Garmin Autopilot za manje vanbrodske motore - Reactor 40 Installatie gids

Type
Installatie gids
REACTOR
40 KICKER
INSTALLATIE-INSTRUCTIES
Belangrijke veiligheidsinformatie
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing
van uw vaartuig. De stuurautomaat is een hulpmiddel waarmee
u de boot beter kunt besturen. Dit ontheft u echter niet van uw
verantwoordelijkheid om de boot veilig te besturen. Voorkom
gevaarlijke navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit
onbemand is.
Wees altijd in staat om snel de handmatige besturing van uw
boot over te nemen.
Als uw motor is uitgerust met een noodstopschakelaar, moet u
weten hoe u deze moet bedienen in geval van nood. Als uw
motor geen noodstopschakelaar heeft, dient u er een te
installeren voordat u de stuurautomaat installeert.
Oefen de bediening van de stuurautomaat op kalm en open
water dat vrij is van gevaren.
Wees voorzichtig met het bedienen van de stuurautomaat in de
buurt van gevaren op het water, zoals dokken, palen en andere
boten.
VOORZICHTIG
Let bij gebruik op hete oppervlakken van het koellichaam, de
motor en de elektromagnetische onderdelen.
Pas op voor beknellingsgevaar door bewegende onderdelen
tijdens het gebruik.
Het niet in overeenstemming met deze instructies installeren en
onderhouden van dit toestel kan leiden tot schade of letsel.
De installatie voorbereiden
De stuurautomaat bestaat uit diverse onderdelen. Lees alle
aandachtspunten betreffende de montage en aansluiting van de
onderdelen goed door voordat u met de installatie begint. Om de
installatiewerkzaamheden op de boot goed te plannen, moet u
weten hoe de onderdelen samenwerken.
Raadpleeg de schema's voor een beter begrip van de
aandachtspunten bij montage en aansluiting.
Leg bij het plannen van de installatie alle onderdelen op hun
plaats op de boot om te controleren of uw kabels lang genoeg
zijn om elk onderdeel te bereiken. Zo nodig zijn verlengkabels
(afzonderlijk te koop) voor verschillende onderdelen verkrijgbaar
bij uw Garmin
®
dealer of op www.garmin.com.
Noteer het serienummer van elk onderdeel ten behoeve van de
registratie en garantie.
Benodigd gereedschap en accessoires
Veiligheidsbril
Boormachine en boren
Moersleutels
90 mm (3,5 in.) gatenzaag of slijptol (om een optionele
roerbediening te installeren)
Draadtangen/strippers
Kruiskop- en platte schroevendraaiers
Kabelbinders
Waterdichte draadconnectors (draadmoeren) of krimpkousen
en een brander
Diëlektrisch vet
Watervaste kit
Draagbaar of handheld kompas (voor testen op magnetische
interferentie)
Wit lithiumvet
Roestvrijstalen kantelbuis (aanbevolen voor
zoutwaterinstallaties)
Dunne doek of kleine spons (voor het reinigen van de
binnenkant van de kantelbuis)
OPMERKING: Bij de hoofdonderdelen van de stuurautomaat
worden montageschroeven geleverd. Als de schroeven niet
geschikt zijn voor het montageoppervlak, moet u zelf voor de
juiste schroeven zorgen.
Schema voedings-/gegevensaansluiting
WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de
geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of
schade aan het product door brand of oververhitting te
voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals
vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt
aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de
garantie op het product.
Onderdeel Beschrij-
ving
Belangrijke aandachtspunten
Roerbedie-
ning
Een aparte roerbediening is niet in alle stuur-
automaatpakketten inbegrepen. Als u de
stuurautomaat installeert zonder aparte roer-
bediening, moet de CCU van de stuurauto-
maat zijn verbonden met hetzelfde NMEA
2000
®
netwerk als een compatibele Garmin
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te
kunnen configureren en bedienen.
Gegevens-
kabel roer-
bediening
Installeer deze kabel alleen als u de stuurau-
tomaat aansluit op optionele NMEA
®
0183
toestellen, zoals een windsensor, een water-
snelheidsensor of een GPS-toestel (NMEA
0183 verbinding - overwegingen,
pagina 8).
Oktober 2019
190-02451-91_0B
Onderdeel Beschrij-
ving
Belangrijke aandachtspunten
NMEA 2000
voedings-
kabel
Gebruik deze kabel alleen als u een NMEA
2000 netwerk samenstelt. Gebruik deze
kabel niet als uw boot beschikt over een
bestaand NMEA 2000 netwerk.
U dient de NMEA 2000 voedingskabel aan te
sluiten op een voedingsbron van 9 tot 16 V
gelijkstroom.
NMEA 2000
netwerk
De roerbediening of compatibele Garmin
kaartplotter en de CCU moeten worden
aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via
de meegeleverde T-connectors (Aandachts-
punten bij de NMEA 2000 verbinding,
pagina 3).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk
op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard NMEA
2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten, pagina 7).
ECU
CCU U kunt de CCU in een willekeurige richting
bevestigen op een droge locatie nabij het
midden van de boot (Aandachtspunten bij de
montage en aansluiting van de CCU,
pagina 2).
Monteer de CCU op een locatie ver bij
magnetische bronnen vandaan.
ECU-
voedings-
kabel
U dient de ECU aan te sluiten op een
voedingsbron van 12 tot 24 V gelijkstroom.
Als u deze kabel wilt verlengen, moet u de
juiste draaddiameter gebruiken (Voedings-
kabel verlengen, pagina 4).
CCU-kabel Als u deze kabel wilt verlengen tot de ECU,
dient u wellicht verlengkabels te gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar) (Aandachtspunten
bij de montage en aansluiting van de CCU,
pagina 2).
Gasklepac-
tuator
De gasklepactuator regelt de snelheid van de
motor.
De voedingskabel van de gasklepactuator
mag niet worden verkort of verlengd.
Dit schema toont alleen de elektrische
aansluiting op de gasklepactuator. Gedetail-
leerde installatie-instructies zijn bij de gaskle-
pactuator meegeleverd.
Stuurac-
tuator
De stuuractuator stuurt de motor.
De voedingskabel van de stuuractuator mag
niet worden verkort of verlengd.
Overwegingen bij montage en aansluiting
De onderdelen van de stuurautomaat zijn via de meegeleverde
kabels aangesloten op elkaar en op de voeding. Controleer of
voor elk onderdeel de juiste kabel is gekozen en of elk
onderdeel op een goede plaats staat voordat u de onderdelen
monteert of aansluit.
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de
CCU
De CCU is de primaire sensor van de Reactor 40 Kicker
stuurautomaat. Kies voor de beste prestaties een
montageplaats aan de hand van deze aandachtspunten.
U dient een handkompas te gebruiken om op magnetische
interferentie te testen in het gebied waar u de CCU wilt
monteren(Een locatie testen op magnetische interferentie,
pagina 2).
De CCU dient voor optimale prestaties op een solide
ondergrond te worden gemonteerd.
De CCU wordt geleverd met montageschroeven. Als u
andere bevestigingsmaterialen gebruikt dan de
meegeleverde schroeven, dient u materiaal te gebruiken van
hoogwaardig roestvrijstaal of koper om magnetische
interferentie met de CCU te voorkomen.
Controleer het bevestigingsmateriaal op magnetische velden
door het te testen met een handkompas.
De CCU-kabel verbindt de CCU met de ECU en is 5 m
(16 ft.) lang.
Als de CCU-stuurautomaat niet op 5 m (16 ft.) van de
ECU kan worden geïnstalleerd, kunt u verlengkabels
aanschaffen bij uw lokale Garmin dealer of op
www.garmin.com.
Deze kabel mag niet worden ingekort.
De beste montageplaats bepalen
1
Maak een lijst met alle geschikte montageplaatsen voor de
CCU.
Geschikte montageplaatsen moeten zich verder dan 60 cm
(2 ft.) bevinden van:
IJzer
Magneten
Hoogspanningsdraden
Onregelmatig werkende pompen, zoals hoofdpompen en
leeftankpompen
Binnen een afstand van 1,5 m (5 ft.) van de montageplaatsen
mogen zich geen grote magneten, zoals van een subwoofer
of luidspreker, bevinden.
2
Bepaal het draaipunt van de boot en meet de afstand tussen
het draaipunt en elk van de geschikte montageplaatsen op
de in stap 1 gemaakte lijst.
3
Selecteer de locatie die het dichtst bij het draaipunt is
gelegen.
Als er meer locaties zijn op ongeveer dezelfde afstand van
het draaipunt, kiest u de locatie die het best voldoet aan al
deze aandachtspunten.
De beste locatie is de locatie die zich het dichtst bij het
draaipunt van de boot bevindt.
De beste locatie is de laagst mogelijke locatie in de boot.
De beste locatie is de locatie die iets meer naar de
voorkant van de boot toe ligt.
Een locatie testen op magnetische interferentie
U kunt een handkompas gebruiken om een montagelocatie te
testen op magnetische interferentie.
1
Houd een handkompas in de montagelocatie voor de CCU.
2
Verplaats het kompas eerst 15 cm naar links van deze locatie
en vervolgens 15 meter naar rechts. Kijk hoe de naald
reageert en selecteer een actie:
Als de naald tijdens deze stap meer dan drie graden
beweegt, is er sprake van magnetische interferentie.
Selecteer een nieuwe montagelocatie en herhaal de test.
Als de naald niet of minder dan drie graden beweegt, gaat
u verder met de volgende stap.
3
Herhaal dit proces door het kompas boven en onder de
montagelocatie te houden.
4
Herhaal dit proces door het kompas vóór en achter de
montagelocatie te houden.
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU
De ECU kan in elke richting worden gemonteerd op een
vlakke ondergrond.
Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de ECU, maar als
deze schroeven ongeschikt blijken voor het
montageoppervlak moet u andere schroeven gebruiken.
De ECU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar
deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld
aan aflopend water.
2
De voedingskabel van de ECU wordt aangesloten op de accu
van de boot en kan zo nodig met een verlengkabel worden
verlengd (Voedingskabel verlengen, pagina 4).
Aandachtspunten bij het installeren en aansluiten van de
stuuractuator
De stuuractuator wordt gemonteerd in de kantelbuis van uw
motor en gebruikt een stuurarm en een verbindingssysteem
om te sturen.
Als u van plan bent om deze stuurautomaat te gebruiken op
een boot die u gebruikt in zout water, moet u de
aandachtspunten met betrekking tot zout water doornemen
voordat u de stuuractuator installeert (Aandachtspunten met
betrekking tot zout water, pagina 3).
U kunt het stuuractuator vanaf beide zijden in de kantelbuis
aanbrengen.
U moet de stuuractuator installeren voordat u de ECU
permanent monteert.
U kunt de kabel waarmee de stuuractuator op de ECU is
aangesloten niet verlengen.
Aandachtspunten met betrekking tot zout water
LET OP
Als u de boot in zout water gebruikt, ontstaat er roest in de
kantelbuis, zelfs bij zorgvuldig onderhoud. Als u de stuuractuator
installeert op een boot die in zout water wordt gebruikt, zal de
stuurinrichting zonder regelmatig onderhoud stijf zijn en zal de
stuuractuator uiteindelijk vastlopen. Mechanische schade aan
de actuator van de stuurinrichting veroorzaakt door pogingen
om een vastgelopen duwstang los te maken valt niet onder de
productgarantie.
Als uw kantelbuis is gemaakt van zacht staal, moet u na elk
gebruik routineonderhoud uitvoeren, of ten minste tweemaal per
maand (Informatie over routinematig onderhoud en opslag van
de stuuractuator, pagina 8).
Veel motorfabrikanten bieden een roestvrijstalen kantelbuis aan.
Als uw motor een zacht stalen kantelbuis heeft en u van plan
bent de boot in zout water te gebruiken, moet u de standaard
kantelbuis vervangen door de roestvrijstalen kantelbuis als deze
optie beschikbaar is. Neem voor meer informatie contact op met
uw plaatselijke dealer of motorfabrikant.
Zelfs bij het installeren van de stuuractuator in een
roestvrijstalen kantelbuis moet u, als u uw boot in zout water
gebruikt, het routineonderhoud minstens twee keer per jaar
uitvoeren (Informatie over routinematig onderhoud en opslag
van de stuuractuator, pagina 8).
Aandachtspunten bij het installeren en aansluiten van de
gasklepactuator
De gasklepactuator wordt geïnstalleerd in het motorhuis en is
aangesloten op de gasklep om de snelheid te regelen.
Volg de instructies die bij de gasklepactuator zijn geleverd
voor montage- en bevestigingsinformatie.
U moet de gasklepactuator monteren voordat u de ECU
permanent monteert.
U kunt de kabel waarmee de gasklepactuator op de ECU is
aangesloten niet verlengen.
Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding
De CCU en de roerbediening moeten op een NMEA 2000
netwerk worden aangesloten.
Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is
geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde NMEA 2000 kabels en connectors (Een
standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten, pagina 7).
U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een
windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel,
aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk.
Installatieprocedures
VOORZICHTIG
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een
stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.
LET OP
Controleer voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de
andere kant van het oppervlak bevindt.
Wanneer u de installatie van de stuurautomaat hebt gepland en
aan alle vereisten voor montage en bedrading van uw specifieke
installatie hebt voldaan, kunt u de onderdelen monteren en
aansluiten.
Bediening installeren
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
In de verpakking van de roerbediening vindt u gedetailleerde
montage-instructies.
De CCU monteren
1
Kies de bevestigingsplek.
2
Gebruik de CCU als sjabloon en markeer de twee
voorboorgaten op het montageoppervlak.
3
Gebruik een boor van 3 mm (
1
/
8
in.) om de gaatjes te boren.
4
Gebruik de meegeleverde schroeven om de CCU op het
montageoppervlak te bevestigen.
OPMERKING: Als u andere bevestigingsmaterialen gebruikt
dan de meegeleverde schroeven, dient u materiaal te
gebruiken van hoogwaardig roestvrijstaal of koper om
magnetische interferentie met de CCU te voorkomen.
Controleer het bevestigingsmateriaal op magnetische velden
door het te testen met een handkompas.
ECU installeren
De ECU monteren
Voordat u de ECU kunt monteren, moet u een montagelocatie
selecteren en kijken welke bevestigingsmaterialen u nodig hebt
(Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU,
pagina 2).
1
Plaats de ECU op de gewenste montageplaats en teken de
montagegaten op de ondergrond af. Gebruik de ECU zelf als
sjabloon.
2
Gebruik een boortje dat geschikt is voor het
bevestigingsmateriaal en boor de vier gaten in het
bevestigingsoppervlak.
3
Gebruik het gekozen bevestigingsmateriaal om de ECU
stevig op het montageoppervlak te bevestigen.
De ECU aansluiten op de voeding
WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de
geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of
schade aan het product door brand of oververhitting te
voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals
vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt
aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de
garantie op het product.
Sluit indien mogelijk de voedingskabel van de ECU rechtstreeks
aan op de bootaccu. Hoewel dit niet wordt aanbevolen, moet u
3
een zekering van 40 A gebruiken als u de voedingskabel
aansluit op een klemmenblok of een andere bron.
Als u de ECU wilt aansluiten via een onderbreker of schakelaar
in de buurt van de stuurinrichting, moet u een relais van de
juiste grootte en een controledraad gebruiken in plaats van de
voedingskabel te verlengen.ECU
1
Leid het uiteinde met de connector van de ECU
voedingskabel naar de ECU, maar sluit de kabel niet aan op
de ECU.
2
Leid het gestripte draadeinde van de ECU voedingskabel
naar de bootaccu.
Als de kabel niet lang genoeg is, kan deze worden verlengd
(Voedingskabel verlengen, pagina 4).
3
Sluit de zwarte draad (-) aan op de negatieve (-) pool van de
accu en sluit de rode draad (+) aan op de positieve (+) pool
van de accu.
4
Nadat u alle andere stuurautomaatonderdelen hebt
geïnstalleerd, sluit u de voedingskabel aan op de ECU.
LET OP
Breng diëlektrisch vet aan op de pengaten in de
kabelconnector om corrosie te voorkomen, vooral als u de
stuurautomaat in zoutwater gebruikt.
Overweging bij aanvullende aarding
In de meeste installatie-situaties hoeft het chassis van dit toestel
niet aanvullend te worden geaard. Als er interferentie optreedt,
kunt u de aardingsschroef op de behuizing gebruiken om het
toestel te verbinden met de wateraarding van de boot om
interferentie te voorkomen.
Voedingskabel verlengen
Zo nodig kunt u de voedingskabel verlengen met een kabel van
de juiste dikte en lengte.
Onderdeel Beschrijving
Zekering
Batterij
2,7 m (9 ft.) geen verlenging
Onderdeel Beschrijving
Verbinding
5,26 mm² (10 AWG) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 in.)
Onderdeel Beschrijving
Batterij
20,3 cm (8 in.)
Max. 4,6 m (15 ft.)
Onderdeel Beschrijving
Verbinding
8,36 mm² (8 AWG) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 in.)
Batterij
20,3 cm (8 in.)
Max. 7 m (23 ft.)
Onderdeel Beschrijving
Verbinding
13,29 mm² (6 AWG) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 in.)
Batterij
20,3 cm (8 in.)
Max. 11 m (36 ft.)
Stuuractuator installeren
1
Verwijder indien nodig de roervergrendeling van de motor
(De roervergrendeling op de motor verwijderen, pagina 4).
2
Bereid de kantelbuis op de motor voor (De kantelbuis
voorbereiden, pagina 4).
3
Breng de stuuractuator aan in de kantelbuis (De
stuuractuator in de kantelbuis installeren, pagina 5).
4
Installeer de beugel op de motor en sluit deze aan op de
stuuractuator (De buitenboordmotorbeugel en het
stuurverbinding installeren, pagina 5).
De roervergrendeling op de motor verwijderen
Sommige motoren hebben een roervergrendeling waarmee u de
motor onder een bepaalde hoek kunt vergrendelen. Deze
vergrendelingsmechanismen zijn niet nodig bij gebruik van deze
stuurautomaat en kunnen de installatie of werking van het
systeem verstoren. Als uw motor een roervergrendeling heeft,
moet u deze verwijderen voordat u de stuuractuator installeert.
1
Controleer of uw motor een roervergrendeling heeft.
2
Raadpleeg indien nodig de handleiding van de motor of
neem contact op met de fabrikant voor instructies over het
verwijderen van de roervergrendeling.
De kantelbuis voorbereiden
1
Zoek de kantelbuis op uw motorsteun.
4
2
Selecteer een optie:
Als u de boot niet in zout water wilt gebruiken, gaat u
verder met de volgende stap.
Als u de boot wilt gebruiken in zout water, raadpleegt u de
aandachtspunten voor het gebruik van deze
stuurautomaat in zout water voordat u verdergaat met de
volgende stap (Aandachtspunten met betrekking tot zout
water, pagina 3).
3
Verwijder indien nodig de doppen aan beide uiteinden van de
kantelbuis.
4
Duw met een lang voorwerp, zoals een schroevendraaier,
een doek of een klein sponsje door de binnenkant van de
kantelbuis om losse roest of vuil te verwijderen.
De stuuractuator in de kantelbuis installeren
1
Breng wit lithiumvet aan op de duwstang op de stuuractuator.
2
Voer de stuuractuator vanaf een van beide kanten in de
kantelbuis in.
3
Schroef de stuuractuator op het uiteinde van de kantelbuis.
4
Draai de stuuractuator totdat de connector in de beste
richting is geplaatst voor uw installatie.
5
Draai de schroef met de meegeleverde 5mm-sleutel vast om
te voorkomen dat de stuuractuator op de kantelbuis draait.
6
Schuif de afdichting op het andere uiteinde van de
stuuractuator en draai deze rechtsom om deze aan de
kantelbuis te bevestigen.
De buitenboordmotorbeugel en het stuurverbinding
installeren
Nadat u de stuuractuator in de kantelbuis hebt geïnstalleerd,
moet u een van de meegeleverde motorbeugels op de roerarm
van de buitenboordmotor installeren en deze met de
verbindingsarm aan de stuuractuator bevestigen.
1
Bekijk de tabel om te bepalen welk type beugel uw motor
nodig heeft.
Merk of type motor Motorbeugel vereist
Honda
®
Haaks
Mercury
®
Haaks
Yamaha
®
Vlak
2
Selecteer een actie:
Als voor uw installatie een haakse beugel nodig is, volgt u
de instructies voor het in elkaar zetten en installeren van
de haakse beugel en de verbindingsarm (De haakse
beugel en de verbindingsarm installeren, pagina 5).
Als voor uw installatie een vlakke beugel nodig is, volgt u
de instructies voor het in elkaar zetten en installeren van
de vlakke beugel en de verbindingsarm (De vlakke beugel
en de verbindingsarm installeren, pagina 6).
3
Sluit de koppelingsstang aan op de stuuractuator (De
verbindingsarm aansluiten op de stuuractuator, pagina 6).
De haakse beugel en de verbindingsarm installeren
Gebruik de haakse beugel bij het installeren van de
stuuractuator op motoren met bouten op de roerarm van de
buitenboordmotor, zoals Honda of Mercury motoren.
1
Zoek de bouten op de roerarm van de buitenboordmotor die
zijn uitgelijnd met de gaten in de beugel.
2
Verwijder de bouten en bewaar ze.
3
Bevestig de beugel aan de roerarm met behulp van de
bestaande bouten.
OPMERKING: Als er voldoende ruimte is om de bouten aan
te halen nadat het stangenstelsel is gemonteerd, kan het
gemakkelijker zijn om de beugel aan de buitenboordmotor te
bevestigen nadat u het stangenstelsel op de beugel hebt
gemonteerd.
Bij sommige Mercury motoren kan door het verwijderen van
de bouten de roerarm van de motor worden gescheiden.
Plaats de steun tussen de roerarm en de motor wanneer u
deze met de bouten vastzet.
4
Draai de bus op de draadstang op de beugel. Zorg ervoor
dat de vlakke kant voor de moersleutel van de beugel af
wijst.
5
Gebruik een 11 mm (
7
/
16
) sleutel om de bus op de beugel
vast te draaien.
6
Plaats een nylon ring over de bus op de beugel.
7
Plaats de verbindingsarm over de bus op de beugel. Zorg
ervoor dat het uiteinde met de inkeping van de beugel af
wijst.
8
Plaats de andere nylon ring over de bus op de beugel.
9
Draai de moer op het uiteinde van de draadstang met de
smalle kant van de moer naar de beugel gericht.
5
10
Draai de moer vast met een sleutel van 15 mm (
19
/
32
) om de
verbindingsarm aan de beugel te bevestigen.
De vlakke beugel en de verbindingsarm installeren
Gebruik de vlakke beugel bij het installeren van de stuuractuator
op buitenboordmotoren met bouten of bevestigingsgaten op
onderzijde van de roerarm, zoals Yamaha motoren.
1
Zoek de bevestigingsgaten of bouten op de onderzijde van
de roerarm op de buitenboordmotor die zijn uitgelijnd met de
gaten in de beugel.
2
Voer een van onderstaande handelingen uit:
Als er bouten in de bevestigingsgaten aanwezig zijn,
verwijdert en bewaart u de bouten.
Als er geen bouten in de bevestigingsgaten aanwezig zijn,
koopt u de juiste bouten voor de gaten.
3
Bevestig de beugel aan onderzijde van de roerarm met
behulp van de bestaande bouten of gekochte bouten.
OPMERKING: Als er voldoende ruimte onder de motor is om
de bouten aan te halen nadat de verbinding is gemonteerd,
kan het gemakkelijker zijn om de beugel aan de roerarm van
de buitenboordmotor te bevestigen nadat u de verbinding
hebt gemonteerd.
4
Plaats de zwarte nylon ring over de draadstang op de
beugel.
5
Draai de bus op de draadstang op de beugel. Zorg ervoor
dat de vlakke kant voor de moersleutel van de beugel af
wijst.
6
Gebruik een 11 mm (
7
/
16
) sleutel om de bus op de beugel
vast te draaien.
7
Plaats een nylon ring over de bus op de beugel.
8
Plaats de verbindingsarm over de bus op de beugel. Zorg
ervoor dat het uiteinde met de inkeping van de beugel af
wijst.
9
Plaats de andere nylon ring over de bus op de beugel.
10
Draai de moer op het uiteinde van de draadstang met de
smalle kant van de moer naar de beugel gericht.
11
Draai de moer vast met een sleutel van 15 mm (
19
/
32
) om de
verbindingsarm aan de beugel te bevestigen.
De verbindingsarm aansluiten op de stuuractuator
Nadat u de verbindingsarm met de juiste beugel aan de roerarm
van de buitenboordmotor hebt bevestigd, moet u deze
aansluiten op de stuuractuator.
1
Schroef de verbindingspen in het uiteinde van de stang
van stuuractuator en zet deze vast met de borgmoer .
2
Raadpleeg het schema en breng het afstandsstuk , de
onderlegringen en de verbindingsarm aan op de
verbindingspen.
OPMERKING: Indien nodig kunt u een extra zwart
afstandsstuk (meegeleverd) op de verbindingspen
aanbrengen om de verbindingsarm horizontaal te houden.
3
Druk de R-pen door het gat op de verbindingspen om de
verbindingsarm vast te zetten.
De gasklepactuator installeren
Volg de installatie-instructies van de gasklepactuator die bij
uw stuurautomaat zijn geleverd om de actuator te monteren
en aan te sluiten op de gasklep van de motor.
De CCU aansluiten
Leid het connectoruiteinde van de CCU-kabel naar de pomp
en sluit de kabel aan.
LET OP
Breng diëlektrisch vet aan op de pengaten in de
kabelconnector om corrosie te voorkomen, vooral als u de
stuurautomaat in zoutwater gebruikt.
De actuator van de aandrijfeenheid en de gasklepac-
tuator aansluiten
U moet de actuator van de aandrijfeenheid en de
gasklepactuator op de motor installeren voordat u ze op de ECU
aansluit.
1
Leid de kabel van de actuator van de aandrijfeenheid naar de
actuator van de aandrijfeenheid en naar de ECU en zorg
ervoor dat er voldoende speling in de kabel is zodat de motor
volledig naar bakboord en stuurboord kan draaien.
Deze kabel kan niet worden verlengd, dus als deze niet lang
genoeg is, moet u de ECU verplaatsen en indien nodig de
voedingskabel van de ECU verlengen (Voedingskabel
verlengen, pagina 4).
2
Sluit de kabel van de actuator van de aandrijfeenheid aan op
de actuator van de aandrijfeenheid en op de ECU.
LET OP
Breng diëlektrisch vet aan op de pengaten in de
kabelconnector om corrosie te voorkomen, vooral als u de
stuurautomaat in zoutwater gebruikt.
3
Leid de kabel van de gasklepactuator vanuit het motorhuis
naar de ECU, en zorg ervoor dat er voldoende speling in de
kabel is zodat de motor volledig naar bakboord en stuurboord
kan draaien.
4
Sluit de kabel van de gasklepactuator aan op de ECU.
NMEA 2000 en de stuurautomaatonderdelen
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
6
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
LET OP
Als u verbinding maakt met een bestaand NMEA 2000 netwerk,
moet u de NMEA 2000 voedingskabel identificeren. Er is slechts
één NMEA 2000 voedingskabel benodigd voor het NMEA 2000
netwerk om goed te werken.
Er moet een NMEA 2000 Power Isolator (010-11580-00) worden
gebruikt in installaties waar de bestaande NMEA 2000
netwerkfabrikant onbekend is.
U kunt de CCU en de optionele roerbediening verbinden via een
bestaand NMEA 2000 netwerk. Als er geen bestaand NMEA
2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, zijn alle benodigde
onderdelen voor het netwerk meegeleverd in het
stuurautomaatpakket (Een standaard NMEA 2000 netwerk voor
de stuurautomaat opzetten, pagina 7).
Als u de geavanceerde functies van de stuurautomaat wilt
gebruiken, kunt u optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een
GPS-toestel, aansluiten op het NMEA 2000 netwerk.
Als u niet vertrouwd bent met NMEA 2000, lees dan het
hoofdstuk “NMEA 2000 Network Fundamentals” in de Technical
Reference for NMEA 2000 Products. Als u dit document wilt
downloaden, selecteert u Handleidingen op de productpagina
voor uw toestel op www.garmin.com.
Een standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten
LET OP
Als u een NMEA 2000 voedingskabel installeert, moet u deze
verbinden met de contactschakelaar van de boot of via een
andere onderbrekingsschakelaar. NMEA 2000 toestellen zullen
uw accu leegtrekken indien de NMEA 2000 voedingskabel
rechtstreeks is aangesloten op de accu.
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
1
Verbind de drie T-connectors met elkaar zoals getoond.
2
Sluit de meegeleverde NMEA 2000 voedingskabel via een
schakelaar aan op een 9 tot 12-vdc voedingsbron .
Sluit de voedingskabel zo mogelijk aan op de
contactschakelaar van de boot, of leid de kabel via een inline
schakelaar (niet meegeleverd).
OPMERKING: De omvlochten aardedraad (blank) van de
NMEA 2000 voedingskabel moet worden verbonden met
dezelfde aarding als de zwarte draad van de NMEA 2000
voedingskabel.
3
Sluit de NMEA 2000 voedingskabel aan op een van de T-
connectors.
4
Sluit een van de meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabels
aan op een van de T-connectors en de roerbediening
(optioneel) of op een compatibele Garmin kaartplotter .
5
Sluit de andere meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabel aan
op de andere T-connector en de CCU .
6
Sluit de mannelijke en vrouwelijke afsluitweerstanden aan
op de uiteinden van de gecombineerde T-connectors.
De stuurautomaatonderdelen verbinden met het bestaande
NMEA 2000 netwerk
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
LET OP
Breng diëlektrisch vet aan op de pengaten op de
kabelconnectoren om corrosie te voorkomen, vooral als u de
stuurautomaat in zoutwater gebruikt.
1
Bepaal waar u de CCU en de roerbediening (optioneel)
wilt aansluiten op uw bestaande NMEA 2000 backbone .
2
Koppel op de plaats waar u de roerbediening wilt aansluiten
één kant van een NMEA 2000 T-connector los van het
netwerk.
3
Sluit zo nodig een NMEA 2000 backboneverlengkabel (niet
bijgeleverd) aan op de kant waar de T-connector is
losgekoppeld, als de netwerkbackbone moet worden
verlengd.
NMEA 2000
4
Koppel een bijgeleverde Tconnector voor de CCU aan de
NMEA 2000 backbone door deze aan te sluiten op de kant
waar de T-connector is losgekoppeld of op de
backboneverlengkabel.
5
Leid de bijgeleverde netwerkkabel naar de CCU en naar
de onderkant van de T-connector die u in stap 4 hebt
gekoppeld.
Als de bijgeleverde netwerkkabel niet lang genoeg is, kunt u
een netwerkkabel van maximaal 6 m (20 ft.) gebruiken (niet
bijgeleverd).
6
Sluit de netwerkkabel aan op de CCU en de T-connector.
7
Herhaal indien nodig de stappen 2 tot en met 6 voor de
roerbediening (optioneel) of een compatibele Garmin
kaartplotter.
7
Optionele NMEA 2000 toestellen aansluiten op de
stuurautomaat
OPMERKING: Optionele toestellen die niet NMEA 2000
compatibel zijn, kunt u aansluiten op de roerbediening via
NMEA 0183 (NMEA 0183 verbinding - overwegingen,
pagina 8).
1
Voeg een extra T-connector (niet meegeleverd) toe aan het
NMEA 2000 netwerk.
2
Volg de instructies die bij het toestel zijn geleverd om het
optionele NMEA 2000 toestel aan te sluiten op de T-
connector.
Configuratie
De stuurautomaat moet worden geconfigureerd en afgesteld op
de dynamiek van uw boot. Gebruik voor de configuratie van de
stuurautomaat de Dockside Wizard en de Sea Trial Wizard op
de roerbediening of een compatibele Garmin kaartplotter.
Raadpleeg de meegeleverde configuratiehandleiding voor meer
informatie over het configureren van de stuurautomaat.
Onderhoud
Informatie over routinematig onderhoud en opslag
van de stuuractuator
Om ervoor te zorgen dat de stuurautomaat goed blijft werken,
moet u tijdens het vaarseizoen regelmatig onderhoud aan de
stuuractuator uitvoeren en moet u voorzorgsmaatregelen nemen
wanneer u de boot buiten het seizoen opbergt.
LET OP
U moet wit lithiumvet gebruiken voor het smeren van de
stuuractuator in de kantelbuis. Elk ander type smeervet kan hard
worden en ervoor zorgen dat de actuator vastloopt.
Eenmaal of vaker per seizoen (afhankelijk van het gebruik)
moet u de stuuractuator uit de kantelbuis verwijderen en de
volgende handelingen uitvoeren:
Reinig de duwstang op de stuuractuator om alle vet en
roest te verwijderen.
Reinig de binnenkant van de kantelbuis om alle vet en
roest te verwijderen.
Reinig de kabelconnectoren en breng opnieuw diëlektrisch
vet aan om corrosie te verwijderen en te voorkomen.
LET OP
Nadat u de stuuractuator en de kantelbuis hebt gereinigd,
moet u wit lithiumvet aanbrengen op de duwstang op de
stuuractuator voordat u deze weer in de kantelbuis monteert.
Wanneer u de boot buiten het seizoen opbergt, moet u de
volgende handelingen uitvoeren:
Draai de motor helemaal naar één kant zodat de
duwstang op de stuuractuator volledig uit de kantelbuis is
geschoven.
Reinig de uitgeschoven duwstang en smeer deze in met
wit lithiumvet.
Een vastgelopen stuuractuator vrijmaken
LET OP
Als de stuuractuator vast komt te zitten in de kantelbuis, mag u
niet proberen de stuuractuator te forceren met een hamer of de
roerstang van de buitenboordmotor. Als u de stuuractuator
forceert met een hamer of de roerstang, kan de motor, de
duwstang of de kantelbuis beschadigd raken.
1
Verwijder de verbindingspen uit het uiteinde van de duwstang
op de stuuractuator.
2
Steek een schroevendraaier of een andere geschikte stang
door het gat aan het uiteinde van de stuuractuator.
3
Draai de duwstang voorzichtig rond met behulp van de
schroevendraaier totdat deze loskomt en niet meer vastzit in
de kantelbuis.
4
Verwijder de stuuractuator uit de kantelbuis.
5
Reinig de binnenkant van de kantelbuis met oplosmiddel en
een borstel.
6
Reinig de duwstang op de stuuractuator met oplosmiddel en
een doek.
7
Breng wit lithiumvet aan op de duwstang en breng de
stuuractuator weer aan.
Vervangingsonderdelen
Er zijn vervangende onderdelen verkrijgbaar voor deze
stuurautomaat. Neem contact op met uw plaatselijke Garmin
dealer of ga naar www.garmin.com voor meer informatie.
Appendix
NMEA 0183 aansluitschema's
De roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. In uw stuurautomaatsysteem moet een
roerbediening worden geïnstalleerd om NMEA 0183 toestellen
aan te sluiten volgens deze schema's. Als u de stuurautomaat
installeert zonder een roerbediening, moeten alle NMEA
toestellen die u met het stuurautomaatsysteem wilt gebruiken,
worden aangesloten op een compatibele Garmin kaartplotter in
hetzelfde NMEA 2000 netwerk als de CCU. Zie voor meer
informatie over het aansluiten van NMEA 0183 toestellen de bij
uw kaartplotter geleverde installatie-instructies.
Deze bedradingsschema's zijn voorbeelden van verschillende
situaties die u kunt tegenkomen tijdens het aansluiten van uw
NMEA 0183 toestel op de roerbediening.
NMEA 0183 verbinding - overwegingen
De kaartplotter heeft een Tx (verzenden) poort en een Rx
(ontvangen) poort.
Elke poort heeft twee draden met het label A en B
overeenkomstig de NMEA 0183 conventie. De
corresponderende A en B draden van elke interne poort
dienen te worden verbonden met de A(+) en B(-) draden van
het NMEA 0183 toestel.
U kunt verbinding maken met één NMEA 0183 toestel op de
interne Rx poort om gegevens in te voeren op deze
kaartplotter en u kunt maximaal drie NMEA 0183 toestellen
tegelijkertijd verbinden met de interne Tx poort om
gegevensuitvoer van deze kaartplotter te ontvangen.
Zie de NMEA 0183 installatie-instructies voor het
identificeren van de draden voor verzenden (Tx) en
ontvangen (Rx).
U moet afgeschermde twisted-pair draden van 0,08 mm² (28
AWG) voor lange bedradingslengten gebruiken. Soldeer alle
verbindingen en verzegel deze met krimpkousen.
Sluit de NMEA 0183 gegevensdraden van dit toestel niet aan
op geaarde stroom.
De voedingskabel van de kaartplotter en de NMEA 0183
toestellen moeten op een gedeelde, geaarde stroom worden
aangesloten.
De interne NMEA 0183 poorten en communicatieprotocollen
worden geconfigureerd op de kaartplotter. Zie het NMEA
0183 gedeelte in de gebruikershandleiding van de
kaartplotter voor meer informatie.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de kaartplotter voor
een lijst met goedgekeurde NMEA 0183 telegrammen die de
kaartplotter ondersteunt.
8
Tweerichtings NMEA 0183 communicatie
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
Roerbediening
NMEA 0183 compatibel toestel
Draad Kleur en functie van draad
bediening
NMEA Functie van draad van
0183 compatibel toestel
N.v.t. Vermogen
N.v.t. NMEA 0183 aarde
Blauw — Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit — Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
Groen — Rx/B (-) Tx/B (-)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met twee
zendlijnen en twee ontvangstlijnen aansluit, hoeven de NMEA
2000 bus en het NMEA 0183 toestel niet op een
gemeenschappelijke aarding te worden aangesloten.
Slechts één ontvangende draad
Als uw NMEA 0183 compatibele toestel slechts één
ontvangende draad (Rx) heeft, moet deze worden aangesloten
op de blauwe draad (Tx/A) van de roerbediening, en moet de
witte draad (Tx/B) van de roerbediening niet worden
aangesloten.
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
Roerbediening
NMEA 0183 compatibel toestel
Draad Kleur en functie van draad
bediening
NMEA Functie van draad
van 0183 compatibel
toestel
N.v.t. Vermogen
N.v.t. NMEA 0183 aarde
Blauw — Tx/A (+) Rx
Wit — niet aangesloten N.v.t.
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
Groen — Rx/B (-) Tx/B (-)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één
ontvangstlijn (Rx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het
NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden
aangesloten.
Slechts één zendende draad
Als uw NMEA 0183 compatibele toestel slechts één zendende
draad (Tx) heeft, moet deze worden aangesloten op de bruine
draad (Rx/A) van de roerbediening. Sluit de groene draad (Rx/B)
van de roerbediening aan op NMEA 0183 aarde.
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
Roerbediening
NMEA 0183 compatibel toestel
Draad Kleur en functie van draad
bediening
NMEA Functie van draad
van 0183 compatibel
toestel
N.v.t. Vermogen
Groen — Rx/B (-) (aansluiten op
NMEA 0183 aarde)
NMEA 0183 aarde
Blauw — Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit — Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één
zendlijn (Tx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA
0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden
aangesloten.
Specificaties
Stuuractuator
Afmetingen (L × B × H) 415 × 90 × 63 mm (16,3 × 3,5 × 2,5 in.)
Gewicht 1 kg (2,16 lb.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 70°C (van 5° tot 158°F)
Materiaal Staal en kunststof
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
9
Lengte ECU-kabel 3 m (9 ft.)
Ingangsspanning (vanaf de
ECU)
Van 11,5 tot 30 V gelijkstroom
Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
CCU
Afmetingen (L × B × H) 170 x 90 x 50 mm (6,7 x 3,5 x 2 in.)
Gewicht 575 g (20 oz.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 70°C (van 5° tot 158°F)
Materiaal Volledig afgedicht, schokbestendig
kunststof
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
Lengte CCU-kabel 5 m (16 ft.)
NMEA 2000 ingangsspanning Van 9 tot 16 V gelijkstroom
NMEA 2000 LEN 4 (200 mA)
Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
ECU
Afmetingen (B × H × D) 175 × 142 × 64,5 mm (6,9 × 5,6 × 2,5 in.)
Gewicht 680 g (24 oz.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 60°C (van 5° tot 140°F)
Materiaal Kunststof behuizing met aluminium koelli-
chaam
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
Lengte voedingskabel 2,7 m (9 ft.)
Ingangsspanning Van 11,5 tot 30 V gelijkstroom
Zekering 40 A, plat
Stroomverbruik 1 A (zonder actuator van aandrijfeenheid)
Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
NMEA 2000 PGN-informatie
CCU
Type PGN Beschrijving
Zenden en
ontvangen
059392 ISO bevestiging
059904 ISO aanvraag
060928 ISO adresreservering
126208 NMEA: Opdracht/Aanvraag/Bevestiging
(groepfunctie)
126464 PGN-lijst verzenden en ontvangen (groep-
functie)
126996 Productinformatie
127257 Gedragsgegevens zenden/ontvangen
127251 Draaisnelheid zenden/ontvangen
Alleen zenden 127250 Voorliggende koers van vaartuig
Alleen
ontvangen
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters: Snelle update
128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129026 COG en SOG: Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
130306 Windgegevens
Bediening
Type PGN Beschrijving
Zenden en
ontvangen
059392 ISO bevestiging
059904 ISO-aanvraag
060928 ISO adresreservering
126208 NMEA: Opdracht/Aanvraag/Bevestiging
(groepfunctie)
126464 PGN-lijst verzenden en ontvangen (groep-
functie)
126996 Productinformatie
Alleen zenden 128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129026 COG en SOG: Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129540 GNSS satellieten in weergavemodus
130306 Windgegevens
Alleen
ontvangen
127245 Roergegevens
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127488 Motorparameters: Snelle update
128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129029 GNSS positiegegevens
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129285 Navigatie - Route/via-punt-informatie
130306 Windgegevens
130576 Status van kleine vaartuigen
NMEA 0183-informatie
Als optionele NMEA 0183 compatibele toestellen op de
stuurautomaat zijn aangesloten, worden op de stuurautomaat de
volgende NMEA 0183 telegrammen gebruikt.
Type Telegram
Zenden hdm
Ontvangen wpl
gga
grme
gsa
gsv
rmc
bod
bwc
dtm
gll
rmb
vhw
mwv
xte
10
Fout- en waarschuwingsberichten
Foutbericht Oorzaak Actie van stuur-
automaat
Lage ECU-
spanning
De voedingsspanning van de
stuuractuator is langer dan 6
seconden tot lager dan 10 V
gelijkstroom gedaald.
De normale
werking wordt
hervat
Stuurautomaat
ontvangt geen
navigatiegegevens.
Stuurautomaat
heeft vaste voorlig-
gende koers.
De stuurautomaat ontvangt
geen geldige navigatiegege-
vens tijdens het uitvoeren van
een Route-naar-manoeuvre.
Dit bericht wordt ook weerge-
geven als de navigatie wordt
gestopt op een kaartplotter
voordat de stuurautomaat
wordt gedeactiveerd.
Stuurautomaat
schakelt over naar
vaste voorliggende
koers
Geen verbinding
met stuurautomaat
De roerbesturing heeft geen
verbinding meer met de CCU.
N.v.t.
Lage GHC
toevoerspanning
Het voedingsspanningsni-
veau is gedaald tot onder de
waarde die is opgegeven in
het menu voor het laagspan-
ningsalarm.
N.v.t.
Fout: Hoge ECU-
spanning
De voedingsspanning van de
stuuractuator is tot boven
33,5 V gelijkstroom gestegen.
De ECU wordt
uitgeschakeld
Fout: ECU-
spanning is snel
gedaald
De ECU-spanning is snel
gedaald tot lager dan 7,0 V
gelijkstroom.
De fout wordt
opgeheven
wanneer de ECU-
spanning tot boven
7,3 V gelijkstroom
is gestegen.
Fout: Hoge ECU-
temperatuur
De ECU-temperatuur is
gestegen tot hoger dan
100°C (212°F).
De ECU wordt
uitgeschakeld
Fout: Communi-
catie tussen ECU
en CCU verbroken
(bij ingeschakelde
stuurautomaat)
Time-out in communicatie
tussen de CCU en de ECU.
De roerbesturing of
kaartplotter geeft
een geluidssignaal
en de stuurauto-
maat schakelt over
naar stand-by.
Contact opnemen met Garmin Support
Ga naar support.garmin.com voor hulp en informatie, zoals
producthandleidingen, veelgestelde vragen video's en
klantondersteuning.
Bel in de VS met 913-397-8200 of 1-800-800-1020.
Bel in het VK met 0808 238 0000.
Bel in Europa met +44 (0) 870 850 1241.
© 2019 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin
®
en het Garmin logo zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar
dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Reactor
is een handelsmerk van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Dit
handelsmerk mag niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Honda
®
is een geregistreerd handelsmerk van Honda Motor Co., Ltd. en haar
dochterondernemingen en gelieerde ondernemingen. LOCTITE
®
is een handelsmerk van
Henkel Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Mercury
®
is een
handelsmerk van Brunswick Corporation. NMEA
®
, NMEA 2000
®
en het NMEA 2000 logo
zijn handelsmerken van de National Maritime Electronics Association.
Yamaha
®
is een
handelsmerk van Yamaha Motor Corporation.
11
© 2019 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
support.garmin.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12

Garmin Autopilot za manje vanbrodske motore - Reactor 40 Installatie gids

Type
Installatie gids