Documenttranscriptie
3-207-207-23(2)
Digital Photo
Printer
Bedienungsanleitung
DE
Lesen Sie diese Anleitung vor Inbetriebnahme
dieses Druckers bitte genau durch und bewahren
Sie sie zum späteren Nachschlagen sorgfältig auf.
Digital Photo Printer
Gebruiksaanwijzing
NL
Voordat u deze printer in gebruik neemt, moet u
deze gebruiksaanwijzing aandachtig lezen en
bewaren zodat u ze later nog kunt raadplegen.
Istruzioni per l’uso
Prima di utilizzare la presente stampante, leggere
attentamente questo manuale e conservarlo per
riferimenti futuri.
DPP-EX7
DPP-EX7
2002 Sony Corporation
IT
WAARSCHUWING
Stel het toestel niet bloot aan regen
noch vocht om brand of elektrocutie
te voorkomen.
Open de behuizing niet om
elektrocutie te voorkomen. Laat het
toestel alleen nakijken door bevoegd
vakpersoneel.
OPGELET
Wanneer dit toestel te dicht bij
apparatuur die elektromagnetische
straling produceert wordt geplaatst,
kunnen beeld en/of geluid worden
gestoord.
LET OP
Sony aanvaardt geen enkele
verantwoordelijkheid voor enige
schade of verlies van opgenomen
gegevens als gevolg van het gebruik
van of een defect aan de printer,
“Memory Stick” of PC card.
WAARSCHUWING
Dit toestel heeft geen aan/uit-schakelaar.
Als u het toestel installeert, moet u een
toegankelijke stroomverbreker plaatsen
in de vaste bedrading of het netsnoer
aansluiten op het stopcontact. Het
stopcontact moet zich in de buurt van
het toestel bevinden en gemakkelijk
toegankelijk zijn. Als er een probleem
optreedt tijdens de bediening van het
toestel, schakelt u de stroom uit met de
stroomverbreker of koppelt u het
netsnoer los.
OPGELET
Steek de brede stekkerpen volledig in
de brede opening om elektrocutie te
voorkomen.
2 NL
Aanbevelingen voor
reservekopieën
U wordt aangeraden een reservekopie van
uw gegevens op te slaan om te voorkomen
dat gegevens verloren gaan door een
ongewenste bewerking of storing van de
printer.
Informatie
DE VERKOPER KAN IN GEEN GEVAL
AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD
VOOR ENIGE DIRECTE OF
INCIDENTELE SCHADE OF
GEVOLGSCHADE OF VOOR VERLIES
OF ONKOSTEN ALS GEVOLG VAN EEN
DEFECT PRODUCT OF HET GEBRUIK
VAN PRODUCTEN.
• Microsoft, MS, MS-DOS en Windows®
zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de V.S. en
andere landen.
• IBM en PC/AT zijn geregistreerde
handelsmerken van International
Business Machines Corporation.
• MMX en Pentium zijn geregistreerde
handelsmerken van Intel Corporation.
• Apple, Macintosh, Power Macintosh en
Mac OS zijn geregistreerde
handelsmerken van Apple Computer,
Inc.
• “Memory Stick”, “
”, “Memory Stick
PRO” en “MagicGate Memory Stick” zijn
handelsmerken van Sony Corporation.
• “MagicGate” is een handelsmerk van
Sony Corporation.
• Deze printer gebruikt Exif Printtechnologie (Exif 2.2).
• Alle andere bedrijven en namen van
producten in deze gebruiksaanwijzing
kunnen de handelsmerken of
geregistreerde handelsmerken zijn van
de respectieve bedrijven. De
aanduidingen “™” en “®” zullen niet
telkens in deze gebruiksaanwijzing
worden vermeld.
Opmerking voor
gebruikers
Programma ©2002 Sony Corporation
Documentatie ©2002 Sony Corporation
Alle rechten voorbehouden. Niets in deze
gebruiksaanwijzing noch de software die
hierin beschreven staat mag geheel noch
gedeeltelijk worden gereproduceerd, vertaald
noch omgezet in een machineleesbare vorm
zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming vanwege Sony Corporation.
SONY CORPORATION KAN IN GEEN
GEVAL AANSPRAKELIJK WORDEN
GESTELD VOOR WELKE SCHADE OOK
DIE HET GEVOLG ZOU ZIJN VAN OF
VERBAND ZOU HOUDEN MET DEZE
GEBRUIKSAANWIJZING, DE SOFTWARE
OF ANDERE INFORMATIE DIE DEZE
BEVAT DAN WEL HET GEBRUIK ERVAN.
Door het zegel van de CD-ROM verpakking
te verbreken, aanvaardt u alle bepalingen van
deze overeenkomst. Indien u niet akkoord
gaat met deze bepalingen, stuur deze omslag
met de disk dan ongeopend samen met de
rest van het pakket meteen terug naar de
dealer waar u het hebt gekocht.
Sony Corporation behoudt zich het recht voor
om deze gebruiksaanwijzing of de informatie
die deze bevat te allen tijde en zonder
voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De software die hierin beschreven staat kan
ook vallen onder de bepalingen van een apart
gebruikerslicentiecontract.
Gebruikersregistratie
Om te kunnen genieten van onze
klantenservice, moet u de registratiekaart
invullen en terugsturen.
Ontwerpgegevens zoals voorbeelden in deze
software mogen uitsluitend voor persoonlijk
gebruik worden gewijzigd of gekopieerd. Het
ongeoorloofd kopiëren van deze software is
krachtens de wet op de auteursrechten
verboden.
Merk op dat ongeoorloofd kopiëren of
wijzigen van afbeeldingen van anderen of
van auteursrechtelijk beschermd werk een
inbreuk kan betekenen op de rechten van de
houders.
NL
Het dupliceren, monteren of afdrukken
van een CD, TV-programma’s,
auteursrechtelijk beschermde materialen
zoals beelden of publicaties, of alle andere
materialen met uitzondering van eigen
opnames of creaties is beperkt tot privaat
of huishoudelijk gebruik. Behalve indien
u in het bezit bent van de auteursrechten
of de toestemming van de eigenaars van
de auteursrechten voor de te dupliceren
materialen, kan het gebruik van die
materialen buiten deze beperkingen een
inbreuk betekenen op de wet op de
auteursrechten en het voorwerp uitmaken
van een eis tot schadevergoeding door de
eigenaar van de auteursrechten.
Let vooral bij het gebruik van foto’s met
deze printer op dat u de bepalingen van
de wet op de auteursrechten niet
overtreedt. Ongeoorloofd gebruik of het
wijzigen van andermans foto’s kan hun
rechten ook schenden.
Op sommige evenementen, optredens of
tentoonstellingen kan het nemen van
foto’s niet zijn toegestaan.
3 NL
Inhoudsopgave
Aan de slag
Algemene printfuncties
Kenmerken ............................................. 6
Een bepaald beeld afdrukken ............... 23
De printer uitpakken ............................... 8
Alle of DPOF vooringestelde beelden
tegelijkertijd afdrukken ................... 28
Onderdelen ............................................. 9
Gebruik van aanraakpen en
bedieningspaneel ........................... 12
Het bedieningspaneel openen .......... 12
Gebruik van de aanraakpen ............. 13
Opstelling
1 De printer aansluiten ......................
Een “Memory Stick” of PC card
inbrengen ........................................
Het netsnoer aansluiten ...................
Aansluiting op een computer
(optioneel) .......................................
14
14
15
16
2 De printset klaarmaken .................. 17
3 De print cartridge plaatsen ............. 18
4 Printpapier plaatsen ....................... 20
4 NL
Geavanceerde printfuncties
Effecten toevoegen aan een beeld
(Effect) ............................................
Wat u met het Effect menu zoal
kunt doen ........................................
Beeldgrootte en -positie wijzigen .....
De beeldkwaliteit instellen ...............
Een speciaal filter toevoegen aan
een beeld ........................................
Diverse afdrukken maken
(Creative Print) ...............................
Wat u met het Creative Print
menu zoal kunt doen .......................
Een kaart maken ..............................
Een kalender maken ........................
Een deelafdruk maken .....................
Een sticker maken ............................
Een indexafdruk maken ....................
Beelden en tekens toevoegen
aan een beeld (Tool) ........................
Tekeningen maken ( ) ............
Tekens invoeren ( ) ................
Stempels aanbrengen ( ) ........
Bijgesneden beelden
plakken ( ) ............................
Berichten aanbrengen ( ) .......
30
30
32
33
35
36
36
38
41
43
44
46
48
49
50
53
54
55
De printer instellen (MENU) ..................
Wat u met het Menu zoal kunt
doen ................................................
Afdrukvoorkeuren wijzigen
(Print Setting) ..................................
Afdrukvoorkeuren wijzigen
(Options) .........................................
57
Aanvullende informatie
57
Voorzorgsmaatregelen ......................... 84
58
61
Diavoorstelling bekijken ....................... 63
Beelden wissen ..................................... 64
Geselecteerde beelden verwijderen .. 64
Een “Memory Stick” formatteren ..... 65
Afdrukken vanaf de computer
De printer gebruiken met Windows ......
Systeemvereisten .............................
De printerdriver installeren ...............
Afdrukken vanuit een toepassing .....
66
66
67
70
De printer gebruiken met Macintosh ....
Systeemvereisten .............................
De printerdriver installeren ...............
Afdrukken vanuit een toepassing .....
76
76
77
81
Betreffende de “Memory Stick” ...........
Wat is een “Memory Stick”? ............
Types “Memory Stick” .....................
Types “Memory Stick” die geschikt
zijn voor de printer ...........................
Opmerkingen bij het gebruik ............
86
86
86
87
87
Betreffende de PC card ......................... 89
Opmerkingen bij het gebruik ............ 89
Verhelpen van storingen ....................... 90
Als het papier vastloopt ................... 92
De binnenkant van de printer
reinigen ........................................... 92
Technische gegevens ............................ 94
Woordenlijst ......................................... 96
Index .................................................... 97
5 NL
Aan de slag
Kenmerken
Fotorealistische afdruk
Dankzij het dye-sublimation afdruksysteem kan de digitale fotoprinter DPPEX7 fotorealistische afdrukken maken die aan diverse eisen voldoen.
Super Coat 2
Met Super Coat 2 wordt de duurzaamheid en de weerstand tegen vocht en
vingerafdrukken verhoogd, waardoor de beeldkwaliteit van de afdrukken
langer goed blijft.
Auto Fine Print 2-functie (pagina 58)
Met Auto Fine Print 2 worden de beeldgegevens geanalyseerd en worden
deze gecorrigeerd om een scherp, helder en natuurlijk beeld te krijgen.
Ondersteuning voor Exif 2.2* (Exif Print) (pagina 58)
De printer biedt ondersteuning voor Exif 2.2. Als Auto Fine Print 2 is
ingeschakeld, wordt een beeld dat door een digitale camera is opgeslagen,
automatisch compatibel gemaakt met Exif Print. Vervolgens wordt het beeld
met de beste beeldkwaliteit afgedrukt (alleen voor JPEG-bestanden).
Gebruiksvriendelijke bediening met “touch pen” op het kleuren-LCD
Via het aanraakgevoelige kleuren-LCD kunt u makkelijk functies bedienen
door het scherm met de speciale pen aan te raken en zo afdrukvoorbeelden
bekijken. Om een beeld of een item te kiezen, raakt u het scherm lichtjes aan
met de meegeleverde pen. Bij deze schermgeactiveerde bediening wordt u
stap voor stap begeleid.
Keuze uit afdrukformaat en afdruk met of zonder rand
U kunt kiezen uit een grote, dynamische afdruk van het formaat Post Card (10
x 15 cm), 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) of een zuinige afdruk van het formaat Small (9
x 10 cm). Voor afdrukken van het formaat Post Card (10 x 15 cm) en 3,5 x 5
inch (9 x 13 cm) hebt u de keuze tussen een afdruk met of zonder rand.
* Exif Print (Exchangeable Image File, een uitwisselbare bestandsindeling voor
beelden voor digitale camera’s) is een algemene indeling voor het digitaal
afdrukken van foto’s. Op een digitale camera die Exif Print ondersteunt, worden de
relevante gegevens over de omstandigheden van de foto opgeslagen wanneer u de
foto neemt. De printer gebruikt de gegevens van Exif Print die voor elk
beeldbestand zijn opgeslagen om ervoor te zorgen dat de afgedrukte foto zo goed
mogelijk overeenkomt met de oorspronkelijke foto.
6 NL
U kunt kiezen uit de afwerking glossy of texture.
Papierlade voor tegelijkertijd afdrukken van 25/30 vellen (pagina 20)
Met de bijgeleverde papierlade kunt u maximaal 25 vellen van het formaat
Post Card (10 x 15 cm) en 30 vellen van het formaat 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) of
Small (9 x 10 cm) tegelijkertijd afdrukken.
Diverse beeldverwerkings- en aanpassingsmogelijkheden zonder
een computer te gebruiken (pagina 30)
Met verschillende functies voor beeldbewerking kunt u beelden vergroten/
verkleinen, roteren en verplaatsen. Bovendien kunt u tekens invoeren en over
een beeld leggen of speciale effecten toevoegen om sepiakleurige of éénkleurige
beelden te maken of schildereffecten toe te passen. Het is ook mogelijk om de
helderheid, tint en andere elementen van de beeldkwaliteit aan te passen.
Meer afdrukken van beelden op een “Memory Stick” of PC card
zonder een computer te gebruiken
x Beelden die u met de digitale camera hebt gemaakt en op een “Memory
Stick” of PC card hebt opgeslagen, kunt u op het LCD-scherm bekijken
zonder de computer te gebruiken.
x U kunt een beeld afdrukken met de cursor. U kunt ook meerdere beelden
selecteren door de afdrukkwaliteit op te geven (pagina 23).
x Alle opgenomen beelden en alle vooringestelde DPOF beelden (Digital
Print Order Format) kunnen tegelijkertijd worden afgedrukt (pagina 28).
x U kunt een beeld afdrukken met de opgenomen of opgeslagen datum
(pagina 59). U kunt ook een diavoorstelling van de beelden maken
(pagina 63).
x Met het Creative Print menu kunt u nog meer soorten afdrukken maken,
zoals kaarten, kalenders, deelbeelden, stickers met omkaderde beelden en
een indexafdruk van de opgeslagen beelden op een “Memory Stick” of
PC card (pagina 36). Met de Tool functie kunt u tekens, berichten,
stempels of tekeningen op een afdruk plakken.
Zie pagina 86 voor de “Memory Stick” en pagina 89 voor de PC card.
Afdrukken vanaf de computer met een handige USB aansluiting
(pagina 66)
Als u de printer aansluit op de computer met de meegeleverde USB kabel en
de meegeleverde DPP-EX7 printer driver software op de computer
installeert, kunt u beelden afdrukken vanaf de computer.
7 NL
Aan de slag
Afwerking selecteren (pagina 59)
De printer uitpakken
Controleer of de volgende accessoires in de verpakking van de printer
aanwezig zijn.
• Netsnoer (1)
• Papierlade (1)
• Aanraakpen (1)
• CD-ROM (1)
–Sony DPP-EX5/EX7 Printer
Driver Software voor
Windows 98/98SE/Me/2000
Professional/XP Home
Edition/XP Professional
– Sony DPP-EX5/EX7 Printer
Driver voor Mac OS 8.6/9.0/
9.1/X (v10.1/v10.2)
– Gebruiksaanwijzing
• Reinigingsset (reinigingspapier en reinigingscartridge) (1)
• Gebruiksaanwijzing (1)
• Garantiekaart (1)
• Sony softwarelicentie-overeenkomst (1)
• Registratiekaart (1)
Opmerking
Plaats de CD-ROM bij de printer nooit in een CD-speler of andere audiospeler. Dit kan
uw gehoor, het luidsprekersysteem of de oortelefoon zwaar beschadigen of storingen
in het audio-apparaat tot gevolg hebben.
8 NL
Onderdelen
Voorpaneel printer
1 Bedieningspaneelklep
2 POWER toets (pagina’s 18, 23, 25,
28)
3 “MEMORY STICK” sleuf (pagina 14)
4 PC CARD sleuf (pagina 15)
5 Uitwerptoets voor PC card (pagina
15)
6 Papierklep (pagina 21)
7 Cartridgeklep (pagina 18)
8 Printcartridge-uitwerphendel
(pagina 18)
9 Printcartridge (pagina’s 17, 18)
(Niet meegeleverd)
0 Bedieningspaneel (pagina 12)
qa INPUT SELECT toets (pagina 23)
Hiermee kunt u de ingang wijzigen. (De
geselecteerde ingangsindicator qg brandt.)
qs ALL/DPOF toets (pagina 28)
Wanneer u op de toets drukt, wordt de
afdrukstand als volgt gewijzigd: ALL
(alle beelden afdrukken b DPOF (alle
beelden afdrukken met de
afdrukmarkering) b normale
afdrukstand
qd Aanraakpen/sleuf voor
aanraakpen (pagina 12)
qf PRINT toets (pagina’s 24, 26)
qg “MEMORY STICK”/PC CARD/PC
ingangsindicatoren (pagina’s 16, 23)
qh
Papierfoutindicator (pagina’s
22, 92)
Cartridgefoutindicator (pagina
qj
18)
Wordt vervolgd
9 NL
Aan de slag
Zie de pagina’s die tussen haakjes worden
aangegeven voor meer informatie.
Onderdelen
Achterpaneel printer
1 USB aansluiting (pagina 16)
Hierop kunt u de USB aansluiting van de
computer aansluiten.
2 AC IN aansluiting (pagina 15)
3 Ventilatiegaten
Papierlade
1 Deksel (pagina 20)
2 Tussenschot (pagina 20)
3 Adapter voor papier van het
formaat 3,5 x 5 inch (pagina 20)
Gebruik de adapter alleen als u papier
van het formaat 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) in
de papierlade plaatst.
10 NL
1
2
Aan de slag
Scherm
Beeldenlijst
3
4
5 67
1 Cursor (oranje kader)
2 Beeldindicatie voor “Memory
Stick”/PC Card/Printer
Geeft de bron aan van de beelden die
worden weergegeven.
8
9
q;
3 Selectie (gele achtergrond)
4 Afdrukmarkering (DPOF indicatie)
Geeft aan dat het beeld DPOF
vooringesteld is voor afdrukken vanaf
een digitale camera.
5 Aantal geselecteerde beelden/
totaalaantal beelden
Wanneer er geen beeld is geselecteerd,
verschijnt alleen het totaalaantal beelden.
qa
Opmerking
Het weergegeven aantal kan verschillen
van het aantal beelden dat werkelijk op
een “Memory Stick” of PC card is
opgeslagen.
6 Printcartridge-indicatie
Voorbeeld
Geeft het type printcartridge aan dat
momenteel is geladen:
: Post Card (10 x 15 cm) formaat
: 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) formaat
: Small (9 x 10 cm) formaat
7 Rolbalk
Geeft de positie aan van het getoonde of
geselecteerde beeld.
8 Beveiligingsindicatie
q;
Geeft aan of het beeld is beveiligd door
een digitale camera.
9
qa
9
0
qa
qs
qd
qf
Beeldnummer
Afdrukaantalindicatie
Bedieningstoetsen
Instructie
Roltoetsen
Image List toets
Hiermee gaat u terug naar de beeldenlijst.
11 NL
Gebruik van aanraakpen en bedieningspaneel
De meeste functies van de DPP-EX7 worden bediend door een item of knop
op het aanraakgevoelige scherm van het bedieningspaneel aan te raken. In
dit hoofdstuk verneemt u hoe de aanraakpen en het aanraakscherm werken.
Opmerking bij het LCD-scherm
Het LCD-scherm is gefabriceerd met precisietechnologie. Afhankelijk van de kijkhoek
kunnen er evenwel heldere stippen of kleurafwijkingen zichtbaar zijn op het LCD. Dat
is een normaal gevolg van het productieproces en wijst niet op een probleem.
Het bedieningspaneel openen
Open de klep van het bedieningspaneel.
Het bedieningspaneel kan 180 graden worden
gedraaid. Stel het paneel zo in dat het scherm
goed zichtbaar is en u makkelijk met de
aanraakpen kunt werken.
Wanneer u klaar bent
• Om het aanraakscherm veilig en schoon te houden, raden wij u aan het altijd dicht
te klappen nadat u de printer hebt gebruikt.
• Plaats de pen in de sleuf op het paneel om te voorkomen dat u deze kwijtraakt.
• Wanneer het scherm vuil is, kan het worden gereinigd met een zachte droge doek
zoals een doek waarmee brillen kunnen worden schoongemaakt.
12 NL
Druk met de punt van de meegeleverde pen lichtjes op de knop,
het beeld of item op het scherm in het bedieningspaneel.
Deze handeling wordt ook wel “aanraken” genoemd. Door aan te raken
kunt u een functie uitvoeren of een item of beeld op het scherm selecteren.
Verplaats de aanraakpen terwijl u met de punt van de pen op een
beeld of item op het bedieningspaneel drukt.
Deze handeling wordt ook wel “slepen” genoemd in deze
gebruiksaanwijzing. Met slepen kunt u een beeld of item verplaatsen of een
lijn tekenen op het scherm.
Opmerkingen
•Gebruik altijd de punt van de meegeleverde pen om het scherm aan te raken.
Gebruik nooit een echte pen, een potlood of ander puntig voorwerp om het scherm
aan te raken.
•Als u de meegeleverde pen kwijtraakt, moet u contact opnemen met de
klantenservice van Sony.
13 NL
Aan de slag
Gebruik van de aanraakpen
Opstelling
1 De printer aansluiten
Een “Memory Stick” of PC card inbrengen
Opmerkingen
•Forceer de “Memory Stick” of PC card niet in of uit de sleuf. Indien u dat toch
doet, kunnen de “Memory Stick”, de PC card of de printer worden beschadigd.
•Wanneer de printer de “Memory Stick” of PC card uitleest en de betreffende
indicator knippert, mag u de “Memory Stick” of PC card niet uit de printer halen.
Indien u dat toch doet, kunnen de “Memory Stick”, de PC card of de printer
worden beschadigd.
Een “Memory Stick” plaatsen
Steek de “Memory Stick” in de “MEMORY STICK” sleuf tot deze vastklikt.
“Memory Stick”
Met het nokje naar links en het pijltje links naar
voren gericht
De “Memory Stick” uitwerpen
Duw de “Memory Stick” verder in de sleuf en laat deze uitwerpen. Verwijder
de stick voorzichtig.
Opmerkingen
•Breng alleen een “Memory Stick” in. Plaats geen andere voorwerpen in de sleuf.
• Zie pagina 86 voor meer informatie over de “Memory Stick”.
14 NL
Een PC card plaatsen
Steek de PC card in de PC CARD sleuf tot deze vastklikt.
Opstelling
PC CARD uitwerptoets
PC card
De PC card uitwerpen
Druk op de PC CARD uitwerptoets. Verwijder de PC card voorzichtig nadat
ze is uitgeworpen.
Opmerkingen
•Steek alleen een PC card in de sleuf. Plaats geen andere voorwerpen in de sleuf.
•Zie pagina 89 voor meer informatie over de PC card.
Het netsnoer aansluiten
Sluit het meegeleverde netsnoer aan op de voedingsingang van de printer en
op een stopcontact.
De POWER indicator licht rood op.
Naar een
stopcontact
Netsnoer
(meegeleverd)
Wordt vervolgd
15 NL
1 De printer aansluiten
Aansluiting op een computer (optioneel)
Verbind de USB aansluitingen van printer en computer (Windows PC of
Macintosh) met een in de handel verkrijgbare USB kabel. Wanneer u de
meegeleverde driver software installeert op uw computer, kunt u beelden
afdrukken vanaf de computer.
Voor details omtrent installatie en bediening van de software, zie “Afdrukken
vanaf de computer” (pagina 66–83).
Windows/Macintosh
computer
Naar USB
aansluiting
Naar USB aansluiting
(type B)
Opmerking
Gebruik een in de handel verkrijgbare USB kabel (type A-B) van maximaal 3 meter
lang. Het type USB kabel dat u moet gebruiken, is afhankelijk van de computer.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de computer voor meer informatie.
Wanneer u een reeds ingeschakelde computer aansluit op de USB
aansluiting van de printer
De PC ingangsindicator licht op en de printer schakelt over naar de PC stand.
MEMORY PC
STICK CARD
PC
Opmerkingen
•U moet de USB kabel niet verwijderen of aansluiten op de printer tijdens de
gegevenscommunicatie of het afdrukken. De printer functioneert dan wellicht niet
goed.
•In de PC stand worden er geen beelden weergegeven op het LCD-scherm. Dit komt
niet door problemen met de printer.
•Zie voor nadere bijzonderheden de gebruiksaanwijzing van de aangesloten accessoires.
•Printer en printer driver werken niet met een netwerk of een in de handel
verkrijgbare printer buffer.
16 NL
2 De printset klaarmaken
Printset
Inhoud
SVM-25LS
25 vellen fotopapier van het formaat Post Card (10 x 15 cm)/
printcartridge voor 25 afdrukken
SVM-25LW
25 vellen zelfklevend papier van het formaat Post Card (10 x
15 cm)/printcartridge voor 25 afdrukken
SVM-30MS
30 vellen fotopapier van het formaat 3,5 x 5 inch (9 x 13
cm)/printcartridge voor 30 afdrukken
SVM-30SS
30 vellen fotopapier van het formaat Small (9 x 10 cm)/
printcartridge voor 30 afdrukken
SVM-30SW
30 vellen zelfklevend papier van het formaat Small (9 x 10
cm)/printcartridge voor 30 afdrukken
SVM-30SW09
30 vellen 9-delig zelfklevend papier van het formaat Small
(9 x 10 cm)/printcartridge voor 30 afdrukken
Opmerkingen
•Houd rekening met het volgende om vastgelopen papier en storingen te voorkomen
en om goede afdrukresultaten te verkrijgen:
– Spoel het inktlint niet terug en gebruik geen teruggespoelde printcartridge
om af te drukken. Als u dit toch doet, wordt het afdrukresultaat minder goed
en kan er zelfs een defect optreden.
– Gebruik uitsluitend de printset voor deze printer.
– Gebruik altijd de printcartridge die bij het formaat van het gebruikte papier hoort.
Gebruik cartridges en papier van verschillende typen of formaten niet samen.
– Druk nooit tweemaal af op hetzelfde printpapier. Als u tweemaal op hetzelfde
papier afdrukt, wordt het beeld niet dikker afgedrukt.
– Verwijder de rug van zelfklevend papier niet vóór het afdrukken.
•Houd rekening met het volgende bij het hanteren en opbergen van de printset:
– Raak het inktlint van de printcartridge of het printoppervlak van het printpapier
niet aan. Bewaar de printsets niet op een plaats waar deze worden blootgesteld
aan hoge temperaturen, hoge luchtvochtigheid, overmatig stof of direct zonlicht.
De afdrukkwaliteit kan verminderen door vingerafdrukken of stof op het
printoppervlak of het inktlint.
– Bewaar een deels gebruikte set van printcartridge en printpapier in de originele
verpakking of een soortgelijke houder.
17 NL
Opstelling
U hebt een los verkrijgbare printset voor de printer nodig. De set bevat papier
en een printcartridge voor afdrukken van het formaat Post Card (10 x 15 cm),
3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) of Small (9 x 10 cm).
Kies de printset op basis van het type afdruk dat u wilt maken:
3 De print cartridge plaatsen
1
Druk op POWER om de printer aan te zetten.
De POWER indicator licht groen op.
2
Open de klep van de cartridgehouder door eraan te trekken.
3
Steek de print cartridge goed in de printer tot ze vastklikt en
sluit de klep van de cartridgehouder.
De zijde met het logo van
Sony omhoog
De print cartridge vervangen
Als de printcartridge bijna leeg is, licht de
cartridgefoutindicator op en
wordt een foutbericht op het scherm weergegeven.
Open het deksel van de cartridgehouder, druk op de uitwerphendel, verwijder
de gebruikte printcartridge en plaats een nieuwe cartridge.
Uitwerphendel
cartridgefoutindicator
18 NL
Opmerkingen
Opstelling
•Steek nooit uw hand in de cartridgehouder. De
thermische kop wordt zeer heet, vooral na herhaald
afdrukken.
•Spoel het inktlint niet terug en gebruik geen teruggespoelde print cartridge om af te
drukken. Indien u dat toch doet, zal het afdrukresultaat minder goed zijn of kan er
zelfs een defect optreden.
•Als de print cartridge niet vastklikt, moet u ze verwijderen en opnieuw inbrengen.
Draai het inktlint in de richting van het pijltje wanneer het niet strak genoeg is
gespannen.
•Als er geen printcartridge is geplaatst wanneer u de printer aanzet, licht de
cartridgefoutindicator op.
•Raak het inktlint niet aan en leg de print cartridge niet op een stoffige plek.
Vingerafdrukken of stof op het inktlint zijn nadelig voor het afdrukresultaat.
•Vervang de printcartridge niet tijdens het afdrukken.
Opmerkingen bij het bewaren van de print cartridge
•Bewaar de print cartridge niet op een plek waar ze bloot staat aan hoge
temperaturen, hoge vochtigheid, overmatig stof of directe zonnestraling.
•Bewaar een deels gebruikte cartridge in de originele verpakking.
19 NL
4 Printpapier plaatsen
1
Open de klep van de papierlade en stel de adapter voor papier
van het formaat 3,5 x 5 inch en het tussenschot in op basis van
het gewenste papierformaat.
x Papier van het formaat Post Card
(10 x 15 cm) gebruiken
Verwijder de adapter voor papier
van het formaat 3,5 x 5 inch en laat
het tussenschot naar beneden
geklapt.
Adapter voor
papier van
het formaat
3,5 x 5 inch
Tussenschot
x Papier van het formaat 3,5 x 5 inch
(9 x 13 cm) gebruiken
Laat de adapter voor papier van het
formaat 3,5 x 5 inch geïnstalleerd en
het tussenschot naar beneden
geklapt.
Adapter voor
papier van
het formaat
3,5 x 5 inch
Tussenschot
x Papier van het formaat Small
(9 x 10 cm) gebruiken
Verwijder de adapter voor papier
van het formaat 3,5 x 5 inch en zet
het tussenschot omhoog. U moet
papier van het formaat Small (9 x
10 cm) achter het tussenschot
plaatsen.
Adapter voor
papier van
het formaat
3,5 x 5 inch
Papier van het
formaat Small
Tussenschot
20 NL
2
Plaats het papier in de lade.
Printoppervlak
Pijltje
Voorkant
Opmerking
Raak het printoppervlak niet aan. Vingerafdrukken
op de afdrukzijde zijn nadelig voor het afdrukresultaat.
3
Sluit de klep van de papierlade. Duw dan de klep van de
papierlade open en steek de papierlade in de printer.
Duw de lade in de printer tot deze vastklikt.
Wordt vervolgd
21 NL
Opstelling
Schud het papier. Plaats het papier met de afdrukzijde (de onbedrukte
zijde) naar boven en het pijltje in dezelfde richting als het pijltje in de lade.
Plaats het beschermvel samen met het papier en verwijder dit vel nadat u
het papier hebt geplaatst.
U kunt maximaal 25 vellen papier van het formaat Post Card (10 x 15 cm)
en 30 vellen van het formaat 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) of Small (9 x 10 cm)
plaatsen.
4 Printpapier plaatsen
Opmerkingen
• Verwijder of plaats de papierlade niet tijdens het afdrukken.
• Als het printpapier niet automatisch wordt ingevoerd, licht de
papierfoutindicator op. Trek de papierlade uit en controleer of er papier is
vastgelopen.
•Als u wilt voorkomen dat papier vastloopt en de printer defect raakt, let u op het
volgende:
– Wanneer u papier toevoegt aan een gedeeltelijk gevulde lade, mag het totale
aantal vellen niet meer zijn dan 25 voor papier van het formaat Post Card (10 x 15
cm) of 30 voor het formaat 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) of Small (9 x 10 cm).
– Plaats geen verschillende soorten papier in de lade.
– Voordat u gaat afdrukken, mag u niet op de afdrukzijde van het papier schrijven
of typen. Gebruik een olieïnktpen om na het afdrukken op de afdrukzijde te
schrijven of te tekenen.
– U kunt niet afdrukken op de achterkant van het printpapier (bijvoorbeeld de
adreskant van het papierformaat Post Card (10 x 15 cm)).
– Druk nooit tweemaal af op hetzelfde printpapier. Als u tweemaal op hetzelfde
papier afdrukt, zal het beeld niet dikker worden afgedrukt.
– Druk niet af op printpapier dat niet afgedrukt uit de printer komt.
– Plak vóór het afdrukken geen stickers of dergelijke op de afdrukzijde.
– Verwijder de rug van zelfklevend papier niet vóór het afdrukken.
– Vouw of buig het printpapier niet vóór het afdrukken.
– Gebruik uitsluitend het printpapier dat voor deze printer is ontworpen.
Opmerkingen bij het bewaren van printpapier
• Bewaar printpapier niet op een plek waar het bloot staat aan hoge temperaturen,
hoge vochtigheid, overmatig stof of directe zonnestraling.
• Bewaar het papier niet lang met de afdrukzijde tegen elkaar of in contact met
rubber of plastic producten met inbegrip van vinylchloride of weekmakers; de
kleuren of het papier kunnen hierdoor worden aangetast.
• Berg papier op in de originele verpakking wanneer u het gedurende lange tijd niet
zult gebruiken.
22 NL
Algemene printfuncties
Een bepaald beeld afdrukken
U kunt een beeld op de “Memory
Stick” of PC card selecteren en op ware
grootte afdrukken.
4
5
3
2
1
Plaats een “Memory Stick” of PC card met beelden in de
“Memory Stick” of PC card sleuf (pagina’s 14, 15).
2
Druk op POWER om de printer aan te zetten.
Algemene printfuncties
1
De POWER indicator licht groen op.
3
Druk herhaaldelijk op de INPUT SELECT toets totdat de
“MEMORY STICK” of PC CARD indicator oplicht.
De lijst met de beelden die zijn
opgeslagen op de “Memory Stick” of
PC card, verschijnt op het scherm.
MEMORY PC
STICK CARD
Oranje kader (cursor)
PC
Als “MEMORY STICK” is geselecteerd.
De beelden op de printer weergeven
Wanneer de USB aansluiting is losgekoppeld en de “Memory Stick” of PC card is
verwijderd uit de printer, kunt u de beelden die zijn opgeslagen op de printer,
weergeven door op de toets INPUT SELECT te drukken. Als u op de PRINT toets
drukt, kunt u het weergegeven beeld afdrukken.
Opmerking
Als u het beeld niet wilt afdrukken, drukt u niet op de PRINT toets.
Wordt vervolgd
23 NL
Een bepaald beeld afdrukken
4
Raak het beeld dat u wilt afdrukken, aan op het scherm.
De cursor gaat naar het aangeraakte beeld.
Schuiver en roltoetsen
Een andere pagina tonen
Wanneer er verscheidene pagina’s zijn,
kunt u van pagina veranderen door de
schuiver op de rolbalk naar beneden of
naar boven te slepen. U kunt ook van
pagina veranderen door de onderkant of
bovenkant van de rolbalk of de roltoetsen
[V]/[v] herhaaldelijk aan te raken.
5
Druk op de PRINT toets.
Het afdrukken wordt gestart. Tijdens het afdrukken licht de PRINT indicator
op. De afdrukprogressiebalk en de resterende afdruktijd worden weergegeven
op het scherm. Zie pagina 27 voor opmerkingen over afdrukken.
PRINT
Afdrukken stoppen
Raak [Cancel] aan op het scherm.
6
Als het afdrukken is beëindigd en het papier automatisch
wordt uitgevoerd uit de papieruitvoer, moet u het afgedrukte
papier uit de printer verwijderen.
Een voorbeeld bekijken
Verplaats de cursor naar een beeld dat
u wilt bekijken op volledig scherm en
raak het beeld opnieuw aan. Er
verschijnt een voorbeeld van het
geselecteerde beeld.
Als u verscheidene voorbeelden wilt
bekijken, raakt u de roltoetsen [b]/[B]
herhaaldelijk aan. Als u de beeldenlijst
wilt tonen, raakt u [Image List] aan.
24 NL
Aantal afdrukken
Het voorbeeld afdrukken
Als u een exemplaar van het voorbeeld wilt afdrukken, drukt u op de PRINT toets. Als u
meerdere exemplaren wilt afdrukken, raakt u [+] aan totdat het gewenste aantal
afdrukken wordt weergegeven en drukt u vervolgens op de PRINT toets. Raak [–] aan
om het aantal afdrukken te verkleinen.
•Als de printer de “Memory Stick” of PC card leest, moet u deze niet verwijderen. De
“Memory Stick” of PC card kan worden beschadigd.
•Het weergegeven beeld heeft niet dezelfde beeldkwaliteit en kleuren als het
afgedrukte beeld omdat de fosformethoden en -profielen anders zijn. U moet het
weergegeven beeld beschouwen als indicatie.
Meerdere beelden afdrukken
1
Plaats een “Memory Stick” of PC card met beelden in de
“Memory Stick” of PC card sleuf (pagina’s 14, 15).
2
Druk op POWER om de printer aan te zetten.
De POWER indicator licht groen op.
3
Druk herhaaldelijk op de INPUT SELECT toets totdat de
“MEMORY STICK” of PC CARD indicator oplicht.
De lijst met de beelden die zijn opgeslagen op de “Memory Stick” of PC
card, verschijnt op het scherm.
4
Raak het beeld dat u wilt afdrukken, aan op het scherm.
De cursor gaat naar het aangeraakte beeld.
5
Raak [+] aan.
Geselecteerd beeld met gele achtergrond
Het beeld wordt geselecteerd en de
achtergrond wordt geel. Het aantal
afdrukken wordt “1”.
Selectie annuleren
Raak [–] herhaaldelijk aan totdat het
aantal afdrukken “0” is. De achtergrond
verandert van geel in grijs en de selectie
wordt geannuleerd.
Wordt vervolgd
25 NL
Algemene printfuncties
Opmerkingen
Een bepaald beeld afdrukken
6
Raak [+] of [–] aan om het aantal exemplaren dat u wilt
afdrukken, in te stellen.
Als u [+] of [–] aanraakt, wordt het
aantal afdrukken verhoogd of
verlaagd. Het aantal afdrukken kan
worden ingesteld van 0 tot 30.
Aantal afdrukken
Meerdere beelden afdrukken
Herhaal stap 4 tot en met 6 om andere
beelden te kiezen en het aantal afdrukken
in te stellen.
7
Druk op de PRINT toets.
Het afdrukken begint. Tijdens het afdrukken licht de PRINT indicator op.
De afdrukprogressiebalk en de resterende afdruktijd worden weergegeven
op het scherm.
Als u begint met afdrukken terwijl het voorbeeld wordt weergegeven
Alleen het beeld waarvan u een voorbeeld bekijkt, wordt afgedrukt.
Stoppen met afdrukken
Raak [Cancel] aan op het scherm. Het afdrukken wordt geannuleerd vanaf de
volgende afdruk.
8
Als het afdrukken is beëindigd en het papier automatisch
wordt uitgevoerd uit de papieruitvoer, moet u het afgedrukte
papier uit de printer verwijderen.
Een beeld bewerken en verwerken
Raak in de beeldenlijst of het voorbeeldvenster [Effect] aan om op een beeld in
of uit te zoomen, een beeld te verplaatsen, de beeldkwaliteit aan te passen of
een speciaal filter toe te voegen aan een beeld (pagina 30).
Een creatieve afdruk van een beeld maken
Raak [Creative Print] aan in de beeldenlijst of in het voorbeeldvenster om
kaarten, kalenders, deelbeelden of stickers te maken (pagina 36).
26 NL
Opmerkingen
27 NL
Algemene printfuncties
•Verwijder de “Memory Stick” of PC card niet wanneer de “MEMORY STICK” of PC
CARD indicator knippert of de gegevensgebruiksmelding verschijnt. Als u dit toch
doet, kunnen deze vastlopen.
•Tijdens het afdrukken mag u de printer niet verplaatsen of uitzetten; de
printcartridge of het papier kunnen hierdoor beklemd raken. Als dit toch gebeurt, zet
u de printer uit en weer aan en hervat u het afdrukken vanaf het begin.
•Tijdens het afdrukken wordt het printpapier herhaalde malen deels uit de
papieruitvoer geworpen. Trek het papier nooit met kracht uit de printer voordat de
PRINT indicator wordt uitgeschakeld en het papier automatisch wordt uitgevoerd.
•Bij een beeldbreedte of -hoogte van minder dan 480 punten wordt het
beeld verkleind weergegeven. Het beeld kan worden afgedrukt maar
de afdrukkwaliteit is lager wegens het kleine beeldformaat.
•Een beeld zonder miniatuurgegevens, zoals beelden die met een
computertoepassing zijn gemaakt, wordt weergegeven zoals rechts
wordt aangegeven. Als u het symbool selecteert en het voorbeeld
wordt weergegeven, kunt u het beeld afdrukken. Zie “Verhelpen van
storingen” op pagina 90 als u niet kunt afdrukken.
•Als u eenmaal beelden hebt geselecteerd tijdens de procedure “Meerdere beelden
afdrukken”, kunt u geen beeld afdrukken dat niet is geselecteerd met de cursor.
•De tijd die nodig is om een voorbeeld weer te geven, is afhankelijk van het aantal
bestanden op een “Memory Stick” of PC card, het beeldformaat en het bestandstype.
•De tijd die nodig is om de beeldenlijst weer te geven, is afhankelijk van het aantal
bestanden op een “Memory Stick” of PC card, het beeldformaat, het bestandstype en
het type digitale camera.
•De printer kan geen beelden weergeven die zijn opgeslagen in een map van de vierde
of hogere hiërarchie.
•Het beeldnummer dat op het scherm wordt weergegeven, is hetzelfde als het
nummer dat op de digitale camera wordt weergegeven. Voor een bestand dat met
een computertoepassing is gemaakt, worden de eerste acht tekens van de
bestandsnaam weergegeven als beeldnummer op de printer.
•Wanneer u een beeldbestand op de computer een (nieuwe) naam geeft en de
bestandsnaam andere tekens dan alfanumerieke tekens bevat, wordt de
bestandsnaam of het beeld wellicht niet goed weergegeven (leesfout) op de printer.
•Laat niet meer dan 20 vellen uitgevoerd papier in de papierlade liggen.
•Bij lage omgevingstemperaturen kunnen er zwarte lijnen zichtbaar zijn op het LCDscherm. Dit is normaal en wijst niet op een defect aan de printer. De beelden kunnen
probleemloos worden afgedrukt.
Alle of DPOF vooringestelde beelden
tegelijkertijd afdrukken
U kunt alle beelden op een “Memory
Stick” of PC card tegelijkertijd
afdrukken. U kunt ook alle beelden met
de afdrukmarkering (
) in de
beeldenlijst afdrukken. Deze zijn vooraf
ingesteld voor afdrukken met DPOF
(Digital Print Order Format) op de
digitale camera.
5
4
3
2
1
Opmerkingen
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de digitale camera voor stilstaande beelden
voor meer informatie over hoe u beelden vooraf kunt instellen voor afdrukken.
• Sommige digitale camera’s ondersteunen de DPOF functie niet of de printer is niet
compatibel met bepaalde functies van de digitale camera.
1
Plaats een “Memory Stick” of PC card met beelden in de
“Memory Stick” of PC card sleuf (pagina’s 14, 15).
2
Druk op POWER om de printer aan te zetten.
De POWER indicator licht groen op.
3
Druk herhaaldelijk op de INPUT SELECT toets totdat de
“MEMORY STICK” of PC CARD indicator oplicht.
De lijst met de beelden die zijn opgeslagen op de “Memory Stick” of PC
card, verschijnt op het scherm.
4
Druk op de ALL/DPOF toets om de afdrukstand te selecteren.
Wanneer u op de toets drukt, wordt de afdrukstand als volgt gewijzigd:
afdrukstand ALL b afdrukstand DPOF b normale afdrukstand
28 NL
Als u DPOF selecteert.
5
Druk op de PRINT toets.
Het afdrukken begint. Als u de afdrukstand ALL selecteert, worden alle
beelden op de “Memory Stick” of PC card één voor één afgedrukt in de
volgorde van hun beeldnummers. Wanneer u de afdrukstand DPOF
selecteert, worden alle DPOF vooringestelde beelden afgedrukt in de
volgorde waarin deze zijn weergegeven.
Opmerking
Als u de afdrukstand ALL selecteert, wordt het aantal afdrukken automatisch
ingesteld op één exemplaar en kunt u het aantal niet wijzigen.
Stoppen met afdrukken
Raak [Cancel] aan op het scherm. Het afdrukken wordt geannuleerd vanaf de
volgende afdruk.
6
Als het afdrukken is beëindigd en het papier automatisch
wordt uitgevoerd uit de papieruitvoer, moet u het afgedrukte
papier uit de printer verwijderen.
Zie pagina 27 voor opmerkingen over afdrukken.
Tip
Zelfs als er minder vellen papier in de papierlade zijn geplaatst dan het aantal
exemplaren dat u wilt afdrukken, kunt u doorgaan met afdrukken. Als er een
bericht wordt weergegeven, moet u de instructies op het scherm volgen om de
printset te vervangen en door te gaan met afdrukken.
29 NL
Algemene printfuncties
Wanneer u de afdrukstand All
selecteert, worden alle beelden in de
lijst weergegeven met een gele
achtergrond.
Wanneer u de afdrukstand DPOF
selecteert, worden alle
vooringestelde beelden met de
afdrukmarkering weergegeven met
een gele achtergrond.
Geavanceerde printfuncties
Effecten toevoegen aan een beeld (Effect)
Wat u met het Effect menu zoal kunt doen
Met het Effect menu kunt u een beeld bewerken en aanpassen en speciale
filters toevoegen aan een beeld dat met de cursor in de beeldenlijst is geplaatst
of wordt weergegeven in het voorbeeldvenster.
Als u het Effect hoofdmenu wilt
weergeven, raakt u [Effect] aan
onder de beeldenlijst of het
voorbeeldvenster:
Raak het gewenste item aan om het
submenuvenster weer te geven om een
beeld te bewerken of aan te passen of om
speciale filters aan een beeld toe te
voegen.
Items
Functies
Edit
Een beeld vergroten, verkleinen, verplaatsen of roteren.
(Pagina 32)
Adjust
De helderheid, kleurdiepte, tint en scherpte van een
beeld regelen. (Pagina 33)
Filter
Een speciaal filter toevoegen aan een beeld om het beeld
schilderachtig, met sepiakleuren of met grijstinten af te
drukken. (Pagina 35)
Save
Het dialoogvenster weergeven om het bewerkte beeld
als een nieuw beeld op te slaan.
Terugkeren naar de vorige procedure en de bewerking opnieuw
uitvoeren
Raak [Back] aan. U keert terug naar het scherm van de vorige procedure. Voer
de procedure opnieuw uit.
Het bewerkte beeld afdrukken
Raak [+] of [–] aan om het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken, in te
stellen en druk op de PRINT toets. Het huidig weergegeven beeld wordt
afgedrukt. Als u het afdrukken wilt annuleren, raakt u [Cancel] aan op het
scherm. Als er meerdere exemplaren worden afgedrukt, wordt het afdrukken
geannuleerd vanaf de volgende afdruk.
30 NL
Een beeld met de geselecteerde effecten opslaan
U kunt het bewerkte beeld opslaan als een nieuw beeld op de “Memory Stick”
of PC card. Het originele beeld blijft hetzelfde.
1 Raak [Save] aan.
Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u kunt aangeven of u
het beeld wilt opslaan op de “Memory Stick” of PC card.
2 Raak het gewenste medium aan om een beeld op te slaan.
3 Raak [OK] aan.
Een beeld wordt opgeslagen in JPEG-indeling zonder rekening te houden
met het oorspronkelijke formaat van het beeldbestand.
De printerinstellingen halverwege wijzigen
Raak [MENU] aan. Het Menu scherm wordt weergegeven en u kunt de
printerinstellingen wijzigen (pagina 57).
Het Effect menu afsluiten
Raak [Exit] aan. Wanneer u een beeld hebt bewerkt, wordt er een
bevestigingsvenster voor het opslaan van het beeld weergegeven. Raak [Yes]
aan om verder te gaan met de hierboven genoemde procedure voor opslaan of
[No] om te stoppen met bewerken en het Effect menu af te sluiten. Raak
[Cancel] aan om terug te keren naar het Effect menu.
Opmerkingen
•Het kan langer duren om een bewerkt beeld te verwerken nadat u op PRINT hebt
gedrukt.
•Verwijder de “Memory Stick” of PC card niet als de Effect stand is geactiveerd. Als u
dit doet, wordt de Effect stand geforceerd beëindigd en worden aangebrachte
wijzigingen geannuleerd.
•Als het beeld wordt opgeslagen, moet u de printer niet uitschakelen of de “Memory
Stick” of PC card uit de sleuf verwijderen. De “Memory Stick” of PC card kan
worden beschadigd.
•Als de schrijfbeveiligingsstand van de “Memory Stick” of PC card is geactiveerd,
kunt u geen beelden op de “Memory Stick” of PC card opslaan.
•Als u een zeer langwerpig beeld bewerkt, kunnen marges verschijnen in het bovenste
of onderste gedeelte van het beeld.
• Zie pagina 86 voor de “Memory Stick” en pagina 89 voor de PC card.
31 NL
Geavanceerde printfuncties
Het bewerkte beeld wordt opgeslagen als een nieuw beeld met een nieuw
beeldnummer. Als het opslaan is voltooid, wordt een beeldnummer
weergegeven.
Effecten toevoegen aan een beeld (Effect)
Beeldgrootte en -positie wijzigen
Met het Edit submenu kunt u een beeld vergroten, verkleinen, roteren of
draaien.
1
Verplaats de cursor naar het gewenste beeld in de beeldenlijst
of raak het beeld opnieuw aan om het voorbeeld weer te
geven.
2
Raak [Effect] aan.
Het Effect menu verschijnt (pagina 30).
3
Raak [Edit] aan.
Het Edit submenu verschijnt.
4
Raak het gewenste item aan om het beeld te bewerken.
Items
Procedures
#/3
Als u 3 of # aanraakt, wordt het beeld vergroot of
verkleind. (Wanneer een beeld maximaal is vergroot
of verkleind, wordt het beeld niet verder vergroot of
verkleind.)
$/4/%/5
Raak $/4/%/5 aan om het beeld in de gewenste
richting te verplaatsen. U kunt ook het beeld in het
voorbeeld in de gewenste richting slepen.
/
Als u
/
aanraakt, wordt het beeld 90º links- of
rechtsom gedraaid.
b
Als u een beeld verplaatst
32 NL
Opmerking
De beeldkwaliteit van een vergroot beeld kan lager zijn, afhankelijk van de grootte.
5
Raak [Back] aan.
Het Effect menu verschijnt opnieuw. U kunt een ander Effect submenu
selecteren, het beeld opslaan of afdrukken of het Effect menu verlaten
(pagina’s 30-31).
De beeldkwaliteit instellen
1
Verplaats de cursor naar het gewenste beeld in de beeldenlijst
of raak het beeld opnieuw aan om het voorbeeld weer te
geven.
2
Raak [Effect] aan.
Het Effect menu verschijnt (pagina 30).
3
Raak [Adjust] aan.
Het Adjustment submenu verschijnt.
4
Raak het gewenste instelitem aan.
Het instelscherm voor het geselecteerde item verschijnt.
b
Als u [Brightness] aanraakt
Schuiver
Wordt vervolgd
33 NL
Geavanceerde printfuncties
Met het Adjustment submenu kunt u de helderheid, kleurdiepte, tint of
scherpte van de beelden regelen.
Effecten toevoegen aan een beeld (Effect)
5
Sleep de schuiver naar boven of naar beneden of raak de
bovenkant/onderkant of [V]/[v] op de rolbalk herhaaldelijk aan
om het beeld aan te passen.
Items
Procedures
Brightness
Verplaats de schuiver naar boven om het beeld helderder
te maken en naar beneden om het beeld donkerder te
maken.
Saturation
Verplaats de schuiver naar boven om de kleuren van het
beeld dieper te maken en naar beneden om de kleuren
van het beeld lichter te maken.
Tint
Verplaats de schuiver naar boven om het beeld roder te
maken en naar beneden om het beeld blauwer te maken.
Sharpness
Verplaats de schuiver naar boven om de beeld scherp te
maken en naar beneden om het beeld minder scherp te
maken.
Opmerking
De beeldkwaliteit van het beeld dat wordt weergegeven op het scherm, verschilt
van de kwaliteit van het afgedrukte beeld.
6
Raak [Back] aan.
Het Adjustment submenu verschijnt opnieuw. U kunt een ander
instelitem selecteren om meer aanpassingen te maken.
7
Raak [Back] aan.
Het Effect hoofdmenu verschijnt opnieuw. U kunt een ander Effect
submenu selecteren, het beeld opslaan of afdrukken of het Effect menu
verlaten (pagina’s 30-31).
34 NL
Een speciaal filter toevoegen aan een beeld
Met het Filter submenu kunt u een speciaal effect toevoegen om een beeld af te
drukken in monochroom of met schilder- of sepia-effect.
1
Verplaats de cursor naar het gewenste beeld in de beeldenlijst
of raak het beeld opnieuw aan om het voorbeeld weer te geven.
2
Raak [Effect] aan.
Het Effect menu verschijnt (pagina 30).
Geavanceerde printfuncties
3
Raak [Filter] aan.
Het Filter submenu verschijnt.
4
Raak een filter aan dat u aan een beeld wilt toevoegen.
Items
Filters
Paint
Laat het beeld ogen als een schilderij.
Sepia
Laat het beeld ogen als een oude, vergeelde foto.
Monochrome
Laat het beeld zwart/wit ogen.
Normal
Voegt geen filter toe aan een beeld Verwijdert eventuele
filter(s) en herstelt het oorspronkelijke beeld.
Opmerking
Het beeld op het scherm kan verschillen van het afgedrukte beeld.
5
Raak [Back] aan.
Het Effect hoofdmenu verschijnt opnieuw. U kunt een ander Effect
submenu selecteren, het beeld opslaan of afdrukken of het Effect menu
verlaten (pagina’s 30-31).
35 NL
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
Wat u met het Creative Print menu zoal kunt doen
Met het Creative Print menu kunt u diverse afdrukken maken.
Raak [Creative Print] aan onder de
beeldenlijst of het
voorbeeldvenster om het Creative
Print hoofdmenu weer te geven:
Raak het gewenste item aan en maak een kaart, kalender, deelbeeld, sticker of
indexafdruk.
Items
Functies
Card
Voegt een bepaald bericht en ingevoerde tekens toe om een
originele wenskaart te maken. (Pagina 38)
Calendar
Voegt een kalender van bepaalde maand(en) toe aan een beeld
of beelden om een originele kalender te maken. (Pagina 41)
Split Image
Om 2-, 4-, 9-, 13- of 16-delige beeldafdrukken te maken.
(Pagina 43)
Sticker
Om een 9-delige beeldsticker met kader te maken. (Pagina 44)
Index Print
Een indexafdruk maken van alle beelden op de “Memory
Stick” of PC card. (Pagina 46)
Beelden en tekens toevoegen aan een beeld (Tool)
U kunt [Tool] aanraken voor alle Creative Print submenu’s, behalve voor
Index Print, in het voorbeeldvenster om het Tool scherm weer te geven. U kunt
in het Tool scherm tekeningen, stempels, tekens, bijgesneden beelden en
berichten toevoegen aan een beeld (pagina 48).
Terugkeren naar de vorige procedure en de bewerking opnieuw
uitvoeren
Raak [Back] aan. U keert terug naar het scherm van de vorige procedure. Voer
de procedure opnieuw uit.
36 NL
Het bewerkte beeld afdrukken
Raak [+] of [–] aan om het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken, in te stellen
en druk op de PRINT toets. Het huidig weergegeven beeld wordt afgedrukt.
Als u het afdrukken wilt annuleren, raakt u [Cancel] aan op het scherm. Als er
meerdere exemplaren worden afgedrukt, wordt het afdrukken geannuleerd
vanaf de volgende afdruk.
Het Creative Print beeld opslaan
U kunt het bewerkte beeld opslaan als een nieuw beeld op de “Memory Stick”
of PC card. Het originele beeld blijft hetzelfde.
Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u kunt aangeven of u
het beeld wilt opslaan op de “Memory Stick” of PC card.
2 Raak het gewenste medium aan om een beeld op te slaan.
Het bewerkte beeld wordt opgeslagen als een nieuw beeld met een nieuw
beeldnummer. Als het opslaan is voltooid, wordt een beeldnummer
weergegeven.
3 Raak [OK] aan.
Een beeld wordt opgeslagen in JPEG-indeling zonder rekening te houden
met het oorspronkelijke formaat van het beeldbestand.
De printerinstellingen halverwege wijzigen
Raak [MENU] aan. Het Menu scherm wordt weergegeven en u kunt de
printerinstellingen wijzigen. (Pagina 57)
Het Creative Print menu afsluiten
Raak [Exit] aan. Wanneer u een beeld hebt bewerkt, wordt er een
bevestigingsvenster voor het opslaan van het beeld weergegeven. Raak [Yes]
aan om verder te gaan met de hierboven genoemde procedure voor opslaan of
[No] om te stoppen met bewerken en het Creative Print menu af te sluiten.
Raak [Cancel] aan om terug te keren naar het Creative Print menu.
Opmerkingen
•Als het beeld wordt opgeslagen, moet u de printer niet uitschakelen of de “Memory
Stick” of PC card uit de sleuf verwijderen. De “Memory Stick” of PC card kan
worden beschadigd.
•Als de schrijfbeveiligingsstand van de “Memory Stick” of PC card is geactiveerd,
kunt u geen beelden op de “Memory Stick” of PC card opslaan.
• Zie pagina 86 voor de “Memory Stick” en pagina 89 voor de PC card.
37 NL
Geavanceerde printfuncties
1 Raak [Save] aan.
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
Een kaart maken
U kunt een geselecteerd bericht en ingevoerde berichten
toevoegen aan beelden en een originele briefkaart maken
zoals rechts wordt afgebeeld.
1
Raak [Card] aan in het Creative
Print hoofdmenu (pagina 36).
Het afdrukformaatkeuzescherm
verschijnt. Kies het gewenste
papierformaat.
2
Raak het pictogram van het
gewenste papierformaat aan.
Het scherm voor het kiezen van een
sjabloon van het gekozen
papierformaat verschijnt.
Als u “Postcard Size” selecteert
3
Raak de gewenste sjabloon aan.
Er verschijnt een voorbeeld van de
geselecteerde sjabloon.
Berichtengebied
Beeldgebied
Tekeninvoergebied
38 NL
4
Raak elk gebied op het voorbeeld aan waar u een bericht,
beelden of tekens wilt invoeren.
U kunt deze in willekeurige volgorde kiezen.
x Een bericht invoeren
1 Raak het wensgebied aan.
Het venster voor het kiezen van
een bericht verschijnt.
De berichten worden afgedrukt in
de kleur die wordt weergegeven
bij [Select Color]. Als u de kleur
wilt wijzigen, raakt u [Select
Color] aan om het venster voor
kleurselectie weer te geven. Raak
de gewenste kleur aan.
2 Raak het gewenste bericht aan.
Er wordt een voorbeeld weergegeven. Het geselecteerde bericht wordt
weergegeven in het berichtengebied in de gekozen kleur.
x Een beeld selecteren
Wanneer u een sjabloon selecteert met meerdere beelden, selecteert u een
beeld voor elke beeldgebied.
1 Plaats een “Memory Stick” of PC
card in de printer en raak een
beeldgebied aan.
De beeldenlijst verschijnt om een
beeld te kiezen.
Wordt vervolgd
39 NL
Geavanceerde printfuncties
De kleur van het bericht
wijzigen
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
2 Raak het gewenste beeld aan.
Het scherm voor het regelen van
beeldgrootte, positie, hoek en
helderheid verschijnt.
3 Raak de gewenste regelknop aan
en geef de instellingen op.
Items
Procedures
#/3
Als u 3 of # aanraakt, wordt het beeld vergroot of
verkleind. (Wanneer een beeld maximaal is vergroot
of verkleind, wordt het beeld niet verder vergroot of
verkleind.)
$/4/%/5
Raak $/4/%/5 aan om het beeld in de gewenste
richting te verplaatsen. U kunt ook het beeld in het
voorbeeld in de gewenste richting slepen.
/
Brightness
Als u
/
aanraakt, wordt het beeld 90º links- of
rechtsom gedraaid.
De schuiver voor het regelen van de helderheid wordt
weergegeven. Sleep de schuiver naar boven om het
beeld helderder te maken en naar beneden om het
beeld donkerder te maken. U kunt de schuiver ook
verplaatsen door de boven- of onderkant of [V]/[v]
op de rolbalk aan te raken. Raak [Enter] aan om de
instellingen vast te leggen en terug te keren naar het
scherm voor het instellen van het beeld.
4 Raak [Enter] aan.
Er wordt een voorbeeld weergegeven. Het geselecteerde beeld wordt
weergegeven in het beeldgebied. Wanneer u een sjabloon kiest met
meerdere beelden, moet u stap 1 tot en met 4 herhalen om de
resterende beelden voor elk beeldgebied te kiezen.
x Tekens invoeren
Wanneer u een sjabloon met tekens kiest, kunt u tekens invoeren. Raak het
tekeninvoergebied aan om het tekeninvoerscherm weer te geven. Zie
“Tekens invoeren” op pagina 50 voor informatie over het invoeren van
tekens.
40 NL
5
Controleer het voorbeeld.
U kunt het gemaakte beeld afdrukken
of opslaan (pagina’s 36-37).
U kunt een bepaalde kalender toevoegen aan een beeld
of beelden om een originele kalender te maken.
1
Raak [Calendar] aan in het Creative Print hoofdmenu (pagina 36).
Het afdrukformaatkeuzescherm verschijnt (pagina 38).
2
Raak het pictogram van het
gewenste papierformaat aan.
Het scherm voor het kiezen van een
kalendersjabloon van het gekozen
papierformaat verschijnt.
Als u “Postcard Size” selecteert
Wordt vervolgd
41 NL
Geavanceerde printfuncties
Een kalender maken
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
3
Raak de gewenste sjabloon aan.
Er verschijnt een voorbeeld van de geselecteerde sjabloon.
Beeldgebied
Kalendergebied
4
Raak elk gebied op het voorbeeld aan om de kalender in te
stellen en beelden toe te voegen.
U kunt deze in willekeurige volgorde kiezen.
x Een beeld selecteren
Raak het beeldgebied aan om een beeld te kiezen en in te stellen. Zie “Een
beeld selecteren” op pagina’s 39-40 voor meer informatie.
x Kalender instellen
1 Raak het kalendergebied aan.
Het kalenderinstelscherm
verschijnt.
2 Stel het beginjaar en de
beginmaand voor de kalender in
op de “Start Month” regel.
Raak het maandvak en [V]/[v]
aan om de maand in te stellen.
Stel het jaar op dezelfde manier
in.
3 Stel de eerste dag van de week in op de “Start Date” regel (uiterst links
op de kalender).
Raak [Sunday] of [Monday] aan.
4 Stel de kleur van de dagen in op de “Color of Day” regel.
Raak [Sun.in red/Sat.in blue] (zondagen in rood/zaterdagen in blauw)
of [Sunday in red] aan.
42 NL
5 Raak [Enter] aan
Er verschijnt een voorbeeld van de kalender. De gekozen kalender
verschijnt in de kalendergebied.
5
Controleer het voorbeeld.
U kunt het gemaakte beeld
afdrukken of opslaan (pagina’s
36-37).
Geavanceerde printfuncties
Een deelafdruk maken
U kunt een afdruk maken met 2, 4, 9, 13 of 16 deelbeelden.
4 deelbeelden
1
Raak [Split Image] aan in het Creative Print hoofdmenu (pagina
36).
Het afdrukformaatkeuzescherm verschijnt (pagina 38).
2
Raak het pictogram van het
gewenste papierformaat aan.
Het scherm voor het kiezen van een
deelbeeldsjabloon van het gekozen
papierformaat verschijnt.
Als u “Postcard Size” selecteert
Wordt vervolgd
43 NL
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
3
Raak de gewenste sjabloon aan.
Er verschijnt een voorbeeld van de
geselecteerde sjabloon.
4
Plaats een “Memory Stick” of
PC card in de printer en raak
een beeldgebied aan.
Wanneer u een sjabloon selecteert
met meerdere beelden, kunt u
vanuit elk beeldgebied kiezen.
5
Selecteer een beeld en pas dit aan.
Zie “Een beeld selecteren” op pagina’s 39-40 voor meer informatie over
het selecteren en aanpassen van een beeld.
6
Controleer het voorbeeld.
U kunt het gemaakte beeld afdrukken of opslaan (pagina’s 36-37).
Een sticker maken
U kunt een kader toevoegen aan elk 9-delig beeld om een
9-delige sticker te maken.
Opmerking
9-delige beeldstickers kunnen alleen worden gemaakt met papier van het formaat Small
(9 x 10 cm). Voordat u een sticker gaat maken, moet u 9-delig zelfklevend papier van het
formaat Small (9 x 10 cm) (SVM-30SW09) in de printer plaatsen.
1
Raak [Sticker] aan in het
Creative Print hoofdmenu
(pagina 36).
Het scherm voor het kiezen van een
stickersjabloon van het
papierformaat Small (9 x 10 cm)
verschijnt.
44 NL
2
Raak de gewenste 9-delige
sjabloon aan.
Er verschijnt een voorbeeld van de
geselecteerde sjabloon.
Geavanceerde printfuncties
3
Raak een beeldgebied aan.
Wanneer u een sjabloon selecteert
met meerdere beelden, kunt u
vanuit elk beeldgebied kiezen. Het
kaderkeuzescherm verschijnt.
4
Plaats een “Memory Stick” of
PC card in de printer en raak
het gewenste kader aan.
Het beeldkeuzescherm verschijnt.
5
Raak het gewenste beeld aan.
Het beeld wordt met het kader weergegeven. Het scherm voor het
instellen van het beeld verschijnt.
6
Pas het omkaderde beeld aan en raak vervolgens [Enter] aan.
Zie pagina 40 voor het aanpassen van beelden.
7
Herhaal stap 3 tot en met 6 om omkaderde beelden toe te
voegen aan de resterende beeldgebieden.
8
Controleer het voorbeeld.
U kunt het gemaakte beeld afdrukken of opslaan (pagina’s 36-37).
45 NL
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
Een indexafdruk maken
U kunt een indexafdruk maken van de beelden op de “Memory Stick” of PC
card. U kunt ook een titel voor de indexafdruk opgeven.
1
Raak [Index Print] aan in het Creative Print hoofdmenu (pagina
36).
Het afdrukformaatkeuzescherm verschijnt (pagina 38).
2
Raak het pictogram van het
gewenste papierformaat aan.
Het keuzescherm voor titels en
afdrukpatronen verschijnt.
Als u “Postcard Size” selecteert
3
Raak op de Title regel [On] aan om een titel toe te voegen of
[Off] om geen titel toe te voegen.
4
Raak het gewenste afdrukpatroon aan.
Patronen verschillen afhankelijk van het papierformaat en of u al dan niet
een titel invoert. Wanneer u bijvoorbeeld [10 x 8] kiest, worden 10
(horizontaal) keer 8 (verticaal) beelden afgedrukt op een vel printpapier.
5
Raak [Enter] aan.
Er verschijnt een voorbeeld van het geselecteerde patroon.
Titelgebied (alleen wanneer
u [On] selecteert voor de titel.)
Beeldgebied
46 NL
6
Raak elk gebied op het voorbeeld aan om een titel en
beeld(en) in te voeren.
U kunt deze in willekeurige volgorde kiezen.
x Een titel invoeren
Wanneer u [On] kiest voor de titel, kunt u tekens invoeren als een titel.
Raak het titelinvoergebied aan om het tekeninvoerscherm weer te geven.
Zie “Tekens invoeren” op pagina 50 voor informatie over het invoeren van
tekens.
Alle beelden worden standaard geselecteerd. U kunt alle beelden of alleen
geselecteerde beelden afdrukken.
•Als u alle beelden op een “Memory Stick” of PC card wilt afdrukken,
moet u het beeldgebied niet aanraken, maar doorgaan met stap 7.
•Als u alleen geselecteerde beelden wilt afdrukken, raakt u het
beeldgebied aan om het beeldkeuzevenster weer te geven. Raak de
geselecteerde beelden die u niet wilt afdrukken aan om de selectie te
annuleren. Raak [Back] aan om terug te keren naar het
voorbeeldscherm.
7
Controleer het voorbeeld en druk op de PRINT toets.
De indexlijst van de beelden op de “Memory Stick” of PC card wordt
afgedrukt met het geselecteerde patroon. Elk beeld wordt afgedrukt met
bijbehorend beeldnummer. Als de titel is ingevoerd, wordt de titel ook
afgedrukt. Als “Date Print” is geselecteerd, wordt de datum (jaar, maand
en dag) waarop het beeld is gemaakt of opgeslagen, ook afgedrukt met het
beeld.
Stoppen met afdrukken
Raak [Cancel] aan op het scherm. Als er meerdere exemplaren worden
afgedrukt, wordt het afdrukken geannuleerd vanaf de volgende afdruk.
Opmerkingen
•U kunt beelden die niet als miniaturen worden weergegeven in de lijst, niet
afdrukken omdat deze zijn beschadigd.
•Een opname wordt alleen afgedrukt wanneer het beeld een JPEG-bestand is dat is
opgenomen met de DCF-indeling (Design rule for Camera File system). Als u een
afdruk met de opnamedatum wilt maken, moet u beelden met de JPEGbestandsindeling opnemen.
47 NL
Geavanceerde printfuncties
x Een beeld selecteren
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
Beelden en tekens toevoegen aan een beeld (Tool)
U kunt [Tool] aanraken voor alle Creative Print submenu’s, behalve voor
Index Print, in het voorbeeldvenster om het Tool scherm weer te geven. Met
het Tool scherm kunt u beelden en tekens toevoegen op de gewenste positie op
een beeld. In elk Creative Print submenu, wordt hetzelfde tekeninvoerscherm
weergegeven als in het Tool scherm.
1
Raak [Tool] aan in het Creative
Print voorbeeldscherm.
Het Tool scherm verschijnt.
2
Raak de gewenste tool aan in
het Tools vak om tekeningen
te maken, stempels te zetten,
tekens in te voeren,
bijgesneden beelden toe te
voegen of berichten toe te
voegen in het voorbeeld.
Pictogrammen Tools
Potlood
Preview
Vak met tools
Functies
Het potloodscherm wordt weergegeven om een
tekening te maken op het voorbeeld. (Pagina 49)
Tekeninvoer Het tekeninvoerscherm wordt weergegeven om
tekens toe te voegen aan het voorbeeld. (Pagina 50)
48 NL
Stempel
Toont het stempelkeuzescherm voor de stempels.
(Pagina 53)
Bijsnijden
Toont het vormkeuzescherm om een wel of niet
bijgesneden geselecteerd beeld te plakken. (Pagina
54)
Bericht
Toont het berichtkeuzescherm voor de berichten.
(Pagina 55)
Save
Toont het dialoogvenster voor het kiezen van de
bestemming voor het opslaan van het bewerkte beeld.
Exit
Hiermee keert u terug naar het scherm dat werd
weergegeven voordat het Tool scherm is weergegeven.
Zie pagina’s 36 en 37 voor informatie over afdrukken, opslaan en andere
bewerkingen.
Tekeningen maken (
)
Met de potlood-tool kunt u een tekening maken op het voorbeeld.
1
Raak
(potlood) aan in het
Tool scherm (pagina 48).
Het potlood-tool scherm verschijnt.
2
Raak
(kleur) aan om de
kleur van de tekening te
kiezen.
3
Geavanceerde printfuncties
Het kleurkeuzescherm verschijnt.
Raak de gewenste kleurvak aan.
De aangeraakte kleur wordt gekozen
en het kleurkeuzescherm wordt
gesloten.
4
Raak
(dun),
(medium) of
(dik) aan om de lijndikte
van de tekening te kiezen.
5
Trek een streep op het voorbeeld.
De streep loopt vanaf het punt waar
u begint te tekenen tot het punt waar
u de aanraakpen van het scherm
haalt.
x Tekening annuleren
Raak [Cancel] aan. De gemaakte
tekening wordt van het voorbeeld
gewist.
x Tekening verplaatsen
Raak $/4/%/5 aan om de tekening in de gewenste richting te
verplaatsen.
Opmerking
Er kunnen beperkingen gelden voor de lijnlengte en/of het aantal lijnen. In dat
geval weerklinkt er een pieptoon.
Wordt vervolgd
49 NL
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
6
Raak [Enter] aan.
De gemaakte tekening wordt vastgelegd en in het voorbeeld geplakt. Het
Tool hoofdscherm verschijnt. U kunt een andere tool gebruiken, het
gemaakte beeld afdrukken of opslaan (pagina 48).
Tekens invoeren (
)
Met de teken-tool kunt u maximaal 5 regels tekens invoeren die op het
voorbeeld worden geplakt.
1
Raak
(tekeninvoer) aan
in het Tool scherm (pagina
48). U kunt ook het
tekeninvoergebied aanraken
in een Creative Print
voorbeeldscherm.
Kies kleur en lettertype (keuze uit 5
lettertypen) voor de tekens.
Tekeninvoervak
Het tekeninvoerscherm verschijnt.
2
Raak de tekens aan die u wilt
invoeren in de tekentabel.
De aangeraakte tekens worden
ingevoerd in het invoervak.
x Hoofdletter kiezen
Toetsenbord
Raak [Caps] aan om het hoofdlettertoetsenbord te laten verschijnen. Raak
vervolgens het gewenste teken aan. Raak [Caps] nogmaals aan om een
kleine letter in te voeren.
x Lettertype kiezen
De tekens worden ingevoerd in het lettertype dat
verschijnt naast [Font]. Om een ander lettertype te
kiezen, raakt u [Font] aan tot het gewenste lettertype
verschijnt.
x Kleur kiezen
De tekens worden ingevoerd in de kleur die verschijnt naast [Font color].
Als u een andere kleur wilt kiezen, raakt u [Font color] aan om het
kleurkeuzescherm weer te geven. Raak vervolgens het gewenste kleurvak
aan.
50 NL
x Regels wijzigen
Raak # aan om de volgende regel in te voeren. Als u wilt terugkeren naar
de vorige regel, raakt u [b] naast het tekeninvoervak herhaaldelijk aan
totdat de vorige regel wordt weergegeven. Als u naar de volgende regel
wilt gaan, raakt u [B] naast het tekeninvoervak herhaaldelijk aan totdat de
volgende regel wordt weergegeven.
x Een bericht invoeren
U kunt maximaal 200 tekens die u vaak gebruikt, registreren als bericht. U
kunt drie berichten als volgt registreren en laden:
2 Raak [Load/Save] aan.
Het dialoogvenster voor het registreren en opslaan van berichten wordt
weergegeven.
3 Raak [Save] aan.
Het berichtkeuzescherm verschijnt.
4 Raak het bericht aan waarvoor u de tekens wilt registreren.
De tekens worden opgeslagen als het geselecteerde bericht.
Raak de ruimte in het tekstvak
aan waar u het bericht wilt
invoeren en raak vervolgens
[Load/Save] aan om het bericht
op te geven in het invoervak.
Raak [Load] en vervolgens het
gewenste bericht aan. Het
geselecteerde bericht wordt
ingevoegd in het tekeninvoervak.
x Tekens in het invoervenster wissen of wijzigen
•Een teken vóór de cursor wissen
Raak [Delete] aan. Om een teken in het midden van het invoervak te
wijzigen, raakt u de spatie achter het teken dat u wilt wissen, aan en
raakt u vervolgens [Delete] aan. Als u [Delete] aanraakt, wordt het
teken vóór de cursor gewist.
•Tekens invoegen in het invoervenster
Raak de positie aan waar u tekens wilt invoegen in het invoervenster.
Voer vervolgens de tekens in.
Wordt vervolgd
51 NL
Geavanceerde printfuncties
1 Geef maximaal 200 tekens die u wilt registreren als bericht, op in het
invoervak.
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
3
Raak [Exit] aan.
Het tekeninvoerscherm wordt
gesloten en de ingevoerde tekens
worden in het voorbeeld geplakt.
4
Pas het formaat, de positie en
hoek van de tekens aan.
Items
Procedures
#/3
Als u 3 of # aanraakt, worden de tekens vergroot of
verkleind. (Wanneer de tekens maximaal zijn vergroot
of verkleind, worden de tekens niet verder vergroot of
verkleind.)
$/4/%/5
Raak $/4/%/5 aan om de tekens in de gewenste
richting te verplaatsen. U kunt de tekens in het
voorbeeld ook in de gewenste richting slepen.
/
Cancel
5
Als u
/
aanraakt, worden de tekens 90º links- of
rechtsom gedraaid.
De invoertekens worden gewist en het Tool
hoofdscherm wordt weergegeven.
Raak [Enter] aan.
De tekens worden vastgelegd in het voorbeeld. Het Tool hoofdscherm
verschijnt. U kunt een andere tool gebruiken, het gemaakte beeld
afdrukken of opslaan (pagina 48).
Opmerking
Als u [Enter] eenmaal hebt aangeraakt, kunt u de tekens niet meer verplaatsen of
verwijderen.
52 NL
Stempels aanbrengen (
)
Met de stempel-tool kunt u een bepaalde stempel op een voorbeeld plakken.
1
Raak
(stempel) aan in het
Tool scherm (pagina 48).
Het stempelkeuzescherm verschijnt.
2
Raak de gewenste stempel aan.
3
Geavanceerde printfuncties
De aangeraakte stempel wordt
gekozen en het stempelkeuzescherm
wordt gesloten.
Raak het voorbeeld aan op de
plaats waar u de stempel wilt
zetten.
De gekozen stempel wordt in het
voorbeeld geplakt.
4
Pas het formaat, de positie en
hoek van de stempel aan.
Zie stap 4 op pagina 52 voor meer
informatie over het aanpassen van
stempels.
5
Raak [Enter] aan.
De stempel wordt vastgelegd in het voorbeeld. Het Tool hoofdscherm
verschijnt. U kunt een andere tool gebruiken, het gemaakte beeld
afdrukken of opslaan (pagina 48).
Opmerking
Als u [Enter] eenmaal hebt aangeraakt, kunt u de stempel niet meer verplaatsen of
verwijderen.
Wordt vervolgd
53 NL
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
Bijgesneden beelden plakken (
)
Met de tool voor bijsnijden kunt u een wel of niet bijgesneden geselecteerd
beeld plakken.
1
Raak
(tool voor bijsnijden)
aan in het Tool scherm (pagina
48).
Het vormkeuzescherm verschijnt.
2
Plaats een “Memory Stick” of
PC card in de printer en raak
de gewenste vorm aan.
De beeldenlijst verschijnt om een
beeld te kiezen.
3
Raak het gewenste beeld aan.
Het beeld wordt weergegeven in de
geselecteerde vorm. Het scherm
voor het instellen van het beeld
verschijnt.
54 NL
4
Pas het bijgesneden beeld aan
en raak vervolgens [Enter] aan.
Zie pagina 40 voor meer informatie
over het aanpassen van beelden. Het
bijgesneden beeld wordt in het
voorbeeld geplakt.
De bewerking annuleren
5
Pas het formaat en de positie van het bijgesneden beeld aan.
Zie stap 4 op pagina 52 voor meer informatie over het aanpassen van
bijgesneden beelden.
6
Raak [Enter] aan.
Het bijgesneden beeld wordt vastgelegd in het voorbeeld. Het Tool
hoofdscherm verschijnt. U kunt een andere tool gebruiken, het gemaakte
beeld afdrukken of opslaan (pagina 48).
Opmerking
Als u [Enter] eenmaal hebt aangeraakt, kunt u het bijgesneden beeld niet meer
verplaatsen of verwijderen.
Berichten aanbrengen (
)
Met de bericht-tool kunt u een bepaald bericht in een voorbeeld plakken.
1
Raak
(bericht) aan in het
Tool scherm (pagina 48).
Het berichtkeuzescherm verschijnt.
Kleur van het bericht wijzigen
De berichten worden afgedrukt in de
kleur die wordt weergegeven bij [Select
Color]. Als u de kleur wilt wijzigen, raakt
u [Select Color] aan om het venster voor
kleurselectie weer te geven. Raak de
gewenste kleur aan.
Wordt vervolgd
55 NL
Geavanceerde printfuncties
Raak [Cancel] aan. Het bijgesneden beeld
wordt uit het voorbeeld gewist.
Diverse afdrukken maken (Creative Print)
2
Raak het gewenste bericht aan.
Het geselecteerde bericht wordt in
de geselecteerde kleur in het
voorbeeld geplakt.
De bewerking annuleren
Raak [Cancel] aan. Het bericht wordt uit
het voorbeeld gewist.
3
Pas het formaat, de positie en hoek van het bericht aan.
Zie stap 4 op pagina 52 voor meer informatie over het aanpassen van
stempels.
4
Raak [Enter] aan.
Het bericht wordt vastgelegd in het voorbeeld. Het Tool hoofdscherm
verschijnt. U kunt een andere tool gebruiken, het gemaakte beeld
afdrukken of opslaan (pagina 48).
Opmerking
Als u [Enter] eenmaal hebt aangeraakt, kunt u het bericht niet meer verplaatsen of
verwijderen.
56 NL
De printer instellen (MENU)
Wat u met het Menu zoal kunt doen
Via het Menu kunt u printerinstellingen wijzigen, het scherm instellen, een
diavoorstelling bekijken of beelden wissen.
Raak [Menu] op het
bedieningspaneel aan om het
Menu scherm te laten
verschijnen:
Items
Functies
Print Setting
Om de afdrukvoorkeuren te wijzigen, zoals de instellingen
voor Auto Fine Print 2, datumafdruk, afdrukafwerking
(afdruk met of zonder rand, glossy/texture afwerking) en
kleuren. (Pagina 58)
Options
Om klok en geluid in te stellen. U kunt ook het contrast van
het LCD-scherm aanpassen. (Pagina 61)
Slide Show
Om een diavoorstelling uit te voeren van de beelden op een
“Memory Stick” of PC card. (Pagina 63)
Delete Image
Om een bepaald beeld op een “Memory Stick” of PC card te
wissen of een “Memory Stick” te formatteren. (Pagina 64)
Het Menu verlaten
Raak [Exit] aan. Het scherm voor het Menu scherm keert terug.
Wordt vervolgd
57 NL
Geavanceerde printfuncties
Raak het gewenste Menu submenu aan en geef de instellingen op.
De printer instellen (MENU)
Afdrukvoorkeuren wijzigen (Print Setting)
Met het Print Setting kunt u de afdrukvoorkeuren wijzigen, zoals instellingen
voor Auto Fine Print 2, afdruk met of zonder rand, afdrukafwerking (glossy/
texture), datumafdruk en kleuren.
1
Raak [Print Setting] aan in het
Menu scherm (pagina 57).
Het Print Setting scherm verschijnt.
2
Raak de gewenste instelling
aan.
De gele cirkel geeft aan welke
instelling is geselecteerd.
(*: standaardinstellingen)
Opmerking
U kunt de menu-items die niet kunnen worden gewijzigd, niet selecteren.
Items
Instellingen
Inhoud
Auto Fine
Print 2
High/Low*
Het beeld wordt automatisch gecorrigeerd
zodat er kan worden afgedrukt met een
betere beeldkwaliteit. U kunt kiezen uit
“High” of “Low” voor het niveau van de
aanpassingen. Als “High” of “Low” is
geselecteerd, wordt een beeld dat met een
Exif Print compatibele digitale camera (Exif
2.2) is gemaakt, automatisch aangepast
voor de beste beeldkwaliteit. Daarna wordt
het beeld afgedrukt.
Opmerkingen
• Het beeld op het scherm wordt niet gecorrigeerd.
• Als u afdrukt vanaf een computer, werkt Auto
Fine Print 2 niet.
OFF
58 NL
Beelden worden afgedrukt zonder
aanpassingen.
Items
Instellingen
Inhoud
Borders
Yes
Beelden worden afgedrukt met rand.
Opmerking
Afhankelijk van het beeld worden de boven- en
onderrand of linker- en rechterrand wellicht
afgesneden en afgedrukt.
No*
Beelden worden afgedrukt zonder rand.
Date Print
Glossy*
Van beelden wordt een glansafdruk gemaakt.
Texture
Beelden worden zacht afgedrukt met een
ongelijkmatige afwerking.
On
Beelden worden afgedrukt met de
opnamedatum als deze beelden JPEGbestanden zijn die met de DCF-indeling
(Design rule for Camera File system) zijn
opgenomen (pagina 96). Als u een afdruk met
de opnamedatum wilt maken, moet u beelden
met de JPEG-bestandsindeling opnemen. Als
het beeld is opgeslagen nadat het is bewerkt
met de printer, wordt de opslagdatum
afgedrukt.
Opmerking
Om een datumafdruk te maken, moet u de klok
instellen (pagina 61).
Off*
Beelden worden afgedrukt zonder datum.
Wordt vervolgd
59 NL
Geavanceerde printfuncties
Opmerking
• U kunt geen afdrukken zonder rand maken op
papier van het formaat Small (9 x 10 cm).
• Als u een standaardbeeld van 4:3 afdrukt dat
met een digitale camera is gemaakt, worden de
boven- en onderkant van het beeld afgesneden
en wordt het afgedrukt als een 3:2 beeld.
De printer instellen (MENU)
3
Items
Instellingen
Color Setting
De reproductie van kleuren op de printer wordt
aangepast. Sleep de schuiver naar boven of naar
beneden of raak [+] of [-] op de rolbalk aan om een
hogere waarde in te stellen (+1, +2) of een lagere waarde
(-1, -2). (*R: 0/G:0/B:0)
R: De rode en blauwe elementen worden aangepast.
Hoe hoger u het niveau instelt, hoe roder het beeld
wordt alsof er rood licht wordt ontvangen. Hoe lager
u het niveau instelt, hoe donkerder het beeld wordt
met vervagend rood alsof er lichtblauw wordt
toegevoegd.
G: De groene en paarse elementen worden aangepast.
Hoe hoger u het niveau instelt, hoe groener het beeld
wordt alsof er groen licht wordt ontvangen. Hoe
lager u het niveau instelt, hoe donkerder het beeld
wordt met vervagend groen alsof er roodpaars wordt
toegevoegd.
B: De blauwe en gele elementen worden aangepast.
Hoe hoger u het niveau instelt, hoe blauwer het
beeld wordt alsof er blauw licht wordt ontvangen.
Hoe lager u het niveau instelt, hoe donkerder het
beeld wordt met vervagend blauw alsof er geel
wordt toegevoegd.
Raak [Back] aan.
Het Menu scherm verschijnt opnieuw.
Het Menu verlaten
Raak [Exit] aan. Het scherm voor het Menu scherm keert terug.
60 NL
Afdrukvoorkeuren wijzigen (Options)
U kunt de afdrukvoorkeuren wijzigen en het contrast van het LCD-scherm van
de printer aanpassen.
1
Raak [Options] aan in het
Menu scherm (pagina 57).
Het Options menu verschijnt.
Raak de gewenste instelling aan.
De gele cirkel geeft aan welke
instelling is geselecteerd.
(*: standaardinstellingen)
Opmerking
U kunt de menu-items die niet kunnen worden gewijzigd, niet selecteren.
Items
Instellingen
Beep
On*
De waarschuwings- en werkingspieptonen
zijn ingeschakeld.
Off
De waarschuwings- en werkingspieptonen
weerklinken niet.
Date/Clock
Setting
U kunt de interne klok instellen om de datum te
vermelden bij het beeld dat is opgeslagen op de “Memory
Stick” of PC card.
1 Raak [Setting] aan om naar de klokinstelstand te gaan.
2 Raak [v]/[V] aan om het jaar in te stellen.
Raak [v] aan om het getal te verhogen en [V] om het te
verlagen.
3 Raak het maandvak (voor NTSC) of het dagvak (voor PAL)
aan en raak [v]/[V] aan om de maand of dag in te stellen.
4 Stel de dag of de maand, de uren en de minuten op
dezelfde manier in.
5 Raak [Enter] aan om de interne klok te starten.
Opmerking
Als u het netsnoer loskoppelt, wordt de klokinstelling binnen een
paar uur ongeldig. In dit geval moet u de klok opnieuw instellen.
Wordt vervolgd
61 NL
Geavanceerde printfuncties
2
De printer instellen (MENU)
3
Items
Instellingen
Display Contrast
Sleep de schuiver of raak [b]/[B] of een willekeurige
plek op de balk aan om het contrastniveau voor het
LCD-scherm aan te passen. Het aangepaste niveau
wordt bewaard tot u het niveau wijzigt.
Raak [Back] aan.
Het Menu scherm verschijnt opnieuw.
Het Menu verlaten
Raak [Exit] aan. Het scherm voor het Menu scherm keert terug.
62 NL
Diavoorstelling bekijken
U kunt een diavoorstelling uitvoeren van de beelden die zijn opgeslagen op
een “Memory Stick” of PC card.
1
Raak [Slide Show] aan in het
Menu scherm (pagina 57).
Het Slide Show scherm verschijnt.
Raak op de Switch Time regel
[Fast] aan om beelden snel of
[Slow] om beelden traag op
elkaar te laten volgen.
3
Raak [Execute] aan.
De beelden op de “Memory Stick” of PC card worden achtereenvolgens en
met de gekozen tussentijd als diavoorstelling weergegeven.
Diavoorstelling stoppen
Raak het scherm aan. Het scherm voor de Menu keert terug.
Opmerkingen
•Als u bij Switch Time [Slow] selecteert, kan het langer duren voordat een beeld wordt
weergegeven. Dit hangt af van het beeld.
•U kunt de diavoorstelling niet bekijken als het Creative Print of Effect menu is
geselecteerd.
•U kunt beelden die niet als miniaturen worden weergegeven, niet weergeven in de
lijst omdat deze zijn beschadigd.
63 NL
Geavanceerde printfuncties
2
Beelden wissen
U kunt geselecteerde beelden op een “Memory Stick” of PC card wissen of een
“Memory Stick” formatteren.
Opmerkingen
• Tijdens het wissen of formatteren mag u het toestel niet uitzetten en de “Memory
Stick” of PC card niet uit de sleuf verwijderen. De “Memory Stick” of PC card kan
worden beschadigd.
• Als de schrijfbeveiligingsstand van een “Memory Stick” of PC card is ingeschakeld,
kunnen er geen beelden worden gewist en kan de “Memory Stick” niet worden
geformatteerd.
• Wanneer u [Delete Image] kiest, kunt u geen beelden wissen die zijn beveiligd of
vooringesteld door DPOF.
• Een gewist beeld kan niet worden hersteld. Controleer het beeld goed alvorens het te
wissen.
• Bij het formatteren van een “Memory Stick” worden alle bestanden gewist, inclusief
de beeldbestanden.
• U kunt een PC card niet formatteren.
• U kunt geen beeld wissen in de Creative Print of Effect stand.
• U kunt geen beelden wissen van de “Memory Stick-ROM”. U kunt deze ook niet
formatteren.
Geselecteerde beelden verwijderen
U kunt geselecteerde beelden wissen van de “Memory Stick” of PC card.
1
Raak [Delete Image] aan in het
Menu scherm (pagina 57).
Het Delete Image scherm verschijnt.
64 NL
2
Raak [Deleting Image] aan.
De beeldenlijst wordt weergegeven.
3
Raak het beeld aan dat u wilt
wissen.
Het geselecteerde beeld verschijnt
op een gele achtergrond met een
prullenbakpictogram. Als u
meerdere beelden wilt wissen,
herhaalt u deze stap.
4
Raak [Execute] aan.
Het bevestigingsdialoogvenster verschijnt.
5
Raak [Yes] aan om het geselecteerde beeld te wissen of [No]
om het wissen te annuleren.
Het geselecteerde beeld wordt gewist en de beeldenlijst verschijnt.
6
Raak [Exit] aan om het Menu te verlaten.
Het scherm voor het Menu scherm keert terug.
Een “Memory Stick” formatteren
U kunt een “Memory Stick” formatteren. Raak [Memory Stick Format] aan in
stap 2 van “Geselecteerde beelden verwijderen”. Wanneer het
bevestigingsdialoogvenster verschijnt, raakt u [Yes] aan om door te gaan met
formatteren of [No] om het formatteren te annuleren.
Opmerking
Als u een “Memory Stick” formatteert, worden alle beelden gewist.
65 NL
Geavanceerde printfuncties
Wissen annuleren
Raak [Exit] aan.
Afdrukken vanaf de computer
De printer gebruiken met Windows
Met de bijgeleverde DPP-EX7 printerdriver kunt u met de Digital Photo
Printer DPP-EX7 een beeld afdrukken vanaf de harde schijf van de computer.
Als u een beeld vanaf de computer wilt afdrukken, hebt u een in de handel
verkrijgbare afdruktoepassing nodig.
Systeemvereisten
Als u de bijgeleverde software wilt gebruiken, hebt u een computer nodig die
aan de volgende systeemvereisten voldoet:
Besturingssysteem:
Microsoft Windows 98/Windows 98SE/Windows
Me/Windows 2000 Professional/Windows XP
Home Edition/Windows XP Professional moeten
vooraf zijn geïnstalleerd.
Opmerking
Het besturingssysteem moet in de fabriek zijn geïnstalleerd.
We kunnen geen correcte werking garanderen voor de
bovenstaande systemen als deze zijn bijgewerkt van een
eerdere versie van Windows.
CPU:
RAM:
Harde schijfruimte:
Poort:
Drive:
MMX Pentium 233 MHz of hoger wordt aanbevolen.
64 MB of meer wordt aanbevolen.
200 MB of meer wordt aanbevolen. (afhankelijk van
het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken)
USB-poort standaard geïnstalleerd
CD-ROM drive (voor software installatie)
Opmerkingen
• We kunnen geen correcte printerwerking garanderen bij gebruik van een hub of
wanneer twee of meer USB-apparaten, zoals een andere printer, op de computer zijn
aangesloten.
• Wanneer twee of meer DPP-SV88/SV77/SV55/MP1/EX7/EX5 printers op de
computer zijn aangesloten, werkt de printer niet.
• De printer kan niet worden bediend vanaf een ander USB-apparaat.
• U moet de USB kabel niet verwijderen of aansluiten op de printer tijdens de
gegevenscommunicatie of het afdrukken. De printer functioneert dan wellicht niet goed.
• De printer ondersteunt de systeemwachtstand/slaapstand van de computer niet.
Tijdens het afdrukken moet u de computer niet in de systeemwachtstand/slaapstand
zetten.
• We kunnen geen correcte werking garanderen op alle computers die voldoen aan de
systeemvereisten.
66 NL
De printerdriver installeren
Installeer de printerdriver op de bijgeleverde CD-ROM op uw computer.
1
2
Zorg dat de printer niet is aangesloten op de computer.
Zet de computer aan en start Windows.
•Wanneer u in Windows® 2000 Professional de software installeert of
verwijdert, moet u zich bij Windows aanmelden met de gebruikersnaam
die hoort bij de gebruikersaccount “Beheerder” of “Hoofdgebruiker”.
•Wanneer u in Windows® XP Professional/Home Edition de software
installeert of verwijdert, moet u zich aanmelden met een gebruikersnaam
die hoort bij de gebruikersaccount “Beheerder van deze computer”.
• Sluit alle programma’s voordat u de software gaat installeren.
• In dit gedeelte worden de dialoogvensters van Windows XP Professional
weergegeven, tenzij iets anders wordt aangegeven. De installatieprocedures en
dialoogvensters die worden weergegeven, verschillen afhankelijk van het
besturingssysteem.
3
Plaats de bijgeleverde CD-ROM
in de CD-ROM drive van de
computer en dubbelklik op
“Setup”.
Opmerkingen
• Als u de printer aansluit op de computer voordat u de driver installeert, wordt
een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd de driver te
installeren. Als dit gebeurt, klikt u op “Annuleren” om het dialoogvenster te
sluiten. Vervolgens verwijdert u de printer van de computer en voert u de
installatieprocedure opnieuw uit.
• Als u de installatie halverwege annuleert, moet u de installatieprocedure
opnieuw uitvoeren vanaf stap 3.
• Als de installatie mislukt, verwijdert u de printer van de computer, start u de
computer opnieuw op en voert u de installatieprocedure opnieuw uit vanaf stap 3.
Wordt vervolgd
67 NL
Afdrukken vanaf de computer
Opmerkingen
De printer gebruiken met Windows
Het venster “Sony DPP-EX5/EX7
Setup” wordt weergegeven.
4
Klik op “Next” (Volgende) om
de installatie te starten.
De driverbestanden worden naar de
computer gekopieerd.
5
6
Klik op “Finish” (Voltooien).
7
Verwijder de bijgeleverde CDROM uit de CD-ROM drive van
de computer.
Bij Windows XP Home Edition
of XP Professional moet u de
CD-ROM in de computer laten
zitten. Bij andere
besturingssystemen moet u de
CD-ROM uit de computer
verwijderen.
Opmerking
Zet de printer aan voordat u deze aansluit.
8
Volg de instructies op het scherm om de printer te
configureren, afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem:
De printer wordt automatisch geconfigureerd.
Opmerkingen
• Als u de installatie halverwege annuleert, moet u de installatieprocedure opnieuw
uitvoeren vanaf stap 3.
• Als de installatie mislukt, verwijdert u de printer van de computer, start u de
computer opnieuw op en voert u de installatieprocedure opnieuw uit vanaf stap 3.
• Na de installatie is de “Sony DPP-EX7” niet ingesteld als standaardprinter. Stel de
gebruikte printer in voor elke toepassing.
• U hebt de bijgeleverde CD-ROM nodig wanneer u de printerdriver opnieuw wilt
installeren of verwijderen. Bewaar deze zorgvuldig voor toekomstig gebruik.
• Voordat u de printer gaat gebruiken, moet u het bestand Readme lezen (in de
Readme map van de CD-ROMcEnglish foldercReadme.txt).
68 NL
De installatie controleren
Open “Printers en faxapparaten” (alleen
voor Windows XP Home Edition/XP
Professional) of “Printers” vanuit
“Configuratiescherm”. Als de “Sony DPPEX7” in het “Printers en faxapparaten” of
“Printers” venster wordt weergegeven, is
de installatie van de DPP-EX7 geslaagd.
Als u Windows Me gebruikt
De “Add New Hardware Wizard” kan worden gestart tijdens de installatie.
Als dit gebeurt, voert u de volgende procedure uit om door te gaan met de
installatie:
Afdrukken vanaf de computer
1 Selecteer het keuzerondje
“Automatic search for a better
driver” en klik op “Next”
(Volgende). Plaats de bijgeleverde
CD-ROM in de CD-ROM drive
van de computer.
Er verschijnt een dialoogvenster
waarin de taal van de driver
wordt weergegeven.
2 Klik op de taal van de driver die u
wilt installeren en klik op “OK”.
3 Klik op “Finish” (Voltooien).
4 Verwijder de bijgeleverde CDROM uit de CD-ROM drive van
de computer.
Wordt vervolgd
69 NL
De printer gebruiken met Windows
De installatie van de software ongedaan maken
Wanneer u de software niet langer nodig hebt, kunt u deze als volgt van de
harde schijf van de computer verwijderen:
1
2
Koppel de USB kabel los van de printer en de computer.
3
Klik met de rechtermuisknop op “Sony DPP-EX7” in het “Printers
en faxapparaten” venster en kies “Verwijderen” in het snelmenu.
Open “Printers en faxapparaten” (alleen voor Windows XP Home
Edition/XP Professional) of “Printers” vanuit “Configuratiescherm”.
Het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven.
4
Klik op “Ja”.
De gewenste bestanden worden verwijderd van de harde schijf van de
computer.
Afdrukken vanuit een toepassing
U kunt de “Afdrukken” opdracht van een toepassing gebruiken om een beeld
op de computer af te drukken met de Digital Photo Printer DPP-EX7.
Als u Windows XP Home Edition/Professional gebruikt, kunt u My Pictures
gebruiken om een beeld af te drukken (pagina 73).
Opmerkingen
• Voordat u gaat afdrukken, moet u de printer en de computer verbinden via de
USB-poorten. Als u deze verbindt nadat het afdrukken is gestart, functioneren
de printer en de computer wellicht niet correct.
• In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen en handelingen met een
typische toepassing als voorbeeld. De afdrukinstellingen en handelingen kunnen
verschillen, afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg de handleiding van de
toepassing voor meer informatie.
• In dit gedeelte worden de dialoogvensters van Windows XP Professional weergegeven.
De vensters kunnen verschillen, afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem.
• Voor de juiste afdrukresultaten kunt u het beste een toepassing gebruiken waarmee u
een afdrukvoorbeeld kunt bekijken. Gebruik de toepassing om het beeldformaat in te
stellen op 1664 x 2466 (punten) voor het formaat Post Card (10 x 15 cm), 1464 x 2064
(punten) voor het formaat 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) en 1137 x 1516 (punten) voor het
formaat Small (9 x 10 cm). Ook moet u de resolutie instellen op 403 dpi. Zelfs na deze
aanpassingen is het mogelijk dat een beeld wordt afgesneden of dat de juiste
afdrukresultaten niet worden verkregen, afhankelijk van de gebruikte toepassing. Als
dit het geval is, moet u het beeldformaat verkleinen.
70 NL
1
Start de toepassing waarmee u wilt afdrukken en selecteer het
beeld dat u wilt afdrukken.
2
Kies “Printerinstelling” in het “Bestand” menu van de toepassing.
Het “Printerinstelling” dialoogvenster wordt weergegeven.
3
Stel de printer in.
Het dialoogvenster verschilt, afhankelijk
van de toepassing.
1 Klik op “Printer Setup”.
Het dialoogvenster “Page Setup”
wordt weergegeven.
Afdrukken vanaf de computer
2 Selecteer “Sony DPP-EX7” als de
naam van de printer.
3 Klik op “Properties”.
Het eigenschappenvenster voor
het document wordt
weergegeven.
4 Selecteer op het “Layout”
tabblad de afdrukstand voor het
beeld. Selecteer “Portrait” als u
het beeld staand (hoog) wilt
afdrukken of “Landscape” als u
het liggend (breed) wilt
afdrukken.
4
6
Wordt vervolgd
71 NL
De printer gebruiken met Windows
5 Klik op de “Paper Type” tab en
stel het papier in aan de hand
van het papierformaat waarop u
wilt afdrukken.
Paper Type
Selecteer het papierformaat “Post Card”, “3,5 x 5 inch” of
“Small” op basis van het papierformaat dat u wilt
gebruiken.
margin
Als u “Post Card” of “3,5 x 5 inch” als papierformaat
selecteert, kunt u de afdrukmarge selecteren uit “with
border” of “borderless”. (Als u “Small” papier selecteert,
kunt u niet zonder rand afdrukken.)
6 Klik nogmaals op de tab
“Layout” en klik op “Advanced
Options” in het dialoogvenster in
stap 4.
Het venster met geavanceerde
opties wordt weergegeven.
7 Geef de volgende instellingen
op:
OverCoat
U kunt de afwerking kiezen uit “Glossy” en “Texture”.
Color Correction U kunt de niveaus voor kleurtinten, dichtheid en
scherpte aanpassen.
4
72 NL
Klik op “OK”.
5
Kies “Afdrukken” in het
“Bestand” menu van de
toepassing.
Het “Afdrukken” dialoogvenster
wordt weergegeven.
6
Stel het afdrukbereik en het
aantal exemplaren in.
Page range
Number of copies Geef het gewenste aantal exemplaren op om af te
drukken.
Cancel
7
Het afdrukken stopt.
Klik op “Afdrukken”.
De printer begint af te drukken. De DPP-EX7 printermonitor wordt
weergegeven met de voortgang van het afdrukken.
Als u wilt afdrukken vanuit My Pictures (alleen voor Windows XP
Home Edition/Professional)
1 Plaats de beelden die u wilt afdrukken, in “My Pictures”.
2 Kies “My Pictures” in het “Start” menu.
Het “My Pictures” venster wordt weergegeven.
3 Selecteer de map die u wilt
afdrukken en klik op “Print this
picture”.
De wizard voor het afdrukken van
foto’s wordt weergegeven.
Wordt vervolgd
73 NL
Afdrukken vanaf de computer
Geef de begin- en eindpagina op. Selecteer “Alle” om
alle pagina’s af te drukken.
De printer gebruiken met Windows
4 Klik op “Next”.
Het venster voor beeldselectie wordt
weergegeven.
5 Schakel de selectievakjes in van de
beelden die u wilt afdrukken en klik
op “Next”.
Schakel de selectievakjes uit van de
beelden die u niet wilt afdrukken.
6 Selecteer “DPP-EX7” als de printer
die u wilt gebruiken en klik op
“Printing Preferences”.
Het venster met
documenteigenschappen in stap 4 op
pagina 71 wordt weergegeven.
Geef de indeling, papiersoort en
printergegevens op dezelfde manier op
als in stap 4 tot en met 7 op pagina
71 en 72.
7 Klik op “OK”.
De wizard voor het afdrukken van
foto’s wordt nogmaals weergegeven.
8 Klik op “Next”.
9 Selecteer de indeling en het aantal
exemplaren en klik op “Next”.
74 NL
De gegevens worden overgebracht
naar de printer om afgedrukt te
worden. Klik op “Cancel Printing” als
u het afdrukken wilt beëindigen.
10 Als het voltooiingsvenster van de
wizard voor het afdrukken van foto’s
wordt weergegeven, klikt u op
“Finish”.
Afdrukken stoppen
Klik op “Stoppen” of “Annuleren”.
De afdruktaak wordt geannuleerd en het dialoogvenster wordt gesloten.
Met gegevens in de wachtrij
1 Open “Printers en faxapparaten” (alleen voor Windows XP Home
Edition/XP Professional) of “Printers” vanuit “Configuratiescherm”.
2 Dubbelklik op het “Sony DPP-EX7” pictogram.
Het “Sony DPP-EX7” venster verschijnt. De documenten in de
afdrukwachtrij verschijnen in het venster.
3 Klik op het document waarvan u het afdrukken wilt stoppen.
4 Klik op “Stoppen” of “Annuleren” in het “Document” menu.
Het document wordt uit de lijst verwijderd en de afdruktaak wordt
geannuleerd. Raadpleeg de Windows documentatie voor meer informatie.
Opmerking
Als het afdrukken al is gestart en het papier al is ingevoerd, moet u de afdruktaak niet
annuleren. Hierdoor kan een papierstoring optreden. Wacht tot de afdruktaak is
voltooid.
75 NL
Afdrukken vanaf de computer
Met een afdrukdialoogvenster op het scherm
De printer gebruiken met Macintosh
Met de bijgeleverde DPP-EX7 printerdriver kunt u met de Digital Photo
Printer DPP-EX7 een beeld afdrukken vanaf de harde schijf van de computer.
Als u een beeld vanaf de computer wilt afdrukken, hebt u een in de handel
verkrijgbare afdruktoepassing nodig.
Systeemvereisten
Als u de bijgeleverde software wilt gebruiken, hebt u een Macintosh-computer
nodig die aan de volgende systeemvereisten voldoet.
Besturingssysteem:
Poort:
RAM:
Harde schijfruimte:
Drive:
Mac OS 8.6/9.0/9.1/9.2/X (v10.1/v10.2) moet
vooraf zijn geïnstalleerd.
USB-poort standaard geïnstalleerd
128 MB of meer wordt aanbevolen.
100 MB of meer wordt aanbevolen. (afhankelijk van
het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken)
CD-ROM drive (voor software installatie)
Opmerkingen
• We kunnen geen correcte printerwerking garanderen bij gebruik van een hub of
wanneer twee of meer USB-apparaten op de computer zijn aangesloten.
• Wanneer twee of meer DPP-SV88/SV77/SV55/MP1/EX7/EX5 printers op de
computer zijn aangesloten, werkt de printer niet.
• De printer kan niet worden bediend vanaf een ander USB-apparaat.
• U moet de USB kabel niet verwijderen of aansluiten op de printer tijdens de
gegevenscommunicatie of het afdrukken. De printer functioneert dan wellicht niet
goed.
• We kunnen geen correcte werking garanderen op alle computers die voldoen aan de
systeemvereisten.
76 NL
De printerdriver installeren
Bij gebruik van Mac OS 8.6/9.0/9.1/9.2
1
2
Zorg dat de printer niet is aangesloten op de computer.
Zet de Macintosh aan.
Opmerking
Sluit alle programma’s voordat u de software gaat installeren.
Plaats de bijgeleverde CD-ROM in de CD-ROM drive.
5
Selecteer de softwaretaal door
op de bijbehorende map op de
CD-ROM te dubbelklikken.
Afdrukken vanaf de computer
3
4
Dubbelklik op de “Mac OS 8.69.x” map.
De geselecteerde taalmap wordt
geopend.
6
Dubbelklik op “DPP-EX5/EX7
Installer”.
7
Klik op “Install” (Installeer).
De installatie wordt gestart. Als de
installatie is voltooid, wordt in een
dialoogvenster aangegeven dat de
installatie is geslaagd.
Wordt vervolgd
77 NL
De printer gebruiken met Macintosh
8
Verwijder de bijgeleverde
CD-ROM uit de CD-ROM drive van de computer.
Opmerkingen
• Als u de installatie halverwege annuleert, moet u de installatieprocedure opnieuw
uitvoeren vanaf stap 4.
• Als de installatie mislukt, verwijdert u de printer van de computer, start u de
computer opnieuw op en voert u de installatieprocedure opnieuw uit vanaf stap 4.
• U hebt de bijgeleverde CD-ROM nodig wanneer u de printerdriver opnieuw wilt
installeren of verwijderen. Bewaar deze zorgvuldig voor toekomstig gebruik.
De installatie van de printerdriver ongedaan maken
Als u de software niet langer nodig hebt, kunt u deze als volgt verwijderen:
Klik op “Uninstaller” in stap 6.
Bij gebruik van Mac OS X (v10.1/v10.2)
1
2
Zorg dat de printer niet is aangesloten op de computer.
Zet de Macintosh aan.
Opmerking
Sluit alle programma’s voordat u de software gaat installeren.
78 NL
3
4
Plaats de bijgeleverde CD-ROM in de CD-ROM drive.
5
Dubbelklik op “DPP-EX5/
EX7.pkg”.
Dubbelklik op de “Mac OS X
v10.1–10.2” map.
6
Klik op
.
Opmerkingen
Als u Mac OS X (v10.2) gebruikt, wordt
dit dialoogvenster wellicht niet
weergegeven.
7
Geef de naam en het
wachtwoord van de
computerbeheerder op en
klik op “OK”.
Afdrukken vanaf de computer
Neem contact op met de
computerbeheerder voor de naam
en het wachtwoord.
8
Klik op “Continue” (Ga door).
9
Klik op de locatie waarin u
de driver wilt installeren en
klik op “Continue” (Ga
door).
Wordt vervolgd
79 NL
De printer gebruiken met Macintosh
10 Klik op “Install” (Installeer).
De installatie wordt gestart. Als de
installatie is voltooid, wordt in een
dialoogvenster aangegeven dat de
installatie is geslaagd.
Opmerking
Als het stuurprogramma eerder is
geïnstalleerd, wordt “Upgrade”
weergegeven in plaats van “Install”. Als
u de vorige installatie-informatie wilt
verwijderen, moet u “/Library/
Receipts/DPPEX5_EX7.pkg”
verwijderen.
11 Klik op “Close” (Sluit).
12 Verwijder de bijgeleverde CDROM uit de CD-ROM drive van
de computer.
Opmerkingen
• Als u de installatie halverwege annuleert, moet u de installatieprocedure opnieuw
uitvoeren vanaf stap 4.
• Als de installatie mislukt, verwijdert u de printer van de computer, start u de
computer opnieuw op en voert u de installatieprocedure opnieuw uit vanaf stap 4.
• U hebt de bijgeleverde CD-ROM nodig wanneer u de printerdriver opnieuw wilt
installeren of verwijderen. Bewaar deze zorgvuldig voor toekomstig gebruik.
De installatie van de printerdriver ongedaan maken
Als u de software niet langer nodig hebt, kunt u deze als volgt verwijderen:
1
2
Koppel de USB kabel los van de printer en de computer.
Open “Print Center” (Afdrukbeheer), selecteer “DPP-EX7” in de
lijst met printers en klik op “Wis”.
Opmerking
“Print Center” bevindt zich in de “Utilities” map van de “Application” map.
80 NL
Afdrukken vanuit een toepassing
U kunt een toepassing gebruiken om beelden op de computer af te drukken
met de Digital Photo Printer DPP-EX7.
1
Sluit de printer aan op de computer en schakel de printer in.
De printer wordt dan herkend en is klaar voor afdrukken. Wanneer de
printer klaar is, wordt “DPP-EX7” weergegeven in de lijst met printers van
“Print Center”.
2
Start de toepassing waarmee u wilt afdrukken en selecteer het
beeld dat u wilt afdrukken.
Bij gebruik van Mac OS 9.x
Open “Kiezer” in het Apple-menu, klik op “DPP-EX7” en sluit de “Kiezer”.
3
Kies “Printerinstelling” in het
“Bestand” menu van de
toepassing.
Het “Printerinstelling”
dialoogvenster wordt weergegeven.
4
Selecteer de afdrukinstellingen.
Wordt vervolgd
81 NL
Afdrukken vanaf de computer
Opmerkingen
• Voordat u gaat afdrukken, moet u de printer en de computer verbinden via de
USB-poorten. Als u deze verbindt nadat het afdrukken is gestart, functioneren
de printer en de computer wellicht niet correct.
•In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen en handelingen met een
typische toepassing als voorbeeld. De afdrukinstellingen en handelingen kunnen
verschillen, afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg de handleiding van de
toepassing voor meer informatie.
•In dit gedeelte worden de dialoogvensters van Mac OS X (v10.2) weergegeven. De
vensters kunnen verschillen, afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem.
•Voor de juiste afdrukresultaten kunt u het beste een toepassing gebruiken waarmee u
een afdrukvoorbeeld kunt bekijken. Gebruik de toepassing om het beeldformaat in te
stellen op 1664 x 2466 (punten) voor het formaat Post Card (10 x 15 cm), 1464 x 2064
(punten) voor het formaat 3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) en 1137 x 1516 (punten) voor het
formaat Small (9 x 10 cm). Ook moet u de resolutie instellen op 403 dpi. Zelfs na deze
aanpassingen is het mogelijk dat een beeld wordt afgesneden of dat de juiste
afdrukresultaten niet worden verkregen, afhankelijk van de gebruikte toepassing. Als
dit het geval is, moet u het beeldformaat verkleinen.
De printer gebruiken met Macintosh
5
Instellingen
Selecteer “Page Attributes”.
Format for
Selecteer “DPP-EX7” in de vervolgkeuzelijst.
Paper Size
Selecteer een van de volgende papierformaten in de
vervolgkeuzelijst.
• Post card: als u papier van het formaat Post Card (10 x
15 cm) gebruikt om een afdruk met randen te maken.
• Post card (borderless): als u papier van het formaat
Post Card (10 x 15 cm) gebruikt om een afdruk zonder
randen te maken.
• 3,5 x 5 inch: als u papier van het formaat 3,5 x 5 inch (9
x 13 cm) gebruikt om een afdruk met randen te maken.
• 3,5 x 5 inch (borderless): als u papier van het formaat
3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) gebruikt om een afdruk zonder
randen te maken.
• Small: als u papier van het formaat Small (3,5 x 4 inch)
gebruikt om een afdruk met randen te maken.
Klik op “OK” om het dialoogvenster te sluiten en kies “Print”
in het “File” menu.
Het “Print” dialoogvenster wordt
weergegeven.
6
Selecteer het menu in de
vervolgkeuzelijst en geef de
afdrukinstellingen op.
Menu
Item
Copies & Pages Pages
Copies
Instelling
Selecteer “All” om alle pagina’s af te drukken.
Als u een gedeelte van de pagina’s wilt
afdrukken, geeft u de begin- en eindpagina
voor het afdrukken op.
Geef het gewenste aantal exemplaren op om af
te drukken.
Layout
Selecteer de afdrukstand.
General
Selecteer bij OverCoat “Glossy” of “Texture”.
Color Corrections U kunt de kleurtinten, dichtheid en scherpte aanpassen.
Preview
82 NL
Er verschijnt een voorbeeld van het beeld dat u wilt
afdrukken.
7
Klik op “Print”.
Het afdrukken begint. Klik op “Cancel” om het afdrukken te stoppen.
Opmerking
Als het afdrukken al is gestart en het papier al is ingevoerd, moet u de afdruktaak niet
annuleren. Hierdoor kan een papierstoring optreden. Wacht tot de afdruktaak is voltooid.
Als er een fout optreedt wanneer u afdrukt in Mac OS X (v10.1/
v10.2)
Voer de volgende procedure uit als er een fout optreedt.
1
Afdrukken vanaf de computer
Als het dialoogvenster
rechts wordt weergegeven,
klikt u op “Show Printer”
(v10.2)/“Show Queue”
(v10.1).
De beschrijving van de fout wordt
weergegeven.
2
• Afdrukken stoppen: klik op
[Delete Job].
• Afdrukken hervatten: klik op
[Stop Job].
Als u [Stop Job] selecteert, wordt het
volgende dialoogvenster
weergegeven.
3
Los de fout op en selecteer de
opdracht in de lijst. Klik op
“Resume” (v10.2)/“Retry”
(v10.1).
83 NL
Aanvullende informatie
Voorzorgsmaatregelen
Veiligheid
• Laat de printer uitsluitend werken
op 220 tot 240 V AC, 50/60 Hz.
• Voorkom dat er zware voorwerpen
op het netsnoer staan of vallen, of
dat het netsnoer op een andere
manier wordt beschadigd. Gebruik
deze printer nooit met een
beschadigd netsnoer.
• Indien er een voorwerp of vloeistof
in de behuizing terechtkomt, moet u
de stekker uit het stopcontact
trekken en de printer laten nakijken
door een deskundige alvorens hem
weer in gebruik te nemen.
• Demonteer nooit de printer.
• Voor het verwijderen van het
netsnoer uit het stopcontact, dient u
aan de stekker te trekken. Trek nooit
aan het snoer.
• Trek de stekker uit het stopcontact
wanneer de printer gedurende lange
tijd niet zal worden gebruikt.
• Behandel de printer omzichtig.
• Om elektrocutiegevaar te beperken
moet u altijd de stekker uit het
stopcontact trekken alvorens de
printer te reinigen en na te kijken.
• Let op dat het LCD van de printer niet
wordt gekrast noch beschadigd.
Gebruik altijd de meegeleverde
aanraakpen of een aanwijzer met
plastic punt om het scherm aan te
raken. Gebruik nooit een echte pen,
een potlood of ander puntig voorwerp
om het scherm aan te raken.
84 NL
• Het scherm van de printer is van
glas. Laat uw printer niet vallen en
stel hem ook niet bloot aan sterke
schokken.
Installatie
• Plaats de printer niet op een plek
waar hij is blootgesteld aan:
– trillingen
– hoge vochtigheid
– overmatig stof
– directe zonnestraling
– extreem hoge of lage
temperaturen
• Gebruik geen elektrische apparatuur
in de buurt van de printer.
Elektromagnetische velden verstoren
de werking van de printer.
• De printer is ontworpen om
horizontaal te functioneren. Probeer
de printer nooit te laten werken in
een schuine positie.
• Plaats geen zware voorwerpen op de
printer.
• Laat voldoende ruimte rond de
printer zodat de ventilatieopeningen
niet zijn afgesloten. Wanneer die zijn
afgesloten, kan de temperatuur in
het toestel te hoog oplopen.
Condensvorming
Reiniging
Als de printer direct van een koude in
een warme ruimte wordt gebracht of in
een extreem warme of vochtige ruimte is
geplaatst, kan er vocht in condenseren.
De printer zal dan wellicht niet naar
behoren functioneren en kan zelfs defect
raken als u hem blijft gebruiken. Als er
condensvorming optreedt, zet dan de
printer af en gebruik hem niet
gedurende minstens een uur.
Reinig de behuizing, het voorpaneel en
de bedieningselementen met een zachte
droge doek of een zachte doek die
lichtjes is bevochtigd met een mild
zeepsopje. Gebruik geen oplosmiddelen
zoals alcohol of benzine, aangezien die
de afwerking kunnen aantasten.
(Zie pagina 12 voor het reinigen van het
LC-display.)
Kopieerbeperkingen
Transport
Bij het kopiëren van documenten met de
printer, dient u in het bijzonder rekening
te houden met het volgende:
• Het kopiëren van bankbiljetten,
munten of effecten is bij wet
verboden.
• Het kopiëren van blanco certificaten,
bewijzen, paspoorten, aandelen of
ongebruikte postzegels is eveneens
bij wet verboden.
• Televisieprogramma’s, films,
videocassettes, foto’s en ander
materiaal kan auteursrechtelijk zijn
beschermd. Het ongeoorloofd
afdrukken van dergelijk materiaal
kan in strijd zijn met de wet op de
auteursrechten.
85 NL
Aanvullende informatie
Wanneer u de printer transporteert, haal
dan de print cartridge, de papierlade, de
“Memory Stick” of PC card uit de
printer en berg printer en
randapparatuur op in de originele doos
met de beschermende verpakking.
Indien u niet meer over de originele
doos en verpakking beschikt, dient u
ander beschermend materiaal te
gebruiken om te voorkomen dat het
toestel tijdens het transport wordt
beschadigd.
Betreffende de “Memory Stick”
Wat is een “Memory Stick”?
“Memory Stick” is een klein, lichtgewicht,
geavanceerd opslagmedium met een
grotere opslagcapaciteit dan een diskette.
U kunt de “Memory Stick” gebruiken om
gegevens uit te wisselen tussen apparaten
die geschikt zijn voor “Memory Stick”.
Bovendien kunt u de “Memory Stick”
gebruiken als uitneembaar extern
opslagmedium om uw gegevens te
bewaren.
Types “Memory Stick”
De volgende types “Memory Stick” zijn
beschikbaar voor uiteenlopende doelen.
• “Memory Stick”: Op “Memory
Stick” kunt u alle soorten gegevens
opslaan, behalve die waarvoor de
“MagicGate” copyrightbeveiligingstechnologie nodig is.
• “Memory Stick (with memory
select function)”: De “Memory
Stick” met de Memory Select functie
is voorzien van meerdere
geheugeneenheden van 128 MB.
Deze kunnen door de gebruiker
worden geselecteerd met een
mechanische schakelaar op de
achterkant van de Memory Stick.
Met elke geheugeneenheid kunt u
verschillende typen gegevens
categoriseren. U kunt niet meerdere
geheugeneenheden tegelijkertijd of
doorlopend selecteren.
• “MagicGate Memory Stick”:
“MagicGate Memory Stick “
gebruikt de “MagicGate” copyrightbeveiligingstechnologie.
86 NL
• “Memory Stick PRO”: “Memory
Stick PRO” gebruikt de
copyrightbeveilingstechnologie van
“MagicGate” en kan alleen worden
gebruikt met apparaten die geschikt
zijn voor “Memory Stick PRO”.
• “Memory Stick-ROM”: “Memory
Stick-ROM” is een alleen-lezen
“Memory Stick” waarop de gegevens
worden bewaard. U kunt de
bijbehorende gegevens niet opslaan
of verwijderen.
“Memory Stick Duo”
“Memory Stick Duo” is kleiner dan de
standaard “Memory Stick”. Als u de
“Memory Stick Duo” in de Memory
Stick Duo adapter plaatst, is deze even
groot als de standaard “Memory Stick”
en kunt u de “Memory Stick Duo”
gebruiken met apparaten die geschikt
zijn voor de “Memory Stick”.
• Wanneer u de “Memory Stick Duo” op
de printer gebruikt, moet u de
“Memory Stick Duo” in de “Memory
Stick Duo” adapter plaatsen en
vervolgens de adapter met de “Memory
Stick Duo” in de printer plaatsen.
• Voordat u de “Memory Stick Duo” gaat
gebruiken, moet u controleren of u de
“Memory Stick Duo” in de juiste
richting hebt geplaatst. Als u deze
verkeert plaatst, kunnen de “Memory
Stick Duo” en de printer worden
beschadigd.
• Plaats de “Memory Stick Duo” adapter
nooit zonder “Memory Stick Duo” in
een apparaat dat geschikt is voor de
“Memory Stick”. Als u dit wel doet,
kan het apparaat worden beschadigd.
Types “Memory Stick” die
geschikt zijn voor de printer
Met de printer kunt u de volgende
handelingen uitvoeren voor de
verschillende typen “Memory Stick”:
Schrijven/
Verwijderen/
Formatteren
OK
OK
“MagicGate Memory
Stick”/“MagicGate
Memory Stick Duo”*2
OK*1
OK*1
“Memory Stick PRO”
OK*1
OK*1
“Memory Stick-ROM”
OK
NEE
“Memory Stick”/
“Memory Stick (with
memory select
function)”/“Memory
Stick Duo”*2
*1 De printer kan gegevens die afhankelijk zijn van
“MagicGate”-copyrightbeveiliging niet lezen en/of
schrijven.
*2 Gebruik de adapter die is ontworpen voor de
“Memory Stick Duo” die u gebruikt.
De werking wordt niet gegarandeerd voor alle typen
“Memory Stick”.
Betreffende lees-/schrijfsnelheid
voor gegevens
De lees-/schrijfsnelheid voor gegevens
verschilt, afhankelijk van de combinatie
van “Memory Stick” en het gebruikte
apparaat.
“MagicGate” is de copyrightbeveiligingstechnologie die functioneert
als zowel de “Memory Stick” als het
apparaat deze technologie gebruiken. Het
apparaat dat geschikt is voor “MagicGate”
en de “MagicGate Memory Stick”
bevestigen dat beide de “MagicGate”
technologie gebruiken en coderen de
gegevens die worden uitgewisseld.
De printer ondersteunt de “MagicGate”
standaard niet en kan gegevens die
afhankelijk zijn van de “MagicGate”
copyright-beveiliging, niet lezen of
schrijven.
Opmerkingen bij het
gebruik
• Wanneer u de
schrijfbeveiligingsschakelaar naar de
schrijfbeveiligingsstand schuift, kunt
u de gegevens niet opnemen,
bewerken of verwijderen.
• Gebruik een voorwerp met een
smalle punt als u de
schrijfbeveiligingsschakelaar op de
“Memory Stick Duo” verschuift.
Aansluiting
Schrijfstand
LOCK
Schrijfbeveiligingsstand
LOCK
Plaats het label hier
Wordt vervolgd
87 NL
Aanvullende informatie
Lezen
Wat is “MagicGate”?
Betreffende de “Memory Stick”
• Verwijder de “Memory Stick” niet
uit de printer als de printer gegevens
leest of schrijft.
• Gegevens kunnen worden
beschadigd als:
– de “Memory Stick” wordt
verwijderd of de printer wordt
uitgeschakeld terwijl deze de
gegevens op de “Memory Stick”
leest of schrijft.
– de “Memory Stick” wordt gebruikt
op een locatie waar deze wordt
blootgesteld aan elektrostatische of
elektronische ruis.
• U kunt het beste een reservekopie
van belangrijke gegevens maken.
• Bevestig het label voor de “Memory
Stick” alleen op de plaats die voor
het label is bestemd.
• Wanneer u het label bevestigt, moet
u dit bevestigen op de plaats die
voor het label is bestemd. Zorg dat
het label niet overlapt.
• Bewaar de “Memory Stick” in het
originele doosje om belangrijke
gegevens te beschermen.
• Raak de aansluiting van de
“Memory Stick” niet aan en breng
deze niet in contact met een metalen
voorwerp.
• De “Memory Stick” niet laten vallen,
buigen of blootstellen aan schokken.
• De “Memory Stick” niet demonteren
of aanpassen.
88 NL
• Geen vloeistoffen op de “Memory
Stick” morsen en deze ook niet
gebruiken op plaatsen met een hoge
vochtigheidsgraad.
• De “Memory Stick” niet gebruiken
of bewaren op een plaats waar deze
wordt blootgesteld aan:
– zeer hoge temperaturen, zoals in het
hete interieur van een auto, buiten
in de volle zon of in de buurt van
een verwarmingsapparaat;
– direct zonlicht;
– hoge vochtigheid;
– corrosieve stoffen.
• Formatteer de “Memory Stick” met
de formatteerfunctie van de printer
of de digitale camera. Als u een
“Memory Stick” formatteert met de
computer, worden beelden wellicht
niet correct weergegeven.
Betreffende de PC card
De printer kan een PC card (PCMCIA
ATA compatibele flash-geheugenkaart
type II met een voedingsspanning van
5V of 3,3/5V) lezen en schrijven. Met
behulp van een in de handel
verkrijgbare PC card adapter kunt u ook
Smart Media en andere typen compacte
flash-geheugenkaarten gebruiken.
Opmerkingen bij het
gebruik
– magnetische velden.
• Bewaar de PC card in het originele
doosje om belangrijke gegevens te
beschermen.
• Haal de PC card niet uit de sleuf en
schakel de printer niet uit wanneer
de printer een PC card leest. Als u dit
toch doet, kunnen gegevens
onleesbaar worden.
