Lenovo ThinkCentre A61e Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker
ThinkCentre
Handboek voor de gebruiker
Machinetypen 6417, 6418, 6449, 6453
ThinkCentre
Han dboe k voor de gebruiker
Opmerking
Lees eerst de publicatie Veiligheid en garantie die bij dit product is geleverd, en het gedeelte Bijlage B, “Kennisgevingen”, op
pagina 57 in dit boekje.
Eerste uitgave (augustus 2007)
© Copyright Lenovo 2005, 2007.
Gedeelten © Copyright IBM Corp. 2005.
Inhoudsopgave
Kennismaking . . . . . . . . . . . .v
Hoofdstuk 1. Belangrijke veiligheids-
voorschriften
. . . . . . . . . . . .1
Hoofdstuk 2. De werkplek inrichten . . .3
Comfort . . . . . . . . . . . . . . . .3
Reflectie en verlichting . . . . . . . . . . .3
Luchtcirculatie . . . . . . . . . . . . . .4
Stopcontacten en kabellengte . . . . . . . . .4
Hoofdstuk 3. De computer installeren . .5
De computer aansluiten . . . . . . . . . .5
De computer aanzetten . . . . . . . . . .10
De installatie van de software voltooien . . . . .10
Belangrijk om te doen . . . . . . . . . . .10
Updates van het besturingssysteem . . . . . .11
Andere besturingssystemen installeren . . . . .11
Antivirussoftware bijwerken . . . . . . . . .11
De computer afsluiten . . . . . . . . . . .11
Externe apparaten installeren . . . . . . . .11
Voorzieningen . . . . . . . . . . . . .12
Specificaties . . . . . . . . . . . . . .14
Hoofdstuk 4. Overzicht van de software 17
Bij de computer geleverde Windows-software . . .17
Door Lenovo geleverde software . . . . . .17
PC-Doctor voor Windows, PC-Doctor voor
Windows PE . . . . . . . . . . . . .18
Adobe Acrobat Reader . . . . . . . . . .18
Hoofdstuk 5. Het programma Setup
Utility gebruiken . . . . . . . . . .19
Het programma Setup Utility starten . . . . . .19
Instellingen bekijken en wijzigen . . . . . . .19
De taalinstelling voor het BIOS wijzigen . . . . .19
Wachtwoorden gebruiken . . . . . . . . . .20
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden 20
Gebruikerswachtwoord . . . . . . . . .20
Beheerderswachtwoord . . . . . . . . .20
Een wachtwoord instellen, wijzigen en wissen . .20
Een opstartapparaat kiezen . . . . . . . . .21
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen . . . . .21
De opstartvolgorde instellen of wijzigen . . . .21
Het programma Setup Utility afsluiten . . . . .22
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s
updaten . . . . . . . . . . . . . .23
Systeemprogramma’s gebruiken . . . . . . .23
Het BIOS bijwerken (flashen) vanaf een diskette of
CD-ROM . . . . . . . . . . . . . . .23
Instellingen wijzigen met de hulpprogramma-
diskette
. . . . . . . . . . . . . . . .24
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturings-
systeem
. . . . . . . . . . . . . . . .24
Herstellen van een POST/BIOS-bijwerkfout . . .24
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleem-
oplossing
. . . . . . . . . . . . .27
Elementaire probleemoplossing . . . . . . . .27
Diagnoseprogramma’s . . . . . . . . . . .28
PC-Doctor voor Windows . . . . . . . .29
PC-Doctor voor DOS . . . . . . . . . .29
PC-Doctor voor Windows PE . . . . . . .31
De muis schoonmaken . . . . . . . . . . .32
Optische muis . . . . . . . . . . . .32
Niet-optische muis . . . . . . . . . . .32
Hoofdstuk 8. Software herstellen . . .35
Herstelschijven maken en gebruiken . . . . . .35
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren . . . .37
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebrui-
ken
. . . . . . . . . . . . . . . . .37
Noodherstelmedia maken en gebruiken . . . . .39
Een Reparatiediskette maken en gebruiken . . . .40
Stuurprogramma’s installeren of herstellen . . . .41
Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde 42
Herstelproblemen oplossen . . . . . . . . .42
Hoofdstuk 9. Informatie, hulp en ser-
vice
. . . . . . . . . . . . . . . .45
Informatiebronnen . . . . . . . . . . . .45
Map Online Boeken . . . . . . . . . .45
ThinkVantage Productivity Center . . . . . .45
Access Help . . . . . . . . . . . . .46
Veiligheid en garantie . . . . . . . . . .46
www.lenovo.com . . . . . . . . . . .46
Hulp en service . . . . . . . . . . . . .47
Met behulp van documentatie en diagnose-
programma’s
. . . . . . . . . . . . .47
Service aanvragen . . . . . . . . . . .47
Andere services . . . . . . . . . . . .48
Extra services aanschaffen . . . . . . . .48
Bijlage A. Handmatige modem-
opdrachten
. . . . . . . . . . . . .49
Basic AT-opdrachten . . . . . . . . . . .49
Extended AT-opdrachten . . . . . . . . . .51
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten . . . . . .52
Fax Class 1-opdrachten . . . . . . . . . .54
Fax Class 2-opdrachten . . . . . . . . . .54
Spraakopdrachten . . . . . . . . . . . .55
Bijlage B. Kennisgevingen . . . . . .57
Kennisgeving televisie-uitvoer . . . . . . . .58
Handelsmerken . . . . . . . . . . . . .58
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. iii
Trefwoordenregister . . . . . . . . .59
iv Handboek voor de gebruiker
Kennismaking
In dit Handboek voor de gebruiker vindt u de volgende informatie:
v In Hoofdstuk 1, “Belangrijke veiligheidsvoorschriften”, op pagina 1 wordt
beschreven waar u de veiligheidsvoorschriften voor dit product kunt vinden.
v Hoofdstuk 2, “De werkplek inrichten”, op pagina 3 geeft informatie over het
optimaal opstellen van uw computer en over verlichtingsbronnen, luchtcirculatie
en stopcontacten.
v Hoofdstuk 3, “De computer installeren”, op pagina 5 bevat informatie over het
installeren van de computer, de software en het besturingssysteem.
v In Hoofdstuk 4, “Overzicht van de software”, op pagina 17 wordt de software
beschreven die vooraf is geïnstalleerd op uw computer.
v In Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 19 vindt u
instructies voor het bekijken en wijzigen van de configuratie-instellingen van de
computer.
v In Hoofdstuk 6, “Systeemprogramma’s updaten”, op pagina 23 vindt u informa-
tie
over het bijwerken van de POST/BIOS en het herstellen van de fouten die
hierbij kunnen optreden.
v Hoofdstuk 7, “Diagnose en probleemoplossing”, op pagina 27 bevat informatie
over het oplossen van problemen en het werken met diagnoseprogramma’s.
v In Hoofdstuk 8, “Software herstellen”, op pagina 35 vindt u instructies voor het
werken met het programma ThinkVantage
®
Rescue and Recovery
en het maken
van herstelschijven, het maken van backups, het herstellen van software en het
terugzetten van de hele inhoud van de vaste schijf.
v In Hoofdstuk 9, “Informatie, hulp en service”, op pagina 45 vindt u informatie
over een groot aantal handige informatiebronnen die bij Lenovo verkrijgbaar
zijn.
v In Bijlage A, “Handmatige modemopdrachten”, op pagina 49 vindt u opdrachten
voor het handmatig programmeren van de modem.
v Bijlage B, “Kennisgevingen”, op pagina 57 bevat kennisgevingen en informatie
over handelsmerken.
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. v
vi Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 1. Belangrijke veiligheidsvoorschriften
Let op!
Het is belangrijk dat u, voordat u deze handleiding gaat gebruiken, kennis
neemt van de veiligheidsvoorschriften voor dit product. Raadpleeg de bij dit
product geleverde publicatie Veiligheid en garantie voor de meest recente informa-
tie op het gebied van veiligheid. Door de veiligheidsvoorschriften goed in u op
te nemen, verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op schade aan het pro-
duct.
Als u geen exemplaar meer hebt van de publicatie Veiligheid en garantie, kunt u er
een downloaden vanaf de Support-website van Lenovo op
http://www.lenovo.com/support.
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 1
2 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. De werkplek inrichten
U haalt het meeste uit uw computer als u zowel de apparatuur als de werkplek
afstemt op uw behoeften en op het soort werk dat u doet. Comfort is natuurlijk
van groot belang, maar bij het inrichten van uw werkplek moet u ook letten op
praktische zaken als lichtbronnen, luchtcirculatie en de plaats van de stopcontac-
ten.
Comfort
Hoewel er niet één werkhouding bestaat die ideaal is voor iedereen, kunt u met
behulp van de volgende richtlijnen een houding vinden die voor u geschikt is.
Als u lange tijd in dezelfde houding zit, kan dit vermoeidheid veroorzaken. De
rugleuning en de zitting van uw stoel moeten onafhankelijk van elkaar kunnen
worden ingesteld en moeten goed steun bieden. De zitting moet een gebogen voor-
kant
hebben om de druk op de bovenbenen te verminderen. Stel de zitting zo in
dat uw bovenbenen evenwijdig zijn met de vloer en uw voeten plat op de vloer of
op een voetsteun staan.
Als u met het toetsenbord werkt, moet u uw onderarmen in een horizontale hou-
ding
en uw polsen in een gemakkelijke stand houden. Bedien het toetsenbord met
een lichte aanslag en houd uw handen en vingers ontspannen. Zet het toetsenbord
in de meest comfortabele stand door de toetsenbordsteunen te verstellen.
Stel het beeldscherm zo op dat de bovenkant van het scherm zich op ooghoogte
bevindt, of iets lager. Plaats het beeldscherm op een prettige afstand (gewoonlijk is
dit 50 tot 60 cm) en plaats het zodanig dat u kunt kijken zonder uw lichaam te
hoeven verdraaien. Plaats ook andere apparatuur die u veel gebruikt, zoals de tele-
foon en de muis, zo dat u er gemakkelijk bij kunt.
Reflectie en verlichting
Stel het beeldscherm zo op dat u zo min mogelijk last hebt van schittering en
weerkaatsing van lampen, ramen en andere lichtbronnen. Licht dat wordt weer-
kaatst
door glimmende oppervlakken kan hinderlijke reflecties op uw beeldscherm
veroorzaken. Zet het beeldscherm indien mogelijk zo neer dat het loodrecht op de
ramen en andere lichtbronnen staat. Verminder indien nodig de bovenverlichting
door lampen te dimmen of door minder sterke lampen te gebruiken. Als u het
beeldscherm in de buurt van een raam neerzet, scherm het zonlicht dan af met
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 3
gordijnen of een zonnescherm. Wellicht moet u de helderheid en het contrast van
het beeldscherm in de loop van de dag enkele malen anders instellen. De verlich-
ting
is immers niet de hele dag constant.
Wanneer het niet mogelijk is om reflecties te vermijden of de verlichting aan te
passen, kan een anti-reflectiescherm uitkomst bieden. Een dergelijk scherm kan de
duidelijkheid van het beeld echter verminderen. Het is daarom beter om er pas een
te gebruiken wanneer geen van de andere mogelijkheden soelaas biedt.
Een stoflaag verergert de problemen die door reflectie worden veroorzaakt. Vergeet
niet uw beeldscherm regelmatig schoon te maken met een zachte, vochtige doek en
een vloeibare, niet-schurende glasreiniger.
Luchtcirculatie
De computer en het beeldscherm produceren warmte. In de computer zit een ven-
tilator
die frisse lucht naar binnen zuigt en warme lucht naar buiten blaast. De
warme lucht van het beeldscherm ontsnapt automatisch via ventilatiespleten. Wan-
neer
de ventilatiespleten geblokkeerd zijn, kan er oververhitting ontstaan. Dit kan
storingen of beschadigingen tot gevolg hebben. Plaats de computer en het beeld-
scherm zodanig dat de ventilatiespleten niet worden geblokkeerd; 5 cm ventilatie-
ruimte
is over het algemeen voldoende. Zorg er ook voor dat de lucht niet naar
iemand anders wordt geblazen.
Stopcontacten en kabellengte
De plaats van stopcontacten en de lengte van de netsnoeren en kabels van de prin-
ter en andere apparaten kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke opstelling van
de computer.
Denk bij het opstellen van de computer aan het volgende:
v Vermijd het gebruik van verlengsnoeren. Sluit het netsnoer van de computer
indien mogelijk direct op een stopcontact aan.
v Houd netsnoeren en kabels uit de buurt van looppaden en andere plaatsen waar
mensen er over kunnen struikelen of tegenaan kunnen lopen.
Meer
informatie over netsnoeren vindt u in de bij uw computer geleverde publica-
tie Veiligheid en garantie.
4 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. De computer installeren
Lees de publicatie Veiligheid en garantie goed door voordat u begint met het instal-
leren van de computer. Door de veiligheidsvoorschriften goed in u op te nemen,
verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op schade aan het product.
Plaats de computer in een werkruimte die voldoet aan uw wensen en geschikt is
voor het soort werk dat u doet. Meer informatie vindt u in Hoofdstuk 2, “De werk-
plek
inrichten”, op pagina 3.
De computer aansluiten
Lees de volgende informatie voordat u begint met het aansluiten van de computer.
v Zoek de kleine pictogrammen bij de aansluitingen aan de achterkant van de
computer. Sluit de apparaten aan op de poorten met overeenkomende picto-
grammen.
v Als de kabels en het aansluitpaneel van de computer aansluitingen met een
kleurcodering hebben, sluit de kabels dan aan op aansluitingen met dezelfde
kleur. Koppel bijvoorbeeld een kabel met een blauw uiteinde aan een blauwe
aansluiting, een rode kabel aan een rode aansluiting enz.
Opmerking:
Mogelijk heeft uw computer niet alle aansluitingen die in dit gedeelte
worden beschreven; dit is afhankelijk van het specifieke model.
1. Controleer de stand van de voltage-keuzeschakelaar aan de achterkant van de
computer. Zet de schakelaar zo nodig om met een balpen.
Opmerking: Sommige computers hebben geen voltageschakelaar. Deze com-
puters
kiezen automatisch het juiste voltage.
v Als het lichtnet een spanning heeft tussen 100–127 V AC, zet de schakelaar
dan op 115 V.
v Bij een netspanning tussen 200–240 V AC moet de schakelaar op 230 V
staan.
115
2. Sluit de kabel van het toetsenbord aan op de juiste aansluiting; dit kan een
standaard toetsenbordaansluiting 1 zijn of een USB-aansluiting (Universal
Serial Bus)2.
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 5
Opmerking: Sommige modellen hebben een toetsenbord met een
vingerafdruklezer. Nadat u uw computer hebt geïnstalleerd en
aangezet, kunt u in het online Help-systeem Access Help meer
informatie vinden over de vingerafdruklezer. Instructies voor het
openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op
pagina 46.
3. Sluit de kabel van de USB-muis aan op de USB-poort.
4. Verbind de kabel van het beeldscherm met de beeldschermaansluiting op de
computer.
v Als u een standaard VGA-beeldscherm (Video Graphics Array) hebt, sluit u
de kabel aan zoals hieronder afgebeeld.
Opmerking: Als uw model beschikt over twee beeldschermaansluitingen,
gebruik dan de aansluiting op de grafische kaart.
v Als u een DVI-beeldscherm (digital video interface) hebt, moet er in uw
computer een kaart geïnstalleerd zijn waarop een dergelijk beeldscherm kan
worden aangesloten. Sluit de kabel aan zoals afgebeeld.
6 Handboek voor de gebruiker
5. Als u een modem hebt, sluit die dan als volgt aan:
L
IN
E
PHONE
P
H
O
N
E
LINE
PHONE
LINE
PHONE
LINE
1 In de afbeelding ziet u de twee aansluitingen aan de achterkant van de computer
die nodig zijn om de modem aan te sluiten.
2 In landen (zoals Nederland en België) waar een telefoonaansluiting van het type
RJ-11 wordt gebruikt, sluit u het ene eind van de telefoonkabel aan op de telefoon
en het andere eind op de telefoonaansluiting aan de achterkant van de computer.
Sluit het ene eind van de modemkabel aan op de modemaansluiting aan de achter-
kant van de computer en het andere eind op de telefoonaansluiting in de muur.
3 Als u geen RJ-11-aansluiting gebruikt, is er een splitter of een converter nodig om de
kabels te verbinden met de telefoonaansluiting in de muur, zoals boven in de afbeel-
ding is te zien. Ook kunt u de splitter of converter gebruiken zonder telefoon, zoals
onder in de afbeelding is te zien.
6. Audioapparaten worden als volgt gekoppeld. Zie voor meer informatie over
luidsprekers de stappen 7 en 8 op pagina 8.
Hoofdstuk 3. De computer installeren 7
1 Audiolijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioapparaat,
zoals een stereo-set.
2 Audiolijnuitgang Via deze aansluiting gaan audiosignalen van de computer naar
externe apparaten, zoals actieve stereo-luidsprekers.
3 Microfoon Door deze aansluiting kunt u een microfoon met de computer ver-
binden voor het opnemen van geluid of het gebruik van spraak-
herkenningssoftware.
4 Hoofdtelefoon Dit is de aansluiting om een hoofdtelefoon op de computer aan te
sluiten als u naar muziek of andere geluiden wilt luisteren zonder
anderen te storen. Deze aansluiting kan ook aan de voorkant van de
computer zitten.
7. Als u actieve luidsprekers met een eigen AC-adapter gebruikt:
a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidspre-
kers
kan deze kabel niet worden losgemaakt.
b. Verbind de kabel van de AC-adapter met de luidspreker.
c. Sluit de luidsprekers op de computer aan.
d. Verbind de AC-adapter met het lichtnet.
8. Als u passieve luidsprekers zonder AC-adapter gebruikt:
a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidspre-
kers
kan deze kabel niet worden losgemaakt.
b. Sluit de luidsprekers op de computer aan.
9. Sluit de overige apparaten aan die u hebt. Mogelijk zijn op uw computer niet
alle afgebeelde aansluitingen aanwezig.
8 Handboek voor de gebruiker
1394
1394
1 USB Gebruik deze aansluiting om een USB-apparaat aan te sluiten, bij-
voorbeeld een muis, scanner, printer of organizer.
2 Serieel Hierop kunt u een externe modem, een seriële printer of andere
apparaten aansluiten die een 9-pens seriële stekker hebben.
3 S-video Sluit hierop een televisie aan met S-Video-aansluiting. Sommige van
de betere videokaarten hebben deze aansluiting.
4 Parallel Hierop kunt u een parallelle printer aansluiten of een ander apparaat
dat gebruik maakt van een 25-pens parallelle verbinding.
5 Ethernet Met deze aansluiting kunt u de computer aansluiten op een LAN
(local area network) van het type Ethernet, of op een kabelmodem.
Belangrijk: Om bij aansluiting op een Ethernet-netwerk de computer
te laten voldoen aan de FCC-richtlijnen, dient u een Ethernet-kabel
van categorie 5 te gebruiken.
6 IEEE 1394 Deze aansluiting wordt ook wel Firewire genoemd omdat de
gegevensoverdracht hier bijzonder snel gaat. Er zijn twee soorten
IEEE 1394-aansluitingen: 4-pens en 6-pens. IEEE 1394 biedt een kop-
peling met verschillende soorten consumentenelektronica, zoals digi-
tale audioapparatuur en scanners.
10. Sluit de netsnoeren aan op stopcontacten met deugdelijke randaarde.
Opmerking: Meer informatie over aansluitingen vindt u in Access Help, het online
Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-sys-
teem
vindt u in “Access Help” op pagina 46.
Hoofdstuk 3. De computer installeren 9
De computer aanzetten
Zet eerst het beeldscherm en de andere externe apparaten aan en dan pas de com-
puter. Nadat de zelftest bij het opstarten is voltooid, wordt het venster met het
logo gesloten. Als er op uw computer vooraf software is geïnstalleerd, wordt het
installatieprogramma van de software gestart. Als uw computer geen vooraf
geïnstalleerd besturingssysteem heeft, gaat u naar “Andere besturingssystemen
installeren” op pagina 11.
Als er tijdens het opstarten problemen optreden, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Dia-
gnose en probleemoplossing”, op pagina 27. Aanvullende Help-informatie vindt u
in Hoofdstuk 9, “Informatie, hulp en service”, op pagina 45. Tijdens de garantie-
periode
kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij het Customer Sup-
port Center. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garan-
tie
vindt u een wereldwijde lijst van telefoonnummers voor Service en
Ondersteuning.
De installatie van de software voltooien
Belangrijk
Lees de licentieovereenkomsten zorgvuldig voordat u programma’s installeert
op deze computer. Deze overeenkomsten gaan nader in op uw rechten, ver-
plichtingen en garanties ten aanzien van de software op deze computer. Door
deze programma’s te gebruiken gaat u akkoord met de voorwaarden in deze
overeenkomsten. Als u de overeenkomsten niet accepteert, gebruik de
programma’s dan ook niet. Breng in plaats daarvan de hele computer terug
tegen volledige terugbetaling van het aankoopbedrag.
Als u de computer de eerste keer aanzet, volgt u de aanwijzingen op het scherm
om de installatie van de software te voltooien. Voltooit u de installatie van de soft-
ware niet wanneer u de computer voor het eerst gebruikt, dan zijn de gevolgen
onvoorspelbaar. Als de installatie is voltooid, kunt u meer informatie over de com-
puter vinden in Access Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen
van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op pagina 46.
Opmerking: Op sommige modellen is een meertalige versie van Microsoft
Windows geïnstalleerd. Als op uw computer de meertalige versie
aanwezig is, wordt u tijdens de installatieprocedure gevraagd om de
gewenste taal te selecteren.
Belangrijk om te doen
Na het installeren van de computer doet u het volgende:
v Maak een image van de diagnose-CD, maak diagnosediskettes of maak nood-
herstelmedia.
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de
hardwarecomponenten van de computer en voor het melden van door het
besturingssysteem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen
veroorzaken. Als u een diagnose-CD, diagnosediskettes of noodherstelmedia
klaar hebt liggen, bent u er zeker van dat u het diagnoseprogramma kunt
gebruiken als het werkgebied van Rescue and Recovery ontoegankelijk wordt.
Voor meer informatie, gaat u naar “PC-Doctor voor DOS” op pagina 29, “PC-
Doctor voor Windows PE” op pagina 31 en “Noodherstelmedia maken en
gebruiken” op pagina 39.
10 Handboek voor de gebruiker
v Noteer het type, model en serienummer van de computer. Als u service of tech-
nische ondersteuning nodig hebt, zal u hiernaar worden gevraagd. Meer infor-
matie
vindt u in de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en
garantie.
Updates van het besturingssysteem
Microsoft stelt updates voor diverse besturingssystemen beschikbaar via de
website Microsoft Windows Update. De website stelt automatisch vast welke
updates van Windows er beschikbaar zijn voor uw specifieke computer en geeft
een overzicht van die updates. Onder deze updates vallen beveiligingsfixes,
nieuwe versies van Windows-componenten (bijvoorbeeld de mediaspeler), fixes
voor andere onderdelen van het besturingssysteem, en verbeteringen.
Meer informatie over het bijwerken van het besturingssysteem vindt u in Access
Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-
systeem
vindt u in “Access Help” op pagina 46.
Andere besturingssystemen installeren
Als u zelf een besturingssysteem installeert, volgt u de aanwijzingen op de CD’s of
diskettes van het besturingssysteem. Vergeet niet alle stuurprogramma’s te installe-
ren
na installatie van het besturingssysteem. Instructies voor installatie worden
meestal met de stuurprogramma’s meegeleverd.
Het bewijs van gebruiksrecht voor DOS dat is meegeleverd bij uw computer biedt
informatie die vereist is om een exemplaar van DOS te ontvangen. Verzend het
bewijs van gebruiksrecht voor DOS om uw exemplaar van IBM PC DOS te ontvan-
gen.
U moet de volgende gegevens opgeven in het formulier: uw contactgegevens,
type en model computer, serienummer van computer, aankoopbewijs.
Antivirussoftware bijwerken
Als het besturingssysteem Microsoft Windows vooraf is geïnstalleerd op uw com-
puter, is deze ook voorzien van antivirussoftware waarmee u virussen kunt opspo-
ren
en verwijderen. Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op
uw vaste schijf geplaatst en biedt u een gratis abonnement voor 90 dagen aan. Na
die 90 dagen moet u zelf zorgen dat er nieuwe virusdefinities worden opgehaald.
Meer informatie over het bijwerken van de antivirussoftware vindt u in Access
Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-
systeem
vindt u in “Access Help” op pagina 46.
De computer afsluiten
Volg altijd de correcte afsluitprocedure van het besturingssysteem als u de compu-
ter wilt uitzetten. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan of programma’s
beschadigd raken. Om het besturingssysteem Microsoft Windows af te sluiten,
opent u het menu Start op het bureaublad en klikt u op Afsluiten. Selecteer
Afsluiten in het keuzemenu en klik op OK.
Externe apparaten installeren
Meer informatie over het installeren van externe opties in uw computer, vindt u in
" Externe opties installeren" in Gids voor het installeren en vervangen van hardware.
Hoofdstuk 3. De computer installeren 11
Voorzieningen
In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen en de vooraf geïnstal-
leerde software.
Systeeminformatie
De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. In het pro-
gramma
Setup Utility vindt u informatie over uw specifieke model. Zie
Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 19.
Microprocessors
Afhankelijk van het model beschikt u over een van de volgende microprocessors:
v AMD
Sempron
v AMD Athlon
Geheugen
v 1 SODIMM (small outline dual-inline memory module) (512 MB DDR2-geheugen,
1 open sleuf) (bepaalde modellen)
v 1 SODIMM (1024 MB DDR2-geheugen, 1 open sleuf) (bepaalde modellen)
Communicatiemogelijkheden
v 10/100 Mbps Ethernet-controller (bepaalde modellen)
v 10/100/1000 Mbps Ethernet-controller (bepaalde modellen)
Optisch
station
Afhankelijk van het model is het optische station van een van de volgende typen:
v DVD-ROM
v Combinatie van DVD-ROM en CD-RW
v Beschrijfbare DVD-ROM
Interne
stations
v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) intern vasteschijfstation
v SATA optisch station
Videosubsysteem
v Geïntegreerde grafische controller voor een VGA-beeldscherm
Audiosubsysteem
v Aansluitingen voor lijningang en lijnuitgang achterop
v Interne mono luidspreker
Voorzieningen
voor systeembeheer
v Preboot Execution Environment (PXE) en Dynamic Host Configuration Protocol
(DHCP)
v Wake on LAN
®
v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten
v System Management BIOS
12 Handboek voor de gebruiker
v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten
(power-on self-test, POST)
Input/output-voorzieningen
v 6 USB-aansluitingen (2 voor, 4 achter)
v Ethernet-aansluiting
v VGA-beeldschermaansluiting
v Twee audioaansluitingen (microfoon en hoofdtelefoon) op het voorpaneel
v Twee audio-aansluitingen op het achterpaneel (lijningang en lijnuitgang)
v Aanvullende microfoon op achterpaneel (bepaalde modellen)
Hoofdstuk 3. De computer installeren 13
Uitbreidingsmogelijkheden
v Twee stationscompartimenten
Voeding
v 90 Watt voedingseenheid (bepaalde modellen)
v 130 Watt voedingseenheid (bepaalde modellen)
Beveiligingsvoorzieningen
v Systeemwachtwoord en configuratiewachtwoord voor toegang tot BIOS
v Mogelijkheid tot het aanbrengen van een geïntegreerd kabelslot (Kensington-slot)
v Toetsenbord met vingerafdruklezer (bepaalde modellen; zie het programma
ThinkVantage Productivity Center voor meer informatie)
v Instelbare opstartvolgorde
v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis
v Onbewaakte opstartprocedure
v Diskette- en vasteschijfstationbesturing
Vooraf
geïnstalleerde software
Uw computer wordt mogelijk geleverd met vooraf geïnstalleerde software. Als dit
het geval is, bestaat deze uit het besturingssysteem, stuurprogramma’s voor de
ingebouwde voorzieningen en overige ondersteunende software.
Besturingssystemen, vooraf geïnstalleerd (varieert per model)
Opmerking: Deze besturingssystemen zijn niet in alle landen beschikbaar.
v Microsoft Windows Vista
Business 32-bits, Microsoft Windows XP
Gecertificeerde
of geteste besturingssystemen
1
(verschilt per model)
Linux
®
Specificaties
In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.
1. De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden op het moment dat deze publicatie ter perse gaat, onderworpen aan een
compatibiliteitstest of -certificering. Ook kan Lenovo na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer
besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om vast te stellen of een
bepaald besturingssysteem gecertificeerd of getest is op compatibiliteit, kijkt u op de website of neemt u contact op met de
leverancier van het besturingssysteem.
14 Handboek voor de gebruiker
Afmetingen
Breedte: 275 mm
Hoogte: 81 mm
Diepte: 242 mm
Gewicht
Opmerking: De voedingseenheid en externe kabels zijn niet opgenomen in het gewicht.
Minimumconfiguratie bij levering: 3,27 kg
Maximumconfiguratie: 3,72 kg
Omgevingsvoorwaarden
Luchttemperatuur:
In bedrijf tussen 0 en 914 m: 10° tot 35°C
Niet in bedrijf: -40° tot 60°C (-40° tot 140°F)
Maximumhoogte: 914,4 m
Opmerking: De maximumhoogte van 914 m is de maximumhoogte waarbij de opgegeven luchttemperatuur
van toepassing is. Wanneer deze hoogte wordt overschreden, zal de luchttemperatuur lager zijn dan de opge-
geven
temperatuur.
Luchtvochtigheid (niet-condenserend):
Systeem aan: 10% tot 80%
Systeem uit: 10% tot 90%
Elektrische
invoer
Invoerspanning:
Laag:
Minimum: 100 V wisselstroom
Maximum: 127 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Hoog:
Minimum: 200 V wisselstroom
Maximum: 240 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Opgenomen vermogen (bij benadering):
Minimumconfiguratie bij levering: 0,05 kVA alle computertypen
Maximumconfiguratie:
0,08 kVA (computertypen 6416 en 6495)
0,12 kVA (computertypen 6417, 6418, 6449 en 6453)
Opmerking: Stroomverbruik en warmte-afgifte kunnen variëren en zijn afhankelijk van het aantal en het
soort geïnstalleerde opties en de gebruikte optionele functies voor energiebeheer.
Hoofdstuk 3. De computer installeren 15
16 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. Overzicht van de software
In dit hoofdstuk wordt de software beschreven die vooraf is geïnstalleerd op uw
computer.
Bij de computer geleverde Windows-software
De volgende software kan zijn meegeleverd bij uw Windows-besturingssysteem:
Door Lenovo geleverde software
De volgende softwareprogramma’s worden door Lenovo verstrekt om u te helpen
productiever te werken en de kosten voor onderhoud van uw computer tot een
minimum te beperken. Welke software er precies wordt meegeleverd, is afhankelijk
van het model.
ThinkVantage Productivity Center
Dit programma leidt u naar een grote verscheidenheid aan informatie en
tools waarmee u de computer leert kennen en u deze kunt instellen, onder-
houden
en uitbreiden.
Help Center
Dit programma biedt informatie over het instellen van de computer, het
gebruik van hardwarefuncties, het beschermen van computergegevens, het
upgraden van de computer en het weergeven van Help- en ondersteuning-
sinformatie.
Rescue and Recovery
Rescue and Recovery is een programma waarmee u met één druk op de
knop backups kunt maken en herstelbewerkingen kunt uitvoeren. Het pro-
gramma
bevat een set tools waarmee u zelf de oorzaak van problemen
kunt opsporen, hulp kunt inroepen en na een systeemcrash snel weer aan
de slag kunt, zelfs als het primaire besturingssysteem niet meer opstart.
System Migration Assistant
Met deze softwaretool kunnen systeembeheerders en gebruikers hun werk-
omgeving
(voorkeuren voor het besturingssysteem, bestanden en mappen,
aangepaste toepassingsinstellingen gebruikersaccounts) van een computer
migreren naar een andere computer.
System Update
System Update is een softwareprogramma dat u helpt de software op uw
systeem actueel te houden door softwarepakketten (toepassings-
programma’s,
stuurprogramma’s, BIOS-flashes en andere updates) te
downloaden en te installeren. Voorbeelden van software waarvan u steeds
de nieuwste versie kunt installeren, zijn enkele programma’s die door
Lenovo worden geleverd, zoals Rescue and Recovery en het Productivity
Center.
ThinkVantage-vingerafdruksoftware
Met een vingerafdruklezer kunt u een vingerafdruk registreren en koppe-
len
aan een systeemwachtwoord, een vaste-schijfwachtwoord en/of een
beheerderswachtwoord. Op die manier kan uw vingerafdruk het invoeren
van een wachtwoord vervangen en kunt u eenvoudig én veilig toegang
krijgen tot uw computersysteem. Een toetsenbord met vingerafdruklezer is
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 17
alleen beschikbaar voor bepaalde computers en kan als optie worden aan-
geschaft voor computers die deze functie ondersteunen.
PC-Doctor voor Windows, PC-Doctor voor Windows PE
Dit diagnoseprogramma is tijdens de fabricage op de vaste schijf geïnstalleerd. PC-
Doctor
voor Windows werkt bij het onderzoeken van de hardware via het
besturingssysteem en maakt melding van instellingen die door het besturings-
systeem
worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroorzaken.
Adobe Acrobat Reader
Adobe Acrobat Reader is een tool voor het lezen, afdrukken en doorzoeken van
PDF-documenten.
Zie “Map Online Boeken” op pagina 45 voor meer informatie over het gebruik van
elektronische boeken en de Lenovo-website.
18 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 5. Het programma Setup Utility gebruiken
U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie van de compu-
ter te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De
instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare
instellingen in het programma Setup Utility echter overschrijven.
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Als uw computer al is ingeschakeld als u deze procedure start, moet u het
besturingssysteem afsluiten en de computer uitschakelen.
2. Houd de toets F1 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Als u een aantal
geluidssignalen hoort, laat u de F1-toets weer los.
Opmerkingen:
a. Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het programma Setup Utility niet
verschijnt wanneer u deze methode gebruikt, moet u de toets F1 niet voort-
durend
ingedrukt houden, maar er enkele keren op drukken nadat u de
computer hebt aangezet.
b. Als er een gebruikerswachtwoord of beheerderswachtwoord is ingesteld,
wordt het menu van het programma Setup Utility pas afgebeeld nadat u het
wachtwoord hebt getypt. Meer informatie vindt u in “Wachtwoorden
gebruiken” op pagina 20.
Het
programma Setup Utility kan automatisch worden gestart als er bij de POST
(zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd.
Instellingen bekijken en wijzigen
Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeem-
configuratie-opties.
Hoe u de instellingen kunt bekijken of wijzigen, leest u in “Het
programma Setup Utility starten”.
Voor het programma Setup Utility moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toet-
sen
worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk
scherm afgebeeld.
De taalinstelling voor het BIOS wijzigen
Voer de volgende stappen uit om de taalinstellingen voor het BIOS te wijzigen:
1. Start het programma Setup Utility (zie “Het programma Setup Utility starten”).
2. Kies in het menu van het programma Setup Utility de optie Language.
3. Selecteer de gewenste taal voor het BIOS en druk op Enter.
4. Start de computer opnieuw op zodat de wijziging in werking treedt.
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 19
Wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voorko-
men dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. Zie “Het pro-
gramma
Setup Utility starten” op pagina 19.De volgende soorten wachtwoorden
zijn beschikbaar:
v Gebruikerswachtwoord
v Beheerderswachtwoord
Om
de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht-
woord
instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de vol-
gende
paragrafen.
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 12 tekens (a-z en 0-9) en symbolen gebrui-
ken.
Omwille van de veiligheid is het verstandig om een sterk wachtwoord te
gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. Wachtwoorden moeten aan de
volgende regels voldoen:
v Ze zijn minstens acht tekens lang
v Ze bevatten minimaal één letter, één cijfer en één symbool
v Ze bevatten ten minste een van de volgende symbolen: , . / ` ; ' []
v U kunt ook spaties gebruiken
v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden
zijn niet hoofdlettergevoelig.
v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Gebruikerswachtwoord
Als er een gebruikerswachtwoord is ingesteld, kan de computer pas worden
gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven.
Beheerderswachtwoord
Opmerking: In dit gedeelte wordt de term beheerderswachtwoord gebruikt. Deze
term verwijst naar de term Administrator Password of Supervisor
Password die in het programma Setup Utility wordt gebruikt.
Het
beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup
Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de
instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerders-
wachtwoord
te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het
programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing.
Als u zowel een systeem- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u
een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie-
instellingen
te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen en wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
20 Handboek voor de gebruiker
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 12 tekens (A-Z, a-z en 0-9)
gebruiken. Meer informatie vindt u in “Overwegingen ten aanzien
van wachtwoorden” op pagina 20.
1. Start het programma Setup Utility (zie Hoofdstuk 5, “Het programma Setup
Utility gebruiken”, op pagina 19).
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer Set Passwords. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het
scherm wordt afgebeeld.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een CD-ROM, dis-
kette
of vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstart-
apparaat
in te stellen.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat.
Opmerking: Niet alle CD’s, vaste schijven en diskettes zijn opstartbaar.
1. Zet de computer uit.
2. Houd de toets F12 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Zodra het menu
met opstartapparaten (Startup Devices) wordt afgebeeld, laat u de toets F12
weer los.
Opmerking:
Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het menu Startup Device
via deze methode niet wordt afgebeeld, houd de toets F12 dan
niet voortdurend ingedrukt, maar druk er enkele keren op nadat
u de computer hebt aangezet.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het menu Startup Device en druk op
Enter.
Opmerking:
Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Device
wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
De opstartvolgorde instellen of wijzigen
Opmerking: Op bepaalde systemen wordt de term starten gebruikt in plaats van
opstarten.
Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
1. Start het programma Setup Utility (zie “Het programma Setup Utility starten”
op pagina 19).
2. Selecteer Boot.
3. Selecteer Boot Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het
scherm wordt afgebeeld.
4. Selecteer de apparaten voor de opstartvolgorde.
5. Kies Exit in het menu van het programma Setup Utility en kies vervolgens
Save Settings of Save and exit the Setup Utility.
Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaard-
instellingen,
kiest u Load Default Settings in het menu Exit.
Hoofdstuk 5. Het programma Setup Utility gebruiken 21
Het programma Setup Utility afsluiten
Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc
om naar het menu van de Setup Utility te gaan. (Het is mogelijk dat u verschil-
lende
keren op Esc moet drukken.) Als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan,
selecteert u Save Settings of Save and exit the Setup Utility. Doet u dat niet, dan
worden de wijzigingen niet bewaard.
22 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s updaten
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het updaten van het POST/BIOS en het
herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden.
Systeemprogramma’s gebruiken
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd
door systeemprogramma’s. Tot de systeemprogramma’s behoren de zelftestroutines
(POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma Setup
Utility. POST is een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de computer
aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van
andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de
computerhardware kan uitvoeren. U kunt het programma Setup Utility gebruiken
om de configuratie en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam
EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), in de volksmond
ook wel flashgeheugen genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het pro-
gramma
Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met
een flashdiskette of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren vanuit het
besturingssysteem.
Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST/BIOS. Bij-
gewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de Lenovo-website
op http://www.lenovo.com. Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates
vindt u in een txt-bestand dat samen met de updatebestanden wordt gedownload.
Voor de meeste modellen kunt u een bijwerkprogramma downloaden waarmee u
een flashdiskette voor een systeemprogramma-update kunt maken of een bijwerk-
programma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem.
Opmerking: U kunt op het internet een zogenaamd .iso-image (een image van een
automatisch startende CD) van het diagnoseprogramma downloaden
van http://www.lenovo.com voor systemen zonder diskettestation.
Het BIOS bijwerken (flashen) vanaf een diskette of CD-ROM
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het BIOS kunt updaten of flashen vanaf
een diskette of CD-ROM. Updates van systeemprogramma’s zijn beschikbaar op
http://www.lenovo.com/support op internet.
1. U kunt het BIOS als volgt updaten:
v Als u een diskette gebruikt, zorg dan dat computer uit staat en plaats de
flash-diskette in het diskettestation. Zet vervolgens de computer aan. De
update begint.
v Als u een CD-ROM gebruikt, zorg dan dat de computer aan staat. Plaats de
CD-ROM in het optische station.
2.
Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u deze eerst uitscha-
kelen en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint.
3. Wanneer u gevraagd wordt om het serienummer te wijzigen, drukt u op Y.
a. Typ het serienummer van zeven tekens van uw computer.
b. Druk op Enter.
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 23
4. Wanneer u gevraagd wordt om het type computer/het model te wijzigen, drukt
u op Y.
a. Typ het type computer/het model van uw computer van zeven tekens.
b. Druk op Enter.
5. Op bepaalde modellen verschijnt een bericht zoals "Programma is voltooid" en
hoeft u verder niets te doen. Op andere modellen volgt u de instructies op het
scherm om de update te voltooien.
Instellingen wijzigen met de hulpprogrammadiskette
Voor modellen waarbij u twee diskettes nodig hebt om de instellingen in het BIOS
te wijzigen en bij te werken, gebruikt u de hulpprogrammadiskette om het
computertype, het serienummer, de UUID en het registratielabel in te stellen.
Controleer of de computer is uitgeschakeld en plaats de hulpprogrammadiskette in
het station. Zet de computer vervolgens aan. Raadpleeg het readme-bestand op de
hulpprogrammadiskette voor specifieke informatie over de instellingen die u kunt
wijzigen.
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem
Opmerking: In verband met de doorlopende ontwikkeling van de website is het
mogelijk dat er wijzigingen optreden in de inhoud van de webpagina
(en de links in de volgende procedure).
1. Typ in het adresveld van uw browser http://www.lenovo.com/support en
druk op Enter.
2. Zoek de downloadbare bestanden voor uw type computer, als volgt:
a. Ga naar het veld Enter a product number, geef uw machinetype op en klik
op Go.
b. Klik op Continue.
c. Klik op Downloads and drivers.
d. Klik in de categorie BIOS op Flash BIOS update.
e. Klik op het .txt-bestand dat de installatie-instructies voor de flash BIOS
update bevat (flash van versie besturingssysteem).
3.
Druk deze instructies af. Dit is belangrijk omdat deze instructies niet worden
afgebeeld nadat het downloaden is gestart.
4. Klik in uw browser op Vorige om terug te gaan naar de lijst van bestanden.
Volg de afgedrukte instructies om het bijwerkbestand te downloaden, uit te
pakken en te installeren.
Herstellen van een POST/BIOS-bijwerkfout
Als de stroom uitvalt terwijl POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het
mogelijk dat de computer daarna niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert
u de volgende procedure uit (dit wordt wel herstel van het opstartblok genoemd):
1. Zet de computer en alle aangesloten apparaten uit.
2. Haal de stekkers uit het stopcontact en open de computerkap. Raadpleeg "De
kap openen" in Gids voor het installeren en vervangen van hardware.
3. Zorg dat u goed bij de systeemplaat kunt. Raadpleeg "Toegang tot systeem-
plaatcomponenten en stations" in Gids voor het installeren en vervangen van hard-
ware.
24 Handboek voor de gebruiker
4. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Raad-
pleeg "Onderdelen van de systeemplaat" in Gids voor het installeren en vervan-
gen
van hardware.
5. Verwijderen alle kabels om bij de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS te
kunnen komen.
6. Verzet de jumper van de standaardpositie (pen 1 en 2) naar pen 2 en 3.
7. Sluit de computerkap en sluit kabels die u hebt losgekoppeld weer
aan.Raadpleeg "Het vervangen van de onderdelen voltooien" in Gids voor het
installeren en vervangen van hardware.
8. Steek de stekkers van de computer en het beeldscherm in het stopcontact.
9. Plaats de flashdiskette in station A en zet computer en beeldscherm aan.
10. Het herstelproces duurt ongeveer twee of drie minuten. Nadat het bijwerken
is voltooid, gaat het beeldscherm uit en wordt het systeem opnieuw opgestart.
Verwijder de diskette uit het diskettestation.
11. Voer de stappen 2 tot en met 5 nogmaals uit.
12. Plaats de jumper in de oorspronkelijke positie.
13. Sluit de computerkap en sluit kabels die u hebt losgekoppeld weer aan.
14. Zet de computer aan en start het besturingssysteem.
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s updaten 25
26 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing
In dit hoofdstuk worden enkele programma’s voor elementaire probleemoplossing
en diagnose beschreven. Mocht het probleem met uw computer hier niet worden
beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 9, “Informatie, hulp en service”, op pagina
45 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing.
Elementaire probleemoplossing
In de volgende tabel vindt u informatie over het oplossen van het probleem met
uw computer.
Soort fout Handeling
De computer start niet op na het
indrukken van de aan/uit-knop.
Controleer of:
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een
goed werkend stopcontact.
v De computer nog een tweede netschakelaar aan de achterzijde heeft en of die
wel aan staat.
v Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het beeldscherm is leeg. Controleer of:
v De kabel van het beeldscherm goed vastzit aan de achterkant van het beeld-
scherm
en de achterkant van de computer.
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van het beeldscherm en op een
goed werkend stopcontact.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
v De signaalkabel van het beeldscherm stevig aan het beeldscherm en de
beeldschermaansluiting van de computer is verbonden.
Opmerking:
Als de computer twee beeldschermaansluitingen heeft, controleer
dan of het beeldscherm is aangesloten op de aansluiting van de optionele kaart
en niet op de aansluiting aan de achterkant van de systeemplaat. Meer informatie
vindt u in “De computer aansluiten” op pagina 5.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 27
Soort fout Handeling
Het toetsenbord werkt niet. De
computer reageert niet op het
toetsenbord.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v De kabel van het toetsenbord stevig in de aansluiting van het toetsenbord op
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het USB-toetsenbord doet het
niet.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het toetsenbord stevig in de USB-aansluiting aan de voor- of achterzijde van
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De muis werkt niet. De compu-
ter reageert niet op de muis.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v De muiskabel stevig in de muisaansluiting op de computer zit.
v De muis schoon is. Zie “De muis schoonmaken” op pagina 32 voor meer
informatie.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het besturingssysteem start niet
op.
Controleer of:
v Er geen diskette in het diskettestation zit.
v
In de opstartvolgorde het apparaat is opgenomen waarop het besturings-
systeem
is geïnstalleerd. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd op de
vaste schijf. Meer informatie vindt u in “Een opstartapparaat kiezen” op
pagina 21.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De computer geeft een aantal
geluidssignalen voordat het
besturingssysteem wordt gestart.
Controleer of er geen toetsen klem zitten.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Diagnoseprogramma’s
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardware-
componenten van de computer en voor het melden van door het besturings-
systeem
gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Er
zijn op uw computer twee programma’s vooraf geïnstalleerd om u te helpen bij het
opsporen van problemen:
28 Handboek voor de gebruiker
v PC-Doctor voor Windows (voor het opsporen van problemen tijdens het werken
met het besturingssysteem Windows)
v PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE, afhankelijk van het
machinetype en model (voor het opsporen van problemen als Windows niet kan
worden gestart)
Opmerkingen:
1. De laatste versie van de diagnoseprogramma’s PC-Doctor voor Windows, PC-
Doctor voor Windows PE of PC-Doctor voor DOS kunt u ook downloaden
vanaf http://www.lenovo.com/support/. Voer het type van de machine in het
veld Enter a product number en klik op Go om de bestanden te downloaden
die specifiek voor uw computer zijn.
2. Als u PC-Doctor voor Windows en (afhankelijk van uw machinetype en model)
PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE hebt uitgevoerd en het u
nog steeds niet lukt het probleem op te sporen en op te lossen, sla de door
beide diagnoseprogramma’s gegenereerde logboeken dan op en druk ze af. U
hebt deze logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van
Lenovo. (Het logbestand dat door PC-Doctor voor Windows wordt gegene-
reerd, wordt automatisch opgeslagen in C:\PCDR\DETAILED.TXT.)
PC-Doctor voor Windows
PC-Doctor voor Windows is een diagnoseprogramma dat werkt via het besturings-
systeem
Windows. Met dit diagnoseprogramma kunt u de symptomen en oplossin-
gen voor computerproblemen opzoeken, toegang krijgen tot het probleem-
oplossingscentrum
van Lenovo, de stuurprogramma’s bijwerken en
systeemgegevens raadplegen.
U start PC-Doctor voor Windows door op het bureaublad van Windows het menu
Start te openen, achtereenvolgens Alle programma’s en PC-Doctor voor Windows
te selecteren en op PC-Doctor voor Windows te klikken. Volg de instructies op het
scherm. Meer informatie over het werken met PC-Doctor voor Windows vindt u in
het Help-systeem van het programma zelf.
Als PC-Doctor voor Windows is uitgevoerd zonder dat er een probleem is gevon-
den, maar u vermoedt dat er wel een probleem is, dan kunt u proberen of u het
probleem kunt opsporen met PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows
PE.
PC-Doctor voor DOS
Op uw Lenovo-computer staat PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows
PE afhankelijk van het type en model van de computer. Het diagnoseprogramma
PC-Doctor voor DOS maakt deel uit van het werkgebied van Rescue and Recovery
en wordt onafhankelijk van het besturingssysteem uitgevoerd. U gebruikt PC-
Doctor voor DOS als u het besturingssysteem niet kunt starten en als het niet
mogelijk was om een potentieel probleem vast te stellen met PC-Doctor voor
Windows. U kunt PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanaf een diagnose-CD of -dis-
kettes
die u zelf hebt gemaakt. Daarnaast kunt u PC-Doctor voor DOS uitvoeren
vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery.
Opmerking: Maak zo snel mogelijk een diagnose-CD of -diskette, voor het geval
het niet lukt om PC-Doctor voor DOS uit te voeren vanuit het werk-
gebied
van Rescue and Recovery.
Als u IBM PC DOS hebt geïnstalleerd, kunt u PC-Doctor voor DOS downloaden
vanaf de Lenovo-website op: www.lenovo.com/support.
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 29
1. Geef uw computertype en modelnummer op in het veld Enter a product
number.
2. Klik op Downloads and drivers in de navigatiebalk Support & downloads aan
de linkerkant.
3. Klik op PC-Doctor voor DOS - Desktops.
4. Volg de instructies om de software te downloaden en te installeren.
Een image van de diagnose-CD maken
U kunt een zelfstartend, opstartbaar CD-image (een zg. .iso-image) van het
diagnoseprogramma downloaden vanaf de website
http://www.lenovo.com/support/. Nadat u het image hebt gedownload, maakt u
de CD met behulp van speciale software voor het branden van CD’s.
Heeft uw computer geen CD-brander of hebt u geen toegang tot internet, raad-
pleeg dan “Diagnosediskettes maken”.
Diagnosediskettes maken
Om diagnosediskettes te maken, downloadt u het diagnoseprogramma PC-Doctor
voor DOS vanaf de website http://www.lenovo.com/support/ en plaatst u het op
twee lege, geformatteerde diskettes.
Als u geen toegang tot internet hebt, kunt u de diagnosediskettes als volgt maken:
Opmerking: Om deze procedure te kunnen uitvoeren, hebt u een ingebouwd
diskettestation of een USB-diskettestation nodig.
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Als u een USB-diskettestation gebruikt, sluit dat dan aan op de computer.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
4. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
Opmerking: Op bepaalde modellen drukt op de toets Esc om Rescue and
Recovery te openen.
5. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Diagnoseschijven maken.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm.
7. Als wordt gevraagd om een diskette, plaatst u een lege, geformatteerde dis-
kette
in het diskettestation en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
8. Zodra de bewerking voltooid is, haalt u de diskette uit het station en drukt u
op Beëindigen.
9. Plaats nog een lege, geformatteerde diskette in het diskettestation en volg de
aanwijzingen op het scherm.
10. Zodra de bewerking voltooid is, haalt u de diskette uit het station en drukt u
op Beëindigen.
Een diagnoseprogramma uitvoeren vanaf CD of diskettes
U kunt het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnose-CD of -diskettes die
u zelf hebt gemaakt. Dit doet u als volgt:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Als u het diagnoseprogramma wilt uitvoeren vanaf diskettes en u een USB-
diskettestation
gebruikt, sluit dat dan aan.
3. Plaats de CD in het optische station of de eerste diagnosediskette in het
diskettestation.
30 Handboek voor de gebruiker
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking: Als het diagnoseprogramma niet automatisch wordt gestart, is het
optische station of diskettestation niet ingesteld als opstartstation.
Instructies voor het instellen of wijzigen van de opstartvolgorde
vindt u in “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 21.
5. Zodra het diagnoseprogramma is gestart, volgt u de aanwijzingen op het
scherm op.
Opmerking: Als u het diagnoseprogramma uitvoert vanaf diskette, verwijder
dan desgevraagd de eerste diskette en plaats de tweede in het sta-
tion.
6. Als het programma klaar is, haalt u de CD of diskette uit het station.
7. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt,
kunt u op F1 drukken.
Het diagnoseprogramma uitvoeren vanuit het werkgebied van
Rescue and Recovery
Als er een Windows-besturingssysteem is geïnstalleerd op de computer, kunt u
diagnoseprogramma’s uitvoeren vanuit het werkgebied Rescue and Recovery. Als u
de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery, gaat u
als volgt te werk:
Opmerking: Als u nog geen diagnose-CD of -diskettes hebt gemaakt, kunt u het
diagnosediskette PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanuit het werkge-
bied van Rescue and Recovery.
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
Opmerking: Op bepaalde modellen drukt op de toets Esc om Rescue and
Recovery te openen.
4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Hardwarediagnose.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm. De computer wordt opnieuw opgestart.
6. Als dit is gebeurd, wordt het diagnoseprogramma automatisch geopend. Selec-
teer
de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u
op F1 drukken.
PC-Doctor voor Windows PE
Op uw Lenovo-computer staat ofwel PC-Doctor voor DOS ofwel PC-Doctor voor
Windows PE. Welke het is, hangt af van het machinetype en model van de compu-
ter. Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor Windows PE maakt deel uit van het
werkgebied van Rescue and Recovery. U gebruikt PC-Doctor voor Windows PE als
u het besturingssysteem niet kunt starten en als u het probleem niet hebt kunnen
vinden met PC-Doctor voor Windows.
Het diagnoseprogramma uitvoeren vanuit het werkgebied van
Rescue and Recovery
U kunt PC-Doctor voor Windows PE uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue
and Recovery. Als u de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue
and Recovery, gaat u als volgt te werk:
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 31
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Hardwarediagnose.
5. Het diagnoseprogramma wordt automatisch geopend. Selecteer de diagnosetest
die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u op F1 drukken.
6. Volg de instructies op het scherm.
Opmerking: PC-Doctor voor Windows PE staat op het noodherstelmedium.
Meer informatie over noodherstelmedia vindt u in “Noodherstel-
media
maken en gebruiken” op pagina 39.
De muis schoonmaken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het schoonmaken van een niet-optische
muis.
Optische muis
Een optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer gebruik van een
LED en een optische sensor. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de optische
muis als volgt schoon:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om en kijk goed naar de lens.
a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje.
b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg.
4.
Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het opper-
vlak
een zeer complex patroon aanwezig is, kan de digitale signaalprocessor
(DSP) de wijzigingen in de positie van de muis wellicht moeilijk volgen.
5. Sluit de muis weer aan op de computer.
6. Zet de computer weer aan.
Niet-optische muis
Een niet-optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer op het scherm
gebruik van een balletje. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de niet-op-
tische muis als volgt schoon:
Opmerking: De muis in de onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw
muis.
32 Handboek voor de gebruiker
1 Ring
2 Bal
3 Plastic rollers
4 Balhouder
U reinigt de muis, met bal, als volgt:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand om de bal te
verwijderen.
4. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt
in uw hand.
5. Was de bal in een warm sopje en droog deze af.
6. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken.
7. Kijk naar opgehoopt vuil op de plastic rollers 3in de balhouder. Gewoonlijk
ziet u een streep van vuil midden op de rollers.
8. Als de rollers vuil zijn, kunt u ze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt
is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg
ervoor dat de rollers nog midden in de groeven liggen nadat u ze hebt gerei-
nigd.
9. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje.
10. Plaats de bal en de ring weer terug. Draai de ring in de vergrendelde stand.
11. Sluit de muis weer aan op de computer.
12. Zet de computer weer aan.
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 33
34 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 8. Software herstellen
In dit hoofdstuk maakt u kennis met de hersteloplossingen die Lenovo biedt voor
computers waarop een besturingssysteem vooraf is geïnstalleerd. Uitgelegd wordt
hoe de volgende herstelmethoden werken:
v Herstelschijven maken en gebruiken
v Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
v Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
v Noodherstelmedia maken en gebruiken
v Een Reparatiediskette maken en gebruiken
v Stuurprogramma’s installeren of herstellen
v Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde
v Problemen met herstelprocedures oplossen
Meer informatie over het programma Rescue and Recovery vindt u in Access Help,
het online Help-systeem dat door Lenovo wordt geleverd. Hoe u het online Help-
systeem
opent, wordt beschreven in “Access Help” op pagina 46.
Opmerking: Als er een probleem met de software of de hardware is en het is
nodig software te herstellen, dan kunt u kiezen uit diverse methoden.
Sommige van deze methoden zijn per besturingssysteem verschillend.
Herstelschijven maken en gebruiken
Als uw computer beschikt over een CD- of DVD-brander, kunt u een set herstel-
schijven
maken waarmee de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf bij levering
kunt herstellen. Deze herstelschijven zijn handig als u de computer overbrengt
naar een ander gebied, als u de computer verkoopt of recyclet. Productherstel-
schijven
zijn bijzonder nuttig als u de computer overbrengt naar een andere afde-
ling, als u de computer verkoopt of wegdoet, of als laatste redmiddel om de com-
puter
weer terug te brengen in een operationele status nadat alle andere
herstelmethoden zijn mislukt. Het is verstandig om bij wijze van voorzorgsmaatre-
gel
zo snel mogelijk een set herstelschijven te maken.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de herstelschijven kunt
uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarmee ze zijn
gemaakt. Volgens uw Microsoft Windows-licentie mag u slechts één
set herstelschijven maken; het is daarom van belang dat u de schijven
die u hebt gemaakt, op een veilige plaats opbergt.
Doe het volgende om herstelschijven te maken:
1. Ga naar het menu Start van Windows en klik op Alle programma’s, op
ThinkVantage en op Herstelmedia maken.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Hieronder
wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de ver-
schillende besturingssystemen:
v Windows XP: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 35
fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden
uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden.
v Windows Vista: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was.
Als
u de Herstelschijven onder Windows XP gebruikt, krijgt u de mogelijkheid
naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan en daar te kiezen uit een
aantal herstelbewerkingen. Gebruikt u de Herstelschijven onder Windows Vista,
dan wordt u gevraagd de schijven te plaatsen en wordt u uitsluitend door het pro-
ces voor het herstellen van de fabrieksinhoud geleid.
Om de herstelschijven onder Windows XP te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met
de herstelschijven, worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf
staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf. Tij-
dens
het herstelproces krijgt u de gelegenheid om één of meer bestanden op de
vaste schijf naar andere media te kopiëren voordat de gegevens worden verwij-
derd.
1. Plaats Herstelschijf 1 in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Na een korte vertraging wordt het werkgebied van Rescue and Recovery afge-
beeld.
Opmerking: Als het werkgebied voor Rescue and Recovery niet wordt afge-
beeld,
hebt u in het BIOS waarschijnlijk het opstartstation (CD-of
DVD-station) niet correct opgegeven. Meer informatie vindt u in
“Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde” op pagina
42.
4. In het menu van Rescue and Recovery klikt u op Systeem herstellen.
5. Volg de instructies op het scherm. Plaats de juiste Herstelschijf wanneer daarom
wordt gevraagd.
Opmerking:
Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u
wellicht bepaalde software en stuurprogramma’s opnieuw installeren.
Raadpleeg voor meer informatie “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken” op pagina 37.
Om de herstelschijven onder Windows Vista te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met
de herstelschijven worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf
staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf.
1. Plaats Herstelschijf 1 in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Volg de instructies op het scherm. Plaats de juiste Herstelschijf wanneer daar
om wordt gevraagd.
Opmerking:
Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u
wellicht bepaalde software en stuurprogramma’s opnieuw installeren.
Raadpleeg voor meer informatie “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken” op pagina 37.
36 Handboek voor de gebruiker
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
Met het programma Rescue and Recovery kunt u een backup maken van de volle-
dige inhoud van de vaste schijf, inclusief het besturingssysteem, gegevens-
bestanden,
toepassingsprogramma’s en persoonlijke instellingen. U kunt aangeven
waar het programma Rescue and Recovery de backup opslaat:
v Op een beschermd gebied van de vaste schijf
v Op een tweede vaste schijf die in de computer is geïnstalleerd
v Op een aangesloten USB-vaste schijf
v Op een netwerkstation
v Op beschrijfbare CD’s of DVD’s (een station voor beschrijfbare CD of DVD’s is
hiervoor nodig)
Nadat
u een backup hebt gemaakt van de vaste schijf, kun u de complete inhoud
van de vaste schijf herstellen of alleen bepaalde bestanden terugzetten.
Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery doet u het volgende:
1. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s en klik op
ThinkVantage en op Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Backup van uw vaste
schijf maken.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Om
een herstelbewerking uit te voeren met Rescue and Recovery doet u het vol-
gende:
1. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s en klik op
ThinkVantage en op Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Het systeem herstellen
vanuit een backup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Meer
informatie over een uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het werkge-
bied van Rescue and Recovery vindt u in “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken”.
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
Het werkgebied van Rescue and Recovery bevindt zich in een beschermd en ver-
borgen
gebied op de vaste schijf dat onafhankelijk van Windows werkt. Hierdoor
kunt u herstelbewerkingen uitvoeren ook als Windows niet gestart kan worden. U
kunt de volgende herstelbewerkingen uitvoeren in het werkgebied van Rescue and
Recovery:
v Bestanden veiligstellen vanaf een vaste schijf of vanaf een backup: Met het
werkgebied van Rescue and Recovery kunt u bestanden op uw vaste schijf
opzoeken en overbrengen naar een netwerkschijf of naar andere beschrijfbare
media, zoals een USB-vaste schijf of een diskette. Deze functie is zelfs beschik-
baar
als u geen backup van uw bestanden hebt gemaakt of als er wijzigingen in
de bestanden zijn aangebracht na de laatste backupbewerking. U kunt ook
afzonderlijke bestanden van een Rescue and Recovery-backup op de vaste schijf,
een USB-apparaat of een netwerkstation veiligstellen.
Hoofdstuk 8. Software herstellen 37
v De vaste schijf herstellen met een Rescue and Recovery-backup: Nadat u een
dergelijke backup hebt gemaakt met Rescue and Recovery, kunt u herstel-
bewerkingen
uitvoeren met het werkgebied van Rescue and Recovery, zelfs als
het niet lukt om Windows te starten.
v De oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstellen: Vanuit het werkge-
bied
van Rescue and Recovery kunt u de volledige inhoud van de vaste schijf
herstellen in de toestand zoals die was bij het verlaten van de fabriek. Als de
vaste schijf meerdere partities bevat, hebt u de mogelijkheid om de oorspronke-
lijke
inhoud te herstellen in partitie C: terwijl de overige partities intact blijven.
Omdat bewerkingen vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery onafhan-
kelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd, kunt u de oorspronkelijke
inhoud van de vaste schijf zelfs herstellen als u Windows niet kunt starten.
Waarschuwing: Als u de vaste schijf herstelt met een Rescue and Recovery-
backup
of als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt, worden alle
bestanden in de primaire partitie van de vaste schijf (meestal station C) tijdens het
herstelproces gewist. Maak indien mogelijk kopieën van belangrijke bestanden. Als
u Windows niet kunt starten, kunt u de functie Bestanden veiligstellen in het werk-
gebied van Rescue and Recovery gebruiken om bestanden te kopiëren vanaf uw
vaste schijf naar andere media.
Het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u als volgt starten:
1. Zet de computer uit.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F11.
4. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
5. Als er een wachtwoord is ingesteld voor Rescue and Recovery, typt u het
wachtwoord zodra daarom wordt gevraagd. Rescue and Recovery wordt na
enige tijd geopend.
Opmerking: Als u het scherm van Rescue and Recovery niet ziet, gaat u naar
“Herstelproblemen oplossen” op pagina 42.
6. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Om bestanden veilig te stellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup,
klikt u op Bestanden veiligstellen; volg daarna de aanwijzingen op het
scherm.
v Om de vaste schijf te herstellen met een Rescue and Recovery-backup of om
de fabriekinhoud te herstellen, klikt u op Systeem herstellen en volgt u de
instructies op het scherm.
v Voor informatie over andere functies van het werkgebied van Rescue and
Recovery klikt u op Help.
Opmerkingen:
1. Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u wellicht
bepaalde stuurprogramma’s opnieuw installeren. Zie “Stuurprogramma’s instal-
leren
of herstellen” op pagina 41.
2. Bij bepaalde computers is Microsoft Office of Microsoft Works bij levering al
geïnstalleerd. Als u de bestanden van Microsoft Office of Microsoft Works
opnieuw moet installeren, gebruikt u daarvoor de Microsoft Office CD of Micro-
soft
Works CD. Deze CD’s worden alleen geleverd bij computers waarop Micro-
soft
Office of Microsoft Works vooraf is geïnstalleerd.
38 Handboek voor de gebruiker
Noodherstelmedia maken en gebruiken
Noodherstelmedia, zoals een CD of een USB vasteschijfstation, kunt u gebruiken
om fouten te herstellen die het onmogelijk maken om toegang te krijgen tot het
werkgebied van Rescue and Recovery op de vaste schijf.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de noodherstelmedia
kunt uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem. Deze schijf kan
worden gestart in elk type CD- of DVD-station. Op het noodherstel-
medium staat ook een versie van het diagnoseprogramma PC-Doctor,
zodat u vanaf het noodherstelmedium de oorzaak van een probleem
kunt opsporen.
Hoofdstuk 8. Software herstellen 39
U maakt noodherstelmedia als volgt:
1. Open het menu Start en klik achtereenvolgens op Alle programma’s,
ThinkVantage en Herstelmedia maken.
2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt als noodherstelmedium kiezen tussen CD, USB vasteschijf-
station
en een tweede intern vasteschijfstation.
3. Klik op OK.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Hieronder wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de ver-
schillende
besturingssystemen:
v Windows XP: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast
fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden
uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden.
v Windows Vista: U kunt met de noodherstelmedia alle herstelbewerkingen uit-
voeren,
behalve de fabrieksinhoud herstellen (volledig noch aangepast).
Om de noodherstelmedia te gebruiken, doet u het volgende:
v Als u CD’s of DVD’s hebt gebruikt als noodherstelmedia, plaats de eerste daar-
van dan in het optische station en start de computer opnieuw op.
v Als u een USB vasteschijfstation hebt gebruikt als noodherstelmedium, sluit dat
station dan aan op een van de USB-poorten van de computer en start de compu-
ter
daarna opnieuw op.
v Als u gebruik maakt van een tweede intern vasteschijfstation, stel de opstart-
volgorde dan in dat er vanaf dat station wordt opgestart.
Zodra
de noodherstelmedia worden opgestart, verschijnt het werkgebied van Res-
cue
and Recovery. Voor elk van de functies is er in het werkgebied van Rescue and
Recovery Help-informatie beschikbaar.Als uw noodherstelmedium (CD-station,
DVD-station of USB-apparaat) weigert te starten, hebt u in het BIOS waarschijnlijk
niet correct opgegeven welk medium uw noodherstelmedium is. Meer informatie
vindt u in “Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde” op pagina 42.
Een Reparatiediskette maken en gebruiken
Als het niet lukt om naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan of om
Windows kunt u een Reparatiediskette gebruiken om het werkgebied van Rescue
and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar
Windows te kunnen gaan. Het is verstandig om een dergelijke Reparatiediskette zo
spoedig mogelijk te maken, zodat u ingedekt bent tegen alle mogelijke eventuali-
teiten.
Om een Reparatiediskette te maken, doet u het volgende:
1. Start de computer en het besturingssysteem op.
2. Open een webbrowser en ga naar het volgende internetadres:
http://www.lenovo.com/think/support/site.wss/document.do?lndocid=MIGR-54483
3. Plaats een lege diskette in diskettestation A. De informatie op die diskette
wordt gewist en de diskette wordt geformatteerd.
4. Dubbelklik op de juiste bestandsnaam. De diskette wordt gemaakt.
40 Handboek voor de gebruiker
5. Haal de diskette uit het station en plak er een etiket op met de tekst Reparatie-
diskette.
U gebruikt de reparatiediskette als volgt:
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Plaats de Reparatiediskette in diskettestation A.
3. Zet de computer aan en volg de instructies op het scherm.
Opmerking: Als de reparatie zonder fouten wordt voltooid, kunt u toegang tot het
werkgebied van Rescue and Recovery krijgen door herhaaldelijk op
de toets F11 te drukken terwijl u de computer opnieuw opstart. Als u
een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11
los.Na afloop van de reparatie kunt u ook weer naar de Windows-
omgeving
gaan.
Als er tijdens de reparatie een foutbericht verschijnt, en de reparatie niet kan wor-
den voortgezet, is er wellicht een probleem met de partitie waarop het werkgebied
van Rescue and Recovery zich bevindt. Gebruik de noodherstelmedia voor toegang
tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Informatie over het maken en
gebruiken van noodherstelmedia vindt u in “Noodherstelmedia maken en
gebruiken” op pagina 39.
Stuurprogramma’s installeren of herstellen
Voordat u stuurprogramma’s kunt herstellen of installeren, moet er een besturings-
systeem op uw computer zijn geïnstalleerd. Zorg dat u beschikt over de documen-
tatie
en de diskette(s) of CD(’s) met de software voor het apparaat.
Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich
op de vaste schijf van de computer (doorgaans station C) in de map SWTOOLS\
drivers. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de desbetreffende
apparaten.
De meest recente stuurprogramma’s voor bij fabricage geïnstalleerde apparaten
vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/think/support/.
U kunt als volgt het stuurprogramma voor een in de fabriek geïnstalleerd appa-
raat opnieuw installeren:
1. Start de computer en het besturingssysteem op.
2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vaste schijf op.
3. Open de map C:\SWTOOLS.
4. Open de map DRIVERS. In deze map bevinden zich submappen die zijn
genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd (bij-
voorbeeld
voor AUDIO of VIDEO).
5. Open de map van het gewenste apparaat.
6. Installeer het stuurprogramma op een van de volgende manieren:
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.TXT of
een ander bestand met de extensie TXT op. Dit bestand is vaak genoemd
naar een bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.TXT. In het tekstbe-
stand
vindt u informatie over het opnieuw installeren van het desbetreffende
stuurprogramma.
Hoofdstuk 8. Software herstellen 41
v Als er in de submap van het apparaat een bestand met de extensie INF staat,
kunt u de applet Nieuwe Hardware gebruiken (in het Windows
Configuratiescherm) om het stuurprogramma opnieuw te installeren. Niet
alle stuurprogramma’s kunnen op deze manier worden geïnstalleerd. Wan-
neer
u in het programma Nieuwe hardware wordt gevraagd om het te instal-
leren
stuurprogramma, klikt u op Diskette en Bladeren. Selecteer vervolgens
het juiste stuurprogramma in de submap van het apparaat.
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE.
Dubbelklik op SETUP.EXE en volg de instructies op het scherm.
Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde
Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een CD, DVD, USB
vasteschijfstation of enig extern apparaat, moet u eerst de opstartvolgorde wijzigen
in het programma Setup Utility.
Om de opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1. Zet de computer uit en druk op de toets F1 terwijl u de computer weer aanzet.
2. Wanneer het logoscherm wordt afgebeeld of wanneer u een reeks geluids-
signalen hoort, laat u de toets F1 los.
3. Voer uw huidige wachtwoord als daar om wordt gevraagd.
4. Als het hoofdmenu van het programma Setup Utility verschijnt, gaat met de
cursortoetsen naar Startup.
5. Stel de opstartvolgorde in zoals door de omstandigheden wordt vereist.
6. Druk tweemaal op Esc om naar het afsluitmenu van het programma Setup
Utility te gaan.
7. Ga met de cursortoetsen naar de optie Save and exit en druk op Enter.
8. Druk, als het venster Setup Confirmation verschijnt, nogmaals op Enter.
9. De computer wordt opnieuw opgestart.
Opmerking: Als u een extern apparaat wilt gebruiken, moet u de computer uit-
schakelen
voordat u dat externe apparaat aansluit.
Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 5, “Het
programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 19.
Herstelproblemen oplossen
Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windows-
omgeving
kunt gaan, kunt u het volgende doen:
v Start het werkgebied van Rescue and Recovery met het noodherstelmedium
(CD, DVD of USB vasteschijfstation). Raadpleeg voor meer informatie “Nood-
herstelmedia maken en gebruiken” op pagina 39.
v Gebruik een Reparatiediskette om het werkgebied van Rescue and Recovery te
repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kun-
nen
gaan. Raadpleeg voor meer informatie “Een Reparatiediskette maken en
gebruiken” op pagina 40.
v Als u van plan bent de fabrieksinhoud op de vaste schijf terug te zetten, kunt u
een set Herstelschijven gebruiken. Zie “Herstelschijven maken en gebruiken” op
pagina 35.
42 Handboek voor de gebruiker
Het is belangrijk om zo snel mogelijk een Reparatiediskette, noodherstelmedia en
een set herstelschijven te maken en deze allemaal op een veilige plaats op te ber-
gen.
Als het u niet lukt om met behulp van de noodherstelmedia, de Reparatiediskette
of de set Herstelschijven toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and
Recovery of de Windows-omgeving, is het apparaat waarmee u het herstel pro-
beert
uit te voeren (CD- of DVD-station of USB vasteschijfstation) mogelijk niet
gedefinieerd in de opstartvolgorde van het BIOS. Meer informatie vindt u in “Een
herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde” op pagina 42.
Hoofdstuk 8. Software herstellen 43
44 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 9. Informatie, hulp en service
In dit hoofdstuk vindt u informatie over hulp, service en technische assistentie
voor producten die door Lenovo zijn geproduceerd.
Informatiebronnen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u toegang krijgt tot belangrijke informatie-
bronnen
over diverse aspecten van uw computer.
Map Online Boeken
De map Online Boeken bevat publicaties die u helpen bij de installatie en het
gebruik van de computer. Deze map is vooraf geïnstalleerd op uw computer (als
uw besturingssysteem vooraf is geïnstalleerd) en u hebt geen toegang tot internet
nodig om de publicaties te bekijken. Naast dit Handboek voor de gebruiker is Gids
voor het installeren en vervangen van hardware ook beschikbaar in de map Online
Boeken.
De Gids voor het installeren en vervangen van hardware bevat stapsgewijze instructies
voor het vervangen van de CRU’s (Customer Replaceable Units) in de computer.
CRU’s zijn onderdelen van de computer die door de gebruiker kunnen worden
geüpgraded of vervangen.
Om deze publicatie te openen, opent u het menu Start, selecteert u Alle
programma’s en Online boeken en klikt u op Online boeken. Dubbelklik op de
gewenste publicatie voor uw computer. Deze publicaties zijn ook aanwezig op de
Lenovo-website, op http://www.lenovo.com.
Opmerkingen:
1. Voor deze publicaties wordt gebruik gemaakt van PDF-indeling (Portable Docu-
ment
Format); om ze te kunnen lezen hebt u het programma Adobe Acrobat
Reader nodig. Als Adobe Acrobat Reader nog niet op uw computer is geïnstal-
leerd en u probeert een PDF-bestand te openen, dan verschijnt er een bericht en
wordt u door de installatie van Adobe Acrobat Reader geloodst.
2. De publicaties die vooraf op uw computer zijn geïnstalleerd, zijn op de Lenovo-
website
(http://www.lenovo.com/support/) beschikbaar in andere talen.
3. Als u van Adobe Acrobat Reader een versie wilt installeren in een andere taal
dan die waarin het programma op uw computer is geïnstalleerd, gaat u naar de
website van Adobe (http://www.adobe.com) en downloadt u de gewenste ver-
sie.
ThinkVantage Productivity Center
Het programma ThinkVantage Productivity Center bestaat uit informatiebronnen
en tools die bedoeld zijn om het werken met de computer gemakkelijker en veili-
ger te maken. Dit programma is alleen beschikbaar op computers met een vooraf
geïnstalleerd besturingssysteem.
Het ThinkVantage Productivity Center bevat informatie over uw computer en biedt
heel gemakkelijk toegang tot diverse technieken, waaronder:
v Het programma Rescue and Recovery
v Productivity Center
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 45
v Herstel van de vooraf geïnstalleerde software
v System Updates
v Service en Ondersteuning
Opmerking: ThinkVantage Technologies zijn slechts op bepaalde Lenovo-compu-
ters
beschikbaar.
U opent het ThinkVantage Productivity Center het menu Start te openen en achter-
eenvolgens
op Alle programma’s, ThinkVantage en Productivity Center te klik-
ken.
Access Help
Access Help is een online Help-systeem dat informatie verstrekt over de manier
waarop u aan de slag kunt gaan, over het uitvoeren van elementaire handelingen,
het aanpassen van instellingen aan uw persoonlijke voorkeuren, het beschermen
van gegevens, het uitbreiden en upgraden van de computer, en het oplossen van
problemen. Access Help is alleen beschikbaar op computers met een vooraf
geïnstalleerd besturingssysteem.
U opent Access Help door het menu Start te openen en achtereenvolgens op Alle
programma’s, ThinkVantage en Access Help te klikken. Nadat u Access Help hebt
geopend, kunt u in het linker deelvenster een keuze maken op het tabblad Inhoud
of Index, of via het het tabblad Zoeken op zoek gaan naar een bepaald woord.
Veiligheid en garantie
In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u
ook belangrijke kennisgevingen. Zorg dat u alle veiligheidsvoorschriften hebt gele-
zen
en begrepen voordat u dit product gaat gebruiken.
www.lenovo.com
De Lenovo-website (www.lenovo.com) bevat informatie en services ter ondersteu-
ning van het aanschaffen, upgraden en onderhouden van de computer. De meest
up-to-date informatie voor uw computer is steeds op de Lenovo-website beschik-
baar.
Op de website www.lenovo.com kunt u tevens:
v Producten aanschaffen:
Desktop- en notebookcomputers
Beeldschermen
Projectors
Upgrades en toebehoren
Speciale aanbiedingen
v
Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturings-
systemen en softwareprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, en
installatie op maat.
v Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen.
v De meest recente stuurprogramma’s en updates van de software voor uw speci-
fieke model computer downloaden.
v Toegang krijgen tot de elektronische handleidingen.
v De Lenovo Verklaring van Beperkte Garantie lezen.
v Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor
uw model computer en andere ondersteunde producten.
46 Handboek voor de gebruiker
v De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of
regio opzoeken.
v Zoeken naar een serviceverlenen bij u in de buurt.
Hulp en service
In dit gedeelte vindt u informatie over het aanvragen van hulp en service.
Met behulp van documentatie en diagnoseprogramma’s
Als er een probleem met uw computer optreedt, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Dia-
gnose
en probleemoplossing”, op pagina 27. Aanvullende informatiebronnen voor
het oplossen van computerproblemen worden opgesomd in “Informatiebronnen”
op pagina 45.
Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan
de documentatie (inclusief de README-bestanden en de online Help) van het
besturingssysteem of het softwareprogramma in kwestie.
De meeste computers worden geleverd met een aantal diagnoseprogramma’s die u
kunt gebruiken om hardwareproblemen op te sporen. Zie “Diagnoseprogramma’s”
op pagina 28 voor instructies voor het gebruik van deze diagnoseprogramma’s.
Er zijn Lenovo-pagina’s op internet beschikbaar waarop u de nieuwste technische
informatie kunt vinden en stuurprogramma’s en updates kunt downloaden. Ga
naar http://www.lenovo.com/support/ en volg de instructies.
Service aanvragen
Tijdens de garantieperiode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij
het Customer Support Center.
De volgende services zijn tijdens de garantieperiode beschikbaar:
v Probleembepaling - Speciaal opgeleid personeel staat klaar om u te helpen de
oorzaak van een hardwareprobleem op te sporen en het probleem te verhelpen.
v Reparatie van hardware - Als het probleem wordt veroorzaakt door hardware
die onder de garantie valt, zal speciaal opgeleid onderhoudspersoneel zorg-
dragen
voor de noodzakelijke service.
v Ontwerpwijzigingen - In sommige gevallen moet een product na de verkoop
worden aangepast. Lenovo of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzi-
gingen
aanbrengen als ze van toepassing zijn op uw hardware.
De
volgende items vallen niet onder de garantie:
v Vervanging of gebruik van onderdelen die niet voor of door Lenovo zijn gefabri-
ceerd,
en van Lenovo-onderdelen waarop geen garantie wordt gegeven
v Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen
v Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of upgrade
v Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma’s
v Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen
v Installatie en onderhoud van softwareprogramma’s
In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
volledig overzicht van de garantievoorwaarden. Om recht te blijven houden op de
garantieservice dient u uw aankoopbewijs te bewaren.
Hoofdstuk 9. Informatie, hulp en service 47
Voor een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning in uw land of
regio gaat u naar http://www.lenovo.com/support/ en klikt u op Support phone
list. U kunt ook de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garan-
tie raadplegen.
Opmerking: Telefoonnummers kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewij-
zigd. Als het nummer voor uw land of regio ontbreekt, neemt u con-
tact
op met uw Lenovo-wederverkoper of met uw Lenovo-vertegen-
woordiger.
Het is het handigst als u de telefoon in de buurt van de computer plaatst. Als u
belt voor technische assistentie, moet u de volgende informatie bij de hand hebben:
v Machinetype en model
v De serienummers van de hardwareproducten
v Een beschrijving van het probleem
v De precieze bewoordingen van eventuele foutberichten
v Gegevens over de configuratie (hardware en software)
Andere services
Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw
desktop- of notebookcomputer wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice
(IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht heeft op garantieservice
gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door serviceverleners die
zijn gemachtigd om garantieservice te verlenen.
Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet
in alle landen beschikbaar. Internationale Garantieservice wordt verleend via de
servicemethode (zoals depot, carry-in of on-site) die in het desbetreffende land
wordt geboden. Servicebureaus in sommige landen bieden mogelijk geen service
voor alle modellen van een bepaald machinetype. In sommige landen worden er
mogelijk kosten in rekening gebracht of gelden beperkingen voor service.
Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale
Garantieservice (IWS) en om een lijst te bekijken van landen waar service beschik-
baar
is, gaat u naar http://www.lenovo.com/support/ , klikt u op Warranty en
volgt u de instructies op het scherm.
Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs
voor uw vooraf geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de
website Microsoft Product Support Services op http://support.microsoft.com/
directory/.
U kunt ook contact opnemen met het Customer Support Center. Moge-
lijk
worden er kosten in rekening gebracht.
Extra services aanschaffen
Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals
ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma’s,
instellen en configureren van het netwerk, uitgebreide reparatiediensten voor hard-
ware en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een service kan per
land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de
Lenovo-website op http://www.lenovo.com.
48 Handboek voor de gebruiker
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten
In het volgende gedeelte vindt u opdrachten voor het handmatig programmeren
van de modem.
Opdrachten worden door de modem geaccepteerd terwijl de modem in de
opdrachtwerkstand staat. De modem staat automatisch in de opdrachtwerkstand
totdat u een nummer kiest en een verbinding tot stand brengt. Opdrachten kunnen
naar de modem worden gestuurd vanaf actieve communicatiesoftware op een PC
of vanaf een ander werkstation.
Alle opdrachten die naar de modem worden gestuurd, moeten beginnen met AT
en moeten worden afgesloten met ENTER. Alle opdrachten kunnen in hoofdletters
of in kleine letters worden getypt, maar hoofdletters en kleine letters kunnen niet
door elkaar worden gebruikt. Om de opdrachten beter leesbaar te maken, kunt u
spaties invoegen tussen de opdrachten. Als u een parameter weglaat bij een
opdracht waarvoor een parameter vereist is, wordt als waarde voor die parameter
0 gebruikt.
Voorbeeld:
ATH [ENTER]
Basic AT-opdrachten
In de volgende lijsten zijn allee standaardwaarden vet gedrukt.
Opdracht Functie
A Binnenkomend gesprek handmatig beant-
woorden.
A/ Voorgaande opdracht herhalen. A/ mag niet
worden voorafgegaan door AT of worden
gevolgd door ENTER.
D_ 0 - 9, A-D, # en *
L voorgaande nummer opnieuw kiezen
P pulskiezen
Opmerking: Pulskiezen wordt niet onder-
steund in Australië, Nieuw-Zeeland, Noor-
wegen en Zuid-Afrika.
T toetskiezen
W wachten op tweede kiestoon
, onderbreken
@ wacht op vijf seconden stilte
! flash
; terug naar opdrachtwerkstand na kiezen
DS=n Een van de vier telefoonnummers (n=0-3)
kiezen die zijn opgeslagen in het permanente
geheugen van de modem.
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 49
Opdracht Functie
E_ E0 Opdrachten worden niet afgebeeld
E1 Opdrachten worden afgebeeld
+++ Escapetekens - Schakelen van werkstand
Verzenden/Ontvangen naar opdrachtwerk-
stand (T.I.E.S.-opdracht)
H_ H0 Modemverbinding verbreken
H1 Modem actief maken
Opmerking: H1 wordt niet ondersteund in
Italië
I_ I0 Productidentificatiecode weergeven
I1 Test ROM-controlegetal
I2 Interne geheugentest
I3 Firmware-ID
I4 Gereserveerd ID
L_ L0 Laag luidsprekervolume
L1 Laag luidsprekervolume
L2 Gemiddeld luidsprekervolume
L3 Hoog luidsprekervolume
M_ M0 Interne luidspreker uit
M1 Interne luidspreker aan tot carrier wordt
gevonden
M2 Interne luidspreker altijd aan
M3 Interne luidspreker aan tot carrier wordt
gevonden en uit tijdens kiezen
N_ Alleen voor compatibiliteit; heeft geen effect
O_ O0 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen
O1 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen
en equalizer retrain initialiseren
P Pulskiezen instellen als standaard
Q_ Q0 Modem verstuurt responsen
Sr? Waarde in register r lezen en afbeelden.
Sr=n Register r instellen op waarde n (n = 0-255).
T Toonkiezen instellen als standaard
V_ V0 Numerieke responsen
V1 Spraakresponsen
W_ W0 Alleen DTE-snelheid rapporteren
W1 Lijnsnelheid, foutcorrectieprotocol en DTE-
snelheid aangeven.
W2 Alleen DCE-snelheid aangeven
X_ X0 Hayes Smartmodem 300 compatibele
responsen/blind kiezen.
X1 Gelijk aan X0 plus alle CONNECT-responsen/
blind
kiezen
50 Handboek voor de gebruiker
Opdracht Functie
X2 Gelijk aan X1 plus detectie kiestoon
X3 Gelijk aan X1 plus bezetdetectie/blind kiezen
X4 Alle responsen en kiestoon en bezet signaal-
detectie
Z_ Z0 Actief profiel 0 opnieuw instellen en ophalen
Z1 Actief profiel 1 opnieuw instellen en ophalen
Extended AT-opdrachten
Opdracht Functie
&C_ &C0 Force Carrier Detect Signal High (ON)
&C1 CD inschakelen als carrier op afstand niet
aanwezig is
&D_ &D0 Modem negeert het DTR-signaal
&D1 Modem gaat terug naar opdrachtwerkstand
na DTR-toggle
&D2 Modemverbinding verbreken en modem
gaat terug naar opdrachtwerkstand na DTR-
toggle
&D3 Modem opnieuw instellen na DTR-toggle
&F_ &F Fabrieksconfiguratie herstellen
&G_ &G0 Guardtoon uitschakelen
&G1 Guardtoon uitschakelen
&G2 1800 Hz guardtoon
&K_ &K0 Gegevensstroombesturing uitschakelen
&K3 RTS/CTS-hardwarestroombesturing inscha-
kelen
&K4 XON/XOFF-softwarestroombesturing inscha-
kelen
&K5 Transparante XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&K6 RTS/CTS- en XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&M_ &M0 Asynchrone bewerking
&P_ &P0 VS-instellingen voor off-hook-to-on-hook-
ratio
&P1 GB- en Hongkong off-hook-to-on-hook-ratio
&P2 Gelijk aan &P0-instelling maar met 20 pulsen
per minuut
&P3 Gelijk aan &P1-instelling maar met 20 pulsen
per minuut
&R_ &R0 Gereserveerd
&R1 CTS werkt met vereisten voor stroom-
besturing
&S_ &S0 Force DSR Signal High (ON)
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 51
Opdracht Functie
&S1 DSR uit in opdrachtwerkstand en aan in
on-linewerkstand
&T_ &T0 Test in uitvoering beëindigen
&T1 Lokale analoge loopbacktest uitvoeren
&T3 Lokale digitale loopbacktest uitvoeren
&T4 Digitale loopbacktest op afstand toestaan
door modem op afstand
&T5 Digitale loopbacktest op afstand niet toestaan
&T6 Digitale loopbacktest op afstand uitvoeren
&T7 Digitale loopbacktest op afstand en zelftest
uitvoeren
&T8 Lokale analoge loopbacktest en zelftest uitvoe-
ren
&V &V0 Actieve en opgeslagen profielen weergeven
&V1 Statistieken laatste verbinding weergeven
&W_ &W0 Actief profiel opslaan als Profiel 0
&W1 Actief profiel opslaan als Profiel 1
%E_ %E0 Auto-retrain uitschakelen
%E1 Auto-retrain inschakelen
+MS? De huidige instellingen voor modulatie weer-
geven
+MS=? Een lijst van ondersteunde modulatie-opties
weergeven
+MS=a,b,c,e,f Modulatie selecteren, waarbij: a=0, 1, 2, 3, 9,
10, 11, 12, 56, 64, 69; b=0-1; c=300-56000;
d=300- 56000; e=0-1 en f=0-1. A, b, c, d, e, f
standaardwaarde=12, 1, 300, 56000, 0, 0. Para-
meter “a” geeft het gewenste modulatie-
protocol op, waarbij: 0=V.21, 1=V.22,
2=V.22bis, 3=V.23, 9=V.32, 10=V.32bis, 11=V.34,
12=V.90,K56Flex,V.34......,56=K 56Flex,
V.90,V.34......, 64=Bell 103 en 69=Bell 212.
Parameter “b” geeft automodebewerkingen
aan, waarbij: 0=automode uitgeschakeld, 1=
automode ingeschakeld met V.8/V.32 Annex
A. Parameter “c” geeft de minimale gegevens-
frequentie voor verbinding aan (300- 56000).
De parameter “d” geeft de maximale
verbindingssnelheid aan (300-56000). De
parameter “e” geeft het type codec aan
(0=Law en 1=A-Law). Parameter “f” geeft
“robbed bit” signaaldetectie aan (0=detectie
uitgeschakeld 1=detectie ingeschakeld)
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten
Opdracht Functie
%C_ %C0 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie uitschake-
len
52 Handboek voor de gebruiker
Opdracht Functie
%C1 Alleen MNP Class 5 gegevenscompressie inschakelen
%C2 Alleen V.42bis gegevenscompressie inschakelen
%C3 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie inschake-
len
&Q_ &Q0 Alle direct datalink (gelijk aan \N1)
&Q5 V.42 datalink met uitwijkopties
&Q6 Alle normale datalink (gelijk aan \N0)
+DS44=0, 0 V.44 uitschakelen
+DS44=3, 0 V.44 inschakelen
+DS44? Huidige waarden
+DS44=? Lijst van ondersteunde waarden
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 53
Fax Class 1-opdrachten
+FAE=n Data/Fax Automatisch beantwoorden
+FCLASS=n Servicecategorie
+FRH=n Gegevens ontvangen met HDLC-framing
+FRM=n Gegevens ontvangen
+FRS=n Stilte ontvangen
+FTH=n Gegevens verzenden met HDLC-framing
+FTM=n Gegevens verzenden
+FTS=n Verzenden stoppen en wachten
Fax Class 2-opdrachten
+FCLASS=n Servicescategorie.
+FAA=n Adaptief antwoord.
+FAXERR Waarde faxfout.
+FBOR Databitorder fase C.
+FBUF? Buffergrootte (alleen lezen).
+FCFR Bevestiging voor ontvangen.
+FCLASS= Servicecategorie.
+FCON Respons faxverbinding.
+FCIG Polled station identificatie instellen.
+FCIG: Polled station identificatie aangeven.
+FCR Functie voor ontvangst.
+FCR= Functie voor ontvangst.
+FCSI: Het opgeroepen station-ID aangeven.
+FDCC= Parameters DCE-functies.
+FDCS: Huidige sessie rapporteren.
+FDCS= Resultaten huidige sessie.
+FDIS: Functies op afstand aangeven.
+FDIS= Parameters huidige sessie.
+FDR Ontvangst fase C gegevens beginnen of voortzetten.
+FDT= Datatransmissie.
+FDTC: Polled station functies aangeven.
+FET: Post page berichtrespons.
+FET=N Pagina-interpunctie verzenden.
+FHNG Beëindiging met status.
+FK Sessie beëindigen.
+FLID= String lokaal-ID.
+FLPL Document voor polling.
+FMDL? Model aangeven.
+FMFR? Fabrikant aangeven.
54 Handboek voor de gebruiker
+FPHCTO Timeout fase C.
+FPOLL Geeft de pollingaanvraag aan.
+FPTS: Status paginaoverdracht.
+FPTS= Status paginaoverdracht.
+FREV? Revisie aangeven.
+FSPT Polling inschakelen.
+FTSI: Het transmitstation-ID aangeven.
Spraakopdrachten
#BDR Baudwaarde selecteren
#CID Detectie Caller ID inschakelen en rapportage-indeling
#CLS Data, Fax of Voice/Audio selecteren
#MDL? Model aangeven
#MFR? Fabrikant aangeven
#REV? Revisieniveau aangeven
#TL Verzendniveau audio-uitvoer
#VBQ? Grootte querybuffer
#VBS Bits per sample (ADPCM of PCM)
#VBT Timer signaaltoon
#VCI? Compressiemethode aangeven
#VLS Spraaklijn selecteren
#VRA Ringback goes away timer
#VRN Ringback never came timer
#VRX Stemontvangstwerkstand
#VSDB Silence deletion tuner
#VSK Buffer skid-instellingen
#VSP Silence detectieperiode
#VSR Selectie samplefrequentie
#VSS Silence deletion tuner
#VTD Functies voor rapportage DTMF-toon
#VTM Plaatsing timingmark inschakelen
#VTS Toonsignalen genereren
#VTX Spraakverzendmodus
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 55
Opmerking voor gebruikers in Zwitserland:
Als Taxsignal op uw Swisscom-telefoonlijn niet uitgeschakeld is, kan dit de
modemfunctie nadelig beïnvloeden. Dit kan worden verholpen door een filter
met de volgende specificaties:
Telekom PTT SCR-BE
Taximpulssperrfilter-12kHz
PTT Art. 444.112.7
Bakom 93.0291.Z.N
56 Handboek voor de gebruiker
Bijlage B. Kennisgevingen
Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of
voorzieningen niet uit in alle landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovo-
vertegenwoordiger
voor informatie over de producten en diensten die in uw regio
beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van
Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kun-
nen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats
daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk
maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De
gebruiker is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van samenwerking
met producten, programma’s of diensten van anderen.
Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde
in deze publicatie genoemde producten. De levering van dit document geeft u
geen recht op een licentie voor deze octrooien. Vragen over licenties kunt u schrif-
telijk
richten aan:
Lenovo (United States), Inc.
1009 Think Place - Building One
Morrisville, NC 27560
U.S.A.
Attention: Lenovo Director of Licensing
LENOVO
LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS, ZONDER ENIGE
GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN,
MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN HET
GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VA N DERDEN, VER-
HANDELBAARHEID
OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In som-
mige
rechtsgebieden is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan,
zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De infor-
matie
in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in
nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Lenovo kan de
producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder
aankondiging wijzigen en/of verbeteren.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor
gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij sto-
ringen
kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft
geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets
in dit document doet dienst als uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwa-
ring
onder de intellectuele eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle informa-
tie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier uitslui-
tend
ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resultaat
anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken
of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige ver-
plichting
voor Lenovo jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend
opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 57
die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het
materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor
eigen risico.
Alle hierin opgenomen prestatiegegevens zijn verkregen in een gecontroleerde
omgeving. De resultaten in andere gebruiksomgevingen kunnen aanzienlijk afwij-
ken. Bepaalde metingen zijn mogelijkerwijs uitgevoerd op systemen die nog in ont-
wikkeling
waren en er wordt geen garantie gegeven dat deze metingen op alge-
meen verkrijgbare machines gelijk zouden zijn. Ook is het mogelijk dat sommige
metingen schattingen zijn die door extrapolatie zijn verkregen. De feitelijke resulta-
ten kunnen hiervan afwijken. Gebruikers van dit document dienen de toepasselijke
gegevens voor hun specifieke omgeving te controleren.
Kennisgeving televisie-uitvoer
De volgende kennisgeving heeft betrekking op modellen die over de door de
fabriek geïnstalleerde functie voor televisieuitvoer beschikken.
Dit product bevat technologie voor de bescherming van copyright en wordt
beschermd door methodeclaims van bepaalde Amerikaanse octrooien en andere
intellectuele-eigendomsrechten die eigendom zijn van Macrovision Corporation en
andere rechthebbenden. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming
van copyright moet worden geautoriseerd door Macrovision Corporation, en is
alleen bedoeld voor thuisgebruik en ander gebruik in beperkte kring, tenzij het
gebruik op andere wijze door Macrovision Corporation is geautoriseerd. Reverse
engineering en disassembly zijn verboden.
Handelsmerken
De volgende termen zijn handelsmerken van Lenovo in de Verenigde Staten en/of
andere landen:
Lenovo
Rescue and Recovery
ThinkCentre
ThinkVantage
De volgende benamingen zijn handelsmerken van International Business Machines
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen:
IBM
Wake on LAN
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
AMD, het AMD Arrow-logo, AMD Athlon en combinaties daarvan zijn handels-
merken
van Advanced Micro Devices, Inc.
Linux is een handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken
zijn van derden.
58 Handboek voor de gebruiker
Trefwoordenregister
A
aansluiten, computer 5
aanvragen
hulp
45
informatie 45
service 45
aanzetten, computer 10
Access Help 46
afsluiten, Setup Utility 22
antivirussoftware updaten 11
AT-opdrachten
Basic
49
Extended 51
audiosubsysteem 12
B
backup- en herstelbewerkingen 37
beheerderswachtwoord 20
bekijken en wijzigen, instellingen 19
belangrijke veiligheidsvoorschriften 1
besturingssysteem
installeren
11
updaten 11
beveiliging
voorzieningen 14
bewerkingen, backup en herstel 37
bijwerken (flashen) van BIOS 24
BIOS, bijwerken (flashen) 23, 24
BIOS flashen 23
boeken, elektronisch 45
bronnen van informatie 45
C
comfort 3
computer
aansluiten 5
afsluiten 11
installeren 5
connectiviteit 12
contactdozen 4
Customer Support Center 47
D
diagnose 27
CD-image 10, 30
maken 30
diskettes 10, 29, 30
maken 30
PC-Doctor voor DOS 28, 29
PC-Doctor voor Windows 28, 29
PC-Doctor voor Windows PE 28, 31
programma’s 28
uitvoeren vanaf CD 30
uitvoeren vanaf diskettes 30
werkgebied van Rescue and Recovery 31
diagnoseprogramma’s gebruiken 47
discs voor systeemherstel maken 35
diskette voor systeemreparatie 40
documentatie gebruiken 47
E
elektronische boeken, map 45
elementaire probleemoplossing 27
Ethernet 12
extra services aanschaffen 48
F
Fax Class 1
opdrachten
54
Fax Class 2
opdrachten
54
fout, herstel van POST/BIOS 24
fysieke specificaties 14
G
garantie, informatie 46
gebruiken
andere services 48
diagnoseprogramma’s 47
documentatie 47
noodherstelmedia 39
reparatiediskette 40
Setup Utility 19
wachtwoorden 20
gebruikerswachtwoord 20
H
handelsmerken 58
handmatige modemopdrachten 49
herstel
bewerkingen,
backup en 37
opstartblok 24
problemen oplossen 42
reparatiediskette maken en gebruiken 40
werkgebied, Rescue and Recovery 37
herstel van het opstartblok 24
herstelapparaat starten 42
herstellen
software
35
stuurprogramma’s 41
van een POST/BIOS-bijwerkfout 24
herstelschijven maken 35
hulp
aanvragen
45
en service 47
toegang 46
I
informatie
aanvragen
45
© Lenovo 2005, 2007. Gedeelten © IBM Corp. 2005. 59
informatie (vervolg)
garantie 46
informatiebronnen 45
veiligheid 46
veiligheidsvoorschriften 1
inleiding v
Input/output-voorzieningen 13
inrichten, werkplek 3
installeren 12
besturingssysteem 11
software 10
stuurprogramma’s 41
instellen
computer
5
herstelapparaat 42
wachtwoord 20
instellingen
bekijken
19
wijzigen 19
interne stations 12
K
kabellengte 4
kennisgeving televisie-uitvoer 58
kennisgevingen 57
L
Lenovo-website 46
M
maken
diagnose-CD,
image 30
herstelschijven 35
noodherstelmedia 39
reparatiediskette 40
map, elektronische boeken 45
media voor noodherstel maken en gebruiken 39
microprocessor 12
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten 52
modemopdrachten
Basic
AT 49
Extended AT 51
Fax Class 1 54
Fax Class 2 54
handmatig 49
MNP/V.42/V.42bis/V.44 52
Spraak 55
muis
niet-optische
muis 32
optische muis 32
schoonmaken 32
muis schoonmaken 32
N
niet-optische muis 32
noodherstelmedia maken en gebruiken 39
O
omgeving, in bedrijf 15
opdrachten
Basic AT 49
Fax Class 1 54
Fax Class 2 54
handmatig, modem 49
MNP/V.42/V.42bis/V.44 52
voice 55
opstartapparaat 21
tijdelijk, selecteren 21
volgorde wijzigen 21
optisch station 12
optische muis 32
overwegingen, wachtwoorden 20
overzicht, software 17
P
probleemoplossing, elementair 27
problemen met herstelprocedures oplossen 42
problemen oplossen 27
Productivity Center, ThinkVantage 45
R
reflectie, verlichting 3
Rescue and Recovery 35
Rescue and Recovery, werkgebied 37
S
selecteren
opstartapparaat 21
tijdelijk opstartapparaat 21
service
aanvragen
45
Customer Support Center 47
en hulp 47
services
andere
48
extra aanschaffen 48
Setup Utility 19
Setup Utility afsluiten 22
Setup Utility starten 19
software
herstellen 35
installeren 10
overzicht 17
spraakopdrachten 55
starten, Setup Utility 19
stopcontacten 4
stuurprogramma’s
herstellen
41
installeren 41
systeem
beheer
12
programma’s 23
systeemprogramma’s updaten 23
T
televisie-uitvoer, kennisgeving 58
ThinkVantage Productivity Center 45
tijdelijk opstartapparaat 21
60 Handboek voor de gebruiker
U
uitbreidingsadapters 14
updaten
antivirussoftware 11
besturingssysteem 11
flashen van BIOS 23
systeemprogramma’s 23
V
veiligheid 1
veiligheidsvoorschriften 46
verlichting, reflectie 3
videosubsysteem 12
voeding
aanzetten, computer 10
ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) 14
uitzetten, computer 11
voorzieningen 14
voorzieningen 12
W
wachtwoord
administrator
20
beheerder 20
gebruiker 20
instellen, wijzigen, wissen 20
overwegingen 20
wachtwoorden gebruiken 20
website, Lenovo 46
werkgebied, Rescue and Recovery 37
werkplek inrichten 3
wijzigen
opstartvolgorde
apparaten 21
volgorde van opstartapparaten 21
wachtwoord 20
wissen, wachtwoord 20
Z
zelftest (power-on self-test, POST) 23
Trefwoordenregister 61
62 Handboek voor de gebruiker
Onderdeelnummer: 43C6209
Gedrukt in Nederland
(1P) P/N: 43C6209
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Lenovo ThinkCentre A61e Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker