Lenovo ThinkCentre A63 Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker
Machinetypen: 3308, 3317, 4013, 4478, 5043, 5237, 5393, 5526,
en 6674
ThinkCentre
Handboek voor de gebruiker
ThinkCentre Handboek voor de
gebruiker
Opmerking
Lees eerst de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie en het gedeelte “Kennisgevingen”, op pagina 83 in dit boekje.
Eerste uitgave (januari 2010)
© Copyright Lenovo 2010.
Inhoudsopgave
Belangrijke veiligheidsvoorschriften . . v
Hoofdstuk 1. Productoverzicht .....1
Voorzieningen ..............1
Specificaties ..............4
Overzicht van de software ..........5
Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde
software ...............5
De plaats van de onderdelen .........8
Aansluitingen aan de voorkant van de computer . 8
Aansluitingen aan de achterkant van de computer 9
Componenten ............11
Onderdelen op de systeemplaat ......12
De plaats van interne stations .......12
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en
vervangen .............15
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor stati-
sche elektriciteit .............15
Hardware installeren en vervangen ......15
Externe apparaten installeren .......15
De kap van de computer verwijderen.....16
De frontplaat verwijderen en terugplaatsen . . . 17
PCI-kaart installeren of vervangen ......19
Geheugenmodules installeren of vervangen. . . 22
De voedingseenheid vervangen.......24
De module met het koelelement en de ventilator
vervangen ..............26
De microprocessor vervangen .......28
Het optische-schijfstation vervangen .....31
Het primaire vaste-schijfstation vervangen . . . 33
Het secundaire vaste-schijfstation vervangen . . 36
De kaartlezer vervangen .........39
De ventilatoreenheid aan de voorzijde vervangen 41
De ventilatoreenheid aan de achterzijde vervan-
gen................44
Het toetsenbord vervangen ........46
De muis vervangen...........47
Het vervangen van de onderdelen voltooien . . 48
Stuurprogramma’s ...........49
Beveiligingsvoorzieningen installeren ......49
Geïntegreerd kabelslot ..........50
Hangslot ..............51
Wachtwoordbeveiliging .........51
Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen) 51
Hoofdstuk 3. Informatie over systeem-
herstel ...............53
Herstelmedia maken en gebruiken.......53
Herstelmedia maken ..........53
Herstelmedia gebruiken .........54
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren ....55
Een backupbewerking uitvoeren ......55
Een herstelbewerking uitvoeren ......55
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebrui-
ken.................56
Noodherstelmedia maken en gebruiken .....57
Noodherstelmedia maken ........58
Noodherstelmedia gebruiken .......58
Een reparatiediskette maken en gebruiken ....59
Een reparatiediskette maken ........59
Reparatiediskette gebruiken ........59
Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren 60
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven 60
Herstelproblemen oplossen .........61
Hoofdstuk 4. Werken met het pro-
gramma Setup Utility ........63
Het programma Setup Utility starten ......63
Instellingen bekijken en wijzigen .......63
Wachtwoorden gebruiken..........63
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden 64
Set Power-On Password .........64
Set Administrator Password ........64
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen . . 64
Apparaten in- en uitschakelen ........65
Een opstartapparaat kiezen .........65
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen .....65
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen . . . 66
Het programma Setup Utility afsluiten .....66
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bij-
werken...............67
Werken met systeemprogramma’s .......67
Het BIOS bijwerken vanaf een schijf (flashen) . . . 67
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturings-
systeem................68
Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/
BIOS ................68
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleem-
oplossing .............71
Elementaire probleemoplossing ........71
Diagnoseprogramma’s ...........72
Lenovo ThinkVantage Toolbox .......72
Lenovo System Toolbox .........73
PC-Doctor for Rescue and Recovery .....73
PC-Doctor for DOS ...........73
De muis schoonmaken...........74
Optische muis ............74
Niet-optische muis ...........75
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en ser-
vice ................77
Informatiebronnen ............77
Map Online boeken...........77
Lenovo ThinkVantage Tools ........77
ThinkVantage Productivity Center ......78
© Copyright Lenovo 2010 iii
Lenovo Welcome ...........78
Access Help .............78
Veiligheid en garantie ..........78
Lenovo-website (http://www.lenovo.com) . . . 79
Hulp en service .............79
Documentatie en diagnoseprogramma’s gebrui-
ken................79
Service aanvragen ...........79
Andere services ............80
Extra services aanschaffen ........81
Bijlage. Kennisgevingen .......83
Kennisgeving televisie-uitvoer ........84
Europees CE-symbool ...........84
Handelsmerken .............84
Trefwoordenregister .........85
iv
Handboek voor de gebruiker
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
Let op!
Zorg ervoor dat u, voordat u deze handleiding gaat gebruiken, kennis neemt van
de veiligheidsvoorschriften voor dit product. Raadpleeg de bij dit product gele-
verde publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie voor de meest recente informa-
tie op het gebied van veiligheid. Door de veiligheidsvoorschriften goed in u op
te nemen, verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op schade aan het pro-
duct.
Als u geen exemplaar meer hebt van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie,
kunt u een PDF-versie downloaden vanaf de Support-website van Lenovo
®
op
http://www.lenovo.com/support
© Copyright Lenovo 2010 v
vi Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 1. Productoverzicht
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de functies en de specificaties van de
computer, over de vooraf geïnstalleerde software en over de plaats van aansluitin-
gen, onderdelen, componenten op de systeemplaat en interne stations.
Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende gedeelten:
v “Voorzieningen”: In dit gedeelte vindt u informatie over de functies van de com-
puter.
v “Specificaties” op pagina 4: In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van
uw computer.
v “Overzicht van de software” op pagina 5: In dit gedeelte vindt u informatie over
de softwareprogramma’s die bij de computer zijn geleverd.
v “De plaats van de onderdelen” op pagina 8: In dit gedeelte vindt u informatie
over de plaats van de verschillende aansluitingen, onderdelen, componenten op
de systeemplaat en interne stations.
Voorzieningen
In dit gedeelte vindt u informatie van de functies van de computer.
Systeeminformatie
De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. Voor infor-
matie over uw specifieke model kunt u het programma Setup Utility gebrui-
ken. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met het programma Setup Utility”, op pagina
63.
Microprocessor
De computer wordt geleverd met een van de volgende microprocessors (de grootte
van de interne cache varieert per model):
v AMD
®
Athlon
II microprocessor
v AMD Phenom
II microprocessor
v AMD Sempron
microprocessor
Geheugen
v Ondersteuning voor maximaal drie DDR3 DIMM’s (double data rate 3 dual
inline memory modules)
Interne stations
v Kaartlezer (in bepaalde modellen)
v Optische-schijfstation
v SATA vaste-schijfstation (SATA = Serial Advanced Technology Attachment)
Videosubsysteem
v Geïntegreerde grafische kaart voor een VGA-aansluiting (Video Graphics Array)
en een DVI-aansluiting (Digital Visual Interface)
v Sleuf voor PCI Express (x16) grafische kaart op de systeemplaat, voor een afzon-
derlijke grafische kaart
© Copyright Lenovo 2010 1
Audiosubsysteem
v Geïntegreerde HD-audio
v Microfoon- en hoofdtelefoonaansluitingen op het frontpaneel
v Audio lijn-ingang, audio lijn-uitgang en microfoonaansluiting op het achter-
paneel
v Interne luidspreker (in bepaalde modellen)
Communicatiemogelijkheden
v 10/100/1000 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller
v Modem (in bepaalde modellen)
Voorzieningen voor systeembeheer
v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten
(power-on self-test, POST)
v Ondersteuning voor ACPI (Advanced Configuration and Power Interface)
v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten
v Desktop Management Interface (DMI)
v Preboot Execution Environment (PXE)
v System Management (SM) BIOS en bijbehorende software
v Wake on LAN
v Wake on Ring (in Setup Utility heet dit Serial Port Ring Detect)
Invoer/uitvoer-voorzieningen (I/O)
v 9-pens seriële poort (één standaard en één optioneel)
v 25-pens parallelle poort (optioneel via de PCI-kaart in bepaalde modellen)
v Ethernet-poort
v PS/2
®
-toetsenbordaansluiting
v PS/2-muisaansluiting
v Zes USB-poorten
(twee op het voorpaneel en vier op het achterpaneel. Daarnaast zijn er mogelijk
nog twee optionele USB-poorten op het achterpaneel)
v Twee audioaansluitingen op het frontpaneel
(hoofdtelefoon en microfoon)
v Drie audioaansluitingen op het achterpaneel
(audio lijn-in, audio lijn-uit en microfoon)
v VGA- en DVI-beeldschermaansluiting
Uitbreidingsmogelijkheden
v Een stationsvak voor een kaartlezer
v Twee compartimenten voor vaste-schijfstations (een standaard en een optioneel)
v Twee compartimenten voor optische-schijfstations
v Eén sleuf voor een PCI-kaart
v Twee sleuven voor PCI Express x1-kaarten
v Eén sleuf voor een PCI Express x16 grafische kaart
2 Handboek voor de gebruiker
Voedingseenheid
De computer wordt geleverd met een van de volgende voedingseenheden:
v 280 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde model-
len)
v 280 Watt voedingseenheid met automatische voltagedetectie
Beveiligingsvoorzieningen
v Aanwezigheidsschakelaar voor kap (ook wel inbraakverklikker genoemd, op
bepaalde modellen)
v Mogelijkheid om SATA-apparaten in of uit te schakelen
v Mogelijkheid om de seriële poort in of uit te schakelen
v Mogelijkheid om een afzonderlijke USB-poort in of uit te schakelen
v Toetsenbord met vingerafdruklezer (op bepaalde modellen)
v Systeemwachtwoord (Power-On Password, POP) en beheerderswachtwoord
(Administrator Password) voor toegang tot het BIOS
v Instelbare opstartvolgorde
v Opstarten zonder toetsenbord of muis
v Mogelijkheid tot het aanbrengen van een geïntegreerd kabelslot (Kensington-slot)
v Mogelijkheid voor gebruik van een hangslot
Vooraf geïnstalleerde softwareprogramma’s
In de fabriek zijn er al diverse softwareprogramma’s op uw computer geïnstal-
leerd. Meer informatie vindt u in “Overzicht van de software” op pagina 5.
Vooraf geïnstalleerd besturingssysteem
Bij levering is een van de volgende besturingssystemen al op uw computer
geïnstalleerd:
v Microsoft
®
Windows
®
7
v Microsoft Windows Vista
®
v Microsoft Windows XP Professional
(vooraf geïnstalleerd via downgrademachtigingen in Windows 7 Professional,
Windows 7 Ultimate, Windows Vista Business of Windows Vista Ultimate)
Gecertificeerde of geteste besturingssystemen
1
(verschilt per model)
v Linux
®
1. De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden op het moment dat deze publicatie ter perse gaat, onderworpen aan een
compatibiliteitstest of -certificering. Na de publicatie van deze publicatie kan Lenovo voor aanvullende besturingssystemen
aangeven dat ze compatibel zijn met uw computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om vast te stellen of een bepaald
besturingssysteem gecertificeerd of getest is op compatibiliteit, kijkt u op de website of neemt u contact op met de leverancier van
het besturingssysteem.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht
3
Specificaties
In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.
Afmetingen
Breedte: 175 mm
Hoogte: 412 mm
Diepte: 442 mm
Gewicht
Maximumconfiguratie bij levering: 11 kg
Omgevingsvoorwaarden
Luchttemperatuur:
In bedrijf: 10° tot 35°C
Niet in bedrijf: -40° tot 60°C (in verpakking)
Niet in bedrijf: -10° tot 60°C (niet in verpakking)
Luchtvochtigheid:
In bedrijf: 20% tot 80% (10% per uur, geen condensatie)
Niet in bedrijf: 20% tot 90% (10% per uur, geen condensatie)
Hoogte:
In bedrijf: -15 tot 3048 meter
Niet in bedrijf: -15 tot 10668 meter
Elektrische invoer
Invoerspanning:
Laag:
Minimum: 100 V wisselstroom
Maximum: 127 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50 tot 60 Hz
Instelling voltageschakelaar: 115 V
Hoog:
Minimum: 200 V wisselstroom
Maximum: 240 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50 tot 60 Hz
Instelling voltageschakelaar: 230 V
4 Handboek voor de gebruiker
Overzicht van de software
De computer wordt geleverd met een vooraf geïnstalleerd besturingssysteem en
verscheidene vooraf geïnstalleerde toepassingen.
Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde software
In dit gedeelte vindt u een informatie over de software die bij uw versie van
Windows wordt geleverd.
Door Lenovo verstrekte software
De volgende softwareprogramma’s worden door Lenovo verstrekt om u te helpen
productiever te werken en de kosten voor onderhoud van uw computer tot een
minimum te beperken. Welke softwareprogramma’s er precies worden mee-
geleverd, is afhankelijk van het type model en het vooraf geïnstalleerde besturings-
systeem.
Lenovo ThinkVantage Tools: Het programma Lenovo ThinkVantage
®
Tools wijst
u de weg naar een keur aan informatiebronnen en geeft eenvoudig toegang tot ver-
schillende tools, zodat u eenvoudiger en veiliger kunt werken. Meer informatie
vindt u in “Lenovo ThinkVantage Tools” op pagina 77.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Tools is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows 7 is geïnstalleerd.
ThinkVantage Productivity Center: Het programma ThinkVantage Productivity
Center wijst u de weg naar een keur aan informatiebronnen en tools die u helpen
uw computer te leren kennen, te installeren en te onderhouden, en de prestaties
ervan nog verder te verbeteren. Meer informatie vindt u in “ThinkVantage
Productivity Center” op pagina 78.
Opmerking: Het programma ThinkVantage Productivity Center is alleen beschik-
baar op computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows
XP vooraf is geïnstalleerd.
Lenovo Welcome: Met het programma Lenovo Welcome maakt u kennis met een
aantal innovatieve ingebouwde voorzieningen van Lenovo en wordt u door een
aantal belangrijke installatietaken geleid. Hierdoor haalt u het beste uit uw compu-
ter.
Opmerking: Het programma Lenovo Welcome is alleen beschikbaar op computers
van Lenovo waarop Windows 7 of Windows Vista vooraf is geïnstal-
leerd.
Product Recovery: Met het Product Recovery-programma kunt u de inhoud van
het vaste-schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen.
ThinkVantage Rescue and Recovery: ThinkVantage Rescue and Recovery
®
(RnR)
is een programma waarmee u met één druk op de knop backups kunt maken en
herstelbewerkingen kunt uitvoeren. Het programma omvat een set tools waarmee
u zelf de oorzaak van problemen kunt opsporen, hulp kunt inroepen en na een
systeemcrash snel weer aan de slag kunt, zelfs als Windows niet meer opstart.
Password Manager: Met Password Manager kunt u verificatiegegevens automa-
tisch vastleggen en invullen voor websites en Windows-toepassingen.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht 5
ThinkVantage Client Security Solution: Het programma ThinkVantage Client
Security Solution (CSS) helpt uw gegevens te beschermen, waaronder cruciale
beveiligingsgegevens zoals wachtwoorden, codeersleutels en elektronische
legitimatiegegevens. Tegelijkertijd wordt ertegen gewaakt dat onbevoegden toe-
gang krijgen tot de gegevens.
Opmerking: Het programma ThinkVantage Client Security Solution is alleen
beschikbaar op computers van Lenovo waarop Windows Vista of
Windows XP vooraf is geïnstalleerd.
Power Manager: Het programma Power Manager verzorgt eenvoudig, flexibel en
volledig energiebeheer voor uw ThinkCentre
®
-computer. Met Power Manager kunt
u instellingen voor energiebeheer bijstellen om de beste balans te bereiken tussen
systeemsnelheid en energiebesparing.
ThinkVantage System Update: ThinkVantage System Update (TVSU) is een pro-
gramma dat u helpt de software op uw computer up-to-date te houden door
softwarepakketten (ThinkVantage-programma’s, stuurprogramma’s, BIOS-updates
en programma’s van andere bedrijven) te downloaden en te installeren. Voorbeel-
den van software waarvan het raadzaam is steeds de nieuwste versie te installeren,
zijn enkele programma’s die door Lenovo worden geleverd, zoals het programma
Rescue and Recovery en het programma ThinkVantage Productivity Center.
ThinkVantage System Migration Assistant: Als u uw werkomgeving wilt migre-
ren van de ene computer naar de andere, komt ThinkVantage System Migration
Assistant (SMA) van pas. Systeembeheerders kunnen SMA gebruiken om een stan-
daard werkomgeving in te stellen voor een bedrijf of om de computer van een
afzonderlijke gebruiker te upgraden. Individuele gebruikers kunnen SMA gebrui-
ken om instellingen en bestanden te migreren van het ene computersysteem naar
het andere.
Opmerking: Het programma ThinkVantage System Migration Assistant is slechts
op bepaalde computers beschikbaar.
Fingerprint Software: De vingerafdruklezer die op bepaalde modellen aanwezig
is, kan in combinatie met het programma Fingerprint Software worden gebruikt
om uw vingerafdruk te registreren en deze te koppelen aan uw Windows-wacht-
woord. Op deze manier kan vingerafdrukverificatie worden gebruikt in plaats van
een wachtwoord, om eenvoudige en veilige toegang tot het systeem mogelijk te
maken. Een toetsenbord met vingerafdruklezer is beschikbaar bij bepaalde compu-
ters en kan als optie worden aangeschaft voor computers die deze functie onder-
steunen.
Lenovo ThinkVantage Toolbox
Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox helpt u bij het onderhoud van uw
computer. Het verbetert de beveiliging, maakt een betere opsporing van problemen
mogelijk, helpt u vertrouwd te raken met de innovatieve technologie van Lenovo
en verschaft u een overvloed aan informatie over uw computer. Meer informatie
vindt u in “Lenovo ThinkVantage Toolbox” op pagina 72.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox is alleen beschikbaar
op computers van Lenovo waarop Windows 7 in de fabriek is
geïnstalleerd.
6 Handboek voor de gebruiker
Lenovo System Toolbox
Het diagnoseprogramma Lenovo System Toolbox is al vooraf op uw computer
geïnstalleerd. Dit diagnoseprogramma werkt bij het onderzoeken van de hardware
via het besturingssysteem en maakt melding van instellingen die door het
besturingssysteem worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroorza-
ken. Meer informatie vindt u in “Lenovo System Toolbox” op pagina 73.
Opmerking: Het programma Lenovo System Toolbox is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf
is geïnstalleerd.
PC-Doctor for Rescue and Recovery
Het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery is vooraf op uw
ThinkCentre-computer geïnstalleerd en maakt deel uit van het werkgebied van
Rescue and Recovery op elke Lenovo-computer. Het helpt bij het opsporen van de
oorzaak van hardwareproblemen en maakt melding van instellingen die door het
besturingssysteem worden beheerd en die storingen in de hardware kunnen ver-
oorzaken. U kunt het programma PC-Doctor for Rescue and Recovery ook gebrui-
ken als het niet lukt om Windows op te starten. Meer informatie vindt u in “PC-
Doctor for Rescue and Recovery” op pagina 73.
Adobe Reader
Het programma Adobe Reader is een tool voor het lezen, afdrukken en doorzoe-
ken van PDF-documenten.
Zie “Map Online boeken” op pagina 77 voor informatie over het openen en lezen
van de publicaties.
Antivirussoftware
Op uw computer is antivirussoftware geïnstalleerd, voor het detecteren en elimine-
ren van virussen. Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op
uw computer geplaatst en biedt u een gratis abonnement van 30 dagen aan. Na die
30 dagen moet u de licentie vernieuwen om updates voor de antivirussoftware te
blijven ontvangen.
Meer informatie over het werken met de antivirussoftware vindt u in het Help-
systeem van die software.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht 7
De plaats van de onderdelen
In dit gedeelte vindt u informatie over de plaats van de verschillende aansluitin-
gen, onderdelen, componenten op de systeemplaat en interne stations.
Aansluitingen aan de voorkant van de computer
In Figuur 1 ziet u waar de aansluitingen aan de voorkant van de computer zich
bevinden.
1 USB-poort 3Microfoonaansluiting
2Aansluiting voor hoofdtelefoon 4 USB-poort
Figuur 1. Aansluitingen aan de voorkant
8 Handboek voor de gebruiker
Aansluitingen aan de achterkant van de computer
In Figuur 2 ziet u waar de aansluitingen aan de achterkant van de computer zich
bevinden. Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien
van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de kabels.
1 Voltageschakelaar 9 Microfoonaansluiting
2 Aansluiting voor netsnoer 10 Audio lijn-uitgang
3 PS/2-muisaansluiting 11 Audio lijn-ingang
4 PS/2-toetsenbordaansluiting 12 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart
5 Aansluiting voor DVI-beeldscherm 13 Sleuven voor PCI Express x1-kaarten (2)
6 Seriële poort 14 Sleuf voor PCI-kaart
7VGA-beeldschermaansluiting 15 Ethernet-poort
8 USB-aansluitingen (4) 16 Seriële poort (op bepaalde modellen)
Figuur 2. Locatie van aansluitingen achterkant
Hoofdstuk 1. Productoverzicht 9
Aansluiting Beschrijving
Audio lijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioap-
paraat, zoals een stereo-installatie. Als u een extern audioap-
paraat aansluit, verbindt u de audio lijnuitgang van het
apparaat met een kabel met de audio lijningang van de compu-
ter.
Audio lijnuitgang Via deze uitgang worden audiosignalen van de computer ver-
zonden naar externe apparaten, zoals actieve stereo luidspre-
kers (luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons,
multimediatoetsenborden, de audio lijningang van een stereo-
installatie of andere externe opnameapparatuur.
Aansluiting voor DVI-
beeldscherm
Voor het aansluiten van een DVI-beeldscherm of andere appa-
raten die gebruik maken van een VGA-aansluiting.
Ethernet-poort Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een LAN (local area
network) aansluiten.
Opmerking: Om de computer te laten voldoen aan de FCC-
richtlijnen (Klasse B), dient u een Ethernet-kabel van categorie
5 te gebruiken.
Microfoonaansluiting Hier kunt u een microfoon aansluiten, voor het opnemen van
geluid of het gebruik van spraakherkenningssoftware.
Aansluiting voor PS/2-
toetsenbord
Hierop kunt u een toetsenbord aansluiten dat geschikt is voor
een PS/2-toetsenbordaansluiting.
PS/2-muisaansluiting Hierop kunt u een muis, trackball of andere aanwijsapparaten
aansluiten die geschikt zijn voor een PS-2-muisaansluiting.
Seriële poort Hierop kunt u een extern modem, een seriële printer of andere
apparaten aansluiten die een 9-pens seriële aansluiting hebben.
USB-poort Hierop kunt u apparaten aansluiten die gebruikmaken van een
USB-poort, bijvoorbeeld een USB-scanner, een USB-toetsenbord,
een USB-muis of een USB-printer. Als er op uw computer niet
genoeg poorten beschikbaar zijn om al uw USB-apparaten aan
te sluiten, dan kunt u een USB-hub kopen. Daarop kunt u extra
USB-apparaten aansluiten.
VGA-beeldscherm-
aansluiting
Voor het aansluiten van een VGA-beeldscherm of andere appa-
raten die gebruik maken van een VGA-aansluiting.
10 Handboek voor de gebruiker
Componenten
In Figuur 3 kunt u zien waar de verschillende onderdelen zich bevinden. Hoe u de
kap van de computer verwijdert en toegang krijgt tot de onderdelen binnenin de
computer, leest u in “De kap van de computer verwijderen” op pagina 16.
1 Module met koelelement en ventilator 6 Sleuf voor PCI-kaart
2 Geheugenmodules (2) 7 Sleuven voor PCI Express x1-kaarten
(2)
3 Batterij 8 Aanwezigheidsschakelaar kap
(Inbraakverklikker) (op bepaalde modellen)
4 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart 9 Achterste ventilatoreenheid
5 PCI-kaart 10 Voedingseenheid
Figuur 3. De plaats van de verschillende componenten
Hoofdstuk 1. Productoverzicht 11
Onderdelen op de systeemplaat
In Figuur 4 ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat.
1 Microprocessor 11 Aansluiting voor aanwezigheidsschakelaar
kap
(ook wel aansluiting voor inbraakverklikker
genoemd)
2 Aansluiting microprocessorventilator 12 USB-poort voorzijde
3 Geheugensleuven (2) 13 Seriële poort (COM 2)
4 Aansluiting voor temperatuursensor 14 Sleuf voor PCI-kaart
5 24-pens voedingsaansluiting 15 Voedingsaansluiting ventilator
6 Batterij 16 Aansluiting interne luidspreker
7 Jumper voor Wissen van CMOS /
Herstel
17 Audioaansluiting vooraan
8 SATA-aansluitingen (4) 18 Sleuven voor PCI Express x1-kaarten (2)
9 Aansluiting voorpaneel 19 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart
10 USB-poort voorzijde 20 Aansluiting systeemventilator
21 4-pens voedingsaansluiting
De plaats van interne stations
Interne stations zijn apparaten waarop de computer gegevens kan lezen en
opslaan. U kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit
uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere
typen media. Interne stations worden geïnstalleerd in vakken. In deze handleiding
wordt gesproken van compartiment 1, compartiment 2 enzovoort.
Wanneer u een intern station installeert of vervangt, moet u er goed op letten of
het compartiment dat u daarvoor wilt gebruiken geschikt is voor het desbetref-
Figuur 4. Locatie van onderdelen op de systeemplaat
12 Handboek voor de gebruiker
fende type en formaat station. In Hoofdstuk 2, “Hardware installeren en
vervangen”, op pagina 15 vindt u instructies voor het installeren en vervangen van
interne stations in uw computer.
In Figuur 5 kunt u zien waar de verschillende stationscompartimenten zich in uw
computer bevinden.
1 Compartiment1-Optische-schijfstation (reeds geïnstalleerd)
2 Compartiment2-Optische-schijfstation
3 Compartiment3-Kaartlezer (deze is in bepaalde modellen reeds geïnstalleerd)
4 Compartiment 4 - Secundair SATA vaste-schijfstation (hierin is in bepaalde modellen
reeds een 3,5-inch SATA vaste-schijfstation geïnstalleerd)
5 Compartiment 5 - Primair SATA vaste-schijfstation (hierin is reeds een 3,5-inch SATA
vaste-schijfstation geïnstalleerd)
Figuur 5. Plaats van stationsvakken
Hoofdstuk 1. Productoverzicht 13
14 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen
In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het installeren en vervangen van de hard-
ware in uw computer.
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit
Open de antistatische verpakking met het nieuwe onderdeel pas als het bescha-
digde onderdeel uit de computer is verwijderd en u klaar bent om het nieuwe
onderdeel te installeren. Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan
leiden tot ernstige schade aan de onderdelen van de computer.
Neem bij het omgaan met onderdelen en computercomponenten de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen:
v Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
v Ga altijd voorzichtig om met onderdelen en andere computercomponenten. Pak
PCI-kaarten, geheugenmodules, systeemplaten en microprocessors bij de rand
beet. Raak nooit onbeschermde elektronische circuits aan.
v Zorg ook dat anderen de onderdelen en andere computercomponenten niet aan-
raken.
v Voordat u een nieuw onderdeel installeert, houdt u de antistatische verpakking
met dat nieuwe onderdeel minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje
van een uitbreidingssleuf aan, of tegen een ander ongeverfd metalen oppervlak
op de computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking
en van uw lichaam.
v Installeer het nieuwe onderdeel zo mogelijk direct in de computer, zonder het
eerst neer te leggen. Als u het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de
verpakking hebt gehaald, leg het dan op de antistatische verpakking op een
vlakke ondergrond.
v Leg het onderdeel niet op de kap van de computer of op een metalen onder-
grond.
Hardware installeren en vervangen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren en vervangen van de hard-
ware in uw computer. De mogelijkheden van uw computer zijn uit te breiden. U
kunt geheugenmodules, stations en PCI-kaarten toevoegen. Bovendien kunt u
defecte hardware vaak zelf vervangen.
Opmerkingen:
1. Gebruik uitsluitend onderdelen die door Lenovo zijn verstrekt.
2. Raadpleeg bij het installeren of vervangen van een optie zowel de desbetref-
fende instructies in dit gedeelte als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
Externe apparaten installeren
U kunt externe opties (randapparatuur) op uw computer aansluiten. Denk daarbij
aan zaken als externe luidsprekers, een printer of een scanner. Voor bepaalde
externe apparaten moet u aanvullende software installeren. Als u een externe optie
installeert, kunt u in “Aansluitingen aan de voorkant van de computer” op pagina
8 en “Aansluitingen aan de achterkant van de computer” op pagina 9 zien welke
© Copyright Lenovo 2010 15
aansluiting u moet gebruiken. Aan de hand van de instructies die bij de externe
optie zijn geleverd, kunt u die optie vervolgens aansluiten en de vereiste software
of stuurprogramma’s installeren.
De kap van de computer verwijderen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het verwijderen van de kap van de compu-
ter.
Let op!
Zet de computer uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap
van de computer verwijdert.
U verwijdert de kap van de computer als volgt:
1. Verwijder eventueel aanwezige opslagmedia uit de schijfstations. Zet vervol-
gens alle op de computer aangesloten apparaten en de computer zelf uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel het netsnoer, alle I/O-kabels en alle andere op de computer aange-
sloten kabels.
4. Verwijder eventueel aanwezige sloten waarmee de computerkap is vastgezet,
zoals een kabelslot of hangslot. Zie “Geïntegreerd kabelslot” op pagina 50 en
“Hangslot” op pagina 51 op pagina 51 op pagina 51.
5. Verwijder de schroeven waarmee de kap van de computer is vastgezet.
16 Handboek voor de gebruiker
6. Druk op de ontgrendelknop voor de kap die zich aan de zijkant van de kap
bevindt, schuif de kap naar achteren en neem hem weg.
De frontplaat verwijderen en terugplaatsen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het verwijderen en weer aanbrengen van de
frontplaat.
U kunt als volgt de frontplaat verwijderen en weer aanbrengen:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
Figuur 6. De kap van de computer verwijderen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 17
3. Verwijder de frontplaat door de drie plastic lipjes aan de linkerkant los te
maken en de frontplaat naar buiten te draaien.
4. Als u de frontplaat weer wilt aanbrengen, plaatst u de drie plastic nokjes aan
de rechterkant van de frontplaat in de overeenkomstige gaatjes in het chassis.
Vervolgens draait u de frontplaat naar binnen totdat hij links vastklikt.
Figuur 7. De frontplaat verwijderen
Figuur 8. De frontplaat weer aanbrengen
18 Handboek voor de gebruiker
5. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 48.
PCI-kaart installeren of vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een PCI-
kaart.
Er zijn één sleuf voor een standaard PCI-kaart, twee voor PCI Express x1-kaarten
en één voor een PCI Express x16 grafische kaart.
U kunt als volgt een PCI-kaart installeren of vervangen:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
3. Verwijder alle onderdelen en ontkoppel alle kabels die het moeilijk maken om
bij aansluitingen voor de PCI-kaarten te komen.
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 19
4. Druk aan de achterkant van de computer op de ontgrendelknop 1 om de
PCI-kaartklem 2 te openen.
5. Als u een PCI-kaart installeert, verwijdert u het gewenste afdekplaatje van de
PCI-kaartsleuf. Als u een PCI-kaart vervangt, kijk dan welke PCI-kaartsleuf op
de systeemplaat u moet gebruiken en verwijder de oude kaart die op dit
moment geïnstalleerd is. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
Opmerkingen:
a. De PCI-kaart zit vrij stevig vast in de kaartsleuf. Indien nodig kunt u de
kaart iets heen en weer bewegen om hem eruit te halen.
Figuur 9. De PCI-kaartklem openen
20 Handboek voor de gebruiker
b. Als de PCI-kaart vast zit onder een klem 1, drukt u die klem naar bene-
den zodat de vergrendeling wordt geopend. Vervolgens pakt u de kaart bij
de randen vast en trekt u deze voorzichtig uit de sleuf.
6. Haal de nieuwe PCI-kaart uit de antistatische verpakking.
Figuur 10. De PCI-kaart verwijderen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 21
7. Installeer de nieuwe PCI-kaart in de juiste kaartsleuf op de systeemplaat. Draai
de kaartklem dicht om de PCI-kaarten vast te zetten.
8. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u
hebt ontkoppeld.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervan-
gen van de onderdelen voltooien” op pagina 48.
Geheugenmodules installeren of vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een
geheugenmodule.
De computer beschikt over twee sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR3
DIMM’s. Daardoor kunt u het systeemgeheugen uitbreiden tot maximaal 4 GB.
Gebruik bij het installeren of vervangen van een geheugenmodule DDR3 DIMM’s
van 1 GB of 2 GB in elke combinatie tot maximaal 4 GB.
Figuur 11. De PCI-kaart installeren
22 Handboek voor de gebruiker
U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Zoek de geheugenaansluitingen op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 12.
5. Verwijder alle onderdelen en ontkoppel alle kabels die het moeilijk maken om
bij geheugenaansluitingen te komen.
6. Als u een geheugenmodule vervangt, opent u de klemmetjes en verwijdert u de
aanwezige module, zoals hieronder te zien is. Installeert u een nieuwe
geheugenmodule, ga dan naar stap 7.
7. Open de klemmetjes van de geheugenaansluiting waarin u de nieuwe
geheugenmodule wilt installeren.
Figuur 12. De geheugenmodule verwijderen
Figuur 13. De klemmetjes van de geheugenmodule openen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 23
8. Houd de nieuwe geheugenmodule boven op de geheugenaansluiting. Zorg
ervoor dat uitsparing 1 in de geheugenmodule lijnt met het nokje 2 in de
aansluiting. Druk de nieuwe module vervolgens recht omlaag in de aansluiting,
totdat de klemmetjes zich sluiten en de nieuwe module op zijn plaats vastklikt.
9. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u
hebt ontkoppeld.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervan-
gen van de onderdelen voltooien” op pagina 48.
De voedingseenheid vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de voedingseenheid.
U kunt als volgt de voedingseenheid vervangen:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
3. Ontkoppel de kabels uit de voedingseenheid van de systeemplaat en van alle
stations. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
Figuur 14. De geheugenmodule aanbrengen
24 Handboek voor de gebruiker
4. Leg de computer op de zijkant en verwijder de vier schroeven waarmee de
voedingseenheid is vastgezet, zoals te zien is in de volgende afbeelding.
5. Haal de oude voedingseenheid uit het chassis.
6. Controleer of de nieuwe voedingseenheid wel de juiste vervangende eenheid is.
Sommige voedingseenheden kunnen zelf de spanning vaststellen, andere
voedingseenheden zijn vast ingesteld op een bepaalde spanning en weer andere
voedingseenheden hebben een voltageschakelaar. Als uw voedingseenheid een
voltageschakelaar heeft, zorg dan dat deze is ingesteld op het voltage dat door
het stopcontact wordt geleverd. Zet de voltageschakelaar zo nodig om, bijvoor-
beeld met een balpen.
v Als het lichtnet in de regio een spanning heeft tussen 100–127 V AC, zet de
voltageschakelaar dan op 115 V.
v Bij een netspanning tussen 200–240 V AC moet de voltageschakelaar op 230
V staan.
7. Plaats de nieuwe voedingseenheid zodanig in het chassis dat de schroefgaten in
de nieuwe voedingseenheid gelijk liggen met die in het chassis.
8. Breng de vier schroeven aan waarmee de voedingseenheid wordt bevestigd.
Opmerking: Gebruik alleen de schroeven die door Lenovo zijn verstrekt.
9. Sluit de kabels van voedingseenheid aan op de systeemplaat en op alle stations.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
Figuur 15. De schroeven voor de voedingseenheid verwijderen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 25
De module met het koelelement en de ventilator vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de module met het koel-
element en de ventilator.
Let op!
Het koelelement en de ventilatoreenheid kunnen zeer heet zijn. Zet de computer
uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer
verwijdert.
U vervangt de module met het koelelement en de ventilator als volgt:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle
stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn
aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 16.
3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Kijk waar het koelelement met ventilator zich bevindt. Zie “Componenten” op
pagina 11.
5. Ontkoppel de kabel van het koelelement met ventilatoreenheid van de aan-
sluiting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat. Zie “Onderde-
len op de systeemplaat” op pagina 12.
26 Handboek voor de gebruiker
6. Draai de vier schroeven los 1 waarmee de module met het koelelement en
de ventilator op de systeemplaat is bevestigd.
Opmerking: Verwijder de vier schroeven voorzichtig uit de systeemplaat om
mogelijke schade te voorkomen. De vier schroeven kunnen niet
uit het koelelement met ventilator worden verwijderd.
7. Haal de module met het koelelement en de ventilator van de systeemplaat.
Opmerkingen:
a. Het kan nodig zijn het koelelement met ventilator voorzichtig te draaien
om het los te maken van de microprocessor.
b. Aan de onderkant van de module met koelelement en ventilator bevindt
zich thermisch vet. Zorg dat u deze pasta bij het werken met de module
niet aanraakt.
8. Plaats de nieuwe module met het koelelement en de ventilator zodanig op de
systeemplaat dat de vier schroeven op één lijn liggen met de gaten op de
systeemplaat. Zorg er bij het plaatsen voor dat de kabel van de ventilator zich
aan de kant van de aansluiting voor de microprocessorventilator op de
systeemplaat bevindt.
9. Draai de schroeven om de beurt iets vaster totdat het koelelement met ventila-
tor stevig op de systeemplaat is bevestigd. Draai de schroeven niet te vast
aan.
10. Sluit de kabel van de nieuwe module met het koelelement en ventilator-
eenheid aan op de aansluiting voor de microprocessorventilator op de
systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
Figuur 16. Schroeven waarmee de module met koelelement en ventilator is bevestigd
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 27
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
De microprocessor vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de microprocessor.
Let op!
Het koelelement en de microprocessor kunnen zeer heet zijn. Zet de computer
uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer
verwijdert.
Om de microprocessor te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle
stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn
aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 16.
3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Let goed op waar de onderdelen en kabels zich precies op de systeemplaat
bevinden. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12. Verwijder ver-
volgens alle onderdelen en ontkoppel alle kabels die het moeilijk maken om
bij het koelelement en de ventilator te komen.
5. Verwijder het koelelement met de ventilatoreenheid. Zie “De module met het
koelelement en de ventilator vervangen” op pagina 26.
6. Leg het koelelement met ventilatoreenheid op zijn zijkant zodat het thermi-
sche vet niet ergens mee in contact komt.
28 Handboek voor de gebruiker
7. Til de kleine hendel op 1 zodat de microprocessor 2 vrijkomt van de
systeemplaat.
8. Til de microprocessor recht uit de aansluiting. Zie Figuur 17 op pagina 30.
Opmerkingen:
a. Uw microprocessor en aansluiting zien er mogelijk anders uit dan in de
afbeelding hieronder.
b. Let op de juiste richting van de microprocessor in de aansluiting. Zoek
naar het kleine driehoekje 1 op een van de hoeken van de microproces-
sor. Dit is belangrijk wanneer u de nieuwe microprocessor installeert op de
systeemplaat.
c. Raak alleen de zijkanten van de microprocessor aan. Raak de gouden con-
tactpunten aan de onderkant niet aan.
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 29
d. Zorg dat er niets op de aansluiting van de microprocessor valt zolang deze
open ligt. De contactpunten moeten zo schoon mogelijk blijven.
9. Zorg ervoor dat de kleine hendel omhoog staat.
10. Verwijder het beschermende kapje dat de gouden contactpunten van de
nieuwe microprocessor beschermt.
11. Pak de nieuwe microprocessor bij de zijkanten vast en houd het driehoekje in
een van de hoeken van de nieuwe microprocessor bij het overeenkomstige
driehoekje in een van de hoeken van de aansluiting.
12. Druk de nieuwe microprocessor recht omlaag in de aansluiting op de systeem-
plaat.
13. Sluit de hendel om de nieuwe microprocessor vast te zetten.
14. Installeer het koelelement met ventilator. Zie “De module met het koelelement
en de ventilator vervangen” op pagina 26.
15. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u
hebt ontkoppeld.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
Figuur 17. Microprocessor verwijderen
30 Handboek voor de gebruiker
Het optische-schijfstation vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het optische-schijf-
station.
Om het optische-schijfstation te vervangen, gaat u als volgt te werk:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
3. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op
pagina 17.
4. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van het optische-
schijfstation.
5. Druk op de blauwe ontgrendelknop 1 en schuif het optische-schijfstation uit
het compartiment.
Figuur 18. Het optische-schijfstation verwijderen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 31
6. Monteer de beugel voor het optische-schijfstation 1 aan de linkerkant van het
nieuwe station. Schuif het nieuwe optische station vervolgens vanaf de voor-
kant in het compartiment, totdat het station vastklikt.
7. Sluit de signaal- en voedingskabels aan op de achterkant van het nieuwe opti-
sche-schijfstation. Zie “Een SATA-station aansluiten”.
8. Breng de frontplaat weer aan. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen”
op pagina 17.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
Een SATA-station aansluiten
U kunt een SATA optische-schijfstation of een SATA vaste-schijfstation aansluiten
op elke beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat.
Om een SATA-station aan te sluiten, gaat u als volgt te werk:
1. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het SATA-station en het
andere uiteinde op een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
Figuur 19. Het optische-schijfstation installeren
32 Handboek voor de gebruiker
2. Zoek een beschikbare vijfaderige voedingskabel op en sluit deze aan op het
SATA-station.
Het primaire vaste-schijfstation vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het primaire vaste-
schijfstation.
U vervangt het primaire vaste-schijfstations als volgt:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle
stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn
aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 16.
3. Zoek het primaire vaste-schijfstation. Zie “De plaats van interne stations” op
pagina 12.
4. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van het primaire
vaste-schijfstation.
Figuur 20. Een SATA optische-schijfstation aansluiten
Figuur 21. Een SATA vaste-schijfstation aansluiten
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 33
5. Druk het blauwe nokje 1 naar beneden, schuif de houder 2 van het vaste-
schijfstation naar de achterkant van de computer en draai de houder vervol-
gens naar buiten om hem helemaal uit het chassis te verwijderen. Trek vervol-
gens voorzichtig aan de blauwe hendel 3 en schuif het vaste-schijfstation uit
de houder.
6. Verbuig de zijkanten van de blauwe beugel zodanig dat u het station uit de
beugel kunt halen.
7. Plaats het nieuwe vaste-schijfstation in de blauwe beugel door de zijkanten
van de beugel iets te verbuigen. Breng daarbij pen 1, pen 2, pen 3 en
pen 4 op één lijn met de overeenkomstige gaten in het vaste-schijfstation.
Raak de printplaat 5 aan de onderkant van het vaste-schijfstation niet aan.
8. Schuif het nieuwe vaste-schijfstation met de beugel in de stationshouder totdat
het station op zijn plaats vastklikt.
Figuur 22. Het primaire vaste-schijfstation verwijderen
Figuur 23. Het vaste-schijfstation in de beugel plaatsen
34 Handboek voor de gebruiker
9. Houd de draai-as voor de stationshouder precies voor de sleuf 1 in de
bovenste stationshouder, zoals afgebeeld in Figuur 24. Schuif de stations-
houder met het nieuwe vaste-schijfstation vervolgens in het chassis.
10. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op de achterkant van het
nieuwe vaste-schijfstation.Zie “Een SATA-station aansluiten” op pagina 32.
11. Druk de metalen grendel 2 naar beneden en draai de stationshouder op zijn
plaats. Schuif de stationshouder vervolgens naar de voorkant van de compu-
ter, totdat hij op zijn plaats vastklikt.
Opmerking: Er zijn twee pijlen: één op de houder voor het vaste-schijfstation
en één op de bovenste stationshouder. Als de houder voor het
vaste-schijfstation op de juiste plaats zit, staan de pijlen één lijn.
Figuur 24. Het primaire vaste-schijfstation installeren
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 35
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
Het secundaire vaste-schijfstation vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
Opmerking: Afhankelijk van het model kan het zijn dat uw computer een tweede
compartiment heeft voor het installeren of vervangen van een secun-
dair vaste-schijfstation.
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het secundaire vaste-
schijfstation.
U vervangt het secundaire vaste-schijfstations als volgt:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle
stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn
aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 16.
3. Zoek het secundaire vaste-schijfstation. Zie “De plaats van interne stations” op
pagina 12.
4. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van het secundaire vaste-schijf-
station.
36 Handboek voor de gebruiker
5. Druk op de blauwe ontgrendelknop 1 om de houder van het vaste-schijf-
station uit het chassis te halen. Haal de houder vervolgens uit het chassis.
6. Trek voorzichtig aan de blauwe hendel en schuif het vaste-schijfstation uit de
houder.
7. Verbuig de zijkanten van de blauwe beugel zodanig dat u het station uit de
beugel kunt halen.
8. Plaats het nieuwe vaste-schijfstation in de blauwe beugel door de zijkanten
van de beugel iets te verbuigen. Breng daarbij pen 1, pen 2, pen 3 en
pen 4 op één lijn met de overeenkomstige gaten in het vaste-schijfstation.
Raak de printplaat 5 aan de onderkant van het vaste-schijfstation niet aan.
9. Schuif het nieuwe vaste-schijfstation met de beugel in de stationshouder totdat
het station op zijn plaats vastklikt.
10. Schuif de stationshouder met het nieuwe vaste-schijfstation in het chassis tot-
dat het zich direct onder het metalen nokje bevindt 1.
Figuur 25. Het secundaire vaste-schijfstation verwijderen
Figuur 26. Het vaste-schijfstation in de beugel plaatsen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 37
11. Druk de stationshouder naar beneden, zodat hij op zijn plaats vastklikt.
12. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op de achterkant van het
nieuwe vaste-schijfstation.Zie “Een SATA-station aansluiten” op pagina 32.
Figuur 27. Het secundaire vaste-schijfstation installeren
Figuur 28. De stationshouder voor het secundaire vaste-schijfstation vastzetten
38 Handboek voor de gebruiker
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
De kaartlezer vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
Afhankelijk van het model is er in uw computer mogelijk een kaartlezer geïnstal-
leerd. In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de kaartlezer.
Om de kaartlezer te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
3. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op
pagina 17.
4. Ontkoppel de kabel van de kaartlezer van de voorste USB-aansluiting op de
systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
Opmerking: Als er in uw computer een secundair vaste-schijfstation is
geïnstalleerd, verwijder dat station dan om beter bij de voorste
USB-aansluiting op de systeemplaat te kunnen. Zie “Het secun-
daire vaste-schijfstation vervangen” op pagina 36.
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 39
5. Druk op de ontgrendelknop 1 en schuif de kaartlezer aan de voorkant uit de
computer.
6. Verwijder de montagebeugel 1 van de oude kaartlezer en bevestig hem aan
de nieuwe. Schuif de nieuwe kaartlezer vervolgens in het stationscompartiment
totdat de lezer op zijn plaats vastklikt.
Figuur 29. De kaartlezer verwijderen
Figuur 30. De kaartlezer installeren
40 Handboek voor de gebruiker
7. Sluit de kabel van de nieuwe kaartlezer aan op een van de voorste USB-poor-
ten op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
8. Installeer het secundaire vaste-schijfstation weer, als u dat hebt verwijderd. Zie
“Het secundaire vaste-schijfstation vervangen” op pagina 36.
9. Breng de frontplaat weer aan. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen”
op pagina 17.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
De ventilatoreenheid aan de voorzijde vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
Afhankelijk van het model is er aan de voorzijde van uw computer mogelijk een
ventilatoreenheid geïnstalleerd. In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervan-
gen van de ventilatoreenheid aan de voorzijde.
U vervangt de ventilatoreenheid aan de voorzijde als volgt:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
3. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op
pagina 17.
4. Ontkoppel de kabel van de aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op
de systeemplaat” op pagina 12.
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 41
5. Maak de twee nokjes 1 los waarmee de ventilatoreenheid vastzit aan het
chassis en haal de ventilatoreenheid helemaal uit het chassis.
Figuur 31. Ventilatoreenheid aan voorzijde verwijderen
42 Handboek voor de gebruiker
6. Steek de twee nokjes 2 van de nieuwe ventilatoreenheid in de overeenkom-
stige gaatjes in de voorkant van het chassis. Druk de twee andere nokjes 1
vervolgens door de gaatjes, zodat de ventilatoreenheid goed vastzit.
7. Sluit de kabel van de nieuwe ventilatoreenheid aan op de aansluiting op de
systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
Figuur 32. Ventilatoreenheid aan voorzijde installeren
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 43
De ventilatoreenheid aan de achterzijde vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de ventilatoreenheid aan
de achterzijde.
U vervangt de ventilatoreenheid aan de achterzijde als volgt:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stek-
kers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aan-
gesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 16.
3. Kijk waar de ventilatoreenheid van de achterzijde zich bevindt. Zie
“Componenten” op pagina 11.
4. Ontkoppel de kabel van de ventilatoreenheid aan de achterzijde van de desbe-
treffende aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat”
op pagina 12.
44 Handboek voor de gebruiker
5. De ventilatoreenheid aan de achterzijde zit met vier rubberen koppelingen vast
aan het chassis. Verwijder de achterste ventilatoreenheid door de rubberen kop-
pelingen door te knippen en hem voorzichtig uit het chassis te trekken.
6. Installeer de nieuwe ventilatoreenheid door de rubberen koppelingen die bij de
nieuwe ventilatoreenheid zijn geleverd, vóór de gaatjes in het chassis te houden
en de koppelingen door de gaatjes te drukken.
Opmerking: De nieuwe ventilatoreenheid heeft vier nieuwe rubberen koppelin-
gen.
Figuur 33. De ventilatoreenheid aan de achterzijde verwijderen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 45
7. Trek voorzichtig aan de puntjes van de rubberen koppelingen totdat de nieuwe
ventilatoreenheid goed vastzit.
8. Sluit de stekker van de nieuwe ventilatoreenheid aan op de desbetreffende aan-
sluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina
12.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
Het toetsenbord vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het toetsenbord.
Figuur 34. De ventilatoreenheid aan de achterzijde installeren
46 Handboek voor de gebruiker
U vervangt het toetsenbord als volgt:
1. Verwijder eventueel aanwezige opslagmedia uit de schijfstations. Zet vervol-
gens alle op de computer aangesloten apparaten en de computer zelf uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel de kabel van het oude toetsenbord van de computer.
4. Sluit het nieuwe toetsenbord aan op de juiste aansluiting op de computer. De
kabel van het toetsenbord kan een PS/2-toetsenbordstekker 1 hebben of een
USB-stekker (Universal Serial Bus) 2. Zie “Aansluitingen aan de voorkant van
de computer” op pagina 8 of “Aansluitingen aan de achterkant van de
computer” op pagina 9, afhankelijk van de vraag waar u uw toetsenbord wilt
aansluiten.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 48.
De muis vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de muis.
Om de muis te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder eventueel aanwezige opslagmedia uit de schijfstations. Zet vervol-
gens alle op de computer aangesloten apparaten en de computer zelf uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel de oude muiskabel van de computer.
Figuur 35. Toetsenbordaansluitingen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 47
4. Sluit de nieuwe muis aan op de juiste aansluiting op de computer. De kabel
van het muis kan een PS/2-muisstekker 1 hebben of een USB-stekker
(Universal Serial Bus) 2. Zie “Aansluitingen aan de voorkant van de
computer” op pagina 8 of “Aansluitingen aan de achterkant van de computer”
op pagina 9, afhankelijk van de vraag waar u uw muis wilt aansluiten.
Volgende stappen:
v Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetref-
fende gedeelte.
v Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien”.
Het vervangen van de onderdelen voltooien
Nadat u onderdelen hebt geïnstalleerd of vervangen, brengt u de kap van de com-
puter weer aan en sluit u de losgekoppelde kabels weer aan.
U kunt als volgt de kap van de computer terugplaatsen en de kabels weer aanslui-
ten:
1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn
teruggeplaatst en of alle losse schroeven en stukken gereedschap zijn verwij-
derd. Zie “Componenten” op pagina 11 voor de plaats van de verschillende
componenten in uw computer.
2. Als u de frontplaat hebt verwijderd, breng die dan weer aan. Zie “De frontplaat
verwijderen en terugplaatsen” op pagina 17.
Figuur 36. Muisaansluitingen
48 Handboek voor de gebruiker
3. Plaats de kap op het frame zodat de geleiderails aan de onderkant van de kap
in de rails vallen. Schuif daarna de kap dicht totdat hij is vergrendeld.
4. Zet de kap van de computer vast met de twee schroeven.
5. Als u een slot voor de kap hebt, sluit de kap dan af. Zie “Geïntegreerd
kabelslot” op pagina 50 en “Hangslot” op pagina 51.
6. Sluit de externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Aansluitin-
gen aan de voorkant van de computer” op pagina 8 en “Aansluitingen aan de
achterkant van de computer” op pagina 9.
7. Afhankelijk van de onderdelen die u hebt geïnstalleerd of vervangen, kan het
ook nodig zijn om in het programma Setup Utility te controleren of de bijge-
werkte informatie correct is. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met het programma
Setup Utility”, op pagina 63.
Opmerking: In de meeste landen verlangt Lenovo dat defecte CRU’s worden gere-
tourneerd. Informatie hierover vindt u bij de nieuwe CRU’s, of ont-
vangt u enkele dagen nadat u de nieuwe CRU’s hebt ontvangen.
Stuurprogramma’s
De stuurprogramma’s voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd zijn,
kunt u vinden op http://www.lenovo.com/support. Installatie-instructies vindt u
in de readme-bestanden van de stuurprogramma’s.
Beveiligingsvoorzieningen installeren
Er zijn verschillende beveiligingsopties beschikbaar om diefstal van hardware en
niet-bevoegde toegang tot de computer te voorkomen. Onbevoegd gebruik van
software kunt u voorkomen door het toetsenbord softwarematig te vergrendelen
totdat een correct wachtwoord is getypt.
Figuur 37. De kap van de computer weer aanbrengen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 49
Geïntegreerd kabelslot
Met een geïntegreerd kabelslot, ook wel Kensington-slot genoemd, kunt u de com-
puter vastmaken aan bijvoorbeeld een bureau of een tafel. Het kabelslot wordt
bevestigd in een uitsparing aan de achterkant van de computer en wordt met een
sleutel geopend en gesloten. Met dit kabelslot vergrendelt u tevens de kap van de
computer. Zie Figuur 38. Dit is hetzelfde type slot dat ook voor veel
notebookcomputers wordt gebruikt. Een geïntegreerd kabelslot kunt u rechtstreeks
bij Lenovo bestellen. Zoek daartoe met het trefwoord Kensington op:
http://www.lenovo.com/support
Opmerking: Zorg dat het kabelslot dat u aanbrengt geen belemmering vormt voor
de andere kabels van de computer.
Figuur 38. Een geïntegreerd kabelslot aanbrengen
50 Handboek voor de gebruiker
Hangslot
De computer is uitgerust met een oog voor een hangslot. Met een dergelijk slot
kan worden voorkomen dat de kap wordt verwijderd.
Wachtwoordbeveiliging
Om onbevoegd gebruik van de computer te verhinderen, kunt u met het pro-
gramma Setup Utility een wachtwoord instellen. Bij het aanzetten van de computer
wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren. De computer kan pas worden
gebruikt als het juiste wachtwoord is opgegeven. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met
het programma Setup Utility”, op pagina 63 voor meer informatie.
Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen)
Als u uw gebruikerswachtwoord of een ander wachtwoord vergeten bent, kunt u
in dit gedeelte lezen wat u moet doen om dat wachtwoord te wissen.
U kunt een vergeten wachtwoord als volgt wissen:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle
stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn
aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 16.
3. Zoek de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
4. Verwijder alle onderdelen en ontkoppel alle kabels die het moeilijk maken om
bij de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel te komen.
Figuur 39. Een hangslot aanbrengen
Hoofdstuk 2. Hardware installeren en vervangen 51
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de
onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
6. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u
hebt ontkoppeld.
7. Plaats de kap van de computer en steek de stekkers van de computer en het
beeldscherm in het stopcontact. Zie “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 48.
8. Zet de computer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer weer
uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer vijf seconden ingedrukt te houden.
9. Voer de stappen 1 t/m 4 nogmaals uit.
10. Zet de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel terug in de standaardpositie
(pennetje 1 en 2).
11. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u
hebt ontkoppeld.
12. Plaats de kap van de computer terug en sluit de kabels weer aan. Zie “Het
vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 48.
13. Zet de computer aan. Uw wachtwoord is gewist. Met het programma Setup
Utility kunt u een nieuw wachtwoord instellen. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met
het programma Setup Utility”, op pagina 63.
52 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de herstelmogelijkheden die Lenovo biedt.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
v “Herstelmedia maken en gebruiken”
v “Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren” op pagina 55
v “Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken” op pagina 56
v “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 57
v “Een reparatiediskette maken en gebruiken” op pagina 59
v “Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren” op pagina 60
v “Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 60
v “Herstelproblemen oplossen” op pagina 61
Opmerkingen:
1. Als er een probleem met de software of de hardware is en het is nodig dit pro-
bleem te herstellen, dan kunt u kiezen uit diverse methoden. Sommige van
deze methoden zijn per type besturingssysteem verschillend.
2. Het product op het herstelmedium mag alleen worden gebruikt voor de vol-
gende doeleinden:
v Het herstellen van het vooraf op uw computer geïnstalleerde product
v Het opnieuw installeren van het product
v Het aanpassen van het product met behulp van de extra bestanden
Herstelmedia maken en gebruiken
Met zogenoemde herstelmedia kunt u de vaste schijf herstellen naar de fabrieksin-
stellingen. Herstelmedia zijn handig als u de computer overbrengt naar een ander
gebied, als u de computer verkoopt of recyclet. U kunt deze schijven ook gebrui-
ken om de computer terug te brengen in een operationele status, nadat alle andere
herstelmethoden zijn mislukt. Het is verstandig om bij wijze van voorzorgsmaatre-
gel in een zo vroeg mogelijk stadium herstelmedia te maken.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de herstelmedia kunt
uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarmee die herstel-
media zijn gemaakt. Mogelijk bevat het herstelmedium alleen een
opstartmedium en een gegevensmedium. Op grond van uw Microsoft
Windows-licentie mag u slechts één gegevensmedium maken; het is
daarom van belang dat u de media die u hebt gemaakt, op een vei-
lige plaats opbergt.
Herstelmedia maken
In dit gedeelte vindt u instructies over het maken van herstelmedia onder verschil-
lende besturingssystemen.
Opmerking: Onder Windows 7 kunt u herstelmedia maken met schijven of met
externe USB-opslagapparaten. Onder Windows Vista en Windows XP
kunt u alleen herstelmedia maken met schijven.
© Copyright Lenovo 2010 53
v Voor het maken van herstelmedia onder Windows 7 klikt u op Start Alle
programma’s Lenovo ThinkVantage Tools Factory Recovery-schijven. Volg
de instructies op het scherm.
v Om Product Recovery-schijven te maken in Windows Vista klikt u op Start
Alle programma’s ThinkVantage Product Recovery-media maken. Volg de
instructies op het scherm.
v Om Product Recovery-schijven te maken in Windows XP klikt u op Start Alle
programma’s ThinkVantage Herstelmedia maken. Volg de instructies op het
scherm.
Herstelmedia gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies over het werken met herstelmedia onder ver-
schillende besturingssystemen.
v Onder Windows 7 en Windows Vista kunt u herstelschijven alleen gebruiken om
de computer te herstellen naar de fabrieksinstellingen. U kunt herstelschijven
gebruiken om de computer in een operationele status te brengen nadat alle
andere herstelmethoden zijn mislukt.
Waarschuwing: Wanneer u herstelmedia gebruikt om de computer te herstellen
naar de fabrieksinstellingen, worden alle bestanden die op dat moment op de
harde schijf staan gewist en vervangen door de fabrieksinstellingen.
Om de herstelmedia onder Windows 7 of Windows Vista te gebruiken, doet u
het volgende:
1. Afhankelijk van het type herstelmedium sluit u het opstartmedium (USB-
stick of een ander USB-opslagapparaat) aan op de computer of plaatst u de
opstartschijf in het optische-schijfstation.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat en druk op Enter. Het herstelproces
begint.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Na het herstellen van de computer naar de fabrieksinstellingen, moet u mogelijk
enkele softwareprogramma’s of stuurprogramma’s opnieuw installeren. Raad-
pleeg voor meer informatie “Het werkgebied van Rescue and Recovery
gebruiken” op pagina 56.
v Onder Windows XP kunt u Product Recovery-schijven gebruiken om uw compu-
ter weer te herstellen naar de fabrieksinstellingen, om aangepast herstel van
fabrieksinstellingen uit te voeren en om andere reddings- en herstelwerkzaamhe-
den uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden. U krijgt de
mogelijkheid naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan en daar te
kiezen uit een aantal herstelbewerkingen.
Waarschuwing: Wanneer u Product Recovery-schijven gebruikt om de compu-
ter te herstellen naar de fabrieksinstellingen, worden alle bestanden die op dat
moment op de harde schijf staan gewist en vervangen door de fabrieksin-
stellingen. Tijdens het herstelproces krijgt u de mogelijkheid om een of meer
bestanden die zich op de vaste schijf bevinden op andere media op te slaan
voordat de gegevens worden gewist.
Om de Product Recovery-schijven onder Windows XP te gebruiken, doet u het
volgende:
1. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
2. Plaats de opstartschijf in het optische-schijfstation.
54 Handboek voor de gebruiker
3. Selecteer het optische-schijfstation dat u als opstartapparaat wilt gebruiken
en druk op Enter. Na enige tijd verschijnt het werkgebied van Rescue and
Recovery.
4. Klik in het menu Rescue and Recovery op Systeem herstellen.
5. Volg de instructies op het scherm. Plaats desgevraagd de juiste Product
Recovery-schijf in het station.
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
Met het programma Rescue and Recovery kunt u een backup maken van de hele
inhoud van uw vaste schijf, inclusief het besturingssysteem, gegevensbestanden,
softwareprogramma’s en persoonlijke instellingen. U kunt aangeven waar het pro-
gramma Rescue and Recovery de backup opslaat:
v In een beschermd gebied op het vaste-schijfstation
v Op een tweede vaste-schijfstation dat in de computer is geïnstalleerd
v Op een aangesloten extern USB-vaste-schijfstation
v Op een netwerkstation
v Op beschrijfbare CD’s of DVD’s (een station voor beschrijfbare CD of DVD’s is
hiervoor nodig)
Nadat u een backup hebt gemaakt van het vaste-schijfstation, kun u de complete
inhoud van het vaste-schijfstation herstellen, alleen bepaalde bestanden terugzetten
of alleen het Windows-besturingssysteem en toepassingen herstellen.
Een backupbewerking uitvoeren
In dit gedeelte vindt u instructies over het uitvoeren van een backup vanuit het
programma Rescue and Recovery onder verschillende besturingssystemen.
v Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows 7 doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op Backup van uw vaste schijf maken en selecteer opties voor de
backupbewerking. Volg de aanwijzingen op het scherm.
v Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows Vista of Windows XP doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Rescue and Recovery
geavanceerd starten Backup van uw vaste schijf maken en selecteer opties
voor de backupbewerking.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Een herstelbewerking uitvoeren
In dit gedeelte vindt u instructies over het uitvoeren van een herstelbewerking
vanuit het programma Rescue and Recovery onder verschillende besturings-
systemen.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 55
v Om een herstelbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows 7 doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Het systeem herstellen vanuit een backup.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
v Om een herstelbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows Vista of Windows XP doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Rescue and Recovery
geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Het systeem herstellen vanuit een backup.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Meer informatie over het uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het werkge-
bied van Rescue and Recovery vindt u in “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken”.
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
Het werkgebied van Rescue and Recovery bevindt zich in een beschermd en ver-
borgen gebied op het vaste-schijfstation dat onafhankelijk van Windows werkt.
Hierdoor kunt u herstelbewerkingen uitvoeren ook als Windows niet gestart kan
worden. U kunt de volgende herstelbewerkingen uitvoeren in het werkgebied van
Rescue and Recovery:
v Bestanden veiligstellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup
Met het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u bestanden op uw vaste
schijf opzoeken en overbrengen naar een netwerkwerkstation of andere
beschrijfbare media, zoals een USB-apparaat, een schijf of een diskette. Deze
functie is zelfs beschikbaar als u geen backup van uw bestanden hebt gemaakt
of als er wijzigingen in de bestanden zijn aangebracht na de laatste
backupbewerking. U kunt ook afzonderlijke bestanden van een Rescue and
Recovery-backup op het vaste-schijfstation, een USB-apparaat of een netwerk-
station veiligstellen.
v Uw vaste-schijfstation herstellen vanuit een Rescue and Recovery-backup
Als u een backup hebt gemaakt van uw vaste-schijfstation vanuit het pro-
gramma Rescue and Recovery, kunt u het vaste-schijfstation herstellen vanuit
een Rescue and Recovery-backup, zelfs als u het Windows-besturingssysteem
niet kunt starten.
v Uw vaste-schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen
Met het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u de volledige inhoud van
uw vaste-schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen. Als het vaste-schijf-
station meerdere partities bevat, hebt u de mogelijkheid om de fabrieksin-
stellingen te herstellen in partitie C: terwijl de overige partities intact blijven.
Omdat bewerkingen vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery onafhan-
kelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd, kunt u de fabrieksin-
stellingen zelfs herstellen als u het Windows-besturingssysteem niet kunt starten.
56 Handboek voor de gebruiker
Waarschuwing: Als u het vaste-schijfstation herstelt met een Rescue and
Recovery-backup of als u vaste-schijfstation herstelt naar de fabrieksinstellingen,
worden alle bestanden in de primaire partitie van de vaste schijf (meestal station
C:) tijdens het herstelproces gewist. Maak indien mogelijk kopieën van belangrijke
bestanden. Als u Windows niet kunt starten, kunt u de functie Bestanden veilig-
stellen van het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken om bestanden te
kopiëren vanaf uw vasteschijfstation naar andere media.
Het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u als volgt starten:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Druk na het aanzetten van de computer herhaaldelijk op de toets F11.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u F11 los.
4. Als er een Rescue and Recovery-wachtwoord is ingesteld, typ dat dan zodra
daarnaar wordt gevraagd. Het werkgebied Rescue and Recovery wordt na
enige tijd geopend.
Opmerking: Als u het scherm van Rescue and Recovery niet ziet, gaat u naar
“Herstelproblemen oplossen” op pagina 61.
5. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Om bestanden veilig te stellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup,
klikt u op Bestanden veiligstellen; volg daarna de aanwijzingen op het
scherm.
v Om het vaste-schijfstation te herstellen met een Rescue and Recovery-backup
of om de fabrieksinstellingen te herstellen, klikt u op Systeem herstellen en
volgt u de instructies op het scherm.
Voor meer informatie over de functies van het werkgebied van Rescue and
Recovery klikt u op Help.
Opmerkingen:
1. Nadat u het vaste-schijfstation hebt hersteld naar de fabrieksinstellingen, kan
het nodig zijn om de stuurprogramma’s voor een aantal apparaten opnieuw te
installeren. Zie “Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren” op
pagina 60.
2. Bij bepaalde computers is Microsoft Office of Microsoft Works bij levering al
geïnstalleerd. Als u de bestanden van Microsoft Office of Microsoft Works
opnieuw moet installeren, gebruikt u daarvoor de Microsoft Office CD of Micro-
soft Works CD. Deze CD’s worden alleen geleverd bij computers waarop Micro-
soft Office of Microsoft Works vooraf is geïnstalleerd.
Noodherstelmedia maken en gebruiken
Met noodherstelmedia, zoals een schijf of een USB-vaste-schijfstation, kunt u fou-
ten herstellen die het onmogelijk maken om toegang te krijgen tot het werkgebied
van Rescue and Recovery op het vaste-schijfstation.
Opmerkingen:
1. Welke herstelbewerkingen u met behulp van de noodherstelmedia kunt uitvoe-
ren, hangt af van het besturingssysteem.
2. De noodherstelschijven kunnen in elk type CD- of DVD-station worden gestart.
3. U kunt ook het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery
gebruiken nadat u het hoodherstelmedium hebt gebruikt om de computer te
herstellen van storingen en toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue
and Recovery.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 57
Noodherstelmedia maken
In dit gedeelte vindt u instructies over het maken van noodherstelmedia onder
verschillende besturingssystemen.
v U maakt als volgt een noodherstelmedium onder Windows 7:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Noodherstelmedia maken. Het venster Rescue and
Recovery-media maken wordt geopend.
4. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt een noodherstelmedium maken met een schijf, een USB-
vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation.
5. Klik op OK en volg de instructies op het scherm.
v U maakt als volgt een noodherstelmedium onder Windows Vista of Windows
XP:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Herstelmedia maken. Het venster Rescue and Recovery-me-
dia maken wordt geopend.
2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt een noodherstelmedium maken met een schijf, een USB-
vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation.
3. Klik op OK en volg de instructies op het scherm.
Noodherstelmedia gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van de noodherstelmedia die
u hebt gemaakt.
Opmerking: Controleer of het noodherstelapparaat (optische-schijfstation, USB-
apparaat of het tweede interne vaste-schijfstation) is ingesteld als het
eerste opstartapparaat in opstartvolgorde van apparaten voordat u
deze procedure uitvoert. Zie “De opstartvolgorde selecteren of
wijzigen” op pagina 66.
Om het noodherstelmedium dat u hebt gemaakt te gebruiken, voert u een van de
volgende handelingen uit:
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een schijf, controleert u of de
computer aan is en plaatst u de noodherstelschijf in het optische-schijfstation.
Start de computer vervolgens opnieuw op. Het noodherstelmedium wordt
gestart.
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vaste-schijfstation,
sluit dat station dan aan op een van de USB-poorten van de computer. Zet ver-
volgens de computer aan. Het noodherstelmedium wordt gestart.
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een tweede intern vaste-schijf-
station, stelt u het tweede interne vaste-schijfstation in als het eerste opstart-
apparaat in de opstartvolgorde van apparaten. Vervolgens wordt het nood-
herstelmedium gestart.
Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery.
Voor elk van de functies in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help-
informatie beschikbaar. Volg de instructies om de herstelproces te voltooien.
58 Handboek voor de gebruiker
Een reparatiediskette maken en gebruiken
Als het niet lukt om naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan of om
Windows kunt u een reparatiediskette gebruiken om het werkgebied van Rescue
and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar
Windows te kunnen gaan. Het is verstandig om een dergelijke reparatiediskette zo
spoedig mogelijk te maken, zodat u ingedekt bent tegen alle mogelijke eventuali-
teiten.
Opmerking: U moet een diskettestation hebben voor het maken en gebruiken van
een reparatiediskette.
Een reparatiediskette maken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het maken van een reparatiediskette.
U maakt de reparatiediskette als volgt:
1. Zet de computer aan en zorg dat de computer internettoegang heeft.
2. Volg de instructies op de website:
http://www.lenovo.com/think/support/site.wss/document.do?lndocid=MIGR-54483
3. Nadat de reparatiediskette is gemaakt, haalt u de diskette uit het diskettestation
en voorziet u deze van een etiket met de tekst Reparatiediskette. Berg de diskette
vervolgens op een veilige plaats op voor toekomstig gebruik.
Reparatiediskette gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van een reparatiediskette.
U gebruikt de reparatiediskette als volgt:
Opmerking: Controleer voordat u met deze procedure begint of het externe
diskettestation ingesteld is als eerste opstartapparaat in de opstart-
volgorde van de computer. Zie “De opstartvolgorde selecteren of
wijzigen” op pagina 66.
1. Plaats de reparatiediskette in het diskettestation.
2. Zet de computer aan en volg de instructies op het scherm.
Opmerkingen:
1. Als de reparatie zonder fouten wordt voltooid, kunt u toegang tot het werkge-
bied van Rescue and Recovery krijgen door herhaaldelijk op de toets F11 te
drukken terwijl u de computer opnieuw opstart. Als u een geluidssignaal hoort
of het logo-scherm ziet, laat u F11 los. Na afloop van de reparatie kunt u ook
weer naar de Windows-omgeving gaan.
2. Als er tijdens de reparatie een foutbericht verschijnt, en de reparatie niet kan
worden voortgezet, is er wellicht een probleem met de partitie waarop het
werkgebied van Rescue and Recovery zich bevindt. Gebruik een noodherstel-
medium voor toegang tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Informatie
over het maken en gebruiken van een noodherstelmedium vindt u in “Nood-
herstelmedia maken en gebruiken” op pagina 57.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 59
Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren
Voordat u stuurprogramma’s installeert of opnieuw installeert, moet er een
besturingssysteem vooraf geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en software-
media voor het apparaat.
Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich
op het vasteschijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de subdirectory
SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma’s voor apparaten die al
in de fabriek zijn geïnstalleerd, vindt u ook op de website http://
www.lenovo.com/support. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de
desbetreffende apparaten.
U installeert een stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat
als volgt:
1. Zet de computer aan.
2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vaste-schijfstation op.
3. Ga naar de directory C:\SWTOOLS.
4. Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene sub-
mappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn
geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO.
5. Open de map van het gewenste apparaat.
6. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Ga naar de subdirectory van het apparaat en zoek het bestand SETUP.exe.
Dubbelklik op het bestand en volg de instructies op het scherm.
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.txt of
een bestand met de extensie .txt op. Dit bestand is vaak genoemd naar een
bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.txt. Het TXT-bestand bevat
informatie over het installeren van het stuurprogramma. Volg de instructies
om de installatie te voltooien.
v Als de subdirectory voor het apparaat een bestand met de extensie .inf bevat
en u wilt het stuurprogramma installeren met behulp van het INF-bestand,
raadpleeg dan het informatiesysteem Windows Help en Ondersteuning voor
gedetailleerde informatie over het installeren van het stuurprogramma.
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven
Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een intern vaste-schijf-
station, een schijf, een USB-vaste-schijfstation of andere externe apparaten, moet u
eerst zorgen dat uw herstelapparaat is ingesteld als het eerste opstartapparaat in
de opstartvolgorde van apparaten in het programma Setup Utility. Raadpleeg “Een
opstartapparaat kiezen” op pagina 65 voor gedetailleerde informatie over het tijde-
lijk of permanent wijzigen van de opstartvolgorde.
Opmerking: Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzet-
ten voordat u het externe apparaat aansluit.
Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 4, “Wer-
ken met het programma Setup Utility”, op pagina 63.
60 Handboek voor de gebruiker
Herstelproblemen oplossen
Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windows-
omgeving kunt gaan, kunt u het volgende doen:
v Gebruik een noodherstelmedium om het werkgebied van Rescue and Recovery
te starten. Zie “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 57.
v Gebruik een reparatiediskette om het werkgebied van Rescue and Recovery te
repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kun-
nen gaan. Zie “Een reparatiediskette maken en gebruiken” op pagina 59.
v U kunt de herstelschijven gebruiken als alle andere herstelmethoden mislukt zijn
en u het vasteschijfstation wilt herstellen naar de fabrieksinstellingen. Zie
“Herstelmedia maken en gebruiken” op pagina 53.
Opmerking: Als het u niet lukt om met behulp van een noodherstelmedium, een
reparatiediskette of een set herstelschijven toegang te krijgen tot het
werkgebied van Rescue and Recovery of de Windows-omgeving, is
het noodherstelapparaat (diskettestation, CD-station, DVD-station of
USB-vasteschijfstation) mogelijk niet ingesteld als het eerste opstart-
apparaat in de opstartvolgorde. Meer informatie vindt u in “Een
herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 60.
Het is belangrijk om zo snel mogelijk een noodherstelmedium, een reparatie-
diskette en een herstelmedium te maken en al deze media op een veilige plaats op
te bergen.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 61
62 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility
U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie van de compu-
ter te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De
instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare
instellingen in het programma Setup Utility echter overschrijven.
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen inzake het wer-
ken met het programma Setup Utility:
v “Het programma Setup Utility starten”
v “Instellingen bekijken en wijzigen”
v “Wachtwoorden gebruiken”
v “Apparaten in- en uitschakelen” op pagina 65
v “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 65
v “Het programma Setup Utility afsluiten” op pagina 66
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F1 wanneer u de computer aanzet. Als u meer-
dere geluidssignalen hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F1 los.
Opmerking: Als er een wachtwoord is ingesteld, wordt het menu van het pro-
gramma Setup pas afgebeeld nadat u het juiste wachtwoord hebt
getypt. Meer informatie vindt u in “Wachtwoorden gebruiken”.
Instellingen bekijken en wijzigen
Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeem-
configuratie-instellingen. Om de instellingen te bekijken of te wijzigen, moet u het
programma Setup Utility starten. Zie “Het programma Setup Utility starten”. Volg
de instructies op het scherm.
Voor het programma Setup Utility moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toet-
sen worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk
scherm afgebeeld.
Wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u een wachtwoord instellen om te voorko-
men dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en uw gegevens. De vol-
gende opties zijn beschikbaar om u te helpen een systeemwachtwoord (power-on
password) of een beheerderswachtwoord (administrator password) in te stellen:
v Set Power-On Password
v Set Administrator Password
© Copyright Lenovo 2010 63
Om de computer te kunnen gebruiken, is het niet noodzakelijk dat u een wacht-
woord instelt. Het gebruik van wachtwoorden vergroot echter wel de veiligheid
van het werken met de computer. Als u besluit een wachtwoord in te stellen, lees
dan de volgende paragrafen.
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en numerieke tekens gebrui-
ken. Omwille van de veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord
te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. U stelt als volgt een sterk
wachtwoord in:
v Het moet bestaan uit ten minste acht tekens en bevat ten minste één alfabetisch
en één numeriek teken
v Wachtwoorden in het programma Setup Utility zijn niet hoofdlettergevoelig
v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Set Power-On Password
Nadat u met de optie Set Power-On Password een systeemwachtwoord hebt inge-
steld, wordt de gebruiker, elke keer wanneer hij of zij de computer aanzet,
gevraagd het juiste wachtwoord te typen. De computer kan pas worden gebruikt
als het juiste wachtwoord is opgegeven. Meer informatie over het instellen van een
wachtwoord vindt u in “Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen”.
Set Administrator Password
Met de optie Set Administrator Password kunt u een beheerderswachtwoord
instellen. Dit voorkomt dat niet-gemachtigde gebruikers wijzigingen aanbrengen in
de configuratie-instellingen. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van
meerdere computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken.
Meer informatie over het instellen van een wachtwoord vindt u in “Een wacht-
woord instellen, wijzigen of wissen”.
Nadat u een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u
het programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordprompt. Het programma
Setup Utility kan pas worden gebruikt nadat u het juiste beheerderswachtwoord
hebt opgegeven.
Indien u zowel een systeemwachtwoord als een beheerderswachtwoord hebt inge-
steld, kunt u elk van beide wachtwoorden opgeven om met de computer te gaan
werken. Als u echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzigen, moet
u het beheerderswachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 63.
2. Selecteer in het hoofdmenu van het programma Setup Utility Security Set
Power-On Password of Set Administrator Password.
3. Volg de instructies op het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
64 Handboek voor de gebruiker
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en nume-
rieke tekens gebruiken. Meer informatie vindt u in “Overwegin-
gen ten aanzien van wachtwoorden” op pagina 64.
Apparaten in- en uitschakelen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het in- of uitschakelen van de volgende
apparaten:
SATA Controller Als deze optie is ingesteld op Disabled, worden alle apparaten
die zijn aangesloten op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de
vaste schijf of het optische station) uitgeschakeld en niet weerge-
geven in de systeemconfiguratie.
Serial Port1 Address Met deze optie kunt u de in- en uitvoer van de seriële poort
regelen.
USB Setup Met deze optie kunt u USB-poorten instellen.
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 63.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices.
3. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de
volgende handelingen uit:
v Selecteer ATA Drives Setup SATA Controller om de op de SATA-aanslui-
tingen aangesloten apparaten in of uit te schakelen.
v Selecteer Serial Port Setup Serial Port1 Address om de seriële poort in of
uit te schakelen.
v Selecteer USB Setup en volg de instructies op het scherm voor het in- of uit-
schakelen van de USB-poort(en) van uw keuze.
4. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
5. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup
Utility. Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken.
6. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en het programma Setup af te slui-
ten.
Opmerkingen:
a. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, selecteert u Exit Discard Changes
and Exit.
b. Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u
Exit Load Optimal Defaults.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een vasteschijf-
station of de schijf in het optische-schijfstation, voert u een van de volgende han-
delingen uit om het gewenste opstartapparaat te selecteren.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het selecteren van een tijdelijk opstart-
apparaat. Gebruik de instructies in dit gedeelte om op te starten vanaf een wille-
keurig opstartapparaat.
Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility 65
Opmerking: Niet alle schijven en vaste-schijfstations zijn geschikt om van op te
starten.
U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het Startup Device Menu en druk op
Enter.
Opmerking: Door in het menu Startup Device een opstartapparaat te selecteren,
wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het permanent wijzigen van de
geconfigureerde opstartvolgorde.
Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 63.
2. Selecteer Startup Primary Boot Sequence. Bekijk de informatie die aan de
rechterkant van het scherm wordt afgebeeld.
3. Selecteer het eerste opstartapparaat, het tweede, enzovoort.
4. Druk op Esc om terug te gaan naar het menu Startup. Selecteer vervolgens de
apparaten voor de Automatic Boot Sequence en de Error Boot Sequence.
5. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup
Utility.Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken.
6. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en het programma Setup af te slui-
ten.
Opmerkingen:
a. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, selecteert u Exit Discard Changes
and Exit.
b. Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u
Exit Load Optimal Defaults.
Het programma Setup Utility afsluiten
Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc
om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup Utility. Mogelijk
moet u meerdere malen op Esc drukken. Voer daarna een van de volgende hande-
lingen uit:
v Als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan, drukt u op F10. De instellingen
worden dan opgeslagen en het programma Setup Utility wordt afgesloten.Doet
u dat niet, dan worden de wijzigingen niet bewaard.
v Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, selecteert u Exit Discard Changes and
Exit.
v Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u Exit
Load Optimal Defaults.
66 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bijwerken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het bijwerken van het POST/BIOS en het
herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
v “Werken met systeemprogramma’s”
v “Het BIOS bijwerken vanaf een schijf (flashen)”
v “Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem” op pagina 68
v “Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS” op pagina 68
Werken met systeemprogramma’s
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd
door systeemprogramma’s. Systeemprogramma’s zijn onder meer POST, de BIOS-
code en het programma Setup Utility. POST is een reeks tests en procedures die
iedere keer dat u de computer aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een
softwarelaag waarin instructies van andere softwarelagen worden vertaald naar
elektronische signalen die de computerhardware kan uitvoeren. U kunt het pro-
gramma Setup Utility gebruiken om de configuratie en de instellingen van de com-
puter te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam
EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), in de volksmond
ook wel flashgeheugen genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het pro-
gramma Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met
een schijf met flashupdates of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren
vanuit het besturingssysteem.
Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST en het
BIOS. Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de
Lenovo-website op http://www.lenovo.com. Instructies voor het gebruik van
POST/BIOS-updates vindt u in een TXT-bestand dat samen met de update-
bestanden wordt gedownload. Voor de meeste modellen kunt u een bijwerk-
programma downloaden waarmee u een flash-updateschijf kunt maken of een
bijwerkprogramma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem.
Opmerking: U kunt op internet een zogenaamd ISO-image van het diagnose-
programma downloaden. Dit is een image van een automatisch star-
tende CD/DVD, speciaal voor computers zonder diskettestation. Ga
naar:
http://www.lenovo.com
Het BIOS bijwerken vanaf een schijf (flashen)
In dit gedeelte vindt u instructies voor het updaten (flashen) van het BIOS met
behulp van een schijf. Updates van systeemprogramma’s zijn beschikbaar op:
http://www.lenovo.com/support
Om het BIOS vanaf een schijf te updaten (flashen), doet u het volgende:
1. Zet de computer uit.
© Copyright Lenovo 2010 67
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteert in het Startup Device Menu een optische-schijfstation als eerste
opstartapparaat.
4. Plaats de schijf in het optische-schijfstation en druk op Enter. De update begint.
5. Als u wordt gevraagd of u het serienummer wilt wijzigen, drukt u op N. Wilt
u het serienummer wél wijzigen, druk bij deze vraag dan op Y. Typ het serie-
nummer en druk op Enter.
6. Als u wordt gevraagd of u het machinetype/model wilt wijzigen, drukt u op
N. Wilt u het machinetype/model wél wijzigen, druk bij deze vraag dan op Y.
Typ het machinetype/model en druk op Enter.
7. Volg de instructies op het scherm om de update te voltooien. Zodra de update
voltooid is, haalt u de schijf uit het optische-schijfstation.
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem
Opmerking: Omdat door Lenovo voortdurend verbeteringen worden doorgevoerd
op de website, kan de inhoud van de webpagina zonder bericht
vooraf worden gewijzigd, inclusief de inhoud waarnaar in de vol-
gende procedure wordt verwezen.
Om het BIOS vanuit het besturingssysteem te updaten (flashen), doet u het vol-
gende:
1. Ga naar http://www.lenovo.com/support.
2. Zoek als volgt de downloadbare bestanden voor uw type computer:
a. Ga naar het veld Enter a product number, geef uw machinetype op en klik
op Go.
b. Klik op Downloads and drivers.
c. Selecteer BIOS in het veld Refine results om eenvoudig alle BIOS-gerela-
teerde links te vinden.
d. Klik op de BIOS-updatelink.
3. Klik op het TXT-bestand dat de instructies bevat voor het bijwerken (flashen)
van BIOS vanuit uw besturingssysteem.
4. Druk deze instructies af. Dit is belangrijk, omdat deze instructies niet meer
worden afgebeeld nadat het downloaden is gestart.
5. Volg de afgedrukte instructies om het updatebestand te downloaden, uit te
pakken en te installeren.
Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS
Als de stroom uitvalt terwijl POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het
mogelijk dat de computer daarna niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert
u de volgende procedure uit (dit wordt wel herstel van opstartblokkering
genoemd):
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle
aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle
stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn
aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 16.
68 Handboek voor de gebruiker
3. Zoek de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 12.
4. Verwijder alle onderdelen en ontkoppel alle kabels die het moeilijk maken om
bij de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel te komen.
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de
onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
6. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u
hebt ontkoppeld.
7. Plaats de kap van de computer en steek de stekkers van de computer en het
beeldscherm in het stopcontact. Zie “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 48.
8. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
9. Selecteert in het Startup Device Menu een optische-schijfstation als eerste
opstartapparaat.
10. Plaats de POST/BIOS-updateschijf (flash-updateschijf) in het optische-schijf-
station en druk op Enter. Het herstelproces begint. Het herstelproces duurt
een minuutje of twee, drie. In die tijd klinkt er een reeks geluidssignalen.
11. Nadat het herstelproces is voltooid, gaat het beeldscherm uit, stoppen de
geluidssignalen en gaat het systeem vanzelf uit.
12. Herhaal stap 1 tot en met stap 4.
13. Zet de jumper terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
14. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u
hebt ontkoppeld.
15. Plaats de kap op de computer en sluit de netsnoeren en andere kabels weer
aan. Zie “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 48.
16. Zet de computer aan en haal de schijf uit het optische-schijfstation.
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bijwerken 69
70 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing
In dit hoofdstuk vindt u informatie over enkele programma’s voor elementaire
probleemoplossing en diagnose. Mocht het probleem met uw computer hier niet
worden beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 7, “Informatie, hulp en service”, op
pagina 77 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing.
Elementaire probleemoplossing
In de volgende tabel vindt u elementaire informatie over het oplossen van proble-
men met uw computer.
Opmerking: Als het probleem niet is opgelost nadat u de elementaire probleem-
oplossing hebt uitgevoerd, laat de computer dan nazien. In de bij uw
computer geleverde publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie vindt
u, naast informatie over veiligheid en garantie, een lijst met telefoon-
nummers voor service en ondersteuning.
Soort fout Actie
De computer start niet op na het
indrukken van de aan/uit-knop.
Controleer of:
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een
goed werkend stopcontact.
v De eventueel aanwezige tweede netschakelaar aan de achterzijde van de com-
puter wel aan staat.
v Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt.
v De spanning (het voltage) waarop het apparaat is ingesteld, overeenkomt met
de spanning die in uw land of regio op het stopcontact staat.
Het beeldscherm is leeg. Controleer of:
v De signaalkabel van het beeldscherm correct is aangesloten op het beeldscherm
en op de juiste beeldschermaansluiting van de computer.
v Het netsnoer is aangesloten op het beeldscherm en op een goed werkend
stopcontact.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v De spanning (het voltage) waarop het apparaat is ingesteld, overeenkomt met
de spanning die in uw land of regio op het stopcontact staat.
v Als uw computer beschikt over twee beeldschermaansluitingen, gebruik dan
de aansluiting op de grafische kaart.
Het toetsenbord werkt niet. Controleer of:
v De computer aan staat.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v Het toetsenbord correct is aangesloten op een geschikte toetsenbordaansluiting
(de PS/2-aansluiting of een van de USB-poorten).
v Geen van de toetsen klemmen.
© Copyright Lenovo 2010 71
Soort fout Actie
De muis werkt niet. Controleer of:
v De computer aan staat.
v Het muis correct is aangesloten op een geschikte muisaansluiting (de PS/2-
aansluiting of een van de USB-poorten).
v De muis schoon is. Raadpleeg “De muis schoonmaken” op pagina 74.
Het besturingssysteem start niet
op.
Controleer of het apparaat waarop het besturingssysteem is geïnstalleerd, is
opgenomen in de opstartvolgorde. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd
op het vaste-schijfstation. Meer informatie vindt u in “Een opstartapparaat
kiezen” op pagina 65.
De computer geeft een aantal
geluidssignalen voordat het
besturingssysteem wordt gestart.
Controleer of er geen toetsen klemmen.
Diagnoseprogramma’s
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardware-
componenten van de computer en voor het melden van door het besturings-
systeem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Er
zijn op uw computer twee programma’s vooraf geïnstalleerd om u te helpen bij het
opsporen van computerproblemen:
v Lenovo ThinkVantage Toolbox of Lenovo System Toolbox, afhankelijk van het
besturingssysteem (wordt gebruikt als u in Windows werkt)
v PC-Doctor for Rescue and Recovery (wordt gebruikt als Windows niet kan wor-
den gestart)
Opmerkingen:
1. De laatste versie van de diagnoseprogramma’s PC-Doctor for DOS kan ook
worden gedownload van http://www.lenovo.com/support. Zie “PC-Doctor for
DOS” op pagina 73 voor meer gedetailleerde informatie.
2. Als u het probleem niet zelf kunt opsporen en verhelpen nadat u de
programma’s hebt uitgevoerd, slaat u de logboekgegevens op die door die
programma’s zijn gemaakt en drukt u deze gegevens af. U hebt deze logboeken
nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van Lenovo.
Lenovo ThinkVantage Toolbox
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox is alleen beschikbaar
op computers van Lenovo waarop Windows 7 in de fabriek is
geïnstalleerd.
Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox helpt u bij het onderhoud van uw
computer. Het verbetert de beveiliging, maakt een betere opsporing van problemen
mogelijk, helpt u vertrouwd te raken met de innovatieve technologie van Lenovo
en verschaft u een overvloed aan informatie over uw computer. Met de diagnose-
functie van het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox kunt u apparaten testen,
de oorzaak van computerproblemen opsporen, opstartbare diagnosemedia maken,
systeemstuurprogramma’s bijwerken en systeemgegevens bekijken.
Om het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox uit te voeren, klikt u op Start
Alle programma’s Lenovo ThinkVantage Tools Systeemstatus en diagnose-
programma’s. Volg de aanwijzingen op het scherm.
72 Handboek voor de gebruiker
Meer informatie over het werken met het programma Lenovo ThinkVantage
Toolbox vindt u in het Help-systeem van het programma.
Lenovo System Toolbox
Opmerking: Het programma Lenovo System Toolbox is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf
is geïnstalleerd.
Lenovo System Toolbox is een diagnoseprogramma dat onder Windows werkt en
waarmee u symptomen en oplossingen voor computerproblemen kunt bekijken,
toegang kunt krijgen tot het probleemoplossingscentrum van Lenovo, stuur-
programma’s kunt bijwerken en systeeminformatie kunt bekijken.
Om het programma Lenovo System Toolbox te starten, klikt u op Start Alle
programma’s Lenovo Services Lenovo System Toolbox. Volg de aanwijzingen
op het scherm.
Meer informatie over het werken met het programma Lenovo System Toolbox
vindt u in het Help-systeem van het programma.
PC-Doctor for Rescue and Recovery
Het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery maakt deel uit van
het werkgebied van Rescue and Recovery op uw Lenovo-computer. U kunt het
programma PC-Doctor for Rescue and Recovery ook gebruiken als het niet lukt om
Windows op te starten.
Als u het programma PC-Doctor for Rescue and Recovery wilt uitvoeren vanuit
het werkgebied van Rescue and Recovery, gaat u als volgt te werk:
1. Zet de computer uit.
2. Druk na het aanzetten van de computer herhaaldelijk op de toets F11. Als u een
geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u F11 los. Rescue and
Recovery wordt na enige tijd geopend.
3. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Geavanceerd Rescue and
Recovery starten Diagnose uitvoeren van hardware. Het programma PC-
Doctor for Rescue and Recovery wordt geopend.
4. Selecteer de diagnosetest van uw keuze. Volg de instructies op het scherm.
Meer informatie over het werken met het programma PC-Doctor for Rescue and
Recovery vindt u in het Help-systeem van het programma zelf.
Opmerking: Als u te maken krijgt met storingen die het onmogelijk maken om
toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery, kunt
u het programma PC-Doctor for Rescue and Recovery gebruiken
nadat u de computer met behulp van het hoodherstelmedium hebt
hersteld van de storingen en nadat u toegang hebt gekregen tot het
werkgebied van Rescue and Recovery. Zie “Noodherstelmedia maken
en gebruiken” op pagina 57.
PC-Doctor for DOS
De nieuwste versie van de diagnoseprogramma’s PC-Doctor for DOS kan ook wor-
den gedownload van http://www.lenovo.com/support. Het diagnoseprogramma
PC-Doctor voor DOS kan onafhankelijk van het besturingssysteem worden uitge-
voerd. U kunt het diagnoseprogramma PC-Doctor for DOS ook gebruiken als het
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing 73
niet lukt om Windows op te starten. U kunt het diagnoseprogramma PC-Doctor for
DOS uitvoeren vanaf de diagnoseschijf die u zelf hebt gemaakt.
Een diagnoseschijf maken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het maken van een diagnoseschijf.
Om een diagnoseschijf te maken, doet u het volgende:
1. Download een zelfstartend, opstartbaar CD/DVD-image (een ISO-image) van
het diagnoseprogramma vanaf de website:
http://www.lenovo.com/support
2. Dit ISO-image kunt u met behulp van software voor het branden van een CD
of DVD op een schijf zetten.
Het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf de diagnoseschijf
In dit gedeelte leest u hoe u de diagnoseschijf die u hebt gemaakt, in de praktijk
kunt gebruiken.
U kunt het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf de diagnoseschijf die u zelf hebt
gemaakt. Dit doet u als volgt:
1. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
2. Plaats de diagnoseschijf in het optische-schijfstation.
3. Selecteer het optische-schijfstation met de diagnoseschijf als opstartapparaat en
druk op Enter. Het diagnoseprogramma wordt geopend.
4. Volg de instructies op het scherm om de gewenste diagnosetest te selecteren.
Voor aanvullende Help-informatie kunt u op de toets F1 drukken.
5. Haal de schijf na afloop van het diagnoseproces uit het optische-schijfstation.
De muis schoonmaken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het schoonmaken van een niet-optische
muis.
Optische muis
Een optische muis maakt voor het besturen van de aanwijzer gebruik van een LED
en een optische sensor. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, is de muis toe aan een stevige schoonmaakbeurt.
U reinigt de optische muis als volgt:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om en kijk goed naar de lens.
a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje.
b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg.
4. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het opper-
vlak een zeer complex patroon aanwezig is, kan de digitale signaalprocessor
(DSP) de wijzigingen in de positie van de muis wellicht moeilijk volgen.
5. Sluit de muis weer aan op de computer.
6. Zet de computer weer aan.
74 Handboek voor de gebruiker
Niet-optische muis
In de onderstaande afbeelding ziet u de onderdelen van een niet-optische muis.
Opmerking: Uw muis ziet er wellicht anders uit dan de afgebeelde muis.
1 Ring
2 Bal
3 Plastic rollers
4 Balhouder
Een niet-optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer op het scherm
gebruik van een balletje. Als de pijl op het scherm onregelmatig beweegt, moet de
muis worden gereinigd.
U reinigt een niet-optische muis als volgt:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand. De bal komt
nu te voorschijn.
4. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt
in uw hand.
5. Was de bal in een warm sopje. Droog hem vervolgens af met een schone
doek.
6. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken.
7. Kijk of zich vuil heeft opgehoopt op de plastic rollers3in de balhouder.
Gewoonlijk ziet u een streep van vuil midden op de rollers.
8. Als de rollers vuil zijn, kunt u ze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt
is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg
ervoor dat de rollers nog midden in de groeven liggen nadat u ze hebt gerei-
nigd.
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing 75
9. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje.
10. Plaats de bal en de ring weer terug. Draai de ring in de vergrendelde stand.
11. Sluit de muis weer aan op de computer.
12. Zet de computer weer aan.
76 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service
In dit hoofdstuk vindt u informatie over hulp, service en technische assistentie
voor producten die door Lenovo zijn geproduceerd.
Informatiebronnen
Aan de hand van de informatie in dit hoofdstuk kunt u andere belangrijke
informatiebronnen met betrekking tot uw computer raadplegen.
Map Online boeken
De map Online boeken die vooraf is geïnstalleerd op uw computer bevat het
ThinkCentre Handboek voor de gebruiker, met informatie over de computer om u te
helpen met het instellen, gebruiken en beheren van de computer. U hebt geen
internettoegang nodig om de publicaties te bekijken.
Om een publicatie te bekijken, klikt u op Start Alle programma’s Online boe-
ken Online boeken, dubbelklik vervolgens op de betreffende publicatie voor uw
computer. De publicaties zijn ook aanwezig op de website van Lenovo Support op:
http://www.lenovo.com/support
Opmerkingen:
1. De publicaties hebben een PDF-indeling. Om de publicaties te kunnen bekijken,
moet het programma Adobe Reader vooraf op de computer zijn geïnstalleerd.
Als Adobe Reader niet op uw computer is geïnstalleerd en u probeert een PDF-
bestand te openen, dan verschijnt er een bericht en wordt u door de installatie
van Adobe Reader geloodst.
2. De publicaties zijn in andere talen beschikbaar op de website van Lenovo Sup-
port op:
http://www.lenovo.com/support
3. Als u van het programma Adobe Reader een versie wilt installeren in een
andere taal dan de versie die vooraf op uw computer is geïnstalleerd, kunt u
de versie in de taal van uw keuze downloaden van de website van Adobe op:
http://www.adobe.com
Lenovo ThinkVantage Tools
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Tools is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows 7 is geïnstalleerd.
Het programma Lenovo ThinkVantage Tools helpt u om gemakkelijker en veiliger
met uw computer te werken. Het biedt toegang tot verschillende tools, zoals:
v Lenovo ThinkVantage Toolbox
v Password Manager
v Power Manager
v Productherstel
v Rescue and Recovery
v ThinkVantage System Update
© Copyright Lenovo 2010 77
Om naar het programma Lenovo ThinkVantage Tools te gaan, klikt u op Start
Alle programma’s Lenovo ThinkVantage Tools.
ThinkVantage Productivity Center
Opmerking: Het programma ThinkVantage Productivity Center is alleen beschik-
baar op computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows
XP vooraf is geïnstalleerd.
Het programma ThinkVantage Productivity Center bestaat uit informatiebronnen
en tools die bedoeld zijn om het werken met de computer gemakkelijk en veilig te
maken. Het biedt eenvoudige toegang tot diverse technieken, waaronder:
v Client Security Solution of Password Manager
v Power Manager
v Product Recovery
v Rescue and Recovery
U opent het programma ThinkVantage Productivity Center door achtereenvolgens
te klikken op Start Alle programma’s ThinkVantage Productivity Center.
Lenovo Welcome
Opmerking: Het programma Lenovo Welcome is alleen beschikbaar op computers
van Lenovo waarop Windows 7 of Windows Vista vooraf is geïnstal-
leerd.
Met het programma Lenovo Welcome maakt u kennis met een aantal innovatieve
ingebouwde voorzieningen van Lenovo en wordt u door een aantal belangrijke
installatietaken geleid. Hierdoor haalt u het beste uit uw computer.
Access Help
Access Help is een informatiesysteem dat informatie verstrekt over de manier
waarop u aan de slag kunt gaan, over het uitvoeren van elementaire handelingen,
het aanpassen van instellingen aan uw persoonlijke voorkeuren, het beschermen
van gegevens, het uitbreiden en upgraden van de computer, en het oplossen van
problemen.
v Om Access Help te openen onder Windows 7, klikt u op Start Help en onder-
steuning Lenovo Access Help.
v Om Access Help te openen onder Windows Vista of Windows XP, klikt u op
Start Alle programma’s ThinkVantage Access Help.
Na het openen van het informatiesysteem Access Help gaat u naar het linker
scherm om een keuze te maken uit de tab Inhoud of de tab Trefwoordenregister
of gebruikt u de tab Zoeken om een bepaald woord of een woordencombinatie te
zoeken.
Veiligheid en garantie
De publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij uw computer is geleverd,
bevat informatie over veiligheid, garantie, service, CRU’s en andere garantie-
bronnen, alsmede een lijst van telefoonnummers voor technische ondersteuning.
Lees eerst de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie en het gedeelte
“Kennisgevingen”, op pagina 83 in dit boekje.
78 Handboek voor de gebruiker
Lenovo-website (http://www.lenovo.com)
De Lenovo-website bevat de meest recente informatie en services ter ondersteuning
van het aanschaffen, upgraden en onderhouden van de computer. U kunt ook het
volgende doen:
v Desktop- en notebookcomputers, beeldschermen, projectoren, upgrades en acces-
soires voor uw computer aanschaffen, en profiteren van speciale aanbiedingen.
v Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturings-
systemen en softwareprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, en
installatie op maat.
v Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen.
v De meest recente stuurprogramma’s en updates van de software voor uw speci-
fieke model computer downloaden.
v De online handleidingen voor uw producten raadplegen.
v De Lenovo Beperkte Garantie lezen.
v Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor
uw model computer en andere ondersteunde producten.
v De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of
regio opzoeken.
v Zoeken naar een serviceprovider bij u in de buurt.
Hulp en service
In dit gedeelte vindt u informatie over het aanvragen van hulp en service.
Documentatie en diagnoseprogramma’s gebruiken
Als er problemen zijn met uw computer, raadpleegt u Hoofdstuk 6, “Diagnose en
probleemoplossing”, op pagina 71. Aanvullende informatiebronnen voor het oplos-
sen van computerproblemen worden opgesomd in “Informatiebronnen” op pagina
77.
Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan
de documentatie van het besturingssysteem of het softwareprogramma, inclusief de
README-bestanden en de online Help.
De meeste computers worden geleverd met een aantal diagnoseprogramma’s die u
kunt gebruiken om hardwareproblemen op te sporen. Instructies voor het werken
met de diagnoseprogramma’s op uw computer vindt u in “Diagnoseprogramma’s”
op pagina 72.
U kunt de nieuwste technische informatie vinden en stuurprogramma’s en updates
downloaden vanaf de website van Lenovo Support:
http://www.lenovo.com/support
Service aanvragen
Tijdens de garantieperiode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij
het Customer Support Center.
Tijdens de garantieperiode zijn de volgende services beschikbaar:
v Probleembepaling - Speciaal opgeleid onderhoudspersoneel staat klaar om u te
helpen de oorzaak van een hardwareprobleem op te sporen en het probleem te
verhelpen.
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service 79
v Reparatie van hardware - Als het probleem wordt veroorzaakt door hardware
die onder de garantie valt, zal speciaal opgeleid onderhoudspersoneel zorg-
dragen voor de noodzakelijke service.
v Ontwerpwijzigingen - In sommige gevallen moet een product na de verkoop
worden aangepast. Lenovo of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzi-
gingen aanbrengen als ze van toepassing zijn op uw hardware.
De volgende items vallen niet onder de garantie:
v Vervanging of gebruik van onderdelen die niet zijn gefabriceerd door Lenovo of
van Lenovo-onderdelen zonder garantie
v Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen
v Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of upgrade
v Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma’s
v Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen
v Installatie en onderhoud van softwareprogramma’s
In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
volledig overzicht van de garantievoorwaarden. Om recht te blijven houden op de
garantieservice dient u uw aankoopbewijs te bewaren.
Voor een lijst van telefoonnummers van Lenovo Support in uw land of regio gaat
u naar http://www.lenovo.com/support en klikt u op Support phone list. U kunt
ook de bij uw computer geleverde ThinkCentre Handleiding voor veiligheidsrichtlijnen
en garantie raadplegen.
Opmerking: Telefoonnummers van service en ondersteuning kunnen zonder voor-
afgaand bericht worden gewijzigd. Als het nummer voor uw land of
regio ontbreekt, neemt u contact op met uw Lenovo-wederverkoper
of met uw Lenovo-vertegenwoordiger.
Als u belt, is het het handigst als u de telefoon in de buurt van de computer
plaatst en de volgende gegevens bij de hand hebt:
v Machinetype en model
v De serienummers van de hardwareproducten
v Beschrijving van het probleem
v De exacte tekst van foutberichten
v Gegevens over de configuratie (hardware en software)
Andere services
Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw
desktop- of notebookcomputer wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice
(IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht heeft op garantieservice
gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door geautoriseerde
serviceverleners.
Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet
in alle landen beschikbaar. Internationale Garantieservice wordt verleend via de
servicemethode (zoals depot, carry-in of on-site) die in het desbetreffende land
wordt geboden. In bepaalde landen zijn de servicecentra niet in staat alle modellen
van een bepaald type machine te repareren. In sommige landen kunnen kosten in
rekening worden gebracht of gelden beperkingen voor service.
80 Handboek voor de gebruiker
Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale
Garantieservice (IWS) en om een lijst te bekijken van landen waar service beschik-
baar is, gaat u naar http://www.lenovo.com/support, klikt u op Warranty en volgt
u de instructies op het scherm.
Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs
voor uw vooraf geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de
website Microsoft Product Support Services op http://support.microsoft.com/
directory. U kunt ook contact opnemen met het Customer Support Center. Mogelijk
worden er kosten in rekening gebracht.
Extra services aanschaffen
Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals
ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma’s,
instellen en configureren van het netwerk, uitgebreide reparatiediensten voor hard-
ware en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een service kan per
land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de
Lenovo-website op:
http://www.lenovo.com
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service 81
82 Handboek voor de gebruiker
Bijlage. Kennisgevingen
Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of
voorzieningen niet uit in alle landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovo-
vertegenwoordiger voor informatie over de producten en diensten die in uw regio
beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van
Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kun-
nen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats
daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk
maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De
gebruiker is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van samenwerking
met producten, programma’s of diensten van anderen.
Lenovo kan octrooien hebben aanvragen voor een octrooi voor de onderwerpen
die in dit document worden beschreven. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter
beschikking is gesteld, kan geen recht op licentie of ander recht worden ontleend.
Vragen over licenties kunt u schriftelijk richten aan:
Lenovo (United States), Inc.
1009 Think Place - Building One
Morrisville, NC 27560
U.S.A.
Attention: Lenovo Director of Licensing
LENOVO LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS, ZONDER ENIGE
GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN,
MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN HET
GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VAN DERDEN, VER-
HANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. Onder
sommige jurisdicties is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan,
zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
Deze informatie kan technische onnauwkeurigheden of typografische fouten bevat-
ten. De informatie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen
zullen in nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Lenovo kan de
producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder
aankondiging wijzigen en/of verbeteren.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor
gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij sto-
ringen kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft
geen invloed op Lenovo-productspecificatie of garantie. Niets in dit document zal
worden opgevat als een uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwaring onder
de intellectuele-eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle informatie in dit
document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier uitsluitend ter
illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resultaat anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken
of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige ver-
plichting voor IBM jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend
opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor
© Copyright Lenovo 2010 83
die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het
materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor
eigen risico.
Alle snelheids- en prestatiegegevens in dit document zijn verkregen in een gecon-
troleerde omgeving. De resultaten dat in andere gebruiksomgevingen wordt ver-
kregen, kunnen hiervan derhalve afwijken. Bepaalde metingen zijn mogelijkerwijs
uitgevoerd op systemen die nog in ontwikkeling waren en er wordt geen garantie
gegeven dat deze metingen op algemeen verkrijgbare machines gelijk zouden zijn.
Bovendien zijn sommige resultaten geschat middels extrapolatie. Werkelijke resul-
taten kunnen afwijken. Gebruikers van dit document dienen de toepasselijke gege-
vens voor hun specifieke omgeving te controleren.
Kennisgeving televisie-uitvoer
De volgende kennisgeving heeft betrekking op modellen die over de door de
fabriek geïnstalleerde functie voor televisie-uitvoer beschikken.
Dit product bevat technologie voor de bescherming van copyright en wordt
beschermd door methodeclaims van bepaalde Amerikaanse octrooien en andere
intellectuele-eigendomsrechten die eigendom zijn van Macrovision Corporation en
andere rechthebbenden. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming
van auteursrechten moet worden goedgekeurd door Macrovision Corporation en is
uitsluitend bedoeld voor gebruik thuis en in kleine kring, tenzij u over een schrif-
telijke machtiging van Macrovision Corporation beschikt. Reverse engineering of
demontage is verboden.
Europees CE-symbool
Handelsmerken
Lenovo, het Lenovo-logo, PS/2, Rescue and Recovery, ThinkCentre en
ThinkVantage zijn handelsmerken van Lenovo in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken van de Microsoft-groep.
AMD, AMD Athlon, AMD Phenom, AMD Sempron en combinaties daarvan zijn
handelsmerken van Advanced Micro Devices, Inc.
Linux is een handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken
zijn van derden.
84 Handboek voor de gebruiker
Trefwoordenregister
A
Aansluiting voor DVI-beeldscherm 10
Aansluiting voor PS/2-toetsenbord 10
aanvragen
hulp 77
informatie 77
service 77
Access Help 78
achterkant, poorten 9
afsluiten, programma Setup Utility 66
antivirussoftware 7
apparaten, gevoelig voor statische elektriciteit 15
audio lijningang 10
audio lijnuitgang 10
audiosubsysteem 2
B
backup- en herstelbewerkingen 55
bekijken en wijzigen, instellingen 63
beschrijving van de aansluiting 10
beveiliging
hangslot 51
inschakelen of uitschakelen 65
kabelslot 50
kenmerken 3, 49
beveiliging, wachtwoord 51
bewerkingen, backup en herstel 55
bijwerken
flashen van BIOS 67
systeemprogramma’s 67
bijwerken (flashen) van BIOS 68
BIOS, bijwerken (flashen) 67, 68
BIOS flashen 67
C
CMOS wissen 51
componenten, inwendig 11
computerbehuizing
verwijdert 16
computerkap, terugplaatsen 48
CRU
voltooien van installatie 48
voltooien van vervanging 48
Customer Support Center 79
D
diagnose, probleemoplossing 71
diagnoseprogramma’s gebruiken 79
diskette voor systeemreparatie 59
documentatie gebruiken 79
E
elementaire probleemoplossing 71
Ethernet 2
Ethernet-poort 10
externe opties installeren 15
extra services aanschaffen 81
F
fout bij het bijwerken van POST/BIOS 68
frontplaat
verwijderen, weer aanbrengen 17
fysieke specificaties 4
G
garantie, informatie 78
gebruiken
andere services 80
diagnoseprogramma’s 79
documentatie 79
noodherstelmedia 57
reparatiediskette 59
Setup Utility 63
wachtwoorden 63
geheugenmodule 22
installeren, vervangen 22
H
handelsmerken 84
hangslot 51
herstel
bewerkingen, backup en 55
herstel van het opstartblok (Boot-block Recovery) 68
problemen oplossen 61
reparatiediskette 59
herstel van het opstartblok (Boot-block Recovery) 68
herstelapparaat, opstartvolgorde 60
herstellen
software 53
van een POST/BIOS-bijwerkfout 68
herstelmedia maken en gebruiken 53
hulp
aanvragen 77
Access Help 78
en service 79
I
informatie
aanvragen 77
garantie 78
informatiebronnen 77
veiligheid 78
veiligheidsvoorschriften v
installeren
stuurprogramma’s 60
installeren, vervangen
geheugenmodule 22
PCI-kaart 19
instellen
herstelapparaat 60
© Copyright Lenovo 2010
85
instellingen
bekijken 63
wijzigen 63
interne
stations 12
interne stations 1
invoer/uitvoer-voorzieningen (I/O) 2
K
kaartlezer
vervangen 39
kabelslot 50
kenmerken 1
kennisgeving televisie-uitvoer 84
kennisgevingen 83
L
Lenovo System Toolbox 73
Lenovo ThinkVantage Toolbox 72
Lenovo ThinkVantage Tools 77
Lenovo-website 79
Lenovo Welcome 5
M
maken
en gebruiken van een reparatiediskette 59
noodherstelmedia 57
maken en gebruiken
herstelmedia 53
media, herstelmedia maken en gebruiken 53
media voor noodherstel maken en gebruiken 57
microfoonaansluiting 10
microprocessor
vervangen 28
module met koelelement en ventilator
vervangen 26
muis
niet-optische muis 75
optische muis 74
schoonmaken 74
vervangen 47
muis schoonmaken 74
N
niet-optische muis 75
noodherstelmedia maken en gebruiken 57
O
omgeving, in bedrijf 4
Online boeken, map 77
opnieuw installeren
stuurprogramma’s 60
opstartapparaat 65
tijdelijk, selecteren 65
volgorde wijzigen 66
opties installeren
beveiligingsvoorzieningen 49
optische muis 74
optische-schijfstation
vervangen 31
overwegingen, wachtwoord 64
P
PC-Doctor for Rescue and Recovery 73
PCI-kaart 19
installeren, vervangen 19
sleuven 19
PCI-kaartklem 20
plaats van componenten 11
poorten
achterkant 9
voorkant 8
primair vaste-schijfstation
vervangen 33
probleemoplossing, diagnose 71
probleemoplossing, elementair 71
problemen met herstelprocedures oplossen 61
PS/2-muisaansluiting 10
R
Rescue and Recovery 53
werkgebied, Rescue and Recovery 56
resources, informatie 77
S
secundair vaste-schijfstation
vervangen 36
selecteren
opstartapparaat 65
tijdelijk opstartapparaat 65
seriële poort 10
service
aanvragen 77
Customer Support Center 79
en hulp 79
services
andere 80
extra aanschaffen 81
Set Administrator Password 64
Set Power-On Password 64
Setup Utility 63
Setup Utility afsluiten 66
Setup Utility starten 63
software
herstellen 53
software, overzicht 5
stations
interne 12
statische elektriciteit, voorzorg 15
stuurprogramma’s 49
installeren 60
opnieuw installeren 60
systeem
beheer 2
programma’s 67
systeemplaat
locatie 12
locatie van onderdelen 12
poorten 12
systeemprogramma’s updaten 67
86 Handboek voor de gebruiker
T
televisie-uitvoer, kennisgeving 84
ThinkVantage Productivity Center 78
tijdelijk opstartapparaat 65
toetsenbord
vervangen 46
U
uitbreiding 2
USB-poort 10
V
veiligheid v
veiligheidsvoorschriften v, 78
ventilatoreenheid achterzijde
vervangen 44
ventilatoreenheid voorzijde
vervangen 41
vervangen
kaartlezer 39
microprocessor 28
module met koelelement en ventilator 26
muis 47
optische-schijfstation 31
primair vaste-schijfstation 33
secundair vaste-schijfstation 36
toetsenbord 46
ventilatoreenheid achterzijde 44
ventilatoreenheid voorzijde 41
voedingseenheid 24
verwijderen, weer aanbrengen
frontplaat 17
verwijdert
computerbehuizing 16
VGA-beeldschermaansluiting 10
videosubsysteem 1
voedingseenheid
kenmerken 3
vervangen 24
voltooien, vervanging van onderdelen 48
voorkant, poorten 8
W
wachtwoord
instellen, wijzigen, wissen 64
overwegingen 64
vergeten 51
wissen 51
wachtwoordbeveiliging 51
Website, Lenovo 79
werkgebied, Rescue and Recovery 56
werkgebied van Rescue and Recovery 56
wijzigen
opstartvolgorde apparaten 66
Z
zelftest (power-on self-test, POST) 67
Trefwoordenregister
87
88 Handboek voor de gebruiker
Onderdeelnummer: 71Y9125
Gedrukt in Nederland
(1P) P/N: 71Y9125
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98

Lenovo ThinkCentre A63 Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker