Vega VEGAMET 391 Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding
Handleiding
Meetversterker en aanwijsinstrument
voor niveausensoren
VEGAMET 391
4 … 20 mA/HART
Document ID: 36032
2
Inhoudsopgave
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Inhoudsopgave
1 Over dit document ................................................................................................................... 4
1.1 Functie ............................................................................................................................. 4
1.2 Doelgroep ........................................................................................................................ 4
1.3 Gebruikte symbolen ......................................................................................................... 4
2 Voor uw veiligheid .................................................................................................................... 5
2.1 Geautoriseerd personeel .................................................................................................. 5
2.2 Correct gebruik ................................................................................................................. 5
2.3 Waarschuwing voor misbruik ............................................................................................ 5
2.4 Algemene veiligheidsinstructies ....................................................................................... 5
2.5 Veiligheidsmarkering op het instrument ............................................................................ 6
2.6 EU-conformiteit ................................................................................................................ 6
2.7 Installatie en bedrijf in de USA en Canada ....................................................................... 6
2.8 Veiligheidsinstructies voor Ex-omgeving .......................................................................... 6
2.9 Overvulbeveiliging conform WHG .................................................................................... 6
2.10 Milieuvoorschriften ........................................................................................................... 7
3 Productbeschrijving ................................................................................................................ 8
3.1 Constructie ....................................................................................................................... 8
3.2 Werking ............................................................................................................................ 9
3.3 Bediening ......................................................................................................................... 9
3.4 Verpakking, transport en opslag ..................................................................................... 10
4 Monteren ................................................................................................................................. 11
4.1 Algemene instructies ...................................................................................................... 11
4.2 Montage-instructies ........................................................................................................ 11
5 Op de voedingsspanning aansluiten ................................................................................... 14
5.1 Aansluiting voorbereiden ................................................................................................ 14
5.2 Ingangsbedrijfsmodus actief/passief .............................................................................. 14
5.3 Aansluitstappen ............................................................................................................. 15
5.4 Aansluitschema .............................................................................................................. 16
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid ......................... 18
6.1 Bedieningssysteem ........................................................................................................ 18
6.2 Inbedrijfnamestappen .................................................................................................... 19
6.3 Menuschema ................................................................................................................. 31
7 In bedrijf nemen met PACTWARE ......................................................................................... 39
7.1 De PC aansluiten ........................................................................................................... 39
7.2 Parametrering met PACTware ......................................................................................... 41
7.3 Inbedrijfname webserver/E-mail, afstandsbediening ...................................................... 42
8 Toepassingsvoorbeelden ...................................................................................................... 44
8.1 Niveaumeting in liggende ronde tank met overvulbeveiliging/droogloopbeveiliging ....... 44
8.2 Pompsturing 1/2 (looptijdgestuurd) ................................................................................ 45
8.3 Pompsturing 3/4 (sequentieel gestuurd) ......................................................................... 49
8.4 Trendherkenning ............................................................................................................ 52
8.5 Flowmeting ..................................................................................................................... 54
9 Service en storingen oplossen............................................................................................. 57
9.1 Onderhoud ..................................................................................................................... 57
9.2 Storingen oplossen ........................................................................................................ 57
3
Inhoudsopgave
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
9.3 Procedure in geval van reparatie .................................................................................... 59
10 Demonteren ............................................................................................................................ 60
10.1 Demontagestappen ........................................................................................................ 60
10.2 Afvoeren ......................................................................................................................... 60
11 Bijlage ..................................................................................................................................... 61
11.1 Technische gegevens ..................................................................................................... 61
11.2 Overzicht toepassingen/functionaliteit ............................................................................ 64
11.3 Afmetingen ..................................................................................................................... 66
11.4 Industrieel octrooirecht ................................................................................................... 67
11.5 Handelsmerken .............................................................................................................. 67
Overige documentatie
Informatie:
Afhankelijk van de bestelde uitvoering hoort aanvullende documenta-
tie tot de levering. Deze vindt u in hoofdstuk "Productbeschrijving".
Uitgave: 2017-09-04
4
1 Over dit document
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
1 Over dit document
1.1 Functie
Deze handleiding geeft u de benodigde informatie over de mon-
tage, aansluiting en inbedrijfname van het instrument. Deze bevat
bovendien belangrijke instructies voor het onderhoud, het oplossen
van storingen, het vervangen van onderdelen en de veiligheid van de
gebruiker. Lees deze daarom door voor de inbedrijfname en bewaar
deze handleiding als onderdeel van het product in de directe nabij-
heid van het instrument.
1.2 Doelgroep
Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor gekwaliceerd vakper-
soneel. De inhoud van deze handleiding moet aan het personeel
beschikbaar worden gesteld.
1.3 Gebruikte symbolen
Informatie, tip, instructie
Dit symbool markeert nuttige aanvullende informatie.
Voorzichtig: bij niet aanhouden van deze waarschuwing kunnen
storingen of foutief functioneren ontstaan.
Waarschuwing: bij niet aanhouden van deze waarschuwingen kan
persoonlijk letsel en/of zware materiële schade ontstaan.
Gevaar: bij niet aanhouden van deze waarschuwing kan ernstig
persoonlijk letsel en/of onherstelbare schade aan het instrument
ontstaan.
Ex-toepassingen
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor Ex-toepassingen.
SIL-toepassingen
Dit symbool markeert instructies betreende de functionele veiligheid,
die bij veiligheidsrelevante toepassing bijzonder zorgvuldig moeten
worden aangehouden.
Lijst
De voorafgaande punt markeert een lijst zonder dwingende volgorde.
→
Handelingsstap
Deze pijl markeert een afzonderlijke handeling.
1 Handelingsvolgorde
Voorafgaande getallen markeren opeenvolgende handelingen.
Afvoeren batterij
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor het afvoeren van
batterijen en accu's.
5
2 Voor uw veiligheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
2 Voor uw veiligheid
2.1 Geautoriseerd personeel
Alle in deze gebruiksaanwijzing beschreven handelingen mogen
alleen door opgeleid en door de eigenaar van de installatie geautori-
seerd vakpersoneel worden uitgevoerd.
Bij werkzaamheden aan en met het instrument moet altijd de beno-
digde persoonlijke beschermende uitrusting worden gedragen.
2.2 Correct gebruik
De VEGAMET 391 is een universeel verwerkings- en voedingsappa-
raat voor aansluiting van een 4 … 20 mA/HART-sensor.
Gedetailleerde informatie over het toepassingsgebied is in hoofdstuk
"Productbeschrijving" opgenomen.
De bedrijfsveiligheid van het instrument is alleen bij correct gebruik
conform de specicatie in de gebruiksaanwijzing en in de evt. aanvul-
lende handleidingen gegeven.
Handelingen die verder gaan dan hetgeen beschreven in de ge-
bruiksaanwijzing mogen uit veiligheids- en garantie-overwegingen
alleen door personeel worden uitgevoerd dat is geautoriseerde door
de leverancier. Eigenmachtig ombouwen of veranderen is uitdrukkelijk
verboden.
2.3 Waarschuwing voor misbruik
Bij ondeskundig of verkeerd gebruik kunnen van dit instrument
toepassingsspecieke gevaren uitgaan, zoals bijvoorbeeld overlopen
van de tank of schade aan installatiedelen door verkeerde montage
of instelling. Dit kan materiële, persoonlijke of milieuschade tot gevolg
hebben. Bovendien kunnen daardoor de veiligheidsspecicaties van
het instrument worden beïnvloed.
2.4 Algemene veiligheidsinstructies
Het instrument voldoet aan de laatste stand van de techniek rekening
houdend met de geldende voorschriften en richtlijnen. Het mag alleen
in technisch optimale en bedrijfsveilige toestand worden gebruikt. De
exploitant is voor het storingsvrije bedrijf van het instrument verant-
woordelijk. Bij gebruik in agressieve of corrosieve media, waarbij een
storing van het instrument tot een gevaarlijke situatie kan leiden, moet
de exploitant door passende maatregelen de correcte werking van
het instrument waarborgen.
De operator is verder verplicht, tijdens de gehele toepassingsduur de
overeenstemming van de benodigde bedrijfsveiligheidsmaatregelen
met de actuele stand van de betreende instituten vast te stellen en
nieuwe voorschriften aan te houden.
Door de gebruiker moeten de veiligheidsinstructies in deze handlei-
ding, de nationale installatienormen en de geldende veiligheidsbepa-
lingen en ongevallenpreventievoorschriften worden aangehouden.
6
2 Voor uw veiligheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Ingrepen anders dan die welke in de handleiding zijn beschreven mo-
gen uit veiligheids- en garantie-overwegingen alleen door personeel
worden uitgevoerd, dat daarvoor door de fabrikant is geautoriseerd.
Eigenmachtige ombouw of veranderingen zijn uitdrukkelijk verboden.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen alleen de door de fabrikant goed-
gekeurde toebehoren worden gebruikt.
Om gevaren te voorkomen, moeten de op het instrument aange-
brachte veiligheidsmarkeringen en -instructies worden aangehouden
en moet de betekenis daarvan in deze handleiding worden opge-
zocht.
2.5 Veiligheidsmarkering op het instrument
De veiligheidssymbolen en -instructies die op het instrument zijn
aangebracht moeten worden aangehouden.
2.6 EU-conformiteit
Het instrument voldoet aan de wettelijke eisen uit de geldende
EU-richtlijnen. Met de CE-markering bevestigen wij de conformiteit
van het instrument met deze richtlijnen.
De EU-conformiteitsverklaring vindt u op onze homepage onder
www.vega.com/downloads.
Elektromagnetische compatibiliteit
Het instrument is bedoeld voor gebruik in industriële omgeving.
Daarbij moet rekening worden gehouden met kabelgebonden en af-
gestraalde storingsgrootheden, zoals gebruikelijk is bij een instrument
klasse A conform EN 61326-1. Wanneer het apparaat in een andere
omgeving moet worden toegepast, dan moet de elektromagnetische
compatibiliteit met andere instrumenten via daarvoor geschikte maat-
regelen worden gewaarborgd.
2.7 Installatie en bedrijf in de USA en Canada
Deze instructies zijn uitsluitend geldig voor de USA en Canada. Daar-
om is de volgende tekst alleen beschikbaar in het Engels.
Installations in the US shall comply with the relevant requirements of
the National Electrical Code (ANSI/NFPA 70).
Installations in Canada shall comply with the relevant requirements of
the Canadian Electrical Code
2.8 Veiligheidsinstructies voor Ex-omgeving
Houdt in geval van Ex-toepassingen de Ex-specieke veiligheidsin-
structies aan. Deze zijn een onderdeel van dit bedrijfsvoorschrift en
worden bij ieder instrument met Ex-toelating meegeleverd.
2.9 Overvulbeveiliging conform WHG
Binnen Duitsland is bij de omgang met stoen die schadelijk zijn voor
water een overvulbeveiliging conform WHG (Wasserhaushaltsge-
setz) voorgeschreven. Een overeenkomstig gecerticeerde sensor
is hiervoor een basisvoorwaarde. De VEGAMET 391 voldoet aan
7
2 Voor uw veiligheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
de bouw- en testprincipes voor overvulbeveiligingen. Dit is met het
TÜV-document "PP 5003/09" gecerticeerd. Dit document kunt u
downloaden op onze homepage onder "Downloads - Toelatingen -
Meetversterkers - Overvulbeveiliging".
2.10 Milieuvoorschriften
De bescherming van de natuurlijke levensbronnen is een van de be-
langrijkste taken. Daarom hebben wij een milieumanagementsysteem
ingevoerd met als doel, de bedrijfsmatige milieubescherming con-
stant te verbeteren. Het milieumanagementsysteem is gecerticeerd
conform DIN EN ISO 14001.
Help ons, te voldoen aan deze eisen en houdt rekening met de mi-
lieu-instructies in deze handleiding.
Hoofdstuk "Verpakking, transport en opslag"
Hoofdstuk "Afvoeren"
8
3 Productbeschrijving
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
3 Productbeschrijving
3.1 Constructie
De levering bestaat uit:
Meetversterker VEGAMET 391
Twee spanelementen voor paneelinbouw
Ex-scheidingswand
Mini-USB-kabel
Draagrailadapter (optie)
RS232-modem aansluitkabel (optie)
Documentatie
Deze gebruiksaanwijzing
Aanvullende handleiding - 30325 "RS232-/Ethernetkoppeling"
(optie)
Aanvullende handleiding - 30768 "Modbus-TCP, ASCII-proto-
col" (optie)
Ex-specieke "Veiligheidsinstructies" (bij Ex-uitvoering)
Evt. andere certicaten
OK
ESC
on
VEGAMET 391
123456
1
2
3
4
2
5
Fig. 1: VEGAMET 391
1 Ex-scheidingswand
2 Spanelement voor paneelinbouw
3 Display- en bedieningseenheid
4 RS232- of Ethernet-interface (optie)
5 USB-poort
De typeplaat bevat de belangrijkste gegevens voor de identicatie en
toepassing van het instrument:
Instrumenttype
Productcode
Toelatingen
Technische gegevens
Serienummer van het instrument
Data-Matrix-Code voor VEGA Tools-App
De typeplaat bevat het serienummer van het instrument. Daarmee
kunt u via onze homepage de volgende gegevens vinden:
Productcode van het instrument (HTML)
Leveringsomvang
Componenten
Typeplaat
Serienummer
9
3 Productbeschrijving
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Leveringsdatum (HTML)
Opdrachtspecieke instrumentkenmerken (HTML)
Gebruiksaanwijzing op het tijdstip van de uitlevering (PDF)
Veiligheidsinstructies en certicaten
Ga hiervoor naar "www.vega.com", "Instrument zoeken (serienum-
mer)". Voer daar het serienummer in.
Als alternatief kunt u de gegevens opzoeken via uw smartphone.
De app "VEGA Tools" uit de "Apple App Store" of de "Google Play
Store" downloaden
Data-matrixcode op de typeplaat van het instrument scannen of
Serienummer handmatig in de app invoeren
3.2 Werking
De VEGAMET 391 is een universele meetversterker voor een groot
aantal metingen zoals niveau-, peil- en procesdrukmeting. Deze
kan tegelijkertijd worden gebruikt als voeding voor de aangesloten
sensoren. De VEGAMET 391 is geschikt voor het aansluiten van een
willekeurige 4 … 20 mA/HART-sensor.
Bij instrumenten met de optionele interfaces (RS232/Ethernet)
kunnen de meetwaarden via modem of netwerk worden opgeroepen
en via webbrowser of VEGA Inventory System worden weergege-
ven. Bovendien kunnen meetwaarden en meldingen via e-mail/SMS
worden verzonden. De toepassing van de VEGAMET 391 is bijzonder
geschikt voor voorraadregistratie, VMI (Vendor Managed Inventory)
en afstandsinformatie.
De meetversterker VEGAMET 391 kan de aangesloten sensor voe-
den en verwerkt tegelijkertijd de meetsignalen daarvan. De gewenste
meetgrootheid wordt in het display weergegeven en voor verdere ver-
werking bovendien via de geïntegreerde stroomuitgang uitgestuurd.
