Alde Comfort 2923 Instructions For Use Manual

Categorie
AV-apparatuur staat
Type
Instructions For Use Manual
2
SE DK NO
A. Skorsten
B. Nivåmarkering för glykolvätska
C. Lucka
D. Panntermostat
E. Vattenmantel
F. Överhettningsskydd
G. Flamdämpare
H. Ventilationstrumma
I. Brännare
J. Insugningstratt
K. Fönster
L. Manöverpanel
M. Expansionskärl
N. Cirkulationspump
FR
A. Cheminée
B. Indication du niveau liquide
de glycol
C. Porte
D. Thermostat chaudière
E. Chemise d’eau
F. Protection contre les surcharges
G. Guide-flamme
H. Gaine de ventilation
I. Brûleur
J. Tubulure d’aspiration
K. Fenêtre
L. Panneau de commande
M. Vase d’expansion
N. Pompe de circulation
NL
A. Schoorsteen
B. Niveaustreepje voor
anti-vries/watermengsel
C. Luikje
D. Ketelthermostaat
E. Watergedeelte
F. Oververhittingsbeveiliging
G. Vlamvertrager
H. Ventilatiekanaal
I. Brander
J. Aanzuigtrechter
K. Kijkglas
L. Bedieningspaneel
M. Expansievat
N. Circulatiepomp
DE
A. Schornstein
B. Markierung des
Wasserniveaus
C. Klappe
D. Fühler für Kesselthermostat
E. Wassermantel
F. Überhitzungsschutz
G. Flammendämpfer
H. Frischluftkasten
I. Brenner
J. Ansaugtrichter
K. Fenster
L. Schaltpaneele
M. Expansiongefäß
N. Umwälzpumpe
GB
A. Chimney pipe
B. Level mark for glycol liquid
C. Cover
D. Boiler thermostat
E. Water jacket
F. Overheating protection
G. Flame damper
H. Ventilation duct
I. Burner
J. Inlet funnel
K. Window
L. Control panel
M. Expansion vessel
N. Circulation pump
FI
A. Savutorvi
B. Glykolinesteen tasomerkintä
C. Luukku
D. Kattilatermostaatti
E. Vesivaippa
F. Ylikuumenemissuoja
G. Liekkivaimennin
H. Tuuletusrumpu
I. Poltin
J. Imusuppilo
K. Ikkuna
L. Ohjaustaulu
M. Paisuntasäiliö
N. Kiertopumppu
22
Blz Hoofdstuk
20 1:0 De constructie van de ketel
20 1:1 Technische gegevens
20 2:0 De werking van de ketel
20 2:1 Functies van het bedieningspaneel
21 2:2 Het aanzetten van de gasketel
21 2:3 Het uitzetten van de gasketel
21 2:4 Hoe de verwarming het best wordt
inge - steld
21 2:5 Het instellen van de kamertemperatuur
21 2:6 Circulatiepomp
21 2:7 Electrische verwarming
22 3:0 Externe start
22 4:0 Warmwaterboiler
22 5:0 Onderhoud van het verwarmingssys-
teem 22 5:1 Ontluchting van het
verwarmingssysteem 23 6:0 Wetenswaardigheden
over vloeibaar gas 23 7:0 Storingssche-
ma
24 8:0 Garantie
Deze gebruiksaanwijzing dient zorgvuldig te worden
gelezen voordat de ketel in gebruik wordt genomen.
Deze gebruiksaanwijzing is goedgekeurd volgens
CE no. 048AO-0006 voor op vloeibaargas gestookte
verwarmingsketels van het type 2923 voor montage in
campers, caravans of gebouwen.
Het informatieplaatje en het fabricagenummer bevinden
zich aan de binnenkant van de ommanteling, naast het
expansievat.
1:0 De constructie van de ketel
De ketel werkt volgens het zogenaamde constante tem-
peratuur principe. Dit betekent dat er altijd verwarmd
water in de installatie is, dat kan gaan circuleren als de
kamerthermostaat aanslaat. Er is dus geen opwarmings-
tijd wanneer er warmte nodig is.
Via een aanzuigkanaal aan de onderkant van de ketel
wordt de verbrandingslucht naar de verbrandingsruimte
geleid.
Het gasblok en de brander zijn op een gemakkelijk te
demonteren plaat bevestigd. Deze plaat is in de ver-
brandings ruimte, in het onderste gedeelte van de ketel
gemonteerd. Boven de verbrandingsruimte zit het water-
gedeelte, dat bestaat uit een binnen- en een buitenpijp.
De tussenruimte tussen deze twee pijpen is het eigenlijke
waterreservoir. In de binnenste pijp zit de vlamvertra-
ger, die uit een geplooide metalen plaat bestaat. Deze
plaat dient ertoe om de warme rookgassen die van de
brander komen naar het watergedeelte te leiden, zodat
het water wordt opgewarmd. Van de bovenkant van het
water gedeelte loopt een leiding naar het expansievat.
In het expansievat zit een 12 Volt circulatiepomp, die de
verwarmde vloeistof door het systeem laat circuleren.
Onder het expansievat zit de bedieningsunit met een
thermostaatknop, een zekering, een stroomaansluiting
en een schakelaar. Helemaal boven in de ketel zit de
electrische aansluiting van de ketel. Naast de ketel is een
ventilatiekanaal aangebracht, dat buitenlucht aanzuigt en
deze lucht naar de ruimte rond het ver brandings gedeelte
van de ketel leidt. Deze lucht wordt door de stralings-
warmte verwarmd en komt door het venti latierooster aan
de voorkant van de ketel de kamer in.
1:1 Technische gegevens
Gas: Propaan Butaan
Effect: 5,4 kW (19,2 Mj/h) 6,2 kW (22,2 Mj/h)
Gasverbruik: Max 420 g/h Max 480 g/h
Gasdruk: 30 mbar (3 kPa)
Inhoud ketel (anti-vriesmengsel): 2,6 liter
Inhoud elektropatroon (anti-vriesmengsel): 1,0 liter
Systeemtemperatuur in ketel: 35 - 75 °C
2:0 De werking van de ketel
Als de kamerthermostaat aanslaat, start de circulatie-
pomp. De vloeistof in het systeem gaat dan circuleren.
De temperatuurvoeler op het watergedeelte registreert
dat de watertemperatuur kouder is dan de temperatuur
die met de thermostaat van de ketel is ingesteld. De
hoofdbrander gaat branden en verwarmt het water dat in
het systeem circuleert. Als de temperatuur de ingestelde
kamertemperatuur heeft bereikt slaat de circulatie-
pomp af. De temperatuurvoeler registreert dan dat de
watertemperatuur de ingestelde waarde heeft bereikt
en zorgt ervoor dat de hoofdbrander afslaat en dat het
waakvlammetje gaat branden. Als de water temperatuur
daarna weer een aantal graden zakt slaat de hoofdvlam
automatisch weer aan. Op deze manier wordt ervoor
gezorgd dat er altijd heet water in de ketel aanwezig is
als de kamerthermostaat aanslaat.
2:1 De functies van het bedie nings -
paneel
A. Normale positie voor de elektropatroon. Het ver-
warmingselement wordt gestuurd door de kamer-
thermostaat.
