HP 350 G1 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Referentiehandleiding
© Copyright 2011 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
AMD is een handelsmerk van Advanced
Micro Devices, Inc. Bluetooth is een
handelsmerk van de desbetreffende
eigenaar en wordt door Hewlett-Packard
Company onder licentie gebruikt. Intel en
Centrino zijn handelsmerken van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Java is een handelsmerk
van Sun Microsystems, Inc. in de
Verenigde Staten. Microsoft en Windows
zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: december 2013
Artikelnummer van document: 752437-331
Kennisgeving over het product
In deze referentiehandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle
edities van Windows. Voor deze computer
is mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's
en/of software vereist om volledig te
kunnen profiteren van de functionaliteit van
Windows. Ga naar
http://www.microsoft.com voor meer
informatie.
Neem voor de recentste informatie in deze
handleiding contact op met de
ondersteuning. Voor ondersteuning in de
VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/
contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning
gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/
us/en/wwcontact_us.html.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Indien u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van
het restitutiebeleid van de desbetreffende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor
meer informatie of om te vragen om een
volledige restitutie van de prijs van de
computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een ernaast staande printer, of een
voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding). Zorg ook dat de
netvoedingsadapter, als die wordt gebruikt, niet in contact komt met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor
oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door de International
Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
NLWW iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid NLWW
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 5
Rechterkant .......................................................................................................................................... 5
Linkerkant ............................................................................................................................................. 7
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 8
Bovenkant ............................................................................................................................................ 9
Touchpad ............................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................. 10
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 12
Toetsen .............................................................................................................................. 14
Onderkant ........................................................................................................................................... 15
Voorkant ............................................................................................................................................. 17
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 19
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 20
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 20
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 20
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 20
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 21
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 21
WLAN configureren ........................................................................................... 22
Draadloze router configureren .......................................................................... 22
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 22
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 24
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 25
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 25
NLWW v
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 27
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 28
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 28
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 28
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................ 29
Tikken ................................................................................................................ 29
Schuiven ........................................................................................................... 29
Knijpen met twee vingers om te zoomen .......................................................... 30
Tikken met twee vingers ................................................................................... 31
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 32
Sneltoetsen in Windows gebruiken .................................................................................... 32
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 32
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 33
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken ................................................. 34
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .................. 34
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde
toetsenblok ....................................................................................... 34
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 35
5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 37
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken ........................................................... 37
Audio .................................................................................................................................................. 37
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 37
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 38
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 38
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 38
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten ............................................................................... 38
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 38
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 39
Video .................................................................................................................................................. 40
VGA ................................................................................................................................... 41
HDMI (alleen bepaalde modellen) ..................................................................................... 41
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 42
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 45
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 45
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 46
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 46
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen) ........................ 46
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 46
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten . . 47
vi NLWW
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 47
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand .......................... 47
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 48
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 48
Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 48
Acculading weergeven ...................................................................................... 49
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 49
Omgaan met een lage acculading .................................................................... 49
Lage acculading herkennen ............................................................. 49
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 49
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 50
Accu plaatsen ................................................................................... 50
Accu verwijderen .............................................................................. 50
Accuvoeding besparen ...................................................................................... 51
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen (alleen bepaalde modellen) ... 51
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren (alleen bepaalde modellen) .... 51
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen (alleen bepaalde
modellen) .......................................................................................................... 52
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 52
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 53
7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 55
Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................... 55
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 55
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 55
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 56
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 57
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 57
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 58
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 58
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 59
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 59
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 60
Onderhoudsklep verwijderen of vervangen ....................................................................... 60
Onderpaneel verwijderen .................................................................................. 60
Onderpaneel terugplaatsen ............................................................................... 60
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 61
Vaste schijf verwijderen .................................................................................... 61
Vaste schijf plaatsen ......................................................................................... 63
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 64
NLWW vii
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 64
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 65
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 65
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 65
9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 67
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 67
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 68
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 68
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 69
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................. 69
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren ............................................................ 70
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 71
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 71
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 72
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 72
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 73
Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................... 73
10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 75
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 75
Computer reinigen .............................................................................................................................. 78
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 78
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks) ..................................................... 78
Zijkanten of bovenzijde reinigen ........................................................................ 78
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 79
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 79
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 79
11 Back-up en herstel ........................................................................................................................................ 81
Back-up maken van uw gegevens ..................................................................................................... 81
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................... 81
Windows herstelprogramma’s gebruiken ........................................................................... 82
f11-herstelprogramma's gebruiken .................................................................................... 83
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) ..... 83
Gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen .................................... 84
HP Software Setup gebruiken ........................................................................................... 84
12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ..................................................... 85
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 85
viii
NLWW
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 85
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 85
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 86
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ................................................................................ 87
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 87
13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 89
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 89
Labels ................................................................................................................................................. 90
14 Specificaties .................................................................................................................................................. 91
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 91
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 92
Bijlage A Reizen met de computer ..................................................................................................................... 93
Bijlage B Problemen oplossen ........................................................................................................................... 95
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 95
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 96
Computer kan niet worden ingeschakeld ........................................................................... 96
Computerscherm is leeg .................................................................................................... 96
Software werkt niet goed ................................................................................................... 96
Computer staat aan maar reageert niet ............................................................................. 96
Computer is ongewoon warm ............................................................................................ 97
Extern apparaat werkt niet ................................................................................................. 97
Draadloze netwerkverbinding werkt niet ............................................................................ 97
Schijf wordt niet afgespeeld ............................................................................................... 98
Film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ............................................................. 98
Branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ............... 99
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................ 101
Index ................................................................................................................................................................. 103
NLWW ix
x NLWW
1 Inleiding
Nadat u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt en heeft geregistreerd, voert u de volgende
stappen uit:
Neem even de tijd om de gedrukte
Basishandleiding voor Windows
door te nemen en de nieuwe
Windows®-functies te u bekijken.
TIP: Om snel terug te navigeren naar het startscherm van de computer vanuit een open app of
het bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets
op het toetsenbord. Als u
nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 19 voor
meer informatie.
Uw antivirussoftware bijwerken: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De
software is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware gebruiken op pagina 71
voor meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 en Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 27 voor meer informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geïnstalleerde software.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer
informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de
instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of
staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie
Back-up en herstel op pagina 81.
NLWW 1
Informatie zoeken
U heeft
Installatie-instructies
al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en
meer.
Hulpmiddelen Informatie
Poster
Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
Basishandleiding voor Windows
Overzicht van het gebruik van Windows®
HP Support Assistant
Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support
Assistant.
