KTM 1290 Super Adventure S EU 2019 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2019
1290 Super Adventure S
Artikelnr. 3213911nl
BESTE KTM KLANT,
*3213911nl*
3213911nl
08/2018
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 28) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 29)
Sleutelnummer ( pag. 29)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2018 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
1290 Super Adventure S EU (F9903S4, F9903S5)
1290 Super Adventure S JP (F9986S4)
1290 Super Adventure S CN (F9987S4)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN............... 10
1.1 Gebruikte pictogrammen................... 10
1.2 Gebruikte formatering....................... 11
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 12
2.2 Onjuist gebruik ................................ 12
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 12
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 14
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 15
2.6 Veilig gebruik .................................. 16
2.7 Beschermende kleding ..................... 17
2.8 Werkinstructies................................ 17
2.9 Milieu............................................. 18
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 18
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 20
3.1 Garantie.......................................... 20
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 20
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 20
3.4 Service ........................................... 21
3.5 Afbeeldingen ................................... 21
3.6 Klantenservice................................. 21
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 24
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 24
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 26
5 SERIENUMMERS........................................ 28
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 28
5.2 Typeplaatje ..................................... 28
5.3 Sleutelnummer................................ 29
5.4 Motornummer.................................. 29
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 30
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 30
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 31
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 32
6.1 Koppelingshendel ............................ 32
6.2 Remhendel...................................... 32
6.3 Gashendel....................................... 33
6.4 Combinatieschakelaar links............... 33
6.5 Lichtschakelaar ............................... 34
6.6 Schakelaar van cruisecontrol............. 34
6.7 Menuschakelaar............................... 38
6.8 Richtingaanwijzerschakelaar ............. 38
6.9 Claxonknop ..................................... 40
INHOUDSOPGAVE
4
6.10 Combischakelaar rechts.................... 40
6.11 Noodknipperlichtschakelaar .............. 41
6.12 Noodstopschakelaar/e-startknop ........ 42
6.13 Raceonknop .................................. 43
6.14 Stuurslot (antenne) .......................... 44
6.15 Wegrijblokkering .............................. 45
6.16 Raceonsleutel................................ 45
6.17 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren ...................................... 47
6.18 USBaansluiting............................... 47
6.19 Tankdop openen .............................. 48
6.20 Tankdop sluiten ............................... 50
6.21 Brandstofkranen .............................. 51
6.22 Opbergvak openen............................ 52
6.23 Opbergvak sluiten ............................ 52
6.24 Zadelslot......................................... 53
6.25 Grepen............................................ 53
6.26 Bagagedrager................................... 54
6.27 Kofferdragers................................... 55
6.28 Voetsteun passagier.......................... 56
6.29 Versnellingshendel ........................... 56
6.30 Rempedaal...................................... 57
6.31 Zijstandaard .................................... 58
6.32 Middenstandaard ............................. 59
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 60
7.1 Gecombineerd instrument................. 60
7.2 Activering en test............................. 61
7.3 Dag-nacht-modus............................. 62
7.4 Waarschuwingen.............................. 63
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek ........ 64
7.6 Controlelampjes............................... 66
7.7 Display ........................................... 70
7.8 Toerental......................................... 72
7.9 Schakelindicator.............................. 73
7.10 Weergave van de cruisecontrol........... 74
7.11 Snelheid ......................................... 75
7.12 ABSweergave.................................. 75
7.13 MTCweergave ................................. 76
7.14 Rideweergave ................................. 76
7.15 Dampweergave ............................... 77
7.16 Handgreepverwarming (optioneel)...... 77
7.17 Zadelverwarming (optioneel) ............. 78
7.18 Loadweergave................................. 78
7.19 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 79
7.20 Brandstofpeilweergave...................... 79
7.21 Omgevingslucht-
temperatuurindicator........................ 81
7.22 Tijd ................................................ 81
INHOUDSOPGAVE
5
7.23 Favouritesweergave ......................... 82
7.24 Quick Selector 1weergave................ 82
7.25 Quick Selector 2weergave................ 83
7.26 Navigationweergave (optioneel) ........ 83
7.27 Menu.............................................. 84
7.27.1 KTM MY RIDE (optioneel)............. 85
7.27.2 Audio (optioneel) ......................... 86
7.27.3 Navigation (optioneel) .................. 88
7.27.4 Navigatie setup (optioneel) ........... 89
7.27.5 Navigatie informatie (optioneel)..... 91
7.27.6 Volume (optioneel)....................... 92
7.27.7 Setup (optioneel) ......................... 94
7.27.8 Bluetooth (optioneel).................... 95
7.27.9 Phone (optioneel) ........................ 96
7.27.10 Headset Rider (optioneel) ............. 98
7.27.11 Headset Pass. (optioneel) ........... 100
7.27.12 Wireless Interface ...................... 102
7.27.13 Telefonie (optioneel) .................. 103
7.27.14 Info .......................................... 104
7.27.15 Trip 1 ....................................... 105
7.27.16 Trip 2 ....................................... 106
7.27.17 General Info .............................. 107
7.27.18 TPMS ....................................... 107
7.27.19 Warnings................................... 109
7.27.20 Service ..................................... 109
7.27.21 Extra Functions ......................... 110
7.27.22 Motorcycle ................................ 111
7.27.23 Heated Grips (optioneel)............. 111
7.27.24 Heated Seat (optioneel).............. 112
7.27.25 Load......................................... 113
7.27.26 Damping................................... 114
7.27.27 Ride Mode ................................ 115
7.27.28 MTC ......................................... 116
7.27.29 MTC+MSR (optioneel)................ 117
7.27.30 ABS.......................................... 118
7.27.31 HHC (optioneel)......................... 120
7.27.32 Settings .................................... 120
7.27.33 Favourites ................................. 121
7.27.34 Navi Info Screen........................ 121
7.27.35 Quick Selector 1........................ 122
7.27.36 Quick Selector 2........................ 123
7.27.37 Preferences............................... 124
7.27.38 Units ........................................ 124
7.27.39 Distance ................................... 125
7.27.40 Temperature.............................. 126
7.27.41 Pressure ................................... 127
7.27.42 Consumption............................. 128
7.27.43 Language .................................. 129
7.27.44 Shift Light ................................ 129
7.27.45 Tijd en datum instellen .............. 130
7.27.46 DRL ......................................... 132
7.27.47 Quickshifter + (optioneel) ........... 134
INHOUDSOPGAVE
6
7.27.48 Heated Grips (optioneel)............. 134
7.27.49 Heated Seat Rid (optioneel)........ 135
7.27.50 Heated Seat Pas (optioneel)........ 135
7.27.51 Cornering Light Test................... 136
8 ERGONOMIE ............................................ 138
8.1 Bestuurderszadel instellen .............. 138
8.2 Stuurstand .................................... 139
8.3 Stuurstand instellen ................... 139
8.4 Windscherm instellen ..................... 142
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 143
8.6 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen ................ 144
8.7 Bestuurdersvoetsteunen.................. 144
8.8 Voetsteunen instellen .................. 145
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 148
8.10 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 149
8.11 Versnellingshendelvlak instellen ...... 151
8.12 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen .................................... 152
8.13 Helling van het gecombineerde
instrument instellen ....................... 153
9 INBEDRIJFSTELLING................................ 155
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................. 155
9.2 Motor inrijden................................ 157
9.3 Voertuig beladen............................ 158
10 RIJ-INSTRUCTIES..................................... 161
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................. 161
10.2 Starten ......................................... 162
10.3 Optrekken ..................................... 165
10.4 Quickshifter+ (optioneel) ................ 166
10.5 Starten met HHC (optioneel) ........... 167
10.6 Schakelen, rijden........................... 168
10.7 MSR (optioneel)............................. 174
10.8 Afremmen ..................................... 175
10.9 Stoppen, parkeren.......................... 178
10.10 Transporteren ................................ 180
10.11 Brandstof tanken ........................... 181
11 SERVICESCHEMA..................................... 184
11.1 Extra informatie ............................. 184
11.2 Verplichte werkzaamheden.............. 184
11.3 Aanbevolen werkzaamheden............ 187
INHOUDSOPGAVE
7
12 CHASSIS AFSTELLEN ............................... 188
12.1 Voorvork/schokdemper.................... 188
12.2 Load............................................. 188
12.3 Damping ....................................... 189
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ....... 190
13.1 Voertuig op middenstandaard
zetten ........................................... 190
13.2 Voertuig van middenstandaard
nemen .......................................... 191
13.3 Buddyseat verwijderen.................... 192
13.4 Buddyseat monteren ...................... 192
13.5 Bestuurderszadel verwijderen .......... 193
13.6 Bestuurderszadel monteren............. 194
13.7 Kettingvervuiling controleren........... 195
13.8 Ketting reinigen ............................. 195
13.9 Kettingspanning controleren ........... 197
13.10 Kettingspanning instellen ............... 199
13.11 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ....... 201
13.12 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 205
13.13 Speling balhoofdlager controleren.... 207
13.14 Kroonplaat onder demonteren ......... 209
13.15 Kroonplaat onder monteren............. 210
13.16 Zijbekleding voor demonteren.......... 211
13.17 Zijbekleding voor monteren ............. 211
13.18 Maskerspoiler demonteren ........... 212
13.19 Maskerspoiler monteren .............. 216
13.20 Spatbord voor demonteren .............. 219
13.21 Spatbord voor monteren.................. 219
13.22 Vuilschrapers vorkpoten
reinigen ..................................... 220
13.23 Brandstoftankbekleding
demonteren................................... 221
13.24 Brandstoftankbekleding monteren ... 223
13.25 Windscherm demonteren ................ 226
13.26 Windscherm monteren.................... 226
13.27 Motorbescherming demonteren ....... 227
13.28 Motorbescherming monteren ........... 227
14 REMSYSTEEM.......................................... 228
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 228
14.2 Remschijven controleren................. 231
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 233
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 234
14.5 Remplaketten van de voorwielrem
controleren.................................... 236
INHOUDSOPGAVE
8
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 238
14.7 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 239
14.8 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 242
15 WIELEN, BANDEN .................................... 243
15.1 Voorwiel demonteren .................. 243
15.2 Voorwiel monteren ...................... 245
15.3 Achterwiel demonteren ............... 249
15.4 Achterwiel monteren ................... 252
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren .......... 255
15.6 Bandentoestand controleren............ 256
15.7 Bandenspanning controleren........... 259
15.8 Gebruik van bandenreparatiespray ... 261
16 ELEKTRONICA.......................................... 263
16.1 Dagrijlicht (DRL)............................. 263
16.2 Bochtverlichting............................. 264
16.3 12V-accu demonteren ................. 265
16.4 12V-accu monteren .................... 267
16.5 12V-accu laden .......................... 270
16.6 Raceonsleutelbatterij vervangen .... 275
16.7 Hoofdzekering vervangen ................ 276
16.8 Zekeringen in zekeringenblok
vervangen...................................... 279
16.9 Koplampinstelling controleren ......... 282
16.10 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 283
16.11 Diagnosestekker............................. 285
16.12 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 285
16.13 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 286
17 KOELSYSTEEM......................................... 287
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir
controleren.................................... 287
17.2 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren....... 289
18 MOTOR AFSTELLEN ................................. 292
18.1 Ride Mode .................................... 292
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC) ....... 293
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 294
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 294
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 295
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 302
INHOUDSOPGAVE
9
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 305
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 305
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 309
21 STALLING ................................................ 311
21.1 Stalling......................................... 311
21.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 313
22 FOUTEN OPSPOREN................................. 314
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 319
23.1 Motor............................................ 319
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 321
23.3 Vulhoeveelheden............................ 326
23.3.1 Motorolie .................................. 326
23.3.2 Koelmiddel ............................... 326
23.3.3 Brandstof.................................. 327
23.4 Chassis ......................................... 327
23.5 Elektronica.................................... 329
23.6 Banden......................................... 330
23.7 Voorvork........................................ 330
23.8 Schokdemper ................................ 331
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 331
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 338
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 338
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 340
25 OPEN SOURCE......................................... 341
25.1 Informatie over
Open Source-software..................... 341
26 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 342
27 HULPSTOFFEN......................................... 346
28 NORMEN ................................................. 348
29 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 349
30 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 351
31 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 352
31.1 Rode pictogrammen ....................... 352
31.2 Gele of oranje pictogrammen........... 352
31.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 353
INDEX ............................................................. 354
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
11
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat het kan worden gebruikt bij normale belastingen tijdens het rijden
over de weg en op eenvoudig terrein (niet-geasfalteerde wegen). Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op race-
circuits.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
17
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: Kleplichter
(59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven
en moeren, afdichtingen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden ver-
vangen.
Indien bij schroefverbindingen een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) wordt gebruikt, moeten de specifieke gebruiks-
aanwijzingen van de fabrikant in acht worden genomen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
18
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadi-
ging en slijtage. Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na voltooiing van de reparatie of het onderhoud dient de verkeersveiligheid van het voertuig te worden gewaar-
borgd.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
19
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
20
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- & garantieboekje.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
21
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrije werking en het voorkomen van vroegtijdige slijtage is het in acht nemen van de
in de gebruiksaanwijzing vermelde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadiging en breken van de chassiscomponenten.
Het gebruik van de motorfietsen onder extreme omstandigheden zoals op modderige en vochtige wegen of in stof-
fige en droge omgevingen kan leiden tot verhoogde belasting van componenten zoals de aandrijving, remmen of
luchtfilter. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al voordat het
interval volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
22
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
23
4 AFBEELDING VOERTUIG
24
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
F01747-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
25
1
Stopcontact voor elektrisch toebehoren ( pag. 47)
2
Koppelingshendel ( pag. 32)
3
Zadelslot ( pag. 53)
4
Grepen ( pag. 53)
5
Bagagedrager ( pag. 54)
6
Voetsteun passagier ( pag. 56)
7
Middenstandaard ( pag. 59)
8
Bestuurdersvoetsteunen ( pag. 144)
9
Versnellingshendel ( pag. 56)
bk
Zijstandaard ( pag. 58)
bl
Kijkglas motorolie
bm
Brandstofkranen ( pag. 51)
4 AFBEELDING VOERTUIG
26
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
F01748-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
27
1
Tankdop
2
Combinatieschakelaar links ( pag. 33)
3
Combischakelaar rechts ( pag. 40)
4
Gashendel ( pag. 33)
5
Remhendel ( pag. 32)
6
Opbergvak
7
Compensatiereservoir koelsysteem
8
Rempedaal ( pag. 57)
5 SERIENUMMERS
28
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402294-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is in het frame achter de
bedieningskop rechtsonder in reliëf aangebracht.
Het voertuigidentificatienummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
402293-10
Het typeplaatje
1
is aan het frame achter het balhoofd linksbo-
ven aangebracht.
SERIENUMMERS 5
29
5.3 Sleutelnummer
F01249-10
Het sleutelnummer Code number
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer
1
is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
30
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402339-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper in reliëf aangebracht.
SERIENUMMERS 5
31
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H02023-10
Het artikelnummer van de stuurdemper
1
is in de onderkant van
de stuurdemper gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
6.1 Koppelingshendel
V00711-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
V00712-10
De remhendel
1
is rechts aan het stuur aangebracht.
Met de remhendel worden de voorwielrem en de achterwielrem
tegelijkertijd bediend.
Info
Als de ABSmodus Offroad ingeschakeld is, wordt alleen de
voorwielrem bediend.
Als het ABS uitgeschakeld is, wordt alleen de voorwielrem
bediend.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.3 Gashendel
V00734-11
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Combinatieschakelaar links
De linker combinatieschakelaar is links aan het stuur aangebracht.
V00735-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 34)
2
Schakelaar van cruisecontrol ( pag. 34)
3
Menuschakelaar ( pag. 38)
4
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 38)
5
Claxonknop ( pag. 40)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.5 Lichtschakelaar
K00799-10
De lichtschakelaar
1
is aan de linkerkant van de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar naar stand
C
trekken.
6.6 Schakelaar van cruisecontrol
V00788-10
De schakelaar van de cruisecontrol
1
is links op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Schakelaar van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Schakelaar van cruisecontrol naar links gedrukt. In
deze stand wordt de cruisecontrol in- en uitgeschakeld. De
bedrijfstoestand wordt op het gecombineerde instrument
weergegeven.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
Schakelaar van cruisecontrol kort omhoog gedrukt. De als
laatste opgeslagen snelheid wordt weer bereikt en aangehou-
den. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt, wordt de
doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verhoogd.
Schakelaar van cruisecontrol omhoog gedrukt gehouden.
De doelsnelheid neemt stapsgewijs toe met 5 km/h of
5 mph.
Schakelaar van cruisecontrol kort omlaag gedrukt. De
cruisecontrol wordt geactiveerd en de actuele snelheid wordt
aangehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt,
wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verlaagd.
Schakelaar van cruisecontrol omlaag gedrukt gehouden.
De doelsnelheid neemt stapsgewijs af met 5 km/h of
5 mph.
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de
uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen snelheid
blijft behouden.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor
minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft de crui-
secontrol geactiveerd.
Om de cruisecontrol uit te schakelen, schakelaar van cruisecon-
trol naar links drukken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
wisselen van versnelling
dichtdraaien van de gashendel tot voorbij de uitgangspositie
regeling van de motorfietstractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
optreden van een fout die de werking van de cruisecontrol
beperkt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet snelheidsregelsysteem is niet
voor alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een
helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een
helling het motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op een glad
wegdek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw) of op een
niet verharde ondergrond (bijvoorbeeld zand, stenen,
grind).
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet als de ver-
keerssituatie geen constante snelheid toelaat.
De cruisecontrolfunctie is alleen beschikbaar wanneer de tractie-
controle van de motorfiets (MTC) is ingeschakeld.
Wanneer de tractiecontrole van de motorfiets (MTC) wordt uitge-
schakeld, wordt ook de cruisecontrol uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De cruisecontrol kan alleen in de 3e, 4e, 5e en 6e versnelling wor-
den geactiveerd.
Het regelbereik loopt van 40 tot 200 km/h of van 25 tot 125 mph.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
6.7 Menuschakelaar
V00785-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het matrixdisplay op het gecombi-
neerde instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.8 Richtingaanwijzerschakelaar
V00713-10
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis duwen.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Info
Als softwarefunctie is een automatische richtingaanwijzer-
uitschakelaar (ATIR) beschikbaar.
De ATIR-functie gebruikt een tijdklok en een rijafstandsme-
ter.
Als de richtingaanwijzer gedurende minimaal 10 seconden
en 150 meter rijafstand ingeschakeld is geweest, wordt de
richtingaanwijzer uitgeschakeld.
Als het voertuig stilstaat, worden de beide meters gestopt.
Als de richtingaanwijzerschakelaar opnieuw wordt bediend,
worden beide meters gereset.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.9 Claxonknop
V00713-11
De claxonknop
1
is aan de linkerkant van de combinatieschake-
laar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
geactiveerd.
6.10 Combischakelaar rechts
De rechter combinatieschakelaar is rechts aan het stuur aange-
bracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
K00803-10
Overzicht combinatieschakelaar rechts
1
Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 41)
2
Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 42)
3
Raceonknop ( pag. 43)
6.11 Noodknipperlichtschakelaar
V00789-10
De noodknipperlichtschakelaar
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van
noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontste-
king of tot 60 seconden na het uitschakelen van de ontste-
king worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist
nodig is, aangezien dit de 12V-accu ontlaadt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier knipperlichten
en de groene controlelampjes op het gecombineerde
instrument knipperen.
6.12 Noodstopschakelaar/e-startknop
V00734-10
De noodstopschakelaar/e-startknop
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar/estartknop uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Noodstopschakelaar/estartknop aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
43
6.13 Raceonknop
V00734-12
De raceonknop
1
is rechts op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Info
De raceonknop heeft bij dit voertuig de functie van con-
tactslot.
De besturing kan alleen worden geblokkeerd als het stuur
helemaal naar links is gedraaid.
Mogelijke toestanden
Raceonknop in de uitgangspositie.
Raceonknop kort ingedrukt Kort indrukken schakelt het
contact in en ontgrendelt de stuurvergrendeling of schakelt
het contact uit. Het race-on-controlelampje brandt een keer
kort ter bevestiging.
Raceonknop lang ingedrukt Lang indrukken schakelt
het contact uit en vergrendelt tegelijkertijd de stuurvergrende-
ling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
44
6.14 Stuurslot (antenne)
F01249-10
Bij dit voertuig wordt het contact- en stuurslot door een contact-
loze sleutel met transponder (raceonsleutel ( pag. 45)) vervan-
gen.
Om de stuurvergrendeling te activeren, moet het stuur naar links
gedraaid zijn.
De besturing wordt elektromechanisch via de raceonknop
( pag. 43) vergrendeld en ontgrendeld.
Als de batterijspanning van de raceonsleutel te laag is, ofwel de
raceonsleutel of de zwarte contactsleutel in het bereik
A
van de
motorfiets houden en de startprocedure herhalen.
Info
Zodra de motor is gestart, de raceonsleutel of de zwarte
contactsleutel weer veilig opbergen.
Mogelijke toestanden
Contact uit, besturing geblokkeerd In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken en de besturing geblokkeerd.
Contact uit, besturing ontgrendeld In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken en de besturing ontgrendeld.
Contact aan, besturing ontgrendeld In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en de besturing ontgrendeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
45
6.15 Wegrijblokkering
F01329-01
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen
gebruik door onbevoegden.
Zodra het contact via de raceonknop ( pag. 43) wordt uitge-
schakeld, is de wegrijblokkering geactiveerd en de motorelektro-
nica geblokkeerd.
Het raceoncontrolelampje
1
kan door knipperen fouten aange-
ven.
Als de optionele alarminstallatie is ingebouwd, knippert het race-
on-controlelampje
1
als de alarminstallatie ingeschakeld is.
6.16 Raceonsleutel
S01724-10
De race-on-sleutel
1
heeft bij dit voertuig de functie van een
klassieke contactsleutel.
Met de knop
2
wordt de sleutelbaard uitgeklapt. De sleutelbaard
wordt alleen gebruikt om het zadelslot te ontgrendelen en de kof-
fers (optioneel) te openen.
De zwarte contactsleutel
3
is alleen voor situaties bedoeld
waarin de race-on-sleutel niet beschikbaar is of niet werkt.
De zwarte contactsleutel kan voor het starten van het voertuig wor-
den gebruikt als de batterijspanning van de raceonsleutel te laag
is en de transponder van het voertuig niet wordt herkend. Ook kan
6 BEDIENINGSELEMENTEN
46
met de zwarte contactsleutel het zadelslot worden ontgrendeld en
kunnen de koffers (optioneel) worden geopend.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische compo-
nenten. Altijd een afstand van meerdere centimeter aan-
houden tot andere apparaten met elektronische componen-
ten.
Een verloren contactsleutel moet door een geautoriseerde KTM-
werkplaats worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbevoeg-
den met het voertuig gaan rijden.
De meegeleverde contactsleutels zijn in de leveringstoestand geac-
tiveerd.
Er kunnen in totaal tot vier contactsleutels onder vermelding van
het sleutelnummer bij een geautoriseerde KTM-werkplaats worden
geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
47
6.17 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
V00714-10
Het stopcontact
1
voor elektrisch toebehoren is voor de bovenste
kroonplaat aangebracht.
Het is aangesloten op constant plus en gezekerd.
Stopcontact elektrische toebehoren
Spanning 12 V
Maximale
stroomopname
10 A
6.18 USBaansluiting
F00974-10
In het opbergvak bevindt zich een USB-aansluiting
1
voor de
spanningsvoorziening van externe apparaten.
De USB-aansluiting wordt ingeschakeld met het contact.
USBaansluiting
Spanning 5 V
Maximale
stroomopname
2,1 A
6 BEDIENINGSELEMENTEN
48
6.19 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
49
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motor is uit.
Het contact is ingeschakeld of sinds minder dan 1 minuut uitge-
schakeld.
V00731-10
Afdekking
1
langzaam omhoog klappen.
De tankdop ontgrendelt.
Tankdop
2
omhoogklappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
50
6.20 Tankdop sluiten
V00732-10
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop
1
omlaag klappen en omlaag drukken.
De tankdop klikt hoorbaar vast.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
51
6.21 Brandstofkranen
V00715-10
Er bevindt zich een brandstofkraan
1
aan iedere kant van de
brandstoftank.
Info
De brandstofkranen moeten tijdens het rijden altijd zijn
geopend.
De brandstofkranen worden alleen gesloten voor het verwij-
deren van de brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkranen gesloten Er kan geen niveaucompensatie
plaatsvinden en de brandstoftoevoer naar het smoorklephuis
is gesloten.
Brandstofkranen geopend Er kan een niveaucompensatie
plaatsvinden en de brandstoftoevoer naar het smoorklephuis
is geopend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
52
6.22 Opbergvak openen
F00918-10
Vergrendeling
1
optillen en in het bereik
A
losmaken.
Opbergvak openen.
Info
In het opbergvak bevindt zich een USB-aansluiting
2
( pag. 47) voor de voedingsspanning van externe
apparaten.
6.23 Opbergvak sluiten
F00919-10
Opbergvak sluiten.
Vergrendeling
1
in het bereik
A
bevestigen en omlaag druk-
ken.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
53
6.24 Zadelslot
V00737-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde onder
het zadel.
Het kan met de raceonsleutel of de zwarte contactsleutel worden
ontgrendeld.
6.25 Grepen
F01250-10
De passagier kan zich tijdens het rijden aan de handgrepen
1
vasthouden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
54
6.26 Bagagedrager
F01250-11
De bagagedragerplaat
1
bevindt zich achter het zadel.
Op de bagagedragerplaat kan de basisplaat van een koffersysteem
(optioneel) worden bevestigd.