• Maak bij een compacte flash-kaart of
Smart Media gebruik van een in de
handel verkrijgbare PC card adapter
die compatibel is met de kaart. Plaats
de kaart in de adapter en steek deze
vervolgens in de printer. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de PC
card adapter voor meer informatie
over het installeren van de kaart en
adapter.
• Plaats of verwijder de compacte
flash-kaart of Smart Media niet in of
uit de PC card adapter als de PC
card adapter in de printer is
geplaatst. Anders kunnen de
gegevens onleesbaar worden.
– direct zonlicht;
– hoge vochtigheid;
– corrosieve stoffen;
– overmatig stof;
89 NL
Aanvullende informatie
• PC cards met een voedingsspanning
van 3 V (3.3 V) zijn niet geschikt.
• Plaats geen andere PC cards in de
sleuf van de printer. De printer kan
hierdoor worden beschadigd.
• De PC card niet laten vallen, buigen
of blootstellen aan schokken.
• De PC card niet demonteren of
aanpassen.
• Mors geen vloeistoffen op de PC
card en gebruik deze niet op plaatsen
met een hoge vochtigheidsgraad.
Anders kunnen de gegevens
onleesbaar worden.
• De PC card niet gebruiken of
bewaren op een plaats waar deze
wordt blootgesteld aan:
– zeer hoge temperaturen, zoals in het
hete interieur van een auto, buiten
in de volle zon of in de buurt van
een verwarmingsapparaat;
– elektrostatische of elektronische
ruis;
Verhelpen van storingen
Mocht u problemen met de werking of
de bediening van de printer hebben,
doorloop dan eerst de onderstaande lijst
met controlepunten. Als het probleem
daarmee niet is opgelost, raadpleeg dan
uw Sony dealer.
Raadpleeg ook de handleiding van de
computer wanneer u vanaf uw
computer print.
De printer werkt niet nadat deze is
ingeschakeld.
m Steek de stekker in een stopcontact.
Er verschijnen geen beelden op het
LCD van de printer.
m Breng een “Memory Stick” of PC
card in op de juiste manier.
Controleer of de beelden opgenomen
met een digitale camera of andere
apparatuur worden opgenomen.
m Controleer of de PC
ingangsindicator niet brandt.
m Druk op de INPUT SELECT toets
om de “MEMORY STICK” of PC
CARD indicator in te schakelen.
Geen afdruk.
m Plaats de juiste set print cartridge en
printpapier.
m Controleer of er papier in de
papierlade zit.
m De printkop kan oververhit zijn.
Laat de printer staan tot de kop is
afgekoeld en de printer weer
afdrukt.
m Verwijder eventueel geklemd
papier.
90 NL
Een beeld in de miniaturenlijst
wordt niet goed weergegeven of
afgedrukt.
m Indien het beeld verschijnt maar niet
wordt afgedrukt, is het printbestand
beschadigd.
m Indien de rechts
afgebeelde aanduiding
in de beeldenlijst staat,
is het beeld een JPEGbestand dat is gemaakt
met uw computer of
zijn de
miniatuurgegevens van
het beeld beschadigd.
Raak de aanduiding aan. Als er een
voorbeeld verschijnt, kunt u het
beeld afdrukken. Indien dezelfde
aanduiding opnieuw verschijnt als
voorbeeld, is het bestandsformaat
niet compatibel met de DPP-EX7 of
is het beeld zelf beschadigd.
m Een beeld dat is beschadigd of
waarmee een probleem is, verschijnt
niet in de lijst. Er verschijnt een
bestandsfoutbericht in het
uitleesvenster. Wanneer er geen
beelden zijn opgeslagen op de
“Memory Stick” of PC card,
verschijnt het bericht “no file” in het
uitleesvenster.
m Indien een beeld niet compatibel is
met DCF (Design rule for Camera
File system), kan het mogelijk niet
met de printer worden afgedrukt,
ook al verschijnt het op de PC
monitor.
m De printer kan maximaal 9.999
beeldbestanden verwerken en
tonen. Indien een “Memory Stick”
of PC card meer dan 9.999 beelden
bevat, kunnen de overige beelden
worden getoond en verwerkt met de
computer.
m De breedte/hoogte-verhouding van
een opgenomen beeld verschilt
volgens het type digitale camera
zodat het beeld eventueel niet op de
volledig bedrukbare oppervlakte
wordt afgedrukt.
m Bij sommige digitale camera’s kan
een beeld verticaal worden uitgerekt
wanneer het met de digitale camera
werd geroteerd of bewerkt. Dat ligt
niet aan de printer maar komt
doordat het beeld met de digitale
camera werd bewerkt.
m Sommige PC card adaptertypes die
niet compatibel zijn met PCMCIA
ATA kunnen niet met de printer
worden gebruikt.
Er weerklinkt een pieptoon.
m Controleer of u de procedures
correct uitvoert.
De print cartridge kan niet worden
verwijderd.
m Zet de printer uit en weer aan.
Probeer de cartridge te verwijderen
nadat het motorgeluid is gestopt.
Als het probleem zo niet wordt
opgelost, neemt u contact op met de
onderhoudsdienst van Sony of met
uw Sony dealer.
De
of
indicator brandt of er
verschijnt een foutbericht.
m Volg de instructies op het scherm.
De afgedrukte beelden bevatten
een witte streep of witte punten.
m De printkop of de papierbaan kan
vuil zijn. Gebruik de meegeleverde
reinigingsset om de kop en de baan
te reinigen (pagina 92).
Wordt vervolgd
91 NL
Aanvullende informatie
m Bij sommige digitale camera’s
verschijnen voorbeelden samen met
de primaire beelden in de
miniatuurlijst. De afdrukkwaliteit
van voorbeelden is niet zo goed als
die van primaire beelden. Merk op
dat bij het wissen van voorbeelden
de gegevens voor de primaire
beelden kunnen worden
beschadigd.
mWanneer u een beeldbestand op de
computer een (nieuwe) naam geeft
en de bestandsnaam andere tekens
dan alfanumerieke tekens bevat,
wordt de bestandsnaam of het beeld
wellicht niet goed weergegeven
(leesfout) op de printer.
Verhelpen van storingen
Als het papier vastloopt
Als het papier vastloopt, licht de
indicator (papierfout) op en wordt een
foutbericht weergegeven. Het afdrukken stopt. Schakel de printer uit en
verwijder het vastgelopen papier uit de papieruitvoer of haal de papierlade uit
de printer om het vastgelopen papier te verwijderen.
Haal de papierlade uit de
printer om het vastgelopen
papier te verwijderen.
Trek het
vastgelopen
papier
langzaam uit
de printer.
Opmerking
Als u het vastgelopen papier niet kunt verwijderen, neemt u contact op met uw Sony
dealer.
De binnenkant van de printer reinigen
Als er witte strepen of punten worden afgedrukt op de beelden, moet u de
bijgeleverde reinigingscartridge en het reinigingspapier gebruiken om de
binnenkant van de printer te reinigen.
Opmerkingen
•Reinig de printer alleen als er witte strepen of punten worden afgedrukt.
• Als u de juiste afdrukprestaties kunt verkrijgen, helpt reinigen niet om de kwaliteit
van het afgedrukte beeld te verbeteren.
• Met de bijgeleverde reinigingsset kunt u de printer maximaal 20 keer reinigen. Hoe
vaker u de printer reinigt, hoe minder effect het reinigingspapier heeft.
• Plaats het reinigingspapier niet op het afdrukpapier. Dit kan een papierstoring of
andere problemen veroorzaken.
• Als reinigen niet helpt om de kwaliteit van het afgedrukte beeld te verbeteren, moet
u de printer een aantal keren reinigen.
• U kunt de printer ook reinigen met het beschermvel in de printset die voor de DPPEX7 is bedoeld. Als u het beschermvel wilt gebruiken voor reiniging, plaatst u het
papier met de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
92 NL
Open de klep van de cartridgehouder en verwijder de
printcartridge (pagina 18).
2
Plaats de bijgeleverde
reinigingscartridge (wit)
in de printer en sluit de
klep van de
cartridgehouder.
3
Verwijder de papierlade uit de printer. Als de lade papier
bevat, moet u het papier uit de lade verwijderen.
4
Verwijder de adapter voor
papier van het formaat
3,5 x 5 inch en zet het
tussenschot omhoog.
Plaats het bijgeleverde
reinigingspapier met de
onbedrukte zijde naar
boven en het pijltje in
dezelfde richting als het
pijltje in de lade. Plaats
het papier achter het
tussenschot.
5
Pijlen op de
achterkant
adapter voor
papier van
het formaat
3,5 x 5 inch
Tussenschot
Plaats de papierlade in de printer en druk op PRINT.
De binnenkant van de printer wordt gereinigd met de reinigingscartridge
en het reinigingspapier. Als het reinigen is voltooid, wordt het
reinigingspapier automatisch uitgevoerd.
6
Verwijder de reinigingscartridge en het reinigingspapier uit de
printer en plaats de printcartridge en het gewone papier terug.
Bewaar de reinigingscartridge en het reinigingspapier bij elkaar. Met een
vel reinigingspapier kunt u de printer maximaal 20 keer reinigen.
93 NL
Aanvullende informatie
1
Technische gegevens
Printsysteem
Dye-sublimation afdruksysteem (Geel/
Magenta/Cyaan 3 beurten)
Resolutie
403 (H) x 403 (V) dpi
Beeldverwerking per punt
256 niveaus (8 bits voor Geel/Magenta/
Cyaan), ong. 16.770.000 kleuren
Afdrukformaat
Post Card (10 x 15 cm) formaat:
101,6 x 152,4 mm (maximaal,
zonder rand))
3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) formaat:
89 x 127 mm
(maximaal, zonder rand)
Small (9 x 10 cm) formaat:
71,7 x 95,5 mm (maximaal)
Afdruktijd (per vel)
Post Card (10 x 15 cm) formaat:
ong. 90 seconden
3,5 x 5 inch (9 x 13 cm) formaat:
ong. 75 seconden
Small (9 x 10 cm) formaat:
ong. 60 seconden
(exclusief de tijd voor
gegevensverwerking en -overdracht
vanaf de computer of “Memory
Stick”)
Ingangs-/uitgangsaansluitingen
USB aansluiting (1)
Sleuf
“Memory Stick” sleuf (1)
PC CARD sleuf (PCMCIA II) (1)
94 NL
Compatibele beeldbestandsformaten*1
DCF*2: Exif Ver. 2.1/2.2*3, compatibel
met JPEG, TIFF4-RGB
(niet-gecomprimeerd)
JPEG: 4:4:4, 4:2:2, 4:2:0 (baseline JPEG)
BMP: 24-bits volledige kleuren,
Windows formaat
JFIF
(Sommige versies van de
bestandsformaten zijn wellicht niet
compatibel.)
Beeldbestandsformaten
DCF-compatibele: Exif Ver. 2.2, JPEGcompatibel
Maximumaantal pixels dat kan worden
verwerkt
JPEG: 6.400 (H) x 4.800 (V)
BMP: 5.400 (H) x 4.050 (V)
TIFF: 4.800 (H) x 3.600 (V)
Maximumaantal te verwerken bestanden
9999 bestanden per “Memory Stick” of
PC card
Print cartridge/Printpapier
Zie “Printset klaarmaken” op pagina 17.
LCD-display
3,8 inch transparant STN kleurendisplay
320 x 240 x RGB
Voedingseisen
220 - 240 V AC, 50/60 Hz, 0,6A
(voor gebruikers van 220 tot 240 V)
Stroomverbruik (standby mode)
Ongeveer 1 W
Werkingstemperatuur
5 °C tot 35 °C
Afmetingen
Ong. 242 x 87 x 267 mm
(b/h/d, zonder uitstekende onderdelen)
(363 mm diep wanneer de papierlade is
geïnstalleerd)
Gewicht
Ong. 2,4 kg
(zonder papierlade van 0,1 kg)
Meegeleverd toebehoren
*1: Bepaalde speciale bestandstypen zijn
niet compatibel.
*2: “DCF” is een afkorting van Design rule
for Camera File system.
*3: “Exif” is een bestandsindeling voor
beelden. Deze indeling bevat de
beeldgegevens samen met
miniatuurgegevens die u kunt bekijken,
gegevens over de opnamedatum en
gegevens over de opnameomstandigheden.
*4: Voor een TIFF-bestand zijn wellicht
minder printerfuncties beschikbaar.
Zie “Printer uitpakken” op pagina 8.
Wijzigingen in ontwerp en technische
gegevens voorbehouden zonder
voorafgaande kennisgeving.
Aanvullende informatie
Startpagina voor klantenondersteuning
De meest recente ondersteuningsinformatie is beschikbaar op de
volgende startpagina’s:
Voor klanten in de Verenigde Staten:
http://www.sel.sony.com/SEL/service/conselec/
Voor klanten in Canada:
http://www.sony.ca/service
Voor klanten in Europa:
http://www.sony-imaging.com/support
Voor klanten in Singapore:
http://www.css.ap.sony.com
95 NL
Woordenlijst
Auto Fine Print 2
Deze functie corrigeert de
beeldkwaliteit automatisch zodat
beelden scherper, helderder en
mooier kunnen worden afgedrukt.
Dit is vooral effectief voor donkere
beelden met een laag contrast. De
beelden worden gecorrigeerd zodat
natuurlijke huidkleuren, levendige
groene bladkleuren en heldere
blauwe luchten worden verkregen.
DCF (Design rule for Camera File
system)
De standaard die is bepaald door
JEIDA (Japan Electronic Industry
Development Association) voor het
uitwisselen van bestanden en het
onderhouden van de compatibiliteit
tussen digitale camera’s en
bijbehorende producten.
DPOF (Digital Print Order Format)
Met dit formaat worden de
benodigde gegevens opgenomen
waarmee u beelden die met een
digitale camera zijn genomen,
automatisch kunt afdrukken in een
kopieerwinkel of met een printer
voor thuisgebruik. De printer biedt
ondersteuning voor DPOF
afdrukken en kan automatisch het
vooraf ingestelde aantal exemplaren
van de vooraf ingestelde DPOF
beelden afdrukken.
96 NL
Exif 2.2 (Exif Print)
Exif Print (Exchangeable Image File, een
uitwisselbare bestandsindeling voor
beelden voor digitale camera’s) is een
algemene standaard voor het digitaal
afdrukken van foto’s. Op een digitale
camera die Exif Print ondersteunt,
worden de relevante gegevens over de
omstandigheden van de foto opgeslagen
wanneer u de foto neemt. De printer
gebruikt de gegevens van Exif Print die
voor elk beeldbestand zijn opgeslagen
om ervoor te zorgen dat de afgedrukte
foto zo goed mogelijk overeenkomt met
de oorspronkelijke foto*1.
*1 Als “Auto Fine Print 2” is ingeschakeld
en een beeld (JPEG-bestand) wordt
opgenomen met een Exif Printcompatibele digitale camera (Exif 2.2),
wordt het beeld automatisch aangepast
voor de beste beeldkwaliteit. Vervolgens
wordt het beeld afgedrukt.
“Memory Stick”
Een geavanceerd, compact, licht en
verwijderbaar opslagmedium dat kan
worden gebruikt in een digitale
camera, een videocamera of een
computer. Hierop kunt u een grotere
hoeveelheid gegevens opslaan dan op
een diskette. U kunt de “Memory
Stick” gebruiken om gegevens uit te
wisselen tussen apparaten die geschikt
zijn voor de “Memory Stick”.
Bovendien kunt u deze gebruiken als
verwijderbaar, extern opslagmedium.
Miniaturen
Dit zijn verkleinde beelden waarmee
de originele beelden die met een
digitale camera zijn opgenomen en in
de beeldbestanden zijn opgeslagen,
worden weergegeven. De printer
gebruikt miniaturen in de beeldenlijst.
Index
Symbolen
B
I
3,5 x 5 inch formaat 17
Bedieningspaneel 12
Beelden opslaan 31, 37
Beelden selecteren 25, 39
Beelden wissen 64
Beeldgrootte en -positie
wijzigen 32, 40
Bericht invoeren 39, 51
Berichten-tool 55
Bijgeleverde accessoires
8
Indexafdruk 46
INPUT SELECT 16, 23
Installatie van de
software ongedaan
maken 72, 78, 80
A
C
Cartridgefoutindicator
18
Cartridgeklep 18
Condensvocht 85
Contrast LCD-scherm 62
Creative Print menu 36
Cursor 23
D
Datum afdrukken 59
DCF 96
Deelbeelden 43
Diavoorstelling 63
DPOF 28, 96
K
Kaart 38
Kalender 41, 42
Kalender instellen 42
Kenmerken 6
Kleurinstelling 60
Klok instellen 61
M
“Memory Stick”
Bruikbare types 86
Opmerkingen bij
gebruik 89
Plaatsen/verwijderen
14
Schrijfbeveiliging 89
“Memory Stick”
formatteren 65
Menu scherm 57
Miniaturen 90, 96
N
E
Netsnoer 15
Edit 32
Effect menu 30
Exif Print 6, 96
O
Opties 61
F
Filter 35
G
Glossy 59
Wordt vervolgd
97 NL
Aanvullende informatie
Aanraakpen 13
Aanraken 13
Aansluiten
Computer 16
Netsnoer 15
Afdruk met rand/zonder
rand 59
Afdrukaantal instellen
26
Afdrukinstelling 58
Afdrukken
Alle of DPOF beelden
28
Beelden 23
Deelbeelden 43
Indexafdrukken 46
Kaarten 38
Kalender 41
Meerdere beelden 25
Stickers 44
Vanaf een Macintoshcomputer 81
Vanaf een Windowscomputer 70
Afdrukmarkering 28
Afdrukzijde 21
ALL/DPOF 28
Andere pagina tonen 24
Auto Fine Print 2 58, 96
Index
P
T
Papierfoutindicator 22,
92
Papierlade 10, 20
Papierstoring 92
PC card
Opmerkingen bij
gebruik 89
Plaatsen/verwijderen
15
Pieptoon 61
Post Card formaat 17
Potlood-tool 49
POWER toets 18, 23, 25,
28
PRINT toets 24, 26
Printcartridge 17, 18
Printer reinigen 92
Printpapier 17, 20
Printset 17
Technische gegevens 94
Teken-tool 50
Tekens invoeren 50
Texture 59
Tool 48
Tool voor bijsnijden 54
S
Selectie opheffen 25
Sjablonen 38
Slepen 13
Small formaat 17
Software installeren
Macintosh 77
Windows 67
Stempel-tool 53
Sticker 44
Systeemvereisten
Macintosh 76
Windows 66
98 NL
U
USB aansluiting 16
V
Verhelpen van storingen
90
Voorbeeld 24