KTM 1290 Super Adventure S 2017 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2017
1290 Super Adventure S
Artikelnr. 3213540nl
BESTE KTM KLANT, 1
*3213540nl*
3213540nl
01/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 22) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 24)
Sleutelnummer ( pag. 23)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT, 2
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
1290 Super Adventure S EU (F9903Q4, F9903Q5)
1290 Super Adventure S AU (F9960Q5)
1290 Super Adventure S JP (F9986Q4)
1290 Super Adventure S CN (F9987Q4)
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 8
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 8
1.2 Gebruikte formatering........................................... 9
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................................ 10
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....................... 10
2.2 Onjuist gebruik .................................................. 10
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................................... 10
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......................... 11
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......................... 11
2.6 Veilig gebruik .................................................... 12
2.7 Beschermende kleding ....................................... 13
2.8 Werkinstructies.................................................. 13
2.9 Milieu............................................................... 13
2.10 Bedieningshandleiding ....................................... 14
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 15
3.1 Garantie............................................................ 15
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 15
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 15
3.4 Service ............................................................. 15
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 16
3.6 Klantenservice................................................... 16
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 18
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 20
5 SERIENUMMERS.......................................................... 22
5.1 Framenummer ................................................... 22
5.2 Typeplaatje ....................................................... 22
5.3 Sleutelnummer.................................................. 23
5.4 Motornummer.................................................... 24
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 24
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 25
5.7 Artikelnummer stuurdemper................................ 25
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 26
6.1 Koppelingshendel .............................................. 26
6.2 Remhendel........................................................ 26
6.3 Gashendel......................................................... 27
6.4 Combinatieschakelaar links................................. 27
6.5 Lichtschakelaar ................................................. 28
6.6 Schakelaar van cruisecontrol............................... 28
6.7 Menuschakelaar................................................. 30
6.8 Richtingaanwijzerschakelaar ............................... 31
6.9 Claxonknop ....................................................... 32
6.10 Combischakelaar rechts...................................... 32
6.11 Noodknipperlichtschakelaar ................................ 33
6.12 Noodstopschakelaar/e-startknop .......................... 33
6.13 Raceonknop .................................................... 34
6.14 Stuurslot (antenne) ............................................ 34
6.15 Wegrijblokkering ................................................ 35
6.16 Raceonsleutel.................................................. 36
6.17 Stopcontact voor elektrisch toebehoren ................ 37
6.18 USBaansluiting................................................. 37
6.19 Tankdop openen ................................................ 38
6.20 Tankdop sluiten ................................................. 39
6.21 Brandstofkranen ................................................ 40
6.22 Opbergvak openen.............................................. 40
6.23 Opbergvak sluiten .............................................. 41
INHOUDSOPGAVE 4
6.24 Zadelslot........................................................... 41
6.25 Grepen.............................................................. 42
6.26 Bagagedrager..................................................... 42
6.27 Bijrijder-voetsteunen .......................................... 43
6.28 Versnellingshendel ............................................. 43
6.29 Rempedaal........................................................ 44
6.30 Zijstandaard ...................................................... 45
6.31 Middenstandaard ............................................... 45
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 46
7.1 Gecombineerd instrument................................... 46
7.2 Activering en test............................................... 46
7.3 Dag-nacht-modus............................................... 47
7.4 Waarschuwingen................................................ 48
7.5 Waarschuwing glad wegdek................................. 48
7.6 Controlelampjes................................................. 50
7.7 Display ............................................................. 54
7.8 Toerental........................................................... 56
7.9 Schakelindicator................................................ 57
7.10 Weergave van de cruisecontrol............................. 58
7.11 Snelheid ........................................................... 58
7.12 Dampingweergave ............................................. 59
7.13 Ride Modeweergave .......................................... 59
7.14 Handgreepverwarming (optioneel)........................ 60
7.15 Zadelverwarming (optioneel) ............................... 60
7.16 Loadweergave................................................... 61
7.17 Weergave van de koelmiddeltemperatuur.............. 61
7.18 Brandstofpeilweergave........................................ 62
7.19 Weergave omgevingstemperatuur......................... 62
7.20 Tijd .................................................................. 63
7.21 Favouritesweergave ........................................... 63
7.22 Quick Selector 1weergave .................................. 64
7.23 Quick Selector 2weergave .................................. 64
7.24 Menu................................................................ 65
7.24.1 KTM MY RIDE (optioneel)............................... 65
7.24.2 Info .............................................................. 66
7.24.3 Motorcycle .................................................... 66
7.24.4 Settings ........................................................ 67
7.24.5 Preferences................................................... 67
7.24.6 Pairing (optioneel) ......................................... 68
7.24.7 Audio (optioneel) ........................................... 70
7.24.8 Telefonie (optioneel) ...................................... 71
7.24.9 Trip 1 ........................................................... 72
7.24.10 Trip 2 ........................................................... 72
7.24.11 General Info .................................................. 73
7.24.12 TPMS ........................................................... 73
7.24.13 Warnings....................................................... 75
7.24.14 Heated Grips (optioneel)................................. 75
7.24.15 Heated Seat (optioneel).................................. 76
7.24.16 Load............................................................. 77
7.24.17 Damping....................................................... 77
7.24.18 Ride Mode .................................................... 78
7.24.19 MTC ............................................................. 78
7.24.20 MTC+MSR (optioneel).................................... 79
7.24.21 ABS.............................................................. 80
7.24.22 HHC (optioneel)............................................. 81
7.24.23 Favourites ..................................................... 81
7.24.24 Quick Selector 1............................................ 82
7.24.25 Quick Selector 2............................................ 82
INHOUDSOPGAVE 5
7.24.26 Distance ....................................................... 83
7.24.27 Temp............................................................ 83
7.24.28 Pressure ....................................................... 84
7.24.29 Consumption................................................. 84
7.24.30 Language ...................................................... 85
7.24.31 Shift Light .................................................... 86
7.24.32 Tijd en datum instellen .................................. 86
7.24.33 DRL ............................................................. 88
7.24.34 Quick Shift + (optioneel) ................................ 89
7.24.35 Heated Grips (optioneel)................................. 90
7.24.36 Heated Seat Rid (optioneel)............................ 90
7.24.37 Heated Seat Pas (optioneel)............................ 91
7.24.38 Cornering Light Test....................................... 91
7.24.39 Service ......................................................... 92
7.24.40 Extra Functions ............................................. 93
8 ERGONOMIE ................................................................ 94
8.1 Bestuurderszadel instellen .................................. 94
8.2 Stuurstand ........................................................ 95
8.3 Stuurstand instellen ....................................... 95
8.4 Windscherm instellen......................................... 97
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........... 98
8.6 Uitgangspositie remhendel instellen .................... 98
8.7 Bestuurdersvoetsteunen...................................... 99
8.8 Voetsteunen instellen ...................................... 99
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ... 102
8.10 Uitgangspositie van de versnellingshendel
instellen ...................................................... 102
8.11 Versnellingshendelvlak instellen ........................ 104
8.12 Uitgangspositie rempedaal instellen ............... 105
8.13 Helling van het gecombineerde instrument
instellen.......................................................... 106
9 INBEDRIJFSTELLING.................................................. 108
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname.............. 108
9.2 Motor inrijden.................................................. 109
9.3 Voertuig beladen.............................................. 110
10 RIJ-INSTRUCTIES....................................................... 112
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................................... 112
10.2 Starten ........................................................... 113
10.3 Optrekken ....................................................... 115
10.4 Quickshifter+ (optioneel) .................................. 115
10.5 Starten met HHC (optioneel)............................. 116
10.6 Schakelen, rijden............................................. 116
10.7 MSR (optioneel)............................................... 121
10.8 Afremmen ....................................................... 121
10.9 Stoppen, parkeren............................................ 123
10.10 Transport ........................................................ 125
10.11 Brandstof tanken ............................................. 126
11 SERVICESCHEMA....................................................... 129
11.1 Extra informatie............................................... 129
11.2 Verplichte werkzaamheden................................ 129
11.3 Aanbevolen werkzaamheden.............................. 131
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................................. 133
12.1 Voorvork/schokdemper...................................... 133
12.2 Load............................................................... 133
12.3 Damping ......................................................... 134
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......................... 135
13.1 Voertuig op middenstandaard zetten .................. 135
INHOUDSOPGAVE 6
13.2 Voertuig van middenstandaard nemen................ 135
13.3 Bijrijderzadel verwijderen.................................. 136
13.4 Bijrijderzadel monteren .................................... 137
13.5 Bestuurderszadel verwijderen ............................ 137
13.6 Bestuurderszadel monteren............................... 138
13.7 Kettingvervuiling controleren............................. 138
13.8 Ketting reinigen............................................... 139
13.9 Kettingspanning controleren ............................. 140
13.10 Kettingspanning instellen ................................. 141
13.11 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel
controleren...................................................... 143
13.12 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................................... 146
13.13 Balhoofdlagerspeling controleren....................... 147
13.14 Kroonplaat onder demonteren ........................... 149
13.15 Kroonplaat onder monteren............................... 150
13.16 Zijbekleding voor demonteren............................ 151
13.17 Zijbekleding voor monteren ............................... 151
13.18 Maskerspoiler demonteren ............................. 152
13.19 Maskerspoiler monteren ................................ 155
13.20 Spatbord voor demonteren ................................ 157
13.21 Spatbord voor monteren.................................... 158
13.22 Vuilschrapers vorkpoten reinigen .................... 158
13.23 Tankafdekking demonteren ............................... 159
13.24 Tankafdekking monteren................................... 161
13.25 Windscherm demonteren .................................. 163
13.26 Windscherm monteren...................................... 163
13.27 Motorbescherming demonteren ......................... 164
13.28 Motorbescherming monteren ............................. 164
14 REMSYSTEEM............................................................ 165
14.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) ............................ 165
14.2 Remschijven controleren................................... 167
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 168
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ...... 169
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 170
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 171
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 172
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren............ 174
15 WIELEN, BANDEN ...................................................... 176
15.1 Voorwiel demonteren .................................... 176
15.2 Voorwiel monteren ........................................ 178
15.3 Achterwiel demonteren ................................. 180
15.4 Achterwiel monteren ..................................... 182
15.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren .................................................. 185
15.6 Bandentoestand controleren.............................. 186
15.7 Bandenspanning controleren............................. 188
16 ELEKTRONICA............................................................ 189
16.1 Dagrijlicht (DRL)............................................... 189
16.2 Koplamp bochtverlichting ................................. 190
16.3 Accu demonteren ......................................... 191
16.4 Accu monteren ............................................. 193
16.5 Accu laden .................................................. 195
16.6 Batterij van de race-on-sleutel vervangen............ 199
16.7 Hoofdzekering vervangen .................................. 200
16.8 Zekeringen in zekeringenblok vervangen............. 202
16.9 Koplampinstelling controleren........................... 205
16.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 205
INHOUDSOPGAVE 7
16.11 Diagnosestekker............................................... 207
17 KOELSYSTEEM........................................................... 208
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren............ 208
17.2 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir
corrigeren........................................................ 209
18 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 213
18.1 Ride Mode ...................................................... 213
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC) ......................... 213
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 215
19.1 Motoroliepeil controleren .................................. 215
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ......................................... 216
19.3 Motorolie bijvullen ........................................... 220
20 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 223
20.1 Motorfiets reinigen ........................................... 223
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 225
21 STALLING .................................................................. 227
21.1 Stalling........................................................... 227
21.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 228
22 FOUTEN OPSPOREN................................................... 229
23 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 231
23.1 Motor.............................................................. 231
23.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 232
23.3 Vulhoeveelheden.............................................. 236
23.3.1 Motorolie .................................................... 236
23.3.2 Koelmiddel ................................................. 236
23.3.3 Brandstof.................................................... 236
23.4 Chassis ........................................................... 236
23.5 Elektronica...................................................... 238
23.6 Banden........................................................... 239
23.7 Voorvork.......................................................... 239
23.8 Schokdemper .................................................. 239
23.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 240
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING ................. 244
24.1 EUverklaringen van overeenstemming ............... 244
24.2 FCCverklaringen van overeenstemming.............. 244
25 OPEN SOURCE........................................................... 247
25.1 Informatie over Open Source-software ................ 247
26 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 248
27 HULPSTOFFEN........................................................... 251
28 NORMEN ................................................................... 253
29 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ........................................ 254
30 LIJST MET AFKORTINGEN .......................................... 255
31 LIJST MET SYMBOLEN ............................................... 256
31.1 Rode pictogrammen ......................................... 256
31.2 Gele of oranje pictogrammen............................. 256
31.3 Groene en blauwe pictogrammen....................... 257
INDEX ............................................................................... 258
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 8
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 9
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en op eenvoudige terreinen (niet geasfalteerde wegen). Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op racecircuits.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten zijn
afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 13
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met bescher-
ming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden is speciaal gereedschap vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: klepveerheffer (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Als er bij schroefverbindingen gebruik wordt gemaakt van een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) moeten de specifieke aanwijzingen van de
fabrikant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie en/of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 14
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u veel
informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt
op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 15
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadiging en
breken van de chassiscomponenten.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 16
Het gebruik van de motorfietsen onder extreme omstandigheden zoals op modderige en vochtige wegen of in stoffige en droge omgevingen
kan leiden tot verhoogde belasting van componenten zoals de aandrijving, remmen of luchtfilter. Daarom kan het nodig zijn een service uit
te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al voordat het interval volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
17
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V00791-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Stopcontact voor elektrisch toebehoren ( pag. 37)
2 Koppelingshendel ( pag. 26)
3 Grepen ( pag. 42)
4 Bagagedrager ( pag. 42)
5 Zadelslot ( pag. 41)
6 Bijrijder-voetsteunen ( pag. 43)
7 Middenstandaard ( pag. 45)
8 Bestuurdersvoetsteunen ( pag. 99)
9 Zijstandaard ( pag. 45)
10 Versnellingshendel ( pag. 43)
4 AFBEELDING VOERTUIG 20
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V00792-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 21
1 Tankdop
2 Combinatieschakelaar links ( pag. 27)
3 Combischakelaar rechts ( pag. 32)
4 Gashendel ( pag. 27)
5 Remhendel ( pag. 26)
6 Opbergvak
7 Compensatiereservoir koelsysteem
8 Rempedaal ( pag. 44)
5 SERIENUMMERS 22
5.1 Framenummer
402294-10
Het framenummer
1
is rechtsonder achter het balhoofd in het frame gegraveerd.
Het framenummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
402293-10
(Super Adventure S EU/JP/CN)
Het typeplaatje
1
is aan het frame achter het balhoofd linksboven aangebracht.
5 SERIENUMMERS 23
0
0
11
402174-10
(Super Adventure S AU)
Het typeplaatje
1
is aan het frame achter het balhoofd rechtsboven aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
S01733-10
Het sleutelnummer Code number
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te bestellen.
De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
5 SERIENUMMERS 24
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer
1
is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS 25
5.6 Artikelnummer schokdemper
402339-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste deel van de schokdemper
boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H02023-10
Het artikelnummer van de stuurdemper
1
is in de onderkant van de stuurdemper gegra-
veerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.1 Koppelingshendel
V00711-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
V00712-10
De remhendel
1
is rechts aan het stuur aangebracht.
Met de remhendel worden de voorwielrem en de achterwielrem tegelijkertijd bediend.
Info
Als de ABSmodus Offroad ingeschakeld is, wordt alleen de voorwielrem bediend.
Als het ABS uitgeschakeld is, wordt alleen de voorwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.3 Gashendel
V00734-11
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Combinatieschakelaar links
De linker combinatieschakelaar is links aan het stuur aangebracht.
V00735-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1 Lichtschakelaar ( pag. 28)
2 Schakelaar van cruisecontrol ( pag. 28)
3 Menuschakelaar ( pag. 30)
4 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 31)
5 Claxonknop ( pag. 32)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.5 Lichtschakelaar
K00799-10
De lichtschakelaar
1
is aan de linkerkant van de combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze stand zijn het dim-
licht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn
het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar naar stand
C
trekken.
6.6 Schakelaar van cruisecontrol
V00788-10
De schakelaar van de cruisecontrol°
1
is links op de combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Schakelaar van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Schakelaar van cruisecontrol naar links gedrukt. In deze stand wordt de cruisecon-
trol in- en uitgeschakeld. De bedrijfstoestand wordt op het gecombineerde instrument
weergegeven.
Schakelaar van cruisecontrol kort omhoog gedrukt. De als laatste opgeslagen snel-
heid wordt weer bereikt en aangehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt,
wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verhoogd.
Schakelaar van cruisecontrol omhoog gedrukt gehouden. De doelsnelheid neemt
stapsgewijs toe met 5 km/h of 5 mph.
Schakelaar van cruisecontrol kort omlaag gedrukt. De cruisecontrol wordt geacti-
veerd en de actuele snelheid wordt aangehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt
aangetikt, wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verlaagd.
Schakelaar van cruisecontrol omlaag gedrukt gehouden. De doelsnelheid neemt
stapsgewijs af met 5 km/h of 5 mph.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de uitgangspositie terugge-
draaid worden. De gekozen snelheid blijft behouden.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor minder dan 30 seconden
wordt overschreden, blijft de cruisecontrol geactiveerd.
Om de cruisecontrol uit te schakelen, schakelaar van cruisecontrol naar links drukken.
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
wisselen van versnelling
dichtdraaien van de gashendel tot voorbij de uitgangspositie
regeling van de motorfietstractiecontrole (MTC)
als de voorwielsnelheid niet overeenkomt met het motortoerental (slip aan achterwiel of
omhoog komend voorwiel) functioneert ook bij gedeactiveerde motorfietstractiecon-
trole (MTC)
optreden van een fout die de werking van de cruisecontrol beperkt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre gedurende meer dan
30 seconden
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet snelheidsregelsysteem is niet voor alle rijsituaties
geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een helling het motorvermo-
gen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een helling het motorremwer-
king niet voldoende is.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op wegen met veel bochten.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op een glad wegdek (bijvoorbeeld regen,
ijs, sneeuw) of op een niet verharde ondergrond (bijvoorbeeld zand, stenen,
grind).
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet als de verkeerssituatie geen constante
snelheid toelaat.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden geactiveerd.
De cruisecontrol kan alleen in de 3e, 4e, 5e en 6e versnelling worden geactiveerd.
Het regelbereik loopt van 40°tot 200 km/h of van 25 tot 125 mph.
6.7 Menuschakelaar
V00785-10
De menuschakelaar is links in het midden van de combinatieschakelaar aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het matrixdisplay op het gecombineerde instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.8 Richtingaanwijzerschakelaar
V00713-10
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar naar het schakelaar-
huis duwen.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Info
Als softwarefunctie is een automatische richtingaanwijzer-uitschakelaar (ATIR)
beschikbaar.
De ATIR-functie gebruikt een tijdklok en een rijafstandsmeter.
Als de richtingaanwijzer gedurende minimaal 10 seconden en 150 meter rijafstand
ingeschakeld is geweest, wordt de richtingaanwijzer uitgeschakeld.
Als het voertuig stilstaat, worden de beide meters gestopt.
Als de richtingaanwijzerschakelaar opnieuw wordt bediend, worden beide meters
gereset.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
6.9 Claxonknop
V00713-11
De claxonknop
1
is aan de linkerkant van de combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon geactiveerd.
6.10 Combischakelaar rechts
De rechter combinatieschakelaar is rechts aan het stuur aangebracht.
K00803-10
Overzicht combinatieschakelaar rechts
1 Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 33)
2 Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 33)
3 Raceonknop ( pag. 34)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
6.11 Noodknipperlichtschakelaar
V00789-10
De noodknipperlichtschakelaar
1
is rechts op de combinatieschakelaar aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontsteking of tot 60 seconden na
het uitschakelen van de ontsteking worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist nodig is, aangezien de accu
zo leeg raakt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier richtingaanwijzers en de groene contro-
lelampjes op het gecombineerde instrument knipperen.
6.12 Noodstopschakelaar/e-startknop
V00734-10
De noodstopschakelaar/e-startknop
1
is rechts op de combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar/estartknop uit (bovenste stand) In deze stand is het
ontstekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een melding op het
display.
Noodstopschakelaar/estartknop aan (middelste stand) Deze stand is
noodzakelijk bij het rijden, het ontstekingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt de startmotor geacti-
veerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.13 Raceonknop
V00734-12
De raceonknop
1
is rechts op de combinatieschakelaar aangebracht.
Info
De raceonknop heeft bij dit voertuig de functie van contactslot.
De besturing kan alleen worden geblokkeerd als het stuur helemaal naar links is
gedraaid.
Mogelijke toestanden
Raceonknop in de uitgangspositie.
Raceonknop kort ingedrukt Kort indrukken schakelt het contact in en ontgrendelt
de stuurvergrendeling of schakelt het contact uit.
Raceonknop lang ingedrukt Lang indrukken schakelt het contact uit en vergren-
delt tegelijkertijd de stuurvergrendeling.
6.14 Stuurslot (antenne)
V00736-10
Bij dit voertuig wordt het contact-/stuurslot door een contactloze sleutel met transponder
(raceonsleutel ( pag. 36)) vervangen.
Om de stuurvergrendeling te activeren, moet het stuur naar links gedraaid zijn.
De besturing wordt elektromechanisch via de raceonknop ( pag. 34) vergrendeld en
ontgrendeld.
Als de batterijspanning van de raceonsleutel te laag is, ofwel de raceonsleutel of de
zwarte contactsleutel in het bereik
A
van de motorfiets houden en de startprocedure her-
halen.
Info
Zodra de motor gestart is, de sleutel weer veilig opbergen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
Mogelijke toestanden
Contact uit, besturing geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken en de besturing geblokkeerd.
Contact uit, besturing ontgrendeld In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken en de besturing ontgrendeld.
Contact aan, besturing ontgrendeld In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en de besturing ontgrendeld.
6.15 Wegrijblokkering
F00881-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Zodra het contact via de raceonknop ( pag. 34) wordt uitgeschakeld, is de wegrijblok-
kering geactiveerd en de motorelektronica geblokkeerd.
Het raceoncontrolelampje
1
kan door knipperen fouten aangeven.
Als de optionele alarminstallatie is ingebouwd, knippert het race-on-controlelampje
1
als
de alarminstallatie ingeschakeld is.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
6.16 Raceonsleutel
S01724-10
De race-on-sleutel
1
heeft bij dit voertuig de functie van een klassieke contactsleutel.
Met de knop
2
wordt de sleutelbaard uitgeklapt. De sleutelbaard wordt alleen gebruikt om
het zadelslot te ontgrendelen en de koffers (optioneel) te openen.
De zwarte contactsleutel
3
is alleen voor situaties bedoeld waarin de race-on-sleutel niet
beschikbaar is of niet werkt.
De zwarte contactsleutel kan voor het starten van het voertuig worden gebruikt als de batte-
rijspanning van de raceonsleutel te laag is en de transponder van het voertuig niet wordt
herkend. Ook kan met de zwarte contactsleutel het zadelslot worden ontgrendeld en kunnen
de koffers (optioneel) worden geopend.
Info
De sleutels zijn uitgerust met elektronische componenten. Nooit meerdere sleutels
aan een sleutelbos dragen, aangezien ze elkaar dan kunnen storen.
Een verloren sleutel moet door een geautoriseerde KTM-werkplaats worden gedeactiveerd
om te voorkomen dat onbevoegden met het voertuig gaan rijden.
De meegeleverde sleutels zijn in de leveringstoestand geactiveerd.
Er kunnen in totaal tot vier sleutels onder vermelding van het sleutelnummer bij een geau-
toriseerde KTM-werkplaats worden geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
6.17 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
V00714-10
Het stopcontact
1
voor elektrisch toebehoren is voor de bovenste kroonplaat aangebracht.
Het is aangesloten op constant plus en gezekerd.
Stopcontact elektrische toebehoren
Spanning 12 V
Maximale stroomopname 10 A
6.18 USBaansluiting
F00974-10
In het opbergvak bevindt zich een USB-aansluiting
1
voor de spanningsvoorziening van
externe apparaten.
De USB-aansluiting wordt ingeschakeld met het contact.
USBaansluiting
Spanning 5 V
Maximale stroomopname 2,1 A
6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.19 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 39
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motor is uit.
Het contact is ingeschakeld of sinds minder dan 1 minuut uitgeschakeld.
V00731-10
Afdekking
1
langzaam omhoog klappen.
De tankdop ontgrendelt.
Tankdop
2
omhoog klappen.
6.20 Tankdop sluiten
V00732-10
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
De tankdop na het sluiten op correcte vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water
afspoelen.
Tankdop
1
omlaag klappen en omlaag drukken.
De tankdop klikt hoorbaar vast.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 40
6.21 Brandstofkranen
V00715-10
Er bevindt zich een brandstofkraan
1
aan iedere kant van de brandstoftank.
Info
De brandstofkranen moeten tijdens het rijden altijd zijn geopend.
De brandstofkranen worden alleen gesloten voor het verwijderen van de brandstof-
tank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkranen gesloten Er kan geen niveaucompensatie plaatsvinden en de brand-
stoftoevoer naar het smoorklephuis is gesloten.
Brandstofkranen geopend Er kan een niveaucompensatie plaatsvinden en de brand-
stoftoevoer naar het smoorklephuis is geopend.
6.22 Opbergvak openen
F00918-10
Vergrendeling°
1
optillen en in het bereik
A
losmaken.
Opbergvak openen.
Info
In het opbergvak bevindt zich een USB-aansluiting
2
( pag. 37) voor de voe-
dingsspanning van externe apparaten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 41
6.23 Opbergvak sluiten
F00919-10
Opbergvak sluiten.
Vergrendeling
1
in het bereik
A
bevestigen en omlaag drukken.
6.24 Zadelslot
V00737-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde onder het zadel.
Het kan met de raceonsleutel of de zwarte contactsleutel worden ontgrendeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 42
6.25 Grepen
K00855-10
De bijrijder kan zich tijdens het rijden aan de grepen
1
vasthouden.
6.26 Bagagedrager
K00855-11
De bagagedragerplaat
1
bevindt zich achter het zadel.
Op de bagagedragerplaat kan de basisplaat van een koffersysteem (optioneel) worden
bevestigd.
De bagagedragerplaat mag maximaal met het aangegeven gewicht worden belast.
Maximaal toegestane belas-
ting van de bagagedrager-
plaat
8 kg
Info
Opletten op de aanwijzingen van de kofferfabrikant.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 43
6.27 Bijrijder-voetsteunen
V00738-01
De bijrijder-voetsteunen zijn inklapbaar uitgevoerd.
Mogelijke toestanden
Bijrijder-voetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Bijrijder-voetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6.28 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 44
402299-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De stationair bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.29 Rempedaal
402301-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 45
6.30 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de aanwijzingen
in het hoofdstuk Stoppen, parkeren.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
6.31 Middenstandaard
402031-10
Naast de zijstandaard is het voertuig uitgerust met een middenstandaard
1
.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.1 Gecombineerd instrument
F00980-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1
Controlelampjes ( pag. 50)
2
Display
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingDelen van het gecombineerde instrument worden in
bepaalde situaties zeer heet.
Bij buitentemperaturen boven 55 °C (131 °F), langer stilstaan, bijvoorbeeld voor
een stoplicht, of bij direct zonlicht wordt vooral het display zeer warm.
Raak het gecombineerde instrument in deze situaties niet met blote handen
aan.
Draag geschikte beschermende kleding.
Als u zich heeft verbrand dient u de verbrande plek meteen onder lauwwarm
water te houden.
7.2 Activering en test
402820-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het contact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een helderheidssensor in het
gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelampjes branden kort in het
kader van een functiecontrole.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.3 Dag-nacht-modus
F00981-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
F00982-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De lichtsensor in het gecombineerde instrument meet de helderheid van de omge-
ving en schakelt het display automatisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van de
helderheid die de lichtsensor meet, wordt het display lichter of donkerder of in de
andere modus geschakeld.
De weergavemodus kan niet handmatig worden gewisseld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.4 Waarschuwingen
F00983-10
Waarschuwingen verschijnen aan de bovenste en/of onderste displayrand, afhankelijk van
de relevantie hebben ze een gele of rode achtergrond.
Gele waarschuwingen
1
tonen fouten of informatie die snel ingrijpen of aanpassing van
het rijgedrag vereisen.
Rode waarschuwingen
2
tonen fouten of informatie die onmiddellijk ingrijpen vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeurige knop te drukken.
Alle actuele waarschuwingen worden in het menu Warnings weergegeven tot ze niet
meer actief zijn.
7.5 Waarschuwing glad wegdek
F00984-10
Als het vorstsymbool verschijnt, bestaat er een verhoogd gevaar voor een glad wegdek.
Het vorstsymbool wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
Het vorstsymbool verschijnt op het display als de omgevingstemperatuur onder de aange-
geven waarde is gedaald.
Temperatuur 3 °C
Het vorstsymbool verdwijnt van het display als de omgevingstemperatuur weer boven de
aangegeven waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
Info
Als het vorstsymbool gaat branden, verschijnt bovendien de waarschuwing ICE
WARNING.
49
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
7.6 Controlelampjes
F00909-01
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Mogelijke toestanden
Race-oncontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij het race-on-systeem/bij de
alarminstallatie.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwijzer links is ingescha-
keld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid is gedetecteerd. Dit
wordt ook op het display weergegeven.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-controlelampje knippert als de
ABS-modus Offroad is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De motorfietstractiecontrole is niet actief of is bezig met regelen. Het
TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Bovendien knippert het TC-controlelampje als de HHC
( pag. 116) (optioneel) actief is.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
Lampje van de cruisecontrol brandt geel De cruisecontrol is ingeschakeld, maar de snelheidsregeling is niet
actief.
Lampje van de cruisecontrol brandt groen De cruisecontrol is ingeschakeld en de snelheidsregeling is actief.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een emissie- of veiligheidskritieke fout geconstateerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 52
Rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwijzer rechts is ingescha-
keld.
53
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 54
7.7 Display
F00985-10
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 55
Info
De afbeelding toont de standaardweergave van het gecombineerde instrument. Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid
weergegeven.
1 Toerental ( pag. 56)
1 Schakelindicator ( pag. 57)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2 Weergave van de cruisecontrol ( pag. 58)
3 Versnellingsindicatie
4 Eenheid voor de toerentalindicatie
5 Snelheid ( pag. 58)
6 Eenheid voor de snelheidsindicatie
7 Dampingweergave ( pag. 59)
8 Ride Modeweergave ( pag. 59)
9 Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 60)
10 Zadelverwarming (optioneel) ( pag. 60)
11 Loadweergave ( pag. 61)
12 Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 61)
13 Brandstofpeilweergave ( pag. 62)
14 Waarschuwing glad wegdek ( pag. 48)
Wordt alleen bij verhoogd gevaar voor glad wegdek weergegeven.
15 Bluetooth
®
(optioneel)
16 Weergave omgevingstemperatuur ( pag. 62)
17 Tijd ( pag. 63)
18 SET
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 56
18 Wordt alleen bij gesloten menuoverzicht weergegeven.
19 Favouritesweergave ( pag. 63)
7.8 Toerental
F00988-10
Het toerental
1
wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 57
7.9 Schakelindicator
402829-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator worden ingesteld. Tijdens
de inrijfase (tot 1000 km/621 mi) is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de
schakelindicator worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1 en RPM2 worden
ingesteld. Bij RPM1 brandt de schakelindicator rood en bij RPM2 knippert hij rood.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor na de eerste service
gedeactiveerd.
Koelmiddeltemperatuur 35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator brandt altijd
bij
6.500 1/min
Koelmiddeltemperatuur > 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1-schakelindicator brandt
RPM2-schakelindicator knippert
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 58
7.10 Weergave van de cruisecontrol
E00739-01
Bij geactiveerde cruisecontrol wordt de bedrijfstoestand op het display van het gecombi-
neerde instrument weergegeven.
De cruisecontrol wordt bestuurd met de schakelaar van de cruisecontrol ( pag. 28).
7.11 Snelheid
F00988-11
De snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 59
7.12 Dampingweergave
F00988-12
De ingestelde demping van de veerelementen wordt in het bereik
1
van het display weer-
gegeven.
In het menu Damping kan de demping worden geconfigureerd.
7.13 Ride Modeweergave
F00988-13
De ingestelde Ride Mode wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 60
7.14 Handgreepverwarming (optioneel)
F00988-14
Bij ingeschakelde handgreepverwarming verschijnt het Heated Gripssymbool in het
bereik
1
van het display.
De handgreepverwarming kan in het menu Heated Grips worden geconfigureerd.
7.15 Zadelverwarming (optioneel)
F00988-15
Bij ingeschakelde zadelverwarming verschijnt het Heated Seatsymbool in het bereik
1
van
het display.
De zadelverwarming kan in het menu Heated Seat worden geconfigureerd.
Info
Het verwarmingsniveau van de buddyseatverwarming kan door een schakelaar naast
de rechter handgreep worden geregeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 61
7.16 Loadweergave
F00988-16
De ingestelde beladingstoestand wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
De belading kan in het menu Load worden geconfigureerd.
7.17 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
E00738-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes. Hoe meer balkjes er bran-
den, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Als alle balkjes knipperen, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier balkjes branden.
Motor heet Vijf tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen rood.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 62
7.18 Brandstofpeilweergave
402827-10
De inhoud van de brandstoftank wordt weergegeven in het bereik
1
van het display.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer balkjes er branden, hoe
meer brandstof zich in de brandstoftank bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het laatste segment rood en
verschijnt bovendien de waarschuwing°LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het rijden te vermijden, wordt
het brandstofpeil iets vertraagd weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschakelaar is uitgeschakeld,
wordt de brandstofpeilweergave niet geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschakelaar ingeschakeld, wordt
de volgende actualisering pas na 2°minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de brandstofpeilsensor ont-
vangt, knippert de brandstofpeilweergave.
7.19 Weergave omgevingstemperatuur
F00988-17
De omgevingstemperatuur
1
wordt weergegeven in °C of °F.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 63
7.20 Tijd
F00988-18
De tijd wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie weergegeven. Als de taal
EN-US ingesteld is, wordt de tijd weergegeven in de 12-uursnotatie.
In het menu Time/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is geweest van het voertuig
of als de zekering eruit gehaald was.
7.21 Favouritesweergave
F00916-01
In de Favouritesweergave worden tot acht informatieteksten weergegeven.
In het menu Favourites kan de Favouritesweergave vrij worden geconfigureerd.
Info
Eén tot vier geselecteerde informatieteksten worden op twee regels weergegeven. Vijf
tot acht geselecteerde informatieteksten worden op één regel weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 64
7.22 Quick Selector 1weergave
F00920-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 1 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 1 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 1 kan°Quick Selector 1 worden geconfigureerd. Er kan
een willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
7.23 Quick Selector 2weergave
F00921-01
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 2 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 2 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 2 kan°Quick Selector 2 worden geconfigureerd. Er kan
een willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 65
7.24 Menu
F00986-10
Info
Om het menu te openen, in de standaardweergave de SETknop
1
indrukken.
Met de UP-knop
2
of der DOWN-knop
3
in het menu navigeren.
Door de BACK-knop
4
in te drukken, wordt het actuele menu resp. het menuover-
zicht gesloten.
7.24.1 KTM MY RIDE (optioneel)
F00924-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon of headset via Bluetooth
®
met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 66
7.24.2 Info
F00923-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
In Info kan algemene informatie worden opgeroepen.
7.24.3 Motorcycle
F00922-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kan de rijmodus van het voertuig worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 67
7.24.4 Settings
F00925-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
In Settings kunnen favorieten en snelkeuzes worden geconfigureerd.
7.24.5 Preferences
F00926-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
In Preferences kan de weergave van het gecombineerde instrument worden geconfigureerd.
Er kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele
functies kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 68
7.24.6 Pairing (optioneel)
F00967-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste menupunt°Phone, Headset Rider of°Head-
set Pass. is geselecteerd.
Info
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons tegelijkertijd met het gecombineerde
instrument worden verbonden. Slechts één mobiele telefoon en één headset per
submenu kunnen tegelijkertijd met het gecombineerde instrument worden ver-
bonden.
In het submenu Phone kan een geschikte mobiele telefoon met het gecombineerde
instrument worden verbonden.
In het submenu Headset Rider kan een geschikte headset van de bestuurder met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
In het submenu Headset Pass. kan een geschikte headset van de passagier met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 69
Info
De verdere procedure is voor mobiele telefoons en headsets identiek.
SET-knop indrukken.
Bij de eerste koppeling van het apparaat de UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is
geselecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de°UP- of DOWN-knop naar het gewenste apparaat navigeren. De selectie met de
SET-knop bevestigen.
Door bevestiging van de°Passkey wordt de koppeling succesvol afgesloten.