Zo kan het meetsignaal aan een separaat aanwijsinstrument of een
besturing worden doorgegeven. Bovendien zijn relais ingebouwd voor
het aansturen van pompen of andere actoren.
Universele voeding met 20 ... 353 V AC/DC voor wereldwijde toepas-
sing
Gedetailleerde informatie over de voedingsspanning vindt u in het
hoofdstuk "Technische gegevens".
3.3 Bediening
Het instrument heeft de volgende bedieningsmogelijkheden:
Met de geïntegreerde display- en bedieningseenheid
met een bedieningssoftware volgens de FDT/DTM-norm, bijvoor-
beeld met PACTware en een Windows-PC
De ingevoerde parameters worden over het algemeen in de VE-
GAMET 391 opgeslagen, bij het bedienen met PACTware ook op de
PC.
Toepassingsgebied
W
erkingsprincipe
V
oedingsspanning
10
3 Productbeschrijving
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Informatie:
Bij de toepassing van PACTware en de bijbehorende DTM kunnen
extra instellingen worden uitgevoerd, die met de geïntegreerde dis-
play- en bedieningseenheid niet of slechts beperkt mogelijk zijn. De
communicatie verloopt via de ingebouwde USB-poort of een van de
optionele interfaces (RS232/Ethernet).
Meer instructies over het inrichten van de webserver- en e-mail-func-
ties kunt u vinden onder de online-help van PACTware resp. de
VEGAMET 391-DTM's en de gebruiksaanwijzing "RS232-/Ether-
net-koppeling".
3.4 Verpakking, transport en opslag
Uw instrument werd op weg naar de inbouwlocatie beschermd door
een verpakking. Daarbij zijn de normale transportbelastingen door
een beproeving verzekerd conform ISO 4180.
Bij standaard instrumenten bestaat de verpakking uit karton; deze is
milieuvriendelijke en herbruikbaar. Bij speciale uitvoeringen wordt ook
PE-schuim of PE-folie gebruikt. Voer het overblijvende verpakkings-
materiaal af via daarin gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Het transport moet rekening houdend met de instructies op de trans-
portverpakking plaatsvinden. Niet aanhouden daarvan kan schade
aan het instrument tot gevolg hebben.
De levering moet na ontvangst direct worden gecontroleerd op volle-
digheid en eventuele transportschade. Vastgestelde transportschade
of verborgen gebreken moeten overeenkomstig worden behandeld.
De verpakkingen moeten tot aan de montage gesloten worden
gehouden en rekening houdend met de extern aangebrachte opstel-
lings- en opslagmarkeringen worden bewaard.
Verpakkingen, voor zover niet anders aangegeven, alleen onder de
volgende omstandigheden opslaan:
Niet buiten bewaren
Droog en stofvrij opslaan
Niet aan agressieve media blootstellen
Beschermen tegen directe zonnestralen
Mechanische trillingen vermijden
Opslag- en transporttemperatuur zie "Appendix - Technische
gegevens - Omgevingscondities"
Relatieve luchtvochtigheid 20 … 85 %.
Bij een gewicht van instrumenten meer dan 18 kg (39,68 lbs) moeten
voor het tillen en dragen daarvoor geschikte inrichtingen worden
gebruikt.
Verpakking
Transport
Transportinspectie
Opslag
Opslag- en transporttem-
peratuur
Tillen en dragen
11
4 Monteren
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
4 Monteren
4.1 Algemene instructies
Het instrument is ontwikkeld voor verzonken inbouw in een paneel,
frontplaat of schakelkastdeur. De benodigde uitsparing is 92 x 92 mm
conform EN 60529. Bij correcte inbouw is de beschermingsklasse IP
65 gewaarborgd. Als alternatief kan het instrument met vier schroeven
in een schakelkast of in een behuizing worden gemonteerd (schroef-
montage op achterwand behuizing). Als optie is een montage-adap-
ter voor railmontage leverbaar (DIN-rail 35x7,5 conform DIN EN
50022/60715).
Opmerking:
Wanneer het instrument via de schroeven of de DIN-rail wordt
gemonteerd, moet deze altijd in een schakelkast of een behuizing
worden ingebouwd.
De VEGAMET 391 in Ex-uitvoering is een bijbehorend intrinsiekveilig
bedrijfsmiddel en mag niet in explosiegevaarlijke omgeving worden
geinstalleerd.
Voor de inbedrijfname moet bij de Ex-uitvoeringen de Ex-scheidings-
wand worden geplaatst. Een veilig bedrijf is alleen gewaarborgd
wanneer de gebruiksaanwijzing en het EG-typebeproevingscerticaat
worden aangehouden. De VEGAMET 391 mag niet worden geopend.
Het instrument is geschikt voor normale omgevingscondities conform
DIN/EN/IEC/ANSI/ISA/UL/CSA 61010-1.
Waarborg, dat de in hoofdstuk "Technische gegevens" van de hand-
leiding aangegeven vervuilingsgraad bij de aanwezige omstandighe-
den past.
4.2 Montage-instructies
1. Waarborg, dat de voor de inbouw benodigde uitsparing een
afmeting van 92 x 92 mm (3.63 x 3.63 in) heeft.
2. Controleer de correcte plaatsing van de afdichting direct achter
de frontplaat en schuif het instrument van voren in de paneeluit-
sparing.
3. Schuif de beide spanelementen in de daarvoor bedoelde uitspa-
ringen.
4. Draai de beide schroeven van de spanelementen gelijkmatig aan
met een platte schroevendraaier.
Inbouwmogelijkheden
Omgevingscondities
Paneelinbouw
12
4 Monteren
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
3
2
1
Fig. 2: Paneelinbouw
1 Paneel, frontplaat of schakelkastdeur
2 Spanelementen
3 Schroef
Bevestig het instrument met vier schroeven (max. ø 4 mm)
volgens de afbeelding hierna op de binnenkant van de behuizing
resp. op de montageplaat.
73 mm
(2.87")
86,5 mm
(3.41")
1
2
Fig. 3: Schroefmontage
1 Bevestigingsschroef
2 Achterwand behuizing of montageplaat
1. Bevestig de montageplaat met de vier meegeleverde inbusbou-
ten op het instrument.
2. Schroef de draagrailadapter met de vier meegeleverde kruiskop-
schroeven op de montageplaat.
Schroefmontage
DIN-railmontage
13
4 Monteren
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
1
2 3 4
Fig. 4: DIN-railmontage
1 Inbusbouten
2 Montageplaat
3 Draagrailadapter
4 Kruiskopschroeven
14
5 Op de voedingsspanning aansluiten
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
5 Op de voedingsspanning aansluiten
5.1 Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten.
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten over-
spanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd
Opmerking:
Installeer een goed toegankelijke scheidingsinrichting voor het instru-
ment. De scheidingsinrichting moet voor het instrument zijn gemar-
keerd (IEC/EN61010).
In explosiegevaarlijke omgevingen moeten de geldende voorschrif-
ten, de conformiteits- en typebeproevingscerticaten van de senso-
ren en de voedingen worden aangehouden.
De voedingsspanning kan 20 … 253 V AC/DC, 50/60 Hz zijn.
De voedingsspanning van de VEGAMET 391 wordt aangesloten met
standaard kabel conform de nationale installatienormen.
Voor het aansluiten van de sensoren kan standaard tweeaderige
kabel worden gebruikt. Bij het aansluiten van HART-sensoren is voor
een storingsvrij bedrijf absoluut een kabelafscherming nodig.
Waarborg, dat de gebruikte kabel de voor de maximaal optredende
omgevingstemperatuur benodigde temperatuurbestendigheid en
brandveiligheid heeft.
Leg de kabelafscherming aan beide zijden op het aardpotentiaal. In
de sensor moet de afscherming direct op de interne aardklem worden
aangesloten. De externe aardklem op de sensorbehuizing moet
laagohmig met de potentiaalvereening zijn verbonden.
Indien potentiaalvereeningsstromen kunnen worden verwacht, moet
de afschermingsverbinding aan de zijde van de VEGAMET 391 via
een keramische condensator (bijv. 1 nF, 1500 V) worden gerealiseerd.
De laagfrequente potentiaalvereeningsstromen worden nu onder-
drukt, de beschermende werking tegen hoogfrequentie stoorsignalen
blijft echter behouden.
Bij Ex-toepassingen moeten de bijbehorende installatievoorschriften
worden aangehouden. Vooral moet worden gewaarborgd, dat er geen
potentiaalvereeningsstromen via de kabelafscherming ontstaan. Dit
kan worden gerealiseerd bij aarding aan beide zijden door toepassing
van een condensator of via een separate potentiaalvereening.
5.2 Ingangsbedrijfsmodus actief/passief
Via de keuze van de aansluitklemmen kan tussen actief en passief
bedrijf van de meetgegevensingang worden gekozen.
Veiligheidsinstructies
Veiligheidsinstruc-
ties voor Ex-toepas-
singen
Voedingsspanning
Verbindingskabel
Kabelafscherming en
aarding
Aansluitkabel voor
Ex-toepassingen
15
5 Op de voedingsspanning aansluiten
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
In de actieve bedrijfsstand stelt de VEGAMET 391 de voedings-
spanning voor de aangesloten sensor ter beschikking. De voeding
en de meetwaarde-overdracht worden daarbij via één 2-aderige
kabel gerealiseerd. Deze bedrijfsstand is bedoeld voor de aanslui-
ting van meetversterkers zonder separate voeding (sensoren in
2-draads uitvoering).
In de passieve bedrijfsstand wordt de sensor niet gevoed, hierbij
wordt uitsluitend de meetwaarde overgedragen. Deze ingang
is voor de aansluiting van meetversterkers met eigen, separate
voeding bedoeld (sensoren in 4-draadsuitvoering). Bovendien kan
de VEGAMET 391 als een gewoon stroommeetinstrument in een
aanwezig stroomcircuit worden opgenomen.
Opmerking:
Bij een VEGAMET 391 in Ex-uitvoering is de passieve ingang om
toelatingstechnische redenen niet aanwezig.
5.3 Aansluitstappen
Ga bij de elektrische aansluiting als volgt te werk:
1. Monteer het instrument zoals in het voorgaande hoofdstuk be-
schreven staat.
2. Verwijder klemmenstrook 1 aan de bovenkant van het instrument.
3. Sensorkabel op klem 1/2 (actieve ingang) of 5/6 (passieve in-
gang) aansluiten
4. Eventueel de digitale ingangen op klem 8 ... 12 aansluiten
5. Klemmenstrook 1 weer op de bovenzijde van het instrument
plaatsen.
6. Verwijder klemmenstrook 2 aan de onderkant van het instrument.
7. Spanningsloos geschakelde voeding op klem 13 en 14 aanslui-
ten.
8. Eventueel relais en andere uitgangen aansluiten
9. Klemmenstrook 2 weer aan de onderkant van het instrument
aansluiten
10. Voor de aansluiting van extra relais op klemmenstrook 3, te werk
gaan zoals hiervoor beschreven.
De elektrische aansluiting is zo afgerond.
Let erop, dat bij de Ex-toepassingen voor de inbedrijfname de
Ex-scheidingswand op de bovenzijde van het instrument is geplaatst.
16
5 Op de voedingsspanning aansluiten
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
5.4 Aansluitschema
8711103954216 12
1718 141522 1620212324 19 13
2930 262734 2832333536 31 25
+-
L+
N-
+++++--
5 4 3
6
9
1 7 82
10 11 12 13
14
OK
ESC
on
123456
Fig. 5: Aansluitschema met 2-draads sensor
1 Intern relais 1
2 Intern relais 2
3 Intern relais 3
4 Intern relais 4
5 Intern relais 5
6 Intern relais 6
7 4 … 20 mA-stroomuitgang
8 Voedingsspanning van de meetversterker
9 Meetdata-ingang met sensorvoeding (actieve ingang)
10 Aansluiting voor HART-modem voor sensorparametrering
11 Ingang meetgegevens (passieve ingang), niet bij Ex-ia-uitvoering
12 Digitale ingang 1 ... 4
13 Gemeenschappelijke massa voor digitale ingang 1 ... 4
14 4 … 20 mA/HART-sensor (2-draads uitvoering)
Aansluitschema voor
tweedraadssensor
17
5 Op de voedingsspanning aansluiten
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
+++++--
9
10 11 12
14
15
13
OK
ESC
on
123456
8711103954216 12
1718 141522 1620212324 19 13
2930 262734 2832333536 31 25
+-
L+
N-
5 4 3
6
1 7 82
Fig. 6: Aansluitbezetting met 4-draadssensor
1 Intern relais 1
2 Intern relais 2
3 Intern relais 3
4 Intern relais 4
5 Intern relais 5
6 Intern relais 6
7 4 … 20 mA-stroomuitgang
8 Voedingsspanning van de meetversterker
9 Meetdata-ingang met sensorvoeding (actieve ingang)
10 Aansluiting voor HART-modem voor sensorparametrering
11 Ingang meetgegevens (passieve ingang), niet bij Ex-ia-uitvoering
12 Digitale ingang 1 ... 4
13 Gemeenschappelijke massa voor digitale ingang 1 ... 4
14 4 … 20 mA/HART-sensor (4-draads uitvoering)
15 Voedingsspanning voor 4-draads sensor
Aansluitschema voor
4-draadssensor
18
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde
aanwijs- en bedieningseenheid
6.1 Bedieningssysteem
De geïntegreerde display- en bedieningseenheid is bedoeld voor
meetwaarde-aanwijzing, bediening en diagnose van de VEGAMET
391. Aanwijzing en bediening worden via vier toetsen uitgevoerd in
combinatie met een overzichtelijk, grasch display met achtergrond-
verlichting. Het bedieningsmenu met taalomschakeling is duidelijk
ingedeeld en maakt een eenvoudige inbedrijfname mogelijk.
Bepaalde instelmogelijkheden zijn met de geïntegreerde aanwijs- en
bedieningseenheid niet of slechts beperkt mogelijk, bijvoorbeeld de
instellingen voor de doorstroommeting. Voor de toepassingen wordt
gebruik van PACTware met de bijbehorende DTM aanbevolen.
OK
ESC
on
VEGAMET 391
123456
4
5
3
2
1
Fig. 7: Aanwijs- en bedieningselementen
1 LC-display
2 Bedieningstoetsen
3 Statusindicatie bedrijfsgereedheid
4 Statusindicatie fail-safe relais
5 Statusindicatie arbeidsrelais 1 … 6
[OK]-toets:
Naar menu-overzicht gaan
Gekozen menu bevestigen
Parameter wijzigen
Waarde opslaan
[->]-toets voor keuze van:
Menuwisseling
Lijstpositie kiezen
Te wijzigen positie kiezen
[+]-toets:
Waarde van een parameter veranderen
[ESC]-toets:
Invoer onderbreken
Functie
Aanwijs- en bedienings
-
elementen
Toetsfuncties
19
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Naar bovenliggend menu terugspringen
Opmerking:
Ca. 10 minuten na de laatste toetsbediening wordt een automatische
terugkeer naar de meetwaarde-aanwijzing uitgevoerd. Daarbij gaan
de nog niet met [OK] bevestigde waarden verloren.
6.2 Inbedrijfnamestappen
Door de parametrering wordt het instrument aangepast op de
individuele toepassingsomstandigheden. Een meetplaatsinregeling
staat hierbij op de eerste plaats en moet altijd worden uitgevoerd. Een
schalering van de meetwaarde op de gewenste eenheid en grootte,
evt. rekening houdend met de linearisatiecurve is in veel gevallen
zinvol. De aanpassing van de relaisschakelpunten of de instelling van
een integratietijd voor meetwaardestabilisatie zijn andere gangbare
instelmogelijkheden.
Bij instrumenten met Ethernet-interface kan het instrument van een bij
de meetplaats passende hostnaam worden voorzien. Als alternatief
voor de adressering via DHCP kan ook een bij uw netwerk passend
IP-adres en subnetmasker worden ingesteld. Indien nodig kan boven-
dien de e-mail-/webserver met PACTware worden gecongureerd.
Voor een comfortabele inregeling staat een inbedrijfsname-assistent
ter beschikking, waarbij de meest gebruikelijke toepassingen en
instellingen stap voor stap worden doorlopen.
Informatie:
Bij de toepassing van PACTware en de bijbehorende DTM kunnen
extra instellingen worden uitgevoerd, die met de geïntegreerde dis-
play- en bedieningseenheid niet of slechts beperkt mogelijk zijn. De
communicatie verloopt via de ingebouwde USB-poort of een van de
optionele interfaces (RS232/Ethernet).
Meer instructies over het inrichten van de webserver- en e-mail-func-
ties kunt u vinden onder de online-help van PACTware resp. de
VEGAMET 391-DTM's en de aanvullende handleiding "RS232-/
Ethernet-koppeling".
Na het inschakelen voert de VEGAMET 391 eerst een korte zelftest
uit. De volgende procedure wordt doorlopen:
Interne test van de elektronica.
Aanwijzing van het type instrument, de rmwareversie en het
tagnummer van het instrument (instrumentidenticatie).
Uitgangssignalen springen kort naar de ingestelde storingswaarde
Daarna worden de actuele meetwaarden weergegeven en op de
uitgangen uitgestuurd.
Het meetwaardedisplay toont de digitale aanwijswaarde, de meet-
plaatsnaam (meetplaats-TAG) en de eenheid. Bovendien kan een
analoge bargraph worden getoond. Bij het activeren van de door-
stroommeting met totaalteller staat nog een extra aanwijsvenster
met totaalteller ter beschikking. Bij geactiveerde pompregeling is een
Parametrering
Inschakelfase
Meetwaarde-aanwijzing
20
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
extra meetwaardevenster met weergave van de toegekende pompen.
Door indrukken van de [>]-toets schakelt u om tussen de verschillen-
de weergave-opties.
Door indrukken van [OK] schakelt u van de meetwaarde-weer-
gave om naar het hoofdmenu. Hier heeft u de keuze tussen de
inbedrijfname-assistent voor de belangrijkste instellingen of het
complete klassieke menu.
Aan het begin van iedere inbedrijfname of parametrering heeft u de
keuze, dit via de inbedrijfname-assistent of via de klassieke menu's
uit te voeren. Bij de eerste inbedrijfname adviseren wij het gebruik van
de inbedrijfname-assistent. Wanneer op een later tijdstip afzonderlij-
ke instellingen moeten worden gecorrigeerd of uitgebreid, dan is de
klassieke menu-instelling de meest handige variant.
Kies nu het menupunt "Inbedrijfname-assistent" met [->] en
bevestig dit met [OK].
De inbedrijfname-assistent leidt u stap voor stap door de meest
gebruikelijke instellingen. De stappen hierna worden met de assistent
doorlopen:
Instrument-TAG (individueel instelbare instrumentidenticatie)
Meetkring-TAG (individueel instelbare meetkringidenticatie)
Soort ingang (4 … 20 mA of HART)
Meetgrootheid (bijv. niveau of procesdruk)
Inregeleenheid (bijv. meter of bar)
Min.-/max.-inregeling
Activering van het fail-safe relais
Conguratie van de relaisuitgangen (bijv. pompsturing of overvul-
beveiliging instellen)
Instelling datum/tijd bij de optie RS232-/Ethernet-interface
Netwerkinstellingen bij optie Ethernet-interface
De assistent kan bij verandering van de meting te allen tijde worden
opgeroepen. De op elkaar volgende stappen kunnen ook via de
klassieke menu's doelgericht worden geopend. De beschrijving van
de afzonderlijke menupunten vindt u in de klassieke menubesturing.
In hoofdstuk "Toepassingsvoorbeelden" vindt u meer informatie over
de inbedrijfname.
Het hoofdmenu is in zes bereiken verdeeld met de volgende functio-
naliteit:
Instrumentinstellingen: bevat de instrument-TAG, instellingen
voor de netwerkkoppeling en de datum-/tijdinstelling, …
Hoofdmenu/inbedrijfna-
me-assistent
Inbedrijfname-assistent
Klassieke menubedie-
ning/hoof
dmenu
21
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Meetplaats: bevat de instellingen voor de ingangskeuze, inrege-
ling, demping, linearisering, schaalverdeling, uitgangen, …
Display: bevat instellingen voor de getoonde meetwaarde,
taalomschakeling en helderheid van de achtergrondverlichting
Diagnose bevat informatie over de instrumentstatus, foutmeldin-
gen, ingangsstroom, digitale ingangen
Uitgebreide instellingen: bevat Simulatie, Reset, PIN, Sen-
soradres, …
Info: toont serienummer, softwareversie, laatste verandering,
instrumentspecicaties, MAC-adr., …
Kies het gewenste menupunt via de betreende toetsen en
bevestig dit met [OK].
Met de instrument-tag kan de VEGAMET 391 een eenduidige naam
worden gegeven. Bij de toepassing van meerdere instrumenten en de
daaraan verbonden documentatie van grotere installaties moet van
deze functie gebruik worden gemaakt.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Bij instrumenten met geïntegreerde Ethernet-interface is af fabriek
de automatische adressering via DHCP ingesteld, d.w.z het IP-adres
moet door een DHCP-server worden toegekend. Het instrument
wordt dan in de regel via de hostnaam aangesproken. Af fabriek
bestaat de hostnaam uit het serienummer en een voorafgaande "VE-
GA". Als alternatief is ook de instelling van een statisch IP-adres met
subnetmasker en optioneel gateway-adres mogelijk.
Opmerking:
Houd er rekening mee, dat uw veranderingen pas na het opnieuw
starten van de VEGAMET 391 van kracht worden. Meer informatie
over deze netwerkparameters vindt u in de aanvullende handleiding
"RS232-/Ethernetaansluiting" en in de online-help van de betreende
DTM.
. Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Instrumentinstellingen -
instrument-tag
Instrumentinstellingen -
Host Name/IP-adres
22
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
. Voer de instelingen uit via de betreende toetsen en sla uw
instelling op met [OK]. Maak het apparaat kortstondig los van
de voedingsspanning, zodat de gewijzigde instellingen actief
worden.
Bij instrumenten met geïntegreerde RS232-interface wordt hier vast-
gelegd, in welke bedrijfsstand deze seriële interface moet werken. De
volgende opties staan ter beschikking.
VVO-protocol: directe seriële verbinding tussen meetversterker
en PC voor parametrering en opvragen (bijv. met PACTware en
DTM)
PPP: EDI-verbinding tussen meetversterker en modem voor zelf-
standig verzenden van e-mails (Dial-Out verbinding) of opvragen
via webbrowser (Dial-In verbinding)
ASCII-protocol: directe seriële verbinding tussen meetversterker
en PC voor opvragen met terminalprogramma, bijv. Hyperterminal
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK]. Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding
"RS232-/ethernetverbinding" eb in de online-help van de betref-
fende DTM.
Bij instrumenten met een geïntegreerde RS232-/Ethernet-interface
kan in dit menupunt de datum en de tijd worden ingevoerd. Deze
tijdsinstellingen worden bij voedingsuitval via een condensator en een
batterij maximaal 10 jaar bewaard.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
De VEGAMET 391 kan de meetwaarden van 4 ... 20 mA/HART-sen-
soren zowel analoog, als ook via het digitale HART-protocol verwer-
ken.
Analoge 4 … 20 mA-overdracht
In de standaard instelling van de VEGAMET 391 volgt de meetwaar-
de-overdracht via een analoog 4 … 20 mA-signaal. Een inregeling
in de sensor heeft direct eect op de ingangsgrootheid van de
VEGAMET 391. Voer nu op een instrument de inregeling uit, op de
Instrumentinstellingen -
communicatieprotocol
Instrumentinstellingen -
Datum/Tijd
Meetplaats - ingang
23
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
VEGAMET 391 of op de sensor. De inregeling in VEGAMET 391 volgt
bij de analoge overdracht altijd in mA.
Digitale HART-overdracht
Bij de overdracht via HART moet aan de VEGAMET 391 worden
meegedeeld, welke sensorwaarde voor de verdere verwerking moet
worden gebruikt. Afhankelijk van het sensortype kan dit afstand,
druk of temperatuur zijn. Bij alle HART-sensoren wordt altijd de
onveranderde ingangswaarde van de sensor naar de VEGAMET 391
overgedragen. De inregeling moet daarom altijd op VEGAMET 391
worden uitgevoerd, nooit op de sensor. Hierbij staan verschillende
meetgrootheden en maateenheden ter beschikking.
Bij de aansluiting van HART-sensoren van andere leveranciers
staan onder andere de keuzemogelijkheden PV (primary value) en
SV (Secondary Value ter beschikking). Voorwaarde hiervoor is de
ondersteuning van de HART-commando's 0, 1, 3 en 15. Deze info en
welke meetwaarden hierbij worden overgedragen, is opgenomen in
de gebruiksaanwijzing van de betreende sensorleverancier.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op met
[OK].
De meetgrootheid denieert de meettaak van de meetplaats, de
volgende instellingen zijn afhankelijk van de aangesloten sensor
beschikbaar.
Niveau
Procesdruk
Universeel
Temperatuur
Scheidingslaag
Debiet (alleen na activeren via PACTware resp. DTM)
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op met
[OK].
Via de inregeling wordt de ingangswaarde van de aangesloten sensor
in een procentuele waarde omgerekend. Deze omrekening maakt
het mogelijk iedere willekeurig ingangswaardebereik op een relatief
bereik (0 tot 100%) af te beelden.
Voor de inregeling kan de gewenste inregeleenheid worden geko-
zen. Bij de ingangskeuze "Analoog" is de inregeleenheid altijd "mA".
Wanneer de HART-ingang is geactiveerd, dan hangt de beschik-
bare eenheid af van het type sensor. Bij radar, ultrasoon en geleide
Meetplaats - meetgroot-
heid
Meetplaats - inregeling
24
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
microgolf is dit altijd de afstand in meter of feet "m(d)" resp. "ft(d)", bij
drukmeetversterkers bijv. "bar" of "psi".
De volgende afbeeldingen en voorbeelden zijn gerelateerd aan de
min./max.-inregeling van een radarsensor met HART-communicatie.
. Met [OK] bereidt u de procentuele waarde voor bewerken voor,
met [->] zet u de cursor op de gewenste plaats. Stel de gewenste
procentuele waarde in met [+] en sla deze op met [OK].
. Na invoer van de procentuele waarde voor de min. inregeling
moet de passende afstandswaarde worden ingevoerd. Wanneer
u de actueel gemeten afstandswaarde wilt gebruiken, kiest u het
menupunt "Overnemen" (Live-inregeling resp. inregeling met
medium). Wanneer de inregeling onafhankelijk van het gemeten
niveau moet plaatsvinden, kiest u de optie "Bewerken". Voer
nu de bij de procentuele waarde passende afstandswaarde in
meters [m(d)] in voor de lege tank, bijv. afstand van sensor tot
tankbodem (drooginregeling resp. inregeling zonder medium).
. Sla de instellingen op met [OK] en ga met [->] naar max.-inrege-
ling.
. Voer zoals eerder beschreven is nu de procentuele waarde in
voor de max.-inregeling en bevestig dit met [OK].
. Na invoer van de procentuele waarde voor de max.-inregeling
moet de passende afstandswaarde worden ingevoerd. Wanneer
u de actueel gemeten afstandswaarde wilt gebruiken, kiest u het
menupunt "Overnemen" (Live-inregeling resp. inregeling met
medium). Wanneer de inregeling onafhankelijk van het gemeten
niveau moet plaatsvinden, kiest u de optie "Bewerken". Voer nu
de bij de procentuele waarde passende afstandswaarde in me-
ters [m(d)] in voor de volle tank (drooginregeling resp. inregeling
zonder medium). Let erop, dat het max. niveau onder de radaran-
tenne moet liggen.
. Sla ten slotte uw instellingen op met [OK], de inregeling is hier-
mee afgerond.
Om variaties in de meetwaarde-aanwijzing bijv. door onrustige
mediumoppervlakken te onderdrukken, kan een integratietijd worden
ingesteld. Deze tijd mag tussen 0 en 999 seconden liggen. Let erop,
dat daarmee echter ook de reactietijd van de meting groter worden en
Meetplaats - demping
25
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
er op snelle meetwaardeveranderingen vertraagd wordt gereageerd.
In de regel is een tijd van enkele seconden voldoende, om de meet-
waarde-aanwijzing verregaand te stabiliseren.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Een linearisatie is bij alle tanks nodig, waarbij het tankvolume niet
lineair toeneemt met de vulhoogte - bijv. bij een liggende cilindrische
tank of een kogeltank. Voor deze tanks zijn bijbehorende linearisatie-
curves opgenomen. Deze geven de verhouding tussen het procentu-
ele niveau en het tankvolume aan. Door activering van de passende
curve wordt het procentuele tankvolume correct aangewezen. Indien
het volume niet in procenten, maar bijvoorbeeld in liters of kilogram
moet worden aangewezen, kan ook nog een schaalverdeling worden
ingesteld.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Onder schaalverdeling verstaat men de omrekening van de meet-
waarde in een bepaalde meetgrootheid en maateenheid. Het bronsig-
naal, dat als basis voor de schaalverdeling dient, is de gelineariseer-
de procentuele waarde. Het display kan dan bijvoorbeeld in plaats
van de procentuele waarde, het volume in liters weergeven. Hierbij
zijn aanwijswaarden van max. -99999 tot +99999 mogelijk.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
In dit menupunt kan aan ieder meetpunt een eenduidige naam wor-
den gegeven, bijv. de meetplaatsnaam of de tank- resp. productnaam.
In digitale systemen en voor de documentatie van grotere installaties
moet voor een nauwkeurige identicatie van de meetplaatsen een
eenduidige naam worden ingevoerd.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Meetplaats - linearisatie-
curv
e
Meetkring - Schaalinde-
ling
Meetplaats - meet-
plaats-TAG
26
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Onder "Uitgangen" zijn de relais-/stroomuitgangen verzameld. Er
staan in totaal zes relais ter beschikking. Relais 1 is aan de meet-
plaats toegekend. Relais 2...5 zijn vrij beschikbaar, er is nog geen
functie aan toegekend. Om deze relais te kunnen gebruiken, moeten
deze eerst worden geactiveerd.
