Fagor CNC 8040 TC Handleiding

Type
Handleiding
CNC 8040
(REF 0607)
ZELFSTUDIEGIDS
(OPTIE ·TC·)
(Ref 0607)
Alle rechten voorbehouden. Geen enkel deel van deze documentatie mag
worden gereproduceerd, overgedragen, overgeschreven, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of vertaald zonder de uitdrukkelijke
toestemming van Fagor Automation.
De informatie in deze handleiding kan onderhevig zijn aan veranderingen
wegens wijzigingen. Fagor Automation behoudt zich het recht voor de inhoud van
de handleiding te wijzigen zonder de verplichting de veranderingen mee te delen.
De handelsmerken behoren toe aan hun respectieve eigenaars.
De inhoud van deze handleiding en de geldigheid voor het beschreven product
werden bekrachtigd. Niettemin is het mogelijk dat zich een onvrijwillige fout heeft
voorgedaan, waardoor geen absolute overeenstemming wordt gegarandeerd.
Hoe dan ook, de informatie in het document wordt regelmatig nagekeken en de
nodige correcties worden opgenomen in een latere uitgave.
De in deze handleiding beschreven voorbeelden dienen om met de machine te
leren werken. Alvorens deze te gebruiken in industriële toepassingen, moeten
deze behoorlijk worden aangepast en bovendien moet de naleving van de
veiligheidsvoorschriften worden gewaarborgd.

Zelfstudiegids
Optie ·TC·
i
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1.1 Assen van de machine. ............................................................................................. 3
1.2 Machinenulwaarde en nulstuk. .................................................................................. 4
1.3 Zoeken machinereferentie......................................................................................... 5
1.4 Trajectgrenzen........................................................................................................... 6
1.5 Selectie van het nulstuk............................................................................................. 7
1.6 Werkeenheden. ......................................................................................................... 8
1.7 Snelheid van de kop. ................................................................................................. 9
HOOFDSTUK 2 THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2.1 De werktuigwissel.................................................................................................... 13
2.2 De werktuigtabel...................................................................................................... 14
2.3 Werktuigkalibratie. ................................................................................................... 21
HOOFDSTUK 3 MANUELE BEDIENING.
3.1 Beschrijving van het scherm en het toetsenbord..................................................... 27
3.1.1 Beschrijving van het toetsenbord......................................................................... 28
3.1.2 Beschrijving van het standaard scherm............................................................... 30
3.1.3 Beschrijving van het hulpscherm. ........................................................................ 31
3.2 Zoeken machinereferentie....................................................................................... 32
3.3 Kop. ........................................................................................................................33
3.3.1 Snelheidsgamma's............................................................................................... 35
3.4 Verplaatsing van de assen. ..................................................................................... 36
3.4.1 Stuur. ................................................................................................................... 37
3.4.2 Beweging in jog. .................................................................................................. 38
3.4.3 Verplaatsing van een as naar een maat. ............................................................. 40
3.5 Het wisselen van de gereedschap........................................................................... 41
3.5.1 Werktuigwisselpunt.............................................................................................. 42
3.5.2 Afstelling van het werktuig. .................................................................................. 43
3.5.3 Het wijzigen van gegevens van de werktuigtabel. ............................................... 46
3.5.4 Controle van de correcte kalibratie. ..................................................................... 47
HOOFDSTUK 4 BEWERKINGEN OF CYCLI.
4.1 Beschrijving van het scherm en het toetsenbord..................................................... 51
4.2 Werkmodi. ............................................................................................................... 53
4.3 Bewerkingen of cycli................................................................................................ 54
4.3.1 Een bewerking of cyclus bewerken. .................................................................... 55
4.3.2 Een bewerking of cyclus simuleren. .................................................................... 59
4.3.3 Een bewerking of cyclus uitvoeren. ..................................................................... 63
HOOFDSTUK 5 SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5.1 Positioneringscyclus. ............................................................................................... 69
5.2 Afgerondcyclus. ....................................................................................................... 70
5.3 Cyclus vlakdraaien. ................................................................................................. 71
5.4 Cyclus kegelvormig. ................................................................................................ 72
5.5 Afrondingscyclus. .................................................................................................... 74
5.6 Schroefcyclus. ......................................................................................................... 75
5.7 Cyclus groefbewerking. ........................................................................................... 78
5.8 Boor- en buitenschroefdraadcycli. ........................................................................... 81
5.9 Cyclus profiel. .......................................................................................................... 82

Zelfstudiegids
Optie ·TC·
ii
HOOFDSTUK 6 CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6.1 Wat is een conversationeel stukprogramma? ......................................................... 85
6.2 Bewerking van een stukprogramma........................................................................ 86
6.3 Een stukprogramma wijzigen. ................................................................................. 89
6.4 Een bewerking simuleren/uitvoeren. ....................................................................... 93
6.5 Een stukprogramma simuleren of uitvoeren............................................................ 94
6.6 Een stukprogramma simuleren/uitvoeren vanuit een bewerking............................. 95
6.7 Een stukprogramma in een ander kopiëren. ........................................................... 96
6.8 Een stukprogramma wissen. ................................................................................... 97
HOOFDSTUK A ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
A.1 Inleiding. ................................................................................................................ 101
A.2 Instelbare kop en gemotoriseerd werktuig............................................................. 102
A.3 Meervoudige boring............................................................................................... 103
A.4 Meervoudige buitenschroefdraad.......................................................................... 104
A.5 Spievertakkingen................................................................................................... 105
1
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-
CNC.
Benaming van de machineassen.
Wat betekent machinenulpunt en nulstuk.
Wat is "Machinereferentie zoeken".
Wat zijn de trajectgrenzen.
Een nulstuk voorselecteren.
Welke zijn de werkeenheden.
Werkmodus van de kop.
ZELFSTUDIEGIDS
3
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
1.1 Assen van de machine.
Z-as: Lengteas van de machine.
X-as: Dwarsas van de machine.
ZELFSTUDIEGIDS
4
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
1.2 Machinenulwaarde en nulstuk.
Dit zijn de referenties die de machine nodig heeft om te kunnen werken.
Machinenulpunt (O
M
)
Dit wordt bepaald door de fabrikant en is het oorsprongspunt
van de assen.
Nulstuk (O
M
)
Wordt door de bediener bepaald. Dit is het oorsprongspunt
van het stuk, van waaruit de bewegingen worden
geprogrammeerd. Kan op eender welk deel van het stuk
worden geplaatst.
Machineref.
ZELFSTUDIEGIDS
5
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
1.3 Zoeken machinereferentie.
Wanneer de CNC uit staat, kunnen de assen manueel of per ongeluk worden verplaatst. In deze omstandigheden verliest de
CNC de werkelijke positie van de assen. Daarom is het bij het aanzetten raadzaam (niet noodzakelijk) de bewerking
"Machinereferentie zoeken" uit te voeren. Met deze bewerking wordt het werktuig naar een door de fabrikant gedefinieerd punt
bewogen en synchroniseert de CNC de positie door de voor dat punt door de fabrikant gedefinieerde waarden, verwijzend
naar de machinenulwaarde, over te nemen.
NOTA: Met de nieuwe verzamelsystemen (gecodeerd) kan de positie van de assen worden bepaald aan de hand van een
kleine verplaatsing ervan. Zo verdwijnt het concept machinereferentie.
Referentie machine: Dit is het punt waarnaar het werktuig wordt bewogen bij het zoeken van de machinereferentie.
Koepelreferentie: Punt dat zich beweegt met de koepel. Dit is het punt dat wordt verplaatst bij het zoeken van de
machinereferentie.
Referentie machine.
Koepelreferentie.
Werkelijk as
Werkelijk as
ZELFSTUDIEGIDS
6
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
1.4 Trajectgrenzen.
Deze soort machines hebben twee soorten grenswaarden:
Fysische grenzen. Deze worden opgelegd door de machine om te voorkomen dat de karren uit het geleidebed schieten
(mechanische nokken en aanslagen).
Grenzen van de CNC. De fabrikant bepaalt deze in de CNC om te voorkomen dat de karren de fysische grenzen bereiken.
Fysische grenzen.
Grenzen van de CNC.
Referentie machine.
ZELFSTUDIEGIDS
7
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
1.5 Selectie van het nulstuk.
De selectie van het nulstuk wordt op de Z-as uitgevoerd.
Het programmeren is moeilijker vanaf het machinenulpunt
(O
M
), en dient enkel voor dat stuk in die positie. Bij het
programmeren vanaf een nulstuk (O
P
) kunnen de
afmetingen van het stuk uit het vlak worden gehaald.
Wanneer verscheidene stukken mechanisch worden
bewerkt, is de afstand tussen de machinenulwaarde (O
M
)
en het stuk verschillend voor elk stuk. Er zou voor elk stuk
een programma uitgevoerd moeten worden. Bij het
programmeren vanaf een nulstuk (O
P
), maakt het niet uit
waar het stuk is vastgemaakt.
O
M
: Machinenulpunt.
O
P
: Nulstuk.
ZELFSTUDIEGIDS
8
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
1.6 Werkeenheden.
A X=0 Z=0 X=0 Z=0
B X=12 Z=-12 X=24 Z=-12
C X=12 Z=-42 X=24 Z=-42
D X=22 Z=-52 X=44 Z=-52
Programmeringeenheden.
De eenheden worden vastgelegd door de
fabrikant en worden uitgedrukt in millimeter of
duim.
Programmeringeenheden.
De eenheden worden vastgelegd door de
fabrikant en worden uitgedrukt in straal of
diameter.
Vooruitgang van de assen.
De eenheden worden vastgelegd door de
fabrikant en kunnen als volgt zijn:
millimeter (duim) per minuut:
De vooruitgang is onafhankelijk van de snelheid
van de kop.
millimeter (duim) per ronde:
De vooruitgang veranderen van de snelheid van
de kop.
Millimeter.
Inch.
Straal. Diameter.
Het is raadzaam met constante snijsnelheid
(CSS) en vooruitgang in millimeter/ronde te
werken. Zo wordt de levensduur van het werktuig
verlengd en is de afwerking in het stuk beter.
ZELFSTUDIEGIDS
9
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
1.7 Snelheid van de kop.
Er zijn twee soorten snelheid; de snijsnelheid en de draaisnelheid.
Met betrekking tot de werkmodus van de kop, geeft de CNC twee mogelijkheden:
Snijsnelheid (V).
Dit is de lineaire snelheid van de punten waar
contact is tussen het stuk en het werktuig.
Draaisnelheid (N).
Dit is de hoeksnelheid van het stuk.
De relatie tussen beide is:
V
2 Π× R× N×
1000
----------------------------------
=
RPM: Constante draaisnelheid.
De CNC handhaaft de constante draaisnelheid (N). De
snijsnelheid (V) varieert.
CSS: Constante snijsnelheid.
De CNC handhaaft de constante snijsnelheid (V). De
draaisnelheid (N) varieert.
V1 = V2
N1 < N2
N1 = N2
V1 > V2
ZELFSTUDIEGIDS
10
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET MACHINE-CNC.
1
OVER DE CONSTANTE SNIJSNELHEID
Om met constante snijsnelheid (CSS) te werken, moet rekening worden gehouden met twee details.
Het nulstuk dient zich op de draaias van het stuk te bevinden opdat de berekende
draaisnelheid overeenstemt met de optimale snijsnelheid.
Er moet een maximum draaisnelheid worden geprogrammeerd, aangezien de
draaisnelheid toeneemt wanneer de diameter afneemt en voor stukken met een
grote diameter is het beter een bepaalde snelheid niet te overschrijden.
De CNC werkt met constante snijsnelheid (Vc) en vanaf de diameter Dc
(wanneer N=Nmax) wordt met constante draaisnelheid (N) gewerkt.
2
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET
WERKTUIG.
Beheer van de werktuigwissel.
Wat is de werktuigtabel en welke informatie wordt hier bewaard.
Wat is de werktuigkalibratie.
Defecten door fouten in de werktuigtabel.
ZELFSTUDIEGIDS
13
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
2.1 De werktuigwissel.
De werktuigen die de CNC kan gebruiken, bevinden zich in de werktuighouder. Deze koepel kan over handmatige wissel of
automatische wissel van het werktuig beschikken.
Wanneer de koepel handmatig te bedienen is, gebeurt dit zoals bij een conventionele machine.
Wanneer de koepel automatisch wisselen toelaat, bevinden alle werktuigen zich in de koepel. Om de wissel uit te voeren,
doet de CNC de hele koepel draaien tot het nieuwe werktuig zich op de werkpositie bevindt.
Handmatige wisselkoepel. Automatische wisselkoepel.
ZELFSTUDIEGIDS
14
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
2.2 De werktuigtabel.
In deze tabel wordt de werktuiginformatie bewaard. Wanneer een werktuig wordt gewisseld, neemt de CNC de gegevens over
die voor dat werktuig in de tabel zijn gedefinieerd.
De informatie in de tabel is de volgende:
·T· Werktuignummer.
·D· Corrector toegewezen aan het werktuig.
In de corrector zijn de gegevens van het werktuig gedefinieerd.
Ook het soort werktuig moet worden gedefinieerd.
Ruitvormig werktuig.
Draadsnijwerktuig.
Vierkant werktuig.
Rond werktuig.
Gemotoriseerd werktuig.
ZELFSTUDIEGIDS
15
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
·
X
·
L
eng
t
e van
h
e
t
wer
kt
u
i
g vo
l
gens
d
e
X
-as
(i
n s
t
raa
l)
.
·Z· Lengte van het werktuig volgens de Z-as.
·
A
·
H
oe
k
van
h
e
t
mes.
·B· Breedte van het mes.
·C· Snijhoek.
·I· Corrector van de slijtage op de X-as.
·K· Corrector van de slijtage op de Z-as.
Koepelreferentie.
·R· Werktuigradius.
ZELFSTUDIEGIDS
16
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
·
F
·
V
orm
f
ac
t
or o
f
mo
d
us waar
i
n
h
e
t
wer
kt
u
i
g wer
d
ge
k
a
lib
reer
d
.
Wanneer de afmetingen van het werktuig gekend zijn;
De CNC moet weten welke de vormfactor of welk het kalibratiepunt is van dat werktuig
om de straalcompensatie toe te passen. De vormfactor hangt af van de richting van de
assen van de machine.
ZELFSTUDIEGIDS
17
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
MEEST VOORKOMENDE VORMFACTOREN.
ZELFSTUDIEGIDS
18
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
ZELFSTUDIEGIDS
19
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
MEEST VOORKOMENDE VORMFACTOREN.
ZELFSTUDIEGIDS
20
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
ZELFSTUDIEGIDS
21
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
2.3 Werktuigkalibratie.
De kalibratie van de werktuigen is de bewerking waarmee we in de CNC de afmetingen van het werktuig definiëren. Het is
uiterst belangrijk deze bewerking goed uit te voeren opdat de stukken de juiste afmetingen hebben en opdat het zelfde punt
gecontroleerd blijft worden bij een werktuigwissel.
Verschillende afmetingen van het werktuig. Zelfde punt.
00044.000
-00043.331
Z
X
T1
T2
Z
X
00044.000
-00043.331
ZELFSTUDIEGIDS
22
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
DEFECTEN DOOR EEN SLECHTE KALIBRATIE VAN DE LENGTE.
·X1· Werkelijke lengte.
·Z1· Werkelijke lengte.
Stuk met de juiste afmetingen.
·X2· Valse lengte.
·X2· < Werkelijke lengte.
Stuk met de foute afmetingen.
Stuk om mechanisch te bewerken. Gereedschappen.
Mechanische bewerking incorrect.
Werktuigen slecht gekalibreerd.
Mechanische bewerking correct.
Werktuigen goed gekalibreerd.
ZELFSTUDIEGIDS
23
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
DEFECTEN OMWILLE VAN EEN SLECHTE DEFINITIE VAN DE VORMFACTOR.
Het werktuig heeft een
theoretische punt en een
werkelijke punt.
Werken met de theoretische punt.
Werken met de werkelijke punt.
Theoretische punt.
Werkelijke punt.
Wanneer met het theoretische punt wordt gewerkt, blijven er resten van de
mechanische bewerking over. Om dit te voorkomen werkt de CNC met de
werkelijke punt.
Om met het theoretische punt te werken, moet de CNC weten welk het
kalibratiepunt van dat werktuig (vormfactor) is om de straalcompensatie te
kunnen toepassen.
Wanneer de vormfactor gekend is, kan de CNC
het overschaduwde deel compenseren
(straalcompensatie).
Indien een foute vormfactor wordt ingevoerd, neemt de fout toe in plaats van
te worden gecompenseerd.
ZELFSTUDIEGIDS
24
Optie ·TC·
THEORETISCHE BESCHOUWINGEN OVER HET WERKTUIG.
2
DEFECTEN DOOR EEN SLECHTE KALIBRATIE VAN DE STRAAL.
Werkelijke straal.
Door het verschil tussen beide stralen ontstaat een materiaalverdikking.
Valse straal.
Resten van mechanische bewerking.
Werkelijke straal.
Valse straal.
3
MANUELE BEDIENING.
Beschrijving van het toetsenbord en van het scherm.
De machinereferentie zoeken.
Werk met de kop.
Manieren om de assen te verplaatsen (sturen, doorlopende jog, incrementele jog).
Gereedschappen.
ZELFSTUDIEGIDS
27
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.1 Beschrijving van het scherm en het toetsenbord.
Bij het aanzetten, toont de CNC het volgende scherm.
Als het niet op dit scherm verschijnt, is het mogelijk dat de CNC in de
modus ·M· staat. Druk op de volgende toetsen om de ·MC· modus te
activeren.
ZELFSTUDIEGIDS
28
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.1.1 Beschrijving van het toetsenbord.
Toetsen om de mechanische bewerkingen te definiëren.
Toetsen voor externe toestellen, gemotoriseerd werktuig en werkmodus van de kop (TPM/VCC).
Alfanumerieke toetsen en bedieningstoetsen.
Bedieningspaneel.
ZELFSTUDIEGIDS
29
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
Beschrijving van het bedieningspaneel.
Selectieschakelaar voor de werkmodus.
Keuze van de draairichting en inschakelen
van de kop.
Procentuele variatie van de draaisnelheid.
Jog-toetsenbord voor de manuele
verplaatsing van de assen.
Doorlopende Jog.
Incrementele Jog.
Stuur.
Procentuele variatie van de vooruitgang.
[Start]-toets.
[STOP]-toets.
ZELFSTUDIEGIDS
30
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.1.2 Beschrijving van het standaard scherm.
Uur, uitvoeringstype (blok per blok/doorlopend), programmanummer,
uitvoeringstoestand (in positie, uitvoering, onderbroken of reset) en berichten van
de PLC.
Berichten van de CNC.
Positie van het werktuig ten opzichte van het nulstuk en de machinenulwaarde.
Werkelijke omwentelingen van de kop.
Vooruitgang van de assen en toegepast percentage.
Werktuiginformatie. Actief werktuig en positie van het wisselpunt.
Kopinformatie. Geselecteerde werksnelheid, toegepast percentage, toestand van
de kop (rechtsdraaiend, linksdraaiend of stilstand) en actief gamma.
Hulpberichten.
ZELFSTUDIEGIDS
31
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.1.3 Beschrijving van het hulpscherm.
Uur, uitvoeringstype (blok per blok/doorlopend), programmanummer,
uitvoeringstoestand (in positie, uitvoering, onderbroken of reset) en berichten van
de PLC.
Berichten van de CNC.
Geselecteerde programmablokken.
Asinformatie. Eindpunt van de beweging (OPDRACHT), huidige positie van de
assen (HUIDIG), af te leggen afstand (REST) en verschil tussen de theoretische
en de werkelijke positie van de positie (OPVOLGINGSFOUT).
Kopinformatie. Geprogrammeerde theoretische snelheid, snelheid in tpm en
snelheid in meter per minuut.
Actieve functies G en M.
Aantal opeenvolgend uitgevoerde stukken met het programma (PARTC),
uitvoeringstijd van het stuk (CYTIME) en klok van de automaat.
Ander scherm.
ZELFSTUDIEGIDS
32
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.2 Zoeken machinereferentie.
Nadat de machine is aangezet, is het raadzaam de machinereferentie van de assen te zoeken voor in het geval deze zijn
verplaatst terwijl de machine uitstond. De machinereferentie kan op twee manieren worden gezocht.
Zoeken handmatig machinereferentie.
Het zoeken van de machinereferentie van elke as gebeurt
afzonderlijk. De CNC handhaaft niet het nulstuk.
Automatische opzoeking van de machinereferentie.
Het zoeken van de machinereferentie gebeurt voor alle
assen samen, naargelang de door de fabrikant
voorgedefinieerde subroutine. De CNC handhaaft het
nulstuk.
Machine-Z
De CNC toont de maten die verwijzen naar het nulstuk (O
P
)
met inachtneming van de afmetingen van het werktuig.
De CNC toont de maten die verwijzen naar het
machinenulpunt (O
P
) met inachtneming van de afmetingen
van het werktuig.
Druk op:
Druk op:
Machine-X
Machineref.
Machineref.
Druk op:
ZELFSTUDIEGIDS
33
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.3 Kop.
Gebruik de toetsen van het bedieningspaneel om de kop te starten.
Er zijn twee werkmodi voor de kop van een CNC-machine. De selectie van de werkmodus met constante snijsnelheid
gebeurt aan de hand van de toets [CSS].
Werken in TPM-modus (omwentelingen per minuut).
Werken in CSS-modus (constante snijsnelheid).
In de werkmodus CSS hangt de draaisnelheid af van de positie van de X-as.
Indien X afneemt, neemt de draaisnelheid toe.
Indien X neemt, afneemt de draaisnelheid toe.
Draaiing van de kop naar rechts. Met de klok mee.
Onderbreekt het draaien van de kop.
Draaiing van de kop naar links. Tegen de klok in.
Verhoogt of verlaagt procentueel de draaisnelheid.
ZELFSTUDIEGIDS
34
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
Werken in CSS-modus (constante snijsnelheid).
Druk om de snijsnelheid te selecteren op:
Druk om de maximale draaisnelheid te selecteren op:
De CNC toont de volgende informatie.
+ Snijsnelheid +
+ + Snijsnelheid +
Werken in TPM-modus (omwentelingen per minuut).
Druk om de draaisnelheid te selecteren op:
De CNC toont de volgende informatie.
+ Snelheid +
Geselecteerde snelheid.
Toegepast percentage.
Draairichting.
Gamma van de actieve kop.
Geselecteerde snelheid.
Draairichting en toegepast percentage.
Maximum draaisnelheid.
Gamma van de actieve kop.
Alvorens de snijsnelheid te programmeren, moet het
werkbereik worden geselecteerd. Tijdens de mechanische
bewerking van een bewerking wordt het bereik niet
gewisseld.
De CNC neemt standaard het actieve bereik. Activeer
wanneer het bereik is gekozen de modus CSS.
ZELFSTUDIEGIDS
35
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.3.1 Snelheidsgamma's.
De CNC hierdoor kan de machine een tandwielkast (versnellingsbak) hebben. Met de gamma's kiezen we het aandrijfkoppel
(versnellingsbak) dat zich het beste aanpast aan de geprogrammeerde snelheid. Het is raadzaam altijd op constant vermogen
te werken om de levensduur van het werktuig te verlengen.
Vermogen. Vermogen.
Constant vermogen.Constant vermogen.
Als de werksnelheid tussen N1 en N2 is, moet GAMMA 1 worden gebruikt.
Als de werksnelheid tussen N2 en N3 is, moet GAMMA 2 worden gebruikt.
SNELHEIDSGAMMA ·1· SNELHEIDSGAMMA ·2·
ZELFSTUDIEGIDS
36
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.4 Verplaatsing van de assen.
De assen kunnen verplaats worden met het jog-toetsenbord of met sturen.
Gebruik de keuzeschakelaar om de vooruitgangsmodus te selecteren.
Elke toets dient om een as in een richting te bewegen,
volgens de machineassen.
Jog-toetsenbord.
Deze kan een, twee of drie sturen hebben. De
draairichting van het stuur wordt nageleefd.
Stuur.
Beweging met sturen.
Beweging in incrementele jog.
Beweging in doorlopende jog.
ZELFSTUDIEGIDS
37
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.4.1 Stuur.
Selecteer het soort vooruitgang met de keuzeschakelaar.
Als de machine 1 stuur heeft.
Selecteer een as met de JOG-toetsen. De machine verplaatst de as volgens de draairichting van het stuur.
Als de machine 2 of meer sturen heeft.
De machine verplaatst een as met elk stuur.
(1) Verplaatsing: 1 mikron.
(10) Verplaatsing: 10 mikron.
(100) Verplaatsing: 100 mikron.
ZELFSTUDIEGIDS
38
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.4.2 Beweging in jog.
Doorlopende Jog. Vooruitgang in millimeter per
minuut.
Zolang een jog-toets ingedrukt blijft, verplaatsen de assen
zich naar de geselecteerde vooruitgang, met inachtneming
van het geselecteerde percentage (0% tot 120%).
De gewenste vooruitgang invoeren.
Selecteer het soort vooruitgang met de keuzeschakelaar
en kies het toe te passen vooruitgangspercentage.
Verplaats de assen met het jog-toetsenbord.
Indien tijdens de verplaatsing op de toets "snel" van de
assen wordt gedrukt, worden deze met de hoogste
snelheid (ingesteld door de fabrikant) verplaatst.
+ Vooruitgang. +
"Snel" toets.
Incrementele Jog.
Telkens wanneer een jog-toets wordt ingedrukt, worden de
assen verplaatst met de geselecteerde toename en de
geprogrammeerde vooruitgangssnelheid (indien F=0, naar
snelle vooruitgang).
Selecteer het soort vooruitgang met de keuzeschakelaar.
(1) Verplaatsing: 0.001 mm.
(10) Verplaatsing: 0.010 mm.
(100) Verplaatsing: 0.100 mm.
(1000) Verplaatsing: 1.000 mm.
(10000) Verplaatsing: 10.000 mm.
Verplaats de assen met het jog-
toetsenbord.
Indien de vooruitgang gedefinieerd is in
millimeter per ronde, moet in de kop een
snelheid geselecteerd zijn.
ZELFSTUDIEGIDS
39
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
Doorlopende Jog. Vooruitgang in millimeter per ronde.
In deze modus hangt de vooruitgang af van de situatie van
de kop (in stilstand of in werking).
De gewenste vooruitgang invoeren.
Selecteer het soort vooruitgang met de keuzeschakelaar
en kies het toe te passen vooruitgangspercentage.
Verplaats de assen met het jog-toetsenbord.
Indien tijdens de verplaatsing op de toets "snel" van de
assen wordt gedrukt, worden deze met de hoogste
snelheid (ingesteld door de fabrikant) verplaatst.
+ Vooruitgang. +
"Snel" toets.
Status van de kop.
Indien de kop in werking is, verplaatst de CNC de assen
naar de geselecteerde vooruitgang.
Indien de kop in stilstand is maar een draaisnelheid S
geselecteerd is, berekent de CNC de theoretische
vooruitgang (in mm*min) en worden de assen aan die
snelheid verplaatst.
Indien de kop in stilstand is en er geen draaisnelheid S
geselecteerd is, worden de assen niet verplaatst.
Indien tijdens de verplaatsing op de toets "snel" van de
assen wordt gedrukt, worden deze met de hoogste
snelheid (ingesteld door de fabrikant) verplaatst.
"Snel" toets.
ZELFSTUDIEGIDS
40
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.4.3 Verplaatsing van een as naar een maat.
Met de toets [START] van de CNC kan een as naar een bepaalde maat worden verplaatst. Dit zijn de te volgen stappen:
De as verplaatst zich naar het geprogrammeerde punt met de geselecteerde vooruitgangssnelheid.
Selecteer op het standaard scherm de te verplaatsen as.
Voer de maat in waarnaar de as verplaatst moet worden.
Voer de maat in waarnaar de as verplaatst moet worden.
ZELFSTUDIEGIDS
41
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.5 Het wisselen van de gereedschap.
Machine met automatische wisselaar.
De wissel wordt uitgevoerd door de CNC.
Druk op de toets [T].
Het werktuignummer invoeren.
[START]-toets.
De CNC draait de werktuighouder tot het nieuwe
werktuig zich in de werkpositie bevindt.
Machine met manuele wisselaar.
De wissel wordt uitgevoerd zoals bij een conventionele
machine.
Het werktuig in de machine wisselen.
Druk op de toets [T].
Voer het werktuignummer in opdat de CNC de
gegevens van het nieuwe werktuig overneemt.
[START]-toets.
ZELFSTUDIEGIDS
42
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.5.1 Werktuigwisselpunt.
De fabrikant kan toelaten dat het punt waar de werktuigwissel wordt uitgevoerd, gekozen kan worden.
Voer de waarden van het punt waar de werktuigwissel uitgevoerd moet worden in X Z.
Wanneer het werktuig gewisseld moet worden en de fabrikant dit zo heeft gedefinieerd, brengt de CNC de assen tot dat punt
waarvoor de wissel wordt uitgevoerd.
+ + (Waarde in X) +
+ + (Waarde in Z) +
Positie van het wisselpunt ten opzichte van de
machinenulwaarde.
ZELFSTUDIEGIDS
43
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.5.2 Afstelling van het werktuig.
Alvorens de werktuigen af te stellen moet de machinereferentie worden gezocht.
Voor het afstellen is een effen oppervlak nodig. Gebruik de doorlopende JOG of de sturen om een afvlakking uit te voeren.
Machinereferentie op de Z-as.Machinereferentie op de X-as.
Druk op:
Druk op:
Machineref. Machineref.
ZELFSTUDIEGIDS
44
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
Activeer de modus werktuigkalibratie. De CNC toont het scherm voor werktuigkalibratie.
Werkmodus.
Hulpgrafiek en afmetingen van
het stuk die worden gebruikt bij
de meting van het werktuig.
Hulpgrafiek. Geometrie van het werktuig.
Lengte en slijtage van het
werktuig.
Werkelijke positie van de assen
en snijdvoorwaarden.
Gebruik de toetsen om de cursor
te verplaatsen.
Werktuig- en correctornummer,
vormfactor en werktuigfamilie.
Gebruik de tweekleurige toets om een
pictogram te wijzigen.
ZELFSTUDIEGIDS
45
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
Kalibreer de werktuigen als volgt.
Het stuk meten.
Start de kop.
Selecteer het te meten T-werktuig. De CNC deze krijgt het zelfde correctornummer (D) toegewezen.
Verplaats de assen manueel tot tegen het stuk volgens de X-as.
Druk [X]+[ENTER]. De CNC berekent de nieuwe lengte en toont deze toe. De slijtagewaarde (I) wordt op nul opgestart.
Druk [Z]+[ENTER]. De CNC berekent de nieuwe lengte en toont deze toe. De slijtagewaarde (K) wordt op nul opgestart.
Voer de overige gegevens (hoek, breedte, straal en vormfactor ) handmatig in.
Herhaal stap 3, 4 en 5 om een ander werktuig te meten.
+(Werktuignummer) +
Ga naar het venster voor de werktuigmeting.
Voer de waarde in X in.
De Z-waarde invoeren.
Afmetingen van het stuk.
ZELFSTUDIEGIDS
46
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.5.3 Het wijzigen van gegevens van de werktuigtabel.
Activeer de kalibratiemodus en geef de werktuiggegevens weer om de gegevens van het werktuig (T, D, A, B, C, R, vormfactor,
I, K) te wijzigen.
De CNC toont de gegevens van dat werktuig. Plaats de cursor boven de te wijzigen waarde, voer de nieuwe waarde in en
druk op [ENTER]. Gebruik om een pictogram te selecteren de tweekleurige toets en druk op [ENTER]. Druk op [ESC] om de
kalibratieoptie af te sluiten.
+(Werktuignummer) +
ZELFSTUDIEGIDS
47
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
3.5.4 Controle van de correcte kalibratie.
Voorselectie van het nulstuk.
Start de kop, raak met verscheidene werktuigen het diameter van het stuk en ga de waarde na op het scherm. Hoewel de
werktuigen verschillen, moet de waarde op het scherm gelijk zijn.
Kies een werktuig; bijvoorbeeld met
vormfactor 3.
Het werktuig naar Z brengen.
Druk op:
Het werktuig verwijderen. Het nulstuk is
vastgelegd.
ZELFSTUDIEGIDS
48
Optie ·TC·
MANUELE BEDIENING.
3
4
BEWERKINGEN OF CYCLI.
Toetsen die zijn toegewezen aan de automatische bewerkingen.
Verschillende werkmodi.
De parameters van een bewerking bewerken.
Een bewerking simuleren.
Een bewerking uitvoeren.
ZELFSTUDIEGIDS
51
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
4.1 Beschrijving van het scherm en het toetsenbord.
Positie van de automatische-functietoetsen.
ZELFSTUDIEGIDS
52
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
Bewerkingstoetsen.
Cyclus profiel.
Positioneringscyclus.
Afgerondcyclus.
Cyclus vlakdraaien.
Schroefcyclus.
Cyclus groefbewerking.
Keuze van het cyclusniveau.
Boor- en buitenschroefdraadcycli.
Cyclus kegelvormig.
Afrondingscyclus.
ZELFSTUDIEGIDS
53
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
4.2 Werkmodi.
Er zijn twee werkmodi.
Bewerkingsmodus. Uitvoeringsmodus.
Bewerking van de parameters van de
bewerking of cyclus.
Simulatie van een bewerking of cyclus.
Simulatie van een bewerking of cyclus.
Uitvoering van een bewerking of cyclus.
ZELFSTUDIEGIDS
54
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
4.3 Bewerkingen of cycli.
Alle cycli beschikken over verscheidene editieniveaus Elk niveau heeft een eigen scherm en het hoofdvenster van de cyclus
geeft de beschikbare niveaus en het geselecteerde niveau aan met lipjes.
Gebruik de toets [LEVEL CYCLE] om van niveau te veranderen of de toetsen [Pagina omhoog] en [Pagina omlaag] om de
verschillende niveaus zowel naar omhoog als naar omlaag te doorlopen.
ZELFSTUDIEGIDS
55
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
4.3.1 Een bewerking of cyclus bewerken.
Kies bij wijze van voorbeeld de coniciteitcyclus.
Selecteer met de toets [LEVEL CYCLE] het uit te voeren cyclusniveau. Denk er aan dat niet alle cycli over verscheidene niveaus
beschikken.
Werkcyclus.
Hulpgrafiek.
Voorwaarden van de kop.
Werkelijke positie van de assen
en snijdvoorwaarden.
Definitie van de
cyclusgeometrie.
Voorwaarden van mechanische
bewerking voor de
slijpbewerking.
Voorwaarden van mechanische
bewerking voor de afwerking.
ZELFSTUDIEGIDS
56
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
DE GEGEVENS VAN DE BEWERKING OF CYCLUS DEFINIËREN.
Om een pictogram, gegeven of maat te selecteren:
Na de selectie:
Beweegt de cursor door de gegevens of pictogrammen.
De CNC selecteert de eerste maat die overeenstemt met die as. Door nogmaals te drukken, wordt de
tweede maat geselecteerd.
De CNC selecteert de vooruitgang voor de slijpbewerking. Door nogmaals te drukken, wordt het
vooruitgang voor de afwerking geselecteerd.
De CNC selecteert de werktuig voor de slijpbewerking. Door nogmaals te drukken, wordt het werktuig
voor de afwerking geselecteerd.
De CNC selecteert de snelheid voor de slijpbewerking. Door nogmaals te drukken, wordt het snelheid
voor de afwerking geselecteerd.
Als het een gegeven is, toets dan de nieuwe waarde in en druk op [ENTER].
Als het een pictogram is, druk dan op de tweekleurige toets tot de juiste wordt gekozen en druk op
[ENTER].
Als het een maat is, zijn er twee mogelijkheden:
Voer de nieuwe waarde in en druk op [ENTER].
De huidige positie van de cursor toekennen aan het gegeven. Druk [RECALL]+[ENTER].
+
ZELFSTUDIEGIDS
57
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
De informatie die de pictogrammen tonen, is de volgende. Wanneer een pictogram wordt geselecteerd, toont de CNC de
betekenis ervan onderaan het scherm.
Conussoort.
Soort gedeelte voor en na de conische walsbewerking.
Binnenconus.Buitenconus.
ZELFSTUDIEGIDS
58
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
Werkvak. Dit pictogram geeft het soort hoek aan waar de mechanische bewerking moet worden uitgevoerd.
Richting van mechanische bewerking.
ZELFSTUDIEGIDS
59
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
4.3.2 Een bewerking of cyclus simuleren.
Dankzij de simulatie kunnen de banen van het werktuig op het scherm worden nagegaan.
Andere nuttige toetsen zijn.
De CNC opent het venster van de grafische simulatie en toont in het softkeymenu het toegewezen menu. Gebruik
de toetsen [F1] tot [F7] om de verschillende functies te activeren.
Druk op de toets [START] om de simulatie te starten.
De simulatiesnelheid kan geregeld worden met de FEED schakelaar.
De simulatie onderbreken.
Als de simulatie onderbroken is, wordt hervat.
Als de simulatie onderbroken is, wordt deze definitief geannuleerd.
Met deze twee toetsen wordt de simulatiemodus afgesloten.
ZELFSTUDIEGIDS
60
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
GRAFISCHE OPTIES. AFBEELDING TYPE.
Grafiek "3D".
De baan van het werktuig wordt met gekleurde lijnen beschreven. Wanneer dit soort grafiek wordt geselecteerd, wordt enkel
de helft van het stuk voorgesteld op het scherm. Dit komt omdat enkel de baan van de werktuigpunt (niet het stuk) wordt
voorgesteld.
Grafiek "Lichaam".
Er wordt begonnen bij een oorspronkelijk blok. Tijdens de simulatie ziet men hoe het werktuig materiaal verwijdert. De vorm
van het resulterende stuk is zichtbaar.
Grafische voorstelling.
Indien nadien de afmetingen van het stuk worden nagekeken op
het simulatiescherm, gebeurt dit met een werktuig met een
puntstraal R=0.
ZELFSTUDIEGIDS
61
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
GRAFISCHE OPTIES. WEER TE GEVEN GEBIED.
Hiermee kan het weergavegebied worden gewijzigd door de minimum en maximum maat van elke as te definiëren.
GRAFISCHE OPTIES. UITVERGROTEN.
Dient om de tekening of een deel ervan te vergroten of te verkleinen. De nieuwe weer te geven zone wordt gekozen aan de
hand van een venster dat over de voorgestelde baan wordt geplaatst.
Kies de optie "oorspronkelijke waarde" om terug te keren naar het oorspronkelijke weergavegebied.
Selecteer de maten.
De nieuwe gegevens bevestigen.
Gebruik de softkeys "ZOOM+" en "ZOOM-" om de grafiek te vergroten of te verkleinen.
Verplaatst het zoomvenster.
De nieuwe gegevens bevestigen.
Tekent het gekozen deel.
ZELFSTUDIEGIDS
62
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
GRAFISCHE OPTIES. GRAFISCHE PARAMETERS.
Simulatiesnelheid: Hiermee kan het percentage van de toe te passen simulatiesnelheid worden geselecteerd.
Kleuren van de baan: Hiermee kunnen de kleuren van de banen in de grafieken XZ worden gewijzigd.
Kleuren van het lichaam: Hiermee kunnen de kleuren van het werktuig en het stuk in de grafieken "Lichaam" gewijzigd worden.
GRAFISCHE OPTIES. SCHERM WISSEN.
Wist het scherm. In de modus grafiek "lichaam" wordt het stuk zonder mechanische bewerking getoond.
ZELFSTUDIEGIDS
63
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
4.3.3 Een bewerking of cyclus uitvoeren.
Druk wanneer alle gegevens gedefinieerd zijn op de toets [ESC]. De CNC toont het symbool "aan" op het scherm om aan
te geven dat de bewerking kan worden uitgevoerd.
Wanneer de uitvoering is gestart:
De uitvoering kan op elk ogenblik worden onderbroken, behalve tijdens de schroefbewerking. In dit geval wordt de uitvoering
gestopt wanneer het schroeven is voltooid.
Met deze toets kan worden geselecteerd of de bewerkingen van begin tot einde of beurt per beurt worden uitgevoerd.
Start de uitvoering van de bewerking of cyclus.
De uitvoering onderbreken.
Als uitvoering onderbroken is, wordt hervat.
Als de uitvoering onderbroken is, wordt deze definitief geannuleerd.
Activeer de modus grafische voorstelling.
ZELFSTUDIEGIDS
64
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
INSPECTIE VAN HET WERKTUIG.
Met deze optie kan de uitvoering van de bewerking worden onderbroken om het werktuig te inspecteren, de slijtage te wijzigen,
het werktuig te vervangen, enz.
De uitvoering onderbreken.
Afhankelijk van de fabrikant moet bovendien op de toets [T] worden gedrukt om de inspectie van sommige machines
te activeren.
De CNC schrijft het bericht "INSPECTIE" bovenaan het scherm. In de modus "werktuiginspectie" is het mogelijk
de assen (jog of stuur) te bewegen, het werktuig na te kijken, het werktuig te wisselen, de kop te stoppen en te starten,
de werktuigslijtage te wijzigen, enz.
De assen opnieuw positioneren. Als meer dan een as werd bewogen, vraagt de CNC de herpositioneringsvolgorde.
Doorgaan met de uitvoering.
ZELFSTUDIEGIDS
65
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
WIJZIGING VAN DE WERKTUIGSLIJTAGE.
Met deze optie kunnen de waarden van I, K worden gewijzigd. De ingevoerde waarden zijn incrementeel, ze worden opgeteld
bij de eerder opgeslagen waarden. Deze optie kan worden uitgevoerd tijdens de werktuiginspectie of wanneer de machine
aan staat.
NOTA: De wijzigingen worden niet opgenomen zolang het werktuig niet wordt geselecteerd.
De CNC activeert de modus werktuigkalibratie en toont de gegevens van dat werktuig.
Selecteer het gegeven I met de cursor.
Voer de waarde van I in en druk op [ENTER].
Selecteer het gegeven K met de cursor.
Voer de waarde van K in en druk op [ENTER].
Selecteer de corrector van een ander werktuig om het te bewerken.
Druk op [ESC] om te eindigen.
+(Werktuignummer) +
ZELFSTUDIEGIDS
66
Optie ·TC·
BEWERKINGEN OF CYCLI.
4
5
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
ZELFSTUDIEGIDS
69
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.1 Positioneringscyclus.
In dit cyclusniveau kunnen de uit te voeren hulpfuncties voor of na
de verplaatsing worden gedefinieerd.
ZELFSTUDIEGIDS
70
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.2 Afgerondcyclus.
ZELFSTUDIEGIDS
71
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.3 Cyclus vlakdraaien.
ZELFSTUDIEGIDS
72
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.4 Cyclus kegelvormig.
Op dit niveau moeten de coördinaten van de theoretische hoek,
de conushoek en de einddiameter worden gedefinieerd.
Op dit niveau moeten de coördinaten van het begin- en eindpunt
worden gedefinieerd.
ZELFSTUDIEGIDS
73
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
Op dit niveau moeten de coördinaten van de theoretische hoek,
de conushoek en de afstand in Z worden gedefinieerd.
ZELFSTUDIEGIDS
74
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.5 Afrondingscyclus.
Op dit niveau moeten de coördinaten van het begin- en eindpunt en
de afrondingsstaal worden gedefinieerd.
Op dit niveau moeten de coördinaten van de theoretische hoek en de
afrondingsstaal worden gedefinieerd.
ZELFSTUDIEGIDS
75
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.6 Schroefcyclus.
Inkerving in de lengte. Conische inkerving.
ZELFSTUDIEGIDS
76
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
Bijwerking van schroefdraden.
Dit niveau is enkel beschikbaar wanneer wordt gewerkt met een
gerichte stilstand van de kop.
Frontale inkerving.
ZELFSTUDIEGIDS
77
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
Schroefdraden met verschillende ingangen.
Dit niveau is enkel beschikbaar wanneer wordt gewerkt met een
gerichte stilstand van de kop.
ZELFSTUDIEGIDS
78
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.7 Cyclus groefbewerking.
Cilindrische inkerving. Frontale inkerving.
ZELFSTUDIEGIDS
79
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
Frontale inkerving van de schuine wanden.Cilindrische inkerving van de schuine wanden.
ZELFSTUDIEGIDS
80
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
Snijden.
ZELFSTUDIEGIDS
81
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.8 Boor- en buitenschroefdraadcycli.
Cyclus Boren. Buitenschroefdraadcyclus.
NOTA: Indien een instelbare kop beschikbaar is, verschijnen ook de cycli die worden uitgelegd in bijlage A.
ZELFSTUDIEGIDS
82
Optie ·TC·
SAMENVATTING VAN DE WERKCYCLI.
5
5.9 Cyclus profiel.
Op dit niveau moeten alle punten van het profiel worden
gedefinieerd.
Op dit niveau is het profiel gedefinieerd in een stukprogramma.
6
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
Wat is een conversationeel stukprogramma.
Een conversationeel stukprogramma bewerken.
Een conversationeel stukprogramma wijzigen (bewerkingen invoegen of wissen).
Een bewerking simuleren/uitvoeren.
Een programma simuleren/uitvoeren vanuit een bewerking.
Een stukprogramma simuleren of uitvoeren.
Een stukprogramma kopiëren.
Een stukprogramma wissen.
ZELFSTUDIEGIDS
85
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.1 Wat is een conversationeel stukprogramma?
Een conversationeel stukprogramma is een geheel van opeenvolgend geordende programma's. De bewerkingen worden
afzonderlijk gedefinieerd en dan een voor een opgeslagen in een programma. De naam van het stukprogramma kan een cijfer
tussen 1 en 899999 zijn.
Afgerondcyclus.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – POSITIONERINGSCYCLUS 1
2 - AFSTEEKCYCLUS
3 - WALSCYCLUS
4 – CONICITEITCYCLUS 1
5 – AFRONDINGSCYCLUS 1
6 – PROFIELCYCLUS 1
- - - AANMAAK NIEUW STUK - - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
555 - HOOFDAS
Cyclus vlakdraaien.
Cyclus kegelvormig.
Afrondingscyclus 1.
Cyclus profiel 1.
ZELFSTUDIEGIDS
86
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.2 Bewerking van een stukprogramma.
Om het stukprogramma te bewerken moeten eerst de bewerkingen worden gekozen die nodig zijn om het stuk uit te voeren,
evenals de uitvoeringsvolgorde. Een stuk kan op verschillende manieren worden uitgevoerd.
Wanneer de bewerkingsvolgorde is bepaald, wordt het stukprogramma gemaakt door de bewerkingen een voor een te bewerken.
Cyclus profiel.
Verschillende oplossingen voor een zelfde stuk.
Cyclus kegelvormig.
Afrondingscyclus.
Afgerondcyclus.
ZELFSTUDIEGIDS
87
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
STANDAARD SCHERM
Selecteer met het brandpunt "Nieuw stuk
aanmaken".
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
Het nummer van het stukprogramma invoeren.
STUK N… AANMAKEN
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
(Nummer invoeren) + [ENTER] + (Commentaar) + [ENTER]
555 + [ENTER] + VOORBEELD + [ENTER]
ZELFSTUDIEGIDS
88
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Selecteer het programma met het brandpunt.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
Kies een bewerking en definieer
de parameters ervan. Druk
wanneer de bewerking is
gedefinieerd op [P.PROG].
