Pioneer DJM-400 de handleiding

Categorie
AV-ontvangers
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

52
<DRB1404>
Du
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer produkt. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door zodat u het apparaat op de juiste
wijze kunt bedienen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor het geval u deze in de toekomst nogmaals nodig heeft.
Het is mogelijk dat in bepaalde landen of gebieden de uitvoering van de netstekker en het stopkontakt verschilt van hetgeen in deze
gebuiksaanwijzing is afgebeeld. De aansluitmethode en bediening zijn in dergelijke gevallen echter precies hetzelfde. K015 Du
Het uitroepteken in een gelijkzijdige
driehoek is bedoeld om de aandacht van de
gebruiker te trekken op de aanwezigheid van
belangrijke bedienings- en
onderhoudsinstructies in de handleiding bij
dit toestel.
De lichtflash met pijlpuntsymbool in een
gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de
aandacht van de gebruikers te trekken op
een niet geïsoleerde “gevaarlijke spanning”
in het toestel, welke voldoende kan zijn om
bij aanraking een elektrische shock te
veroorzaken.
BELANGRIJK
WAARSCHUWING:
OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE
SHOCK TE VOORKOMEN, DEKSEL (OF RUG)
NIET VERWIJDEREN. AAN DE BINNENZIJDE
BEVINDEN ZICH GEEN ELEMENTEN DIE
DOOR DE GEBRUIKER KUNNEN BEDIEND
WORDEN. ENKEL DOOR GEKWALIFICEERD
PERSONEEL TE BEDIENEN.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
D3-4-2-1-1_Du
WAARSCHUWING
Dit apparaat is niet waterdicht. Om brand of een
elektrische schok te voorkomen, mag u geen
voorwerp dat vloeistof bevat in de buurt van het
apparaat zetten (bijvoorbeeld een bloemenvaas) of
het apparaat op andere wijze blootstellen aan
waterdruppels, opspattend water, regen of vocht.
D3-4-2-1-3_A_Du
WAARSCHUWING
De bedrijfsspanning van het apparaat verschilt
afhankelijk van het land waar het apparaat wordt
verkocht. Zorg dat de netspanning in het land waar
het apparaat wordt gebruikt overeenkomt met de
bedrijfsspanning (bijv. 230 V of 120 V) aangegeven
op de achterkant van het apparaat.
D3-4-2-1-4_A_Du
Lees zorgvuldig de volgende informatie voordat u de
stekker de eerste maal in het stopcontact steekt.
WAARSCHUWING
Om brand te voorkomen, mag u geen open vuur
(zoals een brandende kaars) op de apparatuur
zetten.
D3-4-2-1-7a_A_Du
BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE
DE VENTILATIE
Let er bij het installeren van het apparaat op dat er
voldoende vrije ruimte rondom het apparaat is om
een goede doorstroming van lucht te waarborgen
(tenminste 5 cm achter en 3 cm aan de zijkanten
van het apparaat).
WAARSCHUWING
De gleuven en openingen in de behuizing van het
apparaat zijn aangebracht voor de ventilatie, zodat
een betrouwbare werking van het apparaat wordt
verkregen en oververhitting wordt voorkomen. Om
brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat
deze openingen nooit geblokkeerd worden of dat
ze afgedekt worden door voorwerpen (kranten,
tafelkleed, gordijn e.d.) of door gebruik van het
apparaat op een dik tapijt of een bed.
D3-4-2-1-7b_A_Du
Gebruiksomgeving
T
emperatuur en vochtigheidsgraad op de plaats van
gebruik:
+5° +35°C, minder dan 85% RH (ventilatieopeningen
niet afgedekt)
Zet het apparaat niet op een slecht geventileerde plaats
en stel het apparaat ook niet bloot aan hoge
vochtigheid of direct zonlicht (of sterke kunstmatige
verlichting).
D3-4-2-1-7c_A_Du
Dit product voldoet aan de laagspanningsrichtlijn
(73/23/EEG, gewijzigd bij 93/68/EEG), EMC-
richtlijnen (89/336/EEG, gewijzigd bij 92/31/EEG en
93/68/EEG).
D3-4-2-1-9a_Du
Als de netstekker van dit apparaat niet geschikt is
voor het stopcontact dat u wilt gebruiken, moet u de
stekker verwijderen en een geschikte stekker
aanbrengen. Laat het vervangen en aanbrengen van
een nieuwe netstekker over aan vakkundig
onderhoudspersoneel. Als de verwijderde stekker
per ongeluk in een stopcontact zou worden
gestoken, kan dit resulteren in een ernstige
elektrische schok. Zorg er daarom voor dat de oude
stekker na het verwijderen op de juiste wijze wordt
weggegooid.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
wanneer u het apparaat geruime tijd niet denkt te
gebruiken (bijv. wanneer u op vakantie gaat).
D3-4-2-2-1a_A_Du
LET OP
De POWER schakelaar van dit apparaat koppelt het
apparaat niet volledig los van het lichtnet. Aangezien
er na het uitschakelen van het apparaat nog een
kleine hoeveelheid stroom blijft lopen, moet u de
stekker uit het stopcontact halen om het apparaat
volledig van het lichtnet los te koppelen. Plaats het
apparaat zodanig dat de stekker in een noodgeval
gemakkelijk uit het stopcontact kan worden gehaald.
Om brand te voorkomen, moet u de stekker uit het
stopcontact halen wanneer u het apparaat langere
tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op
vakantie gaat).
D3-4-2-2-2a_A_Du
WAARSCHUWING NETSNOER
Pak het netsnoer beet bij de stekker. Trek de stekker er
niet uit door aan het snoer te trekken en trek nooit aan
het netsnoer met natte handen aangezien dit
kortsluiting of een elektrische schok tot gevolg kan
hebben. Plaats geen toestel, meubelstuk o.i.d. op het
netsnoer, en klem het niet vast. Maak er nooit een
knoop in en en verbind het evenmin met andere
snoeren. De netsnoeren dienen zo te worden geleid dat
er niet per ongeluk iemand op gaat staan. Een
beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische
schok veroorzaken. Kontroleer het netsnoer af en toe.
Wanneer u de indruk krijgt dat het beschadigd is, dient
u bij uw dichtstbijzijnde erkende PIONEER
onderhoudscentrum of uw dealer een nieuw snoer te
kopen.
S002_Du
Installatieplek
Installeer het toestel in een goed verluchte ruimte, waar het
niet aan hoge temperaturen of vocht wordt blootgesteld.
÷ Installeer het toestel niet in een ruimte die aan directe
zonnestralen is blootgesteld, of naast kachels of radiators.
De buitenkant en de interne bestanddelen kunnen door te
grote hitte worden beschadigd. De installatie van het
toestel in een vochtige of stoffige omgeving kan ook
stoornissen of ongelukken tot gevolg hebben. (Vermijd
plaatsing naast fornuizen, etc. waar het toestel aan vette
dampen, stoom of hitte zou kunnen worden blootgesteld.)
÷ Wanneer het toestel in een koffer of in een DJ-cabine wordt
gebruikt, moet het van de wanden worden verwijderd om
de warmteuitstraling te bevorderen.
WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK
Het toestel schoonmaken
÷ Gebruik een poetsdoek om het stof en het vuil weg te
nemen.
÷ Wanneer de buitenkant erg vuil is, kunt u deze met een in
een neutraal, met vijf à zes keer zoveel water verdund
reinigingsmiddel gedrenkte en goed uitgewrongen zachte
doek schoonmaken en eindigen met een droge doek.
Gebruik geen meubelwas of vlekkenmiddelen.
÷ Gebruik nooit verdunners, benzeen, insecticiden of andere
chemische producten op of in de buurt van dit toestel, want
deze tasten de buitenkant aan.
Deponeer dit product niet bij het gewone huishoudelijk afval wanneer u het wilt verwijderen. Er
bestaat een speciaal wettelijk voorgeschreven verzamelsysteem voor de juiste behandeling, het
opnieuw bruikbaar maken en de recycling van gebruikte elektronische producten.
In de 25 lidstaten van de EU, Zwitserland en Noorwegen kunnen particulieren hun gebruikte elektronische
producten gratis bij de daarvoor bestemde verzamelplaatsen of een verkooppunt (indien u aldaar een
gelijkwaardig nieuw product koopt) inleveren.
Indien u zich in een ander dan bovengenoemd land bevindt kunt u contact opnemen met de plaatselijke overheid
voor informatie over de juiste verwijdering van het product.
Zodoende zorgt u ervoor dat het verwijderde product op de juiste wijze wordt behandeld, opnieuw bruikbaar wordt
gemaakt, t gerecycleerd en het niet schadelijk is voor de gezondheid en het milieu.
53
<DRB1404>
Du
Nederlands
INHOUDSOPGAVE
1 Ontworpen voor een topkwaliteit geluid
De analoge signalen worden bemonsterd met 96 kHz/24 bit, wat
vergelijkbaar is met professionele prestatieniveaus. Het mengen
geschiedt met hetzelfde type 32-bit DSP als die gebruikt wordt in de
DJM-1000 en DJM-800, waarbij de geluidskwaliteit in het geheel niet
wordt aangetast en een helder en krachtig clubgeluid wordt
verkregen dat bij uitstek geschikt is voor DJs.
2 3-band equalizer met afbreekfunctie
Uitgerust met equalizerfuncties voor elk van de drie bandbreedten HI,
MID en LOW, en een afbreekfunctie voor het verlagen van het
verzwakkingsniveau tot .
3 Grote variëteit aan effecten
1) Beat-effecten
De beat-effecten die zo populair zijn op de DJM-600 zijn verder
ontwikkeld. De effecten kunnen gekoppeld aan de BPM (beats per
minuut) telling worden toegepast, waardoor een groot aantal
geluiden gecreëerd kan worden. Voorbeelden van deze effecten zijn
vertraging, echo, filter, flanger, phaser, robot en rol.
2) Beat-keuzetoetsen
U kunt de effecttijd automatisch instellen gekoppeld aan de BPM.
Tevens is selectie van de gewenste BPM voor het synchroniseren van
de beat-effecten mogelijk.
3) In-loop sampler
Detecteert de BPM van de huidige track en kan tot vijf 4-beat-bronnen
in banken opnemen, voor weergave van een loop op de maat van de
BPM van de track.
4 2 MIC ingangen, met omschakelfunctie naar AUX
Uitgerust met 2 MIC ingangen die naar AUX omgeschakeld kunnen
worden voor gebruik als een derde LINE ingang.
5 Automatische talk-over functie
De automatische talk-over functie zorgt ervoor dat het volume van de
track automatisch verminderd wordt wanneer er een microfoonsignaal
binnenkomt.
6 Andere hoogtepunten
Door dit apparaat met behulp van een bedieningssignaalkabel op
een Pioneer CD-speler voor DJ-gebruik aan te sluiten, kan het
afspelen op de CD-speler gekoppeld worden aan de bediening
van de fader (faderstart-weergave).
Fadercurve afstelling functie voor het wijzigen van de
kruisfadercurve.
Automatische BPM teller geeft een visuele weergave van het
tempo van de track.
Automatische meeluisterfunctietoewijzing voor het toewijzen van
de kanaalinvoer en de hoofduitvoer aan het linker en rechter
kanaal van de meeluister-hoofdtelefoon.
Uitgebreide ingangs-/uitgangssystemen. Voorzien van twee CD
ingangen, twee LINE/PHONO (MM-type) ingangen en twee
microfooningangen voor een totaal van zes ingangssystemen,
samen met twee uitgangssystemen.
KENMERKEN
TECHNISCHE GEGEVENS
1. Algemeen
Stroomvoorziening ............
220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz
Stroomverbruik ............................................................................. 13 W
Bedrijfstemperatuur ..................................................... +5 °C tot +35 °C
Bedrijfsvochtigheid ....................... 5 % tot 85 % (zonder condensatie)
Gewicht ........................................................................................ 3,2 kg
Maximale afmetingen ................... 223 (B) × 304,7 (D) × 106,6 (H) mm
2. Audiogedeelte
Bemonsteringsfrequentie ........................................................... 96 kHz
A/D, D/A-omzetter ........................................................................ 24 bit
Frequentiebereik
LINE ........................................................................ 20 Hz tot 20 kHz
MIC ......................................................................... 20 Hz tot 20 kHz
PHONO ........................................................ 20 Hz tot 20 kHz (RIAA)
S/R-verhouding (bij nomimaal vermogen)
LINE ......................................................................................... 97 dB
PHONO .................................................................................... 82 dB
MIC .......................................................................................... 78 dB
Vervorming (LINE-MASTER OUT) ........................................... 0,007 %
Ingangsniveau/impedantie
PHONO ...................................................................... 52 dBu/47 k
MIC 1, MIC 2 ............................................................. 52 dBu/47 k
CD, LINE .................................................................... 12 dBu/47 k
Uitgangsniveau/impedantie
MASTER OUT ............................................................ +2 dBu/10 k
PHONES ...................................................................... + 2 dBu/32
Overspraak (LINE) ........................................................................ 78 dB
Kanaal-equalizerverloop (isolator)
HI .................................................................... +9 dB tot (13 kHz)
MID ................................................................... +9 dB tot (1 kHz)
LOW .................................................................. +9 dB tot (70 Hz)
Microfoon-equalizerverloop
HI ..... 12 dB
(volledig linksom gedraaid) tot 0 dB (midden) (10 kHz)
LOW ... 12 dB
(volledig rechtsom gedraaid) tot 0 dB (midden) (100 Hz)
3. Ingangs-/uitgangsaansluitingen
PHONO/LINE ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 2
CD ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 2
MIC/AUX ingangsaansluitingen
Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 2
MASTER uitgangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 2
PHONES aansluitingen
Stereo hoofdtelefoonaansluiting (Ø6,3 mm) ................................ 1
CONTROL aansluitingen
Mini-klinkstekkerbussen (Ø3,5 mm) .............................................. 2
4. Accessoires
Gebruiksaanwijzing ............................................................................. 1
Netsnoer ............................................................................................... 1
Wijzigingen in technische gegevens en ontwerp voorbehouden,
zonder voorafgaande kennisgeving.
WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK .......... 52
TECHNISCHE GEGEVENS ........................................ 53
KENMERKEN ............................................................. 53
VOOR GEBRUIK
AANSLUITINGEN ...................................................... 54
AANSLUITINGENPANEEL .................................. 54
AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE
INGANGEN ........................................................... 55
AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE
UITGANGEN......................................................... 55
AANSLUITEN VAN HET NETSNOER ................. 55
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE
BEDIENINGSORGANEN ........................................... 56
BEDIENING
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL ..................... 58
BASISBEDIENING ................................................ 58
FADERSTARTFUNCTIE ....................................... 59
EFFECTFUNCTIES ..................................................... 60
TYPEN BEAT-EFFECTEN ..................................... 60
BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN ........................ 61
IN-LOOP SAMPLER ............................................. 61
EFFECTPARAMETERS ......................................... 62
OVERIG
VERHELPEN VAN STORINGEN ................................ 63
BLOKSCHEMA ........................................................... 76
54
<DRB1404>
Du
AANSLUITINGEN
AANSLUITINGENPANEEL
AANSLUITINGEN
POWER
OFF
ON
AC IN
MASTER
OUT
MONO STEREO
21
L
R
L
R
LINE PHONO
LINE
PHONO
MIC2 MIC1
AUX(R) AUX(L)
AUXMIC
CD
CONTROL
L
R
LINE PHONO
LINE
PHONO
CD
CONTROL
SIGNAL
GND
1 32 4 5 6 18
91011121314151617 78
Achterpaneel
Voorpaneel
1. POWER schakelaar
2. STEREO/MONO keuzeschakelaar
Als deze schakelaar op [MONO] staat, is de hoofduitvoer in mono.
