Garmin GHP Compact Reactor Hydraulic -automaattiohjauksen aloituspaketti Handleiding

Type
Handleiding
GHP
Compact Reactor
Hydraulic
configuratiehandleiding
De stuurautomaat moet worden geconfigureerd en afgesteld op
de dynamiek van uw boot. Gebruik de Dockside Wizard en de
Sea Trial Wizard
om de stuurautomaat te configureren. Volg de
instructies in deze wizards om de vereiste configuratiestappen
te voltooien.
Als uw stuurautomaatpakket geen roerbediening bevat, moet u
de stuurautomaat configureren met behulp van een kaartplotter
die op hetzelfde NMEA 2000
®
netwerk is aangesloten als de
CCU van de stuurautomaat. De instructies voor configuratie met
behulp van de roerbediening of een kaartplotter zijn
meegeleverd.
Dockside Wizard
LET OP
Als u de
Dockside Wizard uitvoert terwijl uw boot op het droge
ligt, moet u zorgen dat het roer vrij kan bewegen om schade aan
het roer of andere voorwerpen te voorkomen.
U kunt de
Dockside Wizard zowel in het water als op het droge
uitvoeren.
Als de boot in het water ligt, moet deze stationair draaien terwijl
u de wizard uitvoert.
De
Dockside Wizard uitvoeren
LET OP
Als uw boot stuurbekrachtiging heeft, schakelt u de
stuurbekrachtiging in voordat u de Dockside Wizard uitvoert. Zo
voorkomt u beschadiging van de stuurinrichting.
1
Schakel de stuurautomaat in.
Als u de stuurautomaat voor het eerst inschakelt, wordt u
gevraagd om een korte configuratieprocedure uit te voeren.
2
Als de
Dockside Wizard na de configuratieprocedure niet
automatisch wordt opgestart, selecteert u een van de
volgende opties:
Selecteer op een roerbediening Menu > Stel in >
Dealerinstelling stuurautomaat
> Wizards > Dockside
Wizard
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen > Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat >
Wizards >
Dockside Wizard
.
3
Selecteer het type vaartuig.
4
Test de stuurrichting (De stuurrichting testen, pagina 1).
5
Selecteer indien nodig de snelheidsbron (Een snelheidsbron
selecteren, pagina 1)
.
6
Controleer indien nodig de tachometer (De tachometer
controleren,
pagina
1)
.
7
Test de bediening lock-to-lock.
8
Bekijk de resultaten van de Dockside Wizard (Het resultaat
van de
Dockside Wizard bekijken, pagina
1).
De stuurrichting testen
1
Selecteer en , terwijl u op lage snelheid vaart.
Als u selecteert, moet het roer de boot naar links sturen.
Als u selecteert, moet het roer de boot naar rechts sturen.
2
Selecteer
Doorgaan
3
Selecteer een optie:
Als de boot bij de test van de stuurrichting in de juiste
richting vaart, selecteert u op een roerbediening Ja
.
Als de boot bij de test van de stuurrichting in de juiste
richting vaart, selecteert u op een kaartplotter Volgende.
Selecteer op een roerbediening Nee als de boot bij de test
van de stuurrichting in de tegenovergestelde richting vaart
en herhaal de stappen 1 t/m 3.
Selecteer op een kaartplotter Verander richting als de
boot bij de test van de stuurrichting in de
tegenovergestelde richting vaart en herhaal de stappen 1
t/m 3.
Een snelheidsbron selecteren
Selecteer een optie:
Als u een of meer NMEA 2000 compatibele motoren op
het
NMEA 2000 netwerk hebt aangesloten, selecteert u op
een roerbediening Tachometer - NMEA 2000 of eigen.
Als u een of meer
NMEA 2000 compatibele motoren op
het NMEA 2000 netwerk hebt aangesloten, selecteert u op
een kaartplotter Tachometer.
Als er geen
NMEA 2000 tachometergegevens
beschikbaar zijn van een of meer motoren, of als deze
onbruikbaar zijn, selecteert u GPS als snelheidsbron.
Als u geen NMEA 2000 tachometer of GPS-toestel als
bron van snelheid hebt aangesloten, selecteert u Geen
.
OPMERKING: Als de stuurautomaat met de instelling
Geen
als bron van snelheid niet goed werkt, raadt
Garmin
®
u aan een tachometer aan te sluiten via het
NMEA 2000
netwerk of een GPS-toestel te gebruiken als
de bron van snelheid.
De tachometer controleren
Deze procedure wordt niet weergegeven als GPS
of Geen is
geselecteerd als de snelheidsbron.
Hiermee kunt u bij draaiende motor(en) de RPM-waarden op
de bediening vergelijken met die op de tachometer (of
tachometers) op het dashboard van uw boot.
Als de RPM-waarden niet overeenkomen, is er mogelijk een
probleem met de NMEA 2000 snelheidsbron of de
aansluiting.
Het resultaat van de Dockside Wizard
bekijken
De waarden die u kiest bij het uitvoeren van de Dockside Wizard
worden weergegeven.
1
Bekijk het resultaat van de
Dockside Wizard.
2
Selecteer een foutieve waarde.
3
Corrigeer de waarde.
4
Herhaal stap 2 en 3 voor alle foutieve waarden.
5
Selecteer
OK als u klaar bent.
Sea Trial Wizard
Met de
Sea Trial Wizard configureert u de belangrijkste
sensoren op de stuurautomaat. Het is heel belangrijk om de
wizard uit te voeren onder omstandigheden die geschikt zijn
voor uw boot.
Belangrijke overwegingen met betrekking tot de Sea
Trial Wizard
De
Sea Trial Wizard moet in kalm water worden uitgevoerd. Wat
kalm water is, hangt af van de grootte en vorm van uw boot.
Voordat u begint met de Sea Trial Wizard, moet de boot zich
dan ook op een geschikte locatie bevinden.
De boot mag niet schommelen terwijl deze stil ligt of zeer
langzaam vaart.
De boot mag geen last hebben van de wind.
Terwijl u de
Sea Trial Wizard uitvoert, moet u op de volgende
punten letten.
Februari 2016 Gedrukt in Taiwan 190-02054-35_0A
Het gewicht op de boot moet in balans zijn. Terwijl u de
stappen van de Sea Trial Wizard uitvoert, mag u niet
rondlopen op de boot.
De Sea Trial Wizard uitvoeren
1
Vaar met de boot naar een open stuk kalm water.
2
Selecteer een optie:
Selecteer op een roerbediening Menu
> Stel in >
Dealerinstelling stuurautomaat > Wizards > Sea Trial
Wizard
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen >
Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat > Wizards >
Sea Trial Wizard > Begin
.
3
Selecteer een optie:
Configureer het toerental (RPM) bij planeren op een
motorboot met planerende romp waarvan de
snelheidsbron is ingesteld op Tachometer - NMEA 2000
of eigen of Tachometer.
Configureer de planeersnelheid op een motorboot met
planerende romp waarvan de snelheidsbron is ingesteld
op GPS.
Configureer de hoge RPM-limiet op een motorboot
waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Tachometer -
NMEA 2000 of eigen
, Tachometer of GPS.
Configureer de maximumsnelheid op een motorboot
waarvan de snelheidsbron is ingesteld op GPS.
4
Kalibreer het kompas (Het kompas kalibreren, pagina 2)
.
5
Voer de procedure Automatisch afstemmen
uit (
De
procedure
Automatisch afstemmen uitvoeren, pagina
2).
6
Stel Noord (Het noorden instellen, pagina 2)
in als GPS-
koersinformatie beschikbaar is, of stel de instelling voor de
voorliggende koers bij (
De koersinstelling aanpassen,
pagina 3)
als er geen GPS-koersinformatie beschikbaar
is.
Het kompas kalibreren
1
Selecteer een optie:
Als u de kalibratie uitvoert als onderdeel van de Sea Trial
Wizard, selecteert u
Begin.
Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea
Trial Wizard, selecteert u op een roerbediening in het
koersscherm Menu
> Stel in > Dealerinstelling
stuurautomaat > Kompas instellen > Kalibreer kompas
> Begin
.
Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea
Trial Wizard, selecteert u op een kaartplotter Instellingen
> Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat
> Kompas instellen > Kompaskalibratie > Begin
.
