90
Personen onder 18 jaar mogen de bandzaag niet
bedienen. Uitgezonderd zijn personen boven de 16 jaar in
opleiding onder toezicht.
Hou andere personen op afstand.
Laat andere personen, in het bijzonder kinderen, het
gereedschap of de kabel niet aanraken.
Houdt ze ver van uw werkplek weg.
Neem de correcte werkpositie in. De zaagtanden moeten in
de richting van de gebruiker wijzen.
Begin pas met het snijden, als de zaagband zijn benodigde
toerental heeft bereikt.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met de
juiste belasting van de machine.
Werk alleen met alle veiligheidsvoorzieningen op de juiste
wijze aangebracht. Verander niets aan de machine wat de
veiligheid in gevaar kan brengen.
Gebruik geen gescheurde zaagbanden of zaagbanden die
een andere vorm hebben aangenomen.
Gebruik uitsluitend goed gescherpte zaagbanden, omdat
stompe zaagbanden niet alleen het gevaar voor terugslag
verhogen, maar ook de motor belasten.
Gebruik alleen gereedschap dat aan de norm ISO 3295 /
DIN 8806-1 voldoet.
Het gebruik van gereedschappen en toebehoren van
een ander fabrikaat kan risico’s met zich meebrengen.
Gebruik de machine alleen waar hij voor gemaakt is (zie
het betreffende hoofdstuk).
Gebruik bij het zagen van smalle werkstukken (tot 120 mm.
tussen het zaagblad en de aanslag) de bijgeleverde
duwstok.
Gebruik bij het aandrukken van kleine werkstukken een
duwhout.
Î Deze zijn in de handel verkrijgbaar.
Gebruik geen kapotte duwstok of duwhout.
Zorg ervoor dat afgesneden stukken niet door de zaagband
gegrepen en weggeslingerd worden.
Verwijder splinters, spanen en afval niet met de hand uit de
gevarenzone van de zaagband.
Het snijden van rondhout met de standaard
toevoerhulpmiddelen is niet toegestaan. Gebruik voor het
snijden van rondhout een speciale voorziening die het
werkstuk beschermt tegen verdraaiing.
Schakel de machine uit en neem de steker uit het
stopcontact bij:
− Reparatiewerkzaamheden
− Onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
− Controleren of de aansluitkabels verstrengeld of
beschadigd zijn
− Transport van de machine
− Zaagbandwissel
− Het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd).
Onderhoud de machine zorgvuldig:
− Zorg ervoor dat het zaagblad altijd schoon en scherp is.
U werkt sneller en beter en het is het behoud van uw
machine.
− Volg de voorschriften en aanwijzingen op bij het
wisselen van het zaagblad
− Hou de handgrepen vrij van vet en olie.
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
− Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet
zorgvuldig worden onderzocht of de
beschermingsvoorzieningen en licht beschadigde
onderdelen foutloos en volgens de voorschriften
functioneren.
− Controleer of alle bewegende delen van de machine
goed functioneren en niet klemmen of beschadigd zijn.
Alle delen moeten juist gemonteerd zijn en goed
functioneren om de machine correct te laten werken.
− Beschadigde bescherminrichtingen en - delen moeten,
indien noodzakelijk, door een erkende reparatiewerk-
plaats gerepareerd of verwisseld worden. Met uitzonde-
ring indien in de gebruiksaanwijzing anders
aangegeven.
− Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen
te worden vervangen.
Laat geen sleutels steken!
Controleer vóór het inschakelen altijd of de sleutels en
instelgereedschappen verwijderd zijn.
Als u de machine niet gebruikt moet u hem op een droge
plaats, buiten het bereik van kinderen opslaan.
Elektrische veiligheid
De aansluitkabel moet volgens IEC 60 245 (H 07 RN-F)
zijn, met een draad doorsnede van minstens:
− 1,5 mm² bij een lengte tot 25 m.
− 2,5 mm² bij een lengte vanaf 25 m.
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een
spanningsverlies. De motor bereikt zijn maximale
vermogen niet meer, de werking van het toestel wordt
minder.
Bescherm u tegen een elektrische schok. Raak geen
geaarde delen aan.
Gebruik de kabel niet voor doeleinden warvoor hij niet ge-
schikt is. Bescherm de kabel tegen hitte, olie of scherpe
randen. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Controleer de aansluitkabel van de machine regelmatig en
laat hem indien nodig vervangen door een vakman.
Let er bij het leggen van de aansluitkabel op dat deze niet
stoort, bekneld raakt, geknikt wordt en de steekverbinding
niet nat wordt.
Controleer de verleng kabel regelmatig op beschadigingen
en vervang hem als hij beschadigd is.
Gebruik geen defecte kabels.
Gebruik alleen toegestane en gemerkte verlengkabels.
Maak geen geknutselde elektrische aansluitingen.
Veiligheidsvoorzieningen nooit overbruggen of buiten-
werking stellen.
Het apparaat via een veiligheidsschakelaar (30 mA)
aansluiten.
Elektrische aansluitingen of reparaties mogen alleen door
een erkend bedrijf of een erkende reparatiewerkplaats