3. MIC2/AUX(R) ingangsaansluiting
Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluiting. Gebruik deze
aansluiting als microfooningang of voor het rechter (R) kanaal van
een apparaat met een lijnniveau-uitgangssignaal.
4. MIC/AUX ingangskeuzeschakelaar
Als deze schakelaar op [AUX] staat, functioneren de MIC1 en MIC2
ingangsaansluitingen als AUX(L) en AUX(R) ingangsaansluitingen.
5. MIC1/AUX(L) ingangsaansluiting
Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluiting. Gebruik deze
aansluiting als microfooningang of voor het linker (L) kanaal van een
apparaat met een lijnniveau-uitgangssignaal.
6. Signaal-aardeaansluiting (SIGNAL GND)
Sluit hierop de aarddraden van analoge spelers aan.
Dit is geen veiligheidsaarde-aansluiting.
7. Kanaal 1 CONTROL aansluiting
Ø3,5 mm mini-klinktype aansluiting. Verbind deze aansluiting met de
bedieningssignaal-aansluiting van de DJ CD-speler die aangesloten
is op de kanaal 1 ingangen.
Wanneer deze verbinding is gemaakt, kan de faderschuifregelaar van
het DJ-mengpaneel gebruikt worden voor het uitvoeren van
faderstart-weergave en terug-naar-cue op de kanaal 1 DJ CD-speler.
8. Kanaal 1 CD ingangsaansluitingen (CD)
RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen.
Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveau-
uitgangssignaal worden aangesloten.
9. Kanaal 1 PHONO/LINE ingangsaansluitingen
RCA-type phono-niveau (voor MM-element) of lijnniveau-
ingangsaansluitingen.
Kies de gewenste functie met de kanaal 1 PHONO/LINE
keuzeschakelaar.
10. Kanaal 1 PHONO/LINE keuzeschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de functie van de kanaal 1 PHONO/LINE
ingangsaansluitingen te kiezen.
11. Kanaal 2 CONTROL aansluiting
Ø3,5 mm mini-klinktype aansluiting. Verbind deze aansluiting met de
bedieningssignaal-aansluiting van de DJ CD-speler die aangesloten
is op de kanaal 2 ingangen.
Wanneer deze verbinding is gemaakt, kan de faderschuifregelaar van
het DJ-mengpaneel gebruikt worden voor het uitvoeren van
faderstart-weergave en terug-naar-cue op de kanaal 2 DJ CD-speler.
12. Kanaal 2 CD ingangsaansluitingen (CD)
RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen.
Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveau-
uitgangssignaal worden aangesloten.
13. Kanaal 2 PHONO/LINE ingangsaansluitingen
RCA-type phono-niveau (voor MM-element) of lijnniveau-
ingangsaansluitingen.
Kies de gewenste functie met de kanaal 2 PHONO/LINE
keuzeschakelaar.
14. Kanaal 2 PHONO/LINE keuzeschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de functie van de kanaal 2 PHONO/LINE
ingangsaansluitingen te kiezen.
15. MASTER OUT 2 uitgangsaansluitingen
RCA-type ongebalanceerde uitgang.
16. MASTER OUT 1 uitgangsaansluitingen
RCA-type ongebalanceerde uitgang.
17. Netstroomingang (AC IN)
Sluit hierop het bijgeleverde netsnoer aan en steek dan de stekker
aan het andere uiteinde in een stopcontact met de juiste
netspanning.
18. Hoofdelefoonaansluiting (PHONES)
Hierop kan een stereo hoofdtelefoon voorzien van een Ø6,3 mm
stereo hoofdtelefoonstekker worden aangesloten.
55
<DRB1404>
Du
Nederlands
AANSLUITINGEN
AANSLUITEN VAN APPARATUUR
OP DE INGANGEN
Pioneer DJ CD-spelers
Verbind de audio-uitgangsaansluitingen van de DJ CD-speler met de
kanaal 1 of 2 CD ingangsaansluitingen en sluit de bedieningssignaal-
kabel van de speler op de bijbehorende CONTROL aansluiting van het
kanaal aan. Zet de ingangskeuzeschakelaar van het kanaal op [CD].
Analoge platenspeler
Sluit de audio-uitgangskabel van de analoge platenspeler aan op de kanaal
1 of 2 PHONO/LINE ingangsaansluitingen. Zet de bijbehorende PHONO/
LINE schakelaar van het kanaal op [PHONO] en de ingangskeuzeschakelaar
van het kanaal op [PHONO/LINE]. De PHONO ingangen van de DJM-400
zijn geschikt voor MM-elementen. Sluit de aardkabel van de platenspeler
op de SIGNAL GND aansluiting van de DJM-400 aan.
Aansluiten van andere apparaten met een
lijnniveau-uitgangssignaal
Voor gebruik van een cassettedeck of andere CD-speler verbindt u de
audio-uitgangsaansluitingen van het betreffende apparaat met de
kanaal 1 of 2 PHONO/LINE ingangsaansluitingen. Zet daarna de
bijbehorende PHONO/LINE schakelaar van het kanaal op [LINE] en
de ingangskeuzeschakelaar op [PHONO/LINE].
Microfoon
De MIC1 en MIC2 aansluitingen kunnen gebruikt worden om
microfoons met een Ø6,3 mm klinkstekker aan te sluiten. Zet de MIC/
AUX schakelaar in de [MIC] stand.
Hulpingangsaansluitingen
De MIC1 en MIC2 aansluitingen kunnen ook gebruikt worden als een
paar stereo lijningangsaansluitingen voor het aansluiten van een
apparaat met lijnniveau-uitgangsaansluitingen. Verbind het L kanaal
van het apparaat met de MIC1 (AUX(L)) aansluiting en het R kanaal
met de MIC2 (AUX(R)) aansluiting. Zet daarna de MIC/AUX schakelaar
op [AUX] (voor deze verbinding zijn Ø6,3 mm klinkstekkers nodig).
AANSLUITEN VAN APPARATUUR
OP DE UITGANGEN
Hoofduitgang
Dit apparaat is uitgerust met MASTER OUT 1 en MASTER OUT 2
uitgangssystemen die beide geschikt zijn voor RCA tulpstekkers.
Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met het maken of wijzigen van aansluitingen.
POWER
OFF
ON
AC IN
MASTER
OUT
MONO STEREO
21
L
R
L
R
LINE PHONO
LINE
PHONO
MIC2 MIC1
AUX(R) AUX(L)
AUXMIC
CD
CONTROL
L
R
LINE PHONO
LINE
PHONO
CD
CONTROL
SIGNAL
GND
L R
LRLRLRLR
R
L
MIC/AUX schakelaar
Ingangskeuzeschakelaars
Microfoon 2
Microfoon 1
PHONO/LINE schakelaar
Opmerking:
Zet de schakelaar op
[LINE], behalve wanneer u
een analoge platenspeler
hebt aangesloten.
Elektronisch instrument,
CD-speler enz.
(klinkstekker-aansluitbus)
Cassettedeck enz. Analoge platenspeler Analoge platenspeler DJ CD-speler DJ CD-speler
POWER
OFF
ON
AC IN
MASTER
OUT
MONO STEREO
21
L
R
LR
L R
STEREO/MONO schakelaar
Voorpaneel
Eindversterker
Cassettedeck enz.
(opname-apparaat met
analoge ingang)
Eindversterker Hoofdtelefoon
AANSLUITEN VAN HET NETSNOER
Sluit het netsnoer als laatste aan.
÷ Nadat alle andere aansluitingen zijn voltooid, sluit u het
bijgeleverde netsnoer op de netingang aan de achterkant van het
apparaat aan en steekt dan de stekker in een normaal stopcontact
of in een netuitgang op de achterkant van de versterker.
÷ Gebruik alleen het bijgeleverde netsnoer.
Als de STEREO/MONO schakelaar op [MONO] staat, zal de
hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn.
Hoofdtelefoon
De PHONES aansluiting op het voorpaneel kan gebruikt worden voor het
aansluiten van een hoofdtelefoon met een Ø6,3 mm stereo klinkstekker.
56
<DRB1404>
Du
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
MIC
HEADPHONES
POWER
MAXMIN
MASTER
CH-1 CH-2
HILOW
BPM
AUTO
TAP
PITCH
ERASE
BEAT
1
3
4
1
1
2
1
4
1
1
2
2
4
8
16
DELAY
1
2
MIC
MASTER
FILTER
ECHO
FLANGER
PHASER
ROBOT
ROLL
IN-LOOP
SAMPLER
CH. SELECT
LEVEL/DEPTH
ON/OFF
CD 1
+ 9
0
PHONO 1
/LINE 1
CD 2
PHONO 2
/LINE 2
2 CHANNEL DJ MIXER
TRIM
+ 9
HI
+ 9
MID
+ 9
LOW
+ 9
TRIM
+ 9
HI
+ 9
MID
+ 9
LOW
EQ
EQ
MASTER
LEVEL
OVER
4
2
00
-2
-4
-10
dB dB
OVER
4
2
-2
-4
-10
THRU
OFF TALK
OVER
MIC
MIC 1 LEVEL
MASTER
BEAT EFFECTS
0
LEVEL
0
MIC 2 LEVEL
0
FADER
START
FADER
START
LEVEL
PHONES
EQ
ON
BANK
BEAT
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
24
25
14
13
20
21
22
23
15
16
17
18
19
1
26
27
28
29
30
2
3
4 4
3
5 5
6
7
8
10
6
9
11
8
12
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
1 Kanaal 1 ingangskeuzeschakelaar
CD 1:
De CD ingangsaansluitingen (lijnniveau-ingangssignaal) zijn gekozen.
PHONO 1/LINE 1:
De PHONO/LINE ingangsaansluitingen zijn gekozen.
De PHONO/LINE schakelaar op het aansluitingenpaneel wordt
gebruikt om de functie van de kanaal 1 aansluitingen om te
schakelen tussen platenspeleringang (ingangssignaal van
analoge platenspeler) en lijningang (lijnniveau-ingangssignaal).
2 Kanaal 2 ingangskeuzeschakelaar
CD 2:
De CD ingangsaansluitingen (lijnniveau-ingangssignaal) zijn gekozen.
PHONO 2/LINE 2:
De PHONO/LINE ingangsaansluitingen zijn gekozen.
De PHONO/LINE schakelaar op het aansluitingenpaneel wordt
gebruikt om de functie van de kanaal 2 aansluitingen om te
schakelen tussen platenspeleringang (ingangssignaal van
analoge platenspeler) en lijningang (lijnniveau-ingangssignaal).
3 TRIM regelaar
Voor het instellen van het ingangsniveau van elk kanaal.
(Instelbereik: tot +9 dB, middenstand is ongeveer 0 dB)
4 Kanaal-hogetonenregelaar (HI)
Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van elk
kanaal (met afbreekfunctie). (Instelbereik: tot +9 dB)
5 Kanaal-middentonenregelaar (MID)
Voor het instellen van de middenrequenties
(middentonen) van elk kanaal (met afbreekfunctie).
(Instelbereik: tot +9 dB)
6 Kanaal-lagetonenregelaar (LOW)
Voor het instellen van de lage frequenties (lage
tonen) van elk kanaal (met afbreekfunctie).
(Instelbereik: tot +9 dB)
7 Kanaalniveau-indicators
Deze indicators tonen het huidige niveau voor elk
kanaal, met een 0,6-seconde piekvasthoudfunctie.
8 Kanaalfader-schuifregelaars
Voor het instellen van het geluidsvolume van elk
kanaal. (Instelbereik: tot 0 dB)
9 Kanaal 1 faderstarttoets/indicator
(FADER START)
Bij enkele malen indrukken van deze toets wordt de
faderstart/terug-naar-cue functie voor de DJ CD-
speler aangesloten op kanaal 1 beurtelings in/
uitgeschakeld. De toets licht op wanneer de functie
ingeschakeld is. Als de functie ingeschakeld is, zal de
werking verschillen afhankelijk van de instelling van
de kruisfader-keuzeschakelaar.
Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de linkerstand
(THRU) staat, is de functie gekoppeld aan de
bediening van de kanaalfader-schuifregelaar (en
niet gekoppeld aan de kruisfader).
Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de midden-
stand ( ) of de rechterstand ( ) staat, is de
functie gekoppeld aan de kruisfader-schuifregelaar
(en niet gekoppeld aan de kanaalfader).
10 Kanaal 2 faderstarttoets/indicator
(FADER START)
Bij enkele malen indrukken van deze toets wordt de
faderstart/terug-naar-cue functie voor de DJ CD-
speler aangesloten op kanaal 2 beurtelings in/
uitgeschakeld. De toets licht op wanneer de functie
ingeschakeld is. Als de functie ingeschakeld is, zal de
werking verschillen afhankelijk van de instelling van
de kruisfader-keuzeschakelaar.
Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de linkerstand (THRU) staat,
is de functie gekoppeld aan de bediening van de kanaalfader-
schuifregelaar (en niet gekoppeld aan de kruisfader).
Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de middenstand ( ) of de
rechterstand ( ) staat, is de functie gekoppeld aan de kruisfader-
schuifregelaar (en niet gekoppeld aan de kanaalfader).
11 Kruisfader-keuzeschakelaar
Met deze schakelaar kunt u instellen of de kruisfader wel of niet gebruikt
moet worden en tevens kunt u uit twee typen kruisfadercurven kiezen.
Als de schakelaar in de linkerstand (THRU) staat, is de kruisfader
uitgeschakeld en is de kanaalfaderuitvoer gemengd zonder dat
deze via de kruisfader loopt.
Als de schakelaar in de middenstand ( ) staat, is de kruisfader
ingeschakeld en is er een langzaam stijgende curve gekozen.
Als de schakelaar in de rechterstand ( ) staat, is de kruisfader
ingeschakeld en is er een snel stijgende curve gekozen (zodra de
schuifregelaar de [< 1] kant verlaat, hoort u het [2 >] geluid).
12 Kruisfader-schuifregelaar
Het geluid van kanaal 1 en kanaal 2 wordt uitgevoerd
overeenkomstig de kruisfadercurve die gekozen is met de kruisfader-
keuzeschakelaar. De kruisfaderfunctie werkt niet wanneer de
kruisfader-keuzeschakelaar in de [THRU] stand staat.
57
<DRB1404>
Du
Nederlands
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
13 Hoofdniveau-indicators (MASTER LEVEL)
Deze indicators geven het hoofduitgangsniveau via een mono-
aanduiding aan. Elke indicator heeft een 0,6-seconde
piekvasthoudfunctie.
14 Hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL)
Gebruik deze regelaar om het hoofduitvoerniveau in te stellen.
(Instelbereik: tot 0 dB)
Beat-effect-gedeelte
15 BPM display
Geeft het tempo van de huidige track in beats-per-minuut (BPM) aan.
Het display knippert tijdens de BPM berekening en ook wanneer
de BPM niet berekend kan worden.
16 BPM meetmethodetoets/indicator (AUTO)
Bij enkele malen indrukken van de toets verandert de BPM
meetmethode als volgt:
AUTO methode:
De AUTO toets licht op en de BPM wordt automatisch berekend.
Dit is de standaardinstelling wanneer het apparaat wordt ingeschakeld.
TAP methode (handmatige invoer):
De AUTO toets licht niet op en de BPM wordt handmatig ingesteld
met behulp van de TAP toets.
17 TAP toets
De BPM wordt berekend op basis van de intervallen waarop de TAP
toets wordt ingedrukt. Als in de AUTO stand op de TAP toets wordt
getikt, zal de meetmethode automatisch overschakelen naar de TAP
meetmethode (handmatige invoer).
18 Beat-keuzetoetsen (BEAT/PITCH , +)
+ (Beat verhogen): Voor het verdubbelen van de berekende BPM.
(Beat verlagen): Voor het halveren van de berekende BPM.
Als u op een van de BEAT/PITCH toetsen (, +) drukt terwijl u de
TAP toets ingedrukt houdt, kan de BPM veranderd worden (40 tot
999, in eenheden van 1 stapje).
Tijdens in-loop sampler-weergave zal de loop-weergavesnelheid
worden veranderd.
+ (Beat verhogen): De weergavesnelheid wordt hoger wanneer de
toets wordt ingedrukt.
(Beat verlagen): De weergavesnelheid wordt lager wanneer de
toets wordt ingedrukt.
19 Beat-keuzetoetsen/banktoetsen/indicators
(BEAT 1 (1/2), 2 (3/4), 4 (1/1), 8 (2/1), 16 (4/1) /
BANK)
Gebruik deze toetsen voor het kiezen van de beat voor het
synchroniseren van effecten (blz. 61).
De gekozen toets licht op.
Tijdens in-loop sampler-weergave werken de toetsen als
banktoetsen voor het opnemen van muzieksamples (blz. 62).
Als u op de BEAT/BANK toets drukt terwijl u de ERASE (BEAT/
PITCH ) toets ingedrukt houdt, zal de muzieksample die met de
BEAT/BANK toets is opgenomen gewist worden.
20 Effectkeuzeschakelaar
(DELAY/ECHO/FILTER/FLANGER/PHASER/
ROBOT/ROLL/IN-LOOP SAMPLER)
Gebruik deze schakelaar om het gewenste effect te kiezen (blz. 60 tot
62).
21 Effectkanaal-keuzeschakelaar
(CH. SELECT 1/2/MIC/MASTER)
Gebruik deze schakelaar om het kanaal te kiezen waarop de beat-
effecten worden toegepast (blz. 61). Wanneer [MIC] wordt gekozen,
zullen de effecten op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast.
22 Effectparameterregelaar (LEVEL/DEPTH)
Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het gekozen
beat-effect (blz. 61 en 62).
23 Effecttoets/indicator (ON/OFF)
Voor het in/uitschakelen van de gekozen beat-effecten (blz. 61).
Als de effecten uitgeschakeld worden (OFF), licht de toets op. Als de
effecten geactiveerd worden (ON), begint de toets te knipperen. Bij
het inschakelen van het apparaat zijn de effecten uitgeschakeld.
Microfoon-invoer bedieningsgedeelte
24 Microfoon 1 niveauregelaar (MIC 1 LEVEL)
Voor het instellen van het volume van microfoon 1. (Instelbereik:
tot 0 dB)
Als de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op [AUX]
staat, kan met deze regelaar het geluidsvolume van het linker kanaal
(AUX(L)) worden ingesteld.
25 Microfoon 2 niveauregelaar (MIC 2 LEVEL)
Voor het instellen van het volume van microfoon 2. (Instelbereik:
tot 0 dB)
Als de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op [AUX]
staat, kan met deze regelaar het geluidsvolume van het rechter
kanaal (AUX(R)) worden ingesteld.
26 Microfoontoonregelaar (EQ)
Gebruik deze regelaar om de klank van het geluid van de microfoons
1 en 2 in te stellen. Draai de regelaar helemaal naar rechts om de lage
tonen maximaal te verzwakken. Draai de regelaar helemaal naar links
om de hoge tonen maximaal te verzwakken. (Instelbereik: 0 dB tot
12 dB)
27 Microfoonfunctie-keuzeschakelaar (MIC)
OFF:
Er wordt geen microfoongeluid uitgevoerd.
ON:
Het microfoongeluid wordt normaal uitgevoerd.
TALK OVER:
Het microfoongeluid wordt uitgevoerd; wanneer er geluid naar de
microfooningang wordt gevoerd, zal de TALK OVER functie in
werking treden en wordt de uitvoer van alle geluid, behalve het
geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt.
Hoofdtelefoon-uitgangsgedeelte
28 Hoofdtelefoon cue-toets/indicator
(CH-1, CH-2, MASTER)
Gebruik deze toetsen om de bron te kiezen die u via de hoofdtelefoon
wilt beluisteren. Als een toets op OFF staat, licht de indicator van de
toets zwak op; als de toets op ON staat, licht de indicator helder op
(blz. 58).
Wanneer het [ECHO] effect is gekozen, zal het effect niet op de
hoofdtelefoon-uitvoer worden toegepast als de hoofdtelefoon cue-
toets CH-1 of CH-2 op ON staat.
29 Hoofdtelefoon-niveauregelaar (LEVEL)
Voor het instellen van het uitgangsniveau van de
hoofdtelefoonaansluiting. (Instelbereik: tot 0 dB)
30 Hoofdelefoonaansluiting (PHONES)
Deze aansluiting bevindt zich op het voorpaneel.
58
<DRB1404>
Du
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (BASISBEDIENING)
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL
BASISBEDIENING
MIC
HEADPHONES
MASTER
BEAT EFFECTS
2
7
1
3
4
5
6
TRIM
POWER
MASTER
LEVEL
HI, MID,
LOW
1. Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel op ON.
2. Stel de ingangskeuzeschakelaar voor het gewenste kanaal
in om de aangesloten apparatuur te kiezen.
De functie van de PHONO/LINE ingangsaansluitingen wordt
ingesteld met de PHONO/LINE schakelaar op het
aansluitingenpaneel.
3.
Gebruik de TRIM regelaar om het ingangsniveau in te stellen.
4. Gebruik de kanaaltoonregelaars (HI, MID, LOW) om de
klank in te stellen.
5. Gebruik de kanaalfader-schuifregelaar om het
geluidsvolume van het gekozen kanaal in te stellen.
6. Om de kruisfader op het gekozen kanaal te gebruiken, zet
u de kruisfader-keuzeschakelaar in de middenstand (
) of
de rechterstand (
) en dan bedient u de kruisfader-
schuifregelaar.
Wanneer u de kruisfader niet gebruikt, zet u de kruisfader-
keuzeschakelaar op [THRU].
7. Gebruik de MASTER LEVEL regelaar om het totale
geluidsvolume in te stellen.
[Kiezen van stereo of mono]
Als de STEREO/MONO schakelaar op het aansluitingenpaneel op
[MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R
kanalen zijn.
[Microfoon-invoer]
1. Zet de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op
[MIC].
2. Zet de MIC schakelaar op [ON] of [TALK OVER].
Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens
wanneer een geluid van meer dan 15 dB bij de microfoon-
ingang wordt gedetecteerd, de uitvoer van alle geluidsbronnen,
met uitzondering van het geluid van de microfoon, met 20 dB
verzwakt worden.
3. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluidsvolume
van MIC 1 in te stellen en de MIC 2 LEVEL regelaar om het
geluidsvolume van MIC 2 in te stellen.
4. Gebruik de microfoontoonregelaar (EQ) om de klank van
het microfoongeluid in te stellen.
De microfoontoonregelaar werkt gelijktijdig voor microfoon 1
en 2.
MIC
HEADPHONES
MASTER
BEAT EFFECTS
2
1
3
1
4
EQ
2
LEVEL
THRU/ /
MIC 1 LEVEL,
MIC 2 LEVEL
STEREO/MONOMIC/AUX
CH-1, CH-2,
MASTER
[PHONES]
[MIC]
[AUX]
(Kruisfader-keuzeschakelaar)
[Hulpingang]
1. Zet de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op
[AUX].
De MIC1 ingangsaansluiting werkt als een AUX(L) ingang en
de MIC2 ingangsaansluiting werkt als een AUX(R)
ingangsaansluiting.
2. Zet de MIC schakelaar op [ON] of [TALK OVER].
Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens
wanneer een ingangssignaal bij de AUX aansluitingen
binnenkomt, de uitvoer van alle geluidsbronnen, met
uitzondering van het AUX geluid, met 20 dB verzwakt worden.
3. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluid van het L
kanaal in te stellen en de MIC 2 LEVEL regelaar om het
geluid van het R kanaal in te stellen.
4.
Gebruik de microfoontoonregelaar (EQ) om de klank van het
geluid in te stellen.
[Hoofdtelefoon-uitvoer]
1. Gebruik de hoofdtelefoon cue-toets (CH-1, CH-2, MASTER)
om de geluidsbron te kiezen die via de hoofdtelefoon moet
worden weergegeven.
De gekozen brontoets licht helder op.
[Verband tussen de hoofdtelefoon cue-toets en de
hoofdtelefoon-uitvoer]
2. Gebruik de LEVEL regelaar om het geluidsvolume van de
hoofdtelefoon in te stellen.
Hoofdtelefoon cue-toets
Hoofdtelefoon-uitvoer
CH-1 CH-2 MASTER L kanaal R kanaal
ON OFF OFF CH-1(L) CH-1(R)
OFF ON OFF CH-2(L) CH-2(R)
OFF OFF ON MASTER(L) MASTER(R)
ON ON OFF CH-1(L)+CH-2(L) CH-1(R)+CH-2(R)
ON OFF ON CH-1(MONO) MASTER(MONO)
OFF ON ON CH-2(MONO) MASTER(MONO)
ON ON ON
CH-1(MONO)+CH-2(MONO)
MASTER(MONO)
59
<DRB1404>
Du
Nederlands
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (FADERSTARTFUNCTIE)
FADERSTARTFUNCTIE
Wanneer u dit apparaat door middel van een los verkrijgbare
bedieningssignaalkabel op een Pioneer DJ CD-speler aansluit, kunt u
de kanaalfader en de kruisfader gebruiken voor het beginnen met
afspelen van een CD.
Als de kanaalfader- of kruisfader-schuifregelaar van het mengpaneel
wordt verschoven, wordt de CD-speler uit de pauzestand gehaald en
zal automatisch en onmiddellijk gestart worden met de weergave
van de gekozen track. Wanneer de faderschuifregelaar in de
oorspronkelijke stand wordt teruggezet, zal de CD-speler terugkeren
naar het cue-punt (terug-naar-cue), zodat sampler weergave
mogelijk is.
Kruisfader-start weergave en terug-naar-cue weergave
Als de CD-speler die aan kanaal 1 is toegewezen bij het cue-punt in de
paraatstand staat, kunt u de kruisfader-schuifregelaar vanaf de
rechterkant (2) naar de linkerkant (1) verschuiven voor het
automatisch starten met afspelen van de kanaal 1 CD-speler.
Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de linkerkant (1) bereikt, zal de
CD-speler die is toegewezen aan kanaal 2 terugkeren naar het cue-
punt (terug-naar-cue functie). Wanneer de CD-speler die aan kanaal 2
is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de
kruisfader-schuifregelaar vanaf de linkerkant (1) naar de rechterkant
(2) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de
kanaal 2 CD-speler. Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de
rechterkant (2) bereikt, zal de kanaal 1 CD-speler terugkeren naar het
cue-punt (terug-naar-cue functie).
* De terug-naar-cue actie wordt ook uitgevoerd als de
ingangskeuzeschakelaar niet op [CD] staat.
[Gebruik van de kanaalfader om te starten
met afspelen]
MIC
HEADPHONES
MASTER
BEAT EFFECTS
FADER
START
(CH-1)
THRU/ /
2
53
FADER
START
(CH-2)
2
1
1.
Zet de kruisfader-keuzeschakelaar in de linkerstand (THRU).
2. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 of 2) dat
is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen.
De toets van het gekozen kanaal licht op.
3. Zet de kanaalfader-schuifregelaar in de laagste stand.
4. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij
het cue-punt in de paraatstand.
Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet
bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet.
5. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de
kanaalfader-schuifregelaar.
De CD-speler begint met afspelen.
Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kanaalfader-
schuifregelaar terug naar de minimumstand schuiven om de
CD-speler te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de
paraatstand te zetten (terug-naar-cue).
*
Als de kruisfader-keuzeschakelaar in een andere stand als [THRU]
staat, is de kruisfader-schuifregelaar geactiveerd en kan de
kanaalfader-schuifregelaar niet voor de bediening worden gebruikt.
[Gebruik van de kruisfader om te starten
met afspelen]
1. Zet de kruisfader-keuzeschakelaar in de middenstand ( )
of de rechterstand (
).
2. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 of 2) dat
is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen.
De toets van het gekozen kanaal licht op.
3. Schuif de kruisfader-schuifregelaar zo ver mogelijk naar de
tegenovergestelde kant van het kanaal waarmee u wilt
starten.
4. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij
het cue-punt in de paraatstand.
Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet
bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet.
5. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de
kruisfader-schuifregelaar.
De CD-speler begint met afspelen.
Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kruisfader-
schuifregelaar helemaal naar de tegenovergestelde kant van
het startpunt schuiven om de CD-speler die aan die kant is
toegewezen te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de
paraatstand te zetten (terug-naar-cue).
* Als de kruisfader-keuzeschakelaar op [THRU] staat, is de
kanaalfader-schuifregelaar geactiveerd en kan de kruisfader-
schuifregelaar niet voor de bediening van de weergave worden
gebruikt.
[Kiezen van de kruisfadercurve]
Voor de verandering van het geluidsvolume als reactie op de
bediening van de faderschuifregelaar kan gekozen worden uit twee
verschillende curven.
7 Gebruik de kruisfader-keuzeschakelaar om de gewenste
kruisfadercurve te kiezen.
In de middenstand ( ) is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kruisfader.
In de rechterstand ( ) is er een snel stijgende curve wanneer
de kruisfader wordt verschoven (het geluid van [2 >] begint
zodra de schuifregelaar de [< 1] kant verlaat).
De curve-instellingen werken op dezelfde wijze voor beide
kanten [< 1] en [2 >].
MIC
HEADPHONES
MASTER
BEAT EFFECTS
FADER
START
(CH-1)
THRU/ /
2
53
FADER
START
(CH-2)
2
1
60
<DRB1404>
Du
EFFECTFUNCTIES (TYPEN BEAT-EFFECTEN)
EFFECTFUNCTIES
Dit apparaat is uitgerust met in totaal 8 basiseffecten die beat-
effecten en in-loops gebruiken die aan de BPM zijn gekoppeld. Door
de parameters van de effecten te veranderen, kunnen een groot
aantal nieuwe effecten worden gecreëerd. Bovendien kunt u met de
BEAT/BANK toetsen de tijdparameters instellen en zo een nog groter
assortiment aan beat-effecten produceren.
TYPEN BEAT-EFFECTEN
6. ROBOT
Creëert een geluidseffect dat lijkt op het geluid dat weergegeven
wordt door een robot.
1. DELAY (enkelvoudig herhalingsgeluid)
Met deze functie kunt u een vertraagd geluid met een beat van
1/2, 3/4, 1/1, 2/1 of 4/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Wanneer
bijvoorbeeld een 1/2 beat vertragingsgeluid wordt toegevoegd,
zullen vier beats acht beats worden. Ook zal door toevoeging van
een 3/4 beat vertragingsgeluid het ritme gesyncopeerd worden.
Voorbeeld
Oorspronkelijk
(4 beats)
1/2 vertraging
(8 beats)
2. ECHO (meervoudig herhalingsgeluid)
Met deze functie kunt u een echogeluid met een beat van 1/2, 3/4,
1/1, 2/1 of 4/1 snel en gemakkelijk toevoegen.
Wanneer bijvoorbeeld een echogeluid van 1/1 beat gebruikt
wordt om het ingangsgeluid af te snijden, zal er een geluid
synchroon met de beat samen met de fade-out herhaald worden.
Door een echo van 1/1 beat aan de microfoon toe te voegen, zal
het microfoongeluid synchroon met de muziekbeat herhaald
worden.
Als een echo van 1/1 beat op het vocale gedeelte van een track
wordt toegepast, krijgt het liedje een effect dat op een
kringloop lijkt.
Voorbeeld
1 beat
Afsnijden van
ingangsgeluid
1 beat
3. FILTER
In eenheden van 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt de
filterfrequentie verschoven, waardoor de geluidskleuring
aanzienlijk wordt veranderd.
Voorbeeld
1 cyclus = 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat
Frequentie
4. FLANGER
In eenheden van 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt snel en
gemakkelijk 1 cyclus van het flanger-effect geproduceerd.
Voorbeeld
Korte
vertraging
1 cyclus = 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat
5. PHASER
In eenheden van 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt snel en
gemakkelijk 1 cyclus van het phaser-effect geproduceerd.
Voorbeeld
Faseverschuiving
1 cyclus = 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat
7. ROLL
Geluiden van 1/2, 3/4, 1/1, 2/1 of 4/1 beat worden herhaaldelijk
opgenomen en uitgevoerd.
Voorbeeld
Herhalen
Oorspronkelijk
1/1 rol
Effect AAN
61
<DRB1404>
Du
Nederlands
EFFECTFUNCTIES (BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN/IN-LOOP SAMPLER)
BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN
Met de beat-effecten kunnen de effecttijden onmiddellijk
gesynchroniseerd worden met de BPM (beats per minuut), waardoor
zelfs tijdens live-uitvoeringen een groot scala aan effecten kan
worden geproduceerd, synchroon met het huidige ritme.
1. Druk op de AUTO toets om de BPM (beats per minuut =
tracksnelheid) meetmethode in te stellen.
AUTO: De AUTO toets licht op en de BPM van het ingangsgeluid
wordt automatisch gemeten.
TAP: De BPM wordt handmatig ingevoerd door tikken op de
TAP toets. De indicator van de AUTO toets licht niet op.
Bij het inschakelen van het apparaat komt de functie in de
[AUTO] stand te staan.
Als de BPM van een track niet automatisch gedetecteerd kan
worden, zal de BPM teller van het display knipperen.
Het effectieve bereik in de AUTO stand is 70 tot 180 BPM.
Het is mogelijk dat bij sommige tracks geen nauwkeurige
meting kan worden uitgevoerd.
In dit geval kunt u de TAP functie gebruiken voor het
handmatig invoeren van de BPM.
[Gebruik van de TAP toets voor het handmatig
invoeren van de BPM]
Als tweemaal of vaker op de TAP toets wordt gedrukt,
synchroon met de beat (1/4 noten), zal de BPM worden
opgenomen als de gemiddelde waarde die gedurende dat
interval is vastgesteld.
Wanneer de BPM functie is ingesteld op [AUTO], zal bij tikken
op de TAP toets de BPM functie overschakelen naar de TAP
functie en wordt het interval gemeten waarop de TAP toets
wordt ingedrukt.
Als de BPM via de TAP toets wordt ingesteld, wordt het beat-
veelvoud 1/1 of 4/1 (afhankelijk van het gekozen effect),
en de tijd voor 1 beat (1/4 noten) of 4 beats wordt als de
effecttijd ingesteld.
[Gebruik van de BEAT/PITCH toetsen voor het
handmatig invoeren van de BPM]
Door op de BEAT/PITCH toetsen (, +) te drukken terwijl u de
TAP toets ingedrukt houdt, kan de BPM worden veranderd.
De BPM kan worden ingesteld tussen 40 en 999, in eenheden
van 1 stapje.
MAXMIN
BPM
AUTO
TA P
PITCH
ERASE
BEAT
1
3
4
1
1
2
1
4
1
1
2
2
4
8
16
DELAY
1
2
MIC
MASTER
FILTER
ECHO
FLANGER
PHASER
ROBOT
ROLL
IN-LOOP
SAMPLER
CH. SELECT
LEVEL/DEPTH
ON/OFF
BEAT EFFECTS
BANK
BEAT
2
3
6
7
1
5
4
AUTO
BEAT/BANK
=1(1/2) / 2(3/4) / 4(1/1) / 8(2/1) / 16(4/1)
=DELAY / ECHO / FILTER /
FLANGER / PHASER /
ROBOT / ROLL
TAP
BEAT/PITCH –, +
CH. SELECT
=1 / 2 / MIC / MASTER
LEVEL/DEPTH
ON/OFF
2. Zet de effectkeuzeschakelaar op een effect, met
uitzondering van [IN-LOOP SAMPLER].
Zie blz. 60 voor verdere informatie over de diverse effecten.
3. Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal waarop
u het effect wilt toepassen.
Als [MIC] wordt gekozen, zal het effect op microfoon 1 en
microfoon 2 worden toegepast.
4. Druk op een van de BEAT/BANK toetsen om de beat te
kiezen waarmee u het effect wilt synchroniseren.
U kunt kiezen uit [1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1] of [1, 2, 4, 8, 16]. (Het
veelvoud verschilt afhankelijk van het effect. Zie blz. 60 voor
verdere informatie.)
De gekozen toets licht op.
De effecttijd die correspondeert met het beat-veelvoud wordt
automatisch ingesteld.
Voorbeeld: Bij BPM=120
1/1 = 500 ms
1/2 = 250 ms
2/1 = 1 000 ms
5.
Druk op de BEAT/PITCH toetsen (, +) om het beat-veelvoud
te kiezen waarmee u de effecten wilt synchroniseren.
Wanneer op [+] wordt gedrukt, wordt de beat die berekend is op
basis van de BPM verdubbeld en wanneer op [] wordt gedrukt,
wordt de beat die berekend is op basis van de BPM gehalveerd.
Als de tijdparameter binnen het bereik ligt dat berekend is op
basis van de BPM, licht de BEAT/BANK toets die met die waarde
correspondeert op. Wanneer de parameter tussen twee beat-
waarden in ligt, zullen beide BEAT/BANK toetsen knipperen. Als
de waarde minder dan 1/2 (1) is, zal de 1/2(1) toets knipperen en
als de waarde meer dan 4/1 (16) is, zal de 4/1(16) toets knipperen.
Als tijdens gebruik van de [DELAY], [ECHO] of [ROLL] effecten
de [], [+] toetsen gebruikt worden voor het verschuiven van
het veelvoud, zal de 3/4 waarde worden overgeslagen. Het
3/4 veelvoud kan echter gekozen worden door rechtstreeks op
de 3/4 toets te drukken.
6. Draai aan de LEVEL/DEPTH regelaar om de kwantitatieve
parameter voor het gekozen effect in te stellen.
Zie blz. 62 tot 63 voor details betreffende het effect van de
bediening van de regelaar op de parameter.
7. Zet de ON/OFF toets op ON om het gekozen effect in te
schakelen.
Bij enkele malen indrukken van de toets wordt het effect
beurtelings in/uitgeschakeld. (Bij het inschakelen van het
apparaat komt deze functie op OFF te staan.)
De ON/OFF toets knippert wanneer het effect op ON staat.
IN-LOOP SAMPLER
MAXMIN
BPM
AUTO
TA P
PITCH
ERASE
BEAT
1
3
4
1
1
2
1
4
1
1
2
2
4
8
16
DELAY
1
2
MIC
MASTER
FILTER
ECHO
FLANGER
PHASER
ROBOT
ROLL
IN-LOOP
SAMPLER
CH. SELECT
LEVEL/DEPTH
ON/OFF
BEAT EFFECTS
BANK
BEAT
1
2
3
8
6
5
AUTO
CH. SELECT
=1 / 2 / MIC / MASTER
7
LEVEL/DEPTH
=IN-LOOP SAMPLER
TAP
BEAT/BANK
ERASE
BEAT/PITCH , +
4
ON/OFF
62
<DRB1404>
Du
EFFECTFUNCTIES (IN-LOOP SAMPLER/EFFECTPARAMETERS)
Deze functie detecteert de BPM van de huidige track en neemt 4-beat-
bronnen op in vijf geheugenbanken die dan als loop synchroon met
de BPM van de huidige track kunnen worden weergegeven.
Overlappende opname is ook mogelijk.
1. Zet de effectkeuzeschakelaar op [IN-LOOP SAMPLER].
2. Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal
waarvan u een sample-opname wilt maken.
3. Meet de BPM.
Voer stap 1 uit van het hoofdstuk BEAT-EFFECTEN
PRODUCEREN (blz. 61).
4. Zet de ON/OFF toets op ON.
5. Bij het punt waar u een sample-opname wilt maken, drukt
u op een van de niet-oplichtende BEAT/BANK toetsen.
In de oplichtende BEAT/BANK toetsen is reeds een opname
gemaakt en deze kunnen niet opnieuw gebruikt worden tenzij
de opname eerst wordt gewist.
Het opnemen begint automatisch wanneer het geluidssignaal
van de CD-speler of een ander apparaat wordt gedetecteerd.
Tijdens het opnemen zal de BEAT/BANK toets snel knipperen.
In de opname-paraatstand zal de toets met tussenpozen
langzaam knipperen.
Wanneer 4 beats van het geluid met de gemeten BPM zijn
opgenomen, gaat de BEAT/BANK toets langzaam knipperen
en wordt loop-weergave uitgevoerd.
6. Als de beat niet meer synchroon is, drukt u op een van de
BEAT/PITCH toetsen (, +) om de timing opnieuw te
synchroniseren met de weergavesample van de spelende
track.
De weergavesnelheid wordt hoger bij indrukken van de [+]
toets en lager bij indrukken van de [] toets.
7. Draai aan de LEVEL/DEPTH regelaar om de geluidsbalans
tussen de bron en de sample in te stellen.
8. Om de loop-weergave te stoppen, drukt u op de BEAT/
BANK toets.
De indicator van de BEAT/BANK toets verandert van langzaam
knipperen naar continu oplichten.
[Weergeven van een opgenomen sample]
1 Zet de effectkeuzeschakelaar op [IN-LOOP SAMPLER].
2 Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om het kanaal
voor loop-weergave te kiezen.
3 Zet de ON/OFF toets op ON.
4 Druk op de BEAT/BANK toets die de sample bevat die u als
loop wilt weergeven.
De BEAT/BANK toetsen waarin samples zijn opgenomen
lichten op.
De gekozen toets knippert langzaam en de loop-weergave
begint.
5 Als de beat niet meer synchroon is, drukt u op een van de
BEAT/PITCH toetsen (, +) om de timing opnieuw te
synchroniseren met de weergavesample van de spelende
track.
De weergavesnelheid wordt hoger bij indrukken van de [+]
toets en lager bij indrukken van de [] toets.
6 Draai aan de LEVEL/DEPTH regelaar om de geluidsbalans
tussen de bron en de sample in te stellen.
7 Om de loop-weergave te stoppen, drukt u op de BEAT/
BANK toets.
De indicator van de BEAT/BANK toets blijft branden.
[Wissen van een opgenomen sample]
1 Zet de effectkeuzeschakelaar op [IN-LOOP SAMPLER].
2 Houd de ERASE (BEAT/PITCH ) toets ingedrukt en druk
dan op de BEAT/BANK toets waarin de sample is die u wilt
wissen.
De BEAT/BANK toetsen waarin samples zijn opgenomen
lichten op.
De indicator van de gekozen BEAT/BANK toets dooft en de
sample is gewist.
EFFECTPARAMETERS
8. IN-LOOP SAMPLER
Met deze functie kunt u 4-beat geluiden in maximaal 5 banken
opslaan en deze dan herhaaldelijk weergeven.
Voorbeeld
Herhalen
Bank 1
Huidige
track
BPM=125
Bank 1 ON
Naam
1 DELAY
2 ECHO
3 FILTER
4 FLANGER
Parameters van BEAT/BANK toetsen
Instellen van de vertragingstijd van
1/2 tot 4/1 per 1 beat BPM tijd.
Instellen van de vertragingstijd van
1/2 tot 4/1 per 1 beat BPM tijd.
De cyclus van de afsnijfrequentie-
verschuiving wordt ingesteld in
eenheden 1/1 tot 16/1 ten opzichte
van 1 beat BPM.
De cyclus van de flanger-verschuiving
wordt ingesteld in eenheden 1/1 tot
16/1 ten opzichte van 1 beat BPM.
Inhoud
Instellen van de
vertragingstijd.
Instellen van de
vertragingstijd.
Instellen van de
cyclus voor de
afsnijtijd-
verschuiving.
Instellen van de
cyclus voor de
flangereffect-
verschuiving.
Instelbereik (eenheid)
1 tot 8 000 (ms)
1 tot 8 000 (ms)
10 tot 32 000 (ms)
10 tot 32 000 (ms)
Parameter 2
(LEVEL/DEPTH regelaar)
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
vertragingsgeluid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
echogeluid.
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid.
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid. Wanneer de
regelaar volledig naar links wordt
gedraaid, wordt alleen het
oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
Parameter 1 (BEAT toets)
63
<DRB1404>
Du
Nederlands
EFFECTFUNCTIES (EFFECTPARAMETERS) / VERHELPEN VAN STORINGEN
VERHELPEN VAN STORINGEN
Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel, moet u eerst
onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet dus alle aangesloten elektrische
apparaten controleren.
Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde PIONEER service
center contact opnemen.
Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te herstellen, schakelt u het
apparaat uit en dan weer in.
Storing
Geen stroom.
Geen geluid of het geluidsvolume is
erg laag.
Geluid is vervormd.
Kruisfader werkt niet.
Faderstart met de CD-speler is niet
mogelijk.
Effecten werken niet.
BPM kan niet gemeten worden.
Gemeten BPM-waarde is niet juist.
Gemeten BPM-waarde verschilt van
de waarde die op de CD staat.
Mogelijke oorzaak
÷ Het netsnoer is niet aangesloten.
÷ De ingangskeuzeschakelaar staat in de
verkeerde stand.
÷ De PHONO/LINE ingangskeuzeschakelaar
staat in de verkeerde stand.
÷ De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten
of de kabels zitten los.
÷ De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil.
÷ Het hoofduitgangsniveau is te hoog.
÷ Het ingangsniveau is te hoog.
÷ De kruisfader-keuzeschakelaar staat op
[THRU].
÷ De FADER START toets staat op OFF.
÷ De CONTROL aansluiting op het
achterpaneel is niet met de CD-speler
verbonden.
÷ Alleen de CONTROL aansluiting op het
achterpaneel is met de CD-speler
verbonden.
÷ De instelling van de effectkanaal-
keuzeschakelaar (CH. SELECT) is verkeerd.
÷ De effectparameterregelaar (LEVEL/
DEPTH) staat op [MIN].
÷ Het ingangsniveau is te hoog of te laag
ingesteld.
÷ De BPM kan bij sommige tracks niet juist
gemeten worden.
÷ Er kunnen verschillen zijn als gevolg van de
BPM detectiemethode die gebruikt wordt.
Maatregelen
÷ Sluit het netsnoer op een stopcontact aan.
÷ Kies het weergave-apparaat met de
ingangskeuzeschakelaar.
÷ Zet de PHONO/LINE ingangskeuzeschakelaar
op het apparaat dat wordt weergegeven.
÷ Corrigeer de aansluitingen.
÷ Maak de aansluitbussen/stekkers schoon
voordat u de aansluitingen maakt.
÷ Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER
LEVEL) in.
÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het
ingangsniveau 0 dB nadert op de
kanaalniveau-indicator.
÷ De schakelaar moet in een andere stand dan
[THRU] staan.
÷ Zet de FADER START toets op ON.
÷ Verbind de CONTROL aansluiting van de
DJM-400 met een bedieningssignaalkabel met
de CD-speler.
÷ Verbind de CONTROL aansluitingen en ook de
CD ingangsaansluitingen.
÷ Kies correct het kanaal waarop u de effecten
wilt toepassen.
÷ Stel de effectparameterregelaar in.
÷ Stel de TRIM regelaar in.
÷ Tik op de TAP toets om de BPM handmatig in
te stellen.
÷ Er zijn geen maatregelen nodig.
Parameter 1 (BEAT toets)
Naam
5 PHASER
6 ROBOT
7 ROLL
8
IN-LOOP SAMPLER
Parameters van BEAT/BANK toetsen
De cyclus van het phaser-effect
wordt ingesteld in eenheden 1/1 tot
16/1 ten opzichte van 1 beat BPM.
Robot-geluidseffecten kunnen
worden ingesteld op 7 vaste
waarden van 100 % tot +100 %.
Instellen van de vertragingstijd van
1/2 tot 4/1 per 1 beat BPM tijd.
Kiezen van de bank voor opname/
weergave van de 4-beat-bron.
Inhoud
Instellen van de
cyclus voor de
fase-effect-
verschuiving.
Instellen van het
robotgeluideffect.
Instellen van de
effecttijd.
Instelbereik (eenheid)
10 tot 32 000 (ms)
100, 66, 50, 0,
+26, +50, +100 (%)
(vaste waarden)
10 tot 8 000 (ms)
Parameter 2
(LEVEL/DEPTH regelaar)
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid. Wanneer de
regelaar volledig naar links wordt
gedraaid, wordt alleen het
oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het ROLL
geluid. Er is geen verandering
wanneer de regelaar vanuit de
middenstand naar de rechterkant
wordt gedraaid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en de
opgenomen sample. Er is geen
verandering wanneer de regelaar
vanuit de middenstand naar de
rechterkant wordt gedraaid.
Uitgegeven door Pioneer Corporation.
Copyright © 2006 Pioneer Corporation.
Alle rechten voorbehouden.

Documenttranscriptie

Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer produkt. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door zodat u het apparaat op de juiste wijze kunt bedienen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor het geval u deze in de toekomst nogmaals nodig heeft. Het is mogelijk dat in bepaalde landen of gebieden de uitvoering van de netstekker en het stopkontakt verschilt van hetgeen in deze gebuiksaanwijzing is afgebeeld. De aansluitmethode en bediening zijn in dergelijke gevallen echter precies hetzelfde. K015 Du BELANGRIJK CAUTION RISK OF ELECTRIC SHOCK DO NOT OPEN De lichtflash met pijlpuntsymbool in een gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de aandacht van de gebruikers te trekken op een niet geïsoleerde “gevaarlijke spanning” in het toestel, welke voldoende kan zijn om bij aanraking een elektrische shock te veroorzaken. WAARSCHUWING: OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE SHOCK TE VOORKOMEN, DEKSEL (OF RUG) NIET VERWIJDEREN. AAN DE BINNENZIJDE BEVINDEN ZICH GEEN ELEMENTEN DIE DOOR DE GEBRUIKER KUNNEN BEDIEND WORDEN. ENKEL DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL TE BEDIENEN. WAARSCHUWING Dit apparaat is niet waterdicht. Om brand of een elektrische schok te voorkomen, mag u geen voorwerp dat vloeistof bevat in de buurt van het apparaat zetten (bijvoorbeeld een bloemenvaas) of het apparaat op andere wijze blootstellen aan waterdruppels, opspattend water, regen of vocht. D3-4-2-1-3_A_Du WAARSCHUWING Het uitroepteken in een gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de aandacht van de gebruiker te trekken op de aanwezigheid van belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de handleiding bij dit toestel. D3-4-2-1-1_Du BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE DE VENTILATIE Let er bij het installeren van het apparaat op dat er voldoende vrije ruimte rondom het apparaat is om een goede doorstroming van lucht te waarborgen (tenminste 5 cm achter en 3 cm aan de zijkanten van het apparaat). WAARSCHUWING Lees zorgvuldig de volgende informatie voordat u de stekker de eerste maal in het stopcontact steekt. De bedrijfsspanning van het apparaat verschilt afhankelijk van het land waar het apparaat wordt verkocht. Zorg dat de netspanning in het land waar het apparaat wordt gebruikt overeenkomt met de bedrijfsspanning (bijv. 230 V of 120 V) aangegeven D3-4-2-1-4_A_Du op de achterkant van het apparaat. De gleuven en openingen in de behuizing van het apparaat zijn aangebracht voor de ventilatie, zodat een betrouwbare werking van het apparaat wordt verkregen en oververhitting wordt voorkomen. Om brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze openingen nooit geblokkeerd worden of dat ze afgedekt worden door voorwerpen (kranten, tafelkleed, gordijn e.d.) of door gebruik van het apparaat op een dik tapijt of een bed. D3-4-2-1-7b_A_Du WAARSCHUWING Gebruiksomgeving Om brand te voorkomen, mag u geen open vuur (zoals een brandende kaars) op de apparatuur zetten. D3-4-2-1-7a_A_Du Temperatuur en vochtigheidsgraad op de plaats van gebruik: +5° – +35°C, minder dan 85% RH (ventilatieopeningen niet afgedekt) Zet het apparaat niet op een slecht geventileerde plaats en stel het apparaat ook niet bloot aan hoge vochtigheid of direct zonlicht (of sterke kunstmatige D3-4-2-1-7c_A_Du verlichting). Deponeer dit product niet bij het gewone huishoudelijk afval wanneer u het wilt verwijderen. Er bestaat een speciaal wettelijk voorgeschreven verzamelsysteem voor de juiste behandeling, het opnieuw bruikbaar maken en de recycling van gebruikte elektronische producten. In de 25 lidstaten van de EU, Zwitserland en Noorwegen kunnen particulieren hun gebruikte elektronische producten gratis bij de daarvoor bestemde verzamelplaatsen of een verkooppunt (indien u aldaar een gelijkwaardig nieuw product koopt) inleveren. Indien u zich in een ander dan bovengenoemd land bevindt kunt u contact opnemen met de plaatselijke overheid voor informatie over de juiste verwijdering van het product. Zodoende zorgt u ervoor dat het verwijderde product op de juiste wijze wordt behandeld, opnieuw bruikbaar wordt gemaakt, t gerecycleerd en het niet schadelijk is voor de gezondheid en het milieu. Als de netstekker van dit apparaat niet geschikt is voor het stopcontact dat u wilt gebruiken, moet u de stekker verwijderen en een geschikte stekker aanbrengen. Laat het vervangen en aanbrengen van een nieuwe netstekker over aan vakkundig onderhoudspersoneel. Als de verwijderde stekker per ongeluk in een stopcontact zou worden gestoken, kan dit resulteren in een ernstige elektrische schok. Zorg er daarom voor dat de oude stekker na het verwijderen op de juiste wijze wordt weggegooid. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact wanneer u het apparaat geruime tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op vakantie gaat). D3-4-2-2-1a_A_Du LET OP De POWER schakelaar van dit apparaat koppelt het apparaat niet volledig los van het lichtnet. Aangezien er na het uitschakelen van het apparaat nog een kleine hoeveelheid stroom blijft lopen, moet u de stekker uit het stopcontact halen om het apparaat volledig van het lichtnet los te koppelen. Plaats het apparaat zodanig dat de stekker in een noodgeval gemakkelijk uit het stopcontact kan worden gehaald. Om brand te voorkomen, moet u de stekker uit het stopcontact halen wanneer u het apparaat langere tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op D3-4-2-2-2a_A_Du vakantie gaat). Dit product voldoet aan de laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG, gewijzigd bij 93/68/EEG), EMCrichtlijnen (89/336/EEG, gewijzigd bij 92/31/EEG en D3-4-2-1-9a_Du 93/68/EEG). WAARSCHUWING NETSNOER Pak het netsnoer beet bij de stekker. Trek de stekker er niet uit door aan het snoer te trekken en trek nooit aan het netsnoer met natte handen aangezien dit kortsluiting of een elektrische schok tot gevolg kan hebben. Plaats geen toestel, meubelstuk o.i.d. op het netsnoer, en klem het niet vast. Maak er nooit een knoop in en en verbind het evenmin met andere snoeren. De netsnoeren dienen zo te worden geleid dat er niet per ongeluk iemand op gaat staan. Een beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Kontroleer het netsnoer af en toe. Wanneer u de indruk krijgt dat het beschadigd is, dient u bij uw dichtstbijzijnde erkende PIONEER onderhoudscentrum of uw dealer een nieuw snoer te S002_Du kopen. WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK Installatieplek Installeer het toestel in een goed verluchte ruimte, waar het niet aan hoge temperaturen of vocht wordt blootgesteld. ÷ Installeer het toestel niet in een ruimte die aan directe zonnestralen is blootgesteld, of naast kachels of radiators. De buitenkant en de interne bestanddelen kunnen door te grote hitte worden beschadigd. De installatie van het toestel in een vochtige of stoffige omgeving kan ook stoornissen of ongelukken tot gevolg hebben. (Vermijd plaatsing naast fornuizen, etc. waar het toestel aan vette dampen, stoom of hitte zou kunnen worden blootgesteld.) ÷ Wanneer het toestel in een koffer of in een DJ-cabine wordt gebruikt, moet het van de wanden worden verwijderd om de warmteuitstraling te bevorderen. 52 <DRB1404> Du Het toestel schoonmaken ÷ Gebruik een poetsdoek om het stof en het vuil weg te nemen. ÷ Wanneer de buitenkant erg vuil is, kunt u deze met een in een neutraal, met vijf à zes keer zoveel water verdund reinigingsmiddel gedrenkte en goed uitgewrongen zachte doek schoonmaken en eindigen met een droge doek. Gebruik geen meubelwas of vlekkenmiddelen. ÷ Gebruik nooit verdunners, benzeen, insecticiden of andere chemische producten op of in de buurt van dit toestel, want deze tasten de buitenkant aan. 3. Ingangs-/uitgangsaansluitingen INHOUDSOPGAVE WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK .......... 52 TECHNISCHE GEGEVENS ........................................ 53 KENMERKEN ............................................................. 53 VOOR GEBRUIK AANSLUITINGEN ...................................................... AANSLUITINGENPANEEL .................................. AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN ........................................................... AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE UITGANGEN ......................................................... AANSLUITEN VAN HET NETSNOER ................. BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN ........................................... 54 54 PHONO/LINE ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 2 CD ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 2 MIC/AUX ingangsaansluitingen Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 2 MASTER uitgangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 2 PHONES aansluitingen Stereo hoofdtelefoonaansluiting (Ø6,3 mm) ................................ 1 CONTROL aansluitingen Mini-klinkstekkerbussen (Ø3,5 mm) .............................................. 2 55 4. Accessoires 55 55 Gebruiksaanwijzing ............................................................................. 1 Netsnoer ............................................................................................... 1 56 Wijzigingen in technische gegevens en ontwerp voorbehouden, zonder voorafgaande kennisgeving. BEDIENING 58 58 59 60 60 61 61 62 OVERIG VERHELPEN VAN STORINGEN ................................ 63 BLOKSCHEMA ........................................................... 76 TECHNISCHE GEGEVENS 1. Algemeen Stroomvoorziening ............ 220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz Stroomverbruik ............................................................................. 13 W Bedrijfstemperatuur ..................................................... +5 °C tot +35 °C Bedrijfsvochtigheid ....................... 5 % tot 85 % (zonder condensatie) Gewicht ........................................................................................ 3,2 kg Maximale afmetingen ................... 223 (B) × 304,7 (D) × 106,6 (H) mm KENMERKEN 1 Ontworpen voor een topkwaliteit geluid De analoge signalen worden bemonsterd met 96 kHz/24 bit, wat vergelijkbaar is met professionele prestatieniveaus. Het mengen geschiedt met hetzelfde type 32-bit DSP als die gebruikt wordt in de DJM-1000 en DJM-800, waarbij de geluidskwaliteit in het geheel niet wordt aangetast en een helder en krachtig clubgeluid wordt verkregen dat bij uitstek geschikt is voor DJ’s. 2 3-band equalizer met afbreekfunctie Uitgerust met equalizerfuncties voor elk van de drie bandbreedten HI, MID en LOW, en een afbreekfunctie voor het verlagen van het verzwakkingsniveau tot –∞. 3 Grote variëteit aan effecten 1) Beat-effecten De “beat-effecten” die zo populair zijn op de DJM-600 zijn verder ontwikkeld. De effecten kunnen gekoppeld aan de BPM (beats per minuut) telling worden toegepast, waardoor een groot aantal geluiden gecreëerd kan worden. Voorbeelden van deze effecten zijn vertraging, echo, filter, flanger, phaser, robot en rol. 2) Beat-keuzetoetsen U kunt de effecttijd automatisch instellen gekoppeld aan de BPM. Tevens is selectie van de gewenste BPM voor het synchroniseren van de beat-effecten mogelijk. 2. Audiogedeelte 3) In-loop sampler Bemonsteringsfrequentie ........................................................... 96 kHz A/D, D/A-omzetter ........................................................................ 24 bit Frequentiebereik LINE ........................................................................ 20 Hz tot 20 kHz MIC ......................................................................... 20 Hz tot 20 kHz PHONO ........................................................ 20 Hz tot 20 kHz (RIAA) S/R-verhouding (bij nomimaal vermogen) LINE ......................................................................................... 97 dB PHONO .................................................................................... 82 dB MIC .......................................................................................... 78 dB Vervorming (LINE-MASTER OUT) ........................................... 0,007 % Ingangsniveau/impedantie PHONO ...................................................................... –52 dBu/47 kΩ MIC 1, MIC 2 ............................................................. –52 dBu/47 kΩ CD, LINE .................................................................... –12 dBu/47 kΩ Uitgangsniveau/impedantie MASTER OUT ............................................................ +2 dBu/10 kΩ PHONES ...................................................................... + 2 dBu/32 Ω Overspraak (LINE) ........................................................................ 78 dB Kanaal-equalizerverloop (isolator) HI .................................................................... +9 dB tot –∞ (13 kHz) MID ................................................................... +9 dB tot –∞ (1 kHz) LOW .................................................................. +9 dB tot –∞ (70 Hz) Microfoon-equalizerverloop HI ..... –12 dB (volledig linksom gedraaid) tot 0 dB (midden) (10 kHz) LOW ... –12 dB (volledig rechtsom gedraaid) tot 0 dB (midden) (100 Hz) Detecteert de BPM van de huidige track en kan tot vijf 4-beat-bronnen in banken opnemen, voor weergave van een loop op de maat van de BPM van de track. 4 2 MIC ingangen, met omschakelfunctie naar AUX Uitgerust met 2 MIC ingangen die naar AUX omgeschakeld kunnen worden voor gebruik als een derde LINE ingang. 5 Automatische talk-over functie De automatische talk-over functie zorgt ervoor dat het volume van de track automatisch verminderd wordt wanneer er een microfoonsignaal binnenkomt. 6 Andere hoogtepunten ¶ Door dit apparaat met behulp van een bedieningssignaalkabel op een Pioneer CD-speler voor DJ-gebruik aan te sluiten, kan het afspelen op de CD-speler gekoppeld worden aan de bediening van de fader (“faderstart-weergave”). ¶ “Fadercurve afstelling” functie voor het wijzigen van de kruisfadercurve. ¶ “Automatische BPM teller” geeft een visuele weergave van het tempo van de track. ¶ Automatische meeluisterfunctietoewijzing voor het toewijzen van de kanaalinvoer en de hoofduitvoer aan het linker en rechter kanaal van de meeluister-hoofdtelefoon. ¶ Uitgebreide ingangs-/uitgangssystemen. Voorzien van twee CD ingangen, twee LINE/PHONO (MM-type) ingangen en twee microfooningangen voor een totaal van zes ingangssystemen, samen met twee uitgangssystemen. 53 <DRB1404> Du Nederlands BEDIENING VAN HET MENGPANEEL ..................... BASISBEDIENING ................................................ FADERSTARTFUNCTIE ....................................... EFFECTFUNCTIES ..................................................... TYPEN BEAT-EFFECTEN ..................................... BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN ........................ IN-LOOP SAMPLER ............................................. EFFECTPARAMETERS ......................................... AANSLUITINGEN AANSLUITINGEN AANSLUITINGENPANEEL Achterpaneel Voorpaneel 1 2 MONO POWER OFF 3 4 MIC2 STEREO PHONO LINE 2 MASTER OUT L AUX PHONO LINE CD CD SIGNAL GND L L LINE PHONO R LINE PHONO R R CONTROL 17 16 15 14 18 AUX(L) MIC 1 6 MIC1 AUX(R) ON AC IN 5 13 1. POWER schakelaar 2. STEREO/MONO keuzeschakelaar 12 11 CONTROL 10 9 8 7 10. Kanaal 1 PHONO/LINE keuzeschakelaar Als deze schakelaar op [MONO] staat, is de hoofduitvoer in mono. Gebruik deze schakelaar om de functie van de kanaal 1 PHONO/LINE ingangsaansluitingen te kiezen. 3. MIC2/AUX(R) ingangsaansluiting 11. Kanaal 2 CONTROL aansluiting Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluiting. Gebruik deze aansluiting als microfooningang of voor het rechter (R) kanaal van een apparaat met een lijnniveau-uitgangssignaal. 4. MIC/AUX ingangskeuzeschakelaar Als deze schakelaar op [AUX] staat, functioneren de MIC1 en MIC2 ingangsaansluitingen als AUX(L) en AUX(R) ingangsaansluitingen. 5. MIC1/AUX(L) ingangsaansluiting Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluiting. Gebruik deze aansluiting als microfooningang of voor het linker (L) kanaal van een apparaat met een lijnniveau-uitgangssignaal. 6. Signaal-aardeaansluiting (SIGNAL GND) Sluit hierop de aarddraden van analoge spelers aan. Dit is geen veiligheidsaarde-aansluiting. 7. Kanaal 1 CONTROL aansluiting Ø3,5 mm mini-klinktype aansluiting. Verbind deze aansluiting met de bedieningssignaal-aansluiting van de DJ CD-speler die aangesloten is op de kanaal 2 ingangen. Wanneer deze verbinding is gemaakt, kan de faderschuifregelaar van het DJ-mengpaneel gebruikt worden voor het uitvoeren van faderstart-weergave en terug-naar-cue op de kanaal 2 DJ CD-speler. 12. Kanaal 2 CD ingangsaansluitingen (CD) RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen. Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveauuitgangssignaal worden aangesloten. 13. Kanaal 2 PHONO/LINE ingangsaansluitingen RCA-type phono-niveau (voor MM-element) of lijnniveauingangsaansluitingen. Kies de gewenste functie met de kanaal 2 PHONO/LINE keuzeschakelaar. Ø3,5 mm mini-klinktype aansluiting. Verbind deze aansluiting met de bedieningssignaal-aansluiting van de DJ CD-speler die aangesloten is op de kanaal 1 ingangen. Wanneer deze verbinding is gemaakt, kan de faderschuifregelaar van het DJ-mengpaneel gebruikt worden voor het uitvoeren van faderstart-weergave en terug-naar-cue op de kanaal 1 DJ CD-speler. 14. Kanaal 2 PHONO/LINE keuzeschakelaar 8. Kanaal 1 CD ingangsaansluitingen (CD) 16. MASTER OUT 1 uitgangsaansluitingen RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen. Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveauuitgangssignaal worden aangesloten. 17. Netstroomingang (AC IN) 9. Kanaal 1 PHONO/LINE ingangsaansluitingen RCA-type phono-niveau (voor MM-element) of lijnniveauingangsaansluitingen. Kies de gewenste functie met de kanaal 1 PHONO/LINE keuzeschakelaar. 54 <DRB1404> Du Gebruik deze schakelaar om de functie van de kanaal 2 PHONO/LINE ingangsaansluitingen te kiezen. 15. MASTER OUT 2 uitgangsaansluitingen RCA-type ongebalanceerde uitgang. RCA-type ongebalanceerde uitgang. Sluit hierop het bijgeleverde netsnoer aan en steek dan de stekker aan het andere uiteinde in een stopcontact met de juiste netspanning. 18. Hoofdelefoonaansluiting (PHONES) Hierop kan een stereo hoofdtelefoon voorzien van een Ø6,3 mm stereo hoofdtelefoonstekker worden aangesloten. AANSLUITINGEN Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met het maken of wijzigen van aansluitingen. Als de STEREO/MONO schakelaar op [MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn. AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN Hoofdtelefoon De PHONES aansluiting op het voorpaneel kan gebruikt worden voor het aansluiten van een hoofdtelefoon met een Ø6,3 mm stereo klinkstekker. Pioneer DJ CD-spelers Verbind de audio-uitgangsaansluitingen van de DJ CD-speler met de kanaal 1 of 2 CD ingangsaansluitingen en sluit de bedieningssignaalkabel van de speler op de bijbehorende CONTROL aansluiting van het kanaal aan. Zet de ingangskeuzeschakelaar van het kanaal op [CD]. STEREO/MONO schakelaar Voorpaneel Analoge platenspeler Sluit de audio-uitgangskabel van de analoge platenspeler aan op de kanaal 1 of 2 PHONO/LINE ingangsaansluitingen. Zet de bijbehorende PHONO/ LINE schakelaar van het kanaal op [PHONO] en de ingangskeuzeschakelaar van het kanaal op [PHONO/LINE]. De PHONO ingangen van de DJM-400 zijn geschikt voor MM-elementen. Sluit de aardkabel van de platenspeler op de SIGNAL GND aansluiting van de DJM-400 aan. MONO POWER OFF STEREO ON AC IN 1 2 MASTER OUT L Aansluiten van andere apparaten met een lijnniveau-uitgangssignaal R Voor gebruik van een cassettedeck of andere CD-speler verbindt u de audio-uitgangsaansluitingen van het betreffende apparaat met de kanaal 1 of 2 PHONO/LINE ingangsaansluitingen. Zet daarna de bijbehorende PHONO/LINE schakelaar van het kanaal op [LINE] en de ingangskeuzeschakelaar op [PHONO/LINE]. L R R L Microfoon De MIC1 en MIC2 aansluitingen kunnen gebruikt worden om microfoons met een Ø6,3 mm klinkstekker aan te sluiten. Zet de MIC/ AUX schakelaar in de [MIC] stand. Eindversterker Hulpingangsaansluitingen De MIC1 en MIC2 aansluitingen kunnen ook gebruikt worden als een paar stereo lijningangsaansluitingen voor het aansluiten van een apparaat met lijnniveau-uitgangsaansluitingen. Verbind het L kanaal van het apparaat met de MIC1 (AUX(L)) aansluiting en het R kanaal met de MIC2 (AUX(R)) aansluiting. Zet daarna de MIC/AUX schakelaar op [AUX] (voor deze verbinding zijn Ø6,3 mm klinkstekkers nodig). Cassettedeck enz. (opname-apparaat met analoge ingang) Eindversterker Hoofdtelefoon AANSLUITEN VAN HET NETSNOER AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE UITGANGEN ÷ Nadat alle andere aansluitingen zijn voltooid, sluit u het bijgeleverde netsnoer op de netingang aan de achterkant van het apparaat aan en steekt dan de stekker in een normaal stopcontact of in een netuitgang op de achterkant van de versterker. ÷ Gebruik alleen het bijgeleverde netsnoer. Hoofduitgang Dit apparaat is uitgerust met MASTER OUT 1 en MASTER OUT 2 uitgangssystemen die beide geschikt zijn voor RCA tulpstekkers. MIC/AUX schakelaar Ingangskeuzeschakelaars Microfoon 2 MONO POWER OFF MIC2 STEREO MIC1 AUX(R) AUX(L) MIC ON AC IN 1 PHONO LINE 2 MASTER OUT L PHONO LINE CD L CD SIGNAL GND L LINE PHONO R Microfoon 1 AUX LINE PHONO R R R CONTROL CONTROL L PHONO/LINE schakelaar Opmerking: Zet de schakelaar op [LINE], behalve wanneer u een analoge platenspeler hebt aangesloten. Cassettedeck enz. L R R L R Analoge platenspeler L R L R Elektronisch instrument, CD-speler enz. (klinkstekker-aansluitbus) L Analoge platenspeler DJ CD-speler DJ CD-speler 55 <DRB1404> Du Nederlands Sluit het netsnoer als laatste aan. BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN 1 2 5 Kanaal-middentonenregelaar (MID) POWER 13 MASTER MIC PHONO 1 /LINE 1 CD 1 MIC 1 LEVEL TRIM 24 PHONO 2 /LINE 2 CD 2 LEVEL TRIM 3 14 3 2 CHANNEL DJ MIXER 0 0 MIC 2 LEVEL +9 HI 25 BEAT EFFECTS +9 4 4 15 HI BPM MASTER LEVEL AUTO 0 OVER EQ MID 26 +9 5 EQ LOW 4 4 2 2 0 0 -2 -2 5 1 12 2 34 4 11 8 21 16 41 MID 17 HI MIC LOW +9 6 OFF ON TALK OVER -4 -4 -10 -10 dB dB 6 7 +9 BEAT PITCH LOW +9 ERASE 18 BEAT BANK 19 FLANGER PHASER ROBOT FILTER ECHO 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 HEADPHONES CH-1 CH-2 MASTER 28 LEVEL 8 8 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 2 1 0 MIC MASTER 21 LEVEL/DEPTH FADER START 11 9 22 10 MIN THRU 20 CH. SELECT FADER START 29 ROLL IN-LOOP SAMPLER DELAY MAX ON/OFF 23 PHONES 30 12 1 Kanaal 1 ingangskeuzeschakelaar CD 1: De CD ingangsaansluitingen (lijnniveau-ingangssignaal) zijn gekozen. PHONO 1/LINE 1: De PHONO/LINE ingangsaansluitingen zijn gekozen. ¶ De PHONO/LINE schakelaar op het aansluitingenpaneel wordt gebruikt om de functie van de kanaal 1 aansluitingen om te schakelen tussen platenspeleringang (ingangssignaal van analoge platenspeler) en lijningang (lijnniveau-ingangssignaal). 6 Kanaal-lagetonenregelaar (LOW) Voor het instellen van de lage frequenties (lage tonen) van elk kanaal (met afbreekfunctie). (Instelbereik: –∞ tot +9 dB) 7 Kanaalniveau-indicators Deze indicators tonen het huidige niveau voor elk kanaal, met een 0,6-seconde piekvasthoudfunctie. 8 Kanaalfader-schuifregelaars TAP EQ +9 27 16 OVER +9 Voor het instellen van de middenrequenties (middentonen) van elk kanaal (met afbreekfunctie). (Instelbereik: –∞ tot +9 dB) Voor het instellen van het geluidsvolume van elk kanaal. (Instelbereik: –∞ tot 0 dB) 9 Kanaal 1 faderstarttoets/indicator (FADER START) Bij enkele malen indrukken van deze toets wordt de faderstart/terug-naar-cue functie voor de DJ CDspeler aangesloten op kanaal 1 beurtelings in/ uitgeschakeld. De toets licht op wanneer de functie ingeschakeld is. Als de functie ingeschakeld is, zal de werking verschillen afhankelijk van de instelling van de kruisfader-keuzeschakelaar. ¶ Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de linkerstand (THRU) staat, is de functie gekoppeld aan de bediening van de kanaalfader-schuifregelaar (en niet gekoppeld aan de kruisfader). ¶ Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de middenstand ( ) of de rechterstand ( ) staat, is de functie gekoppeld aan de kruisfader-schuifregelaar (en niet gekoppeld aan de kanaalfader). 10 Kanaal 2 faderstarttoets/indicator (FADER START) Bij enkele malen indrukken van deze toets wordt de faderstart/terug-naar-cue functie voor de DJ CDspeler aangesloten op kanaal 2 beurtelings in/ uitgeschakeld. De toets licht op wanneer de functie ingeschakeld is. Als de functie ingeschakeld is, zal de werking verschillen afhankelijk van de instelling van de kruisfader-keuzeschakelaar. ¶ Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de linkerstand (THRU) staat, is de functie gekoppeld aan de bediening van de kanaalfaderschuifregelaar (en niet gekoppeld aan de kruisfader). ¶ Als de kruisfader-keuzeschakelaar in de middenstand ( ) of de rechterstand ( ) staat, is de functie gekoppeld aan de kruisfaderschuifregelaar (en niet gekoppeld aan de kanaalfader). 11 Kruisfader-keuzeschakelaar De PHONO/LINE ingangsaansluitingen zijn gekozen. ¶ De PHONO/LINE schakelaar op het aansluitingenpaneel wordt gebruikt om de functie van de kanaal 2 aansluitingen om te schakelen tussen platenspeleringang (ingangssignaal van analoge platenspeler) en lijningang (lijnniveau-ingangssignaal). Met deze schakelaar kunt u instellen of de kruisfader wel of niet gebruikt moet worden en tevens kunt u uit twee typen kruisfadercurven kiezen. ¶ Als de schakelaar in de linkerstand (THRU) staat, is de kruisfader uitgeschakeld en is de kanaalfaderuitvoer gemengd zonder dat deze via de kruisfader loopt. ¶ Als de schakelaar in de middenstand ( ) staat, is de kruisfader ingeschakeld en is er een langzaam stijgende curve gekozen. ¶ Als de schakelaar in de rechterstand ( ) staat, is de kruisfader ingeschakeld en is er een snel stijgende curve gekozen (zodra de schuifregelaar de [< 1] kant verlaat, hoort u het [2 >] geluid). 3 TRIM regelaar 12 Kruisfader-schuifregelaar Voor het instellen van het ingangsniveau van elk kanaal. (Instelbereik: –∞ tot +9 dB, middenstand is ongeveer 0 dB) Het geluid van kanaal 1 en kanaal 2 wordt uitgevoerd overeenkomstig de kruisfadercurve die gekozen is met de kruisfaderkeuzeschakelaar. De kruisfaderfunctie werkt niet wanneer de kruisfader-keuzeschakelaar in de [THRU] stand staat. 2 Kanaal 2 ingangskeuzeschakelaar CD 2: De CD ingangsaansluitingen (lijnniveau-ingangssignaal) zijn gekozen. PHONO 2/LINE 2: 4 Kanaal-hogetonenregelaar (HI) Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van elk kanaal (met afbreekfunctie). (Instelbereik: –∞ tot +9 dB) 56 <DRB1404> Du BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN 14 Hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL) Gebruik deze regelaar om het hoofduitvoerniveau in te stellen. (Instelbereik: –∞ tot 0 dB) Beat-effect-gedeelte Microfoon-invoer bedieningsgedeelte 24 Microfoon 1 niveauregelaar (MIC 1 LEVEL) Voor het instellen van het volume van microfoon 1. (Instelbereik: –∞ tot 0 dB) Als de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op [AUX] staat, kan met deze regelaar het geluidsvolume van het linker kanaal (AUX(L)) worden ingesteld. 