B. Constantpositie voor de elektropatroon. Het ver-
warmings element wordt gestuurd door de thermostaat
van de elektropatroon.
C. Een effect van 1000 Watt op de elektropatroon.
D. Een effect van 2000 Watt op de elektropatroon.
E. 230 Volt circulatiepomp voor de elektropatroon.
F. 12 Volt circulatiepomp voor de ketel.
G. Normale positie voor de 12 en 230 Volt circulatiepomp.
De pomp wordt aangestuurd door de kamer thermo-
staat.
H. Constantpositie voor de 12 en 230 Volt circulatiepomp.
De pomp loopt constant en de kamertemperatuur
wordt geregeld met de thermostaatknop van de ketel,
aangezien de systeemtemperatuur van de ketel kan
worden in gesteld. De constantpositie kan bijv. worden
gebruikt als er meerdere personen in de wagen aanwe-
zig zijn. Als men dan dicht bij de kamer thermostaat zit
bestaat de mogelijkheid dat lichaams warmte ertoe leidt
dat de kamerthermostaat reageert en de pomp afslaat
en dat de vloer en de ramen kou gaan afgeven.
Dit wordt voorkomen als de pomp constant blijft dra-
aien.
NL
23
I. Zekering 1 A.
J. Stroomaansluiting 12 V DC. (wordt o.a. gebruikt bij een
externe start (zie hoofdstuk 3.0).
K. Controlelampje voor ontstekingsvonk.
L. Thermostaatknop.
2:2 Het aanzetten van de gasketel.
1. Draai de hoofdkraan van de gastoevoor open.
2. Draai de thermostaatknop naar de ontstekingspositie
(zie fig 2). Het controlelampje voor de ontstekingsvonk
zal nu gaan knipperen.
3. Druk de thermostaat helemaal in. Houd de knop inged-
rukt gedurende 15 seconden nadat het controle-lampje
is uitgegaan. (De hoofdvlam brandt als het controle-
lampje is uitgegaan, maar om de ontstekings beveiliging
open te houden, dient de thermostaatknop de benodigde
tijd te worden ingedrukt).
4. Laat de thermostaatknop los.
5. Draai de knop naar de bedrijfspositie en stel de ge-
wenste temperatuur in (zie hoofdstuk 2.4).
6. Als het controlelampje direct weer gaat knipperen nadat
de knop is losgelaten, betekent dit dat de hoofd brander
weer is uitgegaan. Druk de knop nog een keer in, maar
houd hem deze keer iets langer ingedrukt.
7. Door het kijkglaasje in de onderste mantelplaat kunt U
controleren of de brander brandt.
Als de ketel uit gaat, moet de thermostaatknop naar de
stoppositie worden gedraaid (zie fig.3). Wacht drie minuten
en steek de brander opnieuw aan.
De ketel is voorzien van een automatische zelfontsteking.
Als de ketel om de een of andere reden uit mocht gaan,
houdt dit in dat de ketel uit zichzelf opnieuw zal trachten
te starten na ca. 20 seconden (totdat de ontstekings-
beveiliging de gastoevoer onderbreekt). Mocht het gas
opraken als de ketel in bedrijf is begint het controlelampje
te knipperen totdat de ketel wordt uitgezet, of totdat de
ketel opnieuw wordt gestart.
2:3 Het uitzetten van de gasketel
1. Draai de thermostaatknop rechtsom tot de stoppositie
(zie fig 2). Na ca 20 seconden zal een ”klikgeluid” aan-
geven dat de ontstekingsbeveiliging is afgesloten.
2. Zet de circulatiepomp uit.
3. Draai de hoofdkraan van de gastoevoer dicht.
N.B. Een ketel die is uitgezet of uitgegaan mag pas na
3 minuten weer opnieuw worden ontstoken.
2:4 Hoe de verwarming het best
wordt inge steld
Om een aangename verwarming en een zuinige verbran-
ding te verkrijgen is het belangrijk, dat de water temperatuur
van het systeem optimaal wordt ingesteld. Bij lage buiten-
temperatuur is een hogere water temperatuur nodig dan
bij meer normale temperatuur verhoudingen. De ideale
instelling van de thermostaat knop wordt bereikt als de
circulatiepomp voor ca 75% van de tijd in bedrijf is.
Als de ketel koud is, mag de thermostaat gedurende de
eerste 10 minuten niet op maximum worden gezet. Zet de
thermostaat de eerste 10 minuten in de middenpositie.
De getallen op de knop van de thermostaat corre sponderen
met het aantal graden van de water temperatuur in de
ketel volgens de gegevens van fig. 4.
Bij koud weer kunnen de gasverwarming en de elektro-
patroon gelijktijdig in bedrijf worden gesteld. Op deze ma-
nier wordt een maximaal effect van de ketel verkregen.
Als de ketel wordt gebruikt in hoog gelegen gebieden,
verandert het kookpunt van het vloeistofmengsel van-
wege het luchtdrukverschil. Als deze situatie zich voor-
doet moet de systeemtemperatuur van de unit worden
verlaagd in verhouding tot de hoogte waarop men zich
bevindt (zie fig 5).
Om het principe van een op water gebaseerd ver-
warmingssysteem goed te kunnen benutten is het van
belang dat de circulatielucht vrij kan passeren onder
bedkasten en achter de rugkussens. Als de wagen
wordt voorzien van vaste vloerbedekking, moet er voor
worden gezorgd dat de inzuigopeningen van de warmte-
wisselaars vrij blijven. Het is ook belangrijk dat kussens
en dekens de luchtcirculatie achter de rugkussens niet
belemmeren.
2:5 Het instellen van de kamer -
tempera tuur
Door middel van de kamerthermostaat kan de in de
wagen gewenste temperatuur worden ingesteld. De
draaiknop van de thermostaat is voorzien van een schaal
van 5 - 30 °C.
2:6 De circulatiepomp
Om het opgewarmde water in het systeem te laten
circuleren is een circulatiepomp nodig. Voor de standaard-
uitvoering van de gasketel is een pomp van 12 Volt
geinstalleerd. De unit kan bovendien worden uitgebreid
met een elektropatroon die is voorzien van een 230 Volt
circulatiepomp.
De keuze van de pomp die gebruikt gaat worden, en te-
vens de keuze tussen thermostaataansturing en constant
gebruik wordt gedaan op het bedieningspaneel.
2:7 Elektrische verwarming
Als er een elektropatroon is gemonteerd kan deze al-
leen worden gebruikt indien er een 230 Volt electrische
aansluiting aanwezig is. De elektropatroon wordt in
twee uitvoeringen geleverd. Eén zonder en één met
circulatie pomp. Het effekt van de elektropatroon ligt
op 1000 en 2000 Watt. Het gewenste effect wordt via
het bedienings paneel geselecteerd. Aan de binnenkant
van de bemanteling van de elektropatroon zitten twee
thermo staten. De ene thermostaat zorgt ervoor dat de
elektropatroon een constante bedrijfstemperatuur van
80 °C houdt, terwijl de andere als een beveiliging tegen
oververhitting functioneert, voor het geval dat de spiraal
om de een of andere reden zou droogkoken. Als deze
beveiliging het systeem heeft geblokkeerd kan deze weer
worden teruggezet door het resetknopje aan de zijkant
van de elektropatroon in te drukken (zie fig. 6A).
