10/20 12.03.2002 CE1G2264xx
4.2 Diverse functies
4.2.1 Opnemer kalibreren
Na het activeren van het installateursniveau, knippert het
symbool CAL. Door op de rolschakelaar te drukken
knippert de actueel gemeten temperatuur en deze kan nu
door van en naar de display te rollen met ± 2 °C opnieuw
worden gecalibreerd. De waarde opslaan met een druk op
de rolschakelaar
(zie ook afbeelding
).
4.2.2 Begrenzing van de gewenste waarde
2 Instelmogelijkheden
of
Op het installateursniveau kan men het knipperende CAL-
symbool met een rolbeweging richting de display
overschakelen naar het begrenzingssymbool voor de
gewenste waarde (zie ook afbeelding
).
Bevestigen door in te drukken. 5...29 °C knippert (fabrieks-
instelling). Door in te drukken bevestigen of met een
rolbeweging verder gaan.
De instelling 16...29 °C knippert.
Door in te drukken bevestigen.
4.2.3 Inschakeloptimalisering
Op het installateusniveau kan men van het knipperende
CAL- symbool met twee rolbewegingen richting display
overschakelen naar de optimaliseringssymbolen voor het
inschakelen
(zie ook afbeelding
en ).
Door in te drukken bevestigen.
(fabrieksinstelling) knippert, door in te drukken bevestigen
of met verdere rolbewegingen naar ½, 1 of optimalisering
UIT
. Steeds door in te drukken bevestigen.
4.2.4 Regelgedrag
Op het installateursniveau kan men van het knipperende
CAL-symbool met verschillende rolbewegingen richting
display overschakelen naar de symbolen van verschillende
regelalgoritmen (zie ook afbeelding
).
Door in te drukken bevestigen.
(fabrieksinstelling)
knippert. Door in te drukken bevestigen of met iedere
verdere rolbeweging richting display het volgende
regelgedrag kiezen:
, PID 6, PID 12 of . Gewenste regelgedrag door
in te drukken bevestigen.
Zie hierna voor de bevestiging van het regelgedrag (zie
ook afbeelding
).
Self learning Adaptieve regeling:
voor alle toepassingen (fabrieksinstelling).
PID 12 Normaal regeltraject:
voor toepassing op plaatsen met normale
temperatuurschommelingen.
PID 6 Snel regeltraject:
voor toepassingen op plaatsen met grote
temperatuurschommelingen.
Moeilijk regeltraject:
zuivere tweepuntsregeltraject met 0,5 °C
schakeldifferentie.
4.2.5 Periodiek draaien van de pomp
Deze functie beveiligt de pomp tijdens langere perioden
van buitenbedrijfstelling tegen eventueel vastzitten.
Het periodiek draaien van de pomp wordt iedere 24 uur om
12:00 uur gedurende een minuut geactiveerd (op de
display verschijnt tijdens deze activiteit het symbool
).
Op het installateursniveau kan men van het knipperende
CAL-symbool met twee rolbewegingen van de display af
overschakelen naar het symbool
(fabrieksinstelling
periodiek draaien van de pomp UIT). Door in te drukken
bevestigen.
knippert (fabrieksinstelling) door in te
drukken bevestigen of met een rolbeweging verder gaan.
Het symbool
knippert, periodiek draaien van de pomp
AAN. Door in te drukken bevestigen (zie ook afbeelding
).
4.2.6 Bedrijfswijze verwarmen of koelen
Op het installateursniveau kan men van het knipperende
CAL-symbool met een rolbeweging van de display af
overschakelen naar de symbolen verwarmen / koelen.
Door in te drukken bevestigen, het verwarmingssymbool
knippert (fabrieksinstelling), door in te drukken
bevestigen of met een rolbeweging verder gaan. Het
koelsymbool
knippert, door in te drukken bevestigen
(zie ook afbeelding
).
4.2.7 Vorstbeveiligingsbedrijf
Met de bedrijfswijzeschakelaar naar het symbool
schakelen (zie ook afb. ). Als de standaardwaarde van
5 °C moet worden veranderd, wordt via het
temperatuurmenu T de gew. waarde
voor
vorstbeveiliging veranderd (zie ook de handleiding voor
bediening).
5 Apparaat weer op de sokkel schuiven
Handelen volgens afbeelding G.
6 Functiecontrole
a) Weergave controleren. Als er geen weergave
verschijnt, moeten de plaatsing en de functie van de
batterijen worden gecontroleerd
b) Bedrijfswijze comfort
c) Met het temperatuurmenu T de gewenste
temperatuurwaarde
instellen op 29 °C (zie de
handleiding voor bediening)
d) Het relais en daarmee het verwarmingstoestel moeten
minstens na een minuut schakelen. Het symbool
verschijnt op de display. Als dit niet het geval is:
• De instelling en de bedrading controleren
• Eventueel is de ruimtetemperatuur hoger dan 29 °C
e) Gewenste temperatuurwaarde
weer terugzetten
naar de oorspronkelijke waarde (standaardwaarde 19
°C of eigen instelling)
f) Gewenste bedrijfswijze kiezen
7 Reset
Door de gebruiker gedefinieerde gegevens:
De toets achter de naaldopening minstens een
seconde indrukken:
daardoor worden de voor de gebruiker specifieke
instellingen teruggezet op hun standaardwaarden (de
"Instellingen van de installateur " blijven onveranderd). De
klok begint bij 12:00. Tijdens de resettijd branden alle
weergavevelden van de display en kunnen worden
gecontroleerd.