Info
Bij succesvolle koppeling met een geschikt apparaat wordt de naam van de
gekoppelde mobiele telefoon of headset in het desbetreffende menu Phone,
Headset Rider of Headset Pass. weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde apparaat is geselecteerd. Door
de SET-knop in te drukken, kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Het als laatste verbonden apparaat wordt bij ingeschakelde Bluetooth
®
automa-
tisch met het gecombineerde instrument gekoppeld zodra het zich binnen bereik
bevindt en niet eerder is gewist.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 70
7.24.7 Audio (optioneel)
F00927-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw koptelefoon kan van het verkeer
afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u het overige verkeer nog
kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovolume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audiotitel.
Kort indrukken van de DOWNknop wisselt naar de vorige audiotitel.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de audiotitel.
Tip
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie aan Quick Selector 1 of
aan Quick Selector 2 worden toegevoegd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 71
7.24.8 Telefonie (optioneel)
F00968-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld eveneens geactiveerd.
Headset met geschikte mobiele telefoon verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw koptelefoon kan van het verkeer
afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u het overige verkeer nog
kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovolume.
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven. Afhankelijk van de instelling
van de mobiele telefoon wordt de contactpersoon met naam en foto weergege-
ven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 72
7.24.9 Trip 1
F00934-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Trip 1 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. Trip 1 loopt mee en telt tot 9999.
ØCons1 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 1.
ØSpeed1 toont de gemiddelde snelheid op basis van°Trip 1 en°Trip Time1.
Trip Time1 toont de rijtijd op basis van°Trip 1 en loopt zodra een snelheidssignaal wordt ont-
vangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brandstofreserve.
SETknop
3-5°seconden
ingedrukt houden.
Alle items in het menu°Trip 1 worden gereset.
7.24.10 Trip 2
F00935-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Trip 2 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. Trip 2 loopt mee en telt tot 9999.
ØCons2 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 2.
ØSpeed2 toont de gemiddelde snelheid op basis van°Trip 2 en°Trip Time2.
Trip Time2 toont de rijtijd op basis van°Trip 2 en loopt zodra een snelheidssignaal wordt ont-
vangen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 73
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brandstofreserve.
SETknop
3-5°seconden
ingedrukt houden.
Alle items in het menu°Trip 2 worden gereset.
7.24.11 General Info
F00936-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
Oil Temperature geeft de motorolietemperatuur aan.
7.24.12 TPMS
F00937-01
Voorwaarden
Model met TPMS.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet controlesysteem voor de bandenspanning vormt
geen vervanging voor de controle voordat u gaat rijden.
Om valse alarmen te vermijden, worden de bandenspanningswaarde over meer-
dere minuten geëvalueerd.
Controleer de bandenspanning voor iedere rit.
Corrigeer de bandenspanning als de deze afwijkt van de opgegeven waarde.
Stop ook bij correcte bandenspanningswaarden meteen als het gedrag van
het voertuig op een drukverlies in de band wijst.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu TPMS op het display verschijnt.
Voorgeschreven waarde
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
voor: Bij koude band 2,4 bar
achter: Bij koude band 2,9 bar
In het menu TPMS wordt de bandenspanning van voor- en achterband weergegeven.
TIRE FRONT geeft de bandenspanning voor aan.
TIRE REAR geeft de bandenspanning achter aan.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 75
7.24.13 Warnings
F00938-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warnings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de°UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu°Warnings worden alle opgetreden waarschuwingen weergegeven en opgeslagen.
7.24.14 Heated Grips (optioneel)
F00944-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Menu Heated Grips geactiveerd.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken het verwarmingsniveau selecteren of de handgreepver-
warming in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 76
7.24.15 Heated Seat (optioneel)
F00945-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Menu Heated Seat Ride geactiveerd.
Menu Heated Seat Pas geactiveerd.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken het verwarmingsniveau selecteren of de zadelverwar-
ming in- of uitschakelen.
Info
Het verwarmingsniveau voor de buddyseatverwarming wordt met de schakelaar
naast de rechter handgreep geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 77
7.24.16 Load
F00989-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Load is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken de beladingstoestand selecteren.
In het menu Load zijn vier beladingstoestanden beschikbaar.
De instelling van de veervoorspanning en de uitgaande demping worden aangepast aan de
beladingstoestand.
7.24.17 Damping
F00990-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Damping is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken de dempingsinstelling selecteren.
In het menu Damping zijn de instellingen SPORT, STREET, COMFORT en OFFROAD beschik-
baar.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 78
7.24.18 Ride Mode
F00939-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
Door de SETknop in te drukken, kunnen op elkaar afgestemde instellingen van motor-
fiets en motorfietstractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de motorfietstractie-
controle laat een hogere slip aan het achterwiel toe.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de motorfietstrac-
tiecontrole laat een normale slip aan het achterwiel toe.
RAIN Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de motor-
fietstractiecontrole laat een normale slip aan het achterwiel toe.
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de
motorfietstractiecontrole laat een hogere slip aan het achterwiel toe.
7.24.19 MTC
F00940-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 79
Door de SET-knop in te drukken MTC in- of uitschakelen.
Info
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractiecontrole weer actief.
SETknop
3-5°seconden
ingedrukt houden.
Activering van de motorfietstractiecontrole.
7.24.20 MTC+MSR (optioneel)
F00941-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC+MSR is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC+MSR in- of uitschakelen.
Info
Bij uitgeschakeld ABS of actieve Ride Mode°Offroad is de°MSR niet actief.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfietstractiecontrole en de
motorslipregeling weer actief.
SETknop
3-5°seconden
ingedrukt houden.
Activering van de motorfietstractiecontrole en de motorsliprege-
ling.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 80
7.24.21 ABS
F00942-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de ABS
compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van het voertuig voor de open-
bare weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg gebrui-
ken, indien de ABS compleet wordt uitgeschakeld.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken ABS uitschakelen of tussen de ABS-modi schakelen.
Info
Het ABS kan alleen weer worden geactiveerd door het contact opnieuw in te
schakelen.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan beide wielen.
Als de ABSmodus Offroad actief is, regelt het ABS alleen aan het voorwiel. Het
achterwiel wordt niet meer via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
SETknop
3-5°seconden
ingedrukt houden.
Activering van de verschillende ABS-modi.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 81
7.24.22 HHC (optioneel)
F00943-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot HHC is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken HHC in- of uitschakelen.
7.24.23 Favourites
F00946-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favourites is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
In het menu Favourites kunnen tot acht informatieteksten worden geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 82
7.24.24 Quick Selector 1
F00947-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselecteerd. Door de SETknop in
te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 1 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 1 opgeroepen.
7.24.25 Quick Selector 2
F00948-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselecteerd. Door de SETknop in
te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 2 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 2 opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 83
7.24.26 Distance
F00950-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid bevestigd.
7.24.27 Temp
F00951-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temp is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 84
7.24.28 Pressure
F00952-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid bevestigd.
7.24.29 Consumption
F00953-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 85
7.24.30 Language
F00954-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans en Spaans.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 86
7.24.31 Shift Light
F00969-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitschakelen of het toerental
voor het schakeladvies instellen.
Info
Als het motortoerental RPM 1 bereikt, brandt de toerentalindicatie rood.
Als het motortoerental RPM 2 bereikt, knippert de toerentalindicatie rood.
7.24.32 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 87
F00949-01
Bij°gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences verschijnt. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Time/Date is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
F00957-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
Het uur naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur ingesteld is.
SET-knop indrukken.
De minuut naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 88
F00958-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De dag naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag ingesteld is.
SET-knop indrukken.
De maand naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7.24.33 DRL
F00959-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 89
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen vervanging voor dim-
licht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de automatische omscha-
keling tussen dagrijlicht en dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu uitschakelen, zodat
het dimlicht permanent is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken dagrijlicht in- of uitschakelen.
7.24.34 Quick Shift + (optioneel)
F00960-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Shift + is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de Quickshifter+ in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 90
7.24.35 Heated Grips (optioneel)
F00961-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken Heated Grips in- of uitschakelen.
7.24.36 Heated Seat Rid (optioneel)
F00962-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat Rid is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken Heated Seat Rid in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 91
7.24.37 Heated Seat Pas (optioneel)
F00963-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat Pas is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken Heated Seat Pas in- of uitschakelen.
7.24.38 Cornering Light Test
F00964-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Cornering Light Test is geselecteerd. Door de SETknop
in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Info
In het submenu Left wordt de Cornering Light Test voor de linker bochtverlichting
uitgevoerd.
In het submenu Right wordt de Cornering Light Test voor de rechter bochtverlich-
ting uitgevoerd.
In het submenu Off wordt de Cornering Light Test beëindigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 92
Door de SET-knop in te drukken, wordt de gewenste Cornering Light Test uitgevoerd of
uitgeschakeld.
Info
De segmenten van de desbetreffende bochtverlichting branden achtereenvol-
gens, beginnend met het onderste segment.
Als de test voor de desbetreffende bochtverlichting afgesloten is, brandt het
bovenste segment permanent.
7.24.39 Service
F00965-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
In het menu°Service wordt de volgende vereiste service weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 93
7.24.40 Extra Functions
F00966-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de optionele extra functies opgesomd.
Info
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software voor uw voertuig vindt u op
de KTM-website.
8 ERGONOMIE 94
8.1 Bestuurderszadel instellen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
401678-10
Bestuurderszadel lager instellen:
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de brandstoftank vasthaken,
omlaag en tegelijkertijd naar voren schuiven.
401679-10
Bestuurderszadel hoger instellen:
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de brandstoftank vasthaken,
omhoog en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
8 ERGONOMIE 95
8.2 Stuurstand
401666-11
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
A
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
A
3,5 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd. Daardoor kan het stuur in
de voor de bestuurder meest aangename stand worden gezet.
8.3 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
8 ERGONOMIE 96
308080-01
Schroeven
1
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
V00739-10
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
De markeringen
A
op de stuurschaal bevinden zich in het midden tussen de
stuurplaten.
De markeringen
B
wijzen naar achteren.
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
8 ERGONOMIE 97
8.4 Windscherm instellen
V00740-10
Om het windscherm in de gewenste stand te zetten, het instelwiel
1
draaien.
8 ERGONOMIE 98
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V00716-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
1
aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel
verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel
dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.6 Uitgangspositie remhendel instellen
V00712-11
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de grootte van de hand aan-
passen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE 99
8.7 Bestuurdersvoetsteunen
M00822-10
De bestuurdersvoetsteunen kunnen in twee standen worden gemonteerd.
Mogelijke toestanden
Bestuurdersvoetsteunen laag
A
Bestuurdersvoetsteunen hoog
B
8.8 Voetsteunen instellen
Info
De werkstappen aan de voetsteunhouders zijn links en rechts gelijk.
M00823-10
Schroef
1
verwijderen.
Rempedaal zwenkt tot de aanslag naar boven.
8 ERGONOMIE 100
M00824-10
Splitpen
2
met ring
3
verwijderen.
Pen
4
voorzichtig van de bestuurdersvoetsteun verwijderen.
Info
De veer staat onder hoge spanning en kan bij het verwijderen van de pen eruit
springen.
Bestuurdersvoetsteun met veer
5
eraf halen.
M00826-10
Schroeven
6
verwijderen.
M00827-01
Voetsteunhouder op de gewenste stand instellen.
8 ERGONOMIE 101
M00826-10
Schroeven
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voetsteunhouder
voor
M8 25 Nm Loctite
®
243™
M00825-10
Bestuurdersvoetsteun met veer
5
en bout
4
monteren.
Tang voor voetsteunveer (58429083000)
Ring
3
en splitpen
2
monteren.
M00823-10
Rempedaal positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelscharnier
drukstang op rempedaal-
cilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
8 ERGONOMIE 102
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 102)
8.10 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
402299-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
8 ERGONOMIE 103
0
0
AA
402300-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 18 Nm Loctite
®
243™
8 ERGONOMIE 104
8.11 Versnellingshendelvlak instellen
V00741-10
Schroef
1
met versnellingshendelvlak verwijderen.
Versnellingshendelvlak met schroef afhankelijk van de gewenste hendellengte in een
van de boringen
2
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
8 ERGONOMIE 105
8.12 Uitgangspositie rempedaal instellen
M00828-10
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien.
Schroef
3
verwijderen.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal kogelschar-
nier
4
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal 5 schroefgangen moeten in het kogelscharnier ingeschroefd zijn.
Kogelscharnier
4
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelscharnier
drukstang op rempedaal-
cilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Veer
1
vasthaken.
8 ERGONOMIE 106
8.13 Helling van het gecombineerde instrument instellen
V00742-10
De spanhendel
1
in de richting van de pijl trekken.
Het gecombineerde instrument is ontgrendeld.
V00743-10
Om het gecombineerde instrument in de gewenste positie te brengen, het gecombi-
neerde instrument omhoog of omlaag duwen.
8 ERGONOMIE 107
V00742-11
De spanhendel
1
in de richting van de pijl trekken.
Het gecombineerde instrument is vergrendeld.
9 INBEDRIJFSTELLING 108
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met bescher-
ming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
9 INBEDRIJFSTELLING 109
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets op de in het hoofdstuk Ergonomie beschreven wijze in op uw behoeften.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
9 INBEDRIJFSTELLING 110
Vol gas geven vermijden!
Info
Als het maximale motortoerental voor de eerste servicebeurt wordt overschreden, gaat het schakellicht knipperen.
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met
beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 150 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht nemen.
9 INBEDRIJFSTELLING 111
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeerdeelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Rekening houden met het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 460 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 300 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES 112
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 215)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 168)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 171)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 170)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 174)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 208)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 138)
Kettingspanning controleren. ( pag. 140)
Bandentoestand controleren. ( pag. 186)
Bandenspanning controleren. ( pag. 188)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 113
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbrekende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
F00907-01
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan zitten.
De race-on-sleutel binnen bereik van de antenne brengen.
Ervoor zorgen dat de race-on-sleutel tijdens rijden binnen bereik blijft.
Voorgeschreven waarde
Maximale reikwijdte van de race-on-
sleutel rondom de antenne
1,5 m
Info
Gereduceerde batterijspanning van de race-on-sleutel en storende radiogolven
kunnen de reikwijdte verminderen.
Als de batterijspanning van de race-on-sleutel te laag is, een van de sleutels
in het bereik van de antenne ( pag. 34) leggen en na het starten weer veilig
opbergen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 114
Controleer of de noodstopschakelaar/e-startknop zich in de middelste stand bevindt.
Contact inschakelen, hiervoor de raceonknop kort indrukken (maximaal 1 seconde).
De besturing wordt ontgrendeld.
De functiecontrole van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat uit, als het voertuig rijdt.
Info
Als de stuurvergrendeling niet ontgrendelt, het stuur iets bewegen.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.
F00908-01
Noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand drukken.
Info
De noodstopschakelaar/e-startknop pas in de onderste stand drukken, als de
functiecontrole van het gecombineerde instrument is afgesloten.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden lang de noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste
stand drukken. Tot de volgende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt, blijft de motor stilstaan.
10 RIJ-INSTRUCTIES 115
10.3 Optrekken
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd voorzichtig gas geven.
10.4 Quickshifter+ (optioneel)
H01989-10
Als de Quickshifter+ (optioneel) is geactiveerd, kan zonder bediening van de koppeling in
een hogere of lagere versnelling worden geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onderbrekingen worden
geschakeld.
De Quickshifter+ herkent aan de hand van de schakelaspositie of er moet worden gescha-
keld en zendt een overeenkomstig signaal naar de motorbesturing.
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument is gedeactiveerd, moet bij elke keer
schakelen zoals gebruikelijk de koppeling worden bediend.
10 RIJ-INSTRUCTIES 116
10.5 Starten met HHC (optioneel)
402422-01
De HHC is een optionele extra functie van het remsysteem.
De HHC voorkomt dat de motorfiets op hellingen het per ongeluk achterkant rolt.
De HHC herkent wanneer op een helling wordt gestopt en activeert de achterwielrem.
Na het loslaten van de remhendel blijft de remkracht maximaal 5 seconden behouden,
zolang de motorfiets niet vooruit beweegt.
Bij het starten zet de HHC de achterwielrem automatisch los.
Info
Als HHC actief is, knippert het TClampje
Ook als de motor uit staat, kan de HHC actief zijn bij ingeschakeld contact.
Om achteruit te rollen bij actieve HHC, 5 seconden wachten, ´in neutraal schakelen
en contact uitschakelen.
Als de HHC na 5 seconden geen start herkent, wordt de remkracht automatisch zacht ver-
laagd.
Als de remhendel bediend wordt, wordt de HHC weer gereactiveerd.
10.6 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
10 RIJ-INSTRUCTIES 117
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de bijrijder van de motorfiets vallen.
Ervoor zorgen dat de bijrijder correct op de buddyseat zit, de voeten op de voetsteunen van de bijrijder zet en zich aan de
bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met
beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
10 RIJ-INSTRUCTIES 118
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltemperatuur ver-
schijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
10 RIJ-INSTRUCTIES 119
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geautori-
seerde KTM-garage.
402299-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere ver-
snellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e versnel-
ling is de start- of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze
tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De
snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandigheden toestaan. Vooral in
bochten mag niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-startknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje voor oliedruk begint te branden, moet
u meteen stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met geautoriseerde
KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES 120
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje gaat branden, toont het
display 10 seconden een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het menu Warning opgeslagen.
Als het symbool glad wegdek op het gecombineerde instrument verschijnt, is een
glad wegdek mogelijk. De snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
H02033-01
Voorwaarde
Quickshifter+ (optioneel) geactiveerd.
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kunt u in het
aangegeven toerentalbereik schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental in toeren per minuut om in een hogere versnel-
ling te schakelen, ziet u in de afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aanslag, zonder de stand
van de gashendel te wijzigen.
H02032-01
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kunt u in het
aangegeven toerentalbereik schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental in toeren per minuut om in een lagere versnel-
ling te schakelen, ziet u in de afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aanslag, zonder de stand
van de gashendel te wijzigen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 121
10.7 MSR (optioneel)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorbesturing.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het achterwiel tijdens het
rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de smoorkleppen slechts zover
als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te laag is om de
Anti-Hopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van de schuine stand.
Info
Bij uitgeschakeld ABS, uitgeschakelde MTC of actieve ABS Mode Offroad is de MSR
niet actief.
10.8 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 122
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard remmen zonder
ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 123
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
10.9 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Als een geldige transponder binnen bereik is, kan het voertuig worden gestart.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de race-on-sleutel of de zwarte contactsleutel zich rond het voertuig bevindt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten zijn
afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
10 RIJ-INSTRUCTIES 124
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De middenstandaard is enkel ontworpen voor het gewicht van de motorfiets en de bagage. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze
op de middenstandaard staat. De middenstandaard of het frame kan daardoor beschadigen en de motorfiets omvallen.
Trek de motorfiets aan de greep omhoog op de middenstandaard.
Motorfiets afremmen.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingeschakeld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de race-on-knop ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor raakt de accu leeg. De motor daarom altijd met de
raceonknop uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
10 RIJ-INSTRUCTIES 125
Alternatief 1
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Alternatief 2
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
Het stuur naar links draaien en de raceonknop lang indrukken (minstens 2 seconden).
De besturing wordt geblokkeerd.
Info
Als de stuurvergrendeling niet vergrendelt, het stuur iets bewegen.
10.10 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
10 RIJ-INSTRUCTIES 126
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
10.11 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
10 RIJ-INSTRUCTIES 127
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot problemen in het
brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 128
V00733-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 38)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
23 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 248)
Tankdop sluiten. ( pag. 39)
11 SERVICESCHEMA 129
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet een
extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 216)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 170)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 174)
Remschijven controleren. ( pag. 167)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 168)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 171)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 146)
11 SERVICESCHEMA 130
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Service afhankelijk van behoefte en gebruiksdoel uitvoe-
ren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 158)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 147)
Bandentoestand controleren. ( pag. 186)
Bandenspanning controleren. ( pag. 188)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 143)
Kettingspanning controleren. ( pag. 140)
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membranen vervangen.
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. (brandstoftank gedemonteerd)
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 208)
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool.
Koplampinstelling controleren.
11 SERVICESCHEMA 131
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Serviceweergave met KTM-diagnosetool resetten.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Olievernevelaars voor koppelingsmering controleren/reinigen.
Achterbruglagers op speling controleren.
Wiellagers op speling controleren.
11 SERVICESCHEMA 132
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Antivries controleren.
Koelmiddel verversen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN 133
12.1 Voorvork/schokdemper
Met het semi-actieve chassis WP Semiactive Suspension kan het chassis zonder gereedschap individueel worden afgesteld.
De elektronische chassisbasisinstelling WP Semiactive Suspension regels het de van het chassis permanent, rekening houdend met diverse
sensorgegevens.
Daarbij worden de elektrische dempingsventielen aangepast aan de actuele rijsituatie en de toestand van de ondergrond en de instellingen
die de bestuurder heeft ingesteld in de menu's°Load en Damping aangepast.
Chassis altijd aanpassen aan de rijstijl en de extra belading.
In het menu Load kan het chassis worden afgesteld op de beladingssituatie.
In het menu Damping kan het dempingsgedrag van het chassis worden ingesteld.
12.2 Load
F00989-01
In het menu Load kunnen afstellingen voor verschillende beladingstoestanden worden geko-
zen. U kunt kiezen uit rijden zonder bijrijder, rijden zonder bijrijder met bagage, rijden met
bijrijder en rijden met bijrijder en bagage.
De als laatste gekozen beladingstoestand wordt op het display weergegeven.
Info
De instelling kan door de motorfiets worden overgenomen als de motorfiets stilstaat
en de motor draait.
Het symbool van de laatste beladingstoestand knippert totdat de nieuwe instelling is
overgenomen.
12 CHASSIS AFSTELLEN 134
12.3 Damping
F00990-01
Mogelijke toestanden
SPORT Strakke afstelling van de veerelementen met zeer directe respons van chassis
STREET Normale afstelling van de veerelementen met directe respons van chassis
COMFORT Zacht afstelling van de veerelementen met goede respons van chassis
OFFROAD Afstelling van de veerelementen voor gebruik op eenvoudig terrein (onver-
harde wegen)
In het menu Damping kunnen verschillende afstellingen voor de demping van de veerele-
menten worden gekozen. U kunt kiezen uit SPORT, STREET, COMFORT en OFFROAD.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 135
13.1 Voertuig op middenstandaard zetten
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De middenstandaard is enkel ontworpen voor het gewicht van de motorfiets en de bagage. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze
op de middenstandaard staat. De middenstandaard of het frame kan daardoor beschadigen en de motorfiets omvallen.
Trek de motorfiets aan de greep omhoog op de middenstandaard.
402032-10
Links naast het voertuig gaan staan.
Het stuur met de linkerhand vasthouden en met de rechtervoet de middenstandaard op
de grond duwen.
De zwenkarm
1
van de middenstandaard met het volledige lichaamsgewicht belasten
en tegelijkertijd het voertuig aan de linker greep omhoog trekken.
De middenstandaard is helemaal uitgeklapt.
13.2 Voertuig van middenstandaard nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 136
402033-10
Controleren of het stuur ontgrendeld is.
Met beide handen op het stuur het voertuig naar voren bewegen.
Terwijl het voertuig van de middenstandaard kantelt, de voorwielrem bedienen om te
voorkomen dat het voertuig wegrolt.
Controleren of de middenstandaard
1
tot de aanslag naar boven geklapt is.
13.3 Bijrijderzadel verwijderen
H02100-10
De race-on-sleutel of zwarte contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok
mee draaien.
Bijrijderzadel voor optillen, richting de brandstoftank trekken en naar boven toe verwij-
deren.
Sleutel eruit trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 137
13.4 Bijrijderzadel monteren
401680-11
De haak aan het bijrijderzadel°
1
in de beugel aan de subframe haken.
Info
Erop letten dat de zadelverwarmingskabel goed gelegd wordt.
Bijrijderzadel vooraan neerlaten en naar tegelijkertijd achteren schuiven.
Vergrendelbout
2
in het slothuis positioneren en het bijrijderzadel voor omlaag duwen,
totdat u hoort dat de vergrendelbout vergrendelt.
Controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
13.5 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
0
0
AA
M00856-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen en in het deel
A
losmaken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 138
13.6 Bestuurderszadel monteren
401704-10
Hoofdwerk
Uitsparingen van het bestuurderszadel aan de brandstoftank op de gewenste zadelposi-
tie
A
of
B
vasthaken, tegelijkertijd bestuurderszadel naar voren schuiven en achter
neerlaten.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
13.7 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 139)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 139
13.8 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 140
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 251)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 251)
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
13.9 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en achter-
wiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achterwiel
of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 141
401664-10
Hoofdwerk
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
In het bereik vóór de kettinggeleiding de ketting omhoog duwen en de kettingspan-
ning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 40… 45 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 141)
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
13.10 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en achter-
wiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achterwiel
of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 142
Kettingspanning controleren. ( pag. 140)
V00744-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 40… 45 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
4
in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de instelling op verschil-
lende plekken van de ketting worden gecontroleerd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
Info
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 143
13.11 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 144
00
0
401665-10
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het bovenste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, de meting daarom op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Maximale afstand
B
op het langste deel
van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud en versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen sluitschakel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 145
V00745-10
Glijblok aan de uitsparing controleren op slijtage.
Info
In de nieuwe toestand van het glijblok zijn de klinknagels
1
tot de helft aan de
onderkant
C
van de uitsparingen zichtbaar.
» Als de klinknagels van de ketting niet meer aan de onderkant van de uitsparing te
zien zijn:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
401670-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
» Als de kettinggeleiding is ingesleten:
Kettinggeleiding vervangen.
Controleren of de kettinggeleiding vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettinggeleiding M6 5 Nm
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 146
13.12 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingsleidingen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 147
K00825-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een horizon-
tale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 250)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.13 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittin-
gen in het frames.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 148
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
400738-11
Hoofdwerk
Voertuig aan de achterkant belasten.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting heen en weer bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Balhoofdlagerspeling instellen.
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het gehele stuurbereik. Er
mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen.
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 149
13.14 Kroonplaat onder demonteren
K00834-10
Schroeven
1
verwijderen.
Kroonplaatafdekking
2
iets neerlaten.
V00746-10
De stekkers
3
van de claxon loskoppelen.
Temperatuursensor
4
losmaken.
Kroonplaat verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 150
13.15 Kroonplaat onder monteren
V00746-11
De stekkers
1
van de claxon koppelen.
Temperatuursensor
2
vasthaken.
K00834-11
Kroonplaat
3
positioneren.
Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 151
13.16 Zijbekleding voor demonteren
V00747-10
Schroeven
1
verwijderen.
Zijbekleding
2
verwijderen.
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13.17 Zijbekleding voor monteren
V00748-10
Zijbekleding bij
A
onder tankafdekking positioneren.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 152
V00749-10
Zijbekleding met het uitsteeksel
1
in de houder
2
hangen.
Zijbekleding met het uitsteeksel
3
in de houder
4
hangen en op de brandstoftank
positioneren.
V00747-11
Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13.18 Maskerspoiler demonteren
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 137)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 151)
Tankafdekking demonteren. ( pag. 159)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 153
V00750-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
F00884-10
Schroef
2
verwijderen.
F00885-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroef
4
met bus verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 154
V00751-10
Uitsteeksel
5
van de binnenbekleding losmaken.
V00752-10
Maskerspoiler naar de zijkant toe uit de bevestigingen trekken.
Info
Op de kabel van de richtingaanwijzer letten.
V00753-10
Stekkerverbinding
6
loskoppelen.
Maskerspoiler met richtingaanwijzer verwijderen.
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 155
13.19 Maskerspoiler monteren
V00753-11
Hoofdwerk
Stekkerverbinding
1
verbinden.
V00752-11
Maskerspoiler positioneren en vanaf de zijkant in de bevestigingen duwen.
Info
Erop letten dat de kabel van de richtingaanwijzer correct wordt gelegd.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 156
V00751-11
Uitsteeksel
2
in de boring positioneren.
F00885-10
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
Schroef
4
met bus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bus M6 4 Nm
F00884-11
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 157
V00750-11
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
Nawerk
Tankafdekking monteren. ( pag. 161)
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 151)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 138)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
13.20 Spatbord voor demonteren
V00754-10
Houder
1
openen, remleidingen en kabel loshalen.
Schroeven
2
verwijderen.
Spatbord naar voren verwijderen.
Info
Op de remleidingen en de kabel letten.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 158
13.21 Spatbord voor monteren
V00754-11
Spatbord positioneren.
Info
Op de plaatsing van de remleidingen en de kabel letten.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M5x12 3,5 Nm
Remleidingen en kabels in houder
2
aanbrengen en de houder sluiten.
13.22 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 157)
V00755-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de vorkstangen af. In de loop van
de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 159
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 252)
Vuilschrapers°
1
terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 158)
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
13.23 Tankafdekking demonteren
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 137)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 151)
V00756-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 160
V00757-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroef
4
verwijderen.
V00758-10
Schroef
5
verwijderen.
V00759-01
Tankafdekking achter optillen voorzichtig naar voren toe verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 161
13.24 Tankafdekking monteren
V00760-10
Hoofdwerk
Tankafdekking positioneren.
Het uitsteeksel
1
grijpt onder de tank
2
.
Info
Op de afdichtlip en de ontluchtingsslangen letten.
V00758-11
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 162
V00757-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M6 6 Nm
V00756-11
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M6 6 Nm
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
Nawerk
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 151)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 138)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 163
13.25 Windscherm demonteren
V00728-11
Schroeven
1
verwijderen en windscherm
2
eraf halen.
13.26 Windscherm monteren
V00728-10
Windscherm
1
positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef windscherm M5 3,5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 164
13.27 Motorbescherming demonteren
V00726-11
Schroeven
1
met bussen verwijderen en motorbescherming
2
verwijderen.
13.28 Motorbescherming monteren
V00726-10
Motorbescherming
1
positioneren, schroeven
2
met bussen monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorbescherming M6 10 Nm
14 REMSYSTEEM 165
14.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
H02020-01
De ABSunit
1
is onder het zadel gebouwd en bestaat uit de hydraulische unit, bestu-
ringsunit voor de remelektronica en de retourpomp. Er bevindt zich een wieltoerentalsen-
sor
2
aan het voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig beperken de functie van het
ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem alleen doordraaien (burn out)
als ABS is uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrijgegeven en aanbevolen
reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de
juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuitrijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen ongevallen alleen binnen de
fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatopper-
vlakken, steile hellingen of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd
worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
14 REMSYSTEEM 166
Het ABS heeft twee modi, de ABSmodus Road en de ABSmodus Offroad.
In de ABSmodus Road remt het achterwiel mee als de voorwielrem wordt bediend. Het ABS
kan aan beide wielen regelen.
In de ABSmodus Offroad remt de voorwielrem het voorwiel. De achterwielrem remt het ach-
terwiel. Aan het achterwiel vindt er geen ABS-regeling plaats. Het ABScontrolelampje°
3
knippert langzaam om u aan de actieve ABSmodus Offroad te herinneren.
Info
In de ABSmodus Offroad kan het achterwiel blokkeren gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Als de besturingsunit voor de remelektronica de blokkeerneiging van het wiel
kent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar
aan een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABScontrolelampje
3
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden en
nadat het voertuig is gaan rijden weer uitgaan. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat
of tijdens het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS. Het ABS is dan niet meer
actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon
werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABScontrolelampje kan ook gaan branden, als in extreme rijsituaties het toerental van
het voor- en achterwiel sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het ach-
terwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Als u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat uit als het voertuig begint te rijden.
MSC
De MSC is een extra functie naast het ABS die het blokkeren en wegglijden van de wielen
tijdens het remmen in schuine stand (bochten) kan voorkomen.
Door de 5Dsensor is de ABS-regeling nu afhankelijk van de hoek in lengte- en dwarsas.
De van de hoek in lengte- en dwarsas afhankelijke ABS-regeling verbetert de rijstabiliteit en
de remwerking in alle rijsituaties. Zo vermindert de MSC ook het opstelmoment bij krachtig
remmen in bochten. Daardoor wordt een ongewild omhoog komen vanuit de schuine stand
en een grotere bochtradius verhinderd. Door de extra elektronische regeling van de rem-
14 REMSYSTEEM 167
krachtverdeling tussen de beide wielen wordt de remkracht zo goed mogelijk verdeeld en
krijgt de motorfiets extra stabiliteit.
Info
De MSC is alleen in de ABS-modus Road actief.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400618-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op maat
A
.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM 168
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
V00761-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistof-reservoir
1
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 169)
14 REMSYSTEEM 169
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
14 REMSYSTEEM 170
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn niet
geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 170)
V00762-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 250)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM 171
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hierdoor vermindert de remwer-
king aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
V00763-10
Controleren of alle remplaketten aan beide remklauwen de minimale plaketdikte
A
hebben.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remklauwen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
14 REMSYSTEEM 172
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
V00764-10
Hoofdwerk
Remvloeistofpeil van het remvloeistof-reservoir
1
controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
A
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 172)
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
14 REMSYSTEEM 173
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn niet
geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 174)
14 REMSYSTEEM 174
V00765-10
Hoofdwerk
Schroefdop
1
met membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 250)
Schroefdop
1
met membraan
2
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hierdoor vermindert de remwer-
king aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
14 REMSYSTEEM 175
V00766-10
Controleren of de remplaketten de minimale plaketdikte
A
hebben.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
15 WIELEN, BANDEN 176
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
V00767-10
Hoofdwerk
Voertuig aan de achterkant belasten.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
V00768-10
Schroeven
3
aan beide remklauwen verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remklauwen licht naar de zijkant te
kantelen.
Remklauwen voorzichtig naar achteren van de remschijven trekken en spanningsvrij
opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauwen verwijderd zijn.
15 WIELEN, BANDEN 177
V00769-10
Schroef
4
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
5
losdraaien.
Op de schroef
4
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
4
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H02027-10
Afstandsbussen
6
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN 178
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H02026-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 251)
V00771-10
De smalle afstandsbus
2
in looprichting rechts plaatsen.
Info
De pijl
B
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het ABSsensorwiel bevindt zich in de looprichting links.
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
15 WIELEN, BANDEN 179
V00770-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Schroef
3
en steekas
4
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 251)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm Schroefdraad inge-
vet
V00768-11
Remklauwen positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven
5
aan beide remklauwen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven
5
aan beide remklauwen vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10 45 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN 180
V00767-11
Wieltoerentalsensor
6
in boring positioneren.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
V00769-11
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
15 WIELEN, BANDEN 181
V00772-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers naar achteren te
drukken.
V00772-11
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
V00773-10
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN 182
V00775-10
Steekas
5
alleen zo ver eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van kettingwiel nemen en op
kettingkast
6
wegleggen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
Afstandsbus
7
verwijderen.
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. ( pag. 185)
15 WIELEN, BANDEN 183
S01639-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 251)
Afstandsbus erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 251)
Demperpakkingen en kettingwieldrager in het achterwiel monteren.
Achterwiel in de achterbrug opheffen en de remschijf in de remklauw haken.
V00776-10
Steekas
2
monteren, maar niet tot de aanslag erin schuiven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
15 WIELEN, BANDEN 184
V00774-10
Steekas tot de aanslag erin schuiven, kettingspanner
4
en moer
5
monteren.
Info
Kettingspanners
3
en
4
in dezelfde stand monteren.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkeringen
B
staan. Zo is het achterwiel correct uitge-
lijnd.
Moer
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
V00772-12
Wieltoerentalsensor
6
in boring positioneren.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
15 WIELEN, BANDEN 185
15.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. De demperpakkingen
slijten tijdens het gebruik. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwieldrager en de achter-
wielnaaf.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
Achterwiel demonteren. ( pag. 180)
V00777-10
Hoofdwerk
Demperpakkingen
1
van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
15 WIELEN, BANDEN 186
V00778-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werkbank leggen en de steekas in
de naaf steken.
Kettingwielspeling
A
controleren.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling schokdemperpakkingen achter-
wiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 182)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
15 WIELEN, BANDEN 187
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
15 WIELEN, BANDEN 188
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cijfers op
het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk van de
daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
voor: Bij koude band 2,4 bar
achter: Bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
16 ELEKTRONICA 189
16.1 Dagrijlicht (DRL)
H02031-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de automatische omschakeling
tussen dagrijlicht en dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu uitschakelen, zodat het
dimlicht permanent is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
Het dagrijlicht (DRL)/zijlicht is geïntegreerd in de koplamp. Het dagrijlicht brandt helderder
dan het zijlicht.
Het dagrijlicht mag alleen bij goed zicht worden ingeschakeld.
De helderheidssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor de regeling. Bij goed
zicht wordt het dimlicht met zijlicht uitgeschakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
Bij uitgeschakeld dagrijlicht brandt het dimlicht met zijlicht.
Bij groot licht of seinlicht wordt het dagrijlicht automatisch op zijlicht omgesteld.
16 ELEKTRONICA 190
16.2 Koplamp bochtverlichting
H02031-11
De koplampen voor bochtverlichting zijn in de hoofdkoplampen geïntegreerd.
Info
Om de bochtverlichting te activeren moet het dimlicht ingeschakeld en het dagrij-
licht uitgeschakeld zijn.
De koplampen bochtverlichting worden geactiveerd:
Schuinestandsensor voor de
onderste leds
12°
Schuinestandsensor voor de
middelste leds
20°
Schuinestandsensor voor de
bovenste leds
28°
Snelheid 6 km/h
16 ELEKTRONICA 191
16.3 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of accugas in de ogen is
gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbrekende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 137)
16 ELEKTRONICA 192
V00729-10
Hoofdwerk
Vergrendeling
1
in pijlrichting trekken.
Afdekking
2
openklappen.
V00730-10
Minkabel
3
van de accu loskoppelen.
Pluskabel
4
van accu loskoppelen.
Accu met accumantel
5
uit accuvak halen.
16 ELEKTRONICA 193
16.4 Accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of accugas in de ogen is
gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbrekende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
V00730-11
Hoofdwerk
Accu in de accuhouder
1
positioneren.
Voorgeschreven waarde
De vlakke zijde van de accumantel moet tegenover de polen liggen.
Accu met accumantel in het accuvak positioneren.
Beide pluskabels
2
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
16 ELEKTRONICA 194
Beide minkabels
3
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
V00729-11
Afdekking
4
dichtklappen en iets naar onderen drukken.
Afdekking klikt hoorbaar vast.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 138)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA 195
16.5 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of accugas in de ogen is
gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
16 ELEKTRONICA 196
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor ver-
liest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulfatatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Als de accu niet met een acculader van KTM wordt opgeladen, moet de accu voor het laden worden gedemonteerd. Anders kunnen
componenten beschadigd raken door overspanning. De accu laden volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 137)
V00729-10
Hoofdwerk
Vergrendeling
1
in pijlrichting trekken.
Afdekking
2
openklappen.
16 ELEKTRONICA 197
V00730-12
Beide minkabels
3
van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica
te voorkomen.
M00775-01
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Info
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de
accu en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden
overladen.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis is aange-
geven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
16 ELEKTRONICA 198
V00730-12
Beide minkabels
3
met de accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
V00729-11
Afdekking
4
dichtklappen en iets naar onderen drukken.
Afdekking klikt hoorbaar vast.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 138)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA 199
16.6 Batterij van de race-on-sleutel vervangen
S01740-10
Sleutelbaard van de race-on-sleutel openklappen.
Onderste helft van de race-on-sleutel in pijlrichting schuiven en verwijderen.
S01739-10
Batterijafdekking
1
verwijderen.
Batterij
2
verwijderen.
Nieuwe batterij met het opschrift omhoog plaatsen.
Batterij voor race-on-sleutel (CR 2032) ( pag. 238)
Batterijafdekking
1
monteren.
16 ELEKTRONICA 200
S01740-11
Onderste helft van de race-on-sleutel plaatsen en in pijlrichting vergrendelen.
16.7 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 137)
16 ELEKTRONICA 201
V00779-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Achterbekleding
2
voorzichtig iets optillen.
V00780-10
Beschermkappen
3
verwijderen.
V00781-10
Defecte hoofdzekering
4
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
5
.
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 238)
16 ELEKTRONICA 202
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
V00779-10
Achterbekleding
2
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 138)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
Tijd en datum instellen.
16.8 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
16 ELEKTRONICA 203
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 136)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 137)
V00782-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
V00783-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
Defecte zekering verwijderen.
16 ELEKTRONICA 204
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - voedingsspanning besturingsunits en componenten
Zekering 2 - 10 A - constant plus voor extra apparaten (ACC1), met contact gescha-
keld plus voor extra apparaten (ACC2)
Zekering 3 - 10 A - besturingsunit koplamp
Zekering 4 - 10 A - besturingsunit koplamp
Zekering 5 - 10 A - besturingsunit
Zekering 6 - geen functie
Zekering 7 - 25 A - ABSretourpomp
Zekering 8 - 15 A - hydraulische ABS-unit
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 238)
Zekering (58011109115) ( pag. 238)
Zekering (58011109125) ( pag. 238)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 138)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 137)
16 ELEKTRONICA 205
16.9 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en ter hoogte van
het midden van de dimlichtlamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 205)
16.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 205)
16 ELEKTRONICA 206
F00892-10
Hoofdwerk
Met het instelwiel
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Info
Draaien tegen de klok in verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien met de klok
mee versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering
B
liggen.
16 ELEKTRONICA 207
16.11 Diagnosestekker
H02029-10
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
17 KOELSYSTEEM 208
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
17 KOELSYSTEEM 209
V00784-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren. ( pag. 209)
17.2 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
17 KOELSYSTEEM 210
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 208)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 151)
Info
Alleen de rechter zijkant demonteren.
17 KOELSYSTEEM 211
V00703-10
Hoofdwerk
Afdekking
1
verwijderen.
V00704-10
Deksel
2
van het compensatiereservoir verwijderen.
V00784-01
Koelmiddel bijvullen tot het koelmiddelpeil overeenkomt met de voorgeschreven
waarde.
Voorgeschreven waarde
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
Koelvloeistof ( pag. 248)
Deksel
2
van het compensatiereservoir monteren.
Afdekking
1
monteren.
17 KOELSYSTEEM 212
Nawerk
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 151)
18 MOTOR AFSTELLEN 213
18.1 Ride Mode
F00939-01
Mogelijke toestanden
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole laat
een normale slip aan het achterwiel toe.
RAIN Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractiecon-
trole laat een normale slip aan het achterwiel toe.
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractie-
controle laat een hogere slip aan het achterwiel toe
In het menu Ride Mode kunnen verschillende afstellingen voor het voertuig worden gekozen.
U kunt kiezen uit SPORT, STREET, RAIN en OFFROAD.
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het gecombineerde instrument weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel en gedeactiveerde cruise-
control worden gewisseld.
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)
F00940-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij tractieverlies aan het ach-
terwiel. Afhankelijk van de instelling van de motorfietstractiecontrole is een lichte slip aan
het achterwiel zelfs gewenst. Bijvoorbeeld: offroad.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acce-
leratie of op oppervlakken met slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractiecontrole weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfietstractiecontrole via het menu Motorcy-
cle gestuurd. In het menu MTC kan de tractiecontrole worden uitgeschakeld.
18 MOTOR AFSTELLEN 214
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt het TCcontrolelampje .
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 215
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
401696-11
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel
B
van het kijkglas voor de motorolie
liggen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
A
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
B
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
C
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 220)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 216
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 164)
V00705-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroeven
1
met magneten, keerringen en oliezeven verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 217
V00706-10
Schroeven
2
verwijderen. Oliefilterdeksel
3
met keerring verwijderen.
V00707-10
Oliefilter
4
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
V00708-10
Oliefilter
4
erin zetten.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilterdeksel
3
monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 218
V00706-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven motor M5 6 Nm
100773-12
Magneten
A
en oliezeven
B
van de olieaftapschroeven grondig reinigen.
V00705-10
Olieaftapschroeven
1
met magneten, keerringen en oliezeven monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 219
V00786-10
De oliehoeveelheid in twee werkstappen bijvullen.
Motorolie 3,60 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 249)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 249)
Sluitschroef
5
verwijderen en motorolie bijvullen.
Motorolie (1e deel-
hoeveelheid) ca.
3,0 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 249)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 249)
Sluitschroef
5
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 220
V00790-10
Sluitschroef verwijderen en resterende motorolie tot de bovenste markering
C
op het
kijkglas voor de motorolie vullen.
Sluitschroef monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 215)
Motorbescherming monteren. ( pag. 164)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 215)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 221
V00786-11
Hoofdwerk
Sluitschroef
1
verwijderen.
V00787-10
Motorolie tot de bovenste markering
A
op het kijkglas voor de motorolie vullen.
Voorwaarden
Buitentemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 249)
Voorwaarden
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 249)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
KTM raadt aan de motorolie te verversen als dat nodig is.
Afsluitschroef monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 222
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 215)
20 REINIGING, ONDERHOUD 223
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
20 REINIGING, ONDERHOUD 224
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 252)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met water
afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water
kan verdampen.
20 REINIGING, ONDERHOUD 225
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 139)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 251)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken ( pag. 252)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen niet polijsten, omdat daar-
door de materiaalkwaliteit sterk beperkt wordt.
Kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild reinigings-
en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 252)
Contact-/stuurslot, tankslot en zadelslot smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 252)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
20 REINIGING, ONDERHOUD 226
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 223)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen. Daardoor wordt
de remwerking sterk verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 139)
21 STALLING 227
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 251)
Brandstof tanken. ( pag. 126)
Motorfiets reinigen. ( pag. 223)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 216)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 188)
Accu demonteren. ( pag. 191)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Accu opladen. ( pag. 195)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 135)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
21 STALLING 228
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert
de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 135)
Accu monteren. ( pag. 193)
Info
Als de accu gedemonteerd was, moeten tijd en datum opnieuw worden inge-
steld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren. ( pag. 112)
Een proefrit maken.
22 FOUTEN OPSPOREN 229
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op het dis-
play van het gecombineerd instrument
Zekering 1 gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 202)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 200)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 195)
Ruststroom controleren.
Motor draait niet door als de
noodstopschakelaar/e-startknop in de
onderste stand wordt gedrukt
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 113)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 195)
Ruststroom controleren.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
Fout in elektronisch systeem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
Motor draait alleen door, als de koppe-
lingshendel is getrokken
Er is een versnelling geschakeld Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
Motor draait door, hoewel er een ver-
snelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstofleiding verbin-
den.
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 126)
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
22 FOUTEN OPSPOREN 230
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Controlelampje storing brandt resp.
knippert
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
ABS-controlelampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 202)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen.
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 215)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. ( pag. 216)
Accu leeg Een stroomverbruiker is aangesloten op
stopcontact/ACC1.
Stroomverbruiker loskoppelen van
stopcontact/ACC1.
Accu opladen. ( pag. 195)
Noodknipperlichten zijn ingeschakeld Noodknipperlichten uitschakelen.
Accu opladen. ( pag. 195)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Ontsteking bij het uitzetten van het
voertuig niet uitgeschakeld
Accu opladen. ( pag. 195)
23 TECHNISCHE GEGEVENS 231
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling, gekoeld met vloei-
stof
Cilinderinhoud 1.301 cm³
Slag 71 mm
Boring 108 mm
Compressie 13,1:1
Stationair toerental 1.300… 1.500 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Ventiel diameter ventielschijf
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Afvoer bij: 20 °C 0,25… 0,30 mm
Invoer bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 3 rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
23 TECHNISCHE GEGEVENS 232
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 35:32
Mengselbehandeling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR9BI-10
bougie buiten NGK LMAR7DI-10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel door water-
pomp
Starthulp E-starter
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef dempingplaat EJOT ALtracs
®
M6x14 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat ventieldeksel achter EJOT ALtracs
®
M6x10 10 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Olievernevelaar M5 2 Nm Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef achterbrugencoder M5 5 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 233
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerschaal-steunplaat M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef sensor versnellingsherkenning M5 6 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef onderdrukaansluiting M6 5 Nm Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 9 Nm
Ontluchtingsschroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op cilin-
derkop
M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm Loctite
®
648™
Schroef stationairhouder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 18 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 234
Schroef versnellingsvastzetting M6 18 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Tapeind kettingkast M6 8 Nm
Sproeier 100 M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Schroef distributieketting-geleidingsrail M8 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef distributieketting-spanrail M8 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorbehuizing M8 18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
8,5 Nm
2e niveau
14,5 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Opzetelement inbus
(61229025000)
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 10 Nm
Afsluitschroef sleperas M10x1 15 Nm
Bougie M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 235
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef vergrendeling verdeeltrans-
missie
M10x1 12 Nm
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Bougie M12x1,5 18 Nm
Schroef rotor M12x1,5 115 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
Moer koppelingsmeenemer M22x1,5 120 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 25 Nm
Schroef in het dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 236
Moer primair wiel M33LHx1,5 130 Nm Loctite
®
243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 3,60 l Buitentemperatuur: 0 °C Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 249)
Buitentemperatuur: < 0 °C Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 249)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 2,40 l Koelvloeistof ( pag. 248)
23.3.3 Brandstof
Brandstofreserve ca. 3,5 l
Brandstoftankvolume totaal ca. 23 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 248)
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geëloxeerd
Voorvork WP Performance SystemsSemiactive Suspension
Schokdemper WP Performance SystemsSemiactive Suspension
Veerweg
voor 200 mm
achter 200 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 237
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem radiaal vastgeschroefde remklauw en vier zui-
gers, remschijven vlottend gelagerd
achter Enkele schijfrem met remklauw met twee zuigers, remschijf vlot-
tend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 267 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
voor: Bij koude band 2,4 bar
achter: Bij koude band 2,9 bar
Secundaire overbrenging 17:42
Ketting 5/8 x 5/16” (525) Xring
Balhoofdhoek 64°
Wielstand 1.560±15 mm
Zithoogte onbelast 860/875 mm
Afstand van bodem, onbelast 220 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 226,4 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 300 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 460 kg
23 TECHNISCHE GEGEVENS 238
23.5 Elektronica
Accu YTZ14S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 11,2 Ah
Onderhoudsvrij
Batterij voor race-on-sleutel CR 2032 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht Led
Groot licht Led
zijlicht LED
Bochtverlichting LED
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer LED
Achterlicht LED
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23 TECHNISCHE GEGEVENS 239
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 19 M/C 60W TL
Pirelli Scorpion Trail 2 K
170/60 ZR 17 M/C 72W TL
Pirelli Scorpion Trail 2 K
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.1Q.26
Voorvork WP Performance SystemsSemiactive Suspension
Veerlengte met voorspanbus(sen) 443 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 12 N/mm
Vorklengte 885 mm
Vorkpootolie vorkpoot links 680 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 250)
Vorkpootolie vorkpoot rechts 430 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 250)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 01.18.1Q.26
Schokdemper WP Performance SystemsSemiactive Suspension
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 160 N/mm
Veerlengte 198,5 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 240
Statische veerweg 25 mm
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef combinatieschakelaar links 5 Nm
Schroef koplamp EJOT ALtracs
®
60x20 10 Nm
Schroef koplampadapter EJOT ALtracs
®
50x12 7 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bekledingsdeel M5 3,5 Nm
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar rechts M5 5 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4,5 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef hitteplaat aan einddemper M5 4 Nm
Schroef kabelgeleiding wieltoerentalsen-
sor achter
M5 3 Nm
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef remkabelhouder aan achterbrug M5 5 Nm
Schroef remkabelhouder aan frame M5 2 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef tankdop M5 3 Nm
Schroef traverse voor kofferopname
(Super Adventure S EU/AU/CN)
M5 4 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 241
Schroef windscherm M5 3,5 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 6 Nm
Moer bevestiging ABS-unit M6 8 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef bekledingsdeel M6 6 Nm
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef brandstoftank M6 10 Nm
Schroef bus M6 4 Nm
Schroef kabelkanaal M6 5 Nm
Schroef kettinggeleiding M6 5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang op
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorbescherming M6 10 Nm
Schroef onderste deel achterkant M6 6 Nm
Schroef radiateurhouder M6 7 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef schuinestandsensor M6 6 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 242
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Schroef steunplaat schuinestandsensor M6 10 Nm
Schroef uitlaatklem M6 8 Nm
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 10 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 10 Nm
Klep gebogen (Super Adventure S
EU/AU/CN)
M8 6 Nm
Klep gebogen (Super Adventure S JP) M8 4 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef klem stuurdemper M8 12 Nm
Schroef kofferhaak M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef railopname (Super Adventure S
EU/AU/CN)
M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef uitlaatklem M8 25 Nm
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 243
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Motorschroef M10 45 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef remklauw voor M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Moer kettingwielschroef M10x1,25 50 Nm Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Moer stopcontact M18x1 4 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef balhoofd boven M22x1,5 18 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm Schroefdraad ingevet
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 244
24.1 EUverklaringen van overeenstemming
Info
Functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvatten eventueel niet alle vermelde zendinstallaties.
Hiermee verklaart COBO SpA dat het zendinstallatietype BTROUTER overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de EU-
verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/btrouter
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van
de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype LC8 DASHBOARD overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de
EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/lc8-dashboard
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring Sensor "BC5A4" overeenkomt met de rele-
vante richtlijnen. De volledige tekst van de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring Sensor "RDC3" overeenkomt met de relevante
richtlijnen. De volledige tekst van de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
24.2 FCCverklaringen van overeenstemming
Info
Functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvatten eventueel niet alle vermelde zendinstallaties.
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 245
BTROUTER
FCC ID: Z642564N
IC: 451I2564N
KTM RACE ON system Active Key
FCC ID: VFZKLGKZADI01
IC: 22239-KLGKZADI01
KTM RACE ON system Main Unit
FCC ID: VFZKLGMZADI01
IC: 22239-KLGMZADI01
LC8 DASHBOARD
FCC ID: 2AKP9-LC8CLUSTER1
IC: 22273-LC8CLUSTER1
Tyre Pressure Monitoring Sensor "BC5A4"
FCC ID: MRXBC5A4
IC: 2546A-BC5A4
Tyre Pressure Monitoring Sensor "RDC3"
FCC ID: MRXRDC3
IC: 2546A-RDC3
Let op
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCCbepalingen.
Gebruik uitsluitend als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
1 Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken.
2 Dit apparaat moet ontvangen interferenties kunnen opnemen, ook interferenties die eventueel een ongewenst bedrijf veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de grenswaarden voor digitale apparaten van de klasse B conform de FCCbepalingen, deel 15. De
grenswaarden zijn zodanig dat deze in woonomgevingen voldoende bescherming tegen schadelijke storingen bieden. Deze apparaten pro-
duceren en gebruiken hoge frequenties en kunnen deze ook uitstralen. Daarom kunnen ze, indien ze niet volgens de aanwijzingen worden
geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke storingen van de radio-ontvangst veroorzaken. Er bestaat echter geen garantie dat er bij bepaalde
toepassingen geen storingen ontstaan. Als dit apparaat storingen met betrekking tot radio- of televisieontvangst veroorzaakt (controleer dit
door het apparaat in en uit te schakelen), kunt u deze radiostoringen eventueel als volgt verhelpen:
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 246
Stel de ontvangstantenne opnieuw af.
Plaats het apparaat en de radio-ontvanger verder uit elkaar.
Sluit het apparaat en de radio-ontvanger op gescheiden stroomkringen aan.
Raadpleeg uw dealer of een specialist voor radio- en televisietechniek.
Wijzigingen en modificaties die niet uitdrukkelijk door de verantwoordelijke instantie zijn toegestaan, kunnen ertoe leiden dat gebruikers
de apparaten niet meer mogen gebruiken.
25 OPEN SOURCE 247
25.1 Informatie over Open Source-software
Sommige voertuigcomponenten maken gebruik van Open Source-software.
De broncode van de gebruikte software evenals meer informatie zijn online beschikbaar.
Overzicht: http://www.ktm.com/ktm-oss
Info
Vanwege de bestandsgrootte kan het downloaden veel tijd vergen.
Afhankelijk van uw internetprovider kunnen kosten voor het verbruik van gegevensvolume ontstaan.
26 GEBRUIKSSTOFFEN 248
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaardige en ongeschikte
antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen door koelvloeistof
vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de koelvloeistof verdund
moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
26 GEBRUIKSSTOFFEN 249
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaarheid)
met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 253)
SAE ( pag. 253) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 253)
SAE ( pag. 253) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
26 GEBRUIKSSTOFFEN 250
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 253) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
27 HULPSTOFFEN 251
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
27 HULPSTOFFEN 252
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
28 NORMEN 253
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de norm JASO T903 MA.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
29 LIJST MET VAKBEGRIPPEN 254
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het recht-
uit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt
ATIR Automatische uitschakeling van richtingaan-
wijzer (Automatic Turn Indicator Reset)
Software die na afloop van een timer of een rijafstandsmeter de
richtingaanwijzers automatisch uitschakelt
TPMS Bandenspanning-controlesysteem (Tire Pres-
sure Monitoring System)
Veiligheidsstartsysteem dat met behulp van sensoren in de banden
de bandenspanning bewaakt en aangeeft
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat emissie- en veiligheidsgerelateerde waarden
bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag verhoogt,
maar in tegenstelling tot het dimlicht niet gefocust is en het weg-
dek verlicht
HHC Hill Hold Control Rijhulp die het terugrollen van het voertuig op hellingen verhindert
KTM RACE ON Systeem waarbij contact, stuurslot en tankdop per draadloze sleu-
tel met transponder worden vrijgegeven
MSC Motorfiets-stabiliteitscontrole (Motorcycle Sta-
bility Control)
Extra functie bij het ABS die het blokkeren en wegglijden van de
wielen tijdens het remmen in schuine stand verhindert
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcycle Trac-
tion Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraaiend achter-
wiel het motorkoppel verlaagt
MSR Motorslipregeling (Motor Slip Regulation) Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren van het ach-
terwiel bij een te grote motorremwerking verhindert door de regel-
kleppen iets te openen
Quickshifter+ Functie van de motorelektronica voor schakelen zonder bediening
van de koppeling
30 LIJST MET AFKORTINGEN 255
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
31 LIJST MET SYMBOLEN 256
31.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
31.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen worden
eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Race-oncontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij het race-on-systeem/bij de
alarminstallatie.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid is gedetecteerd. Dit
wordt ook op het display weergegeven.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-controlelampje knippert als de
ABS-modus Offroad is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De motorfietstractiecontrole is niet actief of is bezig met regelen. Het
TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Bovendien knippert het TC-controlelampje als de HHC
( pag. 116) (optioneel) actief is.
Lampje van de cruisecontrol brandt geel De cruisecontrol is ingeschakeld, maar de snelheidsregeling is niet
actief.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een emissie- of veiligheidskritieke fout geconstateerd.
31 LIJST MET SYMBOLEN 257
31.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwijzer links is ingescha-
keld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Lampje van de cruisecontrol brandt groen De cruisecontrol is ingeschakeld en de snelheidsregeling is actief.
Rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwijzer rechts is ingescha-
keld.
INDEX 258
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Artikelnummer stuurdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Bagagedrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Bestuurdersvoetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Bestuurderszadel
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Bijrijder-voetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Bijrijderzadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Brandstofkranen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
C
Chassis afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133-134
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Combinatieschakelaar
links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
overzicht links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
overzicht rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Cruisecontrol
bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
INDEX 259
D
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
E
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229-230
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . 46-48, 50-52, 54-93
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Consumption . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Cornering Light Test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Damping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77, 134
Dampingweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Extra Functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Favourites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Favouritesweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
handgreepverwarming (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Heated Grips (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75, 90
Heated Seat (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Heated Seat Pas (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Heated Seat Rid (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
helling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
HHC (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Load . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77, 133
Loadweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Motorcycle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
MTC+MSR (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Pairing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Preferences . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Pressure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Quick Selector 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Quick Selector 1weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
INDEX 260
Quick Selector 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Quick Selector 2weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Quick Shift + (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Ride Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78, 213
Ride Modeweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Temp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
TPMS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
waarschuwing glad wegdek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Warnings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
weergave omgevingstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
weergave van de cruisecontrol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . . . . . . . . . . 61
zadelverwarming (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . 108
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Inbedrijfstelling
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling . . . . . 112
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 209
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Koplamp bochtverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
INDEX 261
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Kroonplaat onder
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
L
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
M
Maskerspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Middenstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Motorfiets
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Motorfietstractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Motorslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Opbergvak
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
USBaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Open Source
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
INDEX 262
Q
Quickshifter+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
R
Raceonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Raceonsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165-175
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
optrekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
starten met HHC (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129-132
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Stopcontact voor elektrisch toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
T
Tankafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
INDEX 263
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231-243
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
U
USBaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . . . . . . . . . 244-246
EU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
FCC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Versnellingshendelvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
op middenstandaard zetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
van middenstandaard nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128, 236
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219, 236
W
Waarschuwing glad wegdek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
INDEX 264
Windscherm
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Zijbekleding voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
*3213540nl*
3213540nl
01/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267

KTM 1290 Super Adventure S 2017 de handleiding

Type
de handleiding