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP
Ondersteuning via e-mail
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties HP Servicecentrum
HP website
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ ondersteuning in het startscherm en
selecteer de app HP Support Assistant.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ ondersteuning in het startscherm en
selecteer de app HP Support Assistant.
2. Selecteer achtereenvolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
2 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
Hulpmiddelen Informatie
Beperkte garantie
*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app
HP Help en ondersteuning, selecteert u Deze
computer en selecteert u vervolgens Garantie en
services.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
NLWW Informatie zoeken 3
4 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld.
Met Rapid Start Technology kunt u de computer snel
opnieuw activeren als deze zich in een inactieve toestand
bevindt. Zie
Standen voor energiebesparing gebruiken
op pagina 46 voor meer informatie.
(2)
Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd. (alleen bepaalde modellen)
OPMERKING: Zie
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen
bepaalde modellen) op pagina 65 voor meer informatie
over HP 3D DriveGuard.
NLWW Rechterkant 5
Onderdeel Beschrijving
(3)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt
u hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten. Deze ingang biedt geen ondersteuning voor
optionele apparaten met uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer
informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen,
typt u in het startscherm ondersteuning en vervolgens
de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon)
als audio-in (microfoon) ondersteunt.
(4)
USB 2.0-poort Hiermee kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten,
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer,
scanner of USB-hub.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 56 voor informatie over de verschillende typen
USB-poorten.
(5) Optische schijf (alleen bepaalde modellen) Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar
een optische schijf geschreven (afhankelijk van het
computermodel).
(6) Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
(7)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel
aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(2) Lampje van de netvoedingsadapter/accu
Wit: De netvoedingsadapter is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu is volledig
opgeladen.
Oranje: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
Uit: De netvoedingsadapter is niet aangesloten op een
externe voedingsbron.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(4)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(5)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie,
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur,
of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(6)
RJ-45-netwerkconnector/lampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (links): het netwerk is aangesloten.
Oranje (rechts): er is netwerkactiviteit.
(7)
USB 3.0-poorten (2) Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat
worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe
schijf, printer, scanner of USB-hub.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 56 voor informatie over de verschillende typen
USB-poorten.
NLWW Linkerkant 7
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(3) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen
en online chatten.
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van
de webcam. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
(4) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
. Om deze handleiding te openen, typt u in
het startscherm ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitknop/-lampje van het touchpad Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpadgebied Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
NLWW Bovenkant 9
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitlampje
Aan: De computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw
activeren als deze zich in een inactieve toestand bevindt.
Zie
Standen voor energiebesparing gebruiken
op pagina 46 voor meer informatie.
(2)
Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3)
Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Onderdeel Beschrijving
(4) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
(5) Touchpadlampje
Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(6) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
NLWW Bovenkant 11
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitknop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan-uitknop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan-uitknop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan-
uitknop minimaal vijf seconden ingedrukt om de computer uit
te schakelen.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw
activeren als deze zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Standen voor energiebesparing gebruiken op pagina 46
voor meer informatie.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm,
selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna
Energie en slaapstand in de lijst van toepassingen.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Onderdeel Beschrijving
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
NLWW Bovenkant 13
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lock-toets of de esc-toets of de b-toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-knop Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(6) Num lock-toets Hiermee schakelt u het toetsenblok tussen de cijfer- en
pijlenfunctie.
(7) Toetsenblok Typ cijfers of gebruik de pijlenfunctie.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Ontgrendeling voor het afdekplaatje van
de accu en vergrendeling
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Toetsenbordschroef Hiermee kunt u het toetsenbord verwijderen.
(4)
Geheugenpaneel Hiermee krijgt u toegang tot de schroef voor het
toetsenbord, de geheugenmoduleslots en de
optischeschijfeenheid.
NLWW Onderkant 15
Onderdeel Beschrijving
(5) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
(6) Luidsprekers (2) Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(7)
Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de
draadloze LAN (WLAN)-module en de
geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing wordt
weergegeven, verwijdert u de module om de
functionaliteit van de computer te herstellen. Neem
vervolgens contact op met de klantenondersteuning.
Om Help en ondersteuning te openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen
die informatie opslaan, beheren, delen of openen.
NLWW Voorkant 17
18 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer overal mee naar toe nemen. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
NLWW 19
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of
WLAN’s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants,
cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Ondersteuningsassistent voor meer informatie
over de technologie voor draadloze communicatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor
draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en vervolgens Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Om het WLAN-apparaat in de computer te gebruiken, maakt u verbinding met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Om thuis internet te gebruiken, opent u een account bij een internetprovider Neem contact op met
een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
WLAN configureren
Om een WLAN-verbinding in te stellen en verbinding te maken met internet, heeft u de volgende
apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
Op de volgende afbeelding wordt een voorbeeld weergegeven van een draadloze netwerkinstallatie
die is aangesloten op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het configureren van een draadloze router, raadpleegt u de informatie die
de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de
beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot
niet-vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support
Assistant voor meer informatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het startscherm,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
U sluit als volgt de notebookcomputer aan op het draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
3. Selecteer Instellingen en klik op het netwerkstatuspictogram.
4. Selecteer uw WLAN in de lijst.
5. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op Aanmelden.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het
Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
wordt een lijst met opties weergegeven om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier
verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
6. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur
te beperken, steekt u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Om verbinding te maken met een lokaal netwerk (LAN), heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
U sluit als volgt de netwerkkabel aan:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
NLWW Verbinding maken met een bekabeld netwerk 25
26 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen
op het touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt worden (alleen bepaalde
modellen).
Raadpleeg de
Basishandleiding voor Windows
van uw computer. De handleiding biedt informatie
over algemene taken met het touchpad, het touchscreen of het toetsenbord.
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of sneltoetsfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
NLWW 27
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen. U kunt ook demonstraties van touchpadbewegingen bekijken.
U opent als volgt de eigenschappen van de muis in Windows:
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
Touchpadbewegingen gebruiken
Met het touchpad kunt u op het computerscherm navigeren en de aanwijzer besturen met
eenvoudige vingerbewegingen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad uit of in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan-uitknop van het
touchpad.
Tikken
Om een selectie te maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het touchpad.
Tik met één vinger in het touchpadgebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een onderdeel
om het te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts.
NLWW Cursorbesturing gebruiken 29
Knijpen met twee vingers om te zoomen
Door te knijpen met twee vingers kunt u afbeeldingen of tekst in- en uitzoomen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpadgebied en ze daarna van elkaar
af te bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpadgebied en ze daarna naar
elkaar toe te bewegen.
30 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Tikken met twee vingers
Door met twee vingers te tikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
OPMERKING: Het tikken met twee vingers heeft dezelfde functies als het rechtsklikken met de
muis.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde
object.
NLWW Cursorbesturing gebruiken 31
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en sneltoetsen op het toetsenbord kunt u specifieke
functies uitvoeren.
TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Sneltoetsen in Windows gebruiken
Windows beschikt over sneltoetsen waarmee u snel acties kunt uitvoeren. Druk op de Windows-toets
alleen of in combinatie met een bepaalde toets om een toegewezen actie uit te voeren.
Raadpleeg de
Basishandleiding voor Windows
voor veelgebruikte snelkoppelingen.
Sneltoetsen herkennen
Een sneltoets is een combinatie van de fn-toets (2) met de esc-toets (1) of een van de functietoetsen
(4) of (5).
U gebruikt een sneltoets als volgt:
Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+esc Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
fn+f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning.
Help en ondersteuning bevat zelfstudieprogramma's, antwoorden op vragen en productupdates.
32 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+f2 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f3 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op fn
+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en zowel het
computerscherm als de monitor tegelijk.
De meeste externe monitors maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens op de computer te ontvangen. De sneltoets fn+f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.
fn+f6 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
fn+ f7 Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
fn+f8 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume.
fn+f9 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd
af.
fn+f10 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
fn+f11 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd
of bd af.
fn+f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Om een
draadloze verbinding tot stand te brengen, zorgt u ervoor dat een draadloos netwerk is ingesteld.
Toetsenblokken gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
NLWW Toetsenbord gebruiken 33
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(2) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets,
wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of
uitgeschakeld.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok
functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern
numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
(6) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het
geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
(7) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek
van de toets.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
Druk op fn+num lk om het geïntegreerde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op
fn+num lk om het toetsenblok uit te schakelen.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern
toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
Schakelen tussen functies van toetsen op het gntegreerde toetsenblok
U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok en de numerieke functie.
34 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Om de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets te gebruiken terwijl het toetsenblok is
uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
U gebruikt als volgt de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wanneer het toetsenblok is
ingeschakeld:
Houd de fn-toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.
Houd de toetsen fn+shift ingedrukt om hoofdletters te typen.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (num lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
NLWW Toetsenbord gebruiken 35
36 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over het volgende:
Geïntegreerde luidspreker(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of -toetsen
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken
Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor
het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of
terugspoelen:
Mediaknoppen
Mediasneltoetsen (specifieke toetsen die in combinatie met de fn-toets worden ingedrukt)
Mediatoetsen
Audio
Op uw HP computer kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om multimedia te
maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals luidsprekers of
hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio configureren voor HDMI op pagina 42 voor informatie over het aansluiten van
high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u
audioapparaten aansluit.
NLWW Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken 37
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
volumeknoppen;
Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-
toets);
volumetoetsen.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het
startscherm ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
OPMERKING: U kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor informatie over het type
bediening dat de computer voor het volume heeft.
Hoofdtelefoon aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons aansluiten op de hoofdtelefoonconnector op de computer.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon aan op de microfoonconnector op de computer om audio op te nemen. Voor
optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op
in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons of headsets op de audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfooningang) op de computer aansluiten. Er zijn veel headsets met geïntegreerde microfoons in
de handel verkrijgbaar.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om
draadloze
hoofdtelefoons of headsets aan te sluiten
op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm
ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
Audiofuncties op de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
38 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer
onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal en klik daarna op Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ geluiden op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.
3. Sla het bestand op het bureaublad op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers bevatten een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf
geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te
nemen. U kunt de gemaakte foto of video-opname weergeven en op de vaste schijf van de computer
opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
videobeelden vastleggen en delen;
video streamen met software voor expresberichten;
foto's maken.
NLWW Webcam (alleen bepaalde modellen) 39
Video
Uw HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt mogelijk over een HDMI-poort (High-
Definition Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
De computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende externe videopoorten:
VGA
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
DisplayPort
Thunderbolt
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor informatie over de
videopoorten van de computer.
40 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
VGA
De externe-monitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of VGA-projector.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de
computer.
2. Druk op fn+f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, zorgt u ervoor dat u de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm
en selecteer Configuratiescherm. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
Selecteer onder Weergave de optie Schermresolutie aanpassen.
HDMI (alleen bepaalde modellen)
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: Om video- en/of audiosignalen te verzenden via de HDMI-poort, heeft u een
(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het
computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-
apparaat.
NLWW Video 41
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, zorgt u ervoor dat u de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm
en selecteer Configuratiescherm in de lijst met toepassingen. Selecteer Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de optie Schermresolutie aanpassen.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-
definitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
U geeft als volgt de audio weer via de luidsprekers van de computer weer:
42 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
NLWW Video 43
44 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term
aan/
uit-knop
wordt in deze gehele handleiding gebruikt om te verwijzen naar de aan/uit-knop en aan/uit-
schakelaar.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit in de volgende gevallen:
Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort (Universal Serial Bus) kan worden
aangesloten.
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is het aan te raden om de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaapstand of in de sluimerstand staat, moet u eerst de
slaapstand of de sluimerstand beëindigen voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de startknop in de linkeronderhoek van het scherm en selecteer
Afsluiten en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
NLWW Computer uitschakelen 45
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand staat standaard ingeschakeld.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan-uitlampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw activeren als deze zich in een inactieve
toestand bevindt.
Met Rapid Start Technology beheert u uw energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: met Rapid Start Technology kunt u de slaapstand selecteren. Om de slaapstand te
beëindigen, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het touchpad of drukt u kort op de
aan-uitknop.
Sluimerstand: met Rapid Start Technology wordt de sluimerstand geïnitieerd na een inactieve
periode in de slaapstand wanneer de computer op accuvoeding of een externe voedingsbron
werkt of wanneer de accu een kritiek niveau bereikt. Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt
u op de aan-uitknop om uw werk te hervatten.
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Om de
sluimerstand handmatig te kunnen initiëren, schakelt u deze door de gebruiker geactiveerde
sluimerstand in via Energiebeheer. Zie
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand
inschakelen en afsluiten op pagina 47.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer is ingeschakeld, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan-uitknop.
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons
wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan-uitlampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer heeft ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, voert u uw Windows-wachtwoord in voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan-uitknop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan-uitknop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Om u de sluimerstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop. De aan-uitlampjes gaan branden
en uw werk wordt weergegeven op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
voert u uw Windows-wachtwoord in voordat uw werk weer op het scherm wordt weergegeven.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een onderdeel in de lijst om toegang te
krijgen tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook
energiebeheer in het startscherm typen en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
U stelt als volgt in dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de slaapstand
of de sluimerstand:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount wilt instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 47
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Op bepaalde computermodellen
kan worden geschakeld tussen videomodi voor een langere accuwerktijd.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
HP Help en ondersteuning biedt hulpprogramma’s en informatie over de accu. Om accu-informatie te
openen, selecteert u de HP Support Assistant app op het startscherm en vervolgens Accuprestaties.
Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties;
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan om de levensduur van de accu te maximaliseren;
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Support Assistant app op het startscherm, en
vervolgens Accuprestaties.
Accucontrole gebruiken
HP Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is
geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Support Assistant app op het startscherm en
vervolgens Accuprestaties.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 47
voor meer informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 49
netvoedingsadapter
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit.
De accu-ontgrendeling (2) vergrendelt de accu automatisch. Schuif de accuvergrendeling (3)
naar buiten om de accu goed te vergrendelen.
Accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Schuif de ontgrendeling van de accu (1) en accuvergrendeling (2) naar binnen om de accu te
ontgrendelen.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
3. Verwijder de accu uit de computer (3).
Accuvoeding besparen
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder
ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen (alleen bepaalde modellen)
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren (alleen bepaalde modellen)
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm ondersteuning en vervolgens de
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 51
app HP Support Assistant. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP
Ondersteuningsassistent app op het startscherm en vervolgens Accuprestaties.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen (alleen bepaalde modellen)
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: Zie de poster
Installatie-instructies
, die u in de doos vindt van de computer, voor
informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert;
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
52 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan-uitlampjes zijn uit.
U test de netvoedingsadapter als volgt:
OPMERKING: De volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan-uitlampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan-uitlampjes
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 53
54 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
7 Externe kaarten en apparaten
Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor meer informatie over de types
geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-mediaslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt mogelijk een menu met
beschikbare opties weergegeven.
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
NLWW Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken (alleen bepaalde modellen) 55
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk op de kaart (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet vanzelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor USB 1.0-, 1.1-, 2.0- of 3.0-
apparaten. Uw computer kan ook beschikken over een USB-poort met voeding die stroom levert aan
een extern apparaat als u het aansluit met een kabel die geschikt is voor USB met voeding. Een
optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer kunnen worden
gebruikt.
56 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Volg de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat, om
te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los.
NLWW USB-apparaat gebruiken 57
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over benodigde software,
stuurprogramma's en de te gebruiken poort op de computer.
U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Om een extern apparaat zonder eigen voeding te verwijderen, schakelt u het apparaat uit en koppelt
u het los van de computer. Om een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting te
verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de
stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding van de computer.
Verwisselbare USB-stations zijn er van de volgende typen:
1,44-MB diskettestation
Vaste-schijfmodule
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
MultiBay-apparaat
58 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht:
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Ontlaad, voordat u de schijfeenheid aanraakt, de statische elektriciteit door een geaard
oppervlak aan te raken.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Behandel een schijfeenheid voorzichtig. Laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in
en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
NLWW Schijfeenheden hanteren 59
Externe vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan-uitknop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Onderhoudsklep verwijderen of vervangen
Onderpaneel verwijderen
Verwijder het onderpaneel om toegang te krijgen tot de vaste schijf en andere componenten.
1. Verwijder de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 50).
2. Wanneer de accuruimte naar u toe wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
Onderpaneel terugplaatsen
Plaats het onderpaneel terug nadat u het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met
kennisgevingen en andere onderdelen heeft bekeken.
60 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
1. Leg het onderpaneel neer en lijn de voorste rand van het onderpaneel uit met de voorste rand
van de computer (1).
2. Lijn de tabs (2) aan de achterste rand van het onderpaneel uit met de uitsparingen op de
computer en leg deze neer tot ze stevig op hun plaats zitten.
3. Wanneer de accuruimte naar u toe wijst, plaatst u de schroef (3) en draait u deze aan.
4. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 50).
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Vaste schijf verwijderen
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en zet de computer uit.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
NLWW Externe vaste schijven gebruiken 61
4. Verwijder de accu. (Zie Door de gebruiker vervangbare accu vervangen (alleen bepaalde
modellen) op pagina 52.)
5. Wanneer de accuruimte naar u toe wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
62 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
6. Til de connector (1) op om de vaste schijf los te koppelen. Trek aan het lipje om de kabel van de
vaste schijf los te maken (2) en til de vaste schijf uit de vasteschijfruimte (3).
Vaste schijf plaatsen
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1) en trek aan het plastic lipje (2) om de kabel van
de vaste schijf opnieuw aan te sluiten. Druk vervolgens de connector naar beneden om de vaste
schijf (3) opnieuw aan te sluiten.
NLWW Externe vaste schijven gebruiken 63
2. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderhoudsklep verwijderen of vervangen op pagina 60).
3. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 50).
4. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
5. Zet de computer aan.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie's nachts wordt uitgevoerd of op een ander
tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
64 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ schijf op het startscherm.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Om HP Support Assistant te openen
vanuit het startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Zie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie voor meer informatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ op het scherm Start schijf en selecteer vervolgens Apps verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSDs's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Een vaste schijf in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf wordt
beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is geplaatst in een optioneel
dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte voor
primaire vaste schijf en/of de schijf in een ruimte voor secundaire vaste schijf (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Om te zien of een schijfeenheid wordt beschermd of is geparkeerd, gebruikt
u het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk
of in het Mobiliteitscentrum:
NLWW Externe vaste schijven gebruiken 65
66 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
9 Beveiliging
Computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en de onafhankelijk van
Windows draaiende Computer Setup kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen diverse
risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt
of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, maakt u back-ups van alle
vertrouwelijke bestanden en verwijdert u deze. Verwijder tevens alle wachtwoordinstellingen.
OPMERKING: Bepaalde voorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn mogelijk niet
beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt mogelijk Computrace (alleen bepaalde modellen), een
online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde
landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de
onbevoegde gebruiker internet op gaat. U kunt Computrace gebruiken door de software aan te
schaffen en een abonnement op de service te nemen. Voor informatie over het bestellen van de
Computrace-software gaat u naar
http://hp-pt.absolute.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegde toegang tot Computer Setup (f10) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord of Automatic DriveLock-wachtwoord
in Computer Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne
netwerkadapter.
Functie voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
Windows-gebruikerswachtwoord
Windows Defender
Onbevoegde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
NLWW Computer beveiligen 67
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele
beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met
behulp van de cursorbesturing (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het toetsenbord.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verschillende typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van de manier waarop u de toegang tot uw
informatie wilt regelen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in de onafhankelijk
van Windows draaiende Computer Setup die vooraf is geïnstalleerd op de computer.
De BIOS-beheerder en DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup ingesteld en
worden beheerd door het systeem-BIOS.
Wachtwoorden van Automatische DriveLock worden in Computer Setup ingeschakeld.
Wachtwoorden voor Windows kunnen uitsluitend worden ingesteld in het besturingssysteem
Windows.
Als HP SpareKey eerder ingesteld is en als u het BIOS-beheerderswachtwoord vergeten bent,
kunt u HP SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het hulpprogramma.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een functie van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
functies van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg bij het maken van wachtwoorden de vereisten die zijn ingesteld door het programma.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw
Windows-wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik HP Wachtwoordbeheer voor Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden
op te slaan voor al uw websites en applicaties. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als
u ze niet meer weet.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
In de volgende tabellen worden veelgebruikte Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden
beschreven in combinatie met de bijbehorende functies.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met het instellen van een Windows-
beheerderswachtwoord wordt niet het BIOS-
beheerderswachtwoord ingesteld.
68 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windows-
gebruikerswachtwoord in het startscherm. Om HP Support Assistant te openen vanuit het startscherm, selecteert u de app
HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die
voorkomen dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt
verwijderd, kunt u het BIOS-beheerderswachtwoord pas
verwijderen zodra deze functies worden uitgeschakeld.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld onder
DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord
instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord heeft
ingesteld.
*Informatie over al deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > Wachtwoord BIOS-beheerder instellen en druk op
enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals het wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Afsluiten > Afsluiten en wijzigingen opslaan. Druk vervolgens op
enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
NLWW Wachtwoorden gebruiken 69
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > Wachtwoord wijzigen en druk vervolgens op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Afsluiten > Afsluiten en wijzigingen opslaan. Druk vervolgens op
enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > Wachtwoord wijzigen en druk vervolgens op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
7. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
8. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Afsluiten
> Afsluiten en wijzigingen opslaan. Druk vervolgens op
enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren
Typ uw wachtwoord (met dezelfde toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) achter de
prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) en druk op enter. Na drie
mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord in te voeren, moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
70 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem,
programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunt u de meeste virussen detecteren, vernietigen en in veel gevallen
eventueel aangerichte schade herstellen. Om uw computer te blijven beschermen tegen nieuw
ontdekte virussen, moet antivirussoftware bijgehouden worden.
Er is mogelijk vooraf een antivirusprogramma op uw computer geïnstalleerd en dit kan een
evaluatieversie zijn. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de evaluatieversie omzet in een reguliere
versie of dat u een antivirusprogramma naar keuze aanschaft om uw computer volledig te
beschermen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Om HP Support Assistant
te openen vanuit het startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
U kunt twee soorten firewalls in overweging nemen:
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen de ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall op een systeem is geïnstalleerd, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dat probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem volledig wilt oplossen.
NLWW Antivirussoftware gebruiken 71
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft verzendt waarschuwingen met betrekking tot essentiële updates.
Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer
te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Om de instellingen aan te
passen, typt u c op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer achtereenvolgens
Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de instructies op het
scherm.
Optionele beveiligingskabel installeren
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 5 voor
de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
72 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de
vingerafdruklezer wilt gebruiken, stelt u een gebruikersaccount met een wachtwoord in op de
computer. U kunt zich bij deze account aanmelden op uw computer door de gekozen vinger over de
lezer te halen. Met de vingerafdruklezer kunt u ook wachtwoordvelden invullen op websites en in
andere programma's die aanmelding vereisen. Raadpleeg de Help bij de vingerafdruksoftware voor
instructies.
Nadat u een identiteit voor de vingerafdruksoftware hebt gedefinieerd, kunt u een Single Sign On-
service instellen zodat u de vingerafdruklezer kunt gebruiken om aanmeldingsgegevens te maken
voor elke applicatie waarvoor u een gebruikersnaam en wachtwoord moet opgeven.
Locatie van de vingerafdruklezer
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich bevindt in een van de volgende gedeelten
van uw computer:
Aan de onderkant van het touchpad;
Aan de rechterkant van het toetsenbord;
Aan de rechterbovenkant van het scherm;
Aan de linkerkant van het scherm.
Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide
gevallen veegt u uw vinger langs de metalen sensor. Zie
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
(alleen bepaalde modellen) op pagina 12 voor de locatie van de vingerafdruklezer op de computer.
NLWW De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 73
74 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
OPMERKING: Voordat u een geheugenmodule toevoegt of vervangt, controleert u of de computer
de meest recente BIOS-versie bevat. Voer indien nodig een update uit van het BIOS. Zie
BIOS-
update uitvoeren op pagina 85.
VOORZICHTIG: Als de computer niet over de meest recente BIOS-versie beschikt voordat u een
geheugenmodule installeert of vervangt, kunnen er diverse problemen met het systeem ontstaan.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan-uitknop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, zorgt u ervoor dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
OPMERKING: Het primaire geheugen bevindt zich in het onderste geheugenmoduleslot en het
uitbreidingsgeheugen bevindt zich in het bovenste geheugenmoduleslot.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie
Accu verwijderen op pagina 50).
4. Verwijder het onderpaneel (zie
Onderpaneel verwijderen op pagina 60).
NLWW Geheugenmodules toevoegen of vervangen 75
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
76 Hoofdstuk 10 Onderhoud NLWW
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: Zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
7. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderpaneel terugplaatsen op pagina 60).
8. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen op pagina 50).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Schakel de computer in.
NLWW Geheugenmodules toevoegen of vervangen 77
Computer reinigen
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes die in verschillende merken worden geleverd)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer
kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het
geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd
kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl deze is ingeschakeld, om
het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.
Schakel de computer uit.
Koppel de netvoeding los.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, spuit u geen
schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer. Als er vloeistoffen op
het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks)
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een
alcoholvrij
glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten of bovenzijde reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of de bovenzijde een zachte microvezel-doek of een
zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een
wegwerpdoekje dat geschikt is voor dit doel.
OPMERKING: Verwijder wanneer u de bovenzijdevan de computer reinigt, het vuil door
ronddraaiende bewegingen te maken.
78 Hoofdstuk 10 Onderhoud NLWW
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, zorgt u ervoor dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een wegwerpdoekje.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook
aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates
beschikbaar komen.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot
SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is.
Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaqs en deze vervolgens downloaden en
uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand
gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download
Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaqs
beschikbaar zijn om te worden gedownload.
SoftPaq Download Manager controleert de HP FTP-site op updates van de database en software. Als
updates worden gevonden, worden deze gedownload en automatisch toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Om SoftPaq Download Manager
te gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, downloadt en installeert u eerst het programma. Ga
naar
http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies voor het downloaden en installeren van
SoftPaq Download Manager.
U downloadt SoftPaq's als volgt:
Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq
Download Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.
OPMERKING: Klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
NLWW Programma's en stuurprogramma's bijwerken 79
80 Hoofdstuk 10 Onderhoud NLWW
11 Back-up en herstel
Ter bescherming van uw informatie gebruikt u back-up- en herstelhulpprogramma's van Windows om
back-ups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen, om back-ups te maken van de volledige
vaste schijf, om systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen) met behulp van de
geïnstalleerde optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-
schijfeenheid, of om systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout kunt u de
back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer terug te zetten.
Typ herstellen op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven
opties.
OPMERKING: Voor gedetailleerde instructies over verscheidene back-up- en herstelopties zoekt u
naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
In het geval van een instabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze
te bewaren voor toekomstig gebruik.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie.
Back-up maken van uw gegevens
Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. Maak
onmiddellijk na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up. Als u
nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, maakt u periodiek back-ups van het systeem om
altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over de back-upvoorzieningen
van Windows.
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende
hulpprogramma's om uw bestanden te herstellen:
Hulpprogramma’s voor herstel: U kunt ‘Back-up maken en terugzetten’ van Windows gebruiken
om gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook
NLWW Back-up maken van uw gegevens 81
gebruikmaken van Windows Automatisch herstellen om problemen te verhelpen die voorkomen
dat Windows correct opstart.
f11 herstelprogramma's: Met de f11-herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de
vaste schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle
softwareprogramma's die standaard zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia
(alleen bepaalde modellen) niet kunt gebruiken, schaft u media met het besturingssysteem Windows
8 aan om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen. Zie
Media met
het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 83 voor meer
informatie.
Windows herstelprogramma’s gebruiken
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor instructies over het herstellen van bestanden
en mappen als u informatie wilt terugzetten waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt.
U herstelt als volgt uw informatie met Automatisch herstellen:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig.
Alle bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geïnstalleerd op de computer,
worden definitief verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het
besturingssysteem en de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s vanaf de back-up die voor
herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie en de Windows-partitie aanwezig zijn.
Typ bestand op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
– of –
Typ computer in het startscherm en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie niet vermeld staan, herstelt
u het besturingssysteem en de programma's met behulp van de dvd met het besturingssysteem
Windows 8 en de media
Herstel van stuurprogramma's
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Zie
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen)
op pagina 83 voor meer informatie.
3. Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie worden vermeld, start u de computer
opnieuw op door de shift-toets in te drukken en vast te houden terwijl u op Opnieuw opstarten
klikt.
4. Selecteer achtereenvolgens Problemen oplossen, Geavanceerde opties en Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor meer informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's zoekt u naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
82 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel NLWW
f11-herstelprogramma's gebruiken
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u heeft gemaakt en software die u op de computer heeft
geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het
besturingssysteem en HP programma's en stuurprogramma's die standaard zijn geïnstalleerd
opnieuw. Software die niet standaard is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
U herstelt als volgt de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie aanwezig is. Typ computer in het
startscherm en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de herstelimage-partitie niet vermeld staat, herstelt u het besturingssysteem
en de programma's met behulp van de media met het Windows-besturingssysteem en de media
Herstel van stuurprogramma's
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Zie Media met het Windows-
besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 83 voor meer informatie.
3. Als de herstelimage-partitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc
wanneer het bericht "Druk op de ESC-toets voor het startmenu" onder aan het scherm wordt
weergegeven.
4. Druk op f11 als het bericht "Druk op f11 voor herstellen" op het scherm wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen)
Om een dvd met het Windows-besturingssysteem te bestellen, neemt u contact op met de
klantenondersteuning. Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning
dat
bij de computer is geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.
VOORZICHTIG: Als u media met het Windows-besturingssysteem gebruikt, wordt de inhoud van de
vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u heeft
gemaakt en software die u op de computer heeft geïnstalleerd, worden permanent verwijderd.
Wanneer het formatteren gereed is, herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de
stuurprogramma's, de software en de hulpprogramma's.
Een volledige installatie van het besturingssysteem starten met behulp van een dvd met het
Windows-besturingssysteem:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de dvd met het Windows-besturingssysteem in de optischeschijfeenheid en start de
computer opnieuw op.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
Doe het volgende wanneer de installatie is voltooid:
NLWW Systeemherstelactie uitvoeren 83
1. Werp de media met het Windows-besturingssysteem uit en plaats de media
Terugzetten van het
stuurprogramma
.
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen
toepassingen.
Gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen
Als uw computer niet naar behoren werkt en u het systeem stabieler wilt maken, kunt u met de optie
Windows Vernieuwen helemaal opnieuw beginnen terwijl toch alle belangrijke dingen behouden
blijven.
Met de optie Opnieuw instellen van Windows voert u een gedetailleerde herformattering van de
computer uit of verwijdert u persoonlijke gegevens voordat u de computer wegdoet of recyclet.
Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over deze voorzieningen.
HP Software Setup gebruiken
HP Software Setup kan gebruikt worden voor het opnieuw installeren van stuurprogramma's of het
selecteren van software die is beschadigd of van het systeem is verwijderd.
1. Typ op het startscherm HP Software Setup.
2. Open HP Software Setup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te
selecteren.
84 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel NLWW
12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI) gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geïnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Om Setup Utility (BIOS) te starten, schakelt u de computer aan of start u die opnieuw. Druk snel op
esc en daarna op f10.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaqs
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel
ROM-datum
of
systeem-BIOS
) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS) (zie
Setup Utility (BIOS) starten op pagina 85).
2. Om Setup Utility (BIOS) af te sluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de pijltoetsen
om Afsluiten te selecteren, selecteer Afsluiten en wijzigingen niet opslaan, en druk daarna op
enter.
3. Selecteer Ja.
NLWW Setup Utility (BIOS) starten 85
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de sluimerstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ hp support assistant op het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm om de computer te selecteren en de BIOS-update te zoeken
die u wilt downloaden.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ bestand op het startscherm en selecteer Bestandsverkenner.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk
Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld
bestandsnaam
.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
86 Hoofdstuk 12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken NLWW
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u
diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het
hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen
isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere
softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk daarna op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen naar de diagnoseprogramma's in de volgende volgorde:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden op pagina 87 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar een USB-station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt
uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Om een diagnosetest te stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn
alleen beschikbaar in het Engels.
1. Ga naar http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.
– of –
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic op Omgeving voor HP UEFI-ondersteuning.
– of –
Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.
NLWW HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken 87
88 Hoofdstuk 12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken NLWW
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over
uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
gebruikmaken van ondersteuning via e-mail;
telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
NLWW Contact opnemen met de ondersteuning 89
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven, bevinden zich op een van de 3
plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: aan de onderkant van de computer, in de accuruimte of
onder het onderpaneel.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met de ondersteuning, wordt u waarschijnlijk gevraagd om het serie-, product-
en modelnummer. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met de ondersteuning.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
Microsoft® certificaat van echtheid (alleen bepaalde modellen): bevat de Windows-
productsleutel. U heeft de productsleutel mogelijk nodig wanneer u het besturingssysteem wilt
bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen.
Label(s) met kennisgevingen: bevatten kennisgevingen betreffende het gebruik van de
computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: bevatten informatie
over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal
landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
90 Hoofdstuk 13 Ondersteuning NLWW
14 Specificaties
Ingangsvermogen
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
NLWW Ingangsvermogen 91
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
92 Hoofdstuk 14 Specificaties NLWW
A Reizen met de computer
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
U maakt als volgt uw computer gereed voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens.
Verwijder alle schijven en alle externe geheugenkaarten.
VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfhouder haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van
gegevensverlies.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Elke luchtvaartmaatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Overleg vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie, bijvoorbeeld een
802.11b/g-apparaat, een GSM-apparaat (Global System for Mobile Communications) of een
GPRS-apparaat (General Packet Radio Service), houdt u er dan rekening mee dat het gebruik
van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet is toegestaan. Dit kan het geval zijn aan boord
van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u
niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste
vooraf toestemming vragen voordat u het apparaat gebruikt.
Ga als volgt te werk als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
NLWW 93
Vraag de douanebepalingen voor computers op voor de landen/regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
94 Bijlage A Reizen met de computer NLWW
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg HP Support Assistant voor meer informatie over de computer en koppelingen naar
websites. Om HP Support Assistant vanuit het startscherm te openen, selecteert u de app HP
Support Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
Online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
Een e-mail sturen naar ondersteuning van HP;
telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
NLWW Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen 95
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
Computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan-uitknop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: Gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of
het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Computerscherm is leeg
Als u de computer niet heeft uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen de oorzaak vormen:
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op
de aan-uitknop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het beeldscherm
wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de computer is
ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft bereikt. Om
deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op fn+f4 om de
weergave te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste modellen geldt
dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten
op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of op het externe
weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt
de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer, een of meer
externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
Software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van
het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik
op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten
aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte,
Computer staat aan maar
reageert niet op pagina 96.
Computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer wordt afgesloten:
96 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
VOORZICHTIG: Noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
Computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter
ongewoon
warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
Extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
Draadloze netwerkverbinding werkt niet
Als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt, doet u het volgende:
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
NLWW Problemen oplossen 97
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
Schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
heeft geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen
in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u
het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
Film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: Als beide beeldschermen worden gebruikt, wordt het dvd-beeld niet
weergegeven op een beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
98 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
Branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
Schakel de slaapstand uit.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
NLWW Problemen oplossen 99
100 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is de ontlading van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar
in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u ontvangt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens
een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de klantenondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
NLWW 101
102 Bijlage C Elektrostatische ontlading NLWW
Index
A
Aan/uit-knop 45
Aan/uit-schakelaar 45
Aan-uit
accu 48
besparen 51
opties 46
aan-uitknop herkennen 12
Aan-uitlampjes 10
Aan-uit-lampjes 5
Aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 28
Accu
afvoeren 51
lage acculading 49
ontladen 49
opbergen 51
resterende lading weergeven
49
vervangen 52
voeding besparen 51
Accu, temperatuur 51
Accucontrole 48
Accuhendel, herkennen 15
Accu-informatie zoeken 48
Accuruimte 90
Accuvoeding 48
Afsluiten 45
Antivirussoftware 71
Audiofuncties controleren 38
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 6
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 6
B
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 23
Beeldschermen, schakelen
tussen 33
Beeldschermhelderheid, toetsen
33
Beeldscherm schakelen 33
Beheerderswachtwoord 68
Beschrijfbare media 46
Besparen, voeding 51
Beveiliging, draadloze
communicatie 22
Bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 6
BIOS
update downloaden 86
update uitvoeren 85
versie vaststellen 85
Bluetooth, label 90
Bluetooth-apparaat 20, 24
C
Caps Lock-lampje, herkennen 11
Computer, reizen met 51, 93
Computer reageert niet 45
Computer Setup
BIOS-beheerderswachtwoord
69
Configureren
audio voor HDMI 42
Connector, netvoeding 7
Controleren, audiofuncties 38
D
Digitale kaart
plaatsen 55
verwijderen 55
Draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 23
benodigde apparatuur 22
beveiliging 22
functioneel bereik 23
gebruiken 21
openbare WLAN, verbinding
maken 23
verbinding maken 23
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 20
knop 20
Draadloze communicatie, knop
20
Dvd met het Windows-
besturingssysteem 83
E
Elektrostatische ontlading 101
Esc-toets herkennen 14
Essentiële updates, software 72
Externe apparaten 58
Externe monitor, poort 41
Externe netvoeding gebruiken 52
Externe schijfeenheid 58
F
F11-herstelprogramma 83
Firewallsoftware 71
Fn-toets, herkennen 14, 32
Functietoetsen, herkennen 14
G
Gebruiken
externe netvoeding 52
standen voor
energiebesparing 46
Gebruikerswachtwoord 69
Geheugenkaart 46
ondersteunde types 55
NLWW Index 103
Geheugenkaartlezer, herkennen
17
Geheugenmodule
herkennen 16
plaatsen 76
vervangen 75
verwijderen 76
Geheugenpaneel, herkennen 15
Geïntegreerd numeriek
toetsenblok herkennen 34
Geluidsvolume
aanpassen 38
knoppen 38
toetsen 38
Geluid uit, toets herkennen 33
H
Harde schijf
HP 3D DriveGuard 65
plaatsen 63
verwijderen 61
Harde-schijflampje 5
HDMI, audio configureren 42
HDMI-poort, herkennen 7
HDMI-poort, verbinding maken
met 41
Help en ondersteuning,
sneltoets 32
herstel 84
Herstellen, vaste schijf 83
Herstelpartitie 83
High-definitionapparatuur,
aansluiten 41
Hoofdtelefoon en microfoons,
aansluiten 38
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 6
HP 3D DriveGuard 65
HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI)
downloaden 87
gebruiken 87
Hubs 56
I
In-/uitgangen
audio-ingang
(microfooningang) 6
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
6
netwerk 7
RJ-45 (netwerk) 7
Ingangsvermogen 91
Installatie van draadloos netwerk
22
Interne microfoons, herkennen 8
Internetverbinding instellen 22
K
Kabels
USB 57
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 90
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 90
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 90
Knijpen met twee vingers om te
zoomen touchpadbeweging 30
Knoppen
aan-uit 12
geluidsvolume 38
linkerknop van touchpad 9
media 37
optische-schijfeenheid
uitwerpen 6
rechterknop van touchpad 9
voeding 45
Windows-knop 14
Kritiek lage acculading 46
L
Labels
bluetooth 90
certificaat van echtheid van
Microsoft 90
kennisgevingen 90
keurmerk voor draadloze
communicatie 90
serienummer 90
WLAN 90
Lage acculading 49
lampjes
netvoedingsadapter/accu 7
Lampjes
aan-uit 5, 10
Caps Lock 11
draadloze communicatie 10
harde schijf 5
RJ-45-netwerkstatus 7
Touchpad 11
Lampjes, vaste schijf 65
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 7
Lampje van de vaste schijf 65
lampje voor draadloze
communicatie 20
Lampje voor draadloze
communicatie 10
Leesbare media 46
Luchthavenbeveiliging 59
Luidsprekers, herkennen 13
M
Media afspelen,
bedieningselementen voor 37
Mediabedieningselementen,
toetsen 33
Mediasneltoetsen 37
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 6
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 90
Muis, externe
voorkeuren instellen 28
N
Netvoedingsadapter, testen 53
Netvoedingsadapter testen 53
Netvoedingsconnector
herkennen 7
Netwerkconnector, herkennen 7
Num lk-toets herkennen 34
Num lock, extern toetsenblok 35
O
Omgevingsvereisten 92
Onderdelen
beeldscherm 8
bovenkant 9
linkerkant 7
onderkant 15
rechterkant 5
voorkant 17
Onderhoud
schijfdefragmentatie 64
schijfopruiming 65
Ontgrendeling accuafdekplaatje
15
Opbergen, accu 51
104 Index NLWW
Openbare WLAN, verbinding
maken 23
Opnieuw instellen 84
Opties voor energiebeheer
instellen 46
Optionele externe apparaten
gebruiken 58
Optische schijf, herkennen 6
Optische-schijfeenheid 58
P
Poorten
externe monitor 7, 41
HDMI 7, 41
USB 6
VGA 41
Poort voor externe monitor 7
Problemen, oplossen 96
Problemen oplossen
schijf afspelen 98
schijf branden 99
Problemen oplossen, extern
beeldscherm 98
Productnaam en productnummer,
van computer 90
R
Reizen, met computer 51, 90
Reizen met de computer 93
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 7
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 7
S
Schakelaar, aan/uit 45
Schijfdefragmentatie, software 64
Schijfeenheden
externe 58
gebruiken 60
hanteren 59
optische 58
vaste 58
Schijfmedia 46
Schijfopruiming, software 65
Schuiven, touchpadbeweging 29
Serienummer 90
Serienummer, van computer 90
Slaapstand
activeren 46, 47
beëindigen 46, 47
Sleuven
beveiligingskabel 6
Sneltoetsen
audio-cd, dvd of bd,
bedieningselementen 33
beschrijving 32
draadloze communicatie 33
gebruiken 32
geluidsvolume aanpassen 33
geluidsvolume verhogen 33
geluidsvolume verlagen 33
helderheid van beeldscherm
verhogen 33
helderheid van beeldscherm
verlagen 33
Help en ondersteuning 32
schakelen tussen
beeldschermen 33
uitgeschakeld
luidsprekergeluid 33
Sneltoetsen, media 37
SoftPaqs, downloaden 79
Software
antivirus 71
essentiële updates 72
firewall 71
schijfdefragmentatie 64
schijfopruiming 65
Standen voor energiebesparing
46
T
Temperatuur 51
Toetsen
esc 14
fn 14
functie 14
geluidsvolume 38
media 37
Toetsenblok
herkennen 34
Toetsenblok, extern
gebruiken 35
num lock 35
Toetsenbord, sneltoetsen
herkennen 32
Toetsenbordschroef, herkennen
15
Toets voor draadloze
communicatie herkennen 33
Touchpad
gebruiken 28
knoppen 9
Touchpadbewegingen
knijpen met twee vingers om te
zoomen 30
schuiven 29
Touchpadgebied
herkennen 9
Touchpadlampje herkennen 11
U
Uitschakelen, computer 45
Uitwerpknop van de optische-
schijfeenheid, herkennen 6
USB 3.0-poort 7
USB-apparaten
beschrijving 56
verwijderen 57
USB-apparatuur
aansluiten 57
USB-hubs 56
USB-kabel aansluiten 57
USB-poorten herkennen 6, 7
Uw computer onderhouden 78
Uw computer reinigen 78
V
Vaste schijf
externe 58
Vaste schijf, herkennen 16
Vaste schijf herstellen 83
Ventilatieopeningen, herkennen
7, 16
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 23
vernieuwen 84
VGA-poort, verbinding maken
met 41
Video 40
Vingerafdruklezer 73
Vingerafdruklezer herkennen 13
Volumetoetsen herkennen 33
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 47
Wachtwoorden
beheerder 68
BIOS-beheerder 69
gebruiker 69
NLWW Index 105
Webcam 8, 39
Webcam, herkennen 8
Windows
opnieuw instellen 84
vernieuwen 84
Windows-knop, herkennen 14
WLAN, label 90
WLAN-antennes, herkennen 8
WLAN-apparaat 21, 90
106 Index NLWW
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116

HP 350 G1 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding