8/18 29.05.2002 CE1G2261xx
• Verificar la unidad de regulación y el cableado
• La temperatura ambiente puede ser superior a 29
°C
e) Reajustar la temperatura de consigna
en el valor
inicial (valor estándar 19 °C o ajuste individual)
f) Se selecciona el modo de operación requerido
7. Reset
Parámetros introducidos por el usuario:
Pulsar el botón que hay en la abertura trasera durante al
menos un segundo: esto modifica los parámetros
introducidos por el usuario a sus valores por defecto de
fábrica (los parámetros de instalación no se modifican). El
reloj arranca a las 12:00. Durante el tiempo de reajuste, se
iluminan todos los segmentos de la pantalla, posibilitando
su verificación.
Todos los parámetros introducidos por el usuario más
los parámetros de instalación:
Pulsar el botón que hay en la abertura trasera al tiempo
que los botones más frío (-) y más calor (+) durante al
menos un segundo. Tras este reajuste, los parámetros de
fábrica volverán a cargarse (ver también ajustes de fábrica
en las Instrucciones de Manejo).
8. Notas
• REV12 es un controlador electrónico de temperatura
con programación diaria.
• El controlador está conforme con “Software Class A” y
se utiliza en situaciones de polución “normal”.
• Si la habitación de referencia está equipada con
válvulas termostáticas de radiador, éstas deben estar
en posición totalmente abierta
• Garantizar que se cumplen las normas locales para
instalaciones eléctricas
Inbedrijfstelling
1. Montage
Het apparaat van de sokkel afnemen. Handelen volgens
afb. A. Zie voor montage afb. B en C.
(zie ook de aanwijzingen voor montage)
2. Bedrading controleren
Een mogelijke aansluiting is weergegeven in hoofdstuk
"Aansluitschema’s", echter bij veel ketels kan L en L1
rechtstreeks op de thermostaatklemmen van de ketel
worden aangesloten. Zie ook afb. D en E
Aanwijzing: geen gevlochten draad gebruiken, alleen
massief draad of gevlochten draad met adereindhulzen.
3. Isolatiestrook verwijderen
Zodra de zwarte isolatiestrook van het batterijcontact wordt
verwijderd, is het apparaat in bedrijf. Zie ook afb. F.
4. Configuratie
4.1 Toegang tot het installateursniveau
Door het gelijktijdig indrukken van de verwarmings- en
koeltoets, evenals het rollen van de rolschakelaar, eerst
weg van de display en vervolgens er naar toe, wordt het
installateursniveau vrijgegeven. Zie ook afb. H.
4.2 Diverse functies
4.2.1 Opnemer kalibreren
Na het activeren van het installateursniveau, knippert het
symbool CAL. Door op de rolschakelaar te drukken,
knippert de actueel gemeten temperatuur en deze kan nu
door van of naar de display te rollen met max. ± 2 °C
opnieuw worden gecalibreerd. De waarde opslaan met een
druk op de roltoets (zie ook afbeelding
)
4.2.2 Begrenzing van de gewenste waarde
2 Instelmogelijkheden
of
Op het installateursniveau kan van het CAL- symbool met
een rolbeweging rchting de display worden doorgestapt
naar het begrenzingssymbool voor de gewenste waarde.
Door indrukken bevestigen. 5...29 °C knippert (fabrieks-
instelling). Door in te drukken bevestigen of met een
rolbeweging verder gaan.
De instelling 16...29 °C knippert.
Door in te drukken bevestigen (zie ook afbeelding
).
4.2.3 Regelgedrag
Op het installateursniveau kan van het CAL- symbool met
verschillende rolbewegingen van de display af worden
doorgestapt naar de symbolen van verschillende
regelalgoritmen (zie ook afbeelding
).
Door in te drukken bevestigen.
(fabrieksinstelling)
knippert. Door in te drukken bevestigen of met een
rolbeweging richting display het volgende regelgedrag
kiezen:
, PID 6, PID 12 of . Gewenst regelgedrag door
indrukken bevestigen.
Zie hierna voor de beschrijving van het regelgedrag (zie
ook afbeelding
)
Self learning Adaptieve regeling:
voor alle toepassingen (fabrieksinstelling)
PID 12 Normaal regeltraject:
voor toepassingen op plaatsen met normale
temperatuurschommelingen.
PID 6 Snel regeltraject:
voor toepassingen op plaatsen met grote
temperatuurschommelingen.
Moeilijk regeltraject:
zuivere tweepuntsregelaar met 0,5 °C
schakeldifferentie.
4.2.4 Vorstbeveiligingsbedrijf
Met de bedrijfswijzeschakelaar op het symbool
schakelen (zie ook afbeelding ).
Als de standaardwaarde van 5 °C wordt veranderd, wordt
via het temperatuurmenu T de gewenste waarde
voor
vorstbeveiliging veranderd (zie de handleiding voor
bediening).
5. Apparaat weer op de sokkel schuiven
Handelen volgens afbeelding G.