25 Microfoon 2 niveauregelaar (MIC 2 LEVEL) Geeft het tempo van de huidige track in beats-per-minuut (BPM) aan. ¶ Het display knippert tijdens de BPM berekening en ook wanneer de BPM niet berekend kan worden. Voor het instellen van het volume van microfoon 2. (Instelbereik: –∞ tot 0 dB) Als de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op [AUX] staat, kan met deze regelaar het geluidsvolume van het rechter kanaal (AUX(R)) worden ingesteld. 16 BPM meetmethodetoets/indicator (AUTO) 26 Microfoontoonregelaar (EQ) Bij enkele malen indrukken van de toets verandert de BPM meetmethode als volgt: AUTO methode: De AUTO toets licht op en de BPM wordt automatisch berekend. Dit is de standaardinstelling wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. TAP methode (handmatige invoer): De AUTO toets licht niet op en de BPM wordt handmatig ingesteld met behulp van de TAP toets. Gebruik deze regelaar om de klank van het geluid van de microfoons 1 en 2 in te stellen. Draai de regelaar helemaal naar rechts om de lage tonen maximaal te verzwakken. Draai de regelaar helemaal naar links om de hoge tonen maximaal te verzwakken. (Instelbereik: 0 dB tot –12 dB) 15 BPM display 17 TAP toets De BPM wordt berekend op basis van de intervallen waarop de TAP toets wordt ingedrukt. Als in de AUTO stand op de TAP toets wordt getikt, zal de meetmethode automatisch overschakelen naar de TAP meetmethode (handmatige invoer). 18 Beat-keuzetoetsen (BEAT/PITCH –, +) + (Beat verhogen): Voor het verdubbelen van de berekende BPM. – (Beat verlagen): Voor het halveren van de berekende BPM. ¶ Als u op een van de BEAT/PITCH toetsen (–, +) drukt terwijl u de TAP toets ingedrukt houdt, kan de BPM veranderd worden (40 tot 999, in eenheden van 1 stapje). Tijdens in-loop sampler-weergave zal de loop-weergavesnelheid worden veranderd. + (Beat verhogen): De weergavesnelheid wordt hoger wanneer de toets wordt ingedrukt. – (Beat verlagen): De weergavesnelheid wordt lager wanneer de toets wordt ingedrukt. 19 Beat-keuzetoetsen/banktoetsen/indicators (BEAT 1 (1/2), 2 (3/4), 4 (1/1), 8 (2/1), 16 (4/1) / BANK) Gebruik deze toetsen voor het kiezen van de beat voor het synchroniseren van effecten (blz. 61). De gekozen toets licht op. Tijdens in-loop sampler-weergave werken de toetsen als banktoetsen voor het opnemen van muzieksamples (blz. 62). ¶ Als u op de BEAT/BANK toets drukt terwijl u de ERASE (BEAT/ PITCH –) toets ingedrukt houdt, zal de muzieksample die met de BEAT/BANK toets is opgenomen gewist worden. 27 Microfoonfunctie-keuzeschakelaar (MIC) OFF: Er wordt geen microfoongeluid uitgevoerd. ON: Het microfoongeluid wordt normaal uitgevoerd. TALK OVER: Het microfoongeluid wordt uitgevoerd; wanneer er geluid naar de microfooningang wordt gevoerd, zal de TALK OVER functie in werking treden en wordt de uitvoer van alle geluid, behalve het geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt. Hoofdtelefoon-uitgangsgedeelte 28 Hoofdtelefoon cue-toets/indicator (CH-1, CH-2, MASTER) Gebruik deze toetsen om de bron te kiezen die u via de hoofdtelefoon wilt beluisteren. Als een toets op OFF staat, licht de indicator van de toets zwak op; als de toets op ON staat, licht de indicator helder op (blz. 58). Wanneer het [ECHO] effect is gekozen, zal het effect niet op de hoofdtelefoon-uitvoer worden toegepast als de hoofdtelefoon cuetoets CH-1 of CH-2 op ON staat. 29 Hoofdtelefoon-niveauregelaar (LEVEL) Voor het instellen van het uitgangsniveau hoofdtelefoonaansluiting. (Instelbereik: –∞ tot 0 dB) van de 30 Hoofdelefoonaansluiting (PHONES) Deze aansluiting bevindt zich op het voorpaneel. 20 Effectkeuzeschakelaar (DELAY/ECHO/FILTER/FLANGER/PHASER/ ROBOT/ROLL/IN-LOOP SAMPLER) Gebruik deze schakelaar om het gewenste effect te kiezen (blz. 60 tot 62). 21 Effectkanaal-keuzeschakelaar (CH. SELECT 1/2/MIC/MASTER) Gebruik deze schakelaar om het kanaal te kiezen waarop de beateffecten worden toegepast (blz. 61). Wanneer [MIC] wordt gekozen, zullen de effecten op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast. 22 Effectparameterregelaar (LEVEL/DEPTH) Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het gekozen beat-effect (blz. 61 en 62). 23 Effecttoets/indicator (ON/OFF) Voor het in/uitschakelen van de gekozen beat-effecten (blz. 61). Als de effecten uitgeschakeld worden (OFF), licht de toets op. Als de effecten geactiveerd worden (ON), begint de toets te knipperen. Bij het inschakelen van het apparaat zijn de effecten uitgeschakeld. 57 <DRB1404> Du Nederlands 13 Hoofdniveau-indicators (MASTER LEVEL) Deze indicators geven het hoofduitgangsniveau via een monoaanduiding aan. Elke indicator heeft een 0,6-seconde piekvasthoudfunctie. BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (BASISBEDIENING) BEDIENING VAN HET MENGPANEEL BASISBEDIENING MIC/AUX 1 [MIC] [AUX] 1 POWER 2 MIC 3 7 3 TRIM BEAT EFFECTS MASTER MIC MASTER MASTER LEVEL STEREO/MONO BEAT EFFECTS MIC 1 LEVEL, MIC 2 LEVEL 4 EQ 4 2 HI, MID, LOW [PHONES] HEADPHONES 1 HEADPHONES 5 CH-1, CH-2, MASTER 2 LEVEL 6 THRU/ / (Kruisfader-keuzeschakelaar) 1. Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel op ON. 2. Stel de ingangskeuzeschakelaar voor het gewenste kanaal in om de aangesloten apparatuur te kiezen. ¶ De functie van de PHONO/LINE ingangsaansluitingen wordt ingesteld met de PHONO/LINE schakelaar op het aansluitingenpaneel. 3. Gebruik de TRIM regelaar om het ingangsniveau in te stellen. 4. Gebruik de kanaaltoonregelaars (HI, MID, LOW) om de klank in te stellen. 5. Gebruik de kanaalfader-schuifregelaar om het geluidsvolume van het gekozen kanaal in te stellen. 6. Om de kruisfader op het gekozen kanaal te gebruiken, zet u de kruisfader-keuzeschakelaar in de middenstand ( ) of de rechterstand ( ) en dan bedient u de kruisfaderschuifregelaar. ¶ Wanneer u de kruisfader niet gebruikt, zet u de kruisfaderkeuzeschakelaar op [THRU]. 7. Gebruik de MASTER LEVEL regelaar om het totale geluidsvolume in te stellen. [Kiezen van stereo of mono] Als de STEREO/MONO schakelaar op het aansluitingenpaneel op [MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn. [Microfoon-invoer] 1. Zet de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op [MIC]. 2. Zet de MIC schakelaar op [ON] of [TALK OVER]. ¶ Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens wanneer een geluid van meer dan –15 dB bij de microfooningang wordt gedetecteerd, de uitvoer van alle geluidsbronnen, met uitzondering van het geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt worden. 3. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluidsvolume van MIC 1 in te stellen en de MIC 2 LEVEL regelaar om het geluidsvolume van MIC 2 in te stellen. 4. Gebruik de microfoontoonregelaar (EQ) om de klank van het microfoongeluid in te stellen. ¶ De microfoontoonregelaar werkt gelijktijdig voor microfoon 1 en 2. 58 <DRB1404> Du [Hulpingang] 1. Zet de MIC/AUX schakelaar op het aansluitingenpaneel op [AUX]. ¶ De MIC1 ingangsaansluiting werkt als een AUX(L) ingang en de MIC2 ingangsaansluiting werkt als een AUX(R) ingangsaansluiting. 2. Zet de MIC schakelaar op [ON] of [TALK OVER]. ¶ Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens wanneer een ingangssignaal bij de AUX aansluitingen binnenkomt, de uitvoer van alle geluidsbronnen, met uitzondering van het AUX geluid, met 20 dB verzwakt worden. 3. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluid van het L kanaal in te stellen en de MIC 2 LEVEL regelaar om het geluid van het R kanaal in te stellen. 4. Gebruik de microfoontoonregelaar (EQ) om de klank van het geluid in te stellen. [Hoofdtelefoon-uitvoer] 1. Gebruik de hoofdtelefoon cue-toets (CH-1, CH-2, MASTER) om de geluidsbron te kiezen die via de hoofdtelefoon moet worden weergegeven. ¶ De gekozen brontoets licht helder op. [Verband tussen de hoofdtelefoon cue-toets en de hoofdtelefoon-uitvoer] Hoofdtelefoon cue-toets Hoofdtelefoon-uitvoer CH-1 CH-2 MASTER L kanaal R kanaal ON OFF OFF CH-1(L) CH-1(R) OFF ON OFF CH-2(L) CH-2(R) OFF OFF ON MASTER(L) MASTER(R) ON ON OFF CH-1(L)+CH-2(L) CH-1(R)+CH-2(R) ON OFF ON CH-1(MONO) MASTER(MONO) OFF ON ON CH-2(MONO) MASTER(MONO) ON ON ON CH-1(MONO)+CH-2(MONO) MASTER(MONO) 2. Gebruik de LEVEL regelaar om het geluidsvolume van de hoofdtelefoon in te stellen. BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (FADERSTARTFUNCTIE) [Kiezen van de kruisfadercurve] Voor de verandering van het geluidsvolume als reactie op de bediening van de faderschuifregelaar kan gekozen worden uit twee verschillende curven. 7 Gebruik de kruisfader-keuzeschakelaar om de gewenste kruisfadercurve te kiezen. ¶ In de middenstand ( ) is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kruisfader. ¶ In de rechterstand ( ) is er een snel stijgende curve wanneer de kruisfader wordt verschoven (het geluid van [2 >] begint zodra de schuifregelaar de [< 1] kant verlaat). ¶ De curve-instellingen werken op dezelfde wijze voor beide kanten [< 1] en [2 >]. FADERSTARTFUNCTIE Wanneer u dit apparaat door middel van een los verkrijgbare bedieningssignaalkabel op een Pioneer DJ CD-speler aansluit, kunt u de kanaalfader en de kruisfader gebruiken voor het beginnen met afspelen van een CD. Als de kanaalfader- of kruisfader-schuifregelaar van het mengpaneel wordt verschoven, wordt de CD-speler uit de pauzestand gehaald en zal automatisch – en onmiddellijk – gestart worden met de weergave van de gekozen track. Wanneer de faderschuifregelaar in de oorspronkelijke stand wordt teruggezet, zal de CD-speler terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue), zodat “sampler” weergave mogelijk is. 1. Zet de kruisfader-keuzeschakelaar in de linkerstand (THRU). 2. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 of 2) dat is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen. ¶ De toets van het gekozen kanaal licht op. 3. Zet de kanaalfader-schuifregelaar in de laagste stand. 4. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het cue-punt in de paraatstand. ¶ Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet. 5. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de kanaalfader-schuifregelaar. ¶ De CD-speler begint met afspelen. ¶ Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kanaalfaderschuifregelaar terug naar de minimumstand schuiven om de CD-speler te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de paraatstand te zetten (terug-naar-cue). * Als de kruisfader-keuzeschakelaar in een andere stand als [THRU] staat, is de kruisfader-schuifregelaar geactiveerd en kan de kanaalfader-schuifregelaar niet voor de bediening worden gebruikt. [Gebruik van de kruisfader om te starten met afspelen] MASTER MIC BEAT EFFECTS Kruisfader-start weergave en terug-naar-cue weergave [Gebruik van de kanaalfader om te starten met afspelen] 2 FADER START (CH-2) HEADPHONES Nederlands Als de CD-speler die aan kanaal 1 is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfader-schuifregelaar vanaf de rechterkant (2) naar de linkerkant (1) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de kanaal 1 CD-speler. Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de linkerkant (1) bereikt, zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal 2 terugkeren naar het cuepunt (terug-naar-cue functie). Wanneer de CD-speler die aan kanaal 2 is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfader-schuifregelaar vanaf de linkerkant (1) naar de rechterkant (2) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de kanaal 2 CD-speler. Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de rechterkant (2) bereikt, zal de kanaal 1 CD-speler terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue functie). * De terug-naar-cue actie wordt ook uitgevoerd als de ingangskeuzeschakelaar niet op [CD] staat. 2 FADER START (CH-1) THRU/ / 1 3 5 1. Zet de kruisfader-keuzeschakelaar in de middenstand ( ) of de rechterstand ( ). 2. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 of 2) dat is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen. ¶ De toets van het gekozen kanaal licht op. MASTER MIC BEAT EFFECTS 3. Schuif de kruisfader-schuifregelaar zo ver mogelijk naar de tegenovergestelde kant van het kanaal waarmee u wilt starten. 4. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het cue-punt in de paraatstand. ¶ Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet. 5. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de kruisfader-schuifregelaar. ¶ De CD-speler begint met afspelen. ¶ Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kruisfaderschuifregelaar helemaal naar de tegenovergestelde kant van het startpunt schuiven om de CD-speler die aan die kant is toegewezen te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de paraatstand te zetten (terug-naar-cue). 2 FADER START (CH-2) HEADPHONES 3 5 2 FADER START (CH-1) 1 THRU/ / * Als de kruisfader-keuzeschakelaar op [THRU] staat, is de kanaalfader-schuifregelaar geactiveerd en kan de kruisfaderschuifregelaar niet voor de bediening van de weergave worden gebruikt. 59 <DRB1404> Du EFFECTFUNCTIES (TYPEN BEAT-EFFECTEN) EFFECTFUNCTIES Dit apparaat is uitgerust met in totaal 8 basiseffecten die beateffecten en in-loops gebruiken die aan de BPM zijn gekoppeld. Door de parameters van de effecten te veranderen, kunnen een groot aantal nieuwe effecten worden gecreëerd. Bovendien kunt u met de BEAT/BANK toetsen de tijdparameters instellen en zo een nog groter assortiment aan beat-effecten produceren. 4. FLANGER In eenheden van 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het flanger-effect geproduceerd. Voorbeeld Korte vertraging TYPEN BEAT-EFFECTEN 1. DELAY (enkelvoudig herhalingsgeluid) Met deze functie kunt u een vertraagd geluid met een beat van 1/2, 3/4, 1/1, 2/1 of 4/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een 1/2 beat vertragingsgeluid wordt toegevoegd, zullen vier beats acht beats worden. Ook zal door toevoeging van een 3/4 beat vertragingsgeluid het ritme gesyncopeerd worden. Voorbeeld 1 cyclus = 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat 5. PHASER In eenheden van 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het phaser-effect geproduceerd. Voorbeeld Oorspronkelijk (4 beats) Faseverschuiving 1 cyclus = 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat 1/2 vertraging (8 beats) 6. ROBOT Creëert een geluidseffect dat lijkt op het geluid dat weergegeven wordt door een robot. 2. ECHO (meervoudig herhalingsgeluid) Met deze functie kunt u een echogeluid met een beat van 1/2, 3/4, 1/1, 2/1 of 4/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een echogeluid van 1/1 beat gebruikt wordt om het ingangsgeluid af te snijden, zal er een geluid synchroon met de beat samen met de fade-out herhaald worden. Door een echo van 1/1 beat aan de microfoon toe te voegen, zal het microfoongeluid synchroon met de muziekbeat herhaald worden. Als een echo van 1/1 beat op het vocale gedeelte van een track wordt toegepast, krijgt het liedje een effect dat op een “kringloop” lijkt. 7. ROLL Geluiden van 1/2, 3/4, 1/1, 2/1 of 4/1 beat worden herhaaldelijk opgenomen en uitgevoerd. Voorbeeld Oorspronkelijk Voorbeeld Effect AAN 1 beat Afsnijden van ingangsgeluid 1/1 rol 1 beat Herhalen 3. FILTER In eenheden van 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt de filterfrequentie verschoven, waardoor de geluidskleuring aanzienlijk wordt veranderd. Voorbeeld Frequentie 1 cyclus = 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat 60 <DRB1404> Du EFFECTFUNCTIES (BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN/IN-LOOP SAMPLER) BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN 2. Zet de effectkeuzeschakelaar op een effect, met uitzondering van [IN-LOOP SAMPLER]. ¶ Zie blz. 60 voor verdere informatie over de diverse effecten. 3. Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal waarop u het effect wilt toepassen. BEAT EFFECTS ¶ Als [MIC] wordt gekozen, zal het effect op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast. 1 12 2 34 4 11 1 AUTO TAP TAP BEAT PITCH 8 21 16 41 ERASE BEAT BANK FLANGER 5 BEAT/PITCH –, + 4 BEAT/BANK =1(1/2) / 2(3/4) / 4(1/1) / 8(2/1) / 16(4/1) =DELAY / ECHO / FILTER / FLANGER / PHASER / ROBOT / ROLL PHASER ROBOT FILTER ECHO ROLL 2 IN-LOOP SAMPLER DELAY CH. SELECT 2 1 MIC MASTER 3 CH. SELECT =1 / 2 / MIC / MASTER 6 LEVEL/DEPTH 7 ON/OFF LEVEL/DEPTH MIN MAX ON/OFF Met de beat-effecten kunnen de effecttijden onmiddellijk gesynchroniseerd worden met de BPM (beats per minuut), waardoor zelfs tijdens live-uitvoeringen een groot scala aan effecten kan worden geproduceerd, synchroon met het huidige ritme. 1. Druk op de AUTO toets om de BPM (beats per minuut = tracksnelheid) meetmethode in te stellen. AUTO: De AUTO toets licht op en de BPM van het ingangsgeluid wordt automatisch gemeten. TAP: De BPM wordt handmatig ingevoerd door tikken op de TAP toets. De indicator van de AUTO toets licht niet op. ¶ Bij het inschakelen van het apparaat komt de functie in de [AUTO] stand te staan. ¶ Als de BPM van een track niet automatisch gedetecteerd kan worden, zal de BPM teller van het display knipperen. ¶ Het effectieve bereik in de AUTO stand is 70 tot 180 BPM. Het is mogelijk dat bij sommige tracks geen nauwkeurige meting kan worden uitgevoerd. In dit geval kunt u de TAP functie gebruiken voor het handmatig invoeren van de BPM. 4. Druk op een van de BEAT/BANK toetsen om de beat te kiezen waarmee u het effect wilt synchroniseren. ¶ U kunt kiezen uit [1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1] of [1, 2, 4, 8, 16]. (Het veelvoud verschilt afhankelijk van het effect. Zie blz. 60 voor verdere informatie.) ¶ De gekozen toets licht op. ¶ De effecttijd die correspondeert met het beat-veelvoud wordt automatisch ingesteld. Voorbeeld: Bij BPM=120 1/1 = 500 ms 1/2 = 250 ms 2/1 = 1 000 ms 5. Druk op de BEAT/PITCH toetsen (–, +) om het beat-veelvoud te kiezen waarmee u de effecten wilt synchroniseren. ¶ Wanneer op [+] wordt gedrukt, wordt de beat die berekend is op basis van de BPM verdubbeld en wanneer op [–] wordt gedrukt, wordt de beat die berekend is op basis van de BPM gehalveerd. ¶ Als de tijdparameter binnen het bereik ligt dat berekend is op basis van de BPM, licht de BEAT/BANK toets die met die waarde correspondeert op. Wanneer de parameter tussen twee beatwaarden in ligt, zullen beide BEAT/BANK toetsen knipperen. Als de waarde minder dan 1/2 (1) is, zal de 1/2(1) toets knipperen en als de waarde meer dan 4/1 (16) is, zal de 4/1(16) toets knipperen. ¶ Als tijdens gebruik van de [DELAY], [ECHO] of [ROLL] effecten de [–], [+] toetsen gebruikt worden voor het verschuiven van het veelvoud, zal de “3/4” waarde worden overgeslagen. Het 3/4 veelvoud kan echter gekozen worden door rechtstreeks op de 3/4 toets te drukken. 6. Draai aan de LEVEL/DEPTH regelaar om de kwantitatieve parameter voor het gekozen effect in te stellen. ¶ Zie blz. 62 tot 63 voor details betreffende het effect van de bediening van de regelaar op de parameter. 7. Zet de ON/OFF toets op ON om het gekozen effect in te schakelen. ¶ Bij enkele malen indrukken van de toets wordt het effect beurtelings in/uitgeschakeld. (Bij het inschakelen van het apparaat komt deze functie op OFF te staan.) ¶ De ON/OFF toets knippert wanneer het effect op ON staat. IN-LOOP SAMPLER BEAT EFFECTS BPM [Gebruik van de TAP toets voor het handmatig invoeren van de BPM] Als tweemaal of vaker op de TAP toets wordt gedrukt, synchroon met de beat (1/4 noten), zal de BPM worden opgenomen als de gemiddelde waarde die gedurende dat interval is vastgesteld. ¶ Wanneer de BPM functie is ingesteld op [AUTO], zal bij tikken op de TAP toets de BPM functie overschakelen naar de TAP functie en wordt het interval gemeten waarop de TAP toets wordt ingedrukt. ¶ Als de BPM via de TAP toets wordt ingesteld, wordt het beatveelvoud “1/1” of “4/1” (afhankelijk van het gekozen effect), en de tijd voor 1 beat (1/4 noten) of 4 beats wordt als de effecttijd ingesteld. [Gebruik van de BEAT/PITCH toetsen voor het handmatig invoeren van de BPM] Door op de BEAT/PITCH toetsen (–, +) te drukken terwijl u de TAP toets ingedrukt houdt, kan de BPM worden veranderd. AUTO 1 12 2 34 4 11 3 AUTO TAP TAP BEAT PITCH 21 8 6 41 16 ERASE BEAT/PITCH –, + ERASE BEAT BANK 5 FLANGER 8 BEAT/BANK PHASER ROBOT FILTER ECHO ROLL 1 IN-LOOP SAMPLER DELAY =IN-LOOP SAMPLER CH. SELECT 2 1 MIC MASTER 2 CH. SELECT =1 / 2 / MIC / MASTER 7 LEVEL/DEPTH 4 ON/OFF LEVEL/DEPTH MIN MAX ON/OFF ¶ De BPM kan worden ingesteld tussen 40 en 999, in eenheden van 1 stapje. 61 <DRB1404> Du Nederlands BPM AUTO EFFECTFUNCTIES (IN-LOOP SAMPLER/EFFECTPARAMETERS) Deze functie detecteert de BPM van de huidige track en neemt 4-beatbronnen op in vijf geheugenbanken die dan als loop synchroon met de BPM van de huidige track kunnen worden weergegeven. Overlappende opname is ook mogelijk. 1. Zet de effectkeuzeschakelaar op [IN-LOOP SAMPLER]. 2. Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal waarvan u een sample-opname wilt maken. 3. Meet de BPM. ¶ Voer stap 1 uit van het hoofdstuk “BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN” (blz. 61). 4. Zet de ON/OFF toets op ON. 5. Bij het punt waar u een sample-opname wilt maken, drukt u op een van de niet-oplichtende BEAT/BANK toetsen. ¶ In de oplichtende BEAT/BANK toetsen is reeds een opname gemaakt en deze kunnen niet opnieuw gebruikt worden tenzij de opname eerst wordt gewist. ¶ Het opnemen begint automatisch wanneer het geluidssignaal van de CD-speler of een ander apparaat wordt gedetecteerd. Tijdens het opnemen zal de BEAT/BANK toets snel knipperen. In de opname-paraatstand zal de toets met tussenpozen langzaam knipperen. ¶ Wanneer 4 beats van het geluid met de gemeten BPM zijn opgenomen, gaat de BEAT/BANK toets langzaam knipperen en wordt loop-weergave uitgevoerd. 5 Als de beat niet meer synchroon is, drukt u op een van de BEAT/PITCH toetsen (–, +) om de timing opnieuw te synchroniseren met de weergavesample van de spelende track. ¶ De weergavesnelheid wordt hoger bij indrukken van de [+] toets en lager bij indrukken van de [–] toets. 6 Draai aan de LEVEL/DEPTH regelaar om de geluidsbalans tussen de bron en de sample in te stellen. 7 Om de loop-weergave te stoppen, drukt u op de BEAT/ BANK toets. ¶ De indicator van de BEAT/BANK toets blijft branden. [Wissen van een opgenomen sample] 1 Zet de effectkeuzeschakelaar op [IN-LOOP SAMPLER]. 2 Houd de ERASE (BEAT/PITCH –) toets ingedrukt en druk dan op de BEAT/BANK toets waarin de sample is die u wilt wissen. ¶ De BEAT/BANK toetsen waarin samples zijn opgenomen lichten op. ¶ De indicator van de gekozen BEAT/BANK toets dooft en de sample is gewist. 8. IN-LOOP SAMPLER 6. Als de beat niet meer synchroon is, drukt u op een van de BEAT/PITCH toetsen (–, +) om de timing opnieuw te synchroniseren met de weergavesample van de spelende track. Met deze functie kunt u 4-beat geluiden in maximaal 5 banken opslaan en deze dan herhaaldelijk weergeven. Voorbeeld ¶ De weergavesnelheid wordt hoger bij indrukken van de [+] toets en lager bij indrukken van de [–] toets. Bank 1 7. Draai aan de LEVEL/DEPTH regelaar om de geluidsbalans tussen de bron en de sample in te stellen. 8. Om de loop-weergave te stoppen, drukt u op de BEAT/ BANK toets. ¶ De indicator van de BEAT/BANK toets verandert van langzaam knipperen naar continu oplichten. Huidige track BPM=125 [Weergeven van een opgenomen sample] 1 Zet de effectkeuzeschakelaar op [IN-LOOP SAMPLER]. 2 Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om het kanaal voor loop-weergave te kiezen. 3 Zet de ON/OFF toets op ON. 4 Druk op de BEAT/BANK toets die de sample bevat die u als loop wilt weergeven. Herhalen Bank 1 ON ¶ De BEAT/BANK toetsen waarin samples zijn opgenomen lichten op. ¶ De gekozen toets knippert langzaam en de loop-weergave begint. EFFECTPARAMETERS Naam Parameters van BEAT/BANK toetsen Parameter 1 (BEAT toets) Inhoud Instelbereik (eenheid) Parameter 2 (LEVEL/DEPTH regelaar) 1 DELAY Instellen van de vertragingstijd van Instellen van de 1/2 tot 4/1 per 1 beat BPM tijd. vertragingstijd. 1 tot 8 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het vertragingsgeluid. 2 ECHO Instellen van de vertragingstijd van Instellen van de 1/2 tot 4/1 per 1 beat BPM tijd. vertragingstijd. 1 tot 8 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het echogeluid. 3 FILTER De cyclus van de afsnijfrequentieverschuiving wordt ingesteld in eenheden 1/1 tot 16/1 ten opzichte van 1 beat BPM. Instellen van de cyclus voor de afsnijtijdverschuiving. 10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. 4 FLANGER De cyclus van de flanger-verschuiving Instellen van de wordt ingesteld in eenheden 1/1 tot cyclus voor de 16/1 ten opzichte van 1 beat BPM. flangereffectverschuiving. 10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Wanneer de regelaar volledig naar links wordt gedraaid, wordt alleen het oorspronkelijke geluid uitgevoerd. 62 <DRB1404> Du EFFECTFUNCTIES (EFFECTPARAMETERS) / VERHELPEN VAN STORINGEN Parameters van BEAT/BANK toetsen Naam Parameter 1 (BEAT toets) Inhoud 5 PHASER De cyclus van het phaser-effect Instellen van de wordt ingesteld in eenheden 1/1 tot cyclus voor de 16/1 ten opzichte van 1 beat BPM. fase-effectverschuiving. 6 ROBOT 7 ROLL Instelbereik (eenheid) Parameter 2 (LEVEL/DEPTH regelaar) 10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Wanneer de regelaar volledig naar links wordt gedraaid, wordt alleen het oorspronkelijke geluid uitgevoerd. Robot-geluidseffecten kunnen worden ingesteld op 7 vaste waarden van –100 % tot +100 %. –100, –66, –50, 0, Instellen van het robotgeluideffect. +26, +50, +100 (%) (vaste waarden) De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Instellen van de vertragingstijd van 1/2 tot 4/1 per 1 beat BPM tijd. Instellen van de effecttijd. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het ROLL geluid. Er is geen verandering wanneer de regelaar vanuit de middenstand naar de rechterkant wordt gedraaid. 10 tot 8 000 (ms) 8 IN-LOOP SAMPLER Kiezen van de bank voor opname/ weergave van de 4-beat-bron. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en de opgenomen sample. Er is geen verandering wanneer de regelaar vanuit de middenstand naar de rechterkant wordt gedraaid. VERHELPEN VAN STORINGEN Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel, moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren. Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde PIONEER service center contact opnemen. Mogelijke oorzaak Maatregelen ÷ Het netsnoer is niet aangesloten. ÷ Sluit het netsnoer op een stopcontact aan. Geen geluid of het geluidsvolume is erg laag. ÷ De ingangskeuzeschakelaar staat in de verkeerde stand. ÷ De PHONO/LINE ingangskeuzeschakelaar staat in de verkeerde stand. ÷ De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten of de kabels zitten los. ÷ De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil. ÷ Kies het weergave-apparaat met de ingangskeuzeschakelaar. ÷ Zet de PHONO/LINE ingangskeuzeschakelaar op het apparaat dat wordt weergegeven. ÷ Corrigeer de aansluitingen. ÷ Het hoofduitgangsniveau is te hoog. ÷ Het ingangsniveau is te hoog. ÷ Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL) in. ÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-indicator. Kruisfader werkt niet. ÷ De kruisfader-keuzeschakelaar staat op [THRU]. ÷ De schakelaar moet in een andere stand dan [THRU] staan. Faderstart met de CD-speler is niet mogelijk. ÷ De FADER START toets staat op OFF. ÷ De CONTROL aansluiting op het achterpaneel is niet met de CD-speler verbonden. ÷ Alleen de CONTROL aansluiting op het achterpaneel is met de CD-speler verbonden. ÷ Zet de FADER START toets op ON. ÷ Verbind de CONTROL aansluiting van de DJM-400 met een bedieningssignaalkabel met de CD-speler. ÷ Verbind de CONTROL aansluitingen en ook de CD ingangsaansluitingen. Effecten werken niet. ÷ De instelling van de effectkanaalkeuzeschakelaar (CH. SELECT) is verkeerd. ÷ De effectparameterregelaar (LEVEL/ DEPTH) staat op [MIN]. ÷ Kies correct het kanaal waarop u de effecten wilt toepassen. ÷ Stel de effectparameterregelaar in. BPM kan niet gemeten worden. Gemeten BPM-waarde is niet juist. ÷ Het ingangsniveau is te hoog of te laag ingesteld. ÷ De BPM kan bij sommige tracks niet juist gemeten worden. ÷ Stel de TRIM regelaar in. Gemeten BPM-waarde verschilt van de waarde die op de CD staat. ÷ Er kunnen verschillen zijn als gevolg van de BPM detectiemethode die gebruikt wordt. ÷ Er zijn geen maatregelen nodig. Geluid is vervormd. ÷ Maak de aansluitbussen/stekkers schoon voordat u de aansluitingen maakt. ÷ Tik op de TAP toets om de BPM handmatig in te stellen. Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te herstellen, schakelt u het apparaat uit en dan weer in. Uitgegeven door Pioneer Corporation. Copyright © 2006 Pioneer Corporation. Alle rechten voorbehouden. 63 <DRB1404> Du Nederlands Storing Geen stroom.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76

Pioneer DJM-400 de handleiding

Categorie
AV-ontvangers
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor