8 NEDERLANDS
INSTALLATIE INZETSTUKKEN
Bij de installatie van inzetstukken moet de toegang tot de binnenzijde van het apparaat verhinderd worden, en tijdens de extractie mogen de
delen die onder spanning staan niet toegankelijk zijn.
Eventuele bedradingen zoals de voedingskabel of omgevingssondes moeten op dergelijke manier geschikt worden dat ze niet beschadigd
kunnen worden tijdens de beweging van het inzetstuk en niet in contact kunnen komen met warme delen. In geval van installatie in een nis
gemaakt van brandbaar materiaal, wordt aanbevolen om alle voorzorgsmaatregelen van de installatievoorschriften in acht te nemen.
VENTILEREN EN LUCHTEN VAN DE RUIMTEN VAN INSTALLATIE
In geval van een niet-hermetische generator en/of een niet-hermetische installatie moet de ventilatie verzorgd worden op basis van de
hieronder aangegeven minimale zone (overweeg de grootste onder de voorgestelde waarden):
Categorieën van de
toestellen
Referentienormen
Percentage van de doorsnede
netto van de opening ten opzichte van de doorsnede
van de uitgang van de rookgassen uit het toestel
Netto minimale waarde van de
opening van de ventilatieleiding
Pelletkachels UNI EN 14785 - 80 cm²
Ketels UNI EN 303 (-5) 50% 100 cm²
INSTALLATIE
ALGEMEEN
De aansluitingen van de rookgasafvoer en het water moeten uitgevoerd worden door gekwaliceerd personeel, dat de verklaring moet
aeveren waarin staat dat de installatie conform de nationale voorschriften is.
De installateur moet de conformiteitsverklaring van de installatie volgens de wet overhandigen aan de eigenaar of een vertegenwoordiger
ervan, vergezeld van:
1) de handleiding voor gebruik en onderhoud van het toestel en van de componenten van het systeem (bijvoorbeeld de rookgaskanalen,
schoorsteen, enz.);
2) fotostatische of fotograsche kopie van de schoorsteenplaat;
3) handleiding van het systeem (waar voorzien).
De installateur wordt aangeraden om een bewijs te vragen voor ontvangst van de overhandigde documentatie en die samen te bewaren met een
kopie van de technische documentatie van de uitgevoerde installatie.
Bij een installatie in een appartementsgebouw, moet vooraf de beheerder aangesproken worden.
Indien nodig moet er na de installatie een test van de afgegeven verbrandingsgassen worden uitgevoerd. De eventuele voorbereiding van de
plaats van monsterneming moet luchtdicht worden uitgevoerd.
COMPATIBILITEIT
De installatie in omgevingen waar er sprake is van brandgevaar is verboden. Verder is het verboden om te installeren in woonomgevingen
waar er sprake is van de volgende omstandigheden:
1. aanwezigheid van continu werkende toestellen die functioneren met vloeibare brandstof en die de verbrandingslucht onttrekken aan
de ruimte van installatie.
2. aanwezigheid, in aangrenzende of communicerende ruimten, van apparaten op gas van het type B, bestemd voor de verwarming van
de ruimten, met of zonder productie van warm huishoudelijk water.
3. in geval van een gemeten onderdruk tussen de externe en de interne omgeving van meer dan 4 Pa.
N.B.: De apparaten met een gesloten systeem kunnen ook geïnstalleerd worden in de gevallen van de punten 1, 2 en 3 van deze paragraaf.
INSTALLATIE IN BADKAMERS, SLAAPKAMERS EN LOFTS
In badkamers, slaapkamers en lofts is uitsluitende de hermetische installate toegestaan, of de installatie van toestellen met gesloten vuurpot
met gekanaliseerde afname van de verbrandingslucht van buitenaf.
vloerbescherming
POSITIONERING EN VEILIGHEIDSAFSTANDEN
De draagvlakken en/of steunpunten moeten geschikt zijn om het totaal gewicht van
het apparaat, de accessoires en de bekledingen te dragen. Als de vloer is uitgevoerd in
brandbaar materiaal, wordt aanbevolen een bescherming in vuurvast materiaal te gebruiken
die ook de voorzijde tegen eventueel gemorste brandstof beschermt tijdens de gewone
onderhoudswerkzaamheden. Voor de correcte werking, moet de generator waterpas
staan. Wij raden aan om voor de zij- en achterwanden en het steunvlak op de vloer niet-
ontvlambaar materiaal te gebruiken.
Men moet bovendien rekening houden met alle
nationale, regionale, provinciale en gemeentelijke wetten
en normen, van kracht in het land waar het toestel is
geïnstalleerd, evenals de aanwijzingen in de handleiding.
Luchtinlaat
Onder alle omstandigheden, inclusief de aanwezigheid van afzuigkappen en/of systemen voor gecontroleerde, geforceerde ventilatie,
moet het drukverschil tussen de ruimte van installatie van de generator en de externe omgeving altijd gelijk of minder zijn dan 4 Pa.
MINIMALE AFSTANDEN
De installatie in de nabijheid van brandbare of warmtegevoelige materialen is toegestaan, mits
de noodzakelijke veiligheidsafstanden in acht worden genomen, zoals aangegeven op het
label aan het begin van de handleiding (pag.2). In het geval van niet- brandbare materialen
moet aan de zij- en achterkant een afstand van ten minste 100mm in acht worden genomen (met
uitzondering van de inbouwapparaten). Voor de producten voorzien van een afstandsstuk aan
de achterzijde is de installatie tegen de muur, uitsluitend aan de achterkant, toegestaan.
VOORBEREIDING VOOR HET ONDERHOUD
Voor het buitengewone onderhoud kan het noodzakelijk zijn om het product vanaf de aangrenzende wanden te verwijderen. Deze handeling moet worden
uitgevoerd door een technicus bevoegd voor het loskoppelen, en vervolgens weer aansluiten, van de afvoerkanalen van de verbrandingsproducten. Voor
generatoren aangesloten op het hydraulische systeem, moet de verbinding tussen het systeem en het product zodanig tot stand worden gebracht dat de
generator, tijdens het buitengewone onderhoud door een bevoegde technicus, ten minste 1 meter vanaf de aangrenzende wanden verwijderd kan worden.