2
Volg de instructies op tot de kalibratie is voltooid. Zorg er
daarbij voor dat u de boot zo stabiel en vlak mogelijk houdt.
Zorg dat de boot tijdens het kalibreren niet overhelt.
3
Selecteer een optie:
Als de kalibratie op een roerbediening met succes is
voltooid, selecteert u
OK.
Als de kalibratie op een kaartplotter met succes is
voltooid, selecteert u OK.
Als het kalibratieproces niet met succes is voltooid,
selecteert u Opnieuw en herhaalt u stap 1 t/m 3.
Als de kalibratie is voltooid, wordt een waarde weergegeven.
Een waarde van 100 geeft aan dat de CCU is geïnstalleerd in
een perfecte magnetische omgeving en juist is gekalibreerd. Als
deze waarde laag is, moet u de CCU mogelijk verplaatsen en
het kompas nogmaals kalibreren.
De procedure
Automatisch afstemmen uitvoeren
Voer deze procedure uit op open water.
1
Pas uw snelheid aan zodat de boot op normale kruissnelheid
(lager dan planeersnelheid) vaart zodat u goed kunt
corrigeren.
2
Selecteer een optie:
Als u de kalibratie uitvoert als onderdeel van de Sea Trial
Wizard, selecteert u Begin.
Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea
Trial Wizard
, selecteert u op een roerbediening, in het
koersscherm
Menu
> Stel in > Dealerinstelling
stuurautomaat > Stuurautomaat afstemmen >
Automatisch afstemmen > Begin
.
Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea
Trial Wizard, selecteert u op een kaartplotter Instellingen
>
Mijn boot > Configuratie-instellingen stuurautomaat
> Stuurautomaat afstemmen > Automatisch
afstemmen > Begin
.
De boot voert een aantal zigzagbewegingen uit terwijl
Automatisch afstemmen wordt uitgevoerd.
3
Nadat de procedure is voltooid, volgt u de instructies op het
scherm.
4
Selecteer een optie:
Als de procedure Automatisch afstemmen niet met
succes is voltooid en u de maximale kruissnelheid nog
niet hebt bereikt, verhoogt u de snelheid en herhaalt u
stap 1 t/m 3 tot de procedure Automatisch afstemmen
met succes is voltooid.
Als de procedure Automatisch afstemmen niet met
succes is voltooid en u wel de maximale kruissnelheid
hebt bereikt, verlaagt u de snelheid tot de initiële snelheid
voor Automatisch afstemmen
en selecteert u Alt.
automatisch afstemmen om een alternatieve procedure
te starten.
Als de procedure Automatisch afstemmen is voltooid, worden de
versterkingswaarden weergegeven. Aan de hand van deze
waarden kunt u de kwaliteit van de procedure Automatisch
afstemmen bepalen.
Versterkingswaarden voor
Automatisch afstemmen
Als de procedure voor Automatisch afstemmen
is voltooid, kunt
u op de roerbediening de versterkingswaarden bekijken. U kunt
deze getallen noteren en raadplegen als u de procedure voor
automatisch afstemmen later wilt uitvoeren of als u de
versterkingsinstellingen handmatig wilt aanpassen (niet
aanbevolen) (
Instellingen stuurautomaatversterking aanpassen,
pagina 3)
.
Versterking: Stelt in hoe strak de stuurautomaat de
voorliggende koers vasthoudt en hoe snel koerswijzigingen
worden gemaakt.
Tegencorrectie: Stelt in hoe snel de stuurautomaat oversturing
na een koerswijziging corrigeert.
Het noorden instellen
Voer deze procedure uit op open water.
Deze procedure wordt weergegeven als op de stuurautomaat
een optioneel GPS-toestel is aangesloten en dit toestel een
GPS-positie heeft verkregen. Tijdens deze procedure stemt de
stuurautomaat de kompaskoers af op de koers over de grond
(COG) gegevens van het GPS-toestel.
Als u geen GPS-toestel hebt aangesloten, wordt u gevraagd om
de instelling voor de voorliggende koers bij te stellen (De
koersinstelling aanpassen,
pagina
3)
.
1
Breng uw boot op kruissnelheid en vaar in een rechte lijn.
2
Selecteer een optie:
Als u de kalibratie uitvoert als onderdeel van de Sea Trial
Wizard
, selecteert u Begin.
2 De stuurautomaat configureren
Als u deze procedure niet uitvoert als onderdeel van de
Sea Trial Wizard, selecteert u op een roerbediening in het
koersscherm Menu
> Stel in > Dealerinstelling
stuurautomaat > Kompas instellen > Noord instellen >
Begin
.
Als u deze procedure niet uitvoert als onderdeel van de
Sea Trial Wizard, selecteert u op een kaartplotter
Instellingen > Mijn boot >
Configuratie-instellingen
stuurautomaat > Kompas instellen > Noord instellen >
Begin
.
3
Blijf met de boot op kruissnelheid in een rechte lijn varen en
volg de instructies op het scherm.
4
Selecteer een optie:
Als de kalibratie met succes is voltooid, selecteert u OK
.
Als de kalibratie niet met succes is voltooid, herhaalt u
stap 1 t/m 3.
De koersinstelling aanpassen
Deze procedure is alleen beschikbaar als u geen optioneel
GPS-toestel hebt verbonden met de stuurautomaat. Als op de
stuurautomaat een GPS-toestel is aangesloten dat een GPS-
positie heeft verkregen, wordt u gevraagd om in plaats daarvan
het noorden in te stellen (Het noorden instellen,
pagina
2)
.
1
Selecteer een optie:
Als u de kalibratie uitvoert als onderdeel van de Sea Trial
Wizard, gaat u verder bij stap 3.
Als u deze kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de
Sea Trial Wizard
, selecteert op een roerbediening in het
koersscherm
Menu
> Stel in > Dealerinstelling
stuurautomaat > Kompas instellen > Kleine
koersaanpassing
.
Als u deze kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de
Sea Trial Wizard
, selecteert u op een kaartplotter
Instellingen
> Mijn boot > Configuratie-instellingen
stuurautomaat > Kompas instellen > Kleine
koersaanpassing > Begin
.
2
Pas de koersinstelling aan tot de juiste koers wordt
weergegeven, zoals aangegeven door een betrouwbare
koersindicator, zoals het scheepskompas of een
handkompas.
3
Selecteer Terug
.
De configuratie testen en aanpassen
LET OP
Test de stuurautomaat bij een lage snelheid. Nadat de
stuurautomaat is getest en ingesteld bij een lage snelheid, dient
u de stuurautomaat bij een hogere snelheid te testen om
normale gebruiksomstandigheden te simuleren.
1
Vaar de boot in één richting met de stuurautomaat
ingeschakeld (in Heading Hold).
De boot kan licht schommelen, maar niet bovenmatig.
2
Draai de boot in één richting met de stuurautomaat en let op
hoe de boot zich houdt.
De boot moet rustig draaien, niet te snel of te langzaam.
Als u de boot draait met de stuurautomaat, moet de boot op
de gewenste koers komen met minimale overschrijding en
schommelingen van de koers.
3
Selecteer een optie:
Als de boot te snel of te traag draait, stelt u de
acceleratiebegrenzer van de stuurautomaat bij
(Instellingen voor acceleratiebeperking aanpassen,
pagina 3)
.
Als de koers te zeer schommelt of niet wordt gecorrigeerd
als de boot van richting verandert, stelt u de
stuurautomaatversterking nogmaals bij (Instellingen
stuurautomaatversterking aanpassen,
pagina
3).
Als de boot soepel van richting veranderd, de koers niet of
nauwelijks schommelt en na koerswijziging goed wordt
gecorrigeerd, is de configuratie juist ingesteld. Verdere
bijstellingen zijn dan niet nodig.
Instellingen voor acceleratiebeperking aanpassen
1
Schakel op een roerbediening Dealermodus
(Dealerconfiguratie inschakelen op de roerbediening,
pagina 4)
in.
2
Selecteer een optie:
Selecteer op een roerbediening in het koersscherm Menu
>
Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat >
Stuurautomaat afstemmen > Snelheidsbegrenzer
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen > Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat >
Stuurautomaat afstemmen > Snelheids- begrenzer.
3
Selecteer een optie:
Verhoog de waarde als de stuurautomaat te snel draait.
Verlaag de waarde als de stuurautomaat te langzaam
draait.
Als u de acceleratiebeperking handmatig aanpast, moet u
relatief kleine aanpassingen maken. Test de wijziging voordat
u meer aanpassingen doet.
4
Test de configuratie van de stuurautomaat.
5
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 tot de stuurautomaat naar
behoren functioneert.
Instellingen stuurautomaatversterking aanpassen
De instellingen voor de stuurautomaatversterking worden
ingesteld tijdens de Automatisch afstemmen procedure. Het
wordt afgeraden om deze waarden te wijzigen en u dient de met
de
Automatisch afstemmen procedure ingestelde waarden op te
slaan, voordat u wijzigingen aanbrengt.
1
Schakel op een roerbediening Dealermodus
(Dealerconfiguratie inschakelen op de roerbediening,
pagina 4)
in.
2
Selecteer een optie:
Selecteer op een roerbediening in het koersscherm Menu
>
Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat >
Stuurautomaat afstemmen > Roerversterking
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen
> Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat >
Stuurautomaat afstemmen > Roerversterking
.
3
Selecteer een optie op basis van het type boot:
Als u een zeilboot, een motorboot met waterverplaatsende
romp of een motorboot waarvan de snelheidsbron is
ingesteld op Geen hebt, selecteert u
Versterking en stelt
u in hoe strak het roer de voorliggende koers vasthoudt en
koerswijzigingen maakt.
Als u deze waarde te hoog instelt, kan de stuurautomaat
overactief reageren door bij de geringste afwijking
voortdurend te proberen om de voorliggende koers aan te
passen. Een overactieve stuurautomaat kan de accu
sneller dan normaal leegtrekken.
Als u een zeilboot, een motorboot met waterverplaatsende
romp of een motorboot waarvan de snelheidsbron is
ingesteld op Geen
hebt, selecteert u Tegencorrectie en
stelt u in hoe nauwkeurig het roer het doorschieten bij het
draaien corrigeert.
Als u deze waarde te laag instelt, kan de stuurautomaat bij
het corrigeren van de oorspronkelijke draai de boot
opnieuw laten doorschieten bij het draaien.
Als u een motorboot met planerende romp hebt waarvan
de snelheidsbron is ingesteld op Tachometer - NMEA
2000 of eigen
, Tachometer of GPS, selecteert u Lage
snelheid of Hoge snelheid en stelt u in hoe nauwkeurig
De stuurautomaat configureren 3
het roer de koers vasthoudt en bij een lage of hoge
snelheid draait.
Als u deze waarde te hoog instelt, kan de stuurautomaat
overactief reageren door bij de geringste afwijking
voortdurend te proberen om de voorliggende koers aan te
passen. Een overactieve stuurautomaat kan de accu
sneller dan normaal leegtrekken.
Als u een motorboot met planerende romp hebt waarvan
de snelheidsbron is ingesteld op Tachometer - NMEA
2000 of eigen
, Tachometer of GPS, selecteert u
Tegencorrectie lage snelheid of Tegencorrectie hoge
snelheid en stelt u in hoe nauwkeurig het roer het
doorschieten bij het draaien corrigeert.
Als u deze waarde te laag instelt, kan de stuurautomaat bij
het corrigeren van de oorspronkelijke draai de boot
opnieuw laten doorschieten bij het draaien.
4
Test de configuratie van de stuurautomaat en herhaal de
stappen 2 en 3 totdat de stuurautomaat naar wens werkt.
Geavanceerde configuratie-instellingen
U kunt zonder wizards de procedure voor automatisch
afstemmen uitvoeren, het kompas kalibreren en het noorden
bepalen op de stuurautomaat. U kunt ook elke instelling
afzonderlijk maken, zonder de configuratieprocedures te
doorlopen.
Dealerconfiguratie inschakelen op de roerbediening
Onder normale omstandigheden zijn er geen geavanceerde
configuratieopties beschikbaar op de bediening. Als u de
geavanceerde configuratie-instellingen van de stuurautomaat
wilt gebruiken, moet u de Dealermodus inschakelen.
Op een kaartplotter is het niet nodig om de Dealermodus in te
schakelen, als u de configuratie-opties wilt gebruiken.
1
Selecteer op een roerbediening in het koersscherm Menu
>
Stel in > Systeem > Systeeminformatie
.
2
Houd de middelste knop gedurende 5 seconden ingedrukt.
Dealermodus wordt geactiveerd.
3
Selecteer Terug
> Terug
.
De procedure is voltooid als de optie Dealerinstelling
stuurautomaat beschikbaar is in het Setup-scherm.
De geautomatiseerde configuratieprocedures
handmatig uitvoeren
1
Schakel op een roerbediening Dealermodus
(Dealerconfiguratie inschakelen op de roerbediening,
pagina 4) in.
2
Selecteer een optie:
Selecteer op een roerbediening in het koersscherm Menu
>
Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen > Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat >
Stuurautomaat afstemmen.
3
Selecteer een automatisch proces:
Selecteer Kompas instellen > Kompaskalibratie
(
Het
kompas kalibreren,
pagina
2) om de
kompaskalibratieprocedures te starten.
Selecteer Kompas instellen > Noord instellen (Het
noorden instellen,
pagina
2) om de procedures voor het
instellen van het noorden te starten.
Selecteer Stuurautomaat afstemmen > Automatisch
afstemmen (De procedure Automatisch afstemmen
uitvoeren,
pagina
2)
om de procedures voor automatische
afstemming van de stuurautomaat te starten.
4
Volg de instructies op het scherm.
Handmatig afzonderlijke configuratie-instellingen
maken
Wanneer u bepaalde configuratie-instellingen maakt, is het
soms nodig andere instellingen te wijzigen. Lees het gedeelte
met gedetailleerde informatie over configuratie-instellingen,
voordat u instellingen wijzigtGedetailleerde configuratie-
instellingen,
pagina
4.
1
Schakel op een roerbediening Dealermodus
(Dealerconfiguratie inschakelen op de roerbediening,
pagina 4) in.
2
Selecteer een optie:
Selecteer op een roerbediening in het koersscherm Menu
> Stel in
> Dealerinstelling stuurautomaat
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen
> Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat
.
3
Selecteer een instellingscategorie.
4
Selecteer een instelling die u wilt wijzigen.
Een beschrijving van alle instellingen vindt u in deze
handleiding (Gedetailleerde configuratie-instellingen,
pagina 4)
.
5
Wijzig de waarde van de instelling.
Gedetailleerde configuratie-instellingen
Hoewel de configuratie meestal met een wizard wordt
uitgevoerd, kunt u elke instelling handmatig wijzigen om de
stuurautomaat af te stellen.
OPMERKING: Afhankelijk van de configuratie van de
stuurautomaat, zijn bepaalde instellingen niet beschikbaar.
OPMERKING: Elke keer dat u op een motorboot de instelling
Bron snelheid wijzigt, moet u, indien van toepassing, de
instellingen voor Lage RPM-limiet,
Hoge RPM-limiet, Planeer-
RPM, Planeersnelheid of Max. snelheid controleren en moet u
de procedure voor automatische afstemming opnieuw uitvoeren
(
De procedure
Automatisch afstemmen uitvoeren, pagina
2).
Instellingen voor het afstemmen van de
stuurautomaat
Selecteer op een roerbediening Menu > Stel in >
Dealerinstelling stuurautomaat
> Stuurautomaat
afstemmen
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen > Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat > Stuurautomaat
afstemmen.
Snelheidsbegrenzer: Hiermee beperkt u de snelheid waarmee
de stuurautomaat koerswijzigingen maakt. U kunt het
percentage verhogen als u de snelheid voor het maken van
koerswijzigingen wilt beperken, of u kunt het percentage
verlagen, als u een hogere snelheid voor het maken van
koerswijzigingen wilt toestaan.
De bron van de snelheid instellen
OPMERKING:
De bron van de snelheid kan alleen voor
motorboten worden ingesteld.
Selecteer op een roerbediening
Menu > Stel in
>
Dealerinstelling stuurautomaat > Bron snelheid instellen
.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen >
Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat > Bron snelheid
instellen
.
Bron snelheid: Hiermee kunt u de gewenste bron selecteren.
Controleer tachometer: Hiermee kunt u de RPM-waarden op
de bediening vergelijken met die van de tachometers op het
dashboard van uw boot. Deze instelling is alleen van
toepassing op de roerbediening.
Planeer-RPM: Hiermee past u de RPM-waarden op de
bediening aan als uw boot overgaat van verplaatsing naar
4 De stuurautomaat configureren
planeersnelheid. Als de waarde niet overeenkomt met de
waarde op de bediening, kunt u deze waarde aanpassen.
Lage RPM-limiet: Hiermee past u het laagste RPM-punt van uw
boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op
de bediening, kunt u deze waarde aanpassen.
Hoge RPM-limiet: Hiermee past u het hoogste RPM-punt van
uw boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde
op de bediening, kunt u deze waarde aanpassen.
Planeersnelheid: Hiermee past u de planeersnelheid van uw
boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op
de bediening, kunt u deze waarde aanpassen.
Max. snelheid: Hiermee past u de maximumsnelheid van uw
boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op
de bediening, kunt u deze waarde aanpassen.
Instellingen voor de roerversterking
OPMERKING:
Als u deze waarde te hoog of te laag instelt, kan
de stuurautomaat overactief reageren door bij de geringste
afwijking voortdurend te proberen om de voorliggende koers aan
te passen. Een overactieve stuurautomaat zorgt voor snelle
slijtage van de pomp en trekt ook de accu sneller leeg dan
normaal.
Selecteer op een roerbediening
Menu > Stel in >
Dealerinstelling stuurautomaat > Roerversterking.
Selecteer op een kaartplotter Instellingen >
Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat > Roerversterking
.
OPMERKING: Deze instellingen gelden uitsluitend voor
motorboten met waterverplaatsende romp en motorboten
waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Geen.
Versterking: Hiermee stelt u in hoe strak het roer de
voorliggende koers vasthoudt en koerswijzigingen maakt.
Tegencorrectie: Hiermee stelt u in hoe strak het roer een
overschrijding van de koerswijziging corrigeert. Als u een te
hoge waarde instelt, kan de stuurautomaat een
koerswijziging overschrijden bij een poging de
oorspronkelijke koerswijziging te corrigeren.
OPMERKING: Deze instellingen gelden uitsluitend voor
motorboten met planerende romp waarvan de snelheidsbron is
ingesteld op Tachometer - NMEA 2000 of eigen,
Tachometer of
GPS.
Lage snelheid: Hiermee kunt u de roerversterking bij lage
snelheden instellen. Deze instelling is van toepassing als het
vaartuig onder de planeersnelheid vaart.
Tegencorrectie lage snelheid: Hiermee kunt u de
tegencorrectie voor de roerversterking bij lage snelheden
instellen. Deze instelling is van toepassing als het vaartuig
onder de planeersnelheid vaart.
Hoge snelheid: Met deze instelling kunt u de roerversterking bij
hoge snelheden instellen. Deze instelling is van toepassing
als het vaartuig boven de planeersnelheid vaart.
Tegencorrectie hoge snelheid: Met deze instelling kunt u de
tegencorrectie voor de roerversterking bij hoge snelheden
instellen. Deze instelling is van toepassing als het vaartuig
boven de planeersnelheid vaart.
De besturing instellen
Selecteer op een roerbediening Menu
> Stel in >
Dealerinstelling stuurautomaat > Stuursysteem instellen
.
Selecteer op een kaartplotterInstellingen > Mijn boot >
Configuratie-instellingen stuurautomaat > Stuursysteem
instellen.
Hiermee stelt u de richting in waarin het roer moet bewegen
om het vaartuig naar bakboord en naar stuurboord te
draaien. U kunt de stuurrichting vervolgens testen en
omdraaien.
Garmin
®
en het Garmin logo zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar
dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. GHP
,
GHC
,
Reactor
en
Shadow Drive
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar
dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de
uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
De stuurautomaat configureren 5
© 2016 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen www.garmin.com/support
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6

Garmin GHP Compact Reactor Hydraulic -automaattiohjauksen aloituspaketti Handleiding

Type
Handleiding