Achteruitrijvideocamera monteren CAM29N
62
➤ Boor een gat met een diameter van 17 mm in de bumper.
➤ Plaats de camera met de stekkerbus naar voren tot de aanslag in het boorgat.
Let erop dat de camera correct is gericht.
I
➤ Controleer of de camera goed is bevestigd.
Deze moet stevig vastzitten en mag door schokken niet uit het boorgat glijden.
7.2 Kabels aanleggen
A
I
Neem daarom de volgende instructies in acht:
• Leg de kabels indien mogelijk altijd binnen in het voertuig aan, want daar zijn ze beter
beschermd dan aan de buitenkant van het voertuig.
Indien u de kabels toch aan de buitenkant van het voertuig aanlegt, let dan op een veilige
bevestiging (door extra kabelverbinders, isolatieband e.d.).
• Houd bij het aanleggen van de kabels altijd voldoende afstand tot hete en bewegende
voertuigonderdelen (uitlaatpijpen, aandrijfassen, dynamo, ventilatoren, verwarming e.d.),
om beschadigingen aan de kabel te voorkomen.
• Omwikkel de stekkerverbindingen van de verbindingskabels ter bescherming tegen het indrin-
gen van water en elke verbinding aan een kabel (ook in het voertuig) met een goede isolatie-
band (afb. 5 B, pagina 5). Het best geschikt is zelfhardend afdichtingsband bijv. van 3M.
• Let er bij het leggen van de kabels op dat deze
– niet te sterk worden geknikt of verdraaid,
– niet langs randen schuren,
– niet zonder bescherming door doorvoeren met scherpe randen worden gelegd (afb. 2,
pagina 3).
INSTRUCTIE
Let op de correcte afstelling. Als de camera niet correct wordt gericht, dan wordt het
beeld scheef of omgekeerd op de monitor weergegeven.
LET OP!
Controleer voor het boren of geen elektrische kabels of andere delen van het voertuig
door boren, zagen en vijlen beschadigd kunnen raken.
INSTRUCTIE
• Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk originele door-
voeren of andere doorvoermogelijkheden, zoals bekledingsranden, ventilatie-
roosters of blinde schakelaars. Als er geen rubberstop aanwezig is, maak dan een
boring van ca. Ø 13 mm en breng een kabeldoorvoertule aan.
• Het niet-vakkundig aanleggen of verbinden van kabels leidt steeds weer tot storin-
gen of beschadigingen van onderdelen. Het correct aanleggen en verbinden van
kabels is een voorwaarde voor een duurzame en storingsvrije werking van de later
aangebouwde componenten.
CAM29-IO-16s.book Seite 62 Dienstag, 4. Oktober 2016 4:24 16