OPMERKING: U kunt de koersuitlijning automatisch instellen
als een GPS-bron is verbonden met het NMEA 2000
netwerk. Als u geen compatibele Garmin kaartplotter
gebruikt, moet de boot een minimale kruissnelheid van 6,4
km/u (4 mijl/u) kunnen bereiken. U kunt de koersuitlijning
instellen of bijstellen met Fijne koersaanpassing met een
compatibele Garmin kaartplotter. Als deze opties niet
beschikbaar zijn, moet u de koers uitlijnen door de
sensorinstallatie handmatig aan te passen, zodat de pijl
parallel naar de voorkant van de boot wijst.
De sensor bevestigen
U kunt de sensor bevestigen met de kabel langs het
montageoppervlak of met de kabel door het montageoppervlak
onder de sensor.
1
Selecteer een bevestigingslocatie (Aandachtspunten bij de
montage, pagina 1).
2
Gebruik een boortje van 25 mm (1 in.) indien u de kabel door
het montageoppervlak wilt leiden en boor op de
geselecteerde locatie een gaatje in het montageoppervlak.
3
Leid de kabel indien nodig door het kabeldoorvoergat.
4
Gebruik een boortje dat geschikt is voor het
montageoppervlak en de bevestigingsmaterialen en boor
twee voorboorgaten (optioneel).
5
Bevestig de sensor op het montageoppervlak en houd daarbij
de volgende richtlijnen in acht voor de beste prestaties:
• Als u gebruikmaakt van uw eigen bevestigingsmaterialen
in plaats van de meegeleverde schroeven, moet u de
materialen testen op magnetische interferentie
(Aandachtspunten bij de montage, pagina 1).
• Draai de montageschroeven niet te strak aan. Draai de
schroeven alleen voldoende aan om de sensor op zijn
plaats te houden.
• Draai de montageschroeven allemaal even stevig aan.
• Breng de schroeven haaks op het montageoppervlak aan
(niet onder een hoek). De schroefkoppen moeten in het
midden van de groeven vallen.
6
Leid de kabel naar het NMEA 2000 netwerk.
7
Vul het kabelgat aan de kant van de sensor met watervaste
kit als u de kabel door het montageoppervlak hebt geleid
(optioneel).
Aandachtspunten bij de NMEA 2000
verbinding
• Deze sensor wordt verbonden met een NMEA 2000 netwerk
op uw boot.
• Als de geïntegreerde NMEA 2000 netwerkkabel niet lang
genoeg is om te worden aangesloten op uw NMEA 2000
netwerk, kunt u een verlengkabel van 4 m. (13 ft) gebruiken
volgens de NMEA 2000 richtlijnen.
Onderdeel Beschrijving
À
Koerssensor
Á
NMEA 2000 voedingskabel (bestaand; niet meegeleverd)
Â
Startschakelaar of onderbrekingsschakelaar (bestaand;
niet meegeleverd)
Ã
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
Ä
NMEA 2000 T-connector (meegeleverd)
Å
NMEA 2000 afsluitweerstand of backbonekabel (bestaand;
niet meegeleverd)
Kalibratie
Nadat de installatie is voltooid, moet u de koerssensor
kalibreren voor het beste resultaat. Afhankelijk van de typen
toestellen die verbonden zijn met het NMEA 2000 netwerk, kunt
u de sensor kalibreren met behulp van een menu of met een
basiskalibratie.
Als u de sensor verbindt met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als
de compatibele Garmin kaartplotter, wordt u gevraagd om een
kalibratie met behulp van het menu uit te voeren zodra de
kaartplotter de nieuwe sensor detecteert (Kalibratie uitvoeren
met behulp van het menu, pagina 2). Ga naar
www.garmin.com voor een lijst met compatibele kaartplotters.
OPMERKING: Halverwege 2017 komt er een software-update
uit waarmee u via het menu een kalibratie kunt uitvoeren met
behulp van een compatibele kaartplotter. Als uw kaartplotter
software bevat die ouder is dan deze update, moet u een
basiskalibratie uitvoeren.
Als u de sensor met een NMEA 2000 netwerk zonder
compatible Garmin kaartplotter verbindt, moet u een
basiskalibratie uitvoeren in plaats van de kalibratie met behulp
van het menu (De basiskalibratie uitvoeren, pagina 3).
Kalibratie uitvoeren met behulp van het menu
Voordat u een kalibratie kunt uitvoeren met behulp van het
menu, moet u de sensor verbinden met hetzelfde NMEA 2000
netwerk als een compatibele Garmin kaartplotter.
Als de sensor niet goed gekalibreerd is, verschijnt er elke keer
dat u een compatibele Garmin kaartplotter aanzet een bericht.
1
Selecteer Kompaskalibr. in het sensorkalibratiescherm.
TIP: U kunt de kalibratiepagina op elk moment openen door
het toestel te selecteren via Menu > Instellingen >
Communicatie > NMEA 2000-instelling.
2
Selecteer Begin.
3
Volg de instructies op het scherm op tot de kompaskalibratie
is voltooid. Zorg er daarbij voor dat u de boot zo stabiel en
waterpas mogelijk houdt.
Zorg dat de boot tijdens het kalibreren niet overhelt.
U kunt indien mogelijk het vaartuig op een vaste plaats laten
draaien door twee motoren in tegengestelde richting aan te
zetten.
Zodra de kompaskalibratie is voltooid, zal er in de buurt van
de instelling Kompaskalibr. een waarde verschijnen. Een
waarde in de buurt van 100 geeft aan dat de sensor is
geïnstalleerd in een perfecte magnetische omgeving en juist
is gekalibreerd. Als de koerssensor niet goed werkt en deze
waarde dichter bij 0 dan 100 ligt, moet u de sensor mogelijk
verplaatsen en het kompas nogmaals kalibreren.
4
Selecteer Automatische koersaanpassing.
OPMERKING: Automatische koersaanpassing is alleen
beschikbaar als er een GPS-bron met het NMEA 2000
netwerk is verbonden. Als u geen GPS-bron hebt
geïnstalleerd, moet u in plaats daarvan de Fijne
koersaanpassing uitvoeren (Fijne koersaanpassing
aanpassen, pagina 3).
5
Selecteer Begin.
2