13
Nederlands
buiten Duitsland in gebruik neemt. Links naar de
nationale autoriteiten vindt u via de volgende URL:
www.cept.org
t ECC
t Topics
t Other spectrum topics: SRD Regulations and
indicative list of equipment sub-classes
t EFIS and National Frequency Tables
4 Ingebruikneming
4.1 De batterijen plaatsen / vervangen
Voor de voeding zijn twee AA-batterijen van 1,5 V
(type Mignon) nodig. Als het batterijpictogram
en de led MUTE (6) afwisselend knipperen, dan zijn
de batterijen leeg en moeten ze worden gewisseld.
Anders schakelt de microfoon kort daarna auto-
matisch uit.
•
Gebruik enkel batterijen van hetzelfde type en
vervang steeds alle batterijen tegelijk.
•
Neem de batterijen veiligheidshalve uit het appa-
raat, indien u het langere tijd niet gebruikt. Zo blijft
de microfoon onbeschadigd bij eventueel uitlopen
van de batterijen.
Open het batterijvak aan de microfoononderzijde.
Plaats de batterijen zoals aangegeven in het batterij-
vak en sluit het vak.
Batterijen horen niet in het huisvuil. Verwij-
der ze voor een milieuvriendelijke verwer-
king uitsluitend als KGA (bv. de inzamelbox
in de detailhandel).
4.2 Microfoon monteren, in-/uitschakelen
1)
Steek de zwanenhalsmicrofoon in de bus (1)
en vergrendel door de geribbelde ring vast te
schroeven.
2)
Schakel de microfoon in met de toets (7). De
verlichting van het display licht gedurende en-
kele seconden op. Op het display verschijnt de
volgende informatie:
GROUP 00 – 07 = kanaalgroep
CHANNEL 00 – 99 = ontvangstkanaal*
*Frequentie zie tabel pagina 18 /19
Batterijtoestand
■
■
■
■
■
■
■
■
vol halfvol leeg
3) Na het gebruik niet vergeten de microfoon uit te
schakelen, zodat de batterijen niet verder worden
ontladen: de toets ingedrukt houden tot de mel-
ding OFF op het display verschijnt.
4.3 Transmissiekanaal, zendvermogen en
microfoongevoeligheid instellen
1) Stel eerst een vrij transmissiekanaal op de ontvan-
ger in (zie gebruikshandleiding van de ontvanger).
Stel aansluitend de microfoon in op hetzelfde kanaal:
Houd de infraroodsensor (3) van de micro-
foon in de richting van het infraroodvenster op de
ontvanger. De afstand mag niet meer dan 1,5 m
bedragen en tussen de sensor en het infrarood-
venster moet er een visuele verbindingslijn zijn.
Druk kort op de toets ACT van de ontvanger. De
displayverlichting van de microfoon licht op en de
microfoon is daarmee op hetzelfde kanaal als de
ontvanger ingesteld.
2)
Stel het zendvermogen van de microfoon in met
de schakelaar L H (2):
H = hoog vermogen voor een groot bereik, maar
kortere bedrijfsduur van de batterijen
L = laag vermogen voor een langere bedrijfsduur,
maar kleiner bereik
3)
Voor het instellen van de microfoongevoeligheid
schakelt u het audioapparaat (bv. mengpaneel,
versterker) in dat op de ontvanger is aangesloten,
en spreekt u in de microfoon. Stel de audio-instal-
latie zo luid in dat de gevoeligheid met de regelaar
volume (4) optimaal kan worden ingesteld: Als het
microfoonsignaal te luid en vervormd is, vermindert
u de gevoeligheid. Een te stil signaal geeft echter
aanleiding tot een slechte signaal/ruis-afstand; ver-
hoog de gevoeligheid dan overeenkomstig.
4) Om de microfoon te dempen, drukt u kort op
de toets (7); de led MUTE (6) licht op. Nogmaals
drukken schakelt het geluid opnieuw in.
5 Technische gegevens
Draaggolffrequenties: � � � � 672,000 – 691,975 MHz
Kanalen: Tabel pagina 18 /19
Frequentiestabiliteit: � � � � � ± 0,005 %
Zendvermogen (EIRP): � � � � H: 25 mW; L: 2,5 mW
Microfoon: � � � � � � � � � � � � electretcapsule,
nierkarakteristiek
Audiofrequentiebereik:
� � � 30 – 18 000 Hz, ±3 dB
Voedingsspanning: � � � � � � 2 AA-batterijen/accu’s
(mignon-type)
Bedrijfsduur:
� � � � � � � � � � � > 8 uur
Afmetingen zonder
zwanenhals:
� � � � � � � � � � � 120 × 65 × 178 mm
Lengte zwanenhals: � � � � � � 350 mm
Gewicht: � � � � � � � � � � � � � � 600 g
Wijzigingen voorbehouden.
Deze gebruiksaanwijzing is door de auteurswet be schermd
eigendom van MONACOR
®
INTERNATIONAL GmbH& Co. KG.
Een reproductie – ook gedeeltelijk – voor eigen commerciële doel-
einden is verboden.