Voor de conguratie van een relaisuitgang moet eerste de gewenste
bedrijfsmodus ("overvulbeveiliging/droogloopbeveiliging" of "pompre-
geling") worden gekozen.
Overvulbeveiliging: relais wordt bij het onderschrijden van het
min. niveau uitgeschakeld (veilige spanningsloze toestand), bij
het onderschrijden van het minimum niveau weer ingeschakeld
(inschakelpunt < uitschakelpunt)
Droogloopbeveiliging: relais wordt bij het onderschrijden van
het min. niveau uitgeschakeld (veilige spanningsloze toestand),
bij het overschrijden van het maximum niveau weer ingeschakeld
(inschakelpunt > uitschakelpunt)
Pompsturing: bij meerdere pompen met dezelfde functie worden
de pompen volgens instelbare criteria afwisselend in- en uitge-
schakeld
Andere bedrijfsstanden zoals "Schakelvenster", "Debiet" en "Trend"
kunnen uitsluitend via PACTware en DTM worden ingesteld.
Relais 6 kan bovendien als fail-safe relais worden gecongureerd. Het
hierna volgende voorbeeld toont de instelling van een overvulbeveili-
ging. Meer informatie over pompsturing, trendherkenning of door-
stroommeting vindt u in het hoofdstuk "toepassingsvoorbeelden".
Kies de gewenste bedrijfsstand en sla deze op met [OK]. Door
indrukken van [->] komt u bij het volgende menupunt.
. Voer nu de referentiegroottheid in, waarop de relaisschakelpun-
ten betrekking hebben. Door het indrukken van [->] komt u bij het
volgende menupunt.
. Voer nu de schakelpunten voor het in- en uitschakelen van het
relais in.
Meetplaats - uitgangen -
relaisuitgangen
27
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
In het navolgende venster kan bovendien het gedrag van het relais in
geval van storing worden gedenieerd. Hierbij kan worden gekozen,
of bij storing de schakeltoestand van het relais onveranderd blijft of
dat het relais wordt uitgeschakeld.
De stroomuitgang is bedoeld voor de overdracht van de meetwaarde
naar een systeem van hoger niveau, bijv. een PLC, een procesbe-
sturingssysteem of een meetwaardedisplay. Hierbij gaat het om een
actieve uitgang, d.w.z. er wordt actief een stroom ter beschikking
gesteld. De verwerkingseenheid moet dus een passieve stroomin-
gang hebben.
De karakteristiek van de stroomuitgang kan op 0 … 20 mA,
4 … 20 mA of invers worden ingesteld. Bovendien kan het gedrag in
geval van storingen worden aangepast op de behoeften. De worden,
waaraan wordt gerelateerd, kan tevens worden gekozen.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
In het menupunt "Display - aanwijswaarde" kan de gewenste aanwijs-
waarde worden ingesteld. De volgende opties staan ter beschikking:
Procent: ingeregelde meetwaarde zonder rekening te houden met
een eventueel uitgevoerde linearisatie.
Lin.-procent: ingeregelde meetwaarde rekening houdend met
een eventueel uitgevoerde linearisatie
Geschaald: ingeregelde meetwaarde rekening houdend met een
eventueel uitgevoerde linearisatie en de onder "Schaal" inge-
voerde waarde
Sensorwaarde: ingangswaarde, die door de sensor wordt gele-
verd. Weergave in de gekozen inregeleenheid.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Meetplaats - uitgangen -
stroomuitgang
Displa
y - aanwijswaarde
28
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
In het menupunt "Display - Taal" kan de gewenste displaytaal worden
ingesteld. De volgende talen staan ter beschikking:
Duits
Engels
Frans
Spaans
Russisch
Italiaans
Nederlands
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
In het menupunt "Display - helderheid" kan de helderheid van de
achtergrondverlichting traploos worden ingesteld.
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Wanneer het instrument een storingsmelding geeft, kan via het
menupunt "diagnose - instrumentstatus" meer informatie over de
storing worden opgeroepen. Bovendien is de weergave van de
ingangsstroom, de sensorstatus en de ingangsstatus voor de digitale
ingangen mogelijk. Bovendien kan de status van de relais, de inscha-
kelduur daarvan en het aantal inschakelingen worden getoond en een
reset van de teller worden uitgevoerd.
De simulatie van een meetwaarde is bedoeld voor de controle van de
uitgangen nageschakelde componenten. Deze kan op de procentu-
ele waarde, op de lin. procentuele waarde en op de sensorwaarde
worden toegepast.
Opmerking:
Let er a.u.b. op, dat nageschakelde installatiedelen (ventielen,
pompen, motoren, besturingen) door de simulatie worden beïnvloed
waardoor onbedoelde installatietoestanden kunnen optreden. De
simulatie wordt na 10 minuten automatisch beëindigd.
Display - Taal
Displa
y - helderheid
Diagnose
Uitgebr
eide instellingen -
Simulatie
29
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Voer uw instellingen uit via de betreende toetsen en sla deze op
met [OK].
Er zijn meerdere resetmogelijkheden beschikbaar. Bij een reset naar
de basisinstellingen worden met enkele uitzonderingen alle instel-
lingen naar de fabrieksinstelling teruggezet. Uitzonderingen zijn:
Hostnaam, IP-adres, Subnetmasker, Tijd, Taal. Andere mogelijkheden
zijn de reset totaalteller en de inschakelduur en storing van het relais.
Indien gewenst kan het instrument ook opnieuw worden gestart.
Ter beveiliging tegen onbevoegde verandering van de ingestelde
parameters kan de meetversterker worden geblokkeerd en de da-
ta-overdracht worden gecodeerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen de volgende varianten:
Toegangsbeveiliging van de on-site inregeling via toetsenbord met
PIN
Toegangsbeveiliging van de DTM-bediening via de USB-/Ether-
net-/RS232-interface met wachtwoord (alleen activeerbaar via
DTM)
Codering van de DTM-gegevensoverdracht bij aansluiting via
Ethernet-/RS232-interface
Toegangsbeveiliging van de geïntegreerde webserver met wacht-
woord (alleen via DTM activeerbaar)
Het veranderen van parameters via het instrumenttoetsenbord kan
door het activeren van een PIN worden voorkomen. De meetwaar-
de-aanwijzing en de aanwijzing van alle parameters blijft daarbij
mogelijk.
Opmerking:
Door het activeren van de PIN wordt alleen de parameterverandering
via het toetsenbord op het front van het instrument geblokkeerd. Via
de interfaces en de bijbehorende DTM blijft volledige toegang tot het
instrument mogelijk. Wanneer deze toegang moet worden voorko-
men, kan de DTM-bediening door activeren van een wachtwoord
compleet worden geblokkeerd. Het activeren van deze blokkering is
niet mogelijk via het toetsenbord van het instrument, maar alleen via
de DTM.
Overige instellingen -
reset
Ov
erige instellingen -
toegangsbeveiliging
Overige instellingen - toe-
gangsbeveiliging - PIN
30
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Bij instrumenten met de RS232-/Ethernet-optie kan het auisteren en
manipuleren van de gegevensoverdracht op afstand worden verhin-
derd. Activeer hiervoor onder "DTM-toegang op afstand" de codering
van de gegevensoverdracht. Bij actieve codering is bij een DTM-toe-
gang via de Ethernet-/RS232-interface het eenmalig invoeren van
de instrumentcode (PSK) bij het maken van de verbinding nodig. De
instrumentcode wordt op de PC opgeslagen en hoeft bij de volgende
keer opbouwen van de verbinding niet opnieuw te worden ingevoerd.
Elk instrument is af fabriek van een individuele instrumentcode
voorzien, bestaande uit 20 hoofdletters. Deze code kan direct op het
display van het instrument in het menu "Info" worden afgelezen.
Bij iedere 4... 20 mA/HART-sensor kan de meetwaarde-overdracht via
het analoge stroomsignaal en/of het digitale HART-signaal plaatsvin-
den. Dit wordt via de HART-bedrijfsstand resp. via het adres geregeld.
Wanneer een HART-sensor is ingesteld op het adres 0, dan bevindt
deze zich in de standaard bedrijfsstand. Hier volgt de meetwaar-
de-overdracht tegelijkertijd via de 4 ... 20 mA-kabel en digitaal.
In de bedrijfsstand HART-Multidrop wordt aan de sensor een adres
1...15 toegekend. Hierbij wordt de stroom vast op 4 mA begrensd en
de meetwaarde-overdracht verloopt uitsluitend digitaal.
Via het menupunt "Sensoradres" kan het adres van de aangesloten
sensor worden veranderd. Voer hiervoor het huidige adres van de
sensor in (fabrieksinstelling 0) en in het venster daarna het nieuwe
adres.
Bij instrumentuitvoeringen met geïntegreerde RS232-/Ethernet-inter-
face kan een handmatige dataverzending naar een VEGA Inventory
System worden gestart, bijv. voor testdoeleinden. Voorwaarde is dat
eerder een overeenkomstige event via PACTware/DTM is gecongu-
reerd.
In het menupunt "Info" staat de volgende informatie ter beschikking:
Overige instellingen
- toegangsbev
eiliging -
DTM-toegang op afstand
Overige instellingen -
sensoradres
Uitgebreide instellingen -
data verzenden
Info
31
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Instrumenttype en serienummer
Soft- en Hardwareversie
Kalibratiedatum en datum van de laatste verandering via PC
Specicaties VEGAMET 391
MAC-adres (bij interface-optie Ethernet)
Instrumentcode (PSK) voor DTM-toegang op afstand (bij interfa-
ce-optie Ethernet/RS232)
Aanvullende instel- en diagnosemogelijkheden zijn via de Win-
dows-software PACTware en de passende DTM beschikbaar. De
aansluiting volgt naar keuze via de in het instrument geïntegreerde
standaard interface of een van de optioneel aangeboden interfaces
(Ethernet/RS232). Meer informatie vindt u in het hoofdstuk "Parame-
trering met PACTware", in de online-help van PACTware resp. de DTM
en de handleiding "RS232-/Ethernetkoppeling". Een overzicht van de
meest gangbare functies en de bedieningsmogelijkheden daarvan
vindt u in het hoofdstuk "Functie-overzicht" in de "Bijlage".
6.3 Menuschema
Informatie:
Licht weergegeven menuvensters staan afhankelijk van de uitvoering
en toepassing niet altijd ter beschikking.
Meetwaarde-aanwijzing
Optionele instellingen
32
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Inbedrijfname-assistent
Instrumentinstellingen
33
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Meetplaats - ingang
Meetplaats - meetgrootheid
Meetplaats - inregeling
34
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Meetplaats - demping
Meetplaats - linearisatiecurve
Meetkring - Schaalindeling
Meetplaats - meetplaats-TAG
35
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Meetplaats - uitgangen - relais
Meetplaats - uitgangen - stroomuitgang
Display
36
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Diagnose
Uitgebreide instellingen - Simulatie
Overige instellingen - reset
37
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Overige instellingen - toegangsbeveiliging - PIN
Overige instellingen - sensoradres veranderen
Uitgebreide instellingen - Dataverzending (alleen bij optie RS232-/Ethernet-interface)
38
6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Info
39
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
7.1 De PC aansluiten
Voor kortstondige aansluiting van de PC, bijvoorbeeld voor parame-
trering, volgt de verbinding via de USB-poort. De hiervoor benodig-
de aansluiting is op de onderkant bij iedere instrumentuitvoering
aanwezig. Let erop, dat de juiste werking van de USB-poort slechts
binnen een (beperkt) temperatuurbereik van 0 ... 60°C kan worden
gegarandeerd.
Opmerking:
De aansluiting via USB vereist een driver. Installeer eerst de driver
voordat u de VEGAMET 391 op de PC aansluit.
De benodigde USB-driver is op de CD "DTM Collection" opgenomen.
Om de ondersteuning van de instrumentfuncties te waarborgen, moet
u altijd de nieuwste versie gebruiken. De systeemvoorwaarden voor
het bedrijf komen overeen met die van de "DTM Collection" resp. van
PACTwa re.
Bij de installatie van het driverpakket "DTM for Communication" wordt
de passende instrumentdriver automatisch geïnstalleerd. Bij de aan-
sluiting van de VEGAMET 391 wordt de driver-installatie automatisch
uitgevoerd en is bedrijfsklaar zonder opnieuw starten.
1
3
2
Fig. 8: Aansluiting PC via USB
1 USB-poort PC
2 Mini-USB aansluitkabel (meegeleverd)
3 USB-poort van de VEGAMET 391
Met de Ethernet-interface kan het instrument direct op een aanwezig
PC-netwerk worden aangesloten. Hiervoor kunt u een standaard
vlakbandkabel gebruiken. Bij directe aansluiting op een PC moet
een cross-over-kabel worden gebruikt. Voor het verminderen van
EMC-storingen moet u de meegeleverde klapferriet op de Ethernet-
kabel aanbrengen. Ieder instrument is via de unieke hostnaam of het
IP-adres overal op het netwerk bereikbaar. Zo kan de parametrering
van het instrument via PACTware en DTM vanuit iedere willekeurige
PC plaatsvinden. De meetwaarden kunnen aan iedere willekeurige
gebruiker binnen het bedrijfsnetwerk als HTML-tabel ter beschikking
worden gesteld. Als alternatief is ook automatisch, tijd- of eventge-
stuurd verzenden van de meetwaarde per e-mail mogelijk. Boven-
dien kunnen de meetwaarden via een visualisatiesoftware worden
opgevraagd.
Aansluiting PC via USB
Aansluiting PC via Ether-
net
40
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Opmerking:
Om het instrument te kunnen aanspreken, moet het IP-adres of de
hostnaam bekend zijn. Deze informatie vindt u onder het menupunt
"Instrumentinstellingen". Wanneer u deze specicaties verandert,
moet het instrument aansluitend opnieuw worden gestart, daarna is
het instrument via het IP-adres of de hostnaam overal op het netwerk
bereikbaar. Bovendien moeten deze specicaties in DTM worden
ingevoerd (zie hoofdstuk "parametrering met PACTware"). Wanneer in
de meetversterker de gecodeerde DTM-toegang op afstand is geac-
tiveerd, dan moet bij de eerste keer verbinding maken de instrument-
code (PSK) worden ingevoerd. Deze kan via de on-site inregeling in
het info-menu van de meetversterker worden afgelezen.
1
3 2
Fig. 9: Aansluiting PC via Ethernet
1 Ethernet-interface PC
2 Ethernet-aansluitkabel (Cross-Over-Kabel)
3 Ethernet-interface
De RS232-interface is voor de eenvoudige modemaansluiting
bijzonder goed geschikt. Hierbij kunnen externe analoge-, ISDN- en
GSM-modems met seriële interface worden gebruikt. De benodigde
RS232-modemaansluitkabel is meegeleverd. Voor het verminde-
ren van EMC-storingen moet u de meegeleverde klapferriet op de
RS232-modemaansluitkabel aanbrengen. Via een visualisatiesoft-
ware kunnen nu de meetwaarden op afstand worden opgevraagd en
verder worden verwerkt. Als alternatief is ook de automatische, tijd- of
eventgestuurde verzending van meetwaarden per e-mail mogelijk.
Bovendien kan met PACTware een parametrering op afstand van
het instrument zelf en de daarop aangesloten sensoren worden
uitgevoerd.
3
1
2
Fig. 10: Aansluiting modem via RS232
1 Analoge, ISDN- of GSM-modem met RS232-interface
2 RS232-modemaansluitkabel (meegeleverd)
3 RS232-interface (RJ45-connector)
Aansluiting modem via
RS232
41
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Via de RS232-interface kan de directe parametrering en het opvragen
van meetwaarden van het instrument via PACTware worden uitge-
voerd. Gebruik hiervoor de meegeleverde RS232-modemaansl-
uitkabel en een extra aangesloten nulmodemkabel (bijv. artikelnr.
LOG571.17347). Voor het verminderen van EMC-storingen moet de
meegeleverde klapferriet op de RS232-modemaansluitkabel worden
aangebracht.
Indien op de PC geen RS232-interface aanwezig is of deze is al
bezet, dan kan ook een USB - RS232-adapter worden gebruikt (bijv.
artikelnr. 2.26900).
3
4
1
2
Fig. 11: Aansluiting PC via RS232
1 RS232-interface PC
2 RS232-nulmodemkabel (artikelnr. LOG571.17347)
3 RS232-modemaansluitkabel (meegeleverd)
4 RS232-interface (RJ45-connector)
54321
6879
18
21 3
RXD
CTS
TXD
DTR
GND
RTS
4
2
3
1
5
6
2
8
3
4
5
7
Fig. 12: Aansluitbezetting van de RS232-modemaansluitkabel
1 Identicatievandeinterfacekabel
2 Bezetting van de RJ45-stekker (aanzicht contactzijde)
3 Bezetting van de RS232-stekker (aanzicht soldeerzijde)
7.2 Parametrering met PACTware
Als alternatief voor de geïntegreerde display- en bedieningseenheid
kan bedieningook via een Windows-PC plaatsvinden. Hiervoor is
Aansluiting PC via RS232
Bezetting R
S232-mode-
maansluitkabel
Voorwaarden
42
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
de conguratiesoftware PACTware en een passende instrument-
driver (DTM) conform de FDT-standaard nodig. De meest actuele
PACTware-versie en alle beschikbare DTM's zijn in een DTM Collec-
tion opgenomen. Bovendien kunnen de DTM's in andere applicaties
conform FDT-standaard worden opgenomen.
Opmerking:
Om de ondersteuning van alle instrumentfuncties te waarborgen,
moet u altijd de nieuwste DTM Collection gebruiken. Bovendien zijn
niet alle beschreven functies in oudere rmwareversies opgenomen.
De nieuwste instrumentsoftware kunt u van onze homepage down-
loaden. Een beschrijving van de update-procedure is ook op internet
beschikbaar.
De overige inbedrijfname wordt in de gebruiksaanwijzing "DTM Col-
lection/PACTware" beschreven, die bij iedere DTM Collection hoort
en via internet kan worden gedownload. Aanvullende beschrijvingen
zijn in de online-help van PACTware en de DTM's en de aanvullende
handleiding "RS232-/Ethernetkoppeling" opgenomen.
Om het instrument te kunnen aanspreken, moet het IP-adres of de
hostnaam bekend zijn. Deze specicaties vindt u onder het menupunt
"Instrumentinstellingen". Wanneer het project zonder assistent wordt
opgebouwd (oine-modus), dan moeten IP-adres en subnetmas-
ker of de hostnaam in DTM worden ingevoerd. Klik hiervoor in het
projectvenster met de rechtermuisknop op de Ethernet-DTM en kies
"Overige functies - DTM-adressen veranderen". Wanneer in de meet-
versterker de gecodeerde DTM-toegang op afstand is geactiveerd,
dan moet bij de eerste keer verbinding maken de instrumentcode
(PSK) worden ingevoerd. Deze kan via de on-site inregeling in het
info-menu van de meetversterker worden uitgelezen.
Alle instrument-DTM's zijn leverbaar als gratis standaard versie en als
volledige versie tegen betaling. In de standaard versie zijn alle func-
ties voor een complete inbedrijfname opgenomen. Een assistent voor
eenvoudige projectopbouw vereenvoudigt de bediening aanmerkelijk.
Ook het opslaan/afdrukken van het project en een import-/exportfunc-
tie zijn onderdeel van de standaard versie.
In de volledige versie is bovendien een uitgebreide afdrukfunctie
beschikbaar voor de volledige projectdocumentatie en het opslaan
van meetwaarde- en echocurven. Bovendien is hier een tankbereke-
ningsprogramma en een multiviewer voor weergave en analyse van
de opgeslagen meetwaarde- en echocurven beschikbaar.
7.3 Inbedrijfname webserver/E-mail,
afstandsbediening
De inbedrijfname en de applicatievoorbeelden van de webserver, de
e-mailfuncties en de koppeling op de visualisatie VEGA Inventory
System zijn in de aanvullende handleiding "RS232-ethernetverbin-
dingg" opgenomen.
De koppeling via Modbus-TCP- of ASCII-protocol is in een andere
aanvullende handleiding "Modbus-TCP-, ASCII-protocol" beschreven.
Aansluiting via Ethernet
Standaard-/volledige
versie
43
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Beide aanvullende handleidingen zijn meegeleverd met ieder instru-
ment met RS232- of ethernet-interface.
44
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
8 Toepassingsvoorbeelden
8.1 Niveaumeting in liggende ronde tank met
overvulbeveiliging/droogloopbeveiliging
Het niveau wordt via een sensor bepaald en via 4 ... 20 mA-signaal
naar de meetversterker overgedragen. Hier wordt een inregeling
uitgevoerd, die de door de sensor geleverde ingangswaarde in een
procentuele waarde omrekent.
Door de geometrische vorm van de liggende ronde tank stijgt het
tankvolume niet lineair met het niveau. Dit kan door de keuze van de
in het instrument geïntegreerde linearisatiecurve worden gecompen-
seerd. Deze geeft de verhouding aan tussen procentuele niveau en
tankvolume. Wanneer het niveau in liters moet worden aangegeven,
dan moet bovendien een schaalinstelling worden uitgevoerd. Hierbij
wordt de gelineariseerde procentuele waarde in een volume, bijv. met
de maateenheid liter omgerekend.
Het vullen en aftappen wordt via de in de meetversterker geïntegreer-
de relais 1 en 2 gestuurd. Bij het vullen wordt de relaisbedrijfsstand
"overvulbeveiliging" ingesteld. Het relais wordt daardoor bij het
overschrijden van het max. niveau uitgeschakeld (veilige span-
ningsloze toestand), bij het onderschrijden van het min. niveau weer
ingeschakeld (inschakelpunt < uitschakelpunt). Bij het aftappen wordt
de bedrijfsstand "droogloopbeveiliging" gebruikt. Dit relais wordt bij
het onderschrijden van het min. niveau uitgeschakeld (veilige span-
ningsloze toestand), bij het overschrijden van het max. niveau weer
ingeschakeld (inschakelpunt > uitschakelpunt).
Rel. 1Rel. 2
Rel. 1: 90%
Rel. 2: 5%
100%
0%
Fig. 13: Voorbeeld voor niveaumeting liggende ronde tank
Een liggende ronde tank heeft een capaciteit van 10000 liter. De
meting wordt uitgevoerd door een sensor volgens het principe van de
geleide microgolf. Het vullen wordt via relais 1 en een klep gestuurd
(overvulbeveiliging). Het aftappen wordt via een pomp uitgevoerd
en door relais 2 aangestuurd (droogloopbeveiliging). Het maximaal
niveau moet bij 90% vulhoogte liggen, dit is bij een normtank conform
Werkingsprincipe
Voorbeeld
45
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
de tabel 9538 liter. Het minimum niveau moet op 5% worden inge-
steld, dit komt overeen met 181 liter. De vulhoeveelheid moet in het
display worden weergegeven in liter.
Voer de inregeling uit zoals in hoofdstuk "Inbedrijfnamestappen"
beschreven in de meetversterker. Op de sensor zelf mag geen andere
inregeling worden uitgevoerd. Vul voor de max.-inregeling de tank tot
het gewenste max. vulniveau en neem de actueel gemeten waarde
over. Wanneer dit niet mogelijk is kan als alternatief de bijbehorende
stroomwaarde worden ingevoerd. Tap voor de min.-inregeling de tank
af tot min. niveau of voer de bijbehorende stroomwaarde hiervoor in.
Om de procentuele vulhoeveelheid correct aan te kunnen wijzen,
moet onder "Meetplaats - Linearisatiecurve" de positie "Liggende
ronde tank" worden gekozen.
Om de vulhoeveelheid in liters aan te kunnen wijzen, moet onder
"Meetplaats - Schaalverdeling" als eenheid "Volume" in liters worden
ingesteld. Aansluitend volgt de waardetoekenning, in dit voorbeeld
100 % 10000 liter en 0 % 0 liter.
Als referentiegrootheid voor het relais wordt procenten gekozen. De
bedrijfsstand van relais 1 wordt als overvulbeveiliging ingesteld, relais
2 moet geactiveerd worden en krijgt de bedrijfsstand droogloopbevei-
liging. Om te waarborgen, dat de pomp in geval van storing uitscha-
kelt, moet het gedrag bij storing op schakeltoestand UIT worden
ingesteld. De schakelpunten worden als volgt ingesteld:
Relais 1: uitschakelpunt 90 %, inschakelpunt 85 %
Relais 2: uitschakelpunt 5 %, inschakelpunt 10 %
Informatie:
Het in- en uitschakelpunt van het relais mag niet op hetzelfde
schakelpunt worden ingesteld, omdat dit bij het bereiken van deze
drempelwaarde een constant wisselen tussen in- en uitschakelen zou
veroorzaken. Om ook bij een onrustig productoppervlak dit eect te
voorkomen, is een verschik (hysterese van 5% tussen de schakelpun-
ten zinvol.
8.2 Pompsturing 1/2 (looptijdgestuurd)
De pompsturing 1/2 wordt gebruikt, om meerdere pompen met de-
zelfde functie afhankelijk van de momentele looptijd aan te sturen. De
pomp met de laagste looptijd wordt telkens ingeschakeld en de pomp
met de langste looptijd uitgeschakeld. Bij grotere vraag kunnen alle
pompen afhankelijk van de ingestelde schakelpunten ook tegelijker-
tijd draaien. Door deze maatregel wordt een evenwichtige belasting
van de pompen bereikt en de bedrijfsveiligheid wordt verhoogd.
Alle relais met geactiveerde pompbesturing worden afhankelijk van
de momentele bedrijfstijd in- of uitgeschakeld. De meetversterker
kiest bij het bereiken van een inschakelpunt het relais met de kortste
bedrijfstijd en bij het bereiken van een uitschakelpunt het relais met
de langste bedrijfstijd.
Inregeling
Linearisatie
Schaalv
er
deling
Relais
Werkingsprincipe
46
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Via de digitale ingangen kunnen bovendien eventuele storingsmeldin-
gen van de pompen worden verwerkt.
Bij deze pompsturing wordt onderscheid gemaakt tussen twee
varianten:
Pompsturing 1: het bovenste schakelpunt geeft het uitscha-
kelpunt voor het relais, terwijl het onderste schakelpunt voor het
inschakelpunt staat.
Pompsturing 2: het bovenste schakelpunt geeft het inschakel-
punt voor het relais, terwijl het onderste schakelpunt voor het
uitschakelpunt staat.
Twee pompen moeten een tank bij het bereiken van een bepaald ni-
veau leegpompen. Bij 80% vulling moet de pomp met de momenteel
kortste looptijd inschakelen. Wanneer bij sterke toestroom het niveau
toch nog verder toeneemt, dan moet een tweede pomp bij 90%
worden bijgeschakeld. Beide pompen moeten bij 10% vulling weer
worden uitgeschakeld.
Kies in het DTM-navigatiebereik de menupunten "Meetplaats - Uit-
gangen - Relais".
Stel voor relais 1 en 2 de bedrijfsmodus "pompregeling 2" met
optie "pompvolgorde" in.
Voer de schakelpunten van de betreende relais als volgt in:
Relais 1 bovenste schakelpunt = 80,0 %
Relais 1 onderste schakelpunt = 10,0 %
Relais 2 bovenste schakelpunt = 90,0 %
Relais 2 onderste schakelpunt = 10,0 %
De werking van de pompsturing 2 wordt in het navolgende diagram
nader verklaard. Het eerder beschreven voorbeeld dient hierbij als
uitgangspunt.
Rel. 1: 80% On
On
Off
Off
On
Rel. 2: 90% On
Rel. 1, 2: 10% Off
10 30 20 20 15
t [h]
5
Rel. 1
Rel. 2
Fig. 14: Voorbeeld voor pompsturing 2
Bij geactiveerde pompregeling wordten in het meetwaardedisplay ook
de toegekende relais en eventuele pompstoringen getoond.
Voorbeeld
Inbedrijfname
Displayw
eergave
47
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
1 2 3 4 5
Fig. 15: Displayweergave van een pompregeling
1 Symbool geactiveerde pompregeling
2 Relais 1 is aan de pompregeling toegekend
3 Relais 2 is aan de pompregeling toegekend en meldt storing
4 Relais 3 is aan de pompregeling toegekend
5 Relais 4 is vrij resp. niet aan de pompregeling toegekend
De pompregeling 2/4 met mooiweerpomp wordt gebruikt, om bijv.
een regenopvangbekken met verschillend krachtige pompen tegen
overbevulling te beschermen. Normaal gesproken (mooi weer) is
een pomp met kleine capaciteit (mooiweerpomp) voldoende, om
het niveau van het opvangbekken op een veilig niveau (Hi-level) te
houden. Wanneer door sterke regenval extra aanvoer ontstaat, is de
capaciteit van de mooiweerpomp niet meer voldoende, om het niveau
vast te houden. In dit geval is bij overschrijding van het HiHi-level een
grotere pomp ingeschakeld en de mooiweerpomp uitgeschakeld.
De grote pomp blijft in bedrijf, tot het uitschakelpunt wordt bereikt.
Wanneer het niveau weer toeneemt, wordt eerst de mooiweerpomp
weer ingeschakeld.
De mogelijkheid bestaat, meerdere grote pompen in pompwisselmo-
dus te gebruiken. Het algoritme voor het omschakelen wordt door de
bedrijfsmodus van de pompregeling bepaald.
Fig. 16: Voorbeeld van een pompregeling met optie "mooiweerbedrijf"
Optie mooiweerpomp
48
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Opmerking:
Wanneer de optie "mooiweerpomp" is geactiveerd, staat uitsluitend
de modus "pompwisselmode" ter beschikking, d.w.z. er draait altijd
slechts één pomp.