Zorg ervoor dat textiel en ander brandbaar materiaal niet
in contact kan komen met de elektropatroonunit.
N.B.! Alle electrische reparaties en/of ingrepen mo-
eten worden gedaan door een vakman.
NL
24
3:0 Externe start
(alleen van toepassing indien een elektropatroon is
gemonteerd)
Wilt U dat de wagen is opgewarmd als U arriveert?
In dat geval kan Uw buurman of de campingbeheerder
de verwarming starten zonder naar binnen te gaan. Een
voorwaarde is in dit geval dat er een elektropatroon is
gemonteerd en dat er een adapter (artikel nr. 2921 520)
op de elektropatroonunit is aangesloten.
Ga op de volgende manier te werk:
1. Zet de adapter in een 230 Volt stopcontact.
2. Zet het 12 Volt contactstekkertje in het stekkercontact
op het bedieningspaneel van de ketel (zie fig. 1J).
3. Stel het gewenste effect voor de circulatiepomp in op
het bedieningspaneel.
4. Zet de hoofdschakelaar in de wagen uit.
5. Leg de 230 Volt kabel uit, naar een electriciteitspaal
of naar de stroomkast van de wagen.
6. Als dan de verwarming gestart moet worden, kan de
stekker van de stroomkabel in de het paalcontact of
in de stroomkast van de wagen worden gestoken.
7. De elektropatroon en de circulatiepomp starten dan
dankzij de adapter die de stroomspanning naar 12 Volt
transformeert.
4:0 Warmwaterboiler
Deze gasketel kan worden uitgerust met een roest-
vrijstalen boiler van het z.g. voorraadtype. Deze boiler
heeft een volume van 7 liter en levert bij maximaal gebruik
een hoeveeiheid van 12,5 liter water van 40 °C.
Als de boiler gebruikt moet worden dient de gasver-
warming 20 minuten van te voren worden aangestoken
en op maximale verwarming worden ingesteld om een
maximale hoeveelheid warm water te verkrijgen. Als de
elektro patroon wordt gebruikt moet een langere opwarm-
tijd in acht worden genomen.
De boiler moet altijd goed gespoeld worden, voordat
deze in gebruik wordt genomen, vooral als deze lange
tijd niet is gebruikt.
N.B.! Hoewel de boiler tegen vorst is beschermd,
moet deze toch worden afgetapt als het risico voor
vorst zich voordoet en de wagen niet wordt gebru-
ikt.
Tap de boiler op de volgende manier af:
Leeg het waterreservoir. Draai de aftapkraan van de wa-
terleiding open (fig 6b) en open ook de ontluchtingsnippel
van de boiler (fig 6c) en laat het water dat in de boiler zit
eruit lopen. Als er geen aftapkraan is gemonteerd, kan
ook de slang van de nippel aan de boiler worden losge-
maakt. Laat het geheel op deze manier staan totdat de
wagen weer in gebruik wordt genomen.
5:0 Onderhoud van het
ver war mings systeem
Controleer regelmatig het vloeistofniveau in het expan-
sievat van de ketel. Als de ketel koud is, dient het niveau
ca. 1 cm boven het minimumstreepje te staan.
Het systeem moet worden gevuld met water en 40%
anti-vries van hetzelfde soort als in automotoren wordt
gebruikt (geen dieselmotoren). Indien de installatie aan
temperaturen lager dan -25 °C wordt blootgesteld moet
het anti-vriesgehalte worden verhoogd, doch niet meer
dan tot 50%.
Het anti-vriesgehalte moet worden gecontroleerd voordat
water wordt bijgevuld, om te verhinderen dat de concen-
tratie van anti-vries in het mengsel te hoog wordt.
Het anti-vriesmengsel moet om de twee jaar worden
ververst, omdat de eigenschappen van de anti-vries,
zoals b.v. roestwering slechter worden.
Het verwarmingssysteem mag nooit zonder antivries-
vloeistof komen te staan.
Als het vloeistofniveau zakt om een andere reden dan
gewone verdamping, moeten alle verbindingen, de aftap-
kraan en ontluchtingsnippels worden gecontroleerd op
lekkage. Als er anti-vriesvloeistof heeft gelekt, moet dit
worden weggespoeld en drooggeveegd.
Ook het gassysteem moet regelmatig op lekkage worden
gecontroleerd, zodat aansluitingen, verbindingen en
slangen niet lekken. De slangen die voor het gas worden
gebruikt moeten om de twee jaar worden vervangen,
aangezien deze uitdrogen en scheurtjes krijgen, hetgeen
lekkage tot gevolg kan hebben.
Het bijvullen van de vloeistof:
Zorg ervoor dat de caravan / camper horizontaal staat
voordat er wordt bijgevuld, zodat er geen luchtzakken
kunnen ontstaan. Controleer eerst of alle ontluch tings-
nippels en kranen dicht zijn. Verwijder de bovenste
frontplaat (zie fig 7) trek deze eerst naar boven, met de
onderkant naar buiten gericht en daarna naar beneden.
Draai de moer van de pomp los en til de pomp op. Giet
het mengsel van water en anti-vries voorzichtig in het
expansievaatje.
N.B. Alcohol mag niet als vorstwerend middel worden
gebruikt. Er mag geen radiatorcement in het systeem
worden gebruikt
5:1 Ontluchting van het systeem
Tijdens het bijvullen van de vloeistof kunnen er lucht-
zakken ontstaan afhankelijk van de manier waarop
het systeem is geïnstalleerd. Als de warmte b.v. niet
verder komt dan slechts één meter, ondanks dat de
circulatiepomp draait, is dit een teken dat er lucht in het
systeem zit.
Ontluchten:
Zorg ervoor dat de ketel in bedrijf is. Zet de circulatie-
pomp uit. Draai eerst de ontluchtingsnippels open (zie
instructieboekje van de wagen om te zien waar ze zit-
ten). Laat ze open staan tot er water uit de nippels komt.
Start daarna de circulatiepomp en laat deze een poosje
draaien. Controleer of de leidingen en de radiatoren in
de hele wagen warm worden.
Als het ontluchten moeilijk gaat, kan men op de
volgende manier te werk gaan:
Zet de circulatiepomp uit. Krik de wagen aan de achter-
zijde op, of zet de wagen op een helling (zie fig. 8). Laat
de wagen zo enige tijd staan, zodat de lucht naar boven
kan komen.
Draai de ontluchtingsnippel die op het hoogste punt zit
los en houdt deze open totdat alle lucht naar buiten is
NL
25
Er is een ontstekingsvonk maar de ketel
start niet
1. Is het gas op?
2. Staat de hoofdkraan helemaal open?
3. Als de ketel lange tijd niet heeft gebrand of als de gasfles
is verwisseld kan het langer dan normaal duren voordat
de brander ontsteekt.
4. De thermostaatknop moet helemaal worden ingedrukt
als de ketel wordt gestart.
5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact
op met de servicewerkplaats.
Er komt geen vonk
1. Controleer of er 12 volt stroom op de installatie is aang-
esloten.
2. Controleer of de zekering heel is.
3. Controleer of het controlelampje voor de ontsteking
knippert.
4. Verwijder de onderste frontplaat. Controleer of de ka-
bels van de ontstekingstransformator (een klein zwart
kastje, precies boven de bedieningskast) en kijk of de
microschakelaar (onder de thermostaat) goed vast zit
en of er soms roest of aanslag op de contactstekkertjes
zit.
5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact
op met de servicewerkplaats.
De ketel ontsteekt, maar gaat meteen weer uit als
de thermostaat wordt losgelaten
1. Herhaal de ontstekingsprocedure zoals beschreven
in hoofdstuk 2:2 (wacht eerst drie minuten voordat U
de ketel opnieuw aansteekt). Zorg ervoor dat U de
thermostaatknop helemaal indrukt en houd deze vast
gedurende 20 - 30 seconden nadat het controlelampje
uit is gegaan.
2. Controleer of het waakvlammetje de punt van het ther-
moelement raakt (rechts van het waakvlammetje).
3. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact
op met de servicewerkplaats.
De ketel kookt
1. Draai de thermostaat naar positie 1 (laagste temp-
eratuur) en controleer of de hoofdvlam uitgaat, hetgeen
zou moeten gebeuren.
2. Controleer of de temperatuurvoeler op de goede plaats
zit vastgeklemd. Deze zit met een veerklemmetje op
het ketellichaam vast, precies onder de bedienings-
kast. Tussen het ketellichaam en de voeler hoort
warmtegeleidende kit te zitten.
3. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact
op met de servicewerkplaats.
De circulatiepomp vibreert (12 Volt)
1. Draai de bevestigingsmoer van de circulatiepomp los.
2. Verdraai de pomp een stukje en zet hem weer vast.
3. Controleer of de rubberen koppeling tussen de motor en
het asje recht zit en niet slingert tijdens het draaien.
4. Controleer of er op de bodem van het expansievat niets
in de weg ligt, dat het vrij draaien van de pomp kan
verhinderen.
5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact
op met de servicewerkplaats.
gekomen.
Krik daarna de wagen aan de voorkant op en herhaal
bovenstaande procedure (zie fig. 9).
Zet de auto weer horizontaal en start de circulatiepomp.
Als de toevoerleiding en de retourleiding ongeveer even
warm zijn, is de lucht uit het systeem verdwenen. Bij het
ontluchten van het systeem in caravans kunnen het ste-
unwiel en de steunpoten worden gebruikt om de wagen
omhoog en omlaag te krijgen.
Na het bijvullen van het systeem kunnen er ook kleine
luchtbelletjes ontstaan. Stop de circulatiepomp een aantal
seconden, zodat de luchtbelletjes kunnen ontsnappen.
Fig 8 - 9 A. Ontluchtingsnippel B. Lucht
6:0 Wetenswaardigheden over
vloei baar gas
Vloeibaar gas is een petroleumproduct dat officiëel
”Liquified Petroleum Gas” wordt genoemd. Dit gas be-
staat voor het grootste gedeelte uit butaan en propaan.
Propaan heeft het voordeel dat het vergast tot -40 °C,
terwijl butaan slecht werkt onder 10 °C. Daarom wordt
bijna uitsluitend propaan als gas gebruikt. In de gasfles is
het in vloeibare- en gasvorm verkrijgbaar. Als de gasfles
wordt gevuld veranderd het gas door de compressie in
vloeibaar gas. Als de gasfles wordt opengedraaid, wordt
het vloeibare gas weer omgezet tot gewoon gas.
Als vloeibaar gas verbrandt, komt er alleen CO
2
en water-
damp vrij, net als de lucht die wijzelf uitademen. Om een
goede volledige verbranding te krijgen moet er worden
gezorgd voor een goede luchttoevoer. Vloeibaar gas is
milieuvriendelijk en geeft geen roetvorming bij volledige
verbranding. Het kan in gasflessen worden bewaard voor
onbepaalde tijd, zonder dat de kwaliteit verslechterd.
Er bevinden zich in het gas geen giftige bestandsdelen.
Daarentegen kan het inademen ervan een verdovende
werking hebben, en ademnood en verstikkingssympto-
men tot gevolg hebben. Deze symptomen verdwijnen
snel als gewone lucht of zuurstofgas wordt ingeademd.
Het risico bestaat dat lekkend gas ontsteekt, met een
explosie als gevolg. Aangezien vloeibaar gas gifvrij is,
is er een reukstof aan het gas toegevoegd, die een dui-
delijke doordringende lucht afgeeft, zelfs als de gelekte
gasconcentratie slechts een vijfde gedeelte bedraagt van
de hoeveelheid die als de laagste explosiegrens wordt
beschouwd.
De brander werkt meestal met een lagere druk dan de
druk die zich in de gasfles bevindt. De meest normale
druk is de lage druk (max 5kPa). Deze lage druk wordt
verkregen doordat het gas een reduceerventiel moet pas-
seren. Apparaten die met lage druk werken zijn meestal
geruislozer dan apparaten die een hogere werkdruk
nodig hebben.
7:0 Storingsschema
Onderstaand schema kan hulp bieden bij het opsporen
van storingen in de installatie.
NL
26
Storend geluid in de circulatiepomp (12 Volt)
1. Smeer het centrumgat aan de bovenkant van de
pompmotor met een druppeltje naaimachineolie.
2. Als het geluid niet verdwijnt of na korte tijd weer terug-
komt moet de motor worden vervangen.
De circulatiepomp (12 Volt) start niet
1. Controleer of de schakelaar van de kamerthermostaat
in de positie ”ON” staat.
2. Controleer of de ingestelde temperatuur op de kamer-
thermostaat hoger is dan de temperatuur in de wa-
gen.
3. Controleer of de keuzeknop voor de circulatiepomp
op het bedieningspaneel op 12 Volt staat.
4. Verwijder de gele beschermkap op de circulatiepomp
en controleer of de kabels goed vast zitten, en of de
12 Volt stuurstroom aanwezig is.
5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact
op met de servicewerkplaats.
De ingestelde temperatuur op de kamer-
thermostaat klopt niet met de temperatuur in
de wagen
1. Controleer de temperatuur in de wagen met een goede
thermometer.
2. Verwijder de kap van de kamerthermostaat (druk het
knopje aan de rechterkant in en trek het kapje recht
naar voren).
3. Trek de knop eruit en verzet deze op zo’n manier, dat
het aantal graden correspondeert met de gemeten
temperatuur en druk daarna de knop weer vast.
4. Zet het kapje weer terug en controleer of de tempera-
tuur nu goed wordt aangewezen.
De elektropatroon werkt niet meer
1. Controleer of er 230 Volt spanning in het stopcontact
aanwezig is.
2. Controleer of de relais die in het mechanisme van de
elektropatroon zitten contact maken (er kan een zachte
klik worden gehoord).
3. Controleer of de oververhittingsbeveiliging is aan-
gesproken. Als dit zo is, moet het knopje dat aan de
zijkant van de elektropatroon zit worden ingedrukt.
4. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact
op met de servicewerkplaats.
Er komt te weinig water uit de warmwaterboi-
ler
1. Controleer of de ingestelde temperatuur op de thermo-
staatknop van de ketel op maximum staat.
8:0 Garantie
De garantie van Alde is geldig vanaf de leverantiedatum
en geldt alleen materiaal en fabricagefouten, onder de
voorwaarde dat deze gebruiks aanwijzing werd toegepast.
En de garantiekaart na aankoop is ingestuurd.
N.B. Voor reparaties e.d. mogen alleen originele reserve-
onderdelen van Alde worden gebruikt.
NL
Wrangels allé 90 • Box 11066 • 291 11 Färlöv • Kristianstad • Sweden
Tel +46 (0)44 712 70 • Fax +46 (0)44 718 48 • www.alde.se • e-mail: [email protected]
Rev 758 • 200 ex
Alde International Systems AB

Documenttranscriptie

SE A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. Skorsten Nivåmarkering för glykolvätska Lucka Panntermostat Vattenmantel Överhettningsskydd Flamdämpare Ventilationstrumma Brännare Insugningstratt Fönster Manöverpanel Expansionskärl Cirkulationspump GB A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. FI DK NO Chimney pipe Level mark for glycol liquid Cover Boiler thermostat Water jacket Overheating protection Flame damper Ventilation duct Burner Inlet funnel Window Control panel Expansion vessel Circulation pump A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. NL A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. 2 Schoorsteen Niveaustreepje voor anti-vries/watermengsel Luikje Ketelthermostaat Watergedeelte Oververhittingsbeveiliging Vlamvertrager Ventilatiekanaal Brander Aanzuigtrechter Kijkglas Bedieningspaneel Expansievat Circulatiepomp Savutorvi Glykolinesteen tasomerkintä Luukku Kattilatermostaatti Vesivaippa Ylikuumenemissuoja Liekkivaimennin Tuuletusrumpu Poltin Imusuppilo Ikkuna Ohjaustaulu Paisuntasäiliö Kiertopumppu DE Schornstein Markierung des Wasserniveaus Klappe Fühler für Kesselthermostat Wassermantel Überhitzungsschutz Flammendämpfer Frischluftkasten Brenner Ansaugtrichter Fenster Schaltpaneele Expansiongefäß Umwälzpumpe FR A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. Cheminée Indication du niveau liquide de glycol Porte Thermostat chaudière Chemise d’eau Protection contre les surcharges Guide-flamme Gaine de ventilation Brûleur Tubulure d’aspiration Fenêtre Panneau de commande Vase d’expansion Pompe de circulation NL Blz Hoofdstuk 20 1:0 De constructie van de ketel 20 1:1 Technische gegevens 20 2:0 De werking van de ketel 20 2:1 Functies van het bedieningspaneel 21 2:2 Het aanzetten van de gasketel 21 2:3 Het uitzetten van de gasketel 21 2:4 Hoe de verwarming het best wordt inge­- steld 21 2:5 Het instellen van de kamertemperatuur 21 2:6 Circulatiepomp 21 2:7 Electrische verwarming 22 3:0 Externe start 22 4:0 Warmwaterboiler 22 5:0 Onderhoud van het verwarmingssysteem 22 5:1 Ontluchting van het verwarmingssysteem 23 6:0 Wetenswaardigheden over vloeibaar gas 23 7:0 Storingsschema 24 8:0 Garantie Deze gebruiksaanwijzing dient zorgvuldig te worden gelezen voordat de ketel in gebruik wordt genomen. Deze gebruiksaanwijzing is goedgekeurd volgens CE no. 048AO-0006 voor op vloeibaargas gestookte verwarmingsketels van het type 2923 voor montage in campers, caravans of gebouwen. Het informatieplaatje en het fabricagenummer bevinden zich aan de binnenkant van de ommanteling, naast het expansievat. 1:0 De constructie van de ketel De ketel werkt volgens het zogenaamde constante temperatuur principe. Dit betekent dat er altijd verwarmd water in de installatie is, dat kan gaan circuleren als de kamerthermostaat aanslaat. Er is dus geen opwarmings­ tijd wanneer er warmte nodig is. Via een aanzuigkanaal aan de onderkant van de ketel wordt de verbrandingslucht naar de verbrandingsruimte geleid. Het gasblok en de brander zijn op een gemakkelijk te demonteren plaat bevestigd. Deze plaat is in de ver­ brandings­ruimte, in het onderste gedeelte van de ketel gemonteerd. Boven de verbrandingsruimte zit het water­ gedeelte, dat bestaat uit een binnen- en een buitenpijp. De tussenruimte tussen deze twee pijpen is het eigenlijke waterreservoir. In de binnenste pijp zit de vlamvertrager, die uit een geplooide metalen plaat bestaat. Deze plaat dient ertoe om de warme rookgassen die van de brander komen naar het watergedeelte te leiden, zodat het water wordt opgewarmd. Van de bovenkant van het water­gedeelte loopt een leiding naar het expansievat. In het expansievat zit een 12 Volt circulatiepomp, die de verwarmde vloeistof door het systeem laat circuleren. Onder het expansievat zit de bedieningsunit met een thermostaatknop, een zekering, een stroomaansluiting en een schakelaar. Helemaal boven in de ketel zit de 22 electrische aansluiting van de ketel. Naast de ketel is een ventilatiekanaal aangebracht, dat buitenlucht aanzuigt en deze lucht naar de ruimte rond het ver­brandings­gedeelte van de ketel leidt. Deze lucht wordt door de stralings­ warmte verwarmd en komt door het venti­latierooster aan de voorkant van de ketel de kamer in. 1:1 Technische gegevens Gas: Propaan Butaan Effect: 5,4 kW (19,2 Mj/h) 6,2 kW (22,2 Mj/h) Gasverbruik: Max 420 g/h Max 480 g/h Gasdruk: 30 mbar (3 kPa) Inhoud ketel (anti-vriesmengsel): 2,6 liter Inhoud elektropatroon (anti-vriesmengsel): 1,0 liter Systeemtemperatuur in ketel: 35 - 75 °C 2:0 De werking van de ketel Als de kamerthermostaat aanslaat, start de circulatie­ pomp. De vloeistof in het systeem gaat dan circuleren. De temperatuurvoeler op het watergedeelte registreert dat de watertemperatuur kouder is dan de temperatuur die met de thermostaat van de ketel is ingesteld. De hoofdbrander gaat branden en verwarmt het water dat in het systeem circuleert. Als de temperatuur de ingestelde kamertemperatuur heeft bereikt slaat de circulatiepomp af. De temperatuurvoeler registreert dan dat de watertemperatuur de ingestelde waarde heeft bereikt en zorgt ervoor dat de hoofdbrander afslaat en dat het waakvlammetje gaat branden. Als de water­temperatuur daarna weer een aantal graden zakt slaat de hoofdvlam automatisch weer aan. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat er altijd heet water in de ketel aanwezig is als de kamerthermostaat aanslaat. 2:1 De functies van het bedie­nings­ paneel A. Normale positie voor de elektropatroon. Het ver­ warmingselement wordt gestuurd door de kamer­ thermostaat. B. Constantpositie voor de elektropatroon. Het ver­ warmings­element wordt gestuurd door de thermostaat van de elektropatroon. C. Een effect van 1000 Watt op de elektropatroon. D. Een effect van 2000 Watt op de elektropatroon. E. 230 Volt circulatiepomp voor de elektropatroon. F. 12 Volt circulatiepomp voor de ketel. G. Normale positie voor de 12 en 230 Volt circulatiepomp. De pomp wordt aangestuurd door de kamer­thermo­ staat. H. Constantpositie voor de 12 en 230 Volt circulatiepomp. De pomp loopt constant en de kamertemperatuur wordt geregeld met de thermostaatknop van de ketel, aangezien de systeemtemperatuur van de ketel kan worden in­gesteld. De constantpositie kan bijv. worden gebruikt als er meerdere personen in de wagen aanwezig zijn. Als men dan dicht bij de kamer­thermostaat zit bestaat de mogelijkheid dat lichaams­warmte ertoe leidt dat de kamerthermostaat reageert en de pomp afslaat en dat de vloer en de ramen kou gaan afgeven. Dit wordt voorkomen als de pomp constant blijft draaien. NL I. Zekering 1 A. J. Stroomaansluiting 12 V DC. (wordt o.a. gebruikt bij een externe start (zie hoofdstuk 3.0). K. Controlelampje voor ontstekingsvonk. L. Thermostaatknop. 2:2 Het aanzetten van de gasketel. 1. Draai de hoofdkraan van de gastoevoor open. 2. Draai de thermostaatknop naar de ontstekingspositie (zie fig 2). Het controlelampje voor de ontstekingsvonk zal nu gaan knipperen. 3. Druk de thermostaat helemaal in. Houd de knop ingedrukt gedurende 15 seconden nadat het controle-lampje is uitgegaan. (De hoofdvlam brandt als het controle­ lampje is uitgegaan, maar om de ontstekings­beveiliging open te houden, dient de thermostaatknop de benodigde tijd te worden ingedrukt). 4. Laat de thermostaatknop los. 5. Draai de knop naar de bedrijfspositie en stel de gewenste temperatuur in (zie hoofdstuk 2.4). 6. Als het controlelampje direct weer gaat knipperen nadat de knop is losgelaten, betekent dit dat de hoofd­brander weer is uitgegaan. Druk de knop nog een keer in, maar houd hem deze keer iets langer ingedrukt. 7. Door het kijkglaasje in de onderste mantelplaat kunt U controleren of de brander brandt. Als de ketel uit gaat, moet de thermostaatknop naar de stoppositie worden gedraaid (zie fig.3). Wacht drie minuten en steek de brander opnieuw aan. De ketel is voorzien van een automatische zelfontsteking. Als de ketel om de een of andere reden uit mocht gaan, houdt dit in dat de ketel uit zichzelf opnieuw zal trachten te starten na ca. 20 seconden (totdat de ontstekings­ beveiliging de gastoevoer onderbreekt). Mocht het gas opraken als de ketel in bedrijf is begint het controlelampje te knipperen totdat de ketel wordt uitgezet, of totdat de ketel opnieuw wordt gestart. 2:3 Het uitzetten van de gasketel 1. Draai de thermostaatknop rechtsom tot de stoppositie (zie fig 2). Na ca 20 seconden zal een ”klikgeluid” aan­ geven dat de ontstekingsbeveiliging is afgesloten. 2. Zet de circulatiepomp uit. 3. Draai de hoofdkraan van de gastoevoer dicht. N.B. Een ketel die is uitgezet of uitgegaan mag pas na 3 minuten weer opnieuw worden ontstoken. 2:4 Hoe de verwarming het best wordt inge­steld Om een aangename verwarming en een zuinige verbranding te verkrijgen is het belangrijk, dat de water­temperatuur van het systeem optimaal wordt ingesteld. Bij lage buitentemperatuur is een hogere water­temperatuur nodig dan bij meer normale temperatuur­verhoudingen. De ideale instelling van de thermostaat­knop wordt bereikt als de circulatiepomp voor ca 75% van de tijd in bedrijf is. Als de ketel koud is, mag de thermostaat gedurende de eerste 10 minuten niet op maximum worden gezet. Zet de thermostaat de eerste 10 minuten in de middenpositie. De getallen op de knop van de thermostaat corre­sponderen met het aantal graden van de water­temperatuur in de ketel volgens de gegevens van fig. 4. Bij koud weer kunnen de gasverwarming en de elektro­ patroon gelijktijdig in bedrijf worden gesteld. Op deze manier wordt een maximaal effect van de ketel verkregen. Als de ketel wordt gebruikt in hoog gelegen gebieden, verandert het kookpunt van het vloeistofmengsel vanwege het luchtdrukverschil. Als deze situatie zich voordoet moet de systeemtemperatuur van de unit worden verlaagd in verhouding tot de hoogte waarop men zich bevindt (zie fig 5). Om het principe van een op water gebaseerd ver­ warmingssysteem goed te kunnen benutten is het van belang dat de circulatielucht vrij kan passeren onder bedkasten en achter de rugkussens. Als de wagen wordt voorzien van vaste vloerbedekking, moet er voor worden gezorgd dat de inzuigopeningen van de warmte­ wisselaars vrij blijven. Het is ook belangrijk dat kussens en dekens de luchtcirculatie achter de rugkussens niet belemmeren. 2:5 Het instellen van de kamer­- tempera­tuur Door middel van de kamerthermostaat kan de in de wagen gewenste temperatuur worden ingesteld. De draaiknop van de thermostaat is voorzien van een schaal van 5 - 30 °C. 2:6 De circulatiepomp Om het opgewarmde water in het systeem te laten circuleren is een circulatiepomp nodig. Voor de standaard­ uitvoering van de gasketel is een pomp van 12 Volt geinstalleerd. De unit kan bovendien worden uitgebreid met een elektropatroon die is voorzien van een 230 Volt circulatiepomp. De keuze van de pomp die gebruikt gaat worden, en tevens de keuze tussen thermostaataansturing en constant gebruik wordt gedaan op het bedieningspaneel. 2:7 Elektrische verwarming Als er een elektropatroon is gemonteerd kan deze alleen worden gebruikt indien er een 230 Volt electrische aansluiting aanwezig is. De elektropatroon wordt in twee uitvoeringen geleverd. Eén zonder en één met circulatie­pomp. Het effekt van de elektropatroon ligt op 1000 en 2000 Watt. Het gewenste effect wordt via het bedienings­paneel geselecteerd. Aan de binnenkant van de bemanteling van de elektropatroon zitten twee thermo­staten. De ene thermostaat zorgt ervoor dat de elektropatroon een constante bedrijfstemperatuur van 80 °C houdt, terwijl de andere als een beveiliging tegen oververhitting functioneert, voor het geval dat de spiraal om de een of andere reden zou droogkoken. Als deze beveiliging het systeem heeft geblokkeerd kan deze weer worden teruggezet door het resetknopje aan de zijkant van de elektropatroon in te drukken (zie fig. 6A). Zorg ervoor dat textiel en ander brandbaar materiaal niet in contact kan komen met de elektropatroonunit. N.B.! Alle electrische reparaties en/of ingrepen mo­ eten worden gedaan door een vakman. 23 NL 3:0 Externe start (alleen van toepassing indien een elektropatroon is gemonteerd) Wilt U dat de wagen is opgewarmd als U arriveert? In dat geval kan Uw buurman of de campingbeheerder de verwarming starten zonder naar binnen te gaan. Een voorwaarde is in dit geval dat er een elektropatroon is gemonteerd en dat er een adapter (artikel nr. 2921 520) op de elektropatroonunit is aangesloten. Ga op de volgende manier te werk: 1. Zet de adapter in een 230 Volt stopcontact. 2. Zet het 12 Volt contactstekkertje in het stekkercontact op het bedieningspaneel van de ketel (zie fig. 1J). 3. Stel het gewenste effect voor de circulatiepomp in op het bedieningspaneel. 4. Zet de hoofdschakelaar in de wagen uit. 5. Leg de 230 Volt kabel uit, naar een electriciteitspaal of naar de stroomkast van de wagen. 6. Als dan de verwarming gestart moet worden, kan de stekker van de stroomkabel in de het paalcontact of in de stroomkast van de wagen worden gestoken. 7. De elektropatroon en de circulatiepomp starten dan dankzij de adapter die de stroomspanning naar 12 Volt transformeert. 4:0 Warmwaterboiler Deze gasketel kan worden uitgerust met een roest­ vrijstalen boiler van het z.g. voorraadtype. Deze boiler heeft een volume van 7 liter en levert bij maximaal gebruik een hoeveeiheid van 12,5 liter water van 40 °C. Als de boiler gebruikt moet worden dient de gasverwarming 20 minuten van te voren worden aangestoken en op maximale verwarming worden ingesteld om een maximale hoeveelheid warm water te verkrijgen. Als de elektro­patroon wordt gebruikt moet een langere opwarmtijd in acht worden genomen. De boiler moet altijd goed gespoeld worden, voordat deze in gebruik wordt genomen, vooral als deze lange tijd niet is gebruikt. N.B.! Hoewel de boiler tegen vorst is beschermd, moet deze toch worden afgetapt als het risico voor vorst zich voordoet en de wagen niet wordt gebru­ ikt. Tap de boiler op de volgende manier af: gebruikt (geen dieselmotoren). Indien de installatie aan temperaturen lager dan -25 °C wordt blootgesteld moet het anti-vriesgehalte worden verhoogd, doch niet meer dan tot 50%. Het anti-vriesgehalte moet worden gecontroleerd voordat water wordt bijgevuld, om te verhinderen dat de concentratie van anti-vries in het mengsel te hoog wordt. Het anti-vriesmengsel moet om de twee jaar worden ververst, omdat de eigenschappen van de anti-vries, zoals b.v. roestwering slechter worden. Het verwarmingssysteem mag nooit zonder antivries­ vloeistof komen te staan. Als het vloeistofniveau zakt om een andere reden dan gewone verdamping, moeten alle verbindingen, de aftapkraan en ontluchtingsnippels worden gecontroleerd op lekkage. Als er anti-vriesvloeistof heeft gelekt, moet dit worden weggespoeld en drooggeveegd. Ook het gassysteem moet regelmatig op lekkage worden gecontroleerd, zodat aansluitingen, verbindingen en slangen niet lekken. De slangen die voor het gas worden gebruikt moeten om de twee jaar worden vervangen, aangezien deze uitdrogen en scheurtjes krijgen, hetgeen lekkage tot gevolg kan hebben. Het bijvullen van de vloeistof: Zorg ervoor dat de caravan / camper horizontaal staat voordat er wordt bijgevuld, zodat er geen luchtzakken kunnen ontstaan. Controleer eerst of alle ontluch­tings­ nippels en kranen dicht zijn. Verwijder de bovenste frontplaat (zie fig 7) trek deze eerst naar boven, met de onderkant naar buiten gericht en daarna naar beneden. Draai de moer van de pomp los en til de pomp op. Giet het mengsel van water en anti-vries voorzichtig in het expansievaatje. N.B. Alcohol mag niet als vorstwerend middel worden gebruikt. Er mag geen radiatorcement in het systeem worden gebruikt 5:1 Ontluchting van het systeem Tijdens het bijvullen van de vloeistof kunnen er luchtzakken ontstaan afhankelijk van de manier waarop het systeem is geïnstalleerd. Als de warmte b.v. niet verder komt dan slechts één meter, ondanks dat de circulatiepomp draait, is dit een teken dat er lucht in het systeem zit. Leeg het waterreservoir. Draai de aftapkraan van de waterleiding open (fig 6b) en open ook de ontluchtingsnippel van de boiler (fig 6c) en laat het water dat in de boiler zit eruit lopen. Als er geen aftapkraan is gemonteerd, kan ook de slang van de nippel aan de boiler worden losgemaakt. Laat het geheel op deze manier staan totdat de wagen weer in gebruik wordt genomen. Ontluchten: 5:0 Onderhoud van het ver­war­mings­systeem Als het ontluchten moeilijk gaat, kan men op de volgende manier te werk gaan: Controleer regelmatig het vloeistofniveau in het expansievat van de ketel. Als de ketel koud is, dient het niveau ca. 1 cm boven het minimumstreepje te staan. Het systeem moet worden gevuld met water en 40% anti-vries van hetzelfde soort als in automotoren wordt 24 Zorg ervoor dat de ketel in bedrijf is. Zet de circulatie­ pomp uit. Draai eerst de ontluchtingsnippels open (zie instructieboekje van de wagen om te zien waar ze zitten). Laat ze open staan tot er water uit de nippels komt. Start daarna de circulatiepomp en laat deze een poosje draaien. Controleer of de leidingen en de radiatoren in de hele wagen warm worden. Zet de circulatiepomp uit. Krik de wagen aan de achterzijde op, of zet de wagen op een helling (zie fig. 8). Laat de wagen zo enige tijd staan, zodat de lucht naar boven kan komen. Draai de ontluchtingsnippel die op het hoogste punt zit los en houdt deze open totdat alle lucht naar buiten is NL gekomen. Krik daarna de wagen aan de voorkant op en herhaal bovenstaande procedure (zie fig. 9). Zet de auto weer horizontaal en start de circulatiepomp. Als de toevoerleiding en de retourleiding ongeveer even warm zijn, is de lucht uit het systeem verdwenen. Bij het ontluchten van het systeem in caravans kunnen het steunwiel en de steunpoten worden gebruikt om de wagen omhoog en omlaag te krijgen. Na het bijvullen van het systeem kunnen er ook kleine luchtbelletjes ontstaan. Stop de circulatiepomp een aantal seconden, zodat de luchtbelletjes kunnen ontsnappen. Fig 8 - 9 A. Ontluchtingsnippel B. Lucht 6:0 Wetenswaardigheden over vloei­baar gas Vloeibaar gas is een petroleumproduct dat officiëel ”Liquified Petroleum Gas” wordt genoemd. Dit gas bestaat voor het grootste gedeelte uit butaan en propaan. Propaan heeft het voordeel dat het vergast tot -40 °C, terwijl butaan slecht werkt onder 10 °C. Daarom wordt bijna uitsluitend propaan als gas gebruikt. In de gasfles is het in vloeibare- en gasvorm verkrijgbaar. Als de gasfles wordt gevuld veranderd het gas door de compressie in vloeibaar gas. Als de gasfles wordt opengedraaid, wordt het vloeibare gas weer omgezet tot gewoon gas. Als vloeibaar gas verbrandt, komt er alleen CO2 en waterdamp vrij, net als de lucht die wijzelf uitademen. Om een goede volledige verbranding te krijgen moet er worden gezorgd voor een goede luchttoevoer. Vloeibaar gas is milieuvriendelijk en geeft geen roetvorming bij volledige verbranding. Het kan in gasflessen worden bewaard voor onbepaalde tijd, zonder dat de kwaliteit verslechterd. Er bevinden zich in het gas geen giftige bestandsdelen. Daarentegen kan het inademen ervan een verdovende werking hebben, en ademnood en verstikkingssymptomen tot gevolg hebben. Deze symptomen verdwijnen snel als gewone lucht of zuurstofgas wordt ingeademd. Het risico bestaat dat lekkend gas ontsteekt, met een explosie als gevolg. Aangezien vloeibaar gas gifvrij is, is er een reukstof aan het gas toegevoegd, die een duidelijke doordringende lucht afgeeft, zelfs als de gelekte gasconcentratie slechts een vijfde gedeelte bedraagt van de hoeveelheid die als de laagste explosiegrens wordt beschouwd. De brander werkt meestal met een lagere druk dan de druk die zich in de gasfles bevindt. De meest normale druk is de lage druk (max 5kPa). Deze lage druk wordt verkregen doordat het gas een reduceerventiel moet passeren. Apparaten die met lage druk werken zijn meestal geruislozer dan apparaten die een hogere werkdruk nodig hebben. 7:0 Storingsschema Onderstaand schema kan hulp bieden bij het opsporen van storingen in de installatie. Er is een ontstekingsvonk maar de ketel start niet 1. Is het gas op? 2. Staat de hoofdkraan helemaal open? 3. Als de ketel lange tijd niet heeft gebrand of als de gasfles is verwisseld kan het langer dan normaal duren voordat de brander ontsteekt. 4. De thermostaatknop moet helemaal worden ingedrukt als de ketel wordt gestart. 5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact op met de servicewerkplaats. Er komt geen vonk 1. Controleer of er 12 volt stroom op de installatie is aangesloten. 2. Controleer of de zekering heel is. 3. Controleer of het controlelampje voor de ontsteking knippert. 4. Verwijder de onderste frontplaat. Controleer of de kabels van de ontstekingstransformator (een klein zwart kastje, precies boven de bedieningskast) en kijk of de microschakelaar (onder de thermostaat) goed vast zit en of er soms roest of aanslag op de contactstekkertjes zit. 5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact op met de servicewerkplaats. De ketel ontsteekt, maar gaat meteen weer uit als de thermostaat wordt losgelaten 1. Herhaal de ontstekingsprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 2:2 (wacht eerst drie minuten voordat U de ketel opnieuw aansteekt). Zorg ervoor dat U de thermostaatknop helemaal indrukt en houd deze vast gedurende 20 - 30 seconden nadat het controlelampje uit is gegaan. 2. Controleer of het waakvlammetje de punt van het thermoelement raakt (rechts van het waakvlammetje). 3. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact op met de servicewerkplaats. De ketel kookt 1. Draai de thermostaat naar positie 1 (laagste temperatuur) en controleer of de hoofdvlam uitgaat, hetgeen zou moeten gebeuren. 2. Controleer of de temperatuurvoeler op de goede plaats zit vastgeklemd. Deze zit met een veerklemmetje op het ketellichaam vast, precies onder de bedieningskast. Tussen het ketellichaam en de voeler hoort warmtegeleidende kit te zitten. 3. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact op met de servicewerkplaats. De circulatiepomp vibreert (12 Volt) 1. Draai de bevestigingsmoer van de circulatiepomp los. 2. Verdraai de pomp een stukje en zet hem weer vast. 3. Controleer of de rubberen koppeling tussen de motor en het asje recht zit en niet slingert tijdens het draaien. 4. Controleer of er op de bodem van het expansievat niets in de weg ligt, dat het vrij draaien van de pomp kan verhinderen. 5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact op met de servicewerkplaats. 25 NL Storend geluid in de circulatiepomp (12 Volt) 1. Smeer het centrumgat aan de bovenkant van de pompmotor met een druppeltje naaimachineolie. 2. Als het geluid niet verdwijnt of na korte tijd weer terugkomt moet de motor worden vervangen. De circulatiepomp (12 Volt) start niet 1. Controleer of de schakelaar van de kamerthermostaat in de positie ”ON” staat. 2. Controleer of de ingestelde temperatuur op de kamer­ thermostaat hoger is dan de temperatuur in de wagen. 3. Controleer of de keuzeknop voor de circulatiepomp op het bedieningspaneel op 12 Volt staat. 4. Verwijder de gele beschermkap op de circulatiepomp en controleer of de kabels goed vast zitten, en of de 12 Volt stuurstroom aanwezig is. 5. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact op met de servicewerkplaats. De ingestelde temperatuur op de kamer­ thermostaat klopt niet met de temperatuur in de wagen 1. Controleer de temperatuur in de wagen met een goede thermometer. 2. Verwijder de kap van de kamerthermostaat (druk het knopje aan de rechterkant in en trek het kapje recht naar voren). 3. Trek de knop eruit en verzet deze op zo’n manier, dat het aantal graden correspondeert met de gemeten temperatuur en druk daarna de knop weer vast. 26 4. Zet het kapje weer terug en controleer of de temperatuur nu goed wordt aangewezen. De elektropatroon werkt niet meer 1. Controleer of er 230 Volt spanning in het stopcontact aanwezig is. 2. Controleer of de relais die in het mechanisme van de elektropatroon zitten contact maken (er kan een zachte klik worden gehoord). 3. Controleer of de oververhittingsbeveiliging is aan­ gesproken. Als dit zo is, moet het knopje dat aan de zijkant van de elektropatroon zit worden ingedrukt. 4. Als de storing nog niet is verholpen, neem dan contact op met de servicewerkplaats. Er komt te weinig water uit de warmwaterboiler 1. Controleer of de ingestelde temperatuur op de thermo­ staatknop van de ketel op maximum staat. 8:0 Garantie De garantie van Alde is geldig vanaf de leverantiedatum en geldt alleen materiaal en fabricagefouten, onder de voorwaarde dat deze gebruiks­aanwijzing werd toegepast. En de garantiekaart na aankoop is ingestuurd. N.B. Voor reparaties e.d. mogen alleen originele reserve­ onderdelen van Alde worden gebruikt. Wrangels allé 90 • Box 11066 • 291 11 Färlöv • Kristianstad • Sweden Tel +46 (0)44 712 70 • Fax +46 (0)44 718 48 • www.alde.se • e-mail: [email protected] Rev 758 • 200 ex Alde International Systems AB
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Alde Comfort 2923 Instructions For Use Manual

Categorie
AV-apparatuur staat
Type
Instructions For Use Manual

in andere talen

Gerelateerde papieren