De bagagedragerplaat mag maximaal met het aangegeven gewicht
worden belast.
Maximaal toegestane
belasting van de
bagagedragerplaat
8 kg
Info
Opletten op de aanwijzingen van de kofferfabrikant.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
55
6.27 Kofferdragers
F01251-10
De kofferdragers
1
bevinden zich aan de zijkant van de passa-
gierszitbank.
Aan de kofferdragers kan een koffersysteem (optioneel) worden
bevestigd.
Gebruik de door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen koffersyste-
men.
De gegevens van de bijgeleverde KTM PowerParts montagehandlei-
ding in acht nemen.
Info
Gebruik van andere koffersystemen wordt niet aanbevolen.
Bij gebruik van andere koffersystemen de maximale belas-
ting van de kofferopnames niet overschrijden.
Hoogst toegestane
belasting van de
kofferopnames per
zijde bij gebruik van
andere koffersyste-
men
7 kg
6 BEDIENINGSELEMENTEN
56
6.28 Voetsteun passagier
V00738-01
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6.29 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel
1
is aan de motor links aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
57
402299-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De vrije stand bevindt zich tussen 1e en 2e versnelling.
6.30 Rempedaal
402301-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
58
6.31 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk Stoppen,
parkeren in acht.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
59
6.32 Middenstandaard
402031-10
Naast de zijstandaard is het voertuig uitgerust met een midden-
standaard
1
.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.1 Gecombineerd instrument
F01749-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functieseg-
menten.
1
Controlelampjes ( pag. 66)
2
Display
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingDelen van het gecombineerde
instrument worden in bepaalde situaties zeer heet.
Bij omgevingstemperaturen hoger dan 55 °C (131 °F),
langere stilstand bijvoorbeeld bij een verkeerslicht of
direct zonlicht, warmt vooral het display sterk op.
Raak het gecombineerde instrument in deze situaties
niet met blote handen aan.
Draag geschikte beschermende kleding.
Als u zich heeft verbrand dient u de verbrande plek
meteen onder lauwwarm water te houden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
7.2 Activering en test
F01266-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet loopt. Als de motor loopt en het controlelampje storing
brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opne-
men met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de
geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje
blijven branden totdat een snelheid van 6 km/h (ca. 4 mph)
of meer is bereikt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
7.3 Dag-nacht-modus
F01750-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
F01751-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument
meet de helderheid van de omgeving en schakelt het dis-
play automatisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van
de helderheid die de omgevingslichtsensor meet, wordt het
display lichter of donkerder of in de andere modus gescha-
keld.
De weergavemodus kan niet handmatig worden gewisseld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
7.4 Waarschuwingen
F01752-10
Waarschuwingen verschijnen aan de onderste rand van het display.
Afhankelijk van hun relevantie krijgen ze een gele of rode achter-
grond.
Gele waarschuwingen
1
tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl.
Rode waarschuwingen
2
tonen fouten of informatie die een
onmiddellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige toets te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
menu Warnings weergegeven totdat ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek
F01738-10
Het verschijnen van de waarschuwing voor glad wegdek wijst op
een verhoogd risico op gladde wegen.
De waarschuwing voor glad wegdek wordt weergegeven in het
bereik
1
van het display.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt op het display
wanneer de omgevingstemperatuur onder de aangegeven waarde is
gevallen.
Temperatuur 4 °C
De waarschuwing voor glad wegdek verdwijnt weer van het dis-
play wanneer de omgevingstemperatuur weer boven de aangegeven
waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
Info
Wanneer de waarschuwing voor glad wegdek oplicht, ver-
schijnt ook de waarschuwing ICE WARNING.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
7.6 Controlelampjes
F01267-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Als de motor loopt en het controle-
lampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TC-controlelampje branden tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca.
4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Race-oncontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij het race-
on-systeem/bij de alarminstallatie.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert wanneer ABSmodus Offroad is geactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
68
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 293) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TCcontrolelampje knippert als TC actief ingrijpt of als
de HHC ( pag. 167) (optioneel) is geactiveerd.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Het controlelampje van de cruisecontrol brandt geel De cruisecontrol is ingeschakeld, maar
de snelheidsregeling is niet actief.
Controlelampje toerentalregelsysteem brandt groen De cruisecontrol is ingeschakeld en de
snelheidsregeling is actief.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een emissie- of veiligheidskritieke fout
geconstateerd.
Rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer rechts is ingeschakeld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
69
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
70
7.7 Display
F01753-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
71
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument. Als het menu geopend is, wordt
verder de snelheid weergegeven.
1
Toerental ( pag. 72)
1
Schakelindicator ( pag. 73)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2
Weergave van de cruisecontrol ( pag. 74)
3
Versnellingsindicatie
4
Eenheid voor de toerentalindicatie
5
Snelheid ( pag. 75)
6
Eenheid voor de snelheidsindicatie
7
ABSweergave ( pag. 75)
8
MTCweergave ( pag. 76)
9
Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 77)
bk
Zadelverwarming (optioneel) ( pag. 78)
bl
Dampweergave ( pag. 77)
bm
Loadweergave ( pag. 78)
bn
Rideweergave ( pag. 76)
bo
Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 79)
bp
Brandstofpeilweergave ( pag. 79)
bq
Waarschuwing voor glad wegdek ( pag. 64)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
72
bq
Wordt alleen bij verhoogd gevaar voor glad wegdek weergegeven.
br
Omgevingslucht-temperatuurindicator ( pag. 81)
bs
Bluetooth
®
(optioneel)
bt
GPS (optioneel)
ck
Tijd ( pag. 81)
cl
SET
Wordt alleen bij gesloten menuoverzicht weergegeven.
cm
Favouritesweergave ( pag. 82)
7.8 Toerental
F01754-10
Het toerental wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
73
7.9 Schakelindicator
F01755-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator
worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot 1000 km/621 mi) is de
schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelindicator
worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1 en RPM2
worden ingesteld. Bij RPM1 brandt de schakelindicator rood en bij
RPM2 knippert hij rood.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
brandt altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
74
RPM1-
schakelindicator
brandt
RPM2-
schakelindicator
knippert
7.10 Weergave van de cruisecontrol
F01754-21
De bedrijfstoestand van de geactiveerde cruisecontrol wordt in het
bereik
1
van het display weergegeven.
De cruisecontrol wordt bestuurd met de
knop van de cruisecontrol ( pag. 34).
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
75
7.11 Snelheid
F01754-11
De snelheid wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
De eenheid van de snelheid kan in het menu Distance worden
geconfigureerd.
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph
weergegeven.
7.12 ABSweergave
F01754-12
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik
1
van het display
weergegeven.
In het menu ABS kan ABS worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
76
7.13 MTCweergave
F01754-13
In het bereik
1
van het display wordt weergegeven of MTC is in-
of uitgeschakeld.
In het menu MTC kan de motorfiets-tractiecontrole worden in- of
uitgeschakeld.
7.14 Rideweergave
F01754-13
De ingestelde Ride Mode wordt in het bereik
1
van het display
weergegeven.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
77
7.15 Dampweergave
F01754-15
De ingestelde Damping modus wordt in het bereik
1
van het dis-
play weergegeven.
In het menu Damping kan de demping worden geconfigureerd.
7.16 Handgreepverwarming (optioneel)
F01754-16
Bij ingeschakelde handgreepverwarming verschijnt
het Heated Gripssymbool in het bereik
1
van het display.
De handgreepverwarming kan in het menu Heated Grips worden
geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
78
7.17 Zadelverwarming (optioneel)
F01754-17
Bij ingeschakelde zadelverwarming verschijnt
het Heated Seatsymbool in het bereik
1
van het display.
De zadelverwarming kan in het menu Heated Seat worden geconfi-
gureerd.
Info
Het verwarmingsniveau van de buddyseatverwarming kan
door een schakelaar naast de rechter handgreep worden
geregeld.
7.18 Loadweergave
F01754-18
Het ingestelde laadvermogen wordt weergegeven in het bereik
1
van het display.
De belading kan in het menu Load worden geconfigureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
79
7.19 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
F01740-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Bij het knipperen van alle balkjes verschijnt ook de waar-
schuwing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier balkjes branden.
Motor heet Vijf tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen rood.
7.20 Brandstofpeilweergave
F01756-10
De inhoud van de brandstoftank wordt weergegeven in het
bereik
1
van het display.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
80
Info
Wanneer de brandstofvoorraad slinkt, knipperen alle acht
balkjes rood en ook de waarschuwing LOW FUEL verschijnt.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
81
7.21 Omgevingslucht-temperatuurindicator
F01754-19
De omgevingstemperatuur wordt in het gedeelte
1
aangegeven.
De eenheid van de omgevingstemperatuur kan in het menu Tempe-
rature worden geconfigureerd.
De omgevingstemperatuur wordt in °C of. °F weergegeven.
7.22 Tijd
F01754-20
De tijd wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie
weergegeven. Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weer-
gegeven in de 12-uursnotatie.
In het menu Time/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit
gehaald was.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
82
7.23 Favouritesweergave
F01746-01
In de Favouritesweergave worden tot acht informatieteksten weer-
gegeven.
In het menu Favourites kan de Favouritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
Info
Eén tot vier geselecteerde informatieteksten worden op
twee regels weergegeven. Vijf tot acht geselecteerde infor-
matieteksten worden op één regel weergegeven.
7.24 Quick Selector 1weergave
F01757-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 1 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 1 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 1 kan Quick Selector 1 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
83
7.25 Quick Selector 2weergave
F01757-02
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 2 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 2 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 2 kan Quick Selector 2 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
7.26 Navigationweergave (optioneel)
F01277-01
De Navigation-weergave verschijnt bij geactiveerde navigatiefunc-
tie.
In de Navigation-weergave worden de richtingspijl, de afstand tot
het volgende routepunt, de straatnaam en maximaal vier informa-
tieteksten weergegeven.
In het menu Navi Info Screen kan de Navigationweergave vrij wor-
den geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
84
Info
Eén tot twee geselecteerde informatieteksten worden op
twee regels weergegeven. Drie tot vier geselecteerde infor-
matieteksten worden op een regel weergegeven.
7.27 Menu
V01145-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op
de SETknop
1
drukken.
Met de UP-knop
2
of der DOWN-knop
3
in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop
4
in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
Als bij geopend menu geen knop van de combinatiescha-
kelaar links wordt bediend, sluit het menu automatisch na
ca. 20 seconden. Door de SETknop nog eens in te drukken,
wordt het als laatst geopende menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
85
7.27.1 KTM MY RIDE (optioneel)
F01280-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon of headset via
Bluetooth
®
met het gecombineerde instrument worden verbonden
en de navigatiefunctie worden geconfigureerd.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
86
7.27.2 Audio (optioneel)
F01288-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Wireless Interface (optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
87
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Door kort of twee keer kort drukken op de DOWN-knop wordt
afhankelijk van het telefoonmodel naar de vorige audiotitel
gewisseld of de actuele audiotitel opnieuw van voren afge-
speeld.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Tip
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer van
de mobiele telefoon worden gestart, voordat de weer-
gave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de Audio-functie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
88
7.27.3 Navigation (optioneel)
F01290-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon (Android
®
-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten
vanaf versie 10) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een geschikt taalpakket
werd in de KTM MY RIDE-app gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Navigation kunnen verschillende instellingen worden
uitgevoerd en kan algemene informatie worden opgeroepen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
89
Info
De Audio-functie kan gelijktijdig met de navigatiefunctie
worden gebruikt.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand van
het gecombineerde instrument weergegeven. Bij actieve
telefonie kan niet in het Navigation-menu worden genavi-
geerd.
Bij ingeschakelde navigatiefunctie en verbonden apparaat
verschijnt het GPS-symbool op het display van het gecombi-
neerde instrument.
7.27.4 Navigatie setup (optioneel)
F01333-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon (Android
®
-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten
vanaf versie 10) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
90
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation Setup is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste menu-
punt Navigation Off of Turn by Turn is gemarkeerd. SET-knop
indrukken, om het desbetreffende submenupunt in of uit te
schakelen.
Info
Met Navigation Off kan de visuele navigatie worden in-
of uitgeschakeld. Een geactiveerde spraaknavigatie
blijft verder ingeschakeld.
Met Turn by Turn kan de visuele navigatie op
richtingspijlen worden gewijzigd.
In het submenu Navigation Setup kan de navigatiemodus worden
ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
91
7.27.5 Navigatie informatie (optioneel)
F01332-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon (Android
®
-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten
vanaf versie 10) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation Information is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Info
Distance to Target toont de afstand tot de eindbestem-
ming.
Arrival Time toont de geschatte aankomsttijd van de
mobiele telefoon.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
92
In het submenu Navigation Information kan informatie over de actu-
ele navigatie worden bekeken.
7.27.6 Volume (optioneel)
F01335-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon (Android
®
-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten
vanaf versie 10) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTM MY RIDE-app gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
93
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Volume is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
In het submenu Volume kan de volume van de navigatie worden
ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
94
7.27.7 Setup (optioneel)
F01327-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Setup kan Wireless Interface worden geconfigureerd, waardoor
het menu Bluetooth kan worden geactiveerd of gedeactiveerd.
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie met
KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth
®
-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
95
7.27.8 Bluetooth (optioneel)
F01331-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Wireless Interface (optioneel) geactiveerd.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Bluetooth kan een geschikte mobiele telefoon of headset via
Bluetooth
®
met het gecombineerde instrument worden verbonden.
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth
®
-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
96
7.27.9 Phone (optioneel)
F01336-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Wireless Interface (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gewenste menupunt
Phone is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Info
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons tegelijkertijd
met het gecombineerde instrument worden verbonden.
Door de SETknop nog een keer in te drukken het submenu-
punt Pairing bevestigen.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding, dat
deze gereed is voor de verbinding. Door bevestiging van Pas-
skey op de mobiele telefoon en op het gecombineerde instru-
ment wordt de verbinding succesvol afgesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
97
Info
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden mobiele telefoon in het menu Phone weergege-
ven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het
gecombineerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth
®
-functie binnen het bereik van het gecombineerde instru-
ment brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
In het submenu Phone kan een geschikte mobiele telefoon met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
98
7.27.10 Headset Rider (optioneel)
F01337-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Wireless Interface (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Rider is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Door de SETknop nog een keer in te drukken het submenu-
punt Pairing bevestigen.
De naam van de bestuurder-headset verschijnt op het
gecombineerde instrument. Door de SETknop in te drukken
het apparaat selecteren. Door de SETknop nog een keer
in te drukken het submenupunt Confirm bevestigen. De
verbinding van een bestuurder-headset met het gecombineerde
instrument wordt hier succesvol afgesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
99
Info
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden headset in het menu Headset Rider weergege-
ven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth
®
-functie binnen het bereik van het gecombineerde instru-
ment brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
In het submenu Headset Rider kan een geschikte headset van de
bestuurder met het gecombineerde instrument worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
100
7.27.11 Headset Pass. (optioneel)
F01338-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Wireless Interface (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Pass. is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Door de SETknop nog een keer in te drukken het submenu-
punt Pairing bevestigen.
De naam van de headset van de passagier verschijnt op het
gecombineerde instrument. Door de SETknop in te drukken
het apparaat selecteren. Door de SETknop nog een keer in
te drukken het submenupunt Confirm bevestigen. De koppe-
ling van de headset van een passagier met het gecombineerde
instrument is succesvol afgerond op dit punt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
101
Info
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden headset in het menu Headset Pass. weergege-
ven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth
®
-functie binnen het bereik van het gecombineerde instru-
ment brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
In het submenu Headset Pass. kan een geschikte headset van de
passagier met het gecombineerde instrument worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
102
7.27.12 Wireless Interface
F01286-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Wireless Interface is geselec-
teerd. Door de SET-knop in te drukken Wireless Interface in- of
uitschakelen.
Met Wireless Interface kan het menu Bluetooth
®
worden geactiveerd
of gedeactiveerd.
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie met
KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth
®
-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
103
7.27.13 Telefonie (optioneel)
F01289-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Wireless Interface (optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de BACKknop ingedrukt te houden, wordt een binnenko-
mende oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
104
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele
telefoon wordt de contactpersoon met naam en foto
weergegeven.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand
van het gecombineerde instrument weergegeven.
7.27.14 Info
F01281-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Info kan algemene informatie worden opgeroepen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
105
7.27.15 Trip 1
F01733-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip 1 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 1 loopt mee en telt tot 9999.
Ø1 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 1.
ØSpeed1 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 1
en Time1.
Time1 toont de rijtijd op basis van Trip 1 en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 1 worden gereset.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
106
7.27.16 Trip 2
F01732-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip 2 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 2 loopt mee en telt tot 9999.
Ø2 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 2.
ØSpeed2 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 2
en Time2.
Time2 toont de rijtijd op basis van Trip 2 en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 2 worden gereset.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
107
7.27.17 General Info
F01293-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
Oil Temp geeft de motorolietemperatuur aan.
7.27.18 TPMS
F01731-01
Voorwaarden
Model met TPMS.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
108
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet controlesysteem voor de
bandenspanning vormt geen vervanging voor de con-
trole voordat u gaat rijden.
Om valse alarmen te vermijden, worden de banden-
spanningswaarde over meerdere minuten geëvalueerd.
Controleer de bandenspanning voor iedere rit.
Corrigeer de bandenspanning als de deze afwijkt
van de opgegeven waarde.
Stop ook bij correcte bandenspanningswaarden
meteen als het gedrag van het voertuig op een
drukverlies in de band wijst.
UP- of DOWNknop indrukken tot TPMS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Voorgeschreven waarde
Bandendruk solo / met passagier / volledig laadvermogen
voor: bij koude band 2,4 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
In het menu TPMS wordt de bandenspanning van voor- en achter-
band weergegeven.
Press Front geeft de bandenspanning voor aan.
Press Rear geeft de bandenspanning achter aan.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
109
7.27.19 Warnings
F01295-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warnings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu Warnings worden alle opgetreden waarschuwingen
weergegeven en opgeslagen.
7.27.20 Service
F01296-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Service wordt de volgende vereiste service weergege-
ven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
110
7.27.21 Extra Functions
F01297-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de optionele extra functies opgesomd.
Info
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software voor
uw voertuig vindt u op de KTM-website.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
111
7.27.22 Motorcycle
F01282-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kan de rijmodus van het voertuig worden geconfigu-
reerd.
7.27.23 Heated Grips (optioneel)
F01298-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Menu Heated Grips geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken het verwarmingsniveau selec-
teren of de handgreepverwarming in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
112
7.27.24 Heated Seat (optioneel)
F01299-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Menu Heated Seat Ride geactiveerd.
Menu Heated Seat Pas geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken het verwarmingsniveau selec-
teren of de zadelverwarming in- of uitschakelen.
Info
Het verwarmingsniveau voor de buddyseatverwarming
wordt met de schakelaar naast de rechter handgreep
geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
113
7.27.25 Load
F01300-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Load is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door te drukken op de SETtoets een lading selecteren.
In het menu Load zijn vier ladingen beschikbaar.
Het instellen van de veervoorspanning en de uitgaande demping
worden aangepast aan de nuttige last.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
114
7.27.26 Damping
F01301-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Damping is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken de dempingsinstelling selecte-
ren.
In de Damp-weergave wordt de ingestelde demping van de ophan-
gingscomponenten weergegeven.
In het menu Damping zijn de instellingen SPORT, STREET, COMFORT
en OFFROAD beschikbaar.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
115
7.27.27 Ride Mode
F01302-01
Voorwaarden
Noodstopschakelaar/estartknop aan (middelste stand) Deze
stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontstekingscircuit is
gesloten. ( pag. 42)
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren. Door de SETknop in te drukken,
kunnen op elkaar afgestemde instellingen van motorfiets en
motorfietstractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe.
RAIN Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
normale slip aan het achterwiel toe.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
116
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
hogere slip aan het achterwiel toe.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
7.27.28 MTC
F01303-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC in- of uitschakelen.
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Na het inschakelen van het contact is de motorfiet-
stractiecontrole weer actief.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
117
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Activering van de motorfietstractiecontrole.
7.27.29 MTC+MSR (optioneel)
F01305-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC+MSR is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC+MSR in- of uitschakelen.
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij uitgeschakelde ABS of actieve rijmodus Offroad is
de MSR niet actief.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiet-
stractiecontrole en de motorslipmomentregeling weer
actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
118
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Activering van de motorfietstractiecontrole en
de motorslipmomentregeling.
7.27.30 ABS
F01304-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzeke-
ringAls het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de
toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg als het ABS compleet wordt uitgescha-
keld.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken ABS uitschakelen of tussen de
ABS-modi schakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
119
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
Het ABS kan alleen weer worden geactiveerd door het
contact opnieuw in te schakelen.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Offroad actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Activering van de verschillende ABS-modi.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
120
7.27.31 HHC (optioneel)
F01306-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot HHC is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken HHC in- of uitschakelen.
7.27.32 Settings
F01283-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Settings kunnen favorieten en snelkeuzes worden geconfigu-
reerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
121
7.27.33 Favourites
F01730-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favourites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Favourites kunnen tot acht informatieteksten worden
geselecteerd.
7.27.34 Navi Info Screen
F01729-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navi Info Screen is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
122
In het menu Navi Info Screen kunnen tot vier informatieteksten
worden geselecteerd.
7.27.35 Quick Selector 1
F01309-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 1 kan een menu voor directe selectie
worden vastgelegd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu het
in Quick Selector 1 vastgelegde menu opgeroepen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
123
7.27.36 Quick Selector 2
F01310-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 2 kan een menu voor directe selectie
worden vastgelegd.
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu het
in Quick Selector 2 vastgelegde menu opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
124
7.27.37 Preferences
F01284-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Preferences kan de weergave van het gecombineerde instrument
worden geconfigureerd. Er kunnen instellingen voor eenheden of
verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen
worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7.27.38 Units
F01311-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Units kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waar-
den worden uitgevoerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
125
7.27.39 Distance
F01312-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
126
7.27.40 Temperature
F01313-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
127
7.27.41 Pressure
F01314-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
128
7.27.42 Consumption
F01315-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
129
7.27.43 Language
F01316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
7.27.44 Shift Light
F01317-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
130
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitscha-
kelen of het toerental voor het schakeladvies instellen.
Info
Als het motortoerental RPM 1 bereikt, brandt de toeren-
talindicatie rood.
Als het motortoerental RPM 2 bereikt, knippert de toe-
rentalindicatie rood.
7.27.45 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
F01318-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences verschijnt. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Time/Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
131
F01319-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemar-
keerd.
SET-knop indrukken.
Het uur naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De minuut naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
F01320-01
Datum instellen
Info
Afhankelijk van de ingestelde taal kan het datumfor-
maat afwijken.
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De maand naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand
ingesteld is.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
132
SET-knop indrukken.
De dag naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7.27.46 DRL
F01321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
133
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken dagrijlicht in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
134
7.27.47 Quickshifter + (optioneel)
F01322-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quickshifter + is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de quickshifter + in- of uit-
schakelen.
7.27.48 Heated Grips (optioneel)
F01323-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken Heated Grips in- of uitschake-
len.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
135
7.27.49 Heated Seat Rid (optioneel)
F01324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat Rid is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken Heated Seat Rid in- of uitscha-
kelen.
7.27.50 Heated Seat Pas (optioneel)
F01325-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat Pas is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
136
Door de SET-knop in te drukken Heated Seat Pas in- of uitscha-
kelen.
7.27.51 Cornering Light Test
F01326-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Cornering Light Test is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Info
In het submenu Left wordt de Cornering Light Test voor
de linker bochtverlichting uitgevoerd.
In het submenu Right wordt de Cornering Light Test voor
de rechter bochtverlichting uitgevoerd.
In het submenu Off wordt de Cornering Light Test beëin-
digd.
Door de SET-knop in te drukken, wordt de gewenste Corne-
ring Light Test uitgevoerd of uitgeschakeld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
137
Info
De segmenten van de desbetreffende bochtverlichting
branden achtereenvolgens, beginnend met het onderste
segment.
Wanneer de test van de betreffende bochtverlichting is
voltooid, gaat het bovenste segment permanent bran-
den.
8 ERGONOMIE
138
8.1 Bestuurderszadel instellen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
401678-10
Bestuurderszadel lager instellen:
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de
brandstoftank vasthaken, omlaag en tegelijkertijd naar
voren schuiven.
401679-10
Bestuurderszadel hoger instellen:
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de
brandstoftank vasthaken, omhoog en tegelijkertijd naar
voren schuiven.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
ERGONOMIE 8
139
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
8.2 Stuurstand
401666-11
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
A
van het
midden geplaatst.
Afstand boringen
A
3,5 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd.
Daardoor kan het stuur in de voor de bestuurder meest aangename
stand worden gezet.
8.3 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
8 ERGONOMIE
140
308080-01
Schroeven
1
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
ERGONOMIE 8
141
V00739-10
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijk-
matig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
De markeringen
A
op de stuurschaal bevinden zich in
het midden tussen de stuurplaten.
De markeringen
B
wijzen naar achteren.
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
8 ERGONOMIE
142
8.4 Windscherm instellen
V00740-10
Om het windscherm in de gewenste stand te zetten, het instel-
wiel
1
draaien.
ERGONOMIE 8
143
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V00716-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE
144
8.6 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
V00712-11
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.7 Bestuurdersvoetsteunen
M00822-10
De bestuurdersvoetsteunen kunnen in twee standen worden
gemonteerd.
Mogelijke toestanden
Bestuurdersvoetsteunen laag
A
Bestuurdersvoetsteunen hoog
B
ERGONOMIE 8
145
8.8 Voetsteunen instellen
Info
De werkstappen aan de voetsteunhouders zijn links en rechts gelijk.
M00823-10
Schroef
1
verwijderen.
Rempedaal zwenkt tot de aanslag naar boven.
M00824-10
Splint
2
met schijf
3
verwijderen.
Pen
4
voorzichtig van de bestuurdersvoetsteun verwijderen.
Info
De veer staat onder hoge spanning en kan bij het ver-
wijderen van de pen eruit springen.
Bestuurdersvoetsteun met veer
5
eraf halen.
8 ERGONOMIE
146
M00826-10
Schroeven
6
verwijderen.
M00827-01
Voetsteunhouder op de gewenste stand instellen.
ERGONOMIE 8
147
M00826-10
Schroeven
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voet-
steunhouder
voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
M00825-10
Bestuurdersvoetsteun met veer
5
en bout
4
monteren.
Tang voor voetsteunveer (58429083000)
Schijf
3
en splint
2
monteren.
8 ERGONOMIE
148
M00823-10
Rempedaal positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogel-
scharnier druk-
stang op rempe-
daalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen storin-
gen van de quickshifter optreden.
ERGONOMIE 8
149
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 149)
8.10 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
402299-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
8 ERGONOMIE
150
0
0
AA
402300-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 15 Nm
Loctite
®
243™
ERGONOMIE 8
151
8.11 Versnellingshendelvlak instellen
V00741-10
Schroef
1
met versnellingshendelvlak verwijderen.
Versnellingshendelvlak met schroef afhankelijk van
de gewenste hendellengte in een van de boringen
2
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
8 ERGONOMIE
152
8.12 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
M00828-10
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien.
Schroef
3
verwijderen.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal kogelscharnier
4
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal 5 schroefgangen moeten in het kogelschar-
nier ingeschroefd zijn.
Kogelscharnier
4
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogel-
scharnier druk-
stang op rempe-
daalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Veer
1
vasthaken.
ERGONOMIE 8
153
8.13 Helling van het gecombineerde instrument instellen
V00742-10
De spanhendel
1
in de richting van de pijl trekken.
Het gecombineerde instrument is ontgrendeld.
V00743-10
Om het gecombineerde instrument in de gewenste positie te
brengen, het gecombineerde instrument omhoog of omlaag
duwen.
8 ERGONOMIE
154
V00742-11
De spanhendel
1
in de richting van de pijl trekken.
Het gecombineerde instrument is vergrendeld.
INBEDRIJFSTELLING 9
155
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
9 INBEDRIJFSTELLING
156
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets in op uw behoeften zoals beschreven in het hoofdstuk Ergonomie.
INBEDRIJFSTELLING 9
157
Raak gewend aan het rijgedrag van de motorfiets op een geschikte ondergrond voordat u een langere rit
maakt. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de
motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 157)
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
Vol gas geven vermijden!
Info
Als het maximale motortoerental voor de eerste servicebeurt wordt overschreden, gaat het schakellicht
knipperen.
9 INBEDRIJFSTELLING
158
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met kof-
fers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 150 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
INBEDRIJFSTELLING 9
159
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
9 INBEDRIJFSTELLING
160
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 460 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 300 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
161
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 294)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 233)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 238)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 236)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 242)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 287)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 195)
Kettingspanning controleren. ( pag. 197)
Bandentoestand controleren. ( pag. 256)
Bandenspanning controleren. ( pag. 259)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
10 RIJ-INSTRUCTIES
162
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 10
163
F00907-01
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
De race-on-sleutel binnen bereik van de antenne brengen.
Ervoor zorgen dat de race-on-sleutel tijdens rijden binnen
bereik blijft.
Voorgeschreven waarde
Maximale reikwijdte van de
race-on-sleutel rondom de
antenne
1,5 m
Info
Gereduceerde batterijspanning van de race-on-sleutel
en storende radiogolven kunnen de reikwijdte verminde-
ren.
Wanneer de batterijspanning van de raceonsleutel te
laag is, een contactsleutel in de buurt van de antenne
( pag. 44) houden en na het starten weer veilig
opbergen.
Controleer of de noodstopschakelaar/e-startknop zich in de
middelste stand bevindt.
Contact inschakelen, hiervoor de raceonknop kort indruk-
ken (maximaal 1 seconde).
De besturing wordt ontgrendeld.
10 RIJ-INSTRUCTIES
164
De functiecontrole van het gecombineerde instrument uit-
gevoerd.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat uit, als het voertuig
rijdt.
Info
Als de stuurvergrendeling niet ontgrendelt, het stuur
iets bewegen.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene stationair-controlelampje brandt.
F00908-01
Noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand druk-
ken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
165
Info
De noodstopschakelaar/e-startknop pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagementsysteem en daardoor
slaat de motor niet aan.
Maximaal 5 seconden lang de noodstopschakelaar/e-
startknop in de onderste stand drukken. Tot de vol-
gende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt,
blijft de motor stilstaan.
10.3 Optrekken
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd
voorzichtig gas geven.
10 RIJ-INSTRUCTIES
166
10.4 Quickshifter+ (optioneel)
H01989-10
Als de Quickshifter+ (optioneel) is geactiveerd, kan zonder bedie-
ning van de koppeling in een hogere of lagere versnelling worden
geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De Quickshifter+ herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
RIJ-INSTRUCTIES 10
167
10.5 Starten met HHC (optioneel)
402422-01
De HHC is een optionele extra functie van het remsysteem.
De HHC voorkomt dat de motorfiets op hellingen het per ongeluk
achterkant rolt.
De HHC herkent wanneer op een helling wordt gestopt en activeert
de achterwielrem.
Na het loslaten van de remhendel blijft de remkracht maximaal
5 seconden behouden, zolang de motorfiets niet vooruit beweegt.
Bij het starten zet de HHC de achterwielrem automatisch los.
Info
Als HHC actief is, knippert het TCcontrolelampje .
Ook als de motor uit staat, kan de HHC actief zijn bij inge-
schakeld contact.
Om achteruit te rollen bij actieve HHC, 5 seconden wach-
ten, ´in neutraal schakelen en contact uitschakelen.
Als de HHC na 5 seconden geen start herkent, wordt de remkracht
automatisch zacht verlaagd.
Als de remhendel bediend wordt, wordt de HHC weer gereacti-
veerd.
10 RIJ-INSTRUCTIES
168
10.6 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
RIJ-INSTRUCTIES 10
169
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
10 RIJ-INSTRUCTIES
170
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
RIJ-INSTRUCTIES 10
171
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
402299-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kunt u naar een hogere versnelling schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
10 RIJ-INSTRUCTIES
172
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u
alleen de koppelingshendel te trekken en de e-startknop in
te drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Schakel de motor uit bij langdurig stationair toerental of bij
stilstand.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u rekening houdende met het ver-
keer stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display 10 seconden een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
173
Verschijnt de waarschuwing voor glad wegdek in het gecom-
bineerde instrument, dan is ijzel mogelijk. De snelheid aanpas-
sen aan de gewijzigde situatie.
F01339-10
Voorwaarde
Quickshifter + (optioneel) geactiveerd.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, dan kunt u binnen het opgegeven toerentalbe-
reik opschakelen zonder aan de koppelingshendel te trek-
ken.
Info
Het minimale motortoerental voor het opschakelen
in omwentelingen per minuut is weergegeven in de
afbeelding.
Trek de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
174
H02032-01
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, dan kunt u binnen het opgegeven toerental-
bereik terugschakelen zonder aan de koppelingshendel te
trekken.
Info
Het maximale motortoerental voor het terugschake-
len in omwentelingen per minuut is weergegeven in
de afbeelding.
Duw de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
10.7 MSR (optioneel)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorbesturing.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand
wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te
laag is om de Anti-Hopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
RIJ-INSTRUCTIES 10
175
Info
Bij uitgeschakeld ABS, uitgeschakelde MTC of actieve
ABS Mode Offroad is de MSR niet actief.
10.8 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
10 RIJ-INSTRUCTIES
176
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhin-
deren.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen
of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
RIJ-INSTRUCTIES 10
177
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zan-
dige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te lopen
dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt
het remsysteem niet oververhit.
10 RIJ-INSTRUCTIES
178
10.9 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Als een geldige transponder binnen bereik is, kan het voertuig worden gestart.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de race-on-sleutel of de zwarte contactsleutel zich rond
het voertuig bevindt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
179
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingeschakeld contact kort indrukken (maximaal
1 seconde).
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de race-on-knop inge-
schakeld blijft, wordt de stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor
raakt de 12V-accu leeg. De motor daarom altijd met de raceonknop uitzetten, de noodstopschakelaar
is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Alternatief 1
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Alternatief 2
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
Het stuur naar links draaien en de raceonknop lang indrukken (minstens 2 seconden).
De besturing wordt geblokkeerd.
10 RIJ-INSTRUCTIES
180
Info
Als de stuurvergrendeling niet vergrendelt, het stuur iets bewegen.
10.10 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
181
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.11 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
10 RIJ-INSTRUCTIES
182
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
183
F01719-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 48)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
23 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 342)
Tankdop sluiten. ( pag. 50)
11 SERVICESCHEMA
184
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 295)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 236)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 242)
Remschijven controleren. ( pag. 231)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
SERVICESCHEMA 11
185
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 233)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 238)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 205)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Service afhankelijk van behoefte en
gebruiksdoel uitvoeren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 220)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 207)
Bandentoestand controleren. ( pag. 256)
Bandenspanning controleren. ( pag. 259)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 201)
Kettingspanning controleren. ( pag. 197)
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membranen vervangen.
11 SERVICESCHEMA
186
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. (brandstoftank gedemon-
teerd)
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 287)
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 282)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service-intervalindicatie instellen.
Service in KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- & garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
SERVICESCHEMA 11
187
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Olievernevelaar voor koppelingssmering controleren/reinigen.
Achterbruglager op speling controleren.
Wiellager op speling controleren.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Antivries controleren.
Koelmiddel verversen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN
188
12.1 Voorvork/schokdemper
Met het semi-actieve chassis WP Semiactive Suspension kan het chassis zonder gereedschap individueel worden
afgesteld.
De elektronische chassisbasisinstelling WP Semiactive Suspension regels het de van het chassis permanent, reke-
ning houdend met diverse sensorgegevens.
Daarbij worden de elektrische dempingsventielen aangepast aan de actuele rijsituatie en de toestand van de
ondergrond en de instellingen die de bestuurder heeft ingesteld in de menu's Load en Damping aangepast.
Chassis altijd aanpassen aan de rijstijl en de extra belading.
In het menu Load kan het chassis worden afgesteld op de beladingssituatie.
In het menu Damping kan het dempingsgedrag van het chassis worden ingesteld.
12.2 Load
F01300-01
In het menu Load kunt u de afstemmingen voor verschillende
ladingen selecteren. U kunt kiezen uit rijden zonder bijrijder,
rijden zonder bijrijder met bagage, rijden met bijrijder en rijden
met bijrijder en bagage.
De laatst geselecteerde lading wordt op het display weergegeven.
Info
De instelling kan door de motorfiets worden overgenomen
als de motorfiets stilstaat en de motor draait.
Het symbool van de laatste lading knippert tot de nieuwe
instelling is overgenomen.
CHASSIS AFSTELLEN 12
189
12.3 Damping
F01301-01
Mogelijke toestanden
SPORT Strakke afstelling van de ophangingscomponenten
met zeer directe feedback van het chassis
STREET Normale afstelling van de ophangingscomponenten
met directe feedback van het chassis
COMFORT Zachte afstelling van de ophangingscomponen-
ten met goede feedback van het chassis
OFFROAD Afstemming van de ophangingscomponenten
voor gebruik op gemakkelijk terrein (onverharde wegen)
In het menu Damping kunnen verschillende afstemmingen voor de
demping van de ophangingscomponenten worden geselecteerd. U
kunt kiezen uit SPORT, STREET, COMFORT en OFFROAD.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
190
13.1 Voertuig op middenstandaard zetten
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
402032-10
Links naast het voertuig gaan staan.
Het stuur met de linkerhand vasthouden en met de rechtervoet
de middenstandaard op de grond duwen.
De zwenkarm
1
van de middenstandaard met het volledige
lichaamsgewicht belasten en tegelijkertijd het voertuig aan de
linker greep omhoog trekken.
De middenstandaard is helemaal uitgeklapt.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
191
13.2 Voertuig van middenstandaard nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402033-10
Controleren of het stuur ontgrendeld is.
Met beide handen op het stuur het voertuig naar voren bewe-
gen.
Terwijl het voertuig van de middenstandaard kantelt, de voor-
wielrem bedienen om te voorkomen dat het voertuig wegrolt.
Controleren of de middenstandaard
1
tot de aanslag naar
boven geklapt is.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
192
13.3 Buddyseat verwijderen
H02100-10
De race-on-sleutel of zwarte contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
Til de buddyseat voor omhoog, trek het in de richting van de
brandstoftank toe en verwijder het naar boven.
Contactsleutel eruit trekken.
13.4 Buddyseat monteren
401680-11
De haak aan de buddyseat
1
in de beugels van de uitkra-
gende ligger hangen.
Info
Erop letten dat de zadelverwarmingskabel goed gelegd
wordt.
Buddyseat voor laten zakken en tegelijkertijd naar achter
schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
193
Plaats de vergrendelingsbout
2
in het slothuis en druk de
buddyseat voor naar beneden tot de vergrendelingsbout met
een hoorbare klik ineenklikt.
Controleren of de buddyseat correct is gemonteerd.
13.5 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
0
0
AA
M00856-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen en in het deel
A
losmaken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
194
13.6 Bestuurderszadel monteren
401704-10
Hoofdwerk
Uitsparingen in het bestuurderszadel aan de brandstoftank op
de gewenste zitpositie
A
of
B
inhangen, tegelijkertijd het
bestuurderszadel naar voor schuiven en achter laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
195
13.7 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 195)
13.8 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
196
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 346)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 346)
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
197
13.9 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
401664-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
In het bereik vóór de kettinggeleiding de ketting omhoog
duwen en de kettingspanning
A
bepalen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
198
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 40 … 45 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 199)
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
199
13.10 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
Kettingspanning controleren. ( pag. 197)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
200
V00744-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 40 … 45 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de instelling op verschillende plekken van de ketting
worden gecontroleerd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
201
Voorgeschreven waarde
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad ingevet
Info
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
13.11 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
100132-10
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
202
00
0
401665-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels op het bovenste stuk
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
203
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
V00745-10
Glijblok aan de uitsparing op slijtage controleren.
Info
In de nieuwe toestand van het glijblok zijn de klinkna-
gels
1
tot de helft aan de onderkant
C
van de uit-
sparingen zichtbaar.
» Als de klinknagels van de ketting niet meer aan de onder-
kant van de uitsparing te zien zijn:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
204
401670-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
» Als de kettinggeleiding is ingesleten:
Kettinggeleiding vervangen.
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingge-
leiding
M6 5 Nm
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
205
13.12 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
206
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00825-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 344)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
207
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
208
400738-11
Hoofdwerk
Voertuig aan de achterkant belasten.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting heen
en weer bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen.
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen.
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
209
13.14 Kroonplaat onder demonteren
K00834-10
Schroeven
1
verwijderen.
Kroonplaatafdekking
2
iets neerlaten.
V00746-10
De stekkers
3
van de claxon loskoppelen.
Temperatuursensor
4
losmaken.
Kroonplaat verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
210
13.15 Kroonplaat onder monteren
V00746-11
De stekkers
1
van de claxon koppelen.
Temperatuursensor
2
vasthaken.
K00834-11
Kroonplaat
3
positioneren.
Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
211
13.16 Zijbekleding voor demonteren
V00747-10
Schroeven
1
verwijderen.
Zijbekleding
2
verwijderen.
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13.17 Zijbekleding voor monteren
V00748-10
Zijbekleding in het gebied
A
onder de brandstoftankbekle-
ding positioneren.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
212
V00749-10
Zijbekleding met de lip
1
in de houder
2
hangen.
Zijbekleding met de lip
3
in de houder
4
hangen en aan de
brandstoftank positioneren.
V00747-11
Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding-
deel
M5x12 3,5 Nm
Stappen aan de andere kant herhalen.
13.18 Maskerspoiler demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 193)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 211)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
213
Brandstoftankbekleding demonteren. ( pag. 221)
V00750-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
F00884-10
Schroef
2
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
214
F00885-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroef
4
met bus verwijderen.
V00751-10
Uitsteeksel
5
van de binnenbekleding losmaken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
215
V00752-10
Maskerspoiler naar de zijkant toe uit de bevestigingen trekken.
Info
Op de kabel van de richtingaanwijzer letten.
V00753-10
Stekkerverbinding
6
loskoppelen.
Maskerspoiler met richtingaanwijzer verwijderen.
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
216
13.19 Maskerspoiler monteren
V00753-11
Hoofdwerk
Stekkerverbinding
1
verbinden.
V00752-11
Maskerspoiler positioneren en vanaf de zijkant in de bevesti-
gingen duwen.
Info
Erop letten dat de kabel van de richtingaanwijzer cor-
rect wordt gelegd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
217
V00751-11
Uitsteeksel
2
in de boring positioneren.
F00885-10
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef maskerspoi-
ler
M5x12 3,5 Nm
Schroef
4
met bus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bus M6 4 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
218
F00884-11
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef maskerspoi-
ler
M5x12 3,5 Nm
V00750-11
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef maskerspoi-
ler
M5x12 3,5 Nm
Stappen aan de andere kant herhalen.
Nawerk
Brandstoftankbekleding monteren. ( pag. 223)
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 211)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 194)
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
219
13.20 Spatbord voor demonteren
V00754-10
Houder
1
openen, remkabels en kabel losmaken.
Schroeven
2
verwijderen.
Spatbord naar voren verwijderen.
Info
Op de remkabels en de kabel letten.
13.21 Spatbord voor monteren
V00754-11
Spatbord positioneren.
Info
Op de plaatsing van de remleidingen en de kabel let-
ten.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M5x12 3,5 Nm
Remleidingen en kabels in houder
2
aanbrengen en de hou-
der sluiten.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
220
13.22 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 219)
V00755-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
221
Universele oliespray ( pag. 347)
Vuilschrapers
1
terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 219)
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
13.23 Brandstoftankbekleding demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 193)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 211)
F01252-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
222
F01253-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroef
4
verwijderen.
E01076-10
Schroef
5
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
223
E01077-01
Til de brandstoftankbekleding aan de achterzijde op en verwij-
der deze naar voren.
13.24 Brandstoftankbekleding monteren
E01078-10
Hoofdwerk
Brandstoftankbekleding positioneren.
De lip
1
grijpt in onder de tank
2
.
Info
Op de afdichtlip en de ontluchtingsslangen letten.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
224
E01076-11
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding-
deel
M5x12 3,5 Nm
F01253-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledings-
deel
M6 6 Nm
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding-
deel
M5x12 3,5 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
225
F01252-11
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledings-
deel
M6 6 Nm
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding-
deel
M5x12 3,5 Nm
Nawerk
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 211)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 194)
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
226
13.25 Windscherm demonteren
V00728-11
Schroeven
1
miet rubberen bussen verwijderen en het wind-
scherm
2
verwijderen.
13.26 Windscherm monteren
V00728-10
Windscherm
1
positioneren.
Schroeven
2
met rubberen bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef windscherm M5 3,5 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
227
13.27 Motorbescherming demonteren
V00726-11
Schroeven
1
met bussen verwijderen en
motorbescherming
2
verwijderen.
13.28 Motorbescherming monteren
V00726-10
Motorbescherming
1
positioneren, schroeven
2
met bussen
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorbe-
scherming
M6 10 Nm
14 REMSYSTEEM
228
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H02020-01
De ABS-module
1
bestaande uit hydraulische eenheid, remelek-
tronische regeleenheid en retourpomp is onder de zitting geïnstal-
leerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als het ABS is
uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkun-
dig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
229
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wie-
len bij het rechtuitrijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi, de ABSmodus Road en de ABSmodus
Offroad.
In de ABSmodus Road remt het achterwiel mee als de voorwiel-
rem wordt bediend. Het ABS kan aan beide wielen regelen.
In de ABSmodus Offroad remt de voorwielrem het voorwiel. De
achterwielrem remt het achterwiel. Aan het achterwiel vindt er
geen ABS-regeling plaats. Het ABSwaarschuwingslampje
3
knippert langzaam om aan de actieve ABSmodus Offroad te her-
inneren.
14 REMSYSTEEM
230
Info
In de ABSmodus Offroad kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de besturingsunit voor
de remelektronica de blokkeerneiging van het wiel kent, begint
het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling
is merkbaar aan een licht pulserende remhendel resp. licht pulse-
rend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van
de ontsteking gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig
begint te rijden. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of
tijdens het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen
blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de
ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als, in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
REMSYSTEEM 14
231
MSC
De MSC is een extra functie naast het ABS die het blokkeren en
wegglijden van de wielen tijdens het remmen in schuine stand
(bochten) kan voorkomen.
Door de 5-Dsensor is de ABS-regeling nu afhankelijk van de hoek
in lengte- en dwarsas.
De van de hoek in lengte- en dwarsas afhankelijke ABS-regeling
verbetert de rijstabiliteit en de remwerking in alle rijsituaties. Zo
vermindert de MSC ook het opstelmoment bij krachtig remmen
in bochten. Daardoor wordt een ongewild omhoog komen vanuit
de schuine stand en een grotere bochtradius verhinderd. Door de
extra elektronische regeling van de remkrachtverdeling tussen de
beide wielen wordt de remkracht zo goed mogelijk verdeeld en
krijgt de motorfiets extra stabiliteit.
Info
De MSC is alleen in de ABS-modus Road actief.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
232
400618-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 14
233
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00761-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
A
is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 234)
14 REMSYSTEEM
234
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 14
235
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 236)
14 REMSYSTEEM
236
V00762-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 344)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
237
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
V00763-10
Alle remplaketten aan beide remzadels op minimale minimale
voeringdikte
A
controleren.
Minimale voeringdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remzadels controleren op bescha-
diging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
238
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
REMSYSTEEM 14
239
V00764-10
Hoofdwerk
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
A
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 239)
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
240
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
REMSYSTEEM 14
241
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 242)
V00765-10
Hoofdwerk
Schroefdop
1
met membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 344)
Schroefdop
1
met membraan
2
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14 REMSYSTEEM
242
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
V00766-10
Controleren of de remplaketten de minimale plaketdikte
A
hebben.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
WIELEN, BANDEN 15
243
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
V00767-10
Hoofdwerk
Voertuig aan de achterkant belasten.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
V00768-10
Schroeven
3
aan beide remzadels verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remzadels
licht naar de zijkant te kantelen.
Remzadel voorzichtig naar achter van de remschijven trekken
en spanningsvrij aan de zijkant hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
15 WIELEN, BANDEN
244
V00769-10
Schroef
4
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
5
losdraaien.
Op de schroef
4
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
4
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
WIELEN, BANDEN 15
245
H02027-10
Afstandsbussen
6
verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
15 WIELEN, BANDEN
246
H02026-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
V00771-10
De smalle afstandsbus
2
in looprichting rechts plaatsen.
Info
De pijl
B
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het ABSsensorwiel bevindt zich in de looprichting
links.
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
WIELEN, BANDEN 15
247
V00770-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Schroef
3
en steekas
4
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
15 WIELEN, BANDEN
248
V00768-11
Remzadels positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven
5
aan beide remzadels monteren, maar nog niet
vast aandraaien.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is. Rem-
hendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven
5
aan beide remzadels vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
V00767-11
Wieltoerentalsensor
6
in de boring steken.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
WIELEN, BANDEN 15
249
V00769-11
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
V00772-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
15 WIELEN, BANDEN
250
V00772-11
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
V00773-10
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 15
251
V00775-10
Steekas
5
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
kettingwiel nemen en op kettingkast
6
wegleggen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door
beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gede-
monteerd.
Afstandsbus
7
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
252
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 255)
S01639-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
Afstandsbus erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
WIELEN, BANDEN 15
253
Demperpakkingen en kettingwieldragers aan het achterwiel
monteren.
Til het achterwiel in de zwenkarm en schakel de remschijf aan
het remzadel in.
V00776-10
Steekas
2
monteren, maar niet tot de aanslag erin schuiven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op
het kettingwiel leggen.
V00774-10
Steekas tot de aanslag erin schuiven, kettingspanner
4
en
moer
5
monteren.
Info
Kettingspanners
3
en
4
in dezelfde stand monte-
ren.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven lig-
gen.
15 WIELEN, BANDEN
254
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen
B
staan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad ingevet
V00772-12
Wieltoerentalsensor
6
in de boring steken.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
WIELEN, BANDEN 15
255
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achterwiel.
De demperpakkingen slijten tijdens het gebruik. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen,
raken de kettingwielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
Achterwiel demonteren. ( pag. 249)
V00777-10
Hoofdwerk
Demperpakkingen
1
van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
15 WIELEN, BANDEN
256
V00778-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werkbank
leggen en de steekas in de naaf steken.
Kettingwielspeling
A
controleren.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 252)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
WIELEN, BANDEN 15
257
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
15 WIELEN, BANDEN
258
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
WIELEN, BANDEN 15
259
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
15 WIELEN, BANDEN
260
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandendruk solo / met passagier / volledig laadvermogen
voor: bij koude band 2,4 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 15
261
15.8 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
15 WIELEN, BANDEN
262
(Super Adventure S EU/CN)
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de band-
spanningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor moge-
lijk moet worden vervangen na het gebruik van de banden-
reparatiespray.
ELEKTRONICA 16
263
16.1 Dagrijlicht (DRL)
H02031-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht (DRL)/zijlicht is geïntegreerd in de koplamp. Het
dagrijlicht brandt helderder dan het zijlicht.
Het dagrijlicht mag alleen bij goed zicht worden ingeschakeld.
De omgevingssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor
de regeling. Bij goed zicht wordt het dimlicht met zijlicht uitge-
schakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
Bij uitgeschakeld dagrijlicht brandt het dimlicht met zijlicht.
16 ELEKTRONICA
264
Bij groot licht of seinlicht wordt het dagrijlicht automatisch op zij-
licht omgesteld.
16.2 Bochtverlichting
H02031-11
De bochtverlichting is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
Info
Om de bochtverlichting te activeren moet het dimlicht
ingeschakeld en het dagrijlicht uitgeschakeld zijn.
De bochtverlichting wordt geactiveerd:
Schuinestandsen-
sor voor de onderste
leds
12°
Schuinestandsensor
voor de middelste
leds
20°
Schuinestandsensor
voor de bovenste
leds
28°
Snelheid 6 km/h
ELEKTRONICA 16
265
16.3 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 193)
16 ELEKTRONICA
266
E01067-10
Hoofdwerk
Vergrendeling
1
in pijlrichting trekken.
Afdekking
2
openklappen.
V00730-10
Beide minkabels
3
van de 12V-accu loskoppelen.
Beide pluskabels
4
van de 12V-accu loskoppelen.
12V-accu met accuhouder
5
uit het accuvak verwijderen.
ELEKTRONICA 16
267
16.4 12V-accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
16 ELEKTRONICA
268
V00730-11
Hoofdwerk
12V-accu in de accuhouder
1
positioneren.
Voorgeschreven waarde
De vlakke zijde van de accumantel moet tegenover de polen
liggen.
12V-accu met accuhouder in het accuvak positioneren.
Beide pluskabels
2
positioneren, schroef monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Beide minkabels
3
positioneren, schroef monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
ELEKTRONICA 16
269
E01067-11
Afdekking
4
dichtklappen en iets naar onderen drukken.
Afdekking klikt hoorbaar vast.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 194)
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
270
16.5 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
ELEKTRONICA 16
271
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Wanneer de 12V-accu niet opgeladen wordt met het KTMacculader, dient de 12V-accu om op te laden
verwijderd te worden. Anders kunnen componenten beschadigd raken door overspanning. De 12V-accu
laden volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 193)
16 ELEKTRONICA
272
E01067-10
Hoofdwerk
Vergrendeling
1
in pijlrichting trekken.
Afdekking
2
openklappen.
V00730-12
Beide minkabels
3
van de 12V-accu halen om schade aan de
boordelectronica te voorkomen.
ELEKTRONICA 16
273
M00775-01
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Info
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het
startvermogen van de 12V-accu en dynamo testen.
Bovendien kan met dit apparaat de 12V-accu niet wor-
den overladen.
12V-accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit,
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
16 ELEKTRONICA
274
V00730-12
Beide minkabels
3
aan de 12V-accu koppelen.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
E01067-11
Afdekking
4
dichtklappen en iets naar onderen drukken.
Afdekking klikt hoorbaar vast.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 194)
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
Tijd en datum instellen.
ELEKTRONICA 16
275
16.6 Raceonsleutelbatterij vervangen
S01740-10
Sleutelbaard van de race-on-sleutel openklappen.
Onderste helft van de race-on-sleutel in pijlrichting schuiven
en verwijderen.
S01739-10
Accuafdekking
1
verwijderen.
Raceonsleutelbatterij
2
verwijderen.
Nieuwe raceonsleutelbatterij met het label naar boven plaat-
sen.
Raceonsleutelbatterij (CR 2032) ( pag. 329)
Batterijafdekking
1
monteren.
16 ELEKTRONICA
276
S01740-11
Onderste helft van de race-on-sleutel plaatsen en in pijlrich-
ting vergrendelen.
16.7 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 193)
ELEKTRONICA 16
277
E01069-10
Hoofdwerk
Schroef
1
en schroef
2
verwijderen.
Achterbekleding
3
voorzichtig iets optillen.
E01070-10
Beschermkappen
4
verwijderen.
16 ELEKTRONICA
278
E01071-10
Defecte hoofdzekering
5
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
6
.
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers
van het voertuig gezekerd.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 329)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
ELEKTRONICA 16
279
E01069-10
Achterbekleding
3
positioneren.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding-
deel
M5x17 3,5 Nm
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding-
deel
M5x12 3,5 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 194)
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
Tijd en datum instellen.
16.8 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
16 ELEKTRONICA
280
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Buddyseat verwijderen. ( pag. 192)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 193)
V00782-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
ELEKTRONICA 16
281
V00783-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - voedingsspanning besturingsunits en
componenten
Zekering 2 - 10 A - permanentplus voor hulpapparaten
(ACC1), ontstekingsplus voor hulpapparaten (ACC2)
Zekering 3 - 10 A - besturingsunit koplamp
Zekering 4 - 10 A - besturingsunit koplamp
Zekering 5 - 10 A - motorregeleenheid
Zekering 6 - 15 A - SuspensionControlUnit
Zekering 7 - 25 A - ABSretourpomp
Zekering 8 - 15 A - hydraulische ABS-unit
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 329)
Zekering (58011109115) ( pag. 329)
Zekering (58011109125) ( pag. 329)
16 ELEKTRONICA
282
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 194)
Buddyseat monteren. ( pag. 192)
16.9 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en ter hoogte van het midden van de dimlichtlamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
ELEKTRONICA 16
283
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 283)
16.10 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 282)
16 ELEKTRONICA
284
F00892-10
Hoofdwerk
Met het instelwiel
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien tegen de klok in vergroot de lichtbundelbreedte
en draaien met de klok mee verkleint de lichtbundel-
breedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering
B
liggen.
ELEKTRONICA 16
285
16.11 Diagnosestekker
H02029-10
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
16.12 ACC1 en ACC2 vooraan
P00174-10
Inbouwlocatie
De voedingen ACC1
1
en ACC2
2
vooraan bevinden zich
achter de koplamp.
Info
De voedingsspanningen zijn met een zekering beveiligd.
Deze zekering beveiligt echter ook nog andere verbruikers.
De maximale continue belasting is daarom duidelijk gerin-
ger dan de waarde van de zekering.
In geen geval een sterkere zekering gebruiken.
16 ELEKTRONICA
286
16.13 ACC1 en ACC2 achterzijde
P00173-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
achter bevin-
den zich onder de bagagedragerplaat.
Info
De voedingsspanningen zijn met een zekering beveiligd.
Deze zekering beveiligt echter ook nog andere verbruikers.
De maximale continue belasting is daarom duidelijk gerin-
ger dan de waarde van de zekering.
In geen geval een sterkere zekering gebruiken.
KOELSYSTEEM 17
287
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
17 KOELSYSTEEM
288
V00784-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de
voorgeschreven waarde overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 289)
KOELSYSTEEM 17
289
17.2 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
17 KOELSYSTEEM
290
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 287)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 211)
Info
Alleen de rechter zijkant demonteren.
V00703-10
Hoofdwerk
Afdekking
1
verwijderen.
KOELSYSTEEM 17
291
V00704-10
Deksel
2
van het compensatiereservoir verwijderen.
V00784-01
Koelmiddel bijvullen tot het koelmiddelpeil overeenkomt met
de voorgeschreven waarde.
Voorgeschreven waarde
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
Koelmiddel ( pag. 342)
Deksel
2
van het compensatiereservoir monteren.
Afdekking
1
monteren.
Nawerk
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 211)
18 MOTOR AFSTELLEN
292
18.1 Ride Mode
F01302-01
Mogelijke toestanden
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons,
de tractiecontrole laat een hogere slip aan het achterwiel toe.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de tractiecontrole laat een normale slip aan het achter-
wiel toe.
RAIN Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor betere
rijbaarheid, de tractiecontrole laat een normale slip aan het
achterwiel toe.
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de tractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe
In het menu Ride Mode kunnen verschillende afstellingen voor het
voertuig worden gekozen. U kunt kiezen uit SPORT, STREET, RAIN
en OFFROAD.
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het gecombineerde
instrument weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel en
gedeactiveerde cruisecontrol worden gewisseld.
MOTOR AFSTELLEN 18
293
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)
F01303-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij
tractieverlies aan het achterwiel. Afhankelijk van de instelling van
de motorfietstractiecontrole is een lichte slip aan het achterwiel
zelfs gewenst. Bijvoorbeeld: offroad.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfietstractiecon-
trole via het menu Motorcycle gestuurd. In het menu MTC kan de
motorfiets-tractiecontrole worden uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
294
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
401696-11
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel
B
van het
kijkglas voor de motorolie liggen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
A
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
B
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
295
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
C
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 302)
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 227)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
296
V00705-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroeven
1
met magneten, keerringen en oliezeven
verwijderen.
V00706-10
Schroeven
2
verwijderen. Oliefilterdeksel
3
met keerring
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
297
V00707-10
Oliefilter
4
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
V00708-10
Nieuw oliefilter
4
plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel
3
monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
298
V00706-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
motor
M5 6 Nm
100773-12
Magneten
A
en oliezeven
B
van de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
299
V00705-10
Olieaftapschroeven
1
met magneten, keerringen en oliezeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
V00786-10
Totale vulhoeveelheid klaarzetten.
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,60 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 343)
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 344)
Oliehoeveelheid in twee werkstappen vullen.
Sluitschroef
5
verwijderen en eerste deel bijvullen.
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 343)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
300
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 344)
Sluitschroef
5
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
301
V00790-10
Sluitschroef verwijderen en het tweede deel tot de bovenste
markering
C
op het kijkglas voor de motorolie vullen.
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
0,60 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 343)
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 344)
Sluitschroef monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 294)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
302
Motorbescherming monteren. ( pag. 227)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 294)
V00786-11
Hoofdwerk
Sluitschroef
1
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
303
V00787-10
Motorolie tot de bovenste markering
A
op het kijkglas voor de
motorolie vullen.
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 343)
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 344)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM raadt aan de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Sluitschroef monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
304
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 294)
REINIGING, ONDERHOUD 20
305
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
20 REINIGING, ONDERHOUD
306
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 347)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
REINIGING, ONDERHOUD 20
307
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
het ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 195)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 346)
20 REINIGING, ONDERHOUD
308
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 347)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 347)
Contact- en stuurslot, slot van de benzinetank en slot van de
zitbank oliën.
Universele oliespray ( pag. 347)
REINIGING, ONDERHOUD 20
309
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na elke rit koud water voor de reiniging gebruiken. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 305)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
20 REINIGING, ONDERHOUD
310
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen. Daardoor wordt de remwerking sterk
verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 195)
STALLING 21
311
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 346)
Brandstof tanken. ( pag. 181)
Motorfiets reinigen. ( pag. 305)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 295)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 259)
12V-accu demonteren. ( pag. 265)
21 STALLING
312
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
12V-accu laden. ( pag. 270)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 190)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
STALLING 21
313
21.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 191)
12V-accu monteren. ( pag. 267)
Info
Als de 12V-accu gedemonteerd is geweest, moeten de
tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 161)
Een proefrit maken.
22 FOUTEN OPSPOREN
314
F01329-01
Het raceoncontrolelampje
1
kan door knipperen fouten aange-
ven. Deze worden tot vijf seconden na het bedienen van de race-
on-knop aangegeven.
Info
Knippercodes die betrekking hebben op KTM RACE ON wor-
den slechts een keer weergegeven en niet herhaald.
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Geen reactie, als op de race-on-
knop wordt gedrukt
Race-on-knop defect Race-on-knop op beschadiging contro-
leren.
Kabel en stekker van de race-on-knop
op beschadiging controleren.
FOUTEN OPSPOREN 22
315
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Raceon-controlelampje knip-
pert twee keer
Geen antwoordsignaal van de
race-on-sleutel
Ervoor zorgen dat de race-on-sleutel
binnen bereik is.
Andere elektronische apparaten uit de
buurt van de race-on-antenne verwijde-
ren.
Accuvak in de race-on-sleutel op juiste
vergrendeling controleren.
Accuvak in de race-on-sleutel op corro-
sie controleren.
Race-on-sleutelbatterij vervangen.
( pag. 275)
Zwarte contactsleutel gebruiken.
Raceon-controlelampje knip-
pert drie keer
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 270)
Ruststroom controleren.
Raceon-controlelampje knip-
pert vier keer
Stuurvergrendelingspen geblok-
keerd of gespannen
Stuur licht bewegen.
Raceon-controlelampje knip-
pert vijf keer
Race-on-antenne defect Race-on-antenne op beschadiging con-
troleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerd instrument
Zekering 1 gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 279)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 276)
22 FOUTEN OPSPOREN
316
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerd instrument
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 270)
Ruststroom controleren.
Motor draait niet door als de
noodstopschakelaar/e-startknop
in de onderste stand wordt
gedrukt
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 162)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 270)
Ruststroom controleren.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Fout in elektronisch systeem Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Motor draait alleen door, als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Motor draait door, hoewel er
een versnelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
FOUTEN OPSPOREN 22
317
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 181)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Controlelampje storing brandt Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
ABS-waarschuwingslampje
brandt
Zekering ABS gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 279)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 294)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 295)
12V-accu ontladen Een stroomverbruiker is aange-
sloten op stopcontact/ACC1.
Stroomverbruiker loskoppelen van stop-
contact/ACC1.
12V-accu laden. ( pag. 270)
Noodknipperlichten zijn inge-
schakeld
Noodknipperlichten uitschakelen.
12V-accu laden. ( pag. 270)
22 FOUTEN OPSPOREN
318
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Ontsteking bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 270)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
319
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling,
gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 1.301 cm³
Slag 71 mm
Boring 108 mm
Compressie 13,1:1
Stationair toerental 1.280 … 1.480 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Ventiel diameter ventielschijf
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Uitlaat bij: 20 °C 0,25 … 0,30 mm
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 3 rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
23 TECHNISCHE GEGEVENS
320
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 35:32
Mengselbehandeling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR9BI-10
bougie buiten NGK LMAR7DI-10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Starthulp Startmotor
TECHNISCHE GEGEVENS 23
321
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef dempingplaat EJOT ALtracs
®
M6x14 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat ventieldeksel
achter
EJOT ALtracs
®
M6x10 10 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Olievernevelaar M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerschaal-steunplaat M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef resonator M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sensor versnellingsherken-
ning
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zwenkarmhoeksensor M5 5 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
322
Houder aansluitslang M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 9 Nm
Onderdrukaansluiting M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Ontluchtingsschroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op
cilinderkop
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm
Loctite
®
648™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
323
Schroef stationairhouder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12.9 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Tapeinden distributieketting-
schacht
M6 8 Nm
Sproeier 100 M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Schroef distributiekettinggeleider M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributiekettingspanner-
geleider
M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhouder M8 20 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
324
Schroef motorhuis Expansiebout M8 18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
8,5 Nm
2e niveau
14,5 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Opzetelement inbus
(61229025000)
Schroef warmtewisselaar M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 10 Nm
Afsluitschroef sleperas M10x1 15 Nm
Bougie M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
TECHNISCHE GEGEVENS 23
325
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Sluitschroef vergrendeling verdeel-
transmissie
M10x1 12 Nm
Suitschroef motorhuis M10x1 15 Nm
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Bougie M12x1,5 18 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M12x1,5 12 Nm
Schroef rotor Expansiebout M12x1,5 115 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
326
Moer koppelingsmeenemer M22x1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributieketting-
spanner
M24x1,5 25 Nm
Schroef in het dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair tandwiel M33LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie
Omgevingstemperatuur: 0 °C
3,60 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 343)
Motorolie
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 344)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 2,40 l Koelmiddel ( pag. 342)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
327
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstofreserve ca. 3,5 l
Brandstoftankvolume totaal ca. 23 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 342)
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP Performance Systems Semiactive Suspension
Schokdemper WP Performance Systems Semiactive Suspension
Veerweg
voor 200 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
328
achter 200 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remzadels
met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Eenschijfsrem met 2-zuigerremklauwen, remschijf met
zwemmende lagers
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 267 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4 mm
achter 4,5 mm
Bandendruk solo / met passagier / volledig laadvermogen
voor: bij koude band 2,4 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
Secundaire overbrenging 17:42
Ketting 5/8 x 5/16 (525) Xring
Balhoofdhoek 64°
Wielstand 1.560 ± 15 mm
Zithoogte onbelast 860/875 mm
Afstand van bodem, onbelast 220 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 226,4 kg
TECHNISCHE GEGEVENS 23
329
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 300 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 460 kg
23.5 Elektronica
12V-accu YTZ14S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 11,2 Ah
onderhoudsvrij
Raceonsleutelbatterij CR 2032 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht LED
Groot licht LED
Zijlicht LED
Bochtverlichting LED
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer LED
Achterlicht LED
23 TECHNISCHE GEGEVENS
330
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 19 M/C 60W TL
Pirelli Scorpion Trail 2 K
170/60 ZR 17 M/C 72W TL
Pirelli Scorpion Trail 2 K
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.1Q.26
Voorvork WP Performance Systems Semiactive Suspension
Veerlengte met voorspanbus(sen) 443 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 12 N/mm
Vorklengte 885 mm
Vorkpootolie vorkpoot links 680 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 345)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
331
Vorkpootolie vorkpoot rechts 430 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 345)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 01.18.1Q.26
Schokdemper WP Performance Systems Semiactive Suspension
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 160 N/mm
Veerlengte 198,5 mm
Statische veerweg 25 mm
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef combinatieschakelaar
links
5 Nm
Schroef koplamp EJOT ALtracs
®
60x20 8 Nm
Schroef koplampdrager EJOT ALtracs
®
50x12 7 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bekledingdeel M5x12 3,5 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
332
Schroef bekledingdeel M5x17 3,5 Nm
Schroef brandstoftanksensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 3,5 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4,5 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef kabelgeleider wielsnel-
heidssensor achter
M5 3 Nm
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef maskerspoiler M5x12 3,5 Nm
Schroef remkabelhouder aan ach-
terbrug
M5 5 Nm
Schroef remkabelhouder aan frame M5 2 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tankdop M5 3 Nm
Schroef traverse voor kofferopname M5 4 Nm
Schroef warmtebeschermingsplaat
op de achterste geluidsdemper
M5 4 Nm
Schroef windscherm M5 3,5 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 6 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
333
Moer bevestiging ABS-module M6 8 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef acceleratiesensor M6 6 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef bekledingsdeel M6 6 Nm
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef brandstoftank M6 10 Nm
Schroef bus M6 4 Nm
Schroef handbescherming stuur-
klemming
M6 5 Nm
Schroef kabelkanaal M6 5 Nm
Schroef kettinggeleiding M6 5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorbescherming M6 10 Nm
Schroef onderste deel achterkant M6 6 Nm
Schroef radiateurhouder M6 7 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
334
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schuinestandsensor M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Schroef steunplaat schuinestand-
sensor
M6 10 Nm
Schroef uitlaatklem M6 8 Nm
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 10 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 10 Nm
Klep gebogen (Super Adventure S
EU/CN)
M8 6 Nm
Klep gebogen
(Super Adventure S JP)
M8 4 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
335
Schroef contactslot (een keer te
gebruiken)
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef handbescherming stuur-
einde
M8 25 Nm
Schroef kofferhaak M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef railopname M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurdemperklem M8 12 Nm
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef uitlaatklem M8 25 Nm
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
336
Schroef remzadel voor M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Moer kettingwielschroef M10x1,25 50 Nm
Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm
Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer stopcontact M18x1 4 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer zadelslot M22x1,5 4 Nm
Schroef balhoofd boven M22x1,5 18 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad ingevet
TECHNISCHE GEGEVENS 23
337
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
338
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlij-
nen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype LC8 DASHBOARD overeenkomt met de relevante richtlijnen.
De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/lc8-dashboard
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
339
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
340
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
F01726-01
OPEN SOURCE 25
341
25.1 Informatie over Open Source-software
Sommige voertuigcomponenten maken gebruik van Open Source-software.
De broncode van de gebruikte software evenals meer informatie zijn online beschikbaar.
Overzicht: http://www.ktm.com/ktm-oss
Info
Vanwege de bestandsgrootte kan het downloaden veel tijd vergen.
Afhankelijk van uw internetprovider kunnen kosten voor het verbruik van gegevensvolume ontstaan.
26 GEBRUIKSSTOFFEN
342
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
GEBRUIKSSTOFFEN 26
343
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 348)
SAE ( pag. 348) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Power Synt 4T
26 GEBRUIKSSTOFFEN
344
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 348)
SAE ( pag. 348) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
GEBRUIKSSTOFFEN 26
345
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 348) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
27 HULPSTOFFEN
346
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
HULPSTOFFEN 27
347
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
28 NORMEN
348
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 29
349
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
ATIR Automatische uitschakeling van rich-
tingaanwijzer (Automatic Turn Indi-
cator Reset)
Software die na afloop van een timer of een rijaf-
standsmeter de richtingaanwijzers automatisch uit-
schakelt
TPMS Bandenspanning-controlesysteem
(Tire Pressure Monitoring System)
Veiligheidsstartsysteem dat met behulp van sensoren
in de banden de bandenspanning bewaakt en aangeeft
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag
verhoogt, maar in tegenstelling tot het dimlicht niet
gefocust is en het wegdek verlicht
HHC Hill Hold Control Rijhulp die het terugrollen van het voertuig op hellin-
gen verhindert
- KTM RACE ON Systeem waarbij contact, stuurslot en tankdop per
draadloze sleutel met transponder worden vrijgescha-
keld
MSC Motorfiets-stabiliteitscontrole (Motor-
cycle Stability Control)
Extra functie bij het ABS die het blokkeren en weg-
glijden van de wielen tijdens het remmen in schuine
stand verhindert
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
29 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
350
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
- Quickshifter + Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
LIJST MET AFKORTINGEN 30
351
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
31 LIJST MET SYMBOLEN
352
31.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
31.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Race-oncontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij het race-
on-systeem/bij de alarminstallatie.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert wanneer ABSmodus Offroad is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 293) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TCcontrolelampje knippert als TC actief ingrijpt of als
de HHC ( pag. 167) (optioneel) is geactiveerd.
Het controlelampje van de cruisecontrol brandt geel De cruisecontrol is ingeschakeld, maar
de snelheidsregeling is niet actief.
LIJST MET SYMBOLEN 31
353
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een emissie- of veiligheidskritieke fout
geconstateerd.
31.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje toerentalregelsysteem brandt groen De cruisecontrol is ingeschakeld en de
snelheidsregeling is actief.
Rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer rechts is ingeschakeld.
INDEX
354
INDEX
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
ACC1
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
ACC2
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Artikelnummer stuurdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Bagagedrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Bandenreparatiespray
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Bestuurdersvoetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Bestuurderszadel
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Bochtverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Brandstofkranen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Brandstoftankbekleding
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
INDEX
355
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Buddyseat
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
C
Chassis afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188-189
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Combinatieschakelaar
links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
overzicht links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
overzicht rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Cruisecontrol
bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
D
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Datum
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
E
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314-318
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 60-137
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
ABSweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Bluetooth . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Consumption . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Cornering Light Test . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Damping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 189
Dampweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
INDEX
356
Extra Functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Favourites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Favouritesweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
handgreepverwarming (optioneel) . . . . . . . . . 77
Headset Pass. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Headset Rider . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Heated Grips (optioneel) . . . . . . . . . . . 111, 134
Heated Seat (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 112
Heated Seat Pas (optioneel) . . . . . . . . . . . . 135
Heated Seat Rid (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 135
helling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
HHC (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Load . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 188
Loadweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Motorcycle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
MTC+MSR (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . 117
MTCweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Navi Info Screen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
navigatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
navigatie informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Navigatie setup . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Navigationweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
omgevingslucht-temperatuurindicator . . . . . . 81
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Phone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Preferences . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Pressure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Quick Selector 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Quick Selector 1weergave . . . . . . . . . . . . . . 82
Quick Selector 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Quick Selector 2weergave . . . . . . . . . . . . . . 83
Quickshifter + (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 134
Ride Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 292
Rideweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Setup . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Temperature . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
TPMS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
INDEX
357
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Units . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
volume . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . 64
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Warnings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
weergave van de cruisecontrol . . . . . . . . . . . 74
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 79
Wireless Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Zadelverwarming (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 78
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . 155
controle en onderhoud voor iedere inbedrijf-
stelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . 289
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . 287
Kofferdragers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 283
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
INDEX
358
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 205
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 143
Kroonplaat onder
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
L
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
M
Maskerspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Middenstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Motorfiets
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
Motorfietstractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
Motorslipmomentregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Opbergvak
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
INDEX
359
USBaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Open Source
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 341
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Q
Quickshifter+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
R
Raceonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Raceonsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Raceonsleutelbatterij vervangen . . . . . . . . 275
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 144
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 152
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 242
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 236
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228-242
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 239
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 234
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 238
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 233
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
optrekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
starten met HHC (optioneel) . . . . . . . . . . . . 167
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 309
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184-187
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
INDEX
360
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Stopcontact voor elektrisch toebehoren . . . . . . . . . 47
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 331
Aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 321
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 327
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329
Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319-337
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 331
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
U
USBaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . 338-340
landspecifiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 340
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 148
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 149
Versnellingshendelvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
op middenstandaard zetten . . . . . . . . . . . . 190
INDEX
361
van middenstandaard nemen . . . . . . . . . . . 191
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 28
Voetsteun passagier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183, 327
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299, 326
W
Waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . . . . 64
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Windscherm
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . 279
Zijbekleding voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
*3213911nl*
3213911nl
08/2018
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364

KTM 1290 Super Adventure S EU 2019 de handleiding

Type
de handleiding