De pompregeling biedt de mogelijkheid, tussen pompvolgorde- en
pompwisselmodus te kiezen:
Pompvolgorde Afhankelijk van de schakelpunten worden na
elkaar alle pompen bijgeschakeld, d.w.z. het maximaal aantal
pompen, dat kan zijn ingeschakeld, komt overeen met het aantal
toegekende relais
Pompwisselmodus: onafhankelijk van de schakelpunten is altijd
slechts één pomp van de pompregeling ingeschakeld.
Wanneer het niveau gedurende langere tijd niet veranderd, zou altijd
dezelfde pomp ingeschakeld blijven. Via de parameter "Omscha-
keltijd" kan een tijd worden ingesteld, na welke de dwangmatige
omschakeling van de pomp plaatsvindt. Welke pomp wordt ingescha-
keld, hangt af van de gekozen pompbedrijfsstand. Wanneer alle pom-
pen al zijn ingeschakeld, dan blijft de pomp ook verder ingeschakeld.
Deze functie kan uitsluitend via PC en DTM worden ingesteld.
Opmerking:
Wanneer bij het activeren van de dwangmatige omschakeling de
pomp al is ingeschakeld, dan wordt de timer niet gestart. Pas na
uit- en opnieuw inschakelen start de timer. Wanneer een uitschakel-
vertraging is ingesteld, dan wordt daarmee geen rekening gehouden,
d.w.z. de omschakeling volgt exact na de ingestelde tijd voor de
dwangmatige omschakeling. Met een ingestelde inschakelvertraging
wordt daarentegen wel rekening gehouden, d.w.z. de dwangmatige
omschakeling naar een andere pomp volgt na de ingestelde tijd.
Voordat de nieuw gekozen pomp inschakelt, moet de ingestelde
inschakelvertraging voor deze pomp zijn afgelopen.
Bij een pompsturing bestaat bovendien de mogelijkheid, een pomp-
bewaking in te schakelen. Hierbij is een terugmeldsignaal aan de
betreende digitale ingang nodig. De digitale ingangen zijn aan relais
1:1 toegekend. De digitale ingang 1 werkt op relais 1 enz.
Wanneer de pompbewaking voor een relais is ingeschakeld, dan
start bij het inschakelen van het relais een timer (tijdinstelling met
parameter "Terugmeldtijd"). Wanneer binnen de gedenieerde terug-
meldtijd op de betreende digitale ingang de pompterugmelding van
de pomp komt, blijft het pomprelais aangetrokken, anders wordt het
relais direct uitgeschakeld en een storingsmelding uitgestuurd. Een
storingsmelding en het uitschakelen van het relais volgt ook, wanneer
het relais al is ingeschakeld en het pompterugmeldsignaal tijdens de
looptijd van de pomp verandert. Bovendien wordt een nog uitgescha-
keld relais van de pompsturing gezocht en in plaats van het gestoorde
relais wordt dit ingeschakeld. Een low-signaal op de digitale ingang
wordt als foutsignaal van de pomp gezien.
Modus van de pompre-
geling
Optie dwangmatige om-
schakeling
Pompbewaking
49
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Om te storingsmelding op te heen, moet op de digitale ingang het
signaal op "goed" overgaan of via de "OK"-toets en de keuze van het
menupunt "Storing bevestigen" worden gereset. Wanneer de storings-
melding via het menu wordt teruggezet en de pomp blijft een storing
geven, dan wordt na aoop van de opvraagtijd weer een storingsmel-
ding uitgestuurd. De opvraagtijd wordt zoals hiervoor beschreven bij
het inschakelen van het relais gestart.
Inschakelgedrag voor pompsturing 2
Na het inschakelen van de meetversterker zijn de relais eerst uitge-
schakeld. Afhankelijk van het actieve ingangssignaal en de inscha-
kelduur van de afzonderlijke relais kunnen na de startprocedure de
volgende relaisschakeltoestanden optreden:
Ingangssignaal is groter dan bovenste schakelpunt -> relais met
laagste inschakelduur wordt ingeschakeld.
Ingangssignaal ligt tussen onderste en bovenste schakelpunt ->
relais blijft uitgeschakeld
Ingangssignaal is kleiner dan onderste schakelpunt -> relais blijft
uitgeschakeld
8.3 Pompsturing 3/4 (sequentieel gestuurd)
De pompsturing 3/4 wordt gebruikt, om meerdere pompen met
dezelfde functie afwisselend en in een vastgestelde volgorde aan te
sturen. Bij verhoogde vraag kunnen alle pompen afhankelijk van de
ingestelde schakelpunten ook tegelijkertijd draaien. Door deze maat-
regel wordt een gelijkmatige belasting van de pompen gerealiseerd
en de bedrijfszekerheid verbeterd.
Alle relais met geactiveerde pompsturing zijn niet aan een bepaald
schakelpunt toegekend, maar worden afwisselend in- en uitgescha-
keld. De meetversterker kiest bij het bereiken van een inschakelpunt
dat relais, welke als volgende aan de beurt is. Bij het bereiken van
een uitschakelpunt worden de relais weer uitgeschakeld in volgorde
waarin deze werden ingeschakeld.
Via de digitale ingangen kunnen bovendien eventuele storingsmeldin-
gen van de pompen worden verwerkt. De beschrijving hiervan vindt
u in het toepassingsvoorbeeld "Pompsturing 1/2" onder "Pompbewa-
king".
Bij deze pompsturing wordt onderscheid gemaakt tussen twee
varianten:
Pompsturing 3: het bovenste schakelpunt geeft het uitschakelpunt
voor het relais, terwijl het onderste schakelpunt voor het inschakel-
punt staat.
Pompsturing 4: het bovenste schakelpunt geeft het inschakelpunt
voor het relais, terwijl het onderste schakelpunt voor het uitscha-
kelpunt staat.
De volgorde is onveranderbaar vastgelegd, het relais met de laagste
index is eerst aan de beurt, daarna het relais met de eerstvolgend
hogere index. Na het relais met de hoogste index wordt weer naar het
relais met de laagste index gegaan, bijv. rel. 1 -> rel. 2 -> rel. 3 -> rel. 4
Werkingsprincipe
50
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
-> rel. 1 -> rel. 2 .... De volgorde geldt alleen voor de relais, dia aan de
pompsturing werden toegekend.
Bij de afvalwaterafvoer moet een pompput bij het bereiken van een
bepaald niveau worden leeggepompt. Hiervoor staan drie pompen
ter beschikking. Bij 60% niveau moet de pomp zolang draaien, tot
het niveau van 10% wordt onderschreden. Wanneer het 60%-punt
opnieuw wordt overschreden, dan wordt dezelfde taak aan pomp 2
overgedragen. Bij de derde cyclus is pomp 3 aan de beurt, daarna
weer pomp 1. Neemt het niveau bij veel toevoer ondanks draaien van
een pomp toch toeneemt, dan wordt bij het overschrijden van het
75% schakelpunt een extra pomp bijgeschakeld. Indien het niveau
bij extreme aanvoer toch nog verder toeneemt en de grens van 90%
overschrijdt, wordt ook pomp 3 bijgeschakeld.
Kies in het DTM-navigatiebereik de menupunten "Meetplaats - Uit-
gangen - Relais".
Stel voor relais 1 ... 3 de bedrijfsmodus "pompregeling 4" met
optie "pompvolgorde" in.
Voer de schakelpunten van de betreende relais als volgt in:
Relais 1 bovenste schakelpunt = 60,0 %
Relais 1 onderste schakelpunt = 10,0 %
Relais 2 bovenste schakelpunt = 75,0 %
Relais 2 onderste schakelpunt = 10,0 %
Relais 3 bovenste schakelpunt = 90,0 %
Relais 3 onderste schakelpunt = 10,0 %
De werking van de pompsturing 4 wordt in het navolgende diagram
nader verklaard. Het eerder beschreven voorbeeld dient hierbij als
uitgangspunt.
Rel. 1: 60% On
Rel. 1..3: 10% Off
Rel. 2: 75% On
Rel. 3: 90% On
t(h)
Rel. 3
Rel. no.
Rel. 2
12 3123 12 31 2
Rel. 1
Fig. 17: Voorbeeld voor pompsturing 4
Bij geactiveerde pompregeling wordten in het meetwaardedisplay ook
de toegekende relais en eventuele pompstoringen getoond.
Voorbeeld
Inbedrijfname
Displayw
eergave
51
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
1 2 3 4 5
Fig. 18: Displayweergave van een pompregeling
1 Symbool geactiveerde pompregeling
2 Relais 1 is aan de pompregeling toegekend
3 Relais 2 is aan de pompregeling toegekend en meldt storing
4 Relais 3 is aan de pompregeling toegekend
5 Relais 4 is vrij resp. niet aan de pompregeling toegekend
De pompregeling 2/4 met mooiweerpomp wordt gebruikt, om bijv.
een regenopvangbekken met verschillend krachtige pompen tegen
overbevulling te beschermen. Normaal gesproken (mooi weer) is
een pomp met kleine capaciteit (mooiweerpomp) voldoende, om
het niveau van het opvangbekken op een veilig niveau (Hi-level) te
houden. Wanneer door sterke regenval extra aanvoer ontstaat, is de
capaciteit van de mooiweerpomp niet meer voldoende, om het niveau
vast te houden. In dit geval is bij overschrijding van het HiHi-level een
grotere pomp ingeschakeld en de mooiweerpomp uitgeschakeld.
De grote pomp blijft in bedrijf, tot het uitschakelpunt wordt bereikt.
Wanneer het niveau weer toeneemt, wordt eerst de mooiweerpomp
weer ingeschakeld.
De mogelijkheid bestaat, meerdere grote pompen in pompwisselmo-
dus te gebruiken. Het algoritme voor het omschakelen wordt door de
bedrijfsmodus van de pompregeling bepaald.
Fig. 19: Voorbeeld van een pompregeling met optie "mooiweerbedrijf"
Optie mooiweerpomp
52
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Opmerking:
Wanneer de optie "mooiweerpomp" is geactiveerd, staat uitsluitend
de modus "pompwisselmode" ter beschikking, d.w.z. er draait altijd
slechts één pomp.
De pompregeling biedt de mogelijkheid, tussen pompvolgorde- en
pompwisselmodus te kiezen:
Pompvolgorde Afhankelijk van de schakelpunten worden na
elkaar alle pompen bijgeschakeld, d.w.z. het maximaal aantal
pompen, dat kan zijn ingeschakeld, komt overeen met het aantal
toegekende relais
Pompwisselmodus: onafhankelijk van de schakelpunten is altijd
slechts één pomp van de pompregeling ingeschakeld.
Wanneer het niveau gedurende langere tijd niet verander, zou altijd
dezelfde pomp ingeschakeld blijven. Via de parameter "Omscha-
keltijd" kan een tijd worden ingesteld, na welke een dwangmatige
omschakeling van de pomp plaatsvindt. De exacte werking is bij de
pompregeling 1/2 beschreven.
Bij een pompregeling bestaat bovendien de mogelijkheid, een
pompbewaking in te schakelen. Hierbij is een terugmeldsignaal op
de betreende digitale ingang nodig. De exacte werking is bij de
pompregeling 1/2 beschreven.
Indien alle pompen dezelfde capaciteit hebben en voor dezelfde taak
afwisselend worden ingezet, dan moet ook de looptijd altijd ongeveer
gelijk zijn. De betreende bedrijfsuren worden in de meetversterker
opgeteld en kunnen in het menu "Diagnose - Inschakelduur" worden
uitgelezen. Wanneer hier een aanmerkelijk verschil tussen de pom-
pen wordt vastgesteld, dan moet een van de pompen in capaciteit
sterk zijn afgenomen. Deze informatie kan voor de diagnose en de
service worden gebruikt, om bijvoorbeeld verstopte lters of versleten
lagers te herkennen.
Omdat in dit geval alle pompen afwisselend in dezelfde modus
worden gebruikt, moeten de in- en uitschakelpunten gelijk worden
ingesteld. Bovendien moet de modus "actief zijn.
Opmerking:
De index van het laatst ingeschakelde relais wordt bij spanningsuitval
niet opgeslagen, d.w.z. na het inschakelen van de meetversterker
start altijd het relais met de laagste index.
8.4 Trendherkenning
De functie van de trendherkenning is een gedenieerde verandering
binnen een zekere tijdsperiode te herkennen en deze informatie naar
een relaisuitgang te versturen.
De informatie van de trendherkenning wordt uit de meetwaardever-
andering per tijdseenheid gevormd. De uitgangsgrootheid is hierbij
Modus van de pompre-
geling
Optie dwangmatige om-
schakeling
Pompbewaking
Diagnose over looptijd
Werkingsprincipe
Werking
53
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
altijd de gemeten waarde in procenten. De functie kan voor stijgende
of dalende trend worden gecongureerd. Daarbij wordt met een
aftastfrequentie van een seconde de actuele meetwaarde bepaald
en opgeteld. Na aoop van de max. reactietijd wordt uit dit totaal de
gemiddelde waarde gevormd. De eigenlijke meetwaardeverandering
resulteert dan uit de nieuw berekende gemiddelde waarde minus
de eerder berekende gemiddelde waarde. Wanneer dit verschil een
ingestelde procentuele waarde overschrijdt, dan spreekt de trendher-
kenning aan en het relais wordt spanningsloos.
Opmerking:
De activering en conguratie van de trendherkenning vraagt om
PACTware met de passende DTM. Een instelling via de geïntegreerde
aanwijs- en bedieningseenheid is niet mogelijk.
Meetwaardeverandering groter: meetwaardeverandering per
tijdseenheid, waarbij de trendherkenning moet aanspreken
Max. reactietijd: tijd, na welke telkens een nieuwe gemiddelde
waarde wordt bepaald en de wordt opnieuw wordt berekend.
Hysterese: bedraagt automatisch altijd 10 % van de waarde van
"Meetwaardeverandering groter"
Gedrag bij storing: bij meetwaardestoring gaat het relais over in
de gedenieerde toestand
Opmerking:
Na het inschakelen of een storing moeten altijd twee complete cycli
verlopen, tot een meetwaardeverschil kan worden berekend en een
trend kan worden uitgestuurd.
Het peil in een bekken moet op stijgende trend worden bewaakt.
Wanneer de toename groter is dan 25% per minuut dan moet een
extra pomp worden bijgeschakeld. De max. reactietijd moet een mi-
nuut zijn. Bij een eventueel aanwezige storing moet de pomp worden
uitgeschakeld.
Kies in het DTM-navigatiebereik de menupunten "Meetplaats - Uit-
gangen - Relais".
Stel bijv. voor relais 1 de bedrijfsstand "Trend stijgend" in
Kies onder "Gedrag bij storing" de optie "Schakeltoestand uit"
Voer de volgende waarden in de daarna volgende parametervel-
den in:
Meetwaarde groter dan 25 %/min.
Max. reactietijd 1 min.
De werking van de trendherkenning wordt in het diagram hierna
nader verklaard. Het daarvoor beschreven voorbeeld dient daarbij als
uitgangspunt.
Parameter
Voorbeeld
Inbedrijfname
54
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
t
t
m
t
m
t
m
t
m
120 180 240
ON
OFF
60
[sec]
1 2 3 4
5
...
...
...
...
100
75
50
25
0
%
...
Fig. 20: Voorbeeld voor trendherkenning
1 Oude gemiddelde waarde = 25 %, nieuwe gemiddelde waarde = 25 %
Verschil < 25 % -> Relais ON
2 Oude gemiddelde waarde = 25 %, nieuwe gemiddelde waarde = 37,5 %
Verschil < 25 % -> Relais ON
3 Oude gemiddelde waarde = 37,5 %, nieuwe gemiddelde waarde = 62,5 %
Verschil = 25 % -> Relais OFF
4 Oude gemiddelde waarde = 62,5 %, nieuwe gemiddelde waarde = 75 %
Verschil < 25 % -> Relais ON
5 tm -> max. reactietijd
8.5 Flowmeting
Voor de doorstroommeting in open kanalen moet een vernauwing
resp. een genormeerde goot worden gebruikt. Deze vernauwing wor-
den afhankelijk van de doorstroming een bepaalde opstuwing. Uit de
hoogte van deze opstuwing kan nu de doorstroming worden afgeleid.
De doorstroomhoeveelheid wordt via een overeenkomstig aantal
pulsen via de relais- of stroomuitgang uitgestuurd en kan zo door de
nageschakelde apparatuur verder worden verwerkt.
Bovendien bestaat de mogelijkheid, de doorstroomhoeveelheid via
totaaltellers op te tellen, het resultaat wordt op het display en als PC-/
PLC-waarde ter beschikking gesteld.
Iedere goot veroorzaakt afhankelijk van het type en de uitvoering een
bepaalde opstuwing. De specicaties van de volgende goten zijn in
het instrument voorgeprogrammeerd.
Palmer-Bowlus-Flume
Venturi-goot, trapeziumschot, rechthoekig overstortschot
Driehoekoverstort, V-notch
Inbedrijfname
Voor de conguratie van een doorstroommeting is PACTware met de
bijbehorende DTM nodig. Het voorbeeld is gerelateerd aan een radar-
sensor. De volgende inbedrijfnamestappen moeten worden genomen:
Keuze van de meetgrootheid doorstroming
Inregeling uitvoeren
Goot (linearisatie) kiezen
Schaalverdeling instellen
Pulsuitgangen parametreren
Teller parametreren
Werkingsprincipe
Channel
55
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Kies in het DTM-venster "Meeteenheid" de optie "Doorstroming" met
de gewenste inregeleenheid.
Min. inregeling: Voer de passende waarde voor 0% in, d.w.z. de
afstand van de sensor tot aan het medium, zolang er geen doorstro-
ming is. In het navolgende voorbeeld is dit 1,40 m.
Max. inregeling:
Voer de passende waarde voor 100 % in, d.w.z. de
afstand van de sensor tot het medium, bij de maximale doorstroming.
In het navolgende voorbeeld is dit 0,80 m.
100% 0,80m (d)
=
400m
3
/h
=
0% 1,40m (d)
=
0m
3
/h
=
Fig. 21: Inregeling doorstroommeting met driehoekig overstortschot
Kies in het DTM-venster "Linearisatie" de optie "Doorstroming" en
aansluitend de door u gebruikte goot (in het voorbeeld boven drie-
hoekig overstortschot).
Kies in het DTM-venster "Schaalverdeling" onder "Meeteenheid"
de optie "Doorstroming". Aansluitend moet de waarde worden
toegekend, d.w.z. aan de doorstroomhoeveelheid wordt de 0 en de
100 %-waarde toegekend. Kies als laatste stap de gewenste eenheid.
Voor het voorgaande voorbeeld is dit: 0 % = 0 en 100 % = 400,
maateenheid m³/h.
Beslis eerst of u een relais- en/of een stroomuitgang wilt gaan
gebruiken. In het DTM-venster "Uitgangen" kunt u ieder van de drie
uitgangen willekeurig gebruiken, zolang deze niet al reeds voor ande-
re taken is bezet.
Kies aansluitend onder "Bedrijfsstand" (relais) resp. "Uitgangskarak-
teristiek" (stroomuitgang) de optie "Doorstroomimpuls" of "Monster-
puls". Voer onder "Pulsuitvoer alle" de doorstroomhoeveelheid in,
voor welke telkens een puls moet worden uitgestuurd (bijv. 400 m³
komt overeen met een puls per uur bij een doorstroomhoeveelheid
van 400 m³/h).
In de bedrijfsstand "Monsternamepuls" wordt een extra puls na een
bepaalde tijd uitgestuurd. Dit betekend dat er na iedere puls een timer
wordt gestart, na aoop waarvan opnieuw een puls wordt uitgestuurd.
Dit geldt alleen wanneer niet al eerder een puls door overschrijden
van de doorstroomhoeveelheid werd uitgestuurd.
Afhankelijk van de slibvorming op de bodem van de goot, kan het
gebeuren, dat de oorspronkelijk uitgevoerde min.-inregeling niet
Meetgrootheid - doorstro-
ming
Inregeling
Linearisatiecur
ve
Schaalverdeling
Uitgangen
56
8 Toepassingsvoorbeelden
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
meer wordt bereikt. Het gevolg is dat er ondanks een "lege" goot
toch steeds een kleine hoeveelheid wordt geregistreerd. De optie
"lekstroomonderdrukking" biedt de mogelijkheid, gemeten doorstro-
mingen, die onder een bepaalde procentuele waarde liggen, voor de
registratie te onderdrukken.
Wanneer een owmeting is ingesteld, kan bovendien de owwaarde
worden getotaliseerd en als debiet worden aangegeven. Het debiet
kan in een eigen meetwaardevenster in het bovenste menuniveau
worden getoond. De volgende parameters moeten voor de totaalteller
worden ingesteld:
Eenheid: keuze van de eenheid waarmee de teller telt.
Weergaveformaat: keuze van het weergaveformaat (aantal plaat-
sen na de komma van de teller)
Informatie:
De totaaltellers kunnen in het menu "Overige instellingen" - "Reset"
worden gereset. Als alternatief kan in het meetwaardevenster door
indrukken van "OK" en "Reset" ook de tellers worden gereset.
Totaalteller
57
9 Service en storingen oplossen
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
9 Service en storingen oplossen
9.1 Onderhoud
Bij correct gebruik is bij normaal bedrijf geen bijzonder onderhoud
nodig.
9.2 Storingen oplossen
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de installatie,
geschikte maatregelen voor het oplossen van optredende storingen
te nemen.
Er wordt een grote mate aan functionele betrouwbaarheid gewaar-
borgd. Toch kunnen er tijdens bedrijf storingen optreden. Deze
kunnen bijv. worden veroorzaakt door het volgende:
Meetwaarde van sensor niet correct
Voedingsspanning
Storingen op de kabels
De eerste maatregelen zijn de controle van het in-/uitgangssignaal en
de verwerking van foutmeldingen via het display. De procedure wordt
hierna beschreven. Meer omvangrijke diagnosemogelijkheden biedt
een PC met de software PACTware en de passende DTM. In veel
gevallen kunnen de oorzaken op deze manier worden vastgesteld en
kunnen de storingen worden opgelost.
Wanneer deze maatregelen echter geen resultaat hebben, neem dan
in dringende gevallen contact op met de VEGA service-hotline onder
tel.nr.
+49 1805 858550.
De hotline staat ook buiten kantoortijden 7 dagen per week, 24 uur
per dag ter beschikking. Omdat wij deze service wereldwijd aanbie-
den, wordt deze in de Engelse taal verleend. De service is gratis,
alleen de normale telefoonkosten komen voor uw rekening.
Wanneer de aangesloten sensor over een zelfbewaking conform
NE 107 beschikt, dan worden eventueel optredende statusmeldin-
gen daarvan doorgegeven en op het VEGAMET-display getoond.
Voorwaarde hiervoor is, dat de HART-ingang van de VEGAMET is
geactiveerd. Meer informatie vindt u in de handleiding van de sensor.
41 2 3
Fig. 22: Pictogrammen van de statusmeldingen
1 Uitval
2 Functiecontrole
3 Buitendespecicaties
4 Onderhoud nodig
Gedrag bij storingen
Storingsoorzaken
Storingen verhelpen
24-uurs service hotline
Statusmeldingen
58
9 Service en storingen oplossen
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
De meetversterker en de aangesloten sensoren worden tijdens
bedrijf constant bewaakt en de tijdens de parametrering ingevoerde
waarden worden gecontroleerd op plausibiliteit. Bij het optreden van
onregelmatigheden of verkeerde parametrering wordt een storings-
melding gegeven. Bij een defect aan het instrument en kabelbreuk/
kortsluiting wordt de storingsmelding ook uitgestuurd.
In geval van storing gaat de storingsindicatie branden en de stroom-
uitgang en het relais reageren overeenkomstig de gecongureerde
storingsmodus. Wanneer het fail-safe relais werd gecongureerd,
wordt deze spanningsloos. Bovendien wordt een van de volgende
foutmeldingen op het display getoond.
Error code Cause Rectication
E003 CRC-fout (fout bij
zelftest)
Reset uitvoeren
Instrument ter reparatie opsturen
E007 Sensortype past niet
Sensor onder "Meetplaats - Ingang"
opnieuw zoeken en toekennen
E008 Sensor niet gevon-
den
Aansluiting van de sensor contro-
leren
HART-adres van de sensor contro-
leren
E013 Sensor meldt fout,
geen geldige meet-
waarde
Sensorparametrering controleren
Sensor ter reparatie opsturen
E014
Sensorstroom > 21
mA of kabelkort-
sluiting
Sensor controleren bijv. op storings-
melding
Kabelkortsluiting oplossen
E015 Sensor in opstartfase
Sensorstroom < 3,6
mA of kabelbreuk
Sensor controleren bijv. op storings-
melding
Kabelbreuk oplossen
Aansluiting van de sensor contro-
leren
E016 Leeg-/volinregeling
verwisseld
Inregeling opnieuw uitvoeren
E017 Inregelbereik te klein
Inregeling opnieuw uitvoeren, daarbij
de afstand tussen min.- en max.-inre-
geling vergroten.
E021 Schaalbereik te klein
Schaalverdeling opnieuw instellen,
daarbij de afstand tussen min. en
max. schaal vergroten
E030 Sensor in opstartfase
Meetwaarde niet
geldig
Sensorparametrering controleren
E034 EEPROM CRC-fout
Instrument uit- en inschakelen
Reset uitvoeren
Instrument ter reparatie opsturen
E035 ROM-CRC-fout
Instrument uit- en inschakelen
Reset uitvoeren
Instrument ter reparatie opsturen
Storingsmelding
59
9 Service en storingen oplossen
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Error code Cause Rectication
E036 Instrumentsoftware
draait niet (tijdens
en bij mislukte soft-
ware-update)
Wacht, tot de software-update is
afgerond
Software-update opnieuw uitvoeren
E053 Sensormeetbereik
wordt niet correct ge-
lezen
Communicatiestoring: sensorkabel
en afscherming controleren
E062 Pulswaarde te klein
Onder "Uitgang" de instelling
"Pulsuitvoer alle" verhogen, zodat
maximaal één puls per seconde
wordt uitgestuurd
E110 Relaisschakelpunten
te dicht bij elkaar
Vergroot het verschil tussen de beide
relaisschakelpunten
E111 Relaisschakelpunten
verwisseld
Relaisschakelpunten voor "Aan/uit"
verwisselen
E115 Aan de pompsturing
zijn meerdere relais
toegekend, die niet
op dezelfde bedrijf-
storingsmodus zijn
ingesteld.
Alle relais, die aan de pompsturing
zijn toegekend, moeten op dezelfde
storingsmodus zijn ingesteld.
E116 Aan de pompsturing
zijn meerdere re-
lais toegekend, die
niet op dezelfde be-
drijfstoringsmodus
ingesteld zijn.
Alle relais, die aan de pompsturing
zijn toegekend, moeten op dezelfde
bedrijfsstand zijn ingesteld.
E117 Een bewaakte pomp
meldt storing
Controleer de pomp in storing. voor
het bevestigen voert u de reset "Sto-
ring Relais 1 … 4" uit of u schakelt
het instrument uit en weer aan
Afhankelijk van de oorzaak van de storing en de getroen maatrege-
len moeten eventueel de in het hoofdstuk "In bedrijf nemen" beschre-
ven handelingen weer worden uitgevoerd.
9.3 Procedure in geval van reparatie
Een formulier voor retourzenden van het instrument en gedetailleerde
informatie overr de procedure vindt u in het downloadgedeelte van
www.vega.com.
U helpt on zo, de reparatie snel en zonder tijdverlies vanwege vragen
uit te voeren.
Wanneer een reparatie nodig is, gaat u als volgt te werk:
Omschrijving van de opgetreden storing.
Het instrument schoonmaken en goed inpakken
Het ingevulde formulier en eventueel een veiligheidsspecicatie-
blad buiten op de verpakking aanbrengen.
Vraag het adres voor de retourzending op bij uw vertegenwoordi-
ging. Deze vindt u op onze homepage www.vega.com.
Gedrag na oplossen
storing
60
10 Demonteren
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
10 Demonteren
10.1 Demontagestappen
Houdt de hoofdstukken "Monteren" en "Op de voedingsspanning
aansluiten" aan en voer de daar genoemde handelingen uit in omge-
keerde volgorde.
10.2 Afvoeren
Het instrument bestaat uit materialen die door gespecialiseerde recy-
clingbedrijven weer kunnen worden hergebruikt. Wij hebben daarom
de elektronica eenvoudig demonteerbaar ontworpen en gebruiken
recyclebare materialen.
WEEE-richtlijn 2002/96/EG
Dit instrument valt niet onder de WEEE-richtlijn 2002/96/EG en de
betreende nationale wetgeving. Voer het instrument af direct naar
een gespecialiseerd recyclingbedrijf en gebruik daarvoor niet de
gemeentelijke vuilophaaldiensten. Deze mogen alleen voor privé
producten conform de WEEE-richtlijn worden gebruikt.
Een deskundige afvoer voorkomt negatieve eecten op mens en
milieu en maakt hergebruik van waardevolle grondstoen mogelijk.
Materialen: zie hoofdstuk "Technische gegevens"
Wanneer u niet de mogelijkheid heeft, het ouder instrument goed af te
voeren, neem dan met ons contact op voor terugname en afvoer.
61
11 Bijlage
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
11 Bijlage
11.1 Technische gegevens
Aanwijzingvoorgecerticeerdeinstrumenten
Voor gecerticeerde instrumenten (bijv. met Ex-certicering) gelden de technische gegevens in
de betreende veiligheidsinstructies. Deze kunnen in afzonderlijke gevallen afwijken van de hier
genoemde specicaties.
Algemenespecicaties
Model Inbouwapparaat voor montage in paneel, schakelkast of
behuizing.
Gewicht
620 g (1.367 lbs)
Materialen behuizing Valox 357 XU
Aansluitklemmen
Ʋ Type klemmen Veerkrachtklemmen steekbaar met codering
Ʋ Max. aderdiameter 2,5 mm² (AWG 14)
Voedingsspanning
Bedrijfsspanning
Ʋ Nominale spanning AC 24 … 230 V (-15 %, +10 %) 50/60 Hz
Ʋ Nominale spanning DC 24 … 65 V DC (-15 %, +10 %)
Max. opgenomen vermogen 7 VA; 3 W
Sensoringang
Aantal sensoren
1 x 4 … 20 mA (HART)
Type ingang (selecteerbaar)
Ʋ Actieve ingang Sensorvoeding door VEGAMET 391
Ʋ Passieve ingang Sensor heeft eigen voedingsspanning
Meetwaarde-overdracht (omschakelbaar bij RS232/Ethernet-interface-optie)
Ʋ 4 … 20 mA analoog voor 4 ... 20 mA-sensoren
Ʋ HART-protocol Digitaal voor HART-sensoren
Meetafwijking
Ʋ Nauwkeurigheid ±20 µA (0,1 % van 20 mA)
Klemmenspanning
Ʋ Niet Ex-uitvoering 28,5 … 22 V bij 4 … 20 mA
Ʋ Ex-uitvoering 19 … 14,5 V bij 4 … 20 mA
Stroombegrenzing ca. 26 mA
Detectie kabelbreuk ≤ 3,6 mA
Detectie kabelkortsluiting ≥ 21 mA
Inregelbereik 4 … 20 mA-sensor
Ʋ Leeginregeling 2,4 … 21,6 mA
Ʋ Volinregeling 2,4 … 21,6 mA
Ʋ Min. inregeldelta 16 µA
62
11 Bijlage
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Inregelbereik HART-sensor
Ʋ Inregelbereik ± 10 % van sensormeetbereik
Ʋ Min. inregeldelta 0,1 % van sensormeetbereik
Aansluitkabel naar sensor 2-aderige afgeschermde standaard kabel
Digitale ingang
Aantal
4 x digitale ingang
Soort ingang Passief
Schakeldrempel
Ʋ Low -3 … 5 V DC
Ʋ High 11 … 30 V DC
Max. ingangsspanning 30 V DC
Max. ingangsstroom 30 mA
Max. aftastfrequentie 10 Hz
Relaisuitgangen
Aantal 6 x arbeidsrelais
Functie Schakelrelais voor niveau, storingsmelding of pulsrelais
voor doorstroom-/monsternamepuls
Contact Potentiaalvrij wisselcontact
Contactmateriaal AgSnO2 hard verguld
Schakelspanning
min. 10 mV DC, max. 250 V AC/60 DC
Schakelstroom min. 10 µA DC, max. 3 A AC, 1 A DC
Schakelvermogen
1)
min. 50 mW, max. 500 VA, max. 54 W DC
Min. programmeerbare schakelhysterese 0,1 %
Bedrijfsstand pulsuitgang
Ʋ Pulslengte 350 ms
Stroomuitgang
Aantal
1 x uitgang
Functie Stroomuitgang voor niveau of voor doorstroom-/mon-
sternamepuls
Bereik
0/4 … 20 mA, 20 … 0/4 mA
Resolutie 1 µA
Max. belasting 500 Ω
Storingsmelding (omschakelbaar) 0; < 3,6; 4; 20; 20,5; 22 mA
Nauwkeurigheid
Ʋ Standaard ±20 µA (0,1 % van 20 mA)
Ʋ Bij EMC-storingen ±80 µA (0,4 % van 20 mA)
Temperatuurfout gerelateerd aan 20 mA 0,005 %/K
1)
Wanneer inductieve lasten of hogere stromen worden geschakeld, wordt de goudlaag op de relaiscontactvlak-
ken permanent beschadigd. Het contact is daarna niet meer geschikt voor het schakelen van signaalcircuits.
63
11 Bijlage
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Bedrijfsstand pulsuitgang
Ʋ Spanningspuls 12 V DC bij 20 mA met belasting 600 Ω
Ʋ Pulslengte 200 ms
USB-poort
2)
Aantal 1 x
Steekverbinding Mini-B (4-polig)
USB-specicatie 2.0 (Fullspeed)
Max. kabellengte
5 m (196 in)
Ethernet-interface (optie)
Aantal
1 x, niet met RS232 combineerbaar
Data-overdracht 10/100 MBit
Steekverbinding RJ45
Max. kabellengte
100 m (3937 in)
RS232-interface (optie)
Aantal
1 x, niet met Ethernet combineerbaar
Steekverbinding RJ45 (modem-aansluitkabel op 9-polige D-SUB meege-
leverd)
Max. kabellengte
15 m (590 in)
Tijd (alleen bij interface-optie)
Nauwkeurigheid/afwijking
Ʋ Typisch 20 ppm (komt overeen met 10,5 min./jaar)
Ʋ Max. 63 ppm (komt overeen met 33 min/jaar)
Gangreserve van de lithium-batterij (Li/MnO2)
Ʋ Typisch 10 jaar bij 20 °C
Ʋ Min. 4 jaar
Weergaven
Meetwaarde-aanwijzing
Ʋ Grasch display, verlicht 65 x 32 mm, digitale en quasi-analoge aanwijzing
Ʋ Max. aanwijsbereik -99999 … 99999
LED-indicaties
Ʋ Status bedrijfsspanning 1 x LED groen
Ʋ Status storingsmelding 1 x LED rood
Ʋ Status arbeidsrelais 1....6 6 x LED geel
Bediening
Bedieningselementen 4x toetsen voor menubediening
PC-bediening PACTware met bijbehorende DTM
2)
Beperkt temperatuurbereik, zie omgevingscondities
64
11 Bijlage
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Omgevingscondities
Omgevingstemperatuur
Ʋ Instrument algemeen -20 … +60 °C (-4 … +140 °F)
Ʋ USB-poort 0 … +60 °C (32 … +140 °F)
Opslag- en transporttemperatuur -40 … +80 °C (-40 … +176 °F)
Relatieve luchtvochtigheid < 96 %
Elektrische veiligheidsmaatregelen
Beschermingsgraad
Ʋ Front IP 65
Ʋ Instrument IP 20
Overspanningscategorie (IEC 61010-1)
Ʋ Tot 2000 m (6562 ft) boven zeeniveau II
Ʋ Tot 5000 m (16404 ft) boven zeeni-
veau
II - alleen met voorgeschakelde overspanningsbeveili-
ging
Ʋ Tot 5000 m (16404 ft) boven zeeni-
veau
I
Veiligheidsklasse II
Vervuilingsgraad 2
Elektrische scheiding
Veilige scheiding conform VDE 0106 deel 1 tussen voedingsspanning, ingang en digitale deel
Ʋ Nominale spanning 250 V
Ʋ Spanningsvastheid van de isolatie 3,75 kV
Galvanische scheiding tussen relaisuitgang en digitaal deel
Ʋ Nominale spanning 250 V
Ʋ Spanningsvastheid van de isolatie 4 kV
Galvanische scheiding tussen Ethernet-interface en digitale deel
Ʋ Nominale spanning 50 V
Ʋ Spanningsvastheid van de isolatie 1 kV
Galvanische scheiding tussen RS232-interface en digitale deel
Ʋ Nominale spanning 50 V
Ʋ Spanningsvastheid van de isolatie 50 V
Toelatingen
Instrumenten met toelatingen kunnen afhankelijk van de uitvoering verschillende technische speci-
caties hebben.
Bij deze moeten daarom de bijbehorende toelatingsdocumenten worden aangehouden. Deze zijn
in de leveringsomvang opgenomen of kunnen via www.vega.com, "Instrument zoeken (serienum-
mer)" en via de algemene download-sectie worden gedownload.
11.2 Overzicht toepassingen/functionaliteit
De volgende tabellen geven een overzicht van de meest gangbare toepassingen en functies voor
65
11 Bijlage
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
de meetversterkers VEGAMET 391/624/625 en VEGASCAN 693. Bovendien vindt u hier informatie,
of de betreende functie via de geïntegreerde display- en bedieningseenheid (OP) of via PACTware/
DTM kan worden geactiveerd en ingesteld.
3)
Toepassing/functie 391 624 625 693 OP DTM
Niveaumeting
Procesdrukmeting
Verschilmeting - - -
Scheidingslaagmeting - - -
Tank onder druk - - - -
Pompregeling -
4)
Totaalteller - - - -
Trendherkenning - -
Flowmeting - -
Simulatie sensorwaarde/%-waarde/lin-%-waarde
Simulatie schaalwaarde -
Live-inregeling -
Meetwaardebegrenzing (neg. meetwaarde onderdrukken) -
Keuze linearisatiecurve (ronde tank, kogeltank)
Aanmaken individuele linearisatiecurven -
Fail-safe relais toekennen -
Veranderen uitgangstoekenning -
In-/uitschakelvertraging relais - -
Passieve ingang bij Ex-uitvoering - - - - - -
HART-adres van de aangesloten sensoren veranderen
Meetplaatsen activeren/deactiveren - - -
Instrumentuitvoering met interface-optie
Toepassing/functie 391 624 625 693 OP DTM
Tijd instellen
IP-adr./Subnetmasker/Gateway-adr. toekennen/veranderen
DNS-serveradr. toekennen/veranderen -
PC/PLC-uitgang parametreren -
VEGA Inventory System instellingen -
Instrumenttrend -
Verzenden meetwaarden per e-mail congureren -
Verzenden meetwaarden per SMS congureren -
3)
Operating Panel (geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid)
4)
alleen bij VEGAMET 391
66
11 Bijlage
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
11.3 Afmetingen
73 mm
(2.87")
86,5 mm (3.41")
96 mm (3.78")
111 mm (4.37")
135 mm (5.32")
140 mm (5.51")
100 mm (3.94")
92 mm x 92 mm
(3.62" x 3.62)
119,5 mm (4.71")
96 mm (3.78")
Fig. 23: Afmetingen VEGAMET 391
99,5 mm (3.92")
108 mm (4.25")
89 mm (3.5")
14,5 mm
(0.57")
5 mm
(0.2")
8 mm
(0.32")
Fig. 24: Afmeting optionele DIN-railadapter
67
11 Bijlage
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
11.4 Industrieel octrooirecht
VEGA product lines are global protected by industrial property rights. Further information see
www.vega.com.
VEGA Produktfamilien sind weltweit geschützt durch gewerbliche Schutzrechte.
Nähere Informationen unter www.vega.com.
Les lignes de produits VEGA sont globalement protégées par des droits de propriété intellectuel-
le. Pour plus d'informations, on pourra se référer au site www.vega.com.
VEGA lineas de productos están protegidas por los derechos en el campo de la propiedad indu-
strial. Para mayor información revise la pagina web www.vega.com.
Линии продукции фирмы ВЕГА защищаются по всему миру правами на интеллектуальную
собственность. Дальнейшую информацию смотрите на сайте www.vega.com.
VEGA系列产品在全球享有知识产权保护。
进一步信息请参见网站<www.vega.com
11.5 Handelsmerken
Alle gebruikte merken en handels- en bedrijfsnamen zijn eigendom van hun rechtmatige eigenaar/
auteur.
68
INDEX
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
INDEX
A
Aanwijswaarde 27
ASCII-protocol 42
Assistent 20
B
Bediening 41
C
Channel 54
D
Data-matrix-code 8
Datuminstelling 22
Demping 24
DHCP 19, 40
Diagnose 28
DIN-railmontage 12
Display
Achtergrondverlichting 28
Helderheid 28
Taalomschakeling 28
Documentatie 8
Driehoekschot 54
Driver 39
Droogloopbeveiliging 26, 44
DTM 10, 19, 26, 39, 42
DTM Collection 41
Volledige versie 42
E
E-mail 39, 42
Ethernet 39, 42
Ethernet-interface 30
F
Fabrieksinstelling 29
Flowmeting 18, 23, 26, 54
Formulier retourzenden instrument 59
G
Gateway 21
H
Handleiding 8
HART 30
Hoofdmenu 20
Host-name 21
HTML 39
Hysterese 45
I
Inbedrijfname-assistent 20
Inbouwmogelijkheden 11
Ingang
4 … 20 mA 22
Actief 14
HART 22
Passief 14
Inregeling 23, 58
Max.-inregeling 24
Min.-inregeling 24
Instrumentinfo 30
Instrument-tag 21
Integratietijd 24
IP-adres 21, 39, 42
K
Kabel
Aarding 14
Afscherming 14
Potentiaalvereening 14
Kabelbreuk 58
Kalibratiedatum 31
Kogeltank 25
Kortsluiting kabel 58
L
Liggende ronde tank 25, 44
Linearisatie 25
Linearisatiecurve 25, 44
Lin. procent 27
M
MAC-adres 31
Meeteenheid 23
Meetplaats-TAG 25
Meetwaarde-aanwijzing 19
Modbus-TCP 42
Modem 40
Multidrop 30
Multiviewer 42
N
Netwerk 19
Niveaumeting 44
O
Online-help 31, 42
Onrustig productoppervlak 24
Overvulbeveiliging 6, 26, 44
69
INDEX
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
P
PACTware 10, 19, 26, 39
Palmer-Bowlus-Flume 54
Paneelinbouw 11
Parametrering 19
PIN 29, 30
Pompregeling 26, 45, 49
Potentiaalvereening 14
Primary Value 23
R
Rechthoekige overstort 54
Recycling 60
Relais 59
Relaisuitgang 26
Fail-safe relais 27, 58
Reparatie 59
Reset 29
RS232 40
Aansluitbezetting RS232-modemaansluit-
kabel 41
Communicatieprotocol 22
USB - RS232-adapter 41
RS232-interface 30
S
Schaalverdeling 25, 27, 44, 58
Schakelvenster 26
Scheidingslaagmeting 23
Schroefmontage 12
Secondary Value 23
Sensoradres 30
Sensoringang
Actief 14
Passief 14
Serienummer 8, 31
Service-hotline 57
Simulatie 28
Software-update 42
Storing 27
Fail-safe relais 26, 27
Oplossen 57
Storingsmelding 28, 58
Storingsoorzaken 57
Stroomuitgang 27
Subnetmasker 21
T
Taalomschakeling 28
Tankberekening 42
Tijdinstelling 22
Toegang op afstand 30
Toegangsbeveiliging 29, 30
Toepassingsgebied 9
Trapeziumschot 54
Trend 26
Trendherkenning 52
TÜV 6
Typeplaat 8
U
USB 39
USB - RS232-adapter 41
V
VEGA Inventory System 9, 30
VEGA Tools-app 8
Venturigoot 54
Visualisatie 39
VMI 9
V-notch 54
Voorraadregistratie 9
W
Webserver 42
WEEE-richtlijn 60
Werkingsprincipe 9
WHG 6
70
Notes
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
71
Notes
VEGAMET 391 • 4 … 20 mA/HART
36032-NL-170919
Printing date:
VEGA Grieshaber KG
Am Hohenstein 113
77761 Schiltach
Germany
36032-NL-170919
De gegevens omtrent leveromvang, toepassing, gebruik en bedrijfsomstandighe-
den van de sensoren en weergavesystemen geeft de stand van zaken weer op het
moment van drukken.
Wijzigingen voorbehouden
© VEGA Grieshaber KG, Schiltach/Germany 2017
Phone +49 7836 50-0
Fax +49 7836 50-201
www.vega.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Vega VEGAMET 391 Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding

Andere documenten