Documenttranscriptie
NL
Nederlands
GB
English
F
I
Français
Italiano
Inhoud
Algemene veiligheidsinstructies ........................................................................NL-4
Veiligheidsmaatregelen voor de montage volgens de EMC-richtlijn.................NL-4
Aanbevolen leidingdiameters en leidinglengtes................................................NL-5
Montage van de thermostaat..........................................................................NL-5
Montageplaats................................................................................................NL-5
Montage .........................................................................................................NL-6
Elektrische aansluiting ...................................................................................NL-6
Elektrische aansluiting aan het ATAG CV-toestel .........................................NL-6 NL
Aansluitstrook CV-toestel...............................................................................NL-6
Toebehoren
Buitenvoeler ...................................................................................................NL-7
Weerstandswaarden van de buitenvoeler afhankelijk van de temperatuur...NL-7
Ingebruikname van de thermostaat...............................................................NL-8
Code-invoer....................................................................................................NL-8
Storingsmeldingen ..........................................................................................NL-9
Parameteroverzicht .......................................................................................NL-10
Overzicht van de installateursparameters en
hun instelmogelijkheden ..............................................................................NL-11
Hoofdstuk HYDRAULISCH ..........................................................................NL-11
Hoofdstuk SYSTEEM...................................................................................NL-11
Hoofdstuk WARMWATER ...........................................................................NL-12
Hoofdstuk DIRECTE GROEP ......................................................................NL-12
Hoofdstuk STORINGSMELDINGEN............................................................NL-13
Hoofdstuk VOELERCOMPENSATIE...........................................................NL-13
Appendix installatievoorbeelden
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler .................................................II
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler 100%WA............................... IV
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + open verdeler..................... VI
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + boiler ................................ VIII
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + boiler *................................. X
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + open verdeler + boiler....... XII
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + open verdeler + boiler * ...XIV
NL-3
Algemene veiligheidsinstructies
2. Bij de montage van de thermostaat
moet tot andere elektrische
inrichtingen met elektromagnetische
emissie zoals radio’s, motoren,
transformators,
dimmers, magnetronovens en televisietoestellen,
luidsprekers, computers, mobiele
telefoons enz. een minimumafstand
van 40 cm worden aangehouden.
Alle elektrische aansluitingen, beschermmaatregelen en beveiligingen moeten
door een vakman rekening houdend met
de telkens geldende normen en EMCrichtlijnen en met de plaatselijke voorschriften worden uitgevoerd.
Opgelet!
CV-toestel vóór het openen stroomloos
NL schakelen!
Ondeskundige steekpogingen onder
spanning kunnen de regelaar onherstelbaar beschadigen en gevaarlijke
elektrische schokken veroorzaken.
40 cm
Veiligheidsmaatregelen voor de
montage volgens de EMC-richtlijn
Afb. 2: Minimumafstand tot andere elektrische
apparaten
3. De netaansluiting van de verwarmingsinstallatie (d.w.z. het CV-toestel en ev.
bijbehorende randapparatuur) moet
gerealiseerd zijn als zelfstandig
stroomcircuit. Er mogen geen TL-buizen
noch
andere
storingsbronnen
aangesloten worden resp. aansluitbaar
zijn.
1. Netvoedingskabels en voeler- resp.
databuskabels moeten in principe
gescheiden gelegd worden. Hierbij moet
een minimumafstand van 2 cm tussen de
leidingen
aangehouden
worden.
Kabelkruisingen zijn toegelaten.
Zekering 16 A
Verwarmingsruimtenoodschakelaar
15 cm
Net 230 V~
Verlichting en contactdozen
alleen aansluiten op
gescheiden stroomcircuit!
Thermostaat
Databusleiding 12 V~
ATAG CV-toestel
2 cm
Afb. 1: Minimumafstanden bij de elektrische
installatie
Afb. 3: Elektrisch circuit in de stookruimte
NL-4
Aanbevolen leidingdiameters en
maximaal toegelaten leidinglengtes:
b – bij gebruik met ruimtevoeler
Bij geactiveerde ruimtevoeler moet de
thermostaat op een hoogte van ca.
