Lenovo ThinkCentre A57e Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker
ThinkCentre Han dboe k voor de
gebruiker
Opmerking
Lees eerst de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij dit product is geleverd, en het gedeelte Bijlage B,
“Kennisgevingen”, op pagina 53 in dit boekje.
Eerste uitgave (november 2008)
© Copyright Lenovo 2008.
Inhoudsopgave
Kennismaking . . . . . . . . . . . .v
Hoofdstuk 1. Belangrijke veiligheids-
voorschriften
. . . . . . . . . . . .1
Hoofdstuk 2. De werkplek inrichten . . .3
Comfort . . . . . . . . . . . . . . . .3
Reflectie en verlichting . . . . . . . . . . .3
Luchtcirculatie . . . . . . . . . . . . . .4
Stopcontacten en kabellengte . . . . . . . . .4
Hoofdstuk 3. De computer installeren . .5
De computer aansluiten . . . . . . . . . .5
De computer aanzetten . . . . . . . . . .10
De installatie van de software voltooien . . . . .10
Belangrijk om te doen . . . . . . . . . . .11
Updates van het besturingssysteem . . . . . .11
Andere besturingssystemen installeren . . . . .11
Antivirussoftware bijwerken . . . . . . . . .11
De computer afsluiten . . . . . . . . . . .12
Externe apparaten installeren . . . . . . . .12
Voorzieningen . . . . . . . . . . . . .13
Specificaties . . . . . . . . . . . . . .15
Hoofdstuk 4. Overzicht van de software 17
Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde
software . . . . . . . . . . . . . . .17
Door Lenovo verstrekte software . . . . . .17
Hoofdstuk 5. Werken met het pro-
gramma
Setup Utility . . . . . . . .19
Het programma Setup Utility starten . . . . . .19
Instellingen bekijken en wijzigen . . . . . . .19
Wachtwoorden gebruiken . . . . . . . . . .19
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden 20
Gebruikerswachtwoord . . . . . . . . .20
Beheerderswachtwoord . . . . . . . . .20
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen . .20
Apparaten in- en uitschakelen . . . . . . . .20
Een opstartapparaat kiezen . . . . . . . . .21
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen . . . . .21
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen . . .22
Geavanceerde instellingen . . . . . . . . .22
Het programma Setup Utility afsluiten . . . . .22
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s bij-
werken
. . . . . . . . . . . . . . .23
Werken met systeemprogramma’s . . . . . . .23
Het BIOS bijwerken (flashen) vanaf een diskette of
CD/DVD . . . . . . . . . . . . . . .23
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturings-
systeem
. . . . . . . . . . . . . . . .24
Herstellen van een POST/BIOS-bijwerkfout . . .24
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleem-
oplossing
. . . . . . . . . . . . .27
Elementaire probleemoplossing . . . . . . . .27
Diagnoseprogramma’s . . . . . . . . . . .28
PC-Doctor voor Windows . . . . . . . .29
PC-Doctor voor DOS . . . . . . . . . .29
PC-Doctor voor Windows PE . . . . . . .30
De muis schoonmaken . . . . . . . . . . .31
Optische muis . . . . . . . . . . . .31
Niet-optische muis . . . . . . . . . . .31
Hoofdstuk 8. Software herstellen . . .33
Herstelschijven maken en gebruiken . . . . . .33
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren . . . .34
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebrui-
ken
. . . . . . . . . . . . . . . . .35
Noodherstelmedia maken en gebruiken . . . . .36
Een Reparatiediskette maken en gebruiken . . . .37
Stuurprogramma’s installeren of herstellen . . . .38
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven 39
Herstelproblemen oplossen . . . . . . . . .39
Hoofdstuk 9. Informatie, hulp en ser-
vice
. . . . . . . . . . . . . . . .41
Informatiebronnen . . . . . . . . . . . .41
Map Online Boeken . . . . . . . . . .41
Lenovo Care . . . . . . . . . . . . .41
Access Help . . . . . . . . . . . . .42
Veiligheid en garantie . . . . . . . . . .42
www.lenovo.com . . . . . . . . . . .42
Hulp en service . . . . . . . . . . . . .43
Documentatie en diagnoseprogramma’s gebrui-
ken
. . . . . . . . . . . . . . . .43
Service aanvragen . . . . . . . . . . .43
Andere services . . . . . . . . . . . .44
Extra services aanschaffen . . . . . . . .44
Bijlage A. Handmatige modem-
opdrachten
. . . . . . . . . . . . .45
Standaard AT-opdrachten . . . . . . . . . .45
Uitgebreide AT-opdrachten . . . . . . . . .47
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten . . . . . .48
Fax Class 1-opdrachten . . . . . . . . . .50
Fax Class 2-opdrachten . . . . . . . . . .50
Spraakopdrachten . . . . . . . . . . . .51
Bijlage B. Kennisgevingen . . . . . .53
Kennisgeving televisie-uitvoer . . . . . . . .54
Handelsmerken . . . . . . . . . . . . .54
Trefwoordenregister . . . . . . . . .55
© Copyright Lenovo 2008 iii
iv Handboek voor de gebruiker
Kennismaking
In dit ThinkCentre Handboek voor de gebruiker vindt u de volgende informatie:
v In Hoofdstuk 1, “Belangrijke veiligheidsvoorschriften”, op pagina 1 wordt
beschreven waar u de veiligheidsvoorschriften voor dit product kunt vinden.
v Hoofdstuk 2, “De werkplek inrichten”, op pagina 3 geeft informatie over het
optimaal opstellen van uw computer en over verlichtingsbronnen, luchtcirculatie
en stopcontacten.
v Hoofdstuk 3, “De computer installeren”, op pagina 5 bevat informatie over het
installeren van de computer, en over de installatie van het besturingssysteem en
andere software.
v Hoofdstuk 4, “Overzicht van de software”, op pagina 17 bevat informatie over
het besturingssysteem en software die vooraf geïnstalleerd kunnen zijn op uw
systeem.
v In Hoofdstuk 5, “Werken met het programma Setup Utility”, op pagina 19 vindt
u instructies voor het bekijken en wijzigen van de configuratie-instellingen van
de computer.
v In Hoofdstuk 6, “Systeemprogramma’s bijwerken”, op pagina 23 vindt u infor-
matie
over het bijwerken van de POST/BIOS en het herstellen van de fouten die
hierbij kunnen optreden.
v Hoofdstuk 7, “Diagnose en probleemoplossing”, op pagina 27 bevat informatie
over het oplossen van problemen en het werken met diagnoseprogramma’s.
v In Hoofdstuk 8, “Software herstellen”, op pagina 33 vindt u instructies voor het
werken met het programma Lenovo Care
SM
Rescue and Recovery
®
voor het
maken van herstelschijven, het maken van backups, het herstellen van software
en het terugzetten van de hele inhoud van het vasteschijfstation.
v In Hoofdstuk 9, “Informatie, hulp en service”, op pagina 41 vindt u informatie
over een groot aantal handige informatiebronnen die bij Lenovo
®
verkrijgbaar
zijn.
v In Bijlage A, “Handmatige modemopdrachten”, op pagina 45 vindt u opdrachten
voor het handmatig programmeren van de modem.
v Bijlage B, “Kennisgevingen”, op pagina 53 bevat kennisgevingen en informatie
over handelsmerken.
© Copyright Lenovo 2008 v
vi Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 1. Belangrijke veiligheidsvoorschriften
Let op!
Het is belangrijk dat u, voordat u deze handleiding gaat gebruiken, kennis
neemt van de veiligheidsvoorschriften voor dit product. Raadpleeg de bij dit
product geleverde publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie voor de meest
recente informatie op het gebied van veiligheid. Door de veiligheidsvoorschrif-
ten
goed in u op te nemen, verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op
schade aan het product.
© Copyright Lenovo 2008 1
2 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. De werkplek inrichten
U haalt het meeste uit uw computer als u zowel de apparatuur als de werkplek
afstemt op uw behoeften en op het soort werk dat u doet. Comfort is natuurlijk
van groot belang, maar bij het inrichten van uw werkplek moet u ook letten op
praktische zaken als lichtbronnen, luchtcirculatie en de plaats van de stopcontac-
ten.
Comfort
Hoewel er niet één werkhouding bestaat die ideaal is voor iedereen, kunt u met
behulp van de volgende richtlijnen een houding vinden die voor u geschikt is.
Als u lange tijd in dezelfde houding zit, kan dit vermoeidheid veroorzaken. De
rugleuning en de zitting van uw stoel moeten onafhankelijk van elkaar kunnen
worden ingesteld en moeten goed steun bieden. De zitting moet een gebogen voor-
kant
hebben om de druk op de bovenbenen te verminderen. Stel de zitting zo in
dat uw bovenbenen evenwijdig zijn met de vloer en uw voeten plat op de vloer of
op een voetsteun staan.
Als u met het toetsenbord werkt, moet u uw onderarmen in een horizontale hou-
ding
en uw polsen in een gemakkelijke stand houden. Bedien het toetsenbord met
een lichte aanslag en houd uw handen en vingers ontspannen. Zet het toetsenbord
in de meest comfortabele stand door de toetsenbordsteunen te verstellen.
Stel het beeldscherm zo op dat de bovenkant van het scherm zich op ooghoogte
bevindt, of iets lager. Plaats het beeldscherm op een prettige afstand (gewoonlijk is
dit 50 tot 60 cm)en plaats het zodanig dat u kunt kijken zonder uw lichaam te hoe-
ven
verdraaien. Plaats ook andere apparatuur die u veel gebruikt, zoals de telefoon
en de muis, zo dat u er gemakkelijk bij kunt.
Reflectie en verlichting
Stel het beeldscherm zo op dat u zo min mogelijk last hebt van schittering en
weerkaatsing van lampen, ramen en andere lichtbronnen. Licht dat wordt weer-
kaatst
door glimmende oppervlakken kan hinderlijke reflecties op uw beeldscherm
veroorzaken. Zet het beeldscherm indien mogelijk zo neer dat het loodrecht op de
ramen en andere lichtbronnen staat. Verminder indien nodig de bovenverlichting
door lampen te dimmen of door minder sterke lampen te gebruiken. Als u het
beeldscherm in de buurt van een raam neerzet, scherm het zonlicht dan af met
© Copyright Lenovo 2008 3
gordijnen of een zonnescherm. Wellicht moet u de helderheid en het contrast van
het beeldscherm in de loop van de dag enkele malen anders instellen. De verlich-
ting
is immers niet de hele dag constant.
Wanneer het niet mogelijk is om reflecties te vermijden of de verlichting aan te
passen, kan een anti-reflectiescherm uitkomst bieden. Een dergelijk scherm kan de
duidelijkheid van het beeld echter verminderen. Het is daarom beter om er pas een
te gebruiken wanneer geen van de andere mogelijkheden soelaas biedt.
Een stoflaag verergert de problemen die door reflectie worden veroorzaakt. Vergeet
niet uw beeldscherm regelmatig schoon te maken zoals is beschreven in de docu-
mentatie
van het beeldscherm.
Luchtcirculatie
De computer en het beeldscherm produceren warmte. In de computer zit een ven-
tilator
die frisse lucht naar binnen zuigt en warme lucht naar buiten blaast. De
warme lucht van het beeldscherm ontsnapt automatisch via ventilatiespleten. Wan-
neer
de ventilatiespleten geblokkeerd zijn, kan er oververhitting ontstaan. Dit kan
storingen of beschadigingen tot gevolg hebben. Plaats de computer en het beeld-
scherm zodanig dat de ventilatiespleten niet worden geblokkeerd; 5 cm is meestal
voldoende. Zorg er ook voor dat de lucht niet naar iemand anders wordt geblazen.
Stopcontacten en kabellengte
De plaats van stopcontacten en de lengte van de netsnoeren en kabels van de prin-
ter
en andere apparaten kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke opstelling van
de computer.
Denk bij het opstellen van de computer aan het volgende:
v Vermijd het gebruik van verlengsnoeren. Sluit het netsnoer van de computer
indien mogelijk direct op een stopcontact aan.
v Houd netsnoeren en kabels uit de buurt van looppaden en andere plaatsen waar
mensen er over kunnen struikelen of tegenaan kunnen lopen.
Meer
informatie over netsnoeren vindt u in de bij uw computer geleverde publica-
tie
ThinkCentre Veiligheid en garantie.
4 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. De computer installeren
Lees de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie goed door voordat u begint met
het installeren van de computer. Door de veiligheidsvoorschriften goed in u op te
nemen, verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op schade aan het product.
Plaats de computer in een werkruimte die voldoet aan uw wensen en geschikt is
voor het soort werk dat u doet. Meer informatie vindt u in Hoofdstuk 2, “De werk-
plek
inrichten”, op pagina 3.
De computer aansluiten
Lees de volgende informatie voordat u begint met het aansluiten van de computer.
v Bij de aansluitingen aan de achterkant van de computer bevinden zich kleine
pictogrammen. Kijk welke pictogrammen bij welke aansluitingen horen.
v Als de kabels en het aansluitpaneel van de computer aansluitingen met een
kleurcodering hebben, sluit de kabels dan aan op aansluitingen met dezelfde
kleur. Koppel bijvoorbeeld een kabel met een blauw uiteinde aan een blauwe
aansluiting, een rode kabel aan een rode aansluiting enz.
Opmerking:
Mogelijk heeft uw computer niet alle aansluitingen die in dit gedeelte
worden beschreven; dit is afhankelijk van het specifieke model.
1. Controleer de stand van de voltage-keuzeschakelaar aan de achterkant van de
computer. Zet de schakelaar zo nodig om met een balpen.
Opmerking: Sommige computers hebben geen voltageschakelaar. Deze com-
puters
kiezen automatisch het juiste voltage.
v Als het lichtnet een spanning heeft tussen 100–127 V AC, zet de schakelaar
dan op 115 V.
v Bij een netspanning tussen 200–240 V AC moet de schakelaar op 230 V
staan.
115
© Copyright Lenovo 2008 5
2. Sluit de kabel van het toetsenbord aan op de juiste aansluiting; dit kan een
standaard toetsenbordaansluiting 1 zijn of een USB-aansluiting (Universal
Serial Bus)2.
Opmerking: Sommige modellen hebben een toetsenbord met een
vingerafdruklezer. Nadat u uw computer hebt geïnstalleerd en
aangezet, kunt u in het online Help-systeem Access Help meer
informatie vinden over de vingerafdruklezer. Instructies voor het
openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op
pagina 42.
3. Sluit de kabel van de muis aan op de juiste aansluiting; dit kan een standaard
muisaansluiting (1) zijn of een USB-aansluiting (2).
4. Verbind de kabel van het beeldscherm met de VGA-beeldschermaansluiting
op the computer.
6 Handboek voor de gebruiker
5. Als u een modem hebt, sluit die dan als volgt aan:
L
IN
E
PHONE
P
H
O
N
E
LINE
PHONE
LINE
PHONE
LINE
1 In de afbeelding ziet u de twee aansluitingen aan de achterkant van de computer
die nodig zijn om de modem aan te sluiten.
2 In landen (zoals Nederland en België) waar een telefoonaansluiting van het type
RJ-11 wordt gebruikt, sluit u het ene eind van de telefoonkabel aan op de telefoon
en het andere eind op de telefoonaansluiting aan de achterkant van de computer.
Sluit het ene eind van de modemkabel aan op de modemaansluiting aan de achter-
kant van de computer en het andere eind op de telefoonaansluiting in de muur.
3 Als u geen RJ-11-aansluiting gebruikt, is er een splitter of een converter nodig om de
kabels te verbinden met de telefoonaansluiting in de muur, zoals boven in de afbeel-
ding is te zien. Ook kunt u de splitter of converter gebruiken zonder telefoon, zoals
onder in de afbeelding is te zien.
Hoofdstuk 3. De computer installeren 7
6. Audioapparaten worden als volgt gekoppeld. Zie voor meer informatie over
luidsprekers de stappen 7 en 8.
1 Audio lijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioap-
paraat, zoals een stereo-set.
2 Audio lijnuitgang Via deze aansluiting gaan audiosignalen van de computer naar
externe apparaten, zoals actieve stereo-luidsprekers.
3Microfoonaansluiting Door deze aansluiting kunt u een microfoon met de computer
verbinden voor het opnemen van geluid of het gebruik van
spraakherkenningssoftware.
4 Aansluiting voor
hoofdtelefoon
Dit is de aansluiting om een hoofdtelefoon op de computer aan
te sluiten als u naar muziek of andere geluiden wilt luisteren
zonder anderen te storen. Deze aansluiting kan ook aan de
voorkant van de computer zitten.
7. Als u actieve luidsprekers met een eigen AC-adapter gebruikt:
a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidspre-
kers
kan deze kabel niet worden losgemaakt.
b. Verbind de kabel van de AC-adapter met de luidspreker.
c. Sluit de luidsprekers op de computer aan.
d. Verbind de AC-adapter met het lichtnet.
8. Als u passieve luidsprekers zonder AC-adapter gebruikt:
a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidspre-
kers
kan deze kabel niet worden losgemaakt.
b. Sluit de luidsprekers op de computer aan.
8 Handboek voor de gebruiker
9. Sluit de overige apparaten aan die u hebt. Mogelijk zijn op uw computer niet
alle afgebeelde aansluitingen aanwezig.
1
2
3
1USB-poort Gebruik deze aansluiting om een USB-apparaat aan te
sluiten, bijvoorbeeld een muis, scanner, printer of organizer.
2 Seriële poort Hierop kunt u een externe modem, een seriële printer of
andere apparaten aansluiten die een 9-pens seriële stekker
hebben.
3 Ethernet-aansluiting Met deze aansluiting kunt u de computer aansluiten op een
LAN (local area network) van het type Ethernet, of op een
kabelmodem.
Belangrijk: Om bij aansluiting op een Ethernet-netwerk de
computer te laten voldoen aan de FCC-richtlijnen, dient u
een Ethernet-kabel van categorie 5 te gebruiken.
Hoofdstuk 3. De computer installeren 9
10. Steek de stekkers in deugdelijk geaarde stopcontacten.
Opmerking: Meer informatie over aansluitingen vindt u in Access Help, het online
Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-sys-
teem vindt u in “Access Help” op pagina 42.
De computer aanzetten
Zet eerst het beeldscherm en de andere externe apparaten aan en dan pas de com-
puter. Nadat de zelftest bij het opstarten is voltooid, wordt het venster met het
logo gesloten. Als er op uw computer vooraf software is geïnstalleerd, wordt het
installatieprogramma van de software gestart.
Als er tijdens het opstarten problemen optreden, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Dia-
gnose
en probleemoplossing”, op pagina 27. Aanvullende Help-informatie vindt u
in Hoofdstuk 9, “Informatie, hulp en service”, op pagina 41. Tijdens de garantie-
periode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij het Customer Sup-
port
Center. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garan-
tie vindt u een wereldwijde lijst van telefoonnummers voor Service en
Ondersteuning.
De installatie van de software voltooien
Belangrijk
Lees de licentieovereenkomsten zorgvuldig voordat u programma’s installeert
op deze computer. Deze overeenkomsten gaan nader in op uw rechten, ver-
plichtingen
en garanties ten aanzien van de software op deze computer. Door
deze programma’s te gebruiken gaat u akkoord met de voorwaarden in deze
overeenkomsten. Als u de overeenkomsten niet accepteert, gebruik de
programma’s dan ook niet. Breng in plaats daarvan de hele computer terug
tegen volledige terugbetaling van het aankoopbedrag.
Als u de computer de eerste keer aanzet, volgt u de aanwijzingen op het scherm
om de installatie van de software te voltooien. Voltooit u de installatie van de soft-
ware niet wanneer u de computer voor het eerst gebruikt, dan zijn de gevolgen
onvoorspelbaar. Als de installatie is voltooid, kunt u meer informatie over de com-
puter vinden in Access Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen
van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op pagina 42.
Opmerking: Op sommige modellen kan vooraf een meertalige versie van Micro-
soft
Windows geïnstalleerd zijn. Als op uw computer de meertalige
versie aanwezig is, wordt u tijdens de installatieprocedure gevraagd
10 Handboek voor de gebruiker
om de gewenste taal te selecteren. Na installatie kunt u de taalversie
desgewenst wijzigen vanuit het Windows Configuratiescherm.
Belangrijk om te doen
U kunt later tijd en moeite besparen door na het installeren van de computer het
volgende te doen:
v Maak een image van de diagnose-CD/DVD, maak diagnosediskettes of maak
noodherstelmedia. Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van
de hardwarecomponenten van de computer en voor het melden van door het
besturingssysteem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen
veroorzaken. Als u een diagnose-CD/DVD, diagnosediskettes of noodherstel-
media
klaar hebt liggen, bent u er zeker van dat u het diagnoseprogramma kunt
gebruiken als het werkgebied van Rescue and Recovery ontoegankelijk wordt.
Meer informatie vindt u in “PC-Doctor voor Windows PE” op pagina 30.
v Noteer het type, model en serienummer van de computer. Als u service of tech-
nische ondersteuning nodig hebt, zal u hiernaar worden gevraagd. Meer infor-
matie
vindt u in de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en
garantie.
Updates van het besturingssysteem
Microsoft stelt updates voor diverse besturingssystemen beschikbaar via de
website Microsoft Windows Update. De website stelt automatisch vast welke
updates van Windows er beschikbaar zijn voor uw specifieke computer en geeft
een overzicht van die updates. Onder deze updates vallen beveiligingsfixes,
nieuwe versies van Windows-componenten (bijvoorbeeld de mediaspeler), fixes
voor andere onderdelen van het besturingssysteem, en verbeteringen.
Meer informatie over het bijwerken van het besturingssysteem vindt u in Access
Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-
systeem
vindt u in “Access Help” op pagina 42.
Andere besturingssystemen installeren
Als u zelf een besturingssysteem installeert, volgt u de aanwijzingen op de schij-
ven
van het besturingssysteem. Vergeet niet alle stuurprogramma’s te installeren na
installatie van het besturingssysteem. Instructies voor installatie worden meestal
met de stuurprogramma’s meegeleverd.
Antivirussoftware bijwerken
Op uw computer is antivirussoftware geïnstalleerd, voor het detecteren en elimine-
ren
van virussen. Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op
uw vaste schijfstation geplaatst en biedt u een gratis abonnement voor 30 dagen
aan. Na 30 dagen moet u de licentie vernieuwen om updates voor het antivirus-
programma te blijven ontvangen.
Meer informatie over het bijwerken van de antivirussoftware vindt u in Access
Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-
systeem vindt u in “Access Help” op pagina 42.
Hoofdstuk 3. De computer installeren 11
De computer afsluiten
Volg altijd de correcte afsluitprocedure van het besturingssysteem als u de compu-
ter wilt uitzetten. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan of programma’s
beschadigd raken. Om het besturingssysteem Microsoft Windows Vista
®
af te slui-
ten,
opent u het startmenu op het bureaublad van Windows desktop, verplaatst u
de cursor naar de pijl naast de knop voor het vergrendelen van het werkstation en
kiest u Afsluiten. Om het besturingssysteem Microsoft Windows XP af te sluiten,
opent u het menu Start op het bureaublad en klikt u op Afsluiten. Selecteer
Afsluiten in het keuzemenu en klik op OK.
Externe apparaten installeren
Meer informatie over het installeren van externe opties in uw computer, vindt u in
Externe opties installeren in ThinkCentre Gids voor het installeren en vervangen van
hardware.
12 Handboek voor de gebruiker
Voorzieningen
In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen en de vooraf geïnstal-
leerde software.
Systeeminformatie
De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. In het pro-
gramma
Setup Utility vindt u informatie over uw specifieke model. Zie
Hoofdstuk 5, “Werken met het programma Setup Utility”, op pagina 19.
Microprocessor
v Intel
®
Atom
v Interne cache (grootte verschilt per modeltype)
Geheugen
v Ondersteuning voor één DDR2 DIMM (double data rate 2 dual inline memory
module)
v Flashgeheugen voor systeemprogramma’s (grootte verschilt per model)
Interne
stations
v Diskettestation (niet alle modellen)
v SATA II (Serial Advanced Technology Attachment) intern vaste-schijfstation
v Optische-schijfstation (niet alle modellen)
Videosubsysteem
v Geïntegreerde grafische controller voor een VGA-beeldscherm
Audiosubsysteem
v High Definition (HD) met Realtek ALC662
v Aansluitingen voor microfoon en hoofdtelefoon op het voorpaneel
v Aansluitingen voor audio lijn-in, audio lijn-uit en microfoon op het achterpaneel
Communicatiemogelijkheden
v 10/100 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller
v PCI V.2.30 Data/Fax modem (bepaalde modellen)
Voorzieningen
voor systeembeheer
v Preboot Execution Environment (PXE)
v Wake on LAN
®
v Wake on Ring (in Setup Utility heet dit Serial Port Ring Detect)
v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten
v System Management (SM) BIOS en software
v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten
(power-on self-test, POST)
Input/output-voorzieningen
v 9-pens seriële aansluiting
v Zes USB-poorten (twee op het voorpaneel en vier op het achterpaneel)
Hoofdstuk 3. De computer installeren 13
v Muisaansluiting (standaard)
v Toetsenbordaansluiting (standaard)
v Ethernet-poort
v VGA-beeldschermaansluiting
v Drie audio-aansluitingen (audio lijn-in, audio lijn-uit en microfoon) op het
achterpaneel
v Twee audio-aansluitingen (microfoon en hoofdtelefoon) op het voorpaneel
Uitbreidingsmogelijkheden
v Vijf stationscompartimenten
v Eén 32-bits sleuf voor PCI-adapterkaart
Voeding
v 280 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar
v ACPI (Advanced Configuration and Power Interface)
Beveiligingsvoorzieningen
v Systeemwachtwoord en configuratiewachtwoord voor toegang tot BIOS
v Mogelijkheid tot het aanbrengen van een geïntegreerd kabelslot (Kensington-slot)
v Instelbare opstartvolgorde
v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis
v I/O-besturing van diskette- en vasteschijfstation
v I/O-besturing van seriële poort
Vooraf
geïnstalleerde software
Uw computer wordt mogelijk geleverd met vooraf geïnstalleerde software. Het
gaat daarbij in dat geval om het besturingssysteem, stuurprogramma’s voor de
ingebouwde voorzieningen en overige ondersteunende software.
