HP EliteBook 725 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Referentiehandleiding
© Copyright 2014 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
AMD is een handelsmerk van Advanced
Micro Devices, Inc. Bluetooth is een
handelsmerk van de desbetreffende
eigenaar en wordt door Hewlett-Packard
Company onder licentie gebruikt. Java is
een handelsmerk van Sun Microsystems,
Inc. in de Verenigde Staten. Microsoft en
Windows zijn in de Verenigde Staten
gedeponeerde handelsmerken van
bedrijven die behoren tot de Microsoft-
groep.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, maart 2014
Artikelnummer van document: 764239-331
Kennisgeving over het product
In deze referentiehandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle
edities van Windows. Voor deze computer
is mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's
en/of software vereist om volledig te
kunnen profiteren van de functionaliteit van
Windows. Ga naar
http://www.microsoft.com voor meer
informatie.
Voor de meest recente
gebruikershandleiding gaat u naar
http://www.hp.com/support en selecteert u
uw land of regio. Selecteer Drivers en
downloads en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Indien u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van
het restitutiebeleid van de desbetreffende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor
meer informatie of om te vragen om een
volledige restitutie van de prijs van de
computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een ernaast staande printer, of een
voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding). Zorg ook dat de
netvoedingsadapter, als die wordt gebruikt, niet in contact komt met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor
oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door de International
Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
NLWW iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid NLWW
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 5
Rechterkant .......................................................................................................................................... 5
Linkerkant ............................................................................................................................................. 7
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 8
Bovenkant ............................................................................................................................................ 9
Touchpad ............................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................. 10
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 11
Toetsen .............................................................................................................................. 13
Onderkant ........................................................................................................................................... 14
Voorkant ............................................................................................................................................. 16
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 17
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 17
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 17
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 18
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 18
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 18
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 19
WLAN configureren ........................................................................................... 20
Draadloze router configureren .......................................................................... 20
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 20
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 21
HP Mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 21
SIM-kaart plaatsen en verwijderen .................................................................... 22
GPS gebruiken .................................................................................................................. 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 23
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 25
NLWW v
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 25
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 27
Aanwijsapparaten gebruiken .............................................................................................................. 28
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen ..................................................................... 28
EasyPoint-muisbesturing gebruiken .................................................................................. 28
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 28
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................ 29
Tikken ................................................................................................................ 29
Schuiven ........................................................................................................... 29
Knijpen met twee vingers om te zoomen .......................................................... 30
Klikken met twee vingers .................................................................................. 30
Vegen (alleen bepaalde modellen) ................................................................... 31
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen) .......................................... 31
Rechterrandveegbeweging ............................................................... 32
Vanaf linkerrand vegen ..................................................................... 32
Bovenrandveegbeweging ................................................................. 33
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 34
Sneltoetsen in Windows gebruiken .................................................................................... 34
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 34
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 35
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken ................................................. 35
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .................. 36
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde
toetsenblok ....................................................................................... 36
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 36
5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 37
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken ........................................................... 37
Audio .................................................................................................................................................. 37
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 37
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 37
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten ............................................................................... 38
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 38
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 39
Video .................................................................................................................................................. 39
VGA ................................................................................................................................... 40
DisplayPort (alleen bepaalde modellen) ............................................................................ 40
Met Miracast compatibele draadloze schermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde modellen) ........................................................................................................... 41
vi NLWW
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 43
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 43
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 44
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 44
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 44
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten . . 44
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 45
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand .......................... 45
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 45
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 46
Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 46
Acculading weergeven ...................................................................................... 46
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 46
Omgaan met een lage acculading .................................................................... 47
Lage acculading herkennen ............................................................. 47
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 47
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 47
Accu plaatsen ................................................................................... 47
Accu verwijderen .............................................................................. 48
Accuvoeding besparen ...................................................................................... 49
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen (alleen bepaalde modellen) ... 49
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................. 50
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen .............................................. 50
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 51
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 52
Hybrid Graphics en AMD Dual Graphics (alleen bepaalde modellen) ............................... 52
Hybrid Graphics gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................... 52
AMD Dual Graphics gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................. 53
7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 55
Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................... 55
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 55
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 55
Smart Cards gebruiken ...................................................................................................................... 56
Smart Card plaatsen .......................................................................................................... 56
Smart Card verwijderen ..................................................................................................... 57
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 57
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 58
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 58
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 59
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 59
NLWW
vii
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 61
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 61
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 62
De onderhoudsklep verwijderen of terugplaatsen ............................................................. 62
De onderhoudsklep verwijderen ........................................................................ 62
De onderhoudsklep terugplaatsen .................................................................... 63
De vaste schijf vervangen of upgraden ............................................................................. 63
De vaste schijf verwijderen ............................................................................... 64
Een vaste schijf installeren ................................................................................ 64
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 65
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 65
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 66
HP 3D DriveGuard gebruiken ............................................................................................ 66
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 66
9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 67
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 67
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 68
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 69
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 69
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................. 69
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren ............................................................ 71
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren ......................................................... 71
DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................................ 72
DriveLock-wachtwoord invoeren ....................................................................... 73
DriveLock-wachtwoord wijzigen ........................................................................ 73
DriveLock-beveiliging verwijderen ..................................................................... 74
Auto DriveLock gebruiken in Computer Setup ................................................................... 74
Wachtwoord voor Automatische DriveLock invoeren ........................................ 74
Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen ....................................... 75
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 76
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 76
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 77
HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................... 77
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 78
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 79
Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................... 79
10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 81
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 81
viii NLWW
De computer reinigen ......................................................................................................................... 84
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 84
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks) ..................................................... 84
Zijkanten of deksel reinigen .............................................................................. 84
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 85
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 85
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 85
11 Back-up en herstel ........................................................................................................................................ 87
Een back-up van uw gegevens maken .............................................................................................. 87
Systeemherstel uitvoeren ................................................................................................................... 87
Windows-herstelprogramma’s gebruiken .......................................................................... 88
f11-herstelprogramma's gebruiken .................................................................................... 89
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) ..... 89
Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen ......................................................... 90
HP Software Setup gebruiken ........................................................................................... 90
12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) .............................................. 91
Computer Setup gebruiken ................................................................................................................ 91
Computer Setup starten ..................................................................................................... 91
Navigeren en selecteren in Computer Setup ..................................................................... 91
Fabrieksinstellingen in Computer Setup herstellen ........................................................... 92
BIOS bijwerken .................................................................................................................. 93
BIOS-versie bepalen ......................................................................................... 93
Een BIOS-update downloaden .......................................................................... 93
MultiBoot gebruiken ............................................................................................................................ 95
Opstartvolgorde van apparaten ......................................................................................... 95
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen ............................................................................. 95
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup ....................................... 95
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt ............................... 96
MultiBoot Express instellen ............................................................................... 96
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren ........................................................... 97
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ................................................................................ 98
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 98
13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 99
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 99
Labels ............................................................................................................................................... 100
NLWW ix
14 Specificaties ................................................................................................................................................ 101
Ingangsvermogen ............................................................................................................................. 101
Omgevingsvereisten ......................................................................................................................... 102
Bijlage A Reizen met de computer ................................................................................................................... 103
Bijlage B Problemen oplossen ......................................................................................................................... 105
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................. 105
Problemen oplossen ......................................................................................................................... 106
Computer kan niet worden ingeschakeld ......................................................................... 106
Computerscherm is leeg .................................................................................................. 106
De software werkt niet goed ............................................................................................ 106
Computer staat aan maar reageert niet ........................................................................... 106
De computer is ongewoon warm ..................................................................................... 107
Een extern apparaat werkt niet ........................................................................................ 107
De draadloze netwerkverbinding werkt niet ..................................................................... 107
Schijf wordt niet afgespeeld ............................................................................................. 108
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ..................................................... 108
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ....... 109
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................ 111
Index ................................................................................................................................................................. 113
x NLWW
1 Inleiding
Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, voert u de volgende stappen
uit:
TIP: Als u snel wilt terugkeren naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app of
het bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets
op het toetsenbord. Als u nogmaals
op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Verbinding maken met internet—Configureer het bekabelde of draadloze netwerk zodanig dat u
verbinding met internet kunt maken. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 17 voor
meer informatie.
Werk uw antivirussoftware bij—Met antivirussoftware kunt u de computer beschermen tegen
schade door virussen. De software is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware
gebruiken op pagina 76 voor meer informatie.
Leer uw computer kennen—Meer informatie over de functies van de computer. Zie
Vertrouwd
raken met de computer op pagina 5 en Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen
en aanwijsapparaten op pagina 27 voor meer informatie.
Geïnstalleerde software zoeken—Geef een lijst van de op de computer geïnstalleerde software
weer.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer
informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de
instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of
staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie
Back-up en herstel op pagina 87.
NLWW 1
Informatie zoeken
U hebt
Installatie-instructies
al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en
meer.
Hulpmiddelen Informatie
Poster
Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u
naar
http://www.hp.com/support en selecteert u uw
land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg
de instructies op het scherm.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP
Ondersteuning via e-mail
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties van HP servicecentra
HP website
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u
naar
http://www.hp.com/support en selecteert u uw
land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg
de instructies op het scherm.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ support in het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ support in het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
2. Selecteer achtereenvolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
2 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
Hulpmiddelen Informatie
Beperkte garantie
*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app
HP Support Assistant, selecteert u Deze computer en
selecteert u vervolgens Garantie en services.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP-product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
NLWW Informatie zoeken 3
4 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt
u hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten. Op deze ingang kunt u geen optionele losse
microfoon aansluiten.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer
informatie over veiligheid. Als u deze handleiding wilt
openen, typt u de tekst support in het startscherm en
selecteert u vervolgens de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Wanneer er een apparaat wordt
aangesloten op de uitgang, worden de
computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon)
als audio-in (microfoon) ondersteunt.
(2)
DisplayPort Via deze poort sluit u een optioneel digitaal
weergaveapparaat, zoals een hoogwaardige monitor of
projector, aan op het apparaat.
(3)
USB 3.0-poorten (2) Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat
worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe
schijf, printer, scanner of USB-hub.
Zie
USB-apparaat gebruiken op pagina 57 voor meer
informatie over de verschillende typen USB-poorten.
NLWW Rechterkant 5
Onderdeel Beschrijving
(4) Geheugenkaartlezer Hiermee kunnen optionele geheugenkaarten worden
gelezen waarop u gegevens kunt opslaan, bekijken,
beheren en delen.
(5)
RJ-45-(netwerk)connector/-lampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (links): het netwerk is verbonden.
Oranje (rechts): er vinden activiteiten plaats in het
netwerk.
(6) Dokpoort Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat aan.
(7)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hier kunt u een optionele beveiligingskabel bevestigen op
de computer.
OPMERKING: De beveiligingskabel is bedoeld om dieven
te ontmoedigen, maar kan mogelijk niet voorkomen dat de
computer wordt gestolen of beschadigd.
(2) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor de luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(3)
Poort voor externe VGA-monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(4)
USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten,
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer,
scanner of USB-hub. Via standaard-USB-poorten worden
niet alle USB-apparaten opgeladen of ze worden
opgeladen met een lage bedrijfsstroom. Sommige USB-
apparaten moeten worden gevoed en vereisen het gebruik
van een poort met eigen voeding.
OPMERKING: Via de USB-oplaadpoorten kunnen ook
bepaalde typen mobiele telefoons en MP3-spelers worden
opgeladen, zelfs wanneer de computer uit staat.
Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken op pagina 57 voor
informatie over de verschillende typen USB-poorten.
(5) Smartcardlezer Ondersteunt optionele smartcards.
NLWW Linkerkant 7
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(2) WWAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WWAN's
(Wireless Wide Area Networks).
(3) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(4) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(5) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u videovergaderingen houden en online
chatten via streaming video.
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van
de webcam. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(6) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan
staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het
beeldscherm uitgeschakeld of wordt de slaapstand geactiveerd.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Houd de gebieden rondom de antennes vrij voor een
optimale signaaloverdracht. Voor meer informatie over de regelgeving voor draadloze communicatie, gaat u naar het artikel
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
en raadpleegt u de sectie die van toepassing is op uw land of regio. Als u
deze handleiding wilt openen, typt u de tekst support in het startscherm en selecteert u vervolgens de app HP Support
Assistant.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) EasyPoint-muisbesturing Hiermee kunt u de cursor verplaatsen en onderdelen op
het scherm selecteren of activeren.
(2) Linkerknop van de muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Aan-uitknop/-lampje van het touchpad Hiermee schakelt u het touchpad in en uit.
Aan: de touchpad is uitgeschakeld.
Uit: de touchpad is ingeschakeld.
(4) Touchpadzone Hiermee kunt u de cursor verplaatsen en onderdelen op
het scherm selecteren of activeren.
(5) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(6) Rechterknop van de muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
(7) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
NLWW Bovenkant 9
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(3)
Lampje Microfoon uit
Oranje: het geluid van de microfoon is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de microfoon is ingeschakeld.
(4) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(5)
Lampje voor draadloze communicatie Aan: er is een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie ingeschakeld, zoals een apparaat voor
draadloze communicatie (WLAN) en/of een Bluetooth®-
apparaat.
(6)
Lampje voor Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitknop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan-uitknop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: Als u de aan-uitknop ingedrukt houdt,
gaan de niet-opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Windows geen resultaat hebben, houdt u de aan-
uitknop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit
te schakelen.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het startscherm,
selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna
Stroomverbruik en slaapstand in de lijst van toepassingen.
(2) Luidsprekers (2) Deze produceren geluid.
(3)
Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie
in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot
stand brengen.
NLWW Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(4)
Knop Geluid dempen Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Deze biedt u de mogelijkheid om u bij Windows aan te
melden met een vingerafdruk in plaats van een wachtwoord.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de Fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) Fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lock-toets of de esc-toets of de b-toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-toets Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de Fn-
toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie
uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in de
rechterbovenhoek van de toets.
(6) Num Lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of
uitgeschakeld.
NLWW Bovenkant 13
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Onderhoudspaneel Biedt toegang tot de vaste-schijfruimte, het slot voor
de WLAN-module, het slot voor de WWAN-module
(alleen bepaalde modellen) en de
geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert en er een
waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van
de module een waarschuwing verschijnt, verwijdert u
de module om de functionaliteit van de computer te
herstellen. Neem daarna via HP Support Assistant
contact op met de ondersteuning. Als u HP Support
Assistant vanuit het startscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Onderdeel Beschrijving
(2)
Ontgrendeling voor onderhoudsklep Hiermee wordt de onderhoudsklep ontgrendeld.
OPMERKING: Er is een beveiligingsschroef
beschikbaar om te voorkomen dat de onderhoudsklep
per ongeluk wordt verwijderd.
(3) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor de luchtkoeling van de
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
NLWW Onderkant 15
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Lampje voor draadloze communicatie Aan: er is een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie ingeschakeld, zoals een apparaat voor
draadloze communicatie (WLAN) en/of een
Bluetooth®-apparaat.
(2)
Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm
en andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(3)
Lampje van de netvoedingsadapter/
accu
Wit: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 90 tot 99%
opgeladen.
Oranje: de computer is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu is 0 tot 90%
opgeladen.
Knipperend oranje: een accu die de enige
beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg.
Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau
bereikt, begint het acculampje snel te knipperen.
Uit: de accu is volledig opgeladen.
(4)
Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of
gelezen van de vaste schijf.
Oranje: de interne vaste schijf is tijdelijk
geparkeerd door HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: Zie
HP 3D DriveGuard gebruiken
op pagina 66 voor meer informatie over HP 3D
DriveGuard.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer overal mee naar toe nemen. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN)—Met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op draadloze LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN’s of
WLAN’s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants,
cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Module voor HP Mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): een WWAN-apparaat (Wireless
Wide-Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt
maken. Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met
zendmasten voor mobiele telefonie) die dekking bieden in hele regio’s, provincies of zelfs
landen.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand — (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Support Assistant voor meer informatie over de
technologie voor draadloze communicatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie
Voorzieningen van het besturingssysteem
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en vervolgens Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Om het WLAN-apparaat in de computer te gebruiken, maakt u verbinding met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
Gebruikmaken van een internetprovider
Om thuis internet te gebruiken, opent u een account bij een internetprovider Neem contact op met
een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
WLAN configureren
Om een WLAN-verbinding in te stellen en verbinding te maken met internet, hebt u de volgende
apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
Op de volgende afbeelding wordt een voorbeeld weergegeven van een draadloze netwerkinstallatie
die is aangesloten op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het configureren van een draadloze router, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u bezorgd bent om de beveiliging van
uw computer in een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en
eenvoudig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support
Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
U sluit als volgt de notebookcomputer aan op het draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje oranje is, drukt u op de knop voor
draadloze communicatie.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
3. Selecteer Instellingen en klik op het netwerkstatuspictogram.
4. Selecteer uw WLAN in de lijst.
5. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op Aanmelden.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het
Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee
te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
6. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
HP Mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met HP Mobiel breedband kan de computer WWAN's gebruiken om toegang te krijgen tot internet
vanaf meerdere locaties en binnen grotere gebieden dan mogelijk is met WLAN's. Voor gebruik van
HP Mobiel breedband hebt u een netwerkserviceprovider nodig (ook wel
aanbieder van mobiele
netwerkdiensten
genoemd). In de meeste gevallen is dat een provider van mobiele telefonie
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
(telecomprovider). De dekking voor HP Mobiel breedband komt overeen met de dekking voor spraak
via mobiele telefonie.
Als uw apparaat met HP Mobiel breedband wordt gebruikt in combinatie met de diensten van een
aanbieder van mobiele netwerkdiensten, biedt HP Mobiel breedband de mogelijkheid om verbinding
te houden met internet, e-mail te versturen of contact te leggen met uw bedrijfsnetwerk, zelfs als u
onderweg of buiten het bereik van een Wi-Fi hotspot bent.
HP ondersteunt de volgende technologieën:
HSPA (High Speed Packet Access): biedt toegang tot netwerken op basis van de
telecommunicatiestandaard GSM (Global System for Mobile Communications).
EV-DO (Evolution Data Optimized): biedt toegang tot netwerken op basis van de
telecommunicatiestandaard CDMA (Code Division Multiple Access).
LTE (Long Term Evolution): biedt toegang tot netwerken die de LTE-technologie ondersteunen.
Mogelijk hebt u het serienummer van de module voor HP Mobiel breedband nodig om de dienst voor
mobiel breedband te activeren. Het serienummer is afgedrukt op een label in de accuruimte van de
computer.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart
(subscriber identity module). Een SIM-kaart bevat basisgegevens over u, zoals een pincode, en over
het netwerk. Bij sommige computers is een SIM-kaart vooraf geïnstalleerd in de accuruimte. Als de
SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP
Mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De aanbieder van mobiele netwerkdiensten kan
ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart verstrekken.
Raadpleeg voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van de SIM-kaart
SIM-kaart
plaatsen en verwijderen op pagina 22 in dit hoofdstuk.
Informatie over HP Mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder
van mobiele netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP Mobiel
breedband dat bij de computer is geleverd.
SIM-kaart plaatsen en verwijderen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart om
beschadiging van de connectoren te voorkomen.
Ga als volgt te werk om een SIM-kaart te plaatsen:
1. Schakel de computer uit met behulp van de opdracht Afsluiten.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met het accucompartiment naar u
toegekeerd.
6. Verwijder de accu.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
7. Plaats de SIM-kaart in het SIM-slot en druk de SIM-kaart voorzichtig in het slot tot deze goed
vastzit.
OPMERKING: De SIM-kaart op de computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte
afgebeelde SIM-kaart.
OPMERKING: Bekijk de afbeelding in de accuruimte om te bepalen hoe de SIM-kaart in de
computer moet worden geplaatst.
8. Plaats de accu terug.
OPMERKING: HP Mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt
teruggeplaatst.
9. Sluit de externe voeding weer aan.
10. Sluit de externe apparaten weer aan.
11. Schakel de computer in.
Als u een SIM-kaart wilt verwijderen, drukt u de SIM-kaart iets naar binnen en verwijdert u deze
vervolgens uit het slot.
GPS gebruiken
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten
geven locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust.
Raadpleeg de Help van de HP GPS and Location-software voor meer informatie.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Verklein het risico van elektrische schokken, brand of beschadiging van de
apparatuur en steek geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Om verbinding te maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig.
U sluit als volgt de netwerkkabel aan:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde met het ruisonderdrukkingscircuit.
NLWW Verbinding maken met een bekabeld netwerk 25
26 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen
op het touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt worden (alleen bepaalde
modellen).
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of sneltoetsfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
NLWW 27
Aanwijsapparaten gebruiken
OPMERKING: Naast de bij de computer horende aanwijsapparaten kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen. U kunt ook demonstraties van touchpadbewegingen bekijken.
U opent als volgt de eigenschappen van de muis in Windows:
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
EasyPoint-muisbesturing gebruiken
Druk de EasyPoint-muisbesturing in de richting waarin u de cursor op het scherm wilt bewegen.
Gebruik de linker- en rechterknop van de EasyPoint-muisbesturing net zoals u de linker- en
rechterknop op een externe muis gebruikt.
Touchpadbewegingen gebruiken
Het touchpad stelt u in staat op het computerscherm te navigeren en de pointer te besturen met
eenvoudige vingerbewegingen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad uit of in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan-uitknop van het
touchpad.
Tikken
Om een selectie te maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het touchpad.
Tik met één vinger in het touchpadgebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een item om
het te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts.
NLWW Aanwijsapparaten gebruiken 29
Knijpen met twee vingers om te zoomen
Door te knijpen met twee vingers kunt u afbeeldingen of tekst in- en uitzoomen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de touchpad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna naar elkaar
toe te bewegen.
Klikken met twee vingers
Door met twee vingers te tikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
OPMERKING: Het klikken met twee vingers heeft dezelfde functie als het rechtsklikken met de
muis.
30 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu Opties voor het geselecteerde
object.
Vegen (alleen bepaalde modellen)
Met een snelle veegbeweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.
Plaats drie vingers op het touchpad-gebied en maak uw vingers in een lichte, snelle
veegbeweging, opwaarts, neerwaarts, naar links of rechts.
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen)
Met randveegbewegingen krijgt u toegang tot werkbalken op de computer voor taken zoals het
wijzigen van instellingen en het zoeken of gebruiken van apps.
NLWW Aanwijsapparaten gebruiken 31
Rechterrandveegbeweging
Door vanaf de rechterrand te vegen krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen,
apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.
Veeg uw vinger zachtjes vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
Vanaf linkerrand vegen
Met de linkerrandveegbeweging krijgt u toegang tot uw recent geopende apps, zodat u er snel tussen
kunt schakelen.
Veeg uw vingers langzaam vanaf de linker rand van het Touchpad om te schakelen tussen recent
geopende apps.
Schuif van de linkerrand van het touchpad om tussen apps te schakelen.
32 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Bovenrandveegbeweging
Met de bovenrandveegbeweging worden opties voor app-opdrachten weergegeven waarmee u apps
kunt aanpassen.
BELANGRIJK: Wanneer er een app is geopend, verschilt de veegbeweging vanaf de bovenrand per
app.
Veeg voorzichtig met uw vinger vanaf de bovenrand om de opties voor app-opdrachten weer te
geven.
NLWW Aanwijsapparaten gebruiken 33
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke functies
uitvoeren.
TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Sneltoetsen in Windows gebruiken
Windows beschikt over sneltoetsen waarmee u snel acties kunt uitvoeren. Druk op de Windows-toets
alleen of in combinatie met een bepaalde toets om een toegewezen actie uit te voeren.
Sneltoetsen herkennen
Sneltoetsen zijn combinaties van de fn- toets met de esc- toets of met een van de functietoetsen.
OPMERKING: Zie Toetsen op pagina 13 voor meer informatie over locaties van sneltoetsen.
U gebruikt een sneltoets als volgt:
Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+esc Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
Fn+F3 Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt
opgeslagen. Het beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de
energiebesparingsmodus wordt geactiveerd.
Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico van
gegevensverlies te beperken.
fn+f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op fn
+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en het computerscherm
en de monitor tegelijk.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens van de computer te ontvangen. De sneltoets fn+f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens van de computer ontvangen.
fn+ f6 Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
fn+f7 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume.
34 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+f8 Hiermee dempt u het geluid van de microfoon.
Fn+F9 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
Fn+F10 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f11 Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord in en uit.
OPMERKING: Het toetsenbordlampje is bij levering standaard ingeschakeld. Schakel het
toetsenbordlampje uit om energie te besparen.
Toetsenblokken gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
OPMERKING: Zie Toetsen op pagina 13 voor meer informatie over de locatie van het
geïntegreerde toetsenblok.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(2) Fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets,
wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of
uitgeschakeld.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok
functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern
numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
NLWW Toetsenbord gebruiken 35
Onderdeel Beschrijving
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek
van de toets.
(6) Num Lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het
geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
Druk op fn+num lk om het geïntegreerde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op
fn+num lk om het toetsenblok uit te schakelen.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern
toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
Schakelen tussen functies van toetsen op het gntegreerde toetsenblok
U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok en de numerieke functie.
Om de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets te gebruiken terwijl het toetsenblok is
uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
U gebruikt als volgt de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wanneer het toetsenblok is
ingeschakeld:
Houd de fn-toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.
Houd de toetsen fn+shift ingedrukt om hoofdletters te typen.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
36 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over het volgende:
Geïntegreerde luidspreker(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of -toetsen
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken
Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor
het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of
terugspoelen:
Mediaknoppen
Mediasneltoetsen (specifieke toetsen die in combinatie met de fn-toets worden ingedrukt)
Mediatoetsen
Audio
Op uw HP computer kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om multimedia te
maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals luidsprekers of
hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u audioapparaten aansluit.
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
NLWW Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken 37
volumeknoppen;
Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-
toets)
volumetoetsen.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Als u deze handleiding wilt openen, typt u de tekst
support in het startscherm en selecteert u vervolgens de app HP Support Assistant.
OPMERKING: U kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor informatie over het type
bediening dat de computer voor het volume heeft.
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons of headsets op de audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfooningang) op de computer aansluiten. Er zijn veel headsets met geïntegreerde microfoons in
de handel verkrijgbaar.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om
draadloze
hoofdtelefoons of headsets aan te sluiten
op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Als u deze handleiding wilt openen, typt u de tekst support in
het startscherm en selecteert u vervolgens de app HP Support Assistant.
Audiofuncties op de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer
onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal en klik daarna op Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ geluiden op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.
3. Sla het bestand op het bureaublad op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
38 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers bevatten een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf
geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te
nemen. U kunt de gemaakte foto of video-opname weergeven en op de vaste schijf van de computer
opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
videobeelden vastleggen en delen;
video streamen met software voor expresberichten;
foto's maken.
Video
Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende externe videopoorten:
Vergroot uw kijkgenot en gebruik een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt mogelijk over een HDMI-poort (High-Definition
Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
De computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende externe videopoorten:
VGA
DisplayPort
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor informatie over de
videopoorten van de computer.
NLWW Webcam (alleen bepaalde modellen) 39
VGA
De externe-monitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of VGA-projector.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de
computer.
2. Druk op fn+f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op
zowel
de computer als
het externe apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, zorgt u ervoor dat u de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm
en selecteer Configuratiescherm. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
Selecteer onder Weergave Schermresolutie aanpassen.
DisplayPort (alleen bepaalde modellen)
Via de DisplayPort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur. De
DisplayPort levert betere prestaties dan de VGA-externemonitorpoort en zorgt voor betere digitale
aansluitmogelijkheden.
OPMERKING: Als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de DisplayPort, hebt u een
(afzonderlijk aan te schaffen) DisplayPort-kabel nodig.
40 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
OPMERKING: Op de DisplayPort van de computer kan één DisplayPort-apparaat worden
aangesloten. De op het computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden
weergegeven op het DisplayPort-apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de DisplayPort:
1. Sluit het ene uiteinde van de DisplayPort-kabel aan op de DisplayPort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het digitale weergaveapparaat.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen het scherm van de pc: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het
beeldscherm van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op
zowel
de computer als
het externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie “Uitspreiden” kiest, moet u de schermresolutie van het externe
apparaat als volgt aanpassen. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer
Configuratiescherm. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen. Selecteer
onder Weergave Schermresolutie aanpassen.
OPMERKING: Als u de apparaatkabel wilt verwijderen, drukt u de connectorontgrendelknop omlaag
om de kabel los te maken op de computer.
Met Miracast compatibele draadloze schermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde modellen)
Volg de onderstaande stappen om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer
te geven zonder uw huidige apps te verlaten.
NLWW Video 41
Miracast openen:
Veeg vanaf de rechterkant van het startscherm, tik op Apparaten en op Project en volg de
instructies op het scherm.
– of –
Wijs de rechterboven- of rechteronderhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven, klik op Apparaten en op Project en volg de instructies op het scherm.
42 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan-uitknop of een aan-uitschakelaar hebben. De term
aan-
uitknop
wordt in deze gehele handleiding gebruikt om te verwijzen naar de aan-uitknop en aan-
uitschakelaar.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit in de volgende gevallen:
Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort (Universal Serial Bus) kan worden
aangesloten.
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan-uitknop, is het aan te raden om de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaapstand of in de hibernationstand staat, moet u eerst de
slaapstand of de hibernationstand beëindigen voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de startknop in de linkeronderhoek van het scherm en selecteer
Afsluiten en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
NLWW Computer uitschakelen 43
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand staat standaard ingeschakeld.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan-uitlampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer is ingeschakeld, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan-uitknop.
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons
wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan-uitlampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, voert u uw Windows-wachtwoord in voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan-uitknop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan-uitknop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Om u de sluimerstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop. De aan-uitlampjes gaan branden
en uw werk wordt weergegeven op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
voert u uw Windows-wachtwoord in voordat uw werk weer op het scherm wordt weergegeven.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een onderdeel in de lijst om toegang te
krijgen tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook
energiebeheer in het startscherm typen en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
U stelt als volgt in dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de slaapstand
of de sluimerstand:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount wilt instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd, zodat u langer kunt doen met de acculading. Op bepaalde
computermodellen kan worden geschakeld tussen grafische modi, zodat u langer kunt doen met de
acculading. Zie
Hybrid Graphics en AMD Dual Graphics (alleen bepaalde modellen) op pagina 52
voor meer informatie.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 45
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
HP Support Assistant biedt hulpprogramma’s en informatie over de accu. Om accu-informatie te
openen, selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Accu en
prestaties.
Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan om de levensduur van de accu te maximaliseren
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
Om accu-informatie te openen, selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en
kiest u vervolgens Accu en prestaties.
Accucontrole gebruiken
HP Support Assistant biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Om accu-informatie te openen, selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en
kiest u vervolgens Accu en prestaties.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje geeft aan dat de acculading laag of kritiek laag is.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 45
voor meer informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
netvoedingsadapter
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met het accucompartiment naar u
toegekeerd.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 47
2. Plaats de accu in de accuruimte. Breng daarbij de lipjes van de accu (1) op één lijn met de
uitsparingen op de computer en druk de accu omlaag totdat de accu goed op zijn plaats zit.
Verschuif de twee accuvergrendelingen (2) om de accu te vergrendelen.
Accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Verwijder de onderhoudsklep. Zie De onderhoudsklep verwijderen of terugplaatsen
op pagina 62.
2. Verschuif de accuvergrendeling (1) om de accu te ontgrendelen. U zult een rode kleur zien
onder de vergrendelingen.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
3. Kantel de accu omhoog (2) met het linnen lipje en til deze (2) uit de behuizing.
Accuvoeding besparen
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder
ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen (alleen bepaalde modellen)
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 49
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verklein de kans op brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar te
halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten; laat
de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Als u deze handleiding wilt openen, typt u de tekst support in het startscherm en selecteert
u vervolgens de app HP Support Assistant. Om accu-informatie te openen, selecteert u de app HP
Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Accu en prestaties.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de computeraccu niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: Zie de poster
Installatie-instructies
, die u in de doos vindt van de computer, voor
informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert;
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 51
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan-uitlampjes zijn uit.
U test de netvoedingsadapter als volgt:
OPMERKING: De volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Schakel de computer in.
Als de aan-uitlampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan-uitlampjes
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
Hybrid Graphics en AMD Dual Graphics (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computers is de functie Hybrid Graphics of de functie AMD Dual Graphics beschikbaar.
OPMERKING: Om te bepalen of Hybrid Graphics of AMD Dual Graphics is geïnstalleerd op uw
computer, raadpleegt u de configuratie van de grafische processor van uw notebookcomputer en de
Help van de software.
Hybrid Graphics en AMD Dual Graphics bieden beide twee modi voor de verwerking van grafische
informatie:
High Performance mode (Modus voor hoge prestaties): applicaties die zijn toegewezen aan
deze modus, worden uitgevoerd op de hogere-prestatie graphics processing unit (GPU) voor
optimale prestaties.
Power Saving mode (Modus voor energiebesparing): applicaties die zijn toegewezen aan deze
modus, worden uitgevoerd op de lagere-prestatie GPU om accuvoeding te besparen.
Hybrid Graphics gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met de Hybrid Graphics-functie kan een toepassing uitgevoerd worden in de modus voor hoge
prestaties of de modus voor energiebesparing, op basis van de vereisten voor grafische verwerking
van de applicatie. Doorgaans worden 3D- en spelapplicaties uitgevoerd op de hogere-prestatie GPU
en applicaties met weinig grafische verwerkingseisen op de lagere-prestatie GPU. U kunt de modus
52 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
die een applicatie gebruikt (hoge prestaties of energiebesparing) wijzigen via het Hybrid Graphics-
configuratiescherm.
OPMERKING: Vanwege hardware-beperkingen kunnen sommige applicaties alleen in één van de
twee modi uitgevoerd worden.
Raadpleeg voor meer informatie de Help van de Hybrid Graphics software.
AMD Dual Graphics gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met de functie AMD Dual Graphics kunnen de AMD Accelerated Processing Unit (APU) en de
afzonderlijke AMD grafische kaart samenwerken. Wanneer AMD Dual Graphics is ingeschakeld,
worden er betere grafische prestaties geleverd dan de prestaties die met slechts één van de
grafische apparaten beschikbaar zijn. Deze verbetering is van toepassing op applicaties met DirectX
versie 10 of 11 (DX10 en DX11) in de modus voor volledig scherm. In de venstermodus of wanneer
er applicaties zonder DX10 of DX11 worden gebruikt, werkt het systeem op een wijze die
vergelijkbaar is met Hybrid Graphics.
OPMERKING: Raadpleeg de Help van de AMD Dual Graphics-software voor meer informatie.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 53
54 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
7 Externe kaarten en apparaten
Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Met optionele geheugenkaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor meer informatie over de types
geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-mediaslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt mogelijk een menu met
beschikbare opties weergegeven.
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
NLWW Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken (alleen bepaalde modellen) 55
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk op de kaart (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet vanzelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
Smart Cards gebruiken
OPMERKING: De term
Smart Card
in dit hoofdstuk verwijst zowel naar Smart Cards als Java™
Cards.
Een Smart Card is een accessoire met het formaat van een creditcard, dat is voorzien van een
microchip met geheugen en een microprocessor. Smart Cards hebben, net zoals personal
computers, een besturingssysteem voor het beheer van de in- en uitvoer. Daarnaast zijn ze voorzien
van beveiligingsvoorzieningen om ze te beveiligen tegen aanvallen van buitenaf. Standaard Smart
Cards worden gebruikt in combinatie met de Smart Card-lezer (alleen bepaalde modellen).
U hebt een pincode nodig om toegang te krijgen tot de inhoud van de microchip. Open HP Support
Assistant voor meer informatie over de beveiligingsvoorzieningen van Smart Cards. Als u HP Support
Assistant op het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Smart Card plaatsen
1. Houd de het kaartlabel naar boven en schuif de kaart voorzichtig in de Smart Card-lezer tot de
kaart goed op zijn plaats zit.
56 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
2. Volg de instructies op het scherm om u aan te melden op de computer met behulp van de
pincode van de Smart Card.
Smart Card verwijderen
Pak de Smart Card bij de zijkanten vast en trek de kaart vervolgens voorzichtig uit de Smart
Card-lezer.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor USB 1.0-, 1.1-, 2.0- of 3.0-
apparaten. Uw computer kan ook beschikken over een USB-poort met voeding die stroom levert aan
een extern apparaat als u het aansluit met een kabel die geschikt is voor USB met voeding. Een
optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer kunnen worden
gebruikt.
NLWW USB-apparaat gebruiken 57
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af
die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los.
58 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over benodigde software,
stuurprogramma's en de te gebruiken poort op de computer.
Ga als volgt te werk om een extern apparaat op de computer aan te sluiten:
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Om een extern apparaat zonder eigen voeding te verwijderen, schakelt u het apparaat uit en koppelt
u het los van de computer. Om een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting te
verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de
stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding van de computer.
Er zijn verschillende typen verwisselbare USB-stations:
1,44-MB diskettestation
Vaste-schijfmodule
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
MultiBay-apparaat
NLWW Optionele externe apparaten gebruiken 59
60 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht:
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Ontlaad, voordat u de schijfeenheid aanraakt, de statische elektriciteit door een geaard
oppervlak aan te raken.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Behandel een schijfeenheid voorzichtig. Laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in
en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
NLWW Schijfeenheden hanteren 61
Externe vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan-uitknop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
De onderhoudsklep verwijderen of terugplaatsen
De onderhoudsklep verwijderen
Verwijder de onderhoudsklep om toegang te krijgen tot het geheugenmoduleslot, de vaste schijf en
andere componenten.
1. Draai de computer om, schuif de ontgrendeling van de onderhoudsklep naar de ontgrendelstand
(1) en verwijder de schroef (als de optionele schroef wordt gebruikt) (2). Als deze schroef niet
wordt gebruikt, schuift u de ontgrendeling naar rechts om de onderhoudsklep te openen (3).
OPMERKING: Als u de optionele schroef wilt gebruiken, vindt u deze achter de
onderhoudsklep.
2. Schuif de onderhoudsklep naar voren (4) en til de klep (5) vervolgens omhoog om deze te
verwijderen.
62 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
De onderhoudsklep terugplaatsen
Plaats onderhoudsklep nadat u het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met
kennisgevingen en andere onderdelen hebt bekeken.
1. Leg de onderhoudsklep neer en lijn de voorste rand van de klep uit met de voorste rand van de
computer (1).
2. Schuif de onderhoudsklep naar voren (2) tot deze vastklikt.
3. Wanneer de accuruimte naar u toe wijst, schuift u de ontgrendeling van de onderhoudsklep (3)
naar rechts en draait u de optionele schroef (4) vast om de onderhoudsklep te bevestigen.
Schuif de ontgrendeling naar links om de onderhoudsklep vast te zetten (5).
OPMERKING: Als u de optionele schroef wilt gebruiken, vindt u deze achter de
onderhoudsklep.
De vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer
aan door op de aan-uitknop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
NLWW Externe vaste schijven gebruiken 63
De vaste schijf verwijderen
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de onderhoudsklep (zie
De onderhoudsklep verwijderen of terugplaatsen
op pagina 62) en de accu (zie Accu verwijderen op pagina 48).
5. Draai de 4 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf (1) los. Trek het linnen lipje van
de vaste schijf (2) omhoog en verwijder de schijfeenheid.
Een vaste schijf installeren
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de hier afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf in de vaste-schijfruimte (1) en houd het linnen lipje bovenaan.
64 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
2. Draai de schroeven van de vaste schijf vast (4).
3. Plaats de accu (zie Accu plaatsen op pagina 47) en de onderhoudsklep (zie De onderhoudsklep
terugplaatsen op pagina 63) weer terug.
4. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
5. Zet de computer aan.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie 's nachts wordt uitgevoerd of op een
ander tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
NLWW Externe vaste schijven gebruiken 65
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ schijf op het startscherm.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant vanuit het
startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ op het scherm Start de tekst schijf en selecteer vervolgens Apps verwijderen om
schijfruimte vrij te maken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Een vaste schijf in de primaire of secundaire vaste-schijfruimte wordt beschermd
door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is
aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het lampje van de vaste schijf op de computer verandert van kleur ten teken dat de schijf in de
primaire vaste-schijfruimte en/of de schijf in de secundaire vaste-schijfruimte (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Als u wilt nagaan of een schijf momenteel wordt beschermd of is
geparkeerd, bekijkt u het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak helemaal rechts
op de taakbalk of in het Mobiliteitscentrum.
66 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
9 Beveiliging
Computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en de onafhankelijk van
Windows draaiende Computer Setup kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen diverse
risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt
of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van alle
vertrouwelijke bestanden en deze verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Bepaalde voorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn mogelijk niet
beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel
in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt
gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U
kunt Computrace gebruiken door de software aan te schaffen en een abonnement op de service te
nemen. Ga voor informatie over het bestellen van de Computrace-software naar
http://www.hp.com
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP ProtectTools Security Manager in combinatie met een
wachtwoord, smartcard en/of vingerafdruklezer
Onbevoegde toegang tot Computer Setup (f10) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd opstarten vanaf een optische-schijfeenheid,
diskettedrive of interne netwerkadapter
Functie voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot Windows-gebruikersaccounts HP ProtectTools Security Manager
Onbevoegde toegang tot gegevens
Windows-updates
Drive Encryption for HP ProtectTools
Onbevoegde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
NLWW Computer beveiligen 67
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele
beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met
behulp van de cursorbesturing (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het toetsenbord.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verschillende typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van de manier waarop u de toegang tot uw
informatie wilt regelen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in de onafhankelijk
van Windows draaiende Computer Setup die vooraf is geïnstalleerd op de computer.
Het instelwachtwoord en het DriveLock-wachtwoord worden ingesteld in Computer Setup en
beheerd door het systeem-BIOS.
Het instelwachtwoord en het DriveLock-wachtwoord worden ingesteld in Computer Setup en
beheerd door het systeem-BIOS.
Wachtwoorden voor Windows kunnen uitsluitend worden ingesteld in het besturingssysteem
Windows.
Als u het in Computer Setup ingestelde BIOS-beheerderswachtwoord vergeet, kunt u HP
SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het programma.
Als u zowel het gebruikerswachtwoord als het hoofdwachtwoord voor DriveLock vergeet, is de
vaste schijf die met die wachtwoorden is beveiligd permanent vergrendeld en kan deze niet
meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een functie van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
functies van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de vereisten die zijn ingesteld door het programma.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw
Windows-wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Noteer uw wachtwoorden en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de computer.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
In de volgende tabellen worden veelgebruikte Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden
beschreven in combinatie met de bijbehorende functies.
68 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met dit wachtwoord kan geen toegang
worden verkregen tot de inhoud van Computer Setup.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windows-
gebruikerswachtwoord in het startscherm. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de
app HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die
voorkomen dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt
verwijderd, kunt u het BIOS-beheerderswachtwoord pas
verwijderen zodra deze functies worden uitgeschakeld.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Het wordt tevens gebruikt om de
DriveLock beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt
ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het
inschakelproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord
instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt
ingesteld.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld onder
DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord
instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt
ingesteld.
*Informatie over al deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 69
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup BIOS
Administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
70 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
7. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
8. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren
Typ uw wachtwoord (met dezelfde toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) achter de
prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) en druk op enter. Na drie
mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord in te voeren, moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren
VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock
zorgvuldig en bewaar dit uit de buurt van uw computer om te voorkomen dat de met DriveLock
beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet,
is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan
alleen worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-
beveiliging op een schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot
deze schijf te krijgen. U krijgt alleen toegang tot de schijf met behulp van de DriveLock-wachtwoorden
als de schijf in de computer of een geavanceerde poortreplicator is geplaatst.
OPMERKING: U kunt de DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-beheerderswachtwoord
hebt ingesteld.
Om DriveLock-beveiliging toe te passen op een interne vaste schijf, moeten in Computer Setup een
gebruikerswachtwoord en een hoofdwachtwoord worden ingesteld. Op DriveLock-beveiliging zijn de
volgende overwegingen van toepassing:
Nadat DriveLock beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden
gebruikt wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is voor de systeembeheerder of gebruiker.
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLock-
beveiliging van de vaste schijf te verwijderen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het
hoofdwachtwoord van een schijf worden verwijderd.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 71
DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht “Press the ESC key for Startup Menu
(Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Hard Drive
Tools (Hulpmiddelen voor vaste schijf) > DriveLock (Drivelock) en druk op enter.
4. Klik op Wachtwoord DriveLock instellen (algemeen).
5. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
6. Selecteer met de pijltoetsen de vaste schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
7. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
8. Typ een hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ nogmaals het hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ een gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Typ nogmaals het gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
12. Bevestig de DriveLock-beveiliging op de geselecteerde schijf door in het bevestigingsveld
DriveLock te typen en vervolgens op enter te drukken.
OPMERKING: De DriveLock-bevestiging maakt onderscheid tussen hoofdletters en kleine
letters.
13. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
72 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel
dockingapparaat of externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord
of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld).
Druk daarna op enter.
Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht “Press the ESC key for Startup Menu
(Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Hard Drive
Tools (Hulpmiddelen voor vaste schijf) > DriveLock (Drivelock) en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
7. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Change Password (Wachtwoord
wijzigen).
8. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ een nieuw wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 73
DriveLock-beveiliging verwijderen
Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht “Press the ESC key for Startup Menu
(Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Hard Drive
Tools (Hulpmiddelen voor vaste schijf) > DriveLock (Drivelock) en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op
enter.
7. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging uitschakelen).
8. Typ uw hoofdwachtwoord en druk vervolgens op enter.
9. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Auto DriveLock gebruiken in Computer Setup
In een omgeving met meerdere gebruikers kunt u een wachtwoord voor Automatische DriveLock
instellen. Wanneer het wachtwoord voor Automatische DriveLock wordt geactiveerd, worden een
willekeurig gebruikerswachtwoord en een DriveLock-hoofdwachtwoord voor u aangemaakt. Wanneer
een gebruiker het juiste wachtwoord opgeeft, worden hetzelfde willekeurige gebruikerswachtwoord en
DriveLock-hoofdwachtwoord gebruikt om de schijf te ontgrendelen.
OPMERKING: U heeft een BIOS-beheerderswachtwoord nodig om toegang te krijgen tot de
voorzieningen van Automatische DriveLock.
Wachtwoord voor Automatische DriveLock invoeren
Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in te schakelen in Computer
Setup:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Hard Drive
Tools (Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische DriveLock) en druk
op enter.
74 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op
enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen
Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Hard Drive
Tools (Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische DriveLock) en druk
op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op
enter.
6. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging uitschakelen).
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten). Druk vervolgens op enter.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 75
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's
en hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunt u de meeste virussen detecteren, vernietigen en in veel gevallen
eventueel aangerichte schade herstellen. Om uw computer te blijven beschermen tegen nieuw
ontdekte virussen, moet antivirussoftware bijgehouden worden.
Er is mogelijk vooraf een antivirusprogramma op uw computer geïnstalleerd en dit kan een
evaluatieversie zijn. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de evaluatieversie omzet in een reguliere
versie of dat u een antivirusprogramma naar keuze aanschaft om uw computer volledig te
beschermen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Als u HP Support Assistant
vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
U kunt twee soorten firewalls in overweging nemen:
Hostgebaseerde firewallsoftware: hiermee wordt alleen de computer beschermd waarop de
software is geïnstalleerd.
Netwerkgebaseerde firewalls: deze worden tussen het ADSL- of kabelmodem en uw
thuisnetwerk geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall op een systeem is geïnstalleerd, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem blijvend wilt oplossen.
76 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verzendt waarschuwingen met betrekking tot essentiële updates. Zodra
u een waarschuwing ontvangt, installeert u alle essentiële updates van Microsoft om uw computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Als u de instellingen wilt
aanpassen, typt u c op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer
achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de
instructies op het scherm.
HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
De HP ProtectTools Security Manager software is vooraf geïnstalleerd op bepaalde
computermodellen. U heeft toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Windows. De
software is voorzien van beveiligingsfuncties die u beschermen tegen onbevoegde toegang tot de
computer, het netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de online Help van HP ProtectTools voor
meer informatie.
NLWW Essentiële beveiligingsupdates installeren 77
Optionele beveiligingskabel installeren
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor
de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
78 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de
vingerafdruklezer wilt gebruiken, moet u een gebruikersaccount met een wachtwoord instellen op de
computer. U kunt zich bij deze account aanmelden op uw computer door de gekozen vinger over de
lezer te halen. Met de vingerafdruklezer kunt u ook wachtwoordvelden invullen op websites en in
andere programma's die aanmelding vereisen. Raadpleeg de Help bij de vingerafdruksoftware voor
instructies.
Nadat u een identiteit voor de vingerafdruksoftware hebt gedefinieerd, kunt u een Single Sign On-
service instellen zodat u de vingerafdruklezer kunt gebruiken om aanmeldingsgegevens te maken
voor elke applicatie waarvoor u een gebruikersnaam en wachtwoord moet opgeven.
Locatie van de vingerafdruklezer
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich bevindt in een van de volgende gedeelten
van uw computer:
aan de onderkant van het touchpad;
aan de rechterkant van het toetsenbord;
aan de rechterbovenkant van het scherm;
aan de linkerkant van het scherm.
Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide
gevallen veegt u uw vinger langs de metalen sensor. Zie
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
(alleen bepaalde modellen) op pagina 11 voor de locatie van de vingerafdruklezer op de computer.
NLWW De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 79
80 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
OPMERKING: Voordat u een geheugenmodule toevoegt of vervangt, controleert u of de computer
de meest recente BIOS-versie bevat. Voer indien nodig een update uit van het BIOS. Zie
BIOS
bijwerken op pagina 93.
VOORZICHTIG: Als de computer niet over de meest recente BIOS-versie beschikt voordat u een
geheugenmodule installeert of vervangt, kunnen er diverse problemen met het systeem ontstaan.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan-uitknop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
OPMERKING: Het primaire geheugen bevindt zich in het onderste geheugenmoduleslot en het
uitbreidingsgeheugen bevindt zich in het bovenste geheugenmoduleslot.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de onderhoudsklep (zie
De onderhoudsklep verwijderen op pagina 62) en de accu (zie
Accu verwijderen op pagina 48).
NLWW Geheugenmodules toevoegen of vervangen 81
4. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen om beschadiging
van de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
5. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen om beschadiging van
de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
82 Hoofdstuk 10 Onderhoud NLWW
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: Zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om beschadiging van de
module te voorkomen.
6. Plaats de accu (zie Accu plaatsen op pagina 47) en de onderhoudsklep (zie De onderhoudsklep
terugplaatsen op pagina 63) weer terug.
7. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
8. Zet de computer aan.
NLWW Geheugenmodules toevoegen of vervangen 83
De computer reinigen
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes die in verschillende merken worden geleverd)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische doekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer
kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het
geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd
kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Verklein het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen en
maak de computer niet schoon terwijl deze is ingeschakeld.
1. Schakel de computer uit.
2. Koppel de netvoeding los.
3. Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen
schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er
vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks)
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een
alcoholvrij
glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten of deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of het deksel een zachte microvezel-doek of een zeemlap
die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een aanvaardbaar
wegwerpdoekje.
OPMERKING: Verwijder wanneer u het deksel van de computer reinigt, het vuil door ronddraaiende
bewegingen te maken.
84 Hoofdstuk 10 Onderhoud NLWW
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Verklein het risico van elektrische schokken of schade aan interne onderdelen
en gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op het
oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er
geen vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een wegwerpdoekje.
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen en om stof, pluisjes en vuildeeltjes te verwijderen van het toetsenbord.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook
aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates
beschikbaar komen.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot
SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is.
Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaqs en deze vervolgens downloaden en
uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand
gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download
Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaqs
beschikbaar zijn om te worden gedownload.
SoftPaq Download Manager controleert de HP FTP-site op updates van de database en software. Als
updates worden gevonden, worden deze gedownload en automatisch toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Als u SoftPaq Download Manager
wilt gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, moet u dit programma eerst downloaden en
installeren. Ga naar
http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies voor het downloaden en
installeren van SoftPaq Download Manager.
U downloadt als volgt SoftPaq's:
Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq
Download Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.
OPMERKING: Klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
NLWW Programma's en stuurprogramma's bijwerken 85
86 Hoofdstuk 10 Onderhoud NLWW
11 Back-up en herstel
Ter bescherming van uw informatie gebruikt u back-up- en herstelhulpprogramma's van Windows om
back-ups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen, om back-ups te maken van de volledige
vaste schijf, om systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen) met behulp van de
geïnstalleerde optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-
schijfeenheid, of om systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout kunt u de
back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer terug te zetten.
Typ herstellen op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven
opties.
OPMERKING: Voor gedetailleerde instructies over verscheidene back-up- en herstelopties zoekt u
naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
In het geval van een instabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze
te bewaren voor toekomstig gebruik.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie.
Een back-up van uw gegevens maken
Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de meest recente back-up. Maak
onmiddellijk na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up. Als u
nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, maakt u periodiek back-ups van het systeem om
altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over de back-upvoorzieningen
van Windows.
Systeemherstel uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit beschikt de computer over de volgende
hulpprogramma's om uw bestanden te herstellen:
Hulpprogramma’s voor herstel: U kunt ‘Back-up maken en terugzetten’ van Windows gebruiken
om gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt. U kunt ook
NLWW Een back-up van uw gegevens maken 87
gebruikmaken van Windows Automatisch herstellen om problemen te verhelpen die voorkomen
dat Windows correct opstart.
f11-herstelprogramma's: Met de f11-herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de
vaste schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle
softwareprogramma's die standaard zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia
(alleen bepaalde modellen) niet kunt gebruiken, schaft u media met het besturingssysteem Windows
8 aan om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen. Zie
Media met
het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 89 voor meer
informatie.
Windows-herstelprogramma’s gebruiken
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor instructies over het herstellen van bestanden
en mappen als u informatie wilt terugzetten waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt.
U herstelt als volgt uw informatie met Automatisch herstellen:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig.
Alle bestanden die u hebt gemaakt en alle software die u hebt geïnstalleerd op de computer, worden
definitief verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het
besturingssysteem en de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s vanaf de back-up die voor
herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie en de Windows-partitie aanwezig zijn.
Typ bestand op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
– of –
Typ computer in het startscherm en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie niet vermeld staan, herstelt
u het besturingssysteem en de programma's met behulp van de dvd met het besturingssysteem
Windows 8 en de media
Herstel van stuurprogramma's
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Zie
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen)
op pagina 89 voor meer informatie.
3. Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie worden vermeld, start u de computer
opnieuw op door de shift-toets in te drukken en vast te houden terwijl u op Opnieuw opstarten
klikt.
4. Selecteer achtereenvolgens Problemen oplossen, Geavanceerde opties en Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor meer informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's zoekt u naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
88 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel NLWW
f11-herstelprogramma's gebruiken
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt
geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het
besturingssysteem en HP programma's en stuurprogramma's die standaard zijn geïnstalleerd
opnieuw. Software die niet standaard is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
U herstelt als volgt de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie aanwezig is. Typ computer in het
startscherm en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de herstelimage-partitie niet vermeld staat, herstelt u het besturingssysteem
en de programma's met behulp van de media met het Windows-besturingssysteem en de media
Herstel van stuurprogramma's
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Zie Media met het Windows-
besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 89 voor meer informatie.
3. Als de herstelimage-partitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc
als onder aan het scherm het bericht “Druk op esc voor het startmenu” wordt weergegeven.
4. Druk op F11 als op het scherm het bericht “Druk op <F11> voor herstellen” wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen)
Om een dvd met het Windows-besturingssysteem te bestellen, neemt u contact op met de
klantenondersteuning. Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning
dat
bij de computer is geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.
VOORZICHTIG: Als u media met het Windows-besturingssysteem gebruikt, wordt de inhoud van de
vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt
en software die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Wanneer het
formatteren gereed is, herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de stuurprogramma's,
de software en de hulpprogramma's.
Een volledige installatie van het besturingssysteem starten met behulp van een dvd met het
Windows-besturingssysteem:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de dvd met het Windows-besturingssysteem in de optische-schijfeenheid en start de
computer opnieuw op.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
NLWW Systeemherstel uitvoeren 89
Doe het volgende wanneer de installatie is voltooid:
1. Werp de media met het Windows-besturingssysteem uit en plaats de media voor het
herstellen
van stuurprogramma's
.
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware en vervolgens de aanbevolen
toepassingen.
Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen
Als uw computer niet naar behoren werkt en u het systeem stabieler wilt maken, kunt u met de optie
voor het vernieuwen van Windows helemaal opnieuw beginnen terwijl toch alle belangrijke
toepassingen en gegevens behouden blijven.
Met de optie voor het opnieuw instellen van Windows voert u een gedetailleerde herformattering van
de computer uit of verwijdert u persoonlijke gegevens voordat u de computer wegdoet of recyclet.
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over deze voorzieningen.
HP Software Setup gebruiken
HP Software Setup kan gebruikt worden voor het opnieuw installeren van stuurprogramma's of het
selecteren van software die is beschadigd of van het systeem is verwijderd.
1. Typ op het startscherm HP Software Setup.
2. Open HP Software Setup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te
selecteren.
90 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel NLWW
12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP
PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de
communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden,
beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types
geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: Een op een USB-poort aangesloten toetsenbord of muis kan in Computer Setup
uitsluitend worden gebruikt wanneer de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Ga als volgt te werk om te navigeren in Computer Setup en items te selecteren:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
OPMERKING: U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met behulp van de
cursorbesturing (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het
toetsenbord.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
NLWW Computer Setup gebruiken 91
Als u een menu of menu-item wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en
drukt u vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op het
item te klikken.
Klik op de pijl-omhoog of pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm of gebruik de
toetsen pijl-omhoog of pijl-omlaag om omhoog of omlaag te bladeren.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het
hoofdscherm van Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
Ga als volgt te werk om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Klik op het pictogram Afsluiten rechtsonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen negeren en afsluiten en druk daarna op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te
sluiten:
Klik op het pictogram Opslaan linksonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Fabrieksinstellingen in Computer Setup herstellen
OPMERKING: Het herstellen van de standaardwaarden is niet van invloed op de vaste-schijfmodus.
Ga als volgt te werk om alle instellingen in Computer Setup terug te zetten op de fabriekswaarden:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Hoofd > Standaardinstellingen
herstellen.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoord- en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
92 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
BIOS bijwerken
Mogelijk zijn op de website van HP updates beschikbaar van de software die bij de computer is
geleverd.
De meeste software en BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde
bestanden die
SoftPaqs
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en over het oplossen van problemen.
BIOS-versie bepalen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel
ROM-datum
of
systeem-BIOS
genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup.
2. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Main (Hoofd) > System Information
(Systeeminformatie).
3. Als u Computer Setup wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram
Exit (Afsluiten) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en
afsluiten) en druk daarna op enter.
Een BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om schade aan de computer of een mislukte installatie te voorkomen, downloadt
en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
terwijl de computer op accuvoeding werkt of is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een
optionele voedingsbron. Volg tijdens het downloaden en installeren de volgende instructies:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de hibernationstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ hp support assistant in het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. In de downloadsectie doet u het volgende:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
NLWW Computer Setup gebruiken 93
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U moet naar dit pad gaan om de update te installeren.
OPMERKING: Als uw computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ bestand op het startscherm en selecteer File Explorer (Bestandsverkenner).
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vaste schijf. De vaste-schijfaanduiding is gewoonlijk Lokaal
station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld
bestandsnaam
.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is voltooid, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
94 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
MultiBoot gebruiken
Opstartvolgorde van apparaten
Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde
apparaten. Met het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke
volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten.
Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten
(NIC's), vaste schijven en USB-apparaten. Een opstartapparaat bevat (een medium met) bestanden
die de computer nodig heeft om op de juiste manier op te starten en te functioneren.
OPMERKING: Sommige opstartapparaten moeten in Computer Setup worden geactiveerd voordat
ze als zodanig kunnen worden gebruikt.
U kunt de volgorde waarin het systeem naar een opstartapparaat zoekt, wijzigen in Computer Setup.
U kunt ook op esc drukken wanneer onder aan het scherm het bericht “Press the ESC key for Startup
Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” verschijnt. Druk daarna op f9. Als u op f9 drukt,
wordt een menu weergegeven met de geactiveerde opstartapparaten, waaruit u er een kunt kiezen.
Tot slot kunt u met MultiBoot Express de computer zo configureren dat bij het opstarten altijd wordt
gevraagd welk opstartapparaat u wilt gebruiken.
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen
U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken:
U kunt in Computer Setup de volgorde wijzigen waarin bij het aanzetten van de computer wordt
gezocht naar een opstartapparaat.
U kunt het opstartapparaat dynamisch kiezen door op esc te drukken wanneer onder aan het
scherm het bericht “Press the ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te
openen)” verschijnt. Druk daarna op f9 om het menu Opstartopties te openen.
U kunt met MultiBoot Express variabele opstartvolgordes instellen. Hierbij wordt u gevraagd een
opstartapparaat te kiezen, telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart.
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een opstartvolgorde in te stellen die iedere
keer wordt gebruikt als de computer wordt gestart of opnieuw wordt opgestart:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer een van deze opties met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen:
Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI hybride (met CSM)
Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI native opstartmodus (zonder
CSM)
Geavanceerd > Opstartopties > Verouderde opstartvolgorde > Legacy
Druk op enter.
NLWW MultiBoot gebruiken 95
4. Om het apparaat hoger in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de
pijl omhoog of drukt u op de toets +.
– of –
Om het apparaat lager in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de
pijl omlaag of drukt u op de toets -.
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Opslaan
linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk daarna op enter.
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartvolgorde, gaat u als volgt te
werk:
1. Open het menu Opstartapparaat selecteren door de computer aan te zetten of opnieuw op te
starten en op esc te drukken wanneer onder in het scherm het bericht “Press the ESC key for
Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” verschijnt.
2. Druk op f9.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een opstartapparaat en druk op enter.
MultiBoot Express instellen
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en de computer zodanig te configureren dat
telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart, het menu met opstartapparaten van
MultiBoot wordt weergegeven:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht “Press the
ESC key for Startup Menu (Druk op esc om het opstartmenu te openen)” onder in het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Geavanceerd > Opstartopties >
Wachttijd MultiBoot Express-menu (in seconden) en druk op enter.
4. In het veld Wachttijd MultiBoot Express-menu (in seconden) geeft u op hoe lang (in seconden)
het menu met opstartapparaten moet worden weergegeven, voordat de computer wordt
opgestart overeenkomstig de huidige MultiBoot-instelling. (Als u 0 kiest, wordt het Express Boot-
menu met opstartapparaten niet weergegeven.)
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Opslaan
linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
96 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren
Wanneer het Express Boot-menu wordt weergegeven tijdens het opstarten, hebt u de volgende
mogelijkheden:
Als u een opstartapparaat wilt opgeven in het Express Boot-menu, selecteert u de gewenste
locatie binnen de toegestane tijd en drukt u op enter.
Als u wilt voorkomen dat de computer de huidige MultiBoot-instelling kiest, drukt u op een
willekeurige toets voordat de toegestane tijd is verstreken. De computer start hierna pas op
nadat u een opstartapparaat hebt geselecteerd en op enter hebt gedrukt.
Als u de computer wilt opstarten met de huidige MultiBoot-instelling, wacht u tot de toegestane
tijd is verstreken.
NLWW MultiBoot gebruiken 97
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
HP PC Hardware Diagnostics is een UEFI (Unified Extensible Firmware Interface) waarmee u
diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het
hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen
isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere
softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) als volgt starten:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnoseprogramma's:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden op pagina 98 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar een USB-station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt
uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn
alleen beschikbaar in het Engels.
1. Ga naar http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.
– of –
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic op HP UEFI Support Environment (Omgeving voor HP UEFI-
ondersteuning).
– of –
Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.
98 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over
uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
ondersteuning via e-mail krijgen;
telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
NLWW Contact opnemen met de ondersteuning 99
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven bevinden zich op een van de
volgende drie plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: aan de onderzijde van de computer, in de
accuruimte of onder de onderhoudsklep.
Servicelabel: biedt belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met de ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en
modelnummer opgeven. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met de
ondersteuning.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
Label met certificaat van echtheid van Microsoft® (alleen bepaalde modellen van vóór Windows
8): bevat de Windows-productsleutel. U hebt de productsleutel mogelijk nodig wanneer u het
besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. HP-platforms
waarop Windows 8 of Windows 8.1 vooraf is geïnstalleerd, hebben geen fysiek label. Er is
echter wel elektronisch een digitale productsleutel geïnstalleerd.
OPMERKING: Deze digitale productsleutel wordt automatisch herkend en geactiveerd door
Microsoft-besturingssystemen als u het besturingssysteem Windows 8 of Windows 8.1 opnieuw
installeert via door HP goedgekeurde herstelmethoden.
Label(s) met kennisgevingen: bevat(ten) de regelgeving betreffende het gebruik van de
computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: bevat(ten) informatie
over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal
landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
100 Hoofdstuk 13 Ondersteuning NLWW
14 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet zijn ingesteld op 100–240 V en 50–60 Hz. Hoewel de
computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkspanning bij 2,31 A – 45 W
19,5 V gelijkspanning bij 3,33 A – 65 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
NLWW Ingangsvermogen 101
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
102 Hoofdstuk 14 Specificaties NLWW
A Reizen met de computer
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfhouder haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van
gegevensverlies.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Elke luchtvaartmaatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Overleg vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie of een module voor
HP Mobiel breedband, bijvoorbeeld een 802.11b/g-apparaat, een GSM-apparaat (Global System
for Mobile Communications) of een GPRS-apparaat (General Packet Radio Service), houdt u er
dan rekening mee dat het gebruik van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet is
toegestaan. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van
explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik
NLWW 103
van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u het apparaat
gebruikt.
Ga als volgt te werk als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Vraag de douanebepalingen voor computers op voor de landen/regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
104 Bijlage A Reizen met de computer NLWW
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg HP Support Assistant voor meer informatie over de computer en koppelingen naar
websites. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP
Support Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in
het Engels.
ondersteuning via e-mail krijgen;
telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
NLWW Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen 105
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
Computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan-uitknop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: Gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of
het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Computerscherm is leeg
Als u de computer niet hebt uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen hiervan de oorzaak zijn:
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op
de aan-uitknop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het beeldscherm
wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de computer is
ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft bereikt. Om
deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op fn+f4 om de
weergave te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste modellen geldt
dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten
op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of op het externe
weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt
de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer, een of meer
externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
De software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van
het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik
op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten
aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte:
Computer staat aan maar
reageert niet op pagina 106.
Computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer wordt afgesloten.
106 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
VOORZICHTIG: Noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de externe voedingsbron los en haal de accu uit de computer.
De computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter
ongewoon
warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
Een extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet
Als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt, doet u het volgende:
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
NLWW Problemen oplossen 107
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
Schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
hebt geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen
in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u
het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: Als beide beeldschermen worden gebruikt, wordt het dvd-beeld niet
weergegeven op een beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
108 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is
voltooid
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
Schakel de slaapstand uit.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
de inhoud probeert te branden op een nieuwe schijf. Brand de nieuwe schijf vervolgens vanaf de
vaste schijf.
NLWW Problemen oplossen 109
110 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de klantenondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
NLWW 111
112 Bijlage C Elektrostatische ontlading NLWW
Index
A
aan/uit
accu 45
besparen 49
opties 44
Aan-uitknop 43
aan-uitknop herkennen 11
aan-uitlampjes 10, 16
Aan-uitschakelaar 43
aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 28
accu
afvoeren 50
bewaren 49
lage acculading 47
ontladen 46
resterende lading weergeven
46
vervangen 50
voeding besparen 49
accu, temperatuur 49
Accucontrole 46
Accu-informatie zoeken 46
Accuruimte 100
accuvoeding 45
Afsluiten 43
AMD Dual Graphics 52
Antivirussoftware 76
Audiofuncties controleren 38
audio-ingang (microfoon)
herkennen 5
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
herkennen 5
Automatische DriveLock,
wachtwoord
invoeren 74
verwijderen 75
B
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 21
Beeldschermen, schakelen
tussen 34
Beeldschermhelderheid, toetsen
35
Beeldscherm schakelen 34
Beheerderswachtwoord 69
Beschrijfbare media 44
besparen, voeding 49
Beveiliging, draadloze
communicatie 20
beveiligingskabel, sleuf
herkennen 7
bewaren, accu 49
BIOS
update downloaden 93
updaten 93
versie bepalen 93
Bluetooth, label 100
Bluetooth-apparaat 17, 23
C
Caps Lock, lampje herkennen 10
Computer, reizen met 49, 103
Computer reageert niet 43
Computer Setup
BIOS-beheerderswachtwoord
69
DriveLock-wachtwoord 71
fabrieksinstellingen herstellen
92
navigeren en selecteren 91
connector, netvoeding 6
Controleren, audiofuncties 38
D
Digitale kaart
plaatsen 55
verwijderen 55
DisplayPort, aansluiten 40
DisplayPort herkennen 5
Draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 21
benodigde apparatuur 20
Beveiliging 20
functioneel bereik 21
gebruiken 18
Openbare WLAN, verbinding
maken 21
verbinding maken 21
draadloze communicatie, antennes
herkennen 8
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 17
knop 17
Draadloze communicatie, knop
17
draadloze communicatie, lampje
16, 17
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 71
instellen 72
invoeren 73
verwijderen 74
wijzigen 73
Dvd met het Windows-
besturingssysteem 89
E
Elektrostatische ontlading 111
Esc-toets herkennen 13
Essentiële updates, software 77
NLWW Index 113
Externe apparaten 59
externe monitor, poort 7
Externe monitor, poort 40
externe netvoeding gebruiken 51
Externe schijfeenheid 59
F
f11-herstelprogramma 89
Firewallsoftware 76
Fn-toets, herkennen 34
Fn-toets herkennen 13
functietoetsen herkennen 13
G
gebruiken
externe netvoeding 51
standen voor
energiebesparing 44
Gebruikerswachtwoord 69
geheugenkaart 44
ondersteunde types 55
geheugenkaartlezer herkennen 6
geheugenmodule
herkennen 14
vervangen 81
Geheugenmodule
plaatsen 82
verwijderen 82
geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 8
Geluidsvolume
aanpassen 37
knoppen 37
toetsen 37
GPS 23
grafische weergave
AMD Dual Graphics 52
Hybrid Graphics 52
H
HD-apparatuur aansluiten 41
herstellen 90
herstellen, vaste schijf 89
herstelpartitie 89
hoofdtelefoon en microfoons,
aansluiten 38
hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 5
Hotkeys
beschrijving 34
geluidsvolume aanpassen 34
Geluidsvolume verhogen 34
geluidsvolume verlagen 34
helderheid van beeldscherm
verhogen 35
helderheid van beeldscherm
verlagen 35
schakelen tussen
beeldschermen 34
toetsenbordlampje 35
HP 3D DriveGuard 66
HP Mobiel breedband,
uitgeschakeld 22
HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI)
downloaden 98
gebruiken 98
HP ProtectTools Security
Manager 77
Hubs 57
Hybrid Graphics 52
I
in-/uitgangen
audio-ingang (microfoon) 5
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
5
netwerk 6
RJ-45 (netwerk) 6
Ingangsvermogen 101
ingebed numeriek toetsenblok
herkennen 13, 35
Installatie van draadloos netwerk
20
Instellingen Computer Setup
fabrieksinstellingen herstellen
92
navigeren en selecteren 91
interne beeldschermschakelaar 8
interne microfoons herkennen 8
Internetverbinding instellen 20
J
Java Card
definitie 56
plaatsen 56
verwijderen 57
K
Kabels
USB 58
Knijpen met twee vingers om te
zoomen Touchpadbeweging 30
knoppen
aan/uit 11
linkerknop van touchpad 9
Rechterknop muisbesturing 9
Knoppen
geluidsvolume 37
Linkerknop muisbesturing 9
media 37
rechterknop van touchpad 9
Voeding 43
kritiek lage acculading 44
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 100
labels
Bluetooth 100
certificaat van echtheid van
Microsoft 100
keurmerk voor draadloze
communicatie 100
regelgeving 100
serienummer 100
WLAN 100
lage acculading 47
lampjes
aan/uit 16
draadloze communicatie 16
RJ-45 (netwerk) 6
vaste schijf 16
webcam 8
Lampjes
aan/uit 10
Caps Lock 10
draadloze communicatie 10
microfoon uitschakelen 10
netvoedingsadapter/accu 16
Num Lock 10
Lampjes, vaste schijf 66
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 16
lampje voor draadloze
communicatie 10
Leesbare media 44
Lezer
Smart Card 7
Luchthavenbeveiliging 61
luidsprekers herkennen 11
114 Index NLWW
M
Media afspelen,
bedieningselementen voor 37
Mediasneltoetsen 37
microfoon dempen, lampje
herkennen 10
microfooningang (audio-ingang)
herkennen 5
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 100
Miracast 41
muis, externe
voorkeuren instellen 28
muisbesturing 9
N
Netvoedingsadapter, testen 52
netvoedingsadapter testen 52
netvoedingsconnector
herkennen 6
netwerkconnector herkennen 6
Num lk-toets herkennen 36
Num lock, extern toetsenblok 36
Num Lock, lampje 10
O
Omgevingsvereisten 102
Onderdelen
beeldscherm 8
bovenkant 9
linkerkant 7
Onderkant 14
rechterkant 5
voorkant 16
Onderhoud
schijfdefragmentatie 65
schijfopruiming 66
Onderhoudsklep, ontgrendeling
15
Ontgrendeling, onderhoudsklep
15
Openbare WLAN, verbinding
maken 21
opnieuw instellen 90
Opties voor energiebeheer
instellen 44
Optionele externe apparaten
gebruiken 59
Optische-schijfeenheid 59
P
poorten
DisplayPort 5, 40
externe monitor 7
Miracast 41
USB 3.0-opladen
(ingeschakeld) 7
Poorten
externe monitor 40
VGA 40
Problemen, oplossen 106
Problemen oplossen
schijf afspelen 108
schijf branden 109
Problemen oplossen, extern
beeldscherm 108
productnaam en -nummer van
computer 100
R
regelgeving, informatie
kennisgevingen, label 100
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie
100
reizen met de computer 49, 100
Reizen met de computer 103
RJ-45-(netwerk)connector
herkennen 6
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 6
S
Schakelaar, aan/uit 43
Schijfdefragmentatie, software 65
Schijfeenheden
externe 59
gebruiken 62
hanteren 61
optische 59
vaste 59
Schijfmedia 44
Schijfopruiming, software 66
Schuiven, touchpadbeweging 29
serienummer 100
serienummer van computer 100
SIM-kaart
plaatsen 22
Slaapstand
activeren 44
beëindigen 44
sleuven
beveiligingskabel 7
Sluimerstand
activeren 44
beëindigen 44
Smart Card
definitie 56
plaatsen 56
verwijderen 57
Smart Card-lezer 7
sneltoetsen
gebruiken 34
Slaapstand 34
Sneltoetsen, media 37
SoftPaqs, downloaden 85
Software
antivirus 76
essentiële updates 77
firewall 76
schijfdefragmentatie 65
schijfopruiming 66
standen voor energiebesparing
44
T
Temperatuur 49
toetsen
Esc 13
Fn 13
functie 13
Windows-toets 13
Toetsen
geluidsvolume 37
media 37
toetsenblok
geïntegreerd numeriek 13
herkennen 35
Toetsenblok, extern
gebruiken 36
num lock 36
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 34
toetsenbordlampje 35
touchpad
gebruiken 28
NLWW Index 115
Touchpad
knoppen 9
Knoppen 9
Touchpadbewegingen
Knijpen met twee vingers om te
zoomen 30
schuiven 29
touchpad lampje herkennen 9
Touchpadzone
herkennen 9
U
Uitschakelen, computer 43
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 91
USB 3.0-oplaadpoort,
herkennen 7
USB 3.0-poort 5
USB-apparaten
beschrijving 57
verwijderen 58
USB-apparatuur
aansluiten 58
USB-hubs 57
USB-kabel aansluiten 58
USB-poorten herkennen 5
uw computer onderhouden 84
uw computer reinigen 84
V
vaste schijf
HP 3D DriveGuard 66
Installeren 64
verwijderen 64
Vaste schijf
externe 59
vaste schijf, lampje 16, 66
vaste schijf herkennen 14
vaste schijf herstellen 89
ventilatieopeningen herkennen 7,
15
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 21
vernieuwen 90
VGA-poort, verbinding maken
met 40
Video 39
Vingerafdruklezer 79
Vingerafdruklezer herkennen 12
Volumetoetsen, herkennen 34
Volumetoetsen herkennen 34
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 45
Wachtwoorden
beheerder 69
BIOS-beheerder 69
DriveLock 71
gebruiker 69
webcam 8
Webcam 39
Webcam, herkennen 8
webcamlampje herkennen 8
Windows
Opnieuw instellen 90
vernieuwen 90
Windows-toets herkennen 13
WLAN-antennes herkennen 8
WLAN-apparaat 18, 100
WLAN label 100
WWAN-antennes herkennen 8
WWAN-apparaat 17, 22
116 Index NLWW
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126

HP EliteBook 725 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding