.
316
12
Probleemoplossing
Raadpleeg de onderstaande tabel indien u
problemen ondervindt met uw camera. Als u hier
geen oplossing vindt, neemt u contact op met
uw lokale FUJIFILM-dealer.
Voeding en batterij
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De camera kan
niet worden
ingeschakeld.
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een
volledig opgeladen reservebatterij (
P
32).
De batterij is niet goed geplaatst: Plaats de batterij
nogmaals en in de juiste richting (
P
37).
De afdekkap van het batterijvak is niet vergrendeld: Ver-
grendel de afdekkap van het batterijvak (
P
38).
Het scherm gaat
niet aan.
Het scherm gaat mogelijk niet aan als de camera wordt
uitgezet en zeer snel daarna weer wordt aangezet.
Houd de sluiterknop halverwege ingedrukt totdat de
monitor geactiveerd wordt.
De batterij raakt
snel leeg.
De batterij is koud: Warm de batterij op in een van uw
zakken of op een andere warme plaats en stop de
batterijen pas vlak voordat u gaat fotograferen in
de camera.
Er zit vuil op de polen van de batterij: Maak de polen
van de batterij schoon met een zachte, droge doek.
AAN is geselecteerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN>
PRE-AF: Schakel PRE-AF uit (
P
137).
De batterij is heel vaak opgeladen: Het einde van de
levensduur van de batterij is bereikt. Koop een
nieuwe batterij.
317
12
Probleemoplossing
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De camera
wordt plotseling
uitgeschakeld.
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een
volledig opgeladen reservebatterij (
P
32).
Het opladen start
niet.
Plaats de batterij in de juiste richting in de batterijla-
der en sluit de lader aan op een stopcontact (
P
32).
Het opladen
verloopt traag.
Laad de batterij op bij kamertemperatuur.
De laadindicator
knippert, maar
de batterij laadt
niet op.
Er zit vuil op de polen van de batterij: Maak de polen van de
batterij schoon met een zachte, droge doek
.
De batterij is heel vaak opgeladen: Het einde van
de levensduur van de batterij is bereikt. Koop
een nieuwe batterij. Neem contact op met uw
FUJIFILM-dealer als de batterij nog steeds niet kan
worden opgeladen (
P
294).
Menu’s en schermen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Weergave is niet
in het Engels.
Selecteer NEDERLANDS voor
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> a
(
P
46, 206).
Fotograferen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Er wordt geen
foto gemaakt
wanneer de
ontspanknop
wordt ingedrukt.
De geheugenkaart is vol: Plaats een nieuwe geheu-
genkaart of wis fotos (
P
36, 183).
De geheugenkaart is niet geformatteerd: Formatteer de
geheugenkaart (
P
203).
Er zit vuil op de contacten van de geheugenkaart: Maak
de contacten schoon met een zachte, droge doek.
318
12
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Er wordt geen
foto gemaakt
wanneer de
ontspanknop
wordt ingedrukt
(vervolg).
De geheugenkaart is beschadigd: Plaats een nieuwe
geheugenkaart (
P
36).
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een
volledig opgeladen reservebatterij (
P
32).
De camera werd automatisch uitgeschakeld: Schakel de
camera in (
P
42).
U gebruikt een bevestigingsadapter van derden:
Selecteer AAN voor OPNAME ZONDER LENS
(
P
230).
De indicatorlamp was oranje toen u een panoramafoto
probeerde te maken: Wacht tot de indicatorlamp
uitschakelt (
P
10).
Spikkels (“beel-
druis”) verschijnen
in het scherm of in
de zoeker wanneer
de ontspanknop
half wordt
ingedrukt.
De versterking wordt verhoogd om de compositie te
ondersteunen als het onderwerp slecht is belicht en
het diafragma wordt verkleind, wat kan leiden tot op-
vallende spikkels bij het bekijken van de foto’s op het
scherm. Fotos die gemaakt worden met de camera
blijven onaangetast.
De camera stelt
niet scherp.
Het onderwerp is niet geschikt voor automatische scherp-
stelling: Gebruik scherpstelvergrendeling of handmati-
ge scherpstelling (
P
92).
319
12
Probleemoplossing
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Er is geen gezicht
gedetecteerd.
Het gezicht van het onderwerp wordt verborgen door een
zonnebril, een hoed, lang haar of andere voorwerpen:
Verwijder de obstakels (
P
139).
Het gezicht van het onderwerp beslaat slechts een klein
deel van het beeld: Wijzig de compositie zodat het
gezicht van het onderwerp een groter deel van het
beeld beslaat (
P
139).
Het onderwerp houdt het hoofd schuin of horizontaal:
Vraag het onderwerp het hoofd recht te houden
(
P
139).
De camera wordt schuin gehouden: Houd de camera
recht.
Het gezicht van het onderwerp is onderbelicht: Fotogra-
feer bij helder licht.
Er is een verkeerd
onderwerp
geselecteerd.
Het geselecteerde onderwerp is dichter bij het
midden van het beeld dan het hoofdonderwerp. Pas
de compositie van de foto aan of schakel gezichtsde-
tectie uit en kadreer de foto met behulp van scherp-
stelvergrendeling (
P
92).
De  itser  itst
niet.
De  itser is uitgeschakeld: Pas de instellingen aan
(
P
107).
De  itser is omlaag: Zet de fl itser omhoog (
P
107).
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een
volledig opgeladen reservebatterij (
P
32).
De camera staat in stand bracketing of continu: Selecteer
de enkele-fotostand (
P
6).
320
12
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Het onderwerp
wordt niet
volledig door de
itser verlicht.
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de
itser: Plaats het onderwerp binnen het bereik van
de fl itser.
Het venster van de  itser wordt bedekt: Houd de came-
ra op de juiste wijze vast.
De sluitertijd is korter dan de sync-snelheid: Selecteer
een langere sluitertijd (
P
64, 72).
Fotos zijn
onscherp.
De lens is vuil: Maak de lens schoon (
P
280).
De lens wordt geblokkeerd: Houd voorwerpen weg
van de lens (
P
49).
s wordt weergegeven tijdens het fotograferen en het
scherpstelkader wordt rood weergegeven: Controleer
de scherpstelling voordat u de opname maakt
(
P
50).
De fotos zijn
bespikkeld
De sluitertijd is lang en de omgevingstemperatuur is
hoog: Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Pixelmapping is vereist: Voer pixelmapping uit
H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT>
PIXELMAPPING (
P
130).
De camera werd lange tijd gebruikt bij hoge temperatu-
ren of er wordt een temperatuurwaarschuwing weer-
gegeven: Schakel de camera uit en wacht tot hij is
afgekoeld (
P
42).
321
12
Probleemoplossing
Afspelen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De fotos zijn
korrelig.
De fotos zijn met een camera van een ander merk of
model gemaakt.
Zoomweergave is
niet beschikbaar.
De fotos zijn gemaakt met NIEUW FORMAAT of
met een camera van een ander merk of model.
Geen geluid bij
het afspelen van
lms.
Het afspeelvolume is te laag: Pas het afspeelvolume
aan (
P
213).
De microfoon was bedekt: Houd de camera tijdens het
opnemen op de juiste wijze vast.
De luidspreker wordt afgedekt: Houd de camera
tijdens het afspelen op de juiste wijze vast.
De geselecteerde
foto’s zijn niet
gewist.
Sommige van de te wissen fotos zijn beveiligd.
Verwijder de beveiliging met het apparaat waarmee
de beveiliging is aangebracht (
P
188).
De bestandsnum-
mering wordt
onverwacht
teruggezet.
De afdekkap van het batterijvak werd geopend terwijl
de camera was ingeschakeld. Schakel de camera
uit voordat u de afdekkap van het batterijvak opent
(
P
237).
322
12
Aansluitingen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Het scherm geeft
geen beeld.
De camera is aangesloten op een TV: Fotos worden weer-
gegeven op de TV in plaats van op het scherm van de
camera (
P
282).
Geen beeld of
geluid op de tv.
De camera is niet goed aangesloten: Sluit de camera op
de juiste wijze aan (
P
282).
Het kanaal van het televisietoestel is ingesteld op “TV”:
Stel de ingang in op “HDMI” (
P
282).
Het volume van het televisietoestel is te laag: Gebruik
de volumeregeling van het televisietoestel om het
volume aan te passen.
Zowel de
televisie- en de
cameramonitor
zijn leeg.
De weergavemodus wordt geselecteerd met de
VIEW MODE-knop EVF ONLY+
E: Plaats uw oog
tegen de zoeker of gebruik de VIEW MODE-knop om
een andere weergavemodus te selecteren.
De computer
herkent de
camera niet.
Controleer of de camera en computer juist zijn aange-
sloten (
P
287).
Kan geen RAW- of
JPEG-bestanden
naar computer
overzetten.
Gebruik MyFinePix Studio om fotos over te zetten
(alleen Windows;
P
287).
323
12
Probleemoplossing
Draadloze overdracht
Voor meer informatie over het oplossen van proble-
men voor draadloze verbindingen bezoekt u:
http://digital-cameras.support.fujifilm.com/app?pid=x
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Problemen bij het
verbinden met of
het uploaden van
foto’s naar een
smartphone.
De smartphone is te ver weg: Plaats de apparaten
dichterbij (
P
284).
Naburige apparaten veroorzaken radio-interferentie:
Plaats de camera en smartphone uit de buurt van
magnetrons of draadloze telefoons (
P
284).
Kan geen
afbeeldingen
uploaden.
De smartphone is met een ander apparaat verbonden:
De smartphone en camera kunnen slechts met één
apparaat tegelijk worden verbonden. Verbreek de
verbinding en probeer opnieuw (
P
284).
Er bevinden zich meerdere smartphones in de directe
omgeving: Probeer opnieuw verbinding te maken.
De aanwezigheid van meerdere smartphones kan
de verbinding bemoeilijken (
P
284).
De huidige afbeelding betreft een fi lm of werd op
een ander apparaat gecreëerd en kan niet naar een
smartphone worden geüpload (
P
284).
De smartphone
geeft geen fotos
weer.
Selecteer AAN voor VERKLEIN(SP)
H. Het selec-
teren van UIT verhoogt uploadtijden voor grotere
afbeeldingen; bovendien kunnen sommige telefoons
geen afbeeldingen weergeven die groter zijn dan een
bepaald formaat (
P
243).
324
12
Probleemoplossing
Diversen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De camera
reageert niet.
Tijdelijke storing van de camera: Verwijder de batterij
en plaats deze opnieuw (
P
36).
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een
volledig opgeladen reservebatterij (
P
32).
De camera is aangesloten op een draadloos LAN:
Beëindig de verbinding.
De camera
functioneert niet
naar behoren.
Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw
(
P
36). Neem contact op met uw FUJIFILM-dealer
wanneer het probleem zich blijft voordoen.
Geen geluid.
Pas het volume aan (
P
210).
Door op de
Q-knop te
drukken, geeft
het scherm het
snelmenu niet
weer.
TTL-VERGRENDELING is actief:
Beëindig TTL-VERGRENDELING (
P
255).
325
12
Waarschuwingsberichten en
-aanduidingen
Op het scherm kunnen de volgende waarschu-
wingen worden weergegeven.
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
i (rood)
Batterij bijna leeg. Laad de batterij op of plaats een
volledig opgeladen reservebatterij.
j
(knippert rood)
De batterij is leeg. Laad de batterij op of plaats een
volledig opgeladen reservebatterij.
s
(weergege-
ven in rood met rood
scherpstelkader)
De camera is niet in staat scherp te stellen. Gebruik
scherpstelvergrendeling om eerst scherp te stellen op
een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand be-
vindt en bepaal pas daarna de compositie van de foto.
Het diafragma
of de sluitertijd
wordt rood
weergegeven
Het onderwerp is te helder of te donker en de foto
wordt over- of onderbelicht. Gebruik de fl itser voor
extra belichting wanneer u fotos neemt van slecht
belichte onderwerpen.
SCHERPSTELFOUT
Storing van de camera. Schakel de camera uit en weer
in. Neem contact op met een FUJIFILM-dealer wanneer
de melding blijft verschijnen.
LENSAANSTURING
DEFECT
SCHAKEL DE
CAMERA UIT EN
SCHAKEL DIE
WEER IN
GEEN KAART
De sluiter kan alleen worden ontspannen wanneer een
geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.
KAART NIET
GEFORMATTEERD!
De geheugenkaart is niet geformatteerd of de geheugen-
kaart werd in een computer of ander apparaat geformat-
teerd: Formatteer de geheugenkaart met behulp van
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN> FORMATTEREN.
326
12
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
KAART NIET
GEFORMATTEERD!
(vervolg)
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoonge-
maakt: Maak de contacten schoon met een zachte, droge
doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding
opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend
terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
Storing van de camera: Neem contact op met een
FUJIFILM-dealer.
LENSFOUT
Schakel de camera uit, verwijder de lens, reinig de be-
vestigingsoppervlakken en plaats vervolgens de lens
terug en schakel de camera in. Neem contact op met een
FUJIFILM-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.
KAARTFOUT
Voor ingebruikname in de camera werd de geheugenkaart
niet geformatteerd: Formatteer de kaart.
De contacten van de geheugenkaart moeten worden
schoongemaakt of de geheugenkaart is beschadigd: Maak
de contacten schoon met een zachte, droge doek. For-
matteer de geheugenkaart als de melding opnieuw
verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terug-
komt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
Incompatibele geheugenkaart: Gebruik een compatibe-
le geheugenkaart.
Storing van de camera: Neem contact op met een
FUJIFILM-dealer.
BEVEILIGDE KAART
De geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel de kaart.
BEZIG MET
OPSLAAN
De geheugenkaart is onjuist geformatteerd. Gebruik de
camera om de kaart te formatteren.
b
GEHEUGEN VOL
De geheugenkaart is vol en fotos kunnen niet worden
vastgelegd. Wis fotos of plaats een geheugenkaart waar-
op meer vrije ruimte beschikbaar is.
SCHRIJFFOUT
Geheugenkaartfout of verbindingsfout: Plaats de geheu-
genkaart nog een keer of schakel de camera uit en
weer in. Neem contact op met een FUJIFILM-dealer
wanneer de melding blijft verschijnen.
327
12
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
SCHRIJFFOUT
(vervolg)
Onvoldoende geheugen om extra fotos op te slaan: Wis
fotos of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije
ruimte beschikbaar is.
De geheugenkaart is niet geformatteerd: Formatteer de
geheugenkaart.
MAX. NUM.
BEREIKT
De camera heeft de hoogste nummering (999-9999)
bereikt.
Plaats een geformatteerde geheugenkaart
en selecteer RESET voor
D OPSLAAN SET-UP>
NUMMERING.
Maak een foto om de nummering terug
te zetten naar 100-0001, selecteer vervolgens CONTINU
voor NUMMERING.
KAART
LEESFOUT
Het bestand is beschadigd of niet met deze camera aange-
maakt: Het bestand kan niet worden gelezen.
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoon-
gemaakt: Maak de contacten schoon met een zachte,
droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding
opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend
terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
Storing van de camera: Neem contact op met een
FUJIFILM-dealer.
DEZE FOTO IS
BEVEILIGD
U heeft geprobeerd een beveiligde foto te wissen of
te draaien. Verwijder de beveiliging en probeer het
opnieuw.
UITSNEDE NIET
MOGELIJK
De foto is beschadigd of niet met deze camera aange-
maakt.
DPOF LEESFOUT
Printopdrachten kunnen niet meer dan 999 fotos bevatten.
Kopieer extra fotos die u wilt afdrukken naar een andere
geheugenkaart en maak een tweede printopdracht aan.
DRAAIEN NIET
MOGELIJK
De geselecteerde foto kan niet worden gedraaid.
328
12
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
F DRAAIEN
NIET MOGELIJK
Films kunnen niet worden gedraaid.
INSTELLEN DPOF
De foto kan niet met DPOF worden afgedrukt.
F GEEN
Films kunnen niet met DPOF worden afgedrukt.
F NIET
MOGELIJK
Verwijdering van rode ogen kan niet worden toegepast
op fi lms.
m NIET
MOGELIJK
Op de fotos die met andere cameras zijn gemaakt, kan
geen rode-ogenverwijdering worden toegepast.
MISMATCH:
4K-MODUS EN
EXT. MONITOR
FILMMODUS
WIJZIGEN
De fi lmmodus die is geselecteerd voor de camera is
niet compatibel met het apparaat dat met de camera
is verbonden via HDMI. Probeer een andere fi lmmodus
te selecteren.
p (geel)
Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld.
Het aantal spikkels op fotos kan toenemen als deze
waarschuwing wordt weergegeven.
p (rood)
Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld.
Wanneer deze waarschuwing wordt weergegeven,
kunnen geen fi lms worden opgenomen, kunnen er
meer vlekken voorkomen, en kunnen prestaties, inclu-
sief beeldsnelheid en weergavekwaliteit, afnemen.
329
12
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel toont de opnametijd of het
aantal fotos beschikbaar met verschillende
beeldformaten. Alle genoemde aantallen zijn bij
benadering; de bestandsgroottes zijn afhankelijk
van de opgenomen scène, waardoor er grote
verschillen kunnen zijn in het aantal bestanden
dat kan worden opgeslagen. Het kan ook voor-
komen dat het resterende aantal opnamen en de
resterende opnametijd niet gelijkmatig afnemen.
Capaciteit
Capaciteit
T
T
8GB
8GB
16GB
16GB
FINE
FINE
NORMAL
NORMAL
FINE
FINE
NORMAL
NORMAL
Foto’s
Foto’s
O
O
3
3
:
:
2
2
540 800 1110 1660
RAW (GEDECOMPRIMEERD)
RAW (GEDECOMPRIMEERD) 150 320
RAW (VERLIESVRIJ GECOMPRIM.)
RAW (VERLIESVRIJ GECOMPRIM.)
300 630
Films
Films
1
1
U
U
2160/29.97P, 25P, 24P, 23.98P
2160/29.97P, 25P, 24P, 23.98P
2
2
9 minuten 20 minuten
i
i
1080/59.94P, 50P, 29.97P, 25P, 24P, 23.98P
1080/59.94P, 50P, 29.97P, 25P, 24P, 23.98P
3
3
26 minuten 54 minuten
h
h
720/59.94P, 50P, 29.97P, 25P, 24P, 23.98P
720/59.94P, 50P, 29.97P, 25P, 24P, 23.98P
4
4
51 minuten 105 minuten
1 Gebruik een UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger.
2 Afzonderlijke fi lms kunnen maximaal 10 minuten lang zijn.
3 Afzonderlijke fi lms kunnen maximaal 15 minuten lang zijn.
4 Afzonderlijke fi lms kunnen maximaal 30 minuten lang zijn.
O
Hoewel de  lmopname doorgaat zonder onderbreking als
de bestandsgrootte 4GB bereikt, wordt daaropvolgend
beeldmateriaal opgeslagen in een afzonderlijk bestand die
ook afzonderlijk bekeken moet worden.
330
12
Technische gegevens
Systeem
Model FUJIFILM X-E3
Productnummer FF170001
E ectieve pixels Ong. 24,3 miljoen
Beeldsensor 23,5mm× 15,6mm (APS-C), X-Trans CMOSIII
sensor met primaire kleur lter
Opslagmedia Door FUJIFILM aanbevolen SD-/SDHC-/SDXC-ge-
heugenkaarten
Geheugenkaartsleuf SD-geheugenkaartsleuf (UHS-1)
Bestandssysteem
Compatibel met Design Rule for Camera File System
(DCF), Exif 2.3 en Digital Print Order Format (DPOF)
Bestandsindeling
Foto’s: Exif 2.3 JPEG (gecomprimeerd); RAW
(originele RAF-indeling, gedecomprimeerd of
gecomprimeerd met behulp van een verliesvrij
algoritme; speciale software vereist); RAW +JPEG
beschikbaar
Films: H.264-norm met stereogeluid (MOV)
Spraakmemo: Stereo (WAVE)
Beeldformaat
O
32 (6000 × 4000)
O 169 (6000 × 3376)
O 11 (4000 × 4000)
P 32 (4240 × 2832)
P 169 (4240 × 2384)
P 11 (2832 × 2832)
Q 32 (3008 × 2000)
Q 169 (3008 × 1688)
Q 11 (2000 × 2000)
RAW (6000 × 4000)
O panorama: verticaal (2160 × 9600)/
horizontaal (9600 × 1440)
P panorama: verticaal (2160 × 6400)/
horizontaal (6400 × 1440)
Lensbevestiging FUJIFILM X-bevestiging
331
12
Technische gegevens
Systeem
Gevoeligheid
Foto’s:
Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan
ISO200 12800 in stappen van ⁄EV; AUTO;
uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan
ISO100, 125, 160, 25600 of 51200
Films: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan
ISO200 12800 in stappen van ⁄EV; AUTO
Lichtmeting 256-segmenten door-de-lens (TTL) lichtmeting;
MULTI, SPOT, GEMIDDELD, MIDDENMETING
Belichtingsregeling Geprogrammeerd AE (met programmaverschui-
ving), sluiterprioriteit AE, diafragmaprioriteit AE en
handmatige belichting
Belichtingscompensatie
Foto’s:
–5EV +5EV in stappen van ⁄EV
Films: –2EV +2EV in stappen van ⁄EV
Sluitertijd
Modus P
Modus P
Modus A
Modus A
Modi S en M
Modi S en M
Lamp
Lamp
Mechanische sluiter
Mechanische sluiter
4s tot
⁄

s
30s tot
⁄

s
15min. tot
⁄

s
Max.
60min.
Elektronische sluiter
Elektronische sluiter
4s tot
⁄

s
30s tot
⁄

s
15min. tot
⁄

s
1s vast
Mechanisch+
Mechanisch+
elektronisch
elektronisch
4s tot
⁄

s
30s tot
⁄

s
15min. tot
⁄

s
Max.
60min.
332
12
Systeem
Continu
Beeldsnelheid (JPEG)
Beeldsnelheid (JPEG)
Beelden per serie
Beelden per serie
14fps
14fps
*
*
Maximaal circa 35
11fps
11fps
*
*
Maximaal circa 50
8,0fps
8,0fps Maximaal circa 53
5,0fps
5,0fps Maximaal circa 56
4,0fps
4,0fps Maximaal circa 58
3,0fps
3,0fps Maximaal circa 62
* Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.
O
De beeldsnelheid is afhankelijk van de opnameomstan-
digheden en het aantal opgenomen beelden. Daarnaast
kunnen de beeldsnelheid en het aantal fotos per serie
variëren afhankelijk van het type geheugenkaart.
Scherpstelling
Modus: Enkelvoudig of continue AF; handmatig
scherpstellen met scherpstelring
Selectie scherpstelgebied: ENKEL PUNT, ZONE,
GROOTHOEK/TRACKING, ALLE
Automatisch scherpstelsysteem: Intelligente
hybride AF (TTL contrastdetectie/fasedetectie
AF) met AF-hulplicht
Witbalans Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3, kleur-
temperatuurselectie, automatisch, direct zon-
licht, schaduw, daglicht tl-verlichting, warmwit
tl-verlichting, koelwit tl-verlichting, gloeilampver-
lichting en onder water
Zelfontspanner Uit, 2sec., 10sec.
333
12
Technische gegevens
Systeem
Flitsmodus
MODUS: TTL-MODUS (FLASH AUTO, STANDAARD,
TRAGE SYNC.), HANDMATIG, COMMANDER, OFF
SYNC-MODUS: 1EGORDIJN, 2EGORDIJN
VERWIJDER R. OGEN: e FLASH+VERWIJDEREN,
L FLASH, d VERWIJDEREN, UIT
Flitsschoen Accessoire bevestigingspunt voor fl itser met
TTL-contacten
Sync-contact X-contact; ondersteunt snelle synchronisatiesnel-
heden tot ⁄s
Zoeker 0,39-in., 2360k-stippen kleuren OLED-zoeker met
dioptrie-aanpassing (−4 tot +2m
−1
); zoom 0,62×
met 50mm lens (gelijk aan 35mm formaat) op
oneindig en de dioptrie ingesteld op −1,0 m
−1
;
diagonale beeldhoek van circa 30,0° (gemiddelde
horizontale beeldhoek van circa 25,0°); oogpunt
ca. 17,5mm
LCD-scherm Vast 3,0-in/7,6cm, 1040k-stip kleuren touchs-
creen LCD-monitor
Films
(met stereogeluid)
U
2160/29.97P
i
1080/59.94P
h
720/59.94P
U
2160/25P
i
1080/50P
h
720/50P
U
2160/24P
i
1080/29.97P
h
720/29.97P
U
2160/23.98P
i
1080/25P
h
720/25P
i
1080/24P
h
720/24P
i
1080/23.98P
h
720/23.98P
334
12
In-/uitgangsaansluitingen
Digitale in-/uitgang USB 2.0 Hoge snelheid
Micro-USB-aansluiting (Micro-B)
HDMI-uitgang HDMI-micro-aansluiting (Type D)
Microfoon/
afstandsontspanner-
aansluiting
2,5mm 3-pool mini-aansluiting
Stroomvoeding/overige
Stroomvoeding NP-W126S oplaadbare batterij (meegeleverd met de
camera)
Camera-afmetingen
(B × H × D)
121,3mm× 73,9mm× 42,7mm (32,4mm zonder
uitstekende delen, gemeten op het dunste gedeelte)
Cameragewicht Circa 287g, exclusief batterij, accessoires en
geheugenkaart
Gebruiksgewicht Circa 337g, inclusief batterij en geheugenkaart
Gebruiksomstandig-
heden
Temperatuur: 0°C tot +40°C
Vochtigheid: 10% tot 80% (geen condensvorming)
335
12
Technische gegevens
Stroomvoeding/overige
Levensduur van de
batterij
Batterijtype: NP-W126S
Foto’s: Het aantal beelden hangt af van de optie
die is geselecteerd voor PRESTATIE:
PRESTATIE
PRESTATIE
LCD
LCD
EVF
EVF
H PRES. Circa 260 Circa 260
STANDAARD Circa 350 Circa 350
Films: De lengte van fi lmopnamen die kunnen
worden gemaakt, varieert afhankelijk van de
lmmodus:
Modus
Modus
Werkelijke
Werkelijke
levensduur van
levensduur van
de batterij voor
de batterij voor
lmopname
lmopname
Resterende
Resterende
levensduur van
levensduur van
de batterij voor
de batterij voor
lmopname
lmopname
U
Circa 50 minuten Circa 70 minuten
i
Circa 60 minuten Circa 95 minuten
CIPA-norm, gemeten in modus P, met volledig
opgeladen batterij (NP-W126S), XF35mmF1.4R
lens, en SD-geheugenkaart.
Opmerking: De levensduur van de batterij varieert
afhankelijk van laadniveau en neemt af bij lage
temperaturen.
336
12
Draadloze zender
Draadloze LAN
Normen IEEE 802.11b/g/n (standaard draadloos protocol)
Werkingsfrequentie
(middenfrequentie)
VS, Canada, Taiwan:
2412MHz–2462MHz (11kanalen)
Overige landen:
2412MHz–2472MHz (13kanalen)
Maximaal radiofre-
quentievermogen
(EIRP)
11.74 dBm
Toegangsprotocollen Infrastructuur
Bluetooth®
Normen Bluetooth versie 4.0 (Bluetooth lage energie)
Werkingsfrequentie
(middenfrequentie)
2402MHz–2480MHz
Maximaal radiofre-
quentievermogen
(EIRP)
-0.12 dBm
EF-X8  itser met schoenbevestiging
Handleidingnummer GN8 (ISO100), GN11 (ISO200)
Afmetingen
(B × H × D)
39,7mm× 24,2mm × 63,4mm
Gewicht Circa 41g
337
12
Technische gegevens
NP-W126S oplaadbare batterij
Nominale spanning 7,2V
Nominale capaciteit 1260mAh
Gebruikstemperatuur 0°C tot +40°C
Afmetingen
(B × H × D)
36,4mm× 47,1mm× 15,7mm
Gewicht Circa 47g
BC-W126-batterijlader
Nominale invoer 100V – 240V AC, 50/60Hz
Ingangscapaciteit 13 – 21VA
Nominale uitvoer 8,4V DC, 0,6A
Ondersteunde
batterijen
NP-W126S oplaadbare batterijen
Laadtijd Circa 150 minuten (+20°C)
Gebruikstemperatuur 5°C tot +40°C
Afmetingen
(B × H × D)
65mm× 91,5mm× 28mm, exclusief uitsteken-
de delen
Gewicht Circa 77g
Gewicht en afmetingen kunnen per land of regio variëren. Labels,
menu’s en andere schermen kunnen afwijken van de feitelijke camera.
O
De speci caties en prestaties zijn onderhevig aan veran-
dering zonder kennisgeving. FUJIFILM is niet aansprakelijk
voor fouten die deze gebruiksaanwijzing kunnen bevat-
ten. Het uiterlijk van het product kan verschillen van de
beschrijving in deze handleiding.
338
MEMO
339
MEMO
7-3, AKASAKA 9-CHOME, MINATO-KU, TOKYO 107-0052, JAPAN
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360

Fujifilm X-E3 de handleiding

Type
de handleiding

Andere documenten