Besturingssystemen, vooraf geïnstalleerd
Microsoft Windows Vista
Opmerking:
Windows Vista is mogelijk niet beschikbaar of wordt mogelijk niet
ondersteund in alle landen of regio’s.
Gecertificeerde of geteste besturingssystemen
1
(verschilt per model)
v Linux
v Microsoft Windows XP
1. De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden op het moment dat deze publicatie ter perse gaat, onderworpen aan een
compatibiliteitstest of -certificering. Ook kan Lenovo na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer
besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om vast te stellen of een
bepaald besturingssysteem gecertificeerd of getest is op compatibiliteit, kijkt u op de website of neemt u contact op met de
leverancier van het besturingssysteem.
14 Handboek voor de gebruiker
Specificaties
In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.
Voor machinetype 6306
Afmetingen
Breedte: 175 mm
Hoogte: 402 mm
Diepte: 440 mm
Gewicht
Maximumconfiguratie bij levering: 8,9 kg
Omgevingsvoorwaarden
Luchttemperatuur:
In bedrijf: 10° tot 35°C (50° tot 95°F)
Niet in bedrijf: -40° tot 60°C (-40° tot 140°F)
Luchtvochtigheid:
In bedrijf: 10% tot 80% (10% per uur, geen condensatie)
Niet in bedrijf: 10% tot 90% (10% per uur)
Maximumhoogte:
In bedrijf: -15,2 tot 3048 m)
Niet in bedrijf: -15,2 tot 10.668 m
Elektrische
invoer
Invoerspanning:
Laag:
Minimum: 100 V AC
Maximum: 127 V AC
Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Instelling voltageschakelaar: 115 V AC
Hoog:
Minimum: 200 V AC
Maximum: 240 V AC
Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Instelling voltageschakelaar: 230 V AC
Hoofdstuk 3. De computer installeren 15
16 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. Overzicht van de software
Bij levering zijn er op de computer al een besturingssysteem, Windows Vista, en
diverse softwareprogramma’s geïnstalleerd.
Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde software
In dit gedeelte vindt u een beschrijving van de Windows-programma’s die bij dit
product worden geleverd.
Door Lenovo verstrekte software
De volgende softwareprogramma’s worden door Lenovo verstrekt om u te helpen
productiever te werken en de kosten voor onderhoud van uw computer tot een
minimum te beperken. Welke software er precies wordt meegeleverd, is afhankelijk
van het model.
Lenovo Care
Het programma Lenovo Care wijst u de weg naar een keur aan informatie en tools
die u helpen uw computer te leren kennen, te installeren, te onderhouden en uit te
breiden.
Rescue and Recovery
Rescue and Recovery is een programma waarmee u met één druk op de knop
backups kunt maken en herstelbewerkingen kunt uitvoeren. Het programma bevat
een set tools waarmee u zelf de oorzaak van problemen kunt opsporen, hulp kunt
inroepen en na een systeemcrash snel weer aan de slag kunt, zelfs als het primaire
besturingssysteem niet meer opstart.
System Update
System Update is een softwareprogramma dat u helpt de software op uw systeem
actueel te houden door softwarepakketten (toepassingsprogramma’s, stuur-
programma’s,
BIOS-flashes en andere updates) te downloaden en te installeren.
Voorbeelden van software waarvan het raadzaam is steeds de nieuwste versie te
installeren, zijn enkele programma’s die door Lenovo worden geleverd, zoals Res-
cue and Recovery en het programma Lenovo Care.
Password Manager
Met Password Manager kunt u verificatiegegevens automatisch vastleggen en
invullen voor websites en Windows-toepassingen.
PC-Doctor for Windows
Het diagnoseprogramma PC-Doctor for Windows is al vooraf op het vasteschijf-
station
geïnstalleerd. Dit diagnoseprogramma werkt bij het onderzoeken van de
hardware via het besturingssysteem en maakt melding van instellingen die door
het besturingssysteem worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroor-
zaken. Zie “PC-Doctor voor Windows” op pagina 29.
PC-Doctor for WINPE
Het diagnoseprogramma PC-Doctor for Windows PE is al vooraf op het vasteschijf-
station
geïnstalleerd. Het maakt deel uit van het werkgebied van Rescue and
Recovery op elke Lenovo-computer en helpt bij het onderzoeken van de hardware
via het besturingssysteem; het maakt melding van instellingen die door het
besturingssysteem worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroorza-
© Copyright Lenovo 2008 17
ken. U gebruikt PC-Doctor voor Windows PE als u het besturingssysteem niet kunt
starten en als u het probleem niet hebt kunnen vinden met PC-Doctor voor
Windows. Zie “PC-Doctor voor Windows PE” op pagina 30.
Adobe Reader
Adobe Reader is een tool voor het lezen, afdrukken en doorzoeken van PDF-
documenten.
Zie “Map Online Boeken” op pagina 41 voor meer informatie over het gebruik van
elektronische boeken en de Lenovo-website.
18 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 5. Werken met het programma Setup Utility
U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie van de compu-
ter te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De
instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare
instellingen in het programma Setup Utility echter overschrijven.
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Als uw computer al is ingeschakeld als u deze procedure start, moet u het
besturingssysteem afsluiten en de computer uitschakelen.
2. Houd de toets F1 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Als u een aantal
geluidssignalen hoort, laat u de F1-toets weer los.
Opmerkingen:
a. Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het programma Setup Utility via
deze methode niet wordt afgebeeld, houd de toets F1 dan niet voortdurend
ingedrukt, maar druk er enkele keren op nadat u de computer hebt aange-
zet.
b. Als er een gebruikerswachtwoord of beheerderswachtwoord is ingesteld,
wordt het menu van het programma Setup Utility pas afgebeeld nadat u het
wachtwoord hebt getypt. Meer informatie vindt u in “Wachtwoorden
gebruiken”.
Het
programma Setup Utility kan automatisch worden gestart als er bij de POST
(zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd.
Instellingen bekijken en wijzigen
Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeem-
configuratie-opties.
Als u deze instellingen wilt bekijken of wijzigen, raadpleegt u
“Het programma Setup Utility starten”.
Voor het programma Setup Utility moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toet-
sen
worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk
scherm afgebeeld.
Wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voorko-
men dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. Zie “Het pro-
gramma
Setup Utility starten”. De volgende soorten wachtwoorden zijn beschik-
baar:
v Gebruikerswachtwoord
v Beheerderswachtwoord
Om
de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht-
woord
instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de vol-
gende paragrafen.
© Copyright Lenovo 2008 19
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 12 alfabetische en numeriek tekens gebrui-
ken.
Omwille van de veiligheid is het verstandig om een sterk wachtwoord te
gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. Wachtwoorden moeten aan de
volgende regels voldoen:
v Ze zijn minstens acht tekens lang
v Ze bevatten minimaal één letter en één cijfer
v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden
zijn niet hoofdlettergevoelig.
v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Gebruikerswachtwoord
Als er een gebruikerswachtwoord is ingesteld, kan de computer pas worden
gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven.
Beheerderswachtwoord
Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup
Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de
instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerders-
wachtwoord te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het
programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing.
Als u zowel een systeem- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u
een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie-
instellingen
te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 12 alfabetische en numeriek
tekens gebruiken. Meer informatie vindt u in “Overwegingen ten
aanzien van wachtwoorden”.
1. Start het programma Setup Utility (zie Hoofdstuk 5, “Werken met het pro-
gramma
Setup Utility”, op pagina 19).
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Security Set
Passwords.
3. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld.
Apparaten in- en uitschakelen
U kunt de toegang tot een apparaat in- of uitschakelen voor een gebruiker
SATA-controller Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, worden alle appa-
raten
die zijn aangesloten op de SATA-aansluiting (bijvoorbeeld
de vaste schijf of het optische station) uitgeschakeld en niet weer-
gegeven in de systeemconfiguratie.
Floppy A Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-
station niet toegankelijk.
20 Handboek voor de gebruiker
Om de SATA-controller in te stellen, doet u het volgende:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 19.
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Devices ATA Dri-
ves
Setup SATA Controller.
3. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
4. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit Save Changes
and Exit.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Discard Changes
and Exit.
U
kunt Floppy A als volgt instellen:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 19.
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Devices Floppy
Drive Setup Floppy A.
3. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
4. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit Save Changes
and Exit.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Discard Changes
and Exit.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een CD/DVD-
ROM,
diskette of vasteschijfstation, gebruikt u een de volgende procedures om een
opstartapparaat in te stellen.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig apparaat.
Opmerking: Niet alle schijven, vasteschijfstations en diskettes zijn opstartbaar.
1. Zet de computer uit.
2. Houd de toets F12 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Zodra het menu
met opstartapparaten (Startup Devices) wordt afgebeeld, laat u de toets F12
weer los.
Opmerking: Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het menu Startup Device
via deze methode niet wordt afgebeeld, houd de toets F12 dan
niet voortdurend ingedrukt, maar druk er enkele keren op nadat
u de computer hebt aangezet.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het menu Startup Device en druk op
Enter.
Opmerking:
Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Device
wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
Hoofdstuk 5. Werken met het programma Setup Utility 21
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen
Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 19.
2. Selecteer Startup Startup Sequence.
3. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld.
4. Selecteer de apparaten voor de Primary Startup Sequence, de Automatic
Startup Sequence en de Error Startup Sequence.
5. In het menu van de Setup Utility selecteert u Exit Save Changes and Exit.
Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaard-
instellingen,
kiest u Load Default Settings in het menu Exit.
Geavanceerde instellingen
Bij sommige computermodellen bevindt er zich in het menu Advanced settings
een instelling voor het in- of uitschakelen van HyperThreading. Deze functie werkt
alleen bij besturingssystemen die kunnen werken met HyperThreading, zoals
Microsoft Windows Vista en Windows XP. De standaardinstelling voor
HyperThreading is Enabled. Als u echter Set Defaults kiest en een ander
besturingssysteem gebruikt dan Windows Vista of Windows XP, kan het prestatie-
vermogen van de computer afnemen. Stel HyperThreading dus altijd in op
Disabled tenzij u zeker weet dat het besturingssysteem HyperThreading onder-
steunt.
Het programma Setup Utility afsluiten
Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc
om naar het menu van de Setup Utility te gaan. (Het is mogelijk dat u verschil-
lende
keren op Esc moet drukken.) Om de nieuwe instellingen op te slaan, selec-
teert
u Exit Save Changes and Exit. Doet u dat niet, dan worden de wijzigingen
niet bewaard.
22 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s bijwerken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het updaten van het POST/BIOS en het
herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden.
Werken met systeemprogramma’s
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd
door systeemprogramma’s. Tot de systeemprogramma’s behoren de zelftestroutines
(POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma Setup
Utility. POST is een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de computer
aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van
andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de
computerhardware kan uitvoeren. U kunt het programma Setup Utility gebruiken
om de configuratie en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam
EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), in de volksmond
ook wel flashgeheugen genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het pro-
gramma
Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met
een flashdiskette of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren vanuit het
besturingssysteem.
Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST/BIOS. Bij-
gewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de Lenovo-website
op http://www.lenovo.com. Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates
vindt u in een TXT-bestand dat samen met de updatebestanden wordt
gedownload. Voor de meeste modellen kunt u een bijwerkprogramma downloaden
waarmee u een flashdiskette voor een systeemprogramma-update kunt maken of
een bijwerkprogramma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem.
Opmerking: U kunt op het internet een zogenaamd .iso-image (een image van een
automatisch startende CD of DVD) van het diagnoseprogramma
downloaden voor systemen zonder diskettestation vanaf:
http://www.lenovo.com
Het BIOS bijwerken (flashen) vanaf een diskette of CD/DVD
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het BIOS kunt updaten of flashen vanaf
een diskette of een CD/DVD-ROM. Updates van systeemprogramma’s zijn
beschikbaar op:
http://www.lenovo.com/support
1. U kunt het BIOS als volgt updaten:
v Als u een diskette gebruikt, zorg dan dat computer uit staat en plaats de
flash-diskette in het diskettestation. Zet vervolgens de computer aan. De
update begint.
v Als u een CD/DVD-ROM gebruikt, zorg dan dat de computer aan staat.
Plaats de CD/DVD-ROM in het optische-schijfstation.
2.
Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u deze eerst uitscha-
kelen en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint.
© Copyright Lenovo 2008 23
3. Wanneer u gevraagd wordt om een taal te selecteren, drukt u op het getal op
uw toetsenbord dat overeenkomt met de taal en drukt u vervolgens op Enter.
4. Wanneer u gevraagd wordt om het serienummer te wijzigen, drukt u op Y.
5. Typ het serienummer van zeven tekens van uw computer en druk vervolgens
op Enter.
6. Wanneer u gevraagd wordt om het type computer/het model te wijzigen, drukt
u op Y.
7. Typ het computertype/model van zeven tekens en druk vervolgens op Enter.
8. Volg de instructies op het scherm om de update te voltooien.
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem
Opmerking: In verband met de doorlopende ontwikkeling van de website is het
mogelijk dat er wijzigingen optreden in de inhoud van de webpagina
(en de links in de volgende procedure).
1. Typ in het adresveld van uw browser http://www.lenovo.com/support en
druk op Enter.
2. Zoek de downloadbare bestanden voor uw type computer, als volgt:
a. In het veld Enter a product typt u uw machinetype en klikt u op Go Con-
tinue Downloads and drivers.
b. Klik in de categorie BIOS op Flash BIOS update.
c. Klik op het .TXT-bestand dat de installatie-instructies voor de flash BIOS
update bevat (flash van versie besturingssysteem).
3.
Druk deze instructies af. Dit is belangrijk, omdat deze instructies niet worden
afgebeeld nadat het downloaden is gestart.
4. Klik in uw browser op Vorige om terug te gaan naar de lijst van bestanden.
Volg de afgedrukte instructies om het bijwerkbestand te downloaden, uit te
pakken en te installeren.
Herstellen van een POST/BIOS-bijwerkfout
Als de stroom uitvalt terwijl POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het
mogelijk dat de computer daarna niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert
u de volgende procedure uit (dit wordt wel herstel van het opstartblok genoemd):
1. Zet de computer en alle aangesloten apparaten uit.
2. Haal de stekkers uit het stopcontact en verwijder de kap van de computer.
Raadpleeg “De kap verwijderen” in de publicatie ThinkCentre Gids voor het
installeren en vervangen van hardware.
3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Raad-
pleeg
“Onderdelen op de systeemplaat” in de publicatie ThinkCentre Gids voor
het installeren en vervangen van hardware.
4. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar pennetje 2 en
3.
5. Sluit de computerkap en sluit kabels die u hebt losgekoppeld weer aan.
6. Sluit de netsnoeren weer aan op de stopcontacten.
7. Plaats de flashdiskette in het diskettestation en zet de computer aan.
8. De herstelsessie start met twee korte geluidssignalen. De sessie duurt twee tot
drie minuten. Er verschijnt een bericht dat aangeeft dat het herstelproces is
begonnen.
24 Handboek voor de gebruiker
9. Nadat de bijwerksessie is voltooid, wordt het systeem automatisch uitgescha-
keld. Verwijder de diskette uit het diskettestation.
10. Voer stappen 2 op pagina 24 tot en met 3nogmaals uit.
11. Plaats de jumper in de oorspronkelijke positie.
12. Sluit de computerkap en sluit kabels die u hebt losgekoppeld weer aan.
13. Zet de computer aan en start het besturingssysteem.
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s bijwerken 25
26 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing
In dit hoofdstuk worden enkele programma’s voor elementaire probleemoplossing
en diagnose beschreven. Mocht het probleem met uw computer hier niet worden
beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 9, “Informatie, hulp en service”, op pagina
41 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing.
Elementaire probleemoplossing
In de volgende tabel vindt u informatie over het oplossen van het probleem met
uw computer.
Soort fout Handeling
De computer start niet op na het
indrukken van de aan/uit-knop.
Controleer of:
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een
goed werkend stopcontact.
v De computer nog een tweede netschakelaar aan de achterzijde heeft en of die
wel aan staat.
v Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het beeldscherm is leeg. Controleer of:
v De kabel van het beeldscherm goed vastzit aan de achterkant van het beeld-
scherm
en de achterkant van de computer.
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van het beeldscherm en op een
goed werkend stopcontact.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
v De signaalkabel van het beeldscherm stevig aan het beeldscherm en de
beeldschermaansluiting van de computer is verbonden.
Opmerking:
Als de computer twee beeldschermaansluitingen heeft, controleer
dan of het beeldscherm is aangesloten op de aansluiting van de optionele kaart
en niet op de aansluiting aan de achterkant van de systeemplaat. Meer informatie
vindt u in “De computer aansluiten” op pagina 5.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
© Copyright Lenovo 2008 27
Soort fout Handeling
Het toetsenbord werkt niet. De
computer reageert niet op het
toetsenbord.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v De kabel van het toetsenbord stevig in de aansluiting van het toetsenbord op
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het USB-toetsenbord doet het
niet.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het toetsenbord stevig in de USB-aansluiting aan de voor- of achterzijde van
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De muis werkt niet. De compu-
ter reageert niet op de muis.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v De muiskabel stevig in de muisaansluiting op de computer zit.
v De muis schoon is. Zie “De muis schoonmaken” op pagina 31 voor meer
informatie.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het besturingssysteem start niet
op.
Controleer of:
v Er geen diskette in het diskettestation zit.
v
In de opstartvolgorde het apparaat is opgenomen waarop het besturings-
systeem
is geïnstalleerd. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd op het
vasteschijfstation. Meer informatie vindt u in “Een opstartapparaat kiezen” op
pagina 21.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De computer geeft een aantal
geluidssignalen voordat het
besturingssysteem wordt gestart.
Controleer of er geen toetsen klem zitten.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Diagnoseprogramma’s
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardware-
componenten van de computer en voor het melden van door het besturings-
systeem
gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Er
zijn op uw computer twee programma’s vooraf geïnstalleerd om u te helpen bij het
opsporen van problemen:
28 Handboek voor de gebruiker
v PC-Doctor voor Windows (voor het opsporen van problemen tijdens het werken
met het besturingssysteem Windows)
v PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE, afhankelijk van het
machinetype en model (voor het opsporen van problemen als Windows niet kan
worden gestart)
Opmerkingen:
1. De laatste versie van de diagnoseprogramma’s PC-Doctor voor Windows en
PC-Doctor voor DOS kunt u ook downloaden vanaf:
http://www.lenovo.com/support/
Voer het type van de machine in het veld Use Quick Path en klik op Go om de
bestanden te downloaden die specifiek voor uw computer zijn.
2. Als u PC-Doctor voor Windows en (afhankelijk van uw machinetype en model)
PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE hebt uitgevoerd en het u
nog steeds niet lukt het probleem op te sporen en op te lossen, sla de door
beide diagnoseprogramma’s gegenereerde logboeken dan op en druk ze af. U
hebt deze logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van
Lenovo. (Het logbestand dat door PC-Doctor voor Windows wordt gegene-
reerd, wordt automatisch opgeslagen in C:\PCDR\DETAILED.TXT.)
PC-Doctor voor Windows
PC-Doctor voor Windows is een diagnoseprogramma dat werkt via het besturings-
systeem
Windows. Met dit diagnoseprogramma kunt u de symptomen en oplossin-
gen voor computerproblemen opzoeken, toegang krijgen tot het probleem-
oplossingscentrum
van Lenovo, de stuurprogramma’s bijwerken en
systeemgegevens raadplegen.
Om PC-Doctor for Windows uit te voeren, klikt u op Start Alle programma’s
PC-Doctor for Windows PC-Doctor for Windows. Volg de instructies op het
scherm. Meer informatie over het werken met PC-Doctor voor Windows vindt u in
het Help-systeem van het programma zelf.
Als PC-Doctor voor Windows is uitgevoerd zonder dat er een probleem is gevon-
den, maar u vermoedt dat er wel een probleem is, dan kunt u proberen of u het
probleem kunt opsporen met PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows
PE.
PC-Doctor voor DOS
Op uw Lenovo-computer staat ofwel PC-Doctor voor DOS ofwel PC-Doctor voor
Windows PE. Welke het is, hangt af van het machinetype en model van de compu-
ter.
Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor DOS maakt deel uit van het werkge-
bied van Rescue and Recovery en wordt onafhankelijk van het besturingssysteem
uitgevoerd. U gebruikt PC-Doctor voor DOS als u het besturingssysteem niet kunt
starten en als u het probleem niet hebt kunnen vinden met PC-Doctor voor
Windows. U kunt PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanaf een diagnose-CD/DVD of
-diskettes die u zelf hebt gemaakt. Daarnaast kunt u PC-Doctor voor DOS uitvoe-
ren
vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery.
Opmerking: Maak zo snel mogelijk een diagnose-CD/DVD of -diskettes, voor het
geval het niet lukt om PC-Doctor voor DOS uit te voeren vanuit het
werkgebied van Rescue and Recovery.
Een image van de diagnose-CD/DVD maken
U kunt een zelfstartend, opstartbaar CD/DVD-image (een zg. .iso-image) van het
diagnoseprogramma downloaden vanaf de website
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 29
http://www.lenovo.com/support/. Nadat u het image hebt gedownload, maakt u
de CD/DVD met behulp van speciale software voor het branden van CD’s/DVD’s.
Een diagnoseprogramma uitvoeren vanaf CD/DVD of diskettes
U kunt het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnose-CD/DVD of -disket-
tes
die u zelf hebt gemaakt. Dit doet u als volgt:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Als u het diagnoseprogramma wilt uitvoeren vanaf diskettes en u een USB-
diskettestation
gebruikt, sluit dat dan aan.
3. Plaats de CD/DVD in het optische-schijfstation of de eerste diagnosediskette in
het diskettestation.
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking: Als het diagnoseprogramma niet automatisch wordt gestart, is het
optische station of diskettestation niet ingesteld als opstartstation.
Instructies voor het instellen of wijzigen van de opstartvolgorde
vindt u in “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 21.
5. Zodra het diagnoseprogramma is gestart, volgt u de aanwijzingen op het
scherm op.
Opmerking: Als u het diagnoseprogramma uitvoert vanaf diskette, verwijder
dan desgevraagd de eerste diskette en plaats de tweede in het sta-
tion.
6. Als het programma klaar is, haalt u de CD/DVD of diskette uit het station.
7. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt,
kunt u op F1 drukken.
Het diagnoseprogramma uitvoeren vanuit het werkgebied van
Rescue and Recovery
Als u de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery,
gaat u als volgt te werk:
Opmerking: Als u nog geen diagnose-CD/DVD of -diskettes hebt gemaakt, kunt u
het diagnosediskette PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanuit het werk-
gebied
van Rescue and Recovery.
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
Opmerking: Op bepaalde modellen drukt u op de toets Esc om Rescue and
Recovery te openen.
4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Geavanceerd Rescue and
Recovery Diagnose uitvoeren van hardware.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm. De computer wordt opnieuw opgestart.
6. Als dit is gebeurd, wordt het diagnoseprogramma automatisch geopend. Selec-
teer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u
op F1 drukken.
PC-Doctor voor Windows PE
Op uw Lenovo-computer staat ofwel PC-Doctor voor DOS ofwel PC-Doctor voor
Windows PE. Welke het is, hangt af van het machinetype en model van de compu-
30 Handboek voor de gebruiker
ter. Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor Windows PE maakt deel uit van het
werkgebied van Rescue and Recovery. U gebruikt PC-Doctor voor Windows PE als
u het besturingssysteem niet kunt starten en als u het probleem niet hebt kunnen
vinden met PC-Doctor voor Windows.
Het diagnoseprogramma uitvoeren vanuit het werkgebied van
Rescue and Recovery
U kunt PC-Doctor voor Windows PE uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue
and Recovery. Als u de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue
and Recovery, gaat u als volgt te werk:
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Geavanceerd Rescue and
Recovery Diagnose uitvoeren van hardware.
5. Het diagnoseprogramma wordt automatisch geopend. Selecteer de diagnosetest
die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u op F1 drukken.
6. Volg de instructies op het scherm.
Opmerking: PC-Doctor voor Windows PE staat op het noodherstelmedium.
Meer informatie over noodherstelmedia vindt u in “Noodherstel-
media maken en gebruiken” op pagina 36.
De muis schoonmaken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het schoonmaken van een niet-optische
muis.
Optische muis
Een optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer gebruik van een
LED en een optische sensor. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de optische
muis als volgt schoon:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om en kijk goed naar de lens.
a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje.
b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg.
4. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het opper-
vlak
een zeer complex patroon aanwezig is, kan de digitale signaalprocessor
(DSP) de wijzigingen in de positie van de muis wellicht moeilijk volgen.
5. Sluit de muis weer aan op de computer.
6. Zet de computer weer aan.
Niet-optische muis
Een niet-optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer op het scherm
gebruik van een balletje. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de niet-op-
tische muis als volgt schoon:
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 31
Opmerking: De muis in de onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw
muis.
1 Ring
2 Bal
3 Plastic rollers
4 Balhouder
U reinigt de muis, met bal, als volgt:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand om de bal te
verwijderen.
4. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt
in uw hand.
5. Was de bal in een warm sopje en droog deze af.
6. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken.
7. Kijk of zich vuil heeft opgehoopt op de plastic rollers3in de balhouder.
Gewoonlijk ziet u een streep van vuil midden op de rollers.
8. Als de rollers vuil zijn, kunt u ze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt
is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg
ervoor dat de rollers nog midden in de groeven liggen nadat u ze hebt gerei-
nigd.
9. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje.
10. Plaats de bal en de ring weer terug. Draai de ring in de vergrendelde stand.
11. Sluit de muis weer aan op de computer.
12. Zet de computer weer aan.
32 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 8. Software herstellen
In dit hoofdstuk maakt u kennis met de hersteloplossingen die Lenovo biedt. Uit-
gelegd wordt hoe de volgende herstelmethoden werken:
v Herstelschijven maken en gebruiken
v Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
v Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
v Noodherstelmedia maken en gebruiken
v Een Reparatiediskette maken en gebruiken
v Stuurprogramma’s installeren of herstellen
v Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde
v Problemen met herstelprocedures oplossen
Meer informatie over het programma Rescue and Recovery vindt u in Access Help,
het online Help-systeem dat door Lenovo wordt geleverd. Hoe u het online Help-
systeem opent, wordt beschreven in “Access Help” op pagina 42.
Opmerking: Als er een probleem met de software of de hardware is en het is
nodig software te herstellen, dan kunt u kiezen uit diverse methoden.
Sommige van deze methoden zijn per besturingssysteem verschillend.
Herstelschijven maken en gebruiken
Als uw computer beschikt over een CD- of DVD-station met schrijfmogelijkheid,
kunt u een set herstelschijven maken waarmee u de oorspronkelijke inhoud van de
vasteschijfstations bij levering kunt herstellen. Productherstelschijven zijn bijzonder
nuttig als u de computer overbrengt naar een andere afdeling, als u de computer
verkoopt of wegdoet, of als laatste redmiddel om de computer weer terug te bren-
gen
in een operationele status nadat alle andere herstelmethoden zijn mislukt. Het
is verstandig om bij wijze van voorzorgsmaatregel zo snel mogelijk een set herstel-
schijven
te maken.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de herstelschijven kunt
uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarmee ze zijn
gemaakt. Volgens uw Microsoft Windows-licentie mag u slechts één
set herstelschijven maken; het is daarom van belang dat u de schijven
die u hebt gemaakt, op een veilige plaats opbergt.
Doe het volgende om herstelschijven te maken:
1. Klik op het bureaublad van Windows op Start Allle programma’s Lenovo
Care Herstelmedia maken of Product Recovery Media maken.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Hieronder
wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de ver-
schillende
besturingssystemen:
v Windows XP: u kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast
fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden
uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden.
© Copyright Lenovo 2008 33
v Windows Vista: u kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was.
Als
u herstelschijven gebruikt onder Windows XP, krijgt u de mogelijkheid naar
het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan en een aantal herstel-
bewerkingen
uit te voeren. Gebruikt u de Herstelschijven onder Windows Vista,
dan wordt u gevraagd de schijven te plaatsen en wordt u uitsluitend door het pro-
ces
voor het herstellen van de fabrieksinhoud geleid.
Om de herstelschijven onder Windows XP te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met
de herstelschijven worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf
staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van het vasteschijf-
station.
Tijdens het herstelproces krijgt u de gelegenheid om één of meer bestanden
op de vaste schijf naar andere media te kopiëren voordat de gegevens worden ver-
wijderd.
1. Plaats uw Start Recovery-schijf in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw.
3. Na een korte vertraging wordt het werkgebied van Rescue and Recovery afge-
beeld.
Opmerking: Als het werkgebied voor Rescue and Recovery niet wordt afge-
beeld, hebt u in het BIOS waarschijnlijk het opstartstation (CD-of
DVD-station) niet correct opgegeven. Meer informatie vindt u in
“Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina
39.
4. Klik in het menu van Rescue and Recovery op Het systeem herstellen.
5. Volg de instructies op het scherm. Plaats de juiste Herstelschijf wanneer daarom
wordt gevraagd.
Om
de herstelschijven onder Windows Vista te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met
de herstelschijven worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf
staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van het vasteschijf-
station.
1. Plaats uw Start Recovery-schijf in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw op. Na enige tijd verschijnt het werkgebied van
Rescue and Recovery.
3. Volg de instructies op het scherm. Plaats desgevraagd de juiste herstelschijf.
Opmerking:
Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op het vasteschijfstation,
moet u wellicht bepaalde software en stuurprogramma’s opnieuw
installeren. Raadpleeg voor meer informatie “Het werkgebied van
Rescue and Recovery gebruiken” op pagina 35.
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
Met het programma Rescue and Recovery kunt u een backup maken van de volle-
dige
inhoud van het vasteschijfstation, inclusief het besturingssysteem, gegevens-
bestanden, toepassingsprogramma’s en persoonlijke instellingen. U kunt aangeven
waar het programma Rescue and Recovery de backup opslaat:
v Op een beschermd gebied van het vasteschijfstation
34 Handboek voor de gebruiker
v Op een tweede vasteschijfstation dat in de computer is geïnstalleerd
v Op een extern aangesloten USB-vasteschijfstation
v Op een netwerkstation
v Op beschrijfbare CD’s of DVD’s (een station voor beschrijfbare CD of DVD’s is
hiervoor nodig)
Nadat
u een backup hebt gemaakt van het vasteschijfstation, kun u de complete
inhoud van het vasteschijfstation herstellen of alleen bepaalde bestanden terugzet-
ten.
Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery doet u het volgende:
1. Klik op het bureaublad van Windows op Start Allle programma’s Lenovo
Care Rescue and Recovery. Het programma Rescue and Recovery wordt geo-
pend.
2. In het hoofdvenster van Rescue and Recovery klikt u op Backup van vaste
schijf maken om backupopties te selecteren.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Om
een herstelbewerking uit te voeren met Rescue and Recovery doet u het vol-
gende:
1. Klik op het bureaublad van Windows op Start Allle programma’s Lenovo
Care Rescue and Recovery. Het programma Rescue and Recovery wordt geo-
pend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Het systeem herstellen
vanuit een backup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Meer
informatie over een uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het werkge-
bied
van Rescue and Recovery vindt u in “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken”.
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
Het werkgebied van Rescue and Recovery bevindt zich in een beschermd en ver-
borgen
gebied op het vasteschijfstation dat onafhankelijk van het Windows-
besturingssysteem
werkt. Hierdoor kunt u herstelbewerkingen uitvoeren ook als
Windows niet gestart kan worden. U kunt de volgende herstelbewerkingen uitvoe-
ren
in het werkgebied van Rescue and Recovery:
v Bestanden veiligstellen vanaf een vasteschijfstation of vanaf een backup: Met
het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u bestanden op uw vasteschijf-
station
opzoeken en overbrengen naar een netwerkschijf of naar andere
beschrijfbare media, zoals een USB-vasteschijfstation of een diskette. Deze func-
tie
is zelfs beschikbaar als u geen backup van uw bestanden hebt gemaakt of als
er wijzigingen in de bestanden zijn aangebracht na de laatste backupbewerking.
U kunt ook afzonderlijke bestanden van een Rescue and Recovery-backup op het
vasteschijfstation, een USB-apparaat of een netwerkstation veiligstellen.
v Het vasteschijfstation herstellen met een Rescue and Recovery-backup: Nadat
u een dergelijke backup hebt gemaakt met Rescue and Recovery, kunt u herstel-
bewerkingen
uitvoeren met het werkgebied van Rescue and Recovery, zelfs als
het niet lukt om Windows te starten.
v De oorspronkelijke inhoud van het vasteschijfstation herstellen: Vanuit het
werkgebied van Rescue and Recovery kunt u de volledige inhoud van het vaste-
Hoofdstuk 8. Software herstellen 35
schijfstation herstellen in de toestand zoals die was bij het verlaten van de
fabriek. Als het vasteschijfstation meerdere partities bevat, hebt u de mogelijk-
heid
om de oorspronkelijke inhoud te herstellen in partitie C: terwijl de overige
partities intact blijven. Omdat bewerkingen vanuit het werkgebied van Rescue
and Recovery onafhankelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd, kunt
u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf zelfs herstellen als u Windows
niet kunt starten.
Waarschuwing: Als u het vasteschijfstation herstelt met een Rescue and
Recovery-backup of als u de oorspronkelijke inhoud van het vasteschijfstation her-
stelt, worden alle bestanden in de primaire partitie van de vaste schijf (meestal sta-
tion
C) tijdens het herstelproces gewist. Maak indien mogelijk kopieën van belang-
rijke bestanden. Als u Windows niet kunt starten, kunt u de functie Bestanden
veiligstellen in het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken om bestanden
te kopiëren vanaf uw vasteschijfstation naar andere media.
Het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u als volgt starten:
1. Zet de computer uit.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F11.
4. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
5. Als er een wachtwoord is ingesteld voor Rescue and Recovery, typt u het
wachtwoord zodra daarom wordt gevraagd. Het werkgebied Rescue and
Recovery wordt na enige tijd geopend.
Opmerking: Als u het scherm van Rescue and Recovery niet ziet, gaat u naar
“Herstelproblemen oplossen” op pagina 39.
6. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Om bestanden veilig te stellen vanaf het vasteschijfstation of vanaf een
backup, klikt u op Bestanden veiligstellen en en volgt u de instructies op
het scherm.
v Om het vasteschijfstation te herstellen met een Rescue and Recovery-backup
of om de fabriekinhoud te herstellen, klikt u op Systeem herstellen en volgt
u de instructies op het scherm.
v Voor informatie over andere functies van het werkgebied van Rescue and
Recovery klikt u op Help.
Opmerkingen:
1. Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op het vasteschijfstation, moet u wel-
licht
bepaalde stuurprogramma’s opnieuw installeren. Zie “Stuurprogramma’s
installeren of herstellen” op pagina 38.
2. Bij bepaalde computers is Microsoft Office of Microsoft Works bij levering al
geïnstalleerd. Als u de bestanden van Microsoft Office of Microsoft Works
opnieuw moet installeren, gebruikt u daarvoor de Microsoft Office CD of Micro-
soft Works CD. Deze CD’s worden alleen geleverd bij computers waarop Micro-
soft
Office of Microsoft Works vooraf is geïnstalleerd.
Noodherstelmedia maken en gebruiken
Noodherstelmedia, zoals een CD of een USB vaste-schijfstation, kunt u gebruiken
om fouten te herstellen die het onmogelijk maken om toegang te krijgen tot het
werkgebied van Rescue and Recovery op het vasteschijfstation.
36 Handboek voor de gebruiker
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de noodherstelmedia
kunt uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem. Deze schijf kan
worden gestart in elk type CD- of DVD-station. Op het noodherstel-
medium staat ook een versie van het diagnoseprogramma PC-Doctor,
zodat u vanaf het noodherstelmedium de oorzaak van een probleem
kunt opsporen.
U maakt noodherstelmedia als volgt:
1. Klik op het bureaublad van Windows op Start Allle programma’s Lenovo
Care Herstelmedia maken.
2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt als noodherstelmedium kiezen tussen CD/DVD, USB-vaste-
schijfstation
en een tweede intern vasteschijfstation.
3. Klik op OK.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Hieronder wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de ver-
schillende
besturingssystemen:
v Windows XP: u kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast
fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden
uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden.
v Windows Vista: u kunt met de noodherstelmedia alle herstelbewerkingen uitvoe-
ren,
behalve het herstellen van de fabrieksinhoud (volledig noch aangepast).
Om de noodherstelmedia te gebruiken, doet u het volgende:
v Als u CD’s of DVD’s hebt gebruikt als noodherstelmedia, plaats de eerste daar-
van dan in het optische-schijfstation en start de computer opnieuw op.
v Als u een USB-vasteschijfstation hebt gebruikt als noodherstelmedium, sluit dat
station dan aan op een van de USB-poorten van de computer en start de compu-
ter daarna opnieuw op.
v Als u gebruik maakt van een tweede intern vaste-schijfstation, stel de opstart-
volgorde dan in dat er vanaf dat station wordt opgestart.
Zodra
de noodherstelmedia worden opgestart, verschijnt het werkgebied van Res-
cue
and Recovery. Voor elk van de functies is er in het werkgebied van Rescue and
Recovery Help-informatie beschikbaar. Als uw noodherstelmedium (CD-station,
DVD-station of USB-apparaat) weigert te starten, hebt u in het BIOS waarschijnlijk
niet correct opgegeven welk medium uw noodherstelmedium is. Meer informatie
vindt u in “Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 39.
Een Reparatiediskette maken en gebruiken
Als het niet lukt om naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan of om
Windows kunt u een Reparatiediskette gebruiken om het werkgebied van Rescue
and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar
Windows te kunnen gaan. Het is verstandig om een dergelijke Reparatiediskette zo
spoedig mogelijk te maken, zodat u ingedekt bent tegen alle mogelijke eventuali-
teiten.
Om een Reparatiediskette te maken, doet u het volgende:
1. Start de computer en het besturingssysteem op.
Hoofdstuk 8. Software herstellen 37
2. Open een webbrowser en ga naar het volgende internetadres:
http://www.lenovo.com/think/support/site.wss/document.do?lndocid=MIGR-54483
3. Plaats een lege diskette in diskettestation A. De informatie op die diskette
wordt gewist en de diskette wordt geformatteerd.
4. Dubbelklik op de juiste bestandsnaam. De diskette wordt gemaakt.
5. Haal de diskette uit het station en plak er een etiket op met de tekst Reparatie-
diskette.
U gebruikt de reparatiediskette als volgt:
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Plaats de Reparatiediskette in diskettestation A.
3. Zet de computer aan en volg de instructies op het scherm.
Opmerking:
Als de reparatie zonder fouten wordt voltooid, kunt u toegang tot het
werkgebied van Rescue and Recovery krijgen door herhaaldelijk op
de toets F11 te drukken terwijl u de computer opnieuw opstart. Als u
een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11
los. Na afloop van de reparatie kunt u ook weer naar de Windows-
omgeving
gaan.
Als er tijdens de reparatie een foutbericht verschijnt, en de reparatie niet kan wor-
den
voortgezet, is er wellicht een probleem met de partitie waarop het werkgebied
van Rescue and Recovery zich bevindt. Gebruik de noodherstelmedia voor toegang
tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Informatie over het maken en
gebruiken van noodherstelmedia vindt u in “Noodherstelmedia maken en
gebruiken” op pagina 36.
Stuurprogramma’s installeren of herstellen
Voordat u stuurprogramma’s kunt herstellen of installeren, moet er een besturings-
systeem
op uw computer zijn geïnstalleerd. Zorg dat u beschikt over de documen-
tatie
en de diskette(s) of CD(’s) met de software voor het apparaat.
Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich
op het vasteschijfstation van de computer (doorgaans station C) in de map
SWTOOLS\drivers. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de desbe-
treffende apparaten.
De meest recente stuurprogramma’s voor bij fabricage geïnstalleerde apparaten
vindt u ook op:
http://www.lenovo.com/think/support/
U kunt als volgt het stuurprogramma voor een in de fabriek geïnstalleerd appa-
raat
opnieuw installeren:
1. Start de computer en het besturingssysteem op.
2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vasteschijfstation op.
3. Open de map C:\SWTOOLS.
4. Open de map DRIVERS. In deze map bevinden zich submappen die zijn
genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd (bij-
voorbeeld voor AUDIO of VIDEO).
5. Open de map van het gewenste apparaat.
38 Handboek voor de gebruiker
6. Installeer het stuurprogramma op een van de volgende manieren:
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.TXT of
een ander bestand met de extensie TXT op. Dit bestand is vaak genoemd
naar een bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.TXT. In het tekstbe-
stand
vindt u informatie over het opnieuw installeren van het desbetreffende
stuurprogramma.
v Als er in de submap van het apparaat een bestand met de extensie INF staat,
kunt u de applet Nieuwe Hardware gebruiken (in het Windows
Configuratiescherm) om het stuurprogramma opnieuw te installeren. Niet
alle stuurprogramma’s kunnen op deze manier worden geïnstalleerd. Wan-
neer
u in het programma Nieuwe hardware wordt gevraagd om het te instal-
leren stuurprogramma, klikt u op Diskette en Bladeren. Selecteer vervolgens
het juiste stuurprogramma in de submap van het apparaat.
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE.
Dubbelklik op SETUP.EXE en volg de instructies op het scherm.
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven
Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een CD, DVD, USB
vaste-schijfstation of enig extern apparaat, moet u eerst de opstartvolgorde wijzi-
gen in het programma Setup Utility.
Om de opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1. Zet de computer uit en druk op de toets F1 terwijl u de computer weer aanzet.
2. Wanneer het logoscherm wordt afgebeeld of wanneer u een reeks geluids-
signalen
hoort, laat u de toets F1 los.
3. Voer uw huidige wachtwoord als daar om wordt gevraagd.
4. Als het hoofdmenu van het programma Setup Utility verschijnt, gaat met de
cursortoetsen naar Startup.
5. Stel de opstartvolgorde in zoals door de omstandigheden wordt vereist.
6. Druk tweemaal op Esc om naar het afsluitmenu van het programma Setup
Utility te gaan.
7. Ga met de cursortoetsen naar de optie Save and exit en druk op Enter.
8. Druk, als het venster Setup Confirmation verschijnt, nogmaals op Enter.
9. De computer wordt opnieuw opgestart.
Opmerking: Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzet-
ten
voordat u het externe apparaat aansluit.
Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 5, “Wer-
ken met het programma Setup Utility”, op pagina 19.
Herstelproblemen oplossen
Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windows-
omgeving
kunt gaan, kunt u het volgende doen:
v Start het werkgebied van Rescue and Recovery met de noodherstelmedia (CD,
DVD of USB-vasteschijfstation). Raadpleeg voor meer informatie “Noodherstel-
media maken en gebruiken” op pagina 36.
Hoofdstuk 8. Software herstellen 39
v Gebruik een Reparatiediskette om het werkgebied van Rescue and Recovery te
repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kun-
nen
gaan. Raadpleeg voor meer informatie “Een Reparatiediskette maken en
gebruiken” op pagina 37.
v Als u van plan bent de fabrieksinhoud terug te zetten op het vasteschijfstation,
kunt u een set Herstelschijven gebruiken. Zie “Herstelschijven maken en
gebruiken” op pagina 33.
Het
is belangrijk om zo snel mogelijk een Reparatiediskette, noodherstelmedia en
een set herstelschijven te maken en deze allemaal op een veilige plaats op te ber-
gen.
Als het u niet lukt om met behulp van de noodherstelmedia, de Reparatiediskette
of de set Herstelschijven toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and
Recovery of de Windows-omgeving, is het apparaat waarmee u het herstel pro-
beert uit te voeren (CD- of DVD-station of USB vaste-schijfstation) mogelijk niet
gedefinieerd in de opstartvolgorde van het BIOS. Meer informatie vindt u in “Een
herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 39.
40 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 9. Informatie, hulp en service
In dit hoofdstuk vindt u informatie over hulp, service en technische assistentie
voor producten die door Lenovo zijn geproduceerd.
Informatiebronnen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u toegang krijgt tot belangrijke informatie-
bronnen
over diverse aspecten van uw computer.
Map Online Boeken
De map Online Boeken bevat publicaties die u helpen bij de installatie en het
gebruik van de computer. Deze map is vooraf op uw computer geïnstalleerd en u
hebt geen toegang tot internet nodig om de publicaties te kunnen bekijken. Naast
dit Handboek voor de gebruiker is in de map Online Boeken ook de Gids voor het
installeren en vervangen van hardware beschikbaar.
De Gids voor het installeren en vervangen van hardware bevat stapsgewijze instructies
voor het vervangen van de CRU’s (Customer Replaceable Units) in de computer.
CRU’s zijn onderdelen van de computer die door de gebruiker kunnen worden
geüpgraded of vervangen.
Om een publicatie te openen, klikt u op Start Alle programma’s Online Boe-
ken. Klik daarna op de toepasselijke publicatie. Deze publicaties zijn ook aanwezig
op de Lenovo-website, op:
http://www.lenovo.com
Opmerkingen:
1. Voor deze publicaties wordt gebruik gemaakt van PDF-indeling (Portable Docu-
ment Format); om ze te kunnen lezen hebt u het programma Adobe Reader
nodig. Als Adobe Reader nog niet op uw computer is geïnstalleerd en u pro-
beert
een PDF-bestand te openen, dan verschijnt er een bericht en wordt u door
de installatie van Adobe Reader geloodst.
2. De publicaties die vooraf op uw computer zijn geïnstalleerd, zijn in alle talen
beschikbaar op de website:
http://www.lenovo.com/support/
3. Als u van Adobe Acrobat Reader een versie wilt installeren in een andere taal
dan die waarin het programma op uw computer is geïnstalleerd, gaat u naar:
http://www.adobe.com en downloadt u de versie de u wilt gebruiken.
Lenovo Care
Het programma Lenovo Care bestaat uit informatiebronnen en tools die bedoeld
zijn om het werken met de computer gemakkelijker en veiliger te maken.
Lenovo Care bevat informatie over uw computer en biedt heel gemakkelijk toe-
gang
tot diverse technieken, waaronder:
v Rescue and Recovery
v Herstel van de vooraf geïnstalleerde software
v System Update
© Copyright Lenovo 2008 41
Opmerking: Lenovo Care-technologie is alleen op bepaalde Lenovo-computers
beschikbaar.
Voor toegang tot het programma Lenovo Care Productivity Center klikt u op Start
Alle programma’s Lenovo Care Productivity Center.
Access Help
Access Help is een online Help-systeem dat informatie verstrekt over de manier
waarop u aan de slag kunt gaan, over het uitvoeren van elementaire handelingen,
het aanpassen van instellingen aan uw persoonlijke voorkeuren, het beschermen
van gegevens, het uitbreiden en upgraden van de computer, en het oplossen van
problemen.
Om Access Help te openen, klikt u op Start Alle programma’s Lenovo Care
Access Help. Nadat u Access Help hebt geopend, kunt u in het linker deelvenster
een keuze maken op het tabblad Inhoud of Index, of via het het tabblad Zoeken op
zoek gaan naar een bepaald woord.
Veiligheid en garantie
In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u
ook belangrijke kennisgevingen. Zorg dat u alle veiligheidsvoorschriften hebt gele-
zen en begrepen voordat u dit product gaat gebruiken.
www.lenovo.com
De Lenovo-website (www.lenovo.com) bevat informatie en services ter ondersteu-
ning van het aanschaffen, upgraden en onderhouden van de computer. De meest
up-to-date informatie voor uw computer is steeds op de Lenovo-website beschik-
baar.
Op de website www.lenovo.com kunt u tevens:
v Producten aanschaffen:
Desktop- en notebookcomputers
Beeldschermen
Projectors
Upgrades en toebehoren
Speciale aanbiedingen
v
Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturings-
systemen
en softwareprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, en
installatie op maat.
v Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen.
v De meest recente stuurprogramma’s en updates van de software voor uw speci-
fieke
model computer downloaden.
v Toegang krijgen tot de elektronische handleidingen.
v De Lenovo Verklaring van Beperkte Garantie lezen.
v Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor
uw model computer en andere ondersteunde producten.
v De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of
regio opzoeken.
v Zoeken naar een serviceverlenen bij u in de buurt.
42 Handboek voor de gebruiker
Hulp en service
In dit gedeelte vindt u informatie over het aanvragen van hulp en service.
Documentatie en diagnoseprogramma’s gebruiken
Als er een probleem met uw computer optreedt, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Dia-
gnose en probleemoplossing”, op pagina 27. Aanvullende informatiebronnen voor
het oplossen van computerproblemen worden opgesomd in “Informatiebronnen”
op pagina 41.
Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan
de documentatie (inclusief de README-bestanden en de online Help) van het
besturingssysteem of het softwareprogramma in kwestie.
De meeste computers worden geleverd met een aantal diagnoseprogramma’s die u
kunt gebruiken om hardwareproblemen op te sporen. Zie “Diagnoseprogramma’s”
op pagina 28 voor instructies voor het gebruik van deze diagnoseprogramma’s.
Lenovo houdt pagina’s op internet bij waar u terecht kunt voor de nieuwste tech-
nische
informatie en de meest recente stuurprogramma’s en updates. Voor toegang
tot deze pagina’s gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support/ en volgt u de instructies.
Service aanvragen
Tijdens de garantieperiode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij
het Customer Support Center.
De volgende services zijn tijdens de garantieperiode beschikbaar:
v Probleembepaling - Speciaal opgeleid personeel staat klaar om u te helpen de
oorzaak van een hardwareprobleem op te sporen en het probleem te verhelpen.
v Reparatie van hardware - Als het probleem wordt veroorzaakt door hardware
die onder de garantie valt, zal speciaal opgeleid onderhoudspersoneel zorg-
dragen
voor de noodzakelijke service.
v Ontwerpwijzigingen - In sommige gevallen moet een product na de verkoop
worden aangepast. Lenovo of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzi-
gingen
aanbrengen als ze van toepassing zijn op uw hardware.
De
volgende items vallen niet onder de garantie:
v Vervanging of gebruik van onderdelen die niet zijn gefabriceerd door Lenovo of
van Lenovo-onderdelen zonder garantie
v Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen
v Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of upgrade
v Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma’s
v Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen
v Installatie en onderhoud van softwareprogramma’s
In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
volledig overzicht van de garantievoorwaarden. Om recht te blijven houden op de
garantieservice dient u uw aankoopbewijs te bewaren.
Voor een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning voor uw land
gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support/ en klikt u op Support phone list of raadpleegt
u de informatie over veiligheid en garantie die bij uw computer is geleverd.
Hoofdstuk 9. Informatie, hulp en service 43
Opmerking: Telefoonnummers kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewij-
zigd. Als het nummer voor uw land of regio ontbreekt, neemt u con-
tact
op met uw Lenovo-wederverkoper of met uw Lenovo-vertegen-
woordiger.
Het is het handigst als u de telefoon in de buurt van de computer plaatst. Als u
belt voor technische assistentie, moet u de volgende informatie bij de hand hebben:
v Machinetype en model
v De serienummers van de hardwareproducten
v Een beschrijving van het probleem
v De precieze bewoordingen van eventuele foutberichten
v Gegevens over de configuratie (hardware en software)
Andere services
Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw
desktop- of notebookcomputer wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice
(IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht heeft op garantieservice
gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door serviceverleners die
zijn gemachtigd om garantieservice te verlenen.
Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet
in alle landen beschikbaar. Internationale Garantieservice wordt verleend via de
servicemethode (zoals depot, carry-in of on-site) die in het desbetreffende land
wordt geboden. Servicebureaus in sommige landen bieden mogelijk geen service
voor alle modellen van een bepaald machinetype. In sommige landen worden er
mogelijk kosten in rekening gebracht of gelden beperkingen voor service.
Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale
Garantieservice (IWS) en om een lijst te bekijken van landen waar service beschik-
baar
is, gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support/, klikt u op Warranty, en volgt u de aanwijzin-
gen
op het scherm.
Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs
voor uw vooraf geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de
website Microsoft Product Support Services op:
http://support.microsoft.com/directory/, of u kunt contact opnemen met het
Customer Support Center. Mogelijk worden er kosten in rekening gebracht.
Extra services aanschaffen
Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals
ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma’s,
instellen en configureren van het netwerk, uitgebreide reparatiediensten voor hard-
ware
en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een service kan per
land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de
Lenovo-website op:
http://www.lenovo.com
44 Handboek voor de gebruiker
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten
In het volgende gedeelte vindt u opdrachten voor het handmatig programmeren
van de modem.
Opdrachten worden door de modem geaccepteerd terwijl de modem in de
opdrachtwerkstand staat. De modem staat automatisch in de opdrachtwerkstand
totdat u een nummer kiest en een verbinding tot stand brengt. Opdrachten kunnen
naar de modem worden gestuurd vanaf actieve communicatiesoftware op een PC
of vanaf een ander werkstation.
Alle opdrachten die naar de modem worden gestuurd, moeten beginnen met AT
en moeten worden afgesloten met ENTER. Alle opdrachten kunnen in hoofdletters
of in kleine letters worden getypt, maar hoofdletters en kleine letters kunnen niet
door elkaar worden gebruikt. Om de opdrachten beter leesbaar te maken, kunt u
spaties invoegen tussen de opdrachten. Als u een parameter weglaat bij een
opdracht waarvoor een parameter vereist is, wordt als waarde voor die parameter
0 gebruikt.
Voorbeeld:
ATH [ENTER]
Standaard AT-opdrachten
In de volgende lijsten zijn alle standaardwaarden vet gedrukt.
Opdracht Functie
A Binnenkomend gesprek handmatig beant-
woorden.
A/ Voorgaande opdracht herhalen. A/ mag niet
worden voorafgegaan door AT of worden
gevolgd door ENTER.
D_ 0 - 9, A-D, # en *
L voorgaande nummer opnieuw kiezen
P pulskiezen
Opmerking: Pulskiezen wordt niet onder-
steund in Australië, Nieuw-Zeeland, Noor-
wegen en Zuid-Afrika.
T toetskiezen
W wachten op tweede kiestoon
, onderbreken
@ wacht op vijf seconden stilte
! flash
; terug naar opdrachtwerkstand na kiezen
DS=n Een van de vier telefoonnummers (n=0-3)
kiezen die zijn opgeslagen in het permanente
geheugen van de modem.
© Copyright Lenovo 2008 45
Opdracht Functie
E_ E0 Opdrachten worden niet afgebeeld
E1 Opdrachten worden afgebeeld
+++ Escapetekens - Schakelen van werkstand
Verzenden/Ontvangen naar opdrachtwerk-
stand (T.I.E.S.-opdracht)
H_ H0 Modemverbinding verbreken
H1 Modem actief maken
Opmerking: H1 wordt niet ondersteund in
Italië
I_ I0 Productidentificatiecode weergeven
I1 Test ROM-controlegetal
I2 Interne geheugentest
I3 Firmware-ID
I4 Gereserveerd ID
L_ L0 Laag luidsprekervolume
L1 Laag luidsprekervolume
L2 Gemiddeld luidsprekervolume
L3 Hoog luidsprekervolume
M_ M0 Interne luidspreker uit
M1 Interne luidspreker aan tot carrier wordt
gevonden
M2 Interne luidspreker altijd aan
M3 Interne luidspreker aan tot carrier wordt
gevonden en uit tijdens kiezen
N_ Alleen voor compatibiliteit; heeft geen effect
O_ O0 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen
O1 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen
en equalizer retrain initialiseren
P Pulskiezen instellen als standaard
Q_ Q0 Modem verstuurt responsen
Sr? Waarde in register r lezen en afbeelden.
Sr=n Register r instellen op waarde n (n = 0-255).
T Toonkiezen instellen als standaard
V_ V0 Numerieke responsen
V1 Spraakresponsen
W_ W0 Alleen DTE-snelheid rapporteren
W1 Lijnsnelheid, foutcorrectieprotocol en DTE-
snelheid aangeven.
W2 Alleen DCE-snelheid aangeven
X_ X0 Hayes Smartmodem 300 compatibele
responsen/blind kiezen.
X1 Gelijk aan X0 plus alle CONNECT-responsen/
blind
kiezen
46 Handboek voor de gebruiker
Opdracht Functie
X2 Gelijk aan X1 plus detectie kiestoon
X3 Gelijk aan X1 plus bezetdetectie/blind kiezen
X4 Alle responsen en kiestoon en bezet signaal-
detectie
Z_ Z0 Actief profiel 0 opnieuw instellen en ophalen
Z1 Actief profiel 1 opnieuw instellen en ophalen
Uitgebreide AT-opdrachten
Opdracht Functie
&C_ &C0 Force Carrier Detect Signal High (ON)
&C1 CD inschakelen als carrier op afstand niet
aanwezig is
&D_ &D0 Modem negeert het DTR-signaal
&D1 Modem gaat terug naar opdrachtwerkstand
na DTR-toggle
&D2 Modemverbinding verbreken en modem
gaat terug naar opdrachtwerkstand na DTR-
toggle
&D3 Modem opnieuw instellen na DTR-toggle
&F_ &F Fabrieksconfiguratie herstellen
&G_ &G0 Guardtoon uitschakelen
&G1 Guardtoon uitschakelen
&G2 1800 Hz guardtoon
&K_ &K0 Gegevensstroombesturing uitschakelen
&K3 RTS/CTS-hardwarestroombesturing inscha-
kelen
&K4 XON/XOFF-softwarestroombesturing inscha-
kelen
&K5 Transparante XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&K6 RTS/CTS- en XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&M_ &M0 Asynchrone bewerking
&P_ &P0 VS-instellingen voor off-hook-to-on-hook-
ratio
&P1 GB- en Hongkong off-hook-to-on-hook-ratio
&P2 Gelijk aan &P0-instelling maar met 20 pulsen
per minuut
&P3 Gelijk aan &P1-instelling maar met 20 pulsen
per minuut
&R_ &R0 Gereserveerd
&R1 CTS werkt met vereisten voor stroom-
besturing
&S_ &S0 Force DSR Signal High (ON)
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 47
Opdracht Functie
&S1 DSR uit in opdrachtwerkstand en aan in
on-linewerkstand
&T_ &T0 Test in uitvoering beëindigen
&T1 Lokale analoge loopbacktest uitvoeren
&T3 Lokale digitale loopbacktest uitvoeren
&T4 Digitale loopbacktest op afstand toestaan
door modem op afstand
&T5 Digitale loopbacktest op afstand niet toestaan
&T6 Digitale loopbacktest op afstand uitvoeren
&T7 Digitale loopbacktest op afstand en zelftest
uitvoeren
&T8 Lokale analoge loopbacktest en zelftest uitvoe-
ren
&V &V0 Actieve en opgeslagen profielen weergeven
&V1 Statistieken laatste verbinding weergeven
&W_ &W0 Actief profiel opslaan als Profiel 0
&W1 Actief profiel opslaan als Profiel 1
%E_ %E0 Auto-retrain uitschakelen
%E1 Auto-retrain inschakelen
+MS? De huidige instellingen voor modulatie weer-
geven
+MS=? Een lijst van ondersteunde modulatie-opties
weergeven
+MS=a,b,c,e,f Modulatie selecteren, waarbij: a=0, 1, 2, 3, 9,
10, 11, 12, 56, 64, 69; b=0-1; c=300-56000;
d=300- 56000; e=0-1 en f=0-1. A, b, c, d, e, f
standaardwaarde=12, 1, 300, 56000, 0, 0. Para-
meter “a” geeft het gewenste modulatie-
protocol op, waarbij: 0=V.21, 1=V.22,
2=V.22bis, 3=V.23, 9=V.32, 10=V.32bis, 11=V.34,
12=V.90,K56Flex,V.34......,56=K 56Flex,
V.90,V.34......, 64=Bell 103 en 69=Bell 212.
Parameter “b” geeft automodebewerkingen
aan, waarbij: 0=automode uitgeschakeld, 1=
automode ingeschakeld met V.8/V.32 Annex
A. Parameter “c” geeft de minimale gegevens-
frequentie voor verbinding aan (300- 56000).
De parameter “d” geeft de maximale
verbindingssnelheid aan (300-56000). De
parameter “e” geeft het type codec aan
(0=Law en 1=A-Law). Parameter “f” geeft
“robbed bit” signaaldetectie aan (0=detectie
uitgeschakeld 1=detectie ingeschakeld)
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten
Opdracht Functie
%C_ %C0 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie uitschake-
len
48 Handboek voor de gebruiker
Opdracht Functie
%C1 Alleen MNP Class 5 gegevenscompressie inschakelen
%C2 Alleen V.42bis gegevenscompressie inschakelen
%C3 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie inschake-
len
&Q_ &Q0 Alle direct datalink (gelijk aan \N1)
&Q5 V.42 datalink met uitwijkopties
&Q6 Alle normale datalink (gelijk aan \N0)
+DS44=0, 0 V.44 uitschakelen
+DS44=3, 0 V.44 inschakelen
+DS44? Huidige waarden
+DS44=? Lijst van ondersteunde waarden
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 49
Fax Class 1-opdrachten
+FAE=n Data/Fax Automatisch beantwoorden
+FCLASS=n Servicecategorie
+FRH=n Gegevens ontvangen met HDLC-framing
+FRM=n Gegevens ontvangen
+FRS=n Stilte ontvangen
+FTH=n Gegevens verzenden met HDLC-framing
+FTM=n Gegevens verzenden
+FTS=n Verzenden stoppen en wachten
Fax Class 2-opdrachten
+FCLASS=n Servicescategorie.