1,50 m op een neutrale, d.w.z. voor alle
ruimtes representatieve meetplaats
aangebracht worden. Het is praktisch
om hiervoor een tussenmuur van de
koelste dagverblijfruimte te kiezen. Om
een toereikende luchtcirculatie aan het
ruimtestation te kunnen garanderen
moet dit vrij hangend aan de muur
gemonteerd worden.
Voor de databusleiding
Diameter: 0,6 mm
Maximaal toegelaten kabellengte: 50 m
Langere verbindingsleidingen moeten
vermeden worden om het gevaar van
storingen te voorkomen.
De thermostaat mag niet gemonteerd NL
worden:
– op plaatsen met rechtstreeks invallend
zonlicht (rekening houden met de
zonnestand in de winter).
– in de buurt van apparaten die externe
warmte opwekken, zoals televisietoestellen, koelkasten, wandlampen,
radiators enz.
– aan muren waarachter verwarmingsresp. warmwaterbuizen of verwarmde
schoorstenen lopen.
– aan ongeïsoleerde buitenmuren.
– in hoeken of nissen, rekken of achter
gordijnen (onvoldoende luchtcirculatie).
– in de buurt van deuren naar
onverwarmde ruimtes (invloed van
externe koude).
– op niet afgedichte ingelaten
contactdozen (invloed van externe
koude door schoorsteeneffect in de
installatiebuizen).
– in ruimtes waar de radiators geregeld
worden met thermostaatkleppen
(wederzijdse beïnvloeding).
Montage van de thermostaat
Montageplaats
a – bij gebruik zonder ruimtevoeler (100%
weersafhankelijk)
Voorzover de interne ruimtevoeler niet
geactiveerd hoeft te worden kan het
apparaat op elke willekeurige plaats
binnen gemonteerd worden.
NL-5
Montage
Elektrische aansluiting
Na het losmaken van het bovendeel door
op de vergrendeling te drukken kan de
montageplaat eraf genomen en op de
plaats van montage met de meegeleverde
schroeven en pluggen bevestigd worden.
De databusleiding moet hierbij door de
onderste opening geleid worden.
Max. kabellengte: 50 m
De 2-aderige databusleiding wordt aangesloten aan de klemmen A en B van de
2-polige aansluiting op de montageplaat.
Opgelet!
De aansluitingen mogen niet verwisseld
worden en moeten overeenkomstig de
kenmerking A en B in de aansluiting
geïnstalleerd worden. Als de beide
aansluitingen verwisseld worden, dan
verschijnt er niets in het display.
Aanwijzing:
nieuwe installaties moet voor een
NL Bij
verantwoorde kabelinvoer een aparte
Na gerealiseerde elektrische aansluiting
wordt de thermostaat zoals getoond in de
afbeelding hierboven vlak ingehangen en
naar beneden geklapt tot het met de
vergrendeling hoorbaar inklikt in de
montageplaat.
inbouwlasdoos, gescheiden van de overige
elektrische installatie, voorzien worden.
Montageplaat
↑ Vergrendeling
Aansluiting aan het ATAG CV-toestel
De elektrische aansluiting gebeurt volgens
de klemmenbenaming in het apparaat.
A = 20
B = 21
Aansluitstrook CV-toestel
NL-6
Toebehoren
Montage
Buitenvoeler
1– Voelerkabel installeren tot aan de
plaats van montage.
2– Dekselschroeven
van
de
voelerbehuizing losdraaien en het
deksel verwijderen.
3– Onderste deel van de voeler monteren
met de meegeleverde centrale bevestigingsschroeven.
Afdichting gebruiken! Kabelinvoer
moet naar beneden gericht zijn.
4– Voelerkabel zo invoeren dat de
kabelmantel is omsloten door de NL
afdichting.
5– Elektrische aansluiting maken. De
aansluitingen zijn verwisselbaar.
6– Deksel aanbrengen en stevig
vastschroeven op het onderste deel.
Let op een juiste zitting van de
dichtingsring.
Buitenvoeler ARV12
Montageplaats
De buitenvoeler moet op ongeveer een
derde van de hoogte van het gebouw
(minimumafstand tot de grond 2 m) aan de
koudste kant van het gebouw (noord resp.
noord-oost) worden aangebracht.
Uitzondering: Als de geprefereerde
verblijfruimte in een
andere richting ligt, dan
moet die kant van het
gebouw gekozen worden.
Bij de montage moet rekening worden
gehouden met externe warmtebronnen,
die de meetwaarde aanzienlijk kunnen
vervalsen (verwarmde schoorstenen,
warme lucht uit luchtkokers, montage op
zwarte oppervlakken, koudebruggen in het
metselwerk enz.). De kabeluitvoer moet
altijd naar beneden gericht zijn om te
vermijden dat er vocht binnendringt.
De buitenvoeler mag niet in de buurt van
zenden
ontvangstinrichtingen
gemonteerd worden (op garagemuren in
de buurt van ontvangstinrichtingen voor
garagepoortopeners, amateurradioantennes,
alarmradioinstallaties
en
in
de
onmiddellijke nabijheid van grote
zendinstallaties enz.).
Weerstandswaarden
van
de
buitenvoeler afhankelijk van de
temperatuur
Buitenvoeler ARV12
T (°C)
R (kV)
-
15
76,02
-
10
58,88
-
5
45,95
±
0
36,13
5
28,60
10
22,88
15
18,30
20
14,77
25
12,00
30
9,804
-
Elektrische aansluiting
Voor de elektrische installatie moet bij
voorkeur een 2-aderige kabel2 met een
minimumdiameter van 0,6mm gebruikt
worden. De aansluiting gebeurt aan de
beide
schroefklemmen
in
de
voelerbehuizing en is verwisselbaar.
NL-7
20
98,93
Ingebruikname van de
thermostaat
Bij actieve vorstbeschermingsfunctie verschijnt er een vorstsymbool (Á).
Segmenttest en codering
WO Á 25JUN;03
Als de thermostaat voor de eerste keer
wordt ingeschakeld resp. bij spanningsterugkeer na voorafgegane netuitval,
verschijnen tijdelijk alle in het display
beschikbare segmenten.
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
1632
ffffffffffff
Segmenttest
¾¿ÀÁÄ
fffff ffff
NL
KWh
Min
%
Na invoer van de installateurcode worden
de voor de installateur bedoelde
parameters vrijgeschakeld en kunnen ze
overeenkomstig de uitvoering van de
thermostaat bewerkt worden.
%
Vervolgens verschijnt de uitvoering van de
thermostaat met typecode en de actuele
softwareversie.
15.05
Code-invoer
Typecode
RSC-2
¢ ¤
Versiedatum
Voorzover er geen sprake is van een
foutmelding verschijnt daarna de
basisindicatie met datum, tijd en huidige
temperatuur van de omgeving.
Het display van de thermostaat wordt
verlicht op het moment dat een van de
knoppen wordt bediend. De verlichting
dooft automatisch 90 sec. na de laatste
bediening.
1632
CODE
Basisdisplay
WO 25JUN;03
205
°C
Woensdag, 25. juni 2003
16.32 uur temp. 20.5°C
Een actieve zomeruitschakeling wordt
voorgesteld door een zonneschermsymbool (À).
WOÀ 25JUN;03
1632
205
°C
¢ ¤
Voor de invoer van de installateurcode
en
ca. drie
moeten de toetsen
seconden lang tegelijk ingedrukt worden
tot de code-invoer verschijnt in het display.
+
Softwareversie
T1.3
actief
Installateurcode
°C
°C
Min
Vorstbescherming
Code-invoer
24
KWh
205
°C
Zomeruitschakeling
actief
0000
Het telkens knipperende cijfer kan met de
druk-draaiknop aan de hand van de code
ingesteld en door aantippen overgenomen
worden. De overige cijfers worden op
dezelfde manier bewerkt.
Bij correcte code-invoer verschijnt bij het
overnemen van het laatste cijfer de
bevestiging INSTALLATEUR OK, bij
verkeerde invoer de mededeling CODE
ERROR.
INSTALLATEUR CODE ERROR
OK
De vanuit de fabriek ingestelde
installateurcode luidt: 0 1 2 3
NL-8
Aanwijzing: Indien de code niet wordt
– Evt. worden fouten overgenomen in het
storingshoofdstuk (beschrijving zie
hieronder).
Gedetailleerde informatie over de storingen
via de stuurautomaat kunt u vinden in de
documentatie van het CV-toestel.
geaccepteerd moet de
fabrikant
gecontacteerd
worden!
Opgelet:
Vrijgeschakelde installateurparameters worden weer
geblokkeerd
als
er
gedurende tien minuten geen
verdere bediening volgt. In dit
geval moet de installateurcode opnieuw worden
ingevoerd.
Storingshoofdstuk
De thermostaat beschikt over een
storingshoofdstuk, waarin maximaal vijf
storingsmeldingen
kunnen
worden
opgeslagen. De storingsmeldingen worden
weergegeven met datum, tijd en soort storing NL
(foutnummer), de opvraging gebeurt in de
volgorde van de binnengekomen
storingsmeldingen in het niveau FOUT
MELDING.
De het laatst binnengekomen (= meest
actuele) storingsmelding staat met prioriteit op
de eerste plaats, de voorafgegane
storingsmeldingen worden bij elke nieuwe
storingsmelding een plaats lager gezet. De
vijfde storingsmelding wordt verwijderd als er
een nieuwe storingsmelding binnenkomt.
Storingsmeldingen
Om in geval van storing een zo nauwkeurig
mogelijke diagnose te kunnen stellen is het
regelsysteem uitgerust met een uitgebreid
storingsmeldsysteem. Al naargelang het soort
storing verschijnt een bijhorende
storingsmelding in het display van de
thermostaat.
Alle storingsmeldingen komen van de
stuurautomaat en worden onderverdeeld in
A – permanente storingen (permanente
vergrendeling) met CT-foutcode E-XX
of
B – tijdelijke storingen (zelfopheffende
blokkering) met CT-foutcode B-XX
Storingsmeldingen via de
stuurautomaat
Een
bijzonderheid
vormen
de
storingsmeldingen via de stuurautomaat
(CT). Aangezien het hierbij om externe
foutmeldingen gaat worden deze
opgeslagen in het storingshoofdstuk van
de thermostaat zolang het CV-toestel niet
gereset wordt.
Storingsmelding via de stuurautomaat
storingen
storingen
vergrendeling
blokkering
EnX
BnX
De weergave en verdere verwerking van
storingsmeldingen kan
door een
parameterinstelling onderdrukt worden (zie
parameter 13 - niveau SYSTEEM - Logische
foutmelding).
Verdere verwerking van fouten:
– Fouten verschijnen in de basisindicatie van
de regelaar.
– Systeemfouten verschijnen in het Infoniveau bij de bijhorende infowaarde.
NL-9
Parameteroverzicht
Toegang tot parameterniveau:
Druk-draaiknop ca. 3 seconden lang indrukken – automatische oproep van het
schakeltijdenhoofdstuk.
Gewenste hoofdstuk selecteren met de druk-draaiknop en overnemen, evt. eerst code invoeren.
Zonder kleur: direct toegankelijk Lichtgrijze achtergrond: toegankelijk met code 1234 Donkergrijze achtergrond: toegankelijk met
.r
n.
m
ar
aP
1
NL
2
3
4
5
6
7
8
m
ut
aD
-d
ji
T
ne
jdti
ko
lK
hc
isl
ua
rd
yH
- re
m
ee te
ts m
yS aar
p
Klimazone
10
Bouwwijze
Terug naar
standaard
display
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
code 0123
-e
t n
o
rm
a rb
W
gn
ir
ot
S
Warmwatertemperatuur
Foutmelding 3
Foutmelding 4
Foutmelding 5
Droogstookfunctie
vloerverwarming
P-regeling
ruimtevoeler
I-regeling
ruimtevoeler
Dagtemperatuur Buitentemp.
blokkering
Nachttemperatuur
Stooklijn
24
25
26
27
Reset op
fabriekswaarden
*) De warmwatergroep is alleen zichtbaar indien er een externe boiler met boilersensor of thermostaat is aangesloten.
Bij een combitoestel is deze groep niet zichtbaar.
28
NL-10
-n
ep iet
a
m
oc s
FoutCorrectie
melding 2 buitenvoeler
Minimale aanvoertemperatuur
Maximale
aanvoertemperatuur
Ketel
parallelverhoging
Meldingen door
thermostaat
actief
r-e
elo
V
FoutCorrectie
melding 1 ruimtevoeler
Minimum
ruimtetemperatuur
Ruimtetemperatuur
overschrijding
12
13
et
ce
irD
p
r-a eor
g
w
re sg
v ni
m
Keuze
NachtTijd
verwarmingsTaalkeuze
temperatuur Nachtverlaging
(min/uur)
groep
warmwater
DG, WW
Anti-legionella
Programma- Warmwater
Klokkeuze
programma
Jaar
Exponent
voorziening programma's
P1...P3
(dag)
Weekdag
Gescheiden Anti-legionella
Ruimtema...zo
Dag-Maand Verwarmingsbediening
(tijd)
voelerweergave
cyclus P1...P3
Zo-Wi-tijd- Inschakeltijd
Zomer ECO Anti-legionella Ruimtevoelerautom.
temperatuur
(temp.)
functie
Begr.Vorstbeveiligde
modus
Uitschakeltijd Directe
Adaptief
groep
temperatuur
min-temp.
Maximum
InschakelRuimte/WWwarmwatertemperatuur
temperatuur optimalisering
9
11
re
at *p
w eo
m
r
ar G
W
Overzicht van de installateursparameters en hun instelmogelijkheden
Hoofdstuk HYDRAULISCH
De parameters in dit hoofdstuk hebben betrekking op de algemene installatiehydraulica en
de functionaliteit en configuratie van de programmeerbare in- en uitgangen voor de
betreffende installatiecomponenten.
PARAMETER
Benaming
Instelbereik / Instelwaarden
s
k
e
i
r
b
a
F
g
n
i
l
l
e
t
s
n
i
e
d
o
c
f
a
n
a
V
g
n
i
l
l
e
t
s
n
I
02
Functiebezetting van de
warmwatervoorziening
UIT
1
Warmwater UIT
Warmwater AAN
1
0123
05
Functie directe groep
UIT
2
Directe groep UIT
AAN
2
0123
Hoofdstuk SYSTEEM
De parameters in dit hoofdstuk hebben betrekking op algemene begrenzingsparameters
en instelwaarden binnen het gebruikte verwarmingssysteem.
PARAMETER Benaming
01
Taalkeuze
02
klokprogramma's
03
Keuze voor gescheiden
bediening
04
05
09
10
Zomer ECO-temperatuur
Vorstbescherming
Klimazone
Soort gebouw
11
13
PARA -RESET
Terugspringtijd naar
standaard display
Logische foutmelding
Totale reset
Instelbereik / Instelwaarden
NL
Nederlands
GB
Engels
F
Frans
I
Italiaans
P1
Één klokprogramma
beschikbaar
P1-P3 Drie klokprogramma's
beschikbaar
1
Gemeenschappelijke
verstelling CV/WW
2
Gescheiden verstelling voor
CV/WW
UIT
geen functie
10-30 °C
UIT
geen functie
-20..+10 °C
-20...0°C
1
lichte bouwwijze
2
middelzware bouwwijze
3
zware bouwwijze
UIT
geen automatisch afbreken
0,5...5min automatisch afbreken
na ingestelde tijdsafloop
UIT, AAN
Afhankelijk van de toegangscode
alleen tot de vrijgeschakelde
parameters
NL-11
s
k
e
i
r
b
a
F
g
n
i
l
l
e
t
s
n
i
g
n
i
l
l
e
t
s
n
I
f
a
n
a
V
NL
1234
P1
1234
1
1234
20 °C
3 °C
-12 °C
2
1234
0123
0123
0123
2 min
UIT
–
1234
0123
e
d
o
c
NL
Hoofdstuk WARMWATER (WW)
Dit hoofdstuk bevat alle voor de programmering van het boilersysteem (externe boiler met
boilersensor) vereiste parameters met uitzondering van de WW-klokprogramma’s.
PARAMETER Benaming
NL
01
WW-nachttemperatuur
02
WW-legionellabeschermingdag
03
WW-legionellabeschermingtijd
WW-legionellabeschermingtemperatuur
WW-maximumtemperatuurbegrenzing
WW-basistemperatuur
04
06
16
Instelbereik / Instelwaarden
10 °C ... WW-normale temperatuur
UIT
Geen
legionellabescherming
ma...zo Legionellebescherming op
de ingestelde weekdag
ALLE Legionellabescherming op
elke weekdag
00:00...23:50 uur
10 °C ... WW-maximumtemperatuur
20 °C ... Maximumtemperatuur
warmtebron
10 °C ... WW-maximumtemperatuur
s
k
e
i
r
b
a
F
g
n
i
l
l
e
t
s
n
i
g
n
i
l
l
e
t
s
n
I
e
d
o
c
f
a
n
a
V
20 °C
1234
MA
1234
02:00
0123
65 °C
0123
65 °C
63 °C
0123
1234
Hoofdstuk DIRECTE GROEP
Dit hoofdstuk bevat alle voor de programmering van het verwarmingssysteem vereiste
parameters met uitzondering van de klokprogramma’s.
PARAMETER
01
02
03
04
05
06
08
09
12
13
14
Benaming
Instelbereik / Instelwaarden
ECO - nachtuitschakeling
ABS - nachtverlaging
1.00 … 10.00
UIT = Ruimteinvloed UIT (weergave
van aanvoertemperatuur)
1 = Ruimteinvloed AAN (weergave
Ruimtevoelerweergave
huidige ruimtetemperatuur)
3 = Ruimteinvloed UIT (weergave
ruimtetemperatuur)
UIT,
10
... 500 %,
Ruimtevoelerfunctie
RC (alleen ruimteregeling)
Stooklijn adaptief
UIT, AAN
Inschakeloptimalisering
UIT, 1 ... 8 h
Minimale ruimtetemperatuur 5 ... 30 °C
Overschreiding
UIT, 1 ... 5 K
ruimtetemperatuur
Minimale
10 °C ... Instelling maximale
aanvoerwatertemperatuur
aanvoerwatertemperatuur
Maximale
Instelwaarde minimale
aanvoerwatertemperatuur
aanvoerwatertemperatuur
Temperatuurverhoging
0 ... 20 K
Test/verwarmingscircuit
Nachtverlaging
Stooklijn
(exponent)
NL-12
s
k
e
i
r
b
a
F
g
n
i
l
l
e
t
s
n
i
g
n
i
l
l
e
t
s
n
I
f
a
n
a
V
ABS
1234
1,3
0123
1
1234
RC
1234
AAN
1
10 °C
1234
1234
0123
1
0123
20 °C
0123
85 °C
0123
0K
0123
e
d
o
c
16
23
24
25
26
27
Droogstookfunctie
vloerverwarming (alleen bij
uitgeschakelde WWvoorziening)
Ruimteregeling
proportioneel aandeel
Ruimteregeling
integraal-aandeel
Gew. dagtemp.
Gew. verlaagtemp.
Steilheid stooklijn
UIT, 1, 2, 3 (alleen als parameter 1niveau Hydraulica = UIT)
1...100
5...240 min
5°C...30°C
5°C...30°C
0,2...3,5
UIT
0123
8
0123
15 min
21°C
16°C
1,75
0123
1234
1234
1234
Hoofdstuk STORINGSMELDINGEN
In dit hoofdstuk kunnen maximaal vijf storingsmeldingen worden opgeslagen, die NL
voortdurend geactualiseerd worden.
PARAMETER
01
02
03
04
05
Benaming
Storingsmelding 1
Storingsmelding 2
Storingsmelding 3
Storingsmelding 4
Storingsmelding 5
Instelbereik / Instelwaarden
s
k
e
i
r
b
a
F
g
n
i
l
l
e
t
s
n
i
g
n
i
l
l
e
t
s
n
I
e
d
o
c
f
a
n
a
V
0123
0123
0123
0123
0123
Laatste storingsmelding
Voorlaatste storingsmelding
Op twee na laatste storingsmelding
Op drie na laatste storingsmelding
Op vier na laatste storingsmelding
Hoofdstuk VOELERAFSTEMMING
In dit hoofdstuk kunnen alle aan het toestel aangesloten voelers met ± 5K, met de
fabriekswaarde als uitgangswaarde, gecorrigeerd worden.
PARAMETER
01
02
Benaming
Compensatie ruimtevoeler
Compensatie buitenvoeler
Instelbereik / Instelwaarden
- 5 K ... +5 K
- 5 K ... +5 K
NL-13
s
k
e
i
r
b
a
F
g
n
i
l
l
e
t
s
n
i
g
n
i
l
l
e
t
s
n
I
0123
0123
e
d
o
c
f
a
n
a
V
0123
0123