Fujifilm X-Pro3 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruiksaanwijzing
BL00005035-B02
NL
ii
Inleiding
Dank u voor uw aankoop van dit product. Lees deze hand-
leiding aandachtig door voordat u de camera in gebruik
neemt. Bewaar de handleiding waar deze gelezen zal
worden door iedereen die het product gebruikt.
Voor de meest recente informatie
De meest recente versies van de handleidingen zijn beschikbaar
op:
http://fujifilm-dsc.com/en-int/manual/
De site is niet alleen toegankelijk vanaf uw
computer, maar ook vanaf smartphones en
tablets. Het bevat ook informatie over de
softwarelicentie.
Voor informatie over  rmware-updates, ga naar:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software/
iii
Menulijst
iv
1 Voordat u begint
1
2 Eerste stappen
27
3 Basisfotogra e en afspelen
43
4 Films opnemen en afspelen
49
5 Foto’s maken
57
6 De opnamemenu’s
97
7 Afspelen en het afspeelmenu
167
8 De instellingenmenu’s
193
9 Sneltoetsen
239
10 Randapparatuur en optionele accessoires
251
11 Aansluitingen
269
12 Technische notities
285
P
Hoofdstukinhoudsopgave
iv
Menulijst
Cameramenu-opties worden hieronder opgesomd.
Opnamemenu’s
Pas de instellingen bij het nemen van fotos of opnemen van
lms aan.
N
Raadpleeg pagina 97 voor meer informatie.
H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
P
1⁄
1⁄
BEELDGROOTTE 98
BEELDKWALITEIT 99
RAW OPNAME 100
FILMSIMULATIE 100
MONOCHROOM KLEUR 102
KORRELEFFECT 102
CHROOM KLEUREFFECT 103
KLEUR CHROOM FX BLAUW 103
2⁄
2⁄
WITBALANS 104
DYNAMISCH BEREIK 107
PRIORITEIT D-BEREIK 108
TOONCURVE 108
KLEUR 109
SCHERPTE 109
RUISONDERDRUKKING 109
ZUIVERHEID 110
3⁄
3⁄
L BEL. RO 110
LENSMODLTIE OPTM. 110
KLEURR 110
PIXELMAPPING 111
KIES INST. OP MAAT 111
BEW/BEW INST. OP M 112
G AF/MF INSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
SCHERPSTELGEBIED 114
SCHERPSTELLING 115
AF-C AANGEPASTE INSTELL. 116
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT. 120
AF-PUNTDISPLAY yz
120
AANTAL FOCUSPUNTEN 120
PRE-AF 121
AF-HULPLICHT 121
2⁄
2⁄
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. 122
AF+MF 124
HF ASSISTENTIE 125
SCHERPSTELLOEP 125
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD 126
DIRECT AF-INSTELLING 126
SCHERPTEDIEPTESCHAAL 126
ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT 127
3⁄
3⁄
BEGRENZER AF BEREIK 127
TOUCH SCREEN MODUS 128
GECORRIGEERD AF-KADER 131
v
Menulijst
A OPNAME-INSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
SPORTZOEKERMODUS 132
PRE-OPNAME sN
133
ZELFONTSPANNER 134
INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN 134
INTERVAL-TIMEROPNAME 135
VERZACHT. VAN BELICHTING MET
INT.TIMEROPN.
136
AE-REEKS INSTELLING 137
FILMSIMULATIE BKT 137
2⁄
2⁄
INSTELLING FOCUS BKT 138
CTRL MEERVOUDIGE BELICHTNG 140
LICHTMEETSYSTEEM 141
SLUITERTYPE 142
FLIKKERVERMINDERING 143
IS MODE 144
ISO AUTOM.INSTELLING. 145
ADAPT. INSTEL. 146
3⁄
3⁄ DRAADLS COMMUNICT 148
F FLITSINSTELLINGEN
P
FLASH FUNCTION SETTING 149
RED EYE REMOVAL 149
TTL-LOCK MODE 150
LED LIGHT SETTING 150
MASTER SETTING 151
CH SETTING 151
B FILMINSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
FILMMODUS 152
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN. 153
F FILMSIMULATIE
154
F MONOCHROOM KLEUR
154
F WITBALANS
155
F DYNAMISCH BEREIK
155
F TOONCURVE
156
F KLEUR
156
2⁄
2⁄
F SCHERPTE
156
F RUISONDERDRUKKING
157
V INTERFRAME NR
157
F-Log OPNAME 158
F
OMGV.LICHT CORR.
158
F SCHERPSTELGEBIED
158
FILMSCHERPSTELLING 159
F AF-C AANGEPASTE INSTELL.
159
3⁄
3⁄
F INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
160
F HF ASSISTENTIE
160
F SCHERPSTELLOEP
160
ZEBRA-INSTELLING 161
ZEBRA-NIVEAU 161
INSTELLING GELUID 161
MIC/AFSTANDSBED. 163
INSTELLING TIJDCODE 163
4⁄
4⁄
CONTROLELAMPJE 165
STILLE BEDIENING FILM 166
vi
Het afspeelmenu
Pas afspeelinstellingen aan.
N
Raadpleeg pagina 173 voor meer informatie.
C MENU VOOR HERBEKIJKEN
P
1⁄
1⁄
WISSELSLEUF 173
RAW-CONVERSIE 174
WISSEN 176
TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2) 178
BEELDUITSNEDE 178
NIEUW FORMAAT 179
BEVEILIGEN 180
FOTO DRAAIEN 181
C MENU VOOR HERBEKIJKEN
P
2⁄
2⁄
VERWIJDER R. OGEN 182
SPRAAKMEMO INSTELLING 183
WAARDERING 184
KOPIËREN 185
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT 186
DRAADLS COMMUNICT 187
DIAVOORSTELLING
187
FOTOBOEK HULP 188
3⁄
3⁄
PC AUTO. OPSLAAN
189
OPDRACHT (DPOF) 190
AFDRUK. instax PRINTER 191
vii
Menulijst
Instellingenmenu’s
Pas de basisinstellingen van de camera aan.
N
Raadpleeg pagina 193 voor meer informatie.
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN
P
FORMATTEREN
194
DATUM/TIJD
195
TIJDVERSCHIL
195
Qa
196
MIJN MENU-INSTELINGEN
196
SENSORREINIGING
197
RESET
198
GEREGULEERD
198
D GELUIDSINSTELLINGEN
P
AF PIEPVOLUME 199
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME 199
BEDIENING VOL. 200
SLUITER VOLUME 200
SLUITER GELUID 200
AFSPEEL VOLUME 200
D SCHERMINSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
INSTELLING OOGSENSOR 201
EVF-HELDERHEID 201
EVF KLEUR 201
AANPASSING EVF KLEUR 202
LCD-HELDERHEID 202
LCD KLEUR 202
AANPASSING LCD KLEUR 202
WEERGAVE 203
2⁄
2⁄
AUTOROTATIE DISPLAYS 203
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.
MODUS
204
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE 204
COMP.RICHTL. 205
AUTO ROT. WEERG. 206
EENHEDEN AF-SCHAAL 206
DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS 207
OVF, BEELDWEERGAVE 207
3⁄
3⁄
DISP. INST. OP MAAT 208
MODUS GR INDICAT(EVF/OVF)
210
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD) 210
DISPL-INST. GROTE INDICAT. 211
INFORMATIE CONTRASTAANP. 211
SUBMONITOR 212
viii
D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL 214
BEWERK/SLA OP SNELMENU 215
Q-MENU ACHTERGROND 216
FUNCTIE-INS. (Fn) 216
COMMANDOSCHIJF INSTELLING 219
SLUITER AF 220
SLUITER AE 220
OPNAME ZONDER LENS 221
2⁄
2⁄
NEEM OP ZONDER KAART 221
SCHERPSTELRING 221
BEDIENING FOCUSRING 222
MODUS AE/AF-VERG. 222
AWB-VERGRENDELMODUS 222
INST. DIAFRAGMARING (A) 223
DIAFRAGMA-INSTEL. 223
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN 224
3⁄
3⁄ VERGREND. 224
D ENERGIEBEHEER
P
UITSCHAKELEN 225
PRESTATIE 226
EVF-PRESTATIE 226
D INSTELLINGEN OPSLAAN
P
NUMMERING 227
ORIG. FOTO OPSLAAN 228
BEWERK BSTNDSNAAM 228
INSTEL. SLEUF (STIL BEELD) 228
SLEUF SEL.(xSEQUENTIEEL)
229
SLEUF SEL.(FSEQUENTIEEL)
229
MAP SELECTEREN 229
COPYRIGHT INFO 230
D VERBINDINGSINSTELLINGEN
P
1⁄
1⁄
Bluetooth INSTELLINGEN 231
NETWERKINSTELLING 233
PC AUTO. OPSLAAN 233
VERB.INST. instax PRNTR
234
PC-VERBINDINGSMODUS 235
INSTELLING USB-VOEDING 236
ALGEMENE INSTELLINGN 237
INFORMATIE 237
2⁄
2⁄ RESET DRAADLOZE INSTELLING 237
Menulijst
ix
P
Inhoudsopgave
Inleiding ...........................................................................................................................ii
Voor de meest recente informatie ................................................................................... ii
Menulijst .........................................................................................................................iv
Opnamemenu’s ..........................................................................................................................iv
Het afspeelmenu ........................................................................................................................vi
Instellingenmenu’s ...................................................................................................................vii
Meegeleverde accessoires .................................................................................... xix
Over deze handleiding .............................................................................................xx
Symbolen en conventies .....................................................................................................xx
Terminologie ................................................................................................................................xx
1
Voordat U Begint 1
Voordat U Begint 1
Onderdelen van de camera ......................................................................................2
Het zoekervenster ......................................................................................................................4
De LCD-monitor en submonitor .......................................................................................6
De Scherpstellingstok (scherpstelhendel) ..................................................................7
De sluitertijdschijf/gevoeligheidsschijf .........................................................................7
De belichtingscompensatieschijf .....................................................................................8
De zoeker scherpstellen .........................................................................................................8
De DRIVE-knop .............................................................................................................................8
De Commandoschijven ..........................................................................................................9
Het Indicatielampje ................................................................................................................10
Cameraschermen ......................................................................................................11
De submonitor ..........................................................................................................................11
De optische zoeker .................................................................................................................12
Het EVF/LCD-scherm .............................................................................................................14
Schermhelderheid aanpassen .........................................................................................16
Schermrotatie.............................................................................................................................16
Helder beeldsimulatie ...........................................................................................................16
De DISP/BACK-knop ...............................................................................................................17
De standaardweergave aanpassen ...............................................................................19
De Menu’s Gebruiken ...............................................................................................21
Touch screen modus ................................................................................................ 22
Opname-aanraaktoetsen ....................................................................................................22
Touchscreen knoppen terugkijken ...............................................................................26
x
2
Eerste stappen 27
Eerste stappen 27
De draagriem bevestigen ....................................................................................... 28
Een lens bevestigen .................................................................................................. 30
De batterij plaatsen .................................................................................................. 31
Geheugenkaarten plaatsen ...................................................................................33
Twee kaarten gebruiken ......................................................................................................34
Compatibele geheugenkaarten .....................................................................................35
De batterij opladen ...................................................................................................36
De camera in- en uitschakelen .............................................................................38
Het batterijniveau controleren ............................................................................. 39
Basisinstellingen ........................................................................................................40
Een andere taal kiezen ..........................................................................................................42
De tijd en datum veranderen ...........................................................................................42
3
Basisfotografi e en afspelen 43
Basisfotografi e en afspelen 43
Fotograferen (modus P) .......................................................................................... 44
Fotos bekijken ............................................................................................................47
Fotos wissen ................................................................................................................48
4
Films opnemen en afspelen 49
Films opnemen en afspelen 49
Films opnemen ...........................................................................................................50
Filminstellingen aanpassen ...............................................................................................52
Films bekijken ............................................................................................................. 54
5
Foto’s maken 57
Fotos maken 57
P-, S-, A- en M-modi ..................................................................................................58
Modus P: Programma AE .....................................................................................................58
Modus S: Sluiterprioriteit AE ..............................................................................................60
Modus A: Diafragmaprioriteit AE....................................................................................64
Modus M: Handmatige belichting ................................................................................65
Automatische scherpstelling ................................................................................ 67
Scherpstelmodus .....................................................................................................................68
Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)................................................70
Scherpstelpuntselectie .........................................................................................................72
Handmatige scherpstelling ...................................................................................75
Scherpstelling controleren ................................................................................................77
Gevoeligheid ............................................................................................................... 79
Automatische gevoeligheid (A) ......................................................................................80
Lichtmeting .................................................................................................................81
xi
1
Inhoudsopgave
Belichtingscorrectie ..................................................................................................82
C (Aangepast) .............................................................................................................................83
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling .....................................................84
Overige bedieningen ............................................................................................................85
Afbakening ..................................................................................................................86
W ISO BKT ...................................................................................................................................86
V WITBALANS BKT ................................................................................................................ 86
s BKT ............................................................................................................................................87
Doorlopend fotograferen (seriemodus) ............................................................ 90
HDR .................................................................................................................................91
Meervoudige belichtingen .................................................................................... 93
Geavanc.  lter .............................................................................................................95
Geavanceerde  lteropties ..................................................................................................96
6
De opnamemenu’s 97
De opnamemenu’s 97
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT..........................................................................98
BEELDGROOTTE ........................................................................................................................98
BEELDKWALITEIT .......................................................................................................................99
RAW OPNAME ......................................................................................................................... 100
FILMSIMULATIE ....................................................................................................................... 100
MONOCHROOM KLEUR .................................................................................................... 102
KORRELEFFECT ....................................................................................................................... 102
CHROOM KLEUREFFECT ................................................................................................... 103
KLEUR CHROOM FX BLAUW ...........................................................................................103
WITBALANS ............................................................................................................................... 104
DYNAMISCH BEREIK .............................................................................................................107
PRIORITEIT D-BEREIK ............................................................................................................ 108
TOONCURVE.............................................................................................................................108
KLEUR ........................................................................................................................................... 109
SCHERPTE ................................................................................................................................... 109
RUISONDERDRUKKING ...................................................................................................... 109
ZUIVERHEID .............................................................................................................................. 110
L BEL. RO ..................................................................................................................................... 110
LENSMODLTIE OPTM........................................................................................................... 110
KLEURR ........................................................................................................................................ 110
PIXELMAPPING .......................................................................................................................111
KIES INST. OP MAAT .............................................................................................................. 111
BEW/BEW INST. OP M ......................................................................................................... 112
xii
1
AF/MF INSTELLINGEN ............................................................................................114
SCHERPSTELGEBIED .............................................................................................................114
SCHERPSTELLING .................................................................................................................. 115
AF-C AANGEPASTE INSTELL. ........................................................................................... 116
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT. ....................................................................................... 120
AF-PUNTDISPLAY yz ................................................................................................... 120
AANTAL FOCUSPUNTEN ................................................................................................... 120
PRE-AF ..........................................................................................................................................121
AF-HULPLICHT ........................................................................................................................ 121
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN......................................................................................122
AF+MF ......................................................................................................................................... 124
HF ASSISTENTIE ...................................................................................................................... 125
SCHERPSTELLOEP ..................................................................................................................125
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD .........................................................................................126
DIRECT AF-INSTELLING ...................................................................................................... 126
SCHERPTEDIEPTESCHAAL ................................................................................................ 126
ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT .................................................................................... 127
BEGRENZER AF BEREIK ....................................................................................................... 127
TOUCH SCREEN MODUS .................................................................................................. 128
GECORRIGEERD AF-KADER..............................................................................................131
OPNAME-INSTELLINGEN .......................................................................................132
SPORTZOEKERMODUS .......................................................................................................132
PRE-OPNAME sN .............................................................................................................. 133
ZELFONTSPANNER................................................................................................................ 134
INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN ...................................................................................... 134
INTERVAL-TIMEROPNAME ................................................................................................ 135
VERZACHT. VAN BELICHTING MET INT.TIMEROPN. ........................................... 136
AE-REEKS INSTELLING .........................................................................................................137
FILMSIMULATIE BKT ............................................................................................................. 137
INSTELLING FOCUS BKT .................................................................................................... 138
CTRL MEERVOUDIGE BELICHTNG ............................................................................... 140
LICHTMEETSYSTEEM ........................................................................................................... 141
SLUITERTYPE ............................................................................................................................ 142
FLIKKERVERMINDERING .................................................................................................... 143
IS MODE ...................................................................................................................................... 144
ISO AUTOM.INSTELLING. ................................................................................................... 145
ADAPT. INSTEL. ........................................................................................................................ 146
DRAADLS COMMUNICT .................................................................................................... 148
xiii
1
Inhoudsopgave
FLITSINSTELLINGEN ................................................................................................149
FLASHFUNC TIE-INSTELLING ...........................................................................................149
VERWIJDER R. OGEN ............................................................................................................ 149
MODUS TTL VERGRENDELEN ......................................................................................... 150
LED-LICHTINSTELLING ....................................................................................................... 150
MASTER-INSTELLING ........................................................................................................... 151
CH-INSTELLING ....................................................................................................................... 151
FILMINSTELLINGEN .................................................................................................152
FILMMODUS ............................................................................................................................. 152
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN. .................................................................................. 153
F FILMSIMULATIE ................................................................................................................ 154
F MONOCHROOM KLEUR ............................................................................................. 154
F WITBALANS ........................................................................................................................ 155
F DYNAMISCH BEREIK ..................................................................................................... 155
F TOONCURVE ..................................................................................................................... 156
F KLEUR ....................................................................................................................................156
F SCHERPTE ........................................................................................................................... 156
F RUISONDERDRUKKING ............................................................................................... 157
V INTERFRAME NR ............................................................................................................ 157
F-Log OPNAME .......................................................................................................................158
F OMGV.LICHT CORR. ....................................................................................................... 158
F SCHERPSTELGEBIED...................................................................................................... 158
FILMSCHERPSTELLING ....................................................................................................... 159
F AF-C AANGEPASTE INSTELL. .................................................................................... 159
F INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. ............................................................................. 160
F HF ASSISTENTIE ............................................................................................................... 160
F SCHERPSTELLOEP .......................................................................................................... 160
ZEBRA-INSTELLING ............................................................................................................... 161
ZEBRA-NIVEAU ........................................................................................................................161
INSTELLING GELUID ............................................................................................................. 161
MIC/AFSTANDSBED.............................................................................................................. 163
INSTELLING TIJDCODE .......................................................................................................163
CONTROLELAMPJE ............................................................................................................... 165
STILLE BEDIENING FILM ..................................................................................................... 166
xiv
1
7
Afspelen en het afspeelmenu 167
Afspelen en het afspeelmenu 167
De afspeelweergave ...............................................................................................168
De DISP/BACK-knop ............................................................................................................ 169
Fotos bekijken ..........................................................................................................171
Zoomweergave ......................................................................................................................172
Miniatuurweergave ............................................................................................................. 172
Het afspeelmenu .....................................................................................................173
WISSELSLEUF ........................................................................................................................... 173
RAW- CONVERSIE ....................................................................................................................174
WISSEN ........................................................................................................................................ 176
TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2) ...................................................................................... 178
BEELDUITSNEDE..................................................................................................................... 178
NIEUW FORMAAT .................................................................................................................. 179
BEVEILIGEN ................................................................................................................................ 180
FOTO DRAAIEN ....................................................................................................................... 181
VERWIJDER R. OGEN ............................................................................................................ 182
SPRAAKMEMO INSTELLING ............................................................................................. 183
WAARDERING .......................................................................................................................... 184
KOPIËREN ...................................................................................................................................185
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT ................................................................................ 186
DRAADLS COMMUNICT .................................................................................................... 187
DIAVOORSTELLING ............................................................................................................... 187
FOTOBOEK HULP ................................................................................................................... 188
PC AUTO. OPSLAAN ............................................................................................................. 189
OPDRACHT (DPOF) .............................................................................................................. 190
AFDRUK. instax PRINTER ................................................................................................... 191
8
De instellingenmenu’s 193
De instellingenmenu’s 193
GEBRUIKERSINSTELLINGEN ..................................................................................194
FORMATTEREN ........................................................................................................................ 194
DATUM/TIJD ............................................................................................................................. 195
TIJDVERSCHIL .......................................................................................................................... 195
Qa .......................................................................................................................... 196
MIJN MENU-INSTELINGEN ............................................................................................... 196
SENSORREINIGING ................................................................................................................ 197
RESET ............................................................................................................................................ 198
GEREGULEERD ........................................................................................................................ 198
xv
1
Inhoudsopgave
GELUIDSINSTELLINGEN .........................................................................................199
AF PIEPVOLUME ..................................................................................................................... 199
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME .................................................................................199
BEDIENING VOL. ..................................................................................................................... 200
SLUITER VOLUME ................................................................................................................... 200
SLUITER GELUID .....................................................................................................................200
AFSPEEL VOLUME..................................................................................................................200
SCHERMINSTELLINGEN .........................................................................................201
INSTELLING OOGSENSOR ................................................................................................ 201
EVF-HELDERHEID................................................................................................................... 201
EVF KLEUR .................................................................................................................................. 201
AANPASSING EVF KLEUR ................................................................................................... 202
LCD-HELDERHEID ................................................................................................................. 202
LCD KLEUR ................................................................................................................................. 202
AANPASSING LCD KLEUR ..................................................................................................202
WEERGAVE .................................................................................................................................203
AUTOROTATIE DISPLAYS.................................................................................................... 203
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS ..................................................... 204
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE ......................................................................................204
COMP.RICHTL. .......................................................................................................................... 205
AUTO ROT. WEERG. ............................................................................................................... 206
EENHEDEN AF-SCHAAL ..................................................................................................... 206
DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS ...............................................................................207
OVF, BEELDWEERGAVE ....................................................................................................... 207
DISP. INST. OP MAAT ............................................................................................................ 208
MODUS GR INDICAT(EVF/OVF) ..................................................................................... 210
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD) .................................................................................... 210
DISPL-INST. GROTE INDICAT. ........................................................................................... 211
INFORMATIE CONTRASTAANP. ...................................................................................... 211
SUBMONITOR ..........................................................................................................................212
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN .............................................................................214
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL ..................................................................................... 214
BEWERK/SLA OP SNELMENU ......................................................................................... 215
Q-MENU ACHTERGROND ................................................................................................ 216
FUNCTIE-INS. (Fn) .................................................................................................................. 216
COMMANDOSCHIJF INSTELLING ................................................................................ 219
SLUITER AF .................................................................................................................................220
SLUITER AE .................................................................................................................................220
xvi
1
OPNAME ZONDER LENS ................................................................................................... 221
NEEM OP ZONDER KAART ............................................................................................... 221
CHERPSTELRING ..................................................................................................................... 221
BEDIENING FOCUSRING .................................................................................................... 222
MODUS AE/AF-VERG. ......................................................................................................... 222
AWB-VER GRENDELMODUS .............................................................................................222
INST. DIAFRAGMARING (A) .............................................................................................. 223
DIAFRAGMA-INSTEL. ........................................................................................................... 223
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN .................................................................................... 224
VERGREND. ................................................................................................................................224
ENERGIEBEHEER .......................................................................................................225
UITSCHAKELEN .......................................................................................................................225
PRESTATIE ................................................................................................................................... 226
EVF-PRESTATIE ......................................................................................................................... 226
INSTELLINGEN OPSLAAN ......................................................................................227
NUMMERING ............................................................................................................................ 227
ORIG. FOTO OPSLAAN ........................................................................................................ 228
BEWERK BSTNDSNAAM ..................................................................................................... 228
INSTEL. SLEUF (STIL BEELD) ............................................................................................. 228
SLEUF SEL. (xSEQUENTIEEL)........................................................................................229
SLEUF SEL. (FSEQUENTIEEL) ........................................................................................ 229
MAP SELECTEREN ................................................................................................................. 229
COPYRIGHT INFO...................................................................................................................230
VERBINDINGSINSTELLINGEN ...............................................................................231
Bluetooth INSTELLINGEN ................................................................................................. 231
NET WERKINSTELLING ......................................................................................................... 233
PC AUTO. OPSLAAN ............................................................................................................. 233
VERB.INST. instax PRNTR .................................................................................................... 234
PC-VERBINDINGSMODUS ................................................................................................. 235
INSTELLING USB-VOEDING .............................................................................................. 236
ALGEMENE INSTELLINGN ................................................................................................. 237
INFORMATIE .............................................................................................................................. 237
RESET DRAADLOZE INSTELLING .................................................................................. 237
xvii
1
Inhoudsopgave
9
Sneltoetsen 239
Sneltoetsen 239
Sneltoetsopties ........................................................................................................240
MIJN MENU ................................................................................................................241
MIJN MENU-INSTELINGEN ............................................................................................... 241
De Q-knop (Snelmenu) ..........................................................................................243
De snelmenuweergave ..................................................................................................... 243
Instellingen bekijken en wijzigen ............................................................................... 244
Het snelmenu bewerken ................................................................................................. 245
De Fn-knopppen (Functie) ...................................................................................246
Rollen toewijzen aan de functietoetsen .................................................................248
10
Randapparatuur en optionele accessoires 251
Randapparatuur en optionele accessoires 251
Lenzen .........................................................................................................................252
Lensonderdelen .....................................................................................................................252
Lensdoppen verwijderen .................................................................................................253
Zonnekappen bevestigen ............................................................................................... 253
Lenzen met diafragmaringen........................................................................................ 254
Lenzen zonder diafragmaringen ................................................................................. 255
Lenzen met O.I.S. Schakelaars ....................................................................................... 255
Lenzen met handmatige scherpstelling ................................................................ 256
Lensverzorging .......................................................................................................................257
Externe  itsers ..........................................................................................................258
Flitsinstellingen ......................................................................................................................259
SYNC-TERMINAL ....................................................................................................................260
EXTERNE FLASH ..................................................................................................................... 261
MASTER (OPTISCH) ............................................................................................................... 264
11
Aansluitingen 269
Aansluitingen 269
Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi) ..................270
Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote ...................................... 270
Tether-opname: Capture One Pro Fuji lm/Adobe® Photoshop®
Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/
FUJIFILM X Acquire ........................................................................................................... 272
xviii
1
Inhoudsopgave
Verbinden via USB ...................................................................................................273
Verbinding maken met computers ........................................................................... 273
Tether-opname: Capture One Pro Fuji lm/Adobe® Photoshop®
Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/
FUJIFILM X Acquire ........................................................................................................... 276
Fotos naar een computer kopiëren .......................................................................... 277
RAW-afbeeldingen converteren: FUJIFILM X RAW STUDIO ........................ 278
Back-ups maken en herstellen van camera-instellingen
(FUJIFILM X Acquire) ........................................................................................................ 278
Verbinding maken met smartphones...................................................................... 279
instax SHARE printers .............................................................................................282
Een verbinding tot stand brengen ............................................................................ 282
Fotos afdrukken ..................................................................................................................... 283
12
Technische notities 285
Technische notities 285
Accessoires van Fuji lm ........................................................................................286
Software voor gebruik bij uw camera ..............................................................289
FUJIFILM Camera Remote ............................................................................................... 289
Capture One Express Fuji lm.........................................................................................289
RAW FILE CONVERTER EX ................................................................................................. 289
Capture One Pro Fuji lm .................................................................................................. 289
Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC +
FUJIFILMTetherShootingPlug-in ............................................................................290
FUJIFILM X Acquire .............................................................................................................. 290
FUJIFILM X RAW STUDIO .................................................................................................. 290
Voor uw veiligheid ..................................................................................................291
Productverzorging ..................................................................................................300
De beeldsensor reinigen .......................................................................................301
Firmware-updates ...................................................................................................302
De Firmwareversie controleren .................................................................................... 302
Probleemoplossing .................................................................................................303
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen ................................................312
Capaciteit geheugenkaart....................................................................................316
Technische gegevens .............................................................................................317
xix
1
Meegeleverde accessoires
Het volgende wordt bij de camera meegeleverd:
NP-W126S oplaadbare batterij
USB-kabel
Behuizingsdop (bevestigd aan de camera geleverd)
Metalen clipjes draagriem (× 2)
Bevestigingsgereedschap clipje
Beschermkappen (× 2)
Schouderriem
Flitsschoenkap (wordt bevestigd op de  itsschoen)
Schoonmaakdoekje
Gebruiksaanwijzing (deze handleiding)
N
Zie, voor informatie over compatibele computersoftware, “Software voor
gebruik bij uw camera (P 289).
xx
1
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat instructies voor uw FUJIFILM X-Pro3
digitale camera. Zorg dat u de inhoud heeft gelezen en begrijpt
voordat u verder gaat.
Symbolen en conventies
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:
O
Informatie die moet worden gelezen om schade aan het
product te voorkomen.
N
Aanvullende informatie die tijdens het gebruik van het pro-
duct van pas kan komen.
P
Paginas waarop verwante informatie kan worden gevonden.
Menu’s en andere teksten die op het scherm verschijnen worden
vetgedrukt weergegeven. De afbeeldingen zijn alleen ter verdui-
delijking; tekeningen kunnen zijn vereenvoudigd, terwijl fotos niet
noodzakelijk zijn gemaakt met het model van de camera die in
deze handleiding wordt beschreven.
Terminologie
Er wordt naar de optionele SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten
die de camera gebruikt om fotos op te slaan gerefereerd als geheu-
genkaarten”. De elektronische zoeker kan worden aangeduid als de
“EVF” en het LCD-scherm als “LCD”.
1
Voordat U Begint
2
1
Onderdelen van de camera
22
21
20
19
18 17 16
11
10
87654321 9
14 15
12
13
A
Fn1-k nop ...........................................................81
B
Ontspanknop ...................................................45
C
Belichtingscompensatieschijf ................ 8, 82
D
Sluitertijdschijf/
Gevoeligheidsknop .......................7, 79, 145
E
Schijfontgrendelingsknop ..............................7
F
AF-hulplicht ...................................................121
Zelfontspannerlamp ...................................133
G
Flitsschoen ..................................................... 259
H
Microfoon ............................................... 51, 161
I
Zoekervenster ...................................4, 6, 12, 17
J
Bevestigingsoog draagriem ........................28
K
Aansluitingendeksel
L
USB-aansluiting (Type-C) ............36, 54, 273
M
Microfoon/afstandsontspanner-
aansluiting (2,5mm) .......................51, 63
N
Flitsschoenkap .............................................. 259
O
Behuizingsdop .................................................30
P
Keuzeknop scherpstelmodus ......................68
Q
Signaalcontacten lens
R
Lensontgrendelingsknop ..............................30
S
Zoekerkeuzeknop .......................................4, 16
T
Fn2-k nop ............................................... 183, 246
U
Voorste commandoschijf ......................9, 219
V
ON/OFF-schakelaar.........................................38
3
1
Onderdelen van de camera
45
46
49
47
48
44 43 42 41 40
39
38
37
36
35
34
33
32313029282726252423
W
Zoekervenster ...................................4, 6, 12, 17
X
Oogsensor ........................................................... 6
Y
Submonitor ........................................6, 11, 212
Z
Monitorpaneel
a
DRIVE-knop/DELETE (delete)-knop
........................................................8, 44, 48, 86
b
AE-L (belichtingsvergrendeling)/
AF-L (focusvergrendeling)-knop.... 85, 246
c
Scherpstellingstok (scherpstelhendel)
............................................................7, 72, 214
d
Achterste commandoschijf .........9, 171, 219
e
Fn3-knop ........................................................ 246
f
Q (snelmenu)-knop .....................................243
g
Kapvergrendeling geheugenkaartsleuf ...33
h
Geheugenkaartsleufkap ...............................33
i
MENU/OK-knop ................................................21
j
PLAY (afspeel)-knop .......................................47
k
DISP (display)/BACK-knop .................. 17, 169
l
Afdekkapje kabelaansluiting voor
DC-koppelstuk ...........................................286
m
Afdekkap voor het batterijvak .....................31
n
Vergrendeling van afdekkap voor het
batterijencompartiment ...........................31
o
Indicatielampje ..................................... 10, 165
p
Statiefbevestiging
q
Serienummer
r
Luidspreker.............................................. 54, 200
s
Geheugenkaartsleuf 1 ...................................33
t
Geheugenkaartsleuf 2 ...................................33
u
Batterijvergrendeling .....................................32
v
Batterijvak .........................................................31
w
LCD-scherm .......................................... 6, 12, 16
Aanraakscherm ............................ 22, 128, 224
4
1
Het zoekervenster
Gebruik de zoekerkeuzeknop om te
schakelen tussen de elektronische zoe-
ker (EVF) en de optische zoeker (OVF).
Daarnaast kan er ook een klein elektroni-
sche afstandszoekervenster (ERF) wor-
den weergegeven in de OVF.
Schakelen tussen de EVF en OVF
Om te schakelen tussen de EVF en OVF,
trekt u de zoekerkeuzeknop naar rechts.
EVF OVF
5
4
3
2
1
0
-1
-2
-3
-4
-5
5
4
3
2
1
0
-1
-2
-3
-4
-5
12800
1000
12800
N
De camera schakelt automatisch van de OVF naar de EVF tijdens het
opnemen van  lm.
5
1
Onderdelen van de camera
De ERF in- en uitschakelen
Om de ERF in of uit te schakelen, trekt u
de zoekerkeuzeknop naar links terwijl de
OVF wordt weergegeven.
ERF uit ERF aan
12800 12800
0
0
N
De ERF is alleen beschikbaar wanneer r ENKEL PUNT is geselecteerd
voor AF-modus.
De hybride (EVF/OVF/ERF) zoeker
De functies van de verschillende weergaven worden hieronder beschreven.
Weergave
Weergave
Beschrijving
Beschrijving
OVF
Het optische display toont het onderwerp duidelijk. Het
onderwerp is scherp in beeld zodat de uitdrukking van uw
onderwerp altijd zichtbaar is.
De OVF toont het gebied net buiten het kader, waardoor het
gemakkelijker wordt om fotocomposities te maken.
Omdat het zoekervenster zich op korte afstand van het
objectief bevindt, kan door parallax het gebied dat zichtbaar
is in foto enigszins afwijken van de weergave in de zoeker.
EVF
De zoeker biedt 100% framedekking voor een grotere nauw-
keurigheid bij het samenstellen van shots.
Het kan worden gebruikt om een voorbeeld van scherpte-
diepte, focus, belichting en witbalans te bekijken.
ERF
Als voor de optische zoeker, maar met een scherpstelvoor-
beeldvenster.
6
1
De LCD-monitor en submonitor
Opname-instellingen worden weergegeven op de submoni-
tor wanneer het monitorpaneel is gesloten. Door het paneel
te openen, wordt de hoofdmonitor (LCD) ingeschakeld en de
zoeker (EVF) uitgeschakeld.
Submonitor
LCD-scherm
O
Let er bij het gebruik van het monitorpaneel op dat het niet uw vingers
of andere voorwerpen raakt.
Raak de draden achter het monitorpaneel niet aan. Het niet in acht ne-
men van deze voorzorgsmaatregel kan voor een defect aan het product
zorgen.
N
De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen dat gebruikt kan
worden voor:
Touch-fotogra e (P 23)
Functieselectie (P 25)
Camerabedieningen dempen tijdens  lmopnamen (P 24)
Full-frame-weergave (P 26)
De oogsensor
De oogsensor bedient de LCD-monitor wanneer
het monitorpaneel open is, de LCD-monitor en
de EVF worden in- en uitgeschakeld wanneer
nodig.
De oogsensor reageert mogelijk op andere
objecten dan uw oog of op licht dat direct op
de sensor schijnt.
De oogsensor kan worden uitgeschakeld met
behulp van D SCHERM SET-UP> INSTELLING
OOGSENSOR.
Oogsensor
7
1
Onderdelen van de camera
De Scherpstellingstok (scherpstelhendel)
Kantel of druk op de scherpstellingstok
om het scherpstelgebied te selecteren.
De scherpstellingstok kan ook worden
gebruikt om de menu’s te navigeren.
De sluitertijdschijf/gevoeligheidsschijf
Sluitertijd kan worden aangepast door aan de sluitersnelheid-/
gevoeligheidsschijf te draaien. Til en draai de draaiknop om de
gevoeligheid aan te passen.
Sluitertijd Gevoeligheid
Sluitertijd
Gevoeligheid
O
Als u een andere sluitertijd wilt kiezen nadat u A(auto) hebt geselecteerd,
houdt u de ontgrendelknop ingedrukt en draait u de sluitertijdknop.
8
1
De belichtingscompensatieschijf
Draai aan de schijf om een hoeveelheid
belichtingscompensatie te kiezen.
De zoeker scherpstellen
De scherpstelling van de zoeker kan
worden aangepast door aan de diopter-
stelring te draaien.
De DRIVE-knop
Als u op de knop DRIVE drukt, wordt het
drive-standmenu weergegeven.
Modus
Modus
P
P
B
B
STILSTAAND BEELD 44
N
N DOORLOPEND R
90
I
I
CONTINU
W
W
ISO BKT 86
V
V
WITBALANS BKT 86
Modus
Modus
P
P
s
s
BKT 87
h
h
HDR 91
j
j
MULTI-BELICHTING 93
Y
Y
GEAVANC. FILTER 95
F
F
VIDEO 50
9
1
Onderdelen van de camera
De Commandoschijven
Draai aan of druk op de commandoschijven om:
Voorste commandoschijf Achterste commandoschijf
Draai
Draai
Selecteer menutabbladen of
paginas door menu’s
Stel het diafragma bij
1, 2
Belichtingscorrectie aanpas-
sen
2, 5
Pas gevoeligheid aan
2, 3
Bekijk andere foto's tijdens het
afspelen
Markeer menu-items
Kies de gewenste combinatie van
sluitertijd en diafragma (program-
maverschuiving)
Kies een sluitertijd
2
Pas instellingen in het snelmenu aan
Kies de grootte van het scherpstel-
kader
Zoom in of uit in volledige scherm-
weergave
Zoom in of uit in meervoudige
schermweergave
Druk op
Druk op
Voer de functie toegewezen aan de
SCHIJF-functietoets uit
Zoom in op het actieve scherpstelpunt
4
Kies de handmatige focusmodus
focusweergave
4
Zoom tijdens weergave in op het
actieve scherpstelpunt
1 Diafragma ingesteld op A (auto) en lens uitgerust met diafragmaring of COMMANDO
geselecteerd voor D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> INST. DIAFRAGMARING (A).
2 Kan worden gewijzigd met behulp van D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
COMMANDOSCHIJF INSTELLING.
3 C geselecteerd op gevoeligheid.
4 Uitsluitend beschikbaar als SCHERPSTELLOEP is toegewezen aan een functietoets.
5 Instelschijf belichtingscorrectie naar C gedraaid.
10
1
Onderdelen van de camera
Het Indicatielampje
Camerastatus wordt weergegeven door
het indicatielampje.
Indicatielampje
Indicatielampje
Camerastatus
Camerastatus
Brandt groen Scherpstelling vergrendeld.
Knippert groen
Scherpstellings- of korte sluitertijdwaarschuwing. Er kunnen
fotos worden gemaakt.
Knippert groen en
oranje
Camera aan: Fotos nemen. Extra foto’s kunnen gemaakt
worden.
Camera uit: Fotos naar een smartphone of tablet uploaden.
*
Brandt oranje
Fotos nemen. Er kunnen momenteel geen extra fotos worden
gemaakt.
Knippert rood Lens- of geheugenfout.
* Wordt alleen weergegeven als fotos zijn geselecteerd voor uploaden.
N
Er kunnen ook waarschuwingen in het scherm verschijnen.
Het indicatielampje blijft uit terwijl u uw oog tegen de zoeker houdt.
De optie B FILMINSTELLINGEN> CONTROLELAMPJE kan worden
gebruikt om het lampje (indicator of AF-hulpverlichting) te kiezen dat
brandt tijdens  lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden.
11
1
Cameraschermen
Het volgende wordt weergegeven in de submonitor, zoe-
ker (OVF of EVF) en LCD-monitor tijdens het opnemen.
O
Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.
De submonitor
De informatie die wordt weergegeven
op de submonitor omvat de sluitertijd,
het diafragma en de gevoeligheid.
Gebruik de optie D SCHERM SET-UP>
SUBMONITOR om te kiezen uit de
displays KLASSIEK en STANDAARD en
selecteer de items die verschijnen in het
STANDAARD-display.
Submonitor
KLASSIEK STANDAARD
STD
AUTO
WB
0
5.6
4000
P
100
Het „KLASSIEKE”-display
Het display „klassiek is geïnspireerd op de memohouders die eerder te zien
waren op  lmcamera's en het kan op vrijwel dezelfde manier worden gebruikt.
12
1
De optische zoeker
12800
LMN POQR
VSTUWXYZcd
abefgh
p
i
n
o
l
m
j
k
DC
q
r
s
t
EF G H I J K
BA
13
1
Cameraschermen
A
Flitsmodus (TTL) .......................................... 261
B
Buitenbeeldindicatoren ................................46
C
Flitscompensatie .......................................... 261
D
Boostmodus .................................................. 226
E
IS-modus
2
...................................................... 144
F
Bedieningsvergrendeling
3
.........................224
G
Sportzoekermodus ...................................... 132
H
Voorbeeld scherptediepte .....................64, 77
I
Downloadstatus locatiegegevens
....237, 270
J
Bluetooth AAN/UIT ...................................... 231
K
Beeldoverdrachtstatus ......................231, 270
L
Kaartsleufopties .................................... 34, 228
M
Aantal beschikbare beelden
1
...................316
N
Beeldgrootte .....................................................98
O
Beeldkwaliteit ..................................................99
P
Batterijniveau ..................................................39
Q
Externe voedingsbron in gebruik ...............37
R
Helder beeld .....................................................16
S
Virtuele horizon ...............................................20
T
Temperatuurwaarschuwing .................... 315
U
Scherpstelkader ........................................72, 84
V
Gevoeligheid ....................................................79
W
Belichtingscorrectie ........................................82
X
Diafragma ..........................................59, 64, 65
Y
Afstandsindicator
2
.........................................77
Z
Sluitertijd .............................................59, 60, 65
a
TTL-vergrendeling ......................150, 218, 250
b
AE-vergrendeling .................................. 85, 222
c
Lichtmeting ......................................................81
d
Opnamemodus ...............................................58
e
Scherpstelmodus
2
..........................................68
f
Scherpstelindicator
2
......................................69
g
Handmatige scherpstelindicator
2
......68, 75
h
AF-vergrendeling .................................. 85, 222
i
Histogram .........................................................20
j
Dynamisch bereik ........................................107
k
Prioriteit D-bereik .........................................108
l
Filmsimulatie ................................................100
m
F-Log opname ..............................................158
n
Witbalans.......................................................104
o
AWB-vergrendeling ..................................... 222
p
Belichtingsindicator ................................65, 82
q
AF+MF-indicator
2
....................................... 124
r
Sluitertype ...................................................... 142
s
Doorlopende modus .....................................90
t
Zelfontspannerindicator ........................... 133
1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.
2 Niet weergegeven wanneer AAN is geselecteerd voor D SCHERM SET-UP>
MODUS GR INDICAT(EVF/OVF).
3 Weergegeven wanneer bedieningselementen zijn vergrendeld door de knop MENU/OK
ingedrukt te houden. De bedieningsvergrendeling kan worden beëindigd door de knop
MENU/OK opnieuw ingedrukt te houden.
Het heldere beeld
Het heldere beeld toont het gebied dat op de uiteindelijke foto zal verschij-
nen. De grootte varieert met de brandpuntsafstand van de lens.
N
Beeldhelderheid kan worden toegewezen aan een functieknop voor
snelle toegang (P 248).
14
1
Het EVF/LCD-scherm
5
4
3
2
1
0
-1
-2
-3
-4
-5
5
4
3
2
1
0
-1
-2
-3
-4
-5
12/31/2020 12
:
10
12800
1000
HGJIKL
P
Q
R
S
T
U
Z
N
O
V
W
X
Y
bacdegfjk
hilmno
p
s
r
q
u
v
0
z
t
CDAB EF
x
y
w
M
15
1
Cameraschermen
A
Sportzoekermodus ...................................... 132
B
Scherpstelloep ....................................... 78, 125
C
Voorbeeld scherptediepte .....................64, 77
D
Downloadstatus locatiegegevens
.... 237, 270
E
Bluetooth AAN/UIT ......................................231
F
Beeldoverdrachtstatus ......................231, 270
G
Filmmodus
3
............................................ 50, 152
H
Resterende tijd
3
...............................................51
I
Kaartsleufopties .................................... 34, 228
J
Aantal beschikbare beelden
1
...................316
K
Beeldgrootte .....................................................98
L
Beeldkwaliteit ..................................................99
M
Datum en tijd ...................................40, 42, 195
N
Temperatuurwaarschuwing .................... 315
O
Touch screen modus
4
.......................... 22, 128
P
Witbalans.......................................................104
Q
AWB-vergrendeling ..................................... 222
R
Filmsimulatie ................................................100
S
F-Log opname ..............................................158
T
Dynamisch bereik ........................................107
U
Prioriteit D-bereik .........................................108
V
Bedieningsvergrendeling
5
.........................224
W
Virtuele horizon ...............................................20
X
Boostmodus .................................................. 226
Y
Histogram .........................................................20
Z
Scherpstelkader ........................................72, 84
a
Externe voedingsbron in gebruik ...............37
b
Batterijniveau ..................................................39
c
Gevoeligheid ....................................................79
d
Belichtingscorrectie ........................................82
e
Diafragma ..........................................59, 64, 65
f
Tijdcode ..........................................................163
g
Sluitertijd .............................................59, 60, 65
h
TTL-vergrendeling ......................150, 218, 250
i
AE-vergrendeling .................................. 85, 222
j
Lichtmeting ......................................................81
k
Opnamemodus ...............................................58
l
Scherpstelmodus
2
..........................................68
m
Scherpstelindicator
2
......................................69
n
Handmatige scherpstelindicator
2
......68, 75
o
AF-vergrendeling .................................. 85, 222
p
Afstandsindicator
2
.........................................77
q
Opnameniveau
2, 3
........................................161
r
AF+MF-indicator
2
.......................................124
s
Sluitertype ...................................................... 142
t
Doorlopende modus .....................................90
u
Belichtingsindicator ................................65, 82
v
Zelfontspannerindicator ...........................133
w
Flitsmodus (TTL) .......................................... 261
x
Microfoon ...................................................... 163
y
Afstandsontspanner ................................... 163
z
IS-modus
2
......................................................144
0
Flitscompensatie .......................................... 261
1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.
2 Wordt niet weergegeven in de EVF als MODUS GR INDICAT(EVF/OVF) is geselecteerd
voor D SCHERM SET-UP of op het LCD-scherm als GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)
is geselecteerd.
3 Wordt alleen weergegeven tijdens fi lmopnamen.
4 Wordt in de LCD-monitor weergegeven. Camerafuncties zijn ook toegankelijk via aanraak-
toetsen.
5 Weergegeven wanneer bedieningselementen zijn vergrendeld door de knop MENU/OK
ingedrukt te houden. De bedieningsvergrendeling kan worden beëindigd door de knop
MENU/OK opnieuw ingedrukt te houden.
16
1
Schermhelderheid aanpassen
De helderheid en kleurtoon van de zoeker en het LCD-scherm
kunnen worden aangepast met behulp van de items in het
D SCHERM SET-UP-menu. Kies EVF-HELDERHEID of EVF-KLEUR
om de helderheid of kleurtoon van de zoeker aan te passen,
LCD-HELDERHEID of LCD KLEUR om hetzelfde te doen voor het
LCD-scherm.
Schermrotatie
Als AAN is geselecteerd voor D SCHERM SET-UP> AUTOROTATIE
DISPLAYS, draaien de indicatoren in de zoeker en het LCD-
scherm automatisch om zich aan de richting van de camera aan
te passen.
Helder beeldsimulatie
De kijkhoek onder het heldere frame
in het OVF/ERF-beeldscherm varieert
met de brandpuntsafstand van de lens.
De helder-beeld-simulatie kan worden
bekeken door de zoekerkeuzeknop naar
rechts te draaien.
17
1
Cameraschermen
De DISP/BACK-knop
De DISP/BACK-knop regelt het weergeven
van de indicatoren in de zoeker en op
het LCD-scherm.
N
Indicatoren voor de EVF, OVF en LCD moeten
apart worden geselecteerd. Om de indicato-
ren te kiezen die worden weergegeven in de
EVF en OVF, plaatst u uw oog in de zoeker en
drukt u op de knop DISP/BACK.
Zoeker (OVF)
Standaardindicatoren
Volledig scherm
(geen indicators)
12800
Zoeker (EVF)
Standaardindicatoren
Volledig scherm
(geen indicators)
5
4
3
2
1
0
-1
-2
-3
-4
-5
5
4
3
2
1
0
-1
-2
-3
-4
-5
12800
1000
18
1
LCD-scherm
Standaardindicatoren Geen indicatoren
Infoscherm
19
1
Cameraschermen
De standaardweergave aanpassen
Om de items getoond in de standaardindicatorweergave te
kiezen:
1
Geef standaardindicatoren weer.
Gebruik de DISP/BACK-knop om standaardindicators weer te
geven.
2
Selecteer DISP. INST. OP MAAT.
Selecteer D SCHERM SET-UP> DISP. INST. OP MAAT in het
instellingenmenu.
3
Markeer OVF of EVF/LCD en druk op MENU/OK.
4
Kies items.
Markeer items en druk op MENU/OK om te selecteren of te dese-
lecteren.
COMP.RICHTL.
ELEKTR. WATERPAS
FOCUSFRAME
AF-AFSTANDSINDICATOR
MF-AFSTANDSINDICATOR
HISTOGRAM
LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM
*
OPNAMEMODUS
DIAFR/S-SNELHEID/ISO
INFORMATIE-ACHTERGROND
*
Belichtingscomp. (Getal)
Belichtingscomp. (Schaal)
FOCUSMODUS
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLITSLICHT
DOORLOPENDE MODUS
DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.
TOUCH SCREEN MODUS
*
WITBALANS
FILMSIMULATIE
DYNAMISCH BEREIK
BOOST-MODUS
REST. BEELDJES
BEELDFORM/-KWALITEIT
FILMMODUS & OPNAMETIJD
*
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
MICROFOONGELUID
*
BEGELEIDINGSBERICHT
ACCUNIVEAU
FRAMINGKADER
*
* Alleen EVF/LCD-monitor.
5
Sla wijzigingen op.
Druk op DISP/BACK om de wijzigingen op te slaan.
6
Sluit de menu’s af.
Druk op DISP/BACK zoals nodig om terug te keren naar de opna-
meweergave.
20
1
Cameraschermen
Virtuele Horizon
Als u ELEKTR. WATERPAS selecteert, wordt de
virtuele horizon weergegeven. De camera is
waterpas als de twee lijnen over elkaar liggen.
Houd er rekening mee dat de virtuele horizon
mogelijk niet wordt weergegeven als de camera-
lens naar boven of naar beneden wordt gericht.
Voor een 3D-weergave (aangeduid), drukt u op
de functieknop waaraan ELEKTR. WATERPAS is
toegewezen (P 216, 248).
Pitchinstelling Rollen
Framingkader
Schakel FRAMINGKADER in om de randen van het beeld makkelijker zicht-
baar te maken tegen donkere achtergronden.
Histogrammen
Histogrammen geven de verdeling van de tinten in de foto weer. De horizon-
tale as geeft de helderheid weer, de verticale as het aantal pixels.
Aantal pixels
Schaduwen Hoge lichten
Helderheid pixels
Optimale belichting: Pixels zijn als een gelijkmatige krom-
me verdeeld over alle tinten.
Overbelicht: Pixels bevinden zich in groepjes aan de
rechterzijde van de gra ek.
Onderbelicht: Pixels bevinden zich in groepjes aan de
linkerkant van de gra ek.
Voor het bekijken van afzonderlijke RGB-histo-
grammen en een scherm met delen van het beeld
die bij de huidige instellingen overbelicht worden,
geschoven over het beeld dat door het objectief
te zien is, drukt u op de functietoets waaraan
HISTOGRAM is toegewezen (P 216, 248).
A
Overbelichte gebieden knipperen
B
RGB-Histogrammen
21
1
De Menus Gebruiken
Druk op MENU/OK om de menu’s weer te geven.
Fotograferen
Fotograferen
Afspelen
Afspelen
VERLATEN
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
MONOCHROOM KLEUR
VERLATEN
WISSEN
FOTO DRAAIEN
WISSELSLEUF
MENU VOOR HERBEKIJKEN
RAW-CONVERSIE
TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)
BEELDUITSNEDE
NIEUW FORMAAT
BEVEILIGEN
Om in de menu’s te navigeren:
1
Druk op MENU/OK om de menu’s weer
te geven.
VERLATEN
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
MONOCHROOM KLEUR
2
Druk de scherpstellingstok (scherpstel-
hendel) naar links om het tabblad voor
het huidige menu te markeren.
VERLATEN
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
MONOCHROOM KLEUR
Tabblad
3
Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om het tabblad (H,
G, A, F, B, E, C of D) met het gewenste item te markeren.
4
Duw de scherpstellingstok naar rechts om de cursor in het
menu te plaatsen.
N
Gebruik de voorste instelschijf om menutabbladen te selecteren of door
menu’s te bladeren en de achterste instelschijf om menu-items te marke-
ren.
22
1
Touch screen modus
De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen.
Opname-aanraaktoetsen
Selecteer, om aanraakbedieningen
in te schakelen, AAN voor D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH
SCREEN INSTELLINGEN> x INSTELL.
AANRAAKSCHERM.
INSTELL. AANRAAKSCHERM
AANRAAKFUNCTIE
INSTELLING DUBBELTIKKEN
INSTELL. AANRAAKSCHERM
TOUCHSCREEN INSTELLINGEN
AAN
UIT
23
1
Touch screen modus
LCD-scherm
De uitgevoerde bewerking kan worden
geselecteerd door op de touchscreen-
modus indicator op het scherm te
tikken. Aanraakbedieningen kunnen
worden gebruikt voor de volgende
bewerkingen:
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
TOUCH
TOUCH
OPNEMEN
OPNEMEN
Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te
ontspannen. In de salvomodus worden fotos genomen terwijl u uw
vinger op het scherm houdt.
AF
AF
AFOFF
AFOFF
In scherpstelmodus S(AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op
uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt
bij de huidige afstand totdat u op het pictogram AF OFF tikt.
In scherpstelmodus C(AF-C) start de camera met scherpstellen
wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft
de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot
het onderwerp totdat u op het pictogram AF OFF tikt.
In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave
tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met
behulp van autofocus.
GEBIED
GEBIED
Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren. Het
scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.
UIT
UIT
Aanraakbedieningen uitgeschakeld.
O
Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstel-
zoom (P 130).
N
Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator
te verbregen, selecteert u UIT voor D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN> x INSTELL. AANRAAKSCHERM.
De aanraaktoetsinstellingen kunnen worden aangepast met behulp van
G AF/MF INSTELLINGEN> TOUCH SCREEN MODUS. Voor informatie
over aanraakbedieningen die beschikbaar zijn tijdens  lmopnamen, zie
”Filmopname (TOUCH SCREEN MODUS; P 129)”.
24
1
Filmbedieningen dempen
Filminstellingen kunnen worden aange-
past met behulp van touchscreenbedie-
ningen, zodat geluiden gemaakt door
de camerabedieningen niet worden
opgenomen tijdens het maken van
een  lm. Wanneer AAN is geselecteerd
voor B FILMINSTELLINGEN> STILLE
BEDIENING FILM in het opnamemenu, wordt een F SET-pic-
togram weergegeven in de LCD-monitor; tik op het pictogram
voor toegang tot de volgende bedieningen:
SLUITERTIJD
*
DIAFRAGMA
*
COMPENSATIE BELICHTING
ISO
AANP. INTERN MIC.-NIVEAU/
AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU
WINDFILTER
VOLUME HOOFDTELEFOON
F FILMSIMULATIE
F WITBALANS
* Het selecteren van AAN voor B FILMINSTELLINGEN> STILLE BEDIENING
FILM schakelt schijfbedieningen uit.
F SET-pictogram
25
1
Touch screen modus
Aanraakfunctie
Functies kunnen aan de volgende veeg-
bewegingen worden toegewezen op
eenzelfde manier als de functieknoppen
(P 246):
Veeg omhoog: T-Fn1
Veeg naar links: T-Fn2
Veeg naar rechts: T-Fn3
Veeg omlaag: T-Fn4
N
In sommige gevallen geven aanraakveeg-
bewegingen een menu weer; tik om de
gewenste optie te selecteren.
Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard
uitgeschakeld. Om aanraakfunctiebewe-
gingen in te schakelen, selecteer AAN
voor D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN>
c AANRAAKFUNCTIE.
AANP. INTERN MIC.-NIVEAU
OK
ANNULEREN
26
1
Touch screen modus
Touchscreen knoppen terugkijken
Als AAN is geselecteerd voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH
SCREEN INSTELLINGEN>
a
INSTELL. AANRAAKSCHERM, kunnen aan-
raaktoetsen worden gebruikt voor de volgende afspeelbewerkingen:
Veeg: Veeg uw vinger langs het scherm
om andere fotos te bekijken.
Zoom: Plaats twee vingers op het
scherm en beweeg ze uit elkaar om in
te zoomen.
Knijp: Plaats twee vingers op het
scherm en beweeg ze naar elkaar toe
om uit te zoomen.
N
Fotos kunnen uitgezoomd worden tot de gehele afbeelding zichtbaar
is, maar niet verder dan dat.
Dubbele klik: Tik twee keer op de weer-
gave om op het scherpstelpunt in te
zoomen.
Blader: Bekijk andere delen van de foto
tijdens terugspeelzoom.
27
Eerste stappen
28
2
De draagriem bevestigen
Maak de draagriemclipjes aan de camera vast en daarna
aan de draagriem.
1
Bevestig een beschermkapje.
Plaats het beschermkapje over het
oogje, zoals weergegeven. De zwarte
kant moet richting de camera wijzen.
Beschermkapje
2
Open een draagriemclipje.
Gebruik het draagriemgereedschap
(A) om het draagriemclipje (B) te
openen.
(B)
(A)
3
Schuif de klem op de tool.
Schuif de klem op de tool zodat deze
over de projectie haakt.
29
2
De draagriem bevestigen
4
Plaats het draagriemclipje op een oogje.
Haak het bevestigingsoogje vast in de
opening van het clipje. Verwijder het
gereedschap en houd het clipje met de
andere hand op zijn plek.
N
Bewaar het gereedschap op een veilige
plaats, omdat u dit nodig heeft om de
draagriemclipjes te openen bij het verwij-
deren van de draagriem.
5
Haal het clipje door het oogje.
Draai het clipje totdat het volledig door
het oogje is en dichtklikt.
6
Maak de draagriem vast.
Steek de draagriem door een be-
schermkap en draagriemclipje en zet
de gesp vast zoals aangegeven.
O
Zorg ervoor dat de draagriem goed
vastzit om te voorkomen dat de came-
ra valt.
Draagriemclip
Gesp
Herhaal de stappen hierboven voor het tweede oogje.
30
2
Een lens bevestigen
De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het
FUJIFILM X-bevestigingspunt.
Verwijder de behuizingsdop van de came-
ra en de achterste dop van de lens. Plaats
de lens op het bevestigingspunt, houd de
markering op de lens en de camera op één
lijn (
A
) en draai vervolgens aan de lens
totdat deze op zijn plaats klikt (
B
).
O
Zorg dat stof of andere vreemde materialen niet in de camera komt bij
het bevestigen van lenzen.
Let op dat u de interne delen van de camera niet aanraakt.
Draai aan de lens tot deze goed vastklikt.
Druk niet op de ontspanknop van de lens tijdens het bevestigen van de lens.
Lenzen verwijderen
Schakel, om de lens te verwijderen, de camera uit en
druk vervolgens op de ontgrendelingsknop (
A
) van
de lens en draai aan de lens zoals aangeduid (
B
).
O
Om te voorkomen dat stof zich ophoopt op
de lens of in de camera, plaatst u de lenskap-
pen en de behuizingsdop van de camera
terug wanneer de lens niet is bevestigd.
Lenzen en andere optionele accessoires
De camera kan gebruikt worden met lenzen en accessoires voor het FUJIFILM
X-bevestigingspunt.
O
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het bevestigen of
verwijderen (verwisselen) van lenzen.
Controleer of er geen stof of andere vreemde materialen op de lenzen
aanwezig is.
Verwissel lenzen niet in direct zonlicht of onder een heldere lichtbron.
Licht dat rechtstreeks in de binnenkant van de camera is gericht, kan
storingen veroorzaken.
Bevestig de lensdoppen voordat lenzen worden verwisseld.
31
2
De batterij plaatsen
Plaats de batterij in de camera zoals hieronder beschreven.
1
Open de kap van het batterijvak.
Verschuif de vergrendeling van het
batterijvak zoals aangeduid en open
de kap van het batterijvak.
O
Open de kap van het batterijvak niet
wanneer de camera is ingeschakeld.
Het niet in acht nemen van deze voor-
zorgsmaatregel kan beschadiging van
fotobestanden of geheugenkaarten
tot gevolg hebben.
Gebruik niet te veel kracht wanneer
u de kap van het batterijvak opent of
sluit.
2
Plaats de batterij zoals afgebeeld.
O
Plaats de batterij in de aangegeven
richting. Oefen geen kracht uit of
probeer niet de batterij achterstevoren
of ondersteboven te plaatsen.
Controleer of de batterij stevig vastzit.
32
2
De batterij plaatsen
3
Sluit de kap van het batterijvak.
Sluit en vergrendel de kap.
O
Als de kap niet dicht kan, controleert
u of de batterij in de juiste richting is
geplaatst. Probeer de kap niet dicht te
forceren.
De batterij verwijderen
Voordat u de batterij verwijdert, schakelt u de camera uit en opent u de kap van
het batterijencompartiment.
Druk de batterijvergrendeling opzij en laat de
batterij uit de camera glijden zoals getoond om
de batterij te verwijderen.
O
De batterij kan warm worden bij gebruik in omgevingen met hoge tem-
peraturen. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterij.
33
2
Geheugenkaarten plaatsen
Fotos worden opgeslagen op geheugenkaarten (afzon-
derlijk verkrijgbaar).
N
De camera kan worden gebruikt met twee kaarten, één in elk van de
twee sleuven.
1
Open de kap van de geheugenkaartsleuf.
Ontgrendel en open de kap.
O
Open de kap van de geheugenkaartsleuf niet wanneer de camera
is ingeschakeld. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatre-
gel kan beschadiging van fotobestanden of geheugenkaarten tot
gevolg hebben.
2
Plaats de geheugenkaart.
Houd de kaart in de getoonde richting
en schuif deze in het apparaat totdat
deze aan de achterkant van de sleuf
vastklikt. Sluit en vergrendel de afdek-
kap van de geheugenkaartsleuf.
O
Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst; steek de kaart
er niet onder een hoek in en oefen geen kracht uit.
3
Formatteer de geheugenkaart (P 194).
O
Nieuwe geheugenkaarten moeten vóór het eerste gebruik worden
geformatteerd en alle geheugenkaarten die in een computer of an-
der apparaat zijn gebruikt, moeten ook weer worden geformatteerd.
34
2
Geheugenkaarten verwijderen
Schakel de camera uit en open de kap van de geheugenkaartsleuf voordat u
geheugenkaarten verwijdert.
Druk op en ontgrendel de kaart om deze deels uit
te werpen (druk op het midden van de kaart en
ontgrendel deze langzaam zonder uw vinger van
de kaart te halen om te voorkomen dat de kaart
uit de sleuf valt). De kaart kan nu met de hand
worden verwijderd.
Twee kaarten gebruiken
De camera kan worden gebruikt met twee kaarten, één in elk
van de twee sleuven. Bij de standaardinstellingen worden fotos
alleen opgeslagen op de kaart in de tweede sleuf wanneer de
kaart in de eerste sleuf vol is. Dit kan worden gewijzigd met
D OPSLAAN SET-UP> INSTEL. SLEUF (STIL BEELD).
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
Weergave
Weergave
SEQUENTIEEL
(standaard)
De kaart in de tweede sleuf wordt alleen gebruikt wan-
neer de kaart in de eerste sleuf vol is. Wanneer de tweede
sleuf is geselecteerd voor D OPSLAAN SET-UP>
SLEUF SEL.(xSEQUENTIEEL), zal de opname beginnen
op de kaart in de tweede sleuf en schakelt over naar de
eerste sleuf wanneer de kaart in de tweede sleuf vol is.
BACK-UP
Elke foto wordt tweemaal opgenomen, eenmaal op elke
kaart.
RAW / JPEG
Zoals voor SEQUENTIEEL, behalve dat de RAW-kopie van
fotos genomen met FINE+RAW of NORMAL+RAW ge-
selecteerd voor H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT>
BEELDKWALITEIT wordt opgeslagen op de kaart in de
eerste sleuf en de JPEG-kopie op de kaart in de tweede
sleuf.
De kaart gebruikt voor het opslaan van  lms kan worden geselec-
teerd met D OPSLAAN SET-UP> SLEUF SEL.(FSEQUENTIEEL).
35
2
Geheugenkaarten plaatsen
Compatibele geheugenkaarten
De camera kan worden gebruikt met SD-, SDHC- en SDXC-geheugen-
kaarten. Zowel de UHS-I- en UHS-II-businterfaces worden ondersteund.
Gebruik om  lms op te nemen kaarten met een UHS-snel-
heidsklasse van 3 of hoger of een videosnelheidsklasse van
V30 of hoger.
Een lijst met ondersteunde geheugenkaarten is beschikbaar
op de Fuji lm-website. Bezoek voor meer informatie:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/compatibility/.
O
Voorkom dat de camera wordt uitgeschakeld of dat de geheugenkaart
wordt verwijderd terwijl de camera bezig is met het formatteren van de
geheugenkaart of met het wegschrijven of wissen van gegevens. Het niet in
acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.
Geheugenkaarten kunnen worden vergren-
deld, zodat de kaart niet geformatteerd kan
worden en er geen fotos opgeslagen of gewist
kunnen worden. Schakel de schrijfbeveiligings-
schakelaar naar de ontgrendelde stand voordat
u de geheugenkaart in de camera plaatst.
Geheugenkaarten zijn klein en kunnen ingeslikt worden; houd ze buiten het
bereik van kinderen. Als een kind een geheugenkaart inslikt, moet u onmid-
dellijk medische hulp inroepen.
miniSD- of microSD-adapters die groter of kleiner zijn dan geheugenkaar-
ten, worden mogelijk niet normaal uitgeworpen. Breng de camera naar een
erkend service center als dit gebeurt. Probeer de kaart niet met geweld uit de
camera te halen.
Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op geheugenkaarten.
Etiketten die losraken kunnen cameradefecten veroorzaken.
Bij sommige soorten geheugenkaarten kunnen  lmopnamen onderbre-
kingen vertonen.
Door het formatteren van een geheugenkaart in de camera wordt een
map aangemaakt waarin de fotos worden opgeslagen. U mag deze map
niet verwijderen of een andere naam geven. Ook mag u de fotobestanden
in deze map niet bewerken, wissen of herbenoemen met behulp van
een computer of ander apparaat. Gebruik altijd de camera om fotos te
verwijderen; kopieer bestanden naar een computer alvorens de bestanden
te bewerken of hernoemen en bewerk of hernoem de kopieën, niet de
originele bestanden. Het hernoemen van bestanden op de camera kan
problemen veroorzaken tijdens het afspelen.
36
2
De batterij opladen
De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgela-
den. Laad de batterij vóór gebruik op.
O
Een NP-W126S oplaadbare batterij wordt meegeleverd met de camera.
Schakel de camera uit als deze wordt opgeladen.
De camera kan worden opgeladen via USB. Opladen via USB is
beschikbaar met computers met een door de fabrikant erkend
besturingssysteem en USB-interface.
Schakel de computer tijdens het opladen niet uit.
O
De batterij laadt niet op terwijl de camera is ingeschakeld.
Sluit de meegeleverde USB-kabel aan.
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; maak geen gebruik
van een USB-hub of toetsenbord.
Het laden stopt zodra de computer naar de slaapstand gaat. Activeer,
om het opladen te hervatten, de computer en koppel de USB-kabel
los en weer aan.
Het opladen kan mogelijk niet worden ondersteund, afhankelijk van
het computermodel, computerinstellingen en de huidige toestand
van de computer.
Het opladen van de batterij duurt ongeveer 5 uur met een laadingang
van 5V/500mA.
Gebruik een BC-W126S-batterijlader (apart verkrijgbaar) om
de batterij via een wandstopcontact op te laden.
37
2
De batterij opladen
Oplaadstatus
Het indicatorlampje toont als volgt de laadstatus
van de batterij:
Indicatielampje
Indicatielampje
Laadtoestand
Laadtoestand
Aan Batterij wordt opgeladen
Uit Opladen voltooid
Knippert Batterij defect
O
Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op de batterij. Het niet in
acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan het verwijderen van de
batterij uit de camera onmogelijk maken.
Voorkom dat de batterijpolen worden kortgesloten. Anders kan de
batterij oververhit raken.
Lees de voorzorgsmaatregeln in “De batterij en voedingsbron.
Gebruik uitsluitend echte Fuji lm oplaadbare batterijen die voor ge-
bruik in deze camera goedgekeurd zijn. Anders kan de batterij en/of de
batterijlader defect raken.
Probeer niet de labels van de batterij te halen of de behuizing te ope-
nen.
Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad
de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.
Als de batterij niet kan opladen, heeft deze het einde van haar levens-
duur bereikt en moet deze worden vervangen.
Verwijder vuil van de batterijpolen met een schone, droge doek. Neemt
u deze voorzorgsmaatregel niet in acht, dan kan de batterij mogelijk niet
worden opgeladen.
Merk op dat de oplaadtijden toenemen bij lage temperaturen.
N
Als de camera wordt ingeschakeld tijdens
het opladen, zal het opladen worden beëin-
digd en in plaats daarvan zal de USB-aan-
sluiting worden gebruikt om de camera te
voeden. Het batterijniveau begint geleide-
lijk te dalen (P 236).
De camera geeft een „externe stroombron”-pictogram weer wanneer de
stroomvoorziening via USB verloopt.
38
2
De camera in- en uitschakelen
Gebruik de ON/OFF-schakelaar om de camera in en uit te
schakelen.
Schuif de schakelaar naar ON om de ca-
mera in te schakelen, of naar OFF om de
camera uit te schakelen.
O
Vingervlekken en vuil op de lens of de zoeker zijn van invloed op de kwali-
teit van de fotos of het zicht door de zoeker. Zorg dat de lens en de zoeker
schoon blijven.
N
Door op de PLAY-knop te drukken tijdens het fotograferen, begint het
afspelen.
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamemodus.
De camera wordt automatisch uitgeschakeld als er geen handelin-
gen worden uitgevoerd gedurende de geselecteerde tijdsduur voor
D STROOMBEHEER> UITSCHAKELEN. Druk de ontspanknop half in
of draai de ON/OFF-schakelaar naar OFF en vervolgens weer naar ON om
de camera opnieuw aan te zetten nadat deze automatisch werd uitge-
schakeld.
39
2
Het batterijniveau controleren
Controleer het batterijniveau in het scherm na het inscha-
kelen van de camera.
Het batterijniveau wordt als volgt weer-
gegeven:
Indicator
Indicator
Beschrijving
Beschrijving
e
Batterij is gedeeltelijk ontladen.
f
Batterij ongeveer 80% vol.
g
Batterij ongeveer 60% vol.
h
Batterij ongeveer 40% vol.
i
Batterij ongeveer 20% vol.
i
(rood)
Batterij bijna leeg. Zo snel mogelijk opladen.
j
(knippert rood)
De batterij is leeg. Schakel de camera uit en laad de batterij op.
40
2
Basisinstellingen
Wanneer u de camera de eerste keer aanzet, kunt u een
taal kiezen en de cameraklok instellen. Met standaardin-
stellingen kunt u ook de camera koppelen meteen smart-
phone of tablet zodat u later de klokken kunt synchronise-
ren of fotos kunt downloaden. Volg de stappen hieronder
wanneer u de camera de eerste keer aanzet.
N
Als u de camera aan een smartphone of tablet wilt koppelen, installeer
en start de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op
het apparaat alvorens u doorgaat. Voor meer informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
1
Schakel de camera in.
Een taalkeuzedialoogvenster zal wor-
den weergegeven.
2
Kies een taal.
Markeer een taal en druk op MENU/OK.
3
Koppel de camera aan de smartphone of tablet.
Druk op MENU/OK op de camera en tik
op KOPPELREGISTRATIE in FUJIFILM
Camera Remote.
N
Om het koppelen over te slaan, druk op
DISP/BACK.
SCAN QR OF ZK NR "FUJIFILM
Camera Remote" APP OP NET
SMARTPHONE GEMAKKELIJK
OVERDRACHT VAN BEELDEN OP
DOOR KOPPELEN
KOPPELEN MET SMARTPHONE?
KOPPELREGISTRATIE
OVERSLAAN HELPINSTELLEN
41
2
Basisinstellingen
4
Controleer de tijd.
Wanneer de koppeling compleet is,
wordt u aangespoord om de came-
raklok in te stellen op de tijd die is
gemeld door de smartphone of tablet.
Controleer of de tijd klopt.
KOPPELREGISTRATIE
KOPPLEN VOLTOOID
12/31/2020 12:10 AM
DATUM/TIJD VAN SMARTPHONE INSTELLEN?
ANNULERENOK
N
Om de klok handmatig in te stellen, druk op DISP/BACK (P 42).
5
Synchroniseer de camera-instellin-
gen met de instellingen die op uw
smartphone of tablet geconfi gureerd
zijn.
INSTELLEN
INSTELLNG SYNCHRONISEREN SMARTPHONE
LOCATIE
TIJD
LOCATIE&TIJD
UIT
N
De geselecteerde optie kan op elk gewenst moment worden ge-
wijzigd met behulp van D VERBINDING INSTELLING> Bluetooth
INSTELLINGEN.
6
Stel de klok in.
Druk op MENU/OK om de cameraklok in te stellen op de tijd die
gemeld is door de smartphone of tablet en verlaat de opname-
modus.
N
Als er gedurende langere tijd geen batterij in de camera zit, wordt de
cameraklok teruggezet en wordt het taalkeuzevenster weergegeven
wanneer de camera wordt ingeschakeld.
De huidige stap overslaan
Als u een stap overslaat, wordt een bevestigingsvenster weergegeven; selec-
teer NEE om te voorkomen dat u stappen herhaalt die u oversloeg de volgen-
de keer dat u de camera aanzet.
42
2
Basisinstellingen
Een andere taal kiezen
Om de taal te wijzigen:
1
Geef taalopties weer.
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> Q
a
.
2
Kies een taal.
Markeer de gewenste optie en druk op MENU/OK.
De tijd en datum veranderen
Om de cameraklok in te stellen:
1
Geef DATUM/TIJD-opties weer.
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> DATUM/TIJD.
2
Stel de klok in.
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of
rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te
markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Druk
op MENU/OK om de klok in te stellen.
43
Basisfotogra e en afspelen
44
3
Fotograferen (modus P)
Deze sectie beschrijft hoe u fotos kunt maken met programma
AE (modus P). Raadpleeg pagina
58–66
voor meer informatie
over S-, A- en M-modi.
1
Druk op de DRIVE-knop en selecteer
STILSTAAND BEELD in het drive-stand-
menu.
2
Pas de instellingen aan voor programma AE.
Instelling
Instelling
P
P
A
Sluitertijd A (auto) 58
B
Gevoeligheid A (auto) 79
C
Diafragma A (auto) 58
D
Scherpstelmodus S (enkelvoudige AF) 68
O
Als u een andere sluitertijd wilt kiezen nadat u A(auto) hebt geselec-
teerd, houdt u de ontgrendelknop ingedrukt en draait u de sluiter-
tijdknop.
45
3
Fotograferen (modus P)
3
Controleer de opnamemodus.
Bevestig dat P verschijnt in het
scherm.
4
Maak de camera gereed.
Houd met beide handen de camera
stevig vast en laat uw ellebogen
rusten tegen uw zij. Trillende of
onvaste handen kunnen uw fotos
wazig maken.
Houd uw vingers en andere voor-
werpen uit de buurt van de lens en
AF-hulpverlichting om onscherpe of
te donkere (onderbelichte) fotos te
voorkomen.
5
Zet de foto in een kader.
6
Stel scherp.
Houd de ontspanknop half ingedrukt
om scherp te stellen.
Scherpstelindicator
Scherpstelkader
Als de camera kan scherpstellen, zullen het scherpstelframe en de
scherpstelindicator groen oplichten.
Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, wordt het scherp-
stelkader rood, wordt s weergegeven en zal de scherpste-
lindicator wit knipperen.
46
3
Fotograferen (modus P)
N
Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-hulpverlichting
mogelijk branden om te assisteren bij de scherpstelbewerking.
Scherpstelling en belichting vergrendelen wanneer de ont-
spanknop half wordt ingedrukt. De scherpstelling en belichting
worden vergrendeld zolang u de knop in deze positie blijft (AF/
AE-vergrendeling).
De camera stelt scherp op onderwerpen op elke afstand in het
macro- en standaardscherpstelbereik voor het objectief.
7
Neem een foto.
Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de foto te ma-
ken.
Lenzen met zoomringen
Gebruik de zoomring om de foto in het scherm
te kaderen. Draai de ring naar links om uit te
zoomen, naar rechts om in te zoomen.
Brandpuntsafstanden minder dan 23mm
Als de hoek die wordt bedekt door de lens wijder
is dan die bedekt door de OVF, zullen er buiten-
beeldindicatoren in de hoeken van het display
verschijnen. Gebruik de EVF- of LCD-monitor
voor het nauwkeurig inframen.
O
In sommige gevallen zullen er buitenbeeldindicatoren verschijnen bij een
brandpuntsafstand van 23 mm.
47
3
Fotos bekijken
U kunt fotos in de zoeker of op het LCD-scherm bekijken.
Druk op PLAY om de fotos beeldvullend te bekijken.
100-0001
Extra fotos kunnen bekeken worden door de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) naar links of rechts te duwen of de voorste
commandoschijf te draaien. Duw de scherpstellingstok of draai
de schijf naar rechts om de fotos te zien in de volgorde waarin
ze zijn opgenomen en naar links om de fotos in omgekeerde
volgorde te zien. Houd de scherpstellingstok ingedrukt om snel
naar het gewenste frame te scrollen.
N
Fotos gemaakt met andere cameras worden gemarkeerd met een
m(“geschenkbeeld”)-pictogram om aan te duiden dat deze misschien
niet correct worden weergegeven en dat mogelijk de zoomweergave
niet beschikbaar is.
Twee geheugenkaarten
Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de PLAY-knop ingedrukt hou-
den om een kaart voor het afspelen te kiezen. U kunt ook een kaart selecteren
met behulp van de optie
C
MENU VOOR HERBEKIJKEN> WISSELSLEUF.
48
3
Fotos wissen
Gebruik de DELETE-knop om fotos te wissen.
O
Gewiste fotos kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke
fotos of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voor-
dat u verder gaat.
1
Druk, als een afbeelding in volledig scherm wordt weergege-
ven, op de DELETE-knop en selecteer ENKELE FOTO.
ENKELE FOTO
GEKOZEN VELDEN
ALLE FOTO'S
WISSEN
2
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of
rechts om door de fotos te scrollen en druk op MENU/OK om te
verwijderen (een bevestigingsdialoog wordt niet weergege-
ven). Herhaal dit om extra fotos te wissen.
N
Beveiligde fotos kunnen niet worden gewist. Verwijder de beveiliging
van foto's die u wilt wissen (P 180).
Fotos kunnen ook via de menu’s worden gewist met behulp van de
optie C MENU VOOR HERBEKIJKEN> WISSEN (P 176).
49
Films opnemen en afspelen
50
4
Films opnemen
Deze sectie beschrijft hoe  lms op te nemen in de auto-
matische modus.
1
Druk op de DRIVE-knop en selecteer
VIDEO in het drive-standmenu.
2
Pas de instellingen aan voor programma AE.
Instelling
Instelling
P
P
A
Sluitertijd A (auto) 58
B
Gevoeligheid A (auto) 79
C
Diafragma A (auto) 58
D
Scherpstelmodus S (enkelvoudige AF) 68
O
Als u een andere sluitertijd wilt kiezen nadat u A(auto) hebt geselec-
teerd, houdt u de ontgrendelknop ingedrukt en draait u de sluiter-
tijdknop.
51
4
Films opnemen
3
Druk op de ontspanknop om de
opname te starten. Een opname-indi-
cator (V) en de resterende tijd worden
weergegeven terwijl de opname bezig
is.
4
Druk nogmaals op de knop om de opname te beëindigen. De
opname eindigt automatisch wanneer de maximale lengte is
bereikt of de geheugenkaart vol is.
Een Externe Microfoon Gebruiken
Er kan geluid worden opgenomen met externe
microfoons met een aansluiting van 2,5 mm in
doorsnede; microfoons die netstroom nodig heb-
ben kunnen niet worden gebruikt. Raadpleeg de
microfoonhandleiding voor meer informatie.
O
Geluid wordt opgenomen via de ingebouwde microfoon of een optio-
nele externe microfoon. Bedek de microfoon niet tijdens de opname.
Houd er rekening mee dat de microfoon mogelijk ook geluiden van de
lens of andere camerageluiden oppikt tijdens het opnemen.
In  lms met zeer heldere onderwerpen kunnen verticale of horizontale
strepen verschijnen. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
52
4
Filminstellingen aanpassen
Beeldformaat en -snelheid kunnen worden geselecteerd met
behulp van B FILMINSTELLINGEN> FILMMODUS.
Om de kaart te kiezen die wordt gebruikt voor het opslaan
van  lms, gebruikt u D OPSLAAN SET-UP> SLEUF SEL.
(FSEQUENTIEEL).
De scherpstelmodus kan worden geselecteerd met de keu-
zeknop voor de scherpstelmodus; selecteer voor continue
scherpstelaanpassing C, of kies S en schakel Intelligente ge-
zichtsdetectie in. Intelligente gezichtsdetectie is niet beschik-
baar in de scherpstelmodus M.
Scherptediepte
Kies lage f-waarden om achtergronddetails zachter te maken.
53
4
Films opnemen
N
Het indicatorlampje brandt terwijl de opname wordt uitgevoerd (de optie
B
FILMINSTELLINGEN> CONTROLELAMPJE kan worden gebruikt om het
lampje—indicator of AF-hulpverlichting—te kiezen dat brandt tijdens  lmop-
namen en of het lampje knippert of blijft branden). Tijdens het opnemen kunt
u de belichtingscompensatie veranderen met maximaal ±2EV en de zoom
aanpassen met behulp van de zoomring op de lens (indien beschikbaar).
Als de lens met een modusschakelaar voor het diafragma is uitgerust,
selecteer dan de diafragmafunctie voordat u begint met de opname. Als
er een andere optie dan A is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het
diafragma worden aangepast terwijl de opname bezig is.
Terwijl de opname bezig is, kunt u het volgende doen:
-
Pas gevoeligheid aan
-
Stel opnieuw scherp met behulp van één van de volgende methoden:
Houd de ontspanknop half ingedrukt
Druk op een functieknop waaraan AF-AAN is toegewezen
Gebruik touchschreen-bedieningen
-
Toon een histogram of kunstmatige horizon door op de knop te
drukken waaraan HISTOGRAM o ELEKTR. WATERPAS is toegewezen
Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl in
andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn tijdens
de opname.
Selecteer, om het scherpstelveld te kiezen voor  lmopnamen,
B FILMINSTELLINGEN> F
SCHERPSTELGEBIED
en gebruik de
scherpstelstick (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf (P 72).
54
4
Films bekijken
Bekijk  lms op de camera.
Tijdens het afspelen in volledig scherm
worden  lms aangeduid door een
W-pictogram. Druk de scherpstelling-
stok (scherpstelhendel) omlaag om het
afspelen van de  lm te starten.
12800
+1.0
12/31/2020 12:10 AM
AFSPELENAFSPELEN
Tijdens het afspelen van een  lm zijn de
volgende handelingen mogelijk:
Scherpstellingstok
Scherpstellingstok
(scherpstelhendel)
(scherpstelhendel)
Afspelen in volledig
Afspelen in volledig
scherm
scherm
Afspelen is bezig
Afspelen is bezig
(
(
x
x
)
)
Afspelen gepauzeerd
Afspelen gepauzeerd
(
(
y
y
)
)
Omhoog Afspelen stoppen
Omlaag Afspelen starten Afspelen pauzeren
Afspelen starten/
hervatten
Links/rechts Bekijk andere fotos Snelheid aanpassen
Enkel beeld terugspoelen/
vooruitspoelen
De voortgang wordt tijdens het afspelen
op het scherm weergegeven.
O
Dek de luidspreker niet af tijdens het afspelen.
29m59s
PAUZESTOP
N
Druk op MENU/OK om het afspelen te pauzeren en een volumeregelaar
weer te geven. Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog
of omlaag om het volume aan te passen; druk opnieuw op MENU/OK om
door te gaan met afspelen. Het volume kan tevens worden aangepast
met behulp van
D
GELUID SET-UP
> AFSPEEL VOLUME.
Hoofdtelefoons en andere audio-uitvoerapparaten kunnen worden
aangesloten met behulp van externe analoge USB-audio-uitvoeradap-
ters (P 320).
55
4
Films bekijken
Afspeelsnelheid
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
naar links of rechts om de afspeelsnelheid aan
te passen tijdens afspelen. De snelheid wordt
aangeduid door het aantal pijltjes (M of N).
29m59s
Pijltjes
56
MEMO
57
Foto’s maken
58
5
P-, S-, A- en M-modi
P-, S-, A- en M-modi bieden u verschillende controleni-
veaus over sluitertijd en diafragma.
Modus P: Programma AE
Laat de camera de sluitertijd en het diafragma kiezen voor
optimale belichting. Andere waarden die dezelfde belichting
produceren kunnen worden geselecteerd met programmaver-
schuiving.
Instelling
Instelling
A
Sluitertijd A (automatisch)
B
Diafragma A (automatisch)
Bevestig dat P verschijnt in het scherm.
O
Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera
bevindt, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven als “– – –”.
Als u een andere sluitertijd wilt kiezen nadat u A(auto) hebt geselec-
teerd, houdt u de ontgrendelknop ingedrukt en draait u de sluitertijd-
knop.
59
5
P-, S-, A- en M-modi
Programmaverschuiving
Indien u dit wenst, kunt u aan de achterste
commandoschijf draaien om andere sluitertijd- en
diafragmacombinaties te selecteren, zonder de
belichting te wijzigen (programmaverschuiving).
Diafragma
Sluitertijd
O
Programmaverschuiving is niet beschikbaar in één van de volgende
omstandigheden:
Met  itsers die TTL auto ondersteunen
Wanneer een automatische optie is geselecteerd voor H INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT> DYNAMISCH BEREIK
In  lmmodus
N
Om programmaverschuiving te annuleren, schakelt u de camera uit.
60
5
Modus S: Sluiterprioriteit AE
Kies een sluitertijd en laat de camera het diafragma aanpassen
voor optimale belichting.
Instelling
Instelling
A
Sluitertijd
Door gebruiker
geselecteerd
B
Diafragma A (automatisch)
Bevestig dat S verschijnt in het scherm.
O
Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij de geselecteerde
sluitertijd, wordt het diafragma in het rood weergegeven.
Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera
bevindt, wordt het diafragma weergegeven als “– – –”.
Als u een andere sluitertijd wilt kiezen nadat u A(auto) hebt geselec-
teerd, houdt u de ontgrendelknop ingedrukt en draait u de sluitertijd-
knop.
N
De sluitertijd kan ook worden aangepast in stappen van ⁄EV door aan
de achterste commandoschijf te draaien.
De sluitertijd kan zelfs worden aangepast terwijl de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
61
5
P-, S-, A- en M-modi
Tijd (T)
Kies een sluitertijd van T(tijd) voor lange tijdopnamen. Gebruik
van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera
tijdens het belichten te voorkomen.
1
Stel de sluitertijd in op T.
2
Draai aan de achterste comman-
doschijf om een sluitertijd te kiezen.
3
Druk de ontspanknop volledig in om een foto te maken met
de geselecteerde sluitertijd. Bij snelheden van 1s of langzamer
wordt een afteltimer weergegeven terwijl de belichting in
uitvoering is.
N
Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert
u AAN voor H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT> L BEL. RO. Let erop
dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotografe-
ren hierdoor langer kan worden.
62
5
Lamp (B)
Kies een sluitertijd van B (lamp) voor langdurige belichtingen
waarin u de sluiter handmatig opent en sluit. Gebruik van een
statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens
het belichten te voorkomen.
1
Stel de sluitertijd in op B.
2
Druk de ontspanknop volledig in. De sluiter kan tot 60 minuten
lang openblijven zolang de ontspanknop wordt ingedrukt;
het scherm toont de tijd die verstreken is sinds de belichting
begon.
N
Door een diafragma van A te selecteren, wordt de sluitertijd ingesteld
op 30 sec.
Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert
u AAN voor H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT> L BEL. RO. Let erop
dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotogra-
feren hierdoor langer kan worden.
63
5
P-, S-, A- en M-modi
Een afstandsontspanner gebruiken
Een afstandsontspanner kan gebruikt worden
voor langdurige belichting. Gebruikt u een optio-
nele RR-100 afstandsontspanner of een elektroni-
sche ontspanner van een ander merk, sluit deze
dan op de aansluiting van de afstandsontspanner
aan.
N
Er wordt een bevestigingsvenster weerge-
geven wanneer een ontspanner op afstand
wordt aangesloten; druk op MENU/OK en se-
lecteer n AFST.B voor MIC/AFSTANDSBED..
OVERSLAAN
CONTROLEER MIC/AFSTAND-
SLUITER INSTELLING
SET
64
5
Modus A: Diafragmaprioriteit AE
Kies een diafragma en laat de camera de sluitertijd aanpassen
voor optimale belichting.
Instelling
Instelling
A
Sluitertijd A (automatisch)
B
Diafragma
Door gebruiker
geselecteerd
Bevestig dat A verschijnt in het scherm.
O
Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij het geselecteerde
diafragma, wordt de sluitertijd in het rood weergegeven.
Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera
bevindt, wordt de sluitertijd weergegeven als “– – –”.
Als u een andere sluitertijd wilt kiezen nadat u A(auto) hebt geselec-
teerd, houdt u de ontgrendelknop ingedrukt en draait u de sluitertijd-
knop.
N
Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.
Het diafragma kan zelfs worden aangepast wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
Voorbeeld scherptediepte bekijken
Als VOORB DIEPTESCH is toegewezen aan een
functietoets, wordt een L-pictogram weerge-
geven door op de knop te drukken en wordt de
diafragma gestopt tot de geselecteerde instelling
waardoor de scherptediepte kan worden bekeken
op het scherm.
65
5
P-, S-, A- en M-modi
Modus M: Handmatige belichting
In handmatige modus regelt de gebruiker zowel sluitertijd als
diafragma. Opnamen kunnen opzettelijk worden overbelicht
(helderder) of onderbelicht (donkerder) en biedt daardoor een
verscheidenheid aan individuele creatieve uitingen. De hoe-
veelheid waarmee de foto onder- of overbelicht zou zijn bij de
huidige instellingen wordt getoond door de belichtingsindica-
tor; stel de sluitertijd en het diafragma bij totdat de gewenste
belichting wordt bereikt.
Instelling
Instelling
A
Sluitertijd
Door gebruiker
geselecteerd
B
Diafragma
Door gebruiker
geselecteerd
Bevestig dat M verschijnt in het scherm.
O
Als u een andere sluitertijd wilt kiezen nadat u A(auto) hebt geselecteerd,
houdt u de ontgrendelknop ingedrukt en draait u de sluitertijdknop.
N
Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.
De sluitertijd kan worden aangepast in stappen van ⁄EV door aan de
achterste commandoschijf te draaien.
66
5
P-, S-, A- en M-modi
Belichtingsvoorbeeld
Om de belichting als voorbeeld op het LCD-scherm te bekijken, selecteert
u een optie anders dan UIT voor D SCHERM SET-UP> PRVW BELICH/
WITBALANS HANDM. MODUS.
N
Selecteer UIT bij gebruik van de  itser of in andere situaties waarin de
belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.
67
5
Automatische scherpstelling
Maak fotos met behulp van automatisch scherpstellen.
1
Draai de scherpstelmoduskeuzeknop
naar S of C (P 68).
2
Kies een scherpstelling (P 70).
3
Kies de positie en grootte van het
scherpstelkader (P 72).
4
Maak fotos.
N
Voor informatie over het automatische scherpstellingssysteem bezoekt u:
http://fujifilm-x.com/af/en/index.html
68
5
Scherpstelmodus
Gebruik de scherpstelmoduskeuzeknop
om te kiezen hoe de camera scherpstelt.
Kies uit de volgende opties:
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
S
(AF-S)
Enkelvoudige AF: De scherpstelling blijft vergrendeld terwijl de ontspan-
knop half wordt ingedrukt. Kies dit voor stilstaande onderwerpen.
C
(AF-C)
Continue AF: Scherpstelling wordt continu aangepast volgens de veran-
deringen in de afstand tot het onderwerp terwijl de ontspanknop half
wordt ingedrukt. Gebruik dit voor bewegende onderwerpen.
M
(handmatig)
Handmatig: Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens.
Kies voor handmatige bediening van de scherpstelling of in situaties
waarbij de camera niet kan scherpstellen met automatische scherpstel-
ling (P 75).
N
Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling
gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.
Als AAN is geselecteerd voor G AF/MF INSTELLINGEN> PRE-AF, zal
de scherpstelling continu worden aangepast in modi S en C, zelfs als de
ontspanknop niet wordt ingedrukt.
69
5
Automatische scherpstelling
De scherpstelindicator
De scherpstelstatus wordt weergegeven door de
scherpstelindicator.
Scherpstelindicator
Scherpstelindicator
Scherpstelstatus
Scherpstelstatus
( ) Camera stelt scherp.
z (licht groen op)
Onderwerp scherp in beeld;
scherpstelling vergrendeld (scherp-
stelmodus S).
(z) (licht groen op)
Onderwerp scherp in beeld
(scherpstelmodus C). De scherp-
stelling wordt automatisch aange-
past voor wijzigingen in de afstand
tot het onderwerp.
A (knippert wit)
Camera kan niet scherpstellen.
j
Handmatige scherpstelling
(scherpstelmodus M).
Scherpstelindicator
70
5
Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)
Kies hoe de camera scherpstelt in modi S en C.
1
Druk op MENU/OK en ga naar het opnamemenu.
2
Selecteer G AF/MF INSTELLINGEN > SCHERPSTELLING.
3
Kies een scherpstelling.
N
Als AAN is gekozen voor D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH
SCREEN INSTELLINGEN> x INSTELL. AANRAAKSCHERM, kan AF-modus-
keuze ook worden uitgevoerd met het T-Fn2 (veeg naar links) aanraakgebaar.
AF-modus kan ook worden toegewezen aan een functietoets (P 248).
Hoe de camera scherpstelt is afhankelijk van de scherpstelmodus.
Scherpstelmodus S (AF-S)
Scherpstelmodus S (AF-S)
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
Voorbeeld
Voorbeeld
r
ENKEL PUNT
Camera stelt scherp op onderwerp
in geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik deze optie om scherp te
stellen op geselecteerd onderwerp.
y
ZONE
Camera stelt scherp op onderwerp
in geselecteerde scherpstelzone.
Scherpstelzones bevatten meerdere
scherpstelpunten, waardoor het
gemakkelijker wordt om scherp te
stellen op bewegende onderwerpen.
z
GROOTHOEK
Camera stelt automatisch scherp op
onderwerpen met hoog contrast;
weergave toont gebieden die zijn
scherpgesteld.
j
ALLE
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweer-
gave van het scherpstelpunt (P 72, 73) om in deze volgorde
door de AF-modi te roteren: r ENKEL PUNT, y ZONE, en
z GROOTHOEK.
71
5
Automatische scherpstelling
Scherpstelmodus C (AF-C)
Scherpstelmodus C (AF-C)
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
Voorbeeld
Voorbeeld
r
ENKEL PUNT
Scherpstelling volgt onderwerp
bij geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik dit voor onderwerpen die
zich naar de camera toe of van de
camera weg bewegen.
y
ZONE
Scherpstelling volgt onderwerp in
geselecteerde scherpstelgebied.
Gebruik dit voor onderwerpen die
vrij voorspelbaar bewegen.
z
TRACKING
Scherpstelling volgt onderwerpen
die door een breed gebied van het
kader bewegen.
j
ALLE
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweer-
gave van het scherpstelpunt (P 72, 73) om in deze volgorde
door de AF-modi te roteren: r ENKEL PUNT, y ZONE, en
z TRACKING.
72
5
Scherpstelpuntselectie
Kies een scherpstelpunt voor automatisch scherpstellen.
De scherpstelpuntweergave bekijken
1
Druk op MENU/OK en ga naar het opnamemenu.
2
Selecteer G AF/MF INSTELLINGEN> SCHERPSTELGEBIED om
de scherpstelpuntweergave te bekijken.
3
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en achterste
commandoschijf om een scherpstelgebied te kiezen.
N
Het scherpstelpunt kan ook geselecteerd worden met touch controls (P 22)
.
Een scherpstelpunt selecteren
Gebruik de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) om het scherpstelpunt te
kiezen en de achterste commandoschijf
om de grootte van het scherpstelkader
te kiezen. De procedure varieert afhan-
kelijk van de optie die is geselecteerd
voor Scherpstelling.
AF modus
AF modus
Scherpstellingstok
Scherpstellingstok
Achterste commandoschijf
Achterste commandoschijf
Kantel
Kantel
Druk op
Druk op
Draai
Draai
Druk op
Druk op
r
r
Selecteer
scherpstelpunt
Selecteer
middelste
scherpstelpunt
Kies uit 6
kadergroottes
Herstel
oorspronkelijke
grootte
y
y
Kies uit 3
kadergroottes
z
z
73
5
Automatische scherpstelling
De scherpstelpuntweergave
De scherpstelpuntweergave verschilt volgens de optie geselec-
teerd voor Scherpstelling.
N
Scherpstelkaders worden getoond door kleine vierkantjes (), scherp-
stelgebieden door grote vierkanten.
AF modus
AF modus
r
r
ENKEL PUNT
ENKEL PUNT
y
y
ZONE
ZONE
z
z
GROOTHOEK/TRACKING
GROOTHOEK/TRACKING
Het aantal beschikbare pun-
ten kan worden geselecteerd
met behulp van
G
AF/MF
INSTELLINGEN> AANTAL
FOCUSPUNTEN.
Kies uit zones met 7 × 7,
5 × 5 of 3 × 3 scherpstel-
punten.
Plaats het scherpstelkader
over het onderwerp dat u
wilt volgen.
Automatische scherpstelling
Hoewel de camera is uitgerust met een uiterst nauwkeurig automatisch
scherpstellingssysteem, is het mogelijk dat er niet kan worden scherpgesteld
op onderstaande onderwerpen.
Zeer glimmende onderwerpen, zoals spiegels of autos.
Onderwerpen die zich achter een raam of andere re ecterende voorwerpen
bevinden.
Donkere onderwerpen en onderwerpen die licht absorberen in plaats van
re ecteren, zoals haar of vacht.
Niet tastbare onderwerpen, zoals rook of vuur.
Onderwerpen die vrijwel niet contrasteren met de achtergrond.
Onderwerpen die zich voor of achter een contrastrijk voorwerp bevinden
dat eveneens in het scherpstelkader valt (bijvoorbeeld een onderwerp tegen
een achtergrond met zeer contrasterende elementen).
74
5
Automatische scherpstelling
Scherpstelling controleren
Om in te zoomen op het huidige scherpstelge-
bied voor nauwkeurige scherpstelling, drukt u op
het midden van de achterste commandoschijf.
Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om
een ander scherpstelveld te kiezen. Druk op het
midden van de achterste commandoschijf om
inzoomen te annuleren.
Normale weergave Scherpstelzoom
N
In scherpstelmodus S kan zoom worden aangepast door aan de achter-
ste instelschijf te draaien.
De scherpstelstick kan worden gebruikt om het scherpstelgebied te
selecteren terwijl zoom in werking is.
Selecteer in scherpstelmodus S en dan r ENKEL PUNT voor
SCHERPSTELLING.
Scherpstelzoom is niet beschikbaar in de scherpstelmodus C of wanneer
G AF/MF INSTELLINGEN> PRE-AF is ingeschakeld.
Gebruik D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> FUNCTIE-INS. (Fn) om de
functie te veranderen die door het midden van de achterste instelschijf
wordt uitgevoerd. U kunt ook de standaardfunctie aan andere regelaars
toevoegen (P 248).
75
5
Handmatige scherpstelling
Pas de scherpstelling handmatig aan.
1
Draai de scherpstelmoduskeuzeknop
naar M.
j verschijnt in het scherm.
2
Stel handmatig scherp met de scherp-
stelring van de lens. Draai de ring
naar links om de scherpstelafstand
te verkleinen, naar rechts om deze te
vergroten.
3
Maak fotos.
N
Gebruik D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> SCHERPSTELRING om de
draairichting van de scherpstelring om te draaien.
Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling
gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.
76
5
Snelle scherpstelling
Om automatische scherpstelling te gebruiken om scherp te stellen op een
onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied, drukt u op de knop waar-
aan scherpstelvergrendeling of AF-AAN is toegewezen (de grootte van het
scherpstelgebied kan worden gekozen met de achterste commandoschijf).
In handmatige scherpstelmodus kunt u met deze functie snel scherpstellen
op een gekozen onderwerp met behulp van enkelvoudige of doorlopende
AF volgens de optie die is gekozen voor G AF/MF INSTELLINGEN> DIRECT
AF-INSTELLING.
77
5
Handmatige scherpstelling
Scherpstelling controleren
Verscheidene opties zijn beschikbaar voor het controleren van
scherpstelling in de handmatige scherpstelmodus.
De handmatige scherpstelindicator
De handmatige scherpstelindicator
geeft aan hoe dicht de scherpstelafstand
bij de afstand tot het onderwerp in de
scherpstelhaakjes ligt. De witte lijn duidt
de afstand tot het onderwerp in het
scherpstelgebied aan (in meters of feet
overeenkomstig de optie geselecteerd
voor D SCHERM SET-UP> EENHEDEN
AF-SCHAAL in het instellingenmenu),
de blauwe balk de scherptediepte, of
met andere woorden de afstand voor
of achter het onderwerp dat scherp in
beeld lijkt te zijn.
N
Als zowel AF-AFSTANDSINDICATOR als MF-AFSTANDSINDICATOR is
geselecteerd in het D SCHERM SET-UP> DISP. INST. OP MAAT-lijst, dan
kan de handmatige scherpstelindicator ook worden bekeken met behulp
van de scherptediepte-indicator in het standaardscherm. Gebruik de
DISP/BACK-knop om standaardindicators weer te geven.
Gebruik de G AF/MF INSTELLINGEN> SCHERPTEDIEPTESCHAAL
optie om te kiezen hoe diepte van het veld wordt weergegeven. Kies
BASIS FILMFORMAAT om u te helpen praktische evaluaties van de
scherptediepte te maken voor fotos die worden gezien als prenten
en dergelijke, en kies PIXELBASIS om u te helpen scherptediepte te
beoordelen voor fotos die met hoge resoluties zullen worden bekeken
op computers of andere elektronische beeldschermen.
Scherpstelafstand
(witte lijn)
Scherptediepte
78
5
Handmatige scherpstelling
Scherpstelzoom
Als AAN is geselecteerd voor G AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPSTELLOEP, zal de camera automatisch inzoomen op
het geselecteerde scherpstelgebied als aan de scherpstelring
wordt gedraaid. Druk op het midden van de achterste comman-
doschijf om zoom te verlaten.
N
Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld
te kiezen.
Als STANDAARD of FOCUS PIEK HIGHLIGHT is geselecteerd voor G AF/MF
INSTELLINGEN> HF ASSISTENTIE, kan zoom worden aangepast door aan
de achterste instelschijf te draaien. Zoom kan niet worden aangepast wanneer
DIGITAAL SPLITSEN BEELD of DIGITALE MICROPRISMA is geselecteerd.
HF-assistentie
Gebruik G AF/MF INSTELLINGEN> HF ASSISTENTIE om een
scherpstelcontrole-optie te kiezen.
N
Het HF ASSISTENTIE-menu kan worden weergegeven door het midden van
de achterste commandoschijf ingedrukt te houden.
De volgende opties zijn beschikbaar:
DIGITAAL SPLITSEN BEELD: Geeft een gesplitste
afbeelding in het midden van het beeld
weer. Kader het onderwerp in het gesplitste
beeldveld in en draai aan de scherpstelring
totdat de vier delen van het gesplitste
beeld juist zijn uitgelijnd.
DIGITALE MICROPRISMA: Een raster met de
nadruk op onscherpte wordt weergegeven
wanneer het onderwerp niet scherp in
beeld is en verdwijnt om te worden vervan-
gen door een scherp beeld wanneer het
onderwerp scherp in beeld is.
FOCUS PIEK HIGHLIGHT: Markeert contrastrijke
contouren. Draai aan de scherpstelring
totdat het onderwerp is gemarkeerd.
79
5
Gevoeligheid
Pas de gevoeligheid van de camera voor licht aan.
Gevoeligheid kan worden ingesteld
door de gevoeligheidsschijf op te tillen
en te draaien.
Gevoeligheid
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
A (auto)
Gevoeligheid wordt automatisch aangepast aan op-
nameomstandigheden volgens de gekozen optie voor
A OPNAME-INSTELLINGEN> ISO AUTOM.INSTELLING.
Kies uit AUTO1, AUTO2 en AUTO3.
C (commando)
Draai aan de voorste instelschijf om te kiezen uit waarden van 80
tot 51200. Dit bereik omvat “uitgebreide waarden van 80 tot 125,
25600 en 51200. Houd er rekening mee dat door “uitgebreide
waarden het dynamisch bereik kan verminderen of vlekken kunnen
vermeerderen.
160–12800
Pas gevoeligheid handmatig aan. Geselecteerde waarde wordt in
het scherm weergegeven.
Gevoeligheid aanpassen
Hoge waarden kunnen worden gebruikt om beelden minder wazig te maken
als er weinig verlichting is, terwijl lagere waarden zorgen voor langere sluitertij-
den of een wijdere opening van het diafragma bij fel licht. Let erop dat spikkels
kunnen verschijnen in fotos met een hoge gevoeligheid.
80
5
Gevoeligheid
Automatische gevoeligheid (A)
Gebruik A OPNAME-INSTELLINGEN> ISO AUTOM.INSTELLING.
om de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale
sluitertijd voor de A-positie op de gevoeligheidsschijf te kiezen.
Instellingen voor AUTO1, AUTO2 en AUTO3 kunnen afzonderlijk
worden opgeslagen; de standaardinstellingen worden hieron-
der getoond.
Item
Item
Opties
Opties
Standaard
Standaard
AUTO1
AUTO1
AUTO2
AUTO2
AUTO3
AUTO3
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID 160–12800 160
MAX. GEVOELIGHEID 400–12800 800 1600 3200
MIN. SLUITERSNELH ⁄–¼ SEC, AUTO ⁄SEC
De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de
standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen
verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd
voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselec-
teerd voor MIN. SLUITERSNELH.
N
Als de waarde geselecteerd voor BASISINSTEL. GEVOELIGHEID hoger
is dan de waarde geselecteerd voor MAX. GEVOELIGHEID, wordt
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID ingesteld op de waarde geselecteerd
voor MAX. GEVOELIGHEID.
De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan MIN.
SLUITERSNELH als fotos nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de
waarde geselecteerd voor MAX. GEVOELIGHEID.
Als AUTO is geselecteerd voor MIN. SLUITERSNELH, de camera kiest
automatisch een minimale sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de inver-
sie van de lensbrandpuntafstand in seconden (bijvoorbeeld, als de lens
een brandpuntafstand van 50mm heeft, kiest de camera een minimale
sluitertijd in de buurt van ⁄s). De minimale sluitertijd wordt niet beïn-
vloed door de optie geselecteerd voor beeldstabilisatie.
81
5
Lichtmeting
Kies hoe de camera de belichting meet.
A OPNAME-INSTELLINGEN> LICHTMEETSYSTEEM biedt een
keuze uit de volgende lichtmetingsopties:
O
De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G AF/MF
INSTELLINGEN> INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. op UIT staat.
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
o
(meervoudig)
De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse van
de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbevolen
voor de meeste situaties.
p
(middenmeting)
De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht toe
aan het gebied in het midden.
v
(spot)
De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het beeld,
in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal. Aangeraden
bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en in andere gevallen
waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is dan het
belangrijkste onderwerp.
w
(gemiddeld)
De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van het
gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere fotos met
hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van
landschappen en het maken van portretten van onderwerpen met
witte of zwarte kleding.
82
5
Belichtingscorrectie
Pas de belichting aan.
Draai aan de belichtingscompensatie-
schijf.
N
De hoeveelheid beschikbare compensatie varieert met de opnamemodus.
Belichtingscompensatie kan vooraf in het opnamescherm worden bekeken,
hoewel de kans bestaat dat het e ect niet zichtbaar is in het scherm als:
-
de hoeveelheid belichtingscorrectie bedraagt meer dan ± 3 EV,
-
W 200% of X 400% is geselecteerd voor DYNAMISCH BEREIK of
-
STERK of ZWAK is geselecteerd voor PRIORITEIT D-BEREIK.
De belichtingscorrectie nog steeds vooraf kan worden bekeken in de
zoeker of LCD-monitor door de ontspanknop half in te drukken. In  lm-
modus bestaat de kans dat het scherm de e ecten van belichtingscor-
rectie die nauwkeurig weergeeft wanneer W 200% of X 400% is
geselecteerd voor F DYNAMISCH BEREIK of AAN is geselecteerd voor
F-Log OPNAME. Een nauwkeurig voorbeeld kan worden verkregen
door de M-modus en de belichting direct aan te passen.
83
5
Belichtingscorrectie
C (Aangepast)
Wanneer de belichtingscompensatieschijf
gedraaid wordt naar C, kan belichtings-
compensatie worden aangepast door het
draaien aan de voorste commandoschijf.
N
De voorste commandoschijf kan worden gebruikt om de belichtings-
compensatie op waarden tussen −5 en +5EV in te stellen.
De functie die wordt uitgevoerd door de voorste instelschijf kan worden
geselecteerd door de knop Fn2 ingedrukt te houden.
84
5
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling
Stel scherp en vergrendel de belichting wanneer de ont-
spanknop half wordt ingedrukt.
1
Positioneer het onderwerp in het
midden van het scherpstelkader en
druk de ontspanknop half in om de
scherpstelling en de belichting te
vergrendelen. De scherpstelling en de
belichting blijven vergrendeld zolang
de ontspanknop half ingedrukt blijft
(AF/AE-vergrendeling).
2
Druk de knop volledig in.
N
Scherpstelvergrendeling met behulp van de ontspanknop is alleen be-
schikbaar als ON is geselecteerd voor
D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
SLUITER AF, SLUITER AE.
85
5
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling
Overige bedieningen
Als u op de knop AE-L/AF-L drukt, worden
zowel de focus als de belichting vergren-
deld.
Terwijl de toegewezen bedienings-
knop wordt ingedrukt, zal door het
half indrukken van de ontspanknop de
vergrendeling niet worden beëindigd.
AE-L/AF-L-knop
(AE/AF-vergrendeling)
Als AE/AF-VERG AAN/UIT is geselecteerd voor D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> MODUS AE/AF-VERG., kan de ver-
grendeling alleen worden beëindigd door de bediening nog-
maals in te drukken.
N
De AE-L/AF-L-knop kan aan andere functies worden toegewezen met
behulp van D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> FUNCTIE-INS. (Fn).
Belichting en scherpstelvergrendeling kunnen ook aan andere func-
tieknoppen worden toegewezen (P 248).
Belichtings- en scherpstelvergrendeling kunnen afzonderlijk worden
gebruikt door ze toe te wijzen aan verschillende functieknoppen.
86
5
Afbakening
Varieer instellingen automatisch voor een serie fotos.
1
Druk op de knop DRIVE en selecteer
de gewenste bracketingoptie in het
drive-standmenu.
2
Maak fotos.
W ISO BKT
Selecteer een bracketinghoeveelheid (±⁄, ±⁄ of ±1) in de
drivemodusweergave. Telkens wanneer de ontspanknop wordt
losgelaten, maakt de camera een foto met de huidige gevoelig-
heid en verwerkt de camera ze tot twee extra kopieën, een met
een verhoogde gevoeligheid en de andere met een gevoelig-
heid verlaagd met de geselecteerde hoeveelheid.
V WITBALANS BKT
Selecteer een bracketinghoeveelheid (±1, ±2 of ±3) in de dri-
vemodusweergave. Elke keer dat de ontspanknop wordt inge-
drukt, maakt de camera één opname en verwerkt deze dan om
drie kopieën te maken: één met de huidige witbalans, één met
jnafstelling verhoogd met de geselecteerde hoeveelheid, en
een andere met  jnafstelling verminderd met de geselecteerde
hoeveelheid.
87
5
Afbakening
s BKT
O AE BKT
Gebruik A OPNAME-INSTELLINGEN> AE-REEKS INSTELLING
om de bracketinghoeveelheid, bracketingvolgorde en het
aantal fotos te kiezen. Telkens als er op de ontspanknop wordt
gedrukt, neemt de camera het gespeci ceerde aantal fotos: een
foto met behulp van de gemeten waarde voor belichting en de
andere onder- en overbelicht met meervouden van de geselec-
teerde afbakeningshoeveelheid.
N
Ongeacht de afbakeningshoeveelheid, zal de belichting niet hoger zijn
dan de grenzen van het meetsysteem voor belichting.
X FILMSIMULATIE BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, neemt de
camera een foto en verwerkt hij deze om kopieën te maken met
verschillende  lmsimulatie-instellingen, die gekozen zijn met
behulp van A OPNAME-INSTELLINGEN> FILMSIMULATIE BKT.
Y DYNAMISCH BEREIK BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de
camera drie fotos met verschillende dynamische bereiken: 100%
voor de eerste, 200% voor de tweede en 400% voor de derde.
N
Hoewel de afbakening van het dynamisch bereik geactiveerd is, zal de gevoe-
ligheid beperkt zijn tot minimaal ISO640; de gevoeligheid die voorheen van
kracht was wordt hersteld zodra de afbakening eindigt.
88
5
Z FOCUS BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de
camera een reeks fotos waarbij de scherpstelling wordt afge-
wisseld bij elke opname. Het item A OPNAME-INSTELLINGEN>
INSTELLING FOCUS BKT biedt een keuze uit HANDMATIG en
AUTO bracketing.
N
Pas zoom niet aan tijdens het fotograferen.
Het is raadzaam een statief te gebruiken.
HANDMATIG
HANDMATIG
In de modus HANDMATIG kiest u het volgende.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FOTO'S Kies het aantal opnamen.
STAP Kies de mate van scherpstelverandering voor elke opname.
INTERVAL Kies het interval tussen opnamen.
AUTO
AUTO
In de modus AUTO berekent de camera automatisch FOTO’S en
STAP.
1
Selecteer A OPNAME-INSTELLINGEN in het opnamemenu,
markeer INSTELLING FOCUS BKT en druk op MENU/OK.
2
Selecteer AUTO en kies een INTERVAL.
Het beeld dat zichtbaar is door het objectief wordt weergege-
ven.
3
Stel scherp op het dichtstbijzijnde
einde van het onderwerp en druk op
MENU/OK.
De geselecteerde focusafstand ver-
schijnt als A op de focusafstandsindi-
cator.
INSTELLEN
PUNT B INSTELLEN
PUNT A INSTELLEN
CONTROLEER DE FOCUSRING
INSTELLING FOCUS BKT
N
Hetzelfde focusbereik kan worden gekozen door eerst te focussen op
het verste uiteinde van het onderwerp.
89
5
Afbakening
4
Stel scherp op het verste uiteinde van
het onderwerp en druk op DISP/BACK.
De geselecteerde focusafstand (B) en
focusbereik (A tot B) verschijnen op de
focusafstandsindicator.
INSTELLEN
PUNT A INSTELLEN
CONTROLEER DE FOCUSRING
PUNT B INSTELLEN
INSTELLING FOCUS BKT
N
In plaats van op de knop DISP/BACK te drukken, kunt u op MENU/OK
drukken en opnieuw A selecteren.
5
Maak foto's.
De camera berekent automatisch de
waarden voor FOTO'S en STAP. Het
aantal fotos verschijnt op het scherm.
AFBREKEN
90
5
Doorlopend fotograferen (seriemodus)
Leg beweging vast in een serie fotos.
1
Druk op de DRIVE-knop en selecteer
DOORLOPEND R of CONTINU in het
drive-standmenu.
O
Voordat u foto's maakt in de modus DOORLOPEND R, selecteert u
s ELEKTRONISCHE SLUITER voor A OPNAME-INSTELLINGEN>
SLUITERTYPE.
2
Kies de beeldsnelheid en druk de ontpanknop in om te begin-
nen met opnemen.
Het fotograferen eindigt wanneer de ontspanknop wordt los-
gelaten of de geheugenkaart vol is.
O
Als de bestandsnummering 9999 bereikt voordat het fotograferen is
voltooid, worden de resterende fotos opgeslagen in een nieuwe map.
De opname eindigt wanneer de geheugenkaart vol is; de camera legt
alle fotos vast tot op dat punt. Serieopname wordt mogelijk niet gestart
als de beschikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende is.
Beeldsnelheden kunnen traag zijn als er meer fotos worden gemaakt.
Beeldsnelheid varieert afhankelijk de scène, sluitertijd, gevoeligheid en
scherpstelmodus.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen beeldsnelheden
traag zijn of  itst de  itser niet.
Opnametijden kunnen toenemen tijdens serieopnamen.
Belichting
Om de belichting per foto te variëren, selecteert u OFF voor D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> SLUITER AE.
N
Afhankelijk van factoren zoals diafragma, gevoeligheid en belichtingscor-
rectie, wordt de belichting mogelijk niet automatisch aangepast.
91
5
HDR
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt
de camera drie opnamen, telkens bij verschillende belich-
tingen, en combineert deze tot één foto. De resulterende
foto behoudt details in highlights en schaduwen.
1
Druk op de DRIVE-knop en selecteer
HDR in het drive-standmenu.
2
Kies de mate van helderheid van de belichting.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
HDR AUTO
Dynamisch bereik wordt automatisch ingesteld op een waar-
de van 200% tot 800%.
HDR200 Dynamisch bereik is ingesteld op 200%.
HDR400 Dynamisch bereik is ingesteld op 400%.
HDR800 Dynamisch bereik is ingesteld op 800%.
HDR PLUS
Camera-instellingen worden aangepast voor maximale varia-
tie in dynamisch bereik.
3
Maak fotos.
De camera maakt een gecombineerd beeld.
92
5
HDR
O
Houd de camera stabiel.
De gewenste resultaten worden mogelijk niet behaald bij bewegingen
van het onderwerp of wanneer de compositie of belichting verandert
tijdens het opnemen.
De foto wordt heel weinig bijgesneden en de resolutie daalt licht.
Spikkels kunnen verschijnen op fotos die met hogere waarden zijn
gemaakt. Kies een waarde overeenkomstig de scène.
„Uitgebreide gevoeligheidswaarden worden niet ondersteund.
Afhankelijk van de opties die zijn geselecteerd voor HDR en gevoe-
ligheid, worden foto's mogelijk niet gemaakt met de geselecteerde
sluitertijd.
De  itser  itst niet.
N
HDR-afbeeldingen worden tijdens het afspelen aangegeven met een
t-pictogram.
93
5
Meervoudige belichtingen
Maak een foto die meerdere belichtingen combineert.
1
Druk op de DRIVE-knop en selecteer
MULTI-BELICHTING in het drive-stand-
menu.
2
Maak de eerste foto.
3
Druk op MENU/OK. De eerste foto wordt
bovenaan in het beeld weergegeven
door de lens en u wordt gevraagd om
de tweede foto te maken.
N
Om terug te keren naar de vorige stap
en de eerste foto opnieuw te nemen,
duwt u de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) naar links.
Druk op DISP/BACK om de eerste foto
op te slaan zonder een meervoudige
belichting te maken.
VERLATEN
OPNIEUW PROBEREN
VOLGENDE
4
Maak de tweede foto met behulp van
het eerste beeld als leidraad.
VERLATEN
94
5
Meervoudige belichtingen
5
Druk op MENU/OK.
De gecombineerde belichtingen
worden weergegeven als richtlijn voor
het samenstellen van de volgende
opname.
VERLATEN
OPNIEUW PROBEREN
N
Om terug te keren naar de vorige stap en de tweede foto opnieuw
te nemen, duwt u de scherpstellingstok naar links.
Om het opnemen te beëindigen en een multi-belichting te maken
van de opnamen die tot nu toe zijn gemaakt, drukt u op DISP/BACK.
6
Maak extra belichtingen.
Elke foto kan tot maximaal negen belichtingen bevatten.
7
Druk op DISP/BACK om het opnemen te beëindigen.
De camera maakt het gecombineerde beeld en het opnemen
met multi-belichting eindigt.
O
Meerdere belichtingen kunnen niet worden opgenomen via tether-opname
(P 235).
N
Gebruik A OPNAME-INSTELLINGEN> CTRL MEERVOUDIGE
BELICHTNG om te kiezen hoe de belichtingen worden gecombineerd.
95
5
Geavanc.  lter
Maak fotos met  ltere ecten.
1
Druk op de DRIVE-knop en selecteer
GEAVANC. FILTER in het drive-stand-
menu.
2
Kies een  lter.
3
Maak fotos.
96
5
Geavanc.  lter
Geavanceerde  lteropties
Kies uit de volgende  lters:
Filter
Filter
Beschrijving
Beschrijving
G SPEELGOEDCAMERA
Kies voor een retro speelgoedcamera-eff ect.
H MINIATUUR
De boven- en onderzijden van fotos worden onscherp
gemaakt voor een diorama-eff ect.
I POP-KLEUR
Maak beelden met hoog contrast met verzadigde
kleuren.
J HIGH-KEY
Creëer heldere beelden met een laag contrast.
Z LAAG-TOON
Creëer uniforme donkere tonen met enkele gebieden
die over opgelichte vlakken beschikken.
K
DYNAMISCHE KLEURTOON
Dynamische kleurtoonexpressie wordt gebruikt voor een
fantasie-eff ect.
X ZACHTE FOCUS
Creëer een look die gelijkmatig zacht is over het hele
beeld.
u
GEDEELTE KLEUR (ROOD)
Delen van het beeld die de geselecteerde kleur hebben,
worden opgenomen in die kleur. Alle andere delen van
het beeld worden in zwart-wit vastgelegd.
v
GEDEELTE KLEUR (ORANJE)
w
GEDEELTE KLEUR (GEEL)
x
GEDEELTE KLEUR (GROEN)
y
GEDEELTE KLEUR (BLAUW)
z
GEDEELTE KLEUR (PAARS)
N
Afhankelijk van het onderwerp en de camera-instellingen kunnen
beelden in sommige gevallen korrelig zijn of variëren in helderheid of
kleurtoon.
97
De opnamemenus
98
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Pas de instellingen voor de beeldkwaliteit aan.
Druk op MENU/OK in de opname-
weergave en selecteer het tabblad
H(INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT)
om de instellingen voor beeldkwaliteit
weer te geven.
VERLATEN
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
MONOCHROOM KLEUR
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.
BEELDGROOTTE
Selecteer het formaat en de beeldverhouding van de te maken
foto’s.
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
O 3 : 2
6240 × 4160
O 16 : 9
6240 × 3512
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
O 1 : 1
4160 × 4160
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
P 3 : 2
4416 × 2944
P 16 : 9
4416 × 2488
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
P 1 : 1
2944 × 2944
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
Q 3 : 2
3120 × 2080
Q 16 : 9
3120 × 1760
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
Q 1 : 1
2080 × 2080
De volgende opties zijn beschikbaar in SPORTZOEKERMODUS
en wanneer 1.25X BSN. is geselecteerd in de seriestand.
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
P 3 : 2
4992 × 3328
P 16 : 9
4992 × 2808
Optie
Optie
Beeldformaat
Beeldformaat
P 1 : 1
3328 × 3328
N
BEELDGROOTTE wordt niet teruggesteld als de camera wordt uitge-
schakeld of als er een andere opnamemodus wordt geselecteerd.
99
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDKWALITEIT
Selecteer een bestandsformaat en een compressieverhouding.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FINE
Lage compressieverhoudingen worden gebruikt voor afbeeldingen
van hogere kwaliteit.
NORMAL
Hogere compressieverhoudingen worden gebruikt om het aantal
afbeeldingen dat kan worden opgeslagen te verhogen.
FINE+RAW Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met fi jne kwaliteit vast.
NORMAL+RAW Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met normale kwaliteit vast.
RAW Alleen RAW-afbeeldingen vastleggen.
De functieknoppen
Om RAW-beeldkwaliteit aan of uit te zetten voor een enkele foto, wijst u RAW
toe aan een functieknop (P 248). Druk eenmaal op de knop om de optie in
de rechterkolom te selecteren, nogmaals om naar de oorspronkelijke instelling
terug te keren (linkerkolom).
Optie die momenteel is geselecteerd voor
Optie die momenteel is geselecteerd voor
BEELDKWALITEIT
BEELDKWALITEIT
Optie geselecteerd door indrukken van
Optie geselecteerd door indrukken van
functieknop waaraan
functieknop waaraan
RAW
RAW
is toegewezen
is toegewezen
FINE FINE+RAW
NORMAL NORMAL+RAW
FINE+RAW FINE
NORMAL+RAW NORMAL
RAW FINE
100
6
RAW OPNAME
Kies of u RAW-beelden wenst te comprimeren.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
GEDECOMPRIMEERD RAW-beelden worden niet gecomprimeerd.
VERLIESVRIJ
GECOMPRIM.
RAW-beelden worden gecomprimeerd met een omkeerbaar
algoritme dat de bestandsgrootte vermindert zonder verlies van
beeldgegevens. De beelden kunnen worden bekeken in Capture
One Express Fujifi lm (P 289), RAW FILE CONVERTEREX (P 289),
FUJIFILM X RAW STUDIO (P 290) of met andere software die
“lossless” RAW-compressie ondersteunt.
FILMSIMULATIE
Boots de e ecten van verschillende  lmsoorten na, waaronder
zwart-wit (met of zonder kleur lters). Kies een palet op basis
van uw onderwerp en creatieve bedoelingen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
c PROVIA/STANDAARD
Ideaal voor een groot aantal onderwerpen.
d Velvia/LEVENDIG
Levendige weergave, ideaal voor landschap en natuur.
e ASTIA/LAAG
Zachtere kleuren en contrast voor zachtere details.
i CLASSIC CHROME
Zachte kleur & beter schaduwcontrast voor een rustig eff ect.
g PRO Neg.Hi
Ideaal voor portret met iets sterker contrast.
h PRO Neg. Std
Ideaal voor portret met zachte gradaties en huidtinten.
g
KLASSIEK Neg.
Verbeterde kleur met harde tonaliteit om beelddiepte te
verhogen.
X ETERNA/CINEMA
Zachte kleuren en rijke schaduwtint geschikt voor echte
lmlook.
101
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
a ACROS
Neem op in zwart-wit, met vlijmscherpe details. V
erkrijg-
baar met gele (Ye), rode (R) en groene (G) fi lters die grijstinten
verdiepen die overeenkomen met tinten complementair aan de
geselecteerde kleur.
ACROS+GEELFILTER: Verhoogt contrast wat en maakt luchten
donkerder.
ACROS+ROODFILTER: Verhoogt contrast en maakt luchten
veel donkerder.
ACROS+GROENFILTER: Produceert prettige huidtinten in
portretten.
b MONOCHROOM
Maakt opnamen in zwart-wit. V
erkrijgbaar met gele (Ye), rode
(R) en groene (G) fi lters die grijstinten verdiepen die overeenko-
men met tinten complementair aan de geselecteerde kleur.
MONOCHROOM+GEELFILTER: Verhoogt contrast wat en maakt
luchten donkerder.
MONOCHROOM+ROODFILTER: Verhoogt contrast en maakt
luchten veel donkerder.
MONOCHROOM+GROENFILTER:
Produceert prettige huidtin-
ten in portretten.
f SEPIA
Maakt opnamen in sepiatint.
N
Opties voor  lmsimulatie kunnen worden gecombineerd met de instel-
lingen voor tinten en scherpte.
Instellingen voor  lmsimulatie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
240).
Voor meer informatie bezoekt u:
http://fujifilm-x.com/en/x-stories/the-world-of-film-simulation-episode-1/
102
6
MONOCHROOM KLEUR
Voeg een roodachtige of blauwachtige
tint (warme of koele kleurzweem) toe
aan a ACROS en b MONOCHROOM
monochrome  lmsimulaties. Kleur kan
worden aangepast op de assen WARM
COOL en G (groen) –M (magenta).
INSTELLEN
MONOCHROOM KLEUR
KORRELEFFECT
Voeg een  lmkorrele ect toe.
RUWHEID
RUWHEID
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
STERK Kies voor een ruwer fi lmkorreleff ect.
ZWAK Kies voor een gladder fi lmkorreleff ect.
UIT Schakel het eff ect uit.
GROOTTE
GROOTTE
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
GROOT Kies voor een grover fi lmkorreleff ect.
KLEIN Kies voor een fi jner fi lmkorreleff ect.
103
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
CHROOM KLEUREFFECT
Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het renderen
van kleuren die over het algemeen erg verzadigd zijn, zoals
rood, geel en groen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
STERK Kies voor een sterk eff ect.
ZWAK Kies voor een zwak eff ect.
UIT Schakel het eff ect uit.
KLEUR CHROOM FX BLAUW
Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het renderen
van blauwe kleuren.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
STERK Kies voor een sterk eff ect.
ZWAK Kies voor een zwak eff ect.
UIT Schakel het eff ect uit.
104
6
WITBALANS
Kies een witbalansoptie die overeenkomt met de lichtbron voor
natuurlijke kleuren.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO Witbalans wordt automatisch aangepast.
k/l/m
Meet een waarde voor witbalans.
k
Kies een kleurtemperatuur.
i
Voor onderwerpen in direct zonlicht.
j
Voor onderwerpen in de schaduw.
k
Gebruik dit onder daglicht”-tl-buizen.
l
Gebruik dit onder “warm-witte” tl-buizen.
m
Gebruik dit onder “koelwitte” tl-buizen.
n
Gebruik dit onder gloeilampverlichting.
g
Vermindert de blauwe tint die bij onderwaterverlichting vaak te
zien is.
N
In situaties waarin AUTO niet de gewenste resultaten levert—bijvoor-
beeld onder bepaalde soorten licht of in close-ups of portretonderwer-
pen—gebruik een aangepaste witbalans of kies een witbalansoptie die
past bij de lichtbron.
De witbalans wordt alleen aangepast voor de  itser in de modi AUTO
en g. Schakel de  itser uit als u fotos met andere witbalansopties wilt
maken.
Witbalansopties zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (P 240).
105
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Witbalans verfi jnen
Drukken op MENU/OK na het selecteren
van een witbalansoptie geeft een ven-
ster voor  jnafstelling weer; gebruik de
scherpstellingstok (scherpstelhendel)
om de witbalans te ver jnen.
WB VERSCHUIVING
INSTELLEN
N
Druk, om af te sluiten zonder  jnafstelling voor witbalans, op DISP/BACK
nadat een witbalansoptie is geselecteerd.
De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kantelt niet diagonaal.
Aangepaste witbalans
Kies k, l of m om de witbalans aan
te passen aan ongebruikelijke lichtom-
standigheden met behulp van een wit
voorwerp als referentie (gekleurde
voorwerpen kunnen ook worden ge-
bruikt om fotos een kleurzweem te
geven). Er wordt een witbalansdoel weergegeven; kadreer een
wit object zodat het scherm wordt gevuld en druk de ontspan-
knop helemaal in om de witbalans te meten (om de meest
recente waarde te selecteren en af te sluiten zonder de witba-
lans te meten, druk op DISP/BACK of druk op MENU/OK om de
meest recente waarde te selecteren en het venster voor  jnaf-
stelling weer te geven).
Als “VOLTOOID!” wordt weergegeven, druk
dan op MENU/OK om de witbalans in te
stellen op de gemeten waarde.
Wanneer “ONDER” wordt weergegeven, ver-
hoog dan de belichtingscompensatie
en probeer het opnieuw.
Wanneer “OVER” wordt weergegeven, ver-
laagt u de belichtingscompensatie en probeert u het opnieuw.
NIET WIJZIGENVERSCHUIVEN
AANGEPAST 1
ONTSPANNER : NIEUWE WB
VOLTOOID!
OK ANNULEREN
106
6
k: Kleurtemperatuur
Het veranderen van de kleurtemperatuur verandert de algehele tint.
N
De kleurtemperatuur kan worden aangepast om foto's „warmer of „kou-
der te maken of opzettelijk kleuren te produceren die radicaal verschillen
van die in het echte leven.
1
Selecteer k in het witbalansmenu.
Een lijst met kleurtemperaturen wordt
weergegeven.
R:0 B:0
WITBALANS
INSTELLEN VERSCHUIVEN
KLEURTEMPERATUUR
2
Markeer een kleurtemperatuur met de
scherpstelstick (scherpstelhendel) en
druk op MENU/OK.
Er wordt een ver jningsventster weer-
gegeven.
VERSCHUIVING
INSTELLEN
KLEURTEMPERATUUR
N
U kunt de kleurtemperatuur ook aanpassen in stappen van 10K
door aan de achterste instelschijf te draaien.
Druk, om af te sluiten zonder  jnafstelling voor witbalans, op
DISP/BACK nadat er een kleurtemperatuur is gekozen.
3
Markeer een hoeveelheid  jnafstemming met de scherpstel-
lingstok.
4
Druk op MENU/OK.
De wijzigingen worden toegepast.
De geselecteerde kleurtemperatuur
verschijnt op het scherm.
107
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Kleurtemperatuur
De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een
lichtbron, gemeten in Kelvin (K). Lichtbronnen met een kleurtemperatuur die
lijkt op die van direct zonlicht worden wit getoond; lichtbronnen met een
lagere kleurtemperatuur krijgen een gele of rode gloed en lichtbronnen met
een hogere lichttemperatuur worden blauw getint.
DYNAMISCH BEREIK
Regel het contrast. Kies lagere waarden om het contrast te ver-
hogen als u binnenshuis of onder een bewolkte hemel fotogra-
feert, hogere waarden vermindert het verlies aan detail in hoge
lichten als u contrastrijke onderwerpen fotografeert. Hogere
waarden zijn aanbevolen voor onderwerpen waarin zowel zon-
licht als diepe schaduwen voorkomen, voor onderwerpen met
hoge contrasten zoals op water re ecterend zonlicht, helder
verlichte herfstbladeren, portretfotos met een blauwe lucht als
achtergrond en witte voorwerpen of mensen in witte kleren.
Opties
Opties
AUTO
V 100% W 200% X 400%
O
Spikkels kunnen verschijnen op fotos die met hogere waarden zijn
gemaakt. Kies een waarde overeenkomstig de scène.
N
Als AUTO is geselecteerd, kiest de camera automatisch V 100% of
W 200%, afhankelijk van het beeld en de opnameomstandigheden.
De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven wanneer de ont-
spanknop half wordt ingedrukt.
W 200% is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,
X 400% bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.
108
6
PRIORITEIT D-BEREIK
Verminder verlies van details in hoge lichten en schaduwen
voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen van onderwer-
pen met veel contrast.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO
Het contrast wordt automatisch aangepast in reactie op de
lichtomstandigheden.
STERK
Pas het dynamisch bereik aan met een grote hoeveelheid voor
onderwerpen met zeer veel contrast.
ZWAK
Pas het dynamisch bereik aan met een kleinere hoeveelheid voor
onderwerpen met gemiddeld contrast.
UIT Contrastvermindering uit.
N
ZWAK is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,
STERK bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.
Wanneer een andere optie dan UIT is geselecteerd, worden HIGHLIGHT
TINT, SCHADUWTINT en DYNAMISCH BEREIK automatisch aangepast;
als u deze instellingen handmatig wilt aanpassen, kies UIT.
TOONCURVE
Met betrekking tot een tooncurve,
gebruikt u de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om het uiterlijk van
highlights of schaduwen aan te passen,
waardoor ze harder of zachter worden.
Kies hogere waarden om schaduwen
en highlights harder te maken, lagere
waarden om ze zachter te maken.
ANNULERENOK
HOOGTEPUNTEN
SCHADUWEN
TOONCURVE
Opties
Opties
2−1 0 +1+2+3+4
109
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
KLEUR
Kleurdichtheid aanpassen. Kies hogere waarden om de verzadi-
ging te verhogen, lagere waarden om deze te verlagen.
Opties
Opties
−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4
SCHERPTE
Contouren verscherpen of verzachten. Kies hogere waarden
voor scherpere contouren, lagere waarden voor zachtere con-
touren.
Opties
Opties
−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4
RUISONDERDRUKKING
Verminder de ruis in fotos die bij hoge gevoeligheden zijn
genomen. Kies hogere waarden om ruis en vloeiende omtrek-
ken te verminderen, lagere waarden om omtrekken zichtbaar te
laten.
Opties
Opties
−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4
110
6
ZUIVERHEID
Verhoog de de nitie terwijl u de tonen in highlights en schadu-
wen zo min mogelijk wijzigt. Kies hogere waarden voor hogere
de nitie, lagere waarden voor een zachter e ect.
Opties
Opties
−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5
L BEL. RO
Selecteer AAN om spikkels in langdurige belichtingen te ver-
minderen.
Opties
Opties
AAN UIT
LENSMODLTIE OPTM.
Selecteer AAN om de de nitie te verbeteren door aanpassing
voor di ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de
rand van de lens.
Opties
Opties
AAN UIT
KLEURR
Kies het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleurreproductie.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
sRGB Aanbevolen voor de meeste situaties.
Adobe RGB Voor commercieel drukwerk.
111
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
PIXELMAPPING
Gebruik deze optie als u lichtpuntjes in uw fotos opmerkt.
1
Druk op MENU/OK in de opnameweergave en selecteer het tab-
blad H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT.
2
Markeer PIXELMAPPING en druk op MENU/OK om pixelmapping
uit te voeren.
O
Resultaten worden niet gegarandeerd.
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u met pixelmapping
begint.
Pixelmapping is niet beschikbaar wanneer de temperatuur van de
camera verhoogd is.
Verwerking kan enkele seconden duren.
KIES INST. OP MAAT
Instellingen kunnen worden herroepen vanuit alle zeven ban-
ken met aangepaste instellingen.
Banken
Banken
AANGEPAST 1 AANGEPAST 2 AANGEPAST 3 AANGEPAST 4
AANGEPAST 5 AANGEPAST 6 AANGEPAST 7
112
6
BEW/BEW INST. OP M
U kunt 7 sets met aangepaste camera-instellingen opslaan
voor veelvoorkomende situaties. Opgeslagen instellin-
gen kunnen worden teruggehaald met H INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT> KIES INST. OP MAAT.
1
Selecteer H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT in het opname-
menu en markeer daarna BEW/BEW INST. OP M, en druk op
MENU/OK.
2
Markeer een bank met aangepaste
instellingen en druk op MENU/OK om te
selecteren.
2 AANPASSING OP MAAT
3 AANPASSING OP MAAT
BEW/BEW INST. OP M
1 AANPASSING OP MAAT
4 AANPASSING OP MAAT
5 AANPASSING OP MAAT
6 AANPASSING OP MAAT
7 AANPASSING OP MAAT
3
Markeer BEWERKEN en druk op
MENU/OK.
Een lijst met opties voor het opname-
menu wordt weergegeven.
2 AANPASSING OP MAAT
3 AANPASSING OP MAAT
BEW/BEW INST. OP M
1 AANPASSING OP MAAT
4 AANPASSING OP MAAT
5 AANPASSING OP MAAT
6 AANPASSING OP MAAT
7 AANPASSING OP MAAT
AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN
BEWERKEN
RESET
ACT. INST. OPSL
N
Markeer, om huidige camera-instellingen op te slaan in de geselec-
teerde bank, ACT. INST. OPSL en druk op MENU/OK.
Om de standaardinstellingen terug te zetten voor de huidige bank,
selecteert u RESET.
Namen van banken kunnen worden aangepast met behulp van
AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN.
4
Markeer een item dat u wilt opslaan in
de bank met aangepaste instellingen
en druk op MENU/OK.
Pas de instellingen voor het geselec-
teerde item aan.
VERLATEN
BEELDGROOTTE
1 AANPASSING OP MAAT
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
MONOCHROOM KLEUR
113
6
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
5
Druk op MENU/OK om de wijzigingen in het geselecteerde item
op te slaan en terug te keren naar de lijst met menu-items.
Pas extra items naar wens aan.
6
Als u op DISP/BACK in de lijst met me-
nu-items drukt, wordt een bevesti-
gingsvenster weergegeven. Markeer
OK en druk op MENU/OK om de instel-
lingen op te slaan in de geselecteerde
bank.
AFBREKEN
ANNULEREN
OK
OP MAAT 1 GOED INGESTELD?
INST. OP MAAT OPSLAAN
114
6
AF/MF INSTELLINGEN
Pas de scherpstelinstellingen aan.
Om de scherpstelinstellingen aan te
passen, drukt u op MENU/OK in de opna-
meweergave en selecteert u het tabblad
G (AF/MF INSTELLINGEN).
VERLATEN
AF/MF INSTELLINGEN
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
AANTAL FOCUSPUNTEN
PRE-AF
AF-HULPLICHT
SCHERPSTELGEBIED
AF-PUNTDISPLAY
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.
SCHERPSTELGEBIED
Kies het scherpstelgebied voor de automatische scherpstelling,
handmatige scherpstelling en scherpstelzoom.
115
6
AF/MF INSTELLINGEN
SCHERPSTELLING
Kies de AF modus voor de scherpstelmodi S en C.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
r
ENKEL PUNT
De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt. Het aantal beschikbare scherpstelpunten kan wor-
den geselecteerd met behulp van G AF/MF INSTELLINGEN>
AANTAL FOCUSPUNTEN. Gebruik deze optie om scherp te
stellen op een geselecteerd onderwerp.
y
ZONE
De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelgebied. Scherpstelgebieden bevatten meerdere scherp-
stelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen
op bewegende onderwerpen.
z
GROOTHOEK/
TRACKING
In scherpstelmodus S stelt de camera automatisch scherp op
contrastrijke onderwerpen; de gebieden waarop wordt scherpge-
steld worden in het scherm weergegeven.
In scherpstelmodus C traceert de camera scherpstelling op het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt terwijl de sluiter-
knop half wordt ingedrukt.
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op kleine voorwerpen of
snel bewegende onderwerpen.
j
ALLE
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweer-
gave van het scherpstelpunt (P 72, 73) om in deze volgorde
door de AF-modi te roteren: r ENKEL PUNT, y ZONE, en
z GROOTHOEK/TRACKING.
116
6
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
Selecteer scherpstelvolgopties voor scherp-
stelmodus C. Kies uit Instellingen 1–5 op
basis van uw onderwerp of selecteer Instel-
ling 6 voor aangepaste scherpstelvolgop-
ties.
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INSTELLING 1
MULTIFUNCTIONEEL
TRACKINGGEVOELIGHEID
ZONEGEBIED SCHAKELEN AUTO
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
OK
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
INSTELLING 1
MULTIFUNCTIONEEL
Een standaard volgoptie die goed werkt bij typische
bewegende onderwerpen.
INSTELLING 2 OBSTAKELS
NEGEREN & ONDERWERP
BLIJVEN VOLGEN
Het scherpstelsysteem probeert het gekozen onderwerp
te volgen. Kies dit bij onderwerpen die moeilijk in het
scherpstelgebied te houden zijn of als andere objecten
mogelijk in het scherpstelgebied met het onderwerp
kunnen komen.
INSTELLING 3 VOOR
VERSNELLEN / VERTRAGEN
VAN ONDERWERP
Het scherpstelsysteem probeert te compenseren voor
versnelling of vertraging van het onderwerp. Kies dit
voor onderwerpen gevoelig voor snelle veranderingen in
snelheid.
INSTELLING 4 VOOR PLOTS
VERSCHIJNEND ONDERWERP
Het scherpstelsysteem probeert snel scherp te stellen op
onderwerpen die in het scherpstelgebied komen. Kies dit
voor onderwerpen die plotseling verschijnen of wanneer
onderwerpen snel wisselen.
INSTELLING 5 VOOR
ONVOORSPELBAAR
BEWEGEND & VERSN. /
VERTR. ONDERW.
Kies dit voor moeilijk te volgen onderwerpen die niet
alleen geneigd zijn plotseling te veranderen van snelheid
maar ook grote bewegingen van voor naar achter en links
naar rechts te maken.
INSTELLING 6 AANGEPAST
Pas TRACKINGGEVOELIGHEID, SNELHEID
TRACKINGGEVOEL. en ZONEGEBIED SCHAKELEN
aan naar uw voorkeuren gebaseerd op de waarden voor
Sets 1–5 (P 117, 119).
117
6
AF/MF INSTELLINGEN
Scherpstelvolgopties
De afzonderlijke parameters die deel uitmaken van een scherp-
stelvolginstelling worden hieronder beschreven.
TRACKINGGEVOELIGHEID
TRACKINGGEVOELIGHEID
Deze parameter bepaalt hoe lang de
camera wacht met overschakelen van
de scherpstelling wanneer een object
in het scherpstelgebied komt achter of
voor het huidige onderwerp. Hoe hoger
de waarde, hoe langer de camera zal
wachten.
TRACKINGGEVOELIGHEID
VERGR. OP
SNEL
STELT DE TRACKING
GEVOELIGHEID OP HET ONDERWERP IN
SCHAKELEN
AANPASSEN
Opties
Opties
01234
O
Hoe hoger de waarde, hoe langer het duurt voordat de camera op-
nieuw scherpstelt wanneer u probeert tussen onderwerpen te wisselen.
Hoe lager de waarde, hoe waarschijnlijker het is dat de camera de
scherpstelling omschakelt van uw onderwerp naar andere objecten in
het scherpstelgebied.
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
Deze parameter bepaalt hoe gevoelig
het volgsysteem is voor veranderin-
gen in de snelheid van het onderwerp.
Hoe hoger de waarde, hoe groter de
nauwkeurigheid waarmee het systeem
probeert te reageren op plotselinge
bewegingen.
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
VRS./VRT.VAST
STELT DE SNELHEID VAN DE TRACKING
GEVOEL. VOOR EEN BEWEG. ONDERW. IN
SCHAKELENAANPASSEN
Opties
Opties
012
O
Hoe hoger de waarde, hoe meer moeite de camera moet doen om
scherp te stellen in situaties waarin de automatische scherpstelling niet
goed presteert, zoals wanneer het onderwerp sterk re ecterend is of een
laag contrast heeft.
118
6
ZONEGEBIED SCHAKELEN
ZONEGEBIED SCHAKELEN
Deze parameter bepaalt het scherp-
stelgebied waaraan prioriteit gegeven
wordt in zone AF.
ZONEGEBIED SCHAKELEN
VOORMIDDEN
AUTO
STELT DE SCHAKELGEVOELIGHID
V/H SCHERPSTELFR. IN ZONEGEBIED IN
SCHAKELENAANPASSEN
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VOOR
Zone AF wijst prioriteit toe aan de onderwerpen die het dichtst bij de
camera zijn.
AUTO
De camera vergrendelt scherpstelling op het onderwerp in het midden
van de zone en wisselt de scherpstelgebieden dan zoals nodig om dit te
volgen.
MIDDEN
Zone AF wijst prioriteit toe aan onderwerpen in het midden van de
zone.
O
Deze optie heeft alleen e ect als y ZONE is geselecteerd voor scherp-
stelling.
Waarden instellen
Parameterwaarden voor de verschillende instellingen worden hieronder
opgesomd.
TRACKINGGEVOELIGHEID
TRACKINGGEVOELIGHEID
SNELHEID
SNELHEID
TRACKINGGEVOEL.
TRACKINGGEVOEL.
ZONEGEBIED SCHAKELEN
ZONEGEBIED SCHAKELEN
SET 1
SET 1 20AUTO
SET 2
SET 2 3 0 MIDDEN
SET 3
SET 3 22AUTO
SET 4
SET 4 0 1 VOOR
SET 5
SET 5 32AUTO
119
6
AF/MF INSTELLINGEN
Aangepaste scherpstelvolgopties
Volg de onderstaande stappen om de instellingen aan te passen
voor Instelling 6.
1
Selecteer AF-C AANGEPASTE
INSTELL.> INSTELLING 6 AANGEPAST.
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INSTELLING 6
AANGEPAST
TRACKINGGEVOELIGHEID
ZONEGEBIED SCHAKELEN
AUTO
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
AANPASSEN
INSTELLING DETAIL
RESET
2
Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en
draai aan de voorste commandoschijf voor wijzigingen. Druk
op de DRIVE-knop om instellingen terug te zetten naar hun
oorspronkelijke waarden.
3
Druk op DISP/BACK wanneer de instellingen zijn voltooid.
120
6
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
Kies of de scherpstelmodus en het scherpstelgebied die gebruikt worden
als de camera in de portretstand staat afzonderlijk worden opgeslagen
van dat wat gebruikt wordt als de camera in de landschapstand staat.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
UIT Dezelfde instellingen worden gebruikt bij beide standen.
FOCUSGEBIED
ONLY
Het scherpstelgebied voor elke stand kan afzonderlijk worden
geselecteerd.
AAN
De scherpstelmodus en het scherpstelgebied kunnen afzonderlijk
van elkaar worden geselecteerd.
AF-PUNTDISPLAY yz
Kies of afzonderlijke scherpstelpunten worden afgebeeld wan-
neer ZONE of GROOTHOEK/TRACKING is geselecteerd voor
G AF/MF INSTELLINGEN> SCHERPSTELLING.
Opties
Opties
ON OFF
AANTAL FOCUSPUNTEN
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is voor de
selectie van het scherpstelpunt in de handmatige scherp-
stelmodus of wanneer ENKEL PUNT is geselecteerd voor
SCHERPSTELLING.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
117 PUNTEN(9×13)
Kies uit 117 scherpstelpunten opgesteld in een 9- bij 13-punts
raster.
425 PUNTEN(17×25)
Kies uit 425 scherpstelpunten opgesteld in een 17- bij 25-punts
raster.
121
6
AF/MF INSTELLINGEN
PRE-AF
Als AAN is geselecteerd, zal de camera de scherpstelling blij-
ven aanpassen, zelfs wanneer de sluiterknop niet half wordt
ingedrukt. De camera stelt continu scherp zodat sneller wordt
scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Door deze optie te kiezen, wordt voorkomen dat u een opname
mist.
Opties
Opties
AAN UIT
O
Door AAN te kiezen, zal de batterij sneller leeg zijn.
AF-HULPLICHT
Als deze instelling op AAN wordt gezet, gaat de AF-hulpverlich-
ting branden om het automatisch scherpstellen te assisteren.
Opties
Opties
AAN UIT
O
De camera kan mogelijk niet scherpstellen met behulp van de AF-hulp-
verlichting in sommige gevallen.
Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, kunt u proberen de
afstand tot het onderwerp te vergroten.
Schijn met de AF-hulpverlichting niet recht in de ogen van het onderwerp.
122
6
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
Intelligente gezichtsherkenning stelt
de scherpstelling en belichting in voor
gezichten van mensen willekeurig waar
op de foto, waarbij wordt voorkomen
dat de camera de achtergrond scherp-
stelt in groepsportretten. Kies voor fotos
die portretonderwerpen benadrukken. U kunt ook kiezen of
de camera hetzij het linker- hetzij het rechteroog detecteert en
erop scherpstelt wanneer de Intelligente Gezichtsherkenning
aan staat.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
GEZICHTSHERKENNING
AAN
Pas instellingen voor Intelligente Gezichtsherkenning aan. U
kunt ook instellingen voor oogdetectie aanpassen.
g OOG UIT: Uitsluitend Intelligente gezichtsdetectie.
u OOG AUTOMATISCH: De camera kiest automatisch
op welke oog deze zich richt wanneer een gezicht wordt
gedetecteerd.
w PRIORIT. RECHTEROOG: De camera richt zich op
het rechteroog van personen gedetecteerd met behulp van
Intelligente gezichtsdetectie.
v PRIORIT. LINKEROOG: De camera richt zich op
het linkeroog van personen gedetecteerd met behulp van
Intelligente gezichtsdetectie.
UIT Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.
O
Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt,
bevindt het gezicht zich mogelijk niet in het gebied met de groene rand
bij het maken van de foto.
In sommige modi is het mogelijk dat de camera de belichting voor de
gehele foto in plaats van voor het portretonderwerp instelt.
123
6
AF/MF INSTELLINGEN
N
Het gezicht dat is geselecteerd door de camera wordt weergegeven
door een groene rand. Andere gezichten die door de camera worden
gedetecteerd, worden aangeduid door grijze randen. Om de camera op
een ander onderwerp scherp te stellen, tikt u binnen het grijze kader.
Het icoong verandert van wit naar groen.
U kunt ook tussen onderwerpen heen en weer schakelen door te druk-
ken op de functietoets waaraan n GEZICHTSSELECTIE o is toegewe-
zen en vervolgens met gebruik van de scherpstellingstok (scherpstel-
hendel) (P 218).
Om te schakelen van gezichtsdetectie naar handmatige selectie van
het scherpstelveld, drukt u op het midden van de scherpstellingstok
(scherpstelhendel). Druk nogmaals om gezichtsdetectie opnieuw in te
schakelen.
Als het geselecteerde onderwerp buiten het kader raakt, zal de camera
gedurende een ingestelde tijd wachten tot het terugkeert en daar-
door kan het groene kader soms verschijnen op plaatsen waar er geen
gezicht te zien is.
Tijdens een serieopname kunt u niet van onderwerp veranderen.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan gezichtsselectie wor-
den uitgesteld bij het afsluiten van de functie serie-opnamen.
Gezichten kunnen met de camera in verticale of horizontale richting
worden gedetecteerd.
Als de camera niet in staat is om de ogen van het onderwerp te detecte-
ren doordat deze verborgen zijn door haar, een bril of andere objecten,
zal de camera scherpstellen op de gezichten.
Opties voor gezichts-/oogdetectie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen
(P 240).
124
6
AF+MF
Als AAN is geselecteerd in scherpstelmodus S en de scherpstel-
ling is vergrendeld (of door het half indrukken van de sluiter-
knop of op een andere manier), kan de scherpstelvergrendeling
handmatig worden aangepast door aan de scherpstelring te
draaien.
Opties
Opties
AAN UIT
O
Lenzen met een indicator voor scherpstelafstand moeten worden
ingesteld op de handmatige scherpstelmodus (HF) voordat deze
optie kan worden gebruikt. Het selecteren van HF schakelt de indi-
cator van de scherpstelafstand uit.
Zet, als het objectief is uitgerust met een indicator voor de scherpste-
lafstand, de scherpstelring naar het midden omdat de camera mogelijk
niet kan scherpstellen als de ring is ingesteld op oneindig of de minima-
le scherpstelafstand.
N
STANDAARD en FOCUS PIEK HIGHLIGHT HF assistentie-opties kunnen
worden geselecteerd met behulp van HF ASSISTENTIE.
AF + MF scherpstelzoom
Wanneer AAN is geselecteerd voor G AF/MF INSTELLINGEN>
SCHERPSTELLOEP en ENKEL PUNT geselecteerd is voor SCHERPSTELLING,
kan zoom worden gebruikt om in te zoomen op het geselecteerde scherpstel-
gebied. De zoomfactor kan worden geselecteerd met de achterste comman-
doschijf.
125
6
AF/MF INSTELLINGEN
HF ASSISTENTIE
Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige
scherpstelmodus.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
STANDAARD
Scherpstelling wordt op normale wijze weergegeven (scherpstel-
pieken en digitaal gesplitst beeld en digitale microprisma zijn niet
beschikbaar).
DIGITAAL
SPLITSEN BEELD
Geeft een zwart-witbeeld (MONOCHROOM) of gesplitst beeld in
kleur (KLEUR) in het midden van het beeld weer. Kader het onder-
werp in het gesplitste beeldveld in en draai aan de scherpstelring
totdat de vier delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.
DIGITALE
MICROPRISMA
Een raster met de nadruk op onscherpte wordt weergegeven
wanneer het onderwerp niet scherp in beeld is en verdwijnt om te
worden vervangen door een scherp beeld wanneer het onderwerp
scherp in beeld is.
FOCUS PIEK
HIGHLIGHT
De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een
piekniveau.
N
U kunt ook MF-assisteeropties kiezen door het midden van de achterste
commandoschijf in te houden.
SCHERPSTELLOEP
Als AAN is geselecteerd, zal de weergave automatisch in-
zoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de
scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is ge-
draaid.
Opties
Opties
AAN UIT
N
Het drukken op het midden van de achterste commandoschijf annu-
leert scherpstelzoom.
De zoomstand is op het huidige scherpstelveld gecentreerd en veran-
dert wanneer het scherpstelgebied wordt gewijzigd.
126
6
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD
Selecteer AAN om het huidige scherpstelkader te meten in de
scherpstelstand S of C.
Opties
Opties
AAN UIT
DIRECT AF-INSTELLING
Kies of de camera scherpstelt met behulp van enkelvoudige
AF(AF-S) of continue AF(AF-C) als een knop waaraan scherp-
stelvergrendeling of AF-AAN is toegewezen, wordt ingedrukt
om scherp te stellen in de handmatige scherpstelmodus.
Opties
Opties
AF-S AF-C
SCHERPTEDIEPTESCHAAL
Kies BASIS FILMFORMAAT om u te helpen praktische evaluaties
van de scherptediepte te maken voor fotos die worden gezien
als prenten en dergelijke, en kies PIXELBASIS om u te helpen
scherptediepte te beoordelen voor fotos die met hoge resolu-
ties zullen worden bekeken op computers of andere elektroni-
sche beeldschermen.
Opties
Opties
PIXELBASIS BASIS FILMFORMAAT
127
6
AF/MF INSTELLINGEN
ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT
Kies hoe de camera scherpstelt in scherpstelmodus AF-S of AF-C.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ONTGRENDELEN
Sluitertijd krijgt voorrang op de scherpstelling. U kunt fotos nemen
wanneer de camera niet is scherpgesteld.
FOCUS
Scherpstelling krijgt voorrang op de sluitertijd. U kunt alleen fotos
nemen als de camera is scherpgesteld.
BEGRENZER AF BEREIK
Beperk het bereik van beschikbare focusafstanden voor ver-
hoogde focussnelheid.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
UIT Scherpstellingsbegrenzer uitgeschakeld.
AANGEPST
Beperk de focus tot een bereik van afstanden gedefi nieerd door een
minimum en maximum.
OK: Focus beperken tot het geselecteerde bereik.
INSTELLEN: Kies twee objecten en beperk de focus tot de afstand
ertussen.
VRKEUZE1
Beperk de focus tot een vooraf ingesteld bereik.
VRKEUZE2
O
Als u een focusbereik kiest met afstanden korter dan de minimale
focusafstand van de lens, wordt de focusbegrenzer uitgeschakeld.
De weergegeven waarden voor de scherpstellingsbegrenzer kunnen
verschillen van de werkelijke scherpstelafstand.
N
De volgende extra bewerkingen kunnen worden uitgevoerd wanneer
AANGEPST is geselecteerd:
U kunt op objecten in het aanraakscherm tikken om het scherpstelbe-
reik te kiezen.
In plaats van een object aan te tikken op het scherm, kunt u de maxima-
le scherpstelafstand tot oneindig instellen door aan de scherpstelring te
draaien.
128
6
TOUCH SCREEN MODUS
Kies de opnamebewerkingen die worden uitgevoerd met de
aanraaktoetsen.
Stilstaande Fotografi e
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
TOUCH
TOUCH
OPNEMEN
OPNEMEN
Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te
ontspannen. In de salvomodus worden fotos genomen terwijl u uw
vinger op het scherm houdt.
AF
AF
AFOFF
AFOFF
In scherpstelmodus S(AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op
uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt
bij de huidige afstand totdat u op het pictogram AFOFF tikt.
In scherpstelmodus C(AF-C) start de camera met scherpstellen
wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft
de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot
het onderwerp totdat u op het pictogram AF OFF tikt.
In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave
tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met
behulp van autofocus.
GEBIED
GEBIED
Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren. Het
scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.
UIT
UIT
Aanraakbedieningen uitgeschakeld.
129
6
AF/MF INSTELLINGEN
Filmopname
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
TOUCH
TOUCH
OPNEMEN
OPNEMEN
In plaats van op de ontspanknop drukken, kunt u op uw onderwerp
in de weergave tikken om scherp te stellen en de opname te starten.
Tijdens het vastleggen kunt u op de weergave tikken om zoals
hieronder beschreven scherp te stellen. Druk op de ontspanknop
om het opnemen te beëindigen.
AF
AF
Door op de weergave te tikken, stelt de camera scherp op het
geselecteerde punt. Gebruik de ontspanknop om de opname te
starten en te stoppen.
In scherpstelmodus S(AF-S) kunt u op elk gewenst moment opnieuw
scherpstellen door op uw onderwerp in de weergave te tikken.
In scherpstelmodus C(AF-C) zal de camera doorlopend de
scherpstelling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het
onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de
weergave.
In handmatige scherpstelmodus (MF) stelt de camera scherp met
behulp van autofocus wanneer u op de weergave tikt; tijdens het
vastleggen kunt u opnieuw op de weergave tikken om het scherp-
stelgebied naar een nieuwe locatie te verplaatsen.
GEBIED
GEBIED
Tik om het scherpstelgebied te positioneren. Gebruik de ontspan-
knop om de opname te starten en te stoppen.
In scherpstelmodus S (AF-S) kunt u op elk gewenst moment het
scherpstelgebied opnieuw positioneren door op uw onderwerp
in de weergave te tikken. Gebruik om scherp te stellen de knop
waaraan AF-AAN is toegewezen.
In scherpstelmodus C(AF-C) zal de camera doorlopend de scherpstel-
ling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp op
het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de weergave.
In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tik-
ken om het scherpstelgebied over uw onderwerp te positioneren.
UIT
UIT
Aanraakbedieningen uitgeschakeld.
N
Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te
verbergen, selecteert u UIT voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH
SCREEN INSTELLINGEN>
x
INSTELL. AANRAAKSCHERM.
130
6
Aanraakbediening voor scherpstelzoom
Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom
(scherpstelcontrole ingeschakeld).
Middengebied
Middengebied
Als u het midden van het scherm aanraakt, wor-
den de onderstaande bewerkingen uitgevoerd.
Touch opnemen
Touch opnemen
Stilstaande fotogra e
Stilstaande fotogra e
Filmopname
Filmopname
TOUCH OPNEMEN
TOUCH OPNEMEN AF-S/MF: Maak een foto
AF-S: AF
MF: Direct auto.focus
AF
AF
AF-S: AF AF-S: AF
MF: Direct auto.focus MF: Direct auto.focus
GEBIED
GEBIED
AF-S: AF AF-S: AF
MF: Direct auto.focus MF: Direct auto.focus
UIT
UIT AF-S/MF: UIT AF-S/MF: UIT
Andere gebieden
Andere gebieden
Als u op andere gebieden tikt, scrolt u eenvoudig
over het scherm of u nu fotos maakt of  lms op-
neemt en ongeacht de geselecteerde optie voor
de touchscreenmodus.
131
6
AF/MF INSTELLINGEN
GECORRIGEERD AF-KADER
Bekijk een gids voor de werkelijke fo-
cuspositie bij het framen van opnamen
in de OVF met het onderwerp dicht bij
de camera. Wanneer AAN wordt gese-
lecteerd, zal de camera de focuspositie
weergeven van objecten die zich onge-
veer 50cm van de camera af bevinden
(
B
) naast de standaard AF-fotos (
A
). Als
de ontspanknop half wordt ingedrukt,
wordt er een groen AF-frame (
C
) weer-
gegeven op de werkelijke focuspositie.
Normale weergave
Weergave wanneer de
ontspanknop half wordt
ingedrukt
Opties
Opties
AAN UIT
N
De richtlijnen worden niet weergegeven wanneer de camera scherpstelt
op afstanden van minder dan 50 cm.
U kunt tijdelijk UIT selecteren voor de richtlijnen door op het midden
van de scherpstellingstok (scherpstelhendel) te drukken.
132
6
OPNAME-INSTELLINGEN
Pas opname-opties aan.
Om opname-opties weer te geven,
drukt u op MENU/OK in de opname-
weergave en selecteert u het tabblad
A(OPNAME-INSTELLINGEN).
N
De beschikbare opties verschillen per gese-
lecteerde opnamemodus.
VERLATEN
OPNAME-INSTELLINGEN
INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN
ZELFONTSPANNER
INTERVAL-TIMEROPNAME
VERZACHT. VAN BELICHTING MET INT.TIMEROPN.
AE-REEKS INSTELLING
FILMSIMULATIE BKT
SPORTZOEKERMODUS
PRE-OPNAME
SPORTZOEKERMODUS
Maak fotos met behulp van de uitsnede
in het midden van de weergave. Kies
deze optie voor foto's van atleten, vogels
en andere bewegende onderwerpen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AAN
Fotos worden met een uitsnede van 1,25× gemaakt zodat de beeldhoek
met een waarde die gelijk is aan de brandpuntsafstand van de lens met
1,25× wordt verkleind; de uitsnede wordt weergegeven door een kader
in de weergave.
UIT De 1,25× uitsnede wordt uitgeschakeld.
N
Het H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT> BEELDGROOTTE-item in
het opnamemenu is vast ingesteld op P.
De sportzoeker is niet beschikbaar in modi met een elektronische sluiter.
133
6
OPNAME-INSTELLINGEN
PRE-OPNAME sN
Om de vertraging tussen het volledig indrukken van de ont-
spanknop en de uiteindelijke foto die op de geheugenkaart
wordt opgeslagen, start de camera het vastleggen met de
elektronische sluiter wanneer de ontspanknop half wordt inge-
drukt en bewaart een serie opnamen die begint net voordat de
ontspanknop verder volledig wordt ingedrukt.
Opties
Opties
AAN UIT
N
Vooraf geschoten fotogra e is alleen beschikbaar wanneer
s ELEKTRONISCHE SLUITER is geselecteerd in DOORLOPEND R
drive-modus.
134
6
ZELFONTSPANNER
Kies een vertraging voor het loslaten van de ontspanknop.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
R 2 SEC
De ontspanknop wordt twee seconden na het indrukken van de ont-
spanknop losgelaten. Gebruik dit om onscherpte veroorzaakt door
camerabeweging te verminderen als de ontspanknop wordt ingedrukt.
Het zelfontspannerlampje knippert terwijl de timer aftelt.
S 10 SEC
De ontspanknop wordt tien seconden na het indrukken van de ont-
spanknop losgelaten. Dit kunt u gebruiken voor fotos waarin u zelf wilt
voorkomen. Het zelfontspannerlampje knippert direct voordat de foto
wordt gemaakt.
UIT Zelfontspanner uitgeschakeld.
Als er een andere optie dan UIT is ge-
selecteerd, begint de timer wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt.
Het scherm toont het aantal resterende
seconden tot de ontspanknop wordt los-
gelaten. Druk op DISP/BACK om de timer
te stoppen voor de foto wordt genomen.
9
O
Sta achter de camera wanneer u de ontspanknop indrukt. Als u voor de
lens staat, kan dit invloed hebben op de scherpstelling en belichting.
De zelfontspanner wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de came-
ra wordt uitgeschakeld.
INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN
Als AAN is geselecteerd, blijft de gekozen zelfontspannerinstel-
ling van kracht nadat er een foto is genomen of als de camera
wordt uitgeschakeld.
Opties
Opties
AAN UIT
135
6
OPNAME-INSTELLINGEN
INTERVAL-TIMEROPNAME
Con gureer de camera zodat deze automatisch fotos maakt bij
een vooringesteld interval.
1
Markeer INTERVAL-TIMEROPNAME in het
tabblad A (OPNAME-INSTELLINGEN) en
druk op MENU/OK.
ANNULERENEIND
INTERVAL/AANTAL KEER
INTERVAL
AANTAL KEER
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) om de interval en het aan-
tal fotos te kiezen. Druk op MENU/OK
om door te gaan.
START WACHTTIJD
VERWACHTE STARTTIJD
LATER
ANNULEREN
START
PM
3
Gebruik de scherpstellingstok om de
starttijd te kiezen en druk vervolgens
op MENU/OK. Het fotograferen start
automatisch.
ANNULEREN
O
Intervalfotogra e kan niet worden gebruikt bij een sluitertijd van B (lamp)
of tijdens meervoudige belichtingsfotogra e. In seriemodus kan er slechts
één foto worden gemaakt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten.
N
Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
We raden het gebruik van een AC-9V netadapter aan.
De weergave wordt uitgeschakeld tussen opnamen en licht op enkele
seconden voordat de volgende foto wordt gemaakt.
De weergave kan op elk moment worden geactiveerd door op de
ontspanknop te drukken.
Om het fotograferen voort te zetten totdat het aantal gemaakte fotos
gelijk is aan het aantal resterende opnamen op het moment dat het fo-
tograferen met intervaltimer begon, stelt u het aantal opnamen in op ∞.
136
6
VERZACHT. VAN BELICHTING MET INT.TIMEROPN.
Selecteer AAN om de belichting automatisch aan te passen tij-
dens het fotograferen met intervaltimer, om te voorkomen dat
de belichting aanzienlijk verandert tussen opnames in.
Opties
Opties
AAN UIT
N
Grote veranderingen in de helderheid van het onderwerp kunnen de
belichting onregelmatig laten lijken. Wij raden u aan kortere waarden te
kiezen voor INTERVAL-TIMEROPNAME> INTERVAL met onderwerpen
die merkbaar helder of donker worden tijdens de opname.
In de handmatige stand (stand M) is gelijkmatige belichting alleen
beschikbaar als een A(auto) optie is geselecteerd voor ISO.
137
6
OPNAME-INSTELLINGEN
AE-REEKS INSTELLING
Pas de afbakeningsinstellingen van de belichting aan.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FRAMES/STAP INSTELLING
Kies het aantal opnames in de bracketingreeks en de mate
van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.
FOTO’S: Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks.
STAP: Kies de mate van belichting die wordt afgewisseld
voor elke opname.
1 FRAME/DOORLOPEND
1 FRAME: De opnamen in de bracketingreeks worden één
voor één opgenomen.
DOORLOPEND: De opnamen in de bracketingreeks worden
in één serieopname opgenomen.
SEQUENTIE INSTELLING Kies de volgorde waarin fotos worden gemaakt.
FILMSIMULATIE BKT
Kies de drie  lmsimulatietypes gebruikt voor  lmsimulatie-afba-
kening (P 100).
Opties
Opties
cPROVIA/STANDAARD dVelvia/LEVENDIG e ASTIA/LAAG
iCLASSIC CHROME gPRO Neg. Hi hPRO Neg. Std
gKLASSIEK Neg. XETERNA/CINEMA aACROS
*
bMONOCHROOM
*
fSEPIA
* Verkrijgbaar met gele (Ye), rode (R) en groene (G) fi lters.
138
6
INSTELLING FOCUS BKT
Kies uit AUTO- en HANDMATIG-focusbracketing-modi.
HANDMATIG
HANDMATIG
In de modus HANDMATIG kiest u het volgende.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FOTO’S Kies het aantal opnamen.
STAP Kies de mate van scherpstelverandering voor elke opname.
INTERVAL Kies het interval tussen opnamen.
Scherpstelling en FOTO’S/STAP
De relatie tussen scherpstelling en de opties gekozen voor FOTO’S en STAP
wordt weergegeven in de afbeelding.
12345
Startscherpstelpositie
De scherpstelling gaat van de startpositie naar oneindig.
Kleine STAP-waarden vertalen zich in kleine wijzigingen in de scherpstelling, grote-
re waarden in grotere wijzigingen.
Ongeacht de optie gekozen voor FOTO’S eindigt het opnemen wanneer de scherp-
stelling oneindig bereikt.
Foto’s
Stap
139
6
OPNAME-INSTELLINGEN
AUTO
AUTO
In de modus AUTO berekent de camera automatisch FOTO’S en
STAP.
1
Selecteer A OPNAME-INSTELLINGEN in het opnamemenu,
markeer INSTELLING FOCUS BKT en druk op MENU/OK.
2
Selecteer AUTO en kies een INTERVAL.
Het beeld dat zichtbaar is door het objectief wordt weergege-
ven.
3
Stel scherp op het dichtstbijzijnde
einde van het onderwerp en druk op
MENU/OK.
De geselecteerde focusafstand ver-
schijnt als A op de focusafstandsindi-
cator.
INSTELLEN
PUNT B INSTELLEN
PUNT A INSTELLEN
CONTROLEER DE FOCUSRING
INSTELLING FOCUS BKT
N
Hetzelfde focusbereik kan worden gekozen door eerst te focussen op
het verste uiteinde van het onderwerp.
4
Stel scherp op het verste uiteinde van
het onderwerp en druk op DISP/BACK.
De geselecteerde focusafstand (B) en
focusbereik (A tot B) verschijnen op de
focusafstandsindicator.
INSTELLEN
PUNT A INSTELLEN
CONTROLEER DE FOCUSRING
PUNT B INSTELLEN
INSTELLING FOCUS BKT
N
In plaats van op de knop DISP/BACK te drukken, kunt u op MENU/OK
drukken en opnieuw A selecteren.
5
Maak foto's.
De camera berekent automatisch de
waarden voor FOTO'S en STAP. Het
aantal fotos verschijnt op het scherm.
AFBREKEN
140
6
CTRL MEERVOUDIGE BELICHTNG
Kies hoe de camera opnamen combineert om multi-belichting
te creëren.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ADDITIEF
De camera voegt de belichtingen samen. Mogelijk moet u de be-
lichtingscompensatie verlagen, afhankelijk van het aantal opnamen.
GEMIDDLD
De camera optimaliseert automatisch de belichting voor de uitein-
delijke foto. De achtergrond in serieopnamen zonder de compositie
te wijzigen, zal optimaal worden belicht.
HELDER
De camera vergelijkt de belichtingen en kiest alleen de helderste
pixel op elke locatie. Kleuren kunnen worden gemengd, afhankelijk
van hun helderheid en tint.
DONKER
De camera vergelijkt de belichtingen en kiest alleen de donkerste
pixel op elke locatie. Kleuren kunnen worden gemengd, afhankelijk
van hun helderheid en tint.
N
De camera kan maximaal negen belichtingen combineren.
141
6
OPNAME-INSTELLINGEN
LICHTMEETSYSTEEM
Kies hoe de camera de belichting meet.
O
De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G AF/MF
INSTELLINGEN> INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. op UIT staat.
Modus
Modus
Beschrijving
Beschrijving
o
(meervoudig)
De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse
van de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbe-
volen voor de meeste situaties.
p
(middenmeting)
De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht
toe aan het gebied in het midden.
v
(spot)
De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het
beeld, in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal.
Aangeraden bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en
in andere gevallen waar de achtergrond beduidend helderder of
donkerder is dan het belangrijkste onderwerp.
w
(gemiddeld)
De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van
het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere
fotos met hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het
fotograferen van landschappen en het maken van portretten van
onderwerpen met witte of zwarte kleding.
142
6
SLUITERTYPE
Kies het sluitertype. Kies de elektronische sluiter om het sluiterge-
luid te dempen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
t MECHANISCHE SLUITER
Maak fotos met de mechanische sluiter.
s ELEKTRONISCHE SLUITER
Maak fotos met de elektronische sluiter.
t E-FR. GORDIJNSLUITER
De camera kiest de mechanische of elektronische voorste
gordijnsluiter afhankelijk van de opname-omstandigheden.
u MECHANISCH+ ELEKTR.
De camera kiest de mechanische of elektronische sluiter
afhankelijk van de opnameomstandigheden.
v E-FRONT+ MECHANISCH
De camera kiest de mechanische of elektronische voorste gor-
dijnsluiter afhankelijk van de opname-omstandigheden.
w E-FR.+ MECH.+ ELEKTR.
De camera kiest de mechanische, elektronische of elektroni-
sche voorste gordijnsluiter afhankelijk van de opname-om-
standigheden.
Als s ELEKTRONISCHE SLUITER, u MECHANISCH+ELEKTR. of
w E-FR.+MECH.+ELEKTR. is geselecteerd, kunnen sluitertijden kor-
ter dan ⁄sec. worden gekozen door de sluitertijdschijf naar 8000 te
draaien en vervolgens aan de achterste commandoschijf te draaien.
O
Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische sluiter:
-
Vertekening is mogelijk zichtbaar in opnamen van bewegende on-
derwerpen.
-
Vertekening is mogelijk zichtbaar in uit-de-hand-gemaakte opnamen
bij hogere sluitertijden; gebruik van een statief wordt aanbevolen.
-
Streepvorming en waas kunnen optreden in opnamen gemaakt on-
der tl-verlichting of andere  ikkerende of onregelmatige verlichting.
-
Respecteer, bij het maken van fotos met gedempte sluiter (P 200),
de beeldrechten van uw onderwerp en recht op privacy.
Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische voorste gordijnsluiter:
-
Korte sluitertijden resulteren eerder in onregelmatige belichting en
verlies van resolutie in onscherpe delen van het beeld.
N
De volgende beperkingen zijn van toepassing wanneer de elektronische
sluiter wordt gebruikt:
„Uitgebreide gevoeligheidswaarden worden niet ondersteund
Ruisonderdrukking voor lange tijdopnamen heeft geen e ect
De  itser kan niet worden gebruikt
143
6
OPNAME-INSTELLINGEN
FLIKKERVERMINDERING
Verminder  ikkering in fotos en op het scherm bij het fotografe-
ren onder tl-verlichting en andere soortgelijke lichtbronnen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ALLE FRAMES
ALLE FRAMES
Flikkerreductie is op alle frames van toepassing. Beeldsnelheid
continu-opname verminderd.
1STE FRAME
1STE FRAME
Flikkermet. gebeurt alleen vóór 1ste frame en zelfde reductie-hoev.
geldt voor alle volgende frames die kunnen fl ikkeren.
UIT
UIT Flikkervermindering uitgeschakeld.
O
Flikkervermindering verlengt de tijd die nodig is om fotos vast te
leggen.
UIT wordt geselecteerd voor FLIKKERVERMINDERING wanneer de
elektronische sluiter wordt gebruikt.
Flikkerreductie is niet beschikbaar tijdens  lmopnamen.
144
6
IS MODE
Kies uit de volgende beeldstablisatie-opties:
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
l CONTINU
Beeldstabilisatie aan.
m ALLEEN OPNAME
Zoals hierboven, behalve dat beeldstabilisatie alleen wordt uit-
gevoerd wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (alleen
scherpstellingsmodus C) of de sluiter wordt ontspannen.
UIT
Beeldstabilisatie uit. Kies deze optie bij het gebruik van een
statief.
N
Deze optie is enkel beschikbaar met lenzen die beeldstabilisatie onder-
steunen.
145
6
OPNAME-INSTELLINGEN
ISO AUTOM.INSTELLING.
Kies de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale
sluitertijd voor de A-positie op de gevoeligheidsschijf. Instellin-
gen voor AUTO1, AUTO2 en AUTO3 kunnen afzonderlijk wor-
den opgeslagen; de standaardinstellingen worden hieronder
getoond.
Item
Item
Opties
Opties
Standaard
Standaard
AUTO1
AUTO1
AUTO2
AUTO2
AUTO3
AUTO3
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID 160–12800 160
MAX. GEVOELIGHEID 400–12800 800 1600 3200
MIN. SLUITERSNELH ⁄–¼ SEC, AUTO ⁄SEC
De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de
standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen
verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd
voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselec-
teerd voor MIN. SLUITERSNELH.
N
Als de waarde geselecteerd voor BASISINSTEL. GEVOELIGHEID hoger
is dan de waarde geselecteerd voor MAX. GEVOELIGHEID, wordt
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID ingesteld op de waarde geselecteerd
voor MAX. GEVOELIGHEID.
De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan MIN.
SLUITERSNELH als fotos nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de
waarde geselecteerd voor MAX. GEVOELIGHEID.
Als AUTO is geselecteerd voor MIN. SLUITERSNELH, de camera kiest
automatisch een minimale sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de inver-
sie van de lensbrandpuntafstand in seconden (bijvoorbeeld, als de lens
een brandpuntafstand van 50mm heeft, kiest de camera een minimale
sluitertijd in de buurt van ⁄s). De minimale sluitertijd wordt niet beïn-
vloed door de optie geselecteerd voor beeldstabilisatie.
146
6
ADAPT. INSTEL.
Pas de instellingen voor lenzen bevestigd via een bevestigings-
adapter aan.
Heldere beeldhelderheid
Pas de helderheid van het heldere frame aan in de OVF weergave.
Opgeslagen Instellingen
Bewaar instellingen voor maximaal 6 lenzen.
Brandpuntsafstand kiezen
Brandpuntsafstand kiezen
Gebruik de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) om naar de brandpuntsaf-
stand te gaan.
LENS 5
VOER BRANDPUNTSAFSTAND IN
OK ANNULEREN
Vervormingscorrectie
Vervormingscorrectie
Kies uit de opties STERK, MEDIUM of
ZWAK om de vervorming TONVORMING
of KUSSENVORMING te corrigeren.
LENS5 VERVORMING CORR.
TONVORMING MEDIUM
TONVORMING ZWAK
TONVORMING STERK
UIT
KUSSENVORMING ZWAK
KUSSENVORMING MEDIUM
KUSSENVORMING STERK
147
6
OPNAME-INSTELLINGEN
Kleurschaduwcorrectie
Kleurschaduwcorrectie
Variaties in kleur (schakering) tussen het
midden en de randen van het beeld kun-
nen voor elke hoek afzonderlijk worden
ingesteld.
Om kleurschaduwcorrectie te gebruiken,
volgt u de stappen hieronder.
VOLGENDE
OK
1
Draai aan de achterste commandoschijf om een hoek te kiezen.
De geselecteerde hoek wordt aangegeven met een driehoek.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de scha-
duw aan te passen totdat er geen zichtbaar verschil in kleur is
tussen de geselecteerde hoek en het midden van het beeld.
Duw de scherpstellingstok naar links of rechts om kleuren aan
te passen op de cyaan-roodas.
Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om kleuren
aan te passen op de blauw-geelas.
N
Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de kleurschaduwcorrectie aan
terwijl u fotos neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.
Randbelichtingscorrectie
Randbelichtingscorrectie
Kies uit waarden tussen –5 en +5. Het
kiezen van positieve waarden verhoogt
de randbelichting, terwijl negatieve waar-
den de randbelichting verlagen. Positieve
waarden worden aanbevolen voor ouder-
wetse lenzen, negatieve waarden worden
gebruikt om het e ect te geven van afbeeldingen gemaakt met
een antieke lens of een gaatjescamera.
N
Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de randbelichtingscorrectie
aan terwijl u fotos neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.
LENSNAAM BEWERKEN
LENSNAAM BEWERKEN
Wijzig de lensnaam.
ANNULEREN
OK
148
6
OPNAME-INSTELLINGEN
DRAADLS COMMUNICT
Verbind met smartphones die de meest recente versie van de
FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan
vervolgens worden gebruikt om:
De camera te bedienen en op afstand fotos maken
Fotos te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera
Door de fotos op de camera te browsen en geselecteerde
fotos te downloaden
Locatiegegevens naar de camera uploaden
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
149
6
FLITSINSTELLINGEN
Pas  itsergerelateerde instellingen aan.
Om  itsergerelateerde instellingen aan
te passen, drukt u op MENU/OK in de
opnameweergave en selecteert u het
tabblad F(FLITSINSTELLINGEN).
N
De beschikbare opties verschillen per gese-
lecteerde opnamemodus.
VERLATEN
FLITSINSTELLINGEN
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
Kies een  itsbedieningsmodus, itsmo-
dus of sync-modus of pas het  itsniveau
aan. De beschikbare opties variëren per
itser.
N
Raadpleeg voor meer informatie over de
itserinstellingen “Externe  itsers (P 258)” in
“Randapparatuur en optionele accessoires”.
EXTERNE FLASH
EINDE
AANPASSEN
MODUS
VERWIJDER R. OGEN
Verwijder rode-ogen-e ecten veroorzaakt door de  itser.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FLASH+VERWIJDEREN
Een voorfl its die rode ogen vermindert wordt gecombineerd
met digitale verwijdering van rode ogen.
FLASH Alleen rode ogen verminderen door middel van fl its.
VERWIJDEREN Alleen digitaal rode ogen verwijderen.
UIT
Rode ogen verminderen door middel van fl its en digitaal rode
ogen verwijderen uitgeschakeld.
N
Flitser voor rode-ogenreductie kan worden gebruikt in de TTL- itserre-
gelingstanden.
Digitale rode-ogen-verwijdering wordt alleen uitgevoerd wanneer een
gezicht wordt gedetecteerd.
Digitale rode-ogen-verwijdering is niet beschikbaar voor RAW-afbeeldingen.
150
6
MODUS TTL VERGRENDELEN
In plaats van het aanpassen van het  itsniveau per foto kan
TTL- itsbediening worden vergrendeld voor consistente resul-
taten binnen een reeks fotos.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VERGR. MET L. FLASH
De fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde
voor de meest recente foto te bekijken.
VERGR. MET MEETFLASH
De camera geeft een reeks voorfl itsen en de fl itssterkte
wordt vergrendeld op de gemeten waarde.
N
Om gebruik te maken van TTL-vergrendeling, wijst u
TTL-VERGRENDELING toe aan een cameraknop en gebruikt u vervol-
gens deze knop om TTL-vergrendeling in of uit te schakelen (P 248).
Flitscompensatie kan worden aangepast terwijl TTL-vergrendeling is
ingeschakeld.
Bij het selecteren van VERGR. MET L. FLASH wordt een foutbericht
weergegeven als er geen eerder gemeten waarde bestaat.
LED-LICHTINSTELLING
Kies of u het LED-videolicht van de  itser (indien beschikbaar)
wenst te gebruiken als een catchlight of AF-hulplicht bij het
nemen van fotos.
Optie
Optie
Functie van LED-videolicht in statische fotogra e.
Functie van LED-videolicht in statische fotogra e.
CATCHLIGHT Catchlight
AF ASSIST AF-hulpverlichting
AF ASSIST+CATCHLIGHT AF-hulplichtverlichting en catchlight
OFF Geen
N
In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het
FLASHFUNCTIE-INSTELLING-menu.
151
6
FLITSINSTELLINGEN
MASTER-INSTELLING
Kies een  itsgroep (A, B of C) voor de  itser bevestigd aan de
camera itsschoen wanneer deze functioneert als een hoofd it-
ser die  itseenheden op afstand bediend via Fuji lm draadloze
optische  itsbediening of kies OFF om de hoofd itseruitvoer
te beperken tot een niveau dat de uiteindelijke foto niet beïn-
vloed.
Opties
Opties
Gr A Gr B Gr C OFF
N
In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het
FLASHFUNCTIE-INSTELLING-menu.
CH-INSTELLING
Kies het kanaal dat wordt gebruikt voor de communicatie tus-
sen de hoofd itser en  itseenheden op afstand bij het gebruik
van Fuji lm optische draadloze  itsbediening. Afzonderlijke
kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende  itssyste-
men of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen
dicht bij elkaar werken.
Opties
Opties
CH1 CH2 CH3 CH4
152
6
FILMINSTELLINGEN
Pas  lmopname-opties aan.
Om  lmopname-opties weer te geven,
drukt u op MENU/OK in de opnameweer-
gave en selecteert u het tabblad
B(FILMINSTELLINGEN).
N
De beschikbare opties verschillen per gese-
lecteerde opnamemodus.
VERLATEN
FILMINSTELLINGEN
FILMMODUS
FILMSIMULATIE
WITBALANS
DYNAMISCH BEREIK
TOONCURVE
KLEUR
MONOCHROOM KLEUR
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
FILMMODUS
Kies voorafgaand aan het opnemen van
lms de beeldsnelheid, bitsnelheid en
het beeldformaat en de beeldverhou-
ding.
FILMMODUS
1
Selecteer in het opnamemenu B FILMINSTELLINGEN, markeer
vervolgens FILMMODUS en druk op MENU/OK.
2
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of om-
laag om het gewenste beeldformaat en de beeldverhouding
(
A
) te markeren en druk op de stok rechts.
Kies V16 : 9 of d17 : 9 voor 4K- lms met beeldverhoudin-
gen van 16 of 17 tot 9.
Kies W16 : 9 of W17 : 9 voor Full HD- lms met beeldverhou-
dingen van 16 of 17 tot 9.
153
6
FILMINSTELLINGEN
3
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of
omlaag om een beeldsnelheid (
B
) te markeren en druk op de
stok rechts.
Opties
Opties
23.98P 24P 25P 29.97P 50P 59.94P
4
Druk de scherpstellingstok omhoog of omlaag om een bitsnel-
heid (
C
) te markeren en druk op MENU/OK.
Opties
Opties
50Mbps 100Mbps 200Mbps
N
De keuze van de beeld- en bitsnelheden varieert afhankelijk van de
lmmodus.
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
Neem Full HD- lms met hoge beeldsnelheid op. Films met hoge
beeldsnelheid kunnen in slowmotion worden afgespeeld, waar-
door u tijd krijgt om snel bewegende onderwerpen of details te
zien die voor het blote oog te vluchtig zijn.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
2x a59.94P F120P
Maak Full HD-fi lmopnamen bij beeldsnelheden van 120 of
100bps. De fi lms worden afgespeeld bij een snelheid van ½ ,
¼ of ⁄. De maximale opnameduur is 6 minuten. De fi lmop-
namen die zijn opgeslagen op de geheugenkaart worden
gecomprimeerd met als doel de hoeveelheid opgenomen
gegevens op 200Mbps per seconde te houden.
2x a50P F100P
4x a29.97P F120P
4x a25P F100P
5x a24P F120P
5x a23.98P F120P
UIT Hoge-snelheidsopname uit.
N
Hoge-snelheids lms worden zonder geluid opgenomen.
154
6
F FILMSIMULATIE
Kies een  lmsimulatie-e ect voor  lmopnamen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
c PROVIA/STANDAARD
Zie “FILMSIMULATIE” (P 100).
d Velvia/LEVENDIG
e ASTIA/LAAG
i CLASSIC CHROME
g PRO Neg. Hi
h PRO Neg. Std
g KLASSIEK Neg.
X ETERNA/CINEMA
a ACROS
b MONOCHROOM
f SEPIA
F MONOCHROOM KLEUR
Voeg een roodachtige of blauwachtige
tint (warme of koele kleurzweem) toe
aan a ACROS en b MONOCHROOM
monochrome  lmsimulaties. Kleur kan
worden aangepast op de assen WARM
COOL en G (groen) –M (magenta).
INSTELLEN
MONOCHROOM KLEUR
155
6
FILMINSTELLINGEN
F WITBALANS
Pas witbalans aan voor het opnemen van  lms.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO
Zie “WITBALANS” (P 104).
k/l/m
k
i
j
k
l
m
n
g
F DYNAMISCH BEREIK
Kies een dynamisch bereik voor  lmopnamen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
V100%
Zie “DYNAMISCH BEREIK” (P 107).W200%
X400%
N
Automatische aanpassing van het dynamisch bereik (AUTO) wordt niet
ondersteund.
W200% is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,
X400% bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.
De optie B FILMINSTELLINGEN> F DYNAMISCH BEREIK is beschik-
baar wanneer UIT is geselecteerd voor B FILMINSTELLINGEN> F-Log
OPNAME.
156
6
F TOONCURVE
Met betrekking tot een tooncurve,
gebruikt u de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om het uiterlijk van
highlights of schaduwen aan te passen,
waardoor ze harder of zachter worden.
Kies hogere waarden om schaduwen
en highlights harder te maken, lagere
waarden om ze zachter te maken.
ANNULERENOK
HOOGTEPUNTEN
SCHADUWEN
TOONCURVE
Opties
Opties
2−1 0 +1+2+3+4
F KLEUR
Pas de kleurdichtheid aan voor  lmopnamen. Kies hogere waar-
den om de verzadiging te verhogen, lagere waarden om deze te
verlagen.
Opties
Opties
−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4
F SCHERPTE
Maak contouren in  lms scherper of zachter. Kies hogere waar-
den voor scherpere contouren, lagere waarden voor zachtere
contouren.
Opties
Opties
−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4
157
6
FILMINSTELLINGEN
F RUISONDERDRUKKING
Verminder de ruis in  lms die zijn opgenomen bij hoge gevoelig-
heden. Kies hogere waarden om ruis en vloeiende omtrekken te
verminderen, lagere waarden om omtrekken zichtbaar te laten.
Opties
Opties
−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4
V INTERFRAME NR
Selecteer AAN om interframe-ruisonderdrukking in te schakelen.
Opties
Opties
AAN UIT
N
Interframe-ruisonderdrukking is alleen beschikbaar wanneer framesnel-
heden van 29.97P of langzamer worden geselecteerd bij een frame-
grootte van V of d.
Beeldschaduwen kunnen optreden bij bewegende onderwerpen of als
de camera wordt bewogen tijdens het vastleggen.
158
6
F-Log OPNAME
Selecteer AAN om  lms op te nemen met behulp van een zach-
te gammacurve met een spectrum dat geschikt is voor verdere
verwerking na productie. Gevoeligheid is beperkt tot waarden
tussen ISO640 en 12800.
Opties
Opties
AAN UIT
F OMGV.LICHT CORR.
Selecteer AAN om correctie van het omgevingslicht tijdens
lmopnamen in te schakelen.
Opties
Opties
AAN UIT
N
Als AAN is geselecteerd wanneer een lens, die geen gegevens ver-
zendt, op de camera is bevestigd met behulp van een FUJIFILM
M BEVESTIGINGSADAPTER (apart verkrijgbaar), dan wordt het
omgevingslicht aangepast volgens de optie geselecteerd voor
A OPNAME-INSTELLINGEN> ADAPT.INSTEL.> OMGV.LICHT CORR.
in het opnamemenu (P 147).
Selecteer UIT als u streepvorming waarneemt in  lms die zijn opgeno-
men met behulp van deze optie.
F SCHERPSTELGEBIED
Kies het scherpstelgebied voor  lms die zijn opgenomen met
behulp van autofocus. U kunt er ook voor kiezen het scherpstel-
veld (en dus ook de scherpstelzoompositie) voor  lms vast te
leggen met behulp van handmatige scherpstelling.
159
6
FILMINSTELLINGEN
FILMSCHERPSTELLING
Kies hoe de camera het scherpstelpunt voor  lmopname selec-
teert.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AF(MULTI) Automatische selectie van scherpstelpunten.
AF-VELD KEUZE
De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelgebied.
F AF-C AANGEPASTE INSTELL.
Selecteer scherpstelvolgopties bij het opnemen van  lms in
scherpstelmodus C.
TRACKINGGEVOELIGHEID
Kies hoe lang de camera wacht met overschakelen van de scherp-
stelling wanneer een object in het scherpstelgebied komt achter
of voor het huidige onderwerp. Zie TRACKINGGEVOELIGHEID”
(P 117).
Opties
Opties
01234
AF-SNELHEID
Pas de reactiesnelheid van autofocus aan. Kies hogere waarden
voor snellere responstijden, lagere waarden voor langzamere
responstijden.
Opties
Opties
−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5
160
6
F INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
Schakel Intelligente gezichtsdetectie in of uit bij het opnemen
van  lms.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
GEZICHTSHERKENNING AAN
Zie “INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. (P 122).
UIT Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.
O
Wanneer Intelligente Gezichtsherkenning wordt ingeschakeld, zal de
camera scherpstellen met behulp van continue AF, ook al is enkelvou-
dige AF (S) gekozen met de scherpstelmodusselectieknop. Intelligente
gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de handmatige scherpstelstand.
F HF ASSISTENTIE
Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige
scherpstelmodus.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
STANDAARD
De scherpstelling wordt op de normale manier weergege-
ven (scherpstelpieken is niet beschikbaar).
FOCUS PIEK HIGHLIGHT
De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een
kleur en een piekniveau.
F SCHERPSTELLOEP
Als AAN is geselecteerd, zal de weergave automatisch in-
zoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de
scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is ge-
draaid.
Opties
Opties
AAN UIT
161
6
FILMINSTELLINGEN
ZEBRA-INSTELLING
Hoge lichten die mogelijk zijn overbelicht worden aangeduid
door zebrastrepen in de  lmmodusweergave.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ZEBRA R
Naar rechts schuin afl opende strepen.
ZEBRA L
Naar links schuin afl opende strepen.
UIT Strepen uit.
ZEBRA-NIVEAU
Kies de helderheidsdrempel voor de zebrastrepenweergave.
Opties
Opties
50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100
INSTELLING GELUID
Pas audio-gerelateerde instellingen aan voor  lmopnamen.
AANP. INTERN MIC.-NIVEAU
Pas het opnameniveau aan voor de ingebouwde microfoon.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO De camera past het opnameniveau automatisch aan.
HANDMATIG
Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de scherpstelling-
stok (scherpstelhendel) rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.
UIT Schakel de ingebouwde microfoon uit.
162
6
AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU
Pas het opnameniveau aan voor externe microfoons.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO De camera past het opnameniveau automatisch aan.
HANDMATIG
Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de scherpstelling-
stok (scherpstelhendel) rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.
UIT Schakel het opnemen uit met behulp van externe microfoons.
BEGRENZER MIC.-NIVEAU
Vermindert vervorming die wordt veroorzaakt door invoer die
de grenzen van de audiocircuits van de microfoon overschrijdt.
Opties
Opties
AAN UIT
WINDFILTER
Kies of windruisreductie tijdens  lmopnamen wordt ingescha-
keld.
Opties
Opties
AAN UIT
FILTER ONDERGRENS
Kies of het laagafval lter wordt ingeschakeld, waardoor laagfre-
quente ruis tijdens  lmopnamen wordt verminderd.
Opties
Opties
AAN UIT
VOLUME HOOFDTELEFOON
Stel het hoofdtelefoonvolume af.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
0 Demp uitvoer naar de koptelefoon.
1—10 Kies een volume uit 1 tot 10.
163
6
FILMINSTELLINGEN
MIC/AFSTANDSBED.
Geef aan of het apparaat dat is aangesloten op de microfoon/af-
standsontspanner-aansluiting een microfoon is of een afstands-
ontspanner.
Opties
Opties
m MIC n AFST.B
INSTELLING TIJDCODE
Stel scherminstellingen voor de tijdcode in (uren, minuten,
seconden en beeldnummer) in voor  lmopnamen.
WEERGAVE TIJDCODE
Selecteer AAN om tijdcodes tijdens  lmopnamen en afspelen
van  lms weer te geven.
Opties
Opties
AAN UIT
INSTELLING STARTTIJD
Kies de starttijd van de tijdcode.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
HANDMATIGE INVOER
Markeer deze optie en druk op de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) rechts om handmatig een starttijd te kiezen.
HUIDIGE TIJD Stel de starttijd op de huidige tijd in.
RESETTEN Stel de starttijd in op 00:00:00.
INSTELLING OPTELLEN
Kies of de tijd continu wordt geklokt of alleen tijdens  lmopna-
men.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
REC UITVOEREN Tijd wordt alleen geklokt tijdens fi lmopnamen.
VRIJ UITVOEREN De tijd wordt continu geklokt.
164
6
FRAME VERWIJDEREN
Bij beeldsnelheden van 59.94P en 29.97P ontstaat geleidelijk
een afwijking tussen de tijdcode (gemeten in seconden) en de
werkelijke opnametijd (gemeten in fracties van seconden). Kies
of de camera daar waar nodig beelden weglaat om de opname-
tijd overeen te laten komen met de tijdcode.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AAN
De camera laat waar nodig beelden weg om de tijdcode en
werkelijke opnametijd precies gelijk te laten open.
UIT Beelden worden niet weggelaten.
N
De tijdcodeweergave varieert afhankelijk van de geselecteerde optie.
AAN
UIT
Selecteren van een beeldsnelheid van 23.98P schakelt weglaten van
het beeld uit.
165
6
FILMINSTELLINGEN
CONTROLELAMPJE
Kies de lamp (indicator of AF-hulpverlichting) die brandt tijdens
lmopnamen en of de lamp knippert of blijft branden.
Indicatielampje AF-hulplicht
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VOOR UIT
ACHTER z
Het indicatorlampje brandt tijdens het opnemen van een fi lms.
VOOR UIT
ACHTER y
Het indicatorlampje knippert tijdens het opnemen van een fi lms.
VOORz
ACHTERz
De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes branden tijdens het opne-
men van fi lms.
VOORz
ACHTER UIT
Het AF-hulpverlichtinglampje brandt tijdens het opnemen van fi lms.
VOORy
ACHTERy
De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes knipperen tijdens het
opnemen van fi lms.
VOORy
ACHTER UIT
Het AF-hulpverlichtinglampje knippert tijdens het opnemen van fi lms.
VOOR UIT
ACHTER UIT
De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes blijven uit tijdens het
opnemen van fi lms.
166
6
FILMINSTELLINGEN
STILLE BEDIENING FILM
Selecteer AAN om cameraschijven uit te schakelen en pas
lminstellingen aan met behulp van touchscreen-bedieningen,
zodat wordt voorkomen dat geluiden gemaakt door camerabe-
dieningen worden opgenomen tijdens het  lmen (P 24).
Opties
Opties
AAN UIT
167
Afspelen en het afspeelmenu
168
7
De afspeelweergave
Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die
mogelijk worden weergegeven tijdens het afspelen.
O
Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.
12/31/2020 12:10
AM
OP
A BC D E F HG
I
J
L KMNQRSTU
V
W
X
Z
Y
a
b
c
d
e
A
Datum en tijd
Datum en tijd
...................................
...................................
40, 42, 195
40, 42, 195
B
Gezichtsdetectie-indicator
Gezichtsdetectie-indicator
........................
........................
122
122
C
Bluetooth AAN/UIT
Bluetooth AAN/UIT
......................................
......................................
231
231
D
Opdracht beeldoverdracht
Opdracht beeldoverdracht
.......................
.......................
186
186
E
Beeldoverdrachtstatus
Beeldoverdrachtstatus
......................
......................
231, 270
231, 270
F
Aantal frames geselecteerd voor upload
Aantal frames geselecteerd voor upload
.....
.....
186
186
G
Kaartsleuf
Kaartsleuf
.......................................................
.......................................................
173
173
H
Beeldnummer
Beeldnummer
...............................................
...............................................
227
227
I
Beschermde afbeelding
Beschermde afbeelding
.............................
.............................
180
180
J
Locatiegegevens
Locatiegegevens
.................................
.................................
237, 271
237, 271
K
Batterijniveau
Batterijniveau
..................................................
..................................................
39
39
L
Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit
..................................................
..................................................
99
99
M
Beeldgrootte
Beeldgrootte
.....................................................
.....................................................
98
98
N
Filmsimulatie
Filmsimulatie
................................................
................................................
100
100
O
Dynamisch bereik
Dynamisch bereik
........................................
........................................
107
107
P
HDR
HDR
.....................................................................
.....................................................................
91
91
Q
Witbalans
Witbalans
.......................................................
.......................................................
104
104
R
Gevoeligheid
Gevoeligheid
....................................................
....................................................
79
79
S
Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie
...............................
...............................
82
82
T
Diafragma
Diafragma
..........................................
..........................................
59, 64, 65
59, 64, 65
U
Sluitertijd
Sluitertijd
.............................................
.............................................
59, 60, 65
59, 60, 65
V
Indicator afspeelmodus
Indicator afspeelmodus
................................
................................
47
47
W
Filmpictogram
Filmpictogram
.................................................
.................................................
54
54
X
Tijdcode
Tijdcode
..........................................................
..........................................................
163
163
Y
HDR-afbeelding
..............................................
..............................................
91
91
Z
Indicator voor rode-ogenverwijdering
Indicator voor rode-ogenverwijdering
..............................................................
..............................................................
149, 182
149, 182
a
Geavanceerd fi lter
Geavanceerd fi lter
..........................................
..........................................
95
95
b
Geschenkbeeld
Geschenkbeeld
................................................
................................................
47
47
c
Indicator fotoboekhulp
Indicator fotoboekhulp
..............................
..............................
188
188
d
DPOF-printindicator
DPOF-printindicator
...................................
...................................
190
190
e
Fotos waarderen
Fotos waarderen
..........................................
..........................................
184
184
169
7
De afspeelweergave
De DISP/BACK-knop
De DISP/BACK-knop regelt de weergave
van de indicatoren tijdens het afspelen.
Standaard Informatie uit
12/31/2020 12:10 AM
12/31/2020 12:10 AM
Infoscherm
170
7
De afspeelweergave
Foto-informatie bekijken
De fotoinformatieweergave verandert elke keer
de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog
geduwd wordt.
Basisgegevens Infoscherm 1
12/31/2020 12:10 AM 12/31/2020 12:10 AM
VOLGENDEVOLGENDE
LENS
23.0
mm
F
5.6
FOCAL LENGTH
23.0
mm
COLOR SPACE sRGB
LENS MODULATION OPT.
ON
S.S
F ISO
AFBREKEN
VOLGENDE
12/31/2020 12:10 AM
Infoscherm 3 Infoscherm 2
Inzoomen op het scherpstelpunt
Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op
het scherpstelpunt. Druk nogmaals om terug te keren naar schermvullend
afspelen.
171
7
Fotos bekijken
Lees deze sectie voor informatie over terugspeelzoom en
afspelen met meervoudig beeld.
Gebruik de achterste commandoschijf
om van afspelen in volledig scherm naar
zoomweergave of miniatuurweergave
te gaan.
Afspelen in volledig scherm
Miniatuurweergave
100-0001
Zoomweergave
Weergave van negen miniaturen
Weergave van honderd miniaturen
DISP/BACK
MENU/OK
Gemiddelde zoom
Maximale zoom
172
7
Fotos bekijken
Zoomweergave
Draai de achter commandoschijf naar rechts om in te zoomen
op de huidige foto, links om uit te zoomen. Druk op DISP/BACK,
MENU/OK of het midden van de achterste commandoschijf om het
zoomen af te sluiten.
N
De maximale zoomfactor is afhankelijk van de optie die is geselecteerd
voor H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT> BEELDGROOTTE.
Zoomweergave is niet beschikbaar voor kopieën met een nieuw for-
maat of kopieën die zijn uitgesneden en opgeslagen in a-grootte.
Bladeren
Wanneer de foto ingezoomd is, kan de scherp-
stellingstok (scherpstelhendel) gebruikt worden
om delen van het beeld te bekijken die op het
moment niet zichtbaar zijn op de weergave.
Navigatievenste
Miniatuurweergave
Om het aantal weergegeven afbeeldingen te veranderen, draait
u de achterste commandoschijf naar links wanneer een foto
schermvullend wordt weergegeven.
N
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om beelden te marke-
ren en druk op MENU/OK om het gemarkeerde beeld in full frame te zien.
In de negen- en honderd-frameweergaven duwt u de scherpstellingstok
omhoog of omlaag om meer fotos te bekijken.
173
7
Het afspeelmenu
Pas afspeelinstellingen aan.
Het afspeelmenu wordt weergegeven
wanneer u op MENU/OK in de afspeelmo-
dus drukt.
VERLATEN
WISSEN
FOTO DRAAIEN
WISSELSLEUF
MENU VOOR HERBEKIJKEN
RAW-CONVERSIE
TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)
BEELDUITSNEDE
NIEUW FORMAAT
BEVEILIGEN
WISSELSLEUF
Kies de kaart waarvan u de fotos wilt afspelen.
N
Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de PLAY-knop inge-
drukt houden om een kaart voor het afspelen te kiezen.
174
7
RAW-CONVERSIE
Zelfs als u geen computer heeft, kunt u de camera gebruiken
om RAW-fotos aan te passen en op te slaan in andere formaten.
RAW-fotos opslaan in een ander formaat
1
Geef een RAW-foto weer.
2
Markeer RAW-CONVERSIE in het weergavemenu.
3
Druk op MENU/OK.
Een lijst met instellingen wordt weer-
gegeven.
CREEREN
REFLECT OPN. COND.
BESTANDSTYPE
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
PUSH/PULL-VERWERKING
DYNAMISCH BEREIK
RAW-CONVERSIE
ANNULEREN
4
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of
omlaag om een instelling te markeren.
5
Druk de scherpstellingstok naar rechts
om opties weer te geven.
WB
RAW-CONVERSIE
200
%
400
%
100
%
6
Druk de scherpstellingstok omhoog of omlaag om de gewens-
te optie markeren.
7
Druk op MENU/OK om de gemarkeerde optie te selecteren. De
lijst met instellingen getoond in Stap 3 wordt weergegeven.
Herhaal Stap 4 tot 7 om andere instellingen aan te passen.
8
Druk op de Q-knop.
Een voorbeeld van de kopie wordt weergegeven.
9
Druk op MENU/OK.
De kopie wordt opgeslagen.
N
RAW-conversie-opties kunnen tevens worden weergegeven door op de
Q-knop te drukken wanneer een RAW-foto wordt weergegeven.
175
7
Het afspeelmenu
De instellingen die kunnen worden aangepast wanneer fotos
van RAW naar een ander formaat worden geconverteerd, zijn:
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
REFLECT OPN. COND.
REFLECT OPN. COND.
Maak een kopie met behulp van de instellingen die
op het moment van fotograferen van kracht waren.
BESTANDSTYPE
BESTANDSTYPE
Kies een bestandsformaat.
BEELDGROOTTE
BEELDGROOTTE
Kies een beeldgrootte.
BEELDKWALITEIT
BEELDKWALITEIT
Stel de beeldkwaliteit bij.
PUSH/PULL-VERWERKING
PUSH/PULL-VERWERKING Pas belichting aan.
DYNAMISCH BEREIK
DYNAMISCH BEREIK
Verbeter details in hoge lichten voor natuurlijk
contrast.
PRIORITEIT D-BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
Verminder verlies van details in hoge lichten en scha-
duwen voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen
van onderwerpen met veel contrast.
FILMSIMULATIE
FILMSIMULATIE Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na.
MONOCHROOM KLEUR
MONOCHROOM KLEUR
Voeg een warme of koele zweem toe aan monochrome
foto’s.
KORRELEFFECT
KORRELEFFECT Voeg een fi lmkorreleff ect toe.
CHROOM KLEUREFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het
renderen van kleuren die over het algemeen erg
verzadigd zijn, zoals rood, geel en groen.
KLEUR CHROOM FX BLAUW
KLEUR CHROOM FX BLAUW
Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het
renderen van blauwe kleuren.
WITBALANS
WITBALANS Pas witbalans aan.
WB VERSCHUIVING
WB VERSCHUIVING Ver jn witbalans.
TOONCURVE
TOONCURVE Highlights en schaduwen aanpassen.
KLEUR
KLEUR Pas de kleurdichtheid aan.
SCHERPTE
SCHERPTE Verscherp of verzacht de contouren.
RUISONDERDRUKKING
RUISONDERDRUKKING Bewerk de kopie om spikkels te verminderen.
ZUIVERHEID
ZUIVERHEID Resolutie verhogen.
LENSMODLTIE OPTM.
LENSMODLTIE OPTM.
Verbeter de defi nitie door aanpassing voor diff ractie
en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand
van de lens.
KLEURR
KLEURR Kies de kleurruimte gebruikt voor kleurreproductie.
HDR
HDR
Verminder verlies van details in highlights en schaduwen.
176
7
WISSEN
Wis afzonderlijke fotos, meerdere geselecteerde fotos of alle
foto’s.
O
Gewiste fotos kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke
fotos of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voor-
dat u verder gaat.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ENKELE FOTO Wis fotos één voor één.
GEKOZEN VELDEN Verwijder meerdere geselecteerde foto's.
ALLE FOTO'S Wis alle onbeveiligde foto's.
ENKELE FOTO
1
Selecteer ENKELE FOTO voor WISSEN in het afspeelmenu.
2
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of
rechts om door fotos te scrollen en druk op MENU/OK om te
verwijderen.
N
Er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven voordat foto’s worden
verwijderd; zorg ervoor dat de juiste foto is geselecteerd voordat u op
MENU/OK drukt.
Meer fotos kunnen worden verwijderd door op MENU/OK te drukken.
Druk de scherpstellingstok naar links of rechts om door de fotos te
scrollen en druk op MENU/OK om te verwijderen.
177
7
Het afspeelmenu
GEKOZEN VELDEN
1
Selecteer GEKOZEN VELDEN voor WISSEN in het afspeelmenu.
2
Markeer fotos en druk op MENU/OK om te selecteren.
Geselecteerde fotos worden aangeduid met vinkjes (R).
Druk opnieuw op MENU/OK om een gemarkeerde foto te dese-
lecteren.
3
Wanneer de bewerking is voltooid, drukt u op DISP/BACK om een
bevestigingsscherm weer te geven.
4
Markeer OK en druk op MENU/OK om de geselecteerde fotos te
wissen.
N
Fotos in fotoboeken of printeropdrachten worden aangeduid door S.
ALLE FOTO’S
1
Selecteer ALLE FOTO’S voor WISSEN in het afspeelmenu.
2
Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer OK en druk op
MENU/OK om alle onbeveiligde fotos te wissen.
N
Het indrukken van DISP/BACK annuleert het wissen; merk op dat alle
fotos verwijderd voordat de knop werd ingedrukt niet kunnen worden
teruggehaald.
Als er een waarschuwing verschijnt die vermeldt dat de geselecteerde
fotos deel uitmaken van een DPOF-printopdracht, druk dan op MENU/OK
om de fotos te verwijderen.
178
7
TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)
Het maken van fotos met RAW / JPEG geselecteerd voor
D OPSLAAN SET-UP> INSTEL. SLEUF (STIL BEELD) creëert
twee kopieën. Kies of bij het verwijderen van het RAW-beeld
ook de JPEG-kopie wordt verwijderd.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AAN
Bij het verwijderen van het RAW-beeld van de kaart in Sleuf 1 wordt
ook de JPEG-kopie van de kaart in Sleuf 2 verwijderd.
UIT
Bij het verwijderen van het RAW-beeld van de kaart in Sleuf 1 wordt
niet de JPEG-kopie van de kaart in Sleuf 2 verwijderd.
BEELDUITSNEDE
Maak een beelduitsnede van de huidige foto.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer BEELDUITSNEDE in het afspeelmenu.
3
Gebruik de achterste commandoschijf om in en uit te zoomen
en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts om de foto te scrollen totdat
het gewenste deel wordt weergegeven.
4
Druk op MENU/OK om een bevestigingsvenster weer te geven.
5
Druk opnieuw op MENU/OK om de bijgesneden kopie in een
afzonderlijk bestand op te slaan.
N
Hoe hoger de zoomfactor, hoe lager het aantal pixels in de uitgesneden
kopie.
Als het formaat van de uiteindelijke kopie a zal zijn, wordt OK in geel
weergegeven.
Alle kopieën hebben een beeldverhouding van 32.
179
7
Het afspeelmenu
NIEUW FORMAAT
Maak een kleine kopie van de huidige foto.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer NIEUW FORMAAT in het afspeelmenu.
3
Markeer een formaat en druk op MENU/OK om een bevestigings-
venster weer te geven.
4
Druk opnieuw op MENU/OK om de kopie met nieuw formaat
naar een afzonderlijk bestand te kopiëren.
N
De beschikbare formaten zijn afhankelijk van het formaat van het origi-
neel.
180
7
BEVEILIGEN
Beveilig fotos tegen per ongeluk wissen. Markeer een van de
volgende opties en druk op MENU/OK.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
FOTO
Beveilig geselecteerde fotos. Duw de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) naar links of rechts om fotos te bekijken en druk op
MENU/OK om te selecteren of deselecteren. Druk op DISP/BACK
wanneer de bewerking is voltooid.
BEVEILIG ALLES Beveilig alle fotos.
ALLES RESETTEN Verwijder beveiliging van alle fotos.
O
Beveiligde fotos zullen worden gewist zodra de geheugenkaart wordt
geformatteerd.
N
Beelden beschermen die momenteel geselecteerd zijn voor upload naar
smartphones of tablets verwijdert de uploadmarkering.
181
7
Het afspeelmenu
FOTO DRAAIEN
Draai fotos.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer FOTO DRAAIEN in het afspeelmenu.
3
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om de
foto 90° met de klok mee te draaien, of omhoog om 90° tegen
de klok in te draaien.
4
Druk op MENU/OK. De foto zal voortaan automatisch worden
weergeven in de geselecteerde stand als deze wordt bekeken
op de camera.
N
Beveiligde fotos kunnen niet worden gedraaid. Verwijder de beveiliging
voordat u fotos draait.
De camera is mogelijk niet in staat om fotos te draaien die met andere
cameras zijn gemaakt. Fotos die zijn gedraaid op de camera zullen niet
worden gedraaid als ze bekeken worden op een computer of op andere
cameras.
Fotos gemaakt met D SCHERM SET-UP> AUTO ROT. WEERG. worden
tijdens het afspelen automatisch in de juiste richting weergegeven.
182
7
VERWIJDER R. OGEN
Verwijder rode ogen uit portretten. De foto wordt door de
camera geanalyseerd; als er rode ogen worden waargenomen,
ondergaat de foto een speciaal proces en wordt er een kopie
aangemaakt waarop rode-ogenverwijdering is toegepast.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer VERWIJDER R. OGEN in het afspeelmenu.
3
Druk op MENU/OK.
N
De resultaten variëren afhankelijk van de scène en de mate waarin de
camera succesvol gezichten detecteert.
De tijd die nodig is om een foto te verwerken, hangt af van het aantal
gedetecteerde gezichten.
Rode ogen kunnen niet worden verwijderd van een foto waarop het
verwijderen van rode ogen al eens is uitgevoerd; die fotos worden
aangeduid door een e-pictogram tijdens het afspelen.
Rode-ogenverwijdering kan niet worden uitgevoerd op RAW-afbeeldin-
gen.
183
7
Het afspeelmenu
SPRAAKMEMO INSTELLING
Voeg een spraakmemo toe aan de huidige foto.
1
Selecteer AAN voor SPRAAKMEMO INSTELLING in het afspeel-
menu.
2
Geef een foto weer waaraan u een spraakmemo wilt toevoegen.
3
Houd de Fn2 -knop ingedrukt om de memo op te nemen. De
opname eindigt na 30s of wanneer u de knop loslaat.
N
De nieuwe memo wordt opgenomen over bestaande memo's heen.
Spraakmemo’s kunnen niet worden toegevoegd aan beveiligde fotos.
Het verwijderen van de foto verwijdert ook de memo.
Spraakmemo’s Afspelen
Fotos met spraakmemo’s worden aangegeven door q-pictogrammen tijdens
het afspelen.
Selecteer, om een memo af te spelen, de foto en druk op de Fn2 -knop.
Er wordt een voortgangsbalk weergegeven terwijl de memo afspeelt.
Volume kan worden aangepast door op MENU/OK te drukken om afspelen te
pauzeren en vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog
of omlaag te duwen om het volume aan te passen. Druk op MENU/OK om het
afspelen te hervatten. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp
van D GELUID SET-UP> AFSPEEL VOLUME.
184
7
WAARDERING
Waardeer fotos met behulp van sterren.
1
Selecteer WAARDERING in het afspeelmenu.
2
Draai aan de voorste opdrachtknop om een afbeelding te
kiezen en de achterste opdrachtknop om een waardering van 0
tot 5 sterren te kiezen („I”).
N
De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kan worden gebruikt in plaats
van de voorste instelschijf om een foto te kiezen.
Het waarderingsvenster kan ook worden weergegeven door op de knop
AE-L/AF-L te drukken tijdens het afspelen van één foto, negen fotos of
honderd fotos.
Gebruik aanraaktoetsen om in of uit te zoomen.
185
7
Het afspeelmenu
KOPIËREN
Kopieer fotos tussen de kaarten in de eerste en tweede sleuf.
1
Selecteer KOPIËREN in het afspeelmenu.
2
Markeer één van de volgende opties.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
SLEUF 1 y SLEUF 2
Kopieer fotos van de kaart in de eerste sleuf naar de kaart in
de tweede sleuf.
SLEUF 2
y SLEUF 1
Kopieer fotos van de kaart in de tweede sleuf naar de kaart
in de eerste sleuf.
3
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar rechts.
4
Markeer een van de volgende opties en druk op MENU/OK.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ENKELE FOTO
Kopieer geselecteerde fotos. Druk de scherpstellingstok naar
links of rechts om fotos te bekijken en druk op MENU/OK om
de huidige foto te kopiëren.
ALLE FOTO’S Kopieer alle fotos.
O
Het kopiëren is gereed wanneer de doelmap vol is.
Als u probeert een bestand dat groter is dan 4GB te kopiëren naar een
geheugenkaart met een capaciteit van 32GB of minder, wordt het kopi-
eren beëindigd en wordt het bestand niet gekopieerd.
186
7
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
Selecteer fotos voor uploaden naar een gekoppelde smartpho-
ne of tablet.
1
Selecteer OPDRACHT BEELDOVERDRACHT> FRAMES SELECTEREN
in het afspeelmenu.
2
Markeer fotos en druk op MENU/OK om te selecteren of deselec-
teren. Herhaal totdat alle gewenste fotos geselecteerd zijn.
3
Druk op DISP/BACK om afspelen te verlaten.
N
Als AAN is geselecteerd voor zowel D VERBINDING INSTELLING>
Bluetooth INSTELLINGEN> Bluetooth AAN/UIT als AUTO
OVERDRACHT BEELDEN, dan begint het uploaden kort nadat u
afspelen afsluit of de camera uitschakelt.
N
Beeldoverdrachtopdrachten kunnen maximaal 999 fotos bevatten.
Het volgende kan niet worden geselecteerd voor uploaden:
-
Beschermde fotos
-
Films
-
RAW-beelden
-
“Gift”-fotos (fotos gemaakt met andere cameras)
Als PAIRING/OVERDR.OPD. is geselecteerd voor D VERBINDING
INSTELLING> ALGEMENE INSTELLINGN> r TOETS-/
SCHIJFINSTELLING, kan het dialoogvenster OPDRACHT
BEELDOVERDRACHT worden weergegeven door op de knop Fn1 te
drukken.
Selecteer, om uploadmarkeringen van alle fotos in de huidige opdracht
te verwijderen, OPDRACHT BEELDOVERDRACHT> OPDRACHT
RESETTEN.
Als AAN is geselecteerd voor D VERBINDING INSTELLING> Bluetooth
INSTELLINGEN> AUTO OVERDRACHT BEELDEN, worden fotos auto-
matisch gemarkeerd voor uploaden terwijl ze worden gemaakt.
187
7
Het afspeelmenu
DRAADLS COMMUNICT
Verbind met smartphones die de meest recente versie van de
FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan
vervolgens worden gebruikt om:
De camera te bedienen en op afstand fotos maken
Fotos te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera
Door de fotos op de camera te browsen en geselecteerde
fotos te downloaden
Locatiegegevens naar de camera uploaden
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
DIAVOORSTELLING
Bekijk fotos in een automatische diavoorstelling. Druk op MENU/OK
om te starten en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
naar rechts of links om vooruit of achteruit te gaan. U kunt op
ieder moment tijdens de voorstelling op DISP/BACK drukken om
een helpscherm weer te geven. De diavoorstelling kan op elk
gewenst moment worden beëindigd door op MENU/OK te drukken.
N
De camera wordt niet automatisch uitgeschakeld wanneer een diavoor-
stelling aan het afspelen is.
188
7
FOTOBOEK HULP
Maak boeken van uw favoriete fotos.
Een fotoboek maken
1
Selecteer NIEUW BOEK voor C MENU VOOR HERBEKIJKEN>
FOTOBOEK HULP.
2
Scroll door de beelden en duw de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) omhoog om te selecteren of deselecteren. Druk op
MENU/OK om af te sluiten wanneer het boek is voltooid.
N
Fotos die kleiner zijn dan a en  lms kunnen niet voor fotoboeken
worden geselecteerd.
De als eerste geselecteerde foto wordt automatisch de omslagfoto.
Duw de scherpstellingstok omlaag om het huidige beeld voor de
cover te selecteren.
3
Markeer FOTOBOEK VOLTOOIEN en druk op MENU/OK (om alle
fotos voor het boek te selecteren, kiest u ALLES SELECTEREN).
Het nieuwe boek wordt aan de lijst in het fotoboekhulpmenu
toegevoegd.
N
Boeken kunnen tot 300 fotos bevatten.
Boeken die geen fotos bevatten, worden automatisch verwijderd.
189
7
Het afspeelmenu
Fotoboeken bekijken
Markeer een album in het fotoalbumassisteermenu en druk op
MENU/OK om het album weer te geven en duw vervolgens de
scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om
door de fotos te scrollen.
Fotoboeken bewerken of verwijderen
Geef het fotoboek weer en druk op MENU/OK. De volgende opties
worden weergegeven; selecteer de gewenste optie en volg de
aanwijzingen op het scherm.
BEWERKEN: Bewerk het boek zoals beschreven in “Een fotoboek
maken.
WISSEN: Wis het fotoboek.
PC AUTO. OPSLAAN
Upload fotos van de camera naar een computer met de meest
recente versie van FUJIFILM PC AutoSave (let op dat u eerst de
software moet installeren en de computer moet con gureren
als een bestemming voor beelden die van de camera gekopi-
eerd zijn).
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/
190
7
OPDRACHT (DPOF)
Maak een digitale “printopdracht” voor DPOF-compatibele
printers.
1
Selecteer C MENU VOOR HERBEKIJKEN> OPDRACHT (DPOF).
2
Selecteer MET DATUM s om de datum van opname af te
drukken op de foto, selecteer ZONDER DATUM om fotos af te
drukken zonder datum of ALLES RESETTEN om alle fotos uit
de printopdracht te verwijderen alvorens verder te gaan.
3
Geef een foto weer die u wilt toevoegen aan of verwijderen uit
de printopdracht.
4
Duw de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) omhoog of omlaag om het
aantal kopieën te kiezen (tot 99).
N
Om een foto uit de opdracht te verwij-
deren, duwt u de scherpstellingstok
omlaag totdat het aantal kopieën 0 is.
Totaal aantal
afdrukken
Aantal kopieën
N
Herhaal stap 3–4 om de printopdracht te voltooien.
5
Het totale aantal afdrukken wordt in de monitor weergegeven.
Druk op MENU/OK om af te sluiten.
N
De fotos in de huidige printopdracht worden tijdens het afspelen aan-
geduid met een u-pictogram.
Printopdrachten kunnen maximaal 999 fotos bevatten van één geheu-
genkaart.
Als een geheugenkaart is geplaatst met een printopdracht die door een
andere camera is gecreëerd, dient u de opdracht moeten verwijderen
alvorens te creëren zoals hierboven beschreven.
01
PRINTOPDRACHT
(
DPOF
)
PRINTS
GEREEDKIES FOTO
DPOF:
00001
191
7
Het afspeelmenu
AFDRUK. instax PRINTER
Om fotos af te drukken naar optionele Fuji lm instax SHARE
printers, selecteert u eerst D VERBINDING INSTELLING> VERB.
INST. instax PRNTR; voer de naam en het wachtwoord van de
instax SHARE printer (SSID) in en volg dan de onderstaande
stappen.
1
Schakel de printer in.
2
Selecteer C MENU VOOR
HERBEKIJKEN> AFDRUK.
instax
PRINTER. De camera zal verbinding
maken met de printer.
FUJIFILM-CAMERA-1234
VERBINDING MAKEN
AFDRUK. PRINTER
ANNULEREN
instax-12345678
3
Gebruik de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) om de foto weer te geven
die u wilt uitprinten en druk vervol-
gens op MENU/OK. De foto wordt naar
de printer gestuurd en het afdrukken
start.
100-0020
OK
ANNULEREN
instax-12345678
AFDRUK. PRINTER
N
Fotos die zijn gemaakt met andere cameras kunnen niet worden
afgedrukt.
Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCD-
scherm.
De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is
aangesloten.
192
MEMO
193
De instellingenmenus
194
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
Pas de basisinstellingen van de camera aan.
Voor toegang tot de basisinstellingen van
de camera drukt u op MENU/OK, selecteert
u het tabblad
D
(INSTALLATIE) en kiest u
GEBRUIKERSINSTELLINGEN.
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
DATUM/TIJD
FORMATTEREN
MIJN MENU-INSTELINGEN
SENSORREINIGING
RESET
GEREGULEERD
TIJDVERSCHIL
VERLATEN
a
FORMATTEREN
Om een geheugenkaart te formatteren:
1
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> FORMATTEREN in
het tabblad D (INSTALLATIE).
2
Markeer de sleuf die de kaart bevat die u wenst te formatteren
en druk op MENU/OK.
3
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven. Om de geheugenkaart
te formatteren, markeert u OK en
drukt u op MENU/OK.
N
Om af te sluiten zonder de geheu-
genkaart te formatteren, selecteert u
ANNULEREN of drukt u op DISP/BACK.
FORMATTEREN OK?
OK
ANNULEREN
ALLE DATA WORDT GEWIST!
FORMATTEREN
O
Alle gegevens —inclusief beveiligde fotos— worden van de geheugen-
kaart gewist. Vergeet niet belangrijke fotos eerst naar een computer of
ander opslagapparaat te kopiëren.
Open het batterijvak niet tijdens het formatteren.
N
Het formatteermenu kan worden weergegeven door op het midden van
de achterste commandoschijf te drukken terwijl u de DRIVE-knop inge-
drukt houdt.
195
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
DATUM/TIJD
Om de cameraklok in te stellen:
1
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> DATUM/TIJD in het
tabblad D (INSTALLATIE).
2
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of
rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te
markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Om
de opdracht te veranderen waarin het jaar, de maand en dag
zijn weergegeven, markeer de datumweergave en duw de
scherpstellingstok omhoog of omlaag.
3
Druk op MENU/OK om de klok in te stellen.
TIJDVERSCHIL
Schakel de cameraklok direct om van de tijdzone van uw woon-
plaats naar de lokale tijd op uw bestemming tijdens het reizen.
Om het verschil tussen uw lokale tijdzone en tijdzone thuis te
speci ceren:
1
Markeer g LOKAAL en druk op MENU/OK.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het tijds-
verschil tussen de lokale tijd en uw eigen tijdzone te kiezen.
Druk op MENU/OK wanneer de instellingen zijn voltooid.
Om de klok van de camera op lokale tijd in te stellen, markeert
u g LOKAAL en drukt u op MENU/OK. Om de klok op de tijdzone
van uw woonplaats in te stellen, selecteert u h THUIS.
Opties
Opties
g LOKAAL h THUIS
N
Als g LOKAAL is geselecteerd, wordt g drie seconden in het geel
weergegeven zodra de camera wordt ingeschakeld.
196
8
Qa
Kies een taal.
MIJN MENU-INSTELINGEN
Bewerk de items opgesomd in het tabblad E (MIJN MENU), een
gepersonaliseerd aangepast menu met veelgebruikte opties.
1
Markeer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
MIJN MENU-INSTELINGEN in het tabblad
D
(INSTALLATIE) en druk op MENU/OK.
MIJN MENU-INSTELINGEN
ITEMS TOEVOEGEN
ITEMS VERWIJDEREN
ITEMS RANGSCHIKKEN
N
Selecteer ITEMS RANGSCHIKKEN om items opnieuw te ordenen.
Selecteer ITEMS VERWIJDEREN om items te verwijderen.
2
Druk de keuzeknop omhoog of om-
laag om ITEMS TOEVOEGEN te mar-
keren en druk op MENU/OK. Opties die
kunnen worden toegevoegd aan “mijn
menu” zijn gemarkeerd in blauw.
BEELDKWALITEIT
MIJN MENU-INSTELINGEN
BEELDGROOTTE
SELECTEREN
ANNULEREN
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
MONOCHROOM KLEUR
N
Huidige items in “mijn menu worden aangeduid met vinkjes.
3
Kies een positie voor het item en druk
op de MENU/OK. Het item wordt toege-
voegd aan “mijn menu.
1 BEELDGROOTTE
2
BEELDKWALITEIT
LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN
VERPLAATSEN
OPSLAAN
4
Druk op MENU/OK om terug te keren naar het bewerkscherm.
5
Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toege-
voegd.
N
“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.
197
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
SENSORREINIGING
Verwijder stof van de beeldsensor van de camera.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
OK Reinig de sensor onmiddellijk.
WANNEER INGESCHAKELD
Het reinigen van de sensor wordt uitgevoerd als de came-
ra ingeschakeld wordt.
WANNEER UITGESCHAKELD
Het reinigen van de sensor zal worden uitgevoerd als
de camera wordt uitgeschakeld (sensorreiniging wordt
echter niet uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld
in de afspeelmodus).
N
Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van sensorreiniging, kan
met behulp van een blazer worden verwijderd (P 301).
198
8
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
RESET
Zet de opname-opties of de opties van het instellingenmenu
terug naar de standaardwaarden.
1
Markeer de gewenste optie en druk op MENU/OK.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
OPNAMEMENU RESET
Zet alle opnamemenu-instellingen, behalve de aange-
paste witbalans en aangepaste instellingen gecreëerd
met gebruik van BEW/BEW INST. OP M, terug naar de
standaardwaarden.
SET-UP RESET
Zet alle instellingen in het instellingenmenu behal-
ve DATUM/TIJD, TIJDVERSCHIL, COPYRIGHT
INFO, en aan verbinding gerelateerde opties
VERBINDING INSTELLING terug naar de standaard-
waarden.
2
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer OK
en druk op MENU/OK.
GEREGULEERD
Selecteer D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> GEREGULEERD in
het setup-menu om elektronische kopieën van het productmo-
delnummer, CMIIT ID en andere certi caten te bekijken.
199
8
GELUIDSINSTELLINGEN
Maak wijzigingen in de camerageluiden.
Om toegang te krijgen tot geluidsinstel-
lingen, drukt u op MENU/OK, selecteert u
het tabblad D (INSTALLATIE) en kiest u
GELUID SET-UP.
VERLATEN
GELUIDSINSTELLINGEN
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
AF PIEPVOLUME
BEDIENING VOL.
SLUITER VOLUME
SLUITER GELUID
AFSPEEL VOLUME
AF PIEPVOLUME
Kies het volume van de pieptoon die klinkt wanneer de came-
ra scherpstelt. Het geluidssignaal kan worden gedempt door
e UIT te selecteren.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e UIT (dempen)
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
Kies het volume van de pieptoon die klinkt terwijl de zelfont-
spanner is ingeschakeld. Het geluidssignaal kan worden ge-
dempt door e UIT te selecteren.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e UIT (dempen)
200
8
GELUIDSINSTELLINGEN
BEDIENING VOL.
Pas het volume aan van de geluiden die worden gemaakt
tijdens de bediening van de camera. Kies e UIT om de bedie-
ningsgeluiden uit te schakelen.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e UIT (dempen)
SLUITER VOLUME
Pas het volume van de geluiden gemaakt door de elektronische
sluiter aan. Kies e UIT om het sluitergeluid uit te schakelen.
Opties
Opties
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e UIT (dempen)
SLUITER GELUID
Kies het geluid dat de elektronische sluiter maakt.
Opties
Opties
i GELUID 1 j GELUID 2 k GELUID 3
AFSPEEL VOLUME
Pas het volume voor het afspelen van een  lm aan.
Opties
Opties
012345678910
201
8
SCHERMINSTELLINGEN
Breng wijzigingen aan in de weergave-instellingen.
Om toegang te krijgen tot weergave-in-
stellingen, drukt u op MENU/OK, selecteert
u het tabblad D (INSTALLATIE) en kiest
u SCHERM SET-UP.
SCHERMINSTELLINGEN
EVF KLEUR
INSTELLING OOGSENSOR
EVF-HELDERHEID
AANPASSING EVF KLEUR
LCD-HELDERHEID
LCD KLEUR
AANPASSING LCD KLEUR
WEERGAVE
VERLATEN
INSTELLING OOGSENSOR
Schakel de oogsensor in of uit. Er zijn afzonderlijke opties be-
schikbaar voor opnemen en afspelen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
OPNEMEN
AAN: Als u uw oog op de EVF plaatst, schakelt de EVF in. Het
LCD-scherm schakelt uit.
UIT: De EVF wordt ingeschakeld wanneer het monitorpaneel
wordt gesloten en uitgeschakeld wanneer het paneel open is.
AFSPELEN
EVF-HELDERHEID
Pas de helderheid van het scherm aan in de elektronische zoeker.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO Automatische helderheidsaanpassing.
HANDMATIG Pas de helderheid handmatig aan; kies uit opties tussen −7 en +5.
EVF KLEUR
Pas de kleurtoon van het scherm aan in de elektronische zoeker.
Opties
Opties
−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5
202
8
AANPASSING EVF KLEUR
Pas de kleur van het scherm aan in de elektronische zoeker.
1
Pas kleuren aan met behulp van de
scherpstellingstok (scherpstelhendel).
OK ANNULEREN
AANPASSING EVF KLEUR
2
Druk op MENU/OK.
LCD-HELDERHEID
Pas de monitorhelderheid aan.
Opties
Opties
−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5
LCD KLEUR
Pas de monitorkleur aan.
Opties
Opties
−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5
AANPASSING LCD KLEUR
Pas de kleur van de weergave in de LCD-monitor aan.
1
Pas kleuren aan met behulp van de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel).
2
Druk op MENU/OK.
203
8
SCHERMINSTELLINGEN
WEERGAVE
Kies hoe lang fotos worden weergegeven nadat ze zijn gemaakt.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
CONTINU
Fotos worden getoond totdat de MENU/OK-knop wordt ingedrukt
of de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk op het midden van
de achterste commandoschijf om in te zoomen op het actieve
scherpstelpunt; druk opnieuw om het zoomen te annuleren.
1.5 SEC
Fotos worden gedurende de geselecteerde tijd weergegeven of tot
de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt.
0.5 SEC
UIT Foto's worden na het fotograferen niet weergegeven.
N
Kleuren kunnen enigszins afwijken van de uiteindelijke foto.
”Ruis” in de vorm van spikkels kan zichtbaar zijn bij hoge gevoeligheden.
AUTOROTATIE DISPLAYS
Kies of de indicaties in de zoeker en de LCD-monitor draaien
overeenkomstig de camerastand.
Opties
Opties
AAN UIT
204
8
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS
Kies of belichting- en/of witbalansvoorbeeld wordt ingescha-
keld in handmatige belichtingsstand.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
PRVW BELICHTING/
WB
Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld in.
PRVW WB
Alleen witbalans als voorbeeld bekijken. Kies deze optie in situ-
aties waarin belichting en witbalans naar alle waarschijnlijkheid
zal veranderen tijdens het vastleggen, wat het geval kan zijn wan-
neer u een fl itser gebruikt met een gloeicontrolelampje.
UIT
Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld uit. Kies deze optie bij
gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting
mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
Kies of de e ecten van  lmsimulatie, witbalans en andere instel-
lingen zichtbaar zijn in de monitor.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AAN
De eff ecten van camera-instellingen zijn niet zichtbaar in de mo-
nitor, maar schaduwen in laag contrast, scènes met tegenlicht en
andere moeilijk zichtbare onderwerpen zichtbaarder te maken.
Kleuren en tinten kunnen afwijken van die in de uiteindelijke
foto. De weergave wordt echter aangepast om de eff ecten van
monochroom- en sepia-instellingen te tonen.
UIT
De eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen
kunnen vooraf in de monitor worden bekeken.
205
8
SCHERMINSTELLINGEN
COMP.RICHTL.
Kies een kaderraster voor opnamemodus.
Optie
Optie
F
F
RAST 9
RAST 9
G
G
RASTER 24
RASTER 24
H
H
HD-KADEREN
HD-KADEREN
Weergave
Voor compositie met de
derdenregel”.
Een raster van zes bij vier. Kader HD-fotos in de
beelduitsnede aangege-
ven aan de boven- en on-
derkant van het scherm.
N
Inkaderingsbegeleiders worden niet getoond bij standaardinstellin-
gen maar kunnen worden weergegeven met behulp van D SCHERM
SET-UP> DISP. INST. OP MAAT (P 208).
206
8
AUTO ROT. WEERG.
Selecteer AAN om “staande (portret) fotos tijdens het afspelen
automatisch te draaien.
Opties
Opties
AAN UIT
EENHEDEN AF-SCHAAL
Kies de eenheden gebruikt voor de indicator van de scherpste-
lafstand.
Opties
Opties
METERS FEET
207
8
SCHERMINSTELLINGEN
DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS
Kies of de camera diafragma als een T-nummer (gebruikt voor
lmcameralenzen) of een f/-nummer (gebruikt voor fotocame-
ralenzen) weergeeft wanneer een optionele FUJINON MKX-serie
lens is bevestigd. Raadpleeg, voor informatie over  lmcamera-
lenzen, de documentatie die is meegeleverd met de lens.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AANTAL T
De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door fi lmma-
kers. Om de belichting beter te berekenen is er rekening gehou-
den met de doorlaatbaarheid van de lens.
AANTAL F
De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door foto-
grafen. Doorlaatbaarheid van de lens wordt geacht 100% te zijn,
wat betekent dat hetzelfde diafragma verschillende belichtingen
kan produceren, afhankelijk van de lens.
OVF, BEELDWEERGAVE
Kies hoe de camera fotos weergeeft na het opnemen wanneer
de OVF wordt gebruikt. Fotos worden alleen weergegeven
voor de tijdsduur die is geselecteerd voor D SCHERM SET-UP >
WEERGAVE.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VOLLEDIG SCHERM De foto's vullen de zoeker.
KLEIN VENSTER
De foto's worden weergegeven in de elektronische afstandszoe-
ker (ERF).
N
VOLLEDIG SCHERM wordt automatisch geselecteerd wanneer CONTINU
wordt gekozen voor D SCHERM SET-UP> WEERGAVE. Foto's worden
niet weergegeven na het opnemen wanneer UIT is gekozen.
208
8
DISP. INST. OP MAAT
Kies de items die worden getoond in de standaardindicatie-
weergave.
1
Gebruik in de opnamemodus de DISP/BACK-knop om standaar-
dindicators weer te geven.
2
Druk op MENU/OK en selecteer D SCHERM SET-UP> DISP. INST.
OP MAAT in het tabblad D(INSTALLATIE).
3
Kies OVF of EVF/LCD.
4
Markeer items en druk op MENU/OK om te selecteren of te dese-
lecteren.
5
Druk op DISP/BACK om de wijzigingen op te slaan.
6
Druk op DISP/BACK zoals nodig om terug te keren naar de opna-
meweergave.
209
8
SCHERMINSTELLINGEN
Beschikbare items
De items die kunnen worden weergegeven op de OVF of EVF/
LCD-monitor zijn als volgt:
Item
Item
Standaard
Standaard
OVF
OVF
EVF/LCD
EVF/LCD
COMP.RICHTL.
RR
ELEKTR. WATERPAS
RR
FOCUSFRAME
RR
AF-AFSTANDSINDICATOR
RR
MF-AFSTANDSINDICATOR
RR
HISTOGRAM
RR
LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM
R
OPNAMEMODUS
RR
DIAFR/S-SNELHEID/ISO
RR
INFORMATIE-ACHTERGROND
R
Belichtingscomp. (Getal)
RR
Belichtingscomp. (Schaal)
RR
FOCUSMODUS
RR
LICHTMEETSYSTEEM
RR
SLUITERTYPE
RR
FLITSLICHT
RR
DOORLOPENDE MODUS
RR
DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.
RR
TOUCH SCREEN MODUS
R
WITBALANS
RR
FILMSIMULATIE
RR
DYNAMISCH BEREIK
RR
BOOST-MODUS
RR
REST. BEELDJES
RR
BEELDFORM/-KWALITEIT
RR
FILMMODUS & OPNAMETIJD
R
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
RR
MICROFOONGELUID
R
BEGELEIDINGSBERICHT
RR
ACCUNIVEAU
RR
FRAMINGKADER
R
210
8
MODUS GR INDICAT(EVF/OVF)
Selecteer AAN om grote indicators in de elektronische of optische
zoeker weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden
geselecteerd met behulp van D SCHERM SET-UP > DISPL-INST.
GROTE INDICAT..
12800
UIT AAN
O
Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer AAN is gese-
lecteerd voor MODUS GR INDICAT(EVF/OVF) (P 13).
N
Als GROTE INDICAT.-MODUS aan een functieknop wordt toegewezen, kan
de knop worden gebruikt om tussen GROTE INDICAT.-MODUS aan (AAN) en
uit (UIT) (P 216, 248) te schakelen.
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)
Selecteer AAN om grote indicators in de LCD-monitor weer te geven.
De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp
van D SCHERM SET-UP> DISPL-INST. GROTE INDICAT. INDICAT..
UIT AAN
O
Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer AAN is
geselecteerd voor GROTE INDICAT.-MODUS (LCD) (P 15).
N
Als GROTE INDICAT.-MODUS aan een functieknop wordt toegewezen,
kan de knop worden gebruikt om tussen GROTE INDICAT.-MODUS aan
(AAN) en uit (UIT) (P 216, 248) te schakelen.
211
8
SCHERMINSTELLINGEN
DISPL-INST. GROTE INDICAT.
Kies de indicators die worden weer-
gegeven wanneer AAN is geselec-
teerd voor D SCHERM SET-UP>
MODUS GR INDICAT(EVF/OVF) of
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD).
Schl
BELDISPL
DISPLAY-INSTEL. GROTE INDICATOREN
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
A
BELDISPL
BELDISPL
Kies de items die onderaan de weergave staan. Geselecteerde
items worden aangeduid met vinkjes (R); om te deselecteren,
markeer de vinkjes en druk op MENU/OK.
B
d
d
Schl
Schl
Selecteer AAN om de belichtingsaanduiding weer te geven.
C
L1, L2, L3, L4
L1, L2, L3, L4
Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de
linkerkant van het scherm.
D
R1, R2, R3, R4
R1, R2, R3, R4
Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de
rechterkant van het scherm.
INFORMATIE CONTRASTAANP.
Stel contrast van de weergave af.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
HOOG CONTRAST Hoog contrast.
STANDAARD Normaal contrast.
LAAG CONTRAST Laag contrast.
DONKER
OMGEVINGSLICHT
Contrast aangepast voor gedimd omgevingslicht.
212
8
SUBMONITOR
Pas weergave-instellingen voor de submonitor aan. Er zijn af-
zonderlijke schermen beschikbaar voor stilstaand fotograferen
en het opnemen van  lms. Kies uit het volgende:
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
KLASSIEK
Geef de gekozen instellingen voor fi lmsimulatie, witbalans en
ISO-gevoeligheid weer.
STANDAARD
Camera-instellingen weergeven. U kunt de weergegeven instel-
lingen kiezen.
Kies de items die moeten worden weergegeven in
STANDAARD-modus
Volg de onderstaande stappen om de indicatoren te kiezen die
worden getoond in het STANDAARD-scherm.
1
Selecteer D SCHERM SET-UP> SUBMONITOR in het instelmenu.
2
Markeer STANDAARD en druk op MENU/OK.
3
Markeer STILLE MODUS of FILMMODUS en druk op MENU/OK.
4
Markeer de indicator die u wenst te wijzigen en druk op
MENU/OK.
INSTELLING SUBMONITOR (STILSTAAND)
SLUITERSNELHEID
BELICHTINGSCOMPOSITIE
DIAFRAGMA
ISO
OPNAMEMODUS
FILMSIMULATIE
WITBALANS
BEELDGROOTTE
213
8
SCHERMINSTELLINGEN
5
Markeer de indicator die u wenst weer
te geven en druk op MENU/OK.
ISO
FILMMODUS
R. FRAME
OPNAMET.
GEEN
DIAFRAGMA
SLUITERSNELHEID
BELICHTINGSCOMPOSITIE
INSTELLING SCHERM 1
Kies uit:
SLUITERSNELHEID
DIAFRAGMA
BELICHTINGSCOMPOSITIE
ISO
FILMMODUS
R. FRAME
OPNAMET.
OPNAMEMODUS
LICHTMEETSYSTEEM
DRIVE MODUS
FOCUSMODUS
WITBALANS
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
BATTERIJNIVEAU
SLEUFOPTIES
SLUITERTYPE
FILMSIMULATIE
DYNAMISCH BEREIK
GEEN
6
Herhaal Stap 4 en 5 om ook andere instellingen te wijzigen.
214
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
Ga naar opties voor camerabediening.
Om toegang te krijgen tot bedie-
ningsopties, drukt u op MENU/OK, selec-
teert u het tabblad D(INSTALLATIE) en
kiest u TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN.
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
BEWERK/SLA OP SNELMENU
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
Q-MENU ACHTERGROND
FUNCTIE-INS. (Fn)
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
SLUITER AF
SLUITER AE
OPNAME ZONDER LENS
VERLATEN
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
Kies de functies uitgevoerd door de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel).
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VERGRENDELING (UIT)
De scherpstellingstok kan niet worden gebruikt tijdens het
fotograferen.
DRUK n OM TE ONTGR.
Druk op de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en
kantel de stok om een scherpstelpunt te selecteren.
AAN
Kantel de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en
selecteer een scherpstelpunt.
215
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
BEWERK/SLA OP SNELMENU
Kies de items weergegeven in het snelmenu.
1
Selecteer D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> BEWERK/SLA OP
SNELMENU in het tabblad D(INSTALLATIE).
2
Kies het aantal items dat wordt weergegeven in het snelmenu.
Opties voor snelmenu opslaan/bewerken worden weergege-
ven.
3
Markeer het item dat u wenst te wijzigen en druk op MENU/OK.
Het volgende kan worden toegewezen aan het snelmenu.
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
KLEUR
SCHERPTE
ZUIVERHEID
RUISONDERDRUKKING
KIES INST. OP MAAT
SCHERPSTELLING (FILMSCHERPSTELLING)
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
HF ASSISTENTIE
TOUCH SCREEN MODUS
ZELFONTSPANNER
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLIKKERVERMINDERING
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
FLITSCOMPENSATIE
FILMMODUS
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
EVF/LCD-HELDERHD
EVF/LCD KLEUR
GEEN
N
Selecteer GEEN om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde
positie.
Wanneer KIES INST. OP MAAT is geselecteerd, worden de huidige
instellingen getoond in het snelmenu met het label BASE.
4
Markeer de gewenste optie en druk op MENU/OK.
De geselecteerde optie wordt toegewezen aan het snelmenu.
N
Er is ook toegang tot het snelmenu in de opnamemodus door de Q-knop
ingedrukt te houden.
216
8
Q-MENU ACHTERGROND
Kies TRANSP. voor een transparante achtergrond.
Opties
Opties
TRANSP. ZWART
FUNCTIE-INS. (Fn)
Kies de functies die worden vervuld door de functietoetsen.
1
Selecteer D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> FUNCTIE-INS. (Fn) in
het tabblad D(INSTALLATIE).
2
Markeer de gewenste toets en druk op MENU/OK.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op MENU/OK om
deze toe te wijzen aan de geselecteerde toets.
N
ALLEEN AE-VERGRENDELING, ALLEEN AF-VERGRENDELING,
AE/AF-VERGRENDELING, AF-AAN en ALLEENAWB-VERGRENDELING
kunnen niet aan de aanraakfunctieknoppen worden toegewezen (T-Fn1
via T-Fn4).
Toegang tot opties voor het toewijzen van functieknoppen kan ook
worden verkregen door het ingedrukt houden van de DISP/BACK-knop.
217
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
Rollen die kunnen worden toegewezen aan de functieknoppen
Kies uit:
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
WITBALANS
ZUIVERHEID
KIES INST. OP MAAT
SCHERPSTELGEBIED
SCHERPSTELLOEP
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
GEZICHTSSELECTIE o
GEZICHTSHERKEN. AAN/UIT
*
BEGRENZER AF-BEREIK
SPORTZOEKERMODUS
PRE-OPNAME sN
ZELFONTSPANNER
AE-REEKS INSTELLING
INSTELLING FOCUS BKT
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLIKKERVERMINDERING
ISO AUTOM.INSTELLING.
HELDERHEID HELDER FRAME
IS MODE
DRAADLS COMMUNICT
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
TTL-VERGRENDELING
MODELING FLASH
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
ZEBRA-INSTELLING
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
STILLE BEDIENING FILM
INSTELLING OOGSENSOR
VOORB DIEPTESCH
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.
MODUS
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
HISTOGRAM
ELEKTR. WATERPAS
GROTE INDICAT.-MODUS
FRONT COMM.SCH.-SCHAK.
ALLEEN AE-VERGRENDELING
ALLEEN AF-VERGRENDELING
AE/AF-VERGRENDELING
AF-AAN
ALLEENAWB-VERGRENDELING
VERGREND. INSTE.
PRESTATIE
AUTO BEELDOVERDRACHT
KOPPELINGSBEST. SELECTEREN
Bluetooth AAN/UIT
SNELMENU
PLAYBACK
GEEN (bediening uitgeschakeld)
* Selectie via de functieknoppen is niet beschikbaar wanneer de OVF wordt
weergegeven.
218
8
AF-AAN
Als AF-AAN is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van
de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.
MODELING FLASH
Als MODELING FLASH is geselecteerd als een compatibele  itser
met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken
om de  itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelij-
ke (modeling  ash).
TTL-VERGRENDELING
Als TTL-VERGRENDELING is geselecteerd, kunt u op de toets voor
het vergrendelen van  itsoutput volgens de optie geselecteerd
voor F FLITSINSTELLINGEN> MODUS TTL VERGRENDELEN druk-
ken (P 150).
n GEZICHTSSELECTIE o
n GEZICHTSSELECTIE o kan wor-
den in- of uitgeschakeld door het
indrukken van de knop waaraan
n GEZICHTSSELECTIE o is toegewe-
zen.
GEZICHTSSELECTIE AAN
Door het inschakelen van n GEZICHTSSELECTIE o kan de te
gebruiken scherpstellingstok (scherpstelhendel) het gezicht
selecteren dat wordt gebruikt voor de scherpstelling. Om
te schakelen van gezichtsdetectie naar handmatige selectie
van het scherpstelveld (P 72), drukt u op het midden van de
scherpstellingstok (scherpstelhendel). Druk nogmaals om ge-
zichtsdetectie opnieuw in te schakelen.
219
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
Kies de functies die worden vervuld door de commandoschijven.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
COMMANDOSCHIJF 1
VOOR
Wijs sluitertijd (S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)) of diafragma
(DIAFRAGMA)
1
toe aan COMMANDOSCHIJF 1 VOOR.
COMMANDOSCHIJF 2
VOOR
Wijs sluitertijd (S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)),
diafragma (DIAFRAGMA)
1
, belichtingscompensatie
(BELICHTINGSCOMPENSATIE)
2
, gevoeligheid (ISO)
3
of
geen functie (GEEN) toe COMMANDOSCHIJF 2 VOOR of
COMMANDOSCHIJF 3 VOOR.
COMMANDOSCHIJF 3
VOOR
COMMANDOSCHIJF
ACHTER
Wijs sluitertijd (S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)),
diafragma (DIAFRAGMA)
1
, belichtingscompensatie
(BELICHTINGSCOMPENSATIE)
2
, gevoeligheid (ISO)
3
of
geen functie (GEEN) toe aan de achterste instelschijf.
1 Diafragma ingesteld op A (auto) en lens uitgerust met diafragmaring of COMMANDO
geselecteerd voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> INST. DIAFRAGMARING (A).
2 Instelschijf belichtingscorrectie naar C gedraaid.
3 C geselecteerd op gevoeligheid.
N
U kunt ook op de Fn2 -knop drukken om als volgt door de instellingen
COMMANDOSCHIJF 1 VOOR, COMMANDOSCHIJF 2 VOOR en
COMMANDOSCHIJF 3 VOOR te bladeren.
De Fn2-knop kan aan andere functies worden toegewezen met behulp
van D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> FUNCTIE-INS. (Fn). FRONT
COMM.SCH.-SCHAK. kan ook aan andere functieknoppen worden
toegewezen (P 248).
220
8
SLUITER AF
Kies of de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AF-S
ON: De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop
half is ingedrukt.
OFF: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspan-
knop half wordt ingedrukt.
AF-C
ON: De camera stelt scherp zolang de ontspanknop half is ingedrukt.
OFF: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspan-
knop half wordt ingedrukt.
SLUITER AE
Belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop halverwe-
ge is ingedrukt als ON is geselecteerd.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AF-S/MF
ON: De belichting wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
OFF: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
AF-C
ON: De belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
OFF: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
N
Selecteer OFF zodat de camera de blootstelling voor elke opname in de
seriemodus kan aanpassen.
221
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
OPNAME ZONDER LENS
Kies AAN om de sluiterontgrendeling in te schakelen wanneer
er geen lens is bevestigd.
Opties
Opties
AAN UIT
NEEM OP ZONDER KAART
Kies of de sluiter kan worden ontspannen als er geen geheu-
genkaart in de camera is geplaatst.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
ON
Als er geen geheugenkaart is geplaatst, kan de sluiter worden ontspan-
nen om de camerafunctie te testen en de opname- en setupmenu’s
kunnen worden weergegeven.
OFF
De sluiter wordt uitgeschakeld als er geen geheugenkaart is geplaatst, zodat per
ongeluk verlies van fotos gemaakt zonder geheugenkaart wordt voorkomen.
CHERPSTELRING
Kies de richting waarin de scherpstelring moet worden gedraaid
om de scherpstelafstand te vergroten.
Opties
Opties
X NAAR RECHTS (met de klok mee) Y NAAR LINKS (tegen de klok in)
222
8
BEDIENING FOCUSRING
Kies hoe de camera de scherpstelling aanpast in reactie op
bewegingen van de scherpstelring.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
NIET-LINEAIR
Scherpstelling wordt in dezelfde mate aangepast als waarin de ring
wordt gedraaid.
LINEAIR
Scherpstelling wordt lineair aangepast overeenkomstig de mate waarin
de ring wordt gedraaid, maar de scherpstelsnelheid blijft onaangetast
door de snelheid waarmee de ring wordt gedraaid.
MODUS AE/AF-VERG.
Deze optie bepaalt het gedrag van de knop waaraan belichtings-
en/of scherpstelvergrendeling is toegewezen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AE/AF-VERG B
INDR
Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl op de knop
wordt gedrukt.
AE/AF-VERG AAN/
UIT
Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl de knop wordt
ingedrukt en zal deze vergrendeld blijven tot er opnieuw wordt
gedrukt.
AWB-VERGRENDELMODUS
Kies het gedrag van functieknoppen die zijn toegewezen aan
automatische witbalans (AWB)-vergrendeling. Automatische
witbalansvergrendeling wordt gebruikt om witbalans te ver-
grendelen bij de waarde die is gemeten door de camera wan-
neer AUTO is geselecteerd oor witbalans.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AWB AAN BIJ
DRUKKEN
Automatische witbalans vergrendelt terwijl de knop wordt inge-
drukt.
AWB AAN/
UIT-SCHAKELAAR
Druk de knop eenmaal in om automatische witbalans te vergren-
delen en nogmaals om de vergrendeling op te heff en.
223
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
INST. DIAFRAGMARING (A)
Kies of de voorste commandoschijf kan worden gebruikt om
het diafragma aan te passen wanneer diafragma is ingesteld op
A(auto).
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO De camera past het diafragma automatisch aan.
COMMANDO
Het diafragma kan worden aangepast met behulp van de
commandoschijf.
DIAFRAGMA-INSTEL.
Kies de methode die wordt gebruikt om het diafragma aan te
passen wanneer u lenzen zonder diafragmaringen gebruikt.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AUTO+ o HANDM.
Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te kie-
zen. Draai voorbij het kleinste diafragma om A(auto) te kiezen.
AUTO
Diafragma wordt automatisch geselecteerd; camerafuncties in
belichtingsmodus P (programma AE) of S(sluiterprioriteit AE).
HANDMATIG
Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te
kiezen; camerafuncties in belichtingsmodus A(diafragmaprio-
riteit AE) of M (handmatig).
224
8
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
Schakel de touchscreenbediening in of uit.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
x INSTELL.
AANRAAKSCHERM
AAN: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm
tijdens het fotograferen.
UIT: Aanraakbediening uitgeschakeld.
x INSTELLING
DUBBELTIKKEN
AAN: Tik twee keer op het LCD-scherm om in te zoomen op
uw onderwerp tijdens het fotograferen.
UIT: Aanraakzoom uitgeschakeld.
c AANRAAKFUNCTIE
Schakel aanraakfunctiebewegingen in of uit.
a INSTELL.
AANRAAKSCHERM
AAN: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm
tijdens het afspelen.
UIT: Aanraakbediening uitgeschakeld.
VERGREND.
Vergrendel geselecteerde bedieningen om onbedoelde wer-
king te voorkomen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
VERGREND. INSTE.
Kies uit het volgende:
ONTG: Reset de vergrendelingsopties.
ALLE MODI: Vergrendel alle bedieningen in de lijst
MODUSSELECTIE.
GESELECTEERDE MODUS: Vergrendel alleen de bedienin-
gen geselecteerd in de lijst MODUSSELECTIE.
MODUSSELECTIE
Kies de bedieningen die zijn vergrendeld wanneer
GESELECTEERDE MODUS is gekozen voor VERGREND.
INSTE..
N
De bedieningselementen die zijn geselecteerd met GESELECTEERDE
MODUS kunnen op elk moment tijdens het opnemen worden vergren-
deld door MENU/OK ingedrukt te houden. Houd de knop opnieuw inge-
drukt om de bedieningselementen te ontgrendelen.
225
8
ENERGIEBEHEER
Pas de instellingen voor energiebeheer aan.
Voor toegang tot energiebeheerinstel-
lingen drukt u op MENU/OK, selecteert u
het tabblad D(INSTALLATIE) en kiest u
STROOMBEHEER.
ENERGIEBEHEER
UITSCHAKELEN
PRESTATIE
EVF-PRESTATIE
VERLATEN
UITSCHAKELEN
Hiermee selecteert u hoe lang het duurt totdat de camera au-
tomatisch wordt uitgeschakeld wanneer de camera niet wordt
bediend. Kortere tijden verhogen de levensduur van de batterij;
als UIT is geselecteerd, moet de camera handmatig uitgezet
worden.
Opties
Opties
5 MIN 2 MIN 1 MIN 30 SEC 15 SEC UIT
226
8
ENERGIEBEHEER
PRESTATIE
Selecteer BOOST om scherpstelling en de prestatie van de zoe-
kerweergave te verbeteren.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
BOOST
Verbeter de scherpstelstand van de camera en de prestatie van
de zoekerweergave. De batterij raakt eerder leeg dan wanneer
NORMAAL is geselecteerd.
NORMAAL
Kies voor standaard weergave van scherpstelling en zoeker en
batterijlevensduur.
EVF-PRESTATIE
Kies of de EVF prioriteit geeft aan PRIORITEIT HELDERHEID of
PRIORITEIT GLADHEID.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
PRIORITEIT
HELDERHEID
Het EVF-display geeft prioriteert helderheid. Aanbevolen voor de
meeste situaties.
PRIORITEIT
GLADHEID
Minimaliseer ghosting in het EVF-display. Kies deze scène bij het
fotograferen van bewegende onderwerpen. De helderheid van de
EVF kan dalen.
N
PRIORITEIT GLADHEID is alleen beschikbaar wanneer BOOST is geselec-
teerd voor PRESTATIE.
227
8
INSTELLINGEN OPSLAAN
Breng wijzigingen aan in de bestandsbeheerinstellingen.
Voor toegang tot bestandsbeheerinstel-
lingen drukt u op MENU/OK, selecteert u
het tabblad D(INSTALLATIE) en kiest u
OPSLAAN SET-UP.
INSTELLINGEN OPSLAAN
BEWERK BSTNDSNAAM
ORIG. FOTO OPSLAAN
NUMMERING
INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)
MAP SELECTEREN
COPYRIGHT INFO
VERLATEN
SLEUF SEL.( SEQUENTIEEL)
SLEUF SEL.( SEQUENTIEEL)
NUMMERING
Nieuwe fotos worden opgeslagen in beeldbe-
standen waarvan de bestandsnamen begin-
nen met een viercijferig bestandsnummer dat
wordt toegewezen door telkens een nummer
aan het laatst gebruikte bestandsnummer
toe te voegen. Tijdens het afspelen wordt het
bestandsnummer weergegeven zoals getoond. NUMMERING
regelt of de bestandsnummering wordt teruggezet op 0001
wanneer een nieuwe geheugenkaart wordt geplaatst of de
huidige geheugenkaart is geformatteerd.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
CONTINU
De nummering gaat verder vanaf het laatst gebruikte bestandsnum-
mer of het eerst beschikbare bestandsnummer, afhankelijk van welk
nummer het hoogst is. Kies deze optie om het aantal fotos met dubbe-
le bestandsnamen te verminderen.
RESET
Na het formatteren of bij het plaatsen van een nieuwe geheugenkaart
wordt de nummering teruggezet op 0001.
N
Wanneer het beeldnummer de waarde 999-9999 bereikt, wordt de ont-
spanknop uitgeschakeld. Formatteer de geheugenkaart na het overdra-
gen van fotos die u wenst te bewaren naar een computer.
Het selecteren van D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> RESET stelt
NUMMERING in op CONTINU zonder de bestandsnummering te resetten.
Beeldnummers van fotos kunnen verschillen wanneer deze met andere
cameras zijn gemaakt.
Beeldnummer
Map-
nummer
Bestand-
snummer
228
8
ORIG. FOTO OPSLAAN
Kies AAN om onverwerkte kopieën van fotos gemaakt met
behulp van VERWIJDER R. OGEN op te slaan.
Opties
Opties
AAN UIT
BEWERK BSTNDSNAAM
Wijzig het pre x van bestandsnamen. sRGB-beelden gebruiken
een vierletter-pre x (standaard “DSCF”), Adobe RGB-beelden
een drieletter-pre x (“DSF”) voorafgegaan door een underscore.
Optie
Optie
Standaardpre x
Standaardpre x
Voorbeeld bestandsnaam
Voorbeeld bestandsnaam
sRGB DSCF ABCD0001
AdobeRGB _DSF _ABC0001
INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)
Kies de functie van de kaart in de tweede sleuf.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
SEQUENTIEEL
De kaart in de tweede sleuf wordt alleen gebruikt wanneer de
kaart in de eerste sleuf vol is.
BACK-UP Elke foto wordt tweemaal opgenomen, eenmaal op elke kaart.
RAW / JPEG
RAW-fotos worden op de kaart in de eerste sleuf opgeslagen en
JPEG-fotos op de kaart in de tweede sleuf.
229
8
INSTELLINGEN OPSLAAN
SLEUF SEL. (xSEQUENTIEEL)
Kies de kaart waarop eerst wordt opgenomen wanneer
SEQUENTIEEL is geselecteerd voor INSTEL. SLEUF (STIL BEELD).
Opties
Opties
SLEUF 1 SLEUF 2
SLEUF SEL. (FSEQUENTIEEL)
Kies de sleuf die wordt gebruikt om  lms op te slaan.
Opties
Opties
SLEUF 1 SLEUF 2
MAP SELECTEREN
Maak mappen en kies de map waarin erop volgende fotos
worden opgeslagen.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
MAP SELECTEREN
Om de map te kiezen waarin erop volgende fotos worden
opgeslagen, druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel)
omhoog of omlaag om een bestaande map te markeren en druk
op MENU/OK.
MAP AANMAKEN
Voer een mapnaam van vijf tekens in om een nieuwe map aan te
maken waarin erop volgende fotos worden opgeslagen. De nieu-
we map wordt aangemaakt met de volgende foto die u maakt en
daaropvolgende fotos worden in deze map opgeslagen.
230
8
INSTELLINGEN OPSLAAN
COPYRIGHT INFO
Er kan copyrightinformatie, in de vorm van Exif-tags, worden
toegevoegd aan nieuwe afbeeldingen zodra ze worden ge-
maakt. Wijzigingen van de copyrightinformatie worden alleen
teruggezien in de gemaakte fotos nadat de wijzigingen zijn
gemaakt.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
COPYRIGHT INFO WEERG Geef de huidige copyrightinformatie weer.
AUTEURSINFO INVOEREN Voer de naam van de maker in.
COPYRIGHT INFO INVOEREN Voer de naam van de copyrighthouder in.
COPYRIGHT INFO VERWIJDEREN
Verwijder de huidige copyrightinformatie. Deze wijzi-
ging geldt alleen voor afbeeldingen die zijn gemaakt
nadat deze optie is gekozen; copyrightinformatie
opgenomen met bestaande afbeeldingen wordt niet
beïnvloed.
231
8
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Pas instellingen aan voor verbinding met andere apparaten.
Om toegang te krijgen tot verbindingsin-
stellingen, drukt u op MENU/OK, selecteert
u het tabblad
D
(INSTALLATIE) en kiest u
VERBINDING INSTELLING.
VERBINDINGSINSTELLINGEN
NETWERKINSTELLING
Bluetooth INSTELLINGEN
VERB.INST. PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
INSTELLING USB-VOEDING
RESET DRAADLOZE INSTELLING
INFORMATIE
ALGEMENE INSTELLINGN
VERLATEN
N
Voor meer informatie over draadloze verbindingen bezoekt u:
http://fujifilm-dsc.com/wifi/
Bluetooth INSTELLINGEN
Pas Bluetooth instellingen aan.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
KOPPELREGISTRATIE
Om de camera aan een smartphone of tablet te koppelen, selecteer
deze optie en start vervolgens FUJIFILM Camera Remote op het
apparaat en tik op KOPPELREGISTRATIE.
KOPPELINGSBEST.
SELECTEREN
Kies met behulp van KOPPELREGISTRATIE een verbinding uit
de lijst met apparaten waarmee de camera gekoppeld is geweest.
Selecteer GEEN VERBINDING om af te sluiten zonder verbinding
te maken.
KOPPELREG;
VERWIJDEREN
Verwijder koppelingsinformatie voor geselecteerde apparaten. Kies
het apparaat in de lijst met apparaten. Het geselecteerde appa-
raat wordt ook uit de apparaten verwijderd die staan vermeld in
KOPPELINGSBEST. SELECTEREN.
Bluetooth AAN/UIT
AAN: De camera stelt automatisch een Bluetooth-verbinden vast
met gekoppelde apparaten wanneer deze ingeschakeld is.
UIT: De camera verbindt niet via Bluetooth.
AUTO OVERDRACHT
BEELDEN
AAN: Markeer fotos voor upload zoals ze zijn genomen. Markeer
JPEG-fotos voor uploaden zoals ze zijn genomen.
UIT:
Fotos worden niet gemarkeerd voor uploaden zoals ze zijn
genomen.
INSTELLNG
SYNCHRONISEREN
SMARTPHONE
Kies of u de camera wilt synchroniseren met de tijd en/of locatie die
wordt geleverd door een gekoppelde smartphone.
LOCATIE&TIJD: Synchroniseer de tijd en locatie.
LOCATIE: Synchroniseer de locatie.
TIJD: Synchroniseer de tijd.
UIT: Synchronisatie uit.
232
8
N
Installeer de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app
op uw smartphone of tablet alvorens het apparaat aan uw camera te
koppelen of beelden te uploaden.
Wanneer AAN is geselecteerd voor zowel Bluetooth AAN/UIT als AUTO
OVERDRACHT BEELDEN of beelden zijn momenteel geselecteerd voor
uploaden met behulp van de optie OPDRACHT BEELDOVERDRACHT in
het C-(weergave) menu, dan begint het uploaden naar gekoppelde ap-
paraten kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt. OPDRACHT
BEELDOVERDRACHT kan ook worden gebruikt om fotos voor uploaden
te selecteren wanneer AUTO OVERDRACHT BEELDEN uit is.
233
8
VERBINDINGSINSTELLINGEN
NETWERKINSTELLING
Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
INST. DRAADLOOS
TOEG.PUNT
EENVOUDIGE SETUP: Maak verbinding met een toegangs-
punt met gebruik van eenvoudige instellingen.
HANDMATIGE SETUP: Pas de instellingen handmatig aan
voor verbinding met een draadloos netwerk. Kies het netwerk
uit een lijst (KIES UIT LIJST) of voer de naam handmatig in
(VOER SSID IN).
INST. DRAADLOOS
IP-ADRES
AUTOMATISCH: Het IP-adres wordt automatisch bepaald.
HANDMATISCH: Wijs een IP-adres handmatig toe. Kies
handmatig het IP-adres (IP-ADRES), het netwerkmasker
(NETMASKER) en het gatewayadres (GATEWAYADRES).
PC AUTO. OPSLAAN
Pas instellingen aan voor verbinding met computers via draad-
loze LAN.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
PC AUTO. OPSLAAN
Kies de methode die wordt gebruikt voor verbinding met een
computer via draadloze LAN.
EENVOUDIGE SETUP: Verbinding maken met behulp van WPS.
HANDMATIGE SETUP: Kies het netwerk uit een lijst (KIES
UIT LIJST) of voer de naam handmatig in (VOER SSID IN).
WISSEN REG.BEST.PC Verwijder geselecteerde bestemmingen.
DET. VORIGE VERB.
Bekijk computers waarmee de camera recent verbonden is
geweest.
234
8
VERB.INST. instax PRNTR
Pas de instellingen aan voor aansluiting op optionele Fuji lm
instax SHARE printers.
De printernaam (SSID) en het wachtwoord
De printernaam (SSID) kan worden gevonden op
de onderkant van de printer; het standaardwacht-
woord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord
heeft gekozen om af te drukken vanaf een smart-
phone, voer dat wachtwoord dan in.
235
8
VERBINDINGSINSTELLINGEN
PC-VERBINDINGSMODUS
Pas instellingen aan voor verbinding met een computer.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
USB-KAARTLEZER
De camera automatisch verbinden met een computer via USB
schakelt de gegevensoverdrachtmodus in, wat de mogelijkheid
biedt om gegevens naar de computer te kopiëren. De camera
functioneert normaal wanneer deze niet verbonden is.
AUTOMATISCHE
USB-TETHER-OPNAME
De camera automatisch verbinden met een computer via USB
schakelt tether-opnamemodus in. U kunt ook FUJIFILM X Acquire
gebruiken om camera-instellingen op te slaan en te laden, waar-
mee u de camera in een oogwenk opnieuw kunt confi gureren of
instellingen met andere cameras of hetzelfde type kunt delen. De
camera functioneert normaal wanneer deze niet verbonden is.
USB-TETHER-OPNAME
VASTGESTELD
De camera werkt in de tether-opnamemodus zelfs als hij niet is
aangesloten op een computer. Fotos worden in de standaardin-
stellingen niet opgeslagen op de geheugenkaart, maar fotos
genomen terwijl de camera niet is aangesloten worden naar een
computer overgedragen zodra de aansluiting wordt gemaakt.
DRAADLOZE
TETHER-OPNAME
VASTGESTELD
Kies deze optie voor draadloos op afstand fotograferen. Selecteer
een netwerk met behulp van D VERBINDING INSTELLING>
NETWERKINSTELLING.
USB RAW CONV/
B-UP HERS
Het aansluiten van de camera op een computer via USB activeert
automatisch de USB RAW-conversie/backup-herstelmodus. De
camera functioneert niet normaal wanneer niet verbonden.
USB RAW CONV (vereist FUJIFILM X RAW STUDIO): Gebruik de beeld-
verwerkende motor van de camera om RAW-bestanden snel te
converteren naar JPEG-beelden van hoge kwaliteit.
B-UP HERS (FUJIFILM X Acquire vereist): Camera-instelling opslaan
en laden. Confi gureer de camera opnieuw in een ogenblik of
deel instellingen met andere cameras van hetzelfde type.
236
8
O
Instellingen D STROOMBEHEER> UITSCHAKELEN zijn ook van toe-
passing tijdens tether-opname. Selecteer UIT om te voorkomen dat de
camera automatisch uitschakelt.
N
Tethered shooting is beschikbaar met software zoals Capture One Pro
Fuji lm of Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC. Als u gebruik-
maakt van Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC, download dan
FUJIFILM Tether Shooting Plug-in van de Adobe Exchange website.
FUJIFILM Tether Shooting Plug-in is gratis verkrijgbaar.
FUJIFILM X Acquire ondersteunt ook tethered shooting met behulp van
de camerabediening. FUJIFILM X Acquire kan gratis worden gedown-
load van de Fuji lm-website.
INSTELLING USB-VOEDING
Kies of de camera stroom krijgt wanneer deze via een USB-kabel
op een computer of ander apparaat is aangesloten.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
AAN
De camera gebruikt stroom van het aangesloten apparaat, waar-
door de batterij van de camera minder wordt belast.
UIT De camera krijgt geen stroom van het aangesloten apparaat.
O
De camera kan geen stroom gebruiken van Lightning-verbindingen
of van apparaten die geen stroom leveren. Selecteer UIT voordat u de
camera op dergelijke apparaten aansluit. De verbinding is mogelijk niet
beschikbaar voor gegevensoverdracht en dergelijke wanneer AAN is
geselecteerd.
N
De term „stroomverbruik wordt gebruikt wanneer het aangesloten
apparaat stroom levert aan de camera.
Ongeacht de gekozen optie, wordt de batterij opgeladen terwijl de
camera is uitgeschakeld.
237
8
VERBINDINGSINSTELLINGEN
ALGEMENE INSTELLINGN
Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
NAAM
Kies een naam (NAAM) om de camera te identifi ceren op een
draadloos netwerk (de camera heeft standaard een unieke naam
toegewezen gekregen).
VERKLEIN(SP) H
Kies of het formaat van afbeeldingen wordt aangepast voor
uploaden naar smartphones. Een nieuw formaat geven is alleen
van toepassing op de kopie geüpload naar de smartphone; het
origineel wordt niet beïnvloed.
AAN: Het formaat van grotere afbeeldingen wordt aangepast
naar H voor uploaden. Deze instelling wordt aanbevolen.
UIT: Afbeeldingen worden op origineel formaat geüpload.
GEOTAGGING
Kies of locatiegegevens gedownload via een smartphone wor-
den ingesloten in de fotos als ze worden gemaakt.
LOCATIE-INFO
Geeft de laatst gedownloade locatiegegevens van een smartp-
hone weer.
r TOETS-/
SCHIJFINSTELLING
Kies de functie die wordt vervuld door de functieknoppen die
zijn toegewezen aan de DRAADLOZE COMMUNICT-functie.
s PAIRING/OVERDR.OPD.: De knoppen kunnen worden
gebruikt voor koppelen en selecteren van beelden voor
overdracht.
r DRAADLOZE COMMUNICT: De knoppen kunnen
worden gebruikt voor draadloze verbindingen.
INFORMATIE
Bekijk de MAC- en Bluetoothadressen van de camera.
RESET DRAADLOZE INSTELLING
Herstel draadloze instellingen naar hun standaard waarden.
238
MEMO
239
Sneltoetsen
240
9
Sneltoetsopties
Pas camerabesturing aan volgens uw stijl of situatie.
Veelgebruikte opties kunnen worden toegevoegd aan het
Q-menu of aan een aangepast “mijn menu of toegewezen wor-
den aan een Fn-knop (functie) voor rechtstreekse toegang:
Sneltoetsoptie
Sneltoetsoptie
Beschrijving
Beschrijving
P
P
“Mijn menu”
Voeg veelgebruikte opties toe aan dit aangepaste
menu, dat kan worden bekeken door te drukken
op MENU/OK en het tabblad E (“MIJN MENU”) te
selecteren.
241
Het Q-menu
Het Q-menu wordt weergegeven door op de Q-knop
te drukken. Gebruik het Q-menu om de geselecteerde
opties te bekijken of te wijzigen voor veelgebruikte
menu-items.
243
De functieknoppen
Gebruik de functieknoppen voor directe toegang tot
geselecteerde functies.
246
241
9
MIJN MENU
Verkrijg toegang tot een persoonlijk menu van veelge-
bruikte opties.
Om “mijn menu weer te geven, drukt
u op MENU/OK in de opnameweergave
en selecteert u het tabblad E (MIJN
MENU).
VERLATEN
ZELFONTSPANNER
INTERVAL-TIMEROPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
SLUITERTYPE
IS MODE
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
ISO
MIJN MENU
O
Het tabblad E is alleen beschikbaar als opties zijn toegewezen aan MIJN
MENU.
MIJN MENU-INSTELINGEN
Om de items opgesomd op het tabblad E (MIJN MENU) te
kiezen:
1
Markeer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN>
MIJN MENU-INSTELINGEN in het tabblad
D
(INSTALLATIE) en druk op MENU/OK.
N
Selecteer ITEMS RANGSCHIKKEN om
items opnieuw te ordenen. Selecteer
ITEMS VERWIJDEREN om items te
verwijderen.
MIJN MENU-INSTELINGEN
ITEMS TOEVOEGEN
ITEMS VERWIJDEREN
ITEMS RANGSCHIKKEN
2
Druk de keuzeknop omhoog of om-
laag om ITEMS TOEVOEGEN te mar-
keren en druk op MENU/OK. Opties die
kunnen worden toegevoegd aan “mijn
menu” zijn gemarkeerd in blauw.
BEELDKWALITEIT
MIJN MENU-INSTELINGEN
BEELDGROOTTE
SELECTEREN
ANNULEREN
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
MONOCHROOM KLEUR
N
Huidige items in “mijn menu worden aangeduid met vinkjes.
242
9
MIJN MENU
3
Kies een positie voor het item en druk
op de MENU/OK. Het item wordt toege-
voegd aan “mijn menu.
1 BEELDGROOTTE
2
BEELDKWALITEIT
LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN
VERPLAATSEN
OPSLAAN
4
Druk op MENU/OK om terug te keren naar het bewerkscherm.
5
Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toege-
voegd.
N
“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.
243
9
De Q-knop (Snelmenu)
Druk op Q voor een snelle toegang tot geselecteerde opties.
De snelmenuweergave
Bij de standaardinstellingen bevat het snelmenu de volgende items:
N
Gebruik D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> FUNCTIE-INS. (Fn) om
de functie te kiezen die moet worden uitgevoerd door de knop Q(snel-
menu) of wijs de standaardfunctie toe aan andere besturingselementen
(P 248).
Om de knop Q(snelmenu) uit te schakelen, selecteert u GEEN
voor D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> FUNCTIE-INS. (Fn)>
Q-TOETS-INSTELLING.
BASE
KIES INST. OP MAAT
INSTELLEN EIND
A
KIES INST. OP MAAT
B
SCHERPSTELLING
C
DYNAMISCH BEREIK
D
WITBALANS
E
RUISONDERDRUKKING
F
BEELDGROOTTE
G
BEELDKWALITEIT
H
FILMSIMULATIE
I
HIGHLIGHT TINT
J
SCHADUWTINT
K
KLEUR
L
SCHERPTE
M
ZELFONTSPANNER
N
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
O
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
P
EVF/LCD-HELDERHD
Het snelmenu toont de opties die momenteel zijn geselecteerd
voor items
B
P
, die kunnen worden veranderd zoals be-
schreven op pagina245.
244
9
KIES INST. OP MAAT
Het item H INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT> KIES INST. OP MAAT (item
A
) toont de huidige aangepaste instellingenbank:
q: Geen aangepaste instellingenbank geselecteerd.
tu: Selecteer een bank om de instellingen opgeslagen met de optie
HINSTELLINGEN BEELDKWALITEIT> BEW/BEW INST. OP M te bekijken.
rs: De huidige aangepaste instellingenbank.
Instellingen bekijken en wijzigen
1
Druk op Q om het snelmenu weer te
geven tijdens het fotograferen.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) om items te markeren en
draai de achterste commandoschijf
om te veranderen.
Wijzigingen worden niet opgeslagen
op de huidige instellingenbank.
Instellingen die verschillen van die in
de huidige instellingenbank (t
u) worden getoond in het rood.
BASEBASE
INSTELLEN
KIES INST. OP MAAT
FINE
3
Druk op Q om af te sluiten wanneer de instellingen zijn vol-
tooid.
N
Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van de aanraakknop-
pen.
245
9
De Q-knop (Snelmenu)
Het snelmenu bewerken
Om de items weergegeven in het snelmenu te kiezen:
1
Houd de Q-knop ingedrukt tijdens het
fotograferen.
2
Het huidige snelmenu wordt weerge-
geven; gebruik de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om het item te
markeren dat u wilt veranderen en
druk op MENU/OK.
3
Markeer het item dat u wenst te wijzigen en druk op MENU/OK.
Het volgende kan worden toegewezen aan het snelmenu.
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
WITBALANS
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
KLEUR
SCHERPTE
ZUIVERHEID
RUISONDERDRUKKING
KIES INST. OP MAAT
SCHERPSTELLING (FILMSCHERPSTELLING)
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
HF ASSISTENTIE
TOUCH SCREEN MODUS
ZELFONTSPANNER
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLIKKERVERMINDERING
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
FLITSCOMPENSATIE
FILMMODUS
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
EVF/LCD-HELDERHD
EVF/LCD KLEUR
GEEN
N
Selecteer GEEN om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.
Wanneer KIES INST. OP MAAT is geselecteerd, worden de huidige
instellingen getoond in het snelmenu met het label BASE.
N
Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> BEWERK/SLA OP SNELMENU.
246
9
De Fn-knopppen (Functie)
Wijs een functie toe aan de functieknoppen voor snelle
toegang tot de geselecteerde functie.
N
De functies toegewezen aan T-Fn1 tot T-Fn4 kunnen worden bereikt door
over de monitor te vegen.
Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard uitgeschakeld. Om aanraak-
functiebewegingen in te schakelen, selecteer AAN voor D TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN> TOUCH SCREEN INSTELLINGEN>
c AANRAAKFUNCTIE.
De standaardtoewijzingen zijn:
Aanraakfunctie-bewegingen
Aanraakfunctie-bewegingen
Functieknoppen
Functieknoppen
Standaard
Standaard
A
A
T-Fn1 (veeg omhoog) HISTOGRAM
B
B
T-Fn2 (veeg naar links) SCHERPSTELLING
C
C
T-Fn3 (veeg naar rechts) WITBALANS
D
D
T-Fn4 (veeg omlaag) ELEKTR. WATERPAS
247
9
De Fn-knopppen (Functie)
Functieknoppen aan de achterkant van de camera
Functieknoppen aan de achterkant van de camera
E
Functieknoppen
Functieknoppen
Standaard
Standaard
A
A
AE-L/AF-L-knop AE/AF-VERGRENDELING
B
B
Midden van de achterste instelschijf SCHERPSTELLOEP
C
C
Fn1-knop LICHTMEETSYSTEEM
D
D
Fn3
Fn3
-knop
-knop FILMSIMULATIE
E
E
Q-knop SNELMENU
Functieknoppen aan de voorkant van de camera
Functieknoppen aan de voorkant van de camera
Functieknoppen
Functieknoppen
Standaard
Standaard
A
A
Fn2
Fn2
-knop
-knop FRONT COMM.SCH.-SCHAK.
248
9
Rollen toewijzen aan de functietoetsen
Om rollen toe te wijzen aan de knoppen:
1
Houd de DISP/BACK-knop ingedrukt tot-
dat een bedieningselectiemenu wordt
weergegeven.
2
Markeer de gewenste toets en druk op
MENU/OK.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op MENU/OK om
deze toe te wijzen aan de geselecteerde toets.
N
ALLEEN AE-VERGRENDELING, ALLEEN AF-VERGRENDELING,
AE/AF-VERGRENDELING, AF-AAN en ALLEENAWB-VERGRENDELING
kunnen niet aan de aanraakfunctieknoppen worden toegewezen (T-Fn1
via T-Fn4).
Knoptoewijzingen kunnen ook worden geselecteerd met behulp van
D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> FUNCTIE-INS. (Fn).
249
9
De Fn-knopppen (Functie)
Rollen die kunnen worden toegewezen aan de functieknoppen
Kies uit:
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
KLEUR CHROOM FX BLAUW
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
WITBALANS
ZUIVERHEID
KIES INST. OP MAAT
SCHERPSTELGEBIED
SCHERPSTELLOEP
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
GEZICHTSSELECTIE o
GEZICHTSHERKEN. AAN/UIT
*
BEGRENZER AF-BEREIK
SPORTZOEKERMODUS
PRE-OPNAME sN
ZELFONTSPANNER
AE-REEKS INSTELLING
INSTELLING FOCUS BKT
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLIKKERVERMINDERING
ISO AUTOM.INSTELLING.
HELDERHEID HELDER FRAME
IS MODE
DRAADLS COMMUNICT
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
TTL-VERGRENDELING
MODELING FLASH
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
ZEBRA-INSTELLING
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
STILLE BEDIENING FILM
INSTELLING OOGSENSOR
VOORB DIEPTESCH
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.
MODUS
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
HISTOGRAM
ELEKTR. WATERPAS
GROTE INDICAT.-MODUS
FRONT COMM.SCH.-SCHAK.
ALLEEN AE-VERGRENDELING
ALLEEN AF-VERGRENDELING
AE/AF-VERGRENDELING
AF-AAN
ALLEENAWB-VERGRENDELING
VERGREND. INSTE.
PRESTATIE
AUTO BEELDOVERDRACHT
KOPPELINGSBEST. SELECTEREN
Bluetooth AAN/UIT
SNELMENU
PLAYBACK
GEEN (bediening uitgeschakeld)
* Selectie via de functieknoppen is niet beschikbaar wanneer de OVF wordt
weergegeven.
250
9
De Fn-knopppen (Functie)
AF-AAN
Als AF-AAN is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats
van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.
MODELING FLASH
Als MODELING FLASH is geselecteerd als een compatibele
itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop
drukken om de  itser te testen en te controleren op schaduwen
en dergelijke (modeling  ash).
TTL-VERGRENDELING
Als TTL-VERGRENDELING is geselecteerd, kunt u op de
toets voor het vergrendelen van  itsoutput volgens de op-
tie geselecteerd voor F FLITSINSTELLINGEN> MODUS TTL
VERGRENDELEN drukken (P 150).
n GEZICHTSSELECTIE o
n GEZICHTSSELECTIE o kan wor-
den in- of uitgeschakeld door het
indrukken van de knop waaraan
n GEZICHTSSELECTIE o is toegewe-
zen.
GEZICHTSSELECTIE AAN
Door het inschakelen van n GEZICHTSSELECTIE o kan de te
gebruiken scherpstellingstok (scherpstelhendel) het gezicht
selecteren dat wordt gebruikt voor de scherpstelling. Om
te schakelen van gezichtsdetectie naar handmatige selectie
van het scherpstelveld (P 72), drukt u op het midden van de
scherpstellingstok (scherpstelhendel). Druk nogmaals om ge-
zichtsdetectie opnieuw in te schakelen.
251
Randapparatuur en
optionele accessoires
252
10
Lenzen
De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het
FUJIFILM X-bevestigingspunt.
Lensonderdelen
A
Zonnekap
B
Bevestigingsmarkeringen
C
Scherpstelring
D
Zoomring
E
Diafragmaring
F
O.I.S.-schakelaar
G
Diafragmamodusschakelaar
H
Signaalcontacten lens
I
Voorste lensdop
J
Achterste lensdop
253
10
Lenzen
Lensdoppen verwijderen
Verwijder lensdoppen zoals afgebeeld.
N
Lensdoppen kunnen verschillen van de afgebeelde doppen.
Zonnekappen bevestigen
Wanneer bevestigd, verminderen zon-
nekappen schittering en beschermen ze
het voorste lenselement.
254
10
Lenzen met diafragmaringen
Bij andere instellingen dan A kunt u
diafragma aanpassen door aan de
diafragmaring van de lens te draaien
(belichtingsmodi A en M).
A161185.64
2.8
A161185.64
Diafragmaring
N
Wanneer de diafragmaring op A is ingesteld, draai dan aan de instelschij-
ven om diafragma aan te passen (P 219).
De diafragmamodusschakelaar
Als de lens over een diafragmamodusschakelaar
beschikt, kan het diafragma handmatig worden
aangepast door de schakelaar naar Z te schuiven
en aan de diafragmaring te draaien.
Diafragmaring
Diafragmamodusschakelaar
255
10
Lenzen
Lenzen zonder diafragmaringen
De methode die wordt gebruikt voor
het aanpassen van het diafragma kan
worden geselecteerd met behulp van
D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN>
DIAFRAGMA-INSTEL.. Wanneer er een
andere optie dan AUTO is geselecteerd,
kan het diafragma worden aangepast
met behulp van de voorste comman-
doschijf.
N
Diafragmaregeling staat standaard op de voorste commandoschijf, maar
kan opnieuw worden toegewezen aan de achterste commandoschijf met
behulp van D TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN> COMMANDOSCHIJF
INSTELLING.
Lenzen met O.I.S. Schakelaars
Als de lens optische beeldstabilisatie
(O.I.S.) ondersteunt, kan de beeldsta-
bilisatiemodus worden gekozen in de
cameramenu’s. Om beeldstabilisatie te
activeren, schuift u de O.I.S.-schakelaar
naar ON.
O.I.S.-schakelaar
256
10
Lenzen met handmatige scherpstelling
Schuif de scherpstelring naar voren voor
automatische scherpstelling.
Schuif voor handmatige scherpstelling
de scherpstelring naar achteren en draai
eraan terwijl u de resultaten in het ca-
merascherm controleert. De scherpste-
lafstand- en scherptediepte-indicatoren
kunnen worden gebruikt ter ondersteu-
ning van het handmatig scherpstellen.
O
Let erop dat handmatige scherpstelling mogelijk niet beschikbaar is in
alle opnamemodi.
De scherptediepte-indicator
De scherptediepte-indicator toont de geschatte
scherptediepte (de afstand voor en achter het
scherpstelpunt waarop is scherpgesteld). De
indicator wordt weergegeven in  lmformaat.
257
10
Lenzen
Lensverzorging
Gebruik een blaaskwast om stof te verwijderen en neem
vervolgens met een zachte, droge doek af. Resterende vlekken
kunnen worden verwijderd met een Fuji lm lensreinigings-
doekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof
is aangebracht.
Plaats de voorste en achterste doppen terug op de camera
wanneer de lens niet in gebruik is.
258
10
Externe  itsers
Gebruik optionele externe  itsers voor  itserfotogra e.
Sommige eenheden ondersteunen hoge-snelheid sync
(FP) en kunnen worden gebruikt bij sluitertijden sneller
dan de  itssync-snelheid, terwijl andere kunnen functio-
neren als hoofd itsers die de  itsers op afstand via opti-
sche draadloze  itsbediening bedienen.
O
U bent mogelijk niet in staat de  itser te testen in sommige gevallen, bij-
voorbeeld als een instellingenmenu wordt weergegeven op de camera.
Rode-ogenverwijdering
Rode-ogencorrectie is beschikbaar wanneer een optie anders dan UIT is
geselecteerd voor F FLITSINSTELLINGEN> VERWIJDER R. OGEN en
een GEZICHTSHERKENNING AAN-optie geselecteerd is voor G AF/MF
INSTELLINGEN> INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.. Het verwijderen van rode
ogen reduceert “rode ogen veroorzaakt wanneer licht van de  itser wordt
weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.
259
10
Externe  itsers
Flitsinstellingen
1
Sluit de eenheid aan op de camera.
2
Selecteer FLASHFUNCTIE-INSTELLING
in de opnamemodus in het menutab-
blad F(FLITSINSTELLINGEN). De
beschikbare opties variëren per  itser.
VERLATEN
FLITSINSTELLINGEN
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
Menu
Menu
Beschrijving
Beschrijving
P
P
SYNC-TERMINAL
Wordt weergegeven als er geen compatibele fl itser is
aangesloten of als de aangesloten eenheid alleen het
X-contact op de fl itsschoen gebruikt.
260
EXTERNE FLASH
Wordt weergegeven wanneer een optionele fl itser is
gemonteerd op de fl itsschoen en is ingeschakeld.
261
MASTER(OPTISCH)
Weergegeven als een optionele fl itser die functioneert
als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbe-
diening op afstand is verbonden en ingeschakeld.
264
N
SYNC-TERMINAL zal ook worden weergegeven als
een incompati-
bele  itser of als er geen  itser is aangesloten
.
3
Markeer items met de scherpstel-
lingstok (scherpstelhendel) en draai
de achterste commandoschijf om de
gemarkeerde instelling te veranderen.
EXTERNE FLASH
EINDE
AANPASSEN
MODUS
4
Druk op DISP/BACK om de veranderingen in werking te stellen.
260
10
SYNC-TERMINAL
Wordt weergegeven als er geen compatibele  itser is aangeslo-
ten.
AANPASSEN
EINDE
M
ODUS
SYNC-TERMINAL
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
A
Flitsbedieningsmodus
Kies uit de volgende opties:
M: Een triggersignaal wordt overgebracht via de fl itsschoen
X contacten wanneer een foto genomen wordt. Kies een
sluitertijd langzamer dan de sync-snelheid; zelfs langzamere
snelheden kunnen nodig zijn als de eenheid lange fl itsen
gebruikt of een langzame reactietijd heeft.
D (UIT): Het triggersignaal wordt uitgeschakeld.
B
Synchroniseren
Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter
opent te fl itsen (H/1E GORDIJN) of direct voordat deze sluit
(I/2E GORDIJN). 1EGORDIJN wordt aanbevolen in de meeste
omstandigheden.
De sync-terminal
Flitsers die een synchronisatiekabelverbinding vereisen, kunnen niet worden
gebruikt.
261
10
Externe  itsers
EXTERNE FLASH
De volgende opties zijn beschikbaar als een optionele  itser
met schoenbevestiging is bevestigd en is ingeschakeld.
AANPASSEN
EINDE
M
ODUS
EXTERNE FLASH
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
A
Flitsbedienings-
modus
De fl itsbedieningsmodus geselecteerd met de fl itser. Dit kan
in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera: de
beschikbare opties variëren per fl itser.
TTL: TTL-modus. Pas fl itscompensatie (
B
) aan.
M: De fl itser fl itst bij de geselecteerde uitvoer, ongeacht de
helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen. De
output kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de
camera (
B
).
MULTI: Flits herhalen. Compatibele fl itsers met schoenbevesti-
ging zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.
D (UIT): De fl itser fl itst niet. Sommige fl itsers kunnen uitge-
schakeld worden vanaf de camera.
262
10
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
B
Flitscompensa-
tie/-uitvoer
De beschikbare opties verschillen volgens de fl itsbedieningsmodus.
TTL: Pas fl itscompensatie aan (de volledige waarde wordt moge-
lijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem
zijn overschreden). In het geval van EF-X20, EF-20, EF-42 en
EF-X500 wordt de geselecteerde waarde toegevoegd aan de
waarde geselecteerd met de fl itser.
M/MULTI: Pas fl itsuitvoer aan (alleen compatibele eenheden). Kies
uit waarden uitgedrukt als fracties van volledig vermogen, van ⁄
(modus M) of ¼ (MULTI) tot ⁄ in stappen gelijk aan ⁄EV. De ge-
wenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden
als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen;
maak een testopname en controleer de resultaten.
C
Flitsmodus (TTL)
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties
zijn afhankelijk van welke opnamestand (P, S, A of M) is geselec-
teerd.
E (FLASH AUTO): De fl itser fl itst alleen indien nodig; het
itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het
onderwerp. Er wordt een p-pictogram weergegeven als de
ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de
itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.
F (STANDAARD): De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het
itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het on-
derwerp. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen
als de ontspanknop wordt losgelaten.
G (TRAGE SYNC.): Combineer de fl itser met een lange sluitertijd
bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achter-
grond met nachtdecor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig
is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
D
Sync
Regel fl itstiming.
H (1E GORDIJN): De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent
(normaliter de beste keuze).
I (2E GORDIJN): De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter
sluit.
R (AUTO FP(HSS)): Synchronisatie met hoge snelheid (alleen com-
patibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchro-
nisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden
lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid. Gelijk aan 1E GORDIJN
wanneer MULTI is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.
263
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
E
Zoom
De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die
itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de
aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als AUTO is
geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking
aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.
F
Verlichting
Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:
J (FLASH VOEDINGSPRIOR.): Win bereik door de dekking enigs-
zins te verminderen.
K (STANDAARD): Stel dekking af op beeldhoek.
L (PRIOR. GELIJK BEREIK): Verhoog dekking enigszins voor
gelijkmatigere verlichting.
G
LED-verlichting
Kies hoe het ingebouwde LED-licht functioneert tijdens stille
fotografi e (alleen compatibele eenheden): als een catchlight
(M/CATCHLIGHT), als AF-hulpverlichting (N/AF ASSIST) of als
zowel een catchlight als AF-hulpverlichting
(O/AF ASSIST+CATCHLIGHT). Kies OFF om de LED uit te schakelen
tijdens het fotograferen.
G
Aantal  itsen
*
Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspan-
knop wordt losgelaten in MULTI-modus.
H
Frequentie
*
Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in MULTI-modus.
* Volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedie-
ningssysteem zijn overschreden.
264
10
MASTER (OPTISCH)
De opties worden weergegeven als de eenheid momenteel
functioneert als hoofd itser voor Fuji lm optische draadloze
itsbediening op afstand.
AANPASSEN
EINDE
M
ODUS
MASTER(OPTISCH)
De hoofdeenheden en eenheden op
afstand kunnen worden geplaatst in
maximaal drie groepen (A, B en C) en
itsmodus en  itsniveau kunnen voor
elke groep afzonderlijk worden aange-
past. Er zijn vier kanalen beschikbaar
voor communicatie tussen de eenheden;
afzonderlijke kanalen kunnen worden
gebruikt voor verschillende  itssyste-
men of om interferentie te voorkomen
als meerdere systemen dicht bij elkaar
werken.
BB
A
C
265
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
A
Flitsbedieningsmodus
(groep A)
Kies fl itsbedieningsmodi voor groepen A, B en C. TTL% is
alleen beschikbaar voor groepen A en B.
TTL: De eenheden in de groep fl itsen in TTL-modus.
Flitscompensatie kan afzonderlijk worden aangepast voor
elke groep.
TTL%: Als TTL% is geselecteerd voor groep A of B, kunt u
de output van de geselecteerde groep als een percentage
van de andere specifi ceren en de algemene fl itscompen-
satie voor beide groepen aanpassen.
M: In modus M itsen de eenheden in de groep bij de ge-
selecteerde output (uitgedrukt als een fractie van volledig
vermogen) ongeacht de helderheid van het onderwerp of
camera-instellingen.
MULTI: Het kiezen van MULTI voor een groep stelt alle een-
heden in alle groepen in op herhalende fl itsmodus. Alle
eenheden zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.
D (UIT): Als OFF geselecteerd is, zullen de eenheden in
de groep niet fl itsen.
B
Flitsbedieningsmodus
(groep B)
C
Flitsbedieningsmodus
(groep C)
D
Flitscompensatie/-output
(groep A)
Pas fl itsniveau voor de geselecteerde groep aan volgens de
optie geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus. Merk op dat
de volledige waarde mogelijk niet wordt toegepast als de
grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.
TTL: Pas fl itscompensatie aan.
M/MULTI: Pas fl itsoutput aan.
TTL%: Kies het evenwicht tussen groepen A en B en pas de
algemene fl itscompensatie aan.
E
Flitscompensatie/-output
(groep B)
F
Flitscompensatie/-output
(groep C)
266
10
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
G
Flitsmodus (TTL)
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening: De beschikbare
opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (P, S, A of M)
is geselecteerd.
E (FLASH AUTO): De fl itser fl itst alleen indien nodig; het
itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het
onderwerp. Er wordt een p-pictogram weergegeven als
de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan
dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.
F (STANDAARD): De fl itser fl itst bij elke foto indien moge-
lijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid
van het onderwerp. De fl itser fl itst niet als deze niet volle-
dig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
G (TRAGE SYNC.): Combineer de fl itser met een lange slui-
tertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen
een achtergrond met nachtdecor. De fl itser fl itst niet als
deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt
losgelaten.
H
Sync
Regel fl itstiming.
H (1E GORDIJN): De fl itser fl itst direct nadat de sluiter
opent (normaliter de beste keuze).
I (2E GORDIJN): De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de
sluiter sluit.
R (AUTO FP(HSS)): Synchronisatie met hoge snelheid (alleen
compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch
synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in
bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.
Gelijk aan 1E GORDIJN wanneer MULTI is geselecteerd voor
itsbedieningsmodus.
I
Zoom
De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die
itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen
de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als
AUTO is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast
om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van
de lens.
267
10
Externe  itsers
Instelling
Instelling
Beschrijving
Beschrijving
J
Verlichting
Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:
J (FLASH VOEDINGSPRIOR.): Win bereik door de dekking
enigszins te verminderen.
K (STANDAARD): Stel dekking af op beeldhoek.
L (PRIOR. GELIJK BEREIK): Verhoog dekking enigszins voor
gelijkmatigere verlichting.
K
Master
Wijs de hoofdfl itser toe aan groep A (Gr A), B (Gr B) of C (Gr C).
Als OFF is geselecteerd, wordt de uitvoer van de hoofdfl itser
op een niveau gehouden dat de uiteindelijke foto niet beïn-
vloed. Alleen beschikbaar als de eenheid op de fl itsschoen
van de camera is bevestigd als een hoofdfl itser voor Fujifi lm
optische draadloze fl itsbediening op afstand in de modus
TTL, TTL% of M.
K
Aantal  itsen
Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de
ontspanknop wordt losgelaten in MULTI-modus.
L
Kanaal
Kies het kanaal dat wordt gebruikt door de hoofdfl itser
voor communicatie met de fl itsers op afstand. Afzonder-
lijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende
itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere
systemen dicht bij elkaar werken.
L
Frequentie Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in MULTI-modus.
268
MEMO
269
Aansluitingen
270
11
Draadloze verbindingen
(Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)
Verkrijg toegang tot draadloze netwerken en maak ver-
binding met computers, smartphones of tablets. Voor
meer informatie bezoekt u:
http://fujifilm-dsc.com/wifi/
Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote
Maak verbinding met de camera via Bluetooth of draadloos LAN.
N
Om draadloos verbinding te maken met de camera, dient u de nieuwste
versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet
te installeren.
FUJIFILM Camera Remote
Zodra een verbinding tot stand is gebracht, kunt u FUJIFILM Camera Remote
gebruiken om:
De camera te bedienen en op afstand fotos maken
Fotos te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera
Door de fotos op de camera te browsen en geselecteerde fotos te downloaden
Locatiegegevens naar de camera uploaden
De camerasluiter te ontspannen
Camera rmware bij te werken
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
271
11
Draadloze verbindingen
Smartphones en tablets: Bluetooth®-koppeling
Gebruik
D
VERBINDING INSTELLING> Bluetooth INSTELLINGEN>
KOPPELREGISTRATIE om de camera aan smartphones of tablets
te koppelen. Koppeling biedt een eenvoudige methode voor het
downloaden van fotos van de camera.
O
Fotos worden gedownload via een draadloze verbinding.
Zodra het koppelen is voltooid, kunt u de cameraklok en locatiegege-
vens synchroniseren met de smartphone of tablet (P 231).
U kunt een verbinding kiezen voor maximaal 7 gekoppelde smartpho-
nes of tablets.
Smartphones en tablets: Draadloze LAN
Gebruik de DRAADLS COMMUNICT-opties in
A OPNAME-INSTELLINGEN of het afspeelmenu om verbinding
te maken met een smartphone of tablet via draadloos LAN.
272
11
Draadloze verbindingen
Tether-opname: Capture One Pro Fuji lm/
Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC +
FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/FUJIFILM X Acquire
Selecteer voordat u verder gaat
DRAADLOZE TETHER-OPNAME
VASTGESTELD voor
D
VERBINDING
INSTELLING> PC-VERBINDINGSMODUS
in de cameramenu’s.
Tethered shooting kan worden uit-
gevoerd met behulp van software zoals Adobe® Photoshop®
Lightroom® Classic CC en FUJIFILM X Acquire. Als u gebruik-
maakt van Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC, down-
load dan FUJIFILM Tether Shooting Plug-in van de Adobe
Exchange website. FUJIFILM Tether Shooting Plug-in is gratis
verkrijgbaar.
N
Bezoek voor meer informatie de volgende website:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/#tether
Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire en
FUJIFILM Tether
Shooting Plug-in,
zie “Software voor gebruik bij uw camera (P 289).
VERBINDINGSINSTELLINGEN
NETWERKINSTELLING
Bluetooth INSTELLINGEN
VERB.INST. PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
INSTELLING USB-VOEDING
RESET DRAADLOZE INSTELLING
INFORMATIE
ALGEMENE INSTELLINGN
USB-KAARTLEZER
AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME
USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD
DRAADLOZE TETHER-OPNAME VASTGESTELD
USB RAW CONV/B-UP HERS
273
11
Verbinden via USB
De camera kan via USB op computers en smartphones
worden aangesloten.
Verbinding maken met computers
N
Sluit eerst de camera op een computer aan en controleer of het normaal
werkt alvorens u fotos download of op afstand fotos maakt.
1
Schakel de computer in.
2
Pas instellingen aan afhankelijk van de vraag of u de camera
wilt gebruiken voor tether-opnamen (P 276), voor het ko-
piëren van fotos naar een computer (P 277), opslaan van
RAW -fotos in andere formaten (P 278) of opslaan en laden
van camera -instellingen (P 278).
3
Schakel de camera uit.
4
Sluit een USB-kabel aan.
USB-aansluiting (Type-C)
O
De USB-kabel mag niet langer dan 1,5m zijn en moet geschikt zijn
voor gegevensoverdracht.
274
11
5
Schakel de camera in.
6
Kopieer fotos naar uw computer.
Tethered shooting: Tijdens tethered shooting kunt u fotos
kopiëren met behulp van tethered shooting-software, zoals
de Capture One Pro Fuji lm/Adobe® Photoshop® Lightroom®
Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/FUJIFILM X
Acquire.
Beeldoverdracht: Gebruik toepassingen die bij uw besturings-
systeem zijn geleverd.
RAW-conversie: Verwerk RAW-afbeeldingen met behulp van
FUJIFILM X RAW STUDIO. De stroom van de beeldverwer-
kingsmotor van de camera wordt gebruikt voor snelle verwer-
king.
Camera-instellingen opslaan en laden: Gebruik FUJIFILM X Acquire
om camera-instellingen op te slaan of te laden. Sla met één
enkele handeling uw gewenste instellingen op en kopieer ze
naar meerdere cameras.
275
11
Verbinden via USB
O
Schakel de camera uit voordat u de USB-kabel loskoppelt.
Let er bij het aansluiten van USB-kabels op dat u de stekkers volledig in
de juiste richting steekt. Sluit de camera rechtstreeks aan op de compu-
ter; maak geen gebruik van een USB-hub of toetsenbord.
Spanningsverlies tijdens het kopiëren kan gegevensverlies of bescha-
diging van de geheugenkaart tot gevolg hebben. Plaats een nieuwe of
volledig opgeladen batterij in de camera voordat u deze aansluit.
Als er een geheugenkaart wordt geplaatst waarop een groot aantal
fotos staat, kan het enkele momenten duren voordat de software start
en bent u mogelijk niet in staat de fotos te importeren of op te slaan.
Gebruik een geheugenkaartlezer om de fotos te kopiëren.
Controleer of het indicatielampje uit is of groen brandt voordat u de
camera uitschakelt.
Koppel de USB-kabel niet los terwijl de overdracht bezig is. Het niet
in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan gegevensverlies of
beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben.
Koppel de camera los voordat u een geheugenkaart plaatst of verwij-
dert.
Het kan in sommige gevallen gebeuren dat het niet mogelijk is om toe-
gang te verkrijgen tot fotos die opgeslagen zijn op een networkserver
door de software op dezelfde manier te gebruiken als men doet bij een
particuliere computer.
Verwijder de camera niet onmiddellijk van het systeem of koppel de
USB-kabel niet los zodra het bericht dat het kopiëren bezig is van de
computerweergave verdwijnt. Als het aantal te kopiëren afbeeldingen
erg groot is, kan de gegevensoverdracht verdergaan nadat het bericht
niet meer wordt weergegeven.
Wanneer u gebruik maakt van diensten die een internetverbinding ver-
eisen, draagt de gebruiker alle van toepassing zijnde kosten belast door
de telefoonmaatschappij of internetprovider.
276
11
Tether-opname: Capture One Pro Fuji lm/
Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC + FUJIFILM
Tether Shooting Plug-in/FUJIFILM X Acquire
Selecteer voordat u verder gaat
AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME
voor D VERBINDING INSTELLING>
PC-VERBINDINGSMODUS in de came-
ramenu’s.
Capture One PRO Fuji lm, Adobe®
Photoshop® Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting
Plug-in en FUJIFILM X Acquire kunnen worden gebruikt voor
tethered shooting.
N
Kies USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD wanneer de camera uitslui-
tend voor tethered shooting wordt gebruikt. Merk op dat als de USB-ka-
bel wordt losgekoppeld, de camera blijft werken in tethered modus en
fotos worden niet op de geheugenkaart van de camera opgeslagen.
Bezoek voor meer informatie de volgende website:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/#tether
Voor meer informatie over
Capture One Pro Fuji lm
,
Adobe®
Photoshop® Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in
en
FUJIFILM X Acquire,
zie “Software voor gebruik bij uw camera
(P 289).
VERBINDINGSINSTELLINGEN
NETWERKINSTELLING
Bluetooth INSTELLINGEN
VERB.INST. PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
INSTELLING USB-VOEDING
RESET DRAADLOZE INSTELLING
INFORMATIE
ALGEMENE INSTELLINGN
USB-KAARTLEZER
AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME
USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD
DRAADLOZE TETHER-OPNAME VASTGESTELD
USB RAW CONV/B-UP HERS
277
11
Verbinden via USB
Fotos naar een computer kopiëren
Selecteer voordat u fotos naar een
computer kopieert USB-KAARTLEZER
voor D VERBINDING INSTELLING>
PC-VERBINDINGSMODUS.
De software die kan worden gebruikt
om fotos te kopiëren is afhankelijk van
het besturingssysteem van uw computer.
Mac OS X/macOS
Fotos kunnen worden gekopieerd naar uw computer met
behulp van Image Capture (meegeleverd met uw computer) of
andere software.
O
Gebruik een kaartlezer voor het kopiëren van bestanden die groter zijn
dan 4GB.
Windows
Fotos kunnen naar uw computer worden gekopieerd met toe-
passingen die bij het besturingssysteem zijn geleverd.
VERBINDINGSINSTELLINGEN
NETWERKINSTELLING
Bluetooth INSTELLINGEN
VERB.INST. PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
INSTELLING USB-VOEDING
RESET DRAADLOZE INSTELLING
INFORMATIE
ALGEMENE INSTELLINGN
USB-KAARTLEZER
AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME
USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD
DRAADLOZE TETHER-OPNAME VASTGESTELD
USB RAW CONV/B-UP HERS
278
11
RAW-afbeeldingen converteren: FUJIFILM X RAW STUDIO
Selecteer voordat u verder gaat
USB RAW CONV/B-UP HERS voor
D VERBINDING INSTELLING>
PC-VERBINDINGSMODUS in de
cameramenu’s.
FUJIFILM X RAW STUDIO kan wor-
den gebruikt om RAW-beelden te converteren naar JPEG- of
TIFF-beelden.
N
Voor meer informatie over FUJIFILM X RAW STUDIO, zie
Software voor
gebruik bij uw camera
” (P 289).
Back-ups maken en herstellen van camera-instellingen
(FUJIFILM X Acquire)
Selecteer voordat u verder gaat
USB RAW CONV/B-UP HERS voor
D VERBINDING INSTELLING>
PC-VERBINDINGSMODUS in de
cameramenu’s.
FUJIFILM X Acquire kan worden ge-
bruikt om back-ups te maken en camera-instellingen te her-
stellen.
N
Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire, zie
Software voor gebruik
bij uw camera
” (P 289).
VERBINDINGSINSTELLINGEN
NETWERKINSTELLING
Bluetooth INSTELLINGEN
VERB.INST. PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
INSTELLING USB-VOEDING
RESET DRAADLOZE INSTELLING
INFORMATIE
ALGEMENE INSTELLINGN
USB-KAARTLEZER
AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME
USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD
DRAADLOZE TETHER-OPNAME VASTGESTELD
USB RAW CONV/B-UP HERS
VERBINDINGSINSTELLINGEN
NETWERKINSTELLING
Bluetooth INSTELLINGEN
VERB.INST. PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
INSTELLING USB-VOEDING
RESET DRAADLOZE INSTELLING
INFORMATIE
ALGEMENE INSTELLINGN
USB-KAARTLEZER
AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME
USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD
DRAADLOZE TETHER-OPNAME VASTGESTELD
USB RAW CONV/B-UP HERS
279
11
Verbinden via USB
Verbinding maken met smartphones
Om fotos naar een smartphone te kopiëren, selecteert u UIT
voor D VERBINDING INSTELLING> INSTELLING USB-VOEDING
en sluit u de camera aan op de telefoon met een USB-kabel.
Voor klanten die gebruik maken van Android-apparaten
Hoe u de camera aansluit hangt af van het type USB-aansluiting
waarmee uw smartphone is uitgerust.
Type C
Type C
Bereid een USB aansluiting (Type C) voor die overeenkomt met de
connector op de cameramodule.
USB-kabel van andere merken
Type C-aansluiting
(mannelijk)
Type C-aansluiting
(mannelijk)
Micro-B
Micro-B
Gebruik een USB-on-the-go-kabel (OTG).
Meegeleverde USB-kabel USB OTG-kabel
Type C-aansluiting
(mannelijk)
Micro-B-aansluiting
(mannelijk)
Type A-aansluiting (mannelijk)
Type A-aansluiting (vrouwelijk)
O
De smartphone moet USB OTG ondersteunen.
De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt met een USB
TypeC-naar-Micro-B-kabel. Gebruik een OTG-kabel.
280
11
1
Stel de D VERBINDING INSTELLING> INSTELLING
USB-VOEDING van de camera in op UIT.
2
Sluit de camera en de smartphone op elkaar aan met behulp
van een USB-kabel.
N
Als de smartphone om toestemming vraagt voor een andere toepas-
sing dan de “Camera Importer om toegang te krijgen tot de camera,
tikt u op Annuleren en gaat u naar de volgende stap.
3
Tik op uw smartphone op de melding Verbonden met USB
PTP”.
4
Selecteer uit de aanbevolen toepassingen “Camera Importer.
De app start automatisch en u kunt fotos en  lms importeren
naar uw smartphone.
N
Als het bericht “Er is geen MTP-apparaat aangesloten wordt weerge-
geven in de app, probeert u het opnieuw vanaf stap 2.
281
11
Verbinden via USB
Voor klanten die iOS gebruiken
Een Apple Lightning-naar-USB-camera-adapter is vereist.
Meegeleverde
USB-kabel
Apple Lightning-
naar-USB-camera-
adapter
Type C-aansluiting
(mannelijk)
Gebruik een
Apple Lightning-naar-USB-
camera-adapter
Type A-aansluiting
(mannelijk)
1
Stel de D VERBINDING INSTELLING> INSTELLING
USB-VOEDING van de camera in op UIT.
2
Sluit de camera en de smartphone op elkaar aan met behulp
van een USB-kabel.
De “Fotos”-app start automatisch en u kunt fotos en  lms
importeren naar uw smartphone.
O
De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt met een USB
TypeC-naar-Lightning-kabel. Gebruik een camera-adapter.
282
11
instax SHARE printers
Druk fotos af vanaf uw digitale camera naar instax SHARE
printers.
Een verbinding tot stand brengen
Selecteer D VERBINDING INSTELLING> VERB.INST. instax
PRNTR en voer de instax SHARE printernaam (SSID) en het
wachtwoord in.
De printernaam (SSID) en het wachtwoord
De printernaam (SSID) kan worden gevonden op
de onderkant van de printer; het standaardwacht-
woord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord
heeft gekozen om af te drukken vanaf een smart-
phone, voer dat wachtwoord dan in.
283
11
instax SHARE printers
Fotos afdrukken
1
Schakel de printer in.
2
Selecteer C MENU VOOR
HERBEKIJKEN> AFDRUK. instax
PRINTER. De camera zal verbinding
maken met de printer.
FUJIFILM-CAMERA-1234
VERBINDING MAKEN
AFDRUK. PRINTER
ANNULEREN
instax-12345678
3
Gebruik de scherpstellingstok (scherp-
stelhendel) om de foto weer te geven
die u wilt uitprinten en druk vervol-
gens op MENU/OK.
100-0020
OK
ANNULEREN
instax-12345678
AFDRUK. PRINTER
N
Fotos die zijn gemaakt met andere cameras kunnen niet worden
afgedrukt.
Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCD-
scherm.
De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is
aangesloten.
4
De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.
284
MEMO
285
Technische notities
286
12
Accessoires van Fuji lm
De volgende optionele accessoires zijn verkrijgbaar bij
Fuji lm. Informeer bij uw lokale Fuji lm-vertegenwoordiger
naar de meest recente informatie over accessoires die in uw
regio leverbaar zijn of ga naar
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html.
Oplaadbare Li-ionbatterijen
Oplaadbare Li-ionbatterijen
NP-W126S: Extra NP-W126S oplaadbare batterijen met hoge capaciteit kunnen naar
behoefte worden bijgekocht.
Batterijladers
Batterijladers
BC-W126S: Vervangende batterijladers kunnen naar behoefte worden bijgekocht. Bij
+20 °C laadt de BC-W126S een NP-W126S in ongeveer 150 minuten op.
DC-koppelstukken
DC-koppelstukken
CP-W126: Gebruik, om langer te fotograferen of af te spelen of tijdens het gebruik van
de camera met een computer, de CP-W126 om de camera aan te sluiten op de AC-9V-
stroomadapter.
O
Een beeldsnelheid van 11fps wordt niet ondersteund tijdens continu
opnemen met de CP-W126.
Netstroomadapters
Netstroomadapters
AC-9V (vereist CP-W126 DC-koppelstuk): Gebruik deze 100–240V, 50/60Hz netadapter voor
langere opname en weergave of bij het kopiëren van fotos naar een computer.
Afstandsontspanners
Afstandsontspanners
RR-100: Hiermee kunt u het schudden van de camera verminderen of de sluiter open
houden tijdens langdurige belichting (
2,5mm).
Stereomicrofoons
Stereomicrofoons
MIC-ST1: Een externe microfoon voor fi lmopname.
FUJINON-lenzen
FUJINON-lenzen
XF/XC-serie lenzen: Verwisselbare lenzen uitsluitend voor gebruik met het FUJILFILM
X-bevestigingspunt.
FUJINON MKX-serie lenzen: Filmlenzen voor de FUJIFILM X-bevestiging.
287
12
Accessoires van Fuji lm
Macro-verlengstukken
Macro-verlengstukken
MCEX-11/16: Te bevestigen tussen de camera en de lens om op te nemen bij hoge
reproductieverhoudingen.
Teleconverters
Teleconverters
XF1.4X TC WR: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 1,4×.
XF2X TC WR: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 2,0×.
Bevestigingsadapters
Bevestigingsadapters
FUJIFILM M MOUNT ADAPTER: Biedt de mogelijkheid om de camera met een divers
aanbod aan M-bevestigingslenzen te gebruiken.
Behuizingsdoppen
Behuizingsdoppen
BCP-001: Dek de lensbevestiging van de camera af wanneer er geen lens is bevestigd.
Flitsers met schoenbevestiging
Flitsers met schoenbevestiging
EF-X500: In aanvulling op handmatige en TTL-fl itserregeling heeft deze klikbare fl itser
een richtgetal van 50 (ISO 100, m) en ondersteunt FP (synchronisatie met hoge
snelheid), waardoor deze gebruikt kan worden bij sluitertijden hoger dan de fl itssyn-
chronisatiesnelheid. Met ondersteuning voor de optionele EF-BP1-batterypack en
Fujifi lm optische draadloze fl itserregeling, kan het als een master of externe fl itser
voor draadloze fl itsfotografi e worden gebruikt.
EF-BP1: Een batterypack voor fl itsers met een schoenbevestiging. Neemt maximaal
8AA-batterijen in beslag.
EF-42: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 42 (ISO 100, m) en onder-
steunt handmatige en TTL-fl itserregeling.
EF-X20: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en onder-
steunt handmatige en TTL-fl itserregeling.
EF-20: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en onder-
steunt TTL-fl itserregeling (handmatige fl itserregeling wordt niet ondersteund).
Handgrepen
Handgrepen
MHG-XPRO3: Bevat een verbeterde handgreep. Batterijen en geheugenkaarten kunnen
worden verwijderd met de handgreep op zijn plaats.
288
12
Accessoires van Fuji lm
Lederen tassen
Lederen tassen
BLC-XPRO3: Deze koff er combineert bruikbaarheid met de luxe van leer en wordt
geleverd met een draagriem gemaakt van hetzelfde materiaal alsmede een doek die
kan worden gebruikt om de camera in te wikkelen voordat u deze in de koff er doet en
in andere situaties. Terwijl de camera in de hoes zit kunt u fotos maken en batterijen
en geheugenkaarten plaatsen of verwijderen.
Handgreepriemen
Handgreepriemen
GB-001: Verbetert de grip. Combineer met een handgreep voor veiliger hanteren.
instax SHARE printers
instax SHARE printers
SP-1/SP-2/SP-3: Aan te sluiten via draadloos LAN om fotos te kunnen afdrukken op
instax fi lm.
289
12
Software voor gebruik bij uw camera
De camera kan met de volgende software worden gebruikt.
FUJIFILM Camera Remote
Leg een draadloze verbinding vast tussen uw camera en een
smartphone of tablet (P 270).
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
Capture One Express Fuji lm
Capture One Express Fuji lm is beeldbewerkingssoftware van
Phase One A/S. Bekijk RAW-fotos op uw computer en conver-
teer ze naar andere formaten. Capture One Express Fuji lm is
gratis verkrijgbaar bij Phase One.
https://www.phaseone.com/fujifilm/
RAW FILE CONVERTER EX
RAW FILE CONVERTER EX is RAW-conversiesoftware van
Ichikawa Soft Laboratory Co., Ltd. Bekijk RAW-fotos op uw
computer en converteer ze naar andere indelingen. RAW FILE
CONVERTER EX is gratis verkrijgbaar via de Fuji lm-website.
http://fujifilm-dsc.com/rfc/
Capture One Pro Fuji lm
Capture One Pro Fuji lm is work owsoftware van Phase One
A/S. Capture One Pro Fuji lm ondersteunt tethered shooting en
de conversie van RAW-fotos naar andere formaten.
https://www.phaseone.com/fujifilm/
290
12
Software voor gebruik bij uw camera
Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC +
FUJIFILMTetherShootingPlug-in
Plug-ins voor Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC.
FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO
http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-tether-plug-in-pro-features/
FUJIFILM Tether Shooting Plug-in
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/accessories/
others/#soft
FUJIFILM X Acquire
Met deze toepassing voor Windows en macOS kunt u via USB
of Wi-Fi verbinding met de camera maken en automatisch
fotos naar een opgegeven map downloaden terwijl ze worden
gemaakt, of via USB een backup maken of verbinding met de
camera herstellen.
http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-acquire-features-users-guide/
O
Automatisch downloaden (tethered shooting) wordt niet ondersteund op
sommige cameras.
FUJIFILM X RAW STUDIO
Wanneer de camera via USB met een computer is verbonden,
kan FUJIFILM X RAW STUDIO het unieke verwerkingsmecha-
nisme van de camera gebruiken om snel RAW-bestanden te
converteren zodat hoogwaardige beelden in andere formaten
worden gecreëerd.
http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-raw-studio-features-users-guide/
291
12
Voor uw veiligheid
Lees deze opmerkingen voordat u de camera gebruikt
Veiligheidsopmerkingen
Zorg ervoor dat u uw camera goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en uw Gebruiksaanwijzing
zorgvuldig door.
Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.
Informatie over pictogrammen
De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels
of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge
daarvan onjuist wordt gebruikt.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal
letsel.
ATTENTIE
ATTENTIE
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of
materiële schade.
De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.
Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).
Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).
Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).
De symbolen op dit product (inclusief de accessoires) geven het volgende weer:
AC
DC
Klasse II-apparatuur (De constructie van het product is dubbel geïsoleerd.)
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Verwijder uit het
stopcontact
Als er een probleem ontstaat, schakel de camera dan uit, verwijder de batterij, koppel de USB-kabel los en haal de
Als er een probleem ontstaat, schakel de camera dan uit, verwijder de batterij, koppel de USB-kabel los en haal de
AC-adapter uit het stopcontact.
AC-adapter uit het stopcontact. Het blijven gebruiken van de camera als deze rook of een ongewone geur
verspreidt of wanneer de camera een ander gebrek vertoont, kan brand of een elektrische schok tot gevolg
hebben. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.
Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera of de aansluitkabels binnendringen.
Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera of de aansluitkabels binnendringen. Gebruik de camera of
aansluitkabels niet na binnendringen van zoet of zout water, melk, dranken, schoonmaakmiddelen of andere
vloeistoff en. Mocht er vloeistof in de camera of aansluitkabels komen, zet dan de camera uit, verwijder de bat-
terij, koppel de USB-kabel los, koppel de AC-adapter los en haal deze uit het stopcontact. Het blijven gebruiken
van de camera kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.
Niet in de
badkamer of douche
gebruiken
Gebruik de camera niet in de badkamer of douche.
Gebruik de camera niet in de badkamer of douche. Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
Haal het apparaat
niet uit elkaar
Probeer nooit de camera te demonteren of te modi ceren (open nooit de behuizing).
Probeer nooit de camera te demonteren of te modi ceren (open nooit de behuizing). Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Raak geen interne
onderdelen aan
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan. Het niet
in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van bescha-
digde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische
schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.
292
12
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Het verbindingssnoer mag niet worden aangepast, verwarmd, overmatig gedraaid of uitgerekt en er mogen geen zware
Het verbindingssnoer mag niet worden aangepast, verwarmd, overmatig gedraaid of uitgerekt en er mogen geen zware
voorwerpen op worden geplaatst.
voorwerpen op worden geplaatst. Deze handelingen zouden het snoer kunnen beschadigen en brand of een
elektrische schok kunnen veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer als het snoer beschadigd is.
Gebruik geen kabels met verbogen stekkers.
Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond.
Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond. Hierdoor kan de camera vallen of kantelen en letsel
veroorzaken.
Probeer nooit foto's te maken als u in beweging bent.
Probeer nooit foto's te maken als u in beweging bent. Gebruik de camera niet tijdens het wandelen of als u in een
auto rijdt. Dit kan leiden tot een val of een verkeersongeluk.
Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan.
Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan. Dit kan tot een elektrische schok leiden door
de ladingsoverdracht van een blikseminslag.
Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is.
Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is. Plaats de batterij zoals aangeduid
door de merktekens.
Probeer de batterijen niet te demonteren, aan te passen of te verhitten. Laat de batterijen niet vallen, sla niet tegen ze
Probeer de batterijen niet te demonteren, aan te passen of te verhitten. Laat de batterijen niet vallen, sla niet tegen ze
aan, gooi ze niet en stel ze niet op een andere manier bloot aan hevige schokken. Gebruik geen batterijen die tekenen van
aan, gooi ze niet en stel ze niet op een andere manier bloot aan hevige schokken. Gebruik geen batterijen die tekenen van
lekkage, vervorming, verkleuring of andere onregelmatigheden vertonen. Gebruik alleen aangewezen laders om oplaadbare
lekkage, vervorming, verkleuring of andere onregelmatigheden vertonen. Gebruik alleen aangewezen laders om oplaadbare
batterijen op te laden en probeer niet om niet-oplaadbare Li-ion of alkaline batterijen op te laden. Laat de batterijen niet
batterijen op te laden en probeer niet om niet-oplaadbare Li-ion of alkaline batterijen op te laden. Laat de batterijen niet
kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten.
kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen
kan ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken, wat kan leiden tot
brand, brandwonden of ander letsel.
Gebruik uitsluitend batterijen of netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedgekeurd zijn. Gebruik geen
Gebruik uitsluitend batterijen of netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedgekeurd zijn. Gebruik geen
andere spanning dan de vermelde voedingsspanning.
andere spanning dan de vermelde voedingsspanning. Het gebruik van andere spanningsbronnen kan tot brand
leiden.
Als de batterij lekt en vloeistof in contact komt met uw ogen, huid of kleding, spoelt u het betre ende gebied onmiddel-
Als de batterij lekt en vloeistof in contact komt met uw ogen, huid of kleding, spoelt u het betre ende gebied onmiddel-
lijk met schoon stromend water af en zoekt u medische hulp of belt u onmiddellijk het alarmnummer.
lijk met schoon stromend water af en zoekt u medische hulp of belt u onmiddellijk het alarmnummer.
Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden.
Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden. De meegeleverde lader is uitsluitend voor
gebruik met het type batterij dat met de camera wordt meegeleverd. Als u de lader gebruikt om gewone
batterijen of andere types oplaadbare batterijen op te laden, dan kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of
een explosie.
Het gebruik van een  itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorzaken.
Het gebruik van een  itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorzaken. Let bijzonder goed
op bij het fotograferen van baby's en kleine kinderen.
Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken.
Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden
door lage temperaturen, met name bij hoge omgevingstemperaturen of bij gebruikers die last hebben van een slechte
bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen
worden aanbevolen.
Zorg ervoor dat terwijl het product aan is, geen enkel deel van het lichaam in contact blijft met het product gedurende langere
Zorg ervoor dat terwijl het product aan is, geen enkel deel van het lichaam in contact blijft met het product gedurende langere
periodes.
periodes. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name tijdens
langdurig gebruik, bij hoge omgevingstemperaturen, of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of
verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.
Niet gebruiken in de aanwezigheid van ontvlambare voorwerpen, explosieve gassen of stof.
Niet gebruiken in de aanwezigheid van ontvlambare voorwerpen, explosieve gassen of stof.
Als u de batterij bij u draagt, plaatst u deze in de digitale camera of bewaart u de batterij in de harde tas. Als u de batterij
Als u de batterij bij u draagt, plaatst u deze in de digitale camera of bewaart u de batterij in de harde tas. Als u de batterij
wilt opbergen, bergt u deze op in de harde tas. Als u de batterijen wegbrengt voor recycling, bedekt u de polen met
wilt opbergen, bergt u deze op in de harde tas. Als u de batterijen wegbrengt voor recycling, bedekt u de polen met
isolatietape.
isolatietape. Door contact met andere batterijen of metalen voorwerpen kan de batterij in brand vliegen of
ontploff en.
Houd geheugenkaarten,  itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kinderen.
Houd geheugenkaarten,  itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kinderen. Kinderen kunnen
kleine onderdelen inslikken; buiten het bereik van kinderen bewaren. Mocht een kind een klein onderdeel inslikken,
raadpleeg dan een arts of bel het alarmnummer.
Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen.
Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen. Onder de onderdelen die letsel kunnen veroorzaken zijn de
draagriem, die verstrikt rond de nek van een kind kan raken, wat verstikking tot gevolg kan hebben, en de
itser, die een visuele beperking kan veroorzaken.
Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op.
Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op. Dit product genereert radiofrequentie-emissies die
kunnen interfereren met navigatie- of medische apparatuur.
293
12
Voor uw veiligheid
ATTENTIE
ATTENTIE
Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof.
Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof. Dit kan brand of een elektrische
schok veroorzaken.
Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld.
Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld. Laat de camera niet
achter in afgesloten ruimtes zoals in een afgesloten voertuig of in direct zonlicht. Dit kan brand veroorzaken.
Plaats geen zware voorwerpen op de camera.
Plaats geen zware voorwerpen op de camera. Hierdoor kan het zware voorwerp vallen of kantelen en letsel
veroorzaken.
Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is.
Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is. Trek niet aan het snoer om de
netstroomadapter te verwijderen. Dit kan het netsnoer of de kabels beschadigen en brand of een elektrische
schok veroorzaken.
Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken.
Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken. Hierdoor kan de temperatuur
te hoog oplopen waardoor de behuizing vervormt of waardoor er brand ontstaat.
Gebruik de stekker niet als deze beschadigd is of niet goed in het stopcontact past.
Gebruik de stekker niet als deze beschadigd is of niet goed in het stopcontact past. Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Als u de camera reinigt of u de camera voor langere tijd niet van plan bent te gebruiken, verwijdert u de batterij en
Als u de camera reinigt of u de camera voor langere tijd niet van plan bent te gebruiken, verwijdert u de batterij en
koppelt u de netstroomadapter los.
koppelt u de netstroomadapter los. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen.
Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen. Er kan brand ontstaan als u de lader in het
stopcontact laat zitten.
Bij het verwijderen van een geheugenkaart kan de kaart te snel uit de sleuf schieten. Gebruik uw vinger om deze tegen te
Bij het verwijderen van een geheugenkaart kan de kaart te snel uit de sleuf schieten. Gebruik uw vinger om deze tegen te
houden en laat de kaart zachtjes los.
houden en laat de kaart zachtjes los. Bij het eruit schieten van de kaart kan letsel ontstaan.
Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken.
Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken. Een ophoping van stof in uw camera kan tot brand of
een elektrische schok leiden. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer om de camera om de twee jaar van binnen te
laten reinigen. Dit is echter niet gratis.
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang de batterij alleen met hetzelfde of een
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang de batterij alleen met hetzelfde of een
soortgelijk type.
soortgelijk type.
Batterijen (accu of geïnstalleerde batterijen) mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht,
Batterijen (accu of geïnstalleerde batterijen) mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht,
vuur of dergelijke.
vuur of dergelijke.
294
12
De batterij en voedingsbron
Opmerking: Controleer welk type batterijen in uw camera wordt gebruikt en lees de relevante paragrafen aandachtig door.
Waarschuwing: Batterijen mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht, vuur of dergelijke.
Dit gedeelte beschrijft hoe u de batterijen moet hanteren zodat ze zo lang mogelijk meegaan. Verkeerd gebruik kan de
levensduur verkorten of lekkage, oververhitting en ontploffi ng van de batterij tot gevolg hebben.
Li-ionbatterijen
Li-ionbatterijen
Dit gedeelte is van toepassing als in uw camera een oplaadbare Li-ionbatterij wordt gebruikt.
De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgeladen. Laad de batterij vóór gebruik op. Laat de batterij in het compar-
timent zitten wanneer u de camera niet gebruikt.
Opmerkingen over de batterij
Opmerkingen over de batterij
Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.
De levensduur van de batterij kan worden verlengd door de camera uit te schakelen wanneer hij niet wordt gebruikt.
De capaciteit van de batterij neemt bij lage temperaturen af; een lege batterij werkt vaak niet wanneer het koud is. Bewaar
een volledig opgeladen reservebatterij op een warme plaats en verwissel de batterij wanneer dat nodig is; of bewaar de
batterij in een van uw zakken en plaats de batterij pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera. Voorkom dat de
batterij in direct contact komt met handenwarmers of andere verwarmingsapparaten.
De batterij opladen
De batterij opladen
De batterij kan ook worden opgeladen met een optionele BC-W126S batterijlader.
De laadtijd neemt toe wanneer de
omgevingstemperatuur lager is dan +10°C of hoger is dan +35°C.
Probeer de batterij nooit op te laden bij temperaturen
boven +40°C; opladen is niet mogelijk bij temperaturen onder
+5
°C.
Probeer nooit een volledig opgeladen batterij op te laden. De batterij hoeft echter ook niet volledig ontladen te zijn om te
worden opgeladen.
De batterij kan onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.
Levensduur van de batterij
Levensduur van de batterij
Bij normale temperaturen kan de batterij minimaal 300 keer worden opgeladen. Wanneer de batterij steeds minder lang
haar lading kan vasthouden, is dat een indicatie dat het einde van de levensduur van de batterij is bereikt en dat de batterij
moet worden vervangen.
Opslag
Opslag
De prestatie van de batterij kan verslechteren als de batterij gedurende langere perioden in volledig opgeladen toestand
ongebruikt blijft. Ontlaad de batterij volledig voordat u deze opbergt.
Wanneer de camera gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, neem dan de batterij uit de camera en bewaar de
batterij op een droge plaats met een omgevingstemperatuur van +15°C tot +25°C. Bewaar de batterij niet op plaatsen
waar de batterij wordt blootgesteld aan extreme temperaturen.
Attentie: De batterij hanteren
Attentie: De batterij hanteren
Bewaar of vervoer de batterij niet samen met metalen voorwerpen zoals kettinkjes of haarspelden.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Probeer de batterij niet te demonteren of te modifi ceren.
Laad de batterij alleen op met de voorgeschreven batterijladers.
Verwijder een versleten batterij onmiddellijk.
Laat de batterij niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken.
Stel de batterij niet bloot aan water.
Houd de polen van de batterij altijd schoon.
De batterij en de camera kunnen onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is
normaal.
Attentie: Afvalverwijdering
Attentie: Afvalverwijdering
Lever lege batterijen in volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval. Er moet gelet worden op milieu-aspecten
bij het weggooien van batterijen. Gebruik het apparaat bij een gematigde temperatuur.
295
12
Voor uw veiligheid
Netstroomadapters
Netstroomadapters
Gebruik uitsluitend Fujifi lm-netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedgekeurd zijn. Andere adapters
kunnen de camera beschadigen.
Gebruik de netstroomadapter uitsluitend binnenshuis.
Zorg ervoor dat de DC-stekker goed op de camera wordt aangesloten.
Schakel de camera uit voordat u de netstroomadapter afkoppelt. Koppel de adapter af door aan de stekker te trekken
i.p.v. aan het snoer.
Gebruik de netstroomadapter niet met andere apparaten.
Haal het apparaat niet uit elkaar.
Stel de adapter niet bloot aan hoge temperaturen en vocht.
Stel de adapter niet bloot aan sterke schokken.
Tijdens gebruik kan de netstroomadapter warm aanvoelen. Dit is normaal.
Wanneer de netstroomadapter de radio-ontvangst verstoort, moet de antenne opnieuw gericht of verplaatst worden.
De camera gebruiken
Richt de camera niet op extreem heldere lichtbronnen, waaronder kunstmatige lichtbronnen of natuurlijke lichtbron-
nen zoals de zon bij een onbewolkte lucht. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de
beeldsensor van de camera toebrengen.
Fel zonlicht gefocust door de zoeker kan het paneel van de elektronische zoeker (EVF) beschadigen. Richt de elektroni-
sche zoeker niet op de zon.
Maak proefopnamen
Maak proefopnamen
Voordat u fotos gaat maken van belangrijke gebeurtenissen (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopna-
men maken en bekijken zodat u zeker weet dat de camera goed werkt. FUJIFILM Corporation aanvaardt geen aansprake-
lijkheid voor schade of inkomstenderving voortkomend uit het niet goed functioneren van het product.
Opmerkingen over auteursrechten
Opmerkingen over auteursrechten
Opnamen gemaakt met uw digitale camerasysteem mogen zonder toestemming van de eigenaar niet worden gebruikt
op een manier die de copyrightwetten overtreedt, tenzij deze uitsluitend voor privégebruik bedoeld zijn. Er zijn bepaalde
beperkingen van toepassing bij het fotograferen van optredens op podia, evenementen en tentoonstellingen, zelfs
wanneer de fotos alleen voor privégebruik bestemd zijn. De gebruiker wordt er ook op gewezen dat het overdragen van
een geheugenkaart die fotos of gegevens bevat die onder de copyrightwetten vallen, uitsluitend toegestaan is binnen de
beperkingen opgelegd door de regelgeving in het kader van deze auteursrechten.
Hantering
Hantering
Stel de camera tijdens het maken en opslaan van fotos niet bloot aan schokken om correcte opnames te garanderen.
Vloeibare kristallen
Vloeibare kristallen
In geval van beschadiging van het scherm moet de uiterste zorg worden betracht en ieder contact met de vloeibare
kristallen worden vermeden. Neem onmiddellijk maatregelen als een van de volgende situaties zich voordoet:
Als vloeibare kristallen met uw huid in aanraking komen, moet de betreff ende plek onmiddellijk met een doek worden
schoongemaakt en vervolgens met veel stromend water en zeep worden gewassen.
Als vloeibare kristallen in contact komen met de ogen, moeten de ogen onmiddellijk gedurende minimaal 15 minuten met
schoon stromend water worden uitgespoeld en moet medische hulp worden ingeroepen.
Als vloeibare kristallen worden ingeslikt, moet de mond met veel schoon stromend water worden gespoeld. Drink grote
hoeveelheden water en probeer over te geven, raadpleeg daarna een arts.
Hoewel het LCD-scherm met geavanceerde precisietechnologie is gefabriceerd, kan het scherm pixels bevatten die altijd
zijn verlicht of nooit zijn verlicht. Dit is geen defect. Beelden opgenomen met dit product worden niet beïnvloed.
296
12
Informatie over handelsmerken
Informatie over handelsmerken
Digital Split Image is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation. Digital Micro Prism is een
handelsmerk of een geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation. De hierin gebruikte lettertypen zijn uitsluitend
ontwikkeld door DynaComware Taiwan Inc. Apple, iPhone, iPad, Mac, OSX, macOS en Lightning zijn geregistreerde
handelsmerken van Apple Inc. in de VS en andere landen. Windows is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Android is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van
Google LLC. Adobe, het Adobe-logo, Photoshop en Lightroom zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en andere landen. Wi-Fi® en Wi-Fi Protected Setup® zijn geregis-
treerde handelsmerken van Wi-Fi Alliance. Het Bluetooth®-woordmerk en de logo’s zijn geregistreerde handelsmerken
in bezit van Bluetooth SIG, Inc., en elk gebruik van zulke merken door Fujifi lm is onder licentie. De SDHC- en SDXC-logo’s
zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. Alle andere handelsnamen genoemd in deze handleiding zijn de handelsmerken of
geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Elektrische interferentie
Elektrische interferentie
Deze camera kan medische en luchtvaartapparatuur verstoren. Vraag in het ziekenhuis of bij de luchtvaartmaatschappij
om toestemming voordat u uw camera in een ziekenhuis of vliegtuig gebruikt.
Kleurentelevisiesystemen
Kleurentelevisiesystemen
NTSC (National Television System Committee) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in de Verenigde Staten, Canada en
Japan wordt gebruikt. PAL (Phase Alternation by Line) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in Europa en China wordt
gebruikt.
Exif Print (Exif Versie. 2.3)
Exif Print (Exif Versie. 2.3)
Exif Print is een recentelijk herzien bestandsformaat voor digitale camera’s waarin samen met de foto informatie wordt
opgeslagen over de manier waarop tijdens het afdrukken de optimale kleurenreproductie kan worden bereikt.
BELANGRIJKE MEDEDELING: Lezen alvorens de software te gebruiken
Direct of indirect exporteren, in zijn geheel of gedeeltelijk, van software met een licentie zonder de toestemming van de
van toepassing zijnde bestuursorganen is verboden.
Lenzen en andere accessoires
Gebruik een schroef van 4,5 mm of korter wanneer u een statief bevestigt.
Fujifi lm kan niet aansprakelijk worden gesteld voor prestatieproblemen of schade veroorzaakt door het gebruik van
accessoires van derden.
297
12
Voor uw veiligheid
OPMERKINGEN
Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht om gevaar voor brand en een schok te voorkomen.
Lees eerst de “Veiligheidsopmerkingen” en zorg dat u deze begrijpt voordat u de camera gebruikt.
Voor klanten in Canada
Voor klanten in Canada
CAN ICES-3 (B)/NMB-3(B)
ATTENTIE: Dit Klasse B digitale apparaat voldoet aan de Canadese norm ICES-003.
Verklaring Industry Canada: Dit apparaat voldoet aan de RSS-normen van Industry Canada voor vergunningsvrije appara-
ten. De werking is onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1)Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken,
en (2)Dit apparaat moet elke interferentie accepteren, inclusief interferentie die ongewenste werking van het apparaat
kan veroorzaken.
Dit apparaat en zijn antenne(s) mogen niet samen geplaatst worden of worden opgesteld in combinatie met een andere
antenne of zender, behalve geteste ingebouwde radio’s. De functie Landcodeselectie is uitgeschakeld voor producten die
in de VS/Canada op de markt gebracht worden.
Verklaring over blootstelling aan straling: De beschikbare wetenschappelijke gegevens tonen niet aan dat eventuele ge-
zondheidsproblemen in verband worden gebracht met het gebruik van draadloze apparatuur met laag vermogen. Het is
echter niet bewezen dat deze draadloze apparatuur met laag vermogen absoluut veilig is. Draadloze apparatuur met laag
vermogen zenden lage niveaus van radiofrequentie-energie (RF) uit in het microgolfbereik tijdens gebruik. Terwijl hoge
niveaus van RF gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid (door verhitting van celweefsel), veroorzaakt blootstelling
aan lage RF-niveaus die geen verhittingseff ecten produceren, geen bekende nadelige gevolgen voor de gezondheid.
Veel studies over blootstelling aan lage RF-niveaus hebben geen biologische eff ecten aangetoond. Sommige studies
suggereerden dat er bepaalde biologische eff ecten kunnen optreden, maar dergelijke bevindingen zijn niet bevestigd
door aanvullend onderzoek. X-Pro3 is getest en voldoet aan de IC stralingsblootstellingslimieten voor een ongecontroleer-
de omgeving en aan RSS-102 van de regels voor blootstelling aan IC radiofrequentie (RF).
Verwijdering van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens
Verwijdering van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens
In de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein: Dit symbool op het product of in de handleiding en
in de garantievoorwaarden en/of op de verpakking duidt aan dat dit product niet als huishoudelijk afval mag
worden behandeld. In plaats daarvan moet het apparaat bij een inzamelpunt voor recycling van elektrische en
elektronische apparatuur worden ingeleverd.
Door dit product op de juiste wijze weg te gooien helpt u potentiële negatieve gevolgen voor het milieu en
de gezondheid van de mens voorkomen. Onjuiste verwerking van dit product kan het milieu schaden.
Dit symbool op de batterijen of accu’s duidt aan dat deze batterijen niet als huishoudelijk afval mogen worden
behandeld.
Als uw apparaat eenvoudig verwijderbare batterijen of accus bevat, dient u deze overeenkomstig de lokale
regels afzonderlijk in te leveren.
De recycling van materialen helpt bij het behoud van natuurlijke bronnen. Neem contact op met uw gemeente, uw
inzamelpunt voor het inleveren van huishoudelijk afval of de winkel waar u het product hebt gekocht voor meer gedetail-
leerde informatie over recycling van dit product.
In landen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein: Neem contact op met uw gemeente en vraag naar
de juiste wijze waarop u dit product inclusief batterijen of accu’s dient weg te gooien.
In Japan: Dit symbool op de batterijen duidt aan dat ze afzonderlijk weggegooid moeten worden.
298
12
Apparaten met draadloos netwerk en Bluetooth: waarschuwingen
Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:
RoHS-richtlijn 2011/65/EU
RE-richtlijn 2014/53/EU
Hierbij verklaar ik, FUJIFILM Corporation, dat het type radioapparatuur FF190002 conform is met Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/x/fujifilm_x_pro3/pdf/index/fujifilm_x_pro3_cod.pdf
Deze conformiteit wordt aangegeven door de volgende conformiteitsmarkering op het product:
Deze markering is geldig voor niet-Telecom-producten en EU-geharmoniseerde Telecom-producten (bijvoorbeeld
Bluetooth®).
BELANGRIJK: Lees eerst de volgende mededelingen alvorens de ingebouwde draadloze zender van de camera te gebruiken.
Q Dit product, dat een coderingsfunctie bevat die in de Verenigde Staten is ontwikkeld, wordt gecontroleerd door de
United States Export Administration Regulations en mag niet worden geëxporteerd of opnieuw worden geëxporteerd
naar landen waarvoor in de Verenigde Staten een handelsembargo geldt.
Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth
Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth
.
. Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als
gevolg van ongeoorloofd gebruik. Niet gebruiken in toepassingen die een hoge mate van betrouwbaarheid vereisen,
bijvoorbeeld in medische apparatuur of andere systemen die direct of indirect invloed hebben op een mensenleven.
Wanneer u het apparaat in computer- en andere systemen gebruikt die een grotere mate van betrouwbaarheid eisen
dan aangeboden door apparaten met een draadloos netwerk of Bluetooth, zorg er dan voor dat u alle benodigde
voorzorgsmaatregelen neemt om te veiligheid te garanderen en storing te voorkomen.
Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft.
Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft. Dit apparaat conformeert met voorschriften van apparaten
met draadloos netwerk of Bluetooth in het land waarin het gekocht is. Neem alle lokale voorschriften in acht bij het
gebruik van het apparaat. Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen die voortvloeien uit het gebruik in
andere rechtsgebieden.
Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie.
Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie. Ge-
bruik de zender niet in de nabijheid van magnetrons of op andere plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden,
statische elektriciteit of radio-interferentie, waardoor ontvangst van draadloze signalen mogelijk wordt voorkomen.
Wederzijdse interferentie kan zich voordoen als de zender in de nabijheid van andere draadloze apparaten in de 2,4GHz
band wordt gebruikt.
De draadloze zender wer
De draadloze zender wer
kt in de 2,4GHz-ba
kt in de 2,4GHz-ba
nd met DSSS-, OFDM-
nd met DSSS-, OFDM-
en GFSK-modulatie.
en GFSK-modulatie.
Veiligheid: Apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth brengen gegevens over via de radio en hun gebruik heeft
vervolgens meer aandacht nodig voor veiligheid dan geldt voor draadloze netwerken.
-
Maak geen verbinding met onbekende netwerken of netwerken waarvoor u geen toegangsrechten hebt, zelfs als
ze worden weergegeven op uw apparaat, aangezien zulke toegang als ongeautoriseerd wordt gezien. Maak alleen
verbinding met netwerken waarvoor u toegangsrechten hebt.
-
Let op dat draadloze transmissies kwetsbaar kunnen zijn voor onderschepping door derden.
Het volgende kan strafbaar zijn:
Het volgende kan strafbaar zijn:
-
Demontage of modifi catie of dit apparaat
-
Verwijderen van apparaatcertifi catielabels
Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en draadloze zenders.
Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en draadloze zenders. Het werkt
tevens op dezelfde frequentie als zenders met een licentie en speciale laagspanningzenders zonder licentie die in
RFID-trackingsystemen voor lopende banden en in andere vergelijkbare toepassingen worden gebruikt.
Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Controleer of de RFID-zender niet in werking is, alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. Merkt u dat het apparaat
interferentie veroorzaakt in zenders met een licentie die voor RFID-tracking worden gebruikt, stop dan onmiddellijk met
gebruik van de betreff ende frequentie of verplaats het apparaat naar een andere locatie. Indien u merkt dat dit apparaat
interferentie veroorzaakt in RFID-trackingsystemen met lage spanning, neem dan contact op met een Fujifi lm-vertegen-
woordiger.
Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig.
Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig. Houd er rekening mee dat Bluetooth actief kan blijven zelfs terwijl
de camera uit is. Bluetooth kan uitgeschakeld worden door UIT te selecteren voor D VERBINDING INSTELLING>
Bluetooth INSTELLINGEN> Bluetooth AAN/UIT.
299
12
Voor uw veiligheid
Lees eerst deze opmerkingen voordat u de lens gebruikt
Veiligheidsopmerkingen
Zorg ervoor dat u de lens goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en de Gebruiksaanwijzing van
de camera zorgvuldig door.
Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.
Informatie over pictogrammen
De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels
of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge
daarvan onjuist wordt gebruikt.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal
letsel.
ATTENTIE
ATTENTIE
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of
materiële schade.
De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.
Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).
Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verbo-
den”).
Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Niet onderdompelen
Niet onderdompelen in of blootstellen aan water.
Niet onderdompelen in of blootstellen aan water. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand
of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Haal het apparaat
niet uit elkaar
Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open).
Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open). Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatre-
gel kan brand, een elektrische schok of letsel door een defect product tot gevolg hebben.
Raak geen interne
onderdelen aan
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan. Het
niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van
beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een
elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.
Plaats niet op onstabiele oppervlakken.
Plaats niet op onstabiele oppervlakken. Het product kan vallen, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera.
Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan
permanent oogletsel tot gevolg hebben.
ATTENTIE
ATTENTIE
Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of uitermate sto ge plaatsen.
Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of uitermate sto ge plaatsen.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Laat niet in direct zonlicht liggen of op plaatsen die onderhevig zijn aan zeer hoge temperaturen, zoals in een afgesloten
Laat niet in direct zonlicht liggen of op plaatsen die onderhevig zijn aan zeer hoge temperaturen, zoals in een afgesloten
voertuig op een zonnige dag.
voertuig op een zonnige dag. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand tot gevolg hebben.
Houd buiten het bereik van kleine kinderen.
Houd buiten het bereik van kleine kinderen. In de handen van kinderen kan dit product letsel veroorzaken.
Hanteer niet met natte handen.
Hanteer niet met natte handen. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok
tot gevolg hebben.
Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht.
Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht. Zonlicht dat wordt scherpgesteld
in de camera wanneer de zon zich in het beeld of vlakbij het beeld bevindt, kan brand of brandwonden
veroorzaken.
Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product niet in direct zonlicht.
Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product niet in direct zonlicht.
Zonlicht dat wordt scherpgesteld door de lens kan brand of brandwonden tot gevolg hebben.
Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd.
Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd. Het product kan vallen of andere voorwerpen
raken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
300
12
Productverzorging
Om langdurig van uw camera te kunnen genieten, moe-
ten onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden
genomen.
Camerabehuizing: Gebruik een zachte, droge doek om de camera te
reinigen na elk gebruik. Gebruik geen alcohol, verfverdunner of
andere vluchtige chemicaliën. Deze kunnen vervormingen of ver-
kleuringen van het leer van de camerabehuizing tot gevolg hebben.
Vloeisto en op de camera moeten onmiddellijk worden verwijderd
met een zachte, droge doek. Gebruik een blaaskwast om stof van de
monitor te verwijderen, waarbij u oplet dat u geen krassen maakt,
en neem vervolgens met een zachte, droge doek af. Resterende
vlekken kunnen worden verwijderd met een Fuji lm-lensreinigings-
doekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is
aangebracht. Plaats de behuizingsdop terug wanneer er geen lens is
bevestigd om binnendringen van stof in de camera te voorkomen.
Beeldsensor: Meerdere fotos ontsierd door vlekken en plek-
ken op identieke locaties kan duiden op de aanwezigheid
van stof op de beeldsensor. Reinig de sensor met behulp van
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> SENSORREINIGING.
301
12
De beeldsensor reinigen
Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> SENSORREINIGING kan
handmatig worden verwijderd, zoals hieronder wordt
beschreven.
O
Let erop dat er kosten in rekening worden gebracht bij het repareren of
vervangen van de beeldsensor als deze wordt beschadigd tijdens het
reinigen.
1
Gebruik een blaaskwast (geen borstel)
om stof van de sensor te verwijderen.
O
Gebruik geen borstel of blaasborstel.
Anders kan de sensor worden bescha-
digd.
2
Controleer of het stof succesvol is verwijderd. Herhaal stappen
1 en 2 indien nodig.
3
Vervang de behuizingsdop of lens.
302
12
Firmware-updates
Sommige functies van het product kunnen verschillen van
de beschrijving meegeleverd in de handleiding vanwege
de  rmware-update. Voor uitgebreide informatie over
ieder model, bezoekt u onze website:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software
De Firmwareversie controleren
O
De camera zal alleen de  rmware-versie weergeven als er een geheugen-
kaart is geplaatst.
1
Schakel de camera uit en controleer of er een geheugenkaart is
geplaatst.
2
Zet de camera aan terwijl u op de DISP/BACK-knop drukt. De
versie van de huidige  rmware zal worden weergegeven; con-
troleer de  rmwareversie.
3
Schakel de camera uit.
N
Om de  rmware-versie te bekijken of  rmware te updaten voor opti-
onele accessoires zoals uitwisselbare lenzen,  itsschoeneenheden en
vattingadapter, bevestig de accessoires op de camera.
303
12
Probleemoplossing
Raadpleeg de onderstaande tabel indien u problemen on-
dervindt met uw camera. Als u hier geen oplossing vindt,
neemt u contact op met uw lokale Fuji lm-dealer.
Voeding en batterij
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De camera kan niet
worden ingeschakeld.
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig
opgeladen reservebatterij (P 36).
De batterij is niet goed geplaatst: Plaats de batterij nogmaals
en in de juiste richting (P 31).
De afdekkap van het batterijvak is niet vergrendeld: Vergrendel
de afdekkap van het batterijvak (P 31).
Het scherm gaat niet aan.
Het scherm gaat mogelijk niet aan als de camera wordt uitgezet
en zeer snel daarna weer wordt aangezet.
Houd de sluiterknop
halverwege ingedrukt totdat de monitor geactiveerd wordt.
De batterij raakt snel
leeg.
De batterij is koud: Warm de batterij op in een van uw zakken
of op een andere warme plaats en stop de batterijen pas
vlak voordat u gaat fotograferen in de camera.
Er zit vuil op de polen van de batterij: Maak de polen van de
batterij schoon met een zachte, droge doek.
AAN is geselecteerd voor G AF/MF INSTELLINGEN>
PRE-AF: Schakel PRE-AF uit (P 121).
De batterij is heel vaak opgeladen: Het einde van de levensduur
van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij.
De camera wordt
plotseling uitgeschakeld.
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig
opgeladen reservebatterij (P 36).
304
12
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De batterij wordt niet
opgeladen (USB).
Plaats de camerabatterij (P 31).
Plaats de camerabatterij nogmaals in de juiste richting
(P 31).
Bevestig dat de camera is aangesloten op de computer
(P 36).
Als de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand staat,
wek of schakel de computer dan in en koppel de USB-kabel
los en verbind deze daarna dan weer (P 36).
Het opladen start niet
(batterijlader).
Plaats de batterij.
Plaats de batterij nogmaals in de juiste richting.
Controleer of de lader correct in het stopcontact is gestoken.
Zorg ervoor dat de stekkeradapter correct op de lader is
aangesloten.
Het opladen verloopt
traag.
Laad de batterij op bij kamertemperatuur.
Het indicatielampje
knippert, maar de batterij
laadt niet op.
Er zit vuil op de polen van de batterij: Maak de polen van de batterij
schoon met een zachte, droge doek
(P 31).
De batterij is heel vaak opgeladen: Het einde van de levensduur
van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij. Neem
contact op met uw Fujifi lm-dealer als de batterij nog steeds
niet kan worden opgeladen (P 286).
Het externe voedings-
bronpictogram wordt niet
weergegeven.
Bevestig dat AAN is geselecteerd voor INSTELLING
USB-VOEDING (P 236).
Menu’s en schermen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Het scherm is niet in het
Nederlands.
Selecteer NEDERLANDS voor
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> Qa (P 42,
196).
305
12
Probleemoplossing
Fotograferen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Er wordt geen foto
gemaakt wanneer de
ontspanknop wordt
ingedrukt.
De geheugenkaart is vol: Plaats een nieuwe geheugenkaart of
wis fotos (P 33, 176).
De geheugenkaart is niet geformatteerd: Formatteer de geheu-
genkaart in de camera (P 194).
Er zit vuil op de contacten van de geheugenkaart: Maak de
contacten schoon met een zachte, droge doek.
De geheugenkaart is beschadigd: Plaats een nieuwe geheugen-
kaart (P 33).
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig
opgeladen reservebatterij (P 36).
De camera werd automatisch uitgeschakeld: Schakel de camera
in (P 38).
U gebruikt een bevestigingsadapter van derden: Selecteer AAN
voor OPNAME ZONDER LENS (P 221).
Spikkels (“beeldruis”)
verschijnen in het scherm
of in de zoeker wanneer
de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
De versterking wordt verhoogd om de compositie te onder-
steunen als het onderwerp slecht is belicht en het diafragma
wordt verkleind, wat kan leiden tot opvallende spikkels bij
het bekijken van de fotos op het scherm. Fotos die gemaakt
worden met de camera blijven onaangetast.
De camera stelt niet
scherp.
Het onderwerp is niet geschikt voor automatische scherpstelling:
Gebruik scherpstelvergrendeling of handmatige scherpstel-
ling (P 84).
306
12
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Er is geen gezicht
gedetecteerd.
Het gezicht van het onderwerp wordt verborgen door een zon-
nebril, een hoed, lang haar of andere voorwerpen: Verwijder de
obstakels (P 122).
Het gezicht van het onderwerp beslaat slechts een klein deel van
het beeld: Wijzig de compositie zodat het gezicht van het
onderwerp een groter deel van het beeld beslaat (P 122).
Het gezicht van het onderwerp is weggedraaid van de camera:
Vraag het onderwerp in de richting van de camera te kijken
(P 122).
De camera wordt schuin gehouden: Houd de camera recht.
Het gezicht van het onderwerp is onderbelicht: Fotografeer bij
helder licht.
De  itser  itst niet.
De  itser is uitgeschakeld: Pas de instellingen aan (P 149).
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig
opgeladen reservebatterij (P 36).
De camera staat in stand bracketing of continu: Selecteer de
enkele-fotostand (P 8).
Het onderwerp wordt niet
volledig door de  itser
verlicht.
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de  itser: Plaats
het onderwerp binnen het bereik van de fl itser.
Het venster van de  itser wordt bedekt: Houd de camera op de
juiste wijze vast.
De sluitertijd is korter dan de sync snelheid: Selecteer een lange-
re sluitertijd (P 60, 65, 320).
307
12
Probleemoplossing
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Fotos zijn onscherp.
De lens is vuil: Maak de lens schoon.
De lens wordt geblokkeerd: Houd voorwerpen weg van de lens
(P 45).
s wordt weergegeven tijdens het fotograferen en het scherp-
stelkader wordt rood weergegeven: Controleer de scherpstel-
ling voordat u de opname maakt (P 45).
De foto’s zijn bespikkeld.
De sluitertijd is lang en de omgevingstemperatuur is hoog: Dit is
normaal en duidt niet op een defect.
*
Gebruik pixel map-
ping (P 111).
* Röntgenstralen, kosmische stralen en andere vormen van
straling die in wisselwerking staan met de beeldsensor kunnen
heldere vlekken van verschillende kleuren veroorzaken, zoals
wit, rood en blauw. Pixel mapping helpt het ontstaan van
dergelijke heldere plekken te verminderen.
De camera werd langdurig gebruikt bij hoge temperaturen: Scha-
kel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld (P 38, 315).
Er wordt een temperatuurwaarschuwing weergegeven: Schakel
de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld (P 38, 315).
308
12
Afspelen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De foto’s zijn korrelig.
De fotos zijn met een camera van een ander merk of model
gemaakt.
Zoomweergave is niet
beschikbaar.
De fotos zijn gemaakt met NIEUW FORMAAT of met een
camera van een ander merk of model.
Geen geluid bij het
afspelen van  lms.
Het afspeelvolume is te laag: Pas het afspeelvolume aan
(P 200).
De microfoon was bedekt: Houd de camera tijdens het opne-
men op de juiste wijze vast.
De luidspreker wordt afgedekt: Houd de camera tijdens het
afspelen op de juiste wijze vast.
De geselecteerde foto’s
zijn niet gewist.
Sommige van de te wissen fotos zijn beveiligd. Verwijder
de beveiliging met het apparaat waarmee de beveiliging is
aangebracht (P 180).
Fotos blijven behouden
nadat WISSEN> ALLE
FOTO’S is geselecteerd.
De bestandsnummering
wordt onverwacht
teruggezet.
De afdekkap van het batterijvak werd geopend terwijl de
camera was ingeschakeld. Schakel de camera uit voordat u de
afdekkap van het batterijvak opent (P 227).
309
12
Probleemoplossing
Aansluitingen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De computer herkent de
camera niet.
Controleer of de camera en computer juist zijn aangesloten
(P 273).
FUJIFILM X RAW STUDIO
of FUJIFILM X Acquire
detecteert de camera niet
correct.
Controleer de optie die is geselecteerd voor
PC-VERBINDINGSMODUS op de camera. Selecteer USB
RAW CONV/B-UP HERS voordat u de USB-kabel (P 278)
aansluit.
Kan geen verbinding
maken met iPhones of
iPads.
AAN is geselecteerd voor INSTELLING USB-VOEDING.
Selecteer UIT wanneer de camera via een Lightning-verbin-
ding is verbonden met een apparaat dat geen stroom levert
(P 236).
Kan geen verbinding
maken met een
smartphone.
Controleer of de camera correct is aangesloten: De procedure voor
het aansluiten van de camera varieert afhankelijk van het type
aansluiting waarmee de smartphone is uitgerust (P 279).
310
12
Draadloze overdracht
Voor meer informatie over het oplossen van problemen voor
draadloze verbindingen bezoekt u:
http://digital-cameras.support.fujifilm.com/app?pid=x
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
Kan geen verbinding
maken met een
smartphone.
De camera is te traag
om verbinding te maken
of om foto’s naar de
smartphone te uploaden.
Uploaden mislukt of is
onderbroken.
De smartphone is te ver weg: Plaats de apparaten dichterbij
(P 270).
Naburige apparaten veroorzaken radio-interferentie: Plaats de
camera en smartphone uit de buurt van magnetrons of
draadloze telefoons (P 270).
Kan geen afbeeldingen
uploaden.
De smartphone is met een ander apparaat verbonden: De smart-
phone en camera kunnen slechts met één apparaat tegelijk
worden verbonden. Verbreek de verbinding en probeer
opnieuw (P 270).
Er bevinden zich meerdere smartphones in de directe omgeving:
Probeer opnieuw verbinding te maken. De aanwezigheid
van meerdere smartphones kan de verbinding bemoeilijken
(P 270).
Het beeld werd op een ander apparaat aangemaakt: De camera is
mogelijk niet in staat fotos te uploaden die zijn aangemaakt
met andere apparaten.
Het beeld is een  lm: Hoewel u fi lms voor uploaden kunt
selecteren terwijl u de inhoud van het camerageheugen op
uw smartphone bekijkt, zal het uploaden enige tijd duren.
Ga voor informatie over het bekijken van de fotos op de
camera naar:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
De smartphone geeft
geen foto’s weer.
Selecteer AAN voor ALGEMENE INSTELLINGN>
VERKLEIN(SP) H.
Het selecteren van UIT verhoogt upload-
tijden voor grotere afbeeldingen; bovendien kunnen sommige
telefoons geen afbeeldingen weergeven die groter zijn dan
een bepaald formaat (
P 237).
311
12
Probleemoplossing
Diversen
Probleem
Probleem
Oplossing
Oplossing
De camera reageert niet.
Tijdelijke storing van de camera: Verwijder de batterij en plaats
deze opnieuw (P 31).
De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig
opgeladen reservebatterij (P 36).
De camera is aangesloten op een draadloos LAN: Beëindig de
verbinding.
De bedieningen zijn vergrendeld: Houd de knop MENU/OK vast
om de knoppen te ontgrendelen (P 13, 15).
De camera functioneert
niet naar behoren.
Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw (P 31). Neem
contact op met uw Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich
blijft voordoen.
Beweging in de
zoeker of de monitor
wordt ongelijkmatig
weergegeven in plaats
van soepel.
Wanneer NORMAAL is geselecteerd voor PRESTATIE, zal de
beeldsnelheid dalen wanneer er geen handelingen worden
uitgevoerd gedurende een ingestelde periode. De beeldsnel-
heid wordt weer normaal zodra u de bedieningsknoppen van
de camera gebruikt (P 226).
Geen geluid.
Pas het volume aan (P 199).
Door op de Q-knop te
drukken, geeft het
scherm het snelmenu
niet weer.
TTL-VERGRENDELING is actief: Beëindig TTL-VERGRENDELING
(P 150).
312
12
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
Op het scherm kunnen de volgende waarschuwingen wor-
den weergegeven.
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
i (rood)
Batterij bijna leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opge-
laden reservebatterij.
j (knippert rood)
De batterij is leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opge-
laden reservebatterij.
s (weergegeven in rood
met rood scherpstelkader)
De camera is niet in staat scherp te stellen. Gebruik scherpstelver-
grendeling om eerst scherp te stellen op een ander onderwerp
dat zich op dezelfde afstand bevindt en bepaal pas daarna de
compositie van de foto.
Het diafragma of de
sluitertijd wordt rood
weergegeven
Het onderwerp is te helder of te donker en de foto wordt
over- of onderbelicht. Gebruik de fl itser voor extra belichting
wanneer u fotos neemt van slecht belichte onderwerpen.
SCHERPSTELFOUT
Storing van de camera. Schakel de camera uit en weer in.
Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de mel-
ding blijft verschijnen.
LENSAANSTURING DEFECT
SCHAKEL DE CAMERA UIT
EN SCHAKEL DIE WEER IN
GEEN KAART
De sluiter kan alleen worden ontspannen wanneer een geheu-
genkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.
KAART NIET
GEFORMATTEERD!
De geheugenkaart is niet geformatteerd of de geheugen-
kaart werd in een computer of ander apparaat geformat-
teerd: Formatteer de geheugenkaart met behulp van
D GEBRUIKERSINSTELLINGEN> FORMATTEREN.
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoon-
gemaakt: Maak de contacten schoon met een zachte,
droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding
opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend
terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
Storing van de camera: Neem contact op met een
Fujifi lm-dealer.
313
12
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
LENSFOUT
Schakel de camera uit, verwijder de lens, reinig de bevestigingsop-
pervlakken en plaats vervolgens de lens terug en schakel de camera
in. Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer het probleem
zich blijft voordoen.
KAARTFOUT
Voor ingebruikname in de camera werd de geheugenkaart niet
geformatteerd: Formatteer de kaart.
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoonge-
maakt of de geheugenkaart is beschadigd: Maak de contacten
schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheu-
genkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de
melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart
worden vervangen.
Incompatibele geheugenkaart: Gebruik een compatibele
geheugenkaart.
Storing van de camera: Neem contact op met een
Fujifi lm-dealer.
BEVEILIGDE KAART
De geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel de kaart.
BEZIG MET OPSLAAN
De geheugenkaart is onjuist geformatteerd. Gebruik de came-
ra om de kaart te formatteren.
b GEHEUGEN VOL
De geheugenkaart is vol en foto's kunnen niet worden vastge-
legd. Wis fotos of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije
ruimte beschikbaar is.
314
12
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
SCHRIJFFOUT NAAR
KAART
Geheugenkaartfout of verbindingsfout: Plaats de geheugen-
kaart nog een keer of schakel de camera uit en weer in.
Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de
melding blijft verschijnen.
Onvoldoende geheugen om extra fotos op te slaan: Wis fotos
of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte
beschikbaar is.
De geheugenkaart is niet geformatteerd: Formatteer de geheu-
genkaart.
MAX. NUM. BEREIKT
De camera heeft de hoogste nummering (999-9999) bereikt.
Plaats een geformatteerde geheugenkaart en selecteer RESET
voor D OPSLAAN SET-UP> NUMMERING.
Maak een
foto om de nummering terug te zetten naar 100-0001, selecteer
vervolgens CONTINU voor NUMMERING.
KAART LEESFOUT
Het bestand is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt:
Het bestand kan niet worden gelezen.
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoon-
gemaakt: Maak de contacten schoon met een zachte,
droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding
opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend
terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
Storing van de camera: Neem contact op met een Fujifi lm-dealer.
DEZE FOTO IS BEVEILIGD
U heeft geprobeerd een beveiligde foto te wissen of te draai-
en. Verwijder de beveiliging en probeer het opnieuw.
315
12
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
Waarschuwing
Waarschuwing
Beschrijving
Beschrijving
UITSNEDE NIET MOGELIJK
De foto is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt.
DPOF LEESFOUT
Printopdrachten kunnen niet meer dan 999 fotos bevatten.
Kopieer extra foto's die u wilt afdrukken naar een andere geheu-
genkaart en maak een tweede printopdracht aan.
INSTELLEN DPOF
De foto kan niet met DPOF worden afgedrukt.
F GEEN
Films kunnen niet met DPOF worden afgedrukt.
DRAAIEN NIET MOGELIJK De geselecteerde foto kan niet worden gedraaid.
F DRAAIEN NIET
MOGELIJK
Films kunnen niet worden gedraaid.
F NIET MOGELIJK
Verwijdering van rode ogen kan niet worden toegepast op
lms.
m NIET MOGELIJK
Op de fotos die met andere camera's zijn gemaakt, kan geen
rode-ogenverwijdering worden toegepast.
p (geel)
Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Het aantal
spikkels op fotos kan toenemen als deze waarschuwing wordt
weergegeven.
p (rood)
Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Wanneer
deze waarschuwing wordt weergegeven, is het opnemen
van fi lms mogelijk niet beschikbaar, kunnen er meer vlekken
voorkomen, en kunnen prestaties, inclusief beeldsnelheid en
weergavekwaliteit, afnemen.
316
12
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel toont de opnametijd of het aantal fotos
beschikbaar met verschillende beeldformaten. Alle genoem-
de aantallen zijn bij benadering; de bestandsgroottes zijn
afhankelijk van de opgenomen scène, waardoor er grote
verschillen kunnen zijn in het aantal bestanden dat kan wor-
den opgeslagen. Het kan ook voorkomen dat het resterende
aantal opnamen en de resterende opnametijd niet gelijkma-
tig afnemen.
Capaciteit
Capaciteit
T
T
8GB
8GB
16GB
16GB
FINE
FINE
NORMAL
NORMAL
FINE
FINE
NORMAL
NORMAL
Foto's
Foto's
O
O
3
3
:
:
2
2
490 740 1020 1530
RAW (GEDECOMPRIMEERD)
RAW (GEDECOMPRIMEERD) 130 270
RAW (VERLIESVRIJ GECOMPRIM.)
RAW (VERLIESVRIJ GECOMPRIM.)
240 500
Films
Films
1, 2
1, 2
V
V
2160
2160
9 minuten 20 minuten
W
W
1080
1080
9 minuten 20 minuten
1 Gebruik een UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger.
2 Gaat uit van standaard bitsnelheid.
O
Als de geheugenkaart een capaciteit heeft van meer dan 32GB, zullen
lms worden opgeslagen in afzonderlijke bestanden, ongeacht de groot-
te. Wanneer de kaart een capaciteit heeft van 32GB of minder, worden
lms die groter zijn dan 4GB ononderbroken opgenomen in meerdere
bestanden.
317
12
Technische gegevens
Systeem
Model FUJIFILM X-Pro3
Productnummer FF190002
E ectieve pixels Circa 26,1 miljoen
Beeldsensor 23,5 mm× 15,6 mm (APS-C), X-Trans CMOS sensor met primaire
kleur lter
Opslagmedia Door Fujifi lm aanbevolen SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten
Geheugenkaartsleuven
Twee SD-geheugenkaartsleuven (UHS-II compatibel)
Bestandssysteem Compatibel met Design Rule for Camera File System (DCF2.0),
Exif2.3 en Digital Print Order Format (DPOF)
Bestandsindeling
Foto’s: Exif 2.3 JPEG (gecomprimeerd); RAW (originele RAF-in-
deling, gedecomprimeerd of gecomprimeerd met behulp van
een verliesvrij algoritme; speciale software vereist); RAW+JPEG
beschikbaar; TIFF (RGB)
Films: H.264-norm met stereogeluid (MOV)
Audio (spraakmemo’s): Stereogeluid (WAV)
Beeldformaat
O
32 (
6240 × 4160
)
O 11 (4160 × 4160)
O 169 (6240 × 3512)
P
32 (
4416 × 2944
)
P 11 (2944 × 2944)
P 169 (4416 × 2488)
Q
32 (
3120 × 2080
)
Q 11 (2080 × 2080)
Q 169 (3120 × 1760)
RAW (6240 × 4160) TIFF (6240 × 4160)
Lensbevestiging FUJIFILM X-bevestiging
Gevoeligheid
Stille foto’s: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan
ISO160 12800 in stappen van ⁄EV; AUTO; uitgebreide uit-
voergevoeligheid gelijk aan ISO 80, 100, 125, 25600 of 51200
Films: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO160 12800
in stappen van ⁄EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid
gelijk aan ISO25600
Lichtmeting 256-segmenten door-de-lens (TTL) lichtmeting; MULTI, SPOT,
INTEGRAAL, CENTRUMGEORIËNTEERD
Belichtingsregeling Geprogrammeerd AE (met programmaverschuiving), sluiterprioriteit
AE, diafragmaprioriteit AE en handmatige belichting
318
12
Systeem
Belichtingscompensatie
Foto’s:
–5EV +5EV in stappen van ⁄EV
Films: –2EV +2EV in stappen van ⁄EV
Sluitertijd
MECHANISCHE SLUITER
Modus P: 4s tot ⁄s
Modus A: 30s tot ⁄s
Modi S en M: 15min. tot ⁄s
Lamp: Max. 60min.
ELEKTRONISCHE SLUITER
Modus P: 4s tot ⁄s
Modus A: 30s tot ⁄s
Modi S en M: 15min. tot ⁄s
Lamp: 1s vast
E-FR. GORDIJNSLUITER, E-FRONT + MECHANISCH
Modus P: 4s tot ⁄s
Modus A: 30s tot ⁄s
Modi S en M: 15min. tot ⁄s
Lamp: Max. 60min.
MECHANISCH + ELEKTR., E-FR. + MECH. + ELEKTR.
Modus P: 4s tot ⁄s
Modus A: 30s tot ⁄s
Modi S en M: 15min. tot ⁄s
Lamp: Max. 60min.
319
12
Technische gegevens
Systeem
Continu
DOORLOPENDE MODUS
DOORLOPENDE MODUS
Beschikbare framesnelheid
Beschikbare framesnelheid
(JPEG)
(JPEG)
30fps(1.25X BSN.)
30fps(1.25X BSN.)
1
1
30
20fps(1.25X BSN.)
20fps(1.25X BSN.)
1
1
20
20fps
20fps
1
1
20
11fps
11fps
2
2
11
10fps(1.25X BSN.)
10fps(1.25X BSN.)
1
1
10
10fps
10fps
1
1
10
8.0fps
8.0fps 8,0
5.7fps
5.7fps 5,7
5.0fps
5.0fps 5,0
4.0fps
4.0fps 4,0
3.0fps
3.0fps 3,0
1 Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.
2 10bps met elektronische sluiter.
O
De beeldsnelheid en het aantal beelden per serie kan
variëren afhankelijk van de opnameomstandigheden
en het type geheugenkaart dat wordt gebruikt.
Scherpstelling
Modus: Enkelvoudig of continue AF; handmatig scherpstellen
met scherpstelring
Automatisch scherpstelsysteem: Intelligente hybride AF (TTL
contrastdetectie/fasedetectie AF) met AF-hulplicht
Selectie scherpstelgebied: ENKEL PUNT, ZONE,
GROOTHOEK/TRACKING, ALLE
Witbalans Automatisch, Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3, kleurtem-
peratuurselectie, direct zonlicht, schaduw, daglicht tl-verlichting,
warmwit tl-verlichting, koelwit tl-verlichting, gloeilampverlichting
en onder water
Zelfontspanner Uit, 2 sec., 10 sec.
Flitsmodus
MODUS: TTL-MODUS (FLASH AUTO, STANDAARD, TRAGE SYNC.),
HANDMATIG, MULTI, OFF
SYNC-MODUS: 1E GORDIJN, 2E GORDIJN, AUTO FP (hoge-snel-
heid synchronisatie)
VERWIJDER R. OGEN: e FLASH+VERWIJDEREN, L FLASH,
d VERWIJDEREN, UIT
320
12
Systeem
Flitsschoen Accessoireschoen met TTL-contacten; ondersteunt synchronisa-
tiesnelheden tot ½  sec.
Sync-contact X-contact; ondersteunt snelle synchronisatiesnelheden tot ½ s
Optische zoeker (OVF) Omgekeerde Galileo-zoeker met een helder elektronisch scherm
en circa 0,52× vergroting; framebereik circa 95 %
Elektronische zoeker
(EVF)
0,5-in., 3690k-stippen OLED-zoeker; zoom 0,66× met 50mm lens
(gelijk aan 35mm formaat) op oneindig en de dioptrie ingesteld
op −1,0m
−1
; diagonale beeldhoek van circa 32° (gemiddelde
horizontale beeldhoek van circa 27°)
Dioptrie-instelling: −4 tot +2m
−1
Oogafstand: Circa 16,8mm
LCD-scherm 3,0-in/7,6 cm, 1620k-stip kleuren touchscreen LCD-monitor,
Kantelen
Submonitor 1,28-in/3,25cm, 176×176-stip geheugen LCD-monitor
Films
(met stereogeluid)
Filmformaat: V 169, d 179, W 169, W 179
Beeldsnelheid: 59.94P, 50P, 29.97P, 25P, 24P, 23.98P
Bitsnelheid: 200Mbps, 100Mbps, 50Mbps
Opname/uitvoerformaat: SD-kaart, 420, 8-bit
Hoge-snelheid  lms
Filmformaat: FULL HD 169
Beeldsnelheid: 120P, 100P
In-/uitgangsaansluitingen
Microfoonconnector
2,5mm mini-stereoaansluiting
Aansluitingscontact
hoofdtelefoon
De USB-connector kan worden omgezet in een hoofdtelefoon-
aansluiting met behulp van een USB Type-C naar 3,5mm
stereo minipin jack-adapterkabel compatibel met analoge audio
I/O (USB Type-C Audio Adapter Accessoire-modus)
Connector
afstandsontspanner
2,5mm 3-pool mini-aansluiting
Digitale in-/uitgang USB-aansluiting (Type-C) USB3.1Gen1
321
12
Technische gegevens
Stroomvoeding/overige
Stroomvoeding NP-W126S oplaadbare batterij (meegeleverd met de camera)
Levensduur van de
batterij
Batterijtype: NP-W126S
Lens: XF35mmF1.4 R
Flitser: Uitgeschakeld
Opnamemodus: Modus P
Aantal opnamen
Aantal opnamen
PRESTATIE
PRESTATIE
LCD
LCD
EVF
EVF
OVF
OVF
BOOST Circa 310 Circa 260 Circa 390
NORMAAL Circa 390 Circa 370 Circa 440
Totale lengte van vast te leggen  lmopnamen
Totale lengte van vast te leggen  lmopnamen
met één enkele lading
met één enkele lading
Modus
Modus
Werkelijke levensduur
Werkelijke levensduur
van de batterij voor
van de batterij voor
lmopname
lmopname
Resterende levensduur
Resterende levensduur
van de batterij voor
van de batterij voor
lmopname
lmopname
V
1
1
Circa 45 minuten Circa 60 minuten
W
2
2
Circa 45 minuten Circa 75 minuten
Hoge-snelheid  lms
3
3
Circa 40 minuten Circa 60 minuten
1 Bij een beeldsnelheid van 29,97 fps.
2 Bij een beeldsnelheid van 59,94 fps.
3 Bij een beeldsnelheid van 120 fps.
CIPA-standaard. Gemeten met de bij de camera geleverde batte-
rij en SD-geheugenkaart.
Opmerking: De duurzaamheid van de batterij varieert afhankelijk
van de laadtoestand van de accu en de hierboven aangegeven
getallen zijn niet gegarandeerd. De duurzaamheid van de batterij
neemt af bij lage temperaturen.
Camera-afmetingen
(B × H × D)
140,5mm× 82,8mm× 46,1mm (34,8mm zonder uitstekende delen,
gemeten op het dunste gedeelte)
Cameragewicht Circa 447g, exclusief batterij, accessoires en geheugenkaart
Gebruiksgewicht Circa 497g, inclusief batterij en geheugenkaart
Gebruiksomstandig-
heden
Temperatuur: −10°C tot +40°C (0°C tot +40°C wanneer de accu wordt
opgeladen)
Vochtigheid: 10% tot 80% (geen condensvorming)
322
12
Technische gegevens
Draadloze zender
Draadloze LAN
Normen IEEE 802.11b/g/n (standaard draadloos protocol)
Werkingsfrequentie
(middenfrequentie)
2412MHz–2462MHz (11kanalen)
Maximaal radiofre-
quentievermogen
(EIRP)
11,70 dBm
Toegangsprotocollen Infrastructuur
Bluetooth®
Normen Bluetooth versie 4.2 (Bluetooth lage energie)
Werkingsfrequentie
(middenfrequentie)
2402MHz–2480MHz
Maximaal radiofre-
quentievermogen
(EIRP)
3,06dBm
NP-W126S oplaadbare batterij
Nominale spanning 7,2V
Nominale capaciteit 1260mAh
Gebruikstemperatuur 0°C tot +40°C
Afmetingen
(B × H × D)
36,4mm× 47,1mm× 15,7mm
Gewicht Circa 47g
N
Gewicht en afmetingen kunnen per land of regio variëren.
O
De speci caties en prestaties zijn onderhevig aan verandering zonder
kennisgeving. Fuji lm is niet aansprakelijk voor fouten die deze gebruiks-
aanwijzing kunnen bevatten. Het uiterlijk van het product kan verschillen
van de beschrijving in deze handleiding.
323
MEMO
7-3, AKASAKA 9-CHOME, MINATO-KU, TOKYO 107-0052, JAPAN
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344

Fujifilm X-Pro3 de handleiding

Type
de handleiding