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
Herhaal deze stappen bij de
overige bewerkingen. In ons
geval zal het afgewerkte
stukprogramma er als volgt
uitzien.
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
ZELFSTUDIEGIDS
89
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.3 Een stukprogramma wijzigen.
Kies een bewerking en druk op
[RECALL].
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
De CNC toont de bewerking met
alle gegevens. Wijzig de
parameters zoals in de
bewerkingsmodus.
Druk na wijziging van de
gegevens op [P.PROG].
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
De CNC wordt een optie
gevraagd. Kies de optie
"VERVANGEN" en druk op
[ENTER].
De nieuwe bewerking vervangt
de vorige.
Een bewerking vervangen.
ZELFSTUDIEGIDS
90
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
De CNC maakt ook nieuwe bewerkingen invoegen in een stukprogramma.
Een bewerking kiezen.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Definieer de parameters van de
bewerking en druk op [P.PROG]
om het stukprogramma te
openen.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 – INKERVINGSCYCLUS 1
4 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
De nieuwe bewerking wordt
achter de gekozen positie
ingevoegd.
Een bewerking invoegen.
Kies de positie waarop de
bewerking moet worden
ingevoegd en druk op [ENTER].
ZELFSTUDIEGIDS
91
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
hiermee kunnen ook bewerkingen van een stukprogramma worden gewist.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 – INKERVINGSCYCLUS 1
4 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Een bewerking wissen.
Kies de te wissen bewerking en
druk op [CLEAR].
De CNC gevraagd om
bevestiging. Druk op [ENTER].
ZELFSTUDIEGIDS
92
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
De CNC kunnen ook de positie van een bewerking wijzigen.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – AFRONDINGSCYCLUS 1
2 - WALSCYCLUS
3 – CONICITEITCYCLUS 1
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
De positie van een bewerking wijzigen.
Kies de te verplaatsen
bewerking en druk op de
tweekleurige toets.
Kies de nieuwe positie voor de
bewerking en druk op [ENTER].
De nieuwe bewerking wordt
achter de gekozen positie
ingevoegd.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
ZELFSTUDIEGIDS
93
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.4 Een bewerking simuleren/uitvoeren.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Scherm voor grafische
voorstelling.
Kies de te simuleren bewerking en druk op [RECALL].
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Kies de te simuleren bewerking en druk op [RECALL].
ZELFSTUDIEGIDS
94
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.5 Een stukprogramma simuleren of uitvoeren.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Scherm voor grafische
voorstelling.
Kies het uit simuleren stukprogramma en druk op [GRAPHICS].
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Kies het uit te voeren stukprogramma en druk op [START].
ZELFSTUDIEGIDS
95
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.6 Een stukprogramma simuleren/uitvoeren vanuit een bewerking.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Scherm voor grafische
voorstelling.
Kies de bewerking vanaf dewelke de simulatie moet starten en druk op [GRAPHICS].
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Kies de bewerking vanaf dewelke de uitvoering moet starten en druk op [START].
ZELFSTUDIEGIDS
96
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.7 Een stukprogramma in een ander kopiëren.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
Het nummer van het nieuwe programma invoeren.
KOPIËREN NAAR STUK N…
Kies het te kopiëren programma en druk op [P.PROG].
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
ZELFSTUDIEGIDS
97
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
6.8 Een stukprogramma wissen.
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
1 – CONICITEITCYCLUS 1
2 – AFRONDINGSCYCLUS 1
3 - WALSCYCLUS
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
555 - VOORBEELD
Kies de te wissen bewerking en druk op [CLEAR].
De CNC gevraagd om
bevestiging. Druk op [ENTER].
PROGRAMMA’S - STUK CYCLI
- - AANMAAK NIEUW STUK - -
111 - SCHROEFAS
122 - CONISCHE AS
333 -
444 -
ZELFSTUDIEGIDS
98
Optie ·TC·
CONVENTIONELE STUKPROGRAMMA'S.
6
A
ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
Instelbare kop en gemotoriseerd werktuig.
Meervoudige boring.
Meervoudige buitenschroefdraad.
Mechanische bewerking van spievertakkingen.
ZELFSTUDIEGIDS
101
Optie ·TC·
ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
A
A.1 Inleiding.
Om deze mechanische bewerkingen uit te voeren, moet de machine over een instelbare kop en een gemotoriseerd werktuig
beschikken. Indien de machine over deze functies beschikt, toont de CNC de opties "Meervoudige boring" en
"Spievertakkingen" wanneer de boorcyclus wordt geactiveerd.
Meervoudige boring.
Mechanische bewerking van
spievertakkingen.
ZELFSTUDIEGIDS
102
Optie ·TC·
ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
A
A.2 Instelbare kop en gemotoriseerd werktuig.
Hierdoor kan de kop op de gewenste hoekpositie worden geplaatst om zo gaten en spieën aan te brengen in de frontale en
cilindrische vlakken van het stuk.
Gemotoriseerd werktuig.
Wanneer een gemotoriseerd werktuig actief is, toont de
CNC de volgende informatie.
Instelbare kop.
Geselecteerde draaisnelheid.
Draairichting en toegepast percentage.
Maximum draaisnelheid en actief bereik.
Hoektoename van de kop.
Druk om de instelmodus van de kop af te
sluiten op een van de toetsen van de kop.
Druk om de snelheid van het gemotoriseerde werktuig te
definiëren eerst op [T] om het werktuigvenster te selecteren.
Druk vervolgens op:
Om het gemotoriseerde werktuig te controleren:
+ Draaisnelheid. +
Deze toets activeert de instelmodus van de kop. De kop
wordt tot stilstand gebracht (indien deze draaide) en in de
gespecificeerde hoek gepositioneerd. Telkens wanneer
opnieuw op deze toets wordt gedrukt, neemt de positie van
de kop met deze hoek toe.
Druk om de waarde van de hoektoename in te voeren drie
keer op de toets [S].
Werktuignummer
Draaisnelheid van het werktuig.
Positie van het wisselpunt.
Start het gemotoriseerde werktuig.
Stopt het draaien van het gemotoriseerde
werktuig.
ZELFSTUDIEGIDS
103
Optie ·TC·
ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
A
A.3 Meervoudige boring.
Meervoudige boring in de cilindrische zijde. Meervoudige boring in de voorzijde.
ZELFSTUDIEGIDS
104
Optie ·TC·
ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
A
A.4 Meervoudige buitenschroefdraad.
Meervoudige buitenschroefdraad aan de cilindrische zijde. Meervoudige buitenschroefdraad aan de voorzijde.
ZELFSTUDIEGIDS
105
Optie ·TC·
ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
A
A.5 Spievertakkingen.
Spievertakkingen aan cilindrische zijde. Spievertakkingen aan voorzijde.
ZELFSTUDIEGIDS
106
Optie ·TC·
ANDERE MECHANISCHE BEWERKINGEN EROMHEEN.
A
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112

Fagor CNC 8040 TC Handleiding

Type
Handleiding