+FAA=n Adaptief antwoord.
+FAXERR Waarde faxfout.
+FBOR Databitorder fase C.
+FBUF? Buffergrootte (alleen lezen).
+FCFR Bevestiging voor ontvangen.
+FCLASS= Servicecategorie.
+FCON Respons faxverbinding.
+FCIG Polled station identificatie instellen.
+FCIG: Polled station identificatie aangeven.
+FCR Functie voor ontvangst.
+FCR= Functie voor ontvangst.
+FCSI: Het opgeroepen station-ID aangeven.
+FDCC= Parameters DCE-functies.
+FDCS: Huidige sessie rapporteren.
+FDCS= Resultaten huidige sessie.
+FDIS: Functies op afstand aangeven.
+FDIS= Parameters huidige sessie.
+FDR Ontvangst fase C gegevens beginnen of voortzetten.
+FDT= Datatransmissie.
+FDTC: Polled station functies aangeven.
+FET: Post page berichtrespons.
+FET=N Pagina-interpunctie verzenden.
+FHNG Beëindiging met status.
+FK Sessie beëindigen.
+FLID= String lokaal-ID.
+FLPL Document voor polling.
+FMDL? Model aangeven.
+FMFR? Fabrikant aangeven.
50 Handboek voor de gebruiker
+FPHCTO Timeout fase C.
+FPOLL Geeft de pollingaanvraag aan.
+FPTS: Status paginaoverdracht.
+FPTS= Status paginaoverdracht.
+FREV? Revisie aangeven.
+FSPT Polling inschakelen.
+FTSI: Het transmitstation-ID aangeven.
Spraakopdrachten
#BDR Baudwaarde selecteren
#CID Detectie Caller ID inschakelen en rapportage-indeling
#CLS Data, Fax of Voice/Audio selecteren
#MDL? Model aangeven
#MFR? Fabrikant aangeven
#REV? Revisieniveau aangeven
#TL Verzendniveau audio-uitvoer
#VBQ? Grootte querybuffer
#VBS Bits per sample (ADPCM of PCM)
#VBT Timer signaaltoon
#VCI? Compressiemethode aangeven
#VLS Spraaklijn selecteren
#VRA Ringback goes away timer
#VRN Ringback never came timer
#VRX Stemontvangstwerkstand
#VSDB Silence deletion tuner
#VSK Buffer skid-instellingen
#VSP Silence detectieperiode
#VSR Selectie samplefrequentie
#VSS Silence deletion tuner
#VTD Functies voor rapportage DTMF-toon
#VTM Plaatsing timingmark inschakelen
#VTS Toonsignalen genereren
#VTX Spraakverzendmodus
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 51
Opmerking voor gebruikers in Zwitserland:
Als Taxsignal op uw Swisscom-telefoonlijn niet uitgeschakeld is, kan dit de
modemfunctie nadelig beïnvloeden. Dit kan worden verholpen door een filter
met de volgende specificaties:
Telekom PTT SCR-BE
Taximpulssperrfilter-12kHz
PTT Art. 444.112.7
Bakom 93.0291.Z.N
52 Handboek voor de gebruiker
Bijlage B. Kennisgevingen
Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of
voorzieningen niet uit in alle landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovo-
vertegenwoordiger
voor informatie over de producten en diensten die in uw regio
beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van
Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kun-
nen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats
daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk
maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De
gebruiker is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van samenwerking
met producten, programma’s of diensten van anderen.
Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde
in deze publicatie genoemde producten. De levering van dit document geeft u
geen recht op een licentie voor deze octrooien. Vragen over licenties kunt u schrif-
telijk
richten aan:
Lenovo (United States), Inc.
1009 Think Place - Building One
Morrisville, NC 27560
U.S.A.
Attention: Lenovo Director of Licensing
LENOVO
LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS, ZONDER ENIGE
GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN,
MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN HET
GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VA N DERDEN, VER-
HANDELBAARHEID
OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In som-
mige
rechtsgebieden is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan,
zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
In deze publicatie kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De
informatie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in
nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Lenovo kan de
producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder
aankondiging wijzigen en/of verbeteren.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor
gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij sto-
ringen
kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft
geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets
in dit document doet dienst als uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwa-
ring
onder de intellectuele eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle informa-
tie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier uitslui-
tend
ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resultaat
anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken
of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige ver-
plichting
voor Lenovo jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend
opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor
© Copyright Lenovo 2008 53
die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het
materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor
eigen risico.
Alle snelheids- en prestatiegegevens in dit document zijn verkregen in een gecon-
troleerde
omgeving. De resultaten dat in andere gebruiksomgevingen wordt ver-
kregen, kunnen hiervan derhalve afwijken. Bepaalde metingen zijn mogelijkerwijs
uitgevoerd op systemen die nog in ontwikkeling waren en er wordt geen garantie
gegeven dat deze metingen op algemeen verkrijgbare machines gelijk zouden zijn.
Bovendien zijn bepaalde meetresultaten verkregen door middel van extrapolatie.
De werkelijk resultaten kunnen hiervan afwijken. Gebruikers van dit document
dienen de toepasselijke gegevens voor hun specifieke omgeving te controleren.
Kennisgeving televisie-uitvoer
De volgende kennisgeving heeft betrekking op modellen die over de door de
fabriek geïnstalleerde functie voor televisieuitvoer beschikken.
Dit product bevat technologie voor de bescherming van copyright en wordt
beschermd door methodeclaims van bepaalde Amerikaanse octrooien en andere
intellectuele-eigendomsrechten die eigendom zijn van Macrovision Corporation en
andere rechthebbenden. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming
van copyright moet worden geautoriseerd door Macrovision Corporation, en is
alleen bedoeld voor thuisgebruik en ander gebruik in beperkte kring, tenzij het
gebruik op andere wijze door Macrovision Corporation is geautoriseerd. Reverse
engineering en disassembly zijn verboden.
Handelsmerken
De volgende termen zijn handelsmerken van Lenovo in de Verenigde Staten en/of
andere landen:
Lenovo
Het Lenovo-logo
Rescue and Recovery
ThinkCentre
De volgende benamingen zijn handelsmerken van International Business Machines
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen:
Wake on LAN
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Intel en Intel Atom zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Verenigde Sta-
ten en/of andere landen.
Linux is een handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken
zijn van derden.
54 Handboek voor de gebruiker
Trefwoordenregister
A
aansluiten, computer 5
aanvragen
hulp
41
informatie 41
service 41
aanzetten, computer 10
Access Help 42
afsluiten, Setup Utility 22
antivirussoftware updaten 11
AT-opdrachten
Basic
45
Extended 47
audiosubsysteem 13
B
backup- en herstelbewerkingen 34
beheerderswachtwoord 20
bekijken en wijzigen, instellingen 19
besturingssysteem
installeren 11
updaten 11
beveiliging
voorzieningen 14
bewerkingen, backup en herstel 34
bijwerken (flashen) van BIOS 24
BIOS, bijwerken (flashen) 23, 24
BIOS flashen 23
boeken, elektronisch 41
bronnen van informatie 41
C
comfort 3
computer
aansluiten
5
afsluiten 12
installeren 5
contactdozen 4
Customer Support Center 43
D
diagnose
CD/DVD-image 11, 30
maken 29
diskettes 11, 29, 30
PC-Doctor voor DOS 28, 29
PC-Doctor voor Windows 28, 29
PC-Doctor voor Windows PE 28, 30
programma’s 28
uitvoeren vanaf CD 30
uitvoeren vanaf diskettes 30
werkgebied van Rescue and Recovery 30, 31
diagnose, probleemoplossing 27
diagnoseprogramma’s gebruiken 43
discs voor systeemherstel maken 33
diskette voor systeemreparatie 37
documentatie gebruiken 43
E
elektronische boeken, map 41
elementaire probleemoplossing 27
Ethernet 13
extra services aanschaffen 44
F
Fax Class 1
opdrachten
50
Fax Class 2
opdrachten
50
fout, herstel van POST/BIOS 24
fysieke specificaties 15
G
garantie, informatie 42
geavanceerde instellingen 22
gebruiken
andere
services 44
diagnoseprogramma’s 43
documentatie 43
noodherstelmedia 36
reparatiediskette 37
Setup Utility 19
wachtwoorden 19
gebruikerswachtwoord 20
H
handelsmerken 54
handmatige modemopdrachten 45
herstel
bewerkingen,
backup en 34
opstartblok 24
problemen oplossen 39
reparatiediskette maken en gebruiken 37
werkgebied, Rescue and Recovery 35
herstel van het opstartblok 24
herstelapparaat starten 39
herstellen
software 33
stuurprogramma’s 38
van een POST/BIOS-bijwerkfout 24
herstelschijven maken 33
hulp
aanvragen 41
en service 43
toegang 42
I
informatie
aanvragen 41
garantie 42
© Copyright Lenovo 2008 55
informatie (vervolg)
informatiebronnen 41
veiligheid 42
veiligheidsvoorschriften 1
inleiding v
Input/output-voorzieningen 13
inrichten, werkplek 3
inschakelen, uitschakelen
apparaat 20
installeren
besturingssysteem
11
software 10
stuurprogramma’s 38
instellen
computer 5
herstelapparaat 39
wachtwoord 20
instellingen
bekijken 19
geavanceerde 22
wijzigen 19
interne stations 13
K
kabellengte 4
kennisgeving televisie-uitvoer 54
kennisgevingen 53
L
Lenovo Care-productiviteitscentrum 41
Lenovo-website 42
M
maken
diagnose-CD/DVD, image 29
herstelschijven 33
noodherstelmedia 36
reparatiediskette 37
map, elektronische boeken 41
media voor noodherstel maken en gebruiken 36
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten 48
modemopdrachten
Basic
AT 45
Extended AT 47
Fax Class 1 50
Fax Class 2 50
handmatig 45
MNP/V.42/V.42bis/V.44 48
Spraak 51
muis
niet-optische muis 31
optische muis 31
schoonmaken 31
muis schoonmaken 31
N
niet-optische muis 31
noodherstelmedia maken en gebruiken 36
O
omgeving, in bedrijf 15
opdrachten
Basic AT 45
Fax Class 1 50
Fax Class 2 50
handmatig, modem 45
MNP/V.42/V.42bis/V.44 48
spraak 51
opstartapparaat 21
tijdelijk, selecteren 21
volgorde wijzigen 22
optische muis 31
overwegingen, wachtwoorden 20
overzicht, software 17
P
probleemoplossing, diagnose 27
probleemoplossing, elementair 27
problemen met herstelprocedures oplossen 39
productiviteitscentrum, Lenovo Care 41
R
reflectie, verlichting 3
Rescue and Recovery 33
Rescue and Recovery, werkgebied 35
S
selecteren
opstartapparaat
21
tijdelijk opstartapparaat 21
service
aanvragen 41
Customer Support Center 43
en hulp 43
services
andere 44
extra aanschaffen 44
Setup Utility 19
Setup Utility afsluiten 22
Setup Utility starten 19
software
herstellen 33
installeren 10
overzicht 17
spraakopdrachten 51
starten, Setup Utility 19
stopcontacten 4
stuurprogramma’s
herstellen 38
installeren 38
systeem
beheer
13
programma’s 23
systeemprogramma’s updaten 23
T
televisie-uitvoer, kennisgeving 54
tijdelijk opstartapparaat 21
56 Handboek voor de gebruiker
U
updaten
antivirussoftware 11
besturingssysteem 11
flashen van BIOS 23
systeemprogramma’s 23
V
veiligheid 1
veiligheidsvoorschriften 1, 42
verlichting, reflectie 3
videosubsysteem 13
voeding
aanzetten, computer 10
uitzetten, computer 12
voorzieningen 14
voorzieningen 13
W
wachtwoord
beheerder 20
gebruiker 20
instellen, wijzigen, wissen 20
overwegingen 20
wachtwoorden gebruiken 19
website, Lenovo 42
werkgebied, Rescue and Recovery 35
werkplek inrichten 3
wijzigen
opstartvolgorde apparaten 22
wachtwoord 20
wissen, wachtwoord 20
Z
zelftest (power-on self-test, POST) 23
Trefwoordenregister 57
58 Handboek voor de gebruiker
Onderdeelnummer: 53Y7517
Gedrukt in Nederland
(1P) P/N: 53Y7517
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68

Lenovo ThinkCentre A57e Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker